Janssen 1933a Oeli's in de Molukken (1930)

download Janssen 1933a Oeli's in de Molukken (1930)

of 6

Transcript of Janssen 1933a Oeli's in de Molukken (1930)

S E R IE R .AMBON ENZ.N. 76. OELI'S IN DE MOLUKKEN (1930).

Het onderstaande is een nota van assistent-resident H. J. Jansen betreffende de oeli's, gedagteekend 14 September 1930.

37. Waarschijnlijk heeft dr. Apituley met zijne opmerkingen in de volksraadszitting van 21 Juli 1930 willen refereeren aan den opzet, die reeds lang bij het gewestelijk bestuur bestaat, om in de residentie Amboina te komen tot grootere verbanden dan de huidige negorijen. 38. In de memorie's van overgave zoowel van resident Hooyer als in die van resident Ouwerling wordt op dezen opzet gezinspeeld en enkele suggestin in deze richting geboden. 39. Ten tijde van gouverneur Van Sandick werd mij daartoe een tournee naar Boeroe opgedragen. Door de benoeming van gouverneur Van Sandick tot gouverneur van Sumatra's Oostkust werden mijn werkzaamheden onderbroken. Een veertiendaagsch tournee stelde mij slechts in staat, aan de Noordkust van Boeroe eenige gegevens te verzamelen. Deze gegevens zijn in een terzake uitgebracht rapport verwerkt 1 ). 40. Mijn herplaatsing in dit gewest had tot voornaamsten grond de wederopvatting van het verzamelen van gegevens over grootere volksverbanden in deze residentie. [Door verschillende omstandigheden kwam het niet] tot het verzamelen dezer gegevens. 41. Uit een en ander moge blijken, dat het door dr. Apituley te berde gebrachte niet kan worden opgevat als het nemen van initiatief tot deze hergroepeering op oude basis van de volksordening in deze residentie, doch dat het voornemen hiertoe reeds lang bij het gewestelijk bestuur bestond, alleen door een samenloop van omstandigheden aan dit voornemen tot op heden nog slechts een zeer poover begin van uitvoering kon worden gegeven. 42. Nu is deze hergroepeering niet zulk een eenvoudige zaak, als het door dr. Apituley te berde gebrachte wellicht zou doen ver1) Zie no. 79 van deze serie, hieronder. Noot van de commissie.439 AMBON ENZ.

moeden. De o e l i ' s liggen niet zoo voor het grijpen als deze het voorstelt; het komt mij zelfs voor, dat hij zich van oeli's een minder juist begrip vormt; in allen gevalle is zijn voorstelling over het optreden van Demmer niet geheel juist. 43. Demmer vernietigde geen oeli-schappen (oeli-schap is op zich zelve geen goed woord, daar in de Valentijnsche uitlegging van het woord oeli waarin dr. Apituley het bezigt dit gespanschap" zou beduiden en oelischap dus een pleonasme zou zijn). Demmer verstoorde het embryonale Hitoesche rijk, met zijn regeering van een koning en vierhoofden des lands; dat was een vereeniging van zeven z.g. oeli's in een groot verband, dat weieens in de literatuur het oeli-hitoe is genoemd, doch in werkelijkheid was een embryonaal radja-schap, en dan ook bij de bevolking nooit als oeli is betiteld geworden, doch steeds met namen als k e r a d j a a n Hitoe, pante Hitoe, e.d. 44. Men zou integendeel kunnen beweren, dat Demmer, en het bestuur der Compagnie na hem, op vele van deze z.g. oeli's .conser-veerend heeft gewerkt door de verschillende gehuchten, die tezamen zulk een oeli uitmaakten, tot n dorp bijeen te voegen en aan het strand te plaatsen. Om slechts bij eenige voorbeelden te blijven, ontstond o.a. het huidige dorp Lima uit de dorpen van het oeli Nau-Binau

45.

46.

47.

48.

49.

of Nau-Hnlhoe, Ceith uit de dorpen van het oeli Ala, Kaitetoe uit die van het oeli Hatoenoekoe. Ook komt het woord oeli in geheel andere positin voor dan in hetgeen dr. Apituley als oelischap" voor oogen staat, al zal er een algemeen begrip aan dit woord ten grondslag liggen, dat het voor dit zeer verscheiden gebruik vaardig maakt; hetgeen ik hiermede zeggen wil wordt onmiddellijk duidelijk, indien men wordt herinnerd aan oeli siwa en o e l i li ma. Over dit begrip oeli dat in veel varieerende vormen als oer i, oer, oeroe, loer, e.d. geheel Polynesi doorzwerft, en van zoo frapante merkwaardigheid is, dat het sommigen schrijvers de phantasie geschonken heeft zijn oorsprong terug te voeren tot het Oer der Chaldeen in Mesopotami verder uit te weiden, heeft in dit verband evenwel geen zin. Zou ik dus al niet durven onderschrijven de gemakkelijke bewering van dr. Apituley, dat oeli volk" beteekent, nog minder zou ik durven instaan voor de juistheid van de uit Valentijn en andere oudere schrijvers geputte wijsheid, dat het woord Oeliasser is terug te voeren tot het begrip oeli-asa en dit n volk" zou beduiden. Als ik herinner aan het o e - n i a s e van Rohomoni op Haroekoe, en er bij voeg, dat reeds Rumphius in zijn landbeschrijving (en naar ik meen ook Valentijn in navolging van dezen ik heb momenteel geen litteratuur bij de hand) dit woord in verband brengt niet het woord oeliasser", is wellicht dr. Apituley eveneens geneigd aan zijn verrassend eenvoudige verklaring te gaan twijfelen. Alhoewel op Ambon en de Oeliassers er nu vereenigingen van negorijen bestaan, die herinneren aan vroegere verbanden, met den40 4

AMBON ENZ.

naam oeli" gekenmerkt (bij oeli Hatoehaha e.d.), zoo zijn er evenwel ook vereenigingen van negorijen, die met oeli-vorming niets van doen hebben, ja zijn er negorijen van eenzelfde oeli zoodanig van elkaar gescheurd en met andere deelen vereenigd, dat andere banden sterker zijn geworden dan een versleten oeli-saamhoorigheid. 50. Ik meen hiermede aangetoond te hebben, dat van een eenvoudig herstel van oelischappen" geen sprake kan zijn, en dan ook een hergroepeering groote zorgvuldigheid vereischt. 51. Dr. Apituley blijft evenwel reel en solide", waar hij het regeeringsbeginsel onderschrijft, dat de bestuurshervorming moet staan op de basis van het gevoel van saamhoorigheid, dat nog leeft en groeit bij de diverse bevolkingsgroepen. 52. Zou het inderdaad de bedoeling van de regeering zijn, orn zulks zoover uit te strekken, dat deze hervorming ook een hergroepeering zoekt van de kleinere fractie's van een volk, die in een soort van provincialisme, en kleiner nog in een soort van gouwverwantschap, een aan een grooter volksverband en aan een zeker nationaliteits-gevoel gesubordineerde saamhoorigheid Vertoonen, dan is een onderzoek hiernaar, afgescheiden van elk ander belang, ook voor het practisch bestuur loonend. 53. De vraag van dr. Apituley en het daarop van den regeeringsgemachtigde bekomen antwoord duidt in deze richting. 54. Het wil mij evenwel voorkomen dat, indien de regeeringscommissaris voor de bestuurshervorming voor geheel Indi dergelijke subtiele onderzoekingen en deze, ik zou haast zeggen, verdeelingen in de derde macht, wil betrekken in zijn voorstellen, hij voor een schier onoverkomelijk zware taak zal worden gesteld. Het wil mij voorkomen, dat deze taak beter aan het gewestelijk bestuur kan worden overgelaten. Een taak trouwens, die tot nader order dan de voor de deur staande bestuurshervorming zal dienen te worden uitgesteld, wijl ik meen te hebben aangetoond, dat deze taak niet zoo eenvoudig is als werd voorgesteld. 55. Om nader aan te toonen, dat het hier maar niet gaat om ,,wederinvoering van z.g. oelischappen" zij het mij vergund, zeer summier en in het kort en terwille van den tijd met vermijding van elke literatuur-verwijzing, bewijsvoering

e.d., aan te geven den opbouw van de Ambonsche en Oeliassersche maatschappij, zooals het mij na lang verblijf voorgekomen is dat de bevolking zich deze denkt. 56. Nu dient verder voor oogen te worden gehouden, dat Ambon en de Oeliassers een zeer klein deel van deze residentie uitmaken, en dat verder overal zulke oude grootere verbanden worden aangetroffen. Ik moge ten deze naar de memorie's van de residenten Hooyer en Ouwerling verwijzen. 57. Het is voor een leek op het gebied der volkenkunde zeer gevaarlijk de woorden polynesisch, papoesch, melanesisch e.d. te gebruiken. Gelukkig biedt het Ambonsch spraakgebruik een aantal woorden, om verschillende bevolkingslagen van elkaar te onderscheiden. Van dit Ambonsch spraakgebruik zal ik mij bedienen;441 AMBON ENZ.

meer ter zake kundigen mogen deze lagen dan catalogiseeren. 22. In de eerste plaats onderscheidt het Ambonsch spraakgebruik naar ouderdom 4 lagen, die aan elkaar zijn verwant, en die allen worden voorgesteld ten westen van deze eilanden hun oorsprong te nemen: 1. Toeni; 2. Wakan; 3. Moni; 4. Mahoe. Toeni wordt voorgesteld nu eens als autochthoon, dan weer als in zeer oude tijden uit het westen overgekomen. Wakan wordt in verband gebracht met Banda, Kei, en uiteindelijk met Malakka. Moni is een N.W. invasie via de Soela-eilanden, en wijst heen naar Celebes en Broenei. Deze drie worden samengevat onder den term Kanoene. Dan is er nog een zeer recente laag, waaronder alle nieuwere westersche (niet Europeesche) inkomelingen worden samengevat, nl. Mahoe. Deze laag wordt voornamelijk in verband gebracht met Java; een oudere term is M o a 1. 23. Verder twee lagen uit het oosten: 1. 'Sran; 2. Woni. Sran (Selan, Sera, Seira, Sran gili, Slannoe, etc.) wordt als zeer oud voorgesteld en in verband gebracht met de geheele noordkust van Nieuw-Guinea, Schouteneilanden, Radja-Empateilanden enz. Woni wordt als jonger voorgesteld en in verband gebracht met Gorong en Onim (de z.g. Vogelkop van Nieuw-Guinea). De verzamelnaam is Mara, Mala, Male etc. 58. Ambon, Noord-Haroekoe en Noord-Saparoea worden voorgesteld als overwegend Kanoene, Zuid-Haroekoe, ZuidSaparoea en Noesalaoet als overwegend Mala. De volksmond dicht den Kanoene vrouwelijke kleeding toe, den Mala kannibalisme. De Kanoene voeren in varieerende beteekenissen het woord o e l i met zich, de Mala voor het begrip van samenhoorende volksnederzettingen het woord boan. 59. Een bij een-groepeering naar Kanoene en Mala is niet doenlijk, door de onderlinge verspreiding over deze eilanden. Alleen bij de samenstelling der kleinere eenheden dient het begrip te worden gekend, omdat het in sporadische gevallen nog eenige scheiding teweegbrengt 1). 60. Kanoene en Mala hebben beiden allerlei begrippen op het gebied van volksordening, en ik zou haast zeggen volksopstelling gebracht. Een speculatie zou te wagen zijn omtrent hetgeen aan ieder in het bijzonder dient te worden toegedicht. De Ambonnees zelf maakt evenwel geen onderscheid meer, en daarom zal ik het ook niet doen en er mij toe bepalen, de voornaamste zeer summier te vermelden. 61. In de eerste plaats territoriale tweedeelingen (met een heele sleep tegenstellingen, Noord-Zuid, Oost-West, voor-achter, manne-lijk-vrouwelijk, enz. enz., die alle als niet in het bestek van dit summier overzicht liggende mogen worden voorbijgegaan). Voor deze eilanden zijn de voornaamste: Voor Ambon: Lei Timor en Lei1) Verg. G. de Vries, Bij de berg-alfoeren op West-Seran", blz. 9 en s.v. kanoene" in het register. Noot van de commissie.AMBON ENZ. 442

Halat (Hitoe). Voor Haroekoe: Oeli Hatoehaha en Boan Bessi. Voor Saparoea: Hatawano en Honimoa. Voor Noesalaoet: Ina-haha

en Ina-lehoe (loehoe). 62. In de tweede plaats de politieke tweedeeling Oeli Siwa en Oeli Lima, uitgebouwd tot de vierdeeling: oeli siwa mete, oeli s i w a p o e t i h , o e l i l i m a p o e t i h , o e l i l i m a m e t e , w a a r i n weer onderverdeeling in mannelijk (dorpsnaam-aman) en vrouwelijk (dorpsnaam-henna), waarin ama vader en henna of ina moeder beteekent. Over herkomst van oeli siwa en -lima naar Ambonsche opvattingen worde, als buiten het bestek dezer korte nota liggend, niet verder uitgeweid. Genoeg zij het, dat dit oeli-begrip nog veelal zeer levend is onder de bevolking, maar tevens deze politieke indeeling soms zoo grillig territoriaal door elkaar loopt, dat zij maar in enkele gevallen voor hergroepeering te gebruiken is (tenminste voor de Ambonsche eilanden; elders is vaak meer territoriale regelmaat in deze indeeling). Hier komt bij, dat deze politieke indeeling op sommige plaatsen door latere politieke gebeurtenissen zoodanig is overheerscht, dat herhaaldelijk siwa-negorijen overgingen tot de limagroep en omgekeerd. 63. Ten derde hetgeen dr. Apituley waarschijnlijk bedoelt met oelischappen" als zoodanig: 1e. het voormalige rijk Hitoe met zijn 7 oeli's; 2. de vroegere siwabond ten westen daarvan van Oering-Lilibooy; 3. het orangkajaschap Hatoe; 4. het pattihschap Halong ; S. de drie radjaschappen van LeiTimor. Hier komen nog bij de siwabond Hoetoemoeri, die steeds zijn zelfstandigheid heeft bewaard, de limabond Ema, en het door de Portugeezen ongeveer uitgemoorde Oeli of Oeri messing (thans een personeele unie met het radjaschap Soja); op Haroekoe het oeli Hatoehaha en het boan Bessi; op Saparoea een versplinterd oorspronkelijk Honimoa en een meer homogeen Hatawano; op Noesalaoet de radjaschappen Ameth en Titawaay. 64. Het grootste verband in deze groepen is het oude Hitoesche rijk. Van dit Hitoesche rijk voegden zich reeds in Portugeeschen tijd verschillende Alfoersche (d.z. in Ambonsch spraakgebruik nog niet gechristianiseerde of geislamiseerde") elementen bij de Portugeezen, en voerden een feilen strijd tegen de mooren van Hitoe". Nog vroeger was dit gedeelte van het oelirijk reeds minder trouw, getuige de in de allusa's van Ridjali vermelde strijd van Djamiloe met de lieden van Waai (tegenwoordig antagonisme Waai Liang). Nu de deelen van dit rijk op zich zelven beschouwd. Het oeli Nau-binau maakt de tegenwoordige negorij Lima uit, het oeli-Ala de negorij Ceith, het oeli Hatoenoekoe de negorij Kaitetoe. Het oeli Sawani: de aan de noordzijde van het schiereiland Hitoe gelegen negorij Wakal, deelen van de tegenwoordige negorijen Hitoelama en Hitoemessing en de aan de zuidzijde van Hitoe gelegen christennegorij Roemahtiga. Het oeli Hoelawan: het grootste deel van de tegenwoordige negorijen Hitoelama en Hitoemessing, de tegenwoordige negorij Hila (waar Wakal weer tusschen Hitoelama en Hila443 ENZ. AMBON

in ligt) en de christen-burgerkampoeng Hoenoeth. Het oeli Seilessi: de tegenwoordige siwanegorij (het rijk op zich zelf was lima) Mamala, de negorij Morella en tot in de Hollandsche periode de negorij Liang (die zich in Compagnie's tijd evenwel bij het oeli van Waai voegde). Het oeli Solemata: de tegenwoordige christennegorij Waai, de islamsche negorij Tolhoe, de islamsche negorij TengahTengah, de islamsche negorij Tial, de christennegorij Tial en de christennegorij Soeli. 65. Het is bekend, hoe moeilijk christen en islamsche negorijen bijeen zijn te voegen; ook, dat overal waar in het Ambonsche een bepaalde groep gedeetelijk christen, gedeeltelijk islamsch werd, het einde was, dat afzonderlijke negorijen werden gevormd: christen en islamsch Tial, christen en islamsch Sero-Sori. 66. De siwagroep van Hitoe's Westpunt. Deze omvat de mohammedaansche negorijen Oering, Assiloeloe en Wackasihoe, de christennegorijen Alang en Lilibooy. Het orangkajaschap Hative omvat negorijen en burgerkampongs, het patischap Halong eveneens. Voor het bestuur is het nog steeds hard werken, om het antagonisme burgernegorij-man uit de

444

wereld te helpen. Het radjaschap Noesanive. hoewel overwegend christen, omvat het islamsche Laha. Alleen de radjaschappen Kilang en Soja zijn tot op heden min of meer homogeen. 67. Van het oudtijds islamsche oeli Hatoehaha is een deel, de negorij Holalioe, christen geworden, en al onderhouden de christenen van Holalioe nog een schijnmoskee op Rohomoni, een ieder weet, dat wie in de Ambonsche wereld de pangkat serani" verworven heeft, zich zeer moeilijk schikt onder de suprematie van een islamsch hoofd, welke suprematie in dit oeli onbedingd toekomt aan den islamschen radja van Plauw. Bovendien heeft zich op het territoir van dit oeli ingeschoven de christennegorij Karioe. Boan Bessi is meer homogeen niettegenstaande den jarenlangen, soms verwoed gevoerden strijd, die Oma en Haroekoe verdeeld houdt. Op Saparoea zijn de negorijen door de achtereenvolgende troebelen in Compagnie's tijd zoo hopeloos door elkaar geschud, dat het moeilijk zal vallen hier goede combinatie's te vinden. Wel staat dr. Apituley's geboortegrond Hatawano naar buiten nog als een eenheid, maar men weet, hoe inwendig deze groep verdeeld is; hoe hier Iha en Koeloer, die in Arnold de Vlamingh's tijd hun gronden verspeelden aan hun christenbroeders, zich nog steeds de uit Hatawano gestootenen voelen. Hommowa leeft niet meer als eenheid; de naam Hommowa is zelfs overgegaan op het eiland Saparoea als geheel. De radjaschappen Ameth en Titawaai zijn vrij homogeen. 68. Het voorgaande is een summiere opsomming van de moeilijkheden, die een opnieuw-groepeering van negorijen met zich zal brengen. Het moge de overtuiging schenken, dat wederinvoering van de z.g. oelischappen" iets onmogelijks is, wijl oelischappen niet bestaan. Een zekere laag heeft het woord oeli gekozen voor een wijze van volksordening, die zij bracht, andere lagen hebben dit woordAMBON ENZ.

weer voor heel andere begrippen gebezigd, nog weer andere lagen kenden dit woord niet eens. 69. Al die lagen, het moge Sran, Wakan of Mahoe zijn, hebben hun eigen begrippen op dit gebied gebracht. De Mahoe-laag was bezig uit al deze begrippen een rijksgedachte te concipieeren, die wellicht tot een sultanaat of iets dergelijks zou hebben geleid. Storend greep reeds Portugal en uiteindelijk Demmer in, die voor eeuwig de regeering van den radja en de vier hoofden des lands wellicht het Ambonsche Modjopait (vijf-vierheid) 1 ) voor eeuwig in de ban deed. Christendom en islamisme schiepen hier verdeeldheid, Compagnie's getrouwheid en Compagnie's bestrijding verscherpten deze. Drie honderd jaar lang duldden wij geen suprematie van het eene boven het andere negorijhoofd. Terwille van het evenwicht schiepen wij, westerlingen, de tegenstelling burger negorijman. Driehonderd jaar lang bleef de volksordening versplinterd, en deze versplintering kreeg hierdoor een vast bestand, dat bijkans alle vroegere gevoelens van saamhoorigheden vervaagde. 70. Toch geloof ik met dr. Apituley, dat het instellen van rechtsgemeenschappen in velerlei opzichten het openen van perspectieven zou beteekenen. Ik meen evenwel, dat dit niet alleen zijn beteekenis heeft voor de Ambonsche eilanden, maar voor geheel deze residentie. Ik meen ook te hebben aangetoond, dat in de latere jaren het bestuur hiervoor een open oog heeft gehad. Ik moge alleen maar verwijzen naar de memorie's van opvolgende residenten. Alleen heeft het bestuur er zich willen behoeden voor lichtvaardigheid, en er niet aan gedacht, deze opnieuw-groepeering aan te vangen alvorens over volledige gegevens, wat betreft historie en adat van de betrokken gebieden, zal kunnen worden beschikt. 71. Ook lag het niet in de bedoeling van het bestuur om aan te vangen bij het gebied van zooveel beinvloeding en daardoor bont-kleurige schakeering als het Ambonsche. Het bestuur wilde aanvangen met minder in beroering gebrachte gebieden, waar oude saamhoorigheden nog meer aan de oppervlakte liggen.l) Verg. mr. F. D. Holleman, Het adatgrondenrecht van Ambon en de

Oeliassers, blz. 19. Noot van de commissie.