JAN DE SMIDbestanden.leoschreurs.be/recent/onzin/JAN DE SMID.pdf ·  · 2017-12-01Diezelfde avond...

3
1/3 JAN DE SMID Ongetwijfeld kent ook u dit kinderliedje dat sinds generaties doorgegeven wordt. Het gaat zo: in de ene hand grijp je een kinderbeentje vast. Met de andere hand sla je zachtjes en ritmisch op de onderkant van het voetje en, bij de laaste regel, ga je het voetje onderaan beginnen kriebelen. Het kindje gaat dan kraaiend lachen en het tracht zijn beentje los te wrikken. Maar als alles voorbij is, kraait het ‘Nog...’. Paardje beslaan, wie had het gedaan, Jan de smid, die kan het zo net, hij had er d’ijzertjes onder gezet, kriebelekriebelelenske. Het deuntje bestaat zeker al vele eeuwen en in vele dialecten*. Zelf hoorde ik het voor het eerst in het dialect van de Maaskant, dus dat ging ongeveer zo: Pfeirdje besloan, wer hat et gedoan, Jan de smed, er kan het zo net, er had er d’iezerkes under gezet, kriebelekriebelelenske Maar wie precies is Jan de Smid? Hier volgt het verhaal. Deze keer geen sprookje over een koning, een prins of een prinses, maar over een gewone smid. Er was eens een smid. Jan was zijn naam. Hij woonde in Sprookjesland, maar toch was er iets ongewoons aan Jan. Waar iedereen in Sprookjesland verondersteld werd royalist te zijn, was Jan een verstokte republikein. Hij was waarschijnlijk wel de enige republikeinse bewoner van Sprookjesland. Althans, we weten dat sommige andere ambachtslui hevige royalisten waren, zoals Maurice de Molenaar en zeker bakker Antoine Frangipane, die zelfs in sierlijke letters ‘Fournisseur de la Cour’ op zijn taartdozen had geschreven. Nochtans werkte Jan De Smid ook voor het koningshuis. Alle ijzer- en plaatwerk aan de koninklijke karossen werd door Jan uitgevoerd en hij zorgde ook voor het onderhoudswerk aan de koninklijke paarden. Elk jaar werden die mooie paarden door de knechten aangevoerd en de stalmeester zei dan tegen Jan: ‘Ze hoeven nieuwe hoeven’. De stalmeester hield van woordspelingen. ‘Verder ben ik dichter’ zei hij vaak. Jan bracht de hoeven dan in orde. Nadat hij paard en kar genoemd en geteld had, zei hij :’Dat is dan 2 goudstukken’. Hierop stoof de woordspelige stalmeester rijmend weg: ‘Neen smid, je rekening is grondig fout, een dienst aan ’t koningshuis op zich is al voldoende goud.’ Diezelfde avond vertelde Jan het gebeuren aan Geert de slager tijdens de dictie-sessie in het achterzaaltje van de herberg ‘In de Ton’. Maandelijks troffen enkele vrienden zich daar om hun zinnen te verzetten en als oefening van hun mond- en lachspieren. Vandaag ging het om zinnen over de korte en lange ‘a’-klank. Jan zat op de mat bij de trap te lachen. De katafalk was allang zwart gelakt. Vader laat de paarden draven aan de verlaten haven. Scharen adelaars en valken fladderen zachtjes langs het gras waar alle schapen klaaglijk samen blaten. ‘Och’, zei Geert, ‘in het begin van deze week had ik hetzelfde voor met de kroonprins. Die kwam bij me langs en vroeg 5 meter worsten. Tien zilverlingen. Toen ik ze uit de kelder opgehaald had, liep hij er mee naar buiten en lachte: ‘Betalen? Dat zal mij worst wezen.’

Transcript of JAN DE SMIDbestanden.leoschreurs.be/recent/onzin/JAN DE SMID.pdf ·  · 2017-12-01Diezelfde avond...

Page 1: JAN DE SMIDbestanden.leoschreurs.be/recent/onzin/JAN DE SMID.pdf ·  · 2017-12-01Diezelfde avond vertelde Jan het gebeuren aan Geert de slager tijdens de dictie-sessie in het achterzaaltje

1/3

JAN DE SMID

Ongetwijfeld kent ook u dit kinderliedje dat sinds generaties doorgegeven wordt. Het gaat

zo: in de ene hand grijp je een kinderbeentje vast. Met de andere hand sla je zachtjes en

ritmisch op de onderkant van het voetje en, bij de laaste regel, ga je het voetje onderaan

beginnen kriebelen. Het kindje gaat dan kraaiend lachen en het tracht zijn beentje los te

wrikken. Maar als alles voorbij is, kraait het ‘Nog...’.

Paardje beslaan, wie had het gedaan, Jan de smid, die kan het zo net, hij had er d’ijzertjes onder gezet, kriebelekriebelelenske. Het deuntje bestaat zeker al vele eeuwen en in vele dialecten*. Zelf hoorde ik het voor het eerst in het dialect van de Maaskant, dus dat ging ongeveer zo: Pfeirdje besloan, wer hat et gedoan, Jan de smed, er kan het zo net, er had er d’iezerkes under gezet, kriebelekriebelelenske Maar wie precies is Jan de Smid? Hier volgt het verhaal. Deze keer geen sprookje over een koning, een prins of een prinses, maar over een gewone smid. Er was eens een smid. Jan was zijn naam. Hij woonde in Sprookjesland, maar toch was er iets ongewoons aan Jan. Waar iedereen in Sprookjesland verondersteld werd royalist te zijn, was Jan een verstokte republikein. Hij was waarschijnlijk wel de enige republikeinse bewoner van Sprookjesland. Althans, we weten dat sommige andere ambachtslui hevige royalisten waren, zoals Maurice de Molenaar en zeker bakker Antoine Frangipane, die zelfs in sierlijke letters ‘Fournisseur de la Cour’ op zijn taartdozen had geschreven. Nochtans werkte Jan De Smid ook voor het koningshuis. Alle ijzer- en plaatwerk aan de koninklijke karossen werd door Jan uitgevoerd en hij zorgde ook voor het onderhoudswerk aan de koninklijke paarden. Elk jaar werden die mooie paarden door de knechten aangevoerd en de stalmeester zei dan tegen Jan: ‘Ze hoeven nieuwe hoeven’. De stalmeester hield van woordspelingen. ‘Verder ben ik dichter’ zei hij vaak. Jan bracht de hoeven dan in orde. Nadat hij paard en kar genoemd en geteld had, zei hij :’Dat is dan 2 goudstukken’. Hierop stoof de woordspelige stalmeester rijmend weg: ‘Neen smid, je rekening is grondig fout, een dienst aan ’t koningshuis op zich is al voldoende goud.’ Diezelfde avond vertelde Jan het gebeuren aan Geert de slager tijdens de dictie-sessie in het achterzaaltje van de herberg ‘In de Ton’. Maandelijks troffen enkele vrienden zich daar om hun zinnen te verzetten en als oefening van hun mond- en lachspieren. Vandaag ging het om zinnen over de korte en lange ‘a’-klank. Jan zat op de mat bij de trap te lachen. De katafalk was allang zwart gelakt. Vader laat de paarden draven aan de verlaten haven. Scharen adelaars en valken fladderen zachtjes langs het gras waar alle schapen klaaglijk samen blaten. ‘Och’, zei Geert, ‘in het begin van deze week had ik hetzelfde voor met de kroonprins. Die kwam bij me langs en vroeg 5 meter worsten. Tien zilverlingen. Toen ik ze uit de kelder opgehaald had, liep hij er mee naar buiten en lachte: ‘Betalen? Dat zal mij worst wezen.’

Page 2: JAN DE SMIDbestanden.leoschreurs.be/recent/onzin/JAN DE SMID.pdf ·  · 2017-12-01Diezelfde avond vertelde Jan het gebeuren aan Geert de slager tijdens de dictie-sessie in het achterzaaltje

2/3

Ook Stan de herbergier toonde de kerfstok van de kroonprins die nooit het schuimend bier, dat hij voor zichzelf en zijn vrienden kwistig had besteld, afgerekend had. Waarom zou zo’n nietsnut later koning worden, gewoon omdat zijn wieg in het paleis had gestaan? Die avond waren er ineens 3 republikeinen. En het spreidde nog verder uit. In datzelfde achterzaaltje kwam ook regelmatig de fanfare repeteren. De republiek hing er in de lucht. Weliswaar dacht trompettist Guido eerst aan een nieuw soort klank: naast re-bemol en re-kruis zou er een nieuwe re-publiek zijn? Wegens de groeiende onduidelijkheden vond Jan de Smid het nodig om een zitting te organiseren waarin hij de begrippen klaar zou uitleggen. Het is misschien nuttig om eens te horen hoe hij een en ander toelichtte. Als smid wist hij natuurlijk dat hij vele ijzers in het vuur moest hebben en dat je het ijzer moet smeden als het vuur heet is. Hij had al steun in taal- en muziekmiddens, maar nu trok hij ook op naar het stadion waar net een belangrijke voetbalmatch werd gespeeld. Onmiddellijk bij het aanbreken van de rust (de buitenspelval stond nog open) greep hij de microfoon en sprak zijn bekende verklarende speech af, als volgt. In een koninkrijk heeft de koning de absolute macht. Hij neemt alle beslissingen en doet die uitvoeren door zijn ministers. Na zijn dood wordt hij opgevolgd door zijn oudste kind (vroeger moest dit steeds de oudste zoon zijn, maar tegenwoordig zou dat ook een prinses kunnen zijn). In een republiek staat een president aan het hoofd. Hij wordt op de een of andere manier door het volk gekozen om het land te leiden. De macht van de president wordt vastgelegd in een zogenaamde grondwet, die eveneens door het volk wordt opgesteld en waaraan hij/zij zich strikt moet houden, zoniet wordt hij/zij afgezet. ‘Oei’, dacht Jan de Smid toen hij dit zei, ‘we moeten dus ook nog een grondwet opstellen’. Toen hij het woord ‘wet’ hoorde, vermoedde hij dat ie terecht moest bij wethouders. ‘Ja, natuurlijk kunnen we een voorstel van grondwet opstellen’, zei raadsheer Theofiel van het kantoor ‘Dura Lex Sed Lex’. Maar vergeet niet dat je ook nog deze grondwet zult moeten doen goedkeuren via een of ander mechanisme, zoals een grondwetgevende vergadering (hoe ga je die samenstellen?) of via een referendum hoe ga je het volk raadplegen?) ...kom, je zoekt het maar uit. Die nacht sliep Jan slecht. Hij lag steeds te woelen en dacht:’ Misschien heb ik het toch onderschat?’. ’s Anderendaags was er weer een dictie-vergadering. De verzette zinnen gingen ditmaal om vele klinkers en tweeklanken tegelijk. De listige wichelaar zit lichtjes te zingen in het licht der witte crypten. Zeg, ken Gert wel een berg met een sterke helling? Mien gebiedt Lien die brieven met striemende grieven aan de zieke Dina, die Mien vier weken in liefde heeft gediend, te vernietigen. Het gerucht van vlugge muggen in de lucht. De lustige weduwe jubelt op de peluw. Morgen vroeg, onthoud het goed, moeten wij in alle hoeken zoeken naar het boek van de gouverneur. Na ongeveer een kwartier stapte een onbekende, grijzende man het zaaltje binnen. Hij was binnengelaten door de wachters omdat hij plechtig declamerend ‘bad, lachen, papier, bed, machtiging, wichelen, hymne, deernis’, binnenkwam, daarmee aangevend dat hij wel bij de club hoorde. Niemand wist wie hij was en hoe hij daar gekomen was. De man hield dat nauwgezet boekje gesloten**. Na drie kuchjes nam hij het woord:

Page 3: JAN DE SMIDbestanden.leoschreurs.be/recent/onzin/JAN DE SMID.pdf ·  · 2017-12-01Diezelfde avond vertelde Jan het gebeuren aan Geert de slager tijdens de dictie-sessie in het achterzaaltje

3/3

Beste sproken, Er zijn, heb ik gehoord, wensen om een republiek op te richten, omdat u niet meer kunt aanvaarden dat een koning zomaar kan beslissen wat hij wil, zonder georganiseerd uw mening in overweging te nemen. Dat kan ik billijken. De vraag is dan of uw inbreng zoveel groter zal zijn in een republiek? Sta me toe dat te betwijfelen. Daarbij spreek ik uit ervaring, want in de wereld waar ik vandaan kom, zijn er vele republieken. De gekozen president is altijd de vertegenwoordiger van de grootste partij. Hebt u voor een andere partij gekozen, dan hebt u dus pech. Erger nog: hebt u voor de grootste partij gekozen, denkt u dat de president rekening zal houden met uw mening? Neen, hij houdt alleen rekening met de mening van die partij, ook al zal die eventueel niet meer met de uwe overeenkomen. Daarenboven: is de mening van de grootste partij altijd de ‘juiste’? Sta me toe hier een korte filosofische zijweg te bewandelen. De begrippen ‘goed’ en ‘juist’ impliceren een zeker evaluatiecriterium. Het ‘juiste’ criterium gebruiken is dus een intrede in een vicieuze cirkel. Maar na deze nevelige beschouwingen nu terug naar de hoofdweg. Hoe zult u die president kiezen? Hoe gaat u een grondwet samenstellen? Hoe gaat u verkiezingen organiseren? Hoe gaat u partijen oprichten? Onderschat deze vragen niet. Elke beslissing die hierover genomen zal worden - overigens wie zal zulke beslissing nemen? – zal meteen door de niet-beslissers aangevochten worden. U ziet, zoals Willem Elsschot vroeger al zei, tussen droom en werkelijkheid staan wetten in de weg en praktische bezwaren. Kortom, een republiek oprichten is geen oplossing en heeft daarenboven enorme praktische bezwaren. Blijf dus bij het koninkrijk...en laat ons hopen dat u steeds een wijze koning krijgt. Voor mijzelf, als sprookjesverteller, is het ook een geruststelling: op die manier blijft uw land een ideaal sprookjesland. De personnages van een sprookje moeten eenvoudig zijn. Van bij het begin zijn de karakters duidelijk: de wolf, de toverheks, de stiefmoeder zijn allemaal ‘kwade’ personen. De koning, de prinses, de jager zijn ‘goede’ personen. Ook het einde van het sprookje (wanneer een varken met een lange snuit komt) moet sober zijn én alles moet leuk aflopen, zoniet kunnen de kindjes de slaap niet vatten. Ondoorzichtige politieke intriges in een presidentieel paleis zijn stof voor een roman, maar niet voor een sprookje. Als de kroonprins ‘fout’ is, mag daar een sprookje over gemaakt worden (‘De stoute kroonprins’), maar het moet van bij de aanvang duidelijk zijn dat de prins niet deugt. Ik heb gezegd. In een akelige stilte verdween de spookjesverteller door de deur naar buiten. In de verte zag men hoe de kroonprins de schulden van zijn kerfstok aan het betalen was. Misschien krijgen we dan toch nog een wijze koning? Bloothoofds, nog zonder kroon, boog de koningszoon ootmoedig voorover en loofde de hoofse, nobele sproken. Leo Schreurs, december 2017 *het algemeen nederlands bestaat nog niet erg lang en is zeker niet in Vlaanderen welkom geweest (nog steeds niet?). Er zijn dan ook verschillende pogingen geweest om een ‘eigen’ Vlaamse taal te definiëren, vooral dan het West-Vlaams. Dit vond ik : De katholieken rond de dialectoloog De Bo en de dichter Guido Gezelle vreesden het binnendringen van het protestantisme via een Nederlandse standaardtaal. **misschien zullen we dat boekje later wel eens openen...