Jagers en Verzamelaars Cursus

43
Marc Vermeersch Syllabus Jagers en verzamelaars CNO, oktober 2010 De gegevens uit deze cursus mogen vrij gekopieerd worden voor niet- commercieel gebruik en mits vermelding van de bron:. Marc Vermeersch, Syllabus Jagers en Verzamelaars voor leraars, CNO, oktober 2010. De meeste informatie uit deze syllabus komt uit:

description

Cursus voor leraars geschiedenis.

Transcript of Jagers en Verzamelaars Cursus

Page 1: Jagers en Verzamelaars Cursus

Marc Vermeersch

Syllabus

Jagers en verzamelaars

CNO, oktober 2010

De gegevens uit deze cursus mogen vrij gekopieerd worden voor niet-commercieel gebruik en mits vermelding van de bron:.

Marc Vermeersch, Syllabus Jagers en Verzamelaars voor leraars, CNO, oktober 2010.De meeste informatie uit deze syllabus komt uit: Marc Vermeersch, De geschiedenis van de mens. Deel I, Jagers en verzamelaars. Boek 1, van Pan tot Homo sapiens, 405 pagina’s. ISBN 978 908 134 7709Marc Vermeersch, De geschiedenis van de mens. Deel I, Jagers en verzamelaars. Boek 2, de maatschappij van jagers en verzamelaars, 472 pagina’s. ISBN978 908 134 7716

Page 2: Jagers en Verzamelaars Cursus

2 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Inhoudstafel

Jagers en verzamelaars......................................................................................................................................................1

Inhoudstafel....................................................................................................................................................................... 2

Verspreiding van homo sapiens over de wereld...............................................................................................3

De eerste en tweede exodus uit Afrika van Homo sapiens......................................................................3

De productiewijze van jagers en verzamelaars.................................................................................................6

Dagelijks leven.............................................................................................................................................................6

Economie.............................................................................................................................................................................8

Jagen................................................................................................................................................................................. 8

Verdeling van voedsel............................................................................................................................................13

Het leven van jagers en verzamelaars.................................................................................................................14

De verhouding man-vrouw.................................................................................................................................14

Kunst............................................................................................................................................................................. 16

Spel, sport, zang en dans.......................................................................................................................................16

De uitgebreide kennis van jagers en verzamelaars.......................................................................................18

De religie van jagers en verzamelaars.................................................................................................................22

De oudste religie, de vooroudercultus............................................................................................................24

Het totemisme...........................................................................................................................................................25

Thema: geweld en oorlog..........................................................................................................................................27

Didactische tips door Jos Martens......................................................................................................................28

Page 3: Jagers en Verzamelaars Cursus

3 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Verspreiding van homo sapiens over de wereld

Homo sapiens ontwikkelde zich in Afrika uit een ouder mensentype, Homo erectus. Tussen 200.000 en 150.000 jaar geleden blijkt zowel uit archeologische vondsten als uit DNA-onderzoek dat het oudere mensentype definitief door het nieuwere is vervangen. De moderne mens lijkt zich in Oost-Afrika ontwikkeld te hebben. Van daaruit verspreidden de voorouders van de Khoisan en de pygmeeën zich naar het zuiden en het centrum van Afrika.

De eerste en tweede exodus uit Afrika van Homo sapiensHomo sapiens was niet het eerste mensentype dat uit Afrika vertrok. Oudere mensentypes misschien Homo habilis maar zeker Homo erectus, verlieten Afrika minstens 2,2 miljoen jaar geleden.

Rond 120.000 jaar geleden verliet Homo sapiens voor de eerste keer Afrika voor de Levant. Deze eerste sortie liep dood maar een tweede migratie zou rond 80.000 BP de oversteek maken van Oost-Afrika naar Jemen. De moderne mensen van deze tweede migratie zijn de voorouders van alle mensen in de rest van de wereld én later ook in Noord-Afrika. Dat blijkt onweerlegbaar uit DNA-onderzoek. Hun afstammelingen hebben tussen de 13de en de 14de eeuw Nieuw-Zeeland bereikt. Daarmee kon de kolonisatie van de wereld buiten Afrika door Homo sapiens als afgesloten beschouwd worden.

De tweede route: via de Hoorn van Afrika“Tussen 60.000 en 80.000 jaar geleden fluctueerde het zeeniveau tussen 50 en 80 meter beneden zijn huidig niveau, dus de stranden en zelfs de hinterlanden waar onze voorouders ronddwaalden en die ze frequenteerden liggen nu meestal diep onder water.”1

Op het hoogtepunt van ijstijden werd zoveel water vastgehouden in de ijskappen dat het zeeniveau soms zakte tot 120 meter onder het hedendaagse niveau. De zeestraat Bab al Mandab is vandaag tot 135 meter diep. Tussen 80.000 en 60.000 jaar geleden stond het zeeniveau tussen 80 en 60 meter lager dan vandaag. Toen de zeespiegel veel lager was konden mensen op de meest gunstige momenten, via eilandjes en riffen, die de Rode Zee grotendeels afsloten, en een sprong van slechts enkele kilometer over zee, Jemen bereiken. Deze lage stand van het zeeniveau was een gunstige maar niet noodzakelijke omstandigheid voor de oversteek van deze toenmalig kleine zee-engte. Wanneer dit gebeurde is niet zeker. Slechts enkele tienduizenden jaren later zouden Nieuw-Guinea en een hele reeks Melanesische eilanden bereikt worden zonder dat er ook maar één enkele aanwijzing is welk vaartuig men gebruikte. De mens at toen reeds lang vis en schelpdieren en kon aan de kusten vrij gemakkelijk in zijn levensonderhoud voorzien. Waarschijnlijk leefden deze nieuwe migranten voornamelijk van wat ze vonden op de stranden en in zee. In Abdur (Eritrea,) werd een site gevonden van 125.000 jaar oud waar niet enkel botten van grote zoogdieren werden aangetroffen maar ook overblijfselen van schelpdieren. Deze strandjutters kunnen vrij snel de streek bereikt hebben van wat nu de Perzische Golf is. Tachtigduizend jaar geleden was het zeeniveau zo laag dat de (vandaag ondiepe) Perzische Golf droog stond. Tigris en Eufraat waren samengevloeid tot één rivier die zich door deze voormalige Perzische Golf slingerde. Zuid-Iran, Pakistan, India waren de volgende logische stappen langs de kustlijn. Een route langs de kusten was als een soort autostrada waarlangs snel kon vooruitgegaan worden. Door te leven van vis en schelpdieren konden de moderne mensen bij manier van spreken zonder van levenswijze te veranderen op ongeveer 10.000 jaar naar het zuidoosten van Indonesië migreren. Indonesië was toen geen eiland, het was door de daling van het zeeniveau met het vasteland Azië verbonden. Dat deze route gevolgd werd steunt ook op de

1 Stephen Oppenheimer, Out of Eden. The Peopling of the World, Constable, London, 2003, p.56.

Page 4: Jagers en Verzamelaars Cursus

4 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

resultaten van het genetisch onderzoek die de stambomen van de mensen die definitief Afrika verlieten toont.

Bevolkten pygmeeën als eersten de wereld?Het is opvallend dat van de tweede sortie van Homo sapiens uit Afrika vandaag nog meerdere restgroepen bestaan in Azië en Oceanië. Dat wil niet zeggen dat ze recent afstammen van de Afrikaanse pygmeeën, wel dat ze klein zijn zoals Afrikaanse pygmeeën. Daar waar onderzoek werd gedaan naar de genetische wortels van de pygmeeën die in Azië en Oceanië leven werd vastgesteld dat ze genetisch gezien Aziaten zijn met zeer oude genetische wortels. Mensengroepen die klein zijn als pygmeeën komen voor in India (de Kadar), op de Andaman-eilanden, de Filippijnen, Australië (eilanden voor de noordelijke Australische kust en tot voor kort rond Cairns aan de oostkust), sommige groepen in Nieuw-Guinea en in New Britain.

Page 5: Jagers en Verzamelaars Cursus

5 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Page 6: Jagers en Verzamelaars Cursus

6 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

De productiewijze van jagers en verzamelaars

Dagelijks leven

Op de AndamaneilandenDe Andamaneilanden vormen een archipel in de Golf van Bengalen. Ze liggen tussen India en Indonesië maar behoren staatkundig tot India. Er waren toen 12 stammen op de Andamans, nu nog vier, de Jarawa, de Onge, de Groot-Andamanezen en de Sentinelezen. Recent telden zij elk nog slechts tussen 36 en 250 stamleden.

De Andamanezen zien er uit als Afrikaanse pygmeeën, nochtans zijn het genetisch Aziaten. Zij hebben i.t.t. vele andere Aziaten hun Afrikaans uitzicht behouden. Hun genen wijzen wel op een lange isolatie.

• de Jarawa tellen nog 200 mensen,

• de Great Andamanese of Groot-Andamanezen 36,

• de Onge 98,

• de Sentinelezen 250.2

Leven, gezondheid, ziekte en dood

Een Andamanese familie had gemiddeld 3 of 4 kinderen. Kinderen werden zeer lang gezoogd. Een moeder zoogde soms twee van haar kinderen tegelijk. Tweelingen werd negatief bekeken en werden slechts zelden allebei volwassen. Men trof geen familie met meer dan 6 kinderen aan maar daarvan werden er slechts drie volwassen. De Andamanezen werden gemiddeld slechts 22 jaar, wat kwam door de grote kindersterfte. Ze werden volgens E.H. Man zelden ouder dan vijftig jaar. De puberteit begon bij meisjes wanneer ze ongeveer 15 jaar waren, bij jongens toen ze 16 waren. Twee à drie jaar later werden ze als volwassen beschouwd en oud genoeg geacht om te huwen.

Meisjes waren 16 tot 20 jaar als ze huwden, jongens 18 tot 22 jaar. Wie ziek was werd goed geholpen. De ziektes waaraan de Andamanezen toen (19de eeuw) stierven waren ingevoerd: mazelen, griep en geslachtsziektes. Dit had tot gevolg dat hun aantallen na 1858 dramatisch zakten. Ze hadden wel een beperkte immuniteit tegen malaria, een oude ziekte voor de mensheid.3 In 1877 stierf 20% van de bevolking aan mazelen. Een ander voorbeeld van wat geïsoleerde volkeren wereldwijd overkwam (heel Amerika, Australië, Tasmanië). Ze waren zeer gevoelig voor allerlei ziektes die betrekking hadden op ademhaling en longen en stierven daaraan vaak snel. De Andamanezen gebruikten verschillende middelen om ziektes te genezen. Bladeren van allerlei planten werden op allerlei manieren gebruikt maar of ze ook werkten is niet geweten.

In alle stammen van Groot-Andaman werden ziekte en dood gezien als veroorzaakt door de geesten van de jungle. Na de dood van een stamgenoot rouwde men uitgebreid. Het hoofd van de overledene werd geschoren en zijn lichaam versierd met rode verf en witte klei. De levenden smeerden hun lichaam in met gewone klei. De knieën van de dode werden opgetrokken tot onder zijn kin. Het lijk werd in een slaapmat gewikkeld. Men begroef het dan in de grond of zette het op een platform in een boom. Het lichaam werd in de richting van het oosten gedraaid, zo niet, dan zou de zon niet meer opgaan en de wereld zou in het duister blijven. Men gaf de overledene soms een halssnoer mee en als het een man was een boog en pijlen. De rouwperiode duurde maanden. Ze ging gepaard met voedselverboden. De naam van de overledene mocht

2 K. Venkateshwarlu, Andamans tribes originated from Africa, The Hindu, Thursday, Jan 2, 2000 http://www.hinduonnet.com/2003/01/23/stories/2003012300670700.htm 3 A.R.Radcliffe-Brown, The Andaman Islanders, origineel gepubliceerd in 1922. Free Press, New York, 1967, p.106-107)

Page 7: Jagers en Verzamelaars Cursus

7 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

tijdens deze periode niet uitgesproken worden. De naam van een dode mocht vaak tot een jaar na het overlijden niet vermeld worden.

Als de dode een volwassene was verliet men na de begraving het kamp. Als een jong kind stierf treurden enkel de ouders en de naaste verwanten. Het kind werd soms in een hut begraven. De ouders zouden het kamp niet verlaten voor de botten waren boven gehaald. De ziel van een dode baby kon terug ‘in zijn moeder’ gaan en opnieuw geboren worden.

Een vreemde die in of rond een kamp stierf werd zonder ceremonie begraven of in zee gedeponeerd. Vroeger sneed men zijn lichaam soms in stukken en verbrandde men het op een vuur. Dit nam alle gevaar, dat later nog van de dode zou kunnen uitgaan, weg. Dode vijanden werden op dezelfde manier behandeld.

Een Andamanees meisje draagt de schedel van haar zuster mee op haar rug. Een getuigenis van de vooroudercultus. Men geloofde dat overleden familieleden een weldoende invloed hadden op hun levende familieleden. Dergelijke praktijk kwam wereldwijd voor.

Van de Andamanese stammen waren er die meer aan de kust leefden en andere meer in het binnenland. Beide gebruikten kano’s. Deze lokale groepen hadden het bezit van de grond en de jachtrechten op de grond. Een lokale groep bestond uit tussen 10 en 200 à 300 mensen, gemiddeld 30 tot 50 mensen. Verschillende lokale groepen, clans, vormden een stam, die een grondgebied tussen 100 en 300 vierkante mijl, gemiddeld 165 vierkante mijl bezette. Een lokale groep of clan gebruikte een gebied van 16 vierkante mijl (zo’n 55 km²). Groepen kwamen, zoals alle jagers en verzamelaars, regelmatig bijeen om feest te vieren.

Radcliffe-Brown over een dag in het leven van de Andamanezen:

“De Andaman-eilandbewoners hangen voor hun bestaan volledig af van de natuurlijke producten van de zee en het woud. Van de zee bekomen ze dugong (zeekoe), schildpad, zowel de groene als de Hawksbill-schildpad (Eretmochelys imbricata), een enorme variëteit aan vis-sen, schaaldieren (krabben, rivierkreeften en garnalen) en weekdieren. Vissen en krabben worden ook gevonden in de zoutwaterkreken die zich op veel plaatsen enkele kilometer inlands uitstrekken. Van het woud verkrijgen ze het vlees van het wild varken, wilde honig en een groot aantal groenten – wortels, fruit en zaden.”4

4 A.R.Radcliffe-Brown, The Andaman Islanders, origineel gepubliceerd in 1922. (1967), p.36-38.

Page 8: Jagers en Verzamelaars Cursus

8 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Economie

Jagen

Jacht bij de Andamanezen.“Het leven van de woudmensen is eenvoudiger en uniformer dan dat van de kustbewoners en we kunnen het daarom eerst behandelen. Gedurende het regenseizoen, dat duurt van het midden van mei tot het einde van september, leeft de lokale groep in het kamp dat zijn hoofdkwartier is, dat, zoals we gezien hebben, vroeger vaak de vorm aannam van een gemeenschappelijke hut. Gedurende dit seizoen is dierlijk voedsel overvloedig aangezien de jungledieren in goede staat zijn; langs de andere kant is er niet veel plantaardig voedsel te verkrijgen. Het volgende korte verslag zal een idee geven over hoe de dag doorgebracht wordt in een dergelijk kamp in die tijd van het jaar. Enige tijd na zonsopgang komt het kamp tot leven. Verschillende leden van de gemeenschap maken een maaltijd van gelijk welk voedsel dat overbleef van de dag er voor. De mannen bereiden de jacht van de dag voor. Vandaag worden honden gebruikt voor de varkensjacht. Deze honden werden in eerste instantie verkregen van de vestiging van Port Blair en hun gebruik in de varkensjacht werd geleerd van Birmaanse gedetineerden. Vandaag heeft elke getrouwde man minstens één hond. (Op de Noord-Andaman wordt over de tijd voor de vestiging van Port Blair gesproken als over de tijd dat er geen honden waren, Bibi poiye=”Hond niet”.) Voor de honden verkregen werden was de jacht een achtervolging die veel meer vaardigheid vergde dan wat heden het geval is. Een jachtgroep bestaat uit twee tot vijf mannen. Elke man draagt zijn boog en twee of drie varkenspijlen, en een van de groep draagt een smeulend vuur. Ze maken hun weg door de jungle tot ze verse sporen van een varken vinden of ze volgen de gewone varkenspaden tot ze bij de zich voedende dieren komen. Vroeger was er veel kunde nodig om geluidloos door de jungle te sluipen tot men voldoende dicht was om een pijl af te schieten of, indien de jungle meer open was, roepend op het dier af te stormen en het te schieten voor het kon ontsnappen.Vandaag zijn het de honden die het varken ruiken en in het nauw drijven tot de inboorlingen het schieten met hun pijlen.Als een varken gedood is kan het gebonden en naar het kamp gedragen worden op de schouders van een van de jagers of men kan een vuur aanmaken en daar wordt het varken van zijn ingewanden ontdaan en geroosterd. Er wordt een snede gemaakt in de buik en de ingewanden worden verwijderd. De buikholte wordt gevuld met bladeren, de gewrichten van de benen worden losgesneden en het karkas wordt op het vuur geplaatst, gedraaid en verschoven tot elk deel gelijkmatig geroosterd is. Het wordt dan van het vuur gehaald, het verbrande vel wordt proper geschraapt en het vlees wordt versneden. Intussen worden de ingewanden of sommige van de interne organen gekookt en gegeten door de jagers. Het vlees wordt in bladeren gebonden en naar het kamp gedragen. Als het varken in zijn geheel naar huis wordt gedragen, wordt het proces van het roosteren en versnijden op exact dezelfde manier op de publieke kookplaats van het kamp gedaan, waarna het vlees wordt verdeeld nadat het gedeeltelijk is gekookt.”5

Jacht bij de pygmeeënBij de pygmeeën jagen de mannen op groter wild en verzamelen ook honig uit bijennesten in de bomen, beide gevaarlijke bezigheden. Zij bereiden het terrein voor waar de hutten moeten gebouwd worden. De vrouwen bouwen de hutten, zoeken planten, paddestoelen en vruchten, koken en zorgen voor de kinderen. Er wordt regelmatig gejaagd met drijfnetten. Men spant in een kring een hele reeks netten op. Mannen wachten achter de netten tot vrouwen en kinderen het wild in een gebied met geschreeuw en lawaai opjagen tot het in de netten terecht komt en

verstrikt raakt waarna de mannen het wild doden. Pygmeeën jaagden ook op bosolifanten, slechts gewapend met een speer. Een dappere pygmee naderde de olifant zo dicht mogelijk en kroop dan met zijn speer onder de buik van het dier waarna de speer in de buik gedreven werd. Een tweede pygmee dreef zijn speer door de knie om de pezen door te snijden. De olifant viel

5 A.R.Radcliffe-Brown, The Andaman Islanders, origineel gepubliceerd in 1922. (1967), p.36-38

Page 9: Jagers en Verzamelaars Cursus

9 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

dan om waarna de pygmeeën zijn slurf afsneden om hem zo dood te laten bloeden. Ze moesten – zeker het ivoor – maar ook bijna alles van het vlees aan hun bantoemeesters afstaan in ruil voor wat bananen en wat kledingstukken. Paul Schebesta beschrijft ook speren waarvan de kop los op de schacht zit maar waaraan wel een koord was vastgemaakt. Als de speer in de buik van de olifant was gedreven stormde hij vooruit. De koord kwam dan vroeg of laat vast te zitten aan struiken of een stam en de olifant verwondde zichzelf zo nog meer. Zijn ingewanden konden zelfs uit zijn buik komen. De pygmeeën wachtten in dit geval tot hij stierf. Dergelijke jacht was zeer gevaarlijk en veel pygmeeën raakten gewond of werden gedood.6

Jagen en verzamelen in TasmaniëDe inwoners van Tasmanië waren rond 8000 jaar geleden van het Australische vasteland gescheiden door de stijgende zeespiegel. Zij hadden daardoor een aantal van de later in Australië ingevoerde technieken, zoals de speerwerper of het schild niet.

Zij stonden op technisch vlak het minst ver van alle jagers en verzamelaars in de wereld. Zij werden in de negentiende eeuw door Engelse kolonisten bijna allemaal uitgeroeid. In de oudste fase van de bezetting van Tasmanië vindt men veel overblijfselen die er op wijzen dat groepen gespecialiseerd waren in het jagen op bepaalde dieren als kangoeroes en wallaby’s. Rond 11.000 BP, toen de graslanden stilaan vervangen werden door het regenwoud, waren al de langst bewoonde grotten verlaten. Men veronderstelt dat deze grotten toen terug in het regenwoud lagen en er daardoor minder voedsel in de omgeving ter beschikking was.

De Tasmaanse aboriginals gebruikten ook vuur in de Hampshire Hills waar ze het landschap afbrandden en zo naar hun hand zetten. Zonder tussenkomst van de mens zouden de Hampshire Hills bedekt zijn geweest met regenwoud.

Tasmaanse vrouwen gebruikten hun graafstokken om wortels, hagedissen of slangen uit te graven. Mannen gebruikten geen graafstokken. 7

De Tasmaniërs aten vanaf 4000 BP aan de west- en de noordwestkust abalone (een schelpdier) en rivierkreeft. Aan Rocky Cape jaagden ze op: zeehonden, zeeolifanten en aten ze rond 4000 BP zeker vis en schelpdieren. Het is mogelijk dat de zeeolifanten tot hun uitroeiing bejaagd werden. Er werden in heel Tasmanië lang ongeveer 30 soorten vis gegeten. Tussen 3800 en 3400 BP verdwenen alle visgraten. Het eten van vis viel vanaf toen onder een of ander taboe waardoor men geen vis meer at. Een verbod is iets anders dan het verleren van vistechnieken. Een taboe is vaak een religieus verbod dat echter zou kunnen teruggaan op een ervaring als het ziek worden en/of sterven na het eten van vis, zoals bekend voedsel dat snel kan bederven. Het taboe is misschien het gevolg van een louter ingebeeld nadeel maar het eten van vis verdween in Tasmanie.

Verzamelen in AustraliëIn Noordwest-Australië, Noord-Queensland en het Groote Eylandt werden de toppen van eetbare knollen opnieuw geplant. Men heeft ook het zaaien van zaad waargenomen. Fruit werd gedroogd, zaden werden geplet en van het meel werd brood gebakken. Het verzamelen van zaden inclusief die van grassen was een belangrijke economische activiteit. Om 1 kg bloem te bekomen was 5 tot 8 uur werk nodig.8 Een belangrijk soort voedsel was yamswortel (yam) die giftig was maar door hem lang te logen (doen verdwijnen door op te lossen) in water verdween het gif. Yam had als voordeel dat het kon opgeslagen worden. Yamswortel werd soms door de aboriginals actief verspreid door het herplanten van de top van de wortel. Op Australische eilanden werden yams zelfs speciaal aangeplant.

Men at onder andere de zaden van palmvaren. Deze waren ook giftig maar men kende verschillende manieren om het gif er uit te halen. Kokosnootbomen werden ook aangeplant en hadden daarna de planter als eigenaar van de kokosnoten. Het planten van bomen bleef niet

6 Paul Schebesta, Among Congo Pigmies, Hutchinson & Co, Londen, 1911, p.152.7 Harry Lourandos, Continent of Hunter-Gatherers. Cambridge University Press, 1997, p.250.201 Homo habilis and Homo erectus, http://www.ecotao.com/holism/hu_habilis.htm 8 Harry Lourandos, Continent of Hunter-Gatherers. Cambridge University Press, 1997, p.52-56

Page 10: Jagers en Verzamelaars Cursus

10 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

beperkt tot kokosnootbomen, men plantte rond een basiskamp soms bomen enkel voor het genot van hun schaduw. De distributie en productiviteit van planten was daarom grotendeels onder controle van de aboriginals. Territoriale rechten waren afgebakend door het planten.

Inbreuken op de regels van het oogsten werden streng aangepakt en als de grootste vorm van hebzucht beschouwd. Men maalde ook graszaden (graszaden uit de Levant liggen aan de oorsprong van onze hedendaagse granen) en yams tot bloem. Men verzamelde een woenstijnvariant van de zoete aardappel, kleine groene of gele tomaten, paddestoelen, noten, fruit en veel wortels en bollen. In droge en semi-droge zones at men veel plantenzaden.

Het planten van kokosnoot- en andere bomen, yamswortel, het herplanten en zaaien, het gebruik van vuur toont aan dat de evolutie van de Australiërs in de richting ging van betere controle over het verwerven van voedsel. Dat bracht bescheiden stappen mee in de richting van een proto-landbouw. Verzamelen bij de !Kung in zuidelijk Afrika het dubbel van de Dobe!9

De San (vroeger bekend als Hottentotten) zijn de laatste jagers en verzamelaars van zuidelijk Afrika. Zij leven aan de rand van de woestijn. De San kennen 500 soorten planten waarvan ze er 150 gebruiken. In het Dobe-/ Du/da-deel van de Kalahari eet men 30 soorten knollen en wortels, 30 soorten bessen en fruit en daarnaast een assortiment meloenen, noten, bladgroen en eetbare gommen. De meloenen bevatten veel water waardoor ze als reservewatervoorraad nuttig zijn. Belangrijkst als voedsel is de mongongonoot die een groot deel van het jaar kan verzameld worden en tot 50% van het plantaardig dieet uitmaakt. Ze levert circa 600 calorieën per 100 gram. Ze heeft een proteïnegraad van 27%, ongeveer even veel als sojabonen en pindanoten. Fruit van de baobabboom levert vitamine C, calcium en magnesium. 23% van de planten leveren 90% van het vegetarisch voedsel. “(...) in het algemeen komt plantaardig voedsel relatief overvloedig, gevarieerd en gemakkelijk te lokaliseren en te verzamelen voor terwijl groot wild zeldzaam, moeilijk te vinden en hard om te doden is. Het resultaat is dat vegetarische voeding het hoofdaandeel van het dieet levert terwijl vlees er zelden meer dan 40% van uitmaakt.” !Kung branden soms land af om de groei van het groen te bevorderen. Vrouwen gebruikten graafstokken bij het verzamelen. Knollen en wortels werden tot 70 cm diep uitgegraven. “Vrouwen vertrekken meestal in een grote groep om te verzamelen en verspreiden gedurende het verloop van de tocht maar meestal houden de individuen stemcontact.”10

Vrouwen maakten om de andere dag een voedseltrip die tussen 4 en 10 uur duurde. Mannen verzamelden bij gelegenheid ook plantaardig voedsel maar vrouwen kijken ook uit naar sporen van wild. “!Kungvrouwen, zoals hun mannen, besteden aandacht aan dierensporen als ze door de bush passeren; en ze vertellen de mannen over recente bewegingen van het wild als ze ‘s avonds naar huis gekeerd zijn.” Voedsel was zonder twijfel hun hoofdbekommernis. “De !Kung waarmee we werkten zijn allemaal zeer dun en ... drukten constant hun bezorgdheid en vrees over voedsel uit.”11

Visvangst in AustraliëIn Victoria hadden de aboriginals langs de Murrayrivier en het Coorong-estuarium een economie die gebaseerd was op vissen. Men irrigeerde vijvers in een complex systeem met kanalen die de vijvers onderling verbonden. De vis werd over grote afstanden verhandeld. De bevolking leefde er semi-sedentair met een hoge bevolkingsdichtheid voor jagers-verzamelaars. De allianties tussen groepen waren hier groot genoeg om van stammen te kunnen spreken. Alles wijst er op dat ze endogaam waren en een sterke groepsidentiteit hadden gebaseerd op bezit van land en

9 Jiro tanaka, Subsistence Ecology of Central Kalahari San, in Richard B.Lee and Irven DeVore, eds.,Kalahari Hunter-Gatherers. Studies of the !Kung San and their Neighbors, p.112-116.10 John E.Yellen, Settlement Patterns of the !Kung, in Richard B.Lee and Irven DeVore, eds., Kalahari Hunter-Gatherers. Studies of the !Kung San and their Neighbors, p.67.11 A.Stewart Truswell and John D.L. Hansen, Medical Research among the !Kung, Patricia Draper, Social and Economic Constraints on Child Life among the !Kung, p.26, in: Richard B.Lee and Irven DeVore, eds., Kalahari Hunter-Gatherers. Studies of the !Kung San and their Neighbors, p.189-191.

Page 11: Jagers en Verzamelaars Cursus

11 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

rivierrechten van groepen die relatief sedentair leefden. Clanoudsten hadden hier ook meerdere vrouwen.

De bevolking aan de Murray was 20 tot 40 maal groter dan in de Malleevallei. Door isolatie van de bevolking gedurende duizenden jaren werden de verschillen van deze bevolking met de aboriginals die niet aan de rivier leefden steeds groter. Men veranderde er schedels van kinderen, waarschijnlijk door na de geboorte op de schedels van de baby’s te drukken. De reden kan geweest zijn dat men zich daardoor nog meer van de andere Australiërs van het hinterland onderscheidde. De bewoners van de Murray vormden genetisch een cluster. Ze waren uiterlijk meer verschillend van de rest van de Australiërs dan alle andere groepen van Australië dat onderling waren.12

Visvallen aan de Darling- en MurrayrivierIn de vallei van de Darling ving men ook op een systematische manier vis. Daar groeiden ook veel wilde granen. De situatie was er gunstig voor de ontwikkeling van een economie gebaseerd op opslag van granen en vis.13

Aan de Darlingrivier waren sommige constructies tot 400 meter lang. Bij Mount William was er een systeem van grachten dat een oppervlakte van meer dan 5 hectaren besloeg. Onderzoek toonde aan dat deze grachten meer dan 1,5 kg vis per dag en per persoon kon opleveren.

Bij het Bolacmeer kwam tijdens het visseizoen een semi-permanent dorp tot stand. Er waren woonplaatsen langs de rivieroever over een lengte van 35 km. Individuele groepen controleerden er hun eigen visdammen. Aan de kust had men visvallen die werkten met de getijden. Met een afdamming van stenen, takken en vlechtwerk werd de vis belet terug naar zee te zwemmen. Er waren er honderden in de Golf van Carpentaria maar ze werden ook gebruikt in Kimberley en Dampierland.

Bij Lake Condah (Zuidwest-Victoria) had men een complex systeem van visvallen gebouwd dat verschillende honderden vierkante meter groot was.14

PalingkanalenDat de Australische inboorlingen met hun eenvoudige werktuigen niet moesten onderschat worden, wordt ook bewezen door het feit dat ze aan de oostelijke rand van de Simpsonwoestijn dammen bouwden. In Toolondo (West-Victoria) gebruikte men manden en vlechtwerk om palingen te vangen. Men had er met grote inspanningen kanalen gegraven die in totaal 3,75 km lang waren, één meter diep en tweeënhalve meter breed. Deze lieten toe om meer palingen te vangen. Dit drainagesysteem controleerde het water. Door moerassen met elkaar te verbinden hadden de palingen een groter leefgebied. De afgelopen millennia werd de vangst van palingen er geïntensifieerd. Het drainagesysteem was arbeidsintensief in aanleg en onderhoud. De aanleg moet naar schatting 13.000 werkuren gevergd hebben. Meer dan 1.000 mensen namen in Toolondo deel aan de palingvangst. Deze kanalen en de palingvangst brachten een meer sedentaire leefstijl mee.15

In de omgeving van het Mount Williammoeras waren er ook uitgebreide drainagesystemen voor palingen. Het geheel van dat drainagesysteem moet ook veel werk gevraagd hebben, het was duizenden meter lang. Het water uit de bergen werd er afgeleid voor het in een moeras terecht kwam. Het liet de aboriginals toe meer paling te vangen. Conflicten i.v.m. de inbreuken op eigendomsrechten leidden er vaak tot bloedvergieten. Vergaderingen van verschillende groepen werden daarom vaak in grensgebieden gehouden, voor de gelegenheid neutraal terrein voor vijandige partijen. 12 John Mulvaney & Johan Kamminga, Prehistory of Australia, Allen&Unwin, St. Leonards (AU),1999, p.107-108. Zie ook: Harry Lourandos, Continent of Hunter-Gatherers. Cambridge University Press,13 Testart Alain, Le communisme primitif. I: Economie et idéologie. Editions de la maison des sciences de l’homme, Paris, 1985, p.176 ; Harry Lourandos, Continent of Hunter-Gatherers. Cambridge University Press, 1997, p.65-66. 14 Harry Lourandos, Continent of Hunter-Gatherers. Cambridge University Press, 1997, p.222.15 John Mulvaney & Johan Kamminga, Prehistory of Australia, Allen&Unwin, St. Leonards (AU), 1999, p.268 En: Harry Lourandos, Continent of Hunter-Gatherers. Cambridge University Press, 1997, p.218-221.

Page 12: Jagers en Verzamelaars Cursus

12 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Schelpdieren en zeekoeien Op Hinchinbrook Island bouwde men met stenen visvallen in zee. Het jongste van deze systemen werkt vandaag nog. Waar de omstandigheden gunstig waren at men veel schelpdieren, zoals in Scraggy Point waar de totale oppervlakte van de schelphopen 21.600 m² (meer dan twee hectaren) bedroeg.16

Vis werd gevangen met haak en vislijn, met vissperen die verschillende punten hadden maar ook met netten. Men at naast schelpdieren ook zeeschildpadden, zeehonden en dugongs zeekoeien, tot 3 meter lang, die 100 tot 150 kg vlees konden leveren).

Bij de Barwonrivier, een zijrivier van de Darling, maakten de aboriginals stenenvisvallen. (Foto E.F. Pittman, genomen tussen 1874-1881).

Verdeling van voedsel

Het delen van vlees is een vorm van ruilIndien bij de jacht groter wild gevangen wordt is het delen van vlees erg zinvol. Om te beginnen zijn de ingewanden nauwelijks te bewaren, Het komt er op aan ze zo snel mogelijk op te eten. Elk uur brengt meer risico mee dat ongedierte het vlees infecteert met voor de mens gevaarlijke ziektes. Vlees moest getransporteerd worden, wat onvermijdelijk bloedsporen naliet. Dat leverde gevaar op. Roofdieren ruiken vlees en bloed vaak van heel ver. Vlees transporteren gebeurde niet zonder risico. Vlees kan iets langer bewaard worden dan ingewanden maar in de tropen is dat hoogstens een paar dagen. Vers vlees kan wel met vuur dicht geschroeid of gerookt worden waardoor de houdbaarheid verlengd wordt.

16 Harry Lourandos, Continent of Hunter-Gatherers. Cambridge University Press, 1997, p.114-115.

Page 13: Jagers en Verzamelaars Cursus

13 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Het delen van vlees met een groep die niet aan de jacht deelnam is een verzekering dat men zelf ook vlees zal krijgen als men zelf in de tegenovergestelde positie staat. Men geeft of ontvangt een gift als een vorm van verzekering. De jacht is zeer wisselvallig. Mensengroepen hebben dit soort ruil waarschijnlijk zeer vroeg in praktijk gebracht.

Misschien is uit die gewoonte de praktijk ontstaan om aan andere groepen giften te geven. Indien giften regelmatig circuleren kan men dat als een vorm van ruil, van handel zien. Handel kan alleen ontstaan als er sprake is van regelmatige overschotten én als de overschotten kunnen geruild worden voor andere zaken. Handel is er ook enkel als men met ‘anderen’, met andere groepen handelt, banden smeedt.

We mogen redelijkerwijze aannemen dat er in de economie van jagers en verzamelaars zeer weinig overschotten waren omdat eventuele overschotten van b.v. vlees en fruit nauwelijks konden bewaard worden. Men kon elke dag opnieuw fruit plukken en groenten verzamelen. Werktuigen kwamen wel in aanmerking om geruild te worden. Goede steensoorten (zoals vuursteen, obsidiaan) waren niet overal te vinden en zijn zeker over grote afstanden geruild. Speciale steensoorten die tientallen kilometers en verder van hun vindplaats opduiken zijn de eerste tekenen van handel. Het was uiteraard mogelijk dat de vroegste mensen zelf grote verplaatsingen maakten om betere steen te vinden voor hun werktuigen. Het was echter economischer dat groepen die dichter bij de vindplaatsen woonden deze ruilden voor andere producten. Er was hier dus ruimte voor handel en eerder vroeg dan laat moet ruilhandel ontstaan zijn. Schelpen waren bijvoorbeeld in de vroege geschiedenis zeer gegeerd als prestigeproduct. Ze werden tot ver in het binnenland teruggevonden, ze werden over grote afstanden geruild. Zij zullen later evolueren tot één van de eerste betaalmiddelen. Nomaden

Vrij losse groepen. Bij de pygmeeën vormen zich vlot groepen die samen een kamp opzetten voor een paar weken en dan verder trekken om een nieuw kamp te bouwen. De groepen die in het woud rondtrekken bestaan uit families die vlot van de ene groep naar de andere overgaan. Families sluiten zich soms aan bij elkaar en vormen zo een grotere groep, Een tijdje later gaan ze weer hun eigen weg om later weer bij een andere groep aan te sluiten. Deze groepen hebben vaak familiale banden wat tegenstellingen vermijdt. Conflicten worden in de groep uitgepraat.

Page 14: Jagers en Verzamelaars Cursus

14 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Het leven van jagers en verzamelaars

De verhouding man-vrouwMannelijke bondgenootschappen zijn de basis van mannelijke dominantie Bij mensen was de macht van de mannen gebaseerd op hun grotere fysieke kracht, een grotere agressiviteit en vooral op mannelijke bondgenootschappen waarmee ze die macht stevig in handen hielden. Bij de chimpansees zijn de mannen baas. Ze zijn dat in de eerste plaats door hun bondgenootschappen waarbij ze weliswaar de vrouwen als steun nodig hebben. Dat fysieke kracht niet de doorslag geeft wordt duidelijk bij de bonobo’s. Vrouwen zijn er ook minder sterk dan de mannen maar door hun vrouwelijke lesbische bondgenootschappen en de inzet van hun zonen zijn zij er dominant.

De overheersing van de mannen moest in een maatschappij met gesproken taal ook een ideologische verantwoording hebben. Mannelijke bondgenootschappen kwamen duidelijk tot uiting bij totemistische of andere religieuze rituelen waar vrouwen een ondergeschikte rol speelden en vaak zelfs niet toegelaten werden. Deze bondgenootschappen waren vaak geheime genootschappen waarin mannen totemistische, religieuze geheimen deelden. Als vrouwen bij de Australische Aboriginals heilige plaatsen en heilige voorwerpen zagen konden deze daardoor ontheiligd worden. Religie werd door deze mannelijke genootschappen ook gebruikt om de macht te behouden. Dat er hier en daar gespookt werd voor vrouwen en kinderen is minder belangrijk dan dat de heersende vooroudercultus – naast de reproductie van de clan – óók de bestaande macht van de mannen bevestigde en reproduceerde.

Jongens werden aan het begin van de initiatie bij hun moeders weggehaald, afgezonderd en door de mannelijke genootschappen geïnstrueerd. Hun kindertijd, hun tijd bij hun moeder was gedaan. De initiatie stoorde de mogelijkheid dat de relatie moeder - zoon uitgroeide tot een ander bondgenootschap. Jongens werden man verklaard na de initiatie door de mannen. Deze praktijken waren niet bij alle jagers en verzamelaars even rigide. Soms hadden vrouwen een rol bij de initiatie van jongens en ze hadden zeker een grote rol bij de initiatie van meisjes maar in de maatschappij waren mannen dominant. De initiatie was een grote ideologische conditionering van de jongeren van een clan.

De positie van de vrouwen bij de MboetiDe molimo is een blaasinstrument, een lange buis, dat als het geblazen wordt het begin van een angdurig feest of bij de dood van een lid van de clan, een rouwperiode inluidt. Uit de dansen bij het molimofeest blijkt dat de vrouwen bij de Mboeti een belangrijker rol hebben dan bij veel andere jagers en verzamelaars. “Er is een oude legende, dat het eens de vrouwen waren, die de molimo ‘bezaten’, maar de mannen stalen deze van hen en sindsdien is het de vrouwen verboden de molimo te zien. Misschien was dit een manier om de mannen te herinneren aan de oorsprong van hun molimo. Er is nog een oude legende, waarin een vrouw het vuur van de chimpansees gestolen zou hebben en in een andere versie van de grote geest van het woud.“

Het thema dat mannen iets hadden gekregen of ontnomen aan vrouwen komt wereldwijd voor. Vrouwen hadden in die verhalen vroeger meer macht of ze hadden zonder meer de macht die mannen hen later afnamen. Het wijst er op dat, hoewel de overheersende positie van de man langs de ene kant als normaal werd beschouwd, er langs de andere kant ook ongemak, het bewustzijn was dat vrouwen een belangrijke rol hadden. Het was echter vooral een uiting van de voortdurende inspanningen die mannen leverden om hun dominante positie te verzekeren. Bij de pygmeeën is de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen één van de kleinste in vergelijking met alle andere jagers en verzamelaars.

“In de gemeenschap van de BaMboeti wordt de vrouw niet achtergesteld zoals in sommige andere Afrikaanse gemeenschappen. Zij heeft een volledige en belangrijke rol te spelen. Er is betrekkelijk weinig specialisatie volgens sekse. Zelfs de jacht wordt door mannen en vrouwen samen gedaan.

Page 15: Jagers en Verzamelaars Cursus

15 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Een man schaamt zich niet, paddestoelen te vergaren en noten te plukken als hij ze vindt, of een zuigeling te wassen. Het staat de vrouwen vrij, deel te nemen aan de besprekingen van de mannen als ze iets te zeggen hebben, dat met hun discussie verband houdt. Het was feitelijk alleen de absolute overheersing van het mannelijke in de molimo, die hierop een uitzondering leek te zijn.Maar nu waren de vrouwen zelfs hierin aan hun trekken gekomen. Zij hadden hun eerste recht op het levensvuur bevestigd en hun macht om het te doven en daarmee het leven te vernietigen. Of hadden ze het vernietigd? Toen die vrouw het vuur in alle richtingen naar de mannen schopte, had ze het hun toen misschien geschonken om het weer op te bouwen en tot leven te brengen met de dans van het leven. Ik trachtte dit alles uit te puzzelen toen het zingen weer begon en ik zag dat de oude vrouw was teruggekeerd, alleen. Al de anderen waren in hun hutten en de mannen schenen te zingen alsof ze door hun lied het laatste overgebleven vrouwmens weg konden jagen. Ze zongen luider en luider, maar zij bleef rond de koema-molimo cirkelen, steeds in de schaduw blijvend, totdat zij met verrassend snelle en lenige passen weer in ons midden was. In haar handen hield zij een lange rol nkoesa-koord (koord van nkoesa.). De mannen bleven zingen en terwijl zij zongen, liep de oude vrouw rond en knoopte een lus om de hals van elke man, zodat wij tenslotte allen aan elkaar vastgeknoopt waren. De mannen deden geen poging om zich te verzetten. Eerder negeerden ze wat er gebeurde. Toen ze echter allen vastgebonden waren, hielden ze op met zingen.Moke sprak. Ik weet niet zeker, of hij het deed om mij uit te leggen of dat hij moest zeggen, wat hij zei. Hij sprak: “Deze vrouw heeft ons vastgebonden. Ze heeft de mannen vastgebonden. Zij heeft de jacht vastgebonden. Ze heeft de mannen vastgebonden. Zij heeft de molimo vastgebonden. We kunnen niets doen.” Toen zei Manjalibo, dat wij moesten toegeven, dat wij vastgebonden waren en dat wij de vrouw iets moesten geven als teken van onze nederlaag, dan zou zij ons weer vrijlaten. Er werd onderhandeld over een bepaalde hoeveelheid voedsel en sigaretten en de oude vrouw kwam weer plechtig naar ons toe en bevrijdde elke man. Niemand deed een poging zichzelf te verlossen, maar iedere man, die bevrijd werd, begon weer te zingen, de molimo was vrij. De oude vrouw ontving haar geschenken en ging terug naar het kamp van Cephoe, waar zij en haar man logeerden. Het oude echtpaar bleef nog een week of twee, maar zij danste nog maar één keer. Voor zij ons verliet, ging ze naar iedere man toe en gaf hem haar hand om aan te raken, alsof het een soort zegening was.”Er is een groot verschil tussen de status van de pygmeevrouwen en die van bijvoorbeeld de Ona (Vuurland), sommige Australische stammen of de Baruya van Nieuw-Guinea waar de vrouw per definitie onrein was. Haar positie blijkt bijvoorbeeld uit haar recht om te scheiden of de aanwezigheid van een vrouw bij de initiatie van mannen. De pygmeevrouw is volgens Gerard Salomone de grootste tegenkracht van de man omdat zij het is die de man toelaat de status van man te verwerven bij de initiatie. Hoewel de mannen meer macht hebben dan de vrouwen, wat blijkt uit het feit dat zij het zijn die de molimo controleren, wordt in de ceremonie een situatie uitgebeeld waar de vrouw macht uitoefent over de man. Haar macht moet afgekocht worden.

De zegening op het einde zou kunnen betekend hebben dat de mannen slechts macht konden uitoefenen met instemming van de vrouwen. Deze situatie staat in contrast met die van sommige Australische stammen waar de vrouwen bijvoorbeeld bij de initiatie van de jongens volledig werden uitgesloten of waar een heilige plaats gedesacraliseerd werd als ze er passeerden.

De verschillen in de positie van de vrouw bij verschillende jagers en verzamelaars bewijst dat deze bij mensen slechts gedeeltelijk voorkomt uit de natuur, het feit dat mannen fysiek sterker zijn dan vrouwen. Mannen hebben in de eerste plaats de macht door hun onderlinge bondgenootschappen. De reële situatie van de vrouw wordt daarnaast – en in toenemende mate naarmate de mensenmaatschappij zich verwijdert van haar biologisch gegeven situatie – bepaald door de cultuur. Een specifieke cultuur bepaalt of vrouwen min of meer rechten hebben, meer gelijk of ongelijk zijn. De leiding van een clan was echter ook bij de pygmeeën in de eerste plaats een mannenzaak.

Page 16: Jagers en Verzamelaars Cursus

16 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Kunst

Mythes en verhalenGesproken taal was de basis van verhalen waarin mensen hun ervaringen aan elkaar vertelden en van generatie op generatie doorgaven. Claude Lévi-Strauss merkte op dat mythes over de oorsprong van een clan wereldwijd een zelfde basis hadden. “Al deze mythes over de oorsprong van de clannamen lijken zo sterk op elkaar dat het nutteloos is voorbeelden te citeren die van andere streken van de wereld komen, zoals Afrika waar ze ook overvloedig aanwezig zijn.”17

Iedere clan had mythische voorouders, een vooroudercultus. Jagers en verzamelaars voelden het zo aan dat ze een band met hen hadden die terug ging naar het begin der tijden. Het is een ander voorbeeld dat er op

GrotschilderijenGrotschilderijen komen voor in alle gebieden waar Homo sapiens zich vestigde, van Afrika over Australië tot in Europa en Azië. Er zijn geen bewijzen dat de moderne mens grotschilderingen maakte voor 40.000 BP in Afrika. Er zijn dus ook geen bewijzen dat het gebruik zich uit Afrika over de rest van de wereld verspreidde. In Afrika was er een breed gebruik van de schalen van struisvogeleieren waarvan men parels maakte. Dit gebruik bestond ook in Indië. Wereldwijd waren schelpen gegeerde sieraden, ook ver van de kusten. Ze werden over grote afstanden verhandeld. Ze werden als parels in halssnoeren verwerkt.

Spel, sport, zang en dansSpel, sport, zang en dans maakten deel uit van het dagelijks leven van jagers en verzamelaars. Sommige kinderspelletjes hebben waarschijnlijk een geschiedenis van tienduizenden jaren. Zelfs voetbal heeft een lange voorgeschiedenis. Bij de Australiërs kon men voor een bijeenkomst oproepen om er met de bal te spelen. Die bal was gemaakt van opossumvellen of van het scrotum van een kangoeroe en was gevuld met gras. Met de bal spelen was het favoriete spel van de stammen in Victoria zoals de Wotjobaluk, de Wurunjerri en de Kurnai. Men speelde met twee ploegen, samengesteld uit leden van dezelfde huwelijksklasse, totem, clan of plaats. Elke ploeg had een leider. De witte kaketoes speelden bijvoorbeeld tegen de pelikanen, beide totems die terzelfdertijd overeen kwamen met de huwelijksklassen Krokitch en Gamutch. Men gooide de bal van de ene speler naar de andere. Het doel was de bal zo lang mogelijk in bezit te houden. Een spel kon uren duren. Vrouwen en kinderen namen deel aan het spel als er veel volk was.18

17 Claude LéviStrauss, La pensée sauvage, Plon, 1962 (2004), p.275-276.18 Howitt A.W., The Native Tribes of South-East Australia, London, 1904, p.700-701 & 770.

Page 17: Jagers en Verzamelaars Cursus

17 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Een tekening uit 1857 waarin Australische aboriginals vissen met netten, huiden bewerken, eten bereidenen de kleiner getekende jongens een balspel spelen. Eén speler heeft de bal aan de voet. Onderschrift: ‘Domestic occupations in summer season at the Lower Murray River’.

Page 18: Jagers en Verzamelaars Cursus

18 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

De uitgebreide kennis van jagers en verzamelaars

Het is bekend dat de grote meerderheid van de uitvindingen van de mens de afgelopen decennia gebeurd zijn en dat de meeste uitvinders vandaag nog leven. De versnelling van het tempo waarin uitvindingen gebeurden is echter geen recent fenomeen en het kan niet beperkt worden tot Homo sapiens. Als men als vertrekpunt 3.000.000 jaar BP neemt dan is het aantal uitvindingen in het begin klein – maar veel sporen zijn onvermijdelijk voor altijd gewist – maar dat aantal stijgt in toenemende mate naarmate we dichter bij vandaag komen.

Werktuigen: graafstokken, stenen en benen werktuigenOp één van de sites van Paranthropus (2,7 M tot 1 M jaar geleden) werden overblijfselen gevonden van graafstokken waarmee de ondergrondse delen van planten uitgehaald werden. Om dit te kunnen doen zijn bepaalde cognitieve eigenschappen vereist. De Paranthropi aten vruchten in de seizoenen wanneer deze overvloedig voorhanden waren. In de seizoenen wanneer er weinig vruchten te vinden waren aten ze ondergrondse knollen, uien en wortels en moesten ze een tactiek hebben om deze te vinden en uit te graven. Planten beschermen zich vaak tegen een dergelijk verlies door bijvoorbeeld taaie vezels voort te brengen. De paranthropen en de eerste mensen bewerkten hun voedsel met stenen om het verteerbaar te maken.

In 2001 maakten Zuid-Afrikaanse en Franse onderzoekers bekend dat Paranthropus robustus in Swartkrans (ZA) benen werktuigen had gebruikt om in termietenheuvels termieten te vangen. Men dacht tot dan toe dat de paranthropi en zelfs de eerste mensen enkel werktuigen van steen of hout gebruikten. De site van Swartkrans werd gebruikt tussen 1.800.000 en 1.000.000 jaar geleden. Het onderzoeksteam stelde door microscopisch onderzoek vast dat de sporen op de benen punten er anders uitzagen als ze gebruikt werden bij het delven naar wortels dan wel bij het openen van een termietenheuvel. Het team experimenteerde met zelfgemaakte benen werktuigen en leidde daar uit af dat de benen punten van Paranthropus gebruikt waren voor het vangen van termieten. Termieten zijn nuttig voedsel. Een biefstuk is goed voor 322 ilocalorieën per 100 gram, termieten voor 560 kilocalorieën per 100 gram. De botten van de paranthropi zelf bevatten veel C4 wat typisch is voor vleeseters. Het eten van termieten verhoogde het C4-gehalte in botten.

De in Swartkrans gevonden benen punten zijn gelijkaardig en ongeveer even groot, 13 tot 19 cm. Deze vondst vraagt een herwaardering van de mentale eigenschappen van de Paranthropi die, hoewel ze uitstierven, dichter bij de mens stonden dan tot voor kort werd aangenomen.19

Paranthropus gebruikte werktuigen. Er is geen reden om de paranthropen voor wat betreft hun kennis en mogelijkheden als inferieur in te schatten in vergelijking met homo. Paranthropus heeft net als de gorilla’s een vrij groot seksueel dimorfisme wat er op wijst dat ze in harems leefden. Overblijfselen van de paranthropen werden in Oost- en Zuid-Afrika teruggevonden. Men onderscheidt drie types: Paranthropus aethiopicus, Paranthropus boisei en Paranthropus robustus. Deze lijn van de hominina stierf een miljoen jaar geleden uit.20

In Gona, Ethiopië, zijn er niet minder dan 15 vindplaatsen waar de oudst bekende stenen werktuigen aangetroffen werden. Ze zijn tussen 2,6 à 2,5 miljoen jaar oud. De site bevond zich oorspronkelijk op een rivieroever die waarschijnlijk overstroomde en de werktuigen bedekte, wat hun goede staat verklaart. Volgens de onderzoekers kozen de makers van de werktuigen stenen en keien die het meest geschikt waren voor bewerking. Bij hedendaagse proeven om dergelijke werktuigen na te maken slaat men met een kleinere steen op een grotere. Dit is niet gemakkelijk. De kleine steen moet onder de juiste hoek en met gemeten kracht op de grotere steen geslagen worden om het gewenste resultaat te bereiken. Het vraagt kennis van het

19 ApeMan ate termites, BBC News, 16.1.2001, BBC News, bbc.co. uk/1/hi/sci/tech/1119359.stm 20 Pascal Picq, A la recherche des premiers hommes, in: Yves Coppens et Pascal Picq, Aux Origines de l’humanité, Fayard, De l’apparition de la vie à l’homme moderne, Fayard, p. 280286.

Page 19: Jagers en Verzamelaars Cursus

19 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

materiaal, ervaring en een goede oog-hand-coördinatie. Men stelde in Gona met andere woorden vast dat het niveau van de bewerking direct vrij hoog was.21 Ze gebruikten basalt, obsidiaan en vuursteen als grondstof.

Vuur. De oudste sporen zijn 1.600.000 jaar oudSporen van vuur werden aangetroffen in Swartkrans (de naam van een boerderij niet ver van Sterkfontein, Zuid-Afrika) en die zijn ca. 1,6 à 1,5 miljoen jaar oud. Men veronderstelt dat met het vuur, of door in het vuur verhitte stenen, vooral groenten werden klaargemaakt. Door het vuur wordt het voedsel als het ware voorverteerd. Bepaalde groenten kunnen voedzamer, zachter geworden zijn, dus gemakkelijker te eten en te verteren. Daarenboven zijn een aantal rauwe planten toxisch maar verteerbaar als ze geroosterd zijn, bijvoorbeeld yam. Meer soorten noten, wortels maar ook krengen konden voortaan gegeten worden. Men heeft chimpansees in verbrande grond zien zoeken naar bonen. De mens heeft misschien gelijkaardige kennis geërfd van zijn voorlopers. Rauw vlees is even voedzaam als gekookt vlees. Een voordeel van geroosterd vlees is dat bacteriën onschadelijk gemaakt worden terwijl rauw vlees bacteriën en insecten aantrekt en snel laat vermenigvuldigen. Geroosterd en gerookt vlees bewaart daarenboven veel langer dan rauw vlees.22

Plantkunde en dierkundeJagers en verzamelaars hadden een zeer uitgebreide kennis van planten en dieren in de eerste plaats omdat het hun voedsel was. Het gedrag van dieren werd uitbreid bestudeerd en met passie besproken. Dieren werden gedood en versneden. De organen werden gegeten, pezen en botten werden verwerkt en gebruikt. De kennis van dieren werd weerspiegeld in de rotstekeningen van jagers en verzamelaars en op schitterende wijze geanalyseerd door R. Dale Guthrie.23

Jagers en verzamelaars maakten uitgebreid gebruik van medicinale planten al waren ze daar niet alleen in. Chimpansees gebruiken die ook en het werd ook vastgesteld bij gorilla’s.24

TellenIn veel gevallen hadden jagers en verzamelaars geen woorden voor cijfers voorbij het getal drie. Dat wil niet zeggen dat ze nooit nood hadden aan grotere getallen. Tijdens een reis die meerdere dagen duurde werd de dagen geteld met vingers, eventueel met vingers en tenen, zoals bij de Andamanezen en de Filippijnse Agta. Australiërs en Germanen telden met vingers en lichaamsdelen.

Anatomische kennisWe moeten er niet aan twijfelen dat jagers en verzamelaars een uitgebreide anatomische kennis hadden van mens en dier. Het open snijden van dieren moet hen de gelijkenissen tussen de verschillende dieren duidelijk gemaakt hebben. Spieren, organen, pezen, botten, huid enzovoort komen bij alle zoogdieren voor. Als men één maal mensen begon open te snijden vond men dezelfde kenmerken terug. Van daar naar operatieve ingrepen was niet zo’n grote stap.

Praktijken:

21 Sileshi Semaw, The World’s Oldest Stone Artefacts from Gona, Ethiopia: Their Implications for Understanding Stone Technology and Patterns of Human Evolution Between 2.6-1·5 Million Years Ago, 3 Feb. 2000, Journal of Archaeological Science (2000) 27, 1197–1214. http://www.idealibrary.com Stone Tool en Bone Find Earliest Ever Excavated, 5.11.2003, (published in the September 2003 issue of the Journal of Human Evolution). Southern Connecticut State University, 5 November 2003.22 Gregory Laden, Current Anthropology, 11.8.1999.23 R.Dale Guthrie, The Nature of Paleolithic Art, University of Chicago Press, 2005. 24 Suehisa Kuroda, Possible Use of Medicinal Plants by Western Lowland Gorillas (G. g. gorilla) and Tschego Chimpanzees (Pan t. troglodytes) in the Ndoki Forest, and Pygmy Chimpanzees (P. paniscus) in Wamba, Proceeding of the Sixth International Symposium on Traditional Medicine in Toyama, 1997, p. 155-162. www.shc.usp.ac.jp/kuroda/medicinalplants.html

Page 20: Jagers en Verzamelaars Cursus

20 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Amputatie van een been in King George’s Sound (Australië) Vervorming van het hoofd: verschillende delen van de wereld: Chili, Australië,

Noordwest-Amerika... Behandeling van wonden en aderlaten. Er is een verslag van een ooggetuige van een keizersnede in Kahura, Oeganda

in 1879. Daarbij werd bananenwijn gebruikt om de vrouw enigszins te verdoven.25

Fluiten, snaarinstrumenten en andere muziekinstrumenten. Misschien zijn de eerste muziekinstrumenten alle objecten waarmee een ritme kon aangegeven worden. Chimpansees stampen bijvoorbeeld steeds op dezelfde bomen waar ze voorbij lopen om zo te laten weten waar ze zich in het regenwoud bevinden. De vroege mensen brachten misschien ritmes voort op bomen, stukken hout, stenen en door handengeklap.

De oudste soort muziekinstrumenten die teruggevonden zijn, zijn fluiten gemaakt uit bot. Logisch. De vroege mensen haalden merg uit dierenbotten. Men brak botten om er het merg uit te zuigen. Het is van daar maar een kleine stap om lucht in een bot te blazen. Een al dan niet toevallig gemaakt gaatje in een bot en men had een primitieve fluit. Vogelbotjes bevatten weinig of geen merg maar zijn soms hol, zij waren dus ook erg geschikt om als fluit te gebruiken. De oudste vondst van fluiten komt van neanderthalers uit Prolom II (Krim, 100.000 à 90.000 jaar). Een andere neanderthalfluit komt uit Divje Babe (Slovenië, circa 50.000 jaar oud) maar er is betwisting of dit wel een fluit is dan wel een bot met toevallig gemaakte gaatjes. De gaten staan op gelijke afstand waardoor ze een resultaat geven dat lichtjes buiten toon is.26

Maalstenen. Vanaf 48.900 BPDe oudst bekende sites met maalstenen, voor granen en/of oker, zijn de acheuléen-sites Kalambo Falls (Zambia) en de Kapthurin Formatie (Kenia) maar ze kwamen voor tussen Bir Tarfawi (Egypte), Katanda (DR Congo), Mumba (Zambia) en ≠Gi (Botswana). Eén van de oudste maalstenen werd gevonden in Florisbad (ZA) en is 48.900 jaar oud. De oudste vondst van een maalsteen in Australië (Cuddie Springs, NSW) is 30.000 jaar oud. In Molodova I (Oekraïne) werden maalstenen en stampers, gemaakt door neanderthalers, gevonden die meer dan 44.000 jaar oud zijn. In de aangrenzende vindplaats Molodova V zijn ze minstens 40.000 jaar oud.

Textiel in Dolni Vestonice (Tsjechië). 27.000 BP – 26.000 BPIn de vindplaats Pavlov I (niet ver van Dolni Vestonice, Tsjechië) vond men afdrukken van textiel of vlechtwerk op 4 kleine kleifragmenten. De fragmenten zijn 26.000 à 27.000 jaar oud. Het is momenteel de oudste aanwijzing van weven en textiel.27

Beeldjes en PottenIn Dolní Věstonice (en Pavlov), Predmosti en Petrkovice (Moravië, Tsjechië) werden beeldjes gebakken uit klei en gemalen bot gevonden. De oudste vindplaats, Dolní Predmosti, leverde 6.570 beeldjes op die tot 26.000 jaar oud waren. De beeldjes stelden voornamelijk dieren voor maar er waren ook voorstellingen van mensen. Men vond er ook twee ovens die de archeologen na bouwden voor experimenten.28

25 Richard Rudgley, Het stenen tijdperk, Bosch & Keuning, p.131 e.v.26 Bob Fink. http://www.webster.sk.ca/greenwich/l3debat.htm History of Music. www.historyworld.net/wrldhis/PlainTextHistories.asp?groupid=1668&HistoryID=ab42 27 Giles Tremlett, Excalibur, the rock that may mark a new dawn for man, January 9, 2003.28 Richard Rudgley, Het stenen tijdperk, Bosch & Keuning, (Origineel:Lost Civilisations of the Stone Age, 1998), p.168-169.

Page 21: Jagers en Verzamelaars Cursus

21 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Boog en Pijl, top engineering uit de vroege geschiedenis. Waar en wanneer zijn boog en pijl uitgevonden? De eerste mechanisch composiete uitvinding van de mens was pijl en boog. Volgens Steven Mithen werden boog en pijl rond 18.000 BP in Zuid-Afrika gebruikt. Is de boog afgeleid van de speerwerper die ongeveer 18.000 jaar oud is?29

De hond, het eerste huisdier, 15.000 BPAan de definitieve domesticatie van de grijze wolf en zijn daaropvolgende transformatie tot hond kan een zeer lange periode voorafgegaan zijn waarin mens en grijze wolf min of meer in symbiose met elkaar leefden. Deze wolven zouden voedselresten van mensen gegeten hebben en op lange termijn minder bang geworden zijn van mensen. De snelste methode om dieren aan te trekken is hen voedsel geven. Mensen hadden waarschijnlijk 30.000 tot 100.000 jaar geleden niet veel en niet permanent voedseloverschotten, misschien met uitzondering van botten. Zelfs als de mens alle merg uit beenderen haalde dan was het overschot toch iets waar wolven nog iets aan hadden. Was dit het begin van een vorm van symbiose? Maakten de mensen gebruik van de superieure speurneus van wolven die hen naar wild leidde? Hielp het totemisme waardoor mensen in wolven totemdieren zagen, behept met een ziel? Gaven ze ook daarom een deel van het wild waar wolven hen hadden naar toe geleid? Het blijven open vragen maar over de uitkomst is geen twijfel: de grijze wolf werd gedomesticeerd.

In de groepen grijze wolven die rond de kampen van de mens leefden begonnen, misschien reeds vanaf 135.000 BP, mutaties die leidden tot aparte groepen waaruit mensen rond 30.000 BP of eerder de echte domesticatie definitief realiseerden. Deze zou er vanaf het begin op gericht geweest zijn om voor de mens minder gevaarlijke honden te selecteren, een selectie op niet-agressiviteit.

In Goyet (B) werden fossiele resten gevonden van een hond die reeds sterk leek op de honden die 12.000 jaar geleden leefden. Het mtDNA kon geanalyseerd worden maar er werd geen verband gevonden met tot vandaag bekende hondenrassen. Daaruit leidde men af dat de hedendaagse honden afkomstig zijn van een veel bredere sekectie 31.700 jaar geleden. Volgens de onderzoekers wijst dat er op dat het domesticatieproces vrij snel moet gebeurd zijn.30

29 Flèche et arc, www.archeo.info/FR/activites/expositions/zh/zurich/musee_suisse/03_09_14/leche_arc.html 30 Mietje Germonpré et al., Fossil dogs and wolves from Palaeolithic sites in Belgium, the Ukraine and Russia: osteometry, ancient DNA and stable isotopes, Journal of Archaeological Science doi:10.1016/j.jas.2008.09.033, Sepetmber 2008.

Page 22: Jagers en Verzamelaars Cursus

22 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

De religie van jagers en verzamelaars

Religie in TasmaniëGebruik van oker is waarschijnlijk één van de oudste uitingen van religieus leven. Het had waarschijnlijk ook een esthetische betekenis. De Tasmaniërs maakten er veel gebruik van.

Ze geloofden volgens ontdekkingsreizigers of kolonisten in zielen en geesten. Deze woonden in grotten, holle bomen of in afgelegen valleien. Ze geloofden ook in de terugkeer van de zielen van hun overleden vrienden en familie. De menselijke ziel was onsterfelijk. Sommige geesten zouden hen kwaad kunnen berokkend hebben. Aangezien andere stammen soms vijandig waren en er ook oorlog gevoerd werd kwamen slechte geesten van deze stammen. Tasmaniêrs droegen de botten van overledenen met zich mee als bescherming tegen tegenslag. De westelijke stammen geloofden niet in een leven na de dood. Roth merkt op dat de voorstellingen over leven na de dood over een zintuiglijk leven gingen. De namen van de doden of de afwezigen werden nooit uitgesproken. Begraafplaatsen werden vermeden. Een precies beeld van de religieuze overtuigingen van de Tasmaniërs kan uit de summiere getuigenissen van ontdekkingsreizigers en de vaak gekleurde interpretaties van missionarissen niet afgeleid worden. Dat de westelijke stammen bijvoorbeeld niet geloofden in een leven na de dood is misschien mogelijk maar weinig waarschijnlijk.

Het geloof in zielen en geesten bij de andere Tasmaniërs, het meedragen van botten van overleden familieleden in zakken van huid, het bestaan van plaatsen waar de zielen/geesten verbleven en het geloof dat zielen terug geboren werden hadden de Tasmaniërs gemeenschappelijk met de Andamanezen, de Australiërs en vele andere volkeren wereldwijd. Zij mogen de voorhoede geweest zijn van de eerste golf uit Afrika, ze maakten er wel degelijk deel van uit.31

Er waren waarschijnlijk ook overblijfselen van het totemisme. De Europeanen die hen kenden voor 1850 en over hen berichtten deden dat echter op een moment dat het totemisme als fenomeen nog niet bekend was. Het was dus onvermijdelijk dat ze het niet zouden herken-nen. Er zijn nochtans berichten dat de westelij-ke stammen (degene die niet in het hiernamaals geloofden) dachten dat ze waren als de kangoeroe, een zuiver totemistisch geloof. Andere pun-ten die in de richting van totemisme wijzen zijn voedselverboden. De wallaby en (geschubde) vis mocht soms niet gegeten worden.

Huidzak gemaakt van een dierenvel waarvan verondersteld werd dat het menselijke as bevatte. Het meedragen van overblijfselen van de overledenen was bij veel jagers en verzamelaars een aspect van de vooroudercultus. (Uit: The Aborigines of Tasmania)

Religie in VuurlandDe Selk’nam (een deel van de Onastam) hadden mannelijke initiatierites, de Hain. De jongens werden op hun veertiende levensjaar geïnitieerd. Ze moesten goede jagers zijn en bereid om 31 Henry Ling Roth, The Aborigines of Tasmania, Fullers Bookshop, Hobart, 2e ed. 1899, p.51-61.

Page 23: Jagers en Verzamelaars Cursus

23 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

bloedwraak uit te oefenen als iemand van hun familie gekwetst of gedood werd. Elke jongen of man die de geheimen verraadde werd gedood. Hetzelfde gebeurde met een vrouw van wie men vermoedde dat ze meer wist dan goed werd geacht voor haar. De jongens werden samengebracht in een donkere hut. Daar werden ze aangevallen door ‘geesten’. Als kleine kinderen hadden ze geleerd deze geesten te vrezen. Tijdens de initiatie leerden ze dat het de oudere mannen waren die voor geest speelden. Andere geheimen werden onthuld. Ooit hadden de vrouwen deze geesten gecontroleerd, zij verkleedden zich als geesten en joegen de mannen schrik aan. De Hain kon tot een jaar duren. Er werd meestal begonnen als er voldoende voedsel was, bijvoorbeeld als een walvis was aangespoeld. De Selk’nam van alle stammen kwamen dan bijeen in een mannelijk en een vrouwelijk kamp.

Onderstaand voorbeeld geeft aan hoe reeds bij jagers en verzamelaars religie door de mannen gemanipuleerd werd in hun voordeel. ”De Ona-indianen van Tierra del Fuego (Vuurland) beweren dat in de natuur van hun land, zoals de wouden en rotsen, de witte misten en de lopende waters, geesten van verschillende slag rondspoken, ‘Spookbeelden in dewelke ze zelf niet geloven maar die een sterke morele hulp zijn als ze te maken hebben met weerspannige vrouwen en koppige kinderen.’ Om het heilzame geloof op de vrouwelijke en kinderlijke geest in te prenten spelen de mannen de rol van de geesten, vermomd in aangepaste kostuums.” Zo werd de geest van de beukenwouden gespeeld door een man bekleed met mos en de schors van bomen.32

De Ona hadden mythologische voorouders, woudgeesten en initiatiegeesten. Sjamanen werd in een droom door een overleden sjamaan verteld dat ze geroepen waren om sjamaan te worden. Hun opleiding duurde twee tot drie jaar. Sjamanen waren onderling vaak in sterke concurrentie met elkaar. De sjamaan genas, had invloed op het weer, de jacht en de oorlog. Hij werd vaak gevraagd om onheil te veroorzaken bij de vijanden van zijn clanleden.

Sjamanen geloofden in een opperwezen dat straf en dood zond voor wie verkeerd handelde. Ze hielpen de jagers en genazen ziektes. Ze haalden hun macht van de doden van de overleden sjamanen die in hun dromen verschenen. Bij de dood van een clanlid werden zijn persoonlijke bezittingen verbrand.

Jon, de sjamaan van een groep Selk’nam verzorgt een zieke.

De oudste religie, de vooroudercultusOm zich te reproduceren moest de mens zich fysiek reproduceren. Daartoe had hij seks en daarnaast voornamelijk voedsel nodig. De mens is een diersoort maar een speciale. Om zich te reproduceren ontwikkelde ze gesproken taal en grote hersenen. De producten van het denken zijn ideeën en kennis. De menselijke soort moest ook deze reproduceren anders kon hij niet op

32 Frazer J.G., Marriage and Worship in the Early Societies. A treatise on Totemism and Exogamy, Volume 1, The Beginnings of Religion an Totemism among the Australian Aborigines, 1905, p.146-147. Over de Ona citeert Frazer uit: W.S.Barclay, The Land of Magellanes, with some Account of the Ona and other Indians, The Geographical Journey, XXiii, 1904, p.74.

Page 24: Jagers en Verzamelaars Cursus

24 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

dezelfde manier blijven leven. Dat moet ons niet verwonderen: ouders moeten hun kinderen ook leren gaan en ze moeten hen leren spreken.

De uitgebreide kennis over dieren, planten, werktuigen, de menselijke maatschappij enzovoort moest ook op ideëel vlak gereproduceerd worden. De mensheid moest voor die noodzaak om haar kennis door te geven een plaats hebben in haar maatschappij. De opvoeding van kinderen door – in de eerste plaats - hun ouders, ooms, tantes, grootouders en de rest van hun clan was een belangrijk aspect.

De mens heeft in de loop van zijn ontwikkeling zijn denken zelf steeds meer, steeds beter gebruikt om zijn reproductie te verzekeren, als een factor van zijn reproductie. Als hij ging jagen overtuigde hij zichzelf – individueel en collectief - dat hij wild zou vangen. Als hij oorlog voerde dat hij zou winnen. Als hij geen water had dat hij er zou vinden enzovoort. De mens gebruikte zijn denken om zichzelf (individueel en collectief) te motiveren. Motivatie is bij de mens zeer belangrijk voor bijna alles wat hij onderneemt. Ouders moeten b.v. gemotiveerd zijn om hun kinderen te leren lopen, te leren spreken, hen op te voeden. Motivatie bij kinderen zelf is even belangrijk.

Mensenkinderen kunnen zeer vroeg naar hun ouders luisteren en leren van hen. Ouders leren hun kinderen luisteren en gehoorzamen. Dit is – zoals iedereen kan vaststellen – niet altijd een gemakkelijk proces. Gedurende lange tijd worden de lessen en regels van de ouders bij de kinderen gedrild tot ze voor veel volwassenen een deel van hun natuur vormen. Bij jagers en verzamelaars sterft een van de ouders gemiddeld voor men twintig jaar is, moment waar nog een van de vier grootouders leeft. De lessen en regels van de (voor)ouders blijven echter na hun dood in de levenden resoneren. Ook al geven de overledenen feitelijk geen raad meer, ook al kunnen ze zich niet lijfelijk bekommeren om het welzijn van hun nakomelingen, ze leven verder in hun gedachten.

Daar komt bij dat mensen dromen over overleden familieleden. In een droom is het alsof ze nog leven. Jagers en verzamelaars geloofden sterk dat wat ze in dromen zagen ook echt was. Ze vonden dromen zeer belangrijk. De Australische aboriginals spreken van de ‘dream time’, de droomtijd, dit is de tijd van de voorouders.

De cultus van de voorouders bestaat er wezenlijk in dat jagers en verzamelaars hun voorouders vroegen om voor een goede jacht te zorgen en overvloedig plantaardig eten. Belangeloos was de vooroudercultus niet: hij diende het belang van de levenden..

De vooroudercultus is de basis van alle latere religiesDe oorsprong van religie kan dus verklaard worden uit de manier van leven van jagers en verzamelaars. Er ontwikkelden zich waarschijnlijk rituelen na het overlijden van ouders die van generatie tot generatie werden doorgegeven. Misschien bleef men aanvankelijk enkele dagen waken bij het lijk, verjoeg men de predatoren en ontstonden zo handelingen die uitgroeiden tot rituelen. Een belangrijke rol van rituelen was dat de clan, de gemeenschap betrokken werd bij het rouwproces. Dit verschafte voor de direct betrokkenen troost, gedeeld leed, een niet te onderschatten functie van het rouwritueel.

De ziel, het oudste bovennatuurlijk begrip en de basis van alle andereAlle maatschappijen van jagers en verzamelaars geloofden dat elk menselijk lichaam een ziel had. Een ziel zonder lichaam was een bovennatuurlijk verschijnsel, had antropomorfe (op de mens lijkende) kenmerken en soms bijzondere krachten die konden aangewend worden om familie en clanleden te beschermen of om de vijanden van de clan schade, meestal fysieke schade, te berokkenen.

De oorsprong van de ziel was misschien een begrip dat min of meer gelijk was met leven. Er was in elk geval een sterk verband. De voorstelling van de ziel/’leven’ was naargelang de clan of stam verscheiden, inconsistent en onbepaald. Ze was echter niet helemaal immaterieel want ze had een vorm, hoe vaag die ook was. Ze had fysieke noden. Ze kon uit het lichaam treden. Als ze het lichaam volledig verlaten had leefde ze een leven dat analoog was als het leven op aarde: ze dronk, at, jaagde enzovoort. Ze was echter onzichtbaar voor normale mensenogen. Enkel sjamanen en ouderen (en dan nog enkel diegenen die speciale krachten hadden) konden een ziel

Page 25: Jagers en Verzamelaars Cursus

25 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

zien. Gewone mensen zouden van dit privilege genieten als ze voor het punt stonden om een vroegtijdige dood te sterven. De ziel/’leven’ bleef na de dood van de mens vaak aanwezig rond het kamp waar ze uit het lichaam ging na het overlijden. Jagers en verzamelaars die schrik hadden van rondzwervende zielen verhuisden na de dood van een clanlid daarom vaak naar een ander kamp en spraken de naam van de dode gedurende een tijd niet meer uit. Zielen zweefden ook in en om heilige plaatsen: een bron, een rots, een boom, een hemellichaam enzovoort. Deze heilige plaatsen situeerden zich vaak rond de sanctuaria waar de heilige voorwerpen van de clan bewaard werden. Heilige plaatsen moesten daarom met respect behandeld worden. Wie bijvoorbeeld een heilige boom omhakte zou sterven. De heilige rotsen mochten niet verplaatst noch gebroken worden. Vogels of andere dieren die vluchtten naar een heilige plek mochten daar niet gedood worden. Een ziel/’leven’ leidde een leven dat in de meeste opzichten een weerspiegeling was van het dagelijkse leven van jagers en verzamelaars. De tijd was niet rijp voor begrippen die geen band meer hadden met het dagelijkse, het materiële leven. Dit niveau van abstractie had geen basis bij jagers en verzamelaars. Zij konden de wereld enkel interpreteren uit hun leven, hun situatie. Levende maar ook levenloze lichamen (zon, maan, plaatsen) waren daarom voor jagers en verzamelaars altijd in min of meerdere mate behept met menselijke eigenschappen, noden, motieven enzovoort.

Van zielen naar geesten en godenDe bespreking van de bovennatuurlijke begrippen als zielen, geesten en goden zou hier te ver leiden. We verwijzen naar: Marc Vermeersch, De geschiedenis van de mens. Deel I, Jagers en verzamelaars. Boek 2, de maatschappij van jagers en verzamelaars,pagina 425-435.Daar komt het ontstaan van deze begrippen uitgebreid aan bod.

De eerste as waaruit religie ontstond komt uit de sfeer van de clan, de reproductie van de menselijke gemeenschap en gaf aanleiding tot het ontstaan van het geloof in de ziel en de vooroudercultus. De tweede as komt voort uit de voedselvoorziening.

Het totemismeWat is totemisme?Het totemisme is een geheel van geloofspunten en rites die verband houden met een totem. Totems zijn meestal dieren, soms planten, bijvoorbeeld bomen (die voedsel zoals fruit en noten voortbrengen)33. Dieren, planten, fruit, noten voedsel voor de mens. Niets was belangrijker voor de jager en verzamelaar. De producten van de jacht: vlees, organen, pezen, botten enzovoort, spraken enorm tot de verbeelding. De mens was, net als zijn neef, de chimpansee, begeesterd door de jacht waar het element kans en toeval, dus onzekerheid, een grote rol speelde. Jagers waren nooit zeker dat ze van een jachtpartij met vlees zouden terugkeren. Die onzekerheid werd gecompenseerd door het bezweren van de omstandigheden, de wil om succes te hebben, de wens en het verlangen van de mens om het lot, het toeval te beheersen.

Voorbereiding op de jacht en ontstaan van het totemismeEen tweede as langs dewelke de oudste religieuze voorstellingen zijn ontstaan is de jacht, het bekomen van voedsel. Voedsel was de hoofdbekommernis van jagers en verzamelaars, nood-zakelijk voor de fysieke reproductie van de mensen. De jacht vroeg van de vroegste mensen een strikte organisatie, coördinatie en discipline. In de laatste, recent overlevende maatschappijen van jagers en verzamelaars waren vlees en vet zeer gegeerd en geacht. Succesvolle jagers hadden veel prestige. We weten dat alle mensen buiten Afrika en Noord-Afrika afkomstig zijn van een migratiebeweging die vertrok in Oost-Afrika ongeveer 80.000 jaar geleden. Ze namen het totemisme mee uit sub-saharaans Afrika en verspreidden het over de rest van de wereld,

33 Naarmate de geschiedenis vorderde, en zeker na het opkomen van de landbouw, zullen totems van karakter veranderen en naast dieren, bomen en planten ook allerlei objecten, toestanden en uiteindelijk eigenaardige en ook buitennissige objecten zijn. Voorbeelden van totems in: Claude Lévi-Strauss, La pensée sauvage, Plon, 1962 (2004), p.147-148.

Page 26: Jagers en Verzamelaars Cursus

26 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Azië, Oceanië, Amerika, Noord-Afrika en Europa. Het totemisme moet dus diep ingebed geweest zijn in de geesten en de gewoonten van de kleine groep(en) die Afrika verlieten.

Ontstaan uit een jachtritueel

De jacht, zeker die op groot wild, vroeg dat de jagers onderling afspraken maakten. De jacht was bij jagers een vast en schier eindeloos gespreksonderwerp. Het is waarschijnlijk dat ze zich mentaal voorbereidden op de jacht, zich concentreerden. Eén van de technieken om een beter resultaat te bekomen was dat ze zich vereenzelvigden met de dieren waarop ze jaagden, zich vermomden als die dieren, hun gedrag imiteerden, hun uiterlijk nabootsten, kortom een ritueel hielden. “Informanten van de Bosjesmannen hebben herhaaldelijk benadrukt dat de beste jagers denkbeeldig het dier worden waarop ze jagen; ze zijn zo beter in staat om te denken zoals het dier. (...) Het is ‘dat dier zijn; wat heb ik gedaan of zal ik doen?’ “34

De vereenzelviging met dieren

Nabootsen van dieren om succesvoller te zijn bij de jacht leidde er, bijna onvermijdelijk, toe dat men er zich mee ging mee vereenzelvigen. Dit is geëvolueerd naar een vereenzelviging met één bepaald dier of één plant. Die evolutie kan er gekomen zijn omdat er binnen clans een taakverdeling was tussen jagers waarbij jagers meer gespecialiseerd waren in de jacht op één bepaald dier. Zij moesten dan uiteraard het ritueel uitvoeren voor hun (totem)dier. De vereenzelviging met een dier is niet zo eigenaardig als ze kan lijken. De mens kon de werkelijkheid enkel bekijken uitgaande van zichzelf en dan was een wezenlijk gelijke natuur voor mens en dier voor de hand liggend. Had de jager en verzamelaar daar ook niet voor een groot stuk gelijk in? Alle zoogdieren hebben dezelfde biologische oorsprong en heel wat gedragingen zoals de zorg om de jongen, seks en voedsel zijn begrijpelijk vertrekkende van onze eigen aard.

We weten over recente groepen jagers en verzamelaars dat ze een uitgebreide kennis hadden van de gewoontes van die dieren in hun omgeving. Plant en dier werden daarenboven verwerkt en opgegeten. Dieren, maar ook mensen, werden versneden en elk stukje van een dier dat bruikbaar was werd gebruikt. Jagers en verzamelaars hadden hierdoor ook een uitgebreide kennis van de anatomie van dieren en mensen. Zij moeten onvermijdelijk de biologische gelijkenissen tussen mensen en zoogdieren gekend hebben.

34 R.Dale Guthrie, The Nature of Paleolithic Art, University of Chicago Press, Chicago & London, 2005,p. 92. Guthrie citeert: Silberbauer G.B., Hunter/gatherers of the Kalahari, In: Omnivorous primates,ed. R.S.O. Harding and G.Teleki, 1980, p.455-498, en: Liebenberg L., The art of tracking/The originof science, 1990; van dezelfde auteur: A field guide to the animal of tracks of Southern Africa, 1990.

Page 27: Jagers en Verzamelaars Cursus

27 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Thema: geweld en oorlog

Geweld in de eskimo-maatschappijDe relaties tussen eskimo’s en indianen waren soms vreedzaam, ze dreven vaak handel, maar vaak ook gewelddadig. Ook tussen de Inuitgroepen, zeker als ze wat groter waren, zag men vaak gewapende conflicten. In de MacKenziedelta van Alaska woonden bijvoorbeeld meer Inuit die vaker oorlog voerden dan de eskimo’s aan de noordpoolcirkel. Indien de honger te groot was deinsde men er niet voor terug om te gaan stelen bij andere groepen. Bij zo’n raid vielen soms doden waarop de getroffen groep ook een raid hield om een gedood familielid te wreken. Gewapende conflicten waren er ook vaak omwille van vrouwen. Sommige groepsleden van de Inuit waren daardoor bekende moordenaars maar dat kon op minder afkeuring rekenen dan socialemisdaden als oneerlijkheid, luiheid, gierigheid en bazigheid binnen de groep. De groep of clan was dé basiseenheid. Moorden bij andere groepen was niet het zwaarste misdrijf.

De ouderen hadden de leiding in de eskimomaatschappij maar in extreem strenge winters kon het gebeuren dat ze werden achter gelaten als ze niet meer verder konden trekken met de groep. Dit gebeurde uiterst zelden en alleen onder extreme omstandigheden. Het waren vaak de ouderen zelf die voorstelden dat men hen zou achter laten. Soms hingen de ouderen zich op omdat ze de groep niet ten laste wilden zijn. Daarbij konden ze bijgestaan worden door hun favoriet kind. In wanhopige situaties kwam het meer voor dat kleine kinderen werden gedood of achtergelaten in de hoop dat iemand hen alsnog zou vinden en zou kunnen helpen. Meisjes waren daarbij vaker het slachtoffer dan jongens omdat van mannen gedacht werd dat ze meer bijdroegen tot het welzijn dan vrouwen. Infanticide kwam regelmatig voor als baby’s gehandicapt of misvormd waren. Als de vader of de moeder van een familie stierven viel de nucleaire familie uiteen. Kinderen konden geadopteerd worden door een andere familie maar werden soms gedood indien ze geen onderdak vonden. De eskimo’s hadden net als het Westen recent nucleaire families. Dit kwam omdat men in de zomermaanden moeilijk voedsel vond met groepjes die groter waren dan een paar mensen. De winter was de beste tijd als men op zeezoogdieren kon jagen en grotere groepen verwanten konden aaneen sluiten. De positie van de vrouwen was niet slecht bij de eskimo’s. Mannen hadden de leiding maar geweld tegen een vrouw gebruiken kon als gevolg hebben dat ze haar man verliet.35

35 Marcel Mauss, Essai sur les variations saisonnières des sociétés eskimo. Étude de morphologie sociale, 1904-1905, p.50.

Page 28: Jagers en Verzamelaars Cursus

28 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Didactische tips door Jos MartensDe eigenlijke navorming is uiteraard inhoudelijk en bestemd voor leraren. Toch biedt het onderwerp heel wat mogelijkheden voor didactische verwerking, afhankelijk van het handboek, de tijd die je aan het onderwerp wil of kunt besteden, of je al dan niet vakoverschrijdend kunt werken met bijvoorbeeld je collega Nederlands.

In een eerste jaar kun je hoofdstukken uit de lijst jeugdboeken hieronder zeer dankbaar gedeeltelijk als voorleesmateriaal gebruiken. Collega’s deden dit als introductie op groepswerken. Kleine groepjes werkten elk een hoofdstuk uit op verschillende manieren, in een vakoverschrijdende leereenheid Nederlands - geschiedenis - plastische opvoeding.

In Vlaanderen is de prehistorie namelijk leerstof voor het eerste jaar voortgezet onderwijs, waarin geschiedenis slechts één lesuur per week heeft. Met alleen de lestijd geschiedenis kom je niet ver. Dit is het praktische argument. Voor de didactische argumenten: zie verder bij de achtergrondartikels.

In het vak plastische opvoeding maakten leerlingen aantrekkelijke reliëfs op gips van afbeeldingen in de grotten van Altamira en Lascaux. Werkwijze: gipsen platen (allemaal zelfde afmeting); daarop tekening naar keuze; tekening kleuren; gips rondom wegkrassen. Diverse varianten mogelijk: wend u tot uw collega plastische opvoeding.

Sommige groepjes voerden een kort toneelstukje op, al dan niet na een schrijfoefening. Andere diepten een onderwerp uit aan de hand van de non-fiction gegevens in het boek en presenteerden het resultaat in een Powerpointpresentatie. Dit was dan weer voor de lessen Nederlands. De resultaten zijn voorgesteld in een kleine tentoonstelling op de opendeurdag in mei en voor de bezoekers toegelicht door leerlingen.

Dezelfde werkwijze is evenzeer bruikbaar wanneer een boek klassikaal wordt gelezen (in de les Nederlands, uiteraard in samenwerking met geschiedenis) of wanneer verschillende groepjes verschillende boeken lezen.

Wie nog nooit op deze manier heeft gewerkt raden we de volgende twee artikelen aan:

het algemene, uitvoerige en pedagogisch/didactisch onderbouwde

Gelezen tijd (2009) in het online tijdschrift Histoforum Didactiek

http://www.vanderkaap.org/histoforum/2009/gelezentijd.html

en het praktische Concreet werken met een historische roman in de klas, hierin,

Bijlage 1: Het aanleggen van een leesdagboek

bijlage 2: Auteur in de klas

http://www.vvlg.be/VVLG/Jeugd_1.3.html

Alle boeken hieronder zijn van zeer behoorlijk niveau. Zij benadrukken alle (eventueel tussen andere thema’s in) de vindingrijkheid van de mensen in de behandelde tijd, geven betrouwbare informatie en zijn dus erg geschikt om verkeerde beeldvorming over die domme, primitieve ‘voorhistoriërs’ te corrigeren.

Page 29: Jagers en Verzamelaars Cursus

29 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Suggesties1. De PowerPoint van de navorming zelf. Wordt op de website van CNO ter beschikking gesteld van de cursisten. Kopieer het bestand en geef het een andere naam, bv. MesoDidac. Zo blijft het originele bestand veiligheidshalve bewaard voor eventuele aanpassing in volgende jaren. Daarna kun je uit de kopie gemakkelijk dia’s verwijderen (of aanvullen uit andere bronnen) tot je overhoudt wat je in de les wil gebruiken.

2. Jeugdboeken

2.1. Fragmenten om voor te lezen (of voor te laten lezen):

Opmerking: Romanserie De Aardkinderen.

Dit is een reeks voor volwassenen, over de overgangstijd tussen neanderthalers en cro-magnon (35.000 tot 25.000 jaar geleden). Tussen de vele (erg Amerikaanse) seksscènes in zitten waardevolle, boeiende fragmenten, uitermate geschikt om voor te lezen. Dus: eerst selectie maken.

Jean Auel, De stam van de holenbeer (Spectrum 1980)

Jean Auel, De vallei van de paarden (Spectrum 1982)

Jean Auel, De mammoetjagers (Spectrum 1985)

Jean Auel, Het dal der beloften, 1990

Jean Auel, Een vuurplaats in steen, 2002

Het eerste boek is verfilmd, met als titel The Clan of the Cave Bear. De film verscheen in 1986, is geregisseerd door Michael Chapman met Daryl Hannah in de hoofdrol. We hebben de film nooit gezien, noch in de bioscoop, noch op DVD, hebben dus geen idee van eventueel bruikbare sequenties.

2.2. Eén boek vakoverschrijdend met Nederlands, plastische opvoeding, museum: zie hoger Concreet werken met een historische roman in de klas.

2.3. Groepjes met verschillende boeken: niet uitgetest in eerste jaar voortgezet onderwijs, waarschijnlijk ook minder geschikt voor deze leeftijdscategorie; wel met leerlingen uit 3de en 4de jaar

2.4 Lectuursteekkaarten met tips voor didactische verwerking

Dirk Bracke, Vuurmeisje, Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2004, 128 blz.

http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/romans/vuurmeisje.htm

PDF met brochure lerarenbegeleiding, verzorgd door de uitgeverij

Schrijver in de klas gehaald. Succes verzekerd: enthousiaste leerlingen!

Page 30: Jagers en Verzamelaars Cursus

30 Marc Vermeersch - Jagers en verzamelaars

Jan Houdijk, Raven: roman over een jagerszoon in het stenen tijdperk, Schoorl, Conserve, 1989, 612 blz.

http://www.vvlg.be/VVLG/Raven.html

Rosemary Sutcliff, Om het rood van de krijger, Den Haag, Leopold, 1972, 209 blz. - latere herdrukken.

Bijzonder knappe roman, doch voor betere lezers. Gebruikt bij 12-jarigen om fragmenten voor te lezen, die daarna uitgeprint aan de leerlingen bezorgd werden; bij 14 en 15-jarigen klassikaal uitgewerkt; gedetailleerde uitwerking, zie:

http://histoforum.digischool.nl/romans/roodvandekrijger.htm

Arnulf Zitelmann, Tot de 13de maan, Averbode, Altiora, 1991, 191 blz.

http://www.vvlg.be/VVLG/Tot_de_13e_maan.html

Bijzonder knappe roman, doch voor betere lezers. Zelfde opmerking als bij vorig boek.

Roger H. Schoemans, De Leeuwendochter, Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2005.

http://histoforum.digischool.nl/romans/leeuwendochter.htm

Roger H. Schoemans, Kinderen van de Leeuwendochter, Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2008, 165 blz.

http://histoforum.digischool.nl/romans/leeuwendochter2.htm

Tonny Vos-Dahmen von Buchholz, Van rendierjager tot roofridder. (Historische Lijsters 2003), Groningen, Wolters-Noordhoff, 2003, 272 blz. Korte verhalen.

http://histoforum.digischool.nl/romans/rendierjager.htm

3. Film

Walking with Cavemen (Oog in oog met onze voorouders) - BBC 2002 - DVD - speelduur: 115 minuten - Engels - Nederlandse ondertitels

http://histoforum.digischool.nl/films/cavemen.htm