Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever,...

100
AA AMSTERDAM-AMSTELLAND Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

Transcript of Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever,...

Page 1: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

AAAMSTERDAM-AMSTELLAND

Bevolen dienst geweigerd

Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het

aanvaardbare in politiedienst.

Guus Meershoek

Page 2: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek
Page 3: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

Bevolen dienst

geweigerd

Jan van den Oever,

zijn geweten en de grenzen van

het aanvaardbare in politiedienst.

Guus Meershoek

Politie Amsterdam-Amstelland

Amsterdam, september 2008

Page 4: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

JAN VAN DEN OEVER

Beeldend kunstenaar Jeroen Henneman

maakte dit beeld ter herinnering aan

Jan van den Oever. Het kunstwerk staat

in de centrale hal van het politiegebouw

aan de Kabelweg.

© 2008, Politie Amsterdam-Amstelland

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel-

voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar

gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, nechanisch,

door fotokopieën, opname of enige andere manier, zonder voorafgaande

schriftelijke toestemming van de uitgever.

Beeldend k

maakte

Jan van de

in de centra

Page 5: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

3

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Inhoud

Voorwoord 5

‘Waar was een tweede die dit deed?’ 7

Een christelijke jongen 17

Een inspecteur in bezettingstijd 29

Waarom de andere inspecteurs meewerkten 41

Het perspectief van de slachtoffers 55

Tegen de stroom in 59

Betekenis van de daad 63

Na de oorlog 69

Bronnen en verwijzingen 81

Archieven 89

Literatuur 91

Page 6: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

4

JAN VAN DEN OEVER

Page 7: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

5

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

VoorwoordGeachte lezer,

Op ons verzoek heeft de historicus Guus Meershoek een studie gedaan

naar de persoon, achtergrond en levensomstandigheden van de voormalig

inspecteur van politie mr. Jan van den Oever. Waarom Van den Oever?

Omdat hij tijdens de Duitse bezetting tot het kleine aantal Amsterdamse

politiemensen behoorde, dat de moed had om zich van een bevel van de

korpsleiding te distantiëren.

Jan van der Oever weigerde in 1942 om joodse burgers van huis te halen

voor deportatie naar het doorgangskamp Westerbork. Met die principiële

opstelling heeft hij, echtgenoot en vader, een zwaar offer gebracht: hij

kreeg ontslag.

De missie van de Nederlandse politie luidt sinds 2005: waakzaam en

dienstbaar staat de politie voor de waarden van de rechtsstaat.

Die waarden behelzen onder meer dat iedereen gelijkwaardig is en dat

eenieder, dus ongeacht ras, religie of sexualiteit, als zodanig moet worden

behandeld. In de tijd dat Jan van den Oever de afweging maakte om géén

joden op te halen was van een rechtstaat geen sprake meer. Toch bleef

Van den Oever trouw aan de rechtstatelijke waarden. Voor hem was het

weigeren om joden op te halen simpelweg ’plicht’. Van het hoe en waarom

wilden wij meer weten, vandaar het verzoek aan Guus Meershoek om een

studie naar de moedige inspecteur te doen.

Het onderzoek van Meershoek heeft geleid tot het boek dat u nu in de

hand heeft. Maar dat niet alleen. Als korpsleiding hebben wij de naam

Jan van den Oever verbonden aan ons vernieuwde politiekantoor aan

de Kabelweg in Amsterdam. We hadden het onszelf bij die naamgeving

makkelijker kunnen maken. Want op deze wijze brengen we een, voor

ons korps, pijnlijke periode in herinnering. Voor wat er in die periode is

gebeurd kan de huidige korpsleiding niet meer verantwoordelijk worden

geacht. Wel zijn wij er verantwoordelijk voor dat die periode niet wordt

vergeten en dat we er lessen uit blijven trekken. Daarom kozen wij voor

de naam van Van den Oever, de inspecteur van politie die zelfs in extreem

moeilijke omstandigheden voor de waarden van de rechtsstaat bleef staan.

Page 8: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

6

JAN VAN DEN OEVER

Ik hoop dat dit boek onze keuze nog verder verduidelijkt. Met name hoop

ik dat voor de collega's die in het Van den Oever-gebouw werken.

Het kan hen houvast geven wanneer zij de naamgeving aan derden

moeten uitleggen.

Onder moeilijke omstandigheden als een bezetting is het niet eenvoudig

om een missie als de onze na te leven. Dat kan een groot offer vergen.

Het voorbeeld van Van den Oever kan ons helpen te begrijpen hoe

belangrijk onze missie is: waakzaam en dienstbaar aan de waarden van de

rechtsstaat

Bernard Welten

Hoofdcommissaris

Page 9: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

7

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

‘Waar was een tweede die dit deed?’Jan van den Oever was eenendertig jaar oud en al vier jaar als inspecteur

van politie in dienst van het Amsterdamse korps toen hij in augustus

1942 na een vakantie weer aan de slag ging op het hoofdbureau aan de

Elandsgracht.1 Met een oudere collega gaf hij bij het bureau Economische

Zaken in wisseldienst leiding aan vijfendertig politiemannen die toezicht

hielden op de naleving van de distributiebepalingen in de stad.2 Hij trad

op als wachtcommandant, controleerde en corrigeerde de opgemaakte

processen-verbaal en ging af en toe met de brigadiers en agenten de stad

in voor een grote controleactie. Van den Oever was nog maar goed een

week weer aan het werk toen hij zich op dinsdagochtend 25 augustus,

waarschijnlijk niet onverwacht, voor een zware beslissing zag gesteld.3

Met een groot deel van het personeel was hij die ochtend ontboden in het

Rembrandt-theater aan het Rembrandtplein.4 Dat was de voorafgaande

anderhalf jaar vaker gebeurd: de Duitsgezinde korpschef Sybren Tulp

bracht het hele korps regelmatig samen voor een toespraak, propaganda

en wat ontspanning. Ook ditmaal sprak hij de mensen toe, liet een fi lm

vertonen en liet de eigen politiekapel wat muziek ten gehore brengen.

Van wat Tulp daar heeft gezegd, is weinig bekend, maar duidelijk is wel

dat hij zijn manschappen voorbereidde op deelname aan het oppakken

en wegvoeren van de joden uit de stad.5 Niet vast staat wat in deze dagen

in Van den Oever omging, maar aannemelijk is wel dat, voor zover hij al

niet vastbesloten was om een daad te stellen, hij die dinsdagochtend zijn

conclusie trok.

Al voordat Van den Oever met vakantie was gegaan, sinds het begin van

de zomer, werd de stad geconfronteerd met de deportatie van de joden.

Vanaf mei 1942 moesten joden een gele ster op hun kleding dragen. Een

maand later werd bekend dat zij, met verbeurdverklaring van hun bezit,

het land zouden worden uitgezet, naar werd gezegd ten behoeve van

arbeidsinzet. Vanaf half juli waren geselecteerde joden gedwongen om

zich voor die wegvoering te melden. Toen bleek dat velen niet op eigen

houtje naar de treinen op het Centraal Station kwamen, had de Duitse

politie met steun van bijzondere eenheden van het Amsterdamse korps

razzia’s in de stad gehouden. Daarbij was meedogenloos huisgehouden.

Page 10: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

8

JAN VAN DEN OEVER

Page 11: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

9

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Toen Van den Oever in augustus in de stad terugkeerde, heerste daar een

onheilspellende rust. De razzia’s hadden niet het beoogde effect gehad,

de aanmelding stagneerde, er werden zelfs geen oproepen meer aan

joden gestuurd. Toch was duidelijk dat de bezetter zich niet neer zou

leggen bij de weigerachtigheid van de opgeroepen joden en een harde

reactie voorbereidde. De korpsleiding attendeerde de straatagenten op de

verspreiding van pamfl etten met titels als ‘Weg met de jodenpogroms’ en

‘Meer levensmiddelen’, veelal van communistische signatuur, en spoorde

hen aan om de verspreiders te achterhalen.6 Zelfs al zullen de meeste

korpsleden verscherpt optreden tegen de joden hebben zien aankomen, de

boodschap van Tulp dat zij hen uit hun huizen moesten gaan halen, moet

hun die dinsdagochtend toch rauw op het dak zijn gevallen.

Het onaangekondigd ophalen van joden begon op woensdag 2 september.

’s Ochtends kreeg de korpsleiding telefonisch bericht van de Duitse

politieleiding dat die avond personeel moest worden geleverd. Inspecteur

Hendrik Bessem, plaatsvervangend chef van de afdeling Algemeen Beheer,

werd naar de Zentralstelle für jüdische Auswanderung aan het Adama van

Scheltemaplein gestuurd om aanwijzingen voor de uitvoering in ontvangst

te nemen. Hij kreeg een stapel formulieren met namen en adressen

van joden mee. Om acht uur moest worden begonnen. Elk adres moest

worden bezocht door een koppel agenten. De slachtoffers kregen vijftien

minuten om de nodige spullen bijeen te zoeken. Alleen joden die ziek te

bed lagen, hoefden niet te worden meegenomen. Van dergelijke gevallen

moest dan wel op het betreffende formulier in het Duits aantekening

worden gemaakt. Uiterlijk om half twaalf ’s avonds moesten de opgepakte

joden zijn overgedragen aan het personeel van de Zentralstelle. Pas daarna

mochten de manschappen inrukken.7

Voor Besssem was de vorming van detachementen routinewerk. Terug-

gekeerd op het hoofdbureau bereidde hij de inzet voor van twee inspec-

teurs, een brigadier en 24 agenten, verdeeld over twee detachementen.

Zij werden gerekruteerd uit het personeel van de sectiebureaus in de

stadsdelen waar die avond zou worden opgetreden: bureau Adelaarsweg

en bureau Linnaeusstraat. Elk detachement kreeg van de Verkeersdienst

een vrachtauto met chauffeur toegedeeld. Ook het tijdelijk onderbezette

politiebataljon, een speciale gekazerneerde eenheid waar nieuwkomers

in de politie gedurende een à twee jaar militair werden getraind, kwam in

actie. Om half vier werden de inspecteurs, de brigadier en de bataljonslei-

ding per diensttelegram geïnformeerd dat zij zich die avond gereed moes-

Page 12: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

10

JAN VAN DEN OEVER

ten houden voor ‘een bijzondere opdracht’. Kort tevoren had Bessem de

inspecteurs persoonlijk al telefonisch op de hoogte gesteld. Zij dienden het

voorgeschreven aantal agenten uit de nachtdienst te halen. Allen moesten

in burger dienst doen.8 Uiteindelijk werden die avond 380 joden uit huis

gehaald, naar het dichtstbijzijnde politiebureau of posthuis gebracht en

vandaar per vrachtauto naar het Adama van Scheltemaplein gebracht. Diep

in de nacht werden de opgepakte joden onder toezicht van bataljonsleden

van daar per tram naar de treinen aan het Centraal Station vervoerd.

Over wat Van den Oever meegekregen heeft van dit eerste optreden,

valt alleen te speculeren. Bessem werkte op kamer 16 op de begane

grond; Van den Oever op kamer 310 op de derde etage. Indertijd was

het informele contact in diensttijd tussen korpsleden van verschillende

diensten minder intensief dan tegenwoordig. Zo ontbrak bijvoorbeeld een

gezamenlijke kantine. Waarschijnlijk heeft hij de voorbereidingen overdag

niet opgemerkt. Die eerste avond werd opgetreden in Amsterdam-Noord

en Oost en niet in Zuid waar Van den Oever woonde. In elk geval zal het

optreden wel de volgende dag in de wandelgangen van het hoofdbureau

druk zijn besproken. Bessem toonde zich namelijk op vrijdag, toen hij

opnieuw de taak had om (iets meer) personeel voor het ophalen in te

zetten, beducht voor weigering. Hij wees toen dezelfde inspecteurs aan en

drong er bij hen op aan om ook dezelfde agenten te selecteren. Die avond

werden 450 joden uit huis gehaald. Onder hen bevonden zich opvallend

veel ouden van dagen, wat niet alleen tot veel verontwaardiging leidde

bij de medewerkers van de Joodse Raad, een deel van het politiepersoneel

en bij toeschouwers op straat, maar ook het verklaarde Duitse doel van de

actie ongeloofwaardig maakte: arbeidsinzet.9

De volgende dag, zaterdagmiddag 5 september, trof Van den Oever zijn

collega-inspecteurs op het sportterrein van de Amsterdamsche Politie

Gymnastiek- en Sportvereniging APGS aan de Spaarndammerdijk. Sport

was sinds het begin van het jaar voor het gehele personeel een wekelijkse

verplichting. Die middag zal er echter niet veel van zijn gekomen, want al

snel raakten de inspecteurs in een heftige discussie verwikkeld. Mogelijk

waren de ervaringen van de vorige avond confl ictstof, mogelijk was al

bekend dat de komende avond dubbel zoveel politiepersoneel zou worden

ingezet. De inspecteurs die op woensdag en vrijdag de detachementen

hadden geleid, kregen van hun collega’s verwijten te horen. Maar zij

konden ook op steun rekenen. Van den Oever meldde zijn collega’s vast

van plan te zijn om zelf een dergelijke opdracht niet te zullen uitvoeren.

Page 13: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

11

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Een collega van de Recherche-Administratie viel hem in die opstelling bij.10

Kort na de oorlog verklaarde Van den Oever over deze ontmoeting:

“Er werd [over het ophalen] door de inspecteurs die dit werk

moesten doen gekankerd. Bij de sport werden deze bezwaren

geuit. Principieel is de kwestie van het ophalen wel besproken.

De algemeene bezwaren waren dat het de betrokken inspecteurs

hun tijd kostte en dat de anderen makkelijk spreken en critiseren

hadden. […] De argumenten op het sportveld voor het uitvoeren

van de opdrachten waren: wat moet men anders doen en men moet

zooveel mogelijk zien te redden. Ik heb daar verklaard dat ik uit

principiële reden zou weigeren. Er werd ook een beroep gedaan op

het feit dat men nog zooveel menschen kon laten loopen.”11

Die middag kwamen de inspecteurs er onderling niet uit. Vijf inspecteurs,

een brigadier en 52 agenten, gesteund door personeel van het

politiebataljon, de verkeersdienst en de motorbrigade, voerden die avond

de opdracht uit. Vierhonderd joden werden afgeleverd aan het Adama van

Scheltemaplein.12

Inspecteur Bessem raakte al snel op de hoogte van de onenigheid op het

sportveld en nam prompt zijn maatregelen. Hij vroeg aan hoofdcommis-

saris Tulp toestemming om ook inspecteurs uit de bestuurspolitie en de

recherche, indertijd de twee andere executieve takken van het korps, te

mogen inzetten. Na de oorlog verdedigde hij zich met het argument dat

hij het onrechtvaardig vond dat alleen inspecteurs uit de ordepolitie (ge-

uniformeerde dienst) voor het ophalen werden aangewezen. Zijn voorstel

lijkt echter bovenal te zijn ingegeven door de wens om de opkomende

rebellie te onderdrukken. Bessem kreeg de gevraagde toestemming en

stelde op maandag een lijst op met de namen van de vier jongste lichtin-

gen inspecteurs. Bovenaan de lijst prijkten de namen van Van den Oever en

zijn collega. Dinsdagavond zouden zij voor het blok worden gezet. Maar

omdat die avond onverwacht de hoogste Duitse politiechef in Nederland

het ophalen zou komen inspecteren, werd de beproeving enkele dagen

uitgesteld.13

Op vrijdagmiddag 11 september 1942 vernamen Van den Oever en een

collega dat zij waren aangewezen om die avond het ophalen te leiden.

Meteen kwamen enkele collega’s naar hem toe en vroegen hem met klem

om in te binden. Van den Oever was echter vastberaden en hield aan zijn

Page 14: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

12

JAN VAN DEN OEVER

voornemen vast. Zijn echtgenote, die hij telefonisch informeerde, steunde

hem vierkant in zijn opstelling. Na de oorlog verklaarde hij:

“Ik was de eerste inspecteur van het hoofdbureau die voor dit

werk werd aangewezen, voor zoover ik dat weet. […] Maandag

hoorde ik het gerucht van de lijst die zou worden samengesteld, en

vrijdag berichtte de heer Carels mij namens Krenning [commandant

Ordepolitie-GM] dat ik voor een speciale opdracht werd

opgeroepen. Ik heb toen een onderhoud met Krenning gevraagd

en gekregen. Aan Krenning verklaarde ik dat ik op principiële

gronden bezwaar maakte. Zonder eenige nadere aanleiding deelde

Krenning mij mede dat mijn aanwijzing geen proefballonnetje was,

hetgeen veroorzaakte dat ik dat juist wel begon te denken. Onder

proefballonnetje versta ik dat men van mij een voorbeeld wilde

maken omdat Krenning wist dat ik het niet doen zou. Krenning

toonde begrip voor mijn opvatting en onthief mij van de opdracht.

Toen Krenning later een rapport opmaakte, schreef hij daarin echter

dat ik mij aan dienstweigering schuldig had gemaakt.”14

De volgende ochtend vernam Van den Oever dat hij met onmiddellijke

ingang buiten dienst was gesteld.15

Twee dagen later ontving Van den Oever van burgemeester Voûte

schriftelijke bericht dat hij oneervol was ontslagen. Hij schreef hem

terug dat de Ambtenarenwet 1929 niet toeliet zo een dienstverband te

beëindigen en dat hij ten minste wenste te worden gehoord. Hij hoopte

nog eervol ontslag te kunnen krijgen, zodat hij gemakkelijker een nieuwe

baan kon vinden. Dat laatste was bijzonder urgent, want niet alleen

was nu zijn jonge gezin zonder inkomsten geraakt maar voor hem zelf

dreigde arbeidsinzet in Duitsland. Een reactie bleef uit. Oud-waarnemend

hoofdcommissaris K.H. Broekhoff, die zelf een jaar eerder was ontslagen

omdat de bezetter van hem teveel tegenwerking verwachtte, hoorde

van het geval en slaagde erin om voor hem alsnog een gesprek met de

burgemeester te regelen. Na de oorlog verklaarde Van den Oever over die

ontmoeting:

“Dit onderhoud begon hoopgevend. Voûte zei dat hij mijn houding

fl ink vond. Ik zei dat ik gehoord wenste te worden en recht wilde

krijgen. Voûte antwoordde hierop dat hij niet begreep wat ik wilde

en dat het politieambtenarenreglement hem niet interesseerde in

Page 15: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

13

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

deze grote tijd waarin de heroïsche strijd van de Duitsers tegen de

Russen plaatsvond. Voûte merkte tevens op dat hij als oud-marine-

man wist dat op dienstweigering maar één straf stond: ontslag.”16

Eigenlijk had Van den Oever naar het ambtenarengerecht willen

stappen, maar omdat Voûte en passant liet weten dat Tulp de Duitse

autoriteiten had geïnformeerd, zag hij daar wijselijk vanaf. De korpschef

had er inderdaad reeds op de eerstvolgende werkdag bij de Duitse en

Nederlandse autoriteiten op aangedrongen te verhinderen dat Van den

Oever nog in overheidsdienst zou worden aangesteld.17

Tot zover de kale feiten over de dienstweigering van Jan van den

Oever, voor zover die kunnen worden gereconstrueerd aan de hand

van de registers van het korps, zijn eigen naoorlogse getuigenis en de

verklaringen van andere betrokken inspecteurs. Veel meer hebben wij,

die ruim 65 jaar later terugkijken naar de deportatie van de Amsterdamse

joden, in de wetenschap dat zij allemaal zouden worden vermoord,

niet nodig om tot een oordeel te komen. Het cruciale moment was de

samenkomst op het sportveld, toen de inspecteurs er niet toe te bewegen

waren om één front te maken, en bloc dienst te weigeren en zo zand in de

Duitse deportatiemachine te strooien. Weigeren was en is in onze ogen de

enige juiste reactie. Toen de inspecteurs het niet samen deden, moest Van

den Oever het alleen doen. Het meest overtuigd van dat bovenal morele

standpunt waren en zijn, zo leerde ik uit gesprekken met vier van hen,

inspecteurs die indertijd anders dan Van den Oever hadden gedacht en

gehandeld: de meesten werden nog door de herinnering aan hun eigen

falen gekweld.18

Maar die kale feiten laten ook veel onduidelijk. Teveel. Wat waren nu

precies de motieven van Van den Oever en welke afwegingen heeft hij

gemaakt? Was het een impulsieve reactie of waren er eerder al voorvallen

geweest die hem op zijn besluit hadden voorbereid, was de opdracht

de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen? Waarom

maakten zijn collega’s een andere afweging? Was dat uit gebrek aan moed

of aan medemenselijkheid? Stonden zij anders tegenover hun joodse

medeburgers? Waren zij wellicht gezagsgetrouwer?

Van den Oever zelf kunnen we niet meer naar zijn beweegredenen

vragen: hij overleed in 1990 en hoewel de bezettingstijd ook hem de rest

van zijn leven niet meer had losgelaten, sprak hij niet over zijn daad, zelfs

Page 16: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

14

JAN VAN DEN OEVER

Page 17: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

15

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Page 18: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

16

JAN VAN DEN OEVER

niet met zijn kinderen. Zijn echtgenote, die hij nauw had betrokken bij

zijn besluit, is ook overleden, maar zij sprak er wel enkele malen met hen

over. Zijn dochter en zoon herinneren zich dat hun vader dan wegkeek en

zweeg.19

In de rest van dit betoog zal ik de daad van Van den Oever met behulp

van de verhalen van zijn kinderen, de herinneringen van zijn oud-collega’s

en allerlei archiefstukken in zijn historische context plaatsen. Van den

Oever heeft geen persoonlijk archief nagelaten. Vanwege de schaarste

aan bronnen zal de lezer vaak genoegen moeten nemen met vermoedens

of veronderstellingen. Van den Oever is op het eerste gezicht één van die

helden in de geschiedenis die onverwacht uit de anonimiteit opduiken

en daar na hun optreden weer in verdwijnen. In het navolgende probeer

ik aan de hand van zijn levensloop te reconstrueren hoe hij tot zijn

dienstweigering is gekomen. Een reconstructie van de positiebepaling

van zijn collega-inspecteurs kan vervolgens duidelijk maken hoe hij

zich onderscheidde. Daarna wordt belicht wat met het ophalen werd

aangericht en hoe de keuze waarvoor de inspecteurs stonden, paste in het

grotere politieke verband van de nationaal-socialistische overheersing, in

het bijzonder de vervolging van de joden. Als zo de belangrijkste aspecten

van zijn dienstweigering zijn belicht, wordt de vraag opgeworpen wat

zijn daad voor ons, in het bijzonder voor politiemannen en –vrouwen,

betekent: wat valt er voor ons te leren uit de wijze waarop hij als

politieman in een extreme situatie zijn positie bepaalde? Ter afsluiting

wordt verteld hoe het Jan van den Oever na de oorlog is vergaan.

Page 19: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

17

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Een christelijke jongenCommissaris Krenning rapporteerde aan hoofdcommissaris Tulp dat

Van den Oever zich tegenover hem had beroepen op zijn religieuze

overtuiging. Na de oorlog verklaarde Van den Oever zelf dat zijn weigering

op een ‘principiële reden’ berustte. Deze rechtvaardigingen sluiten elkaar

niet uit. De eerste was en is gezien zijn achtergrond zeker geloofwaardig,

ook al was deze voor Tulp en Voûte beslist niet acceptabel. Van den Oever

was gereformeerd en kwam uit Kampen, in het Interbellum één van de

burchten van het Nederlands calvinisme. Had daar het Gereformeerd

Gymnasium bezocht en in Amsterdam aan de Vrije Universiteit gestudeerd.

Zowel het rapport van Krenning als de verklaring van Van den Oever laten

evenwel zijn concrete bezwaren en motieven in het vage. De leiding van

de protestantse kerken had enkele weken eerder samen met die van de

katholieke kerk bij de Duitse autoriteiten protest aangetekend tegen

de wegvoering van de joden, maar de leden was niet verboden daaraan

mee te werken.20 Van den Oever was kerks maar niet opvallend kerkser

dan enkele andere collega’s die zich wel voegden. Vandaar de vraag: wat

bracht hem tot zijn rebellie? Een biografi sche schets kan bijdragen aan een

antwoord.

Jan van den Oever werd op 24 mei 1911 in Kampen geboren als vierde

kind van een vooraanstaande advocaat. Zijn geboortehuis stond aan de

Vloeddijk, de gracht die het middeleeuwse centrum van de Hanzestad

omgorde. Zijn vader, Jan van den Oever sr., was afkomstig uit Rotterdam,

had rechten gestudeerd en was getrouwd met Dina Kamphof, dochter

van de directeur van een tingieterij in Zwolle. Waarom zijn vader aan het

begin van de twintigste eeuw een advocatenpraktijk in Kampen begon,

is onbekend. Het ietwat geïsoleerde havenstadje aan de monding van de

IJssel leefde van de tabaks- en emaille-industrie, had een marktfunctie

voor de agrarische omgeving en herbergde de Theologische School,

waar gereformeerde dominees werden opgeleid. De stad had zich in de

voorafgaande drie decennia opvallend ontwikkeld: zo was het aantal

inwoners met de helft vermeerderd tot bijna 25.000. De helft van de

bevolking was Nederlands Hervormd, een kwart gereformeerd. Misschien

vormde Kampen voor een jonge advocaat gewoon een gat in de markt,

zeker voor één die met een gereformeerde signatuur het vertrouwen

kon winnen van de aldaar opkomende gereformeerde kleine burgerij.

Van den Oever sr. burgerde snel in en werd zelfs spoedig voorman van

de Anti Revolutionaire Partij (ARP) ter plaatse. In die jaren versterkte die

Page 20: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

18

JAN VAN DEN OEVER

partij dankzij de uitbreiding van het aantal kiesgerechtigden haar positie

in het landelijke en lokale bestuur, ook in Kampen. In juli 1905 werd Van

den Oever sr. raadslid, twee maanden later een van de drie wethouders.

Leunend op zijn juridische expertise weerde hij zich duchtig tegenover de

zittende notabelen.21

In 1910 boekte Van den Oever sr. zijn meest zwaarbevochten overwinning.

Deze betrof het grootburgerrecht: het exclusieve recht van een beperkt

aantal inwoners om gebruik te maken van onder meer gemeentelijke

weidegronden. Dit lokale privilege vererfde sinds de veertiende eeuw

van vader op zoon; sinds enkele decennia kon men zich echter ook voor

een fors bedrag inkopen. Op initiatief van Van den Oever maakte de

raad een einde aan het inkopen en de vererving, zodat het de facto

werd afgeschaft. Acht jaar later echter, toen de consequenties duidelijk

werden, werd het besluit in een felle verkiezingscampagne alsnog

aangevochten. Die verkiezingen verloor de ARP en Van den Oever raakte

zijn wethouderszetel kwijt.22 Tezelfdertijd trad een nieuwe burgemeester

aan en deze compenseerde het verlies voor Van den Oever het verlies met

een benoeming tot gemeentesecretaris. In een installatierede motiveerde

hij zijn keuze met de woorden: “Men kent in Kampen de ambitie waarmee

ge u geeft aan een eenmaal ter hand genomen taak.”23 Ook de raad was

overtuigd dat de oud-wethouder in het bestuur niet kon worden gemist,

getuige de vrijwel unanieme steun voor zijn aanstelling. Tot aan de Tweede

Wereldoorlog bleef Van den Oever zo de spil van het gemeentebestuur.24

De jaren twintig waren een tijd waarin de Nederlandse samenleving snel

moderniseerde en de protestants-christelijke zuil zich consolideerde. De

grote antirevolutionaire voorman Abraham Kuyper was in 1921 overleden;

na een korte tijd van verwarring had Hendrik Colijn het roer overgenomen.

De pionierstijd was voorbij. Nu kwam het erop aan om mee te besturen,

de eigen organisatie uit te bouwen en de eigen achterban weerbaar te

maken tegen de wereldse verleidingen die de ruimere sociale contacten en

toenemende vrije tijd met zich meebrachten.

Van den Oever sr. paste in die nieuwe tijd. Hij was principieel gereformeerd

maar zakelijk en pragmatisch in bestuurlijke aangelegenheden, getuigde

bij gelegenheid publiekelijk van zijn rotsvaste geloof maar was zeker

geen religieus scherpslijper. Wat dat betreft paste hij minder goed in het

toenmalige Kampen, dat verscheurd werd door heftige kerkelijke twisten

en sterke sociale controle kende. Toen hij de burgemeester in 1933 bij

Page 21: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

19

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

diens vertrek uit Kampen publiekelijk mocht bedanken voor de goede

samenwerking, typeerde hij zichzelf veelzeggend als “een pessimistische

realist”.25

Het gezin waarin Jan van den Oever jr. opgroeide, leefde in welstand. Zijn

vader had in de plaatselijke gemeenschap een positie hoog te houden

en deed dat met gemak. De kerk werd trouw bezocht en de zondagsrust

gerespecteerd. Jan had twee oudere broers, Gerrit en Henk, een oudere

zus, Ans, en een jongere broer, Marius. De sfeer in het gezin was

afstandelijk, hechte onderlinge banden ontbraken en Jan zou dan ook,

nadat hij uit Kampen was vertrokken, zijn broers en zus snel uit het oog

verliezen. Maar voor zijn vader koesterde hij van jongs af aan bewondering

en hij zou dat blijven doen. Het gezin ging volop mee met de moderne tijd.

Zo behoorde Jan senior in Kampen tot de eerste bezitters van een auto en

waren vader en zoons op zaterdagmiddag steevast op het voetbalveld te

vinden.26

Rond de Eerste Wereldoorlog verhuisde het gezin naar een nieuwe wijk in

het noorden van de stad: Brunnepe. In deze moderne buurt, waar ruime

herenhuizen en degelijke arbeiderswoningen elkaar afwisselden, vestigde

zich een gemeenschap die zich van het bestaande Kampen onderscheidde

door de volksere omgangsvormen, een opvallende kerksheid en de

aanwezigheid van armere groepen. Het gezin Van den Oever betrok in de

Emmastraat een hoekhuis, opgetrokken in de stijl van de Amsterdamse

School. Hoewel het naar huidige verhoudingen niet opvallend groot is,

ervoer Jan dat als kind wel zo. Ook in vergelijking tot de bovenwoning

in Amsterdam-Zuid die hij kort voor zijn huwelijk zou betrekken, was het

ruim. Later imponeerde hij zijn kinderen wel met het verhaal dat hij in

Kampen in de gang had leren fi etsen.27

In 1924 werd Jan toegelaten tot het Gereformeerd Gymnasium aan de

Eerste Ebbingestraat, aan de zuidrand van de stad. De school was sociaal

en levensbeschouwelijk verbonden aan de Theologische School en trok

leerlingen uit het gehele land. Halverwege de jaren twintig telde zij

60 à 70 leerlingen, iets minder dan voorheen omdat zij te kampen had

met concurrentie van nieuwe gymnasia van hervormde signatuur elders

in het land. Het onderwijs bereidde de meeste scholieren voor op een

theologiestudie aan de Theologische School of de Vrije Universiteit en

uiteindelijk op het beroep van dominee. Over de leraren, hun lesgeven

en ook de inhoud van hun onderwijs waakte een Commissie van Toezicht,

Page 22: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

20

JAN VAN DEN OEVER

Jan van den Oever op het Gereformeerd Gymnasium, zittend achterin, naast rector

J. Esser, vermoedelijk omstreeks 1928.

Page 23: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

21

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

voorgezeten door een hoogleraar van de School, die jaarlijks verslag

uitbracht aan de honderden donateurs in het land. Moderne fenomenen

als roken, dansen, toneel en het dragen van modieuze kleding waren uit

den boze. De leraren werden geacht het historisch gezag van de bijbel

te verdedigen en het wereldse kwaad buiten de deur te houden. Toen

bijvoorbeeld eens bleek dat de leraar Nederlands in de hoogste klassen

een fragment van Gorters Mei had voorgelezen, kreeg hij van genoemde

commissie een reprimande.28

In de dagelijkse praktijk was het regime echter minder streng dan de

bestuurders deden voorkomen. Dat was vooral te danken aan de rector

tevens leraar klassieke talen J. Esser, een zachtmoedige, ontwikkelde man,

in de woorden van een van de leerlingen ‘een edel mens’, die veel begrip

had voor zijn pupillen en kleine vergrijpen lankmoedig behandelde.29 De

pedagogische kwaliteit van de leraren liep sterk uiteen. Zo wist niet elke

docent de leerlingen te boeien, niet elke leraar orde te bewaren en was

ook niet alle onderricht van voldoende kwaliteit. Esser wist dat niet recht

te zetten. Studentikoos gedrag deed zich volop voor, mede omdat een

groot deel van de leerlingen was ondergebracht bij hospita’s in de stad

en dus ook in de vrije tijd samen optrok. De bij de ouders thuis wonende

minderheid, waartoe ook Jan van den Oever behoorde, de zogeheten

Kampenezen, gedroeg zich meer ingetogen. Een belangrijke plaats in de

buitenschoolse activiteiten had de eigen letterkundige vereniging van de

leerlingen, Utile Dulci. De leden kwamen op zaterdagavonden bijeen in

de stadsherberg De Steur om naar voordrachten te luisteren en soms ook

om toneelstukken voor te lezen; toneelspel was taboe. De Commissie van

Toezicht trachtte de vereniging in het gareel te dwingen, niet altijd met

succes. In 1929 moest Esser als rector plaatsmaken voor R.J. Dam, de zeer

bekwame leraar Grieks, en hij stelde een strenger regime in.30

Met het oog op zijn latere dienstweigering is de vraag van belang wat

Van den Oever in zijn jeugd en schooltijd over joden te weten kwam

en is voorgehouden. Kampen kende een kleine joodse gemeente die in

de eerste decennia van de twintigste eeuw in omvang snel afnam. In

het gereformeerde wereldbeeld nam het Jodendom een belangrijke,

ambivalente positie in. Joden werden benijd als erfgenamen van het

volk waarmee God ooit een verbond had gesloten, maar tegelijk werd

het hen zwaar aangerekend dat zij volgens het Nieuwe Testament

Jezus hadden verraden en diezelfde Jezus nog steeds weigerden

te erkennen. De nieuwtestamentische zelfvervloeking werd serieus

Page 24: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

22

JAN VAN DEN OEVER

Jan van den Oever midden jaren dertig met zijn dispuut op de VU, tweede rij van

boven, tweede van links.

Page 25: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

23

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

genomen. De gereformeerden meenden dat God toen zijn verbond met

de joden had verbroken en inmiddels met de ware christenen een nieuw

verbond was aangegaan. In de praktijk belemmerde deze overtuiging

de gereformeerden om de joden de erkenning te geven waarop de

katholieken in de landelijke politiek ondertussen wel konden rekenen.

Tegelijkertijd waren zij echter ook niet in staat om joden eenvoudig te

negeren. Op grond van het Nieuwe Testament koesterden zij namelijk

de verwachting dat de joden tegen het einde van de geschiedenis, vóór

het aanbreken van de Dag des Oordeels, hun weigering om zich bij het

nieuwe verbond aan te sluiten zouden opgeven en zich massaal zouden

bekeren. Naar dat moment keken zij met smacht uit en sommigen, in het

bijzonder de gereformeerden uit de Afgescheiden traditie, namen in de

hoop het naderbij te brengen met grote ijver de zending ter hand: joodse

huishoudens werden in het Interbellum van gereformeerde zijde dan ook

massaal bestookt met christelijke lectuur.31

Over de schooljaren van Jan van den Oever is weinig bekend. Misschien

was hij iets te gemakkelijk toegelaten, want hij doubleerde het eerste

jaar.32 Daarna toonde hij zich een goede leerling die zonder vertraging de

eindstreep haalde. Een belangrijk moment was ongetwijfeld zijn kennis-

making in 1927 met Henny Telder, een meisje van de huishoudschool.

Hij leerde haar kennen op een uitstapje van de Christelijke Jongelingen-

vereniging op Gereformeerde Grondslag naar de Lemelerberg. Zij raakten

verliefd. In de ogen van zijn ouders, broers en zus was Henny niet van zijn

niveau: zij kwam uit een eenvoudig, zwaar gereformeerd gezin en had ook

maar weinig opleiding genoten. Voor de zoon die geacht werd in de voet-

sporen van zijn vader te zullen treden, had de familie duidelijk een andere

vrouw als echtgenote voor ogen gehad. Maar Jan hield ondanks alle weer-

stand aan zijn voorkeur vast. Twee jaar later gingen zij verkering aan.33 In

juni 1931 deed Jan eindexamen. Hij slaagde met hoge cijfers voor religie en

geschiedenis en met alleen een onvoldoende voor Duits. Negen van de elf

leerlingen slaagden dat jaar. Zeven gingen er theologie studeren, één ging

in militaire dienst, en Jan ging rechten studeren aan de Vrije Universiteit in

Amsterdam.34 Met Henny sprak hij af te zullen trouwen als hij was afgestu-

deerd en een baan had gevonden.

Jan van den Oever wilde met zijn keuze voor een rechtenstudie in

Amsterdam niet alleen in de voetsporen van zijn vader treden, hij zag het

ook als mogelijkheid om weg te komen uit het kleingeestige Kampen.

In Amsterdam gebéurde het in de jaren twintig, ook in de protestants-

Page 26: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

24

JAN VAN DEN OEVER

christelijke zuil. Daar was in 1926 de charismatische dominee Geelkerken

uit het ambt gezet, omdat hij weigerde om een passage uit het Oude

Testament naar de letter te aanvaarden. Daar toonden de studenten

van de Vrije Universiteit zich assertief. Zij tartten regelmatig het eigen

establishment met gewaagde toneelstukken en interesseerden zich

voor politieke en sociale vraagstukken.35 De kleine rechtenfaculteit

telde bovendien enkele hoogleraren van naam. V.H. Rutgers genoot

internationaal aanzien als kenner van het volkenrecht. P.S. Gerbrandy had

voor zijn benoeming als hoogleraar in Friesland een reputatie opgebouwd

als ‘rode advocaat’. P.A. Diepenhorst was vermaard vanwege zijn boeiende

colleges.36 Van den Oever sr. steunde zijn zoon in zijn keuze. Maar zijn

broers en zus waren ambivalent. Zij koesterden bewondering voor de broer

die als enige in het gezin ging studeren maar verafschuwden tegelijk zijn

gang naar het verderfelijke Amsterdam. De familie van Henny deelde die

afkeer.37

In Amsterdam trok Van den Oever allereerst in bij de zoon van een

schoolhoofd uit Kampen, R. ten Kate, die met twee andere studenten

een kosthuis had aan de Bilderdijkkade 1 drie hoog en zelf al drie jaar

rechten studeerde. Zoals bijna alle studenten trad hij toe tot het corps.

Voor nieuwe studenten was het van wezenlijk belang welke disputen

van het corps hen na de eerste kennismaking uitgenodigden, want elk

dispuut had een eigen sfeer en met de dispuutgenoten zou men de rest

van de studietijd bijna dagelijks optrekken. Oude disputen zoals het chique

Iumbo en het rechtzinnige Demosthenes genoten het meeste aanzien

en waren het meest in trek. Onbekend is welke uitnodigingen Van den

Oever ontving. In elk geval aanvaardde hij die van Areiopagos, niet één

van de oude disputen, niet uitgesproken rechtzinnig, maar wel een met

aanzien. Mogelijk speelde zijn herkomst daarbij een rol, want Areiopagos

kende een groot aantal Kampenezen. Toen kamergenoot Ten Kate en de

twee andere studenten in 1933 plaats maakten voor theologiestudenten

uit Groningen, verhuisde Van den Oever naar de Admiraal de Ruyterweg

102 driehoog. Die verhuizing lijkt een noodsprong te zijn geweest want

nog geen jaar later betrok hij een kamer aan de Nassaukade 391 huis,

het kosthuis van H. de Jong, ouderejaars letterenstudent, rector van zijn

dispuut en eveneens afkomstig uit Kampen. Daar zou hij de rest van zijn

studietijd blijven wonen.38

Ook over Van den Oevers studententijd is weinig bekend. Geert

Duisterwinkel, die ook het Gereformeerd Gymnasium doorliep, twee jaar

Page 27: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

25

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

later eveneens aan de VU rechten ging studeren maar lid werd van een

ander dispuut, herinnert zich hem als een geziene fi guur.39 Toch vervulde

Van den Oever geen functies in het rijke studentenverenigingsleven.

Aangenomen mag worden dat hij wel deelnam aan het gebruikelijke

tijdverdrijf van VU-studenten: eindeloze kroeggesprekken, veel drinken,

aanpappen met jonge vrouwen (soms van lichte zeden) zonder dat dit

tot erotische avonturen leidde, sporten en af en toe als een bezetene

studeren. Zijn kinderen weten dat Van den Oever tijdens zijn studie

liefde voor de klassieke muziek opvatte, in het bijzonder die van Haydn

en Bach. Uit zijn verhalen konden zij opmaken dat hij indertijd uit de

band is gesprongen. Zo vertelde hij bij gelegenheid dat hij ooit met een

medestudent een drinkwedstrijd had gehouden en daar een levenslange

afkeer van cognac aan had overgehouden. Naar goed calvinistisch gebruik

beperkte hij sindsdien zijn dagelijkse inname van alcohol tot twee glaasjes

jenever.40

Duidelijk is ook dat Van den Oever in zijn studietijd belangstelling had

voor politiek. Daarvan getuigt een in de familie bewaard gebleven foto

uit 1936, waarop hij op de avond van de landelijke verkiezingen voor het

gebouw van het antirevolutionaire dagblad De Standaard staat, kijkend

naar de vermelding van de uitslagen. Maar onduidelijk is hoever zijn

belangstelling reikte en hoe hij bijvoorbeeld de politieke ontwikkelingen

in Duitsland beoordeelde. Sommige rechtenstudenten aan de VU hadden

een scherp oog voor de gevaren van het nationaalsocialisme en werden

door enkele hoogleraren ook in die overtuiging gesterkt, maar de meeste

keerden zich nadrukkelijk van de politiek af. Gereformeerden deelden

in de afschuw van het Duitse geweld tegen de joden, maar bij hen kon,

evenals bij de rest van de Nederlandse bevolking, ook de opvatting

gevonden worden dat joden het verdienden om gedeclasseerd te worden

vanwege hun vermeende dominantie in belangrijke sectoren van een

christelijke natie. Bijzondere aandacht voor de vervolging van de joden

in Duitsland was er niet. In de theologische faculteit waren bovendien

leidsmannen die die vervolging interpreteerden als een goddelijk teken

dat de joden zich moesten bekeren. Dat de joden daar toch van afzagen,

weigerden om in het christendom hun heil te zoeken, wekte hun

ergernis.41 Veel weerklank lijken zij echter niet onder de rechtenstudenten

te hebben gevonden. In 1935 werd een verband van het corps dat in het

verleden aan de zending onder joden had deelgenomen, bij gebrek aan

belangstelling ontbonden.42

Page 28: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

26

JAN VAN DEN OEVER

In oktober 1936 slaagde Van den Oever voor zijn doctoraalexamen. Hij

had zich ondertussen aangemeld voor een aanstelling bij de Amsterdamse

politie. Wie inspecteur bij de Amsterdamse politie wilde worden, moest

eerst een jaar lang onbezoldigd dienstdoen als surnumerair en zich

tegelijkertijd voorbereiden op het inspecteursexamen van de Bond voor

Hoger Politiepersoneel in Nederland. Als je dat jaar naar tevredenheid

dienst had gedaan en met succes het examen had afgelegd, kon je van

de hoofdcommissaris een vaste aanstelling als inspecteur tweede klasse

krijgen. Vermoedelijk was Van den Oever door professor Diepenhorst

op de mogelijkheid geattendeerd en had hij gereageerd op één van de

advertenties in het Nederlands Juristenblad waarmee hoofdcommissaris

H.J. Versteeg indertijd hooggekwalifi ceerd personeel wierf.43 Aan Van den

Oevers besluit lijkt geen ander motief ten grondslag te hebben gelegen

dan de behoefte aan een vaste baan in een tijd van grote werkloosheid.

Bijzondere affi niteit met de politie had hij niet.

De selectieprocedure was zwaar: van de ruim 200 aanmeldingen konden

er dat jaar zes worden gehonoreerd. Eerst werden op drie dagen examens

afgenomen in het Parkhotel aan de Hobbemakade, daarna volgde een

antecedentenonderzoek waarna de hoofdcommissaris persoonlijk de

schifting afrondde. Van den Oever doorstond de selectie met succes en kon

in februari 1937 als surnumerair beginnen bij commissaris W.H. Schreuder

aan bureau Marnixstraat. Dat was geen slechte plek. Schreuder was de

jongste commissaris in Amsterdam, pas enkele maanden in die rang en

op die post aangesteld, ambitieus en een begaafd opleider. Ondanks zijn

meesterstitel zal Van den Oever dat eerste jaar nog hard hebben geblokt,

want van inspecteurs van politie werd veel meer wetskennis gevergd dan

van meesters in de rechten. Een jaar later slaagde hij voor het examen en

kreeg hij de felbegeerde vaste aanstelling.44

Zeven jaar na zijn vertrek uit Kampen kon Jan van den Oever zijn

belofte aan Henny nakomen. Op 25 mei 1938 traden zij in het huwelijk.

Zij betrokken een bovenwoning in de Waalstraat. Henny nam als

vanzelfsprekend het huishouden ter hand. Het was een prettige buurt om

in te wonen. Zondags gingen zij ter kerke in de nabijgelegen Waalkerk.

Op de begane grond woonde W. Iseger met zijn gezin. Jan raakte al gauw

bevriend met zijn benedenbuurman, die nog in het eerste elftal van Ajax

had gespeeld. Beiden hadden een passie voor voetbal en politiek, maar

Iseger was socialist terwijl Van den Oever zweerde bij Colijn en de ARP. Als

zijn buurman op 1 mei de vlag uitstak, had de politie-inspecteur moeite het

Page 29: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

27

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

pand te betreden en wisselden zij geen woord. Al snel werd de afspraak

gemaakt sommige politieke thema’s onderling niet meer aan te roeren.45

Op 22 maart 1939 werd in het jonge gezin Van den Oever een dochter

geboren: Hanny.

Page 30: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

28

JAN VAN DEN OEVER

Henny van den Oever-Telder met dochtertje Hanny omstreeks 1942.

Page 31: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

29

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Een inspecteur in bezettingstijdIn april 1938 had Van den Oever zijn vaste aanstelling gekregen als

inspecteur tweede klasse. Indertijd doorliep elke inspecteur de eerste jaren

een vast traject. Hoofdmoot was de dienst als wachtcommandant, telkens

voor een periode van een jaar aan een sectiebureau in de stad. Tussendoor

waren er kortstondige detacheringen bij bijzondere diensten zoals de

Kinderpolitie en de Verkeersdienst. Na drie jaar werd de nieuwkomer

geacht zo de hele organisatie te hebben leren kennen en kreeg hij een

defi nitieve positie in het korps. Van den Oevers eerste post was bureau

Warmoesstraat. Daar resideerde indertijd commissaris H. Voordewind,

een politiechef van de oude stempel, eigenzinnig en wars van juristen en

bureaucraten. Toch moet de jurist Van den Oever zich daar thuis hebben

gevoeld, want zoals velen die daar dienst hebben gedaan, kon hij later

smakelijk over zijn ervaringen vertellen.46 Hij maakte er onder andere de

feestelijke viering van het veertigjarig regeringsjubileum van koningin

Wilhelmina mee waarvoor een massa mensen naar de hoofdstad kwam. Na

een jaar werd hij geplaatst bij bureau Stadhouderskade om daar dezelfde

taak ter hand te gaan nemen.

Van den Oever was nog slechts enkele weken op zijn nieuwe post

toen Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie Polen binnenvielen, Frankrijk

en Engeland aan Duitsland de oorlog verklaarden en Nederland het

leger mobiliseerde. Omdat hij twee oudere, dienstplichtige broers had,

hoefde hij zelf niet op te komen. Tal van collega’s wel. De korpsleiding

moest woekeren met personeel en detacheerde Van den Oever bij

bureau Algemeen Beheer, de schakel tussen korpsleiding en straatdienst,

ondergebracht in het hoofdbureau van politie dat zich indertijd nog aan

de Oudezijds Achterburgwal 185 bevond. Tot bureau Algemeen Beheer

behoorde wat nu de meldkamer heet, en waar, speciale detachementen

werden gevormd als de straatdienst assistentie nodig had. Ook werd

er alle inkomende post behandeld. Met die laatste taak lijkt Van den

Oever te zijn belast. Op 1 februari 1940 volgde een overplaatsing naar de

Centrale Controle. Bij deze afdeling hield een tiental brigadiers toezicht

op de dienstuitoefening door het personeel op straat; ging een agent niet

onder diensttijd naar de bioscoop? Ook werden daar interne onderzoeken

uitgevoerd; in deze maanden onder andere tegen enkele korpsleden die

ervan werden verdacht lid te zijn van de NSB. Kort voor de Duitse inval

Page 32: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

30

JAN VAN DEN OEVER

kreeg Van den Oever tenslotte de taak om bij bureau Algemene Zaken de

korpsleiding administratief te ondersteunen.47

Hoe Van den Oever de Duitse inval heeft ervaren en wat hij gedurende

die oorlogsdagen heeft meegemaakt, is niet bekend. Evenals de rest van

het korps zal hij permanent in dienst zijn geweest. Hoewel de band met

zijn broers niet sterk was, zal hij zich zorgen hebben gemaakt over Gerrit

en Henk die onder de wapenen waren. Gerrit vocht in de meidagen bij

de Grebbeberg. Over zijn lot bestond wekenlang onzekerheid, voor zijn

dood werd gevreesd, tot hij in de zomer van 1940 onverwacht uit Duitse

krijgsgevangenschap terugkeerde. Zijn vader kreeg problemen met zijn

gezondheid en vroeg en kreeg eind juli 1940 als gemeentesecretaris

ontslag. Burgemeester H.M. Oldenhof sprak lovende woorden bij zijn

vertrek.48

Ondertussen had de Amsterdamse bevolking de dagelijkse bezigheden

wat onwennig hervat. Van den Oever keerde eind mei naar bureau

Stadhouderskade terug, om het in september 1939 onderbroken traject

te vervolgen. Dat bureau gevestigd aan de Stadhouderskade 115, nabij

de Van Woustraat, bediende het gebied tussen Amstel, Prinsengracht en

Ruysdaelkade. In zijn eerste werkweek werd hij geconfronteerd met een

zelfmoord, mogelijk één van de laatste van de vele, door joden begaan

na de capitulatie.49 Verder gebeurde er niet veel, totdat op zaterdag 30

juni - hij was toen al enkele weken aan de slag - de unheimliche rust in

de stad plotseling werd doorbroken. Het was de verjaardag van prins

Bernhard en voor veel mensen was dat aanleiding om op plaatsen als het

standbeeld van koningin Emma op het Emmaplein hun aanhankelijkheid

aan de uitgeweken koninklijke familie te betuigen. Rond het middaguur

verscheen evenwel onaangekondigd de Duitse politie op straat om de

samenscholingen uiteen te jagen. Tegen het einde van de middag braken

in de binnenstad vechtpartijen tussen oranjegezinde burgers en NSB-ers

uit. Het bureau van Van den Oever bevond zich die zaterdag in de luwte

van de ongeregeldheden, maar na deze ‘Anjerdag’ zou het de plek zijn

waar de eerste confrontaties van de politie met de NSB en haar ordedienst

WA zouden plaatsvinden. Als één van de drie wacht-commandanten kreeg

Van den Oever daar direct mee te maken.

Het begon op zaterdagavond 6 juli 1940 met een melding van een

agent dat enkele WA’ers, in uniform en voorzien van slagwapens, het

uitgaansleven in trokken. Zij vielen voorbijgangers lastig, probeerden

Page 33: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

31

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

propagandamateriaal te verkopen en riepen daarbij met luide stem:

allemaal overtredingen van de APV. De agent vreesde dat hij weinig kon

uitrichten tegenover de groep en riep versterking in. Van den Oever had

die avond dienst en schoot hem direct persoonlijk te hulp. En met succes,

want om kwart over negen kon hij rapporteren dat zij zonder de wapens

te gebruiken de groep uiteen hadden doen gaan en dat de rust was

teruggekeerd. Het wapen waar Van den Oever aan refereerde, was de

sabel waarmee indertijd iedere inspecteur was uitgerust.50

De maandag daarop waren er ernstiger ongeregeldheden. Onruststoker

was G.A. van Charante, een kwakzalver, straatfi guur en notoire querulant.

Hij verkocht zijn middeltjes vanuit een winkeltje aan het Sarphatipark

maar stond ook op de wekelijkse markt op het Amstelveld. Op zijn naam

stonden al diverse veroordelingen en een marktverbod. Begin 1940 was hij

lid geworden van de NSB. Nu, kort nadat het verbod was ingetrokken, ging

hij weer in de fout. Hij verkocht die maandag op het Amstelveld namelijk

niet alleen zijn medicinale drop maar ook propagandamateriaal van de

NSB en prees dat laatste bovendien luidkeels aan, doelbewust de joodse

marktkooplieden kwetsend. De politie greep in, nam Van Charante mee

naar het bureau en maakte proces-verbaal op. Hem werd bovendien de

toegang tot de markt ontzegd.

De politie-interventie baatte niet, want een week later, op maandag 15

juli 1940, stond hij er weer, ditmaal begeleid door een twintigtal NSB-ers.

De laatsten schoten Van Charante graag te hulp want zij zagen in het

welbekende feit dat de directeur van de dienst Marktwezen jood was,

een aanknopingspunt om het geval voor hun antisemitische propaganda

te benutten. De aanwezige politieagenten en de marktopzichter lieten

dat over hun kant gaan, elk overtuigd dat de andere partij het initiatief

moest nemen in het optreden tegen de koopman. Ook de daaropvolgende

zaterdag, toen Van Charante zijn politieke praatjes op de Albert

Cuypmarkt verkocht, schoven zij elkaar de zwarte piet toe, daarmee zijn

aanwezigheid en zijn uitlatingen gedogend. En dat deden ze ook twee

dagen later, toen hij opnieuw op de Amstelveldmarkt verscheen, ondanks

dat hij ondertussen van de dienst Marktwezen schriftelijk een nieuw

marktverbod had ontvangen. Die middag deed Van den Oever dienst als

wachtcommandant en was hij op de markt poolshoogte gaan nemen.

Onduidelijk is welke instructies hij had ontvangen. Terug op het bureau

rapporteerde hij die avond dat er wel bijzonder veel publiek op de markt

was geweest maar dat er verder niets bijzonders was voorgevallen.51

Page 34: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

32

JAN VAN DEN OEVER

De toegeefl ijke opstelling van de politie sloot aan bij het beleid van het

bevoegd gezag, in het bijzonder van de procureurs-generaal die sinds de

capitulatie een dominerende positie hadden in het openbare ordebeleid.

Hun streven was om overtredingen door NSB-ers van de vooroorlogse,

in het bijzonder tegen hem gerichte verboden, zoals het Uniformverbod

en de colportageverboden, te gedogen, in de hoop de partij te apaiseren

en openlijke confrontaties op straat te voorkomen. Dat beleid kwam

commissaris J.C. Krenning van bureau Stadhouderskade niet slecht uit. Hij

wilde de NSB wel ter wille zijn en instrueerde wellicht zijn personeel in

die zin. Krenning, 45 jaar oud, lutheraan en sinds twee jaar commissaris,

trad namelijk rond dezelfde tijd toe tot de NSB en tot het Rechtsfront, de

nationaal-socialistische frontorganisatie binnen de politie. Na de oorlog

verklaarde inspecteur J.J. Meeuwsen, evenals Van den Oever indertijd

wachtcommandant bij bureau Stadhouderskade, dat hij die zomer getuige

was geweest van een bezoek van het plaatselijk hoofd van de Sipo(SD) aan

de commissaris waarbij de Duitser over de agitatie van Van Charante en

de zijnen had verklaard: “So ist es bei uns auch immer gewesen; die Juden

mussen niemals in Ruhe gelassen werden.”52

Op maandag 5 augustus 1940 liep de situatie uit de hand. Om half

drie begon Van Charante opnieuw te oreren, ditmaal afgevend op

homoseksuelen en op ritueel slachten. Propagandamateriaal had hij niet

meer in zijn kraam maar hij beval zijn dropjes wel aan met de boodschap

dat wie deze at vanzelf nationaal-socialist werd. Om half vier drongen zo’n

150 belangstellenden rond zijn kraam en greep de aanwezige inspecteur

van politie in: hij vroeg de koopman zijn praatjes te staken en maande

het publiek tot weggaan. Dat baatte niet. Toen de menigte even later

was aangegroeid tot zo’n 400 personen en onenigheid tussen politieke

tegenstanders uitbrak, ontruimde de inspecteur en de agenten in opdracht

van Krenning de markt. Van Charante lieten zij echter ongemoeid.53

Inmiddels was het confl ict tussen politie en Marktwezen over het

optreden tegen politieke propaganda op de markten hoog opgelopen.

Beide diensten meenden dat de ander als eerste tegen dat kwaad moest

optreden. Het gemeentebestuur bood geen oplossing, misschien omdat de

rust leek weergekeerd.54

Na een onderbreking van drie weken nam Van Charante op maandag 26

augustus 1940 weer zijn standplaats op het Amstelveld in. Van den Oever

deed die middag dienst, was met enkele agenten aanwezig en zag hoe een

Page 35: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

33

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

vijftigtal WA‘ers de koopman afschermde van de omstanders en hoe een

honderdtal NSB-ers van een afstandje toekeek. Toen de marktmeester zich

naar Van Charante begaf om hem weg te sturen, werd hij door de WA‘ers

tegengehouden. Van den Oever wilde hetzelfde doen, maar hij kreeg van

de leider van de WA te horen dat de WA dan geweld zou gebruiken.

Toen hij hem daarop terechtwees, dreigde de man zelfs met een bloedbad.

Van den Oever liep naar de op het marktterrein aanwezig politiemelder

om aan commissaris Krenning versterking te vragen. Maar nog voordat hij

verbinding met zijn meerdere kreeg, zag hij dat de WA eieren voor haar

geld koos en vertrok, en dat ook Van Charante zijn biezen pakte. Die dag

bleef het verder rustig.55

Eind augustus 1940 besloot de politieleiding tot strenger optreden. Daar-

mee was de confrontatie met de NSB, die zij in de voorafgaande maanden

uit de weg was gegaan, niet meer te vermijden. Op maandag 2 september

zette de politie het gedeelte van de Amstelveldmarkt af waar Van Cha-

rante meestal plaats nam. Toen rond half drie NSB-ers de markt bestorm-

den en hij de dropverkoper zijn plaats alsnog probeerde in te nemen,

verweerde zij zich hevig en arresteerde onder anderen Van Charante. Een

week later vond op de markt opnieuw een veldslag tussen de politie en

de NSB plaats. Personeel van bureau Stadhouderskade voerde, ditmaal

ondersteund door een detachement van het hoofdbureau en de motorbri-

gade, charges uit waarna de NSB-ers wegtrokken via het Rembrandtplein

naar de Jodenhoek, onderweg vernielingen aanrichtend. Ondertussen had

waarnemend hoofdcommissaris Broekhoff steun gezocht en gevonden bij

de Duitse autoriteiten. Deze gaven hem de vrije hand en spoorden zelf de

NSB aan om de zaak te laten rusten. Op 16 september verbood de burge-

meester de Amstelveldmarkt. Maar één week later mocht de markt onder

versterkt politietoezicht worden hervat. Daarna bleef het daar rustig.56

De vechtpartijen op het Amstelveld maakten Van den Oever duidelijk in

welk lastig parket hij en zijn collega’s waren geraakt. Optreden tegen

agressieve lastpakken was normaliter voor de politie heel goed mogelijk,

maar nu werden zij geregeld teruggefl oten, bijna altijd zonder dat zij de

redenen konden doorgronden. Daar kwam bij dat de agressors nu geloof-

den, ten dele met recht, dat de bezetter hen zou steunen en de politie

op haar plaats zou zetten; zij roken zelfs de overwinning. Aan bureau

Stadhouderskade werd voor de goedwillende inspecteurs de situatie extra

lastig doordat hun commissaris NSB-lid was geworden wat het voor onder-

geschikten vergemakkelijkte om ook lid te worden. Aan geen van de bu-

Page 36: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

34

JAN VAN DEN OEVER

reaus was de NSB eind 1940 zo sterk vertegenwoordigd. Begin 1941 waren

aan de Stadhouderskade 2 van de 7 inspecteurs en 18 van de ongeveer 250

agenten en brigadiers lid van die partij.57

Half oktober 1940 kreeg Van den Oever van zijn directe chef en NSB-lid,

inspecteur gemeentelijke politiezorg L.C.J. Kruyne een verklaring ter

tekening voorgelegd: de later zo beruchte Ariërverklaring, uitgereikt

in opdracht van de Nederlandse secretaris-generaal van het ministerie

van Binnenlandse Zaken. Van den Oever tekende, evenals de rest van

het korps. Wij weten niet wat hem bewoog. Heel weinigen hadden de

verbeeldingskracht om te voorzien dat dit het begin was van het ontslag

en de ontrechting van hun joodse collega’s. Velen zagen het als één van

de vele gevallen waarin men in deze moeilijke tijd wat moest inschikken.

Daarbij kwam dat in het politiekorps de gedupeerden nauwelijks zichtbaar

waren. Onder de ruim 2400 korpsleden waren slechts 8 joden.58

Begin december kreeg Van den Oever zijn derde en laatste post als

wachtcommandant toegewezen. Opvallend genoeg opnieuw bureau

Warmoesstraat. Ook daar kreeg hij een NSB-er als zijn directe chef,

inspecteur G. van Grootheest. Hij was in dienst toen op de ochtend van 25

februari 1941 in de stad de Februaristaking uitbrak en de dokwerkers uit

Noord van de pont afkwamen om over het Damrak de stad in te trekken.

De korpsleiding had de instructie gegeven om de demonstranten hun

gang te laten gaan en alleen op te treden tegen wie aanzette tot staking.

Van den Oever moet er ook getuige van zijn geweest toen de volgende

dag de Duitse oproerpolitie de demonstranten met geweld uiteenjoeg.

Twee maanden later werd een nieuwe, Duitsgezinde hoofdcommissaris

benoemd: de voormalige koloniaal militair Tulp. Kort daarop kreeg

Van den Oever zijn defi nitieve plek in het korps bij bureau Recherche-

Administratie. Daar kwam hij al snel terecht bij de groep die toezicht

moest houden op de nieuwe economische wetgeving.

Die wetgeving betrof de distributie van belangrijke levensmiddelen tegen

vastgestelde prijzen waartoe de Nederlandse regering bij het uitbreken

van de Tweede Wereldoorlog was overgegaan. Elk huishouden kreeg

elk kwartaal bonnen uitgereikt waarmee zulke levensmiddelen in de

winkel konden worden gekocht. De politie had de taak om op te treden

tegen winkeliers die prijzen niet zichtbaar op de producten aanbrachten,

producten boven of onder de vastgestelde prijs verkochten of zonder het

innemen van een bon. Ook moesten zwarte handel en heimelijke invoer

Page 37: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

35

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

vanaf het platteland worden bestreden. Op sommige overtredingen

stond gevangenisstraf maar het merendeel kon worden bestraft met een

boete die de politie direct kon incasseren. De levensmiddelendistributie

functioneerde opmerkelijk goed, van de rantsoenen viel heel goed te

leven, maar voor velen was het toch aantrekkelijk om een extra pak

suiker of roomboter te kopen. De regels werden vaak overtreden. Voor

de politie volop werk. Eind mei 1941 werden twee inspecteurs, een

brigadier en zeventien agenten met het toezicht belast. Vier maanden

later was de groep al uitgebreid met twee inspecteurs waaronder Van

den Oever en veertien agenten. De inspecteurs moesten de opgemaakte

processen-verbaal corrigeren, zorgen dat deze aan de Inspecteur voor de

Prijsbeheersing werden toegezonden en toezien op een juiste verwerking

van de geïncasseerde boetes.59

Van den Oevers nieuwe werkzaamheden pasten bij de modus vivendi die

de gemeentelijke diensten en de bevolking na de Februaristaking met de

bezetter zochten en vonden. Men was fors geschrokken van het geweld

waarmee de bezetter de staking had gebroken en trachtte angstvallig

nieuwe confrontaties uit de weg te gaan. Vanaf de zomer werd het

verenigingsleven aan banden gelegd of beëindigd, begon het publiek op

straat op zijn woorden te passen en werden de joden in een tweederangs

positie gedrongen. Tegelijkertijd ging het de stadsbevolking materieel

nog voorspoedig en deden zich op straat nauwelijks meer opstootjes voor.

Slechts enkelingen volhardden in hun weerstand tegen de bezetting.

Dat waren bijvoorbeeld de uitgevers en verspreiders van de clandestiene

bladen Vrij Nederland, Het Parool en De Waarheid en dat was ook een man

als dominee K. Sietsma, voorganger in onder meer de Waalkerk.60 Van den

Oever moet zich vaak onder zijn gehoor hebben bevonden.

Sietsma was een bevlogen, charismatische predikant die al op relatief

jonge leeftijd een toonaangevende plaats in de Gereformeerde Kerken

had verworven. Zonder de bezetter met naam te noemen verzette hij zich

fel tegen de uitgebreide overheidsbemoeienis met het geestelijk leven,

in het bijzonder tegen de uitgedragen eenheidsideologie. Hij deelde de

gereformeerde fascinatie met het Jodendom en verafschuwde het Duitse

antisemitisme. Hij betwistte de nieuwtestamentische stelling dat de

weigering van het volk Israël om Jezus te erkennen een straf van God had

uitgelokt niet, maar waarschuwde wel tegen de identifi catie van joden

met dat Bijbelse volk. Het heil van het Christendom was nadrukkelijk voor

eenieder bestemd, zo verkondigde hij.61

Page 38: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

36

JAN VAN DEN OEVER

Kort voor de dienst van zondag 1 februari 1942 vernam Sietsma dat

zijn aankondiging van een collecte voor de zending onder de joden de

aandacht van de Sipo(SD) had getrokken en dat Duitse politie heimelijk de

dienst bij zou wonen. Niet van zijn stuk gebracht preekte de dominee die

zondag over de verzoeking van Jezus in de woestijn, daarbij weinig twijfel

latende bestaan over het duivelse karakter van het nationaalsocialisme.

Vervolgens ging hij voor in een gebed voor het koninklijk huis, in het

bijzonder voor de jarige kroonprinses Beatrix en liet hij dus collecteren

voor de zending onder de joden. De volgende dag werd hij door de Duitse

politie opgepakt. Zijn arrestatie maakte grote indruk, niet alleen in zijn

eigen gemeente, maar in heel gereformeerd Nederland. Sietsma belandde

eerst in het strafkamp Amersfoort en werd daarna doorgezonden naar

Dachau, waar hij binnen enkele maanden bezweek onder de ontberingen.

Op zijn omgeving had zijn arrestatie een katalyserende werking. In de

maanden en jaren daarna ontwikkelde de Waalkerk zich tot hét centrum

van verzet in Amsterdam, in het bijzonder voor hulp aan de bedreigde

joden.62

De arrestatie van zijn dominee moet Van den Oever niet onberoerd hebben

gelaten. In de maanden daarna werd hij ook in zijn werk indringend

met het lot van de joden geconfronteerd. Vanaf oktober 1941 was er

voor joodse kooplieden in Amsterdam nog maar plaats op drie markten.

Vanaf januari 1942 mocht nog maar een klein aantal joodse straatventers

in een klein deel van de stad de eigen waren aan de man brengen. Veel

joden raakten door deze maatregelen brodeloos, een aanmerkelijk aantal

probeerde in leven te blijven door de goederen heimelijk toch te verkopen.

In zijn functie bij wat in mei 1942 bureau Economische Zaken was gaan

heten, kan het Van den Oever niet zijn ontgaan dat joden bijgevolg

buitensporig zwaar werden getroffen door de strikt genomen niet anti-

joodse distributiebepalingen.63

De spanning tussen zijn eigen taak en het lot van de joodse overtreders

die zijn rechercheurs bij hem voorgeleiden, liep nog verder op toen in mei

1942 inspecteur L.J Ponne, overtuigd nationaal-socialist en gangmaker in

het Rechtsfront, chef van bureau Economische Zaken werd en tegelijkertijd

de maatregelen tegen de joden, vooruitlopend op hun deportatie, werden

verscherpt. Nijpend werd de situatie toen een maand later de reeds be-

perkte mogelijkheden voor joden om levensmiddelen aan te schaffen tot

een minimum werden teruggebracht.64 Zijn personeel moest daarop in het

bijzonder toezien, hij en zijn collega’s werden er door het nieuwe bureau

Page 39: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

37

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Joodsche Zaken ook toe gedrongen. Maar uit de bewaard gebleven rap-

portenboeken valt op te maken dat zij er nauwelijks gevolg aan hebben

gegeven. In strijd met de sinds begin juli 1942 geldende instructie vermeld-

den zij bijvoorbeeld niet in de processen-verbaal dat een verdachte jood

was.65 Half juli werd een begin gemaakt met de wegvoering van de joden.

Eind juli 1942 mocht Van den Oever met vakantie en was hij voor even

verlost van de druk. Onbekend is waar hij met zijn jonge gezin de

zomer van 1942 doorbracht. In elk geval niet, zoals gebruikelijk, in een

Noordwijks hotel op uitnodiging van zijn vader, want dat was al niet

meer mogelijk sinds de bezetter de kuststrook had ontruimd. Voor de

hand ligt dat hij met zijn gezin bij zijn ouders in Kampen verbleef. De

stad was goed bereikbaar dankzij een rechtstreekse, tweemaal daagse

bootverbinding. Als dat zo is geweest, trof hij een geboortestad aan,

die volop in verzet was tegen de bezetter. Burgemeester Oldenhof had

vanaf het begin duidelijk gemaakt dat de capitulatie niets had veranderd

aan zijn loyaliteit aan het koningshuis.66 Toen commissaris van politie

W.F.O. van der Drift dat op 1 januari 1941 in zijn nieuwjaarstoespraak ook

deed, werd hij ontslagen. De burgemeester weigerde in februari 1942

om straten die naar leden van het koninklijk huis waren vernoemd een

nieuwe naam te geven, en ook hij kreeg ontslag. Een maand later werden

alle predikanten van Kampen opgepakt en bij de Duitse politie voorgeleid

om een schrobbering in ontvangst te nemen. Hoeveel kwaad bloed het

Duitse optreden had gezet, bleek eind mei toen de nieuwe burgemeester,

de NSB-er jhr. E.F. Sandberg werd geïnstalleerd. Het publiek bleef bij de

plechtigheid demonstratief weg en zowel de loco-burgemeester als de

gemeentesecretaris weigerde Sandberg de ambtsketen om te hangen,

zodat hij dat zelf maar moest doen.67

Onze kennis over de bezettingstijd in Kampen is fragmentarisch. Een

historische monografi e over het onderwerp ontbreekt. Duidelijk is

wel dat de Duitse maatregelen een radicaliserende invloed op het

gereformeerde establishment in de Hanzestad hebben gehad. Die

verandering is bijvoorbeeld terug te vinden in het dagboek van een

gereformeerde ambtenaar, W. van der Kamp, werkzaam bij het Gewestelijk

Arbeidsbureau. In de zomer van 1942 groeide zijn verontwaardiging

over de Duitse maatregelen. Steen des aanstoots was de gedwongen

tewerkstelling van Nederlandse jongemannen in Duitsland. Veelzeggend

en voor ons van belang is zijn perceptie van het verscherpte optreden

tegen de joden. Op 24 juni noteerde Van der Kamp over hen:

Page 40: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

38

JAN VAN DEN OEVER

“Als er een groep Nederlanders te lijden heeft, dan zijn zij het

wel. Hun effecten, hun huizen, hun goud en zilver zijn gestolen,

honderden van hen in Duitschland doodgemarteld, straks wordt

de rest samengedreven in werkkampen…. Een hoofdman van het

nazi-geboefte heeft pas verklaard, dat Hitler niet rusten zal voor

de laatste Jood is uitgeroeid. We verwachten dat lang voordien alle

nazi’s en NSB-ers verdelgd zullen zijn. Onlangs zei een nuchter en

droogkomiek man tegen me: Ze zitten er leelijk tusschen de Joden,

dat is zeker. Maar je moet eens opletten wat voor praats en drukte

Moos en Bram zullen hebben, zoodra bijltjesdag achter den rug

is!” Hij zal wel gelijk krijgen. Maar het heerlijkst zou toch zijn als

de doorstane ellende velen van het uitverkoren volk zou brengen

aan de voeten van den Messias, Dien hun vaderen verwierpen en

Wiens bloed over hen en hun voorouders door de eeuwen heen de

waarheid van het Woord des Heeren uitschreeuwt over Abrahams

kinderen, die het Verbond in ongeloof en eigenwaan braken.”68

Bij Van der Kamp drong op dat moment het besef door dat de joden

werden bedreigd met massamoord. Twee dagen later noteerde hij: “In

Polen zijn naar schatting reeds 700.000 Joden koelbloedig vermoord!”69

Hoewel niet vrij van vooroordelen leefde hij met de joden mee, maar

doordat het geweld dat hen trof gemakkelijk paste in het heilsplan dat aan

zijn religieuze overtuiging ten grondslag lag, kon hij het besef van de ernst

van de dreiging gemakkelijk wegdrukken. Zijn laconisme deed de rest.

Of en in hoeverre Van den Oever soortgelijke overtuigingen deelde is niet

bekend. Maar waarschijnlijk deed zich ook bij hem het door de historicus

G.J. van Klinken opgemerkte paradoxale fenomeen voor dat de religieuze

preoccupatie met het Jodendom, die de gereformeerden aanvankelijk

gevoelloos maakte voor het onrecht dat joden werd aangedaan, hen er

zelfs vlot in deed berusten, als zij eenmaal met het concrete leed waren

geconfronteerd, hielp om zich voor joden grote inspanningen te getroos-

ten en gevaren te trotseren. In plaats van een appèl aan de joden om zich

te bekeren werd de vervolging een appèl aan de gereformeerden om hulp

te bieden. Hun houding veranderde veel sneller en radicaler dan die van

andere Nederlanders.70 Bij het teweegbrengen van die omslag waren de

dominees Sietsma en J. Overduin voortrekkers, maar de belangrijkste kata-

lysator in gereformeerd Nederland was dominee F. Slomp uit Winterswijk,

samen met H.Th. Kuipers-Rietberg oprichter van de clandestiene Landelijke

Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO).

Page 41: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

39

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Slomp had een sterke band met Kampen. Hij had gestudeerd aan de

Theologische School en was getrouwd met een dochter van het school-

hoofd Ten Kate, een zus van de student waarbij Van den Oever in 1931 was

ingetrokken. Slomp had al voor de oorlog een hartgrondige afkeer van

het nationaal-socialisme en stak deze ook na de Duitse inval niet onder

stoelen of banken. Op zondag 13 juli 1942 preekte hij in de Nieuwe Kerk

in Kampen over de twee vrouwen die Mozes uit handen van de farao had-

den gered en riep de kerkgangers op de Duitse anti-joodse maatregelen te

saboteren en de bedreigde joden te redden. De preek oogstte zoveel bijval

dat Slomp werd uitgenodigd deze dezelfde dag in de Burgwalkerk te her-

halen. Van den Oever heeft de preek zelf waarschijnlijk niet bijgewoond

maar zijn vader en broer ongetwijfeld wel. Beiden zouden ook aan de

oproep van Slomp gehoor geven. Als Van den Oever die zomer inderdaad

in Kampen doorbracht, zullen zij er met hem over hebben gesproken en is

daar toen de basis gelegd voor zijn weigering.71

Hoeveel lacunes de reconstructie van Van den Oevers jeugd, studietijd

en eerste dienstjaren bij de Amsterdamse politie ook bevat, zij vormt

voldoende basis voor een beredeneerde inschatting hoe hij tot zijn

dienstweigering kwam. Dat hijzelf aangaf door principiële motieven te zijn

gedreven, vindt bevestiging in twee gebeurtenissen in het voorafgaande

jaar die ongetwijfeld een belangrijke impact hadden op zijn geestelijk

leven: de arrestatie van dominee Sietsma en zijn indirecte kennisname

van de preek van dominee Slomp. Beide voorgangers opponeerden niet

alleen tegen de bezetter maar hadden ook bijzondere aandacht voor

het Jodendom, de laatste moedigde zelfs actief aan de bedreigde joden

te hulp te schieten. Hun boodschap viel bij Van den Oever in goede

aarde omdat hij in zijn werk indringend werd geconfronteerd met de

verpaupering van de joden. Zijn verblijf in het roerige Kampen bood

geen afl eiding maar maakte hem alleen besluitvaardiger. Bij dat alles

heeft tenslotte onmiskenbaar ook zijn persoonlijkheid een rol gespeeld.

Zijn vrijheidszin had hem uit het streng religieuze milieu van zijn jeugd

gedreven, maar nadat hij in zijn studietijd van de vrijheid had geproefd

zette zijn ernst hem snel aan tot het stichten van een gezin. Een man

van vaste waarden, waarden waarop hij zich bij zijn dienstweigering ook

nadrukkelijk zou beroepen.

Page 42: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

40

JAN VAN DEN OEVER

Van den Oever in het uniform van inspecteur van politie tweede klasse, vermoedelijk

in 1938.

Page 43: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

41

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Waarom de andere inspecteurs meewerktenAls we willen begrijpen hoe Van den Oever tot zijn weigering kwam, wat

het van hem als politiebeambte vergde en waarin hij zich onderscheidde,

dienen we zijn positiebepaling te vergelijken met de wijze waarop zijn

collega’s ertoe kwamen wél aan het ophalen mee te werken. Ik doel

dan in het bijzonder op de 24 inspecteurs die ook op de lijst van Bessem

belandden, vrijwel allemaal leeftijdgenoten en behorend tot de laatste

vier lichtingen inspecteurs.72 Met vier van hen heb ik gesproken, vaak meer

dan een keer; drie anderen zijn na de oorlog met Krenning, Bessem en Van

den Oever over hun betrokkenheid bij de deportatie gehoord door een

door de minister van Justitie ingestelde onderzoekscommissie. Voor het

overige baseer ik mijn analyse op verklaringen van andere korpsleden en

het politiearchief.

Een goed vertrekpunt voor een beschouwing over hun positie is de

situatie na de Februaristaking. Die gebeurtenis maakte ook op hen

grote indruk. Tevoren hadden Nederlandse nationaalsocialisten niet

alleen joden in uitgaansgelegenheden belaagd maar zich ook gekeerd

tegen politiepersoneel dat wilde interveniëren, vaak juist tegen deze

inspecteurs. De meesten waren immers wachtcommandant en schoten

belaagde agenten en brigadiers te hulp. Hun afkeer van de NSB en haar

knokploegen was groot. Niet toevallig vormden de inspecteurs tweede

klasse in het korps de enige rang waarvan vrijwel niemand NSB-lid was.73

Na de staking gaven de Duitse autoriteiten de Amsterdamse politie

de schuld van het uitbreken van het protest. Zij ontsloegen de

hoofdcommissaris, stelden een Duitse politiechef als interim-manager aan

en detacheerden een verbindingsoffi cier op het hoofdbureau. Die Duitse

politiechef voerde niet, zoals werd gevreesd, een grote zuivering uit maar

stelde wel op grond van gesprekken met de hoogste chefs en de leiding

van de politiebonden vast op welke diensthoofden een nieuwe korpschef

kon bouwen. Over dat steekspel aan de top zullen de inspecteurs, die

wisten dat zij nog minstens twintig jaar moesten wachten op een promotie

tot hoofdinspecteur en diensthoofd, zich niet druk hebben gemaakt. Veruit

de belangrijkste ingreep van de Duitser was de vorming van een aparte

politieke recherche, opgebouwd met nationaalsocialistische korpsleden,

die ten behoeve van de Duitse politie burgers die tegen de bezetting

Page 44: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

42

JAN VAN DEN OEVER

ageerden, ging opsporen. Maar van deze dienst, die apart werd gehuisvest

in de Nieuwe Doelenstraat, merkten de inspecteurs weinig, of het moest

zijn dat zij verlost raakten van NSB-collega’s in hun directe omgeving.

Eind mei 1941 trad een nieuwe korpschef aan: de vijftig jaar oude,

vervroegd gepensioneerde koloniaal militair Sybren Tulp. Bij de

ambtsoverdracht werden alle vormelijkheden in acht genomen. De

ontslagen korpschef Versteeg was aanwezig en dankte het personeel

voor de trouwe dienst. Waarnemend hoofdcommissaris Broekhoff hield

een toespraak met een verdekte waarschuwing aan de nieuwe korpschef

om van het korps geen politiek instrument te maken, een toespraak zo

diplomatiek geformuleerd dat de Duitse autoriteiten daar geen aanstoot

aan konden nemen. De minachting waarmee hij werd bejegend, ontging

Tulp niet maar met een stalen gezicht predikte deze de komst van een

kameraadschappelijk politiekorps en een socialistische volksgemeenschap,

als Nazi-Duitsland maar eenmaal de oorlog defi nitief gewonnen zou

hebben. Onaangedaan voegden de gaande man en de aanwezige

delegatie uit het korps zich naar het ritueel.74

Doen alsof er niets was veranderd: die houding namen de inspecteurs

vanaf dat moment aan. Zij vertrouwden op Broekhoff, een zeer ervaren

politieman die het korps door en door kende, op een sleutelpositie zat

en niet bang was voor de Duitse machthebbers. Wat moest een vreemde

militair die niets wist van het politiewerk tegenover hem beginnen? Al snel

bleek dat een verkeerde inschatting. Tulp kreeg de touwtjes in handen,

als oud-infanteriecommandant wist hij hoe hij de mannen op straat moest

motiveren. Hij zocht hen op en verzamelde hen bijna elke twee maanden

in een grote zaal in de stad voor een toespraak en wat ontspanning:

meestal een Duitse kleurenfi lm. De inspecteurs en hoofdinspecteurs

palmde hij in op veertiendaagse vrijdagmiddagbijeenkomsten in café-

restaurant Americain. Aanwezigheid verplicht. Na een korte voordracht

werd daar een borrel geschonken en kon men ongedwongen kouten met

de hoogste baas. Dat was ongekend. Velen waren aangenaam verrast,

niet alleen vanwege de drank maar ook vanwege de door Tulp getoonde

belangstelling in hun wel en wee. En nog voor het einde van de zomer was

Broekhoff ontslagen.

De inspecteurs beseften terdege dat Tulp hen voor zich in trachtte te

nemen en probeerden afstand te bewaren. De omgang konden zij niet

weigeren maar zij moedigden elkaar aan om zich schrap te zetten. Toch

Page 45: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

43

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

zwichten enkelen. Één van hen, een meester in de rechten, was een

jaar na Van den Oever in dienst getreden en was hem opgevolgd

als wachtcommandant aan bureau Warmoesstraat. Daar maakte hij

vergelijkbare straatgevechten met de NSB mee als Van den Oever bij

bureau Stadhouderskade en hij ergerde zich aan de instructies tot

terughoudend optreden. Eind mei 1941 werd hij overgeplaatst naar

de Centrale Controle aan het hoofdbureau, een dienst die het interne

toezicht uitoefende en om die reden in het korps werd gehaat. Kort

na zijn overplaatsing begon Tulp de dienst te ontmantelen, met als

gevolg dat de inspecteur al snel weinig meer te doen had en nog slechts

als telefoonwacht optrad. Moedeloos besloot hij te solliciteren bij de

Commissaris voor de Prijsbeheersing, een inspectie die politie-inspecteurs

goed kon gebruiken. Na de oorlog vertelde hij:

“Naar aanleiding van deze sollicitatie werd ik bij de hoofdcommis-

saris Tulp geroepen die er zich zeer verontwaardigd over betoonde

dat ik den politiedienst wilde verlaten. Hij zegde mij toen toe dat

die vervelende werkzaamheden een einde zouden nemen en ik in

het zogeheten Kabinet van den Hoofdcommissaris zou worden op-

genomen om daar tezamen met inspecteur mr. Brink meer juridisch

werk te krijgen, waarnaar ik als meester in de rechten ook steeds

had verlangd”75

De inspecteur had daar wel oren naar en trok zijn sollicitatie in. Maar nog

voordat hij de begeerde positie kon innemen, vroeg Tulp hem om eerst

een herscholing in Schalkhaar te volgen: Amsterdam was enkele plaatsen

toegewezen maar de korpschef had moeite voldoende geïnteresseerden

te vinden. De inspecteur stribbelde wat tegen, Schalkhaar had reeds een

slechte naam als opleiding naar Duitse snit, maar hij ging uiteindelijk

wel.

De inspecteur had inmiddels een persoonlijke band met Tulp en raakte zo

ingewijd in diens verder reikende plannen. De korpschef verklaarde hem

zelf geen hogere posities te ambiëren, de jaren in de Tropen hadden veel

van zijn gezondheid gevergd, maar zei wel jonge politieoffi cieren te willen

bekwamen voor de leiding over de Nederlandse politie in het nieuwe

Europa dat na afl oop van de oorlog zou ontstaan. De inspecteur kon zich

tot een van de uitverkorenen rekenen.

Page 46: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

44

JAN VAN DEN OEVER

Het aantreden van hoofdcommissaris Tulp werd door de gelijkgeschakelde pers

verslagen alsof het een gewone overdracht van de korpsleiding betrof. Broekhoffs

vermanende rede werd niet weergegeven en Tulps uitlatingen werden gekuist.

Page 47: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

45

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Scheidend hoofdcommissaris H.J. Versteeg geeft met zichtbare tegenzin zijn opvol-

ger een hand. Met zijn uniform naar eigen ontwerp was Tulp de eerste Nederlandse

korpschef die een uniform droeg.

Page 48: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

46

JAN VAN DEN OEVER

In maart 1942 kreeg de Amsterdamse politie een bataljon dat voor het eerst com-

pleet naar Duitse, nationaalsocialistische maatstaven was opgeleid in Schalkhaar.

Commandant Ordepolitie [Geuniformeerde Dienst] Hans Krenning doet in het korps-

blad enthousiast verslag van hun komst.

Page 49: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

47

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

“Bij een volgende gelegenheid wees hij mij weer op het groote ge-

vaar uit het Oosten en zeide hij mij dat hij lid was geworden van de

gemeenschap die zich de vorming van een Germaansch blok tegen

het bolsjewisme tot ideaal en den geestelijke tegenstand tegen het

Bolsjewistisch gevaar tot doel gesteld had en dat ook ik daar lid van

moest worden. Dit behelsde wel noodzakelijkerwijze tevens een

pro-Duitsche geste doch Tulp zeide mij dat ik de zaak niet klein en

bekrompen doch vanuit Europeesch standpunt moest bezien. Deze

gemeenschap was in de zogeheten Germaansche SS belichaamd.”76

Opnieuw – het was inmiddels februari 1942 - zwichtte de inspecteur.

Een maand later had de inspecteur de heropleiding naar Duitse snit in

Schalkhaar afgerond en keerde hij terug in Amsterdam. Daar wachtte hem

een teleurstelling:

“Kolonel Tulp loste zijn belofte mij na de terugkeer uit Schalkhaar

in het Kabinet Hoofdcommissaris aan te stellen als juridisch werker

niet in doch zeide mij dat ik bij gebrek aan offi cieren bij het nieuwe

Politiebataljon Amsterdam bij de Ordepolitie moest dienst doen,

totdat andere offi cieren die eerst nog naar Schalkhaar uitgezonden

zouden worden, weer beschikbaar waren.”77

De inspecteur nam de hem toegewezen plek bij het in een school aan de

Ferdinand Bolstraat gekazerneerde bataljon in. Vanuit die positie gaf hij

in september 1942 ook leiding aan het ophalen van joden. Van zijn oud-

collega-inspecteurs was hij toen al helemaal vervreemd.

Tulp ondervond ook tegenslagen. Toen hij in februari 1942 nieuwe inspec-

teurs voor een herscholing in Schalkhaar aanwees, weigerde een drietal:

C. Mouwen, Van Gastel en G.J. Backer. Mouwen, de voortrekker van de

drie, was zoon van de machtige commissaris voor de Administratie. Als

wachtcommandant bij bureau Singel had hij in de weken voorafgaand aan

de Februaristaking slag geleverd met Nederlandse nationaalsocialisten en

Duitse soldaten die joden in cafés en restaurants rond het Rembrandtplein

mishandelden. Bij een dergelijke gelegenheid was hij door een overmacht

gegrepen, ontwapend, mishandeld en van pet en insignes beroofd. Ter-

nauwernood had hij het vege lijf kunnen redden. Dankzij zijn vader had

Mouwen een scherp zicht op de ontwikkelingen in het korps onder Tulp.

Bovendien was zijn vader bereid hem fi nancieel te steunen als zijn weige-

Page 50: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

48

JAN VAN DEN OEVER

ring op ontslag uit zou lopen. En hun weigering zich in Schalkhaar te laten

herscholen liep voor hem en zijn collega’s ook op ontslag uit. Een andere

inspecteur, Duisterwinkel, de adjudant van Tulp, nam rond dezelfde tijd op

eigen initiatief ontslag nadat studievrienden langdurig op hem hadden in-

gepraat, hem voorhoudend dat de korpschef hem in het verderf voerde.78

Enkele inspecteurs werden onder invloed van Tulp nationaal-socialist,

enkele andere raakten met hem in confl ict en kregen of namen ontslag,

maar het merendeel probeerde tussen de klippen door te varen. Daarbij

werd het steeds moeilijker zelfstandig een eigen positie te bepalen, omdat

hun dagelijkse werkomgeving gemerkt en ongemerkt drie ingrijpende

veranderingen onderging. Allereerst zocht de korpschef zoals gezegd een

persoonlijke band met hen, consulteerde hen, schafte het gehate interne

toezicht af, hield hen persoonlijk verantwoordelijk voor de geboekte

resultaten en deed niet moeilijk als daarbij regels werden overtreden.

Ten tweede vervreemdden zij en de rest van het personeel vrij snel van

de bevolking. Symbolisch gebeurde dat direct na de Februaristaking door

de verwijdering in opdracht van de bezetter van het nummer op het

uniform waarmee burgers elke politiebeambte konden identifi ceren. Veel

ingrijpender was de groeiende discrepantie in de veiligheidsbeleving.

Terwijl zich vanaf de zomer van 1941 vrees van de Amsterdamse burgers

meester maakte, vooral doordat de politieke recherche undercover naar

verzetskernen speurde, ging het politiepersoneel zich juist veiliger voelen,

vooral doordat de Centrale Controle werd ontmanteld, maar ook omdat de

nieuwe korpschef zijn personeel beschermde, zelfs als het zich anti-Duits

uitliet.

Tenslotte werd het voor de inspecteurs ook steeds lastiger hun standpunt

te bepalen omdat de eigen interne overlegstructuren werden afgebroken.

De belangrijkste was de eigen vakorganisatie, de Bond van Hoogere

Politieambtenaren in Nederland (BHPN). In die bond werd gesproken over

een fusie met de confessionele zusterbonden. In juni 1941 zou over deze

gevoelige kwestie worden vergaderd, maar kort voor de bijeenkomst

maakte de politieleiding in het departement van Justitie bekend dat alle

bonden moesten samengaan in een Kameraadschapsbond. De sfeer op de

vergadering, zoals opgetekend in de notulen, is illustratief voor de impact

van het beknotten van hun ambtelijke vrijheden op de gemoedstoestand

van de inspecteurs:

Page 51: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

49

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

“Iedereen voelde dat de stemming geen zin had, nu de inhoud van

het schrijven van den waarnemend Inspecteur-Generaal bekend was

geworden. Alle leden waren volkomen down door den gang van

zaken. Mogelijkheden voor het zelfstandig uiten van de werkelijke

gevoelens waren toch al practisch vervlogen en nu het schrijven van

den waarnemend Inspecteur-Generaal de verdere stappen bekend

maakte, verkreeg iedereen het gevoel ‘laat ze de boel dan zelf maar

opknappen’.”79

Frustratie en moedeloosheid kregen de overhand en doodden elk eigen

initiatief. Deze drie veranderingen in hun werkomgeving maakten de

inspecteurs steeds weerlozer tegenover het charisma en de dadendrang

van hun korpschef.

Één van de inspecteurs met wie ik over zijn dienst onder Tulp sprak,

beschreef mij hun situatie met een cliché dat, doordat hij er een

opvallende wending aan gaf, verhelderend is. Tijdens de bezetting was hij

juridisch adviseur van de hoofdcommissaris, een positie die hij dankte aan

het feit dat hij voor zijn aanstelling als surnumerair enige tijd advocaat

was geweest. Vanuit die positie had hij goed zicht op de ontwikkelingen

in het korps. Hij vertelde dat hij en zijn collega-inspecteurs heel goed

beseften dat zij zich op de welbekende glijdende schaal bevonden, dat zij

ongemerkt dingen waren gaan doen waarvan zij beseften dat zij tevoren

zich niet hadden kunnen voorstellen dat zij dat zouden doen. De melding

van de vondst van een anti-Duits pamfl et, de sluiting van de zaak van

een joodse winkelier: men schrok van de luchthartigheid waarmee deze

handelingen werden verricht. Die verontrusting sterkte hun onderlinge

saamhorigheid. Hij zei dat zij elkaar stevig vasthielden om te voorkomen

dat zij zelf te snel zouden glijden. Tegelijkertijd hielden zij elkaar strak

in de gaten, benauwd als zij waren dat een van hen die te snel ging

glijden, hen mee zou sleuren in zijn val. Zo’n collega lieten ze los, met

als gevolg dat deze natuurlijk sneller ging glijden. Dat was bijvoorbeeld

het geval geweest met de inspecteur die zich in Schalkhaar had laten

bijscholen. Tevoren hadden hij en inspecteur Duisterwinkel bij Tulp erop

aangedrongen deze inspecteur daar niet heen te sturen, maar toen de

laatste zelf wankelmoedig werd, hadden zij hun pogingen gestaakt.80

Het beeld van de glijdende schaal, de groeiende solidariteit en het afvallen

van wankelmoedigen vindt bevestiging in de schriftelijke neerslag van het

politieoptreden. Daaruit blijkt tevens dat het beeld ook op een belangrijk

Page 52: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

50

JAN VAN DEN OEVER

punt correctie behoeft. In tegenstelling tot wat de betrokken inspecteurs

zich herinneren, verliep het glijden niet geleidelijk maar met schokken.

Zulke plotselinge versnellingen in de inschakeling van de politie in het

Duitse bezettingsapparaat werden teweeggebracht door korpschef Tulp.

Illustratief is zijn ijveren vanaf september 1941 om zijn personeel aan te

zetten tot het verbaliseren van joden die voor hen verboden openbare

gelegenheden bezochten. Met telkens herhaalde instructies en de

aanstelling van een nationaalsocialistische inspecteur 1e klasse als interne

toezichthouder trachtte hij de onwil van zijn personeel te breken. Na drie

maanden boekte hij succes maar dat was niet duurzaam en ging ten dele

weer teloor omdat de betrokken toezichthouder aan de drank raakte. Als

je de mate waarin het politiekorps de handhaving van voor de bezetter

belangrijke verordeningen ter hand nam, probeert vast te stellen aan

de hand van het aantal opgemaakte processen-verbaal, valt op dat die

medewerking soms plotseling met een sprong toenam en dat bureaus

in hun geheel ineens overstag gingen, als dominostenen omvielen. De

medewerking van de politie is schoksgewijs afgedwongen; politiepersoneel

werd onverwacht voor het blok gezet.

In een dergelijke situatie bevonden de inspecteurs zich ook toen zij op

dinsdagochtend 25 augustus 1942 van Tulp te horen kregen dat zij zouden

worden ingezet bij het ophalen van joden. De enige ruimte die zij nog

hadden om zelfstandig hun standpunt te bepalen, was de samenkomst op

het sportveld op zaterdagmiddag 5 september, toen de eerste inspecteurs

al waren ingezet. De BHPN was inmiddels ontmanteld, de band met de

bevolking ernstig verzwakt. Die zaterdagmiddag hielden de inspecteurs

vast aan de onderlinge solidariteit en sloten zij zich welbewust af voor

wat zij met hun optreden aanrichtten en in welk groter politiek project

dat optreden paste. Alleen Van den Oever deed dat niet en liet zich leiden

door zijn geweten. Een van de inspecteurs beschreef hun afwegingen na

de oorlog als volgt:

“In onderling overleg was de houding tegenover deze

aangelegenheid vastgesteld, dat wil zeggen in particuliere

gesprekken. Omdat het toch niet tegengehouden kon worden,

besloot men de opdrachten aan te nemen om zodoende dit werk zo

soepel mogelijk uit te kunnen voeren. Daardoor was mijn standpunt

van tevoren al bepaald. Met agenten heb ik nooit over het

oppakken gesproken. Met Bessem heb ik geen rechtstreeks contact

gehad. Ik heb de overtuiging dat onze houding in de gegeven

Page 53: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

51

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

omstandigheden juist was, hoewel ik wel van mening ben dat deze

principieel niet juist was.”81

Ook de andere inspecteurs benadrukten in hun verklaringen dat een

coulante uitvoering in het belang van de betrokken joden zou zijn

geweest. Een argument dat zij indertijd daadwerkelijk gebruikt lijken te

hebben om de medewerking voor zichzelf te rechtvaardigen, maar een

gezocht argument waarin zij zelfs toen niet echt lijken te hebben geloofd.

De meesten verklaarden achteraf ook dat zij en hun personeel heel weinig

joden ophaalden, maar dat lijkt niet op te gaan voor hun optreden in

september.82

Het optreden viel de meeste inspecteurs niet gemakkelijk. Publiek werd

door personeel van het politiebataljon op enige afstand gehouden,

maar zij kregen toch geregeld van omstanders luidkeels verwijten naar

het hoofd geslingerd. De weerstand van de joden zelf was door de

voorafgaande gebeurtenissen veelal gebroken, maar hun benarde positie

kon de inspecteurs toch niet ontgaan. Op de eerste avond werden zij op

vier adressen met gevallen van zelfmoord geconfronteerd en eenmaal

sprong bij hun komst een jood van tweehoog uit het raam. In de week

daarna liep het aantal zelfmoorden op tot bijna tien gevallen per avond,

om daarna geleidelijk te verminderen. Toch was er geen avond zonder

geval van zelfmoord.83 Toen de inspecteurs eenmaal aan het ophalen

waren gaan deelnemen, bleef er weinig over van de argumenten waarmee

zij hun deelname voor zichzelf hadden goedgepraat.

De collega-inspecteurs kwamen er niet op eigen kracht toe om zich aan

het ophalen te onttrekken. Op zaterdag 3 oktober 1942 kreeg Tulp, die

bij het ophalen telkens aanwezig was geweest om zijn personeel het

gevoel te geven dat hij het optreden met zijn verantwoordelijkheid dekte,

last van reuma. De vorige avond was bij een grootschalige ophaalactie

tweederde van het korps ingezet; die avond zou hetzelfde personeel de

actie afronden. Bij afwezigheid van Tulp grepen de inspecteurs iedere

gelegenheid aan om de actie te saboteren, zo blijkt uit een Duitse

rapportage, met als gevolg dat de actie om kwart over tien voortijdig

werd afgeblazen. In de maanden daarna werd vrijwel uitsluitend het

politiebataljon met het ophalen belast. Begin februari 1943 trachtte

de opvolger van Tulp, Krenning, om het reguliere personeel opnieuw

aan het ophalen deel te laten nemen, maar die actie werd geen succes

en zelf bezweek hij onder de psychische druk. Kort daarna verbood de

Page 54: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

52

JAN VAN DEN OEVER

Hoofdcommissaris Tulp wilde Van den Oever fors straffen, vooral ook om aan de

collega-inspecteurs een voorbeeld te stellen. Maar ontslag was in september 1942

nog slechts de zwaarste sanctie op dienstweigering. Daarom spande hij zich in om te

voorkomen dat Van den Oever elders bij de overheid werk zou vinden.

Page 55: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

53

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Tulp verzocht ook de Duitse autoriteiten om te verhinderen dat Van den Oever nog

werk zou vinden. Met de brief toonde hij hen bovendien dat hij hard optrad tegen

oppositie in de eigen organisatie.

Page 56: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

54

JAN VAN DEN OEVER

aartsbisschop katholieken nog langer aan het ophalen deel te nemen.

In het korps ging toen een anoniem pamfl et rond waarin opgeroepen

werd tot collectieve weigering bij hernieuwde inzet. Elders in het land

ontstond nu ook verzet bij de politie. De vermoedelijke auteur van het

pamfl et, één van de inspecteurs die in september 1942 aan het ophalen

had deelgenomen, sprak zich op vrijdagmiddag 19 februari 1943 tijdens

de tweewekelijkse borrel openlijk uit tegen de nationaalsocialistische

indoctrinatie en verliet het pand om prompt onder te duiken. Inmiddels

stond op dienstweigering namelijk opsluiting in het strafkamp Vught,

niet alleen van de weigeraar zelf maar ook van zijn gezin. Drie andere

inspecteurs onttrokken zich in de zomer van 1943 aan de dienst, doken

onder en zouden later aan verzetacties deelnemen. Weer een ander

weigerde tijdens een verplichte herscholing de Hitlergroet te brengen en

belandde ook in Vught. De beschouwer achteraf kan zich moeilijk aan de

indruk onttrekken dat deze vijf met hun daden hun eerdere vergissing

probeerden te compenseren.

Page 57: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

55

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Het perspectief van de slachtoffersHet is lastig om een scherp beeld te krijgen hoe Van den Oever en

zijn collega’s tot hun uiteenlopende opstelling zijn gekomen. In de

papierwinkel die het politiebedrijf ook toen al was, hebben zij een

overvloed aan sporen nagelaten, maar bronnen die een indicatie geven

van hun persoonlijkheid en de alledaagse context waarin zij als politieman

functioneerden, zijn toch schaars. Nog veel lastiger is het een beeld te

schetsen van de uitwerking van hun optreden op de getroffen joden, van

wat de ophalers hebben aangericht. Toch valt de betekenis van Van den

Oevers daad alleen te achterhalen als ook deze dimensie van de vervolging

aan het geheel wordt toegevoegd.

Degene van wie het leven op het spel staat, heeft andere zorgen dan

het boekstaven van zijn ervaringen. Dat we inmiddels toch over een

beeld van de ervaringen van de vervolgden beschikken, is te danken

aan de overlevenden die de afgelopen decennia hun herinneringen

aan de onderduik of de gang door de Duitse kampen op papier hebben

gezet en gepubliceerd. Het zijn vaak indringende en indrukwekkende

getuigenissen. Maar de verzameling verhalen is selectief: het betreft

bijna altijd joden die pas in het voorjaar of de zomer van 1943 werden

opgepakt. Joden die in 1942 in Duitse handen vielen, hadden vrijwel geen

kans om te overleven en na de oorlog over hun ervaringen te getuigen.

Uitzonderlijk is daarom het getuigenis van Mirjam Levie. Zij is in 1917

in Amsterdam geboren en volgde na de HBS een secretaresseopleiding.

In 1935 raakte ze verliefd op een idealistische jongen die als zionist in

Palestina aan de opbouw van een Joodse natie wilde meewerken. Drie jaar

later vertrok hij naar het Beloofde Land. Zodra hij daar werk en inkomen

had, zou zij hem nareizen. Het uitbreken van de oorlog verstoorde dat

plan. Toen in Amsterdam de deportaties op gang waren gekomen, begon

zij hem in brieven heel concreet verslag te doen van haar indrukken en

ervaringen, ook al kon zij deze niet meer versturen.

Al op de eerste avond dat de reguliere politie aan het ophalen deelnam,

op woensdagavond 2 september 1942, kwamen bij Levie twee ophalers

aan huis: gewone agenten, geen leden van het politiebataljon. Die dag

verjaarde haar inwonende grootmoeder maar omdat joden al ruim twee

Page 58: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

56

JAN VAN DEN OEVER

maanden, sinds de start van de wegvoering, vanaf acht uur ’s avonds

in hun eigen woning moesten zijn, was er niet veel visite. Behalve

haar ouders, haar zus Bobby en een joods echtpaar dat bij haar was

ingekwartierd, was er één, niet-joods familielid. Levie:

“Het was elf uur en we aten juist een gebakje. Er werd gebeld,

heel hard. Bobby trok open en we hoorden: ‘Politie’. Ik schrok zo

geweldig dat ik de eerste ogenblikken niet kon denken, niet kon

voelen en me niet kon bewegen. Het waren twee agenten, met

oproepen voor het echtpaar Boasson. Ze waren stram, maar later

ontdooiden ze wel een beetje. De Boassons mochten hun bagage

pakken, maar kregen niet meer dan tien minuten de tijd.”84

Die avond konden Mirjam Levie en haar familie nog ontkomen.

Dertien dagen later kwamen de ophalers weer, ditmaal wel voor Mirjam en

haar familie. Haar zus verstopte zich bijtijds en Mirjam voerde het woord.

Vrij gemakkelijk stonden de twee agenten toe dat haar bedlegerige

grootmoeder thuis mocht blijven en dat ook haar moeder kon blijven om

voor de grootmoeder te zorgen. Mirjam en haar vader kregen vijf minuten

om zich reisvaardig te maken:

“Ik moest me aankleden in gezelschap van twee agenten. Inmiddels

was er nog een hogere bijgekomen, die het hele huis doorzocht en

o.a. op Bobby met een lantaarn heeft geschenen, maar haar niet

heeft gezien. Ik vergeet nog te vertellen dat de agenten vroegen:

‘Hoeveel personen telt het gezin.’ Ik zei: ‘Vijf, grootmoeder en

ouders en twee dochters. Mijn zuster heeft avondvergunning en is

aan het werk.’ Tot mijn geluk had ik Bobby niet verzwegen – ik had

dit niet gedaan, omdat haar bed toch in onze kamer stond en ze bij

onderzoek zouden zien dat er twee kasten waren enz. – want een

van de agenten zei: ‘De juffrouw spreekt de waarheid. Ik ben hier

reeds geweest en heb het gezin voltallig gezien.’ Ik had hem niet

herkend, maar hij was één van de agenten die de Boassons hadden

weggehaald. Ze waren vrij behoorlijk, maar toch stak één een fl es

wijn in zijn zak en keek in alle kasten, vroeg of we gehamsterd

hadden. Ik antwoordde: ‘Wij hebben daarvoor geen geld.’ En toen

hij de fl es wijn in zijn zak stak, zei ik: ‘Die is voor rituele doeleinden.’

En werkelijk, hij gaf hem terug.”85

Page 59: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

57

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Mirjam werkte bij de Joodse Raad en kreeg van de agenten zelfs nog

gelegenheid haar werkgever op te bellen zodat deze nog kon proberen

om haar voor wegvoering te behoeden. Daarna gingen zij te voet met de

agenten naar de verzamelplaats; het bureau Jonas Daniel Meijerplein.

“De agent die ons naar de Houtmarkt bracht – zo heet het J.D.

Meijerplein op het ogenblik – was erg vriendelijk, helemaal

bijgedraaid en zei: ‘U komt vast vrij, en dan komen we kijken hoor,’

en hij vond het jammer dat ik al verkering had. Dat had hij aan mijn

ring gezien. Enfi n, ik had absoluut sjans.”86

Zoals de inspecteurs in hun naoorlogse getuigenissen benadrukten, traden

de gewone agenten bij het ophalen coulant op. Ongetwijfeld hadden zij

van de inspecteurs ook die instructie gekregen. Hun optreden contrasteert

duidelijk met dat van leden van het politiebataljon die in september

assistentie verleenden, vanaf begin oktober het ophalen geheel voor hun

rekening zouden nemen, de slachtoffers ruw, intimiderend en dikwijls

gewelddadig behandelden en onbeschaamd hun kostbaarheden stalen.

Dat neemt niet weg dat het optreden van de gewone politie door het

verband waarin het plaatsvond meer schrik veroorzaakte dan een gewone

arrestatie. Dat blijkt uit het verslag van Levie. De vier tot negen gevallen

van zelfmoord per avond wijzen er bovendien op dat bij een deel van de

slachtoffers de angst veel groter was dan bij haar.

Het perfi de van het coulante politieoptreden – en dat is iets wat de

inspecteurs volledig miskenden – schuilde in het misbruik van het

vertrouwen dat de agenten als Amsterdamse politie bij de slachtoffers

als stadsgenoten genoten. Tegenover een politiebeambte die bekend

voorkomt, die vertrouwd is met de situatie en de reacties op zijn optreden,

is het voor een burger moeilijk zich te verzetten. Gewone burgers

denken: als ik maar doe wat me gezegd wordt, zal het wel goed komen.

Effectief politieoptreden leunt op dat blinde vertrouwen, opgebouwd

gedurende decennia van rechtmatig politieoptreden. In september 1942

werd dat vertrouwen misbruikt om burgers uit te leveren aan de vijand

en daarmee in een volstrekt rechteloze positie te brengen. Geholpen

door zijn ervaringen bij bureau Economische Zaken en geprikkeld door

zijn religieuze overtuiging die aan joden een bijzondere plaats toekende,

wist Van den Oever zich in tegenstelling tot zijn collega’s in te leven in de

positie van de bedreigde joden.

Page 60: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

58

JAN VAN DEN OEVER

Voor Mirjam Levie en haar vader werd de illusie van een gewone gang

van zaken al doorbroken toen zij met de agent bij bureau Jonas Daniel

Meijerplein arriveerden waar een vrachtauto van de Verkeersdienst klaar

stond:

“ Bij de auto gekomen – we werden in een overvalwagen vervoerd

– werden we afgeleverd. En toen begon de hel. Wat in die wagen

heerste, was niet te beschrijven. Mensen met zenuwtoevallen, die

lagen te kreunen of te gillen, we moesten nog andere mensen

afhalen, en hoorden hoe deuren werden ingetrapt. Oude, zieke

mensen, in pyjama met een jas erover, werden letterlijk uit de

huizen gesleept en in de wagen gesmeten als een hoop vodden.

Het was nl. een hoge opstap en de oude mensen konden er zonder

hulp niet in komen. Dan werden ze door de agenten van de

auto opgetild en letterlijk in de wagen gesmeten. En alles in het

pikdonker. De brug van de Weesperstraat en J.D. Meijerplein was

opgehaald en moest telkens als de auto erover moest, neergelaten

worden. En telkens reden we heen en terug, tot eindelijk de wagen

vol was.”87

Mirjam Levie had het geluk dat toen zij bij het Adama van Scheltemaplein

werd afgeleverd, haar werkgever er intussen in was geslaagd haar van

wegvoering vrij te stellen. Zij mocht naar huis terugkeren en kon toen haar

ervaringen optekenen. Eind mei 1943 werd zij alsnog opgepakt.

Page 61: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

59

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Tegen de stroom inVoor Van den Oever was zijn keuze om dienst te weigeren allereerst

een morele kwestie: in tegenstelling tot zijn collega’s vond hij dat je als

politiebeambte eigen burgers niet in levensgevaar mag brengen. Hij

meende dat hij, als hij aan de opdracht gehoor zou geven, zichzelf niet

meer onder ogen kon komen. Maar de onenigheid op het sportveld had

ook een politiek aspect: diende de Amsterdamse politie wel of niet te

participeren in een vijandelijke operatie als de vervolging van de joden,

waarvan met kennis van het Duitse regime en enige verbeeldingskracht te

voorzien viel dat veel van de getroffenen het niet zouden overleven?

Die vervolging, uitmondend in massamoord, was een gigantische operatie.

Onder het Duitse bewind werden alle joden in heel Europa tot ver in de

voormalige Sovjet-Unie en tot in Noord-Afrika opgejaagd, geïsoleerd en

beroofd en tenslotte omgebracht, een groot deel na eerst per trein naar

speciale vernietigingskampen in Polen en omgeving te zijn gebracht. Op

tal van plaatsen in Europa stond de lokale politie voor dezelfde vraag:

wel of niet participeren? Het heeft historici vele tientallen jaren gekost

voordat de omvang van deze genocide enigszins duidelijk werd. Vele

honderden historici in Europa, Israël en de VS hebben reeds onderzoek

naar onderdelen van de operatie verricht. Slechts enkelen zijn in staat een

overzicht van het geheel te geven en antwoord te geven op de brandende

vragen welke politieke en maatschappelijke krachten de massamoord

hebben bewerkstelligd en welke weerstanden de vervolgers moesten

overwinnen om hun plannen uit te kunnen voeren.88

Natuurlijk, de hoofddaders waren Adolf Hitler, zijn nationaalsocialistische

partij en de parapolitiële veiligheidsdienst SS. Vanaf zijn eerste politieke

optreden als volksmenner in de marge, kort na de Eerste Wereldoorlog,

had Hitler duidelijk gemaakt dat hij het op de joden had gemunt.

Maar alleen hadden hij, zijn partij en zijn knokploegen die gigantische

operatie nooit kunnen uitvoeren. Zij waren afhankelijk van de steun

van de Duitse bevolking en van de medewerking van overheidsdiensten,

maatschappelijke organisaties en bedrijven. Zij konden appelleren aan

een geworteld antisemitisme, soms virulent, meestal diffuus, dat na de

nederlaag in de Eerste Wereldoorlog fel was opgelaaid en daarna niet was

verdwenen. Toen de economische wereldcrisis in Duitsland hard

Page 62: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

60

JAN VAN DEN OEVER

toesloeg en het politieke bestel vastliep, schoven de conservatief-

nationalistische partijen daar Hitler naar voren om de politieke impasse

te doorbreken. De knecht werd in een oogwenk meester en wist

met autoritair optreden de economie weer op gang te brengen. Dat

communisten, joden, sociaaldemocraten en vakbondsactivisten werden

mishandeld en vastgezet namen velen op de koop toe. Er was toen al geen

macht in Duitsland meer die Hitler kon stoppen.

In de tweede helft van de jaren dertig radicaliseerde het Duitse anti-joodse

optreden en werd het onuitgesproken doel massamoord. Een indicatie

van die omslag gaf Hitler zelf in een toespraak voor de Rijksdag in januari

1939 toen hij de Westerse grootmachten bedreigde met moord op de

joden als zij tegen hem ten strijde zouden trekken. Dat leek grootspraak

van een proleet en was op dat moment ook nog onuitvoerbaar. In de

volgende anderhalf jaar verveelvoudigde als gevolg van de verovering

van Polen, grote delen van Scandinavië en West-Europa bovendien het

aantal joden in de Duitse invloedsfeer. Maar met zijn drijven bleef Hitler

de Duitse bestuursstructuren in bezet Europa prepareren voor actie tegen

de joden. Tegelijk kreeg hij bijval van zetbazen op lokaal niveau die zich

met eigen anti-joodse initiatieven in de gunst van de politieke leiding

trachtten te werken. De poging van de Amsterdamse Beauftragte van de

rijkscommissaris, begin 1941, om in de hoofdstad een getto op te richten,

was zo’n initiatief. Hij werd teruggefl oten omdat zijn ijveren het openbare

leven in Amsterdam ernstig zou ontwrichten. Maar intussen zette hij met

zijn actie het rijkscommissariaat onder druk om versneld met eigen anti-

joodse initiatieven te komen en zo stuwde hij de Duitse vernietigingsdrift

verder op. Aan de vervolging van de joden lag, in de woorden van de

Duitse historicus H. Mommsen, een proces van cumulatieve radicalisering

ten grondslag.89

Bij het Nederlandse bestuur trof de bezetter niet die ijver om joden te

treffen. Zelfs de bereidheid om aan anti-joodse maatregelen mee te

werken was gering. Het Nederlandse bestuur zocht een modus vivendi

met de bezetter, in de hoop zo het land zo ongeschonden mogelijk door

de oorlog heen te loodsen. Het bedrijfsleven kreeg alle ruimte om Duitse

opdrachten uit te voeren, de wisselkoerspolitiek verschafte Duitsland

belangrijk fi nancieel voordeel en niettemin bleef het Nederlandse

welvaartspeil op een behoorlijk niveau, hoger dan in Duitsland zelf.

Page 63: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

61

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Sleutelfi guren in het Nederlandse bestuur, zoals de vooroorlogse secretaris-

generaal van Binnenlandse Zaken K.J. Frederiks en de nieuwe, door de

bezetter benoemde Amsterdamse burgemeester E.J. Voûte, konden zich

wel vinden in de door de bezetter beoogde declassering van de joden

tot tweederangs burgers. Zij werkten aan zo’n politiek mee, al lieten ze

het initiatief aan de Duitsers. Aan vage berichten als zou die bezetter

alle joden in Nederland gedwongen willen laten emigreren naar een

ver buitenland namen zij geen aanstoot. Het Nederlandse bestuur liet

zich meevoeren met de stroom. Op korte termijn leek onder de gegeven

omstandigheden inderdaad de meest gunstige uitkomst te bereiken

met het niet onnodig prikkelen van de bezetter en met het uit de weg

gaan van confrontaties. Maar die opstelling doemde het bestuur tot

machteloosheid en omdat het naliet de eigen burgers te beschermen en

wat restte van de eigen soevereiniteit te verdedigen, leidde deze politieke

koers uiteindelijk tot een veel ongunstiger resultaat. Voor de joden in ons

land zelfs tot een ramp.

Hoewel de bezetter in Nederland vanaf het begin op weinig sympathie

kon rekenen, duurde het lang voordat hij op daadwerkelijke weerstand

stuitte. Aanvankelijk richtte de publieke ergernis zich vooral op de NSB. De

Februaristaking was een uiting van spontane volkswoede, een authentiek

protest, bedoeld om de bezetter duidelijk te maken hoe afkerig men was

van mishandeling van joden. Maar zij droeg niet of nauwelijks bij tot

versterking van het weerstandsvermogen van bestuur en samenleving.

Veeleer voegde men zich hierna versneld naar de nieuwe verhoudingen,

beducht voor nieuwe Duitse geweldsuitbarstingen. Illustratief is de

geringe aandacht in de opkomende clandestiene nieuwsbulletins voor

de veranderingen in het dagelijks leven, zoals de uitsluiting van joden

uit openbare gelegenheden, en de groeiende belangstelling voor de

internationale ontwikkelingen. Men vluchtte uit de eigen werkelijkheid en

stelde zijn hoop op de geallieerde grootmachten.

De aankondiging van de bezetter in de voorzomer van 1942 om de joden

uit Nederland weg te voeren, kwam daarom als een schok. Er was protest,

onder andere van de leiding van de kerken. In Nederland, in Amsterdam

vond dat ook weerklank bij de bevolking, maar toen de bezetter stug

doorzette, verzonken velen in lethargie. Slechts enkelingen legden

toen de basis voor gerichte tegenactie. Henk Dienske, ouderling in de

Waalkerk, begon met de opbouw van een netwerk dat vele honderden

joden aan onderduikadressen zou helpen. Zijn buurtgenoot Gerrit Jan van

Page 64: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

62

JAN VAN DEN OEVER

der Veen startte de Persoonsbewijscentrale die vele duizenden joden en

niet-joden aan vervalste identiteitspapieren zou helpen. Van den Oevers

dienstweigering was de eerste uiting van weerstand in de politie tegen

de vervolging en deportatie van de joden. Maar zijn daad richtte weinig

uit. Zijn plaats werd nog dezelfde avond door een collega overgenomen

en het ophalen ging door. Pas het wegvallen van Tulp, begin oktober

1942, was voor de bezetter een echte tegenslag. Met de daden van

andere enkelingen als Dienske en Van der Veen staat de dienstweigering

van Van den Oever aan het begin van een geleidelijke omslag in de

Nederlandse samenleving om de alledaagse steun aan de bezetter op te

zeggen. Uiteindelijk raakte de bezetter in de zomer van 1943 geïsoleerd

en daarmee machteloos. Hij nam zijn toevlucht tot harde repressie maar

wist veel minder van zijn doeleinden te bereiken. Maar voor verreweg de

meeste joden was dat te laat.

Page 65: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

63

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

De betekenis van de daadWij bewonderen Van den Oever om zijn morele sensitiviteit, om zijn

besluitvaardigheid, moed en standvastigheid en om de bereidheid van

hem en zijn gezin om de consequenties van zijn beslissing te aanvaarden.

Natuurlijk, ook Mouwen, Backer en Van Gastel legden een verwerpelijk

dienstbevel naast zich neer en droegen daarvan de consequenties. En

misschien zijn er meer geweest. Natuurlijk, Van den Oevers daad had

politiek nauwelijks effect en kan de schande van de deelname van zijn

collega’s niet uitwissen. Maar hij stelde voor zichzelf een grens aan wat in

politiedienst aanvaardbaar is en weigerde medewerking aan iets waarvan

sindsdien iedereen overtuigd is dat het nooit had mogen gebeuren. In

een wereld die regelmatig wordt opgeschrikt door genocide, is hij een

toonbeeld van verzet. Het gedenkteken dat op 25 september 2008 in

het kantoor van de politie Amsterdam-Amstelland aan de Kabelweg

in Amsterdam voor hem is onthuld, is in zekere zin een moderne

tegenhanger van het traditionele monument voor de onbekende soldaat:

een gedenkteken voor de onbekende klokkenluider tegen genocide.

In de Angelsaksische wereld wordt de politie wel aangeduid als de thin

blue line, de verdediger van behoorlijke omgangsvormen, het morele

minimum, aan de rafelrand van de samenleving. In Nederland is het echter

ongebruikelijk om een politiebeambte als moreel voorbeeld te zien. Als

een samenleving goed functioneert, wordt van de politie relatief weinig

gevergd. Dan kan haar betekenis in het persoonlijke leven van burgers in

nood groot zijn, maar blijft haar maatschappelijke betekenis beperkt. Om

die reden kunnen we ons gelukkig prijzen met de geringe behoefte aan

politiële helden in Nederland. Maar als het er om spant, als in het hart

van de samenleving de maatschappelijke vrede wordt bedreigd, wordt de

maatschappelijke betekenis van de politie plotseling veel groter. Dat was

tijdens de Duitse bezetting het geval. Hoe ongebruikelijk in Nederland

ook, het is daarom treffend hem juist als politieman te herdenken.

Dat roept wel de vraag op waarom wij hem als politieman een voorbeeld

vinden, waarom wij vinden dat hij als politiebeambte tot een goede

afweging en een goed besluit is gekomen?

Wie, zoals Van den Oever, tijdens een bezetting als politieman of –vrouw

verantwoordelijk is voor de bescherming van de rechtsorde en voor hulp

aan burgers in nood, kan zich niet uitsluitend door morele afkeer van

Page 66: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

64

JAN VAN DEN OEVER

dienstverlening aan de bezetter laten leiden en zich zomaar aan zijn of

haar ambtelijke verantwoordelijkheid onttrekken. Hij of zij staat voor de

lastige vraag hoe die verantwoordelijkheid zo goed mogelijk na te komen

en welke taakuitoefening die ook dienstverlening aan de vijand impliceert,

niet meer aanvaardbaar is? Dat vraagstuk is in Nederland aangesneden

onder de noemer ‘burgemeester in oorlogstijd’ en heeft in het verleden

geleid tot heftige discussies. Hoewel de politie tijdens de Duitse bezetting

voor een soortgelijk probleem stond, is zij refl ectie op die vraag tot nu toe

grotendeels uit de weg gegaan.90

Lange tijd was de voornaamste les die uit de Duitse bezetting werd

getrokken, de overtuiging dat Befehl ist Befehl in humane organisaties

een onacceptabele omgangsvorm is. Niet ten onrechte werd de toenmalige

Duitse politie afgeschilderd als een meer autoritaire organisatie dan de

Nederlandse. Nadat in ons land als gevolg van de culturele omwenteling

eind jaren zestig de overgang had meegemaakt van, in de woorden van

A. de Swaan, een bevels- naar een onderhandelingshuishouding won

deze overtuiging nog aan kracht. Toch was en is dat welbeschouwd een

weinig waardevolle les. Iedereen die in een organisatie heeft gewerkt,

weet dat je niet elke opdracht op een goudschaaltje kunt wegen, dat je

om te functioneren je ook onwelgevallige taken moet accepteren. Dat

geldt zeker in een politieorganisatie, want die kan niet zonder gezag

en hiërarchie. En gezag betekent overdracht van oordeelsvermogen,

ook al is die niet onvoorwaardelijk. Bovendien, goed politiewerk berust

op ervaring en routine, en vergt allereerst doortastendheid. Of aan een

politie-interventie ook een weloverwogen besluit ten grondslag ligt, is

vaak van minder gewicht dan of deze tijdig is en voorlopig soelaas biedt.

Natuurlijk blijft een politieman of –vrouw verantwoordelijk voor zijn of

haar eigen daden, ook al handelt hij of zij op instructie van hogerhand. De

meesten beseffen dat ook terdege en als zij dat niet doen, worden zij daar

wel aan herinnerd, want van een moderne medewerker wordt gevergd dat

hij verantwoording afl egt. Persoonlijke verantwoordelijkheid is heden ten

dage ook in de politieorganisatie een brandende kwestie. Befehl ist Befehl

is geen serieus alternatief. Dat afkeuren is een los gebaar.

De te vroeg overleden Amsterdamse politiepsycholoog Frans Denkers

heeft de refl ectie over de taakopvatting van de politieman en –vrouw

een krachtige impuls gegeven met zijn idee van een moreel kompas.91

Dat is een goed gekozen metafoor. Moreel besef heeft inderdaad het

karakter van een instrument waarbij je te rade gaat als je even de weg

Page 67: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

65

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

kwijt bent. Het is geen tom-tom waarop je je ongestoord kunt laten

meevoeren, maar een kwetsbaar houvast dat je alleen raadpleegt als de

twijfel toeslaat en dat je dan kan dwingen tot een forse koerscorrectie,

omdat het een zekere onafhankelijkheid heeft ten opzichte van de

wegwijzers in je directe omgeving. Veel wijst erop dat Van den Oever in de

zomermaanden van 1942 in Kampen zijn kompas heeft geraadpleegd. Ook

dat past bij het idee van Denkers die immers dat kompas nauw verbindt

met persoonlijke ervaringen, opgedaan buiten de politieorganisatie. Het is

heel wel mogelijk dat de arrestatie van dominee Sietsma en de boodschap

van dominee Slomp voor hem die persoonlijke ervaringen zijn geweest.

Maar die ervaringen boden hem geen leidraad hoe hij zich vervolgens

als politieman moest opstellen. Er is een wezenlijk verschil tussen de

morele intuïtie in het persoonlijke leven en de praktische wijsheid die een

politieman of –vrouw in de dagelijkse politiepraktijk juist doet handelen.

Een politieman of –vrouw kan zich niet uitsluitend laten leiden door

morele overwegingen. Hij of zij moet burgers aanspreken op hun

misdragingen en dat kan alleen maar overtuigend als hij of zij zich in het

openbaar voorbeeldig gedraagt. Maar een politieman of –vrouw mag zijn

of haar morele opvattingen niet zonder meer aan burgers opleggen. Voor

hem of haar tellen ook niet alle normen die voor burgers gelden, zelfs

niet de morele basisregel: wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook

een ander niet. Het gesprek is en blijft het voornaamste wapen maar de

politie moet ook op een zeker moment kunnen zeggen: alles goed en wel,

maar zo gebeurt het. Als dat gepast is, mag de politie dwang en geweld

gebruiken. Zij kan de vrede herstellen door ruziemakers te intimideren,

soms alleen al met het dreigement van strafrechtelijke vervolging. De

politie kan mensen heimelijk observeren, hun telefoongesprekken

afl uisteren of undercover in criminele milieus binnendringen. Zij

mag burgers aanzetten tot verraad aan vrienden of verwanten. Een

politiebeambte in een leidinggevende positie mag zijn collega’s zelfs

blootstellen aan gevaar voor lijf en leden. Wettelijk mag dat, het zal

vrijwel altijd gerechtvaardigd zijn, maar daarmee is het nog niet moreel

juist. In de politiepraktijk geldt af en toe dat het doel de middelen heiligt,

in ons persoonlijke leven niet. Het siert politiemensen, bijvoorbeeld politie-

infi ltranten, als zij het daar soms moeilijk mee hebben, want het getuigt

van hun moreel besef. In het ambt moeten zij soms lastige, persoonlijke

compromissen sluiten.

Page 68: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

66

JAN VAN DEN OEVER

Een politieman of –vrouw mag zich ook niet laten leiden door zijn of

haar politieke overtuiging. Hij of zij moet burgers aanspreken op hun

misdragingen, maar wat wangedrag is en hoe die burgers het beste op

dat gedrag kunnen worden aangesproken, is vaak niet evident. Daarom

zijn door de volksvertegenwoordiging wetten en regels vastgesteld en is

een bevoegd gezag ingesteld dat toeziet dat misdragingen rechtmatig

en effectief worden gecorrigeerd. Vaak heeft de politie al voldoende

richtsnoer aan haar taak en aan haar inschatting van de effecten van

haar optreden, maar als het bevoegd gezag ander optreden vraagt,

heeft de politie te volgen. Ook als dat gezag andere opvattingen heeft

dan de politiebeambte zelf. Een politieman of –vrouw mag in redelijke

vrijheid op straat het bestuur over burgers uitoefenen, maar hij of zij

moet zich ook laten besturen door het bevoegd gezag dat aan hem of

haar die bestuurstaak op straat heeft gedelegeerd. Hij of zij kan menen

dat een bordeelhouder een verwerpelijke praktijk beoefent maar heeft te

aanvaarden dat gelegenheid geven tot prostitutie is gelegaliseerd en heeft

de betrokkene als ieder ander burger met respect te behandelen.

Compromissen met de eigen morele en politieke overtuiging zijn voor

de politie staande praktijk en geen schande. Maar bij het aangaan van

die compromissen moeten de eisen van haar publieke taak voorop staan.

De politie is een overheidsorgaan en helpt mee aan de bescherming van

de veiligheid van de Nederlandse staat. Maar als dat beschermen niet te

verenigen is met de zorg voor de publieke veiligheid en de rechtsorde,

gaan voor haar de laatste voor. 92

De politie heeft burgers in nood hulp te bieden, maar is evenmin een

dienaar van hun belangen. Van haar mogen burgers hulp in een acute

noodsituatie verwachten, niet de zorg, barmhartigheid en liefde die de

moraal aan medemensen voorschrijft. Omdat een politieman of –vrouw bij

de uitoefening van zijn of haar ambt de ingevingen van het eigen morele

besef of de eigen politieke overtuigingen moet kunnen opschorten, is

het voor hem of haar wel een extra zware opgave om vast te stellen

wanneer de grens bereikt is. Regels zijn er niet. Het afglijden van de

collega-inspecteurs van Van den Oever onder het bewind van Tulp leert

bovendien dat het juiste moment om een daad te stellen zich nooit vanzelf

aandient. Wie in zulke omstandigheden op zoek gaat naar een regel, mist

de moed om een daad te stellen. Het voorbeeld van Van den Oever laat

zien dat een politieman of –vrouw behalve op moed, daadkracht en een

portie geluk alleen kan vertrouwen op zijn of haar inlevingsvermogen en

Page 69: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

67

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

verbeeldingskracht. Hij of zij moet beseffen wat wordt aangericht en moet

kunnen voorzien waartoe zijn politiediensten leiden. Inlevingsvermogen en

verbeeldingskracht zijn respectievelijk een ethische en een politieke deugd.

Zonder ethiek en politiek kunnen politiemensen het dus ook niet stellen.

De uitlevering van ruim honderdduizend joodse burgers aan de vijand,

een wisse dood tegemoet, is zonder twijfel het ernstigste misdrijf dat op

Nederlands grondgebied is gepleegd. Tot maar weinigen drong dat door

toen er in de zomer van 1942 een begin mee werd gemaakt. Velen wilden

het ook liever niet weten, vooral als hun werk (zijdelingse) medewerking

aan de vervolging met zich meebracht. De omstandigheden hielpen

Van den Oever het feit wel te onderkennen. Bij bureau Economische

Zaken zag hij dat joden plotseling van ieder middel van bestaan werden

beroofd. Zijn dominee hield hem voor dat zorg voor de joden persoonlijke

actie vergde. Zelf beschikte hij over voldoende inlevingsvermogen en

verbeeldingskracht om te beseffen dat hij een daad moest stellen. Zijn

optreden is bewonderenswaardig, omdat hij niet eenvoudig afhaakte,

maar als politieman op het sportveld de discussie met zijn collega’s aanging

en daarna van zijn superieuren vergde gehoord te worden. Hij vervulde

een publiek ambt, hield dat vol tot de door hemzelf gestelde grenzen

werden bereikt, trok toen zijn conclusie en aanvaardde de consequenties.

Page 70: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

68

JAN VAN DEN OEVER

Page 71: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

69

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Na de oorlogMet het ontslag verloor het jonge gezin in de Waalstraat zijn bron van

inkomsten. Waarschijnlijk kon Van den Oever op fi nanciële steun van zijn

vader rekenen, maar breed zullen Jan en Henny het met hun jonge dochter

Hanny niet hebben gehad.

De familie kreeg meer tegenslagen te verduren. Op 9 juni 1943 werd broer

Gerrit, die als ambtenaar bij de gemeente Kampen werkte, gearresteerd bij

een poging om met enkele anderen het plaatselijke bevolkingsregister in

brand te steken, kort nadat een NSB-er met de leiding van deze dienst was

belast. Een maand later werd ook zijn vader door de Sipo(SD) opgepakt,

in het bezit van clandestiene nieuwsbladen. Van den Oever senior

kwam uiteindelijk na een maand vrij, maar Gerrit werd in het strafkamp

Amersfoort opgesloten waar hem zware ontberingen wachtten. Een jaar

later werd hij doorgestuurd naar een kamp in Duitsland, waar hij eind

november 1944 overleed.93

Na zijn ontslag moest Van den Oever naarstig op zoek naar werk. Tulp

had gezorgd dat hij niet meer bij de overheid aan de slag kon en zolang

hij geen baan had, dreigde gedwongen tewerkstelling in Duitsland. In het

telefoonboek presenteerde hij zich als economisch adviseur, maar het is

onduidelijk of hij reële werkzaamheden in die zin heeft verricht. Het gezin

maakte in elk geval een tijd van armoede mee. Zijn dochter herinnert zich

dat buurman Iseger hem enige tijd bedekt fi nancieel ondersteunde. Om

Van den Oever de vernedering van openlijke steun te besparen, wierp

Iseger wekelijks het geld door de brievenbus. Het was de bezegeling van

een levenslange vriendschap, waarin overigens nooit meer over de daad

van solidariteit zou worden gesproken.94

Op een zeker moment kreeg Van den Oever een aanstelling als

vertegenwoordiger van biljartfabriek Wilhelmina, gevestigd aan de

Stadhouderskade, niet ver van het politiebureau. De eigenaar, J. Salomon,

moest als jood de zaak in de tweede helft van 1941 overdragen aan een

Duitse Verwalter. Hoe Van den Oever aan zijn aanstelling kwam is niet

bekend, maar vermoedelijk dankte hij deze aan kontakten die hij in

het eerste oorlogsjaar had opgebouwd. Hij werkte er samen met oud-

biljartkampioen Piet van der Pol, zoals hij zijn kinderen later trots vertelde.

Salomon overleefde de oorlog en kreeg na de bevrijding het bedrijf weer

in handen.95

Page 72: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

70

JAN VAN DEN OEVER

Van den Oever kort na de oorlog bij bureau Economische Zaken.

Page 73: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

71

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Op 6 oktober 1944 werd in het gezin Van den Oever een zoon geboren:

Gerard. Kort daarna, toen in Amsterdam de Hongerwinter uitbrak en

er weinig biljarttafels meer te verkopen vielen, vertrok het gezin naar

Kampen. Dochter Hanny herinnert zich nog de boottocht over het

IJsselmeer en het feit dat haar vader met een vervalst persoonsbewijs

reisde. In Kampen werden in het ouderlijk huis de laatste maanden van de

oorlog doorgebracht.96 Op 18 april 1945 werd de stad bevrijd. Direct na de

capitulatie van Duitsland keerde Van den Oever terug naar Amsterdam. Hij

kon bij de biljartfabriek blijven, maar wilde zijn baan bij de politie weer

graag opnemen en had daar wettelijk ook het recht toe. Op maandag 8

mei meldde hij zich op het hoofdbureau. Hij werd weer in dienst genomen

en nog dezelfde dag aan bureau Pieter Aertszstraat gedetacheerd. Tegen

het eind van de maand keerde hij terug naar bureau Economische zaken,

dat sinds het najaar van 1943 in het oude hoofdbureau aan de Oudezijds

Achterburgwal was ondergebracht.97

Het bureau was in omvang fors toegenomen en had ook na de bevrijding

een zware taak. De regering hield namelijk vast aan de loon- en

prijsbeheersing, de levensmiddelendistributie werd slechts geleidelijk

afgebouwd en tot in het voorjaar van 1946 zou de zwarte handel fl oreren.

Van den Oever zou tweeëneenhalf jaar dienst doen als chef van de

afdeling Prijsvorming en Prijsbeheersing. Bij zijn afscheid typeerde een

van zijn medewerkers hem als een vriendelijke man, ‘reëel, nuchter, soms

hard maar eerlijk’, en zijn stijl van leidinggeven als ‘altijd resoluut, beslist

en sterk’. De spreker wees erop dat hij in het korps werd aangekeken op

zijn dienstweigering, dat deze hem zelfs werd aangerekend, maar zwaaide

hem op persoonlijke titel juist voor deze daad lof toe:

“Waar was een tweede die dit deed? Over waardering zullen wij

niet spreken… Het straatje schoonvegen wijkt voor jodenleed

… Ik heb collega’s en principiële wachtcommandanten horen

zeggen dat u het maar anders had moeten doen. […] En wellicht

juist door bedoelde daad is het gekomen dat U thans als ex-

opsporingsambtenaar hier voor ons staat.”98

Uit de formuleringen valt op te maken dat Van den Oevers terugkeer in

het korps het slechte geweten van zijn collega’s prikkelde, wrevel wekte en

dat dat een belangrijk motief is geweest voor zijn vertrek.

Page 74: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

72

JAN VAN DEN OEVER

Op grond van de wetgeving met betrekking tot her rechtsherstel kon Van den Oever

na de bevrijding terugkeren in zijn oude functie en kon hij aanspraak maken op

vanwege zijn ontslag gederfde inkomsten.

Page 75: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

73

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Page 76: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

74

JAN VAN DEN OEVER

Page 77: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

75

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Na aanhoudende klachten in de pers over de gebrekkige zuivering van de Amster-

damse politie verzocht de minister van Justitie begin 1947 (het doorslag suggereert

ten onrechte 1946) een commissie om de betrokkenheid van het korps bij de vervol-

ging van de joden te onderzoeken. Deze commissie hoorde een tiental korpsleden,

waaronder Van den Oever, staakte toen haar werkzaamheden, maar bracht nog wel

een vertrouwelijk rapport uit.

Page 78: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

76

JAN VAN DEN OEVER

In januari 1948 aanvaardde Van den Oever de functie van parketsecretaris

in Haarlem. In hoeverre het een noodsprong was, is onduidelijk. Er waren

jaargenoten bij de politie die vlotter carrière maakten en uiteindelijk

in topfuncties belandden, maar Van den Oever voelde zich, in elk geval

later, op zijn plek bij het Openbaar Ministerie. In 1957 werd hij benoemd

tot offi cier van Justitie. Hij toonde zich op het parket een hardwerkende,

zeer gewaardeerde medewerker, zo verzekeren oud-collega’s. Hij had

aandacht voor ondersteunend personeel als de portier, de secretaresse en

de koffi edame en kon ook bij hen op veel waardering en steun rekenen.

Maar behalve voor enkele vrienden op het werk, allemaal ‘gereformeerde

jongens’, bleven zijn persoonlijke leven en zijn dienstweigering voor

iedereen onbekend.99

Voor zijn kinderen was Van den Oever allereerst de hardwerkende vader

die ’s avonds na het eten om zeven uur naar zijn werkkamer ging om

nog tot tien uur dossiers te bestuderen. Henny was de ideale moeder

die voor het hele huishouden zorgde, de kinderen uit school opving met

thee en koekjes en zorgde dat schoolvriendjes en vriendinnetjes konden

blijven spelen. Het was een karakteristiek gereformeerd gezin: met gebed,

schriftlezing en een orgel waarop Van den Oever al in zijn jeugd had leren

spelen. Pas zaterdagmiddag, als hij uit zijn werk kwam, was Jan er voor

de kinderen, maar dan ook volop. Spelletjes, fi etstochten maken, naar het

voetbalveld: dan kon het allemaal.100

Begin 1948 overleed zijn vader. Een groot verlies voor Jan van den Oever.

In 1953 stapte hij over van de Gereformeerde Kerk naar de Hervormde. De

aanleiding was ogenschijnlijk een kleinigheid, maar wel illustratief voor

zijn geleidelijke verwijdering van het benepen gereformeerde Kampen.

Van den Oever was op een zondag naar de preek van een Hervormde

dominee gaan luisteren en werd daar een week later door zijn eigen

dominee op aangesproken. Dat accepteerde hij niet en hij kondigde

prompt zijn vertrek aan. In de familie nam men hem zijn stap kwalijk.

Henny, die uit een orthodoxer milieu kwam en een sterkere band met

de kerk had, volgde hem “onder protest”, zoals zij niet naliet vrienden

en bekenden te laten weten. Eenzelfde overstap maakte Van den Oever

in deze jaren in de politiek, door niet meer op de rechtlijnige ARP te

stemmen maar op de meer ruimdenkende CHU. Ook in later jaren bleven

religie en politiek hem sterk bezighouden. Hij las het dagblad Trouw en

de publicaties van protestants-christelijke publicisten als Okke Jager. Hij

volgde het nieuws nauwlettend en had uitgesproken politieke meningen.

Bewondering koesterde hij in de politiek voor verlichte calvinisten als

Page 79: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

77

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

H.K.J. Beernink en B.W. Biesheuvel, terwijl hij zich fors kon ergeren aan de

ex-gereformeerde socialist J.M. den Uyl.101

Toen zijn kinderen de deur uit waren, kon Van den Oever terugvallen op

zijn werk en zijn hobby’s: orgelspel, klassieke muziek en voetbal. Hij had

een staanplaats bij AZ ’67. Zijn vrouw had het moeilijker, nu zij niet meer

voor de kinderen kon zorgen. Na zijn pensionering als offi cier van Justitie

in 1976 maakte hij graag gebruik van de mogelijkheid om nog vijf jaar

als rechter-plaatsvervanger op te treden. Het viel hem niet gemakkelijk

toen ook daar een einde aan kwam. Op 25 februari 1990 overleed hij in

Alkmaar. Zijn vrouw overleefde hem nog vier jaar.102

De oorlog bleef Jan van den Oever tot het einde van zijn leven intensief

bezig houden. Hij sprak er nooit over met zijn kinderen, maar hij las

alles wat hij te pakken kon krijgen. Wij, die meer dan zestig jaar later

terugkijken op de bezettingstijd, kunnen slechts speculeren wat besloten

lag in zijn zwijgen, wat hem gemengde gevoelens heeft bezorgd.

Zoals velen zal hij geschokt zijn geweest over de geleidelijk duidelijker

wordende omvang van de misdaden van het nationaalsocialisme. Hij zal

geen spijt hebben gehad van zijn dienstweigering. Ongetwijfeld heeft hij

teruggedacht aan de discussies op het sportveld, maar vermoedelijk met

een besef van eigen tekort schieten om zijn collega’s te overtuigen en van

de machteloosheid van zijn onbetwistbaar juiste daad. En misschien had

hij, zoals zijn vrouw in 1992, mededogen met de oud-collega-inspecteurs

die moesten leven met het pijnlijke besef van hun grote vergissing.103

Page 80: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

78

JAN VAN DEN OEVER

Bij zijn eigen personeel genoot Van den Oever waardering en respect, getuige dit ge-

dicht dat bij zijn afscheid werd voorgedragen. Elders in het korps werd hem zijn dienst-

weigering kwalijk genomen. Jan van den Oever zit op de voorste rij, tweede van rechts.

Page 81: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

79

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Page 82: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

80

JAN VAN DEN OEVER

Page 83: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

81

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Bronnen en verwijzingen

De passages over de ontwikkelingen in het korps heb ik minimaal

geannoteerd. Uitvoerige verwijzingen zijn te vinden in mijn boek

Dienaren van het gezag. Omdat enkele van de betrokken inspecteurs

nog leven, heb ik hen zoveel mogelijk anoniem opgevoerd. Nadat ik mijn

proefschrift voltooid had, is het politiearchief herordend, helaas zonder

een concordans op te maken. Mijn oude verwijzingen, aangeduid met

5225(oud), corresponderen nog wel naar de stempels op de stukken.

Hoewel Van den Oever zelf geen persoonlijk archief heeft nagelaten, is het

goed mogelijk om meer en diepgaander onderzoek naar zijn leven te doen

dan waartoe ik in staat was.

De in deze tekst geformuleerde opvattingen refl ecteren alleen de mening van de auteur, niet noodzakelijk die van de politie Amsterdam-Amstelland. Ik profi teerde bij het schrijven van kritisch commentaar van dr. G.J. van Klinken en dr. G. van Oenen.

Vrouwen waren slechts in kleine aantallen aangesteld in administratieve functie en bij de Kinder- en Zedenpolitie.

Zijn vakantieperiode is opgemaakt uit het ontbreken van zijn paraaf in het dagelijks register van bureau Economische Zaken.

GAA, 5225 (oud), tel. 17/8/42, 12.02, nr. 9. Een week later werd de andere helft van het korps op een gelijke bijeenkomst getrakteerd. De bioscoop brandde vijf maanden later af.

Tulp meldde in zijn toespraak in elk geval wel trots dat bij het ophalen maar in beperkte mate een beroep kon worden gedaan op het eigen bataljon omdat dit deels was gedetacheerd bij de Haagse en Utrechtse politie om daar aan het ophalen mee te werken. GAA, 5225 (oud), PBA-Verz. St., 141 B. De volgende dag meldde hij de hoogste Duitse politiechef in Nederland, H.A. Rauter: “Es geht hier in Amsterdam gut.” GAA, 5225 (oud)-KHC-1942-235.

GAA, 5225 (oud), tel. 30-8-42, 17.34, nr. 7.

Notitie Bessem in: GAA, 5225 (oud), BHC, D6, 1942, 119.

GAA, 5225 (oud), tel. 02-09-42, 15.32, nr. 17.

GAA, 5225 (oud), tel. 04-09-42, 15.16, nr. 18.

GAA, 5225 (oud), BHC, M5, 2, Verklaring J. van den Oever.

GAA, 5225 (oud), BHC, M5, 2, Verklaring J. van den Oever.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

Page 84: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

82

JAN VAN DEN OEVER

GAA, 5225 (oud), tel. 05-09-42, 14.53, nr. 21.

GAA, 5225 (oud), BHC, M5, 2, Verklaring H.A. Bessem.

GAA, 5225 (oud), BHC, M5, 2, Verklaring J. van den Oever.

GAA, 5225 (oud)-tel. 12-09-42, 9.07, nr. 3.

MvJ, DBR- Voûte, verslag zitting 06-06-47, getuige J. van den Oever.

Tulp-Broersen 14-09-42 en Tulp-Schumann 14-09-42 in: GAA, 5225 (oud)-KHC-1942-254.

Interview W.B. 24-10-90; interview J.B. 17-07-90 en 21-09-90; interview P.J. 16-06-90 en interview G.S. 02-12-91.

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J. van den Oever 27-05-08.

De aartsbisschop van de katholieke kerk zou dat laatste een half jaar later doen, met als gevolg dat toen meer politiepersoneel weigerde mee te werken. S. Stokman, Het verzet van de Nederlandsche bisschoppen tegen nationaal-socialisme en Duitsche tyrannie. Utrecht 1945, bijlage 49.

Gemeentearchief Kampen (GK), Notulen gemeenteraad 1905 e.v. Interview H. van Grieken-Van den Oever en J. van den Oever.

GK, Notulen gemeenteraad 1919, p. 166.

GK, Notulen gemeenteraad 1919, p. 209 en 214.

Kamper Almanak 1940-1941.

GK, Notulen gemeenteraad 1933.

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J. van den Oever.

Mededeling G.J. van Klinken. Interview H. van Grieken-Van den Oever en J.G. van den Oever.

H.G. Leih, Leren voor het leven. Van Gereformeerd Gymnasium tot Johannes Calvijn Lyceum 1896-1996. Kampen, Kok, 1995, p. 45 e.v., p. 63-65.

Interview G. Duisterwinkel. 30-07-08.

J. Klamer, Leven en werk van dr. R.J. Dam. Uithuizermede, R.J. Damschool. Leih, Leren voor het leven, p. 75 e.v. Interview Duisterwinkel.

G.L. van Klinken, Opvattingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland over het Jodendom 1896-1970, Kok, Kampen, 1996, p. 185-230.

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

Page 85: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

83

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Wellicht speelde een rol dat zijn vader secretaris van de NationaleVereniging voor Gereformeerd Voorbereidend Hooger Onderwijs was geweest.

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J. van den Oever.

24e Jaarverslag Nationale Vereniging voor Gereformeerd Voorbereidend Hooger Onderwijs.

Van Kaam, Parade der mannenbroeders.

Almanak van het studentencorps aan den Vrije Universiteit 1931.

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J. van den Oever.

Almanak van het studentencorps aan den Vrije Universiteit 1931-1937.

Interview Duisterwinkel.

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J. van den Oever.

Van Klinken, Opvattingen, p. 232-323.

Almanak van het studentencorps aan den Vrije Universiteit 1935. Interview Duisterwinkel.

Interview Duisterwinkel

Personeelsdossier J. van den Oever, Regiopolitie Amsterdam-Amstelland..

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J. van den Oever.

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J. van den Oever.

Personeelsdossier J. van den Oever, Regiopolitie Amsterdam-Amstelland..

Gemeenteraadsnotulen Kampen 1940, p. 119 e.v.

GAA, 5225 (nieuw)-6903, 30-05-40.

GAA, 5225 (nieuw) 2670, 06-07-40.

GAA, 5225-6904, 22-07-40, 19.15. Roest, Scheren, Oorlog, 140-142.

NIOD, Februaristaking, ds. 28, rapport J.J. Meeuwsen 11-02-46. Daar staat tegenover dat Krenning een joodse koopman op het Amstelveld, een oud-klasgenoot van hem, waarschuwde voor de wanordelijkheden van politieoptreden tegen de NSB-ers. GAA, 5225, 6839, 03-09-40, Polak aan Krenning.

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

Page 86: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

84

JAN VAN DEN OEVER

GAA, 5225 (nieuw), 5333. rapport C.S. van Kuik, 06-08-40 en rapport H.A. van Duinhoven (Marktwezen) z.d.; Roest, Scheren, Oorlog, p. 144.

GAA, 5225 (nieuw), 5333. Versteeg aan De Vlugt 09-08-40. Roest, Scheren, Oorlog, p. 144 geven een iets andere lezing van de gebeurtenissen. Het door hen bestudeerde dossier van de dienst Marktwezen was voor mij op het moment van onderzoek niet raadpleegbaar.

GAA, 5225 (nieuw)-6904, 26-08-40, 14.00. GAA, 5225 (nieuw), 5333.

Roest, Scheren, Oorlog, p. 146-151.

Twee andere inspecteurs zouden bovendien spoedig NSB-lid worden.

GAA, 5174, 1940, 1497.

PPG, PG, P 169, 41.

Sietsma was de oom van de latere Amsterdamse recherchechef K.J.H.H. Sietsma. De laatste is ook naar zijn oom vernoemd.

K. Sietsma, ‘Kroniek’, in Gereformeerd Theologisch Tijdschrift 1941, p. 183-188 en 474.

C.J. Sikkel, Een waarlijk vrije Levensschets van dr. Kornelis Sietsma. Amsterdam, Kirchner, 1946. Sleutelfi guur was H. Dienske, oprichter van de LO in Amsterdam. De twee collega’s van Sietsma, ds. C.J. Sikkel en ds. P.G. Kunst, speelden ook een actieve rol in de hulp aan joden om onder te duiken. Zie ook: www.zuidelijkewandelweg.nl/tijdtijn/verzet

GAA, 5181, 1731, 2, correspondentie Voûte met diverse Duitse autoriteiten.

GAA, 5225 (oud), tels. 11-06-42, 13.35; 20-06-42, 10.07; 16-06-42, 9.30 en 13.40.

GAA, 5225 (nieuw), 3272.

G. Spanhaak, J.B. Keuter, De ambtseed getrouw… Brieven aan de vijand van de Kampense burgemeester. Kok, Kampen, 1983.

J.B. Keuter, Kampen in oorlogstijd. Kok, Kampen, z.j.(2). A. van Boven, Jan Jansen in bezet gebied. Oorlogsdagboek van een ambtenaar. Kok, Kampen, 1946, p.138.

Van Boven, Jan Jansen, p. 150.

Van Boven, Jan Jansen, p. 153.

53

54

55

56

57

58

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

Page 87: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

85

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Van Klinken, Opvattingen, p. 319-406.

D. Kaajan, ‘Kampen: eindpunt van tournee over geestelijk verzet’in: Kamper Almanak, 2003, p. 176-195.L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog dl. VI, Staatsuitgeverij, Den Haag, 1975, p. 120-122.

Er zijn ook andere groepen uit het korps bij het ophalen ingezet, begin oktober 1942 heeft op twee avonden zelfs tweederde van het hele korps meegewerkt, maar die groepen hadden een andere positie en vaak ook andere motieven, zodat een vergelijking in dit kader minder vruchtbaar is.

Uitzondering vormden twee oudere inspecteurs die voor de oorlog om disciplinaire redenen waren teruggezet in die rang.

GAA, 5169-1941-2/8.

MvJ, DBR 925, Verklaring B.J.

MvJ, DBR 925, Verklaring B.J.

MvJ, DBR 925, Verklaring B.J.

GAA, Arbeidszaken 1942, 351.

NA, MvJ, DGvP, inv. 102, Beknopt verslag vergadering 16-06-41.

Interview J.B. 21-09-90.

GAA, 5225 (oud), BHC, M 5, 2, verklaring J.C.

De geringe aantallen die de vier gehoorde inspecteurs tegenover de ministeriele onderzoekscommissie noemen, tot soms slechts vijf personen, zijn voor het optreden in de septembermaand niet geloofwaardig. Het zou in dat geval vreemd zijn dat hun inzet een maand lang is gecontinueerd. De aantallen hebben hoogstwaarschijnlijk alleen betrekking op hun optreden op 3 oktober 1942: de tweede avond dat gezinnen van tewerkgestelde joden werden opgehaald. Toen keerden de inspecteurs, blijkens een Duitse rapportage, inderdaad met zulke geringe aantallen aan de bureaus terug maar toen was dat gedrag ook meteen aanleiding om de inzet van het reguliere personeel te staken.

Deze aantallen zijn gebaseerd op de telegrammen die de politie op de betrokken avonden aan de GG en GD stuurde, met het verzoek om een ambulance.

70

71

72

73

74

75

76

77

78

79

80

81

82

83

Page 88: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

86

JAN VAN DEN OEVER

M. Bolle, Ik zal je beschrijven hoe een dag er hier uitziet. Dagboekbrieven uit Amsterdam, westerbork en Bergen Belsen. Amsterdam, Contact, 2003, p. 35-36. In het commentaar bij deze brief wordt het begrip ‘zwarte politie’ niet geheel correct met Schalkhaarders gelijkgesteld. Vanaf het voorjaar van 1941 begon de rijksoverheid de gehele Nederlandse politie zwarte uniformen te verstrekken. Vanwege textielschaarste vlotte dat niet snel. Wie liever niet zo’n uniform ontving, kon vrij gemakkelijk uitstel vragen. Nieuwkomers in de politie uit het genazifi ceerde opleidingsbataljon Schalkhaar kregen direct zo’n uniform.

Bolle, Ik zal je beschrijven, p. 37-38

Bolle, Ik zal je beschrijven, p. 38.

Bolle, Ik zal je beschrijven, p. 38.

Zie bijvoorbeeld: D. Pohl, Holocaust. Die Ursachen, das Geschehen, die Folgen. Freiburg, Herder, 2000.

H. Mommsen, Der Nationalsozialismus und die Deutsche Gesellschaft. Reinbek, Rowolt, 1991, p. 184 e.v.

Op van de Haagse korpschef C.D. Peijster ondertekenden in 1976 vertegenwoordigers van politieorganisaties uit zes landen een handvest waarin werd gesteld dat politiepersoneel de mensenrechten behoort te respecteren, zelfs als het daartoe bevelen van het bevoegd gezag dient te trotseren: “Police-offi cers […] have the right to disobey or disregard any order, instruction or command, even if lawfully made within the context of national legislation, which is in clear and signifi cant contradiction to basic and fundamental human rights, as described in the Universal Declaration of Human Rights.” A. Heijder (1982), ‘Politie en mensenrechten’ in: F.G.L.L. Schols e.a., Politie en maatschappij. Beschouwngen over de politie, aangeboden aan dr. C.N. Peyster bij zijn afscheid als hoofdcommissaris. Den Haag, p. 31-39, i.h.b. p. 36. helaas leidde dit niet tot discussie in de Nederlandse politie. Wel heeft sindsdien P. van Reenen dit thema in diverse publicaties en op nationale en internationale fora aangekaart.

F. Denkers, P. van Beers, Moreel kompas van de politie. Den Haag, Ministerie van BZK, 2000.

Voor mijn opmerking over de AIVD: A. Docters van Leeuwen, ‘Burgerschap in extremis’ in: H.R. van Gunsteren, P. den Hoed (red.), Burgerschap in praktijken, deel 2. Den Haag, WRR, 1992, p. 245-259.

Van Boven, Jan Jansen, p. 266; Keuter, Kampen.

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J.G. van den Oever

84

85

86

87

88

89

90

91

92

93

94

Page 89: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

87

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Van den Oever was na de oorlog een enthousiast biljarter. Mogelijk was hij dit ook al in 1940 en hielp dat bij het leggen van het contact. Informatie over biljartfabriek Wilhelmina van C. van Oosterhout die het bedrijf in 1963 van Salomon overnam. Telefoongesprek 12-06-08.

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J.G. van den Oever

Personeelsdossier J. van den Oever, Regiopolitie Amsterdam-Amstelland..

Bezit familie Van den Oever.

Telefonische mededeling mr. J.H. Bijl de Vroe 26-05-08; telefonische mededeling mr. R. Toeter 26-05-08.

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J. van den Oever.

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J.G. van den Oever

Interview H. van Grieken-Van den Oever en J.G. van den Oever

Interview H. van den Oever in: VARA, Achter het nieuws, 25-02-92

95

96

97

98

99

100

101

102

103

Page 90: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

88

JAN VAN DEN OEVER

Page 91: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

89

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Archieven

Gemeentearchief Kampen

Gemeenteraadsnotulen

Gemeentearchief Amsterdam

Politiearchief

Archief Marktwezen

Theologische Universiteit Kampen

24e Jaarverslag Nationale Vereniging voor Gereformeerd Voorbereidend

Hooger Onderwijs.

Almanak van het studentencorps aan den Vrije Universiteit. Amsterdam,

Herdes, 1931-1939.

Page 92: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

90

JAN VAN DEN OEVER

Page 93: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

91

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Literatuur

Agnes Amelink, De gereformeerden. Amsterdam, Bert Bakker, 2001.

M. Bolle, Ik zal je beschrijven hoe een dag er hier uitziet. Dagboekbrieven

uit Amsterdam, Westerbork en Bergen Belsen. Amsterdam, Contact, 2003.

A. van Boven, Jan Jansen in bezet gebied.Oorlogsdagboek van een

ambtenaar. Kok, Kampen, 1946.

F. Denkers, P. van Beers, Moreel kompas van de politie. Den Haag,

Ministerie van BZK, 2000.

I.A. Diepenhorst, ‘De juridische faculteit (1880-1980)’ in: M. van Os,

W.J. Wieringa, Wetenschap en rekenschap 1880-1980. Een eeuw

wetenschapsbeoefening en wetenschapsbeschouwing aan de Vrije

Universiteit. Kampen, Kok, 1980, p. 105-155.

A. Docters van Leeuwen, ‘ Burgerschap in extremis’ in: H.R. van Gunsteren,

P. den Hoed (red.), Burgerschap in praktijken, deel 2. Den Haag, WRR,

1992.

D. van Driel, J. van Gelderen, Kinderen verhalen van de oorlog. Kampen

1940-1945. Kampen, Kok, 1990.

H.R. van Gunsteren, A theory of citizenship. Organizing plurality in

contemporary democracies. Oxfoird, Westview Press, 1998.

L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog

dl. VI, Staatsuitgeverij, Den Haag, 1975.

D. Kaajan, ‘Kampen: eindpunt van tournee over geestelijk verzet’ in:

Kamper Almanak, 2003, p. 176-195.

B. van Kaam, Parade der mannenbroeders. Protestants leven in Nederland

1918-1938. Wageningen, Zomer en Keuning 1964 (3).

Kamper Almanak 1940-1941. Zalsman Kampen 1941.

J.B. Keuter, Kampen in oorlogstijd. Kok, Kampen, z.j.(2).

Page 94: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

92

JAN VAN DEN OEVER

J. Klamer, Leven en werk van dr. R.J. Dam. Uithuizermeede,

R.J. Damschool, z.j.

G.J. van Klinken, Opvattingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland

over het Jodendom 1896-1970. Kampen, Kok, 1996.

H.G. Leih, Leren voor het leven. Van gereformeerd Gymnasium tot

Johannes Calvijn Lyceum 1896-1995. Kampen, Kok, 1995.

G. Meershoek, Dienaren van het gezag. De Amsterdamse politie tijdens de

Duitse bezetting. Amsterdam, Van Gennep, 1999.

H. Mommsen, Der Nationalsozialismus und die Deutsche Gesellschaft.

Reinbek, Rowolt, 1991

D. Pohl, Holocaust. Die Ursachen, das Geschehen, die Folgen. Freiburg,

Herder, 2000.

P. van Reenen, De geest van Blauw. Ethiek en zingeving van politiewerk.

Deventer, Gouda Quint, 1998.

G. van Roon, Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941. Spectrum,

Utrecht/Antwerpen 1973.

K. Sietsma, ‘Kroniek’ in: Gereformeerd Theologisch Tijdschrift 1941,

p. 183-188, 474-475.

C.J. Sikkel, Een waarlijk vrije. Levensschets van dr. Kornelis Sietsma.

Amsterdam, Kirchner, 1946.

G. Spanhaak, J.B. Keuter, De ambtseed getrouw… Brieven aan de vijand

van de Kampense burgemeester. Kok, Kampen, 1983.

S. Stokman, Het verzet van de Nederlandsche bisschoppen tegen nationaal-

socialisme en Duitsche tyrannie. Utrecht 1945, bijlage 49.

Page 95: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

93

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Page 96: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

94

JAN VAN DEN OEVER

Page 97: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

95

BEVOLEN DIENST GEWEIGERD

Page 98: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

96

JAN VAN DEN OEVER

Page 99: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek
Page 100: Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van …...Bevolen dienst geweigerd Jan van den Oever, zijn geweten en de grenzen van het aanvaardbare in politiedienst. Guus Meershoek

www.politie-amsterdam-amstelland.nl

AA

-080

903-

01

Op verzoek van de politie Amsterdam-Amstelland heeft de historicus Guus Meershoek

een studie gedaan naar de persoon, achtergrond en levensomstandigheden van de

voormalig inspecteur van politie mr. Jan van den Oever. Waarom Van den Oever?

Omdat hij tijdens de Duitse bezetting tot het kleine aantal Amsterdamse politiemensen

behoorde, dat de moed had om zich van een bevel van de korpsleiding te distantiëren.

Guus Meershoek

Politie Amsterdam-Amstelland

Amsterdam, september 2008