Jellema 01 Bouwnijverheid

download Jellema 01 Bouwnijverheid

of 238

Transcript of Jellema 01 Bouwnijverheid

JELLEMA 1 BOUWNIJVERHEID

2

omslagontwerp Marjan Gerritse, Amsterdam vormgeving binnenwerk Peter van Dongen, Amsterdam opmaak Van de Garde, Zaltbommel De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs. Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 90 06 95040 8 Tweede druk, tweede oplage

ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2004 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopien, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopien uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

3

1

InleidingBouwnijverheid

4

De serie Jellema Hogere Bouwkunde bestaat naast het inleidende deel uit drie reeksen boeken: bouwtechniek, bouwmethoden en bouwproces. Tezamen vormt de inhoud de onontbeerlijke basiskennis voor het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. Ook deze vernieuwde uitgave is ontstaan vanuit de noodzakelijke interactie tussen het onderwijs enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds. Beide sectoren leveren auteurs, maar zijn ook bereid tot het leveren van commentaar en kritiek in een voortdurende discussie tussen redactie, auteurs en het onderwijs. De redactie: ir. H. Brinksma Docent Bouwkunde Utrecht ir. A. van Tol Architect,Zwolle ir. M. Bonebakker Adviseur Bouwmanagement, Geesteren H.A.J. Flapper Bouwinnovator, Amsterdam ir. K. Hofkes Docent Bouwkunde Hogeschool INHOLLAND, Haarlem en Alkmaar ing. N. Zimmermann Architect, Amsterdam

Auteurs deel 1: ir. I.R. Pijpers, Pro4all B.V., Woerden ir. D.H.J. van der Woude, Pro4all B.V., Woerden

Hogeschool van Utrecht,

5

SerieoverzichtJELLEMA HOGERE BOUWKUNDE JELLEMA HOGERE BOUWKUNDE JELLEMA HOGERE BOUWKUNDE JELLEMA HOGERE BOUWKUNDE

1

InleidingBouwnijverheid

2

BouwtechniekOnderbouw

7

BouwmethodenBouwmethodiek

10

BouwprocesOntwerpen

3www.jellema-online.nl

BouwtechniekDraagstructuur

8

BouwmethodenWoningbouw

11

BouwprocesContracteren

4www.jellema-online.nl

BouwtechniekOmhullingA prestatie-eisen / daken

9

BouwmethodenUtiliteitsbouw

12

BouwprocesUitvoerenA techniek

4

BouwtechniekOmhullingB gevels

12

BouwprocesUitvoerenB organisatie

4

BouwtechniekOmhullingC gevelopeningen

13

BouwprocesBeheren

5

BouwtechniekAfbouw

6

BouwtechniekInstallatiesA elektrotechnisch en sanitair

6

BouwtechniekInstallatiesB werktuigbouwkundig en gas

6

BouwtechniekInstallatiesC liften en roltrappen

6 VI

Woord voorafDe bouwnijverheid staat de komende jaren voor een enorme uitdaging. De traditioneel ingestelde bouw zal een ontwikkeling gaan doormaken, waarbij samenwerken en heldere communicatie de toverwoorden zullen zijn. De bouwnijverheid zal uitgroeien tot een moderne bedrijfstak met zijn eigen specieke aanpak, maar wel gebaseerd op ervaringen uit andere industrietakken. Dit deel 1 van de serie Jellema Hogere Bouwkunde levert een bijdrage aan deze ontwikkeling. Alle facetten van de bouwnijverheid, zoals structuren, processen, participanten, partijen en organisatie- en samenwerkingsvormen worden beschreven. Uitgangspunt is de wijze waarop er nu in de bouwnijverheid wordt gewerkt. Er wordt kritisch naar de huidige werkwijze gekeken en waar nodig een andere oplossingsrichting aangegeven. In het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 8) wordt de visie op welke wijze de bouwnijverheid moet veranderen, in zijn geheel gepresenteerd. Deze visie is gefundeerd op basis van verschillende onderzoeken naar de ervaringen en ontwikkelingen in andere landen en bedrijfstakken. Wij hopen dat wij met dit boek een bijdrage hebben geleverd om de mooie en spannende bedrijfstak De Bouw te laten doorgroeien naar een moderne industrietak.

De auteurs mei 2004

7 VII

Inhoud1 Bouwen 1 Inleiding 2 1.1 Bouwen door de eeuwen heen 2 1.1.1 Middeleeuwen (tot 1700) 2 1.1.2 Vroeg-industrile maatschappij (17001900) 3 1.1.3 Industrile maatschappij (1900heden) 5 1.2 Gebouwde omgeving 7 1.2.1 Kwaliteit van gebouwde omgeving 7 1.2.2 Gebouwen 8 1.3 Bouwopgave 8 1.3.1 Functies in bouwproces 9 1.3.2 Specieke kenmerken van bouwnijverheid 11 1.4 Bouwen 12 1.4.1 Partijen in het bouwproces 12 1.4.2 Fasen in het bouwproces 16 1.4.3 Organisatievormen 17 1.4.4 Rol van overheid 18 1.4.5 Bouwmethoden 19 1.5 Maatschappelijke trends 20 1.5.1 Gevolgen van veranderende markt 20 1.5.2 Gevolgen van veranderende regelgeving 20 1.5.3 Gevolgen van veranderende informatietechnologie 21 1.5.4 Gevolgen van industrialisatie 21 1.5.5 Gevolgen van parlementaire enqute 21 1.5.6 Duurzaam Bouwen 22 2 Structuur van de bouwnijverheid 23 Inleiding 24 2.1 Indeling van bouwnijverheid 24 2.1.1 Indeling naar type bedrijf 24 2.1.2 Indeling naar marktsegmenten 25 2.1.3 Indeling naar aard van werkzaamheden 26 2.2 Karakteristieken 26 2.2.1 Markt 26 2.2.2 Product 27 2.2.3 Bouwlocatie 28 2.3 Belang van de bouwnijverheid 28 2.3.1 Omvang 28 2.3.2 Invloed op andere industrietakken 29 2.4 Ontwikkelingen in bouwproductie 29 2.5 Ontwikkelingen in de woningbouw 32 2.6 Ontwikkelingen in de utiliteitsbouw 33 2.6.1 Zakelijke dienstverlening 33 2.6.2 Handel en horeca 34 2.6.3 Industrie en bouwnijverheid 34 2.6.4 Vervoer, opslag en communicatie 34 2.6.5 Landbouw en visserij 35 2.6.6 Overheid 35 2.6.7 Onderwijs 35 2.6.8 Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 36 2.7 Ontwikkelingen in grond-, weg- en waterbouw 36 2.8 Ontwikkelingen in onderhoud 37 2.9 Het buitenland 37 2.9.1 Omzet Europese Unie 38 2.9.2 Omringende landen 40 2.9.3 Sterke en zwakke kanten van de Nederlandse bouwnijverheid 41 2.9.4 Toekomst van de Nederlandse bouwnijverheid 42 3 Bouwproces 43 Inleiding 44 3.1 Fasen in het bouwproces 44 3.1.1 Programmafase 45 3.1.2 Ontwerpfase 46 3.1.3 Uitwerkingsfase 46 3.1.4 Realisatiefase 46 3.1.5 Beheer- of gebruiksfase 47 3.1.6 Sloop 47 3.2 Programmafase 48 3.2.1 Initiatief 48 3.2.2 Haalbaarheidsstudie 49 3.2.3 Projectdenitie 56 3.3 Ontwerpfase 59 3.3.1 Structuurontwerp 61 3.3.2 Voorlopig ontwerp 61 3.3.3 Denitief ontwerp 62 3.4 Uitwerking 63 3.4.1 Bestekfase 64 3.4.2 Prijsvorming 65 3.5 Realisatie 66 3.5.1 Werkvoorbereiding 67 3.5.2 Uitvoering 74 3.5.3 Oplevering 77 3.6 Gebruiks- en sloopfase 77 3.7 Kanttekeningen bij het bouwproces 78 3.7.1 Knelpunten 78 3.7.2 Besparingen 80 3.7.3 Procesintegratie 81

8 VIII

4 De opdrachtgevende bouw 83 Inleiding 84 4.1 Opdrachtgevers 84 4.1.1 Belangen 84 4.1.2 Typen opdrachtgevers 86 4.2 Beleggers 86 4.2.1 Beleggingsobjecten 87 4.3 Eigen huisvesters 88 4.4 Rijksgebouwendienst 88 4.5 Projectontwikkelaars 89 4.5.1 Typen projectontwikkelaars 90 4.6 Woningbouwcorporaties 90 4.7 Incidentele opdrachtgevers 92 4.8 De toekomstige opdrachtgever 93 5 De opdrachtnemende bouw 95 Inleiding 96 5.1 Disciplines 96 5.2 Architect 97 5.2.1 Waar werken architecten? 97 5.2.2 Omvang van de architectenbranche 98 5.2.3 Werkzaamheden van een architect 99 5.2.4 Automatisering ontwerpproces 100 5.2.5 Opdrachtverstrekking architect 102 5.3 Adviesbureaus 102 5.3.1 Welke adviseurs zijn er? 102 5.3.2 Opdrachtverstrekking ingenieur 103 5.3.3 Constructeur 104 5.3.4 Projectmanager 104 5.3.5 Installatietechnisch adviseur 104 5.3.6 Bouwkundig (kosten)adviseur 104 5.3.7 Overige adviseurs 105 5.4 Aannemer 105 5.4.1 Omvang van de uitvoerende bouw 105 5.4.2 Kenmerken van de uitvoerende bouw 105 5.4.3 Organisatie bouwbedrijf 106 5.4.4 Automatisering bouwonderneming 107 5.4.5 Opdrachtverstrekking aannemer 107 5.5 Onderaannemer 108 5.6 Installateur 110 5.7 Toeleverancier 110 5.7.1 Industrie en groothandel 111 5.7.2 Ontwikkelingen bij toeleveranciers 111 5.7.3 Automatisering toeleveranciers 112 5.8 Samenwerking en overnames 112 5.8.1 Horizontale en verticale integratie 113 5.8.2 Co-makership en overname 113 5.8.3 Incidenteel en structureel 114 5.8.4 Publiek-private-samenwerking 114 5.8.5 Internationalisering 114

5.9 Herstructering 114 6 De overheid als regelgever 117 Inleiding 118 6.1 Ruimtelijke ordening 118 6.1.1 Wet op de ruimtelijke ordening 118 6.1.2 Notas ruimtelijke ordening 122 6.2 Technische regelgeving 126 6.2.1 Historisch overzicht 126 6.2.2 Woningwet 128 6.2.3 Bouwbesluit 134 6.2.4 Energieprestatienormering 137 6.2.5 Normen, kwaliteitsverklaringen, model-aansluitvoorwaarden en ministerile regelingen 141 6.2.6 Toezicht op het bouwen en wonen 142 6.3 Overige regelgeving 143 6.3.1 Bouwprocesbesluit Arbeidsomstandighedenwet 143 6.3.2 Milieuwetgeving 147 6.3.3 Bijzondere wetten 147 6.4 Financile regelgeving 148 6.4.2 Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV) 149 6.4.3 Huursubsidiewet (1997) 149 6.5 Invloed van de Europese Gemeenschap 149 6.5.1 Toepassingsgebieden 150 6.5.2 Drempelbedragen 151 6.5.3 Europese aanbestedingsprocedures 151 7 Bouworganisatievormen 153 Inleiding 154 7.1 Getrapte aanbestedingsvorm 154 7.2 Bouwteam 156 7.3 Turn-key 158 7.4 General-contracting 159 7.5 Managementcontracting 162 7.6 Rgd-prestatiecontract 163 7.7 Bouworganisatievormen naast elkaar 163 7.7.1 Individuele belangen van bedrijven 164 7.7.2 Relatieve machtsposities 165 7.7.3 Samenwerkingsvormen en de opdrachtnemende bouw 166 7.7.4 Samenwerkingsvormen en de opdrachtgevende bouw 167 7.8 Kiezen van een bouworganisatievorm 169 8 De bouw op middellange termijn 171 Inleiding 172 8.1 Problemen in de bouw op een rij 172

9 IX

8.2 Wat kunnen wij leren van andere industrien? 175 8.2.1 De auto-industrie en lean production 175 8.2.2 Scheepsbouw 179 8.3 Wat kunnen wij leren van andere landen? 181 8.3.1 Japanse bouwondernemingen 181 8.3.2 Franse informatietechnologie 184 8.3.3 Australisch projectmanagement 185 8.4 Verwachte markt-ontwikkelingen 186 8.4.1 ARTB Bouwvisie 2010 186 8.4.2 TNO, De economische kracht van de bouw 190 8.4.3 Bouwen op Kennis 193 8.4.4 Het Nieuwe Bouwen 196 8.4.5 Next Generation Scenario ICT in de Bouw 199 8.4.6 PAIS: communicatie in de bouw en infra 202 8.4.7 VISI 207 8.4.8 Parlementaire enqute Bouwnijverheid 210 8.4.9 Rethinking Construction 214 8.4.10 Regieraad Bouw 216 8.5 Toekomstvisie 217 8.5.1 De maatschappij 217 8.5.2 Ketenintegratie 218 8.5.3 De organisatievorm 218 8.5.4 De informatietechnologie 219 Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 220 Register 223

10

Bouwenir. D.H.J. van der Woude, ir. I.R. Pijpers

1

Bouwen lijkt in principe eenvoudig. Bouwen is het stapelen van materialen of het maken van een geraamte en dit bedekken. De basismaterialen hierbij zijn steen, klei, hout, zand en water en tegenwoordig metaal en kunststof. Door de jaren heen heeft het bouwen zich ontwikkeld tot een traditioneel ingestelde bedrijfstak met als verzamelnaam de bouwnijverheid. Een ambachtelijk ingesteld productieproces waarin de historisch gegroeide scheiding tussen ontwerp en uitvoering zich heeft vertaald in een strikte scheiding van de ontwerpende en uitvoerende disciplines. Tegenstrijdige belangen, samenwerkingsen communicatieproblemen en weinig innovatie zijn hiervan het gevolg. De bouwnijverheid staat voor ingrijpende veranderingen. De gevolgen van de Bouwenqute, de economische ontwikkelingen en betrokkenheid van de partijen in het bouwproces liggen hieraan ten grondslag.

2

InleidingIn dit hoofdstuk wordt de basis gelegd voor de volgende hoofdstukken. Alle facetten van de bouw komen in vogelvlucht aan de orde. In sneltreinvaart wordt het bouwen door de eeuwen heen gevolgd. Aangegeven wordt hoe het verleden van invloed is op het huidige bouwproces, maar ook de omvang van de gebouwde omgeving komt aan de orde. Daarnaast wordt ingezoomd op het bouwproces. De bouwnijverheid moet steeds vaker en sneller inspelen op sociale, economische en technologische veranderingen. Maar ook de parlementaire enqute naar de bouwfraude mag natuurlijk niet ontbreken. Ten slotte wordt in dit hoofdstuk aangegeven wat de invloeden kunnen zijn van deze trends en de enqute-uitkomsten voor de toekomst van het bouwen.

bouwen de plaatselijke gilden in. Tijd was nooit een probleem en soms werd de bouw gewoon enkele jaren onderbroken. De gilden met hun handwerkslieden hadden dus een duidelijk idee hoe het gebouw er moest uitzien als het klaar was. Gezien hun grote mate van vakmanschap was er geen behoefte aan uitgewerkte tekeningen of uitgebreide communicatie en zij stonden garant voor de kwaliteit. Gezien de sociale omstandigheden en het technische niveau van die tijd was dit een uitstekende werkstructuur. De bouwmeester had overzicht en kon op de bouw regelen en bijsturen daar waar nodig. De organisatiestructuur was in de Middeleeuwen dan ook uiterst simpel en direct. De verantwoordelijke voor het ontwerp en de uitvoering was verenigd in n persoon, de bouwmeester, die voor de uitvoering de gilden met hun handwerkslieden inschakelde, guur 1.1.

1.1 Bouwen door de eeuwen heenHet is goed te weten hoe de bouw zich door de eeuwen heeft ontwikkeld. Wij beperken ons hierbij tot West-Europa. Bij deze ontwikkeling worden tevens de verschillende karakteristieken aangegeven, zodat het duidelijk wordt waarom de bouw op de huidige wijze is georganiseerd en welke rollen er vervuld moeten worden door de verschillende participanten. Door middel van dit overzicht wordt de basis gelegd voor de andere hoofdstukken in dit boek. Wij starten ons overzicht in de Middeleeuwen.1.1.1 Middeleeuwen (tot 1700) In de Middeleeuwen was de bouw op dezelfde wijze georganiseerd als de andere nijverheden in die tijd: handwerkslieden verenigd in gilden. De handwerkslieden werkten onder n leidende guur, de bouwmeester of meester-ontwerper.

De bouwmeester

uitvoering

Gilde

Gilde Gilde

Figuur 1.1 Organisatie van de bouw in de Middeleeuwen

De bouwmeester was verantwoordelijk voor het gehele bouwproces. Meer dan een schets maakte de bouwmeester nooit. Wat er moest worden gebouwd zat in zijn hoofd en als het nodig was kon hij verwijzen naar een naburige stad waar bijvoorbeeld een soortgelijke kerk stond. De bouwmeester schakelde voor het

De bouwmeesters werden in de Middeleeuwen vooral ingeschakeld om kathedralen te bouwen. Ieder zichzelf respecterende stad probeerde een grotere kathedraal of kerk te bouwen in vergelijking met de naburige steden. In deze periode werden grote ruimten overdekt door middel van het toepassen van gewelven. Deze constructiewijze vindt zijn oorsprong in de Romeinse periode (300-200 v. Chr.) maar is in de Middeleeuwen verder ontwikkeld omdat de bouwwerken steeds groter en groter werden. De bouwmeesters in de Middeleeuwen slaagden er in gebouwen te realiseren die de eeuwen moei-

1 BOUWEN

3

teloos konden trotseren. De gewelfvormen die in de Middeleeuwen werden gebruikt zijn de tongewelven en de kruisgewelven. De techniek van het bouwen bestond uit handwerk en bleef verder beperkt tot de materialen hout, natuursteen en baksteen. Met deze materialen waren de handwerkslieden vertrouwd geraakt en zij hadden geen behoefte aan verdere ontwikkeling.Italiaans voorbeeld Bouwmeester Bruneleschi heeft met zijn Koepel van Florence een werkelijk architectonisch en constructief hoogstandje gerealiseerd. Bruneleschi maakte hier een enorme koepel met een dubbele wand, guur 1.2. Een nooit eerder vertoond verschijnsel dat om zeer speciale bouwtechnieken vroeg. Jarenlang is tevergeefs onderzocht hoe het mogelijk was een koepel met zulke grote afmetingen op een dergelijke wijze te construeren. Pas sinds kort is de bouwtechniek doorgrond en is de koepel op een veel kleinere schaal nagebouwd.

1.1.2 Vroeg-industrile maatschappij (17001900) Toen in 1700 de industrile revolutie begon kwam er verandering in de hiervoor geschetste situatie. Er ontstond in deze periode een toenemende vraag naar meer verschillende soorten gebouwen. Er moesten raadhuizen worden gebouwd om de stad te besturen, hallen en loodsen ten behoeve van de industrien, grote woonhuizen ten behoeve van de notabelen, enzovoort. De snelle ontwikkeling van de techniek maakte het in die tijd mogelijk complexere bouwwerken te realiseren, waarbij behoefte ontstond ook andere materialen toe te passen.

De technische kennis en ervaring van de handwerkslieden ontwikkelde zich echter niet in het gewenste tempo mee. Het bouwproces ging hierdoor moeilijker verlopen en de bouwmeester kreeg meer en meer te maken met minder geschoolde werklieden. De communicatie tussen de bouwmeester en de handwerkslieden verslechterde. Maar ook de opdrachtgever wilde door middel van tekeningen en schetsen inzicht krijgen in datgene dat voor hem werd gebouwd. Bovendien moest van hem het gebouw binnen

Figuur 1.2 Koepel van Florence

4

een bepaalde periode gereed zijn. Oplossing van dit probleem kwam in de vorm van het scheiden van ontwerp en uitvoering. Voor het ontwerp werd een architect verantwoordelijk. Deze ontwierp, tekende en beschreef het gebouw voor zijn opdrachtgevers. Voor de uitvoering werd de bouwmeester verantwoordelijk die hiervoor de gilden contracteerde. Het was een passende oplossing voor het communicatie-probleem van die tijd, guur 1.3.

De architect

De industrile revolutie vroeg om massaproductie. Daarvoor waren grote hallen nodig waar mensen en machines in konden worden ondergebracht. Dit luidde het ontstaan in van fabrieken. Deze fabrieken behoefden niet mooi te zijn. Liever doelmatig en goedkoop. Uiteindelijk hebben deze eisen ertoe geleid dat gietijzeren kolommen en balken werden toegepast, voor het eerst in 1780 in een aantal Engelse katoenspinnerijen. Tot die periode werd gewerkt met houten kolommen en balken. De overspanning tussen de gietijzeren kolommen waarover de gietijzeren balken werden gelegd, werd gerealiseerd door dunne gesmede platen of gemetselde baksteengewelfjes opgevuld met beton, guur 1.4 Het summum van de ontwikkeling in deze periode was het gebouw dat door Joseph Paxton in 1851 is ontwikkeld als Brits paviljoen voor de wereldtentoonstelling in Londen. Dit gebouw, Crystal Palace, is geheel opgetrokken uit ijzer en glas. Toen was het een ware wereldsensatie, guur 1.5. In de loop van de 18e eeuw kwam er onder invloed van het economisch liberalisme bij de opdrachtgever meer en meer het gevoel op om bouwwerken aan te besteden tegen vaste prijzen. Na vergelijking van de door de gegadigden in concurrentie gedane prijsaanbiedingen werd het bouwwerk aan de partij met de laagste prijs

ontwerp

De bouwmeester

uitvoering

Gilde

Gilde Gilde

Figuur 1.3 Organisatie van de bouw in de periode 17001900

Figuur 1.4 Engelse rafnaderij van 1845, ontwerp Fairbairn, combinatie van gietijzeren kolommen en balen met betonnen vloeren en gemetselde gevels; Royal Albert Docks, Manchester.(foto: Aidan ORourke, Manchester)

1 BOUWEN

5

Figuur 1.5 Crystal Palace, Londen 1851, ontwerp Joseph Paxton

gegund. Ook deze ontwikkeling heeft natuurlijk bijgedragen aan de vraag naar een scheiding tussen de functies ontwerpen en uitvoeren. Bij de aanbestedingsmethode moet, voordat tot aanbesteding wordt overgegaan, het werk nauwkeurig vaststaan. De ontwerper, de huidige architect, kreeg de taak het ontwerp compleet uit te werken door middel van tekeningen en beschrijvingen. De bouwmeester, de huidige aannemer, moest op basis van deze informatie het vaste bedrag bepalen waarvoor hij het werk ging uitvoeren. Alle risicos en tegenvallers waren voor rekening van de aannemer. Het gevolg hiervan was dat sommige aannemers het tijdens de uitvoering minder nauw namen met de kwaliteitOpdrachtgever

van hun werk en de veiligheid van hun werknemers. De opdrachtgever reageerde hierop door de ontwerper opdracht te geven toezicht te houden tijdens de uitvoering. Zo ontwikkelde de architect zich langzaam tot de vertrouwenspersoon van de opdrachtgever voor het gehele bouwproject. De toezichthoudende taak van de architect groeide gaandeweg uit tot een leidinggevende taak. De architect ging directie voeren. Natuurlijk bleef de aannemer zelf verantwoordelijk voor de goede uitvoering. Deze ontwikkeling leidde tot een relatie tussen opdrachtgever, architect en aannemer die beter bekend is als de traditionele of driehoeksrelatie, guur 1.6. De ontwikkelingen in deze periode vormen nog steeds de basis voor de huidige bouworganisatievormen in Nederland. In feite is hier de basis gelegd voor de duidelijke scheiding tussen ontwerp en uitvoering en de huidige aanbestedingscultuur. De problemen waar de bouw tegenwoordig mee worstelt, zijn in feite in de 18e eeuw ontstaan. Vanuit de Middeleeuwen, waarin ontwerpen en realiseren van een gebouw op basis van vertrouwen door n persoon plaatsvond, is het verworden tot een proces gestoeld op wantrouwen.

Architect

Aannemer

Figuur 1.6 Driehoeksrelatie (traditioneel) tussen opdrachtgever, architect en aannemer

6

1.1.3 Industrile maatschappij (1900heden) In het begin van de 20ste eeuw nam de ontwikkeling van de industrien ook in Nederland grootse vormen aan, dus ook de vraag naar gebouwen. De almaar toenemende vraag naar gebouwen leidde ertoe dat er steeds meer pogingen werden ondernomen de ambachtelijke bouwnijverheid te veranderen in een meer gendustrialiseerde vorm. In dezelfde periode namen de technische mogelijkheden enorm toe. De ontwikkeling van deze noodzakelijke technieken vroegen om hun eigen specialisatie. Dit had en heeft nog steeds tot gevolg dat het aantal participanten bij het ontwikkelen en realiseren

van gebouwen en woningen constant aan het toenemen is. Zo ontstaat een ingewikkeld patroon van relaties van bij de bouw betrokken partijen, guur 1.7. Op zich hoeft dat niet tot problemen te leiden. Maar iedere bij de bouw betrokken partij heeft zijn eigen cultuur, vaktaal, werkwijze, wijze van automatisering en niet te vergeten zijn eigen belangen. De problemen van de huidige bouw liggen dan ook voornamelijk op het gebied van samenwerking en communicatie.

Opdrachtgever

Adviseur

Projectmanager

Adviseur

Architect

Adviseur

Adviseur

Adviseur

Toeleverancier

ConstructeurInstallatie adviseur

Bouwkundig (hoofd) aannemer

Onderaannemer

Onderaannemer

InstallateurOnderaannemer

Onderaannemer

Onderaannemer

Toeleverancier

Figuur 1.7 Relaties in het bouwproces

1 BOUWEN

7

Een ander probleem is dat het uitvoerend bouwbedrijf vaak erg laat wordt betrokken bij het bouwproject. Dit hangt overigens nauw samen met de aanbestedingscultuur die in de periode 17001900 is ontstaan. Door deze late inschakeling van het uitvoerend bouwbedrijf, eigenlijk alleen maar om de prijs vast te stellen, is er geen gelegenheid geweest invloed uit te oefenen op de uitvoerbaarheid van het ontwerp. De kansen om het rendement van het uitvoeringsproces in positieve zin te benvloeden nemen sterk af naarmate het bouwproces vordert. Het is dus zaak, dat de uitvoerende bedrijven, vooral in de wat complexere bouwprocessen, een bepaalde invloed krijgen in het ontwerptraject.Samenwerkingsvormen Eigenlijk begon er de laatste tientallen jaren een steeds grotere behoefte te ontstaan om in meer of mindere mate terug te keren naar het model van de Middeleeuwen: de bouwmeester als leidinggever en cordinator van het hele bouwproces. Dit werd in de praktijk opgepakt met het ontwikkelen van verschillende samenwerkingsvormen. Naast de traditionele organisatievorm ontstond allereerst het bouwteamconcept en vervolgens de turn-key-overeenkomst. Maar ook deze organisatievormen lossen de geschetste samenwerkingsproblemen niet geheel op. In hoofdstuk 7 wordt uitvoerig ingegaan op de verschillende organisatievormen in de bouw. Het blijkt telkens weer, welke organisatievormen ook worden gehanteerd, dat er sprake is van gelegenheidsteams: partners bijeengebracht om een eenmalige klus te klaren. Hierbij moeten de deelnemers, om een kwetsbare positie te voorkomen, blijven werken volgens traditionele principes. Er kan dan ook worden geconstateerd dat de beoogde resultaten, zoals een sterk verbeterde samenwerking, optimale informatie-overdracht en een uitstekende communicatie, niet worden gerealiseerd omdat de organisatievormen van het bouwproces geen gelegenheid bieden de problemen in de bouw integraal aan te pakken en op te lossen. De gevolgen van de in de periode 1700-1900 aangebrachte scheiding tussen ontwerp en uitvoering werken ook nu nog steeds enorm door in de bouwnijverheid.

1.2 Gebouwde omgevingAls we door de straten lopen van een stad of dorp, zien we een grote verscheidenheid aan gebouwen en woningen. Al die gebouwen en woningen samen vormen onze gebouwde omgeving. Er kan worden geconstateerd dat er dan ook gediscussieerd wordt over de kwaliteit van deze omgeving. Om een indruk te krijgen over de omvang van de gebouwde omgeving wordt deze paragraaf afgerond met cijfers en kengetallen.1.2.1 Kwaliteit van gebouwde omgeving Het spreekt vanzelf dat de kwaliteit van de omgeving ook relaties heeft naar de periode waarin de gebouwen en woningen zijn gerealiseerd. Deze kwaliteit door de eeuwen heen wordt in deze paragraaf nader beschreven.

In de Middeleeuwen lag de nadruk op de kathedralen en kerken. Gebouwen die tegenwoordig, ondanks vele functiewijzigingen, nog steeds goed functioneren. Dit komt omdat de hoofdvorm van deze gebouwen veelal eenvoudig is en qua techniek is uitgevoerd met materialen en constructies die een lange levensduur hebben. Bij gebouwen uit die tijd was de toepassing van materialen evenals de detaillering met veel zorg en gevoel voor esthetica behandeld. Vanaf het begin van de industrile revolutie is daar verandering in gekomen. Zoals al eerder aangegeven kwam dit door een steeds grotere variatie in gebouwtypen. De oorzaak hiervan was de groeiende verscheidenheid aan functionele behoeften. Ook de materiaaltoepassingen en ontwikkeling van de constructiewijzen hebben hieraan bijgedragen. Een belangrijke ontwikkeling ten aanzien van de kwaliteit van de gebouwde omgeving, was in deze periode de scheiding tussen de esthetica en de functionaliteit. Dit had tot gevolg dat de ruimten werden vormgegeven op basis van hun specieke functionele eisen. Omdat de perioden waarin de gebruikseisen geldig bleven steeds korter werden, terwijl de ruimten speciek op basis van die eisen werden gemaakt, was de functionele levensduur van zon gebouw ook beperkt. Economisch gezien is het in deze situaties zinvol om

8

de technische levensverwachting niet veel langer te maken dan de functionele levensduur. Een groot deel van de esthetica kwam voort uit de functionele ordening en de gekozen technische oplossingen. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen we via een periode van wederopbouw in een tijd van grote economische groei, waardoor de vraag naar bouwvolume enorme proporties ging aannemen. In een periode van schaarste bepaalt vanzelfsprekend de aanbodzijde wat er gebeurt. De vraagkant is dan uiteraard niet in beeld. Het gevolg hiervan was dat alle aandacht zich richtte op het bouwen van de gebouwen en woningen, terwijl het gebruiken en beheren van die gebouwen en die woningen compleet uit het oog werden verloren. Tegelijkertijd met deze enorme bouwbehoefte namen de technische ontwikkelingen, de schaalvergroting en de functionele complexiteit toe. Zoals hiervoor al is aangegeven, ontstond hierdoor een verdere splitsing van de verantwoordelijkheden en de bij de ontwikkeling en realisatie betrokken partijen. Vanaf de Tweede Wereldoorlog is er steeds meer de nadruk gelegd op de productie, waardoor geld de eerste prioriteit is geworden en niet meer de kwaliteit van het gebouw en ook niet de kwaliteit van de arbeid. Voor de toekomst en de schoonheid van de gebouwde omgeving is dit natuurlijk geen positieve ontwikkeling. We zullen deze negatieve ontwikkeling dan ook moeten doorbreken. De gebouwde omgeving kan alleen goed functioneren als ze aan allerlei verschillende eisen voldoet. Niet alleen moeten de technische prestaties voldoende hoog zijn en moeten de gebruikswaarden in termen van functionaliteit en logistiek groot zijn, ook factoren als beleving en uitstraling bepalen in hoge mate de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Mensen moeten er prettig kunnen werken, leven en wonen, nu en in de toekomst. Problemen ontstaan vaak doordat een van de eisen de nadruk krijgt. De kunst is het vinden van een optimaal evenwicht tussen technische, functionele, nancile en esthetische kwaliteitseisen.

1.2.2 Gebouwen Het product van het bouwproces zoals de gebouwen, de woningen, de bruggen, de wegen, enzovoort is duidelijk een ander product in vergelijking met producten gefabriceerd door andere industrien. Het product van het bouwen heeft een ingrijpende invloed op ons leven en de kwaliteit van onze dagelijkse omgeving (architectuur). Daarnaast is het product plaatsgebonden en heeft het een verhoudingsgewijs lange levensduur.

De denitie van een gebouw is terug te vinden in de Woningwet: Elk bouwwerk, dat een voor de mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Onder deze denitie valt zowel een bunker als een torenat. Welke typen gebouwen kunnen wij onderscheiden? Een goede leidraad hiervoor is Tabel 0 van de Cl/SfB die ook door het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) wordt gehanteerd. De volgende hoofdgroepen worden daarin onderscheiden: landschap, ruimtelijke ordening; civiele werken, verkeer en water; gebouwen voor verkeer en industrie; kantoor- en handelsgebouwen; gebouwen voor gezondheidszorg, sociale verzorging en detentie; restauratie-, amusements- en recreatiegebouwen; gebouwen voor godsdienstbeoefening; gebouwen voor onderwijs, cultuur en wetenschap; woongebouwen in het algemeen; gebouwen en ruimten in het algemeen. De volgende vraag die we kunnen stellen is: wat is de omvang van het gebouwde? In guur 1.8 zijn kengetallen verzameld.

1.3 BouwopgaveIn de vorige paragrafen is aangegeven op welke wijze er door de eeuwen heen is gebouwd, hoe het met de kwaliteit van de gebouwde omgeving is gesteld en ten slotte tot hoeveel gebouwen en woningen dit heeft geleid. In het vervolg

1 BOUWEN

9

van dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op het daadwerkelijk ontwikkelen en realiseren van gebouwen en woningen. In deze paragraaf wordt gestart met de elementaire functies in het bouwproces en vervolgens de karakteristieken van de bouwopgave.1.3.1 Functies in bouwproces Er kan maar niet zo worden begonnen met bouwen. Allereerst zal er iemand moeten zijn die het initiatief neemt tot het ontwikkelen van een gebouw of woning. Het kan natuurlijk niet blijven bij plannen. Het gebouw of de woning zal ook op een stuk grond moeten komen te staan. Vervolgens zal moeten worden gekeken naar de nanciering: hypotheken, leningen, lease-concepten, enzovoort. Nadat dit allemaal isInwoners (in 2002) Jonger dan 20 jaar Ouder dan 64 jaar Allochtonen Huishoudens (in 2002) 1-persoonshuishoudens 2-persoonshuishoudens Woningvoorraad (in 2002) Gemiddelde woonbezetting Eengezinswoningen Meergezinswoningen Koop Huur Oppervlakte Nederland (in 2000) Totaal oppervlakte verkeer Totaal oppervlakte landbouw Totaal oppervlakte buiten- en binnenwater Totaal oppervlakte bos en natuur Totaal bebouwd oppervlakte Woongebied Detailhandel en horeca Openbare voorzieningen Onderwijs/gezondheidszorg/cultuur Bedrijfsterreinen 221.141 ha 4.592 ha 11.486 ha 15.167 ha 65.945 ha

geregeld, kan er worden gestart met het ontwerpen en vervolgens met het uitvoeren. Concreet betekent dit dat er vijf elementaire functies in het bouwproces kunnen worden onderscheiden, guur 1.9: initiatief nemen; verwerven van de grond; geld beschikbaar stellen; ontwerpen; uitvoeren.1.3.1.a Initiatief Een organisatie of bewoner is ontevreden over zijn huidige huisvesting. Na analyse van zijn huisvestingsbehoefte is de conclusie duidelijk. De huidige woning voldoet niet meer aan zijn behoefte. Het nemen van initiatief is begonnen.16,1 miljoen 3,9 miljoen (24%) 2,2 miljoen (14%) 2,9 miljoen (18%) 6,9 miljoen 2,4 miljoen (34%) 2,3 miljoen (33%) 6,8 miljoen 2,3 miljoen 4,3 miljoen 2,1 miljoen 3,4 miljoen 3,4 miljoen 4.152.803 ha 113.039 ha 2.326.047 ha 774.472 ha 483.463 ha 318.330 ha

Figuur 1.8 Kengetallen bebouwde omgeving Nederland

Bron: CBS

10

1 Initiatief nemen analyseren huisvestingsbehoefte; verrichten van haalbaarheidsstudie; beslissen tot realiseren; wijze van realiseren; contracteren; opstellen Programma van Eisen. 2 Verwerven van de grond locatiekeuze; verwerven van de grond. 3 Geld beschikbaar stellen keuze wijze van nanciering. 4 Ontwerpen structuurontwerp; voorlopig ontwerp; denitief ontwerp; bestek en bestektekeningen; werktekeningen; vergunningen. 5 Uitvoeren werkvoorbereiding; uitvoering; oplevering; nazorg.Figuur 1.9 Elementaire functies van het bouwproces met bijbehorende activiteiten

blazen of door te zetten. In geval van het laatste zal de initiatiefnemer moeten besluiten op welke wijze de plannen zullen worden gerealiseerd. In feite gaat het hier om de keuze van bouworganisatievorm: traditioneel (driehoeksverhouding), bouwteam, turnkey-contract, general contracting, enzovoort. Nadat de keuze gemaakt is kan het Programma van Eisen voor de nieuwe huisvesting denitief worden samengesteld.1.3.1.b Verwerven van grond De opdrachtgever zal vervolgens gaan zoeken naar een locatie die aansluit bij zijn huisvestingsbehoefte. Dit kan te maken hebben met de bereikbaarheid per auto of openbaar vervoer, de nabijheid van havens of vliegvelden en de uitstraling. Het verwerven van de grond is afhankelijk van eigendomssituatie. Het kan al eigendom zijn van de opdrachtgever, de overheid kan eigenaar zijn of een derde. Bij het verwerven van de grond is het wel van belang vast te stellen of de bouwplannen op de betreffende locatie mogen worden gerealiseerd (bebouwingsvoorschriften). 1.3.1.c Financiering Tegelijkertijd met het verwerven van de grond zal moeten worden gekeken op welke wijze de nanciering van de grond en de bouwplannen moet gaan plaatsvinden. Dit kan gebeuren door externe nanciering zoals hypotheken, langlopende leningen of lease-contracten, interne nanciering (dus vanuit eigen vermogen) of door voornanciering. Deze laatste situatie ontstaat als de opdrachtgever het gebouw of woning al verkoopt aan de gebruiker voordat het al gebouwd is. 1.3.1.d Ontwerpen Nadat door de opdrachtgever een architect is geselecteerd, kan vervolgens het ontwerpen plaatsvinden. Het ontwerpen wordt veelal onderverdeeld in verschillende fasen, zoals: vervaardigen structuurontwerp; vervaardigen voorlopig ontwerp; vervaardigen denitief ontwerp; vervaardigen bestek en bestektekeningen.

De volgende stap is nu om vast te stellen of de gewenste nieuwe situatie ook betaalbaar is. Een haalbaarheidsstudie is van essentieel belang. In een vroege fase moet worden vastgesteld of de plannen voor het beschikbare budget te realiseren zijn. Wordt dit vroegtijdig gedaan, dan zijn teleurstellingen verderop in het traject, nadat al veel geld is uitgegeven, te voorkomen. Verstandig is het dan ook om in deze fase een kostendeskundige in te schakelen als de noodzakelijke deskundigheid niet aanwezig is. Op basis van de uitkomsten van de haalbaarheidsstudie kan de initiatiefnemer, vanaf nu opdrachtgever genoemd, beslissen de plannen af te

Op basis van het bestek en de bestektekeningen kan vervolgens de aanbesteding en/of prijsvorming plaatsvinden. Nadat bekend is welke

1 BOUWEN

11

aannemer het werk gaat uitvoeren, worden door de ontwerpende partijen de werktekeningen vervaardigd. Tijdens dit ontwerpproces worden door de opdrachtgever en de architect afhankelijk van de fase van het ontwerp meer partijen betrokken. Zo berekent en ontwerpt de constructeur de funderingsconstructie en de draagconstructie van het gebouw, en zijn de installatie-adviseurs verantwoordelijk voor het ontwerpen en tekenen van de verwarmingsinstallatie, de mechanische ventilatie, de koelingsinstallatie, de krachtstroominstallatie, de verlichtingsinstallatie en de liftinstallatie. De opdrachtgever zal tijdens het ontwerpen zelf ook het proces volgen en alle ontwerpresultaten beoordelen op kwaliteit en kosten, en kijken of ze voldoen aan het gestelde in het Programma van Eisen. Mocht de opdrachtgever niet beschikken over de noodzakelijke kennis, dan is het verstandig een deskundig adviseur in te schakelen. Daarnaast zal de opdrachtgever er eventueel via zijn nancier voor zorgdragen dat de gecontracteerde partijen op tijd worden betaald voor de verrichte werkzaamheden. Tot slot zal in deze fase nauw overleg moeten plaatsvinden met de nutsbedrijven voor de noodzakelijke aansluitingen en met de overheidsinstanties voor het verkrijgen van de bouwvergunning en verdere goedkeuringen.1.3.1.e Uitvoeren Nadat de aannemer opdracht heeft gekregen voor het uitvoeren van de werkzaamheden conform het bestek, de bestektekeningen en zijn begroting start hij met de werkvoorbereiding. Die bestaat uit: vervaardigen van een werkbegroting; vervaardigen van een overall-planning; plannen van materieel; plannen van de bouwplaatsinrichting; verzorgen van de inkoop van materiaal en onderaannemers.

partijen continu betrokkenen bij de uitvoering. Zodra de uitvoering gereed is vindt oplevering plaats van het werk en is de aannemer gedurende een periode (onderhoudstermijn) verantwoordelijk voor de nazorg. Bij de oplevering draagt de aannemer ook zorg voor het afgeven van garanties voor het bouwwerk en/of onderdelen daarvan. Tijdens de uitvoering zal de opdrachtgever de voortgang, de kwaliteit en de nancile voortgang willen controleren. Hiervoor kan wederom een adviesbureau worden ingeschakeld. De opdrachtgever zal ook in deze fase al dan niet via een nancier zorgdragen voor betalingen aan de gecontracteerde partijen.1.3.2 Specieke kenmerken van bouwnijverheid De bouw is niet zomaar te vergelijken met een willekeurige andere industrietak. De oorzaak hiervan is gelegen in de volgende twee specieke kenmerken van het bouwen: 1 wijze van productie; 2 schommelingen op de bouwmarkt.

Deze twee hoofdkenmerken zijn verder uit te werken in subkenmerken. In guur 1.10 is hiervan een overzicht opgenomen.HoofdkenmerkenWijze van productie

Uitwerking wisselende bouwplaatsen; uniek eindproduct; weersafhankelijk; traditioneel.

Schommelingen op de bouwmarkt

veranderende vraag na economische ontwikkelingen; plotselinge wijzigingen in beleid overheden.

Figuur 1.10 Specieke kenmerken van de bouw

Vervolgens kan het werk worden uitgevoerd conform de vervaardigde werktekeningen, de planningen en de werkbegroting. Via een overlegstructuur tijdens de uitvoering (bouwvergaderingen en werkvergaderingen) worden alle

Het is goed te beseffen dat de bouwproductie voor het grootste gedeelte op locatie, dus op de plaats waar het gebouw of de woning moet komen te staan, plaatsvindt. Er worden wel onderdelen in de fabriek vervaardigd maar ver-

12

reweg het grootste gedeelte moet nog steeds ter plaatste worden gemaakt. De productie wordt dus iedere keer weer op een andere bouwplaats gerealiseerd, in plaats van op een vaste productie-faciliteit. Het eindproduct van de bouwproductie is telkens weer een uniek product en niet een massaproduct zoals in andere industrietakken. Omdat op locatie wordt geproduceerd, is de bouw ook erg afhankelijk van de weersomstandigheden. Vorstverlet en regenverlet zijn typisch termen die praktisch alleen in de bouw voorkomen. Daarnaast is de bouw nog steeds ambachtelijk ingesteld. Heeft de robot in andere industrietakken een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt, in de Nederlandse bouw moet de eerste robot op de bouwplaats nog verschijnen. Het is duidelijk dat de bouw niet zonder meer vergeleken kan worden met andere industrietakken, die al jarenlang werken met volledig geautomatiseerde productielijnen. De discussie die dan ook veel wordt gevoerd, is of de mechanismen voor vernieuwing van de productieprocessen ook van toepassing kunnen zijn op de bouwnijverheid. Er is een sterke behoudende stroming binnen de bouwnijverheid die stelt van niet. Wij zijn echter van mening dat, ondanks de grote differentiatie in eindproducten, de hier geschetste specieke kenmerken geen belemmering vormen om toch de mechanismen van andere industrietakken in te voeren. De grootste belemmering wordt juist gevormd door het ontbreken van samenwerking in de totale bouwkolom. De bouwmarkt wordt verder gekenmerkt door zeer sterke en vaak onvoorspelbare schommelingen. De oorzaken zijn veelal gelegen in de economische ontwikkelingen. Deze hebben een directe uitwerking in de vraag naar bouwproductie. Maar ook plotselinge wijzigingen in het beleid van de overheid kan grote consequenties hebben voor de bouwproductie. Een goed voorbeeld daarvan is de hereniging van het voormalige West- en Oost- Duitsland. Niemand had dit kunnen voorspellen, maar het heeft geresulteerd in een enorme nieuwe vraag in de bouw, die de strategien van bouwondernemingen in

Duitsland en de omringende landen sterk heeft benvloed. Qua productieomstandigheden is de bouwnijverheid dus duidelijk een bijzondere bedrijfstak die sterk reageert op economische ontwikkelingen en het beleid van de overheid.

1.4 BouwenIn het voorgaande zijn we ingegaan op de vijf elementaire functies in het bouwproces om te komen van initiatief tot het uitvoeren en opleveren van het bouwwerk. We hebben bij die uiteenzetting ook kunnen zien dat er veel partijen of organisaties betrokken kunnen zijn en dat ze op verschillende wijze met elkaar kunnen samenwerken. In deze paragraaf worden deze onderwerpen nader toegelicht als inleiding op de volgende hoofdstukken. Gestart wordt met een nadere uiteenzetting van de partijen in het bouwproces, vervolgens de verdere fasering in het bouwproces en daarop aansluitend de organisatievormen in het bouwproces. Apart aandacht wordt in dit kader besteed aan de dominante rol van de overheid in het bouwproces.1.4.1 Partijen in het bouwproces De bouwnijverheid kent dus een grote verscheidenheid aan participanten om de bouwwerken te ontwikkelen en te realiseren. In guur 1.11 is in een schema weergegeven hoe de hoofdrelaties in feite liggen. Al deze partijen moeten met elkaar samenwerken om uiteindelijk te voorzien in de behoefte van de opdrachtgever. Dit is natuurlijk geen eenvoudige klus en in de praktijk blijkt steeds weer dat de samenwerking tussen deze uitgebreide lijst van participanten moeizaam en met verspilling van middelen verloopt.

De belangrijkste partijen dan wel functies, die binnen het huidige bouwproces kunnen worden onderscheiden, zijn: opdrachtgever met inbegrip van nancier en adviseurs; architect met inbegrip van alle adviseurs die in opdracht van de architect werkzaamheden verrichten; aannemer met inbegrip van nevenaannemers,

1 BOUWEN

13

Gebruiker

Financier

Kostendeskundige Bedrijfskundige Projectmanager e.d.

Opdrachtgever

Constructeur Adv. installaties Adv. bouwfysica Stedenbouwkundige Landschapkundige e.d.

Architect

Hoofdaannemer

Installateurs Onderaannemers

Bouwmaterialenhandel Toeleveranciers

Figuur 1.11 Betrokken partijen in het bouwproces

onderaannemers, handelaren in bouwmaterialen en toeleveringsbedrijven die in opdracht van hoofdaannemer betrokken zijn bij uitvoering van een project; gebruiker van gebouw of woning. In guur 1.12 is op basis van de vijf elementaire kenmerken van het bouwproces de mate van betrokkenheid van de belangrijkste partijen in de huidige bouwpraktijk weergegeven.100% 80% 60% 40% 20% 0% aannemer architect gebruiker opdrachtgever

Wat vooral opvalt in dit schema, opgezet voor een gemiddeld bouwproject, is dat de mate van betrokkenheid van de opdrachtgever gaandeweg het traject steeds verder afneemt, de rol van de gebruiker minimaal is en dat de aannemer niet noemenswaardig wordt betrokken bij het ontwerpen. Onderstaand worden de vier belangrijkste partijen in het huidige bouwproces nader omschreven. De overheid ontbreekt als aparte partij in het voorgaande. Dit omdat de overheid diverse functies kan vervullen. De overheid is een van de grootste professionele opdrachtgevers, treedt op als nancier voor de volkshuisvesting, de gezondheidszorg en het onderwijs en verzorgt daarnaast de regelgeving.1.4.1.a Opdrachtgever Tegenwoordig kunnen wij twee categorien van opdrachtgevers onderscheiden, te weten: professionele opdrachtgever; ontwikkelt of realiseert een bouwwerk dat voorziet in de behoefte van een potentile gebruiker; incidentele opdrachtgever; bouwt met het oog op voorziening in eigen behoefte.

Geld

Figuur 1.12 Mate van betrokkenheid van de belangrijkste partijen in het huidige bouwproces

Ontwerpen

Bouwen

Initiatief

Grond

Kenmerkend voor de professionele opdrachtgevers is dat ze bouwplannen ontwikkelen en reali-

14

seren, niet om ze zelf te gaan gebruiken maar voor een andere gebruiker. Deze gebruiker kan het gebouw of de woning dan kopen, huren of leasen. Bij deze groep van opdrachtgevers moet gedacht worden aan beleggers (het maken van rendement op spaartegoeden via de huur of winst bij verkoop), projectontwikkelaars (opgeleverde gebouwen of woningen met winst verkopen aan de belegger of de gebruiker), sociale woningbouwers (het realiseren van huurwoningen) en een groep overigen. Deze laatste groep realiseert veel bouwwerken en is dus naast professioneel opdrachtgever ook gebruiker. Een voorbeeld hiervan is de Rijksgebouwendienst die alle rijksgebouwen ontwikkelt (laat ontwikkelen) en realiseert (laat realiseren) voor het huisvesten van de rijksambtenaren. De incidentele opdrachtgever is natuurlijk niet professioneel en zal in het algemeen maar n keer in zijn bestaan besluiten tot het nieuw bouwen om te voorzien in zijn huisvestingsbehoefte.1.4.1.b Architect De functie van de architect is door de jaren heen steeds verder uitgehold. Was de architect in het verleden in staat alle facetten van het bouwwerk te ontwerpen en uit te werken, door de jaren heen zijn er steeds meer specialisten toegevoegd aan de ontwerpzijde. Allereerst kwam daar de constructeur bij. De constructeur maakt het constructieve plan: de fundering, de draagconstructie en de stabiliteit. Het toekomstige bouwwerk moet goed worden gefundeerd en de gekozen draagconstructie zal de belastingen die optreden, moeten kunnen afvoeren naar deze fundering. Bouw- en Woningtoezicht controleert de berekeningen van de constructeur voordat de bouwvergunning wordt afgegeven.

deze adviseurs eveneens de werktekeningen verzorgen. In feite is dit dezelfde rol als de architect, maar dan op het gebied van de installaties. Conform het Bouwbesluit moet de bouwaanvraag vergezeld gaan van de berekening van de Energie Prestatie Cofcint (EPC). Hiervoor wordt de bouwfysisch adviseur ingeschakeld. De berekeningswijze van de EPC ligt voor woningen vast in de NEN 5128 en voor de overige gebouwen in de NEN 2916. Ook bij bouwfysische vraagstukken in het ontwerp wordt een bouwfysisch adviseur ingeschakeld. Bijvoorbeeld voor de akoestiek van een concertzaal of de geluidsisolatie van een discotheek, of voor het berekenen van de warmtebalans bij een ijsbaan. Ook op het gebied van de stedenbouw zijn er specialisten. Stel dat er sprake is van een maagdelijk gebied waarop bouwwerken moeten worden gerealiseerd, dan zal een stedenbouwkundige eerst een stedenbouwkundig plan opstellen, in sommige gevallen zelfs in samenwerking met een landschapsarchitect. De landschapsarchitect kan zorgdragen voor de juiste integratie van het totale plan in de natuurlijke omgeving alsmede voor de groenaanleg binnen het plan. De stedenbouwkundige buigt zich over de ontsluitingen van het gebied, de afwikkeling van alle openbaar vervoersstromen en andere verkeersstromen zoals autos, etsers en voetgangers. Maar ook over het toekennen van bestemmingen aan bepaalde deelgebieden, de bebouwingsdichtheid, de overgangen tussen de verschillende gebieden, enzovoort. In guur 1.13 is een gedeelte van een stedenbouwkundig plan opgenomen. Nadat het stedenbouwkundig plan gereed is, kan de architect aan de slag om de vlekken verder te ontwikkelen en uit te werken. De grotere gemeenten beschikken over een stedenbouwkundige dienst waarin allerlei bestemmingsplannen worden ontwikkeld. De kleinere gemeenten vallen veelal terug op stedenbouwkundige adviesbureaus.1.4.1.c Aannemer Niet alleen de architect omringt zich met meerdere partijen al naar gelang de omvang en complexiteit van de opdracht. Ook de aan-

Ook op het gebied van de werktuigbouwkundige-, elektrotechnische- en transportinstallaties schakelt de opdrachtgever in overleg met de architect deskundige adviseurs in. Dit is nodig voor het bepalen van de benodigde capaciteiten van installaties, het ontwerpen van installaties en het uitwerken van de installaties in bestek en bestektekeningen ten behoeve van de prijsvorming. Ten behoeve van de uitvoering kunnen

1 BOUWEN

15

Figuur 1.13 Gedeelte van een stedenbouwkundig plan

nemer heeft niet alle disciplines in huis om het totale bouwwerk te kunnen realiseren. Voor de leverantie van hout, verf, bouwmaterialen, bouwproducten, samengestelde elementen en installatieonderdelen wordt teruggevallen op de toeleverancier. Voor het verrichten van diverse werkzaamheden zoals stukadoren, schilderen, maar ook metselen maakt de aannemer gebruik van onderaannemers. De werktuigbouwkundige-, elektrotechnische- en transportinstallaties zal de aannemer altijd uitbesteden aan installateurs. Een volgende stap is natuurlijk dat producten door de toeleverancier worden samengesteld, en vervolgens als grotere bouwelementen worden aangevoerd en op de bouwplaats alleen nog maar moeten worden geplaatst. Voorbeelden hiervan zijn: de betonindustrie die heipalen en prefab betonnen elementen, balken en kolommen levert en de constructiewerkplaatsen voor

het fabriceren van staalconstructies en aluminium gevelkozijnen, gevelbekledingsystemen, enzovoort. De onderaannemers zijn op een bepaald onderdeel gespecialiseerde bedrijven. Het aanbod van onderaannemers is dusdanig groot dat voor alle werkzaamheden aan een bouwwerk onderaannemers kunnen worden ingeschakeld. Was het in het verleden zo dat alle bouwkundige werkzaamheden konden worden uitgevoerd door de aannemer, sinds de laatste tientallen jaren is het heel gewoon dat 50 tot 80% van de werkzaamheden wordt uitgevoerd door de gespecialiseerde onderaannemers. Er zijn zelfs aannemers die 100% van de werkzaamheden uitbesteden. Het gevaar van deze ontwikkeling is wel dat de betrokkenheid tot het totale bouwwerk sterk afneemt, wat weer ten koste gaat van de kwaliteit. Meer onderaannemers inschakelen zal een betere controle op geleverde kwaliteit van de aannemer vergen.

16

Het is in de bouwnijverheid altijd gebruikelijk geweest de uitvoering van installaties onder te brengen bij de installateurs. De aannemer is evenals de architect gericht op de bouwkundige werkzaamheden en heeft minder verstand van installaties. De aannemers beschikken dan ook zelden over installateurs binnen hun bedrijf, zodat uitbesteding hiervan heel gewoon is.1.4.1.d Gebruiker De gebruiker van een gebouw of woning is in feite de partij die de functies van een bouwwerk benut. Het kan de incidentele opdrachtgever zijn, die naast opdrachtgever ook de uiteindelijke gebruiker van een gebouw of woning is. De gebruiker kan ook degene zijn die een gebouw huurt van de professionele opdrachtgever.

Doelstelling van het faseren van het bouwproces is om per deelfase toetsing en besluitvorming te laten plaatsvinden. Ten slotte gaat het om een eenmalig product. Door de fasering kan ook bewaking van tijd en nancin goed plaatsvinden. Een belangrijk voordeel van het faseren van de diverse werkzaamheden is de mogelijkheid de voortgang van het project zichtbaar te maken. Een ander voordeel is dat stap voor stap zichtbaar wordt dat het resultaat inderdaad wordt bereikt. Het lijkt erop dat de fasering van het bouwproces de inbreng en besluitvorming van de opdrachtgever beter mogelijk maakt. Dit leidt tot vergroting van de doelgerichtheid. Bij het faseren gaat het om inhoudelijke activiteiten. Doel van het proces is natuurlijk om een resultaat te verkrijgen.1 Initiatief 2 Haalbaarheidsstudie 3 Projectdefinitie

Ontwerp

Uit deze bespreking van de belangrijkste partijen blijkt dat er in de bouwnijverheid nauwelijks sprake is van samenwerking tussen de participanten. Dit kan een mogelijke oorzaak zijn voor veel voorkomende fouten tijdens de uitvoering. Dit wordt nog eens versterkt omdat de samenstelling van de ontwerpende en de uitvoerende bedrijven evenals de personeelsbezetting per project steeds weer verschilt. In de hoofdstukken 4 en 5 van dit boek wordt dieper ingegaan op de hier opgesomde participanten. Hierbij is een scheiding aangebracht tussen de opdrachtgevende en de opdrachtnemende bouw. De opdrachtgevende bouw heeft betrekking op de opdrachtgevers en de opdrachtnemende bouw heeft betrekking op de architect met al zijn adviseurs en de aannemer met al zijn onderaannemers, bouwmaterialenhandelaren en toeleveranciers.1.4.2 Fasen in het bouwproces De vijf elementaire procesfuncties (initiatief, grond, geld, ontwerpen en uitvoeren) en de vier belangrijkste partijen (opdrachtgever, architect, aannemer en gebruiker) in het huidige bouwproces zijn nu bekend. Voordat dieper wordt ingegaan op de diverse samenwerkingsvormen worden in deze paragraaf de hoofdlijnen weergegeven van de verschillende fasen die zich voordoen in het bouwproces van een project.

Programma

4 Structuurontwerp 5 Voorlopig ontwerp 6 Definitief ontwerp

Uitwerking

7 Bestek 8 Prijsvorming

Realisering

9 Werkvoorbereiding 10 Uitvoering 11 Oplevering

Beheer

SloopFiguur 1.14 Fasering van het bouwproces volgens het NEN

1 BOUWEN

17

Dit betekent dat de inhoudelijke activiteiten opgenomen in guur 1.14 stapsgewijs een waarde toevoegen aan het resultaat. Het gevolg hiervan is dat elk van deze activiteiten noodzakelijk is om het resultaat te verkrijgen en bij het niet uitvoeren van een activiteit een ander project-resultaat tot stand komt. Bij fasering van het bouwproces moet er wel worden opgelet dat als de activiteiten stap voor stap worden doorlopen vastgesteld moet kunnen worden wanneer een activiteit is afgerond. Daartoe moet per activiteit duidelijk zijn wat het resultaat van die activiteit moet zijn (resultaatverwachting). In guur 1.14 is het totaaloverzicht opgenomen van de fasering van het bouwproces onderverdeeld naar fase en activiteit. Ten grondslag aan elk bouwproces ligt de behoefte van een opdrachtgever aan een nieuw of verbeterd gebouw of woning. De opdrachtgever zal pas besluiten tot de volgende fase als hij duidelijk inziet dat met de nieuwe huisvesting belangrijke voordelen zijn te behalen. In de programmafase wordt de basis gelegd voor de ontwerpfase door middel van de projectdenitie. Met name kenmerkt deze programmafase zich door het opstellen van de eisen waaraan het eindproduct moet voldoen. In de ontwerpfase gaat het om het vinden van oplossingen. De architect verwerkt de projectdenitie tot plattegronden, aanzichten en doorsneden. Het resultaat van de ontwerpfase is een denitief ontwerp dat in de uitwerkingsfase zal worden gebruikt om het bestek te speciceren. Nadat het bestek en de bijbehorende bestektekeningen door de opdrachtgever zijn goedgekeurd vindt de prijsvorming plaats. Het resultaat van de aanbesteding is dat de denitieve uitvoeringscontracten kunnen worden opgesteld. In de realisatiefase wordt het bouwwerk uitgevoerd. De opzet van de uitvoeringsmethode wordt bepaald, het werk wordt voorbereid en tijdens de uitvoering worden de factoren kwaliteit, kosten en tijd scherp bewaakt. Na de oplevering kan het bouwwerk denitief in gebruik worden genomen en de beheer- en

gebruiksfase breekt dan aan. Het streven moet zijn het bouwwerk continu in een optimale conditie te houden in overeenstemming met de gewenste functionaliteit. Kan het gebouw op geen enkele wijze meer voldoen aan zijn functie, zelfs niet door middel van een grootschalige renovatie of herbestemming (bijvoorbeeld een kantoor wordt geschikt gemaakt voor appartementen), dan kan sloop plaatsvinden. Dit is de fasering die in de Nederlandse bouwnijverheid wordt gehanteerd en die in hoofdstuk 3 verder wordt uitgewerkt. Ook uit deze fasering blijkt dat er verschillende partijen betrokken zijn bij het bouwproces. In ieder geval is er een duidelijke scheiding tussen het ontwerpen en de realisatie. De overgang tussen de ontwerpfase en de realisatiefase is de uitwerking. Deze fase is noodzakelijk om de architect de mogelijkheid te bieden bestek en bestektekeningen te vervaardigen, meestal zonder overleg met de aannemer, en om uiteindelijk van de aannemer de prijs te verkrijgen waarvoor het bouwwerk wordt uitgevoerd.1.4.3 Organisatievormen Wij kennen nu de partijen die in de verschillende fasen van het bouwproces moeten samenwerken. Dit resulteert in de zogeheten bouworganisatie. In Nederland kennen wij verschillende vormen van samenwerking dus verschillende bouworganisatievormen. Het belangrijkste onderscheid tussen de verschillende bouworganisatievormen is in welke fase de verschillende partijen samenwerken. De kwaliteit van dat bouwwerk staat of valt met een goede organisatie van de inbreng van alle participanten.

De drie hoofdvormen van bouworganisaties in Nederland zijn: 1 traditionele organisatievorm. Hierbij stelt de opdrachtgever vast wie de architect en de aannemer zijn. De architect is dan verantwoordelijk voor het ontwerp en eventueel voor de controle op de bouwplaats. De aannemer is verantwoordelijk voor de uitvoering; 2 bouwteam. Hierbij tracht de opdrachtgever door het bijeenbrengen van de ontwerpende en de uitvoerende partijen deze gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor het ontwerp en

18

bijbehorende controle. De uitvoerende partijen blijven verantwoordelijk voor de uitvoering; 3 turn-key-contract. De turn-key-organisatie is totaal verantwoordelijk voor het ontwerp alsmede de uitvoering van het bouwwerk. De opdrachtgever is alleen aanwezig bij het initiatief en pas weer bij de ingebruikname om de sleutel om te draaien: turn-key. Door de jaren heen hebben de bouworganisatievormen zich ontwikkeld van turn-key in de Middeleeuwen (de bouwmeester was verantwoordelijk voor het ontwerp en de uitvoering) tot de traditionele organisatievorm ten tijde van de industrile revolutie (duidelijke scheiding van taken en verantwoordelijkheden tussen architect en aannemer). In de jaren zestig van de vorige eeuw is het bouwteam ontstaan. Doelstelling was om door een constante samenwerking de afstemming tussen ontwerp en uitvoering te bewerkstelligen, met als resultaat een betere kwaliteit en een lagere prijs. Al gauw is het bouwteam verworden tot een organisatievorm om zo snel mogelijk de prijs te weten. De integratie tussen ontwerp en uitvoering die werd nagestreefd, werd dus nooit bereikt. Om dit probleem op te lossen is het turn-key-contract ontstaan: n organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp en de uitvoering. Dit lijkt natuurlijk een schitterende oplossing voor de samenwerkings- en communicatieproblemen in de bouw. Echter, de partijen die deze bouworganisatievorm oppakten voerden de bouwwerken volgens traditionele principes uit. In hoofdlijnen kan worden gesteld dat de traditionele vorm vooral geschikt is voor de eenvoudige, eenmalige projecten. Het bouwteam is zeer geschikt zolang het projectbelang niet botst met het bedrijfsbelang van de aannemer. Turn-key is goed voor de opdrachtgever die weet wat hij wenst en die kennis van zaken heeft. De bouwnijverheid is nog steeds zoekende om de problemen van de bedrijfstak, zoals de duidelijke scheiding tussen ontwerp en uitvoering, de moeizame samenwerking en de communicatieproblemen tussen al deze partijen, op te lossen. Dit heeft inmiddels al weer geresulteerd in nieuwe bouworganisatievormen zoals:

general contracting; managementcontracting; prestatieconcepten; strategische netwerken; totaalbouwondernemers.

1.4.4 Rol van overheid Hiervoor is al aan de orde gekomen dat de overheid een dominante invloed heeft op de totstandkoming van een bouwwerk, guur 1.15.Te c hn isc he lan nin g

reg

elg

ev

ing

Ru

im

tel

p ijke

De bouwmarktFina re ncile v gelge ing

Over opdr heid als g achtg r ever ote

Figuur 1.15 Dominante invloed van de overheid

1.4.4.a Technische regelgeving De overheid legt door de technische regelgeving het kwaliteitsniveau van het uiteindelijke product vast. Te noemen zijn het Bouwbesluit, de Arbowetgeving, de van kracht verklaarde NEN- en NPR-normen, enzovoort. Natuurlijk heeft ook de lokale overheid door middel van Bouw- en Woningtoezicht en Welstand invloed op de gebouwde omgeving. De ontwikkelingen zijn nog niet ten einde. Maatregelen die verband houden met het milieu staan op dit moment nadrukkelijk in de belangstelling. Duurzaam bouwen is dan ook een term die de komende jaren steeds meer impact zal krijgen. Het gevolg van deze technische regelgeving is dat er een uniforme vraag is ontstaan, zodat concurrentie tussen de bedrijven niet gaat om verschillen in kwaliteit (de regelgeving laat nauwelijks speelruimte hiertoe open) maar op de prijs. 1.4.4.b Ruimtelijke planning Door de overheid wordt ook zorgvuldig omgesprongen met de beschikbare ruimte (ruimtelijke

Overige regelgeving en andere bemoeienis

1 BOUWEN

19

ordening). Beslissingen op dit punt hebben een directe invloed op de hoeveelheid beschikbare bouwgrond en daardoor natuurlijk ook op het bouwproductievolume.1.4.4.c Financile regelgeving De overheid heeft met name in het verleden een zeer dominante nancile invloed gehad op de bouwmarkt door middel van de nancile regelgeving. De overheid verstrekte leningen en garanties, gaf object- en locatiesubsidies, en regelt nog steeds de huursubsidies en de scale aspecten van het wonen, zoals rente-aftrekmogelijkheden van de hypotheken. Het grootste gedeelte van deze regelgeving heeft betrekking op de woningbouw, en niet op de andere sectoren (utiliteitsbouw en grond-, weg- en waterbouw). Hierdoor ontstaat in de woningbouw echter een zeer strakke nancile marge waarbinnen de bouwproducten moeten worden geleverd. Verder ontstaat er door de overige regelgeving zoals mededingings-, vestigings-, en aanbestedingsbeleid een grote invloed op het functioneren van de bouwmarkt. Ook de invloed van de overheid door middel van de wetgeving met betrekking tot de arbeidsomstandigheden heeft een behoorlijke impact op de bouwnijverheid. 1.4.4.d Overheid als opdrachtgever Als opdrachtgever is de overheid (Rijkswaterstaat en de lagere overheden) de grootste opdrachtgever. Ook in de utiliteitsbouw is de overheid via de Rijksgebouwendienst en Dienst Gebouwen Werken en Terreinen van het Ministerie van Defensie een zeer belangrijke opdrachtgever. Daarnaast heeft de overheid door middel van de nancile regelgeving en het beschikbaar stellen van contingenten een zeer dominante invloed in de woningbouw.

den zich totaal niet bezig met marktonderzoek, marketingstrategien en dergelijke. Een logisch gevolg hiervan is het feit dat de innovatie van de totale bouwnijverheid niet of nauwelijks van de grond kwam. De overheid is zich echter steeds meer aan het terugtrekken zodat het voor alle partijen op de bouwmarkt van belang is een strategie voor de toekomst te ontwikkelen. In hoofdstuk 8 wordt dieper ingegaan op de toekomst van de bouwnijverheid op de middellange termijn. De rol van de overheid wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 6.1.4.5 Bouwmethoden De ontwerpende partijen, zo blijkt uit de fasering van het bouwproces, leggen in het begin van het proces een aantal primaire keuzes vast die grote consequenties hebben voor de verdere organisatie tijdens de uitvoering. Met name de keuze voor een specieke bouwmethode bepaalt de karakteristieken voor de logistiek en uitvoeringswijze van het project. Als we praten over de diverse bouwmethoden dan is het gebruikelijk de constructie centraal te stellen. De reden hier voor is simpel. Alle werkzaamheden op de bouwplaats worden benvloed door de gekozen funderingswijze en werkwijze voor de draagconstructie. Een veel gehanteerde indeling van de diverse bouwmethoden is het onderscheid tussen: stapelbouw; gietbouw; montagebouw.

De conclusie is dan ook simpel: op een dergelijke bouwmarkt die voor een groot gedeelte door regelgeving wordt bepaald liggen de kwaliteitsniveaus grotendeels vast. Het is dan lastig voor een bouwbedrijf zich te onderscheiden van de collegas, anders dan op prijs. Door de dominante rol van de overheid die bepaalde wat er moest worden gebouwd, richtten de bouwbedrijven zich op een technisch en organisatorisch optimale bedrijfsvoering. De bouwbedrijven hiel-

Stapelbouw Stapelbouw werd gekenmerkt door een vloerconstructie van hout (houten balklaag met vloerdelen) die in het werk werd vervaardigd. Thans worden de vloeren vervaardigd van beton die in het werk in niet-gestandaardiseerde bekistingen is gestort. Ook kunnen de vloeren worden samengesteld uit prefab betonnen vloerelementen. De draagwand bestaat uit in het werk gemetselde of gelijmde bakstenen, kalkzandstenen of van betonsteen. Gietbouw De tweede methode is gietbouw, waarbij de bouwstoffen op het werk worden aangevoerd en daar verder nat worden verwerkt. De bouwstof-

20

fen die in de gietbouw worden gehanteerd zijn de zogenaamde vormloze bouwstoffen zoals grind, zand en cement. Grondprincipe bij gietbouw is dat de wand- en vloerconstructie met behulp van bekisting op de bouwplaats wordt gestort. Bij de traditionele gietbouw gaat het om op de bouwplaats samengestelde unieke bekistingen, terwijl bij de niet-traditionele gietbouw gestandaardiseerde bekistingen worden gebruikt. Montagebouw Bij de derde bouwmethode, de montagebouw, wordt gebruikgemaakt van bouwelementen die op het werk worden aangevoerd. De montagebouw is per denitie niet traditioneel. In tegenstelling tot de gietbouw gaat het om zogenaamde grote elementen die buiten de bouwplaats in de fabrieken worden vervaardigd en op de bouwplaats worden geassembleerd. De elementen zijn in de fabriek al voorzien van diverse sparingen, leidingen, enzovoorts. Dit laatste gebeurt nog op een te geringe schaal. De meeste gebouwen en woningen worden nog gerealiseerd via het traditionele stapelbouwprincipe eventueel in combinatie met gietbouw. Ook hier ligt voor de komende jaren een enorme uitdaging om gezamenlijk met wijzigingen in de bouworganisatievormen te komen tot een meer gendustrialiseerde bouwnijverheid.

1.5 Maatschappelijke trendsUit het voorgaande is de conclusie te trekken dat de bouwnijverheid moet gaan veranderen in een uiterst professionele industrietak, door gebruik te maken van moderne samenwerkingsvormen, informatietechnologie en industrialisatiemogelijkheden. Maar dat is niet het enige. Er zijn in de maatschappij trends waar te nemen, die los van wat wenselijk zou zijn, de bouwnijverheid nopen te veranderen. Het gaat om de volgende trends: gevolgen van de veranderende markt; gevolgen van de veranderende regelgeving; gevolgen van de veranderende informatietechnologie; gevolgen van de industrialisatie; gevolgen van de parlementaire enqute; effecten van Duurzaam Bouwen.

1.5.1 Gevolgen van veranderende markt De trend is nu dat de overheid zich als regulerende orgaan steeds verder gaat terugtrekken. Dit betekent dat we gaan overstappen naar een zichzelf regulerend marktmodel. De marktpartijen gaan meer en meer bepalen wat er gebouwd moet gaan worden. Concreet betekent dit dat de volgende ontwikkelingen zullen plaatsvinden: de gebruiker van de onroerende zaak krijgt een steeds belangrijkere rol bij in principe alle procesactiviteiten. Dit heeft tot gevolg dat tijdens het ontwikkelen ook gelet gaat worden op aspecten die verband houden met het beheer; doordat de gebruiker/beheerder meer invloed krijgt in het proces zal de aannemer eveneens een toenemende invloed krijgen, in eerste instantie op het ontwerp maar later ook op het Programma van Eisen. De aannemer is namelijk degene die uiteindelijk garanties aan de gebruiker zal verstrekken ten aanzien van onderdelen van het totale beheer. Het is logisch dat de aannemer dan ook invloed wil hebben op het proces waar een en ander wordt ontwikkeld en vormgegeven; ook de opdrachtgever zal een toenemende invloed tentoonspreiden en wel ten aanzien van alle procesactiviteiten. Dit om de eenvoudige reden dat de aanbiedersmarkt is veranderd in een vragersmarkt; omdat steeds meer partijen invloed willen op het bouwproces zal er toch minimaal n partij moeten zijn die een afnemende invloed krijgt en dat is de architect. De architect zal als onafhankelijke partij in het bouwproces ten aanzien van alle procesactiviteiten een afnemende invloed krijgen; een afnemende invloed van de overheid als regulerende en toetsende partij.

Het gevolg van de hier geschetste trend is dat er een totaal andere samenwerkingsvorm zal moeten ontstaan in vergelijking met de nu gangbare bouworganisatievormen.1.5.2 Gevolgen van veranderende regelgeving De veranderende regelgeving zoals het Bouwbesluit, de Kwaliteitstoets en de Energiepresta-

1 BOUWEN

21

tienorm hebben een behoorlijke invloed op de kwaliteits- en kostenbewustzijn van de opdrachtgevers en de architecten. In een vroeg stadium van het bouwproces zullen er keuzes moeten worden gemaakt uit de kwaliteitsmogelijkheden die er zijn. Dit vergt echter wel deskundigheid op het gebied van kosten, teneinde bij de kwaliteitskeuzes dit kostenaspect mee te kunnen nemen. Dit betekent dat de partij met de meeste kostendeskundigheid ook meer invloed gaat krijgen op het samenstellen van het Programma van Eisen en het ontwerp: de aannemer dus.1.5.3 Gevolgen van veranderende informatietechnologie De verwachte trend is dat de informatietechnologie een sterke integrerende invloed zal hebben op het bouwproces. De communicatie tussen de samenwerkende partijen in het proces kan gaan toenemen door het gebruik van de computer. Dit vereist natuurlijk wel de nodige afstemming om te komen tot een effectieve uitvoering van de werkzaamheden en sluitende afspraken over taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast biedt het gebruik van de informatietechnologie ook de opdrachtgever de mogelijkheid de projectgerichte informatie te raadplegen en te toetsen. Dit betekent dus dat de opdrachtgever nog nadrukkelijker zijn controlerende rol kan uitvoeren.

meer en meer naar voren schuift in het bouwproces.1.5.5 Gevolgen van parlementaire enqute Naar aanleiding van de zaak rond de schaduwboekhouding van het Groningse bedrijf Koop Tjuchem en de fraude bij de bouw van de Schipholtunnel stelde de Tweede Kamer in 2002 een parlementaire enqute in. Onderzocht werd de ongeoorloofde kartelvorming, prijsafspraken en andere wanpraktijken in de bouwwereld. Ook is de rol van de overheid bekeken bij het onderzoek. De gevolgen voor de bouwnijverheid zijn desastreus: de komende jaren verdwijnen in de bouw tienduizenden banen (in 2004 opgelopen tot 50.000) als gevolg van de nieuwe marktverhoudingen; het Rijk en enkele tientallen gemeenten startten procedures om bij de bouwbedrijven die hen hebben benadeeld honderden miljoenen euros terug te halen. De bouwkosten zullen hierdoor na een voorlopige daling sterk gaan stijgen; de bouwnijverheid heeft nu een onbetrouwbaar imago. 1.5.6 Duurzaam Bouwen Tot slot moet worden stilgestaan bij het milieu. In de meeste westerse landen en vooral in Nederland wordt steeds meer onderkend dat een duurzaam milieu zowel uit maatschappelijk als economisch oogpunt noodzakelijk is. In Nederland heeft dat al geresulteerd in het zogenaamd Duurzaam Bouwen. Deze gedachtegang moet een sterke motor gaan vormen voor het ontwikkelen van nieuwe, duurzame producten en tevens naar nieuwe concepten voor woningbouw en utiliteitsbouw, de wijze van produceren en de belasting daarvan op het milieu. Dit kan natuurlijk de kans zijn om een geheel nieuw type bouwmarkt te ontwikkelen. De verwachting is uitgesproken door verschillende futurologen dat deze zogenaamde Duurzame Ontwikkeling de vierde golf zal worden in de driegolventheorie van Alvin Tofer. In guur 1.16 is dit weergegeven.

De ontwikkelingen op het gebied van de informatietechnologie hebben tevens tot gevolg dat de partij die optreedt als de beheerder van de computerondersteunende communicatie tevens een centrale en cordinerende rol in het bouwproces zal vervullen. Met andere woorden: degene die kapitaalkrachtig genoeg is om over een compleet informatiesysteem voor het bouwproces te beschikken zal de spil in het nieuwe proces gaan worden.1.5.4 Gevolgen van industrialisatie Zoals aangegeven is industrialisatie in de bouwnijverheid een must. De consequentie van deze al in gang gezette ontwikkeling is echter wel dat een groot gedeelte van de ontwerp- en uitvoeringswerkzaamheden wordt verricht door de toeleveringsindustrie. De invloed van de toeleveringsindustrie op het ontwerpen en uitvoeren zal dan ook gaan toenemen. Alweer een partij die

22

5 4 3 2 1 0 1700 Landbouwmaatschappij Industrile maatschappij 1980 2010 Informatiemaatschappij Duurzame maatschappij

Figuur 1.16 De vier maatschappelijke golven

Samenvatting In dit hoofdstuk zijn in hoofdlijnen alle aspecten van de bouwnijverheid uiteengezet. Hierbij is tevens aangegeven waar eventuele knelpunten aanwezig zijn. Aangegeven is welke veranderingen zouden moeten worden doorgevoerd. De ontwikkelingen die op ons afkomen en de trends die al zijn ingezet, onderstrepen nogmaals dat de bouwnijverheid voor ingrijpende veranderingen staat. In de volgende hoofdstukken worden de diverse onderwerpen uitvoeriger besproken, waarna in hoofdstuk 8 wordt aangegeven hoe de bouwnijverheid moet veranderen om te kunnen overleven op middellange termijn.

Structuur van de bouwnijverheidir. D.H.J. van der Woude, ir. I.R. Pijpers

2

Bouwnijverheid wordt vaak gezien als totaalbegrip voor alle bouwbedrijven en aannemingsbedrijven. Maar de bouwnijverheid omvat meer. Niet alleen het daadwerkelijk bouwen, maar ook de toeleveringsindustrie evenals het ontwerpen en adviseren in de breedste zin van het woord. Gezien de totale jaaromzet behoort de bouwnijverheid tot de grootste branches. Ondanks deze positie is zij ten opzichte van andere branches te kenschetsen als volgend en traditioneel, niet initirend, innoverend of sturend. Dit is voor een groot deel het gevolg van de gefragmenteerde structuur van de Nederlandse bouwnijverheid. Toch neemt Europees gezien de Nederlandse bouwnijverheid wat betreft de prijs/kwaliteitsverhouding en de efficinte uitvoering evenals projectmanagement een vooraanstaande plaats in.

24

InleidingAls we praten over de bouwnijverheid is niet direct duidelijk wat hieronder valt, welke producten en diensten ertoe behoren, welke bedrijven in de branche werkzaam zijn, wat de gezamenlijke productie is, wat de karakteristieken van deze bedrijfstak zijn, enzovoort. Een goede denitie van het begrip bouwnijverheid is in 1987 door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu gegeven: De bouwnijverheid bestaat uit het geheel van bedrijven die bijdragen aan de technische realisatie en instandhouding van bouwwerken. Deze denitie geeft duidelijk aan dat naast de aannemingsbedrijven onder de bouwnijverheid tevens zijn inbegrepen de ontwerpende en adviserende bedrijven, die direct bij de technische realisatie en instandhouding zijn betrokken, evenals de betrokken toeleveringsbedrijven. Vrij vertaald betekent dit dat onder de bouwnijverheid kan worden verstaan het totaal aan bedrijven dat aan de aanbodzijde van de bouwmarkt opereert. Een verdere uiteenzetting wordt gegeven in paragraaf 2.1. Vervolgens wordt in dit hoofdstuk het belang van de bouwnijverheid voor de Nederlandse economie toegelicht. Tevens wordt ingezoomd op de karakteristieken van de bouwnijverheid. De markt, de producten en diensten komen hierbij aan bod. Ook de bouwmarkt is sterk in beweging en ontwikkeling. De factoren die deze ontwikkelingen benvloeden worden per sector in de bouwnijverheid (de woningbouw, de utiliteitsbouw en de grond-, water- en wegenbouw) nader uitgewerkt. Tot slot wordt in dit hoofdstuk de bouwnijverheid in Nederland gespiegeld aan die van Europa. Gekeken wordt naar de omzet, de productiviteit, de innovatie en het aandeel van de bouw in het Bruto Nationaal Product. Op basis van het totaal wordt dit hoofdstuk met een toekomstperspectief afgesloten.

2.1 Indeling van bouwnijverheidDe indeling van de bouwnijverheid kan op drie manieren plaatsvinden: naar type bedrijf, naar producten ofwel marktsegmenten of naar aard van de werkzaamheden.2.1.1 Indeling naar type bedrijf Volgens de denitie van VROM valt de totale aanbodzijde voor de technische realisatie en instandhouding van onroerende zaken onder de bouwnijverheid. Dit betekent dus dat vele bedrijven van verschillende pluimage werkzaam zijn in de bouw, guur 2.1.Architectenbureaus ontwerpende architecten; uitvoerende architecten; interieurarchitecten; tuinarchitecten; facilitairtekenbureaus; Ingenieursbureaus constructiebureaus; bouwkundige adviesbureaus; installatietechnische adviesbureaus; stedenbouwkundige adviesbureaus; bouwkosten adviesbureaus; bouwfysische adviesbureaus; projectmanagementbureaus; Bouwbedrijven bouwkundig aannemer; stucadoors; schilders; Installatiebedrijven elektrotechniek; warmtetechniek; liften; Toeleveranciers bouwmaterialenhandel; fabrikanten.Figuur 2.1 Indeling bouwnijverheid naar type bedrijf

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID

25

In paragraaf 1.4.1 zijn de verschillende participanten beschreven. Kenmerkend voor de bouwnijverheid is dat vele bedrijven moeten worden ingeschakeld om uiteindelijk het gewenste resultaat te bereiken. Alleen bij de hele grote ondernemingen in Nederland zien we dat alle sectoren en disciplines binnen n holding zijn vertegenwoordigd. 2.1.2 Indeling naar marktsegmenten Een andere belangrijke onderverdeling van de bouwnijverheid is die naar producten of anders gezegd marktsegmenten. In de bouw wordt meestal gewerkt met een driedeling: 1 woningbouw; 2 utiliteitsbouw; 3 grond-, weg- en waterbouw (GWW).

Woningbouw huurwoningen; koopwoningen; recreatie. Utiliteitsbouw Marktsector: zakelijke dienstverleners; handel en horeca; industrie en bouwnijverheid; vervoer en communicatie; landbouw en visserij. Budgetsector: overheid; onderwijs; gezondheidszorg; maatschappelijke dienstverlening. Grond-, Weg- en Waterbouw Budgetsector: Rijk; lager publiekrechtelijke lichamen. Onderhoud: niet-nieuwbouw; klein onderhoud.Figuur 2.2 Indeling bouwnijverheid naar marktsectoren

In de woningbouw is de overheid altijd sterk betrokken geweest bij de nanciering van de woningbouw, zodat de onderverdeling naar nancieringsvorm inzicht geeft in de opbouw. De gesubsidieerde woningbouw vormde tot voor kort de zogenaamde sociale woningbouw. Doordat de rijksoverheid zich heeft teruggetrokken uit het subsidiren van de woningbouw komt bij nieuwe woningen de term sociale woningbouw niet meer voor. Wij hebben nu te maken met huurwoningen en koopwoningen, guur 2.2. Deze zijn natuurlijk in de diverse (prijs)klassen verkrijgbaar. Huurwoningen kunnen worden verkregen bij de woningbouwcorporaties, institutionele beleggers en particuliere beleggers. Bij de utiliteitsbouw kan worden gekeken naar de aard van de gebouwen of de wijze van nanciering. Er wordt gesproken over de marktsector en de budgetsector. De marktsector bestaat uit opdrachtgevers in de zakelijke dienstverlening, de handel en horeca, industrie en bouwnijverheid, vervoer en communicatie en landbouw en visserij. De budgetsector bestaat uit overheid, onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. In de budgetsector is de overheid direct of indirect betrokken bij de investeringen in de gebouwen of de infrastructuur.

De Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW) wordt ook opgedeeld naar marktsector en budgetsector. In de budgetsector wordt een onderscheid gemaakt tussen rijk en lager publiekrechtelijke lichamen. Het laatste marktsegment is onderhoud. Bij onderhoud wordt een onderscheid gemaakt tussen niet-nieuwbouw en klein onderhoud. Niet-nieuwbouw betreft bestedingen aan bouwproducten met een levensduurverlengend karakter die niet als nieuwbouw worden gekenmerkt. Onder klein onderhoud vallen ook bestedingen aan bouwproducten, maar hebben geen levensduurverlengend karakter; het zijn consumptieve uitgaven.

26

2.1.3 Indeling naar aard van werkzaamheden Wordt gekeken naar de aard van de werkzaamheden, dan kan een onderverdeling worden gemaakt naar aard van de werkzaamheden, guur 2.3.Nieuwbouw Verbouw Restauratie Vernieuwbouw (renovatie) OnderhoudFiguur 2.3 Indeling bouwnijverheid naar aard van werkzaamheden

De waarde en omvang van het product is in vergelijking met andere industrien relatief groot, waarbij de productie telkens weer op een andere locatie plaatsvindt. Daarnaast is in vergelijking met andere industrietakken in Nederland de ontwikkeling van de productiviteit in de bouwnijverheid laag en loopt de innovatie (ver) achter.2.2.1 Markt De bouwmarkt is in sterke mate een relatiemarkt; plaatselijke opdrachtgevers geven op basis van regionaal-economische gronden en omwille van het vertrouwen vaak de voorkeur aan plaatselijke bouwers. Daarnaast is het zo dat juist het ambachtelijke en plaatsgebonden produceren op locatie de bouwnijverheid karakteriseert. Het is dan ook logisch dat de bouwnijverheid van oudsher opereert binnen de grenzen van een vestiging: dus lokaal of regionaal. Dit geldt zowel voor de aannemers als de installateurs, de onderaannemers en de bouwmaterialenhandelaren.

De nieuwbouw spreekt voor zich. Het gaat hier om het geheel nieuw realiseren van gebouwen, woningen, wegen, havens, enzovoort. Verbouw, restauratie, renovatie en onderhoud zijn werkzaamheden die aan bestaande onroerende zaken worden uitgevoerd. Vaak zien we dat deze werkzaamheden vallend onder verbouw, restauratie en onderhoud worden uitgevoerd door kleine specialistische bedrijven.

2.2 KarakteristiekenIn vergelijking met andere industrien heeft de bouwnijverheid zeer specieke karakteristieken. De producten die worden voortgebracht en het daarmee samenhangende productieproces worden gekenmerkt door een aantal bijzondere eigenschappen en omstandigheden. Een speciek kenmerk van de bouwnijverheid is dat het een sterk regionaal en nationaal gestructureerde markt betreft, en dat het proces op zijn eigen wijze plaatsvindt. Worden in andere industrien beslissingen veelal op zeer rationele en kwanticeerbare gronden genomen, in de bouw wordt aan de persoonlijke component grote waarde gehecht. Dit komt enerzijds doordat het bouwproces langdurig en het overleg intensief is, anderzijds doordat het resultaat en de werkwijze niet altijd zijn te kwanticeren. Vertrouwen is daarom een zeer belangrijk aspect in de bouw.

Dit heeft ook weer tot gevolg gehad dat grote bedrijven overal in den lande vestigingen oprichtten dan wel bedrijven opkochten. Het ter plekke aanwezig zijn is voorwaarde om in aanmerking te komen voor uitvoering van werken. Dezelfde situatie wordt overigens ook in de andere Europese landen aangetroffen. De meeste Nederlandse bouwbedrijven richten zich zowel op de utiliteitsbouw en de woningbouw, zowel nieuwbouw, verbouw, herstel en onderhoud. Het richten op meerdere sectoren is niet alleen ingegeven door de geringe omvang van de Nederlandse markt maar ook door de sterke omzetschommelingen in de genoemde sectoren. Bouwbedrijven moeten hierdoor breed inzetbaar zijn teneinde de aanwezige productiecapaciteit te kunnen inzetten. Wel is het zo dat de kleine en middelgrote bedrijven die zich bezighouden met woningbouw en utiliteitsbouw zich zelden richten op de sector GWW. Het omgekeerde is ook van toepassing. Bedrijven in de GWW-sector houden zich niet bezig met woningbouw en utiliteitsbouw. Kortom, de aanbodzijde in de bouw richt zich vanwege de geringe omvang en de sterke

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID

27

schommelingen in de sectoren op het produceren van alle producten en doet dit bij voorkeur binnen de grenzen van zijn vestiging. Het kiezen, zoals in andere industrien plaatsvindt, voor het leveren van specieke producten, dus het specialiseren, is op de bouwmarkt nog niet aan de orde. Voor architecten en adviseurs geldt hetzelfde. Opdrachtgevers vinden het persoonlijke contact met hun adviseurs zeer belangrijk. Vaak kiezen zij dan ook een plaatselijke architect. Daarnaast is het belangrijk dat de architect de lokale omstandigheden goed kent en de nodige plaatselijke contacten heeft. Regelgeving en procedures verschillen namelijk lokaal nogal sterk. Voor grote representatieve gebouwen of stedelijke ontwikkelingen worden vaak beroemde internationale architecten of stedenbouwkundigen ingeschakeld.2.2.2 Product Het product in de bouwnijverheid is het te realiseren bouwwerk ofwel een gebouw. Dit kan een kantoor zijn, maar ook een fabriekshal, atgebouw, eengezinswoning, stadhuis of garage. Kenmerkend is dat het uiteindelijke product niet homogeen is. Ieder product is weer op zijn geheel eigen wijze samengesteld. Het enige dat veelal standaard is zijn de bewerkingen. Het is dan ook logisch dat specialisatie bij uitvoerende bedrijven niet zozeer plaatsvindt naar product maar veel meer naar bewerkingen. Voorbeelden hiervan zijn metselaars, timmerlieden, schilders of stukadoors, die telkens op locatie het uiteindelijke product vervaardigen.

zich alleen te richten op de consument, maar moet hij ook terdege rekening houden met de specieke belangen van zijn opdrachtgever (de nancier) en met maatschappelijke belangen. In vergelijking met andere industrien is de waarde van het product dat door de bouwnijverheid wordt geproduceerd (woning, kantoren, bedrijfsruimte, wegen, viaducten enzovoort) relatief hoog. Dit geldt niet alleen ten aanzien van andere consumptie- en investeringsgoederen, zoals een televisietoestel, computer of auto, maar ook in relatie tot het eigen vermogen van het individuele bouwbedrijf. In onderstaand voorbeeld wordt dit verduidelijkt.Voorbeeld Waarde van gerealiseerde bouwwerken ten opzichte van eigen vermogen van een bouwonderneming Een bouwbedrijf maakt een jaarlijkse omzet van 50 miljoen euro. In een bepaald jaar is 50% van de omzet gerealiseerd in de utiliteitsbouw en 50% in de woningbouw. Het bouwbedrijf heeft 6 woningbouwprojecten opgeleverd tussen de 300.000 Euro en 6 miljoen euro. Daarnaast heeft het bedrijf een kantorencomplex gebouwd van 9 miljoen euro en 15 andere utiliteitsprojecten opgeleverd van gemiddeld 1 miljoen Euro. Totaal dus 21 projecten. De winst van het bedrijf bedroeg 2% van de omzet ofwel 1 miljoen voor belastingen. Het eigen vermogen van dit bouwbedrijf was in dat jaar 1 miljoen euro.

Een ander kenmerk van het product van de bouwnijverheid is de lange levensduur. Tijdens de levensduur heeft het gebouw vaak verschillende gebruikers of bewoners. Deze gebruikers hoeven geen eigenaar te zijn van het gebouw. Zij kunnen immers het gebouw hebben gehuurd of geleasd van een woningbouwvereniging, een belegger of een nancier. Tijdens de lange levensduur heeft het gebouw ook invloed op zijn omgeving, bijvoorbeeld de omwonenden, de verkeersdrukte, het milieu. Anders dan in de meeste industrietakken kan dan ook de architect als productontwikkelaar zich niet veroorloven

Aan de andere kant moeten we niet vergeten dat door de aard van het productieproces een bouwbedrijf niet hoeft te beschikken over dure bedrijfshuisvesting. Ook de materiaalvoorraden zijn klein. Voornanciering door het bouwbedrijf is beperkt doordat de afnemer tijdens het bouwproces in termijnen betaalt. De productie in deze bedrijfstak wordt dan ook gerealiseerd met een relatief geringe inzet van kapitaal. Vooral hierdoor is de toetredingsdrempel in de bouw laag. Met andere woorden: in de bouwnijverheid komen er steeds weer kleine bouwbedrijven bij omdat de investering gering is en er verder wei-

28

nig eisen worden gesteld. Dit geldt voornamelijk voor de woningbouw en de utiliteitsbouw. Anders ligt het in de GWW-sector. Deze is duidelijk kapitaalintensiever, waardoor er in deze sector in vergelijking met de woningbouw en de utiliteitsbouw het aandeel midden- en kleinbedrijf gering is.2.2.3 Bouwlocatie Het gebouw, de woning, de weg of viaduct wordt nooit in zijn geheel in een fabriek vervaardigd. De productie vindt plaats op locatie: de denitieve plaats waar het gebouw moet staan of d