Weboratie Janssen 1..27

26
NieuwAmsterdam

Transcript of Weboratie Janssen 1..27

Page 1: Weboratie Janssen 1..27

Nieuw Amsterdam

Page 2: Weboratie Janssen 1..27

Nieuw Amsterdam

Rede

uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt vanhoogleraar Vroegmoderne geschiedenisaan de Faculteit der Geesteswetenschappenvan de Universiteit van Amsterdamop vrijdag 12 december 2014

door

Geert H. Janssen

Page 3: Weboratie Janssen 1..27

Dit is oratie 524, verschenen in de oratiereeks van de Universiteit van Amsterdam.

Opmaak: JAPES, AmsterdamFoto auteur: Jeroen Oerlemans

© Universiteit van Amsterdam, 2015

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen ineen geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zondervoorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Au-teurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augus-tus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigdevergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voorhet overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatie-werken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

Page 4: Weboratie Janssen 1..27

Mevrouw de Rector Magnificus,Mijnheer de Decaan,Geachte aanwezigen,

Vandaag bijna 381 jaar geleden – op eerste kerstdag 1633 – werd dit gebouw,de Lutherse kerk, plechtig in gebruik genomen. Het was voor toen een hoogstmodern complex, met ruime galerijen, elegante zuilen aan weerszijden en alszodanig losjes geïnspireerd op de Temple de Charenton in Parijs. Een zeven-tiende-eeuwse tekening (afbeelding 1) toont het interieur van dat Franse voor-beeld waarnaar deze kerk werd gemaakt.1

Afbeelding 1 Anoniem, Temple de Charenton te Parijs (gebouwd 1623, tekening uit1648)

Bron: Det Kongelige Bibliotek, Kopenhagen

4

Page 5: Weboratie Janssen 1..27

Met de creatie van een vleugje Parijs aan het Spui stond de Lutherse kerk ooksymbool voor een nieuw Amsterdam; een Amsterdam dat haast onherken-baar moet zijn geweest voor haar inwoners van enkele decennia ervoor. Ver-nieuwend was niet alleen de vormgeving van dit gebouw, naar de laatsteParijse mode, maar ook het feit dat het nadrukkelijk was bedoeld voor eenreligieuze minderheid. De Lutherse kerk brak met het idee dat er maar éénzichtbare religie in Amsterdam kon zijn.2 Tenslotte was de bouw een opval-lende onderneming omdat het een migrantenproject betrof; een kerk van envoor nieuwe Amsterdammers.De Lutherse gemeenschap die op het Spui bijeenkwam, bestond overwe-

gend uit Duitsers en Scandinaviërs. Het was dan ook vanzelfsprekend dat devoertaal in deze kerk in eerste instantie Duits was. De predikant, Caspar Pfeif-fer, was zelf eveneens immigrant, afkomstig uit Meissen.3 Net zoals tegen-woordig wel gebeurd bij migrantenkerken en moskeeën, hadden buitenlandseoverheden het project aan het Spui medegefinancierd. Zo had de koning vanZweden een lading koper naar Amsterdam laten verschepen, bedoeld voor hetdak van de kerk, al was het wat spijtig dat die zending aankwam op het mo-ment dat de dakbedekkers al begonnen waren met het leggen van leien. Maarhet gebaar van de koning werd zeer gewaardeerd.4

Nu is het niets nieuws om te zeggen dat de Nederlandse ‘Gouden Eeuw’, endie van Amsterdam in het bijzonder, samenviel met een periode van groot-schalige migratie. Zo rond 1630, toen de Lutherse kerk werd gebouwd, be-stond de Amsterdamse bevolking voor meer dan de helft uit nieuwkomers,waarvan een belangrijk deel van buiten de grenzen van de toenmalige Neder-landse Republiek.5 Onderstaande tabel laat in één oogopslag de ingrijpendegevolgen van die ontwikkeling zien; steden als Haarlem en Leiden groeidenin de zeventiende eeuw dankzij immigratie explosief. Maar bovenal was hetAmsterdam, dat binnen een generatie van een middelgrote Hollandse stadtransformeerde in een Europese metropool. Migratiehistorici Jan en Leo Lu-cassen hebben ons er dan ook aan herinnerd dat het percentage allochtonenin deze zeventiende-eeuwse stad hoger was dan in het huidige Amsterdam.6

Tabel 1 Immigratie en bevolkingsgroei in Holland, 1570-16701570 1600 1670

Haarlem 16.000 30.000 40.000

Leiden 15.000 40.000 70.000

Amsterdam 30.000 75.000 210.000

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 5

Page 6: Weboratie Janssen 1..27

Toch is er, bij nadere beschouwing, iets raadselachtigs aan ons beeld van dezevroegmoderne migratiesamenleving. Dat betreft zowel de onderzoeksvragendie we er over stellen, als de methodologie waarmee we het fenomeen onder-zoeken. Laat ik beginnen met de eerste categorie.

Vragen in migratieonderzoek

Migratiegeschiedenis heeft in Nederland een rijke traditie, ook aan deze uni-versiteit. Zo weten we dankzij het pionierswerk van sociaal historici zoals CléLesger inmiddels vrij nauwkeurig wat voor soort mensen er in de zeventiendeeeuw naar Amsterdam trokken, waar die migranten precies vandaan kwamenen in welke hoeveelheden – zie de cijfers in tabel 1. Economisch historici heb-ben op hun beurt in kaart gebracht hoezeer de economie van de GoudenEeuw samenhing met die migratiestromen.7 Het ligt natuurlijk voor de handom vervolgens ook een verband te leggen tussen deze migratiecijfers en deexplosie in culturele creativiteit die de Noord-Nederlandse Gouden Eeuwkenmerkte. Maar juist bij dat laatste onderzoek stuiten we op een intrigerendeparadox. Steden zoals Amsterdam mogen dan in de zeventiende eeuw echtemigrantensamenlevingen zijn geworden, het is opvallend dat het onderwerpzelf vrijwel onzichtbaar blijft in de rijke visuele en tekstuele cultuur van deGouden Eeuw. Migratie lijkt, in ieder geval op het eerste gezicht, nauwelijkseen expliciet thema te zijn geweest in culturele producties (schilderijen, pren-ten, literaire teksten) van die tijd. Ook het nieuwe Rijksmuseum, toch eenbeetje de etalage van die rijke culturele oogst, heeft moeite het migratieverle-den van de Gouden Eeuw te tonen. En hoe kun je nu iets tentoonstellen ofzelfs onderzoeken dat er niet lijkt te zijn?8

Toch wil ik vandaag dit ogenschijnlijke gebrek aan culturele reflectie be-schouwen als een uitnodiging om nog eens beter na te denken over de effec-ten van migratie op het vroegmoderne Nederland en misschien zelfs op hetNederland van vandaag. Het gaat me in dat geval niet alleen om de invloedvan nieuwkomers op wat wij nu de creatieve industrie zouden noemen, maarook op bijvoorbeeld politieke cultuur, intellectuele netwerken en religieuzementaliteit, ja zelfs op zaken als de stedelijke ruimte en het landschap. Opzijn minst dwingen de indrukwekkende cijfers uit tabel 1 ons nadrukkelijkerde vraag te stellen hoe ‘Nederlands’ die zogenaamde Gouden Eeuw precieswas, wanneer we ervan uit moeten gaan dat ze voor een belangrijk deel doormigranten is gemaakt.Dat ook migratieonderzoekers zelf er niet zo goed in slagen die bredere,

cultuurhistorische dimensie van hun onderzoek te operationaliseren, komt

6 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN

Page 7: Weboratie Janssen 1..27

– denk ik – omdat zij vooral de neiging hebben te tellen en te kwantificeren.En dat brengt me bij een tweede aandachtspunt in het huidige migratieonder-zoek: de gebruikte methode.

Methodes in migratieonderzoek

De studie naar de integratie van migranten is hiervan een goed voorbeeld.Aangemoedigd door het maatschappelijke debat in Nederland in de afgelopendecennia, hebben migratieonderzoekers veel studie verricht naar de integratievan nieuwe Nederlanders in het verleden; dat historische inzicht zou ons im-mers wel eens kunnen helpen om ook de problemen van onze eigen tijd op telossen.9 Hoe valt het bijvoorbeeld te verklaren dat het Nederland van 400 jaargeleden beter in staat leek dan het huidige om grote hoeveelheden migrantente accommoderen en te laten integreren in de samenleving?Voor het antwoord op dit soort prangende politieke vragen hebben histori-

ci vooral hun toevlucht gezocht tot kwantitatieve analyse; dus door systema-tisch in kaart te brengen welke typen migranten we kunnen onderscheiden, inwelke sectoren zij werkzaam waren, hoeveel ze daar verdienden, welke huwe-lijkspartners ze kozen en in welke netwerken ze opereerden. Als ware het eenrapport van het Sociaal Cultureel Planbureau voor de zeventiende eeuw. Er isgeen twijfel dat de tabellen en modellen die daaruit zijn voortgekomen, onsenorm veel hebben geleerd over migratie en integratie in de Nederlandse ge-schiedenis. Maar deze bloeiende tak van sport laat, denk ik, ook een paarkansen liggen. Meten is namelijk niet alles weten.Zo gaan migratieonderzoekers (net als beleidsmakers) er vaak impliciet

vanuit dat maatschappelijke integratie het onvermijdelijke einddoel is vaneen migratieproces. Maar betekent toenemend economisch succes of de op-name van migranten in lokale instituties ook noodzakelijk dat zij zich minderverbonden gaan voelen met hun verleden en afkomst? Daarnaast wordt ookhet concept ‘integratie’ als zodanig weinig gehistoriseerd. Maar was integratie(in welke betekenis van de term dan ook) wel een categorie waarin zestiende-en zeventiende-eeuwse mensen dachten? En wat, in concreto, betekent inte-gratie eigenlijk in een stad als Amsterdam waarvan de omvang in twee gene-raties verdrievoudigde en de meerderheid van de bevolking inmiddels be-stond uit nieuwkomers? Wie integreert er dan precies in wat?De beantwoording van dit soort vragen vereist een migratiegeschiedenis

die niet alleen over migranten gaat of hen probeert te vatten in overzichtelijkemodellen en grafieken, maar een die veel meer luistert naar de stemmen vanmigranten zelf; naar hun ideeën, idealen en strategieën. Een dergelijke migra-

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 7

Page 8: Weboratie Janssen 1..27

tiegeschiedenis heeft niet alleen oog voor instituties en de big data die dieinstituties genereren, maar is ook sensitief voor zogenaamde small data. En iszelfs bereid om te luisteren naar mogelijke stiltes; naar datgene dat juist nietgezegd wordt of wordt opgeschreven, of alleen herkenbaar is voor degenendie de culturele codes van die taal begrijpen.10

Nu is een zoektocht naar ‘stilte’ natuurlijk niet zo veelbelovend voor eenoratie van drie kwartier. Toch wil ik vandaag proberen de meer verborgeneffecten van migratie op die vroegmoderne Nederlandse cultuur te verken-nen, door u mee te nemen naar drie verschillende typen samenlevingen. Zebevonden zich alle drie op verschillende locaties en waren ook verschillendqua samenstelling en omvang. Maar alle drie ondervonden ze in de zeven-tiende eeuw de ingrijpende consequenties van migratie. Alle drie meenden zijbovendien een nieuw Amsterdam te vertegenwoordigen.

Nieuw Amsterdam I

Het eerste Nieuw Amsterdam is het dichtst bij huis. We zien hier (afbeelding2) een spectaculair schilderij van de Dam, gemaakt door Johannes Lingelbach.Zijn panorama confronteert ons in één oogopslag met de metamorfose die destad Amsterdam in de eerste decennia van de zeventiende eeuw had onder-gaan. We zien in de achtergrond nog enkele symbolen van de laatmiddel-eeuwse stad: de Nieuwe Kerk links en de toren van de Oude Kerk rechts.Maar tegelijkertijd ademt dit schilderij een sfeer van dynamiek en vernieu-wing. Op de voorgrond zien we een bonte stoet aan handelaren en onderne-mers (een aantal van hen is gehuld in exotische kleding) terwijl goederenworden aangevoerd bij de Waag, midden op de Dam. De scheepsmasten inde achtergrond verwijzen subtiel naar de herkomst van Amsterdams nieuwerijkdom. Ook het reusachtige stadhuis, links in aanbouw, visualiseert de do-minantie van de stad in deze wereld van internationale handel.Maar er is ook iets curieus aan dit spectaculaire doek; de proporties zijn

duidelijk te fors en de Dam baadt in een warm, haast mediterraan zonlichtdat we hier helaas maar zelden zien. Nu was Johannes Lingelbach eerder inRome geweest waar hij inspiratie had opgedaan voor een schilderij van hetForum Romanum (afbeelding 3). We zien daarop het centrale plein vanRome, waar Lingelbach experimenteert met soortgelijke warme lichteffecten.De Amsterdamse variant zouden we dus ook kunnen lezen als een noordelijkspiegelbeeld: de Dam als een Hollands Forum Romanum; het nieuwe cen-trum van de wereld.11 Die zelfbewuste, kosmopolitische boodschap wordt nogverstrekt door de nadrukkelijke aanwezigheid van buitenlandse handelaren

8 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN

Page 9: Weboratie Janssen 1..27

op het plein (rechts op afbeelding 2). Nu was dat laatste zeker geen uitvindingvan Lingelbach, want we zien dit type, vaak oosters-geklede figuren op vrijweliedere zeventiende-eeuwse verbeelding van de Dam. Kunsthistorici hebben aleerder betoogd, dat we hier dus niet van doen hebben met een alledaags beeldvan de Dam, maar met topoi of gemeenplaatsen. De exotisch geklede figurenzijn in dat geval personificaties van Amsterdams internationale handelscon-tacten; ze verwijzen symbolisch naar de ambitie van de stad een wereldhan-delscentrum te zijn.12

Toch brengt dit beeld van de Dam, met haar wonderlijke mix van gevestig-den en buitenstaanders, ook een ander, reëel kenmerk van de stad in beeld:haar grote sociale, religieuze en zelfs etnische diversiteit. Dat was een betrek-kelijk nieuwe eigenschap van Amsterdam, recentelijk door immigratie ont-staan. In het schilderij van Lingelbach is migratie dan misschien niet een the-ma dat direct wordt uitgebeeld, maar de sociale, godsdienstige en ruimtelijkegevolgen ervan waren dat wel. En die worden door deze schilder bovendiengepresenteerd als stereotype kenmerken van deze nieuwe stad.Ook in stadsbeschrijvingen van Amsterdam zijn de effecten van migratie

vaak indirect of met vertraging zichtbaar. In de vroege zeventiende eeuw wor-den migratie en religieuze diversiteit nog nauwelijks als eigenschappen van destad genoemd door haar stadskronikeurs. Dat beeld paste niet zo goed bij deboodschap van eenheid – van de stad als een metaforisch, maar organisch

Afbeelding 2 Johannes Lingelbach, Dam, 1656

Bron: Amsterdam Museum

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 9

Page 10: Weboratie Janssen 1..27

opgebouwd lichaam – dat de auteurs van dit soort boeken wilden uitdragen.13

Maar de explosieve toename van de bevolking in de loop van de zeventiendeeeuw maakte het eenvoudigweg noodzakelijk ook het concept van het stede-lijke lichaam te herdefiniëren. In stadsbeschrijvingen uit de tweede helft vande zeventiende eeuw, zoals die van Olfert Dapper in 1663 en Caspar Comme-lin in 1693, worden nieuwe Amsterdammers en religieuze diversiteit dan ookwel expliciet genoemd; en nu zelfs als iets dat typisch Amsterdams zou zijn enwaar de stad met recht trots op was.14

In zeventiende-eeuwse reisgidsen zien we eenzelfde retorische verschui-ving. In de populaire gids van Philip von Zesen (een soort Lonely Planet uit1664) is Amsterdam een kosmopolitische en vooral pluriforme stad gewor-den. Tot de niet-te-missen attracties behoort, veelzeggend, een tour langs deverschillende migrantenkerken in de stad.15

Amsterdams verschuivende zelfbeeld als kosmopolitisch, modern qua ste-delijke vormgeving en divers qua religieuze en sociale samenstelling, compen-seerde in zekere zin ook het probleem dat de stad niet echt kon bogen op eenzeer oud en groots verleden.16 Het echte Rome was natuurlijk toch wat an-ders.In deze geleidelijke heruitvinding van het stedelijke zelfbeeld speelden mi-

granten zelf, en vooral hun kinderen, een intrigerende rol. De genoemde au-teurs van populaire stadsbeschrijvingen – Olfert Dapper en Caspar Commelin– kwamen zelf uit migrantengezinnen. Datzelfde gold voor de schilder van het

Afbeelding 3 Johannes Lingelbach, Forum Romanum te Rome, 1653

Bron: Museum voor Schone Kunsten, Brussel

10 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN

Page 11: Weboratie Janssen 1..27

panorama waar we zojuist naar keken, Johannes Lingelbach; hij was de zoonvan een migrant uit Frankfurt. Zij waren zeker niet de enige vertegenwoordi-gers van de zogenaamde tweede generatie die een sturende rol speelden in deexploitatie van het nieuwe Amsterdam. Talloze culturele producties, van car-tografie tot nieuwe schildergenres, zijn het resultaat van de ambities en crea-tiviteit van juist deze groep.17 Sommige daarvan hebben wij inmiddels zozeergeïnternaliseerd in onze nationale canon dat we ze nauwelijks nog als migran-tenproducties herkennen. Het gebouw waar we ons vandaag bevinden, de Lu-therse kerk, is daarvan ook een voorbeeld.

Integratie en culturele codes

We hebben dus gezien dat migratie meer culturele sporen naliet dan sommigehistorici, van Johan Huizinga tot Simon Schama, wilden of konden zien.Maar, zo hoor ik de sceptici al denken, dit soort voorbeelden roepen tochminstens evenveel vragen op als dat ze beantwoorden. Hoe verklaren we bij-voorbeeld dat ook de ontvangende bevolking, laten we gemakshalve zeggende ‘autochtonen’, zich aangesproken voelden tot de beelden en verhalen diemigranten en hun kinderen creëerden? Daarvoor moeten we op zoek naar deonderliggende culturele codes, met andere woorden de ‘maatschappelijkenormen en waarden’, die autochtonen en allochtonen in deze zeventiende-eeuwse samenleving wellicht deelden. Op het eerste gezicht waren dat er nietzo erg veel want migratie als zodanig riep bij de gemiddelde zeventiende-eeu-wer zelden positieve associaties en gevoelens op. En het religieuze radicalismevan sommige immigranten wakkerde die xenofobie alleen maar verder aan.18

Maar wie wat verder kijkt, kan ook zien dat er in de Nederlandse Republieken in de stad Amsterdam desondanks een bepaald type migratie was dat welop enige waardering kon rekenen: religieuze vlucht en ballingschap. Dat is deeerste waarde of culturele code die ik kort wil toelichten. Het opvallende be-grip voor religieuze migratie had in het zeventiende-eeuwse Nederland name-lijk een betrekkelijk korte maar dramatische geschiedenis. Tijdens de recenteoorlog tegen de Spaans-Habsburgse regering – de zogenoemde NederlandseOpstand – hadden de Nederlanden zelf te maken gekregen met de grootstevluchtelingencrisis uit haar bestaan. Vanaf het midden van de zestiende eeuwwaren tienduizenden mannen en vrouwen gedwongen geweest te vluchtenvoor het oorlogsgeweld en voor religieuze vervolging, zowel door katholiekeals door protestantse partijen. Afbeelding 4 toont een tekening uit de be-roemde emblematabundel van Joris Hoefnagel, zelf een vluchteling tijdens

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 11

Page 12: Weboratie Janssen 1..27

die oorlog, met links in de voorgrond een gezin dat op de vlucht is geslagenvoor de verschrikkingen in de Nederlanden (afbeelding 4).19

Afbeelding 4 Joris Hoefnagel, Patientia, 1569

Bron: Bibliothèque Municipale, Rouen

We weten echter dat die vluchtelingencrisis ook tot gevolg had dat vervolgdereligieuze minderheden geleidelijk aan positieve beelden ontwikkelden vanhun gedwongen migratie. Zo werd in protestantse, calvinistische asielcentrade ervaring van het vluchten tijdens de oorlog gepresenteerd als een weliswaarpijnlijke, maar vooral ook verrijkende spirituele ervaring. Leven in balling-schap had bovendien interessante Bijbelse antecedenten: dat lot was immersook het uitverkoren volk van Israël ooit overkomen in Oudtestamentischetijden. Het kon kortom worden geïnterpreteerd als een vorm van eigentijdsreligieus martelaarschap.20

Ook in een stad als Amsterdam werd een vluchtelingenverleden na de oor-log zo iets om trots op te zijn.21 Het is tekenend dat de zeventiende-eeuwsepolitieke elite van deze stad zich nadrukkelijk liet voorstaan op haar eigenheroïsche ballingschapverleden. Vrijwel alle toonaangevende regentendynas-tieën van de Gouden Eeuw gingen er prat op tijdens de opstand tegen Spanje

12 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN

Page 13: Weboratie Janssen 1..27

een tijdlang als asielzoeker te hebben geleefd in steden zoals Emden, Wesel ofLonden, of op zijn minst voorouders te hebben gehad die een dergelijk roem-rijk vluchtelingenschap konden claimen.22 De verheerlijking van ballingschapwerd tegelijkertijd aangemoedigd door de verschillende protestantse kerkenin de stad, die hun leden er graag aan herinnerden dat ook zij hun oorspronghadden in zestiende-eeuwse vluchtelingengemeentes.23 Iets soortgelijks ge-beurde in de gemeenschap van Sefardische joden, voor wie het idee van eendiaspora al veel langer bepalend was voor hun religieuze identiteit.24

Die opvallende gedeelde sensitiviteit voor religieuze vlucht kan mede depopulariteit van het Bijbelse exodusthema in de Nederlandse zeventiende-eeuwse beeldcultuur verklaren. Zo bestelden diezelfde burgemeesters vanAmsterdam in 1661 een schilderij bij Ferdinand Bol met daarop afgebeeldMo-zes met de Tafelen der Wet, ofwel Mozes in ballingschap (afbeelding 5). Hetwas bestemd voor het gloednieuwe stadhuis, het huidige Paleis op de Dam.25

Het schilderij moest ongetwijfeld een wijze politieke boodschap ventileren(‘Gods wetten moeten gerespecteerd worden’), maar ze gaf ook uitdrukkingaan een collectieve herinneringscultuur van vlucht en ballingschap, waarmeeveel Amsterdammers – van allerlei gezindten – zich konden identificeren.

Afbeelding 5 Ferdinand Bol, Mozes en de Tafelen der Wet, 1661-1662

Bron: Koninklijk Paleis op de Dam

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 13

Page 14: Weboratie Janssen 1..27

Dat religieuze migratie zo’n positieve klank had in het culturele klimaat vande Republiek was een godsgeschenk voor generaties van nieuwe immigranten.Die waren zeker niet allemaal onder te brengen onder het problematische la-bel ‘geloofsvluchteling’, maar konden wel meeliften met de positieve connota-ties die religieuze mobiliteit had. Het gaf hun een zekere status, respectabili-teit en het gevoel onderdeel te zijn van een herkenbare maatschappelijkecategorie. Het stelde migranten bovendien in staat zich verbonden te voelenmet de ontstaansgeschiedenis van de Republiek zelf; het ging hier immers omeen staat die beweerde zelf voort te zijn gekomen uit verzet tegen geloofs-dwang en gedwongen religieuze migratie.26

Dat zelfverklaarde vluchtelingenverleden – soms reëel, soms eerder inge-beeld – moedigde gelovigen tegelijkertijd aan zich te identificeren met ge-loofsgenoten buiten de grenzen. En dat brengt me bij een tweede gemeen-schappelijke waarde die autochtonen en allochtonen met elkaar verbond:transnationale religieuze solidariteit. Bezield door hun eigen geschiedenis-beeld, organiseerden de publieke (gereformeerde) kerken van Amsterdam re-gelmatig grootschalige collectes en hulpacties voor calvinistische vluchtelin-gen elders in Europa. In de late zeventiende eeuw mobiliseerden zij haarleden ook om verstoten Hugenoten uit Frankrijk toch vooral een warm wel-kom te bieden.27 Eenzelfde internationale solidariteit kenmerkte de Luthersegemeente aan het Spui. Zij vervulde een spilfunctie in de coördinatie van devluchtelingenopvang tijdens de Dertigjarige oorlog in het Duitse Rijk.28

De combinatie van dit sterke transnationale referentiekader van gelovigenen de cultivering van hun eigen migratieverleden maakte dat het concept‘maatschappelijke integreren’ heel anders kon worden begrepen dan wij te-genwoordig zouden doen. In het Amsterdam van de Gouden Eeuw lag hetniet zo voor de hand dat migranten hun eigen diasporaverleden zouden opge-ven. Integendeel, migratie-identiteit en internationale religieuze verbonden-heid waren juist emblemen van maatschappelijke gevestigdheid en van cultu-rele integratie. Er zijn, ten slotte, aanwijzingen dat dit waardenpatroon zijnactualiteit behield voor tweede- en derde generaties; een groep die door mi-gratieonderzoekers vaak over het hoofd wordt gezien. Johannes Müller heeftrecent in zijn proefschrift al laten zien hoe uitgerekend de kinderen en klein-kinderen van migranten in de zeventiende eeuw hun ballingschapverledenopnieuw uitvonden en cultiveerden.29 Eenzelfde vorm van agency zagen wezojuist bij Olfert Dapper, Caspar Commelin en Johannes Lingelbach: ook zijwaren de kinderen respectievelijk kleinkinderen van immigranten, die hunfamilieverleden inzetten om hun positie in het nieuwe Amsterdam te onder-strepen.

14 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN

Page 15: Weboratie Janssen 1..27

Deze voorbeelden laten dus zien dat vroegmodern Amsterdam niet alleeneen migrantenstad was, maar ook een gemeenschap waar immigratie nieuweculturele codes creëerde en waar diaspora-identiteit ook voor tweede en derdegeneraties een belangrijk referentiekader bleef.

Nieuw Amsterdam II

Deze laatste constatering brengt ons bij het tweede Nieuw Amsterdam; eengemeenschap die ontstond omdat de stad Amsterdam niet alleen tienduizen-den vreemdelingen aantrok in de zeventiende eeuw, maar ze ook in even gro-ten getalen uitstootte.30 We zien op afbeelding 6 een tekening van het stadjeNieuw Amsterdam, ook wel genaamd New York, maar dat voor ons doel van-middag ook kan dienen als metafoor voor de Nederlandse aanwezigheid in derest van de wereld (afbeelding 6).

Afbeelding 6 Johannes Vingboons, Gezicht op Nieuw Amsterdam, 1664

Bron: Nationaal Archief, Den Haag

Het verhaal van de VOC en haar tegenhanger in de Atlantische wereld, deWIC, wordt ons vaak voorgeschoteld als een hoofdstuk uit de Nederlandse

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 15

Page 16: Weboratie Janssen 1..27

expansiegeschiedenis. Maar deze twee handelsondernemingen waren alleen instaat hun vleugels uit te slaan dankzij de grootschalige rekrutering van immi-granten. We weten dat de VOC gedurende de zeventiende eeuw meer dan300.000 mensen vanuit Nederland naar Azië heeft verscheept. Daarvan wasruim de helft buitenlander.31 Ook de WIC vervoerde enkele duizenden van ditsoort transmigranten vanuit de Republiek naar Noord- en Zuid-Amerika –dat is dus afgezien van de tienduizenden Afrikanen die zij als slaven gedwon-gen verscheepten.32 De functie van Amsterdam als internationale doorvoer-haven van migranten maakt al duidelijk dat we hier eerder met een Europees,dan een exclusief Nederlands fenomeen van doen hebben en dat immigratieen emigratie in de zeventiende eeuw niet los van elkaar te begrijpen zijn.De migrantenstad Amsterdam profiteerde in zekere zin van oorlogen en

crises elders in Europa. De vroedschap van de stad klaagde in 1642 weliswaardat door ‘het jegenwoordigh krijghswezen alomme te Europa […] veele ver-jaeghde ende door de oorlogh bedorve luijden daeghlijx met groote meenigh-ten tot deze stadt aanvloeyen’, maar deze stromen van vluchtelingen steldende stad tegelijkertijd in staat haar Amerikaanse en Aziatische ambities te ver-wezenlijken.33 Het aantal inwoners van de Nederlandse Republiek zelf wasimmers veel te klein om overzeese koloniën mogelijk te maken. Het leger vande VOC kon het niet stellen zonder Duitse soldaten.34

Ook tijdgenoten waren zich van dat demografische verband bewust.Adriaen van der Donck bijvoorbeeld, schreef in 1655 dat Holland sinds enkeledecennia een echt immigratieland was geworden en dat het daarom ‘dienstichsoude wesen, en ghemackelijk konnen geschieden, dat men met het hier on-nodige en overtollig volck, buyten Neerlandt noch een ander Neerlandt [zou]oprechten’.35 Deze creatieve vorm van migrantenhandel werd geholpen doorhet klimaat van transnationale religieuze solidariteit waar we eerder naar ke-ken. Toen in de late zeventiende eeuw duizenden protestantse Hugenotendoor Lodewijk XIV uit Frankrijk werden verdreven, zag de VOC meteen kan-sen liggen. De Franse asielzoekers werden in Nederland prompt gerekruteerdvoor de vestigingskolonie van de compagnie op Kaap de Goede Hoop. DeHeren XVII van de VOC redeneerden ‘dat men onder de voorschreven Colo-niers mede sal mogen nemen Fransche Vluchtelingen van de gereformeerdereligie, voortnaementlyck te becomen synde eenige wyngaerdiniers’.36 Ziehier het prille begin van de befaamde Zuid-Afrikaanse wijncultuur, mede mo-gelijk gemaakt door het repressieve uitzetbeleid van Lodewijk XIV in Frank-rijk en de doorvoerhandel in asielzoekers door de VOC. De Franse vluchte-lingencrisis maakte zo Nederlandse expansie mogelijk.37

Het spreekt dus ook voor zich dat de zogenaamde Nederlandse nederzet-tingen in Azië, Afrika en Amerika in de regel bevolkt werden door een kos-

16 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN

Page 17: Weboratie Janssen 1..27

mopolitische mix van dit type transmigranten. Nieuw Amsterdam in NieuwNederland is hiervan maar een voorbeeld. Zo rond 1650 was hooguit de helftvan de Europese mannen in het stadje Nieuw Amsterdam op Manhattan af-komstig uit de Republiek. Het is veelzeggend dat de eerste kolonisten die zichin het zogenaamde Nieuw Nederland vestigden Waalse gezinnen betroffen,afkomstig uit de buurt van Valenciennes en Roubaix. Zij waren via de door-voerhaven Amsterdam naar de nieuwe wereld getrokken. Achter de trotsenaam Nieuw Amsterdam ging in deze beginjaren dus een overwegend Frans-talig Nieuw Wallonië schuil.38

Zelfs de naam Nieuw Amsterdam lijkt, onbedoeld, een soort freudiaanseuitdrukking te zijn van deze migrantencultuur. De vestiging op Manhattanwerd waarschijnlijk zo genoemd omdat de kamer Amsterdam van de WICeen leidende rol speelde in de exploitatie van het gebied. Maar interessant ge-noeg laat een overzicht van bewindhebbers uit deze beginjaren zien dat dekamer van Amsterdam destijds werd gedomineerd door migrantenonderne-mers; mannen zoals Samuel Blommaert, Samuel Godin en Johannes de Laet:allen van Antwerpse origine. Het waren dus deze nieuwe Amsterdammers dieNieuw Amsterdam in de West mogelijk maakten.39

Wanneer we concluderen dat immigratie ook emigratie genereerde en zo-wel een Nieuw Amsterdam aan het IJ als een Nieuw Amsterdam aan de Hud-son River creëerde, zouden we ons ook moeten afvragen af wat er gebeurdemet autochtone Amsterdammers. Nu is autochtoon uiteraard een betrekkelijkbegrip, maar dat neemt niet weg dat er groepen waren in vroegmodern Am-sterdam die zichzelf beschouwden als meer gevestigd en geprivilegieerd dananderen. Ook zij kregen te maken met onvermoede gevolgen van migratie.

Nieuw Amsterdam III

Dat brengt ons bij een derde Nieuw Amsterdam; ongetwijfeld het minst be-kend, want in zekere zin een vergeten en onzichtbare migrantengemeenschap.Er zijn maar weinig geschiedenisboeken die vermelden dat de opkomst vaneen Nederlandse Republiek tijdens de Tachtigjarige Oorlog niet alleen leiddetot de komst van nieuwkomers en doorstromers, maar ook tot het vertrek vaneen kleine, maar prominente groep autochtone burgers die niet geloofden inde toekomst van deze nieuwe Nederlandse samenleving. Op afbeelding 7 zietu het Duitse stadje Kalkar, tegenwoordig vooral bekend als locatie van eenvoormalige kerncentrale, waar inmiddels een wat curieus attractiepark is ver-rezen:Wunderland Kalkar. Hier is de voormalige koeltoren van de kernreac-tor getransformeerd tot klimwand met binnenin een vrolijke carrousel.

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 17

Page 18: Weboratie Janssen 1..27

Afbeelding 7 Luchtfoto Wunderland Kalkar, 2012

Het originele idee om een kerncentrale om te bouwen tot familiepark komtvan de Nederlandse zakenman Hennie van der Most. Ooit begonnen als oud-ijzerhandelaar en sloopondernemer, bezit Van der Most inmiddels meerdereattractieparken, ‘veelal op locaties die oorspronkelijk voor een ander doel ge-bouwd werden’.40 Ongetwijfeld zonder dat Hennie van der Most het zich re-aliseerde, is zijn business model een prachtige metafoor – om niet te zeggeneen echo – van het lot dat Kalkar vierhonderd jaar geleden ook al eens trof.Want mochtWunderland Kalkar toevallig op uw programma staan, dan raadik u aan toch vooral ook even het stadje zelf in te lopen en een bezoek tebrengen aan de plaatselijke parochiekerk. Als u daar naar binnenloopt, ziet ueen spectaculair, grotendeels zestiende-eeuws kerkinterieur. En wie goedrondkijkt, zal vervolgens zien dat een aantal objecten in deze kerk helemaalniet voor de parochie van een provinciaals Duits stadje bedoeld kunnen zijn.De opschriften, emblemen en materialen zijn onmiskenbaar Amsterdams. Zovinden we in een van de zij-nissen een prachtig triptiek met daarop afgebeeldde Amsterdamse burgemeestersdochter Liesbeth Brouwer en haar man Sy-brand Occo (afbeelding 8). Even verderop staat deze monstrans met daarop,opmerkelijk, het Amsterdamse stadswapen afgebeeld (afbeelding 9).41

18 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN

Page 19: Weboratie Janssen 1..27

Afbeelding 8 Anoniem, Memorietafelvan Liesbeth JacobsdrBrouwer en Sybrant Pom-peiusz Occo, ca. 1559

Afbeelding 9 Anoniem, Amsterdamsemonstrans, ca. 1543

Bron: St. Nicolaikirche, Kalkar

Wat is hier nu aan de hand? De genoemde kerkschatten in Kalkar betreffende overblijfselen van een vluchtelingengemeenschap van katholieke Amster-dammers die na de overgang van de stad naar de zijde van de Opstand (in1578) hun huizen waren ontvlucht. Lang had deze Amsterdamse elite zichverzet tegen de legers van rebellenleider Willem van Oranje en was ze vastbe-sloten geweest trouw te blijven aan de koning van Spanje en vooral ook dekerk van Rome. Zoals Henk van Nierop al indringend beschreef in zijn Ver-raad van het Noorderkwartier geloofden deze katholieke Amsterdammers he-lemaal niet in de toekomst van een Protestants of rebels Amsterdam en even-min in experimenten met zogenaamde religieuze tolerantie.42

Vlak over de grens, in het Duitse Kalkar, creëerden deze ballingen eennieuwe versie van hun geliefde en verloren, katholieke Amsterdam. Dat dedenze onder andere door schilderijen en relieken mee te smokkelen en deze laterte incorporeren in de parochiekerk van hun asielcentrum. De genoemdemonstrans (afbeelding 9) stond bijvoorbeeld oorspronkelijk in de Oude Kerkaan de Oudezijds Voorburgwal. Het was een schrale troost dat de kerk vanKalkar was gewijd aan de heilige St Nicolaas, toevallig ook de patroonheiligevan Amsterdam. Wie kortom in de deze St. Nicolaikirche belandt, wordt ge-confronteerd met een inmiddels verdwenen Amsterdam; een Amsterdam vanvoor de Reformatie.

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 19

Page 20: Weboratie Janssen 1..27

Nieuw Amsterdam in Kalkar was een in zekere zin een soort utopischetegen-samenleving; een spirituele kopie van het oude Amsterdam dat de bal-lingen achter zich hadden gelaten. In tegenstelling tot de vorige twee voor-beelden was de migrantengemeenschap van ‘Nieuw Amsterdam te Kalkar’niet direct zichtbaar op een landkaart of in enigerlei vorm geïnstitutionali-seerd. Het was eerder een spirituele samenleving, een ‘imagined communityof faith’, om Benedict Anderson en Nick Terpstra te parafraseren.43

Wat Nieuw Amsterdam in Kalkar wel gemeen had met Nieuw Amsterdamaan het IJ was de behoefte van tweede- en derde generaties om het diaspora-verleden van hun families te koesteren. Ook Kalkar en haar satellietstedenelders bleven gedurende de zeventiende eeuw belangrijke spirituele verzamel-plaatsen voor Noord-Nederlandse katholieken – zowel de afstammelingenvan de vluchtelingen als degenen die tijdens de Opstand gewoon thuis warengebleven. Deze kinderen en kleinkinderen van de Opstand-generatie bezoch-ten de voormalige asielcentra van hun ouders om er deel te nemen aan pro-cessies, om er oude Nederlandse relieken te vereren en zich zo geestelijk ver-bonden te voelen met de materiële cultuur van hun heroïsche voorouders.Voor deze katholieken werden migratie en mobiliteit dus instrumenten vanreligieuze identificatie. Sommigen gingen zichzelf beschouwen als ballingenbinnen Nederland, een idee dat sterk resoneert met wat literatuurwetenschap-pers wel als ‘inner exile’ omschrijven. Migratie dus die vooral plaatsvindt inhet hoofd.44

Vroegmoderne migratiegeschiedenis

Deze drie voorbeelden van Nieuw Amsterdam – de eerste een gemeenschapwaar migratie de katalysator was van een nieuwe stedelijk zelfbewustzijn, detweede een gemeenschap die juist door transmigratie overzee ontstond en dederde een ingebeelde, spirituele migrantengemeenschap – bieden naar ikhoop inspiratie voor een geschiedenis van vroegmoderne migratie die rijker,complexer maar uiteindelijk ook inzichtelijker is dan alleen een onderzoeknaar de verplaatsing van mensen van a naar b.We hebben bovendien gezien dat migratie niet ophoudt na een generatie

maar juist voor kinderen en kleinkinderen een belangrijke culturele categoriekan gaan worden. Dat lijkt me een problematiek maar waar we veel meer overwillen weten, ook om de gevolgen van migratie en van de integratie vantweede en derde generaties in onze huidige samenleving beter te kunnen be-grijpen. Ik hoop daar zelf de komende jaren een bijdrage aan te kunnen leve-ren.

20 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN

Page 21: Weboratie Janssen 1..27

Kort geleden hielden David Armitage en Jo Guldi in hun History Manifestoeen vlammend betoog voor macro-geschiedenis, dat wil zeggen, voor een lan-ge-termijn geschiedschrijving die relevant is voor het heden en steunt op deinzet van big data.45 Hun pleidooi voor meer grand narratives kan echter nietverhullen dat juist micro-geschiedenis ons de afgelopen decennia heel veelheeft geleerd over de drijfveren, ideeën en mentaliteit van individuele vrou-wen en mannen in het verleden. Een moderne migratiegeschiedenis zou dezediversiteit in benaderingen moeten koesteren en integreren, misschien in eenvorm ‘meso-geschiedenis’, die de liefhebbers van big data en die van smalldata juist kan verenigen. In ieder geval kan alleen een combinatie van beidescholen werkelijk verklaren waarom in 1633 deze gloednieuwe Lutherse mi-grantenkerk naar de laatste Parijse mode werd ingericht, er tegelijkertijd inhet Duits werd gepreekt en de toehoorders zich daarmee juist heel Amster-dams konden voelen.

Dankwoord

Tien jaar geleden werd ik zelf een kennismigrant toen ik Nederland verruildevoor Groot-Brittannië. Leven en werken in een nieuw land dwongen mij ookop een andere manier na te denken over wat studies over migratie en globali-sering mij eerder hadden geleerd. Zonder deze ervaring was ik nu een andereonderzoeker geweest. Ik ben de universiteiten en collega’s aan de overzijdevan het Kanaal (en de Atlantische Oceaan) dan ook dankbaar voor hun steungedurende deze jaren. Het College van Bestuur van de Universiteit van Am-sterdam en het bestuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen, in hetbijzonder de decaan, ben ik erkentelijk voor hun bereidheid mij nu weer terugnaar Nederland te halen.Amsterdam is een bevoorrechte omgeving om als vroegmodern historicus

te mogen werken; met haar fabelachtige collecties, toonaangevende onder-zoeksgemeenschap en de aanwezigheid van gebouwen zoals de Lutherse kerk,die ik meteen ook als mijn onderzoeks- en lesmateriaal kan beschouwen.Meer dan elders, leert werken in Amsterdam je ook dat de vroegmoderne tijdniet van gisteren is. Henk van Nierop heeft deze leerstoel de afgelopen jarentot bloei en internationale faam gebracht. Ik sta hier dus in enige nederigheid,maar ook met veel plezier en vertrouwen dankzij het ijzersterke team vanvroegmoderne historici in onze afdeling.De lijst van mensen die mij de afgelopen jaren hulp, raad en kritiek hebben

gegeven, is veel te lang om hier op te sommen maar begon 37 jaar geleden inLimburg – ook een soort buitenland. Zonder de stabiliteit die mijn ouders

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 21

Page 22: Weboratie Janssen 1..27

daar boden, was de latere stap in de opwindende maar grillige academischewereld mij vast minder goed afgegaan. Ik ben blij dat ze er vandaag bij zijn.Arnoud betekende de afgelopen 12,5 jaar veel meer voor me dan geschikt is

om in een oratie te memoreren; maar weet, hooggeleerde Visser, wij zijn nogniet van elkaar af!Ik zie, ten slotte, tot mijn vreugde hier en daar gezichten van studenten die

mijn aankomst in Amsterdam tot zo’n plezier hebben gemaakt. Geschiedenisstuderen in deze stad staat al sinds de dagen van Gerard Vossius voor intel-lectuele nieuwsgierigheid en voor maatschappelijke betrokkenheid (en vooraldat laatste hebben we de afgelopen weken nog eens kunnen ervaren). Met diekritische, bevlogen en zelfbewuste houding zijn jullie hoe dan ook het krach-tigste bewijs van de vitaliteit en de toekomst van deze faculteit.

Ik heb gezegd.

22 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN

Page 23: Weboratie Janssen 1..27

Noten

1. Voor de bouwgeschiedenis zie J. Happee, J.L.J. Meiners en M. Mostert (red.), DeLutheranen in Amsterdam (1588-1988) (Hilversum: Verloren, 1988) 49-52; H. Bots,G.H.M. Posthumus Meyjes en F. Wieringa (red.), Vlucht naar de vrijheid. De Hu-genoten en de Nederlanden (Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1985) 18; A. Spicer,‘Hic coeli porta est, hic domus ecce dei: Lutheran Churches in the Dutch World,c. 1566-1719’, in A. Spicer (red.), Lutheran Churches in Early Modern Europe(Farnham: Ashgate, 2012) 459-467.

2. Spicer, ‘Hic coeli porta est’; B.J. Kaplan, Divided by Faith. Religious Conflict andthe Practice of Toleration in Early Modern Europe (Cambridge, MA: BelknapPress, 2007) 172-197; J. Spaans, ‘Stad van vele gelovigen 1578-1795’, in W. Frijhoffen M. Prak (red.), Geschiedenis van Amsterdam II. Centrum van de wereld, 1578-1650 (Amsterdam: SUN, 2004) 421-423.

3. E. Kuijpers, ‘Een zeventiende-eeuwse migrantenkerk. De lutheranen in Amster-dam’, in L. Lucassen (red.), Amsterdammer worden. Migranten, hun organisatiesen inburgering, 1600-2000 (Amsterdam: Vossiuspers, 2004) 39-59.

4. Happee, Meiners en Mostert, De Lutheranen in Amsterdam, 49-52.5. E. Kuijpers, Migrantenstad. Immigratie en sociale verhoudingen in 17e-eeuws Am-

sterdam (Hilversum: Verloren, 2005)15-28; P. Lourens en J. Lucassen, Inwoner-aantallen van Nederlandse steden, ca. 1300-1800 (Amsterdam: NEHA, 1997); N. Alen C. Lesger, ‘Twee volken […] besloten binnen Amstels wallen? Antwerpse mi-granten in Amsterdam omstreeks 1590’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 21(1995) 129-144.

6. L. Lucassen en J. Lucassen, Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans van vijf-honderd jaar immigratie (Amsterdam: Bert Bakker, 2012). Zie ook L. Lucassen,‘Migratie en de canon van de Nederlandse geschiedenis’, in L. Lucassen en W.Willems, Gelijkheid en onbehagen. Over steden, nieuwkomers en nationaal geheu-genverlies (Amsterdam, 2006) 96; H. Obdeijn en M. Schrover, Komen en gaan.Immigratie en emigratie in Nederland vanaf 1550 (Amsterdam: Bert Bakker,2008); J. Lucassen en R. Penninx, Nieuwkomers, nakomelingen, Nederlanders. Im-migranten in Nederland, 1550-1993 (Amsterdam: Het Spinhuis, 1994). Voor Am-sterdam zie Kuijpers,Migrantenstad.

7. Al en Lesger, ‘Twee volken’; C. Lesger, ‘Informatiestromen en de herkomstgebie-den van migranten in de Nederlanden in de vroegmoderne tijd’, Tijdschrift voorSociale en Economische Geschiedenis 3 (2006) 3-23; A. Knotter en J. Luiten vanZanden, ‘Immigratie en arbeidsmarkt in Amsterdam in de 17e eeuw’, Tijdschriftvoor Sociale Geschiedenis 13 (1987) 403-432; O. Gelderblom, Zuid-Nederlandsekooplieden en de opkomst van de Amsterdamse stapelmarkt (1578-1630) (Hilver-sum: Verloren, 2000); J. van Lottum, Across the North Sea. The Impact of theDutch Republic on International Labour Migration, c. 1550-1850 (Amsterdam: Ak-sant, 2007).

8. Zie voor de relatie tussen migratie, kunstmarkt en culturele industrie wel J.M.Montias, Artists and Artisans in Delft. A Socio-Economic Study of the SeventeenthCentury (Princeton: Princeton University Press, 1982); J. Briels, De Zuidneder-

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 23

Page 24: Weboratie Janssen 1..27

landse immigratie, 1572-1630 (Haarlem: Fibula, 1978); Idem, Zuid-Nederlanders inde Republiek, 1572-1630. Een demografische en cultuurhistorische studie (Sint-Niklaas: Danthe, 1985); E.J. Sluijter, ‘On Brabant Rubbish, Economic Competi-tion, Artistic Rivalry, and the Growth of the Market for Paintings in the FirstDecades of the Seventeenth Century’, JHNA 1 (2009); F. Scholte, J. Woodall en D.Meijers (red.), Art and Migration. Netherlandish Artists on the Move, 1400-1750 [=Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 63 (2013)] (Leiden: Brill, 2013).

9. Inspirerende voorbeelden van deze aanpak zijn Lucassen en Lucassen, Winnaarsen verliezers; Obdeijn en Schrover, Komen en gaan.

10. Vgl. R.G.S. Carter, ‘Of Things Said and Unsaid. Power, Archival Silences, andPower in Silence’, Archivaria 61 (2006) 215-233.

11. Q. van Aerts, ‘Nieuw licht op de Lingelbach’, http://hart.amsterdammuseum.nl/48647/nl/nieuw-licht-op-de-lingelbach [laatst geraadpleegd op 12-12-2014]; H.Goedkoop en K. Zandvliet, De Gouden Eeuw. Proeftuin van onze wereld (Zut-phen: Walburg Pers, 2012) 84-85.

12. B.J. Kaplan, Muslims in the Dutch Golden Age. Representations and Realities ofReligious Toleration (Amsterdam: ACSGA, 2007) 8-9; B. Bakker, ‘Het imago vande stad. Zelfportret als propaganda’, in B. Bakker en E. Schmitz (red.), Het aan-zien van Amsterdam. Panorama’s, plattegronden en profielen uit de Gouden Eeuw(Bussum: Thoth, 2007) 56-78.

13. R. Esser, The politics of memory. The writing of partition in the seventeenth-centu-ry Low Countries (Leiden: Brill, 2012) 35-64; Al en Lesger, ‘Twee volken’, 135-136.

14. Bakker, ‘Het imago’, 61-74; Esser, The politics, 83-86 en 96-99.15. C. Gellinek, Europas erster Baedeker, Filip von Zesens Amsterdam 1664 (New

York: Peter Lang, 1988); Kaplan, Divided by faith, 182.16. Vgl. Bakker, ‘Het imago’, 68-71; P. van Kessel en E. Schulte van Kessel (red.),

Rome/Amsterdam. Two Growing Cities in seventeenth-century Europe (Amster-dam: Amsterdam University Press, 1997).

17. D. Carasso, ‘Kroniek van het Amsterdamse stadsportret 1540-1740’, in B. Bakkeren E. Schmitz (red.), Het aanzien van Amsterdam. Panorama’s, plattegronden enprofielen uit de Gouden Eeuw (Bussum: Thoth, 2007) o.m. 44-45; Sluijter, ‘OnBrabant Rubbish’; J. Briels, Vlaamse schilders en de dageraad van Hollands Gou-den Eeuw, 1585-1630 (Antwerpen: Mercatorfonds, 1997).

18. Briels, De Zuidnederlandse immigratie; J. Lucassen, ‘Holland, een open gewest’, inT. de Nijs en E. Beukers (red.), Geschiedenis van Holland. Deel II: 1572 tot 1795(Hilversum: Verloren, 2002) 181-215; E. Kuijpers en M. Prak, ‘Gevestigden en bui-tenstaanders’, in W. Frijhoff en M. Prak (red.), Geschiedenis van Amsterdam. Cen-trum van de wereld, 1578-1650 (Amsterdam: SUN, 2004) 189-239.

19. J. Hoefnagel, Patientia, ed. R. van Roosbroeck (Antwerpen: De Sikkel, 1935) 21.20. Vgl. G.H. Janssen, The Dutch Revolt and Catholic Exile in Reformation Europe

(Cambridge: Cambridge University Press, 2014); A. Pettegree, Emden and theDutch Revolt. Exile and the Development of Reformed Protestantism (Oxford: Ox-ford University Press, 1992); A. Duke, Reformation and Revolt in the Low Coun-tries (Londen: Hambledon, 1990) 175-197.

21. J. Pollmann, ‘Met grootvaders bloed bezegeld. Over religie en herinneringscultuurin de zeventiende-eeuwse Nederlanden’, De zeventiende eeuw 29 (2013) 154-175.

24 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN

Page 25: Weboratie Janssen 1..27

22. M. Hell, ‘De oude geuzen en de opstand’, in W. Frijhoff en M. Prak (red.), Ge-schiedenis van Amsterdam. Centrum van de wereld, 1578-1650 (Amsterdam: SUN,2004) 251-255; J. E. Elias, De vroedschap van Amsterdam, 1578-1795 (2 delen: Am-sterdam 1963); H.A. Enno van Gelder, De levensbeschouwing van Cornelis Pieters-zoon Hooft. Burgemeester van Amsterdam, 1547-1626 (Utrecht: HES, 1982).

23. J. Müller, Exile Memories and the Dutch Revolt. The Narrated Diaspora, 1550-1750(Dissertatie Leiden, 2014).

24. M. Bodian, Hebrews of the Portuguese Nation. Conversos and Community in EarlyModern Amsterdam (Bloomington: Indiana University Press, 1997); D. Ruder-man, Early Modern Jewry. A New Cultural History (Princeton: Princeton Univer-sity Press, 2010); J.I. Israel, European Jewry in the Age of Mercantilism, 1550-1750(Oxford: Oxford University Press, 1985).

25. S. Schama, The Embarrassment of Riches. An Interpretation of Dutch Culture inthe Golden Age (Londen: Fontana, 1987) 115-116; M. Huiskamp, ‘Wijs als Salomo,onbaatzuchtig als Elisa. Het oude testament in 17de-eeuwse openbare gebouwen’,Spiegel Historiael 27 (1992) 98-105.

26. Vgl. W. Frijhoff, ‘Religious Toleration in the United Provinces: from ‘Case’ to‘Model’’, in R. Hsia en H.F.K. van Nierop (red.), Calvinism and Religious Tolera-tion in the Dutch Golden Age (Cambridge: Cambridge University Press, 2002) 27-52; G. Groenhuis, De predikanten. De sociale positie van de gereformeerde predi-kanten in de Republiek der Verenigde Nederlanden voor +/- 1700 (Groningen:Wolters-Noordhoff, 1977) 77-107; Schama, The Embarrassment of Riches.

27. O.P. Grell, Brethren in Christ. A Calvinist Network in Reformation Europe (Cam-bridge: Cambridge University Press, 2011); Bots, Posthumus Meyjes en Wieringa,Vlucht naar de vrijheid; D. van der Linden, Experiencing Exile. Huguenot Refugeesin the Dutch Republic, 1680-1700 (Farnham: Ashgate, 2015).

28. Kuijpers, ‘Een zeventiende-eeuwse migrantenkerk’, 44-47; Idem,Migrantenstad.29. Müller, Exile Memories.30. Vgl. L. Lucassen, ‘To Amsterdam. Migrations Past and Present’, in N. Foner et al.

(red.), New York and Amsterdam. Immigration and the New Urban Landscape(New York: New York University Press, 2014) 52-60.

31. J.R. Bruijn, F.S. Gaastra en I. Schöffer, Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18thcenturies (Den Haag: RGP, 1979-1987); F. Gaastra, De geschiedenis van de VOC(Zutphen: Walburg pers, 1991) 81-82.

32. W. O’Reilly, ‘Movements of People in the Atlantic World, 1450-1850’, in N. Cannyen Ph. Morgan (red.), Oxford Handbook of the Atlantic World: 1450-1850 (Oxford:Oxford University Press, 2011); P. Emmer, H. den Heijer en L. Sicking (red.),Atlantisch avontuur. De Lage Landen, Frankrijk en de expansie naar het westen,1500-1800 (Zutphen; Walburg pers, 2010).

33. Geciteerd in Kuijpers,Migrantenstad, 297.34. R. van Gelder, Het Oost-Indisch avontuur. Duitsers in dienst van de VOC, 1600-

1800 (Nijmegen: SUN, 1997).35. Geciteerd in F.R.E. Blom en H. Looijesteijn, ‘A Land of Milk and Honey. Colonial

Propaganda and the City of Amsterdam, 1656-1664’, De Halve Maen, 85 (2011) 55.Zie ook F. Blom en H. Looijesteijn, ‘Ordinary People in the New World. The Cityof Amsterdam, Colonial Policy, and Initiatives from Below, 1656-1664’ in M.C.

NNIIEEUUWW AAMMSSTTEERRDDAAMM 25

Page 26: Weboratie Janssen 1..27

Jacob en C. Secretan (red.), In Praise of Ordinary People. Early Modern Britainand the Dutch Republic (New York: Palgrave, 2013) 203-236.

36. Geciteerd in C.G. Botha, Die Kaapse Hugenote, (Kaapstad: Nasionale Pers, 1939)151.

37. Vgl. O. Stanwood, ‘Between Eden and Empire. Huguenot Refugees and the Pro-mise of New Worlds’, American Historical Review 118 (2013) 1319-1344.

38. D.S. Cohen, ‘How Dutch were the Dutch of New Netherland?’, New York History62 (1981) 43-60; J. Jacobs, Een zegenrijk gewest. Nieuw-Nederland in de zeventiendeeeuw (Amsterdam: Bert Bakker, 1999) 67-103; W. Frijhoff, Wegen van Evert Wil-lemsz. Een Hollands weeskind op zoek naar zichzelf, 1607-1647 (Nijmegen: SUN,1995) 565-580; W. Frijhoff, ‘Religion and Toleration in Old and New Netherland’in J. Jacobs en L.H. Roper (red.), The Worlds of the Seventeenth-Century HudsonValley (Albany: State University of New York Press, 2014) 197-224. Vgl. Ook A.Games, ‘Conclusion: A Dutch Moment in Atlantic Historiography’, in G. Oost-indie en J. Roitman (red.), Dutch Atlantic Connections. 1680-1800 (Leiden: Brill,2014) 257-273.

39. K. Zandvliet, ‘Samuel Blommaert. Expat-Merchant with a Worldwide Geographi-cal Eye’, De Halve Maen 86 (2013) 67-74 en 87 (2014) 9-13; Jacobs, Een zegenrijkgewest, 33-66.

40. http://www.parkplanet.nl/wunderland-kalkar [laatst geraadpleegd op 12-12-2014].41. G. de Werd, St. Nicolaikirche Kalkar (München; Deutscher Verlag, 2002); Jans-

sen, The Dutch Revolt and Catholic Exile, 1-2.42. H.F.K. van Nierop, Het verraad van het Noorderkwartier. Oorlog, terreur en recht

in de Nederlandse opstand (Amsterdam: Bert Bakker, 1999).43. B. Anderson, Imagined Communities. Reflections on the Origin and Spread of Na-

tionalism (Londen: Verso, 1983); N. Terpstra, ‘Imagined Communities of the Re-formation’, Sixteenth Century Journal 40 (2009), 222-225.

44. Over deze zeventiende-eeuwse katholieke cultuur: S.A.C. Dudok van Heel, VanAmsterdamse burgers tot Europese aristocraten. De Heijnen-maagschap, 1400-1800(Den Haag: KNGGW, 2008) Deel I, 59-146; W. Frijhoff, Embodied Belief. TenEssays on Religious Culture in Dutch History (Hilversum: Verloren, 2002); Ch.H.Parker, Faith on the Margins. Catholics and Catholicism in the Dutch Golden Age(Cambridge MA: Harvard University Press, 2008; B.A. Vermaseren, De katholiekeNederlandse geschiedschrijving in de 16e en 17e eeuw over de opstand (Herdruk:Leeuwarden: Dykstra, 1981); M. Wingens, Over de grens. De bedevaart van katho-lieke Nederlanders in de zeventiende en achttiende eeuw (Nijmegen: SUN, 1994).

45. D. Armitage en J. Guldi, The History Manifesto (Cambridge: Cambridge Univer-sity Press, 2014). Open access beschikbaar via http://historymanifesto.cambridge.org/ [laatst geraadpleegd op 14-12-2014].

26 GGEEEERRTT HH.. JJAANNSSSSEENN