Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag...

48
.u n \Jan 100

Transcript of Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag...

Page 1: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

.u n \Jan ~aulus"

100

Page 2: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

INHOUD "BRIEVEN VAN PAULUS" DEEL 100 .

Aachter de Plattebuis 17 Peer v.d . Schraanswaaye Agenda 81 Bestuur Bibliograf ie jaargang 19 (1) Kees Leijten Bibliografie jaargang 19 (2) Kees Leijten Brabantse Humor Annie van Dort- v .Deursen Convocatie 70 Voorz.Jan v . d.Westerlaken Cursussen oud schr ift Redaktie De Dag des Heren J .M . F.IJsseling Eeuwenoude boerderij en her berg A. W. Jansen Gehucht Grazen in ruimer verband K. Leenders en C.Buiks Geschiedenis en Waardestelling Erik Dolné Heemkundig Weerber icht 91 Redaktie Heiligen in de Weersvoorspelling 25 Redaktie Honderd Br ieven van Paulus J an van der Westerlaken Honderd Ke re da Boekske Peer v.d . Schraanswaaye Jachtgezel schap te Ginneken F. A. Brekelmans Laatste burgemeester van Nw- Ginneken Kees Leijten Mijlpaal Hoofdredakteur Naar een nieuw gemeentebestuur J.M. H. Broeders Nieuw- Ginneken : Wapen en Vlag Jan Th . M.Melssen Nieuws uit 't museum 8 Kees Leijten Pand Ginnekenweg 236 Erik Dolné Snoepwinkeltje Annie v Dort- Van Deursen Uitspraak 93 Redaktie Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th . M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts

19-09-1994

279 195 280 284 209 194 200 277 229 253 224 278 278 197 279 239 205 193 242 211 210 224 207 279 201 211 251

SPONSORS MUSEUM

architektenburo peeters & evers markdel 1 ULVENHOUT

9 Aannemingsbedrijf

Gebr. Graaumans b.v: Aannemers van grond,riolerings

· en bestn.Ungswerhn

VERKOOYEN TRANSPORT ,~A .t b d .. f G . H .. d k BV. u o e n1 . van 0011 on .. STRIJBEEK B.V. Ulvenhout TEL ,016) 61 23 oo

G.A.I. 't Hofflandt Ulvenhout

]," ~ ". ,: ' "

heemkundekring

PA ULUS VA N D AE SD ONCK

Nieuw-Ginneken

Redaktie: Craenlaer 18

Tweemaandelijkse periodiek van de heemkundekring "Paulus van Daesdonck"

4851 TK Ulvenhout 19e jaargang nr.10 0 ISSN-0166-0438

Nieuw-Ginneken, 19 herfstmaand 1994

EEN MIJLPAAL

Een mijlpaal wordt vandaag bereikt nu het honderdste nummer van de "Brieven van Paulus" verschijnt. Negentien jaar geleden verscheen er een convocatie, een sim­pele brief van Paulus (van Daesdonck). In 19 jaar groeide de convocatie, de brief, uit tot een echt periodiek. Dit nummer, nummer 100, brengt U een keur van artikelen. Drs Karel Leenders en ir Christ Buiks nemen U nogmaals mee naar de boerderij van Sjoke Jansen op Grazen. Archivaris Jan MelBsen gaat dieper in op de geschiedenis van ons gemeente-wapen. Ook dr. Frans Brekelmans, Ad Jansen, Joop IJsseling en onze gemeente-archivaris drs Jan Broeders schreven speciaal voor dit nummer boeiende artikelen.

Ook de bijdragen van Erik Dolné, Annie van Dort, Ad Jansen, Guus Rombouts, Jan van der Westerlaken en Kees Leijten mag U zeker niet missen. Bas van Dusseldorp maakte traditiegetrouw een tekening voor de omslag.

Peer van de Schraanswaaye s teekt de l of - t r ompet over ons tijdschrift. Een veelheid van indrukwekkende artikelen in numme r 100 . Paulus van Daesdonck bereikt hiermee werkelijk

EEN MIJLPAAL

Page 3: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

Beste Heemvrienden,

194

heemkundekring

PAULUS VAN DAESDONCK

Nieuw - Ginneken

Nieuw-Ginneken, Herfstmaand 1994

Nadat iedereen zich heeft kunnen verkwikken aan volop zonne­schijn in de afgelopen zomer begon Paulus weer als vanouds aan het winterseizoen met zijn jaarvergadering. Het was een gevarieerde avond, met na de vergadering en het worstebrood het optreden van Muzemart en het aanbieden van deze honderd­ste Brieven van Paulus. Ditmaal een extra dik nummer met speciale bijdragen van diverse auteurs.

Intussen heeft de tram onder een geweldige belangstelling en voorafgegaan door drie harmoniën zijn "oude spoor" van Ulven­hout naar Ginneken weer eens gevolgd. Het restauratieteam heeft een unieke prestatie geleverd om de meer dan honderd jaar oude tram weer in zijn oorspronkelijke staat te her­stellen. Het was dan ook volkomen terecht dat de restaura­teurs met trotse gezichten als eerste passagiers in "hun" pronkstuk over de Ulvenhoutselaan reden. Het was een avond om nooit meer te vergeten! Op open Monumentendag heeft de heemkundekring ter gelegenheid van vijftig jaar bevrijding een fietstocht langs de bevrij­dingsmonumenten in Bavel, Ulvenhout en de Vloeiweide in Rijs­bergen gehouden. Ook in de week van 28 oktober(de bevrijding van Ulvenhout) zal veel aandacht aan deze ingrijpende gebeurtenis besteed worden. Paulus van Daesdonck zal dan op het gemeentehuis een tentoonstelling inrichten over het thema Vrijheid en Bevrij­ding.

Vanaf 4 september tot eind januari zal in het museum een ten­toonstelling te zien zijn over de 2e W.O. in Nieuw-Ginneken. Wij hebben weer de hand kunnen leggen op een aantal foto's die nog nooit door Paulus zijn tentoongesteld. Op vele foto's ZlJn weer mensen uit onze gemeente herkenbaar. Deze foto's kunnen eventueel nabesteld worden.

195

Omdat er nog steeds vraag is naar het boek:"Tussen Witte Wolk en Anneville~ komt er weer een heruitgave. In de bevrijdings­week in oktober is het boek weer te koop. Een mooie gelegen­heid om met Sinterklaas weer eens met dit boek over de 2e W.O. in Nieuw-Ginneken te verrassen.

Op maandag 14 november komt de Bredanaar Erik Dolné, deskundige op het gebied van monumenten, een lezing met dia's houden over de restauratie problematiek van monumenten en de verschillende opvattingen, die over restaureren bestaan. Als concreet voor­beeld neemt Erik Dolné de restauratie van paleis 't Loo. Voor iedereen de moeite waard om van dit prachtige paleis te komen genieten bij Paulus en tevens eens te luisteren naar de man die niet schuwt de knuppel in het hoenderhok te gooien als het over monumenten gaat.

Met vriendelijke groet. Namens het bestuur van de heemkunde­

Paulus van Daesdonck.

_ .. ·

Westerlaken, voorzitter.

* AGENDA 1994/1995 (81)

september

oktober

1 Begin 20e verenigingsjaar. 4 ** Museum open.

Opening tentoonstelling "Nieuw-Ginneken in de 2e Wereldoorlog".

10 Open Monumentendag. 19 Jaarvergadering Aanvang 20.00 uur in Fazanterie

Na de pauze (21 .00 - 21.30 uur) met koffie en worstebrood, optreden van Muzemart. Presentatie "Brieven van Paulus" deel 100.

24 Volkskundedag "Ornamenten in huis en hof" te Oirschot *

2 Museum open. 8 Studiedag Bestemmingsplannen en Heemkunde in de

Fazanterie*

15 Brieven van Paulus 101.

15 Studiedag: "Van Papen en Pastoors, de seculiere geestelijkheid in de Kempen". in Fazanterie te Ulvenhout*

Page 4: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

november

december

januari

februari

maart

april

mei

juni

juli

augustus

*

**

196

22-29 Paulus exposeert in het gemeentehuis ter gelegen­heid van 50 jaar bevrijding.

29 Derde genealogische contactdag te Essen. (10-16.00 uur)*

6 Museum open. 14 Lezing in Fazanterie: ~rt'k ]),,/ne" 20 Studiedag Heemkunde en Archeologie te Tilburg*

4 Museum open. 15 Brieven van Paulus 102

1 Museum gesloten. 8 Museum open.

16 Liedjesavond Paulus. 29 Schatten bij Paulus VI.

5 Museum open.

Opening Tentoonstelling "Puddingvormen" 15 Brieven van Paulus 103.

5 Museum open. 13 Lezing Mr.O.Dierckxsens

2 Museum open. 3 Paulus van Daesdonck bestaat 20 jaar.

15 Brieven van Paulus 104.

1 Museum open. 20 Genealogische dag Brabants Heem te 's-Hertogen­

bosch*

4 Museum open. ? Bavel Anno 1920.

2 Museum gesloten. 15 Brieven van Paulus 105.

2-5 Brabants Heemkamp te Valkenswaard * 6 Museum gesloten.

31 Einde 20e verenigingsjaar.

Activiteiten van Brabants Heem, ook voor U. Informatie Brabants Heem 08866-1982. Het museum is geopend - 1e zondag van de maand 14.00 - 17.00 uur - elke woensdag van 14.00 - 16.00 uur.

197

"f§riellen ban ~aulus" HONDERD BRIEVEN VAN PAULUS. door Jan van der Westerlaken.

De redaktie van de Brieven van Paulus heeft besloten om van de honderdste Brieven een speciale editie te maken en heeft daar­toe een keur van auteurs bereid gevonden een bijdrage te le­veren.

Als voorzitter heb ik graag de taak op me genomen om kort even terug te kijken en een aantal opmerkelijke feiten uit twintig jaargangen Brieven van Paulus de revue te laten passeren. Nog steeds ontvangen wij enthousiaste reacties over de inhoud, de samenstelling en de variatie in artikelen. De Brieven pretenderen geen hoog wetenschappelijke verhandelin­gen te brengen, maar willen graag interessante, goed onderbouwde en vlot geschreven, meestal korte artikelen, aan hun lezers voor te schotelen.

Vijf maal per jaar valt er in meer dan 700 brievenbussen een exemplaar van het periodiek met de merkwaardige naam. Nummer "1" viel al in de wintermaand van 1975, wat tevens het oprichtingsjaar is van de heemkundekring, in de bus. Dit nummer bestond uit één A4 en bevatte louter mededelingen over een fotowedstrijd, de eerste jaarvergadering, een lezing van Annie van Dort over Kerstmis in de Kempen, een kaderdag van het Bra­bants Heem, tentoonstellingen e.d. Nummer 2 bestond al uit 2 A4. In nummer 4 kijkt Kees Leijten terug op twintig(!) jaar "Ons Blad", waarvan hij zegt dat Ons Blad ook heemkunde is! Hiermee veranderen de Brieven van een mededelingenblad in een perio­diek waarin ook artikelen gepubliceerd worden.

In nummer 11 begint Jac Jespers met een artikelenreeks over straatnamen in Nieuw-Ginneken. In dat zelfde nummer begint de toenmalige archivaris van Nieuw-Ginneken dr Fr.Brekelmans met. een serie Sprokkelingen uit het gemeentearchief. De eer­ste sprokkeling gaat over een tolverpachting op de weg van Breda naar Strijbeek.

Page 5: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

198

Intussen is het blad gegroeid naar vijf pagina's. Nummer 13 is een extra editie, die geheel gewijd is aan een studie die Rob van der Westerlaken gedaan had naar het ont­staan en de geschiedenis van de Bredase Rederijkerskamer Vreugdendal . Steeds meer heemkundigen gaan een bijdrage le­veren aan het periodiek, waardoor het steeds interessanter wordt. Uit de beginperiode denk ik hierbij aan Pater Dagobert Gooren die zijn artikelenreeks begon met het Nieuwjaar zingen in Bavel en Ulvenhout. In nummer 17 begint Herman Dirven met zijn reeks Kris-kras door de geschiedenis van (Nieuw-)Ginneken. Zijn eerste artikel gaat over de toren van de oude kerk in Bavel, die gebruikt werd voor de optische telegraaf. Ook Annie van Dort begint nu met een reeks volkskunderiotities met de betekenis van de Brabantse uitroep: O,Christus van Marante.

lom nummer 18 verschijnt het intussen al zo bekende gele schut­blad. Het is wederom een speciale editie over: Onze ouders en grootouders, door T.J.R. de Jong. Intussen heeft Louis Jetzes er voor gezorgd dat de vaste ru­brieken voorzien werden van een kenmerkende illustratie.

Na vier jaargangen werd overgestapt van het wat onhandige A4 formaat naar het wat handelbaarder A5 formaat. Dat was ook het moment dat de ons zo vroeg ontvallen Jan Soeterboek op de voor­pagina de altijd voor hem zo karakteristieke tekening maakte. Vierenvijftig nummers vanaf 21 tot 91 voorzag hij van zijn prachtige tekeningen. In nummer 92 hebben wij ze allemaal nog eens afgedrukt als een eerbetoon aan onze veelzijdige kunstenaar Jan Soeterboek.

Nummer 21 verscheen dus in een kleiner formaat en in een nieuw jasje, maar aan de inhoudelijke formule veranderde er weinig of niets. Wel dienden er zich regelmatig nieuwe au­teurs aan, die vaak ook weer nieuwe onderwerpen aanboren . Zo heeft Rob van der Westerlaken, die kennelijk van lekker eten houdt, een aantal oude recepten opgelepeld onder de titel: Met Paulus aan tafel. Zo verzamelde Wim Colsen zali­ger oude versjes en liedjes. Ook de breed georiënteerde Karel Leenders leverde regelmatig zijn aandeel over o.a. het Oudhof van Ulvenhout, oude maten, Thornse goederen en de bewoningsgeschiedenis. Oma Peeters liet blijken dat ze nog erg oude liedjes kende. Voorzitter Jan van der Westerlaken leverde als rechtgeaard molenaarszoon een artikelenreeks over allerlei wetenswaardig­heden van molens. Walther Koek heeft eeri artikelenreeks gepubliceerd over de Annexatie van 1942 .

199

Het duo Moelands en Reyers schreven een aantal artikelen over archeologisc;he .vondsten uit onze gemeente. Bioloog en kinderboekenverzarn~laar , Harrie Verhoeven schreef over deze twee hobby's van heri) maar ook over àndere zaken een aantal artikelen. ' Nummer 28 was een speciaal nummer i.v.m. het Werkkamp van Brabants Heem dat we in 1980 georganiseerd hebben onder het motto: Trug van weggewist. Het landgoed Anneville was de vèrblijfplaats voor 150 heem­kundigen uit Brabant .. Vandaar dat in dit nummer yeel aandacht besteed is aan Arinevillè door Herman Dirven. Christ Buiks heeft _een :veelheid aan artikelen geschreven over diverse onderwerpen zoals: veldnamen, planten, dieren, oude huizen en het landschap in onze streken. Pater Wilfried Mertens heeft èen aantal artikelen gepubliceerd over allerlei kerkeli.jke -zaken.

Bestuurslid Ad Verkooijen publiceerde over zaken die zich in de loop der tijd op en rond de grens nabij Strijbeek hebben af­gespeeld. Jan Goosen haalde jeugqherinneringen op over o.a. pastoor Ver­munt maar heeft ook zijn oorlogsherinneringen op schrift ge­steld.

In dit rijtje mag zeker niet Peer van de Schranswaaye ontbreken met zijn verhalen in het plaatselijk dialect onder de titel: Van aachter de plattebuis. Wat ik van mijn grootmoeder hoorde, is een artikelenreeks die ongeveer tien. jaar geleden begon en geschreven is door mevr. van Eyl-van de Klashorst. Ongeveer in diezelfde tijd begon Jan Bastiaansen met zijn reeks: Sagen en volksvertellingen uit het land van Paulus. In 1989 begon Jan Grauwmans met zijn Kroniek uit het Land van Paulus.

Steevast vinden we in de Brieven de verslagen van onze heem­avonden, openingen van tentoonstellingen en aanbiedingen van eerste exemplaren van allerlei boeken en boekjes, die Paulus heeft uitgegeven. Onze "vaste" verslaggevers hiervan waren o.a. Gerard van Herpen, Anneke Oomes-van den Berg, Theo Höngens, Jan van Dorst, Ellie Rietveld, Ben Martens en Ellie Zwijnen­burg.

Naast genoemde min of meer vaste medewerkers aan de Brieven van Paulus zijn er nog vele anderen, die één of enkele bijdragen geleverd hebben. Iedereen t~ vernoemen is een onmogelijkheid. Deze bijdrage is maar een greep uit 99 Brieven van Paulus.

Page 6: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

200

Eén belangrijke figuur ben ik echter nog vergeten en dat is degene die telkens weer de kans ziet om elk nummer te voorzien van verschillende artikelen over de meest diverse onderwerpen. Hij is ook degene die sinds nummer 5 een vaste rubriek ver­zorgt onder de titel: Uitspraak. Sinds het zevende nummer zorgt hij ook steeds voor het Heem­kundig Weerbericht. U begrijpt, dat ik Kees Leijten bedoel. De man, die steeds weer iedereen achter zijn broek aan zit om op tijd zijn copy in te leveren. Hij is ook degene die voor de lay-out zorgt voordat alles naar de drukker gaat. De voorzitter mag er dan nog een dagje aan besteden om 700 boekjes van wikkel en adres te voorzien en postklaar te bundelen op postcode.

Met veel plezier heb ik de twintig jaargangen van de Brieven nog eens doorgebladerd en ik kon het niet laten om een aantal artikelen nog eens door te lezen. Ik kan U aanraden dat ook eens te doen. U zult er versteld van staan wat er in die twintig jaren al is gepubliceerd!

CURSUSSEN OUD-SCHRIFT 1994/1995.

Het Bredase Gemeentearchief organiseert in het cursusjaar 1994/1995 ten behoeve van amateurhistorici, genealogen en an­dere belangstellenden cursussen "Oud-schrift". De cursussen zijn bestemd voor beginners en voor gevorderden. De deelnemers aan de cursussen leren het lezen en begrijpen van 15e- 18e eeuwse documenten. De lokaal-historische aspecten van de te behandelen teksten krijgen de nodige aandacht.

De lessen worden 1x per 14 dagen van 19.30 - 21.00 uur gegeven; voor de beginners op 12 dindsdagavonden en voor de gevorderden op 12 maandagavonden.

Cursusplaats: studiezaal van het Bredase Gemeentearchief, Vlaszak 4, 4811 GR Breda.

Aanvang van de cursussen: half oktober 1994.

Cursusgeld: f 95,- inclusief lesboek.

Inlichtingen en opgave van deelnemers: Gemeentearchief Breda, Vlaszak 4, 4811 GR Breda, tel.076-294429. Aanmeldingen graag zo spoedig mogelijk, in ieder geval vóór 1 oktober 1994.

201

"ULVENHOUT IN OUDE ANSICHTEN"

Onlangs verscheen bij de Europese Bibliotheek in Zaltbommel een aardig fotoboekje over het oude Ulvenhout, samengesteld door A.W. Jansen uit Ulvenhout, die reeds eerder drie boeken over de historie van het vroegere dorp Ginneken publiceerde. Vorig jaar verscheen van z1Jn hand bovendien een zelfde boekje als nu van Ulvenhout onder de titel: "Ginneken in oude an­sichten".

Het boekwerkje bevat 76 ansichten en foto's van Ulvenhout in de jaren 1900-1950, waaronder ook enkele van Galder en Strij­beek.

De afbeeldingen z1Jn alle voorzien van een uitvoerig onder­schrift met veel informatie over de huizen en hun bewoners ~n de tijd waarin deze foto's gemaakt werden. Hierdoor moet een zo volledig mogelijk beeld worden verkregen van de ont­wikkeling van het dorp en van de omgeving gedurende de eerste helft van deze eeuw. Voor de oudere Ulvenhoutenaren zal het boekje veel herinneringen aan "vroeger" oproepen, terwijl het voor de mensen die nog niet zolang hier wonen wellicht een openbaring is. Ook de lezer die belangstelling heeft voor de historie van Ulvenhout komt aan zijn trekken. In de "Inleiding" wordt namelijk een kort overzicht gegeven van het ontstaan van Ulvenhout en van de uitgroei tot volwaar­dig dorp. De naam wordt aan het einde van de dertiende eeuw voor de eerste maal vermeld. Over de betekenis van deze naam bestaan verschillende meningen. Volgens ir.Chr.Buiks zou deze in verband gebracht moeten worden met hoog opgaand bos van kraak- of schietwilg. Het gaat daarbij om het gebied "tussen de twee beken", dat zijn de Bavelse Lei bij de Bieberg en de Chaamse Beek nabij "'t Hoekske". De Bieberg hoorde dus vanouds tot Ulvenhout en niet tot Ginneken, zoals vaak gedacht wordt. De hoeve van Ulvenhout, nu Prinsenhoeve genaamd, behoorde oor­spronkelijk met de tienden tot de bezittingen van de Abdij van Thorn. In de dertiende eeuw maakten de Heren van Breda zich ge­leidelijk meester van deze goederen en rechten. Het huis Grimhuijsen, gelegen op de plaats waar nu de kerk staat, werd vermoedelijk in de veertiende eeuw gesticht door leenmannen van de Heer van Breda. Helaas is hierover maar weinig bekend. Een belangrijke ontwikkeling voor het dorp was, dat de Bredase koopman Jan de Wijse, die Grimhuijsen in de achttiende eeuw in leen had, de uit Ginneken verdreven pastoor onderdak verschafte. Hierdoor kon Ulvenhout zich tot kerkdorp ontwikkelen.

Page 7: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

202

Toch bestond de kern van het dorp, naast Grimhuijsen en een eenvoudig kerkje, omstreeks 1800 nog maar uit een achttal boer­derijen en nog twintig andere woningen . In de l oop van de vori ge eeuw begon het "volbouwen" van de Dorpstraat. De grond van de boerderijen werd verkaveld tot bouwpercelen. Uiteindelijk zijn er nog maar enkele van deze hoeven overgebleven , waaronder de oudste: de Prinsenhoeve.

Aan de hand van de ansichten worden drie routes door Ulven­hout en omgeving gevolgd, die alle drie beginnen bij "Het Jachthuis" . De eerste toont aan de hand van 39 afbeeldingen hoe de Dorpstraat en de Molenstraat er in de eerste helft van deze eeuw uitzagen . Vervolgens laten l1 foto's ons het Ulvenhoutsebos en omge­ving zien.

Dorpstraat, Ulvenhout.

Zo zag de hoek Dorpstraat/Annevillelaan er uit omstreeks 1920 . Het hoekpand werd oms treeks 1880 gebouwd door timmerman-winke-1 ier A . Claassen. Nu is er ' t Hoekwinkeltje van J. van Hooi j ­donk gevestigd . (Coll . J . Grauwman s )

203

De de rde r oute (15 afbeeldingen) voert naar de Bieberg en vandaar via de Mark naar Galder en Strijbeek . Het boekje wordt besloten met 11 foto's, die beelden lat en zien van gebeurtenissen ~n mensen uit die tijd: een Ulvenhoutse familie ui t de mobilisatiejaren 1914-1918, optochten en processies, een jongensklas, de voe tbalvereniging en ten­slotte de eerste wielerr onde i n 1951.

Het fotomateriaal is voor het gr ootste deel afkomstig uit de collectie van de heer A. van Dun te Ulvenhout . Hij stelde practisch alle ansichten en twee f oto ' s beschikbaar, i n to­taal 53 afbee ldingen. De overige werden gel everd door het Gemeente- archief van Nieuw- Ginneken en enkele particulieren . Het boekwerkj e is voor f 32 , 50 te koop bij Boekhandel Van Kemenade en Hollaars in Ginneken . In Ulvenhout is het onder meer verkri jgbaar bij " ' t Hoekwinkeltje" van J . van Hooi j ­donk en Drogisterij Van Kleijnenbreugel.

" U.V.V. - Vooruit" , kampioen in 1 934/35 , speelde bij Verkooijen op een knollenveld. De namen van de spelers en de geesteli jke adviseurs staan alle vermeld i n het boekje " Ulvenhout in Oude Ansichten". (Cal l. M. Hei jblom) .

Page 8: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

• P. van der Velden FOTO DE STEM/JOHAN VAN GURP

205

PETER VAN DER VELDEN de laatste burgemeester v an Nieuw-Ginneken vertrekt . door Kees Le ijten .

Burgemeester Peter van der Velden, Brabander in hart en nieren, gaat Nieuw-Ginneken per 1 oktober verlat en. Van der Velden is bijna zeker de laatste burgemeester die onze gemeente in de ru im een halve eeuw van he t bestaan heeft be­stuurd .

In 1942 werd het dorp Ginneken bij beslui t van de bezetter door Breda ge-annexeerd . Bavel, Galder, Heusdenhout, Strijbeek en Ulvenhout leefden ge­vijven verder onder de naam Nieuw-Ginneken .

Breda was zo blij me t de beslissing van de secre taris- generaal Mr . Dr . K.F.J.Frederiks, dat deze stad bijna een halve eeuw lang een straat had die genoemd was naar een collaborateur. (besluit B. W. 24-12-1 941)

( thans Concordiastraat ; besluit B.W. 21- 6- 1983 ).

Mr. H. C.A . Muijser (1942- 1944 ) was de eerste burgemees ter van de nieuwe gemeente in 1942 . Bij de bevrijding tijdel ijk opgevolgd door de laatste burge­meester van de voormalige gemeente Ginneken en Bavel Mr . Th .E . Serraris (1 944-1 945)

J . H.J. Rops , wethouder van de gemeente Nieuw-Ginneken was ruim 15 maanden waarnemend burgemeester tot de te vroeg overleden J .A. M. Rouppe van der Voort hem opvolgde (1946-1 960) .

De onlangs overleden dr . Wim de Kor t (1960- 1974) zorgde er voor dat Ulvenhout er op kan bogen dat een van de na- oorlogse kabinetsformaties in dat dorp plaats vonden toen De Kort kabi­netsformateur was in de zestiger jaren .

In 1974 trad drs . Mart van der Ven (1974- 1988) aan als nieuwe burgervader . Hij was een van de mensen die in 1975 aan de wieg stonden van Paulus van Daesdonck . In 1988 volgde hij Mr . Frank Houben op als burgemeester van Etten-Leur .

De P. v . d . A- er Peter van der Velden , wethouder van Bergen op Zoom en met Ed Nijpels oprichter van de J . O. V. D. in die stad nam op 15 augustus 1988 het roer over als 7e en laatste burge­meester van Nieuw- Ginneken .

Page 9: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

206

Hij ontpopte zich als een bekwaam burgervader, die boven de partijen stond en in zes jaar en zes weken zich bijna onmis­baar heeft gemaakt in onze gemeenschap, in ons heem. Belangstellend naar het wel en wee van de bevolking, actief op het culturele en sociale vlak en met zijn gemeentenaren fel strijdend voor het zelfstandig voortbestaan van de gemeente of voor het voortbestaan van de gemeente als belangrijk onderdeel van de Grote Groene Gemeente.

Nieuw-Ginneken zal bij de gemeentelijke herindeling zeer waar­schijnlijk ophouden te bestaan. Als het aan de bevolking ligt zal Nieuw-Ginneken opgaan in een grote groene gemeente. Het gevaar dreigt echter dat wij Breda worden.

Burgemeester Peter van der Velden heeft er mede voor gezorgd dat alle vier de gemeentedelen in de toekomst goed uitgerust binnentreden in een nieuwe constellatie. Ook Paulus'Museum kan nog vele jaren een boeiend bestaan tege­moet zien.

Peter van der Velden heeft zijn ereplaats in de galerij van burgemeesters verdiend. De heemkundekring Paulus van Daesdonck wenst zijn prominente lid alle succes toe als burgemeester van Rosmalen, een gemeente die evenals Nieuw-Ginneken regelmatig bedreigd wordt door zijn grote buur.

Wij hopen dat in de politiek eens het gezonde verstand zal zege­vieren en dat wij eens oud-burgemeester Peter van der Velden rond mogen leiden in ons en zijn museum in de Grote Groene Ge­meen te, zijn geesteskind .

DE GINNEKENSCHE TRAMWEG MAATSCHAPPIJ

Boek: De Tram Het fraaie boek over onze tram is nog steeds te koop in ons museum à f 19,50! 'n Leuk cadeau voor verjaardag of Sinterklaas !

HET SNOEPWINKELTJE. door Annie van Dort.

207

In de smalle straat, waar het winkeltje staat, kletst de deur met de rinkjelbel open. Dan komen in het kamertje klein, bij nog wat lampenschijn , de kleutertjes binnengeslopen.

Een dappere vent, met in zijn knuisje een cent, stapt naar voren en blijft grinnekend zwijgen. Tot de koopvrouw-geleerd-zijn fortuin inspecteert dan vertelt wat hij daarvoor kan krijgen.

't Is een stuk zwarte drop, met wat suiker er op, een kleurbal, een zuurbal, een wafel, een zoethouten stok, of een kleurige brok. 't Ligt alles bijeen op de tafel.

Als de kapitalist zich nogal eens vergist, en de koek en de suiker beduimelt, Scheldt de koopvrouw verwoed dat hij het kostelijke goed, met zijn smerige vingers verkruimelt.

De kleuter verbaasd dat de juffrouw zo raast, smoest stiekem wat met zijn kornuiten , De keus wordt bepaald, de kleurbal betaald, en dan gaan ze slenterend naar buiten.

Weer terug in de straat, waar het troepje nu gaat, wordt hevig gewikt en gewogen . Dan zuigen ze om beurt, tot de bal is verkleurd en hun rijkdom-illusie vervlogen!

Dit kleurballengeheel was ook vroeger ons deel. Helaas is dit alles verdwenen in plaats daarvan zijn nu de supermarkten verschenen.

Maar "Paulus" wist raad en stelde een daad want al is er veel kleurrijks verdwenen. In hun "Heemkundig kwartier", is tot veler plezier, De "Winkel van Sinkel" verschenen!

Heeft u nog spul, wel weest dan gul, en wil er Paulus mee bedenken. Het weerzien hiervan in hun kwartier, zal u dan veel genoegen schenken !

Page 10: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

208

Bovengenoemd gedichtje wilde ik ter gelegenheid van "Paulus 100 " als een soort van felicitatie offreren. Wat hebben wij ouderen en ook nog, de wat jongeren, van deze "snoephebbedingetjes" genoten. In iedere stad maar vooral in de dorpen waren ze te vinden. Meestal waren deze rinkelbelpandjes gelegen in de buurt waar veel kinderen kwamen of waren zoals bij scholen. Ieder had zo zijn eigen snoepwinkeltje die veelal beheerd werden door volk­vrouwen. In Roosendaal was er o.a. een op de hoek van de Schoolstraat­Kloosterstraat. Wat voor heerlijks was daar al niet te koop. Voor één cent uit te zoeken uit o.a. polka-brokken, kalkbrok­ken, glazige zuurballen, toverballen, kaneelbrokken, grote zwarte pepermuntbrokken-bakkesvol-zo werden deze genoemd. Dit alles geëtaleerd in groengrauwe kartonnen dozen. In bokalen, kaneel en pepermuntpijpen. Verder gesuikerde spekpunten, sol­daten en prijsbrokken. Met deze laatste kon je dus een extra snoepje mee winnen. Voorts snoep of zuigpapier-ouwel- ook z.g. jodenvet! druiven­suiker. Voor één cent, ook een afgestreken lepel kleine zoute dropjes. Dit alles ging in een eigen gemaakt klein grauw zakje. Voor ons een heerlijkheid. Voor twee cent kreeg men twee strooppinnen-getrokken van warme stroop en suiker; men had rechte pinnen en gedraaide. De eerste waren verpakt in grauw papier, de gedraaide in een soort perkament papier dat serpetiensgewijs om de pin gedraaid zat, zo dat je het af kon rollen en je geen plakvingers kreeg. Deze waren te koop bij Dams tegenover het Bloemstraatje in Roosendaal. Een meer luxe uitgave. Vrouw Poppelaars was een heel proper mens. Ze had alles voor haar kleine klantjes over. In de zomer wanneer het warm was had ze voor de kinderen die van ver kwamen een pan met water staan met een pollepel erin. Hieruit mochten de kinderen dan hun dorst lessen. Hoewel deze winkeltjes voornamelijk snoep verkochten, ge­riefden men in de volksbuurten de mensen ook met andere spul­len zoals peekoffie, "Sneeuwwitje"-bleekpoeder- maar men had soms ook petroleum in huis en verder een tonnetje met groene zeep en meer van deze artikelen. Er waren ook papieren ganzen­borden te koop welke men dan op karton moest plakken. Met Sinterklaas verkocht men ook koeken om te versieren, een soort'winkel van Sinkel' dus. Zoals ik al schreef: overal had men deze kleine en geliefde marchandises.

Een heel leuk verhaal tot besluit: Ergens in West-Brabant bezocht ik ooit zo'n winkeltje. Het vrouwke was klein van stuk en zij vertelde mij dat ze vroeger

209

als baby van tafel was gevallen. Ze was daardoor niet recht van leden en had dus een bultje, wat haar overigens niet deerde, getuig~ het volgende; Hoewel ze voor haar kleine ruitjes-etalage heel veel lekkers had uitgestald, had ze toch nog meer om haar klantjes naar binnen te lokken. Gezien het feit dat ze in de stad kaartjes voor de winkelramen had zien staan met daarop: "Wat U in de etalage niet ziet, dat vindt U binnen!" had zij ook iets dergelijks voor haar snoepkraam staan. Hierop stond: "Wat ik van voren niet heb, dat heb ik van achter!" als men nu wist wat zij daar mee bedoelde dan deed haar dat plezier. Ik hoop dat ik de lezers van "Brieven van Paulus" met dit omkijken naar toen enig leesgenot gegeven heb. Ik besluit met de allerbeste wensen voor de "mannen van Paulus" dat ze de lezers nog vele malen met Paulus' Brieven mogen verrassen.

BRABANTSE HUMOR. door Annie van Dort.

In Roosendaal had je in het Kuiperstraatje, een soort achter­buurt, ook zo'n snoepideaal voor kinderen. Bet, de uitbaatster had altijd een speciale uitstalling. "Het Kuiperke" was een echte volksbuurt, wij mochten daar niets kopen. Bet - een flink gezet type - was een echte volksvrouw en goed van aard. Ze werd dan ook door de buurt echt gewaardeerd, dat blijkt wel uit het volgende verhaal. Betje was wat men noemt een "onbestorven weduwe", dat heette dat haar man "den hort op was!" De dag kwam dat er eigenlijk feest moest zijn n.l. een zilver­en huwelijksfestijn van Bet en haar Tiest. Hoe loste men dit op. Wel de buurt maakte er voor Betje een grandioos feest van en iedereen· deed mee en niemand kwam .ook maar iets tekort, ook de kinderen niet. Zij kregen gratis snoep en limonade. Terwijl men aan het feesten was werd ook 'den Tiest' door de buurt nog gememoreerd. In de vroege avond werd er door hen een spandoek opgehangen waarop te lezen stond:

"Als den Tiest er waar gewiest, was het fist nog veul groter gewiest!" Dit verhaal heb ik gehoord van wijlen de heer Buysen, zoon van de vroegere hotelhouder. Hij was werkzaam op het archief in Roosendaal. Er bestaat een f o t o van dit winkeltj e .

Page 11: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

1 • I

NIEUWS UIT HET MUSEUM 8. door Kees Leijten.

Kapper

210

De kollektie van kappersartikelen werd onlangs belangrijk aangevuld door materiaal van herenkapper Dick de Wit uit Rozenlaan 79 te Ginneken. Het materiaal werd geschonken door de heer en mevr. E.Stam-de Wit uit Ulvenhout en be­stond onder meer uit een ladenkastje, diverse messen, spuitbussen, tondeuses en andere kapperspullen.

Een Blik op Blik De tentoonstelling "Een blik op blik" is op 15 augustus afgesloten. De tentoonstelling was zeer succesvol en trok bijna 2000 bezoekers. Een aantal fraaie blikken konden we aan onze collectie toevoegen.

Nieuw-Ginneken 50 jaar bevrijd Zondag 4 september openden we in ons museum de tentoonstel­ling over Nieuw-Ginneken in de oorlog, tijdens en kort na de bevrijding ter gelegenheid van 50 jaar bevrijding. De tentoonstelling loopt tot en met december. Vult U onze col­lectie aan?

50 jaar Bevrijd Van 22 - 27 oktober exposeert Paulus op het gemeentehuis over het onderwerp "50 jaar bevrijd".

Puddingvormen Vanaf 5 februari - exposeert Paulus een schitterende collectie puddingvormen van mevrouw M. Brok-Roml:But aangevuld met exemplaren uit eigen collectie. Vult U onze collectie verder aan?

Toezichthouders gevraagd Op de 10 zondagen dat Paulus' Museum geopend is (juli en augustus niet) zouden we graag een aantal leden in willen roosteren om toezicht te houden. We zoeken voor elke zondag 2 toezichthouders, die het be­stuur en onze medewerker willen assisteren. Graag ontvangen we een telefoontje van U indien U ons één of meer zondagen wilt assisteren. U mag zelf de maand en 't aantal bepalen! Bel ons even! (076-612742). De data leest U in onze Agenda!

211

NIEUW-GINNEKEN: WAPEN EN VLAG door Jan Th.M.Melssen

Indien men gevraagd wordt een en ander op papier te zetten over een wa­pen in een regio waarin men niet zo goed thuis is als in het 'eigen' gebied, levert dat automatisch een verhaal op dat incompleet zal zijn en dat zeker kan worden aangevuld, mogelijk zelfs kan worden gerectificeerd. Behalve met regionale ontwikkelingen is men tevens onbekend met typisch lokale za­ken. Men .heeft bijvoorbeeld niet de aanwezige archiefbestanden kunnen doornemen. Algemene literatuur kan evenwel toch een beeld oproepen waartegen de voorhanden zijnde gegevens kunnen worden geplaatst. Bekend wordt verondersteld dat een wapen een in een schild geplaatst eigen en blijvend kenteken is. Dit kan van een persoon zijn, maar ook van een kerk, klooster of overheid. Zo bleef bijvoorbeeld het wapen van de heren van Breda-Schoten na het uitsterven van dat geslacht in 1281 bij de stad Breda in gebruik [daar ge­plaatst op een burcht], waardoor het een eigen en blijvend kenteken werd voor die stad én haar rechtsgebied.

Schepenbanken Ginneken en Bavel kunnen gerekend worden tot de dorpen die binnen de hier behandelde periode steeds deel hebben uitgemaakt van het Land van Breda. Alleen het onder Ginneken gelegen Ulvenhout werd als een aparte heerlijkheid genoemd in de jaren 1307-1312 en was in de jaren 1334-1343, evenals de dorpen Baarle, Alphen en Gilze, een pandheerlijkheid. Het is niet duidelijk of dit gevolgen heeft gehad voor de rechtspraak binnen Gin­neken en Bavel. Binnen het Land van Breda zullen de 'kerkelijke' laathoven of schepenban­ken - zoals elders - ouder zijn dan de 'wereldlijke' schepenbanken. Een laat- of schepenbank was een college van rechters, meestal zeven in ge­tal, die jaarlijks werden benoemd door de heer of zijn vertegenwoordiger. De schepenbank werd voorgezeten door een meier of schout. Bij een kerkelijke laathof of schepenbank spraken de laten [of schepenen] onder leiding van een meier [of schout] recht over de zaken en personen be­horende tot het domein/de jurisdictie van een kerkelijke heer, veelal grond­of pachtzaken. De laten of schepenen van zo'n bank behoorden dan ook zelf tot degenen, die 'gegoed' waren binnen dat kerkelijke domein. De abdij van Thorn [Limburg] had dergelijke laathoven onder Baarle en Gilze. De goederen, rechten en personen onder Ginneken en Bavel vielen onder de laathof van Gilze, die Oude Hof werd genoemd. De verdeling van de 7 schepenen van de Oude Hof was als volgt: 3 schepenen kwamen uit Gilze, 2 uit Oosterhout, 1 uit Ginneken en 1 beurtelings uit Princenhage en Rijsbergen. Van de Oude Hof zijn schepenen bekend vanaf 1354.

Page 12: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

212

De parochies van Ginneken en Bavel behoorden tot 1317 tot de 'oerparo­chie' van Gilze, een kerk van genoemde abdij van Thorn.

Van de 'wereldlijke' schepenbanken dateren de oudste uit de 13de eeuw. De stad Breda zal als eerste een schepenbank hebben gekregen. Die bank bezat

bij uitsluiting de criminele jurisdictie, d.w.z. dat de lokale schepenbanken die bevoegdheid niet hadden. Ook bestond in die stad een hoofdbank, waar men tegen vonnissen in civiele zaken van de lokale schepenbanken in beroep kon gaan. Oorspronkelijk zal een college van [leen]mannen het hoogste rechtsor­gaan in de heerlijkheid/het land van Breda zijn geweest. Vraag is of aan het einde van de 13de of het begin van de 14de eeuw in een aantal plaatsen nog een landrecht of eninge bestond, als de heerlijkheid zo'n recht al heeft ge­kend? In 1325 waren de functies drossaard van de heerlijkeid [ = stad en land] en schout van de stad al in verschillende handen. De hertog van Brabant stelde, kort nadat hij de heerlijkheid van Breda had gekocht, een schout voor het land van Breda aan en gaf hem in 1328 volmacht om in zijn naam 'te settene ende te makene scepenen ende dinghebanghe in allen onsen dorpen van onsen vorseiden lande van Breda', die de schepenen van Breda als hun 'hoofd' kre­gen, d.w.z. dat zij daar om raad en advies konden gaan als zij problemen hadden met rechtsregels en de interpretatie daarvan. Genoemde schout kon dus - hertogelijke/wereldlijke - schepenbanken oprichten. Dat betekende niet dat tóen in alle dorpen in het Land van Breda schepenbanken werden opge­richt. Het is best mogelijk dat sommige van de hierna te noemen banken ou­der zijn, doch dan is daarvan - vooralsnog - geen oudere vermelding aange­troffen. Buiten de stad Breda zien wij al een schepenbank in Etten in 1278, schepe­nen in Roosendaal in 1292 en schepenen/mannen in Oosterhout in 1324. Beide laatste bezaten als hoge heerlijkheden ook de hoge jurisdictie. Na 1328 zien wij schepenen van Princehage in 1331, van [de Eninge van) Rijsbergen in 1336, van [de hoge heerlijkheid) Dongen en van Gilze in 1345, van Alphen in 1348, van Baarle in 1369 en van Terheijden - veel later - in 1409. Ongeveer aan het begin van die reeks hoort Ginneken, waarvan wij als oudste een schepenbrief uit 1343 vonden, schepenen in 1336, doch waarvan de schepenbank al in 1332 wordt genoemd. Uit later tijd weten wij dat van de 7 schepenen, die samen de schepenbank vormden, er 5 uit Ginneken en 2 uit Bavel kwamen. Nader onderzoek zou kunnen uitwijzen of dat al in de Middeleeuwen zo was.

Gemeenschappelijk zegel Een gemeenschappelijk zegel diende niet alleen om rechtsgeldige overeen­komsten te bezegelen, maar vormde ook een kernmerk van eigen identiteit en rechtspersoonlijkheid. Algemeen kan voor onze provincie worden gesteld dat binnen het gebied van een heer de schepenbanken of rechtsgebieden

213 danwel gemee.nschappen een zegel in gebruik hadden waarop - al dan niet in een wapenschild geplaatst - de symboliek van de lands- c.q. plaatselijke heer ~~rd opgenom.en. Dat kon dan zowel een wereldlijke als een kerkelijke heer Zijn. Zo. gebrmkte men in de Meierij van 's-Hertogenbosch veelal de leeuw o~ de VIe~ leeuwen van de hertogen van Brabant respectievelijk Brabant­L11!1b~rg, m een enkel ·geval het hertogelijke wapen uit het Bourgondische hms; m het Land van Heusden en dat van Altena respectievelijk het rad van Heusden en de zalmen van Altena. Jurisdicties in het Markiezaat van Ber­gen op Zoom gebruikten - op voorschrift - het wapen van de markiezen uit het huis Glyi:nes. Binnen het Land van Breda - waartoe tot 1287 ook het latere Markiezaat van Berg~n op Zoom behoorde - ontbreken echter bij de meeste dorpen die tekens, .die .o~ deze gemeenschappelijke oorsprong wijzen c.q. de 'algemene aanwezigheid van de landsheer laten zien. De oudste voorbeelden van het gebruik van de drie schuinkruisjes zijn de z~gel~ van de stad Breda zelf (1259), van de stad Bergen op Zoom (1260) en - m bmnen de dan al bestaande heerlijkheid Bergen op Zoom - van schepe­nen van Gastel (1296). B.eperken wij ons verder tot het Land van Breda dan zijn de overige vermel­dmge~ en gegevens verhoudingsgewijs jong te noemen. Men gebruikte per­soonlijke zegels. Roosendaal moet omstreeks 1485 een gemeenschappelijk zegel hebben aangenomen. Oosterhout moet al in 1492 een zegel hebben ge­kend, d.at op zijn laatst uit .1402/1404 wu kunnen dateren, doch waarvan [?) eerst uit 1612 een afdruk 1s overgeleverd. Etten, Gilze, Ginneken en Prin­cenhage volgen pas in het begin van de l 7de eeuw, de andere dorpen nog later. Ook inhoudelij~ zijn de wapens in groepen te verdelen: Oosterhout, Dongen en Etten. gebrmkten het wapen van hun heer c.q. schout; Gilze, Terheijden en Tetermgen kenden zogenaamde heiligenwapens, Alphen, Baarle-Nassau en Chaam en mogelijk Princenhage zogenaamde sprekende wapens. Ginne­ken behoorde - samen met Roosendaal, Zundert en Rijsbergen - tot de groep wapens waarin meer symbolen werden gecombineerd.

Zegelgebruik in Ginneken Alhoewel voor schepenen van Ginneken al tenminste vanaf 1343 akten werden verleden, is een gemeenschappelijk ze­gel eerst uit het begin van de l 7de eeuw bekend. Wij we­ten niet hoe in 1343 werd gezegeld. Waarschijnlijk gebeur­de dat evenals bij de akten van 1400, 1425 (2x), 1428, 1457, 1458, 1480, 1484, 1559, 1568 en 1597 met de persoonlijke zegels van telkens twee schepenen. Die zegels vertonen het persoonlijke kenteken van de schepen of zijn familiewapen. Het gebruik van persoonlijke schepenzegels kan echter hebben bestaan naast het gebruik van een gemeenschappe­lijk zegel.

wapen voorkomend op het zegel van Peter Ghijsbrecht Commersoen , schepen in Ginne­ken in 1457 (teke­ning auteur)

Page 13: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

214

Het eerste gemeenschappelijke zegel Volgens Van Ham (1968) gaat de compositie van het oud-ste zegel van Ginneken - dat volgens hem uit de 16de eeuw stamt - terug op het 16de eeuwse kleinzegel van Breda. Daarmee bedoelt hij dat de zegel­compositie en de drie schuinkruisjes, die in het wapen zijn opgenomen, aan dat zegel met het wapen van de stad Breda werden ontleend, die dat wapen wederom van de heren van die stad uit het huis Schoten hebben overgeno­men c.q. hebben verkregen. Het oudst bekende zegel, waarop het wapen van de heren van Breda-Scho­ten voorkomt, dateert van 1203. Vanaf het midden der 13de eeuw kennen wij de kleuren: zilveren schuinkruisjes op een rood schild.

het eerste gemeenschappelijke zegel v.l.n.r. volgens Jan Mosmans (vóór 1935), C.D.Bakker (1935) en een anonimus (1941)

In Ginneken plaatste men het wapenschild in een cartouche. Op het wapen met de drie schuinkruisjes werd een vrijkwartier geplaatst, waardoor een van de kruisjes niet meer zichtbaar was. In het vrijkwartier plaatste men het rooster van de dorps- en parochiepatroon St.Laurentius [handvat omlaag]. De golvende drielingsbalk die het wapenschild doorsnijdt, zou de rivier de Mark symboliseren. Typisch bij de zegelvoorstelling is wel dat naast het symbool van de patroon­heilige in het wapen, ook de heilige zelf daarmee wordt afgebeeld. Volgens de een is Laurentius hier een naakte man met in zijn rechterhand een geld­beurs en in zijn linkerhand een rooster, volgens de ander een geklede man met een stralenkrans om het hoofd en met in zijn rechterhand een schrijf­stift en in zijn linkerhand een rooster. Nauwkeurige bestudering van de nog bestaande zegelafdrukken zou antwoord kunnen geven op de vraag of er toch twee opvolgende zegels van hetzelfde type waren. Dat zou ook de af­wijking in het randschrift bij een van de tekeningen kunnen verklaren. Geldbeurs of schrijfstift hangen samen met het feit dat de heilige als diaken van Rome was belast met de armenzorg en de administratie daarvan. Is Laurentius daarom de patroonheilige van de archivarissen en de heem­kundigen?

215

Het 'eerste' zegel is tenminste tussen de jaren 1618 en 1703 in gebruik geweest en geeft als randschrift S.COMMVNITATIS IN GINNEKEN of .S. COMMVNITATIS.DE.GINNEKEN . Het gebruik van de letter V voor en in plaats van een U kan er op wijzen dat het zegel werd gesneden naar een ou­der voorbeeld. Het zegelstempel [of een van de stempels ?] berust thans in de collecties van het Markiezenhof te Bergen op Zoom [nr. 2941 ].

Het tweede gemeenschappelijke zegel In het gemeentearchief van Nieuw-Ginneken berust nu nog het 'tweede' ze­gelstempel, dat volgens bekende afdrukken in gebruik moet zijn geweest tus­sen tenminste 1692 en 1807. Het randschrift luidt .S.COMMVNITATIS.IN GINNEKEN Omdat er een periode is geweest waarin beide zegels naast el­kaar voorkwamen, kan bijvoorbeeld het verloren raken van het 'eerste' ze­gelstempel niet de reden zijn geweest voor het laten snijden van het tweede stempel, daarbij bestaat dat 'eerste' zegelstempel nog. De dorpsrekeningen van Ginneken, waarvan slechts die van 1693, 1700 en vanaf 1703 bewaard

zijn gebleven, kunnen voor het achterhalen van de reden dan ook geen rol meer spelen. De op­dracht tot het laten snijden c.q. de betaling van het tweede stempel kan eveneens niet meer worden achterhaald. Wij tasten daarom in het duister voor wat betreft de reden waarom een nieuw stempel werd gesneden, laat staan de reden waarom inhoudelijk werd afgeweken van het eerste zegel. In het tweede zegel is het wapenschild ovaal en eveneens geplaatst op een cartouche, waaraan het tweede gemeenschappelijke aan weerszijden festoenen en aan de onderzijde zegel volgens C.D.Bakker (1935)

guirlandes te zien zijn. Achter dit geheel staan ~ee van elkaar afgewende personen: heraldisch rechts [=voor de kijker hnks] staat de heilige Laurentius, die het rooster met beide handen vast­houdt, links de heilige Brigida, die volgens de een een boek in haar linker­hand houdt, volgens de ander een herders- of koestaf [?, zie tekening]. Ook het wapen heeft een verandering ondergaan. De golvende drielingsbalk is verdwenen. Het schild is nu doorsneden en de bovenhelft is gedeeld. In ~et [heraldische] rechterdeel staat het rooster [handvat omhoog], in het linkerdeel een koe. De benedenhelft van het schild bevat de drie Bredase schuinkruis jes. De koe is het symbool van de Ierse heilige Brigida, patrones van het dorp en de parochie Bavel. Afdrukken van de beide zegelstempels konden in het kader van deze bijdra­ge niet meer worden bestudeerd. Daarop zal later op een andere plaats wor­den teruggekomen.

Page 14: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

216

Dorpswapen of dorpswapens ? Volgens Van Goor was Bavel op dat moment (1744) met Ginneken zowel geestelijk als wereldlijk verenigd, doch was het dorp voordien een afzonder­lijke heerlijkheid.

Volgens dezelfde schrijver kenden de heerlijkheden Gin­neken en Bavel als wapen: doorsneden; I gedeeld; a in goud een rooster [handvat omhoog) van azuur; b in zil­ver een koe van keel, staande op een grasgrond [van natuur­lijke kleur]; II in keel drie

het 'heerlijkheids'-wapen schuinkruisjes van zilver. volgens Van Goor (1744)

De term 'heerlijkheid' zal hier gebruikt zijn als dorp, ge­

meenschap, rechtsgebied. A.J. van der Aa geeft in

schets van het wapen op de dorpspomp (1790)(tekening auteur)

zijn 'Geschiedkundige Beschrijving van de stad Breda en hare omstreken' uit 1845 aan dat Ginneken, toen het nog een aparte heerlijkheid was, een wa­pen voerde 'van goud, beladen met een St.Laurensrooster van sabel' en dat

Bavel, toen het eveneens nog een afzonderlijke heerlijkheid was, een wapen voerde met 'een veld van zilver, met eene koe van keel'. Het is waarschijn­lijk dat hier delen van het wapen werden toegeschreven aan de twee kernen. Vraag is echter of die wapendelen ooit afzonderlijk als dorpswapen in ge­bruik zijn geweest. Voorbeelden van afzonderlijk gebruik zijn volgens mede­deling van dr. F. Brekelmans niet bekend. Het wapenzegel van de Ginne­kense schepen Michiel van der Avoirt uit 1559 met een rooster [handvat omlaag] zou toch een aanwijzing in de richting van een dorpssymbool kunnen zijn, met zekerheid is dat de dorpspomp van Ginneken uit 1790. Daarop komt immers het wapen voor met alleen het rooster [handvat omhoog]. Een afbeelding daarvan is te vinden op de omslag van Brieven van Paulus nr. 46 (1984). Volgens mededeling van genoemde dr. Brekelmans is dat wapen even oud als de pomp. De dorpsrekening van 1790 geeft daarover evenwel geen uitsluitsel. De tekenaar Maas van Altena tekende omstreeks 1792 wel de beide kernen, doch liet de wapenschilden blanco.

Overgangsperiode In 1795 kwam een einde aan het 'oude regime' en werden de symbolen daarvan vernield of tenminste niet meer gebruikt. Zo zal in de jaren 1795-1803 het tweede gemeenschappelijke zegelstempel niet in gebruik zijn ge­weest, noch in de jaren 1811-1813. In die tijd zullen de symbolen van de Ba­taafse Republiek respectievelijk het Franse Keizerrijk het stempel van de gemeente hebben gesierd. Voorbeelden daarvan zijn echter [nog) niet aange­troffen. Wel wordt bij de tekening van het tweede gemeenschappelijke zegel

217

steeds het j~artal _'1800' gegeven.-Niet duidelijk is ~of die tekening naar een voorbeeld mt dat 1aar werd gemaakt. Of - zoals elders we~. gebeurde - ten tijde van het Koninkrijk Holland (1806-1810) een afzond~rhJk zegel werd gebruikt, is eveneens onduidelijk. Wij we­ten slechts _dat b10~en die periode in 1807 het tweede gemeenschappelijke zegel weer 10 gebrmk was.

Het gemeentewapen Uit de jaren 1813-1815 hebben wij geen stempel­afdruk teruggevonden. Toen kan echter een stem­pel zijn gebruikt, waarvan het zegelbeeld exact ~~rd gekopieerd naar het tweede gemeenschappe­lijke zegel en dat als randschrift gemeentebestuur Ginneken Bavel had. Begin 1815 _werd duidelijk dat onder meer ge­meenten de 10 gebruik zijnde wapens moesten la­ten bevestigen of - indien zij er nog geen hadden -er een konden laten verlenen. Naar aanleiding van oproepen van de Hoge Raad het gemeentewapen 1817-1941 v~n _Adel, geplaatst in de dagbladen van de pro-v1~c1e op 14 Januari en 20 februari 1815, schreef burgemeester L. Beens van G10neken op 22 maart van dat jaar aan de gouverneur der provincie dat hij hem 'eene naauwkeurige afteekening van het wapen dezer gemeente' deed toe­

ko~en, 'voerende voor Ginneken een rooster, ongetwijffelt om dat St.Lau­rentius als Patroon van Ginneken met den rooster wordt afgebeeld en voor Bavel een koe wijl St.Brigitta als Patronersse aldaar met eene koe wordt afgemaald, en daar en boven nog drie kruijssen, hetwelk zijne oorsprong zal hebben van het wapen van Breda, als behoorende deeze Gemeente tot het Land van evengenoemde pl~ats'. De bijgevoegde tekening geeft als wapen: door­s~eden; I gedeeld; a 10 geel een blauwgrijs rooster [handvat omhoog); b in Wit . e_en rode koe, op een groene grasgrond; II in rood drie witte schuin­krms1es.

Dat ~erzoek werd bij diploma van 16 juli 1817 gehonoreerd toen de gemeen­~e .?moeken , en Bavel werd bevestigd in het bezit van het volgende wapen: Zqnde coupe, waarvan het bovenste parti, het eerste deel van goud, beladen

met een rooster van sabel, het tweede deel van zilver, beladen met een koe van keel, het onderste deel van keel, beladen met drie sautoirs van zilver staande twee en een.' Niet vermeld werd dat de koe op een groene grasgrond was ge­plaatst.

Dit wa~en werd opgenomen in nieuwe stempels van de gemeente met als omschnft gemeentebestuur van Ginneken en Bavel en gemeente Ginneken en Bavel. Het wapen werd verder gebruikt op bijvoorbeeld de ambtsketen van de burgemeester en o~ bijv~orbeeld erebogen te sieren, zoals op 30 no­vember 1874, toen komng Willem III naar Ginneken kwam. Een dergelijk

Page 15: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

218

wapenschild verwierf de heemkundekring in 1992. Een foto daarvan sierde de omslag van de Brieven van Paulus nr. 90. Het rooster en de [roodbruine] koe staan daarop wel enigszins anders uitgebeeld dan in het officiële ge­meentewapen, maar dat kan worden gezien als vrijheid van de kunstenaar. Officieel is dit wapen per 1 januari 1942 vervallen, toen de gemeente Gin­neken en Bavel ophield te bestaan.

Het gemeentewapen van Nieuw-Ginneken Per 1 januari 1942 kwam het dorp Ginneken bij Breda. Wat van de gemeente Ginneken en Bavel overbleef werd de nieuwe gemeente Nieuw-Ginneken. De Hoge Raad van Adel deelde al op 29 december 1941 het gemeente­bestuur mee dat het wapen per 1 januari daar­op volgend zou vervallen. Tenzij nader onder­zoek mocht uitwijzen dat de nieuwe gemeente hetzelfde wapen zou gaan voeren als de oude gemeente, zou de Hoge Raad een ander wapen ontwerpen. De gemeente reageerde niet op dit schrijven. Op 18 januari 1944 stelde de voorzitter van de Hoge Raad van Adel aan de overige leden van die raad als nieuw gemeentewapen voor:

ontwerp-gemeentewapen (1944)(te- 'gedeeld; l in keel een leeuw van goud; Il door­kening auteur) sneden; a in goud een rooster van sabel; b in her-

melijn een Sf.Andrieskruis van keel. Het schild gedekt met een kroon van drie bladeren en twee parels.' De leeuw ontleende

hij aan het wapen van het geslacht Van Gaveren-Liedekercke, heren van Breda; het rooster nam hij over uit het wapen van Ginneken en Bavel en het St.Andrieskruis op hermelijn nam hij op als herinnering aan het geslacht Van Daesdonck, bezitters van het slot van die naam in de buurtschap Galder. De leden van de Hoge Raad voorzagen dit voorstel van hun mening tussen 22 januari 1942 en 19 maart 1947 [sic !]. Op 1 april 1947 zond genoemde Raad een concept-besluit aan de minister van Binnenlandse Zaken, die echter om een kopie van het verzoekschrift van de gemeente vroeg (10 april 1947). Dat bestond evenwel niet omdat die Raad zelf in deze het initiatief had genomen. Daarop berichtte genoemd ministerie burgemeester en wethouders van Nieuw-Ginneken van het voornemen van de Hoge Raad met het verzoek om een reactie op het [hiervoor genoemde] wapenvoorstel (23 april 1947). B & W wezen dit voorstel van de hand waarbij zij het standpunt van de gemeenteraad van 30 juni 1947 meedeelden. De raad meende - overigens onterecht - dat door de annexatiebeschikking van 21 december 1941 het gemeentewapen van Ginneken en Bavel automatisch het wapen was gewor-

219

DE 1-lOGE RAAD VAN ADEL

Gelet op het Koninklijk BeJ/11it van ..3 .iaqaslrif 1g44 , No. 19

VERKLAART dat daarbij 0011 de 9emeeale j(,er:uu- Ci1212el:'112 , prv11i11e1e Jloord/Jra!Joal.

1s verleeoa' kei Pavolgenáe wapen ,

waarvan de beschrijving lmdt als volgt:

VOD sa;,,,/, ,/,. m :tt7wr ttzt J~ ...,,

lttl, sfoazzdr "!' ""

Gfdaa11 lt 'SGRAVENllAGE,

' . i . (, ' ,. \

': . .... " l · '" : '···

gru.rgroac/1

.ll ÛZ ltt! ~,", J'IÎ.rxln'r.r­lrai.trzz van ztlvrr, 9,._ plaabf !I rD / •

1U8.

DEllOGl~A~

Vooni11rr

~.Startaro.

Page 16: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

220

den van de nieuwe gemeente Nieuw-Ginneken (3 juli 1947). De gemeente had het wapen van Ginneken en Bavel in feite 'overgenomen'. De minister volgde blijkbaar die redenering ook en wilde daarop Hare Ma­jesteit verzoeken om bevestiging van het door Nieuw-Ginneken gevoerde wapen. Daartegen kwam de Hoge Raad van Adel echter in verzet, die meende dat van bevestiging geen sprake kon zijn: of men heeft al een wapen en dan is bevestiging niet nodig, of men heeft geen wapen en dan wordt er een verleend (5 juli 1947). Overbodig te zeggen dat het eerste deel van deze redenering kant nog wal raakt; men vergelijke de oproep uit 1815 ! De minister nam genoegen met deze kanttekening van de Hoge Raad. Op basis van het schrijven van B & W van 3 juli werd bij besluit van de prinses­regentes van 3 augustus 1948 nr. 19 aan de ge­meente Nieuw-Ginneken het volgende wapen ver­leend: Doorsneden: l gedeeld: a. in goud een roos­ter van sabel, b. in zilver een koe van keel, staande op een grasgrond; II. in keel drie St.Andrieskruisen van zilver, geplaatst 2 en 1. Niet vermeld werd dat de grasgrond van sinopel [=groen] is. Het diplo­ma behorend bij dit besluit dateert van 8 oktober het gemeentewapen 1948-heden

1948. Men heeft toen niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om een 'gemeente­kroon' op het schild te laten plaatsen. Wellicht is dat bewust gebeurd omdat men exact het oude wapen wilde voeren. De gemeente voert thans geen rode koe in het wapen maar een roodbonte koe, heraldisch dus 'van natuurlijke kleur'. Dat is niet conform het besluit van 1947 en de wens van het toenmalige gemeentebestuur !

Een afwijkende wapenversie Aan het nieuwe gemeentehuis van Nieuw-Ginneken, dat op 4 januari 1964 in gebruik werd genomen, is boven de hoofdingang het gemeentewapen aan-

gebracht. Het betreft hier een gegoten reliëf in brons van de kunstenaar Niel Steenbergen, die aan het wapen twee schildhouders toevoegde. Het gemeentewapen wordt hier gehouden door twee, slechts met een len­dendoek geklede, naar het schild gewende engelen. Het geheel staat op een banderol met de spreuk 'ik geef en blyf gaaf, bedacht door de toenmalige wethouder J.H. Geerts. De spreuk verwijst naar de voorgeschiedenis van de gemeente, inclusief de drie annexaties. Deze uitbeelding van het gemeentewapen werd door de gemeente ook op papier gebruikt, zoals op de omslag van de begroting 1981.

221

het gemeentewapen boven de ingang van het gemeentehuis (1964)

Kleuren en gemeentevlag Het gebruik van vlaggen door gemeenten dateert van recente datum. In ste­den bestonden al vanouds vlaggen en/of banieren. De vlag van Nieuw-Gin­neken is de op een na oudste gemeentevlag in onze provincie, die bij besluit v~n een college van B & W of een gemeenteraad werd vastgesteld. Alleen Eindhoven kent oudere vlaggen, vastgesteld in 1927. Veelal sluiten kleuren en symboliek van een vlag aan bij die van het ge­meentewapen. Dit is echter in Nieuw-Ginneken niet het geval. Op 14 oktober 1949 maakte het college van B & W aan de gemeenteraad kenbaar dat het college de wens had 'voor onze nog jonge gemeente een eigen vlag in het Leven te roepen'. Het college zag een vlag als 'hèt middel, om van tijd tot tijd - bij daarvoor geëigende gelegenheden - de eenheid van Nieuw-Gin­neken 's gemeenschap te symboliseren, de vreugde en rechtvaardigde trots van haar eigen bestaan te uiten en daaraan de schoonste idealen en verwachtingen voor de toekomst te verbinden'. Het college wist te vertellen dat de kleuren groen en wit in de voormalige gemeente Ginneken en Bavel vrijwel algemeen als de gemeentelijke kleuren werden beschouwd. Herhaaldelijk kwamen en komen [in 1949 dus] die kleuren nog voor. Hoe oud zijn deze dorpskleuren eigenlijk ?

Page 17: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

Daarnaast gebruikte het college als argumentatie dat groen staat voor het overheersende groen [weide, heide, bos] en het wit voor 'het uitdrukking geven aan de hoop en bede, dat God telken jare volle wasdom geve aan land-, tuin- en bosbouwgewassen', 'opdat Nieuw­Ginneken een bloeiende (bloesem is veelal wit) gemeente moge zijn tot vreugde (wordt ook gesymboli­seerd door wit) van hare bevolking'. Verder werd verklaard dat de voor-gestelde vijf banen staan voor de vijf kernen: Bavel, Galder, [het sinds 1961 tot Breda behorende] Heusdenhout, Strijbeek en Ulven­hout. De keuze voor horizontale

222

de groen-witte vlag van Ginneken, zoals die op 19 mei 1994 massaal in het dorp Ginneken wapperde bij de feestelijke eerste rit van de gerestaureerde paardetram uit 1884 (tekening auteur)

banen werd in verband gebracht . met de meer sociaal-economische geaardheid [landbouw en tuinbouw] en de daarmee samenhangende landelijke rust.

de gemeentevlag vanaf 1949

Het college had bij een en ander dankbaar gebruik gemaakt van de adviezen van rijksarchivaris mr. J.P.W.A. Smit, die toen als dé autori­teit op het gebied van wapens en vlaggen werd beschouwd. De gemeenteraad besloot op 19 okto­ber 1949 conform het voorstel van B & W. Dat betekende in dit geval dat er geen beschrijving van de vlag be­stond, wel een tekening die bij het voorstel van B & W was gevoegd. Op die tekening verhoudt lengte zich tot hoogte als 5 : 3 en toont vijf evenhoge banen van groen en wit. Op 31 oktober 1949 verzocht het college de Hoge Raad van Adel om goedkeuring van het genomen besluit. Het college. was blijkbaar niet op de hoogte met het feit dat inzake vlaggen de gemeen­

teraad beslist en de Hoge Raad van Adel slechts adviseert. De Hoge ~~ad deelde mee dan ook alleen maar mee dat in het besluit de vlagomschnJvmg

223

ontbrak en stelde als beschrijving voor: bestaande uit vijf liggende banen van gelijke hoogte: groen-wit-groen-wit-groen. Tevens gaf de Hoge Raad toen te kennen dat bij vlaggen de normale verhouding lengte : hoogte = 3 : 2 is (28 december).

Bronnen: gebruik is gemaakt van de documentatiecollectie van de Noordbrabantse Commissie voor Wapen- en Vlaggenkunde, aangevuld met verkregen mondelinge danwel schriftelijke in­lichtingen van drs. J.M.H. Broeders, streekarchivaris, J. van Dun, voorlichter bij de gemeente Nieuw-Ginneken, mevr. J. Jacobs, conservator van het Markiezenhof te Bergen op Zoom, C.J.M. Leijten, redacteur van de Brieven van Paulus, G. Otten, werkzaam op de afdeling Externe Zaken van de Gemeentelijke archiefdienst Breda, en C.D. Vanwesenbeeck, adjunct­gemeentearchivaris van Bergen op Zoom, terwijl de heren dr. F.A. Brekelmans, oud-gemeen­tearchivaris van Nieuw-Ginneken, W.A. van Ham, gemeentearchivaris van Bergen op Zoom, en A.W. Jansen te Ulvenhout de tekst kritisch hebben doorgenomen en van aantekeningen voorzien. Allen hiervoor mijn welgemeende dank. Als belangrijkste gebruikte literatuur kan worden genoemd: F. Brekelmans, De Pomp op de Markt te Ginneken, in: St.Geertruijdtsbronne XIII (1936), p. 3. F.F.X. Cerutti e.a., Geschiedenis van Breda. Deel 1 [Tilburg 1952]. F.F.X. Cerutti, Middeleeuwse rechtsbronnen van stad en heerlijkheid Breda. Deel I [Utrecht 1956], II [Bussum 1972] en III [Zutphen 1990]. C. Druif, Nederlandse gemeentewapens [Leeuwarden z.j. (1965)]. Th.E. van Goor, Beschryving der Stadt en Lande van Breda ... ['s-Gravenhage 1744]. W.A. van Ham, De symbolen van Stad en Land van Breda, in: De Oranjeboom XXI (1968), p. 101-124. G.C.A. Juten, De parochiën in het Bisdom Breda [Bergen op Zoom 1935]. J. Kalf, De Monumenten van Geschiedenis en Kunst in de Provincie Noordbrabant . Eerste stuk [Utrecht 1912]. L Merkelbach van Enkhuizen en A.Hallema, Geschiedenis der gemeente Ginneken en Bavel [Utrecht 1941], met name p. 147-151 en 344-347. Nieuw-Ginneken. Gemeentehuis op eigen erf [1964]. De Vlaamse Stam, jrg. 30 (1994), nr. 5 (mei), p. 276.

het gemeentewapen vanaf 1948 (tekening C.Druif, 1965)

Page 18: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

224

GESCHIEDENIS EN KUNSTHISTORISCHE WAARDESTELLING VAN

HET PAND GINNEKENWEG 236 TE BREDA. door Erik Dolné.

Bouwgeschiedenis, Het winkel-woonhuis Ginnekenweg 236 in Breda is een voormalig bedrijfspand dat bestaat uit een winkel en werkplaats/maga­zijn/pakhuis. Het pand werd gebouwd in 1852 in opdracht van de heer C.A. van de Wetering naar het ontwerp van de aannemer­metselaar A.A. van de Kerkhof uit Princenhage. De grond waarop het huis staat is een kavel van het weiland van de boer de Kraan (ook wel de eraan). Deze had zijn boerderij verder naar het noorden. De kavel liep tot aan de (sinds 1962/64 gedempte) rivier de Leie (ook wel 't Leike of de Molenlei) die achter het stuk grond langs stroomde richting Mark. Cornelis van de Wetering was een rentenier. Zijn zoon, Leonard van de Wetering, echter begon in 1880 een schildersbedrijf en zijn vrouw Anna een levensmiddelenwinkel, om te voorzien in het levensonder­houd van het gezin. Voor pet schildersbedrijf werd achter het pand in de tuin een bedrijfspand gebouwd(begane grond be­drijfsruimte, eerste etage en zolder magazijn/pakhuis) door en naar het ontwerp van de aannemer A. Verleg uit Ginneken (niet te verwarren met Verlegh!) Het pakhuis kwam te staan op een perceel dat grensde aan de Leie waardoor het schuin kwam te staan ten opzichte van de rooilijn van de Ginnekenweg. Het woonhuis werd verbouwd in een (levensmiddelen)winkel met bovenwoning . De voor- en achterkamer op de begane grond wer­den ingericht tot winkelruimte, terwijl aan de achterzijde (n.w.-zijde) het pand werd uitgebreid met een nieuw aange­bouwd keukengedeelte. Gewoond werd boven de winkel op de eerste etage. Dit gedeelte werd apart toegankelijk gemaakt en kreeg naast de winkel een aparte ingang met trapopgang. In 1908 verkoopt de zoon van Leonard, Bernhard van de Wetering, het winkel-woonhuis en het schildersbedrijf aan de familie Adank. Deze breiden de winkel uit omdat deze in oppervlakte de wette lijke limiet van 20 m2 niet haalt. Om dit mogelijk te maken moet op de begane grond een steunmuur worden gesloopt en wordt een zware H-balk door het pand geschoven om de binnen­muur opm de eerste verdieping te steunen. Tegelijkertijd met de winkel wordt het bedri j fspand van het schildersbedrijf verbouwd ( 1908-09). De heer Adank heeft het alleenrecht verworven op he t schilderen en onderhouden van de .paardetram tussen Breda en Ginneken. Daartoe wordt de tram­rails van de straat af geleid en kan ze door een grote poort 'die is gemaakt in de zijgevel van het bedrijfspand, de beneden­ruimte binnen rijden. Met twee grote houten deuren kan de ruimte na het inrijden van de tram afgesloten worden. Het be­drijfspand blijft in gebruik als onderhoudspand voor de paardetram tot 30 september 1925 toen de laatste paardetram

225

Schilderij van hr.Jansen in Paulus' Museum (foto K.Leijten)

reed en de tramlijn werd opgeheven. Na deze tijd werden de schilderswerkzaamheden aan panden in Ginneken en Bavel weer opgenomen. Dit duurde tot 1929. In dat jaar overleed de heer Adank en werden de grote houten deuren van het schildersbe­drijf voorgoed gesloten en een gedee l te van de grote deur­poort weer dichtgemetseld. Het bedrijfspand wordt daarna weer pakhuis en opslagplaats. De Ginnekense paardetram bleef geparkeerd in het bedri jfsge­bouw tot 20 juni 1928. Omdat delen van de r ails op de Gi nne­kenweg verwi jderd gaan worden , moest de tram naar he t eind­punt gebracht worden of geparkeerd worden in de remise bij het Oranjeplein.

Ze bleef tot september 1928 i n deze r emise staan waarna ze gedeeltelijk gedemontee rd werd en werd overgebracht naar onbe­kende bestemming. De familie wil zijn inkomsten halen uit de winkel. Deze wordt daartoe in 1929 opnieuw verbouwd. Ze wordt voorzien van een nieuw interieur, terwijl de geve l wordt ver­rijkt met een tegeltjespui i n Art-Décostijl (zwarte gegl azuur­de tegeltjes). In dat j aar ook wordt het winkel / woonhuis ge­heel witgeschilderd om de spor en van de verbouwing te verbloe­men. Ook de gevels van het magazi jn/pakhuis worden witgesausd . In deze toestand blijft het pand staan tot 1972 . I n dat jaar worden achter de winkel een kantoorgedeelte aangebouwd over een bouwlaag. Vanaf 1972 veranderde niets meer aan de winkel . Het bedrijfs ­pand -ondergaat nog wel een kl eine wijziging . In 1978 worden

Page 19: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

226

de houten deuren van de zolder op de eerste verdieping ver­vangen door een vensterkozijn om het pand geschikt te maken voor atelier ruimte. Na deze tijd blijven zowel winkel als bedrijfspand in dezelfde staat gehandhaafd.

Karakterisering; Het winkel/woonhuis staat halfvrij, met een poort aan zuid­zijde. Het telt twee bouwlagen met een zolderetage onder een zadeldak belegd met donkergrijze Hollandse pannen (tot 1928 donkergrijze kruispannen). De gevels van het oorspronkelijk gedeelte zijn opgetrokken van gele IJsselsteentjes, de nieuwere geveldelen zijn opge­trokken van rode baksteen. De plattegrond van het object is rechthoekig. Het erachter liggende en geheel vrijstaande magazijn/pakhuis telt twee bouwlagen met een zolderetage onder een zadeldak belegd met donkergrijze Hollandse pannen (tot 1928 donker­grijze kruispannen). De gevels van dit object zijn opgetrokken van rode baksteen (heden witgesausd), de plattegrond ervan is rechthoekig.

Beschrijving exterieur: De frontgevel van het winkel/woonhuis is a-symmetrisch en architectuur ervan eenvoudig uitgevoerd in glad (schoon-) metselwerk van IJsselsteentjes. De houten winkelpui bevat een kozijn met bovenlichten, gevuld met glas-in-lood in Art-Décostijl (glas-in-lood van Haalderen 's Hertogenbosch). De winkeldeur was voorzien van een glas-in-loodraam met de afbeelding van White Horse, passend bij de functie van drankenwinkel die het object tot 1993 vervulde (sinds 1993 verdwenen). Ernaast bevindt zich de houten paneeldeur met bovenlicht van bovenwoning. Het object is voorzien van hoge staande vensters met verzonken kozijnen (halfsteens) in vensterpoorten. De gevel bevat T-type schuiframen met boven­lichten gevuld met glas-in-lood in Art-Décostijl. De houten kozijnen hebben natuurstenen vensterbanken. De gevel is af­gesloten met een gladde fries van stuc (gedeeltelijk van hout). De lijstgoot is voorzien van een neuslijst. De overige gevels van het pand zijn idem behandeld. Wel zijn er in deze gevels diverse typen deuren en vensters, met name in latere toevoegingen.

Het magazijn/pakhuis heeft symmetrische gevels. De front­gevel op begane grond is voorzien van grote houten, planken deuren met bovenlicht. Op de eerste verdieping zijn de voorma­lige houten deuren van de opslagzolder vervangen door een groot houten kozijn. In topgevel houten planken deur voor bovenzolder. De bovenlatij wordt gevormd door ijzeren H-balk. De overige gevels van het magazijn/pakhuis idem ver-

227

werkt. Hierin komen diverse typen (meest kleine) vensters met kleine roedeverdeling voor. Alle kozijnen zijn van hout. Het magazijn/pakhuis is voorzien van zinken goten. In het interieur van beide panden ziJn de oude constructie van binnenmuren en houten vloeren gaaf bewaard gebleven.

De moeite waard als beeldbepalende en ondersteunende archi­tectuur binnen het Beschermd Dorpsgezicht Ginneken.

Het winkel/woonhuis is een goed voorbeeld van een oorspronke­lijk woonhuis opgetrokken van IJsselsteentjes, dat door de tijd heen is herbestemd tot winkel/woonhuis (verbouwing begane grond, aparte trap-opgang met ingangspartij naar bovenwoning, nieuwe winkelpui). Het magazijn/pakhuis is een goed voorbeeld van een bedrijfsgebouw uit ca. 1880 opgetrokken in eenvoudig schoonmet­selwerk van rode baksteen. De gebouwen bezitten een eenvoudige, doelmatige architectuur zoals men deze vroeger vaker aantrof bij woningen en bedrijfspanden uit genoemde perioden. Omdat men door de tijd heen niet karakter en waarde van deze architectuur wist in te schatten is het overgrote deel hiervan door de tijd heen gesloopt. De objecten vallen op door totale uitvoering in een eenvoudige bouwtrant. Bovendien zijn de objecten gaaf qua stijl en detaillering in het exterieur. De winkelpui is uitgevoerd in geglazuurde zwarte tegels en past in de tegeltjescultuur zoals in Breda bestond tijdens het Interbellum (zie bijvoorbeeld cafépui Boschstraat, winkelpand Schorsmolenstraat en cafépui Nieuwe Haagdijk). De winkelpui is nog de enige in heel Breda die geheel in zwarte tegeltjes is uitgevoerd. De winkelpui werd oorspronke­lijk afgesloten door een dunne ronde lijst van om en om gele (ook rode?) en groene delen. Het zou aanbeveling verdienen deze lijst weer terug te restaureren. De objecten zijn esthetisch op grond van vormgeving en uitvoe­ring. Het winkel/woonhuis is een goed voorbeeld van het werk van de aannemer A.A. van de Kerkhof uit Princenhage. Deze aannemer bouwde her en der in Princenhage, Ginneken en Breda pakhuizen, opstallen en (meestal kleinere) huizen. Het overgrote deel van zijn werk is echter weer verdwenen (bijvoorbeeld een aantal pandjes aan de voormalige Heilaarstraat en aan de Leuvenaar­straat/Middellaan). Daarnaast vormen de objecten een voor de Bredase architectuurgeschiedenis belangrijk ensemble. De een­voudige architectuur van beide objecten is door de tijd heen zeldzaam geworden. Ze vormt de afspiegeling van een klein fami­liebedrijf, dat zich door de tijd heen ontwikkelde en weer na enkele generaties ten onder ging. Omdat in het verleden niemand oog had voor dit soort architectuur is deze over geheel Breda bijna verdwenen. Het winkel/woonhuis is nog maar een van de weinige objecten die resteren van de Princenhaagse aannemer A:A· van de Kerkhof en is daarom belangrijk binnen zijn oeuvre.

Page 20: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

228

De objecten horen tot de vroegste bebouwing in dit gedeelte van de Ginnekenweg en vormen daarbinnen een eigentijdse invul­ling, terwijl ze van belang zijn vanwege hun ligging aan de Ginnekenweg. Niet alleen het stadsbeeld ter plaatse wordt er­door verlevendigd, maar tevens is er een historische reden om deze panden binnen het Beschermd Dorpsgezicht Ginneken te be­waren. Het winkel/woonhuis vormt de kop van een lang stuk lint­bebouwing en is reeds van veraf zichtbaar. Bovendien geeft de poort naast het huis de locatie aan waar voorheen de paarde­tram werd afgetakt om de remise in te gaan voor een groot onder­houdsbeurt. Het object is daarom van betekenis voor de geschie­denis van de (klein) industrie in Breda-Ginneken. De objecten vertegenwoordigen bovendien een aspect van de economische ge­schiedenis van Breda-Ginneken.

•De Ginnekense paardetramremise aan de Ginnekenweg 236a O..,~- y . y y in Breda, gezien vanaf de Schuifhil. FOTO WILLEM BLAUW I

229

EEN EEUWENOUDE BOERDERIJ EN HERBERG AAN DE DORP­STRAAT TE ULVENHOUT. door A.W. Jansen.

Inleiding. In de Dorpstraat vindt men ter hoogte van de Laurentiuskerk vanouds twee café's. Op de hoek van het Dorpsplein was gedu­rende vele jaren het bekende Café De Jong gevestigd . Het is nu een modern Chinees restaurant met de naam "Golden Rose". Enkele deuren verder, recht tegenover de kerk, vindt men Café De Harmonie, dat al bijna een eeuw onder deze naam be­staat. Beide herbergen zijn in het begin van de vorige eeuw ontstaan uit boerenwoningen, die een geschiedenis van eeuwen achter zich hebben.

De kerk met de bijbehorende pastorie werd in 1904 gebouwd op het vóórterrein van het slotje Grimhuijsen (zie afb.1). In de tuin achter de huidige pastorie heeft het eerste kerkje van het dorp gestaan, daar gebouwd in 1792. De noordelijke muur van dit gebouwtje kan men nu nog terugvinden langs het wan­delpad naar "Huize De Donk". Op diezelfde plaats werd in 1742 al een schuur van Grimhuijsen als kerk ingericht.

Rfb. 1: Het slotje Grimhu ijsen en het oude kerkje, rond 1900. (ansicht, call . A . van Dun, Ulvenhout)

Page 21: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

230

Na 1800 had Ulvenhout dus al een eenvoudig kerkje en begon het parochieleven langzaam tot bloei te komen. Omdat zowel bidden als begraven nu eenmaal dorstig maakt, ontstonden er bij een kerk en een kerkhof vanzelf een of meer herbergen, meestal in reeds bestaande huizen of boerderijen. Zo zijn aan het begin van de negentiende eeuw ook de twee café's aan de Dorpstraat ontstaan.

In dit artikel gaan we de historie van het vroegere "Café De Jong" nader bekijken. "De Harmonie" komt dan in een andere aflevering aan de beurt.

Bij Grimhuijsen. De geschiedenis van de bebouwing tegenover de huidige kerk is niet los te denken van de historie van het slotje Grim­huijsen. Helaas is er van het ontstaan van dit huis weinig met zekerheid bekend. Het werd vermoedelijk in de Middel­eeuwen gesticht door lea-rmannen van de Heer van Breda. Een "leenman" had het goed in leen van de Heer, maar had binnen zijn gebied practisch vrije zeggenschap. Wel kon hij zijn bezit alleen verkopen wanneer de "leenheer" zijn goedkeuring gaf. Dit "leenverhef" was uiteraard niet gratis: er moest een eenmalige betaling plaats vinden, bij voorbeeld van een deel van de jaaropbrengst. Aanvankelijk hield deze "leen­hulde" ook nog "manschap" in, d.w.z. dat de leenman ver­plicht was bepaalde diensten voor de heer te verrichten, met name ten tijde van oorlog. De leenrechten, die in de loop der tijd al enigzins verwaterd waren, werden in de Bataafse Tijd afgeschaft. Ook tegenover Grimhuijsen waren enkele percelen en panden "leenroerig" aan het "Leenhof" van de Heer van Breda. Deze kleine leèntjes aan die kant van de straat behoorden oor­spronkelijk tot de "hoeve van Grimhuijsen" en zijn later door verkoop en leenverhef daarvan afgesplitst (1).

ook het perceel grond waarop nu "De Harmonie" staat behoorde tot die leengoederen. De boerderij waaruit het café 0p de hoek van het Dorpsplein is ontstaan, was echter grotendeels een onafhankelijk bezit van particulieren.

De oudste geschiedenis van de hofstede. Dat we op de hoek van het huidige Dorpsplein te maken hebben met een van de oudste bouwplaatsen langs de Dorpstraat, blijkt uit de cijnsboeken van de Heer van Breda. De oudste leggers van de cijnsen van Ginneken en Bavel die bewaard gebleven zijn, beginnen in 1634 (2). Daarin vinden we meteen ook de oudstbekende vermelding van een huis ter hoogte van het hui­dige Dorpsplein. Dat wil zeggen: in dat jaar was dit pand al weer verdwenen, verwoest door brand of oorlog, of gewoon af­gebroken. De cijnsboeken vermelden dan namelijk alleen:

231

"een weijde tot Ulvenhout daer een huijs op plagh te staen ge­naempt Truijdenhoff, gelegen noort tegens Grimhuijsen over, s'heeren straete suid ende west ende voorts mijns Gen.Heeren ende Claes Hendrick Goris Dyrven" De "Gen.Heer" was de Prins van Oranje, Heer en Baron van Breda, die eigenaar was van de Ulvenhoutse bossen. Er hoorde ook nog een "uitvanck" bij, een strook grond tussen de weide en de weg, groot 56 roeden, onge­veer 18 are. Om de jaarlijkse cijnsen te kunnen innen werd de administratie vrij nauwkeurig bijgehouden. Zo worden ook de opvolgende eige­naren genoemd tot rond 1800. Hierdoor weten we zeker, dat het hier over't stukgrond gaat waarop later de boerderij en ver­volgens het café gestaan heeft. In de zeventiende eeuw waren beleggers uit Breda eigenaar van dit perceel: Jan Gijsbregt Stickers, Claes Jan Stickers uit de Eindstraat en Hendrik Willem Anssems. De twee laatste waren achtereenvolgens in 1639 en in 1650 gehuwd met Maria Adriaan Hendrik Wils (1609-1675),

die in 1639 al weduwe was van Cornelis Gobbings. Door haar huwelijk met Stickers moet zij mede-eigenaresse van het goed in Ulvenhout zijn geworden. Bij haar overlijden in 1675 was ook haar derde echtgenoot reeds overleden. Na haar dood ver­kochten de erfgenamen dit bezit in 1677 aan een neef: Johan Jan Hendrik Wils. Het bestond uit een stede, met name een huis, schuur, boom­gaard, een "somerhuijsk~n" en vier tot vijf bunder grond. Daartoe behoorde ook een perceel van ruim een bunder, "in Rooijen Geerits Stede", ongeveer op de plaats van de huidige Rooijakker, die hieraan zijn naam ontleend heeft (3). De boerderij tegenover Grimhuijsen moet dus tussen 1635 en 1675 door de Bredase eigenaren gebouwd zijn op of nabij de plaats waar al eerder een huis gestaan had. Johan Wils (1613-1679) was apotheker van beroep (4). In 1636 trouwde hij met Perina van Bernagien, nagelaten dochter van de brouwer Cornelis Goossen van Bernagien. Aanvankelijk was zijn apotheek gevestigd in het huis "De Witte Pluijm" op de Grote Markt (nr.52) in Breda. In 1665 verhuurde hij zijn zaak aan een neef: Johan Stickers ( 1630-1701 ) . Wils was een vermogend man. Hij kocht nog meer huizen in de stad en grond en boerde­rijen in de omgeving. Na zijn overlijden had zijn echtgenote de goederen in eigendom of in vruchtgebruik. Zij overleed in 1700, kinderloos. Erfgenamen waren de neven en nichten, waar­onder Jan Hendrik Wils, koopman in "De Runton" (Ginneken­straat 32), die bij de deling van de erfenis in 1704 voor de helft eigenaar van de goederen in Ulvenhout werd (5). De andere helft nam hij voor 2.290 glds over van de overige erfgenamen. In 1749 gingen deze bezittingen weer over in handen van zijn dochter Catharina Wils (6).

Page 22: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

232

Na haar overlijden werd het bezit in 1775 openbaar verkocht (7). Het bestond toen uit acht tot negen bunder grond, waarvan ongeveer de helft gelegen was tussen de Dorpstraat, Rouppe van der Voortlaan, Schermbeeklaan en Bladerstraat. De drie gene­raties Wils hadden het grondbezit sedert 1677 aanzienlijk uit­gebreid door aankoop van een aantal percelen, zowel achter de boerderij als elders. Koper was een welgestelde boerendochter, Jacoba Aart van Galder (1752-1827). Zij betaalde er 6.760 glds voor. Een jaar later trad ze in het huwelijk met een boeren­zoon uit Ulvenhout: Hendrik Cornelis Meeren, zoon van Cornelis Hendrik Meeren en Petronella van Dijk, boeren aan "de Heuvel", het eerste gedeelte van de Pennendijk.

De families Meeren en Oomen. Vanaf 1776 tot 1898 was de boerderij eigendom van Hendrik Meeren en van diens nakomelingen. Hendrik Meeren (1750-1812) was in Ulvenhout een aanzienlijk man, stammend uit een oud geslacht. Voor de Franse tijd was hij schepen en daama ad­joint-maire. Bovendien was hij kerkmeester van de Ginnekense parochie, die tot 1837 in Ulvenhout op Grimhuijsen was ge­vestigd. Zijn voorouders bewoonden een hoeve aan de "Heuvel·~

Deze naam werd vroeger gebezigd voor het bredere gedeelte van de Pennendijk ten noorden van de hoeve Hoogsteen, terwijl de Heuvelstraat de oude naam was voor het eerste gedeelte van de Pennendijk (8). Die boerderij stond ongeveer op de plaats van de hoek Pennendijk/Wiek en werd ook wel "de kleine hoeve van Steenland" genoemd, ter onderscheiding van de huidige Hoeve Hoogsteen, vroeger "de grote hoeve van Steenland" (9). Deze laatste wordt -evenals de familie Meeren- zelfs reeds halfweg de zestiende eeuw werd genoemd.

Toen Hendrik in 1776 met Jacoba Aart van Galder trouwde, be­stond hun bezit aan het huidige dorps plein slechts uit vier tot vijf bunder grond bij de boerderij. Dat zou volgens de huidige oppervlaktematen· ongeveer zes hectare zijn. Elders lagen nog eens vijf hectare, verspreid over verschillende lokaties. Hendrik breidde het grondbezit verder uit. Toen zijn zoon Johannes Meeren (1783-1859) in 1829 de boerderij uit de erfenis van zijn ouders overnam, was het grondbezit gegroeid tot zo'n 36 hectare, waarvan er ongeveer 16 nabij de hoeve lagen. In 1860 kwam de boerderij met ruim 25 hectare aan de schoonzoon Johannes Oomen (1831-1909), getrouwd met de dochter Johanna Meeren (1824-1904). De helft van de grond lag toen "aan huis". Toen het echtpaar Oomen-Meeren in 1898 de boerderij openbaar door de Bredase notaris Verheggen liet verkopen, was dit aangegroeid tot ruim 28 hectare, waarvan er ongeveer 15 bij de boerderij lagen (10).

233

Boerderij wordt herberg. Rond 1800 werd er bij de voorganger van Café De Harmonie al "getapt". Datzelfde gebeurde vanaf 1830 in de boerderij van Meeren op de hoek van het Dorpsplein, nadat Johannes Meeren het bedrijf van zijn ouders had overgenomen. In 1830 kreeg hij voor de eerste maal "patent" als "kleintapper, inslag met de fles". Een paar jaar later was hij ook "biljarthouder". Ook zijn opvolger Johannes Oomen, had patent als tapper en als slijter ( 11 ) . Door de openbare verkoping van de onroerende goederen in 1898 kwam er een einde aan de eeuwenlange historie van de hof­stede en werd er definitief een horeca-onderneming gevestigd. De notariële acten van deze verkoping verschaffen ons een goed overzicht van de omvang van de boerderij. Behalve het "koffie­huis met vergunning voor sterke drank, met schuren, erf en tuin" behoorden er de volgende percelen bij (zie tekening, afb. 2):

* bouwland "De Huisakker", 2.55.00 hectare; deze werd ongeveer begrensd door de Poststraat, Jachtlaan, Beukenhof en Akker­straat;

Afb. 2: De boerderij van de familie Oomen-Meeren, met de na­men van de percelen, die er in 1898 bij hoorden. Ze zijn hier aangegeven op een deel van het "minuutplan" van 1827, Ginneken Sectie D.

Page 23: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

234

*weiland "Den Dries", 1.98.10 hectare, gelegen langs de Dorpstraat tussen het Dorpsplein, Het Jachthuis en de Jachtlaan; het werd verkaveld in negen bouwpercelen langs de straat en een tuin van ruim één hectare;

*bouwland "Het Nieuwland", 2.24.16 hectare, gelegen ter hoogte van de Akkerstraat, Schermbeeklaan en Bladerstraat;

*bouwland "Den Donk", 58.48 are, gelegen bij het Wilhelmina­plein en de Schermbeeklaan;

* bouwland "De Korte Voren", 75.66 are, bij de Akkerstraat en de Bladerstraat;

* bouw- én weiland "De Roede", in verschillende bij elkaar ge­legen percelen, samen met wat schaarbos 3.44.10 hectare, gelegen nabij de Julianalaan, Grimhuijsenstraat, Bosrand en Wolvenhoek;

*bouwland "Het Heiveld", in twee percelen, 1.70.40 hectare, tussen Annevillelaan, Craenlaer, Bosrand en Sparrenlaan;

* weiland "Dokters Weike", 35.90 are, ter hoogte van de Sparrenlaan;

*weiland "Het Paardenweike", 53.00 are, ten zuiden van de Annevillelaan tussen Craenlaer en Weversdries.

Op enkele uitzonderingen na dateren deze toponiemen uit het einde van de achttiende en begin van de negentiende eeuw, toen Hendrik Meeren het grondbezit van de hoeve aanzienlijk ver­grootte. "Den Donk" wordt echter al in de zestiende eeuw ver­meld, terwijl "De Roede" reeds in de zeventiende eeuw voor­komt. Helaas vinden we van deze perceelsnamen er maar een enkele terug in de huidige straatnamen. De Rooiakker verwijst naar de percelen, die in bovengenoemde acte "De Roede" heten, maar vroeger "De Rooijer" werden genoemd. De Akkerstraat herinnert nog aan "De Huisakker". Tot de hoeve behoorden ook nog tal van percelen op Geersbroek, de Bieberg en in de Strijbeekse Heide.

Verkaveling in bouwpercelen. Het perceel "Den Dries" gelegen langs de oostzijde van de Dorpstraat tussen het huidige Dorpsplein en Het Jachthuis, werd bij de openbare verkoping van 1898 meteen gesplitst in een aantal bouwpercelen. Rond 1900 begon aan beide zijden van

de Dorpstraat de verkaveling van de landbouwgrond goed op gang te komen. Aan de westzijde werden toen, op grond van de Pekhoeve, eveneens een aantal vrijstaande woningen gebouwd. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat Johannes Oomen en Jo­hanna Meeren hun grond langs de weg als bouwkavels verkochten. Op de negen bouwpercelen werden in de jaren daarna 18 woningen gebouwd, waarvan hieronder een overzicht volgt:

huisnr. 1 /3 517

9 11 13/15 17

19

21 ."31

33

35/37

jaar 1903 1929

1904 1901 1904 1902

1899

1899

1899

1902

235

bouwer C.J.Bakker, boswachter; "Het Jachthuis"; J.P.H.Paulussen, grondeigenaar; was voordien tuin van Het Jachthuis; nr. 7 werd in 1958 cafétaria; P.J.Aertsen, gemeenteveldwachter; Matheus de Nijs, arbeider; Corn.H.Voeten, straatmaker; H.L.Rijppaert voor bakker L.Frijters; afge­broken; herbouw in 1994; J.F.Clausen, gepensioneerd opperschipper Kon. Marine; M.v.Hooijdonk, landbouwer op Notsel; zes huis­jes, "De Acht Zaligheden"; afgebroken in t972; herbouw als winkel en bankgebouw ca 1976; J.Meeren, verkoop aan: Fr.P.de Coo; herbouwd ca 1976; Jos.Bastiaansen, houtzager; vanaf 1912 ruim een halve eeuw postkantoor.

De Rabo-bank en het Dorpsplein zijn gesitueerd op het erf van de vroegere boerderij. Op het plein stond van 1923 tot rond 1964 nog een woning, Dorpstraat 37a.

De totale opbrengst van de openbare verkoping in 1898 bedroeg f 28.000,-. De boerenwoning met stal en schuren bracht f 6.025,- op. De bouwkavels langs de Dorpstraat "deden" zo 'n 30 cent/m 2

• Een uitzondering vormde het perceel waarop in 1903/4 "Het Jachthuis" werd gebouwd. Boswachter C.J.Bakker betaalde voor deze "A-lokatie" van 10.85 are een bedrag van f 600,-, dat is 55,3 cent/m2

• De akkers en weilanden achter de hoeve kostten gemiddeld f 1.000,- per hectare. De verspreid liggende percelen waren, afhankelijk van ligging en kwali­teit, meestal iets goedkoper. De laagste opbrengst hadden uiteraard de heidevelden: slechts f 100,- tot f 200 per hec­tare. De boerenwoning, annex café, met de bijbehorende opstallen werd, samen met een deel van "Den Dries" en "De Huisakker", voor f 10.000,- eigendom van de Ginnekense hovenier A.Hurkx.

Pension Boschrust Twee jaar nadat A.Hurkx (1840-1923) het "koffiehuis" van J. Oomen had gekocht, begon hij met de verbouwing van het ge­deelte waarin het café was ondergebracht. De eerste steen werd gelegd in 1900.

Page 24: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

)il- " Pension .B0srhrnsl -

Afb. 3: Pension Boschrust van E.J. van den Boogaard, omstreeks 1913 . Na 1919 werd deze naam door A . de Jong gehand­haafd . Rechts het café, links de stal met daarachter de Vlaamse schuur op het huidige Dorpsplein . (ansicht, call . A.van Dun, Ulvenhout)

Het werd een voor die tijd modern pand, gebouwd op de-zel fde pl aats als de boerenwoning van Meeren, met een "Franse kap " en aan de voorzijde een veran~a met aflo~end dak. Het zag er daarna ongeveer uit als Cafe De H~~monie, dat enkele jaren l ater werd herbouwd in dezelfde stiJl . Rond 1912 werd de zaak verkocht aan E. J.van den Boogaard uit Breda , die het café voortzette . De l osstaande schuur op de plaats waar nu de Rabo- bank staat l iet hij afbreken . Een ansicht .uit die t i jd vermel dt de naam " Pension Boschrust " (afb . 3) . Vermoede­l ijk is Van den Boogaard met het pension begonnen . Op de ansicht is duidelijk de stal te zien en de Vlaamse schuur op het huidige Dorpsplein. De naam van het pension en die van de uitbater staan vermeld op het fietsenrek rechts op de foto . Na vijf jaar deed de nieuwe kastelein de zaak weer van de hand en werd het pension gedurende enkele jaren een onderkomen voor Hongaarse kinderen, die uit hun land waren verdreven door de Eerste Were l doorlog . In 1919 waren de meeste vluchtelingetjes vertrokken en werd het café- pension eigendom van Toon de Jong uit Chaam .

Afb . 4: Familie A . A . de Jong-van der Westerlaken, omstreeks 1920 . V . l.n.r.: Nellie en Eugenie van der Westerlaken, zusters van mevr . de Jong, . . Verheijen, A.A. de Jong, een Hongaars vluchtelingetje, Johanna de Jong-van der Westerlaken, op de arm: Jan de Jong . (call . fam. de Jong, repro J . Grauwmans)

Café De Jong , 1919 - 1986 . Adr ianus Antonius de Jong (1892- 1962) was in ZlJn geboorte­plaats gevestigd als "koopman ". Hij was getrouwd met Johanna Mar i a van der Westerlaken (1894- 1973), zuster van de Ulven­houtse molenaar Victor van der Westerlaken . Zie de foto van de f amilie De Jong, afb . 4 . Hij liet practisch direct de Vlaamse schuur, die midden op het huidige Dorpsplein lag, af­breken . Daarna was er van de vroegere boerderij alleen nog de stal over , die aan het huis was vastgebouwd en eveneens op he t huidige Dorpsplein stond . De vr i jgekomen grond werd benut voor de bouw van een woonhuis. In 1923 kwam er midden op het huidige plein een huis, dat kort daarna ei gendom werd van A. H. Brosens . Ook toen rond 1960 met de aanleg vari t Dorpsplein werd begonnen, bleef dit pand nog en­ke l e jaren al s een eiland op het plein staan. Het was toen in gebruik bij het Witgele Kruis . Zie foto, afb . 5 . Begin j aren zestig werd dit huis afgebroken in verband met de voltooing van het Dorpsplein .

Page 25: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

Afb. 5: De woning van Brosens, Dorpstraat 37a, gefotografeerd in 1960 enkele jaren voor de afbraak. (foto A. Hagen, call. G.A.N.G.)

De aan het café vastgebouwde stal kreeg begin jaren twintig een nieuwe functie. Hier was veertig jaar lang de R.K. Coöpera­tieve Tuinbouwvereniging St.Laurentius gevestigd, zodat dit gedeelte van het pand al spoedig in Ulvenhout "de veiling" werd genoemd. Het was echter alleen een overslagplaats voor de producten van de Ulvenhoutse tuinders, die hier bijeen werden gebracht om vervolgens naar de veiling in Breda te worden vervoerd. Voor de stal werd hiervoor een weegbrug gebouwd. Eerst begin jaren zestig werd "de veiling" verplaatst naar de Pennendijk, waar deze intussen ook alweer het veld heeft moeten ruimen voor woningbouw. Toon de Jong breidde de zaak verder uit door de aanbouw van een zaaltje voor vergaderingen. Hier vonden ook de bijeenkomsten plaats van de tuinbouwvere­niging. Het pension bleef tot ver na de Tweede Wereldoorlog bestaan onder dezelfde naam. De pensiongasten werden onderge­bracht in de kamers boven het café en boven de stal. De zaak werd na het overlijden van Toon de .Jong in 1962 nog een aan­tal jaren voortgezet door zijn vrouw en de zoon Wim de Jong. Op 24 september 1971 brandde de bovenverdieping uit, waardoor de Franse kap verloren ging. De verdieping werd daarna her­bouwd in de huidige vorm, met een plat dak. Op 1 september 1986 verkocht de familie De Jong het pand aan Ron van Hulten, die het een jaar later overdeed aan de brouwerij in Breda. In het huidige restaurant herinnert practisch niets meer aan het café zoals het in 1900 door A.Hurkx werd opgetrokken op de plaats van de oude boerenwoning van de families Meeren en Oomen. De eerste steen, gelegd in 1900, werd bij een verande­ring van de raamkozijnen door Wim de Jong verwijderd en wordt nu bewaard bij de familie Hurkx.

' , Aantekeningen Gebruikte afkortingen:

239

G.A.B. Gemeentelijke Archiefdienst, Breda G.A.N.G. Gemeentearchief Nieuw-Ginneken A.R.A. Algemeen Rijksarchief R. A. N.B. Rijksarchief Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch R Oud-rechterlijk archief N Notarieel archief, vèàr 1842 NN idem, na 1842 N.D. Archief Nassause Domeinraad

1. Dit blijkt uit de vermeldinqen in A.R.A. Brussel, Leenhof van Brabant nr. 2100-bis: DÏfnombrement van 1474;. en in A.R.A. 's-Gravenhage, N.D. 1.08.11, nr. 1160: Leenboek van Ginneken, vernieuwd in 1732.

2. R.A.N.B., 117-01, Archieven rentmeesters Prins Frederik der Nederlanden en hun voorgangers, 1634-1828; nrs.118 ••• 123

3. G.A.B.~ R Breda 697, f.85v en 86r, 4-5-1677; 4. Voor de geschiedenis van de Bredase apothekers, zie: G.J.Rehm,

in De Brabantse Leeuw, jrg. 8 en 9, 1959 en 1960 5. G.A.B., R Breda 559, f.56v e.v.!' 19-3-1704 6. Onderhandse deling te Breda, 18-6-1749; vermeld in (7) 7. G.A.B., <dd.III-54b, R Ginneken 79, f 25v, 26r en v, 15-9-1775 8. Chr.Buiks: Veldnamen in de voormalige gemeente Ginneken en

Bavel, deel 4, p.53, nr.140 9. Idem, deel 5, p.98, nr. 277 10. G. A.B. afd. III-50: N Breda 1388-2, acte 139, 21-9-1829;

afd. III-85, NN Ginneken 13, acte 3298, 3305, 3317, 3324, van 1-2, 11-2, 28-2 en 5-3-1860; afd. III-50, NN Breda 168, acte 292 en 304, van 15-12 en 29-12-1898

11.G.A.N.G., patentregisters, nt-. 1552 en 1553; Reg. van drank-· vergunningen, 1882·-1942, nrs. 1868, 1869, 1870

HET JACHTGEZELSCHAP TE GINNEKEN. door Or F.A~ Brekelmans.

Deze vereniging telde in de 19de eeuw alleen vooraanstaande personen. Allen vervulden belangrijke functies. In 1864 richtte een commissie van drie leden zich tot het gemeente­bestuur van Ginneken en Bavel. Dit waren J. Buysen, mr. A.C.D. Pels Rijcken en mr. A.H. de Bruyn. Eerstgenoemde behoorde

Page 26: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

240

tot een oud Bredaas geslacht, dat al in de 16de eeuw een rol speelde in het stadsbestuur. De tweede was advocaat en lid van een familie, die afstamde van het geslacht Rijcken. Zijn grootvader was schout van Princenhage geweest. De derde was de bewoner van het buitengoed "De Kleine Ypelaar" te Bavel. In 1867 werd hij benoemd tot kantonrechter te Ginneken. ~n hun brief werd gememoreerd, dat het jachtgezelschap sedert Jaren aan de gemeente Ginneken en Bavel een retributie be­t~alde ten behoeve van de Algemene Armen. Volgens de amanuen­sis van het armbestuur bedroeg de opbrengst van die retribu­tie tot dan toe een bedrag van f 1.987,- De vereniging meende op grond van die jaarlijkse betaling het uitsluitend recht te kunnen doen gelden op de jacht in de hele gemeente. Over die opvatting begon nu twijfel te ontstaan, omdat lang­zamerhand grondeigenaren - vooral in de buurtschappen Notsel, Ulvenhout en Heusdenhout - ook aan andere jagers jachtver­gunning hadden verleend. Zodoende was het veld voor de voeten van de leden van het gezelschap afgejaagd. Daarom had de vereniging besloten, door burgemeester en wet­h~uders aan de gemeenteraad te laten vragen, hen meer garan­ti~ _te geven, opdat zij het exclusief genot der jacht zouden kriJgen. Volgens hem zou het voldoende zijn als alleen de voornaamste eigenaren en gebruikers van gronden de jacht wil­den afstaan. Als dit inderdaad zou gebeuren zou het jachtgezelschap bereid zijn, aan de Armen van de gemeente een hogere retributie te betalen. Het verzoekschrift werd besproken in de raadsvergadering van 1 februari 1864, maar meteen werd besloten het aan te houden. Twee leden van de raad, n.l. Adriaan van Dijk en Matheus van Riel kregen opdracht om de voornaamste grondeigenaren te horen met de vraag of zij genegen zouden zijn het exclusief recht op de jacht op hun grond af te staan. Het resultaat van hun onder­zoek werd meegedeeld in de vergadering van 22 april. In die vergadering werd besloten, aan de commissie uit het jachtgezelschap te berichten, dat hun verzoek niet kon wor­den ingewilligd, "daar het daarin besproken jagtveld uit­sluitend het eigendom der eigenaren, maar niet dat der ge­meente uitmaakt en de Raad in zijn hoedanigheid daarover kan noch heeft te beslissen". Vervolgens berichtten de raadsleden Van Dijk e~ Van_ Riel, dat bij de voornaamste eigenaren "alge­meene geneigdheid bestaat het uitsluitend regt der jagt op de gestelde voorwaarden af te staan" ..... tegen betaling ener vaste contributie. Met dit raadsbesluit schijnt het jachtgezelschap genoegen te hebben genomen. Wij vernemen in de jaren na 1864 niets meer over jachtproblemen in de gemeente. Jaarlijks werd in de ge­meentekas nog een bedrag gestort. In de jaren 1852-1860 wa­ren dat o.a. bedragen geweest van f 101,50, f 75,- en f 91 ,50.

Voor 1862 1863 1864 1865 1866 1867 1868

de jaren 1862-1877 f 121,50

91'50 109,-81,-

104,25 110,25 108 ,-

241

beliepen de 1869 1870 1871 1872 1873 1874 1875 1876 1877

betreffende inkomsten: f 102,-

84,-79,50 93,-

117 ,255 150,73 144,-143,-141 '-:-

In het jaar 1878 ontstonden er bij het jachtgezelschap ernsti­ge bezwaren tegen het voortzetten van deze betalingen. Ter

raadsvergadering d.d. 28 februari 1878 deelden de heren Mr. A.H. de Bruyn, F.P.C.J. Cuypers en Mr. Pels Rijcken na­mens het gezelschap mede, "dat zij niet genegen zijn op de­zelfde wijze (van de hun toegestane faciliteiten) te willen blijven gebruik maken", omdat de laatste tijd grondeigenaren vergunning gaven aan niet-leden van het gezelschap. Als deze "misbruiken" ophielden en het jachtrecht uitsluitend aan het gezelschap werd gelaten wilden zij per jaar een pachtsom groot f 600,- gaan betalen aan de gemeente, "ter ge­deeltelijke ontlasting van de eigenaars en pachters, die het recht van jacht hebben van gronden onder de gemeente, van hunnen aanslag in den hoofdelijken omslag". De leden van de Raad kregen in deze vergadering het verzoek om bij de grondeigenaren -ieder in zijn gehucht- te gaan in­formeren, hoe zij over dit voorstel dachten. In de vergadering van 20 maart 1878 meldde het lid A. Diep­straten, dat te Bavel veel eigenaren hun recht op de jacht niet zouden afstaan "dan met voorbehoud, dat de pastoor van Dorst en Joh. Mensen ook mogen jagen". Het raadslid Van Riel zei, dat ook te Ulvenhout vooral bij de grootste grondeigena­ren veel bezwaren bestonden tegen afstand van hun jachtrecht. Na ampele discussie stelde de voorzitter voor, de zaak aan de grondeigenaren over te laten en aan de adressanten te be­richten "dat de Raad bezwaar maakt zich met de onderwerpe­lijke zaak in te laten, uit hoofde van de vele reserve, die de ingezetenen bij het afstaan van hun recht op de jacht willen maken". Sedert dit jaar ontbreekt verder in de gemeen­telijke administratie de tot 1878 betaalde retributie.

De naam van het jachtgezelschap blijkt niet uit de raadsno­tulen. Ongetwijfeld is dit toch "De Faisanterie" geweest, de nog altijd bestaande vereniging, wier oprichting te Ginneken dateert van het jaar 1846(Brieven van Paulus XIV-75, 218-219).

Page 27: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

242

NAAR EEN NIEUW GEMEENTEBESTUUR IN 1820. door drs. Jan M.H. Broeders.

Inleiding.

Enige tijd geleden heb ik in een tweetal artikelen in dit blad de totstandkoming en de samenstelling van het gemeente­bestuur in de Bataafse en in de Franse Tijd verhaald(1 ). Nu is de periode direct daarna aan de orde. Ook voor dit tijd­perk geldt, dat het gemeente-archief nauwelijks stukken bevat over het onderwerp en veel gegevens ontleend moeten worden aan in andere archieven bewaard materiaal.

De restauratie op gemeentelijk niveau.

Na het vertrek van de Fransen eind 1813 werden door Donker Curtius en Van Bommel, commissarissen van de souvereine vorst Willem I, de gemeentebesturen "gezuiverd". In vele ge­meenten werden de zittende besturen gehandhaafd. In Terheij­den kwam het tot kleine verschuivingen in Orangistische richting. In Oosterhout werd de maire, dr. F.X. Janssens, vervangen door de vroegere drossaard en notoire Oranjeklant J.S. Hallungius (2). Op plaatselijk niveau is er slechts van een geringe mate van restauratie, een herstel van de toestan­den van voor 1795, sprake geweest. Wanneer de commissarissen naar Ginneken en Bavel kwamen is in het gemeentearchief niet meer te vinden. Omdat de gemeente­raad nagenoeg geen taak had in het Franse systeem en voorals­nog de bemoeiingen nauwelijks uitgebreid werden, zijn er voor 1820 geen notulen gemaakt van de vergaderingen. Er was trouwens ook geen gemeente-secretaris in formele zin. De vroegere secretaris Jacobus Antonie van Opstal stond in april 1813 te boek als herbergier (3). Een aanwijzing omtrent het tijdstip van de "zuivering" geven de akten van de burgerlijke stand. De laatste akte in het Frans is van 16 december 1813 en de eerste in het Nederlands van 20 december 1813 (4). Zeker is, dat het gehele bestuur de zuivering overleefd heeft. De namen van alle personen door archivaris dr. F.A. Brekelmans genoemd in nummer 51 van dit blad komen ook na 1813 min of meer regelmatig weer terug bij het opmaken van de begrotingen en de jaarrekeningen van de gemeente: veruit de belangrijkste taak van de raad. Ook de maire Laurens Beens heeft als "pro­visioneel burgemeester" zijn taak mogen voortzetten.

243

De restauratie op hoger niveau.

De bedoeling van de grondwet en van Willem I was, dat er spoedig in heel het land reglementen van bestuur zouden ko­men voor de steden en voor de plattelandsgemeenten. Wat de laatste betreft streefde de koning naar een zekere restauratie. De heerlijke rechten waren door hem in gematigde vorm her­steld (5). Volgens de reglementen van bestuur ten plattelande in andere provincies,daterend uit 1816, zouden de ambachts­heren bij voorbeeld weer ambtenaren, zoals secretarissen, mogen aanstellen. In Noord-Brabant ontstond er mede op dit punt onenigheid met de koning. Provinciale Staten en gouverneur Hultman moesten niets hebben van rechtstreekse invloed door de ambachtsheren in het plaatselijke bestuur. Anderzijds was men in tegenstel­ling tot de koning wel voor de invoering van de districts­schout geporteerd(6). Een en ander heeft er toe geleid, dat het tot 1819 duurde, voor er een bestuursreglement voor de gemeenten op het platte­land voor Noord-Brabant tot stand kwam.(7) Uiteindelijk was de koning door de knieën gegaan. Als datum van ingang werd 1 januari 1821 vastgesteld.

"Bevroren" gemeenteraad.

Al die tijd -vanaf 1813 of, in de meeste gevallen vanaf 1810-hebben de gemeenten behoudens overlijden of vertrek van som­mige raadsleden met dezelfde gemeentebesturen "gezeten". Er waren immers geen regels om andere vroede vaderen te be­noemen. Een voordeel van dat al was, dat in tegenstelling tot andere provincies Noord-Brabant een restauratie had weten te voorkomen. Ook in Ginneken en Bavel was de raad "bevroren" of, zo men wil, waren zijn leden aan hun zetel vastgevroren. Ter opfrissing van het geheugen volgen hier in het kort de na­men van de reeds in 1810 benoemde tien raadsleden met hun ge­boortedata, zoals die indertijd aan de Franse overheid waren opgegeven. - Adriaan van Hooydonk, geboren 25 augustus 1754. Sinds het

overlijden van Hendrik Meeren op 12 maart 1812 was hij maire-adjoint geweest. Van Hooydonk is 20 september 1820 overleden; ( 8) Adriaan Wagemakers, geboren 26 december 1740; (8) Hendrik van der Aa, geboren 26 mèi 1740; (8) Pieter Prince, geboren 1 januari 1759 te Gilze; (8) Jan Adriaan Kanters, geboren 10 oktober 1750 te Bavel; (8) Adriaan Meiren, geboren 25 februari 1752 te Ginneken; (8)

Page 28: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

244

- Joseph Leenaars, geboren 21 oktober 1750 te Bavel; (8) - Adriaan Schalieboom, geboren 10 september 1740 te Bavel, (8)

hij is overleden op 27 augustus 1819; - Cornelis Wagemakers (Josephuszn), geboren 1 mei 1788 te

Ginneken; (9) - Christiaan van Dijk, geboren 25 februari 1785 te Ginneken.

( 10) Van de tien waren er eind 1820 nog acht over. De twee laat­sten buiten beschouwing gelaten lag hun gemiddelde leeftijd boven de zeventig jaar. Krasse knarren!

Het reglement van 1819 en de samenstelling van de nieuwe raad.

Het nieuwe reglement voorzag in een districts-schout met een aantal bevoegdheden voornamelijk op het gebied van het toe­zicht, een gemeenteschout op de plaats van de burgemeester, een gemeentesecretaris en een gemeenteraad van nader vast te stellen omvang. De districts- en de gemeenteschout werden be­noemd door de Koning. De leden van de gemeenteraad en de secre­tarissen werden voor de eerste maal buiten alle voordracht om door de (Provinciale) Staten benoemd. (11) Met name de benoeming van de raad was een moeilijke aangelegen­heid. Bij de provincie was men natuurlijk niet al te goed op de hoogte van de kwaliteiten van eventueel te benoemen leden. "Den Bosch" loste de moeilijkheid op door een wissel te trekken op de toekomst: latere benoemingen zouden immers gedaan worden uit een dubbeltal van kandidaten door de gemeenteschout en de ge­meenteraad voorgedragen. (12) Men deed nu alsof het niet de eerste keer was. Enige soepel­heid van geest was die lieden dus niet vreemd: kortom, men · had een Brabantse oplossing gevonden! Gedeputeerde staten vroegen begin juni 1820 aan de gemeentebe­sturen een opgave van twintig der "notabelste en geschikste" ingezetenen. (13) Behalve de namen moesten beroep, leeftijd, hoogte van de aanslag in de grondbelasting en de onderlinge verwantschap vermeld worden. Artikel 9 van het bestuursregle­ment verbood namelijk bloed- of aanverwantschap tot en met de tweede graad. Bij het opmaken van de lijst moest tevens gelet worden op een redelijke verdeling over de verschillende wijken, gehuchten en uithoeken van de gemeente. (14) De lij s t kwam tijdens de raadsvergadering van 19 juni 1820 tot stand en namens het plaatselijk bestuur zond de burgemeester de staat op 21 juni 1820 in. (15) Daarop kwamen de volgende lieden voor:

245

- Heusdenhout: Willem Klaassen, Pieter Leyten;

- Kom of Dorp: Adriaan Jordens, Antonie Vermeulen, Peeter Otten, Adriaan Ees­termans, Cornelius Laurentius Wagemakers;

Ulvenhout en Geersbroek: Franciscus Adriaanssen

- Rakes: Cornelis Lambertus van Hooydonk

- Cauwelaar: Cornelis Heestermans

- Notsel: Carel van Dijk

- Strijbeek en Grazen: Martien van Hooydonk

- Galder: Adriaan Adriaan Wagemakers

- Bavel: Christiaan Oomen, Antonie Verhees, Adriaan Menssen, Adriaan Vincenten, Cornelis Jespers, Antonie Oomen.

Veel meer dan een redelijke spreiding over de gemeente valt er uit de lijst zoals hij in de notulen voorkomt niet op te maken. Een vergelijking van de namen met die van 1810 leert, dat de zittende raadsleden geen van allen genoemd zijn. Waren zij te bescheiden? Konden zij het onderling niet eens worden of durf­den zij elkaar niet op geschiktheid te beoordelen? Had de ge­meen te net als Raamsdonk al begin mei een opgave gedaan van de samenstelling van de raad en vond men het onderhand genoeg? ( 16). Het is te hopen, dat aan het Provinciebestuur een meer uitge­breide opgave is gedaan, anders werden Gedeputeerde Staten op­gezadeld met moeilijk op te lossen problemen. In andere ge­meenten hebben zij nadere inlichtingen gevraagd, in Ginneken en Bavel waarschijnlijk niet. Dat zou hun nog lelijk opbreken. Aan de hand van onder meer de lijsten voor de Garde Nationale van 1813 en van gegevens uit de burgerlijke stand valt onder meer het volgende ter identificering van de "genomineerden" te melden. (17)

- Heusdenhout: Willem Klaassen (geb.23 september 1774 te Ginneken, land­bouwer, ongehuwd, zoon van Rombout en Johanna Maria van Loon) Pieter Leyten (geb. 12 januari ged. 10 januari 1772 te Princenhage, landbouwer, getrouwd met Helena Petersdr. van · Dyk geb. te Ginneken)

Page 29: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

246

- Kom of Dorp: Adriaan Jordens (geb. 5 juni 1782 te Ginneken, looier) Antonie Vermeulen (Roelandzn, geb. 28 november 1786 te Ginneken, smid) Peeter Otten (geb. 7 oktober 1762 te Princenhage, wagenma­ker, gehuwd met Jacoba Adriana van Dyk, geb. te Princen­hage) Adriaan Eestermans (geb. 28 juni 1778 te Minderhout, bakker, gehuwd met Catharina Box uit Breda) Cornelius Laurentius Wagemakers (geb. 12 februari 1776 te Ginneken, getrouwd 30 januari 1803 te Bavel met Johanna Kanters, geb. te Bavel, landbouwer)

- Overakker: Antonie Bastiaansen ( geboren 1 januari 1780 te Princenhage, Hendrikzn gehuwd met Maria Dirken geboren te Ginneken);

- Ulvenhout en Geersbroek: Franciscus Adriaanssen (=Frans ·Willem Adriaanssen, geboren 15 maart 1770 te Ginneken, Jacobuszn; brouwer en plaatsverv. vrederechter, gehuwd met Francisca Roem uit Poppel);

- Rakes: Cornelis Lambertus van Hooydonk (geboren 11 oktober 1762, gehuwd met Hendrina Rombouts, landbouwer)

- Cauwelaar: Cornelis Heestermans (geboren 22 januari 1782 te Ginneken uit Goirlese vader (Adriaan) en Ginnekense moeder (Adriana van Alphen), gehuwd met Anna Maria Kerremans uit Chaam);

- Notsel: Carel van Dijk (geboren 28 januari 1789 te Ginneken, Adriaanzn; was broer van Christiaan, geboren 25 februari 1785, die al in de raad zat);

- Strijbeek en Grazen: Martien van Hooydonk, (Michielzn, geboren 13 april 1768 te Ginneken; gehuwd met Anna van Gestel; was broer van Adriaan Michiel van Hooydonk, die de tweede adjunct-maire was ge­weest.)

- Galder: Adriaan Adriaan Wagemakers( geboren 5 april 1778, te Ginneken, zoon van Adriaan Wagemakers uit 1740, het zittende raadslid);

- Bavel: Christiaan Oomen, (Jan Bzn, geboren 15 december 1783 te Te­teringen, landbouwer, gehuwd 1e in 1809 met Maria Schali­boom, dochter van Adriaan en Anna Verhees en dus halfzuster van de vrouw van Johannes H.B. Maassen, de chirurgijn, die geboren was 1754 te Vollenhove); Antonie Verhees, (geboren 7 juli 1757 te Ginneken, Hendrikzn landbouwer gehuwd met Joanna Janssen);

247

Adriaan Menssen, (geboren 20 oktober 1755 te Bavel, land­bouwer, gehuwd met Catharina van Hooydonk geboren ong.1762); Adriaan Vincenten, (ofwel uit 1758, of uit 1780; de man uit 1758 was een ongetrouwde oom (samenwonend met een broer en twee zusters) van de andere, die een zoon was van de wel ge­trouwde broer Cornelis Vincenten)_

Cornelis Jespers, (Antoniezn) geboren 8 december 1762, land­bouwer, weduwnaar van Helena Gielen) Antonie Oomen, (Jan Bapt.zn, geboren te Teteringen 12 mei 1791 (in feite gedoopt 4 december 1787 te Teteringen, land­bouwer, gehuwd in 1812 met Adriana Kanters, broer van Christiaan Oomen). (18)

De nieuwe raad van 1821.

Op 1 december 1820 stelden Gedeputeerde Staten het aantal raadsleden vast in iedere gemeente van het platteland en be­paalden dat voor Ginneken en Bavel op tien. (19) Dezelfde dag benoemden zij de leden van de nieuwe raad.(20) Op 1 januari 1821 legden dezen samen met de nieuwe secretaris C. Peijpers die al op 17 juli door Gedeputeerden was aange­steld de eed af in handen van gemeenteschout L. Beens in de "vergadering van het op heden ontbonden gemeentebestuur" en zij "hebben zich als Raad der Gemeente geconstitueerd". (21) De raad was niet op volle sterkte. Volgens de notulen waren van de raadsleden present Hendrik van der Aa, Frans Adriaansen, J.G. Bosmans, Adriaan Eestermans, Johannes Kanters, Joseph Leenaers en Pieter Prin­cen. (22) Christiaan van Dijk en Adriaan Vincenten, wel be­noemd, hebben zich "geëxcuseerd". Adriaan Adriaan Wagemakers, de tiende en Pieter Prinsen waren, aldus de scheut, "in de tweede graad van zwagerschap vermaagdschapt tengevolge waar­van A.A. Wagemakers voor het lidmaatschap heeft bedankt". De laatste mededeling komt nogal simpel óver en ze was dan ook niet helemaal juist. Uit de notulen van de raadsvergade­ring van 27 maart 1821 blijkt, dat Prinsen en Wagemakers on­derling geloot hadden om het lidmaatschap en dat Wagemakers uitgeloot was. Alvorens op de "maagdschap" in te gaan, vragen we ons eerst af, hoe Gedeputeerden tot hun vergissing hebben kunnen ko­men. In hun streven de gulden middenweg te bewandelen blij­ken zij vijf zittende en vijf nieuwe raadsleden benoemd te hebben. Gesteld dat zij in mei een opgave van het oude col­lege hebben gekregen en in juni een uitgebreide lijst van de twintig "cadidaten", dan nog was deonderlinge verwant­schap tussen de lieden op de ene en de lieden op de andere lijst vermeld niet uit de doeken gedaan en dus nauwelijks of niet te bepalen!

Page 30: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

Overigens ZlJn er nog wel enige opmerkingen te plaatsen bij de benoemingen: Christiaan van Dijk, de weigeraar, had al enige jaren lang geen vergaderingen meer bijgewoond. Hen­drik van der Aa was de tachtigjarige leeftijd al te boven. Elders en vooral ook later is gebleken, dat "Den Bosch" bij benoemingen van raadsleden voornamelijk lette op het fortuin, de mate van gegoedheid van de candidaten •. Wellicht was dat ook hier de achtergrond.

Familiebetrekkingen. Hoezo?

Bij onderzoekingen in andere gemeenten is gebleken, dat er tussen "genomineerden" onderling enorm veel verwantschap was; vooral in Raamsdonk en in Teteringen. (23) In Ginneken en Bavel was dat niet het grootste euvel naar het schijnt. Veel erger was het nepotisme, het naar voren schuiven van eigen verwanten door de oude raadsleden bij het opmaken van het dubbeltal candidaten. Alle betrekkingen breed uitmeten zou een te ingewikkeld web opleveren, maar enige voorbeelden kunnen veel duidelijk maken. Het "vermaagdschapt zijn wegens zwagerschap" van Pieter Princen en Adriaan Adriaan Wagemakers bestond in feite hier­in, dat de eerste de schoonvader was van de tweede. In Ginneken betekende, zoals op veel plaatsen in de Baronie dikwijls in de achttiende eeuw het geval was, het woord "zwager" dus rond 1820 nog "schoonzoon". Adriaan Adriaan Wagemakers was niet alleen een schoonzoon van het zittend raadslid Prinsen, wiens dochter Catharina hij aan de haak had weten te slaan, hij was ook de zoon van raads­lid Adriaan Wagemakers! Een andere dochter van Prinsen was getrouwd met Donaat, de zoon van het Bavelse raadslid Joseph Leenaars. Candidaat Carel van Dijk was een broer van raadslid Chris­tiaan van Dijk. Michiel van Hooydonk was een broer van raads­lid Adriaan van Hooydonk. Candidaat-raadslid Christiaan Oomen was een schoonzoon van Adriaan Schalieboom, het in 1819 overleden Bavelse raadslid. Broer en mede-genomineerde Antonie Oomen was een schoonzoon van het raadslid Johannes Kanters. Met diens vrouw, Adriana Meeren, komen we in de sfeer van de Meeren's en Van Dijk'en terecht en belanden we in een oerwoud van familiebetrekkingen, waarin bij wijze van spreken verder alleen nog de Van Hooij­donk' en en de Oomen's de weg wisten. Terwijl alles er op wijst, dat er sprake was van voortrekkerij, zou het toch kunnen zijn, dat dit slechts schijn was en dat de nauwe familiebetrekkingen eigenlijk voor het overgrote deel

249

een gevolg waren van het feit, dat men behalve dat men ge­schikt was tevens tot de "meest gegoeden" moest behoren. Een kort onderzoek in het Relevé van de ongebouwde eigendommen en in dat der gebouwde eigendommen uit 1816 leert evenwel, dat zeer welgestelde inwoners kennelijk toch te licht bevonden zijn. (24) De gevestigde orde hield dus de gelederen zoveel mogelijk ge­sloten.

De completering in 1821.

De enige die van buiten de raad en buiten de nominatie om zitting in de raad had gekregen was de uit Poederlee af­komstige en met een Antwerpse getrouwde geneesheer Jan Gerrit Bosmans. Zijn benoeming zal langs wat wonderlijke wegen heb-ben plaats gevonden. · Hij had in ieder geval het voordeel dat hij evenals alle overige raadsleden en genomineerden katholiek was. Ook dat was in het toenmalige Ginneken blijkbaar een ongeschreven wet. Al met al duurde het tot 27 maart 1821 voor de raad voltallig was. Voor Wagemakers was Johannes Theodorus Josephus van Beek benoemd en in de plaats van de twee anderen Franciscus van Poppel en Pieter Leyten. De laatste een der "genomineerden" uit Heusdenhout. (25) Hoewel de notulen van de Raad van 1 januari 1821 niets laten blijken van een mogelijke voordracht aan de Staten, moet er welhaast over gesproken zijn. Op 5 januari 1821 bracht schout L.Beens aan de districtsschout schriftelijk verslag uit van de beëdiging en van het feit dat men nog een drietal raads­leden te kort kwam. Hij meldt in de brief, dat hij de vrij­heid nam de geadresseerde "nevensgaande opgave te doen toe­komen, ten einde in de benoeming van drie andere leden voor den raad te kunnen voorzien". (26) Franciscus van Poppel was een midden-dertiger, chirurgijn en vroedmeester van beroep. Johannes Th.J. van Beek (ook wel Van Beeck) was midden in de veertig en vrederechter in het kanton Ginneken. Deze twee waren duidelijk "homines novi". Het lijkt wel, of met het aantreden van de nieuwe raad de ban van de oude garde was gebroken. Was dat te danken aan de invloed van Bosmans in de nieuwe raad? Is er sprake geweest van een onderonsje tussen schout Beens en dokter Bosmans en is de raad op 1 januari in afwijking van het reglement niet gekend in de opstelling van de opgave aan de districtsschout? Zolang "nevensgaande opgave" die zes namen bevat moet hebben niet gevonden is, zal de benoeming in nevelen gehuld blijven.

Page 31: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

250

Dat er een zekere verschuiving had plaats gevonden van de "mees~ gegoeden" in de richting van de "notabelsten", staat wel vast.

Bronnen

1. Brieven van Paulus 58, 127 - 132 en 62, 67 - 73.

2 . .J.M . H. Broeders, Van diversiteit tot eenheid (doctoraal.scriptie (1986), niet ge­publ.), 50.

3. Lijst van de Garde Nationale 1·913. Gem. archief Ginnekttn en Bavel, inv. nr . .1697, dl II, volgnummer 257.

4. In Oosterhout, Terheijden en Teteringen vond de reorganisatie plaats op 17 decem­ber 1813 (Broeders, t.a.p.)

5. Souverein Besluit van 26 maart 1814, staatsblad 46,

6. A. F.J; van. Kempen. De afkoop van het bestuurlijk deel der heerlijke rechten in Noord-Brdbant, 1814-1·819, in Varia Historica Brabantica, XI 11982), 137-194.

7. K.B. van 8 mei 1819, litt. VZ; Bijvoegsel St.bl.1819, 460 - 480.

8. Nog raadslid op 31 december 1818: begroting 1819.

9. Nog lid van de raad 30 maart.1818 (begroting 1818).

10. Nog lid van de raad 15 maart 1817 (begroting 1817). Bij latere raadsvergaderingen was hij niet meer aanwezig.

11. Artikel 7 van het bestuursreglement.

12. Ibidem.

13. Besluit Ged. Staten 5 juni 1820 1-; tt. EE, Prov. Blad· nr. 50.

14. Notulen gemeenteraad 19 juni 1820.

15. Correspondentiere9ister burgemeester.

16. Gem. arch.Raamsdonk brief nr. 28 van 9 mei 1820.

17. Gem,arch. Ginneken en Bavel, inv. nr. 1697. De voor de Garde Nationale opgegeven geboortedata moeten niet al te serieus genomen worden.·

18. Dat ik hiermee alle NgenomineérdenN juist geidentificeerd ·heb zou ik niet durven beweren.

19. Besluit G.S. 1 december 1820 litt. MM.

20. Besluit G.S. l december 1820, Jitt. NN,

21. Notulen gemeenteraad 1 januari 1821.

22. Deze spelling van deze familienaam lag nog niet vast. Er zijn varianten met en zonder eind-n, met c en met s.

23. Broeders, a.w.

24. Gem.archief Ginneken en Bavel inv. nrs. 1555 en 1557.

25. Notulen gemeenteraad 27 maart 1821. Van het niet-voltallig zijn van de raad was door gemeenteschout L·. Beens op 5 januari 1821 mededeling gedaan aan de districts­schout van het 6e district.

26. Gem. archief Ginneken en Bavel Correspondentieregister van de burgemeester -schout, inv. nr. 841.

WIE SCHRIJFT DIE BLIJFT. door Guus Rombouts.

251

De veer, die dit papier soo vlugg'heeft overtogen, Vloogh eertijds over Land en Water door de Locht, Slaet beide vluchten ga,'k wist geerne wat U docht Of zij nu beter vlieght of eertijds heeft gevloghen?

C.Huygens.

Hoe anders is het anno 1994 te schrijven dan voorheen! Zelfs mechanische en elektrische typemachines hebben al af ge­daan en nu komen teksten middels een tekstverwerkingsprogramma in de computer tot stand. Zo ook deze. Wie kan er nog schrij­ven met een kroontjespen? Dit artikel wil wat meer informatie geven over de brandstof van het schrijven, nl:

INKT Kent U de grote Gimbornfles en het glazen potje in de bank nog? Of de vierkante fles Klutman: Galnoten school schrijfinkt met een van rechtsdraaiende schroefdraad vo?r­ziene afsluitdop en met een linksdraaiende schroefdraad uit-gevoerde vuldop! Een voorziening die veel inktmorserij heeft voorkomen.

Uit museum. (foto K.Leijten)

Page 32: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

252

De klassieke schrijfinkt schijnt in de twaalfde eeuw te zijn ~eintroduceerd en tot ca 1900 is er aan het recept nauwelijks iets veranderd, zoals uit vergelijking van receptenboeken blijkt. Inkten besto~~en uit een waterig aftreksel van galnoten, waar~~n een iJzerzout en Arabische gom waren toegevoegd. Het iJzerzout was meestal Vitriool van Mars: een ijzersul­faat, ook wel groene couperose genoemd. De gom diende om de gevormde ijzer-galzure-zouten (de eigenlijke kleurbestanddelen) in suspensie te houden en diende tevens om uitlopen van de inkt op minder goede papiersoorten te voorkomen. Vaak werd de gom vervangen door (goedkopere) kandijsuiker maar dergelijke inkt droogde trager en beschimmelde snell~r. ~e galnoten werden ook wel afgetrokken in witte wijn of azijn in plaats van water, waardoor de zwarting van de inkt dieper werd. Over het algemeen was de kleurvastheid van galnoten­inkten niet zo best en verbleekten ze snel. Rond 1800 klaagde men erover dat de manuscripten uit de twaalfde eeuw en later vrij~el onleesbaar waren, terwijl er uit vroeger tijden inkt­schrift was bewaard gebleven dat in veel betere staat ver­keerde. De oudste voorbeelden dateren van 2500 voor Christus: de Egyptische papyri. Het is daarom dat men veronderstelt dat de galnoteninkt uit de twaalfde eeuw stamt en dat oudere inkten uit andere materia­len bestonden en anders werden bereid. Gelukkig kon men verbleekt galnoten-inktschrift eenvoudig res­taureren door de tekst eerst af te sponzen met sterk verdund zout- of oxaalzuur en vervolgens met een aftreksel van gal­noten in witte wijn, waardoor het geschrevene weer keurig zwart op wit stond. (Zie hier de sleutel tot het ontcijferen van de loveletters van weleer!) Galnoten-inkt kon ook blijvend gewist worden met gasvormig chloor of met een oplossing van een hypochloriet (bleekwater) wat radeerwater genoemd werd en tot voor kort als Radera te ' koop was.

Galnoten moesten worden geimporteerd, vrnl. vanuit de Levant en waren daardoor vrij kostbaar. Ze werden daarom vaak ver­vangen door andere beitsende plantedelen die looizuur bevat­ten, zoals eikeschors, ververswouw, blauwhout of Campèche. Zo~der ijzersulfaat lukte het met heel veel geduld ook, ge­tu~~e het volgende recept uit 1735: Trek ongeveer 2 kg oude spiJkers gedurende 12 maanden af in 2,5 liter verschaald sterk bier (bovengistend, want pilsener bestond toen nog niet). Ver~arm 0,25 liter brandewijn en roer er 75 gram fijngestampte kasJoe(terra japonica) in. Meng dit door het bier en er ont­staat een prima zwarte inkt.

253

HET GEHUCHT GRAZEN IN RUIMER VERBAND. door K.A.H.W. Leenders en C.J.M.Buiks.

Verkenningen vanuit historische geografie en de topo­nymie.

Inleiding In het eerste gedeelte van deze bijdrage wordt het agrarisch bedrijf te Grazen geplaatst in het ruimere kader van de ontwik­keling van landschap en landbouw in westelijk Noord-Brabant. Na een korte kennismaking met de geologische hoofdstructuur van die streek volgt een uiteenzetting over enkele algemene aspecten van de landbouwgeschiedenis aldaar en de wisselwer­king daarvan met het landschap. Daarbij wordt steeds aangege­ven wat de plaats van Grazen is binnen die regionale context. Vervolgens komt het gehucht zelf meer centraal te staan. Ligging, ontstaan, grondbezit en topografie komen dan kort aan de orde, waarbij getracht wordt aan te geven wat de plaats van het bedrijf aan de Grazenseweg 3 in deze lokale context is. In het tweede gedeelte van de tekst wordt vooral ingegaan op de informatie die voor dit specifiek Brabantse historisch boerderijonderzoek kan worden ontleend aan de toponymie. Daar­bij worden de oude lokale termen ter aanduiding van de diverse onderdelen van een boerderij nader toegelicht en worden de bij de boerderij liggende gronden en overige Grazense percelen aan een beknopt naamkundig onderzoek onderworpen.

HISTORISCHE GEOGRAFIE

Geologie De geologie van westelijk Noord-Brabant en het aangrenzende deel van de Antwerpse Noorderkempen wordt in hoofdzaak be­paald door een oud-pleistocene rivier- en wadvlakte, die nu een beetje scheef ligt. Op de lijn Turnhout - Malle - Putte ligt de bovenrand van deze lagen op ongeveer 30 m + NAP. Op de lijn Halsteren-Princenhage wordt een niveau van O NAP be­reikt. In noordelijke richting zet de daling zich voort. Dit lagenpakket bestaat uit afwisselende zandbanen en kleiplaten, die in enkele oude erosiedalen diep zijn opgeruimd. Eén zo'n dal loopt van Hoogstraten naar Breda 1. De noord-zuid-weg te Grazen volgt er de oostgrens van. In latere perioden werd door de toen nog erg westelijk stro­mende Maas een strook grove zanden met zelfs keien afgezet in een zone van Sterksel tot bij Made. Vervolgens trad in die zone en oostelijker een daling van de aardkorst op: de "Grote

Page 33: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

254

Slenk", die een groot deel van de Meierij omvat. Deze daling werd daar gecompenseerd door opvulling met een dik zandpakket 2. Op de hoog gebleven oud pleistocene terreinen in westelijk Noord-Brabant ligt echter slechts een betrekkelijk dun zanddek van 1 tot 2 meter dat vrijwel geheel uit de jongste ijstijd dateert. In oostelijk Grazen is dit pakket dunner dan 1,2 me­ter. Het is geen homogeen zanddek. In sommige zones komen reeksen zuidwest-noordoost gerichte lage dekzandruggen voor, terwijl de fijnheid van het materiaal langs- en vleksgewijs varieert van matig grof zand tot löss. Over grote oppervlakten komt bovendien ondiep een leemlaag voor. Zandverstuivingen zijn in dit gebied voortdurend opgetreden, zowel in de laatste fasen van de ijstijd als nog zeer recent. Deze verstuivingen mag men dus niet (zoals vaak gebeurt) zonder nader onderzoek aan overbegrazing toeschrijven.

In dit pleistocene zandlandschap is in de laatste 10.000 jaar op veel plaatsen veen gevormd. Daarbij was een drietal pro­cessen werkzaam. In de soms diepe erosiedalen werd onder voort­durend vochtige omstandigheden veen gevormd dat die dalen vrijwel geheel opvulde. De rivieren zullen toen als door een spons, zonder zichtbare loop, door die met veen gevulde dalen

g~vloeid hebben. Bij Meer en Wortel, niet ver van Grazen, is dit veen nog tot 8 meter dik! In m:Lnder dikke lagen zit het ook in het beekdal langs Grazen. Pas door de versnelde water­afvoer ten gevolge van ontginningen vormden zich echte ri­vieren die zich insneden en zo materiaal bovenhaalden dat elders op de oevers afgezet werd: beekklei en verwante af­zettingen 3. Deze bodems droegen een broekbosvegetatie die veelal tot hooi­land, in deze streek "beemd" genoemd, ontgonnen zou worden. Op de hogere plateaus vormden zich in laagten en door dekzand afgesloten dalen waterplassen waarin veengroei optrad. Tegen 3700 jaar geleden was deze veengroei zover gevorderd dat het veen ook de tussenliggende terreinen ging bedekken. Vooral ten noordwesten van de lijn Antwerpen-Breda leidde dit tot enkele vrij grote veengebieden 4. In de periode 1250-1750 zijn deze venen op commerciële basis afgegraven, waardoor op de meeste plaatsen een nieuwe en erg natte heide ontstond. Deze gebieden werden slechts in beperkte mate voor landbouw ontgonnen 5. Waar de in noordelijke richting dalende pleistocene bodem on­der circa 1 m + NAP lag, raakte ze overdekt met de zuidelijke rand van het "Hollandveen", dat grote delen van westelijk Nederland en de Vlaamse kustvlakte bedekte.

255

Door de vorming van de Zeeuwse zeearmen in de middeleeuwen, raakten delen van dit veen met zout water doordrenkt. Voor landbouw was het terrein niet meer geschikt, maar des · te meer voor zoutwinning. De gaten die men daarvoor in het veen groef, boden echter een weg waarlangs de zee in de periode 1250-1450 steeds verder oostwaarts kon opdringen. De vorming van de Biesbosch na de Elisabethsvloed van 1421 kan gezien worden als de apotheose van deze ontwikkeling. Na één tot twee eeuwen overstroming werden de inmiddels opgeslibde "veeneilanden" weer bedijkt, waarna de tussenliggende geulen snel dicht slib­den. Tegen 1650 had de noordwesthoek van Noord-Brabant door bedijking vrijwel zijn huidige vorm verkregen 6.

De landbouw: het al g emene beeld Van groot belang voor de landbouw was dat tussen de kleipol­ders en de zandgronden een strook veengronden slechts zó weinig met klei bedekt raakte, dat de bodem er toch vooral zijn veenkarakter behield. Hierdoor ontstond een enkele kilometers brede zone met hooilanden, die zich uitstrekt van Gastel tot bij Den Bosch en daar aansluit op eveneens alleen voor grasland geschikte terreinen langs de Maas (afb.4) Deze graslandzone behoorde deels bij dorpen met een zand­landbouwtradi tie, waar men het daar gewonnen hooi goed kon gebruiken. De hooilandzone was echter zó uitgestrekt, dat ze al vroeg in belangrijke mate ook gebruikt werd vanuit dorpen die verder "landinwaarts" lagen. In de op deze zone georiënteerde dorpen had men dus meer en beter voer voor de beesten dan zuidelijker. Men kon meer beesten houden, wat meer mest opleverde, zodat er meer ontgonnen kon worden. Waar men de keuze had tussen heidebeweiden en plaggensteken of gebruik van hooi en beweiden van de af gehooide graslan­den, genoot dat laatste de voorkeur. Dit had tot gevolg dat hier bijna alle heide werd ontgonnen en er slechts weinig plaggen konden worden gestoken voor de brandstofvoorziening. Al in 1475 vroegen de inwoners van Princenhage aan de heer van Breda om wat meer brandstof, omdat zowat alle heide reeds door particulieren was "ingenomen" 7. Voor de reikwijdte van de graslandzone kan geen scherpe grens opgegeven worden. In 1840 was de eerste 5 tot 7 kilo­meter van de zandgronden echter geheel ontgonnen, met uit­zondering van terreinen die ook nu vaak nog natuurgebied zijn. Wat verder naar het zuiden verschijnt er dan steeds meer hei. Sommige boeren uit Zundert en Baarle hadden ondanks de afstand toch nog hooiland langs de Mark in het noorden! Ook de hoeve te Grazen die de focus van dit artikel i s , had- althans in 1760 en nog rond 1840 - grond in Teteringen bij de Mark, dat is op 13 km afs t and 8 .

Page 34: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

256

De Graslmul:one: over:ichr 1•a11 de grond­soorten in westelijk Noord-Brabant 1 Kaart: K.A.H. Wleenders).

Klep heeft ~aten zien dat de zogenaamde "beemden-dorpen" het in veel opzichten aanzienlijk beter deden dan de zuidelijker gelegen "heide-dorpen" 9.

De noordrand van het zand was ook in ander opzicht van belang. Hier ~agen havenplaatsen, van waaruit per schip het verkeer met de buitenwereld onderhouden werd. Veelal waren ze ontstaan uit de export van turf naar Brabant en Vlaanderen, waarbij als re­tourvracht stadsmest terugkwam. Deze mest kon behalve per as ook per schuit over de turfvaarten verder getransporteerd wo~­den _en ?roeg aldus bij aan de ontginningsmogelijkheden. De aan­wezigheid van havens vereenvoudigde bovendien de export van landbouwprodu~ten, terwijl van de steden Breda en Bergen op Zoom en het niet onbelangrijke Roosendaal ook een zekere sti­mulerende uitstraling uitgegaan zal zijn. Te denken valt onder meer_aan de ontwikkeling van de tuinbouw. Een en ander komt nog in de 19e eeuw tot uiting in de ligging van de zone waarin men toen de meer intensieve "Vlaamse landbouw" bedreef waar verder landinwaarts de landbouw als een "Drieslagstels~l" ge­typeerd_ werd: De typering Drieslag/Vlaamse bouw maakt deel uit van de in?eling.van Nederland in landbouwstelsels uit 1861/1862 door Staring.Driesl~~ schetst hij als een stelsel met twee maal rogge gevolgd door een maal boekweit, wat echter op veel plaat­sen ov~rging in zuiver rogge of zelfs zuiver boekweit. Het derde Jaar kon ook andere gewassen voortbrengen: bijvoorbeeld aardappelen. Er was heide beschikbaar om plaggen te steken schapen te weiden en voor de bijenteelt . ' Voorts waren er graslanden voor hooiwinning en nabeweiding. Deze werden z~~den bemest. De Vlaamse bouw kwam in hoofdzaak neer op een meer dan driejarige vruchtwisseling met verbouw van voedergewassen als hoofd- of nagewas en enige handelsgewassen.

257

De strenge scheiding akkerland/grasland werd verlaten. Het vee werd op stal gevoederd en aankoop van meststoffen was normaal 10. De landbouw op de Brabantse zandgronden werd in de middel­eeuwen geheel gedomineerd door de verbouw van rogge, hier "koren" genoemd. Van 1500 tot 1870 was de boekweit veelal het tweede gewas 1. Nadien veranderde de zand-Brabantse landbouw geheel van karakter . 12

Bij het schetsen van een beeld van de oude landbouw op de zand­gronden in het zuiden van Nederland wordt nogal eens verwezen naar een tegenstelling tussen westelijk Noord-Brabant en de Meierij van 's-Hertogenbosch , waar de landbouw hoofdzakelijk het drieslagstelsel zou volgen. Maar ook in het noorden van de Meierij komt nabij de graslandzone langs de Maas een zone met vrij sterk ontgonnen dorpen met Vlaamse bouw voor. Doordat westelijk Noord-Brabant tussen de noordrand van het zand en de grens met België m~ar 10 tot 20 kilometer breed is, terwijl in de Meierij die breedte meestal 40 kilometer is, is de invloed van de graslandzone in het westen overheersend en in het oosten minder dominant. Zodra echter ook de Antwerpse Noorderkempen in de beschouwing betrokken worden, verdwijnt dit oost-west verschil grotendeel s . Het "verschi l" blijkt vooral een geo­politiek-statistisch effect!

Structuur van de dorpen De beemdendorpen hadden landbouwkundig gezien een drieledige noord-zuid georiënteerde structuur. In het noorden omvatten ze een groot beemdengebied, het middengebied bestond hoofd­zakelijk uit tot akkerland ontgonnen zandgronden terwijl deze gemeenten in het zuiden veelal nog nèt een randje hei of (voormalig) veengebied meenamen. Deze dorpsgebieden zijn tot 14 kilometer l ang, bij een breedte van circa 5 kilometer. Ze liggen in een rij van Wouw in het westen tot Oosterhout in het oosten. Ten zuiden van deze rij zijn de gemeenten meer blokvormig, met een relatief groot aandeel heide of (voorma­lig) veengebied: de heidedorpen. Grazen hoort tot de gemeente Ginneken, een beemdendorp, maar het ligt in de uiterste zuid­punt ervan, tussen de heidedorpen Meerle en Chaam. Grazen moet daarom toch in de sfeer van de heidedorpen geplaatst worden. Deze dorpenstructuur werd vooral in de periode 1250-1350 ge­vormd. Alleen in de voormalige veengebieden en in de klei­polders komen jongere dorpen voor. De eerste telling die zicht geeft op de bevolkingsomvang in deze omgeving, dateert uit 1437. Uit deze met vele moeilijkheden behepte statistie­ken(13Jblijkt dat toen de beemdendorpen reeds volkrijker wa­ren dan de . heidedorpen en soms zelfs amper onderdeden voor de

Page 35: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

258

steden! Als we een grote sprong van vier eeuwen maken, blij­ken de verhoudingen niet wezenlijk veranderd te zijn.

De volgende tabel illustreert de verschillen die al in 1437 en ook nog 400 jaar later bestonden tussen beemden- en heide­dorpen. Ter vergelijking zijn overeenkomstige gegevens over de steden Breda en Bergen op Zoom opgenomen.

Tabel 1: Gemiddeld inwonertal en percentage cultuurland in drie typen gemeenten , respectievelijk in 1437, 1832 (Neder­land) en 1846 (België) 14

Gem. type aantal inwoners inwoners % cult.land g_em. 1437 1832/46 1832/46

Steden 15 2 3775 9100 24 Beemden-dorpen 16 6 2150 4674 66 Heidedor-pen 17 6 660 1227 38

In 1832 streeft het volkrijke Oosterhout zelfs de stad Bergen op Zoom qua inwonertal voorbij. De beemdendorpen hebben ge­middeld vier maal zoveel inwoners en een twee maal zo grote oppervlakte als de hier getelde zes heidedorpen. Het percentage cultuurland is er eveneens het dubbele. Per hectare cultuurland is er echter overal ongeveer één inwoner, behalve in de steden en in Oosterhout, waar o.a. een belang­rijke pottenbakkersnijverheid was. Vastgesteld kan worden dat het contrast tussen de beemdendorpen zowel in de 15de als in de 19de eeuw duidelijk is.

Binnen de dorpsgebieden treffen we een groot aantal gehuchten aan. De gehuchtenstructuur dateert in eerste aanleg uit de late middeleeuwen, maar werd voortdurend aangevuld met nieuwe gehuchten die ontstonden uit bewoning en ontginning van de rand van de woeste gronden, uit turfgraversoorden en uit het uiteenvallen van geisoleerd gelegen hoeven. Het gehucht Grazen ontstond waarschijnlijk op deze laatste wijze. De in de 19de eeuw snel gegroeide dorpskommen gaan vaak terug op erg bescheiden gehuchten-met-kerk van voor 1700. In extreme gevallen stond de kerk geruime tijd vrijwel eenzaam in de akker (o.a. te Princenhage en Minderhout). In de 19de eeuw waren de grotere dorpskommen vooral verzorgingscentra: boer­derijen kwamen er niet voor, of hooguit aan de randen ervan. Op de gehuchten waren de boerderijen en landarbeiderswonin­gen echter overheersend.

259

Boerderij-bebouwing stond er soms langs een straat verspreid, arbeidershuisjes stonden veel dichter opeen. In andere ge­vallen vertoonde een gehucht slechts een algemeen verspreide bebouwing 18. Een gehucht is hier dan ook niet zo zeer een kluitje huizen of hoeven, als wel een sociale en economische gemeenschap met aanvankelijk een eigen akkergebied, beemden­gebied en heidegebiedje. Die band komt tot uiting in bena­mingen als Strijbeekse Akker, -Beemden, -Heike, -Moer. Op hoger niveau, het niveau van het dorp, herhaalt zich dit patroon en vindt men namen als de Haagse Beemden, Haagakker (maar niet: Heide, want hei was er amper in Princenhage). Een wat grotere boerderij beschikte in de regel over eigen of gepachte grond zowel in de beemden, in de akker als op de heide.

De landbouw, wisselwerking met het landschap In de oude landbouw stond het bouwland centraal. In deze streek is de algemene benaming daarvoor "akker". Dat woord werd op twee niveaus gebruikt: voor het dorps- of gehuchts­akkercomplex als geheel, als wel voor de afzonderlijke per­celen in zo'n akkercomplex. De akkercomplexen waren in westelijk Noord-Brabant en de

Antwerpse Noorder-kempen in de vroege 19de eeuw veelal geheel door hakhoutwallen verdeeld in afzonderlijke akkers. Slechts op enkele plaatsen kwamen toen grotere open akkercomplexen voor. In de directe omgeving van Grazen is de akker van Meerle daarvan een (klein) voorbeeld. Buiten de eerder uit

, de naamgeving dan uit de topografie blijkende akkercomplexen lagen zones met eveneens algemeen omheinde percelen, die hier "heiningen" heten, wat zuidelijker vaak "blok" of "bolk". In de Meierij van Den Bosch is hiervoor de algemene naam: "kamp". De bebouwing stond vooral verspreid in de heiningen­zone; het akkercomplex was in de regel onbewoond maar vaak omwoond 19. Ook ingesloten gebiedjes met woeste grond werden nog al eens omwoond, met de voorgevel van de hoeve haast pal op de grens van die woeste grond. Naast krans-akker-nederzettingen dus ook krans-aard-nederzettingen! 20. Elders was er tussen het cultuurland en de woeste grond in de middeleeuwen vaak een doorgaande haag, die we tegen komen als "de Hegge van Zundert", "de Heininge van Oosterhout" etc.

Aan de akkers werd veel zorg besteed. Het gaat dan om de wijze van bemesten en de wijze waarop de akker geploegd of gespit werd. De oude bouwlanden hebben hier in de regel een dikke (>60 cm) antropogene bovenlaag 21. Of deze in de loop van vele eeuwen opgebouwd werd of misschien toch vooral een

Page 36: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

2(,()

produkt van de 19e eeuw is, zou eens aan de hand van de bo­dem zelf uitgezocht moeten worden. Opvallend is dat ook in het Heike (St.Willibrord, waarvan de ontginning in de 19e eeuw gedacht wordt) dergelijke dikke akkerdekken aanwezig zijn, terwijl ze in een evident middeleeuws akkergebied als dat van Wouw vaak de 50 cm dikte niet halen. Lokale bodemgesteldheid en uiteenlopende wijze van akkerbe­handeling speelden kennelijk een grote rol. De akkers dicht bij de boerderij werden mogelijk zwaarder bemest dan die verder af lagen. Vooral vanaf 1600 duiden toponiemen er op dat er akkers in "bedden" gelegd werden: door spitten of ploegen werden lange smalle ruggen gevormd . Van deze struc­turen is waarschijnlijk aan de oppervlakte niets meer over. De akkerbodem blijkt er echter vaak nog sporen van te her­bergen. Voor de ruilverkaveling lagen veel oude akkers nog "bol": in het midden 50 cm of meer hoger dan aan de rand. Ook dat is het resultaat van de wijze waarop jarenlang ge­ploegd werd. Het verband tussen bolle akkers en bedden­bouw is nog niet aan de bodem zelve onderzocht. Ook de beemden waren vanouds geperceleerd, met sloten of houtranden als scheiding. Er is in deze streek geen reden om aan te nemen dat de beemden onverdeeld waren. Wel is op enkele plaatsen gebleken dat de gehele hooioogst voor de eigenaar of pachter van de grond was. Daarna gold er dan een gemeenschappelijk weiderecht op de afgemaaide beemden.

In het oude landbouwbedrijf nam de woeste grond, vooral in de heidedorpen, een belangrijke plaats in. In het zand­gebied van westelijk Noord-Brabant en de Antwerpse Noorder­kempen hadden de dorpen steeds een algemeen gebruiksrecht op de woeste gronden voor zover deze niet met particuliere bossen of met venen bedekt waren. Ook de bossen van de re­gionale heren als die van Breda, Bergen op Zoom of Hoog­straten waren verboden terrein. Men moest het dus hebben van heide-achtige terreinen. Van belang is nu dat men slechts een gebruiksrecht had: het eigendom bleef overigens gewoon bij de plaatselijke heren berusten, die ook het recht behielden er delen van uit te geven aan wie maar wilde kopen. Deze eigendomssituatie komt tot uiting in de gebruikelijke tautologie die dient als benaming van deze gronden: " 's-herenvroonte" 22

In principe hield dit een bedreiging in van het voortbestaan van de woeste gronden, maar in de praktijk viel dat erg mee. Een aantal gehuchten kocht echter voor zich zelf een deel van de woeste grond, met het doel die ook woest te houden: de gebuurheikes, vaak "Aard" genoemd . Ook afzonderlijke boeren gingen tot aankoop van een heidehoeve of heitheining over

261 met het enige doel zich van een stukje heide te verzekeren. In een aantal dorpen zijn deze gebuurheikes en heidehoeven rond 1400 reeds in grote getale aantoonbaar. Naast Grazen ligt er waarschijnlijk ook één: de Eertshoeve. De boeren van Grazen hadden nog omstreeks 1840 eigen percelen heide in de Strijbeekse Heide onder Ginneken en in de Bleeke Heide en de heide genaamd Lange Gracht onder Chaam. Aan dergelijke eigen heide of gebuurheide werd allicht meer zorg besteed dan aan de heide daarbuiten. Zo ontstond er een kwaliteitsverschil tussen gebuurheike en heitheining enerzijds en de rest van de heide.

In het westen van Brabant komen, anders dan vaak geschreven wordt, slechts sporadisch "Gemeynten" voor, dit in tegen­stelling tot het oostelijke deel van de provincie. In ooste­lijker streken, waar de hert.cg van Brabant zelf dorpsheer was, werden de dorpen en gehuchten rond 1290-1340 gedwongen om van de hertog het gebruiksrecht van de woeste grond te kopen, waarbij de hertog tevens afzag van zijn recht nog langer de­len uit die grond aan anderen te verkopen. Hierdoor ontston­den daar "Gemeynten" die niet per se met de dorpen samen­vielen. In Turnhout zien we dat in de gemeynte kennelijk oudere gebuurheikes of gemene weiden van enkele gehuchten ingekapseld werden. Waar een gemeynte tot stand kwam, kon­den de bestruurders -zij het met toestemming van de hertog­delen van de gemeynte verkopen, wat voortdurend gebeurde en na 1750 steeds sneller. In het westen zal het tempo van de verkopen uit 's-heren vroonte -afgezien van de heitheinin­gen- niet veel anders zijn geweest . Rond 1800 evolueren de woeste gronden in de Antwerpse Noorderkempen onder de Franse wetgeving tot gemeentelijk eigendom. In westelijk Noord-Brabant bleven ze in de meeste gevallen gewoon beho­ren tot de domeinen van de staat, de koning, de keizer en weer de koning. In Alphen en Riel was de heide in het ge­deelte Alphen, dat tot de Baronie behoorde, in 1832 domein­grond, maar dat in Riel gemeente-eigendom. De wildernis van Riel maakte deel uit van de gemeynte van Tilburg en Goirle, die omgezet werd in gemeentelijk eigendom 23. In de 19de eeuw werden deze grote eigendommen verdeeld, waarop deels ontginning tot bos volgde. De rond 1900 res­terende heide is blijkens de topografische kaarten dan reeds in verregaande mate dicht gegroeid. Toch maakte de kunstmest hier volgens Crijns eerst vanaf 1905 zijn grote opmars 24. Blijkbaar werd de heide toch al veel minder intensief ge­bruikt dan vroeger: het aantal schapen nam eveneens al vroeger af. Hier tekent zich een nog onverklaarde wig af tussen het einde van de oude mestbereiding waarin de heide een belangrijke rol speelde en het doordringen van de kunstmest. Daar zit een nog niet beschreven fase tussen!

Page 37: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

262

HET GEHUCHT GRAZEN

Ligging Grazen ligt in een zuidelijke uitloper van de gemeente Nieuw-Ginneken, voorheen Ginneken en Bavel, maar beslaat ook een aansluitende strook van ongeveer 200 meter breed in de gemeente Chaam. De gronden van het gehucht Grazen liggen grotendeels op de oostflank van het Dal van Breda, waarvan de oostelijke begrenzing min of meer samenvalt met de noord­zuid lopende weg van Grazen. Ten oosten van die weg ligt een dun dekzandpakket op oud­pleistocene klei, ten westen daarvan is het zandpakket be­duidend dikker. Grazen wordt aan de zuid- en westzijde be-

grensd door de Strijbeekse Beek, die tevens de grens vormt met de Belgische gemeente Meerle. In 1840 werd Grazen aan de oost- en noordzijde begrensd door uitgestrekte heideter­reinen. In de noordoosthoek was er een weg naar het gehucht Cpaamdijk onder Chaam. Deze weg voerde slechts over een lengte van 300 meter door de heide. Over de beek sloot het cultuur­land van Grazen direct aan op dat van de Meerlese gehuchten Elsakker (west) en Oosteind (zuid). In het vrij diep (3 meter) ingesneden beekdal ligt aan de Grazense kant een smalle strook lage gronden. Op veel plaatsen is deze slechts 75 meter breed (afb.5).

5. Bodemkaart rnn Gra::.en mer dt· !i~ging i·an de verschillende gehuchro1 1 Kaan: K.A.H. \V.Let!nders).

-LN :::•'"

fü]...,,.,..,. W .nllllbijM..-M

z liiilll •·hO

t CHA."-M

263

6. Pril Gra ::.en: lnporhese m•er her ontsraan van het gehucht Gra::.en ( Kaarr: K.A .H. ll'Lee1u/ers ).

Ontstaan

!1iîii1 HUIS & ERF, 11111111111 AKKER

D WEGEN, BANEN

Il HEL WILDERT

D GRASLANDEN

De naam Grazen komt het eerst voor in de vorm van een per­soonsnaam van het hier heel gebruikeli jke type herkomstnaam: "1437, Jan van Grasen" 25. De oorsprong van het gehucht Grazen ligt waarschijnlijk in de "Hoeve van Grazen". Deze hoeve betaalde een gewone cijns aan de heren van Breqa, wat wijst op een ontstaan in de periode 1250-1450, waarschijnlijk in de periode 1250-1350. De hoeve had geen enkele bijzondere status, behalve dat ze de naam­drager van het gehucht is. Ten westen van deze hoeve van Grazen tekent zich op de kadastrale kaarten een bijzondere structuur af: een strook die naar de beek loopt en zich aan de dalrand verbreedt tot een trechter die toegang geeft tot de lage gronden langs de beek. Mogelijk betreft het een oude veedrift, waarlangs men het vee te grazen dreef op he t gras ­land langs de Strijbeekse Beek. Waarmee we tevens bi j een mo­ge lijke naamsverklaring van Grazen uitkomen ....

Bij deze primaire hoeve (afb.6) zijn vermoedelij k nog voor 1484 al twee andere hoeven gevormd: de middelste en de zui ­delijke.

Page 38: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

264

Onbekend is of dit gebeurde door afsplitsing uit "de" hoeve, of door verdere ontginning van gronden. In de jaren 1618-1634 splitste de Hoeve van Grazen in drie bezittingen. Door het bijbouwen van twee boerderijen ontstond het groepje van drie waaruit de nu onderzochte hoeve de middelste is. Onbe­kend is welke van de drie de opvolger van de primaire boer­derij is. Nog voor 1659 moet de zuidelijke hoeve in twee ge­deeld zijn, eveneens gevolgd door het bijbouwen van een boerderij. Dit geeft een totaal van zes boerderijen, over­eenkomend met de toestand in 1830. Toch meldt een lijst uit 1659 zeven "huizen". Het zevende huis kan hebben gestaan op het in 1830 onbebouwde perceel "De Aanstede". Pas na 1900 zijn te Grazen huizen en hoeven bijgebouwd.

Grondbezit Uit een beknopt onderzoek naar de eigendomsontwikkeling te Grazen komt het volgende beeld naar voren. Zoals gebruike­lijk in deze streken was de landsheer, hier de heer van Breda, eigenlijk eigenaar van de grond. De boeren bezaten die grond tegen jaarlijks betaling van een erfcijns van zes Leuvense penningen per bunder (ongeveer één stuiver per hectare) echter de facto in eigendom. Zij konden de grond verkopen, vererven en met renten belasten naar eigen be­hoefte. Te Grazen was de meeste grond na 1634 steeds in handen van de boeren op de zes genoemde hoeven, of van hun directe familie. Wel trad een voortdurende verschuiving van het fortuin op. Rond 1650 was de boer van een van de zuidelijke hoeven de "vetste" boer. In 1832 was de familie Verhoeven het meest gegoed. Ze bezat verscheidene boerde­rijen, waaronder de nu onderzochte. In dat jaar hoorde bij die hoeve echter slechts huis, erf met opstallen en twee percelen tuin. Ook de gronden van de andere boerderijen lagen grotendeels aaneen en aan huis, zowel onder Ginne­ken als aansluitend onder Chaam. Leden van de familie Verhoeven bezaten in 1832 voorts nog percelen zonder boer­derij 25. Enkele jaren later reeds blijkt de situatie belangrijk vereenvoudigd. Bij de nu onderzochte boerderij hoort nu juist veel grond, afkomstig van het samenvloeien van enkele erfenissen. Ook de noordelijkste boerderij was op deze manier vergroot. De blokken losse grond van de familie Ver­hoeven waren in deze vergrote boerderijen opgegaan 27. Rond 1840 hoorde alle grond bij de zes boerderijen (afb.7). Daarvan werden er vier beboerd door de eigenaar. De noor­delijkste hoeve was van een grote boer (30 kektare) uit Chaam, die er wellicht een zoon of pachter opgezet had.

265

·· ..

··- .. ~'·\ ···. f

GRONDBEZIT GRAZEN 1840/5

7. Het gmndbe:.ir re Gra:.en in de periode 1840-1 845 (Kaart: K. A.H. Wleenders).

1 ...

N

w+o z

lkM

.... ····'··

OP BOERDERIJ

D Wed. Adr. Verhoeven

• Wed.+kind. Com . Verhoeven

• Wed. J. Verhoeven

~ Ger. Buys

• Mar. Havermans

• (H.) Joh. Huijbrechts

De zesde hoeve was van de weduwe Adr.Verhoeven, die er denkelijk ook een zoon op liet boeren.

Topo g rafie De drie oudste boerderijen van Grazen lagen verspreid in het land. Ook na de boerderijsplitsing verandert dat niet: er zijn dan drie afzonderlijke groepjes boerderijen (van res­pectievelijk drie, één en twee boerderij en). Dit hangt kennelijk samen met de ligging in een groot blok eigen gr ond. In veel andere gehuchten treft men - in contrast met de straat waarlangs de boerderijen staan - ook vaak deze ver­spreide bebouwing aan. Er is te Grazen ook een "straat": een noord-zuid verlopende weg die van 50 meter breedte in het noorden versmalt tot 1 meter bij de Grazense Vonde r in het zuiden. Over die vonder sloot deze weg aan op de ge­huchtenstraat van Oosteind. Aan de noordzijde waaierde de weg buiten het cultuurland uit in sporen naar Chaamdijk en de Strijbeekse molen. De noordelijke en zuidelijke hoeven­groep hadden ieder een voetpad naar de vonder die toegang gaf tot het gehucht Elsakker onder Meerle.

Page 39: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

266

De akkers van Grazen lagen in vrij brede houtranden. Onder in het beekdal lag een smalle strook met hooiland, waaruit hier en daar ook turf gehaald werd. Tussen die zone en de omheinde akkers lag een strook die op de topografische kaart van 1840 als hei met hier en daar wat bosjes werd ingete­kend. Blijkbaar kon men met die overgangszone niet zoveel aan­vangen.

Samenvattend kan worden gesteld dat de oude landbouw in westelijk zand-Noord-Brabant zich onderscheidt van die in de Meierij van Den Bosch, doordat in een groot deel van het gebied de landbouw al vroeg vrij intensief was. Beschikbaar­heid van hooi en uitvoerhavens, alsmede de stimulerende wer­king die van de steden in het gebied zal zijn uitgegaan, ZlJn daarbij van belang geweest. Op grond hiervan kunnen "beemdendorpen" en "heidedorpen" onderscheiden worden. De heide was in de westelijke heidedorpen niet in "gemeynten" georganiseerd (zoals in de Meierij), maar werd gemeenschap­pelijk gebruikt, deels via de zogenaamde "gebuurheikes". Daarnaast namen nogal wat boeren heidepercelen in eigendom, om ze bewust heide te laten. De dorpen bestonden in Brabant uit een vrij grote verzame-ling gehuchten. Zo is Grazen één van de twee dozijn ge-huchten van Ginneken. Het ontstond waarschijnlijk uit een eerste "Hoeve van Grazen", waarvan ~e stichting in de periode 1250-1350, uiterlijk tot 1430 te denken is. Deze hoeve splitste later in het drietal waarvan de onderzochte hoeve de middel­ste is. Vanaf de 17de eeuw waren er steeds zes of zeven boer­derijen die samen geheel Grazen in handen hadden. Ze werden merendeels door de eigenaren beboerd.

TOPONYMIE

Boerderij en omgeving in de Baronie: oude termino­lo g ie. Boerderij is geen oud woord. In het verleden kende men in de Baronie allerlei andere benamingen voor een boerderij: "stede", "hoeve", "bouwmansstede", "boerenstede" en nog het meest gebruikelijk was een omschrijving, waarin de samenstel­lende bestanddelen werden opgesomd. Dergelijke omschrijvingen zijn steriotiep, maar lijken toch redelijk de werkelijkheid te dekken. Dit blijkt niet alleen uit verbeteringen in de tekst, maar ook uit specifieke vermeldingen van bijvoorbeeld twee schuren, een apart staande paardestal etc. De terminologie varieert natuurlijk naar tijdperk en plaats. De benaming "hoeve" (oorspronkelijk een stuk grond ter grootte van 12 bun-

8. Fragment van de topografische kaart van Nederland met daarop het gehucht Grazen (blad 665 uir de Hisrorische atlas Noord-Brabant, chromotopografische kaart des Rijks, 1:25.000. verkend 1894, heden 1898 (Den Ilp 1989)).

der ofwel circa 15 hektare) komt bijvoorbeeld vanaf de late middeleeuwen voor ter aanduiding van een grote boerderij, meestal in bezit van een stedeling of een klooster of een boerderij behorend bij een heerlijkheid. De benamingen "boe­renstede" en "bouwmansstede" zijn vooral frequent in de 19de eeuw. Pas in de 20ste eeuw komt de term boerderij op, maar oude boe­ren spreken ook nu nog steeds van "steej". Voor de Baronie zijn inmiddels duizenden omschrijvingen van boerenbedrijven uit archiefbronnen genoteerd. De meeste vermeldingen dateren uit het tijdvak 1450-1850. Vermoedelijk komt elke boerderij in de Baronie wel enkele malen in de archieven (en met name in de schepenbrieven) voor. Enkele voorbeelden van dergelijke om­schrijvingen: "Een steede roette huysinge, schuere, koye, hoff, boomgaert, aenstede en erfdriesse, groot onder saey en weylant". (Gilze, 1721) 28, "Een aenstede te weten huysing , s chuere, koye, hovinge, bo­gaert ende erffenisse". (Bavel, 1583) 29 of: "Huysinge, Schuere, buere, hovinge, bogaert ende erffenisse". (Princenhage, 1529) 30. In het onderstaande zullen de verschillende onderdelen van het méerledige complex dat een boerderij steeds vormde afzonderlijk worden behandeld.

Page 40: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

268

Het hoofdgebouw (woongedeelte met stal) wordt meestal "Huy­singe" of "huys" genoemd. De schuur lijkt in de Baronie eeuwen­lang los van de boerderij te hebben gestaan. Hoewel algemeen wordt aangenomen dat de zogenaamde "Vlaamse schuur" pas vanaf het begin van de 17de eeuw in de Baronie is gebouwd, kwamen er ook voor die tijd reeds grote schuren voor. Zo stonden er bij de hoeve Wolfslaar onder Ginneken in 1572 al een grote Noord­en Zuidschuur 31. Welke vorm en indeling deze bezaten is echter niet bekend. Slechts een enkele maal weten we dat het hier om een schuur met dwarsdoorrij ging, zoals de oude tiendschuur op Luchtenburg. Verdere bestudering van iconografisch materiaal en opgravingen kan hierin wellicht meer duidelijkheid brengen. Een kleiner soort schuur, de zogenaamde "kooi" diende voor op­bergen van allerlei werktuigen, speciaal karren, ploegen en wa­gens. In het oosten van de Baronie (Gilze, Alphen, Baarle, ook Oosterhout) treft men voor dit bouwwerk soms de term "schop" aan, in het westen (Zundert, Rijsbergen, Princenhage) soms "buur". Enkele voorbeelden: "Huys, schop, schuere en aensteede" (Baarle 1750) 32, "Stede met huysken en schopken" (Oosterhout 1690) 33, "Eene buer aft huysken" (Rijsbergen, 1514) 34, of "Stede, buer, Schuere, kooye, hovinge en erffenisse met heure toebehoerten" (Princenhage, 1549) 35. Bij vrijwel elke boerderij, ook in de hoger gelegen zanddorpen, kwam een turfschuur voor, meestal "turfhuis" genoemd. Aparte paardestallen en varkenskooien waren aanvankelijk zeld­zaam, terwijl schaapskooien wel weer alom bekend waren, even­als bakhuizen. Vergelijk de volgende bewijsplaatsen: "Het geheele turffhuys daer nu een wooninghsken van is ge­maeckt" (Gilze, 1708) 36, "Torff off out huys" (1722 Zundert) 37, "Een torfhuys" (Ginneken, 1510) 38, "De oude schaepskoye en verckenskoye" (Rysbergen, 1692) 39, "De scaepskoeyen" (Princenhage, 1415) 40, "De scaepskoye" (Chaam, 1 544) 41 , "Het backhuys" (Princenhage, 1549) 42, en "Bachuys" (Rijen, 1541) 43.

In 1840 trof men bij het merendeel van de boerderijen in de Baronie een bakhuis en een aparte paardestal aan; alleen in Baarle-Nassau was het aantal paardestallen miniem 44. Bakhuizen en turfkooien werden wel eens verbouwd tot één­kamerwoningen voor inwonende ooms, tantes of grootouders.

De boerderijen in de Baronie stonden meest oost-west georiën­teerd, wat te maken zal hebben gehad met de zuidwesterstormen.

269

Vooral aan de rand van grote open gebieden (bijvoorbeeld het !foeveneind te Teteringen, aan de oostzijde van de Vuchtpolder) ziet men alle oude boerderijen met de lengteas oost-west staan. Ook lag door deze oriëntatie de spoelkeuken (moos) meestal aan de koele noordzijde en de herd aan de zuidzijde. De term moos komt overigens pas voor in het begin van de 17de êeuw (oudste vermelding 1619. Terheyden). De kamer boven de

.kelder heette in de Baronie "op(per)kamer", "Kelderkamer" of "bovenkamer". De keuken ("herd") diende als leefruimte; daar brandde het vuur in de open haard. Aan de kopgevel van de boerderij werd soms een extra kamer aangebouwd voor grootou­ders of, in het geval van kloosterhoeven, voor het verblijf van de proost. Die kamer heette hier "uytcamer" ("vutcamer"), ofin het geval van abdijhoeven: "herenkamer". Bij de herbouw van de Abtshoeve in Teteringen in het jaar 1738 werd bepaald dat het huis 9,5 m breed en 13 m lang moest wor­den; in dit huis was een "herenkamer" aanwezig voor ontvangst van de provisor van de abdij Tongerlo 45. Mogelijk ging men het voorbeeld van dergelijke grote abdijhoe­ven later ook bij de gewone boerderijen op grote schaal na­yolgen. De boerderijen kregen er hierdoor een travee bij. Ge­volg was dat men niet meer via de voordeur in "den herd" kon komen; deze deur werd dan in de zijgevel gezet 46.

De grond waarop een boerderij stond, werd van oudsher aange­g~ven met de term "hofstad", "hofstede" (eigenlijk: de plaats waarop een hof ofwel boerderij staat). De term hof wordt door o.nderzoekers als Trier en De Vries wel in verband gebracht met een ruimte die oorspronkelijk omgeven was door een gevlochten omheining 47. De term "hofstad" ontmoeten we vooral in de cijnsboeken van de Heer van Breda, die zeer archaïsch van opbouw zijn en eeuwen­~àng letterlijk werden overgeschreven uit oudere exemplaren. "Stat" of "stede" betekent plaats; te vergelijken zijn bijvoor­beeld "molenstat" en "borchstat". De grond tussen de bedrijfs­gebouwen heette "erffenisse", of soms vanaf de 16de eeuw "werf" of "werft". Het land (weiland en bouwland) bij de boerderij was de benaming "huisakker" gereserveerd (zo waren er ook huisbeem­den, huisweiden, huisheiningen en huisblokken, maar veel minder dan huisakkers), terwijl men het grasland bij de boerderij "~aarsdries", "gaarshof" of ook wel "dries" noemde. Enkele voorbeelden mogen dit toelichten: "De hoffstadt of ledich erve daer eertyts een huys op te staen plach" (Ginneken, 1586) 48, "Een hoffstadt met de huysinge daer op staende" (Ginneken, 1699) 49, "Den schuerwerff" ( Gilse, 1665) 50, "Den opstal off huyswerff" (Zundert, 1663) 51,

Page 41: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

270

TOPONIEMEN TE GRAZEN Naar Buiks, Veldnamen Ginneken, nr.7 (1983).

9. Kaart H·'tu1ro11 a a ngegc ,·c11 de topo11ie111e1t in het gch11cht Gm~e11 (Kaart: KA.Il. W.Lee111/ers: 11<1<1r B11iks, Veld1111111e11 Gi1111eke11, 111: 7 ( 1983 )).

"Den Rywerff" (Chaam, 1752) 52,

lkM

"Den Huysacker" (Teteringen, 1415) 53, "Den Gaersdries" (Gilze, 1708) 54, "Den Ouden gaershof" (Klein Zundert, 1677) 55, of "Een drieschken" (Princenhage, 1474) 56. Ook in allerlei toponiemen vinden we deze benamingen terug, zij het soms in sterk verminkte vorm (Gersthof voor Gaarshof, Hoogstad, Hoogsteen of Hontsteert voor hofstad etc.). Een dries is eigenlijk een uitgeteerde akker, die men braak legt en die dan voor beweiding kan dienen; deze komen ook los van d.e boer­derij veel voor.

Op het boerenerf kon men nog allerlei andere elementen aan­treffen: een bijenstal, mesthoop ("messie", "missem"), groen­kuil, "wauwer" (vijver) en dergelijke meer. Verder mogen we na­tuurlijk de boomgaard en de moestuin niet vergeten. Deze laatste werd hier aangeduid met de algemene term "hovinge", r1iaar ook met "wermoeshof", "koolhof", "boomhof" of misschien ook "lentenhof".

Deze laatste term komt vooral voor in Rijsbergen en Zundert. Het aantal wouwers (voor het kweken van vis) verminderde in de loop der jaren: in de 19de eeuw lijken ze vrijwel ver­dwenen. Ze kwamen vooral voor in het zuiden van de Baronie. Groenkuilen daarentegen komen we pas laat en vrij weinig tegen: ze dienden voor het afspoelen van zand en rapen(knol­groen, spurrie etc.J. Hooimijten worden vriJwe1 nooit ver-

271

meld in de Baronie; net nooi werd steeds ooven de koeien in de potstal \op slieten, later op een planken zolder) ge­legd. Ter afscheiding van de buren en de straat diende een heg: meestal van meidoorn, maar ook wel van beuken of zelfs wilgen. De heg werd aangeduid met "tuin" 57. In de dorpen vond men ook wel gelinten (van planken) ter af­scheiding. Mogelijk in de late middeleeuwen ook heiningen van vlechtwerk, zoals wel uit iconografisch materiaal blijkt: deze waren volgens eenzelfde werkwijze vervaardigd als de wanden ("weegten") van de huizen ofwel ze bestonden uit ver­ticale planken, als een soort palissade.

Informatie uit de veldnamen. Veldnamen of toponiemen zijn namen die ooit gegeven zijn aan landerijen, bossen, heidevelden, vennen, bomen, hekkens etc. Gedurende de afgelopen 20 jaar zijn in het gebied van de Baronie (16 dorpen, 1 stad) vele duizenden veldnamen ge­registreerd. Het totale aantal veldnamen van de Baronie wordt geschat op circa 100.000 (ruim de helft is opgete­kend). De informatie die de toponiemen oplevert is velerlei. Ze vormen, met de archeologie, bodemkundig onderzoek en oude kaarten, instrumenten waarmee we een blik in het verre verleden kunnen werpen. Aan de hand van de veldnamen krij­gen we een idee van de structuur van het landschap van wel­eer, evenzo van de dierenwereld, de woeste gronden, het grondgebruik, de uit archeologisch standpunt interessante sites etc. Veldnamen zijn meestal van hoge ouderdom: de meeste zijn (laat) middeleeuws. Water- en gebiedsnamen kunnen zelfs van premiddeleeuwse ouderdom zijn. Veldnamen konden veranderen als een stuk grond van eigenaar wisselde, als het perceel een ander gebruik kreeg, of als het jaren achtereen niet in cultuur was (bijvoorbeeld in de Tachtigjarige Oorlog, waarbij speciaal voor de Baronie de jaren 1586-1588 en 1624-1625 van belang zijn). Het gehucht Grazen ligt in het uiterste zuiden van de Baro­nie. In het onderstaande worden de namen van dit gebied ver­geleken met de namenvoorraad van de hele Baronie. Allereerst vindt men bij vrijwel elke oude nederzetting in de Baronie wel een "nederzettingsakker" meestal kort-weg aangeduid met: "'t acker" of "den acker", ook wel voor­zien van de naam van het betreffende gehucht (de Strij­beeksche acker, etc.). Als de naam van de nederzettingsakker zelf buiten gebruik is geraakt zijn e r vaak nog "gids" -to­poniemen als 11 Sittert 11

, "Rot", "Braak", 11Strijp 11, "Kloot"

Page 42: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

272

e.a. die ook kunnen duiden op stukken grond in zo'n neder­zettingsakker. Verder namen als "Breeacker", "Langen Acker" e.d. Toponiemen kunnen ook verwijzen naar de wijze van ont­ginnen en het gebruik van de grond. Een stuk grond dat uit de heide ontgonnen werd, kon verschillende namen krijgen. Vanaf de 17de eeuw was dit vaak "inneem". Oudere benamingen zijn "inslag" en "uitvang" 58. De inslag gaf het in gebruik nemen van de woeste grond weer, een uitvang de uitbreiding van de cultuurgrond. Een inslag was ook vaak een reepje van een brede weg en slechts een paar roeden groot: er stond dan bijvoorbeeld een schuur of schaaps­kooi op en de grondheer inde er de cyns van. Een inneem was meestal een groter perceel. Een stuk ontgonnen heide kon ook namen dragen zoals "de Heiakker" of "het Nieuw Land". Ontgonnen percelen werden in de Baronie afgeschermd van de heide door een wal (hier vrijwel steeds gracht genoemd) met

heg en droge sloot (het "hool"). Een dergelijk stuk grond kon de illustratieve naam "heining" of "(b)lo(o)k" krijgen. Hei­ningtoponiemen komen bij duizenden in de Baronie voor, in het oosten van de provincie vindt men het equivalent kamp. Hei­ningtoponiemen zijn meestal genoemd naar de grootte, ligging of vooral naar de eigenaar. "Blok", "blook", "lok" zijn van oudere datum dan heining: vaak zijn ze in gebruik als weiland; ook "bolk" komt veel voor. Blok ging later de betekenis van "perceel" aannemen. Stukken heide die met een wal omsloten werden konden ook "heitheyning" en (later) "polder" genoemd worden. Mogelijk bleef de grond binnen een heitheyning nog in gebruik als heide: de boer kon er zonder verstoring zijn schapen weiden en zoden steken. 59. Heiningnamen zijn ontstaan vanaf de late middeleeuwen, polder­namen vanaf de 17de eeuw. De heipolders zijn mogelijk zo ge­noemd wegens de gelijkenis met een echte polder in alluviaal gebied (omgeven met wallen resp. dijken). Heipolders liggen echter niet per se laag 60. In de Baronie lag verder, zoals bij de bespreking van de historische geografie reeds kort werd vermeld, een deel van het bouwland in bedden. De oudste vermelding van beddenbouw dateert hier uit 1389, wanneer een perceel te Bavel "De Negen Bedden" vermeld wordt 61. De indruk bestaat dat bedden vooral voorkwamen op de dicht bij de boerderij gelegen akkers en dan speciaal op die welke met rogge bezaaid waren. Het voordeel van beddenbouw was een betere waterafvoer (het wintergraan stond niet wekenlang on­der water) en gemakkelijker onkruidbestrijding (men hoefde niet zo diep te bukken als men in de scheivoor liep). De meeste beddentoponiemen zijn samengesteld met een telwoord: de Zes Bedden (Oosterhout, 1435), de Zeven Bedden, de Negen en de Tien Bedden (alle te Bavel). Daarnaast komen de Kromme

273

Bedden (Bavel en Stuivezand) en verder nog overal zeer veel Korte en Lange bedden. Deze laatste lagen vaak op één perceel: de korte bedden op de kopeinden van de akker. Het merendeel van de beddentoponiemen dateert echter pas vanaf de 17de eeuw.

Wat .vinden we, om tot de kern van deze studie terug te keren, van al deze verschillende veldnamen in de omgeving van Gra­zen? Allereerst de naam Grazen zelf: deze zou (zoals al even werd gesuggereerd) kunnen duiden op de aanwezigheid van veel wei­land in de nederzetting. De vorm (mogelijk 3de naamval mv.) alsmede het ontbreken van het lidwoord kan wijzen op een ar­chaïsch karakter van de naam. Een ander mogelijk zeer oud toponymisch element vormt de beeknaam: tegenwoordig de Strij­beekse Beek geheten, maar in het verleden meestal "de Beek" od "de Ley" genoemd en in de middeleeuwen: "de Kaal"(de Karel, 1541; die Cael, 1547). Deze laatste term zou volgens Vlaamse naamkundigen nog uit de Bronstijd of uit de tijd van de Stand­voetbekercultuur kunnen stammen. 62 Uit zowel de beeknaam als de nederze...-ttingsnaam zou men dus met enig voorbehoud kunnen concluderen dat de bewoning te Grazen al uit de prehistorie kan dateren. Ook de dorpsnamen Chaam en Ginneken zouden in die richting wijzen. Of deze be­woning constant is geweest of met hiaten is niet duidelijk. Indien echter de bovenstaande aanname klopt, dan mag uit het blijven voortbestaan van de nederzettingsnaam worden gecon­cludeerd dat er te Grazen zelf of in de vrij direkte omgeving ook gedurende de 5de-6de eeuw mensen zijn blijven wonen. Opmerkelijk is verder dat het element "beek" ook voorkomt ter aanduiding van de beemden of weilanden langs de beek. De waternaam wordt hier dus overgedragen op die van het aan­liggende land, een bekend verschijnsel. Het langs de beek gelegen grasland was van groot belang voor de nederzetting. Voor de akkerbouw was er in het gehucht vrij weinig geschikte grond. Als men vanuit het dal van de beek richting heide ging, was er slechts een smalle strook rede­lijk vruchtbare grond voor handen. Door het betrekkelijk ge­ringe oppervlak van het cultuurland ontbreken hier dan ook veel toponymische elementen die elders wel voorkomen.

Over een oude Grazense Acker zwijgen de bronnen. Er is wel een zeer late vermelding uit 1749 ("den Grasenschen Acker") maar dit lijkt eerder een topografische aanduiding voor een perceel op Grazen in bezit van iemand die elders woonde. Wel vinden we een "Grote Akker" (1620) en "De Lange Akker" (1518).

Page 43: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

274

Ook "Braak" en "Braakakker" (1518: "de Braick"; 1662: "den Braeckacker") kunnen op oude cultuurgrond wijzen. Braak duidt in toponiemen meestal niet op braak liggen van de grond, maar op breken=ontginnen, ploegen. 63 Daarnaast komt te Grazen het beddentoponiem "de Zes Bedden" voor. Verder vinden we hier de toponiemen "Inneem" en "Nieuwe Inneem", wat op een heide-ontginning duidt. Ook komen we in dit verband de benamingen "de Heiakker" en "het Nieuw Land" tegen. Wat de heiningtoponiemen betreft, vinden we op Grazen de "Nieuwe Heyning" en het "Heyningske". Op het voorkomen van de zogenaamde heipolders duidt in Grazen het toponiem "Polder" en in het naburige Strijbeek een "Heitheining". Een eigen "gemeynte" (gemeenschappelijke woeste grond) hadden de inwoners van Grazen niet, dit in tegenstelling tot vele andere nederzettingen in de Baronie. Wel konden ze vrij ge­bruik maken van de uitgestrekte Strijbeekse Heide. Daar mach-­ten ze echter alleen hun schapen weiden. De benodigde brand­stq.f (turf) zullen ze betrokken hebben uit de beemden (bij­voorbeeld de Meerbeek) en bijvoorbeeld uit het perceel met de naam "Den Brand". Verder zullen ze elders stukken moer uit­gebaat hebben, bijvoorbeeld te Teteringen in de Vucht of in de Gilse Vucht. Zo hoorde er bij de bestudeerde boerderij een perceel in de Krochten te Teteringen, waar vanouds turf ge­dolven werd. In de boerderij zelf verwijzen naar dit gebruik de verschillende gereedschappen die nog in de schuur aanwe­zig zijn, alsmede de turfbak en het specifieke brandijzer bij de haard, waarop in de bijdrage over de materiële cultuur nader wordt ingegaan.

Noten

1. C.Kasse, Early-Pleistocene tidial and tluviatile environmen ts in the southern Netherl .ands and northern Belgium (Amsterdam 1988).

2 . H.K.Kanters, A.M. van den Akker, G.G.L. Steur, De bodemgestel dheid van We s t­Brabant (Wageningen 1978, Stiboka rap. nr. 1301).

3. J. de Ploey, Morfologie en kwartair stratigrafie van de Antwerpse Noorder­kempen (Leuven 1961).

4. K.A.H .W. Leenders, C. Verbruggen, M. van Strijdonck, "De .betekenis van Zun­dertse veenres ten voor de kennis van de holocene We5 ·tkempisc he en Westeuropese venen en historisch en paleo-ecologisch onderzoek.• Geografisch Tijdschrift 23 (1990), 340-352.

5. K.A.H.W. Leenders, Verdwenen venen. Een onderzoek naar de ligging en exploi­tatie van ·thans verdwenen venen in het gebied tussen Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg en Willemstad, 1250-1750. (Brussel/Wageningen 1989)

6. J. Renes, '"West-Brabant: een cultuurhistorisch landschapsonderzoek", Bijdra­gen tot de studie van het Brabants Heem nr. 26 (Waalre 1985)

7. F.F.X, Cerutti, Middeleeuwse rechtsbronnen van stad en heerlijkheid Breda, dl. II (Bussum 19721 nr. 795.

8. F.A. Brekelmans, '"Een hoeve aan de grens'", Jaarboek .De oranjeboom 21 (1 968), 94-100; kadastrale gemeente Teteringen E ·167: 0,87 ha.

9. P.M.M. Klep, Groeidynamiek en stagnatie in een agrarisch grensgebied (Til­burg 1973) .

io.

ll.

12 .

13 .

14.

15. 16 . 17.

18.

19 .

20. 21.

22.

275

G. Tr~en~~ens, '"Het drieslagstelsel en de Vlaamse bouw .op de zandgronden van de Meieri] . Een momentopname voor het begin van de modernisering van de land-bouw rond 1860/70", Brabants Heem 37 (1985), 2-14 . · K.A.H.W. Leenders, •De boekweitkultuur in historisch perspektiet•. Geografisch Tijdschrift 21 (1987), 213-227. ~.H. Crijns, F.W.J. Krielaars. Het gemengde landbouwb~drijt op de zandgronden in Noord-Brabant, dl. I 1800-1885 (Tilburg 1987) Bijdragen LXXII; dl.II 1886-1930 (Tilburg 1992) Bijdragen XC. J. Cavelier, Les denombrements de foyer~ en Brabant (XIVe-XVle siècle) (Brussel 1912). Bron: kadaster Nederland 1832; E . v.an Haute, '"De mutatie van de bezits­structuur in Kalmthout en Meerle, 1834-1910", Bijdragen ·tot de geschiedenis van Brabant 71 (1989), 173-180 : cijfers voor 1846 . Breda, Bergen op Zoom. Etten, Ginneken, Oosterhout, Princenhage, Roosendaal, .wouw. Alphen, Chaam, Meer, Meerle, Minderhout, Rijsbergen K.A.H. Leenders·, "De nederzettingen van Princenhage#, Jaarboek Varia Historica Drabantica 8 (1979), 138-209. C. J.M. Buiks, #Veldnamen en landbouwgeschiedenis in de Baronie van Breda", Noord­brabants Historisch Jaarboek 7 (1990), 206-243. Leenders 1979. Kanters 1978; f' .. de Coninck, Bodemkaart van België. Verklarende tekst bij de kaartbladen Ipenrooi 2 E & Meerle JW (Gent· 1968). '"Vroonte" van het Middelnederlands zéltstandig naamwoord "vroneH, '"vroon'": domein, heerlijk goed. J. Verdam, C.W . Ebbinge Wubben, Middelnederlandsch Handwoordenboek l's-Graven- · 11age 1932!, 753.

23. K. A. H.W. Leenders, •van Gemeynten en Vroonten•, Jaarboek De oranjeboom 40 (1987), 44-78.

24. Crijns en Kriellaars 1992, 79-80. 25. J.Lauwerijs, "Hoogstratens oudste schepenbrieven (1315-1480)-, Hoogstratens Oud-

heidkundige Kring 26 (1958), 5-189, hier p. 84. 26. Kadaster, Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels, Ginnekeri ··sectie F; Chaam sectie D. 27. Kadaster, Alphabetische Lijst: Ginneken, Chaam. 28 . R GilzeJ~, f 10. · 29 . R ·685, f 140 . JO. R 706, f 45. J>l. R 477, f 9. J2. R Baarle 113, f 72 JJ , R Oosterhout 310, f 62 J4. R 421, f 132v. JS. R 710, f 223v .

36 . R 673, f 151. 37. R Zundert 317, f 144v. 38. R 419, f 207 . 39. R 753, f 60. 40. R 415, f 120. 41. p 60, f 83. 42. R 710, f 221 . 43. R 658, f 87

44 . Topografische kaart 1:25.000, daterend uit 1840, bldd 167 (Breda) , blad 178 (Strijbeek) , blad 157 (Geertruidenberg). Onderaan op deze kaarten treft men een overzicht aan van de aantallen boerderijen, bakovens, paardestallen, paarden, trekossen, koebeesten, wagens en karren (per dorp).

45. llbdijarchiet Tongerlo, omslag 1'eteringen, geeft uitgebreide bouwvoorschrifLen aangaande deze verbouwing.

46. E.L. van Olst, Landelijke bouwkunst in Noord-Brabant, documentatiemap van de Stichting Historisch Boerderij-onderzoek (Arnhem 1988), 3 .

NB : Deze veel voorkomende uitbreiding van het woongedeelte door het toevoegen van een tweede kamer kon overigens ook in achterwaartse richting plaatsvinden, doordat het voorste deel van de stal bij het woonhuis werd getrokken. De staf­functie schoof dan op richting achtergevel, waar dan veelal een nieuwe uit­breiding plaatsvond. Deze wijze van vergroting van het woonhuis vond plaats bij de hier beschreven boerderij aan de Grazenseweg , zoals mag .. blijken uit de hier-navolgende bijdrage door R. Gruben. ·

f7 . J . de Vries, Nederlands etymologisch woordenboek (1987), 261. 48. R 685, f 187. 49. P 119 , f 342v. 50. R 669, f 15v. 51. R 751, f 98. 52. R Chaam 179, f 59. 53, G. f 8.

Page 44: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

276

54. R 673, f 119. 55 . GA Zundert501, f 5v. 56 . D, f 44 v . 57. Vergelijk de volgende attestaties :

"De beuketuyn ott hage• , Ginneken, 1775, R Ginneken 97., f 122; "De grindethuyn• (grint=wilg), Princenhage, 17li, R 735, f 63v; "Den _bes emtuin" (berk of brem?) ,

Princenhage, 1733, R Princenhage , 100 , t 177v; "Den thuyn oft doornhegge",Gilze ,

1704, R 673, f 4lv.

58. "Den Inslach", Zundert, 1477; •nyeuwen inslage aft uutvanc•, Gilze, 152 7 , R 656,

f 72v .

59. Enkele voorbeelden uir de Baronie: "Die groet heyheyninge• , Chaam, 1432; •aende heytheyninge", -Gilze, 1456, P 108 , t 153v; "de heytheyninge", Bavel, 1518, R 425, f 124v; . "nieuw ingenomen erve: den Heypolder•, Zundert, 1666, R 751, f 164v; "den Heipolder • , Ginneken, 1856 ; "den ouden Heypol-der", Rijsbergen, 1727,· "Bosch, nu vGor 'het grootste gedeelte saaylant en ·weyde: Jonkers polder•, Bavel, 1784, R Ginneken 98, f 122.

60. Zie o ver heipo lders : H. C . P . Stolte, "Polders , pol ders, polders ", Holland 1 3 (1981), 114-115; K.A.H . W. Leenders , "Zandpolders• , Holland 12 (1980), 267-268 .

61 . C.J.H . Buiks , Veldnamen i n de voormalige geme ente · Ginneken en Ba vel , deel 3 : Bavel, Ke rkeind en Ypelaar (Breda 1983), 75 .

6 2 . M. Gyss eling, "Inleiding tot de toponymie, vooral van Oest-VlaanderenH, Naamkunde, Medede linge n van het Instituut voor naamk unde te Leuven en de Commissi e voor naamkunde e n nederze t tingsgeschiedenis te Amsterdam 10 (1 978).

63. C . J . M. Bu i k s , Veldnamen in dè Baronie va n Breda . Publika tie reeks Arc hiefdienst Breda, studi es , nr. 3 (Breda 1992), 60.

ARCHIVALIA

Rijksarchief Noord-Brabant in 's-Hertogenbosch: P;Archieven van de Rentmeesters van de domeinen van Prins .Frederik. Zie : J.A. Ten

Cate: Inventa ris van de archieven van de rentmeesters der Domeinen van Prins Frederik en hun op opvolgers l's-Hertogenbosch 1971).

Stads archief Breda! R= schepenpro tocol van Breda of één van de dorpen van de Baronie, inge deeld als volgt :

R 415-R 428 stad Breda + alle dorpen over de jaren 1499-1521; R 429- R 631 alleen de stad Breda over 1521-1810 ; R 632 - R 655 dorp Terheyden over 1525-1717; R 656-R 675 dorp Gilse over 1525-1717; R 676 - R 704 dorp Gi •nneken over 1525 -1717; R 705 -R 738 dorp Princenhage over 15 25 - 1717 ; R 739 - R 761 .- Eninge van Rijsbergen(=Zun­d_ert-Nassau + Rysbergen) over 1525-1717; R 762 - R 778 ' dorpen Alphen en Chaam over 1525 - 1717 ; R 786 dorp Baarle ovër 1525 - 1717 ;

R Gi nneke n = rechterlijk archief van de gem~ente Ginnek•n; R Princenhage= rechterlijk archief van de gemeente Pr.in~enhage.

N=No tariëe l Archief van Breda . · G=Cijnsboek van de H.Geest, 1415 (afd. II, nr. 17-1). S treekarchief Oosterhout : R +gemeentenaam= Rechterlijk archief van de betreffende plaats(na 1717)(Alphen, Baarl e,

Chaam, Gil ze, Oosterho ut) . Gebruikte afkortingen : f=foli o , p=pagina, v=verso.

"Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het jaarverslag over he t jaar 1 993 van de Sti c hting Historisch Boerderij-onderzoek, te Arnhe m. Deze uitgave bevat daarnaast ook enkele andere weten­schappeli jke bi j dra gen o ver de geschiedenis van een b oerderij ui t de gemeente Nieuw-Ginneken (het boerderijtje van Sjoke Jan­s en te Grazen). Het jaarve rsla g i s te gen een vergoeding van f 10 ,- te bestel l e n b ij het kan toor v an de S ti c hting: 0 85 - 576222 ."

277

DE DAG DES HEREN, BIJ JODEN, CHRISTENEN EN MOSLIMS. door J.M.F. IJsseling.

Misschien hebt U zich, zoals ik ook, weleens afgevraagd waarom de christenen de dag des Heren op zondag vieren, wat ertoe heeft geleid dat thans vrijwel de hele wereld die dag minstens als rustdag beschouwt, terwijl de joden hun dag des Heren, de sabbat, op zaterdag houden en de moslims een bijzondere plaats geven aan de vrijdag als de "dag van de samenkomst". Het is in ieder geval zo dat de week van zeven dagen door de christenen van de joden is overgenomen en dat later ook de moslims diezelfde zevendaagse week hebben aangehouden. Bij de joden gaat de viering van de sabbat, die reeds begint op vrijdagavond bij zonsondergang, terug op het vierde van de Tien Geboden. De tekst daarvan luidt, in de vertaling van de Statenbijbel:

"Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods: dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uwe dochter, noch uw dienstknecht, noch uwe dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling die in uwe poorten is; want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde ge­maakt, de zee en alles wat daarin is en Hij rustte ten zevenden dage: daarom zegende de HEERE den sabbatdag en heiligde denzelven" (Exodus 20: 8-11).

Hiermee wordt dus tegelijk een religieuze verklaring gegeven voor het aantal van Zeven dagen. De werkelijke oorsprong van dat zevental blijft een onopgelost vraagstuk. De oudste gege­vens daarover vinden we bij de Egyptenaren en de Soeveniërs, die zeven planeten kenden : de zon, de maan, Mars, Mercurius, Jupiter, Venus en Saturnus. Die zeven planeten, letterlijk zwerfsterren, die dus geen vaste plaats aan de sterrenhemel hebben, speelden en spelen nog steeds een grote rol in de as­trologie. Zij hebben ook hun namen gegeven aan de dagen van de week. Het is niet duidelijk hoe, waar en wanneer dat is ge­beurd en evenmin waarom door deze volgorde is gekozen. Misschien zou een diepgaand onderzoek in de geschiedenis van de astrologie hier helderheid kunnen brengen. De eerste christenen bleven aanvankelijk de sabbat vieren, maar reeds in de tweede eeuw hebben zij dit joodse gebruik ver­laten, sindsdien vieren zij, ter herinnering aan de Verrij­zenis, die daags na de sabbat plaatsvond, op die eerste dag van de week hun belangrijkste godsdienstige bijeenkomsten.

Page 45: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

278

En zo ontstond de dag des Heren, de zondag, die als wekelijkse rustdag de sabbat verving. Overigens blijft het merkwaardig dat het woord voor de laatste dag van de week, zaterdag, in veel talen op de joodse sabbat teruggaat: in het Duits "Samstag", Frans "Samedi", Italiaans "Sabato", Spaans "Sabado" en zelfs in het Russisch "Subbota". Maar hoe zijn de moslims ertoe gekomen hun dag van de samen­komst op vrijdag te houden? Soera 62 van de Koran, die over de dag van de samenkomst gaat, die er zelfs naar genoemd is, vermeldt niet wanneer deze belangrijke wekelijkse middag-ge­bedsdienst moet plaatsvinden. Er wordt wel beweerd, onder andere door sommige fundamentalistische moslims, dat de vrijdag is gekozen om zich duidelijk te onderscheiden van joden en christenen. Het is anders gegaan. De moslims, die oorspronkelijk een vrij inte~sief contact met de joden hadden, hielden in het begin ook de sabbat aan. De viering daarvan begon, zoals reeds gezegd, op vrijdagavond. En ~oordat het middag-gebed het belangrijkste onderdeel van de viering was, dat bovendien werd gevolgd door een predikatie, verschoof de samenkomst van de vrijdagavond naar de vijdag­middag en dus naar vrijdag. Het was vrijwel zeker niet een bewuste keuze om zich af te zetten tegen de christenen en de joden.

Bij de christenen en de moslims is die dag des Heren overigens nooit de streng gereglementeerde rustdag geweest zoals die door de orthodoxe joden nog steeds wordt gehouden . Uiteraard zijn er veel kleine christelijke groeperingen die zich streng aan het vierde gebod houden, op zondag , de dag des Heren.

" ,,.,.,.._ _.---7_;;...--- .~-- ' . . - . , . ' 1

"'-" - '·- . . ~ .,// , ~ A -;:. .,_ -" . , /. ,7 ..._~ ~ ~ , .. ~,, -" '

HEEMKUNDIG WEERBERICHT 91 ;,~-*11'.\?~~~ ' ~.!~:. Heiligen in de weersvoorspelling' 25 / / · ·

Juli - Hooimaand - Dondermaand Met Sint Jacob en Sint An (25-7) Is 't koren in de schuur of in de wan.

Augustus - oogstmaand - vakantiemaand Augustijn stopt de zomer in bed (28-8)

September - herfstmaand - fruitmaand St. Matteus lacht (21/9) "De winter wacht".

279

AACHTER DE PLA TTEBUIS

VAN AACHTER DE PLATTEBUIS . 17. door Peer van de Schraanswaaije. 1 Mee zo'nne werreme zomer zit ik maar 't liefste onder dun note­boom bij ooze Jaonus aachter 't huis; da's bet er tegen de wèrmte dan die muderne parrapluje of parrasoll e. Veul doen doek dan nie, de errepels schelle vur de vrouw van ooze Jaonus en de kraant leeze. Dà wul zegge de Stem en 't weekblad van Nuuw Ginneke en as of g'ut raoit, vijf kere per jaor de Brieven van Paulus. Jao, beste meese, ooze Janus is ok lid van die heemkundeclub en dan bende van eiges mee ut hele juishouwe lid. Nou he'k geleze in nummero 99 dat 't volgende nummer 100 zal zijn. Jao, meese da's netuurlijk zo zeker as t wee keer t wee vier is, mar besefte wel dàtter toch iedere twee moande toch wir mar meese motte zen, die dà doen. Da zeg ik nog wel us tege ooze Pierre van ooze Jaonus, ik zeg, "jonge, ut ies ammel zo van zelf sprekend, dat de kraant op tijd in de bus valt en da de bus op gezette tij je over Cauwe­lèèr komt, mar, jonge, zee ik, die meese die dá motte doen, motte dur wel zèn, motte dur wel op tijd veur uit dur bed, weer of gin weer~ En da's ok zo, beste meese mee die brieven van Paulus. Dieje Leyten uit de Craanlaer en dieje jongste zeun van Vik West. Die motte toch iedere twee monde da boekske toch mar vol zien te krijge. Nou zen ut allebaai wel lerare, dá wil zegge da's ze veul tijd hebbe, want ieder uur ho4we ze t ien minute over, omdat ze op school mee uure van 50 minute werke. Mar dan nog , ge mot 't toch mar doen. En da's nou wa'k tege Pierre van ooze Jaonus zee: 't is ammel zo makkelijk gezeet, maor gedaon da's nog wa aanders . En nie ene keer, maar 100 kere. We zen d'r blij mee, mee, zulke meese in un durp. Dà vein ikke nie alleen mar ooze jaonus ok en ik denk heel veul meese.

UITSPRAAK 93 (v cor ons museum)

Zien doet gedenken en als zien gedenken doet dan weet men dat men schenken moet.

Page 46: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

280

B I B L I 0 G R A F I E J A A R G A N G 1 9 1 samengesteld door Kees Leijten

006 Uit Archief van Paulua 011 Gezicht van Pennendijk (oude prent) bc-dg 096-017

026 Bastiaansen,Jan 027 Midwinter~oornblazen

030 Bestuur 137 Agenda 1993/1994 76 138 Zalig Kerstmis en Nieuwjaar 139 Agenda 1993/1994 77 140 Agc11da 1994 78 141 Agenda 1994 79 142 Convocatie Jaarvergadering 143 Agenda 1994 80 144 Agenda 1994/1995 81

035 Brekelmans,Dr Frans.A. 052 Een 550-jaar oud archiefstuk 2 053 Geachte Redaktie 37/De Molenlei 054 Jachtgezelschap te Ginneken

036 Broeders,drs Jan M.H.

038

Naar een nieuw Gemeentebestuur 1820

Buiks,Ir.Christ J.M . 057 Ginneken betaalt 2/3 vd lasten/RN13 058 Oude Schepenbrief 1461 CRN13) 059 Doodslag bij 't Mastbos (RN14) 060 Landerijen Nieuwenhuizen 1598/RN14 061 Hoeve op Geersbroek 1620 CRN15l 062 Boerderijpacht in de Baronie 063 Gehucht Grazen in ruimer verband

049 Bax,drs Jac

bo-f b

aa-ab ij-ik aa-ab aa-ab aa-ab af-ae aa-ah aa-ah

be-clc bf-ma gj-hh

cb-dg

bi-dd bi-de be-de dd-ep bj-de dd-ed hp-jf

001 Kroniek uit land v. Paulus 8/foto's dj/fc 002 Kroniek uit land v. Paulus 9/foto's dj-fc 003 Kroniek uit land v. PauluslO/foto's dj-fc

078 Diepstraten,W.J. (The van Naodezel 002 Jeugdherinn. 1/Bij ons thuis 003 Jeugdherinn. 2/Speule 004 Jeugdherinn. 3/Vogeltjes Zuken 005 Jeugdherinn. 4/Den hemel op aarde

081 Dort-van Deursen.Annie van 059 Het Snoepwinkeltje 060 Brabantse humor

085 Dorst.Jan van 014 Open Monumentendag 1993 015 Jaarverslag 1992-1993 016 18e Jaarvergadering

089 Dolne , Erik

ba-f d ba-fe ba-fd ba-fd

em-jh em-fo

ae-eb af-ag ah-af

097-0G'.i

096-004 097-049 097-053 098-101 099-148 099a-03 099a-04 100-195

097-085 097-086 100-239

100-242

096-015 096-015 097-087 097-087 098-119 099-172 100-253

094-185 096-033 098-127

096-047 097-075 098-143 099-163

100-207 100-209

096-006 096-007 096-009

001 Geschiedenis/waar_dest. . Ginn . weg 236 be-ec 100-224

281

155 Gooren ss.cc.,Pater Dagobert + 016 H.Hartbeeld bij klooster te Bavel

158 Grauwmans jr ,Jnn (Ulvenhout) 015 Kroniek uit land van Paulus 9/93-1 016 Kroniek uit land van Paulusl0/93-2

182 Hoofdredakteur (Kees Leijtenl 077 Baovel 078 Sponsors 079 Traditie 080 De tram rijdt 081 Deel 100 082 Een Mijlpaal

236 Jorissen, Jan 001 De Perdentram

237 Jansen.Ad W. 001 Jachthuis te Ulvenhout (1904-1994) 002 Eeuwenoude Boerderij / Herberg Ul v .

259 Krant.eknipsels 011 Beeld Damiaan bij Paters Bavel 012 Gemeente geeft museum in erfpacht 013 Rijwielplaatje

263 Kemenade,Hein van 001 Beleg van Breda

270 Leenders , drs Karel Ä.H .W . 014 Gehucht. Grazen in ruimer verband

280 Leijten,Kees 321 Dit z ijn ze 5 322 In Memoriam Henk Mulder 323 Wie zijn dit ? 8 324 17e-eeuwse Tabakspijpenoven 325 Van Zand.Klei en Water 326 Nieuws uit het mus eum 4 327 Dit zi jn ze 6 328 De eik kreeg een hek 329 Sinterklaas 330 Nieuws uit h et museum 5 331 Wie zijn dit ? 9 332 Brabantse Almanak 1994 313 Een 550-jaar oud archiefstuk 334 Boerderij De Paal 335 Sc hatten bij Paulus 5 336 Tentoonstellingen 5 337 Ulvenhout is zijn tijd ver vooruit 338 Jonge Wacht 339 16e Wi sse ltentoonstel ling 340 Thoornsche Marktprijs der :rogge 11 341 Wie zijn dit ? 10

ba-eh 097-084

bd-dj bd-dj

ba-me al-me fb-mc be-co jh-mc hm-mc

bc-dg

bc-ec bc-eq

ba-eh c b-ld gk-lj

bf-de

bp-ki

fc-hh bc-ht ba-fc bf-da ha-hk ab-ld ba-fc ce-fc fb-fq ab-ld fc-hu ha-jg be-de bg-gl ae-lm fb-le bc-jd hh-i f ' ae-lf bf-fn bc-fc

096-033 098-1 27

096-001 097-050 098-097 099-145 099a-01 100-193

096-012

098-115 100-229

099-161 099-162 099-167

098- 109

100-253

096-005 096-023 096-024 096-032 096-044 096-045 097-058 097-062 097-062 097-064 097-072 097-074 097-085 097-091 097-093 097-094 098-100 098-100 098-112 098-113 098-120

-

Page 47: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

282

342 Over eten gesproken 7 (menu 1870) 343 Nieuws uit het museum 6 344 Koppermaandagprent 1994 /14 345 Convocatie 68 346 Dorp zonder toren is geen dorp 347 Dit zijn ze 8 348 Nieuws uit het museum 7 349 Nieuws over de tram 3 350 Schatten bij Paulus V 351 Tl1oornsche Marktprijs der Rogge 12 352 De laatste burgemeester vertrekt 353 Nieuws uit het museum 8 354 Bibliografie jaargang 19 I 355 Bibli ografie jaargang 19 II

309 Melssen.,Jan Th.M. 003 Nieuw Ginneken : Wapen en vlag

310 Meeren . Drs H.J.M. 002 Jaarlijkse ontvangst v.d sponsors

354 Oomes-van den Berg.Anneke 030 Worstebrood,Reuzel en spekvet 031 Brabantse Boerderijen 032 Help de dokter komt 033 Dit zijn ze 7

434 Rombouts,Guus 003 Wie schrijft ,die blijft

437 Ragas,Ed 001 Hertog Jan I overl . te BaarleHertog

456 Schraanswaaije,Peer van de Van Aachter de Plattebuis

017 100 Kere da Boekske

458 Sieqmund,W.G 001 Ginekense Paardetram

469 Stoop.Roeland 002 Och Perdetram

552 Westerlaken,Jan van der (voorzitter) 137 Convocatie 65 138 Molens in Ginneken en Bavel (Ml 1) 139 Convocatie 66 140 De Paarde tram

ck-fi ab-ld ff-fm ac-ae ac-il ba-fc ab-ld be-cp ae-lm bf-fn bd-cc lc-ld jh-jt jh-jt

bd-gg

ae-al

ae-hj ea-ed ae-fb gb-hu

cd-ej

bh-de

jb-jh

be-be

098-123 098-124 098-139 099-146 099-153 099-156 099-157 099-159 099-155 099-168 100-205 100-210 100-280 100-284

100-211

097-059

096-011 095-057 098-103' 099-125

100-251

097-089

100-279

096-027

bc-dg 096-012

ac-ae 096-002 ba-ea 096-019 ac-ae 097-051 ae-cp 097-054

141 Restauratie Molen De Korenbloem(M12)ea-ei 097-069 142 Convocatie 67 ac-ae 098-098 143 De Tram be-cp 091:1-099 144 Pastorie-Kerk-Kloostertje (Mon 13) bc-ea 098-107 145 Convocatie 69 ac-ae 099a-02 146 Convocatie 70 ac-ae 100-194 147 Honderd Brieven van Paulus ak-jh 100-197

283

601 IJsseling,Joop M. F . 004 Dag des Heren bij Joden, Chr . ,Mosl. iq-ft

627 Zwijnenberq,Ellie 011 Speciale Carnavalsexposite hc-lf 012 Tentoonstelling:"Een blik cip Blik" ld-lf

796 Redaktie deel 96

797

798

799

800

001 Heemkundig Weerbericht. 87 002 Heiligen in de weersvoorspelling 003 Kollektie Paulus' Museum 91 004 Uitspraak 89

he-ic 21 he-ic

Ic-Id jd-jd

Redaktie clee! 97 001 Heemkundig Weerbericht 88 002 Heiligen in de weersvoorspelling 22 003 Jonge Wacht 004 Met cle Tram mee 005 Kollektie Paulus'-Museum 92 006 Ui tspt·aak 90

Redaktie deel 98 001 De Geschieden.is herhaalt zich 002 Vooruitziende blik van H.v . Gestel 003 Advertentie Thoornsche Marktprijs 004 Kollektie Paulus'-Museum 93 005 Heemkundig Weerbericht 89 006 Heiligen in de Weersvoorspelling 23 007 Bijgeloof 65 008 Uitspraak 91

Reclakt.ie deel 99 001 46e Brabants-Heernkarnp 002 Halve Eeuw Bevrijd 003 Heemkundig Weerbericht 90 004 Heiligen in de Weersvoorspelling 24 005 Kollektie Paulus'Museum 94 006 Verschenen 47 007 Uitspraak 92

Redaktie deel 100 001 Cursussen Oud-Schrift 002 Ulvenhout in Oude Ans i chten 003 Heemkundig Weerbericht 91 004 Heiligen in de Weersvoorspelling 005 Uit.spraak

ic-kh ic-kh gh-hh co-f d lc-ld jd-je

bf-cg ba-bg bf-fn lc-ld ic-kh ic-kh ia-ig ia-ig

ha-hk bd-gh ic-kh ic-kh lc-ld jg-md jd-je

cd-en bc-jg ic-kh .ic-kh je-Id

100-277

097-055 099-155

096-014 096-014 096-043 096-048

097-084 097-084 097-093 097-093 097-095 097-096

098-102 098-105 098-112 098-140 098-142 098-142 098-142 098-144

099-147 099-149 099-156 099-156 099-165 099-171 099-192

100-200 100-201 100-278 100-278 100-279

Page 48: Jan ~aulus van Paulus 100.pdf · 2016. 3. 5. · Ulvenhout in oude ansichten Redaktie Wapen en Vlag Jan Th .M.Melssen Wie schrijft die blijft Guus Rombouts 19-09-1994 279 195 280

284

BIBLIQGRAFIE JAARGANG 19 C2) door Kees Leijten

Ook op het einde van deze jaargang is een biblio­grafie opgenomen.

De schrijvers hebben dezelfde nummers ontvangen als in de jaargangen 1-18. De nieuwe schrijvers van deze jaargang hebben een nummer gekregen.dat volgt op de verbruikte nummers tot en met de achttiende jaargang.

De redaktionele artikelen zijn genummerd naar het deeltje plus 700. Deze jaargang dus 796-800. Elk artikel heeft per schrijver weer een nummer. Van elk artikel wordt het deel en de pagina vermeld.

Door aan genoemde 12-cijferige code nog een tweelet­tercode toe te voegen kunnen de artikelen in 576 rubrieken worden ingedeeld. De computer zal het nummer 078-004-ba-fd-s098-143 als volgt analiseren:

078 004 ba fd 098 143

W.J.Diepstraten (The van Naodeze) Vogeltjes Zuken handelend over Bavel Jeugdherinneringen van de schrijver Deel 98 Brieven van Paulus Pagina 143

voor de leden van de heemkundekring "Paulus · van Daesdonck" - Ginneken. Het staat internationaal geregistreerd onder ISSN-0166-0438.

1chijnt vijf maal per jaar en geeft naast veel informatie voor de leden e kleine bijzonderheden en saillante details uit de geschiedenis van de

re Heerlijkheid Ginneken en Bavel, de gemeente Ginneken en Bavel en de • Nieuw-Ginneken.

c.J.M . Leijten en J.C. van der Westerlaken Craenlaer 18, 4851 TK Ulvenhout, 076-61 27 42 Ir.B.Dusseldorp C.J . M. Leijten

elllkundekring "Paulus van Daesdonck" "werd opgericht 3 april 1975 en koninklijk nd ··is vereniging op 25 noveniber 1975.

r1niging is· ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Breda onder nummer H68.

Abdij van Thornstraat 18, 4854 KG Bavel, 01613-34 88 52.18.33.639 t.n.v . Paulus van Daesdonck 37:13.311 t.n.v. Paulus van Daesdonck

Daesdonck, Postbus 89, 4850 AB Ulvenhout

undekring heeft een eigen heemkundig museum op het a dres Pennendijk 1. 1eum is geopend de 1e zondag van de maand van 14.00 uur - 17.00 uur en

woensdagmiddag van 14.00 uur - 16.00 uur. roepen op verzoek. Schenkingen voor de kollektie gaarne in het museum op

n van 8.30 uur - 16.30 uur.

Wester laken voorzitter 1993 Leijten vice- voorzitter 199 1 Dorst secretaris 1991 Langen 2e secretaris 1992 Mee ren penningmeester

2e penningmeester 1992

Luijten 1993 Grauwmans technisch koOrdinator 1992

Verkooijen medew. Galder/Strijbeek 1993

umentenboekje len "De Korenbloem" 0 jaar Mariaschool renmolen "De Hoop" 1• eeuwen kerk in Ulvenhout n Ginneken tot Nieuw- Ginneken lekwarteeuw Constantia vid Tomkins ldnamen 1-20 (1983- 1986)

00 jaar school Galder rn•val in Oud- en Nw. Ginneken

Gouden Paulus 111n Witte Wolk en Anneville

Wande len in Strijbeek rken in Bavel

(Ca llot) van hout-

J .M.E.M. Jespers (uitve rkocht) J.C. van der Westerlaken c ·.J .M. Leijten H.J. Dirven, K.A.H.W. Leenders e.a. Dr. J.L . M. de Lepper H.J. Oirven, J.C . van der Westerlaken J.C . en R. van der W~sterlaken Drs. H.J.C. Verhoeven (B.v.P. 39) Ir. Chr. Buiks A.M. M. verkooijen e.a. (B.v.P. 44) Br i even van Paulus (46) Redaktie e . v.a. (B.v.P. 50) J ac Jesoers (uitverkocht) Jac Jespers en Drs. Harry Verhoeven Dr. c.S.H. Rademaker SS.CC. Ir. W.J. Bonekamp, M.P . C. Scheepers A.J. Spierings

het