Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van...

129
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees Jaarverslag 2015

Transcript of Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van...

Page 1: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

Jaarverslag 2015

Page 2: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

Jaarverslag 2015

Dit jaarverslag is een uitgave van

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren,

Gemaksvoeding en Pluimveevlees

administrateur

Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.

Postbus 116, 9700 AC Groningen

telefoon: (088) 0084070

[email protected]

www.vlep.nl

datum

16 juni 2016

Versie

1.0

Page 3: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 2

Samenvatting

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en

Pluimveevlees

Postbus 116, 9700 AC Groningen

Telefoon: (088) 0084070

Internet: www.vlep.nl

E-mail: [email protected]

Bestuur

De heer J.M. van Beek

De heer P.J.M. Dobbelaar

De heer C.C.H.J. Driessen

De heer J.E. Klijn

De heer R.P. van der Kruijk

De heer D.H.M. Muusers

De heer R.K. van der Ploeg

De heer B.J. Post

De heer J.P.G.M. Trepels

De heer P.C. Vesseur

De heer J.W. Wevers

De heer G.J. Wichems

Verantwoordingsorgaan

De heer G.W.P. Biemans

Mevrouw J. van Bragt

De heer F. van Diepen

De heer O.A.H. Mars

De heer P. Peters

De heer G.J. ter Schuur

De heer R.C.J. Sevenstern

De heer P. van den Tillaart

Geschillencommissie

De heer A.A.M. Broos

De heer W. van den Beucken

De heer A.Th.M van Hulst

De heer D.A.J. Kamp

De heer N. Ruiter

De heer A.W. van Vliet

Raad van toezicht

De heer J.G.M. van Ophem

De heer M. Simon

Mevrouw M.M. Verheul

Page 4: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 3

Uitvoeringsorganisatie

Pensioenbeheer

Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern

Vermogensbeheer

Robeco Institutional Asset Management B.V., te Rotterdam (Fiduciair beheerder)

Northern Trust, te Amsterdam (Custodian)

Adviserend actuaris

Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern, de heer W.H. van Straten AAG

Externe adviseur

Sprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer F. Verschuren AAG

Adviseur vermogensbeheer

Sprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer M. Euverman AAG

Certificerend actuaris

Aon Hewitt, te Rotterdam, de heer A.G.M. den Hartogh AAG

Externe accountant

KPMG Accountants N.V., te De Meern, de heer J.C. van Kleef RA

Compliance officer

GBA Accountants & Adviseurs, te Den Haag, de heer G.J. Mersch AA RB

Page 5: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 4

Ontwikkelingen

De dekkingsgraad is de maat van de verhouding tussen de bezittingen en de verplichtingen van het pensioenfonds. De minimaal

vereiste dekkingsgraad van het pensioenfonds is 104,4%. Het fonds heeft het jaar 2015 afgesloten met een dekkingsgraad van

96,0% (op basis van de UFR) ten opzichte van 103,9% een jaar eerder. Op basis van de zuivere rentetermijnstructuur bedroeg de

dekkingsgraad eind 2015 90,0%. De beleidsdekkingsgraad bedroeg eind 2015 98,2%.

De daling van de dekkingsgraad wordt veroorzaakt door de ontwikkeling van de rente. Het beleggingsresultaat in 2015, dat 0,76%

bedraagt, heeft een beperkte positieve bijdrage geleverd aan de financiële positie van het fonds.

Een uitgebreider overzicht van de ontwikkelingen binnen het fonds komt aan bod in hoofdstuk 2.

Financieel beleid

Om aan de doelstelling van het fonds te voldoen moeten er voldoende activa worden gevormd om toekomstige pensioenuitgaven

te kunnen dekken. Het bestuur hanteert daarbij de volgende beleidsinstrumenten:

• het premiebeleid;

• het toeslagen- of indexatiebeleid;

• het beleggingsbeleid;

• de pensioenregeling.

De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst die wordt gefinancierd met een doorsneepremie. Als de financiële middelen

van het fonds het toelaten, streeft het bestuur ernaar om jaarlijks de pensioenrechten van de actieve deelnemers, gewezen

deelnemers en gepensioneerden aan te passen aan de stijging van de CBS-consumentenprijsindex afgeleid. In 2015 heeft het

bestuur de toeslagambitie gewijzigd. Daardoor geldt nu voor iedereen CBS-consumentenprijsindex afgeleid. Voorheen was het

ambitieniveau voor toeslagverlening aan actieve deelnemers gelijk aan de gemiddelde loonstijging in de 4 sectoren.

Het bestuur heeft, gezien de financiële positie van het fonds, besloten om per 1 januari 2016 opnieuw geen toeslag te verlenen.

Het bestuur beoordeelt jaarlijks of de financiële middelen van het fonds toereikend zijn om de opgebouwde pensioenaanspraken

en de ingegane pensioenen te verhogen. Er bestaat geen recht op toeslagverlening en er is dus geen zekerheid of en in hoeverre

het fonds in de toekomst een toeslag kan verlenen. Het fonds reserveert namelijk geen gelden voor toekomstige toeslagen.

In hoofdstuk 3 wordt nader op het financieel beleid ingegaan.

Uitvoering van de pensioenregeling

In 2015 is het pensioenreglement op een aantal punten gewijzigd. De wijzigingen waren zowel inhoudelijk als tekstueel. De

inhoudelijke wijzigingen met gevolgen voor de deelnemers zijn in een nieuwsbrief aan de actieve deelnemers van het fonds

medegedeeld.

Met ingang van 1 oktober 2015 heeft het fonds de verplichtingen van Stichting Prepensionering Vleeswaren- en

Gemaksvoedingindustrie in liquidatie overgenomen door middel van een collectieve waardeoverdracht. De prepensioenrechten

zijn opgenomen in het reglement van het fonds.

In hoofdstuk 4 kunt u meer lezen over de pensioenregeling en de wijzigingen in de pensioenreglementen.

Page 6: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 5

Oordeel raad van toezicht

De bevindingen van de raad van toezicht vindt u in hoofdstuk 5.

Oordeel verantwoordingsorgaan

Het oordeel van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid in 2015 treft u aan in hoofdstuk 6.

Jaarrekening

In hoofdstuk 7 presenteert het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en

Pluimveevlees de jaarrekening. In de eerste paragrafen vindt u de jaarrekening. In de paragrafen 8.3 en 8.4 volgen de

verklaringen van de certificerend actuaris en accountant van het fonds.

Kerncijfers

In bijlage 1 treft u het meerjarenoverzicht aan van de financiële gegevens.

Page 7: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 6

Voorwoord

Geachte lezer,

Het doet ons genoegen u bijgaand het jaarverslag over 2015 aan te kunnen bieden.

Namens het bestuur van het pensioenfonds willen wij u graag informeren over de werkzaamheden, het beleid en de

pensioenontwikkelingen van het fonds in het jaar 2015. Het jaarverslag geeft u tevens inzicht in de financiële situatie van het

fonds. Dit jaarverslag is opgesteld in overeenstemming met de richtlijnen voor de jaarverslaggeving en de wensen van de

gebruikers.

Het jaar 2015 stond voor een belangrijk deel in het teken van het nieuwe financiële toetsingskader. Het fonds heeft de

risicohouding vastgelegd en op basis van een ALM studie het beleggingsbeleid herijkt. Ook is voor de eerste maal de

aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd. De dekkingsgraad per 31 december 2014 bedroeg 103,9%. Daarmee lag de

dekkingsgraad opnieuw onder de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,4%. Dit betekent dat er opnieuw een herstelplan is

opgesteld en ingediend bij De Nederlandsche Bank. Op 31 december 2015 was de dekkingsgraad gedaald tot 96,0%.

Op het moment van schrijven van dit jaarverslag is de financiële situatie van het fonds verder verslechterd ten opzichte van eind

2015. Als de situatie niet verbetert, zijn aanvullende maatregelen zoals het verlagen van de pensioenen onvermijdelijk. Mogelijk

moeten de pensioenen al in 2017 worden verlaagd.

De dekkingsgraad van het fonds is gevoelig voor de renteontwikkeling. De daling van de rente gedurende het verslagjaar heeft

geleid tot een forse daling van de dekkingsgraad. De daling van de rente is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan het

wegvallen van de 3-maands middeling van de rente per 1 januari 2015 en de invoering van de nieuwe UFR (Ultimate Forward

Rate) per 15 juli 2015. De dekkingsgraad daalde hierdoor direct met 5,3%-punt per 1 januari 2015 en met 4,5%-punt per 15 juli

2015. Het fonds gelooft dat er op lange termijn sprake is van een evenwichts-renteniveau van 3,5 á 4%, gebaseerd op een lange-

termijn inflatieverwachting, vermeerderd met verwachte lange-termijn reële groei. De actuele rentestanden zijn aanzienlijk lager

dan dit evenwichtsniveau, wat een reden is om het renterisico niet volledig af te dekken. Indien de actuele rente zich richting het

evenwichtsniveau beweegt, zal de dekkingsgraad van het fonds hiervan profiteren.

Het beleggingsrendement van het fonds bedroeg in 2015 0,76%. De dekkingsgraad van het fonds heeft in 2015 daarom niet

kunnen profiteren van goede rendementen zoals in 2014, toen het rendement 21,6% bedroeg.

De nieuwe Wet pensioencommunicatie trad op 1 juli 2015 in werking en wordt in stappen geïmplementeerd. Het doel is betere

pensioencommunicatie. Het fonds draagt zorg voor de implementatie van de wijzigingen uit hoofde van de nieuwe Wet

pensioencommunicatie. Een onderdeel hiervan is de invoering van het Pensioen 1-2-3 uiterlijk per 1 juli 2016.

Met ingang van 1 oktober 2015 heeft het fonds de prepensioenrechten van Stichting Prepensionering Vleeswaren- en

Gemaksvoedingindustrie in liquidatie (het prepensioenfonds) overgenomen door middel van een collectieve waardeoverdracht.

Deze overdracht vond plaats in het kader van de liquidatie van het prepensioenfonds.

In 2015 heeft het bestuur ook verdere invulling gegeven aan het implementeren van het integrale risicomanagement in de

uitvoering van het fonds.

Page 8: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 7

Wij vertrouwen erop dat de informatie in het verslag u een goed beeld geeft van het fonds. Tot slot bedanken wij iedereen die in

het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van het fonds.

Met vriendelijke groet,

namens het bestuur,

J.M. van Beek J.E. Klijn

Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter

De Meern, 16 juni 2016

Page 9: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 8

Inhoud

1 Het fonds 11

1.1 Inleiding 11

1.2 Over het fonds 11

1.2.1 Naam en vestigingsplaats 11

1.2.2 Missie, visie en strategie 11

1.2.3 Samenwerkende organisaties 12

1.2.4 Externe partijen 13

1.3 Het bestuur 13

1.3.1 Samenstelling 13

1.3.2 Vergaderdata, studiedagen en overige bijeenkomsten 14

1.3.3 Voorzittersoverleg 14

1.3.4 Bestuurlijke commissies 15

1.4 Het intern toezicht 16

1.4.1 Raad van toezicht 16

1.4.2 Het verantwoordingsorgaan 16

1.5 De geschillencommissie 17

1.6 Uitbesteding 18

2 Ontwikkelingen 19

2.1 Ontwikkelingen financiële positie 19

2.2 Herstelplan 20

2.3 Wet- en regelgeving 20

2.3.1 Verhoging AOW-leeftijd 20

2.3.2 Nieuw financieel toetsingskader 20

2.3.3 Governance 21

2.3.4 Nieuwe Wet pensioencommunicatie vanaf 1 juli 2015 21

2.3.5 Overige ontwikkelingen 22

2.4 Goed pensioenfondsbestuur 22

2.5 Communicatie 27

2.5.1 Communicatiebeleid 27

2.5.2 Communicatie in 2015 27

2.6 Toezichthouder AFM en DNB 28

3 Financieel beleid 29

3.1 Inleiding 29

3.2 Nieuw financieel toetsingskader 29

3.3 Premie 30

3.4 Toeslag 31

3.5 Kosten uitvoering pensioenbeheer 32

3.6 Pensioenvermogen en voorzieningen 33

3.7 Actuariële analyse 34

3.7.1 Saldo van baten en lasten 34

3.7.2 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets 35

3.7.3 Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie 35

3.8 Beleggingen 35

Page 10: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 9

3.8.1 Beleggingsovertuigingen (investment beliefs) 35

3.8.1 ALM-studie 37

3.8.2 Terugblik economie en financiële markten 37

3.8.3 Gevoerd Beleggingsbeleid 2015 38

3.8.4 Vooruitzichten 40

3.8.5 Maatschappelijk verantwoord beleggen 45

3.8.6 Beleggen in Nederland 48

3.9 Kosten vermogensbeheer 48

3.9.1 Totale kosten vermogensbeheer 48

3.9.2 Toelichting kosten vermogensbeheer 49

3.9.3 Aansluiting met jaarrekening 50

3.9.4 Oordeel bestuur 50

3.10 Risicoparagraaf 51

3.10.1 Governance 51

3.10.2 Risicobeoordeling 53

3.11 Financiering VPL-overgangsregeling 58

3.11.1 Schuld inzake VPL 58

3.12 Toekomstparagraaf 58

3.12.1 Stappen op weg naar een nieuw pensioenstelsel 59

4 Uitvoering van de pensioenregeling 60

4.1 Inleiding 60

4.2 De pensioenregeling 60

4.3 Wijzigingen statuten en reglementen 62

4.3.1 Statuten 62

4.3.2 Pensioenreglement 62

4.3.3 Uitvoeringsreglement 63

4.3.4 Reglement verantwoordingsorgaan 63

4.4 Slotopmerkingen 63

5 Raad van toezicht 64

5.1 Inleiding 64

5.2 Governance 64

5.3 Risicomanagement 64

5.4 Vermogensbeheer 64

5.5 Financiële opzet en evenwichtige belangenafweging 65

5.6 Aanbevelingen 65

5.7 Verklaring inzake goedkeuring van het jaarverslag en de jaarrekening 66

5.8 Reactie bestuur 66

6 Verantwoordingsorgaan 67

6.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan 67

6.2 Bevindingen, oordeel en aanbevelingen 68

6.3 Reactie van het bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan 69

7 Jaarrekening 70

7.1 Balans per 31 december 71

7.2 Staat van baten en lasten over 2015 72

7.3 Kasstroomoverzicht 73

7.4 Algemene toelichting jaarrekening 74

7.5 Toelichting op de balans 82

Page 11: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 10

7.6 Toelichting op de staat van baten en lasten 105

8 Overige gegevens 112

8.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 112

8.2 Gebeurtenissen na balansdatum 112

8.3 Actuariële verklaring 112

8.3.1 Opdracht 112

8.3.2 Onafhankelijkheid 112

8.3.3 Gegevens 112

8.3.4 Afstemming accountant 113

8.3.5 Werkzaamheden 113

8.3.6 Oordeel 113

8.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 115

Bijlagen

Page 12: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 11

1 Het fonds

1.1 Inleiding

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees (VLEP) heeft verschillende

organen, zoals het bestuur, diverse commissies het verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht. Daarnaast is een aantal

externe partijen intensief bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen en externe partijen voor.

Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds.

1.2 Over het fonds

1.2.1 Naam en vestigingsplaats

Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Vleeswarenindustrie werd in 1956 opgericht op initiatief van een vertegenwoordiging uit

de bedrijfstak en is statutair gevestigd te ‘s-Gravenhage. De Gemaksvoedingindustrie, de Versvlees- en vleesbewerkende

Industrie en de Pluimveeverwerkende Industrie hebben zich respectievelijk op 1 januari 1982, 1 januari 1999 en 1 januari 2002 bij

het fonds aangesloten.

Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Utrecht onder nummer 41150818. De laatste statutenwijziging vond

plaats op 2 juli 2014. In hoofdstuk 4.3 kunt u meer lezen over de statutenwijzigingen. Het fonds is aangesloten bij de

Pensioenfederatie, de belangenorganisatie voor pensioenfondsen.

1.2.2 Missie, visie en strategie

Missie

VLEP voert de pensioenregeling uit voor de werknemers van aangesloten werkgevers in de vlees-, vleeswaren-, gemaksvoeding-

en pluimveevleesindustrie. Doelstelling van het fonds is het verlenen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en

hun nabestaanden. VLEP belegt en beheert de pensioenpremies tegen verantwoorde risico’s en op een maatschappelijk

verantwoorde wijze.

Visie

VLEP wil voor haar deelnemers en gepensioneerden een betrouwbare en betrokken partner voor het pensioen zijn. VLEP wil een

bestendig pensioen bieden en streeft ernaar om de pensioenaanspraken en pensioenuitkering aan te passen aan de

prijsontwikkelingen.

Strategie

Om deze missie te bereiken is de strategie van VLEP:

• de risico’s die in de regeling aanwezig zijn, op een evenwichtig wijze afwegen over alle belanghebbenden;

• het betaalbaar houden van de pensioenregeling;

• het behalen van een passend rendement om in eerste instantie de nominale verplichtingen te kunnen nakomen en in de

tweede instantie om een toeslag te kunnen verlenen.

• het optimaliseren van de dienstverlening aan werkgevers en deelnemers in de bedrijfstakken;

• een heldere communicatie over de pensioenregeling, op een transparante, persoonlijke en herkenbare wijze.

In dit jaarverslag leest u wat het fonds in 2015 heeft gedaan om haar missie te vervullen.

Page 13: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 12

1.2.3 Samenwerkende organisaties

Het bestuur benoemt op voordracht van de hieronder genoemde organisaties een lid van het bestuur en/ of het

verantwoordingsorgaan.

De werkgeversverenigingen die partij zijn bij de Cao’s van respectievelijk de Vleeswarenindustrie, de Gemaksvoedingindustrie, de

Versvlees- en vleesbewerkende industrie en de Pluimveeverwerkende industrie zijn:

1. De Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie te Zoetermeer (VNV);

Postbus 64

2700 AB Zoetermeer

telefoonnummer: (079) 363 49 20

website: www.vleeswarenindustrie.nl

2. De Algemene Kokswaren- en Snackproducenten Vereniging, te Zoetermeer (AKSV);

Postbus 64

2700 AB Zoetermeer

telefoonnummer: (079) 363 49 19

website: www.aksv.nl

3. De Centrale Organisatie voor de Vleessector, te Zoetermeer (COV);

Postbus 61

2700 AB Zoetermeer

telefoonnummer: (079) 363 49 00

website: www.cov.nl

4. Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie, te Houten (Nepluvi).

Postbus 331

3990 GC Houten

telefoonnummer: (030) 635 52 52

website: www.nepluvi.nl

De werknemersverenigingen die partij zijn bij de Cao’s van de Vleeswarenindustrie, de Gemaksvoedingindustrie, de Versvlees- en

vleesbewerkende industrie en de Pluimveeverwerkende Industrie zijn:

1. FNV, te Amsterdam;

Postbus 8456

1005 AL Amsterdam

telefoonnummer: (0900) 96 90

website: www.fnv.nl

2. CNV Vakmensen, te Utrecht;

Postbus 2525

3500 GM Utrecht

telefoonnummer: (030) 751 10 07

website: www.cnvvakmensen.nl

Page 14: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 13

3. De Unie Vakbond voor Industrie en Dienstverlening (De Unie), te Culemborg.

Postbus 400

4100 AK Culemborg

telefoonnummer: (0345) 851 851

website: www.unie.nl

1.2.4 Externe partijen

Het fonds werkt samen met de volgende externe partijen.

Uitvoeringsorganisatie

Pensioenbeheer

Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern

Vermogensbeheer

Robeco Institutional Asset Management B.V, te Rotterdam (Fiduciair beheerder)

Northern Trust, te Amsterdam (Custodian)

Adviserend actuaris

Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern, de heer W.H. van Straten AAG

Externe adviseur

Sprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer F. Verschuren AAG

Adviseur vermogensbeheer

Sprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer M. Euverman AAG

Certificerend actuaris

Aon Hewitt, te Rotterdam, de heer A.G.M. den Hartogh AAG

Externe accountant

KPMG Accountants N.V., te De Meern, de heer J.C. van Kleef RA

Compliance officer

GBA Accountants & Adviseurs, te Den Haag, de heer G.J. Mersch AA RB

1.3 Het bestuur

1.3.1 Samenstelling

In 2014 paste het bestuur de samenstelling aan als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur

pensioenfondsen. Het bestuur koos, na overleg met sociale partners, het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad, voor het

paritaire bestuursmodel bestaande uit twaalf bestuursleden van wie zes van werkgeverszijde, vijf van werknemerszijde en één

namens pensioengerechtigden.

De samenstelling van het bestuur is in 2015 als volgt gewijzigd:

De heer Odink is met ingang van 1 januari 2015 teruggetreden uit het bestuur. Zijn plaatsvervanger, De heer P.C. Vesseur heeft

de plaats van de heer Odink overgenomen.

Page 15: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 14

In 2015 was de heer J.E. Klijn voorzitter van het fonds. De heer J.M. van Beek was gedurende het verslagjaar plaatsvervangend

voorzitter.

Het paritaire bestuur is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:

Leden werkgevers Benoemd tot plaatsvervanger Organisatie

De heer J.M. van Beek 1 januari 2020 VNV

De heer P.J.M. Dobbelaar 1 januari 2018 COV

De heer R.P. van der Kruijk 1 januari 2022 VNV

De heer P.C. Vesseur 1 januari 2017 Nepluvi

De heer B.J. Post 1 januari 2019 AKSV

De heer G.J. Wichems 1 januari 2021 COV

Leden werknemers Benoemd tot Organisatie

De heer J.E. Klijn 1 januari 2021 FNV

De heer J.P.G.M. Trepels 1 januari 2019 De Unie

De heer J.W. Wevers 1 januari 2018 CNV Vakmensen

De heer C.C.H.J. Driessen 1 januari 2020 FNV

De heer D.H.M. Muusers 1 januari 2022 FNV

Lid pensioengerechtigden Benoemd tot Organisatie

De heer R.K. van der Ploeg 1 januari 2017 FNV

De werknemersbestuursleden hebben een bewuste keuze gemaakt om geen plaatsvervangers voor de werknemersleden te

benoemen. Voor werknemersbestuursleden zijn per 31 december 2015 geen plaatsvervangers benoemd.

1.3.2 Vergaderdata, studiedagen en overige bijeenkomsten

Het bestuur heeft in 2015 11 keer vergaderd. De vergaderingen vonden respectievelijk plaats op 8 januari, 26 januari, 3 maart, 26

maart, 15 april, 11 juni, 18 juni, 31 augustus, 24 september, 10 november en 26 november.

Daarnaast heeft het bestuur twee keer een werkgroep met sociale partners bijeengeroepen, te weten op 8 januari en 26 maart.

De werkgroepvergaderingen stonden in het kader van het nieuwe financiële toetsingskader.

De werkgroep heeft als voornaamste taak het voorbereiden van de implementatie van de wetswijzigingen en hierover advies aan

het bestuur en sociale partners te geven. De besluiten worden genomen door het bestuur en/of sociale partners.

1.3.3 Voorzittersoverleg

Het voorzittersoverleg van het fonds bestaat uit de werkgeversvoorzitter van het bestuur de heer Van Beek en de

werknemersvoorzitter de heer Klijn. Het voorzittersoverleg vindt minimaal vier keer per jaar plaats of zoveel vaker als nodig is.

Het voorzittersoverleg is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:

Leden

De heer J.M. van Beek

De heer J.E. Klijn

Page 16: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 15

1.3.4 Bestuurlijke commissies

In verband met toenemende complexiteit en de vele taken van het bestuur heeft het fonds een aantal bestuurlijke commissies

ingesteld. Deze commissies doen voorbereidend werk in kwesties waarover het bestuur een besluit moet nemen. Zij kunnen in de

voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en consequenties van te nemen beleidsbeslissingen. Tevens kan voor

verdere uitvoering van besluiten een specifiek mandaat aan de commissies worden verleend. De leden van de bestuurlijke

commissies kunnen zich laten bijstaan door externe deskundigen. De commissies zijn altijd paritair samengesteld.

In 2015 waren de volgende bestuurlijke commissies werkzaam:

Beleggingscommissie

De beleggingscommissie ziet toe op en adviseert het bestuur over het beleggingsbeleid en de uitbesteding daarvan. De

beleggingscommissie bestaat uit vier leden van het bestuur.

De heer Driessen heeft in 2015 als aspirant-lid van de beleggingscommissie deelgenomen aan de vergaderingen.

Deze commissie vergadert minimaal 5 keer per jaar. In 2015 is de beleggingscommissie bijeengekomen op 26 januari, 3 maart,

26 mei, 7 juli, 1 september, 21 september, 12 november en 26 november.

De heer M. Euverman (Sprenkels & Verschuren) is aangesteld als onafhankelijk adviseur van de beleggingscommissie.

De beleggingscommissie is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:

Leden

De heer J.M. van Beek

De heer P.J.M. Dobbelaar

De heer C.C.H.J. Driessen (aspirant-lid)

De heer J.E. Klijn

De heer D.H.M. Muusers

Auditcommissie

De auditcommissie ziet toe op en adviseert het bestuur over risicomanagement en de dienstverlening van de

uitvoeringsorganisatie. Met ingang van 2014 is de auditcommissie ook nauwer betrokken bij het jaarwerk.

In 2015 is de auditcommissie bijeengekomen op 19 januari, 10 maart, 1 mei, 19 mei, 10 september en 12 november.

De auditcommissie is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:

Leden

De heer J.M. van Beek

De heer P.J.M. Dobbelaar

De heer C.C.H.J. Driessen

De heer G.J. Wichems

De heer J.P.G.M. Trepels

In 2015 is de heer R.P van der Kruijk teruggetreden uit de auditcommissie. In zijn plaats is de heer G.J. Wichems toegetreden tot

de auditcommissie.

Communicatiecommissie

De communicatiecommissie houdt zich bezig met de voorbereiding van de besluitvorming van het bestuur over het

communicatiebeleid en de inzet van communicatiemiddelen. De communicatiecommissie bestaat uit leden van het bestuur en

leden van het verantwoordingsorgaan. De communicatiecommissie vergadert op de momenten dat dit nodig wordt geacht, maar

tenminste vier keer per jaar.

Page 17: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 16

In 2015 is de communicatiecommissie bijeengekomen op 29 januari, 26 mei, 10 september en 3 november.

De communicatiecommissie is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:

Leden

De heer J.M. van Beek

De heer R.P. van der Kruijk

De heer P. Peters

De heer R.K. van de Ploeg

De heer B.J. Post

De heer P. van den Tillaart

1.4 Het intern toezicht

1.4.1 Raad van toezicht

De raad van toezicht heeft als taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het

pensioenfonds. Het orgaan onderhoudt een actieve dialoog met het bestuur. Het is belast met het toezien op een adequate

risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. De raad van toezicht legt verantwoording af over de

uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan. Het interne toezicht betrekt de naleving door het fonds van normen in de

Code Pensioenfondsen in haar toezicht. De raad van toezicht doet in hoofdstuk 5 verslag van haar bevindingen.

De raad van toezicht is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:

Leden

De heer J.G.M. van Ophem

De heer M. Simon

Mevrouw M.M. Verheul

De heer Den Uyl is in 2015 afgetreden als lid van de raad van toezicht. Mevrouw M.M. Verheul is toegetreden tot de raad van

toezicht.

1.4.2 Het verantwoordingsorgaan

Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Ook de

raad van toezicht legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan de

bevoegdheid om een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid en over

beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan baseert zijn oordeel op het jaarverslag van het fonds, de

jaarrekening, de bevindingen van de raad van toezicht en overige informatie.

Adviesrecht

Het bestuur stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit over:

a. het beleid inzake beloningen;

b. de vorm en inrichting van het intern toezicht;

c. de profielschets voor leden van de raad van toezicht;

d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;

e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;

f. het wijzigen van het reglement van het verantwoordingsorgaan;

g. het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid, dan wel het verlenen van toeslagen;

Page 18: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 17

h. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten;

i. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;

j. liquidatie, fusie of splitsing van het fonds;

k. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;

l. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten; en

m. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Vergaderingen

Het verantwoordingsorgaan heeft in 2015 4 keer vergaderd. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan 3 keer vergaderd met

een vertegenwoordiging vanuit het bestuur en 2 keer met de leden van de raad van toezicht.

Het verantwoordingsorgaan is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:

Leden Namens Benoemd tot Organisatie

Vacature

Mevrouw J. van Bragt

De heer F. van Diepen

De heer O.A.H. Mars

De heer P. Peters

De heer G.J. ter Schuur

De heer R.C.J. Sevenstern

De heer P. van den Tillaart

werknemers

werknemers

werknemers

werknemers

pensioengerechtigden

werknemers

werknemers

pensioengerechtigden

1 juli 2016

1 juli 2018

1 juli 2016

1 juli 2016

1 juli 2018

1 juli 2018

1 juli 2018

1 juli 2016

FNV

FNV

FNV

FNV

De Unie

CNV Vakmensen

FNV

CNV Vakmensen

De heer G.W.P. Biemans werkgevers 1 juli 2018 COV

De heer Sevenstern is voorzitter van het verantwoordingsorgaan. De heer Beattie is in 2015 afgetreden als lid van het

verantwoordingsorgaan. De heer Biemans is toegetreden tot het verantwoordingsorgaan aan vertegenwoordiger van de

werkgevers. In 2016 is de heer Weltings toegetreden tot het verantwoordingsorgaan als opvolger van de heer Beattie.

Voor het verslag van het verantwoordingsorgaan verwijzen wij u naar hoofdstuk 6 van dit jaarverslag.

1.5 De geschillencommissie

Gezamenlijke geschillencommissie

Het pensioenfonds heeft met een aantal andere pensioenfondsen een groep personen benoemd waaruit de geschillencommissie

kan worden samengesteld. Als secretaris van de geschillencommissie treedt op een via Brunel Nederland B.V. aan te wijzen

jurist. De secretaris stelt in voorkomende gevallen de geschillencommissie samen uit onderstaande groep personen en informeert

het bestuur van het pensioenfonds hierover. De geschillencommissie is benoemd tot 31 december 2015. In 2016 wordt de

geschillencommissie opnieuw benoemd.

De geschillencommissie heeft tot taak het bestuur te adviseren over geschillen tussen de deelnemer en het pensioenfonds over

de uitvoering van de pensioenregeling wegens een individuele beslissing die het bestuur jegens de belanghebbende heeft

genomen. In 2015 is de geschillencommissie voor 1 dossier bij elkaar gekomen. Dit betrof een geschil dat een werkgever

aanhangig heeft gemaakt bij de commissie. De commissie heeft het geschil behandeld en in haar uitspraak het fonds in het gelijk

gesteld.

Page 19: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 18

De geschillencommissie is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:

Leden

De heer A.A.M. Broos

De heer W. van den Beucken

De heer A.Th.M van Hulst

De heer D.A.J. Kamp

De heer N. Ruiter

De heer A.W. van Vliet

1.6 Uitbesteding

Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. (hierna: Syntrus

Achmea). De contractuele afspraken tussen het pensioenfonds en Syntrus Achmea zijn vastgelegd in een beheerovereenkomst.

Bij deze tweepartijenovereenkomst zijn het pensioenfonds en Syntrus Achmea partij.

Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in een aparte dienstverleningsovereenkomst (DVO)

voor pensioenbeheer. De overeenkomst biedt de mogelijkheid om de bestaande dienstverlening tussentijds aan te passen of

nieuwe diensten toe te voegen. Het bestuur en de uitvoerder leggen eventuele nieuwe afspraken altijd contractueel vast.

In 2011 is de nieuwe dienstverleningsovereenkomst bekrachtigd. Syntrus Achmea heeft in 2015 elk kwartaal aan het bestuur

gerapporteerd over de DVO-afspraken over het pensioenbeheer.

Met ingang van 1 juli 2013 heeft het fonds Robeco Institutional Asset Management B.V aangesteld als integraal

vermogensbeheerder en Northern Trust als custodian en beleggingsadministrateur van het fonds. Het fonds heeft deze bedrijven

gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Robeco Institutional Asset Management B.V verzorgt het integraal

beheer van de beleggingen en de afstemming daarvan ten opzichte van de verplichtingen, binnen de door het fonds vastgestelde

kaders. Daarbij maakt Robeco Institutional Asset Management B.V voor specifieke portefeuilleonderdelen gebruik van externe

vermogensbeheerders. Robeco Institutional Asset Management B.V draagt zorg voor integraal inzicht in (beleggings)risico's. De

beoordeling en monitoring van de beleggingsprocessen besteedt Robeco als integraal vermogensbeheerder uit aan Corestone,

een 100% dochter van Robeco die hierin onafhankelijk opereert.

Northern Trust draagt onder meer ook zorg voor de consolidatie van alle portefeuilleonderdelen ten behoeve van de door de

toezichthouder gewenste rapportages.

Het fonds vergewist zich van de beheersing van operationele processen bij uitbestedingspartners, onder andere doormiddel van

ISAE3402 statements of vergelijkbare documenten.

Vertegenwoordiging bestuur in klantenraad Syntrus Achmea

VLEP is binnen Syntrus Achmea vertegenwoordigd in de klantenraad. Met ingang van 1 januari 2015 is een nieuwe klantenraad

samengesteld en zijn de leden benoemd. Het belangrijkste doel van de raad is om gezamenlijk na te denken over belangrijke

thema’s in de pensioenwereld en de impact daarvan op de uitvoering. Daarnaast is de klantenraad een platform om lopende en

gewenste ontwikkelingen rondom de dienstverlening en innovaties van Syntrus Achmea te toetsen.

Page 20: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 19

2 Ontwikkelingen

2.1 Ontwikkelingen financiële positie

De dekkingsgraad is de maat van de verhouding tussen de bezittingen en de verplichtingen van het pensioenfonds. De minimaal

vereiste dekkingsgraad van het pensioenfonds is 104,4%. Sinds 2008 was de dekkingsgraad veelal lager. Eind 2013 was de

dekkingsgraad gestegen tot 105,3%. In 2014 en 2015 is de dekkingsgraad echter weer gedaald. In 2015 is daarom een nieuw

herstelplan opgesteld.

Ontwikkeling dekkingsgraad 2015

Het fonds heeft het jaar 2015 afgesloten met een dekkingsgraad van 96,0% (op basis van de UFR) ten opzichte van 103,9% een

jaar eerder. Op basis van de zuivere rentetermijnstructuur bedroeg de dekkingsgraad eind 2015 90,0%.

De daling van de dekkingsgraad is met name toe te schrijven aan de gedaalde rente. Door het wegvallen van de 3-

maandsmiddeling van de rente per 1 januari 2015 daalde de dekkingsgraad met 5,3%. Een wijziging van de rentetermijnstructuur

op 15 juli 2015 zorgde voor een directe daling van de dekkingsgraad met 4,5%-punt. Het beperkte beleggingsresultaat in 2015,

dat 0,76% bedraagt, heeft de daling van de dekkingsgraad niet kunnen beperken.

Het fonds gelooft dat er op lange termijn sprake is van een evenwichts-renteniveau van 3,5 á 4%, gebaseerd op een lange-termijn

inflatieverwachting, vermeerderd met verwachte lange-termijn reële groei. De actuele rentestanden zijn aanzienlijk lager dan dit

evenwichtsniveau, wat een reden is om het renterisico niet volledig af te dekken. Indien de actuele rente zich richting het

evenwichtsniveau beweegt, zal de dekkingsgraad van het fonds hiervan profiteren.

Ultimate Forward Rate

In 2012 is door DNB aangegeven dat de rentetermijnstructuur op basis waarvan het fonds haar verplichtingen diende te

berekenen vanaf 30 september 2012 werd gebaseerd op de UFR. De UFR is gedurende 20 jaar gelijk aan de marktrente, daarna

convergeert deze rekenrente in 40 jaar naar een hoger niveau door een gewogen middeling van de marktrente en een vaste lange

termijn rente. In de vaststelling van de UFR werd tot en met 31 december 2014 een 3-maandsmiddeling (van de marktrente)

toegepast. Deze middeling is met ingang van 1 januari 2015 komen te vervallen. Per 15 juli 2015 is een wijziging in de UFR

doorgevoerd waarbij de forwardrente (de 1-jaars rente die over 20 jaar in de markt wordt verwacht) daalde van 4,2% naar 3,3%.

Beleidsdekkingsgraad

Vanaf 2015 moet de pensioensector een andere berekeningssystematiek van de dekkingsgraad hanteren. Dit is de zogenaamde

‘beleidsdekkingsgraad’. Deze is gebaseerd op de stand van de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen twaalf maanden.

Door deze middeling zal de beleidsdekkingsgraad met (enige) vertraging reageren op veranderde (markt-)omstandigheden. De

beleidsdekkingsgraad bedroeg eind 2015 98,2%.

Deze beleidsdekkingsgraad is bepalend voor:

- het moment dat het pensioenfonds in een tekortsituatie komt dan wel uit een tekortsituatie komt,

- de evaluatie van het herstelplan,

- het doorvoeren van eventuele kortingen,

- het indexatiebeleid en

- het uitvoeren van waardeoverdrachten.

Omdat de beleidsdekkingsgraad bepalend is voor het beleid van het pensioenfonds heeft het bestuur zich uitvoerig laten

informeren over de procedure en werkwijze bij het vaststellen van de maandelijkse beleidsdekkingsgraad, die ten grondslag ligt

aan de berekening van de beleidsdekkingsgraad.

Page 21: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 20

Z-score

De z-score wordt ieder jaar berekend en laat het verschil zien tussen het behaalde rendement van het pensioenfonds en het

rendement van de benchmark. De z-score 2015 bedraagt 0,12. De performance toets tot en met 2015 is 1,09. Het fonds voldoet

met deze score aan de gestelde normen. Voor meer informatie over de z-score verwijzen wij u naar hoofdstuk 3.8.3 van dit

jaarverslag.

2.2 Herstelplan

De dekkingsgraad van het fonds is lager dan het vereiste niveau. Het fonds heeft, in lijn met het nieuwe financiële toetsingskader,

voor 1 juli 2015 een nieuw herstelplan ingediend bij de toezichthouder. Dit nieuwe herstelplan komt in de plaats van het oude

langetermijnherstelplan dat gold onder het oude financiële toetsingskader.

Communicatie financiële situatie

Het bestuur houdt de pensioengerechtigden, deelnemers en werkgevers door middel van een nieuwsbrief en nieuwsberichten op

de website regelmatig op de hoogte over de ontwikkeling van de dekkingsgraad. De door het pensioenfonds uitgebrachte

nieuwsbrieven staan tevens op de website van het pensioenfonds.

Crisisplan

Sinds 2011 beschikt het fonds over een crisisplan. Hierin staat beschreven welke situaties het fonds als crisissituaties ziet.

Daarnaast beschrijft het crisisplan hoe het bestuur handelt indien een crisissituatie zich voordoet. In 2015 is het crisisplan verder

aangescherpt naar aanleiding van het nieuwe financiële toetsingskader. In het crisisplan zijn in 2015 ook niet-financiële crises

opgenomen. In 2016 wordt het crisisplan verder geactualiseerd.

Waardeoverdracht niet mogelijk vanwege gedaalde dekkingsgraad

Als een werknemer van baan verandert, mag hij zijn pensioen overdragen naar zijn nieuwe pensioenfonds. Dit heet

waardeoverdracht. Als de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds dat bij waardeoverdracht is betrokken lager is dan 100%,

dan mag het pensioenfonds de betreffende waardeoverdracht niet uitvoeren. De waardeoverdracht moet dan worden opgeschort.

Sinds 2008 is dit lange tijd het geval geweest voor het fonds. De dekkingsgraad van het fonds is in september 2013 boven de

100% gekomen. Sindsdien zijn de waardeoverdrachten weer opgepakt en verwerkt. Per eind september 2015 daalde de

beleidsdekkingsgraad tot onder de 100% en heeft het fonds de waardeoverdrachten weer stop moeten zetten. De verwachting is

dat waardeoverdrachten niet op korte termijn weer mogelijk zijn. De huidige actuele dekkingsgraad op basis van de UFR ligt ruim

onder de 100%. En bovendien stijgt beleidsdekkingsgraad, vanwege de middeling over 12 maanden, met enige vertraging ten

opzichte van de actuele dekkingsgraad.

2.3 Wet- en regelgeving

2.3.1 Verhoging AOW-leeftijd

AOW-leeftijd in stappen omhoog

De AOW-leeftijd gaat in stappen omhoog naar 67 jaar. In 2015 gingen de Tweede en Eerste Kamer akkoord met een versnelde

verhoging van de AOW-leeftijd. De AOW-leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd. En vanaf 2018 in stappen

van 4 maanden. Daarmee wordt de AOW-leeftijd 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Dat is sneller dan eerder afgesproken. Na

2021 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.

2.3.2 Nieuw financieel toetsingskader

Het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) werd op 1 januari 2015 van kracht. Dat betekende dat sociale partners en het

pensioenfonds in 2015 explicietere en volledigere afspraken over pensioen maakten. Sociale partners beslissen over de inhoud

Page 22: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 21

van de pensioenregeling en de bijbehorende parameters zoals de franchise en/of het maximum pensioengevend salaris. Het

bestuur zorgt voor de formele opdrachtaanvaarding.

Er was tot 1 juli de tijd om de regeling nFTK-proof te maken. Het nFTK is ook van invloed op het indexatiebeleid, het premiebeleid

en het beleggingsbeleid. Ten behoeve van het nFTK bepaalde het fonds de ambities en risicohouding. Normaal mag een fonds in

herstel niet kiezen voor een hoger risicoprofiel. Maar fondsen die op 1 januari 2015 in een tekortsituatie zaten, konden eenmalig

het beleggingsbeleid aanpassen. VLEP heeft hiervan geen gebruik gemaakt, maar heeft wel het voornemen om de

rente-afdekking afhankelijk te maken van de hoogte van de rente en de hoogte van de dekkingsgraad. Dit was één van de

uitkomsten van de ALM studie. In hoofdstuk 3 wordt nader stilgestaan bij de ALM studie.

Het nFTK is gericht op de bescherming van nominale pensioenen. Het indexatiebeleid moest zo concreet mogelijk gemaakt

worden. Het kortingsbeleid wordt ook van te voren vastgesteld. De regels voor indexeren zijn sinds 2015 wel strenger geworden.

Indexaties moeten vanaf 2015 toekomstbestendig zijn. Toekomstbestendig betekent dat niet alleen het komend jaar, maar ook

naar verwachting de daaropvolgende jaren de betreffende indexatie kan worden toegekend. Voor VLEP betekent dit dat het

verlenen van indexatie de komende jaren waarschijnlijk niet mogelijk is.

Met een haalbaarheidstoets kijkt het fonds of de afgesproken ambities worden gerealiseerd en ook of het premiebeleid voldoende

realistisch en haalbaar is. En of het pensioenfonds voldoende herstelcapaciteit heeft. Bij grote veranderingen zoals de invoering

van het nFTK, een nieuwe pensioenregeling of een andere significante wijziging voert het pensioenfonds een

“aanvangshaalbaarheidstoets” uit. Vervolgens doet het fonds ieder jaar de “jaarlijkse haalbaarheidstoets”. Zo heeft ook VLEP een

“aanvangshaalbaarheidstoets” uitgevoerd en deze tijdig ingediend bij DNB.

VLEP moest direct bij ingang van het nFTK een nieuw herstelplan maken. Uit het herstelplan bleek dat het gewenste herstel

mogelijk is zonder dat de pensioen worden verlaagd. De financiële positie is sinds het opstellen van het herstelplan verder

verslechterd, zie hiervoor ook paragraaf 3.12.

Toezichthouder De Nederlandsche Bank controleerde de implementatie van het nFTK. En beoordeelde het ingediende

herstelplan. De Nederlandsche Bank is akkoord gegaan met alle, in verband met de invoering van het nFTK, ingediende stukken.

In hoofdstuk 3 wordt de implementatie van het nFTK nader toegelicht.

Wijziging Ultimate Forward Rate

De Ultimate Forward Rate (UFR) is een modelmatige benadering van de marktrente voor pensioenverplichtingen met een termijn

langer dan 20 jaar. De UFR ging per 15 juli 2015 omlaag van 4,2% naar 3,3%. Dit betekende een lagere dekkingsgraad, hogere

premies en nog minder ruimte voor indexatie. Als de rente ongeveer gelijk blijft, dan daalt de UFR de komende tijd zelfs nog

verder. Door de nieuwe UFR moesten fondsen hun ALM-studies en de houdbaarheid van het financiële beleid vanaf 15 juli

opnieuw onder de loep nemen.

2.3.3 Governance

Pensioenfederatie publiceert nieuw model gedragscode

Op 19 januari publiceerde de Pensioenfederatie een nieuwe versie van de modelgedragscode. Het fonds heeft deze code in 2015

geïmplementeerd. De gedragscode is terug te vinden op de website van het fonds.

2.3.4 Nieuwe Wet pensioencommunicatie vanaf 1 juli 2015

De nieuwe Wet pensioencommunicatie trad op 1 juli 2015 in werking en wordt in stappen geïmplementeerd. Het doel is betere

pensioencommunicatie. Fondsen moeten de onzekerheden over pensioen beter uitleggen. En deelnemers krijgen een persoonlijk

totaaloverzicht van hun pensioen. Fondsen kunnen met digitale informatie kosten beperken.

Page 23: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 22

Het Pensioen 1-2-3 is met ingang van 1 juli 2016 verplicht. Het vernieuwen van het UPO bevat zoveel verschillende formats, dat

die wijzigingen gefaseerd ingaan. Er moet nog duidelijkheid komen over de uniforme rekenmethodiek voor de scenario’s die

deelnemers inzicht geven in koopkracht en risico’s. De Pensioenfederatie is met de toezichthouder de Autoriteit Financiële

Markten (AFM) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek over een eenvoudiger rekenmethodiek.

Pensioenfondsen moeten vanaf 2017 namelijk met deze scenario’s werken.

De AFM verwacht van fondsen realistische en begrijpelijke informatie met handelingsperspectief voor de deelnemer. Als blijkt dat

het beoogde pensioen moeilijk haalbaar is, dan verwacht de AFM dat het pensioenfonds de gevolgen hiervan op een realistische

en begrijpelijke wijze uitlegt.

2.3.5 Overige ontwikkelingen

Financial Transaction Tax (FTT)

De Europese Commissie wil een financiële transactiebelasting (FTT) om de financiële sector te dwingen bij te dragen aan het

herstel van een nieuwe crisis. Nederland doet vooralsnog hieraan niet mee. Een groep van 11 landen heeft ervoor gekozen om

via de weg van “enhanced coöperation” een FTT in te voeren. Nederland heeft zich niet bij de groep van 11 aangesloten, omdat

Nederland wil dat pensioenfondsen vrijgesteld zijn van de FTT. Verder vindt Nederland het belangrijk dat er geen disproportionele

samenloop is met de huidige bankbelasting en dat de inkomsten terugvloeien naar de lidstaten.

Europees parlement behandelt nieuwe IORP richtlijn

De lidstaten gingen in 10 december 2014 akkoord met de nieuwe Europese pensioenrichtlijn (IORP-richtlijn). Doel van deze

richtlijn is te komen tot een Europese interne markt voor pensioenen. Het Europees Parlement behandelde de richtlijn in 2015. Er

kwamen veel amendementen. In 2016 moet dit tot een afronding komen. Op basis van de laatste voorstellen komen er voorlopig

geen nieuwe kapitaalsvereisten voor pensioenfondsen en hebben de voorgestelde wijzigingen vooral betrekking op de

communicatie en de governance. Als de nieuwe voorstellen worden aangenomen, dan zullen deze voorstellen over zes jaar

opnieuw worden geëvalueerd.

2.4 Goed pensioenfondsbestuur

Het bestuur bestaat vanaf 1 juli 2014 uit twaalf bestuursleden, zes voorgedragen vanuit werkgeverszijde, vijf voorgedragen vanuit

werknemerszijde en één vertegenwoordiger van pensioengerechtigden. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit negen leden: één

lid vertegenwoordigt de werkgevers, zes leden vertegenwoordigen de werknemers en twee leden vertegenwoordigen de

pensioengerechtigden. Daarnaast is een raad van toezicht ingericht met drie onafhankelijke personen.

Code Pensioenfondsen

De Code legt de nadruk op het beïnvloeden van het gedrag van bestuurders, intern toezichthouders en belanghebbenden in de

verantwoordingsfunctie. Per orgaan zijn normen opgenomen over taak en werkwijze, samenstelling en zittingsduur, geschiktheid,

benoeming, schorsing en ontslag. Daarnaast zijn overkoepelende thema’s opgenomen. De thema’s gaan zowel over het eigen

functioneren van het fonds als van dienstverleners. Voorbeelden hiervan zijn integraal risicomanagement, communicatie en

transparantie, verantwoord beleggen, kosten, uitvoering en uitbesteding, geschiktheid, diversiteit, integer handelen en

beloningsbeleid.

Pensioenfondsen leven de Code na op basis van het pas toe of leg uit-beginsel. Een pensioenfonds past de normen van de Code

toe of zet in het jaarverslag gemotiveerd uiteen waarom een norm niet (volledig) is toegepast. Onderstaand is eerst een toelichting

opgenomen bij de naleving door het fonds van de normen uit de Code. Hierbij wordt stilgestaan bij de wijzigingen in die zijn

gerealiseerd ten opzichte van het jaarverslag 2014. Vervolgens wordt toegelicht op welke punten het fonds afwijkt van de Code.

Page 24: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 23

Norm 1 tot 16: Taken en werkwijze bestuur en intern toezicht

De taken en werkwijze van het bestuur en het intern toezicht zijn vastgelegd in de diverse fondsdocumenten zoals de

reglementen, de ABTN en het geschiktheidsplan. Het fonds heeft geen beleidsplan dat periodiek getoetst wordt.

In 2015 hebben het bestuur en sociale partners in een opdrachtaanvaarding formeel vastgelegd dat het bestuur de opdracht van

sociale partners tot uitvoering van de pensioenregeling uitvoert. Ook is daarin vastgelegd dat partijen hun verhouding en

bevoegdheidsverdeling hebben vastgelegd in het uitvoeringsreglement en dat het fonds de pensioenregeling uitvoert op basis van

de doelstellingen en beleidsuitgangspunten zoals vastgelegd in het verplichtstellingsbesluit, de statuten, het pensioenreglement,

het uitvoeringsreglement en de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn).

Het bestuur heeft in 2015 het crisisplan herzien. Daarbij is o.a. een omschrijving van de noodprocedure toegevoegd.

Norm 17 tot 22: Verantwoording afleggen

Het bestuur legt verantwoording af door inzicht te geven in beleid, besluitvormingsprocedures en de realisatie van het beleid. Er

wordt verslag gedaan over het beleid in het jaarverslag. Besluitvormingsprocedures zijn terug te vinden in de statuten. Het

transparantiedocument is op de website gepubliceerd. Daarnaast voert het bestuur doorlopend de dialoog met het

verantwoordingsorgaan. De missie, visie en strategie zijn opgenomen in dit jaarverslag.

Norm 23 tot 24: Integraal risicomanagement

Het bestuur bevordert en borgt een cultuur waarin risicobewustzijn vanzelfsprekend is en acteert hierop indien actie vereist is.

Het fonds vergewist zich van de beheersing van operationele processen bij uitbestedingspartners door middel van ISAE3402

verklaringen of vergelijkbare documenten. De integraal vermogensbeheerder heeft een onafhankelijke afdeling die, naast het

risicomanagement binnen de beleggingsstrategieën, compliance met betrekking tot beleggingsrichtlijnen uitvoert.

In 2015 is het risicomanagement van het bestuur verder uitgewerkt. De auditcommissie vervult hier een coördinerende rol in. De

verantwoordelijkheid voor de beheercyclus van (een cluster van) FIRM-categorieën wordt gedelegeerd aan de bestuurlijke

commissies. FIRM-categorieën worden periodiek besproken binnen het bestuur en worden eenmaal per jaar geëvalueerd. Het

bestuur maakt hierbij gebruik van de RisicoMaat van Syntrus Achmea Pensioenbeheer.

Op 26 januari 2016 heeft het bestuur het risicomanagementbeleidsplan en het risicomanagementjaarplan 2016 vastgesteld.

Norm 25 tot 26: Communicatie en transparantie

Het bestuur zorgt voor een adequaat communicatiebeleid door het opstellen van een communicatiejaarplan en een

communicatiebeleidsplan en zich hier aan te committeren.

Norm 27 tot 29: Verantwoord beleggen

Het bestuur legt zijn overwegingen omtrent verantwoord beleggen vast en zorg voor beschikbaarheid voor belanghebbenden.

Norm 30 tot 39: Uitvoering, uitbesteding en kosten

Het bestuur heeft een document uitbestedingsbeleid opgesteld. De kwaliteit van uitvoering wordt ieder kwartaal besproken voor

zowel pensioenbeheer als vermogensbeheer. Gemaakte kosten voor pensioenbeheer en vermogensbeheer worden jaarlijks

geëvalueerd met de uitvoerder en opgenomen in het jaarverslag.

Het bestuur heeft kennisgenomen van de klokkenluidersregelingen van de bij het fonds betrokken dienstverleners.

Norm 40 tot 44: Klachten en geschillen; onregelmatigheden

Het bestuur zorgt voor een adequate interne klachten- en geschillenprocedure en rapporteert in het jaarverslag over de

afhandeling van de geschillen. Het bestuur zorgt ervoor dat alle betrokkenen bij het fonds de mogelijkheid hebben te rapporteren

over onregelmatigheden binnen het fonds als ook bij partijen aan wie taken worden uitbesteed. Ten grondslag hieraan ligt de

incidenten- en klokkenluidersregeling van het fonds.

Page 25: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 24

Norm 45 tot 47: Benoeming, ontslag en schorsing

Benoeming en ontslag van bestuur, verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht zijn vastgelegd in statuten en reglementen.

Functieprofielen zijn getoetst aan de vereisten vanuit de Code.

Norm 48 tot 71: Geschiktheid, termijnen en diversiteit

In het geschiktheidsplan van het fonds wordt aandacht besteed aan de geschiktheid, complementariteit en continuïteit binnen het

bestuur. De geschiktheid van elk individueel bestuurslid wordt getoetst bij aantreden en gedurende het bestuurslidmaatschap. Het

eigen functioneren is voor het bestuur een continu aandachtspunt. Het bestuur evalueert periodiek het functioneren van het

bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden.

Er wordt gestreefd naar een samenstelling waarbij de belanghebbenden op een zo evenwichtige mogelijke wijze zijn

vertegenwoordigd, maar het bestuur ook complementair is samengesteld zodat de bestuursleden competenties en invalshoeken

inbrengen die elkaar aanvullen. Het bestuur streeft er naar dat in het bestuur ten minste één man en één vrouw zitten en ten

minste één lid boven en één lid onder de veertig jaar.

Norm 71 tot 76: Integer handelen

Het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht handelen integer. Bij het in functie treden, ondertekenen zij de

gedragscode van het pensioenfonds. Ook ondertekenen ze jaarlijks een verklaring over het naleven van de gedragsregels. Op het

niet naleven van de gedragscode staan sancties.

Norm 77 tot 81: Beloningsbeleid

Het pensioenfonds voert een beheerst en duurzaam beloningsbeleid. De beloning staat in redelijke verhouding tot de gedragen

verantwoordelijkheid, die aan de functie gestelde eisen en tijdsbeslag. Het beloningsbeleid van het fonds is openbaar gemaakt op

de website.

Norm 82 tot 83: Compliance

Het bestuur is op de hoogte van de wet- en regelgeving en de gevolgen daarvan voor het pensioenfonds. Het bestuur bewaakt

tevens dat het pensioenfonds de wet- en regelgeving en interne regels naleeft.

In bepaalde gevallen wijkt het bestuur af van normen uit de Code. Hieronder treft u een overzicht van de normen waar het bestuur

gemotiveerd van afwijkt of nog actie op onderneemt.

Norm Motivering / actie

Norm 24 Bestuur houdt expliciet rekening met risico's en

legt risicoafweging vast

Het bestuur heeft het integrale risicomanagement nader

uitgewerkt in 2015. In 2016 gaat het bestuur verder met de

implementatie. De wijze waarop risico’s expliciet worden

gemaakt en afgewogen is daarbij een belangrijk speerpunt.

Norm 67 In het bestuur en het verantwoordingsorgaan

zitten tenminste één man en één vrouw

Norm 68 In het bestuur en het verantwoordingsorgaan

zitten ten minste één lid boven en één lid onder 40 jaar

Het bestuur streeft er naar dat in het bestuur en organen

ten minste één man en één vrouw zitten en ten minste één

lid boven en één lid onder de veertig jaar. Bij invulling van

vacatures weegt diversiteit mee in de

benoemingsprocedure. De eis van geschiktheid prevaleert

boven diversiteit.

Over de diversiteit binnen het bestuur en de organen heeft

het bestuur besloten om af te wijken van de Code

pensioenfondsen vanwege de eisen van geschiktheid. Het

bestuur bestaat uit twaalf mannelijke bestuursleden

allemaal boven de 40 jaar. De leden van het

verantwoordingsorgaan bestaan uit zeven mannen en één

vrouw. Alle leden van het verantwoordingsorgaan zijn

ouder dan 40 jaar.

Norm 60 Zittingsduur van een bestuurslid is maximaal 4 Het bestuur heeft besloten om de statutaire zittingsduur

Page 26: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 25

jaar. Herbenoeming maximaal 2 keer van zes jaar te handhaven. Een belangrijk argument is de

bestendigheid van de samenstelling van het bestuur en het

hierdoor borgen van de deskundigheid binnen het bestuur.

Daarnaast bestaat het bestuur uit twaalf leden waarbij elk

jaar één werkgevers bestuurslid en één werknemers

bestuurslid/ bestuurslid namens gepensioneerden aftreedt.

Het bestuur heeft geen maximum gesteld aan het aantal

herbenoemingen.

Geschiktheid bestuurders

Het bestuur hecht er groot belang aan dat het pensioenfonds op deskundige wijze wordt bestuurd. Ook geeft het bestuur zich

rekenschap van de eisen die de Pensioenwet, de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Beleidsregel geschiktheid 2012

stellen aan de geschiktheid van de bestuurders. Het bestuur van het pensioenfonds heeft een geschiktheidsplan waarin de kaders

van het toetsen en bevorderen van de collectieve- en individuele geschiktheid van de bestuursleden zijn geschetst. Het bestuur

gaat in het geschiktheidsplan uit van de Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur van de Pensioenfederatie. In 2015 hebben

de bestuursleden specifieke pensioenopleidingen gevolgd op basis van het opleidingsplan. In 2015 waren bestuursleden geregeld

aanwezig bij themabijeenkomsten van de Pensioenfederatie, DNB, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en andere partijen

zoals Robeco, Sprenkels en Verschuren en Syntrus Achmea.

Het bestuur hanteert een algemeen functieprofiel waar toekomstige kandidaten voor het bestuur aan moeten voldoen. Wanneer er

binnen het bestuur een vacature ontstaat, wordt het algemene functieprofiel aangepast met de eisen die gesteld worden aan de

specifieke functie die vacant is. Ook de voorkeur vanuit het oogpunt van diversiteit wordt hierin opgenomen. Dit functieprofiel

wordt aan de afvaardigende organisatie verstuurd. Zo zorgt het bestuur ervoor dat een pensioenfondsbestuurder vanaf de eerste

dag aan alle geschiktheidseisen voldoet.

Zelfevaluatie

Besturen moeten een procedure vaststellen voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat daarbij om het functioneren van het

bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur te

bewaken en /of te verbeteren. De meest recente zelfevaluatie heeft plaatsgevonden in april 2015 in de vorm van een workshop

onder begeleiding van een externe deskundige. Naar aanleiding van de zelfevaluatie heeft het bestuur een aantal acties

geformuleerd. De belangrijkste aandachtspunten waren de mandatering aan de diverse commissies, de adviezen van commissies

aan het bestuur en het gebruik van een risicoparagraaf in beleidsnotities. Ook heeft het bestuur de competentiemeting gebruikt

om de bezetting van de commissies te evalueren. In 2016 staat het bestuur nader stil bij de acties die naar voren zijn gekomen in

de zelfevaluatie.

Het bestuur is risicobewust

Pensioenfondsbesturen moeten voldoen aan alle wet- en regelgeving en controle hebben over alle risico’s die zich voordoen. De

Pensioenwet verplicht het bestuur tot het treffen van maatregelen voor een integere en beheerste bedrijfsvoering. Deze

verplichting gaat verder dan de gedragscode die het bestuur nu al heeft. Het gaat om een risicobeleid waarbij alle risico’s integraal

in kaart worden gebracht. DNB hanteert hiervoor FOCUS! Wat voortbouwt op het FIRM-model (Financiële Instellingen

Risicoanalyse Methode) waarin tien risicocategorieën zijn beschreven

Het bestuur maakt in het risicomanagement gebruik van de RisicoMaat van Syntrus Achmea. Alle commissies zijn intensief aan

de slag gegaan met het in kaart brengen van de risico’s, beheersmaatregelen en acties. De nadere uitwerking van de diverse

risicocategorieën wordt vastgelegd in de webomgeving RisicoMaat van Syntrus Achmea. Deze webomgeving is door ieder

individueel bestuurslid benaderbaar. In 2015 heeft het bestuur de RisicoMaat volledig in gebruik genomen. In januari 2016 zijn het

risicomanagementbeleidsplan en het risicomanagement jaarplan 2016 vastgesteld.

Intern toezicht

De raad van toezicht fungeert als intern toezicht van het fonds. Dit intern toezichtorgaan heeft als taak toezicht te houden op het

beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Het orgaan onderhoudt een actieve dialoog met

Page 27: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 26

het bestuur. Het is belast met het toezien op een adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur.

De raad van toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan. Het interne toezicht

betrekt in zijn toezicht de naleving door het fonds van normen in de Code Pensioenfondsen. De raad van toezicht doet in

hoofdstuk 5 verslag van zijn bevindingen in dit jaarverslag.

Integriteitbeleid

De Pensioenwet verplicht het bestuur een integriteitbeleid te voeren. Het gaat om een risicobeleid, waarbij integriteitrisico’s en ook

andere risico’s in kaart worden gebracht.

Gedragscode

Het doel van de gedragscode is het stellen van regels en richtlijnen voor bestuursleden. Deze regels moeten belangenconflicten

tussen het fonds en betrokkenen in privé voorkomen. Daarnaast regelen zij hoe bestuursleden moeten omgaan met vertrouwelijke

informatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevordert de transparantie en zorgt ervoor dat alle betrokkenen, ook voor hun

eigen bescherming, duidelijk weten wat wel en niet geoorloofd is. Elk bestuurslid verklaart schriftelijk de gedragscode te zullen

naleven. De compliance officer bewaakt de correcte naleving van de gedragscode door alle betrokkenen jaarlijks een vragenlijst te

verstrekken en te rapporteren over de naleving.

Incidenten- en klokkenluidersregeling

Het bestuur vindt het belangrijk dat degenen die financieel afhankelijk zijn van het fonds, zonder gevaar voor hun positie kunnen

rapporteren over onregelmatigheden binnen het pensioenfonds. Dit kan gaan om onregelmatigheden van algemene, operationele

en financiële aard. Het bestuur heeft hiervoor een klokkenluidersregeling opgesteld. Bij de klokkenluidersregeling gaat het om het

melden van onregelmatigheden van algemene, operationele en financiële aard.

Er kan worden gerapporteerd door leden van het bestuur, van het verantwoordingsorgaan en van de raad van toezicht en door

adviseurs van het fonds. De onregelmatigheid wordt gerapporteerd aan de voorzitter van het pensioenfonds.

Als gevolg van de invoering van het nieuwe FTK moet ieder pensioenfonds per 1 januari 2015 ook een incidentenregeling hebben.

Vanwege de samenhang heeft het fonds gekozen voor een gecombineerde incidenten- en klokkenluidersregeling. Deze is van

kracht per 1 januari 2015.

Beloningsbeleid

Het bestuur wenst een beheerst en duurzaam beloningsbeleid te voeren, dat in overeenstemming is met de doelstelling van het

fonds. Het bestuur heeft daarbij de aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur als referentiekader gehanteerd.

De beloningsstructuur staat in redelijke verhouding tot de gedragen verantwoordelijkheid, de aan de functie gestelde eisen en het

tijdsbeslag.

Het beloningsbeleid is op de website gepubliceerd.

Maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB)

Het pensioenfonds geeft door middel van MVB blijk van zijn maatschappelijke betrokkenheid. Meer informatie over het beleid van

het pensioenfonds op dit gebied kunt u lezen in paragraaf 3.8.5.

Transparantiedocument

Het bestuur heeft een transparantiedocument opgesteld waarin de gemaakte keuzes en het beleid voor goed

pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd. Het transparantiedocument is voor het laatst herzien in juni 2014 en staat op de website

van het pensioenfonds.

Wet- en regelgeving

Het bestuur ziet toe op de naleving van wet- en regelgeving door het fonds. Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet-

en regelgeving.

Page 28: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 27

2.5 Communicatie

2.5.1 Communicatiebeleid

Het fonds besteedt veel aandacht aan goede en heldere communicatie over het beleid, ontwikkelingen op pensioengebied en de

gevolgen voor individuele deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Het beleid is vastgelegd in een

communicatiebeleidsplan. Daarnaast werkt het fonds de jaarlijkse doelen uit in een communicatiejaarplan. Hierin staat welke

specifieke communicatieactiviteiten voor de verschillende doelgroepen zijn gepland en op welke trends en ontwikkelingen het

fonds dat jaar nader ingaat. Belangrijk onderdeel van het communicatiebeleid is dat er op een zo duidelijk mogelijke wijze wordt

gecommuniceerd. Dit bereikt het fonds door de brieven op een eenvoudig taalniveau te schrijven zodat het voor iedereen

begrijpelijk is.

Communicatiebeleidsplan 2016 - 2018

In 2015 heeft de communicatiecommissie het beleidsplan voor 2016 – 2018 uitgewerkt. Het nieuwe beleidsplan is een verdere

uitwerking van het voorgaande beleidsplan. Het bestuur heeft het beleidsplan, met positief advies van het verantwoordingsorgaan,

vastgesteld op 26 november 2015.

2.5.2 Communicatie in 2015

De communicatie in 2015 richtte zich op de volgende speerpunten:

• Digitale communicatie

• Werkgevers centraler in de communicatie

• Vertrouwen en imago

Digitale communicatie

In 2015 was er opnieuw een actie bij de verzending van het UPO voor het verzamelen van e-mailadressen om digitale

communicatie mogelijk te maken. VLEP is in 2015 gestart met de E-nieuwsbrief voor werkgevers. In communicatie-uitingen

verwijzen we deelnemers en werkgevers door naar de website. Het bezoek aan de website is in 2015 gestegen. Dit kan voor een

deel verklaard worden door deze verwijzingen. Uit de webrapportages blijkt dat vooral ook nieuws in de media over pensioen

zorgt voor extra bezoek aan onze website. De website is verbeterd en geschikt gemaakt voor mobiele apparaten (smartphone of

tablet).

Werkgevers centraler in de communicatie

Goede informatie voor werknemers hoort bij goed werkgeverschap. Dat geldt zeker voor een arbeidsvoorwaarde als pensioen.

Om werkgevers te ondersteunen bij deze zorgplicht zet VLEP pensioenconsulenten in. De E-nieuwsbrief voor werkgevers waar

VLEP in 2015 mee is gestart helpt bij deze ondersteuning. Ongeveer 60% van de werkgevers ontvangt deze digitale nieuwsbrief.

Van de nieuwsbrief voor deelnemers die in 2015 twee keer verscheen, ontvingen alle werkgevers een werkgeversversie.

Vertrouwen en imago

Transparant en goed communiceren helpt bij het vergroten van het vertrouwen in het pensioenfonds. De wijzigingen in de

pensioenregeling per 1 januari 2015 zijn per nieuwsbrief aan de deelnemers gecommuniceerd. Hierbij zijn ook rekenvoorbeelden

gebruikt. VLEP heeft de wijzigingen naar aanleiding van het nFTK in de nieuwsbrief aan alle deelnemers toegelicht, waaronder

ook de wijziging in het toeslagbeleid. En het fonds houdt betrokkenen via de website op de hoogte van de actuele financiële

situatie. De brochure over het pensioen bij VLEP geeft een goed overzicht van de regeling. VLEP stelt een verkorte versie hiervan

ook in het Pools beschikbaar.

Page 29: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 28

2.6 Toezichthouder AFM en DNB

Autoriteit Financiële Markten (AFM)

De AFM is als toezichthouder belast met het bevorderen van een zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten.

Hieronder valt het bewaken van de informatie die pensioenfondsen verschaffen ten aanzien van juistheid en begrijpelijkheid en

het vaststellen van spelregels over de wijze waarop pensioencommunicatie dient plaats te vinden.

De Nederlandsche Bank (DNB)

DNB is als toezichthouder belast met het prudentieel toezicht. Dit toezicht richt zich op de financiële soliditeit van financiële

ondernemingen. Doel is bij te dragen aan de stabiliteit van de financiële sector. Het fonds legt structureel alle wijzigingen in

statuten, reglementen, actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) en de jaarstukken aan DNB voor. Tevens legt het

pensioenfonds jaarlijks uiterlijk 30 juni het jaarverslag en de daarbij behorende verslagstaten ter beoordeling aan DNB voor. Elke

maand en elk kwartaal rapporteert het pensioenfonds aan DNB over haar financiële positie inclusief de dekkingsgraad. Tevens

rapporteert het pensioenfonds DNB in maart over de uitkomsten van de evaluatie van het herstelplan over voorgaand boekjaar.

Tot slot worden benoemingen van bestuursleden vooraf ter toetsing aan DNB voorgelegd.

Contact met DNB

In het verslagjaar heeft DNB het pensioenfonds geen bezoek gebracht. Er zijn geen dwangsommen of boetes opgelegd aan het

pensioenfonds. Ook heeft DNB geen aanwijzingen gegeven, geen bewindvoerder aangesteld of bevoegdheidsuitoefening van

organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming. Van DNB heeft het pensioenfonds in 2015 verschillende brieven

ontvangen inzake op dat moment actuele thema’s voor pensioenfondsen. Daarnaast is het fonds geselecteerd om aan een aantal

onderzoeken deel te nemen.

Toezichtthema’s 2015 van DNB en AFM

In 2015 lette de AFM er speciaal op dat pensioenuitvoerders overzicht en inzicht geven in de hoogte en risico’s van pensioen.

DNB had de volgende toezichtthema’s voor 2015: implementatie nieuwe regelgeving FTK, evenwichtige belangenafweging bij

premievaststelling, werking wet versterking bestuur pensioenfondsen, aanhoudend lage rente en search for yield,

beleggingsrisico, beheersing markt- en renterisico, EIOPA stresstest, houdbaarheid pensioenfondsen en integriteitsrisico-

beheersing. Daarnaast schonk de toezichthouder ook aandacht aan terrorismefinanciering, sancties, corruptie /

belangenverstrengeling, AML/CFT hoog-risico-activiteiten, fiscaliteit, manipulatie van benchmarks, informatiebeveiliging en

cybercrime en transparantie.

DNB publiceerde in 2015 voor het eerst cijfers individuele pensioenfondsen

Per 1 juli 2015 wijzigde de geheimhoudingsplicht in de pensioenwetgeving. Hierdoor mag De Nederlandsche Bank (DNB)

bepaalde vergelijkbare, niet geaggregeerde statistische gegevens van individuele pensioenfondsen publiceren.

Voor de kwartaalcijfers publiceert DNB de beleidsdekkingsgraad, de vereiste dekkingsgraad, het belegd vermogen en het

kwartaalrendement.

Voor de jaarcijfers over 2014 publiceerde DNB de premie, het aantal deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden,

de toeslagverlening en de eventuele verlaging van pensioenaanspraken en pensioenrechten.

Het fonds heeft in 2015 op verzoek van DNB nadere toelichting gegeven bij:

- Risicoanalyse inzake belangenverstrengeling

- Toekomstanalyse van het fonds (zie ook paragraaf 3.12)

In 2016 neemt het fonds deel aan een beleggingsonderzoek van DNB. DNB voert dit onderzoek uit onder de 20 grootste

pensioenfondsen uit de T2 categorie. Het onderzoek bestaat o.a. uit een analyse van documentatie en het interviewen van

betrokken bestuursleden en adviseurs. DNB werkt in het onderzoek met negatief geformuleerde hypotheses, die aan het eind van

het onderzoek worden verworpen of aangenomen. Het fonds verwacht medio 2016 de definitieve resultaten van het onderzoek te

ontvangen.

Page 30: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 29

3 Financieel beleid

3.1 Inleiding

Het fonds wil aan zijn in paragraaf 1.2.2 omschreven doelstelling voldoen. Het is dus belangrijk dat het voldoende geld ontvangt,

zodat er altijd genoeg middelen zijn om (toekomstige) uitkeringen te kunnen betalen. Het bestuur gebruikt hiervoor de

beleidsinstrumenten premiebeleid, toeslagenbeleid, beleggingsbeleid en de pensioenregeling.

In dit hoofdstuk komen de eerste drie instrumenten aan de orde. Na het premie- en toeslagenbeleid geeft het bestuur inzicht in de

voorzieningen en reserves. Na de actuariële analyse volgt een uitleg over het beleggingsbeleid en vervolgens de risicoparagraaf.

De pensioenregeling komt aan bod in hoofdstuk 4.

3.2 Nieuw financieel toetsingskader

Per 1 januari 2015 is een nieuw toetsingskader van kracht, het nieuwe FTK. De bedoeling van het nieuwe FTK is dat het beleid

van pensioenfondsen stabieler wordt, dat grotere schokken kunnen worden opgevangen en dat meer dan tot nu toe vooraf

duidelijk is welk beleid er precies gevoerd wordt, juist in crisissituaties. Een stabieler beleid wordt bereikt door de volgende regels:

- besluiten worden gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad. Dit is de gemiddelde dekkingsgraad over de

afgelopen 12 maanden;

- als er moet worden gekort, mag de korting over een aantal jaren (maximaal 10) worden gespreid;

- als er kan worden geïndexeerd, wordt zoveel toeslag toegekend, dat de jaren erna naar verwachting ook

(gedeeltelijk) kan worden geïndexeerd;

- de rekenrente (UFR) voor het langlopende deel van de verplichtingen is gestabiliseerd.

Voor de implementatie van het nieuwe FTK heeft het bestuur samengewerkt met sociale partners in een werkgroep. Er werd een

nieuwe ALM studie uitgevoerd waarna het bestuur zijn beleidsvoorkeuren kon vormgeven. Na afstemming met de sociale

partners, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht zijn in 2015 besluiten genomen over de risicohouding en het

beleggings-, premie- en indexatiebeleid. De besluiten zijn vastgelegd in de fondsdocumenten zoals de statuten, de reglementen

en de ABTN.

Risicohouding

Als onderdeel van het nieuwe FTK heeft het pensioenfonds per 1 oktober een risicohouding vastgesteld. De risicohouding is:

- de mate waarin een fonds, na overleg met sociale partners en het verantwoordingsorgaan van het fonds, bereid is risico’s

te lopen en

- de mate waarin het fonds risico’s loopt gegeven de kenmerken van het fonds.

De risicohouding van het fonds komt voor de lange termijn tot uitdrukking in de door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader

van de haalbaarheidstoets en voor de korte termijn in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een bandbreedte hiervoor.

Risicohouding korte termijn

Bij de uitvoering van het feitelijke beleggingsbeleid worden bandbreedtes gehanteerd rondom het strategisch beleid. Deze

bandbreedtes zijn vertaald naar een bandbreedte voor het vereist eigen vermogen. De toegestane bandbreedte voor het vereist

eigen vermogen is vastgesteld op 18% tot 24%.

Risicohouding lange termijn

Voor de risicohouding op lange termijn heeft het bestuur ondergrenzen vastgesteld. Ondergrenzen zijn vastgesteld ten aanzien

van:

Page 31: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 30

- Het verwachte pensioenresultaat vanuit de situatie dat het pensioenfonds precies beschikt over het vereist eigen vermogen

=> ondergrens van 90%.

- Het verwachte pensioenresultaat vanuit de feitelijke dekkingsgraad van het pensioenfonds => ondergrens van 85%.

- Het pensioenresultaat dat kan worden bereikt vanuit de feitelijke dekkingsgraad van het pensioenfonds in een

slechtweerscenario => maximaal toegestane afwijking ten aanzien van de gekozen ondergrens 40%.

De ondergrenzen voor het pensioenresultaat zijn vastgesteld in overleg met de sociale partners en het verantwoordingsorgaan.

De raad van toezicht is geïnformeerd over het proces en heeft hierbij zijn oordeel gegeven.

Haalbaarheidstoets

Bij het nieuwe FTK hoort ook een haalbaarheidstoets. Deze toets meet in hoeverre het pensioenfonds in staat is om op lange

termijn waardevaste pensioenen uit te keren, uitgaande van het premie-, indexatie- en beleggingsbeleid. Dit is het

pensioenresultaat. Het pensioenfonds heeft in overleg met de sociale partners, de raad van toezicht en het

verantwoordingsorgaan bepaald wat de ondergrenzen voor de haalbaarheidstoets zijn. Deze normen passen bij de wensen van

de achterban.

Aanvangshaalbaarheidstoets

Met de aanvangshaalbaarheidstoets in 2015 zijn de pensioenresultaten op het aanvangsmoment bepaald:

• De mediaan van het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit een dekkingsgraad die gelijk

is aan de vereiste dekkingsgraad bedraagt 97%. Dit ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 90%.

• Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt 89%. Dit

ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 85%.

• Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt in slecht

weer (5% percentiel) 58%. De afwijking van de ondergrens (89%) bedraagt daarmee 35% en is kleiner dan

de maximaal toegestane afwijking van 40%.

Bij eventueel toekomstig uit te voeren aanvangshaalbaarheidstoetsen zullen deze ondergrenzen opnieuw worden

vastgesteld in overleg met de sociale partners en het verantwoordingsorgaan. Indien uit de jaarlijkse

haalbaarheidstoets blijkt dat de ondergrenzen worden overschreden informeert het bestuur de sociale partners en het

verantwoordingsorgaan en treedt met hen in overleg om tot passende maatregelen te komen.

Reële dekkingsgraad

In de reële dekkingsgraad wordt de verwachte stijging van de prijzen meegenomen als pensioenverplichting. Een reële

dekkingsgraad van 100% wil zeggen dat het fonds volledig kan indexeren met de prijsinflatie conform een toekomstbestendig

indexatiebeleid. Een toekomstbestendig indexatiebeleid houdt in:

1. Er mag geïndexeerd worden vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%.

2. Indexatie is alleen toegestaan als er voldoende vermogen is om deze indexatie ook in de toekomst te kunnen verlenen.

De reële dekkingsgraad ultimo 2015 bedraagt 78,5%.

3.3 Premie

Het fonds financiert de pensioenregeling (ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen) met een doorsneepremie. Als

pensioengrondslag gold in 2015 het pensioengevend loon met een maximum van EUR 63.540,- verminderd met een franchise (in

2015 een bedrag van EUR 11.991,-).

De premie voor de basisregeling is in 2015 vastgesteld op 20,5% (bij opbouwpercentage van 1,7%). Enkele sectoren hebben de

oplossing voor de financiering van de regeling gezocht in een verlaagd opbouwpercentage. Naast de basisregeling, int het

pensioenfonds ook premie ten behoeve van de financiering van de overgangsmaatregelen die zijn opgenomen in artikel 53 van

het pensioenreglement 2014. De hoogte van de premie alsook de verdeling van de premie tussen de basisregeling en de

Page 32: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 31

overgangsregeling wordt door de sociale partners van de verschillende sectoren vastgesteld. De totale premie is in 2015 gelijk

gebleven ten opzichte van 2014.

De feitelijke (doorsnee) premie is bepaald als de voor inkoop van nieuwe aanspraken benodigde actuariële koopsom op

fondsgrondslagen en een verwacht rendement van 3,2% (16,2% van de pensioengrondslag), verhoogd met een opslag voor

inkoop van benodigde solvabiliteit (2,9% van de pensioengrondslag) en een opslag voor uitvoeringskosten (1,2% van de

pensioengrondslag).

Onderstaand de premiepercentages per sector.

SectorPremie 2015

basisregeling

Premie 2015

overgangsregelingPremie totaal 2015

Opbouwpercentage

2015

Vleeswaren 18,3% 4,5% 22,8% 1,5%

Gemaksvoeding 20,4% 4,8% 25,2% 1,7%

Versvlees 17,3% 7,2% 24,5% 1,4%

Pluimveevlees 19,05% 4,25% 23,3% 1,57%

SectorPremie 2014

basisregeling

Premie 2014

overgangsregelingPremie totaal 2014

Opbouwpercentage

2014

Vleeswaren 18,5% 4,3% 22,8% 1,6%

Gemaksvoeding 19,6% 5,6% 25,2% 1,7%

Versvlees 17,4% 7,1% 24,5% 1,5%

Pluimveevlees 19,05% 4,25% 23,3% 1,65%

Premiedekkingsgraad

De premiedekkingsgraad is de verhouding tussen de feitelijke premie en de actuarieel benodigde koopsom. Bij een

premiedekkingsgraad die lager is dan 100% heeft de premie een negatief effect op de dekkingsgraad van het fonds. Eind 2014

bedroeg de premiedekkingsgraad 110,2%. Met de invoering van het nieuwe FTK besloot het bestuur te kiezen voor maximale

premiestabiliteit en de feitelijke premie af te leiden van de gedempte kostendekkende premie die op basis van verwacht

rendement wordt vastgesteld. Met ingang van 2016 wordt de premie vastgesteld op basis van deze nieuwe methodiek. De

invoering van het nFTK en de ontwikkelingen op de financiële markten zorgden ervoor dat de premiedekkingsgraad gedaald is.

De premiedekkingsgraad van het fonds bedroeg eind 2015 91,6%. De premiedekkingsgraad is in 2015 lager dan de

dekkingsgraad ultimo 2014 (103,9%), waardoor de premie niet bijdraagt aan herstel.

3.4 Toeslag

Het fonds beslist jaarlijks of en in hoeverre een toeslag op pensioenaanspraken en pensioenrechten van de (gewezen)

deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen van het

fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze toegekend. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten is

voorwaardelijk. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De

toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.

Het toeslagbeleid is gebaseerd op toekomstbestendige toeslagverlening. Het pensioenfonds verleent alleen een toeslag indien de

beleidsdekkingsgraad per 1 januari van het boekjaar van het pensioenfonds zich boven de 110% bevindt. De hoogte van de

toeslag is afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad en de toeslagambitie. De toeslagambitie is gelijk aan het CBS-

consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens afgeleid, over de periode van oktober tot en met september. Het bestuur heeft per

1 juli 2015 de toeslagambitie voor actieve deelnemers gewijzigd. Met ingang van die datum is de toeslagambitie gelijk aan het

hiervoor genoemde CBS-consumentenprijsindexcijfer. Voordien was de toeslagambitie voor actieve deelnemers gelijk aan de

Page 33: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 32

gemiddelde loonstijging in de verschillende sectoren. De wijziging van de toeslagambitie heeft plaatsgevonden tijdens de

implementatie van het nFTK. Door de wijziging geldt voor iedereen dezelfde toeslagmaatstaf. Het bestuur heeft hiermee een

evenwichtige afweging gemaakt tussen de belangen van actieve deelnemers en de gewezen deelnemers en gepensioneerden.

De eventueel uit het vrije vermogen toe te kennen toeslag wordt aan de hand van indexatieregels onder het FTK

(toekomstbestendig) bepaald.

Het toeslagbeleid kent eveneens een inhaaltoeslag, deze luidt als volgt:

Het bestuur kan besluiten om extra verhogingen toe te kennen indien de actuele financiële positie van het fonds dit toelaat. De

dekkingsgraad waarboven dit mogelijk is, is gebaseerd op toekomstbestendige toeslagverlening en is de grens waarbij maximale

toeslag verleend mag worden. Het verschil tussen het feitelijk aanwezige eigen vermogen (afgemeten aan de

beleidsdekkingsgraad) en het vermogen behorende bij de bovengrens dekkingsgraad kan voor een vijfde deel worden aangewend

voor inhaaltoeslagen. Er geldt een maximumtermijn van 10 jaar waarbinnen teruggekeken wordt naar de gemiste toeslagen.

3.5 Kosten uitvoering pensioenbeheer

Het bestuur maakt voor de uitvoering van de regeling diverse kosten.

De kosten van pensioenbeheer bedragen voor 2015: EUR 3.926.000. Omgerekend is dit EUR 130 per actieve deelnemer en

gepensioneerde. In paragraaf 7.6 van de jaarrekening worden deze kosten nader gespecificeerd.

Het bedrag aan uitvoeringskosten voor het pensioenbeheer bestaat uit:

2015 2014

Administratiekosten EUR 2.924.000 EUR 2.852.000

Kosten bestuur en financieel beheer EUR 1.002.000 EUR 997.000

Totaal EUR 3.926.000 EUR 3.849.000

Hieronder volgt een korte toelichting bij deze kosten.

Administratiekosten

De administratiekosten betreffen kosten die worden gemaakt voor actieve deelnemer- en pensioengerechtigden. Deze kosten

hebben betrekking op alle werkzaamheden die in de pensioenadministratie moeten worden verricht om de aanspraken juist te

administreren en de actieve deelnemer volledig te informeren. Denk hierbij aan de pensioentoekenningen, betalen uitkeringen,

verwerken waardeoverdrachten, afkoop, helpdesk, communicatie met deelnemers/gepensioneerden. Daarnaast zijn er

werkgeverskosten die betrekking hebben op de activiteiten die voortvloeien uit de contacten met de werkgever. Het gaat om

kosten voor de aanlevering en verwerking van de werknemergegevens, de aanmaak van premienota’s en de premie-incasso,

helpdesk werkgever, communicatie met werkgever. Hierbij horen ook de kosten voor het aansluiten van nieuwe werkgevers. In

vergelijking met vorig jaar zijn de kosten per actieve deelnemer en gepensioneerde gestegen. De toename van de

administratiekosten in 2015 ten opzichte van 2014 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het vervallen van de koepelvrijstelling voor

pensioenadministratie, waardoor pensioenuitvoerders vanaf 1 januari 2015 btw in rekening moeten brengen over hun

dienstverlening.

Kosten bestuur en financieel beheer

De kosten van bestuur en financieel beheer hebben betrekking op kosten verbonden aan het besturen van het fonds en op de

adviseurs (beiden exclusief beleggingscommissie). Ook vallen hieronder de kosten verbonden aan het toezicht van DNB, AFM,

contributie VB, actuaris, accountant, financieel beheer en juridische kosten.

Page 34: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 33

3.6 Pensioenvermogen en voorzieningen

Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar

(Bedragen x EUR 1.000)

Pensioen-

vermogen

Technische

voorzieningenDekkingsgraad

EUR EUR

Stand per 1 januari 2015 2.050.980 1.973.569 103,9%

Beleggingsresultaten/rentetoevoeging 11.647 3.621 0,4%

Premiebijdragen 77.497 84.797 -0,5%

Uitkeringen -31.197 -31.187 0,1%

Wijziging markrente 0 172.368 -8,3%

Wijziging actuariële uitgangspunten 0 -42 0,0%

Overige 25.977 20.227 0,4%

---------- ---------- ----------

Stand per 31 december 2015 2.134.904 2.223.353 96,0%

De dekkingsgraad is gedaald van 103,9% ultimo 2014 naar 96,0% ultimo 2015.

Het saldo van baten en lasten kan in actuarieel opzicht als volgt worden geanalyseerd:

(Bedragen x EUR 1.000)

2015 2014

EUR EUR

Premieresultaat -7.258 6.830

Interestresultaat -164.342 -37.880

Overig resultaat 5.740 24.652

---------- ----------

-165.860 -6.398

De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:

2015 2014 2013 2012 2011

Dekkingsgraad ultimo 96,0% 103,9% 105,3% 95,9% 82,9%

Gemiddelde interest van verplichtingen 1,8% 2,1% 2,9% 2,6% 2,7%

De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet bedraagt 119,6%. Ultimo

2015 is er derhalve sprake van een tekort. Tevens is de dekkingsgraad lager dan 104,4% en is derhalve ook lager dan de

minimaal vereiste dekkingsgraad.

Page 35: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 34

3.7 Actuariële analyse

3.7.1 Saldo van baten en lasten

De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven:

(Bedragen x EUR 1.000)

2015 2014

EUR EUR

Premieresultaat

Premiebijdragen 82.469 77.001

Pensioenopbouw -84.797 -65.737

Onttrekking uit TV voor pensioenuitvoeringskosten -1.004 -521

Pensioenuitvoeringskosten -3.926 -3.913

---------- ----------

-7.258 6.830

Interestresultaat

Beleggingsresultaten 11.647 360.486

Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen -3.621 -5.962

Wijziging marktrente -172.368 -392.404

---------- ----------

-164.342 -37.880

Overig resultaat

Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdacht van rechten) 2.967 -124

Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) 821 3.055

Resultaat op uitkeringen -10 112

Indexering en overige toeslagen -72 100

Wijziging overige actuariële uitgangspunten 3.361 22.299

Overige baten 518 25

Overige lasten -809 -955

Resultaat uit hoofde van VPL-regeling -1.036 140

---------- ----------

5.740 24.652

Totaal saldo van baten en lasten----------

-165.860

----------

-6.398

Page 36: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 35

3.7.2 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets

Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel van DNB. Het vereist

eigen vermogen voor het fonds bedraagt 19,6% van de technische voorziening. De aanwezige solvabiliteit is lager dan het

vereist eigen vermogen. Het fonds heeft daardoor een tekort.

Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,4% van de technische voorziening. De aanwezige solvabiliteit is lager dan

het minimaal vereist eigen vermogen.

3.7.3 Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie

De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien,

toereikend vastgesteld.

Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.

Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de

Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133. De kostendekkende premie en de gedempte

kostendekkende premie zijn vastgesteld op basis van de in 2014 geldende wet- en regelgeving.

De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is lager dan de dekkingsgraad bij het minimaal vereist

eigen vermogen.

Mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en

Pluimveevlees is gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige

middelen. De vermogenspositie is naar mijn mening slecht, omdat het aanwezige eigen vermogen lager is dan het minimaal

vereist eigen vermogen.

3.8 Beleggingen

3.8.1 Beleggingsovertuigingen (investment beliefs)

De investment beliefs zijn in feite de (ongeschreven) regels of criteria, waaraan pensioenfonds VLEP belang hecht bij de

inrichting en uitvoering van haar beleggingsbeleid. Met de vaststelling van investment beliefs wordt tegemoet gekomen aan

de aanbevelingen van de commissie Frijns, ten aanzien van het voeren van een transparant, evenwichtig en verantwoord

beleggingsbeleid.

Het fonds hanteert bij het beleggingsbeleid de volgende beginselen:

Strategie: Bij de inrichting van de beleggingsportefeuille wordt rekening gehouden met de kenmerken van de

pensioenverplichtingen en de ambitie van het fonds. Het beleggingsbeleid is erop gericht om in eerste instantie de nominale

verplichtingen te kunnen nakomen. In tweede instantie is het beleggingsbeleid gericht op het verlenen van indexatie. Om

deze doelstellingen te kunnen verwezenlijken, zijn de kenmerken van de pensioenverplichtingen bepalend bij de vormgeving

Page 37: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 36

van het beleggingsbeleid. Omdat de beleggingsstrategie is afgestemd op de verplichtingen, dienen de

beleggingsrapportages inzicht te geven in de ontwikkeling van de beleggingen in samenhang met de ontwikkeling van de

verplichtingen.

Asset Allocatie: Asset allocatie (bèta) en de looptijd van de vastrentende waarden zijn de belangrijkste keuzes voor de

financiële ontwikkeling van het pensioenfonds. Onder asset allocatie verstaat het fonds:

1. De strategie op hoofdlijnen: weging en duratie (rentegevoeligheid) van de vastrentende waarden en weging van de

zakelijke waarden

2. De invulling van die strategie op hoofdlijnen: de wegingen en benchmarks binnen de vastrentende- en zakelijke waarden

portefeuille.

Risicopremies: Op lange termijn leveren beleggingen in zakelijke waarden een hoger verwacht rendement op dan veilige

obligaties. Extra rendement gaat wel gepaard met extra risico. Tegenover het nemen van risico door beleggen in zakelijke

waarden staat een hogere opbrengst. Vooral op lange termijn kunnen die risico’s gerechtvaardigd zijn, op korte termijn zijn

de hogere rendementen zeer onzeker. Wanneer geen risico wordt genomen, is het rendement beperkt tot het risicovrije

rendement. In dat geval zal de beleggingsportefeuille, indien volledig belegd in veilige vastrentende waarden naar

verwachting niet meer opleveren dan de nominale verplichtingen. Zakelijke waarden en meer risicovolle vastrentende

waarden worden ingezet met het doel om extra rendement te creëren ten behoeve van indexatie/herstel/langlevenrisico.

Rentevisie: Het pensioenfonds gelooft in een evenwichtsniveau van de lange rente. Het pensioenfonds gelooft dat een

realistisch (evenwichts-) renteniveau is gebaseerd op een lange termijn inflatieverwachting vermeerderd met een verwachte

lange termijn reële groei. Het pensioenfonds gelooft daarmee in een samenhang tussen (lange) rente en inflatie. Het kan zo

zijn dat het fonds onevenwichtigheden ziet in de markt waardoor de rente onrealistisch hoog of laag is. Indien de rente

aanzienlijk afwijkt van het evenwichtsniveau kan het fonds een standpunt en positie innemen. Daarbij zal het pensioenfonds

het renterisico in samenhang met de andere risico’s voor het pensioenfonds beschouwen (bijvoorbeeld het inflatierisico of

het dekkingsgraadrisico). Het pensioenfonds vaart daarbij niet op korte termijn verwachtingen.

Diversificatie: Diversificatie is van belang voor het reduceren van risico’s, maar daar zitten grenzen aan. Spreiding van de

beleggingen over verschillende beleggingscategorieën voorkomt dat “alle eieren in een mandje worden gelegd”: het leidt tot

reductie van de portefeuille risico’s, omdat daling van de ene categorie kan worden gecompenseerd door stijging van een

andere categorie. Echter, diversificatievoordelen kunnen wegvallen in extreem slechte marktomstandigheden, als vrijwel alle

categorieën tegelijk kunnen dalen. Diversificatie komt ook tot uitdrukking in het risicobudget, omdat door correlatie-effecten

de som van de afzonderlijke risico’s van de beleggingen, op totaalniveau wordt gereduceerd.

Begrip en transparantie: Het fonds belegt alleen in categorieën en strategieën die het begrijpt. Een beleggingscategorie moet

voldoende duidelijk zijn voor het fonds, voordat het overweegt erin te beleggen. Er moet voldoende begrip zijn van de

werking en risico’s zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin.

Actief/passief: Het fonds maakt voor elke beleggingscategorie een keuze tussen actief of passief beleggen of een combinatie

van beiden. Er is geen zekerheid dat via actief beleggen de markt kan worden verslagen. Dit geldt vooral voor beleggingen in

efficiënte markten, waarin outperformance ten opzichte van de index op langere termijn moeilijk te realiseren is. In die

gevallen kan passief beleggen een beter alternatief zijn.

Page 38: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 37

Maatschappelijk verantwoord beleggen: Het fonds wil maatschappelijk verantwoord beleggen bij haar keuzes in belangrijke

mate laten meewegen. Het fonds is zich bewust van haar maatschappelijke functie en verantwoordelijkheden.

Maatschappelijk verantwoord beleggen geeft uitdrukking aan het feit dat het fonds op basis van ethische principes

bepaalde beleggingen uitsluit.

Governance: Het fonds hanteert een hoge mate van uitbesteding in de uitvoering van het beleggingsbeleid.

Het pensioenfonds beschikt niet over de mogelijkheden en vaardigheden, systemen en kennis om zelf de selectie, beheer en

risicomanagement van beleggingen op het door haar gewenste niveau uit te voeren. Daarom past hoge mate van

uitbesteding vanuit efficiency en professionaliteit goed bij het pensioenfonds.

Risicomanagement: Risicomanagement is zeer belangrijk, maar het fonds waakt voor schijnzekerheid. Risicomanagement is

vooral gericht op de risico’s die de doelstelling van het fonds in gevaar brengen en bevat zowel financiële als niet financiële

risico’s. Financiële risico’s zijn in cijfers uit te drukken, bijvoorbeeld tracking-error, risicobudget of volatiliteit. Onder niet-

financiële risico’s verstaan wij onder meer liquiditeits-, tegenpartij- of concentratierisico’s. Beiden zijn nodig om een compleet

beeld te krijgen van de risico’s van de beleggingen. Risicomaatstaven zijn gevoelig voor de aannames in de berekening,

zoals de horizon waarover ze zijn bepaald. Ook het hanteren van een tracking error of risico budget vooraf betekent niet dat

de risico’s achteraf ook binnen die maat zullen blijven. Overkwantificeren van risico’s leidt tot schijnzekerheid.

3.8.1 ALM-studie

Het bestuur heeft in 2015 een ALM-studie uitgevoerd. Het doel van deze ALM studie was om het (beleggings)risicoprofiel te

herijken en de mogelijkheden voor het optimaliseren van het strategisch beleggingsbeleid te analyseren. De ALM studie

biedt een onderbouwing voor beleidskeuzes ten aanzien van het beleggingsbeleid. De uitkomsten van de ALM studie sloten

nauw aan bij het bestaande beleggingsbeleid. Naar aanleiding van de ALM studie is het bestuur voornemens om een

dynamische renteafdekking te implementeren.

3.8.2 Terugblik economie en financiële markten

De financiële markten werden in 2015 gedomineerd door het beleid van de centrale banken én de onrust op de

grondstoffenmarkten.

De Europese Centrale Bank (ECB) begon het jaar met het aankondigen van een stevige verruiming van het monetaire

beleid. Vanaf maart ging de ECB een bedrag van € 60 miljard per maand aan staatsobligaties aankopen. Hiermee wordt

geprobeerd om de inflatie, die al tijden rondom 0% noteert, te verhogen tot circa 2%, wat formeel een ECB doelstelling is. De

inflatie is onder andere zo laag vanwege de aanhoudende daling in de olieprijzen.

De start van het opkoopprogramma had onmiddellijk effect: de rente daalde naar historisch lage niveaus, waarbij eind april

een stand van 0,07% voor de toonaangevende Duitse tienjaarsrente werd bereikt. Tegelijkertijd daalde ook de euro ten

opzichte van de Amerikaanse dollar van $ 1,16 bij de start van 2015 naar $ 1,05. Tegen de zomer speelde de Griekenland-

crisis een belangrijke rol bij een snelle stijging van zowel de rente als de euro/dollarkoers. Gedurende de rest van het jaar

bleven deze, met de nodige beweeglijkheid, rondom respectievelijk 0,60% en 1,10 liggen. Dit vertaalde zich in rendementen

op diverse Europese staatsobligaties tussen 0% en 1%, terwijl bedrijfsobligaties een licht negatief rendement hadden.

Page 39: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 38

Daarnaast nam de ECB nog andere maatregelen zoals het oprekken van de begrotingsnormen en verlaging van de rente.

De maatregelen droegen bij aan een gestage toename van het consumenten- en producentenvertrouwen. Aan het eind van

het jaar stelde de ECB teleur door het steunpakket niet verder uit te breiden, wat de aanzet was voor forse koersdalingen.

Europese aandelenbeurzen sloten het jaar evenwel toch nog positief af. De rendementen liepen wel uiteen: de Italiaanse

beurs steeg 15,8%, terwijl Spanje 4,3% inleverde. De EuroStoxx 50 sloot het jaar af met een winst van 6,4%.

Minder goed ging het op de Amerikaanse aandelenbeurs. De S&P500 steeg in 2015 in dollars uitgedrukt met 1,4%. Met

name in de tweede jaarhelft waren de ogen op de Amerikaanse centrale bank gericht, die uiteindelijk een eerste rentestap

van +0,25% deed. De sterke dollar stond eerdere renteverhoging in de weg. Stijgende huizenprijzen, gematigde loonstijging

en een hogere reële koopkracht door lagere brandstofprijzen waren een stimulans voor consumentenbestedingen. Ook in de

VS bleef de inflatie laag. De energiesector in de VS had te lijden onder de sterk dalende olieprijs. Beleggers keken vooral

naar de negatieve effecten voor energie-gerelateerde ondernemingen, die vooral terug te vinden zijn in het High Yield-

segment. De risicopremies op deze obligaties liepen daarom in 2015 op. Amerikaanse High Yield obligaties behaalden dit

jaar een negatief rendement (-4,5%).

De olieprijs drukte een duidelijk stempel op de wereldwijde economische ontwikkelingen. In 2015 daalde de prijs van een vat

Brent-olie met 46% tot $ 37, terwijl de Amerikaanse tegenhanger WTI ook één derde van de prijs moest inleveren.

Belangrijkste oorzaak is het overvloedige aanbod van olie, waarbij het lijkt dat de olieproducerende landen vooral zoveel

mogelijk olie op de markt willen brengen, om zo andere landen met hogere productiekosten uit de markt te prijzen.

Olieproducenten in de VS bleken veerkrachtig door een onverwacht sterke reductie van de productiekosten waardoor

productie van olie op peil bleef, maar wel tegen een stuk lagere opbrengsten. Zet daar een tegenvallende vraag door de

groeivertraging in China en andere opkomende markten tegenover en een vrije val van de olieprijs is een feit. Een bodem in

prijs is vooralsnog niet gevonden.

Door de malaise op de grondstoffenmarkten hadden opkomende landen het in 2015 moeilijk. China heeft moeite het

gewenste groeitempo van 7% te halen. Met een onverwachte devaluatie van de Chinese munt zette het land in augustus de

financiële markten lager. In de rest van het jaar volgden nog meer maatregelen, die de zorgen over de economische

ontwikkeling in het land verder voedden. Ook andere opkomende landen hebben te lijden van de grondstoffenmalaise en

hebben ook nog hun eigen interne (politieke) problemen. Opkomende landen als groep presteerden duidelijk minder goed

dan ontwikkelde markten. In euro’s gemeten daalde de MSCI Emerging Markets in 2015 met 5,2%. De sterk presterende

Russische beurs (+26,1%) kon de daling van zwaargewichten China (-7,8%) en Brazilië (-13,3%) niet compenseren.

3.8.3 Gevoerd Beleggingsbeleid 2015

In 2015 zijn geen significante wijzigingen in het beleggingsbeleid doorgevoerd. Wel is besloten om de allocatie naar

Nederlandse woninghypotheken te vergroten. Het fonds beschouwt deze beleggingscategorie als aantrekkelijk geprijsd, bij

een gematigd risico. De additionele allocatie zal ten koste gaan van de allocatie naar bedrijfsobligaties.

De doorgevoerde aanpassingen in de periode 2012-2014 hebben geresulteerd in een goed gebalanceerde portefeuille, met

minder grote uitslagen in de relatieve performance tegen lagere kosten.

Met betrekking tot de bestaande (relatief kleine) beleggingen in niet-beursgenoteerd onroerend goed is besloten om deze

waar mogelijk af te bouwen. Dit heeft geleid tot de verkoop van de belegging in het CBRE Dutch Residential fonds. Met

Page 40: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 39

betrekking tot de categorie Infrastructuur is geconstateerd, dat met name directe beleggingen potenti eel aantrekkelijk kunnen

zijn voor een pensioenfonds. Gegeven de additionele eisen die deze vorm echter stelt aan governance en risicomanagement

acht het fonds deze niet geschikt voor de eigen portefeuille. Indirecte beleggingen in infrastructuur onderscheiden zich in

risico-rendement echter minder van beursgenoteerde aandelen, zijn over het algemeen minder liquide en kennen relatief

hoge kosten. Op basis van deze overwegingen heeft het fonds besloten vooralsnog niet in infrastructuur te beleggen.

De totale portefeuille behaalde in 2015 een rendement van 0,8%, gelijk aan het rendement van de normportefeuille.

Onderstaande tabel geeft de strategische normportefeuille per ultimo 2015, met daarbij het rendement van de portefeuille en

de gehanteerde benchmark per asset categorie weer.

Door marktbewegingen zal de feitelijke portefeuille afwijken van de strategische normportefeuille. Voor deze afwijkingen zijn

limieten vastgesteld.

Er wordt geen actief asset-allocatie beleid gevoerd. Door de sterke rendementen van de aandelenmarkten in ontwikkelde

landen zijn de portefeuillegewichten van de categorieën Aandelen Wereld en Aandelen Europa gestegen tot boven die van

de strategische normportefeuille. De tegenhanger daarvan zijn kleinere portefeuillegewichten voor de vastrentende waarden

en de andere (kleinere) categorieën zoals Aandelen opkomende markten en niet -beursgenoteerd vastgoed.

Z-scores

De z-score wordt ieder jaar vastgesteld en geeft in een getal weer hoe het fonds heeft gepresteerd ten opzichte van de

gehanteerde normportefeuille. De formule voor de z-score is als volgt.

(Rf – kj) – (Rn – 0,15%)

z-score = Ej

Page 41: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 40

Om de z-score te berekenen, wordt het feitelijke rendement van het fonds (Rf) gecorrigeerd voor de beleggingskosten (kj).

Het rendement van de normportefeuille (Rn) wordt, nadat het is gecorrigeerd voor de normbeleggingskosten van 0,15%, in

mindering gebracht op het feitelijke fondsrendement. Vervolgens wordt een correctie voor het genomen risico gemaakt. Dit

gebeurt door het verschil te delen door een getal voor rendementsspreiding (Ej). Het getal voor de rendementsspreiding is

gebaseerd op het percentage zakelijke waarden en het percentage vastrentende waarden dat is vastgelegd in de

normportefeuille.

Wanneer de z-score van een bedrijfstakpensioenfonds over een periode van vijf jaar onder de vastgestelde norm (0,00)

uitkomt, staat het aangesloten bedrijven onder bepaalde voorwaarden vrij een alternatief te zoeken voor het verplicht

gestelde bedrijfstakpensioenfonds in hun branche. De belangrijkste voorwaarde is een ten minste gelijkwaardige

pensioenregeling. Voorts kunnen kosten door de stichting aan de uittredende werkgever in rekening worden gebracht in

verband met verzekeringstechnisch nadeel en de behandeling van het vrijstellingsverzoek.

Tabel z-scoresJaar z-score2011 -0,932012 -0,442013 0,932014 -0,102015 0,12

Performancetoets 2011 – 2015: 1,09

De formule voor de performance toets =

Voor het bepalen van de performancetoets worden de z-scores over een periode van 5 jaar opgeteld en gedeeld door de

wortel van vijf. De performancetoets dient bij een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds hoger uit te komen dan -1,28.

Omdat het communicatietechnisch duidelijker is dat de uitkomst van de performancetoets nul of hoger moet zijn, is besloten

om bij de uitkomst van de performancetoets 1,28 op te tellen. Bij een negatief resultaat van de performancetoets (p-toets <

0) vervalt de verplichtstelling en mogen ondernemingen ervoor kiezen om hun pensioenregeling elders onder te brengen.

3.8.4 Vooruitzichten

Economische vooruitzichten: korte en langere termijn

Wie een positieve draai wil geven aan de economische ontwikkelingen gedurende 2015, zou de aandacht kunnen vestigen

op het feit dat het een jaar was waarbij de groeiverschillen wereldwijd verder zijn teruggelopen. Vooral het groeiherstel van

de Europese economie was hierbij krachtiger dan verwacht, waarbij een voortrekkersrol was weggelegd voor de Duitse en

Britse economieën. Niet alleen ontwikkelden de binnenlandse bestedingen zich sterker dan verwacht, maar daarnaast kreeg

de Europese economie een duwtje in de rug van de lagere euro en de lagere olieprijzen. Het verder wegebben van de

eurocrisis –ondanks de aanhoudende ‘schermutselingen’ rond het Griekse dossier- zorgde voor hernieuwde rust op de

financiële markten, wat het vertrouwen in de perifere landen eveneens ten goede kwam.

Veel verder kom je wat de positieve draai betreft echter niet. De groei convergeerde weliswaar, maar niet op het hogere

niveau waarop was gehoopt, maar op een lager niveau. Volgens de schatting van het IMF zal de groei dit jaar op 3,1%

Page 42: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 41

uitkomen, de laagste groeivoet sinds het crisisjaar 2009. Deels komt dat door de tegenvallende Amerikaanse economie.

Waar de Amerikaanse economie eind vorig jaar goed gepositioneerd leek voor een groeiversnelling, kreeg de grootste

economie van de wereld last van de negatieve gevolgen van de sterk gedaalde olieprijzen (wat de olieproducerende sector

hard raakte) en de kracht van de dollar. Met name de industriële sector kwam daarmee onder druk te staan, waarbij de

consument een afwachtende houding aannam. De grootste tegenvaller was echter de verdere terugval van de groei in de

verschillende opkomende landen, met Brazilië en Rusland als negatieve uitschieters die beide negatieve groeivoeten in 2015

zullen laten zien. Binnen de opkomende landen was er een speciale rol voor de Chinese economie neergelegd, waarbij de

nodige twijfel ontstond in hoeverre de officiële groeicijfers de werkelijke groeisituatie weergaven. Ook de onrust op de

Chinese beurzen en de devaluatie van de Chinese munt zorgden voor de nodige onzekerheid. Dat de wereldwijde

grondstoffenmarkten gedurende een groot deel van het jaar onder druk stonden, leek in elk geval te bevestigen dat de groei

van de grootste grondstoffenconsument verder onder druk is komen te staan.

Dat de groei van de wereldeconomie wederom teleurstelt, roept de vraag op of het hier gaat om een eenmalige

groeiafzwakking, of dat we hier te maken hebben met een trendmatige ontwikkeling. Er zijn goede redenen om aan te nemen

dat het om een tijdelijk fenomeen gaat. Zo zien we in 2015 voornamelijk de negatieve aspecten van de sterke prijsdaling in

de oliemarkt: productiebeperkingen, lagere investeringen en opgelopen kredietrisico’s, zowel ten aanzien van

olieproducerende landen, maar ook bedrijven. Dat de deze prijsdaling slachtoffers zal (gaan) maken, daar hoeft ook zeker

niet aan getwijfeld te worden. Wat momenteel echter onderbelicht wordt is de positieve kant van de lagere olie- en

grondstoffenprijzen: de positieve impuls die er vanuit gaat voor de koopkracht van consumenten en margeverbetering van de

producenten. Anders dan de negatieve productiebeperkingen, komen deze positieve aspecten komen doorgaans pas met

een vertraging van een aantal kwartalen door in de economische cijfers. Hier komt nog eens bij dat de lage olieprijs er voor

gezorgd heeft dat deflatie wederom is teruggekeerd op de radar van de diverse centrale banken. Mede hierdoor is de ECB

aan het begin van dit jaar met een grootschalig kwantitatief verruimingsprogramma van start gegaan, terwijl het momenteel

aan het heroverwegen is hoe ze dat programma nog verder kunnen uitbreiden. Ook bij de afweging of de Amerikaanse

centrale bank, de Federal Reserve, de rente zal gaan verhogen speelt de afwezigheid van enige prijsdruk een belangrijke

rol. Wat dat aangaat hoeven we niet te vrezen voor een al te abrupte wijziging in de huidige situatie van het huidige ruime

monetaire beleid dat momenteel overal gevoerd wordt. Als laatste punt kan worden gesteld dat hoewel de zwakke olieprijs

zeker een symptoom is geweest van de afzwakking van de wereldeconomie, het daarnaast ook de directe oorzaak is van de

revolutie op het gebied van schaliegas en de overeenkomt met Iran, waarmee er structureel meer aanbod van olie op de

markt is gekomen. Een dergelijke verandering leidt altijd tot een eenmalig aanpassingsproces, niet tot een trendmatige

verlaging van de groei. Op de korte termijn (2016) kan dat nog voor de nodige onrust en onzekerheid zorgen, maar op de

langere termijn heeft het naar verwachting weinig invloed.

Al met al gaat het fonds er dan ook vanuit dat de VS en de economieën in de eurozone groeien in de komende vijf jaar naar

een trendmatig groeipad gaan terugkeren. Dat zal een geleidelijk proces zijn, waarbij de timing vooral afhangt van het herstel

van de bankensector en de arbeidsmarkt. Duidelijk is dat de VS op basis van deze twee variabelen als eerste volledig

hersteld zal zijn van de Grote Recessie, gevolgd door Europa. De groei van de Amerikaanse economie komt hierbij rond de

3% te liggen, in Europa op 2%. Deze groeiverschillen geven de verschillende stadia van de demografische ontwikkeling van

beide blokken weer. Belangrijk hierbij is dat de centrale banken liever het zekere voor het onzekere zullen nemen om het

huidige herstel vrij baan te geven en dus geen preventieve maatregelen zullen nemen om de inflatiedruk al in een vroeg

stadium te beteugelen. Vroeg of laat zal de inflatie in de VS en de eurozone daarom wel een keer iets boven het doelniveau

van 2,0% uitkomen. Natuurlijk mag de zaak niet uit de hand gaan lopen en zullen de centrale banken ongetwijfeld op de rem

trappen. Het fonds verwacht namelijk dat de Chinese groei aan het einde van deze vijf jaar zal dalen naar een beter

houdbaar niveau van 4%. De Chinese autoriteiten zullen het lagere groeitempo van de economie geleidelijk aan accepteren,

Page 43: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 42

met minder nadruk op investeringen en meer op consumptie. Het proces van liberalisering verloopt voor de Chine se

economie voorzichtig en geleidelijk.

In onderstaande tabel worden de verwachtingen voor de komende 5 jaar samengevat.

Financiële markten

Ten aanzien van de rendementen op de verschillende financiële markten zijn de verwachtingen niet al te hoog gespannen.

Hoewel het zeker niet is uit te sluiten dat bepaalde beleggingscategorieën op korte termijn solide rendementen kunnen laten

zien, zijn de lange termijn vooruitzichten op zijn best gematigd. Wat dat betreft dient het jaar 2015 als een aardig voorbee ld:

wisten de meeste beleggingscategorieën gedurende het eerste kwartaal (sterk) positieve rendementen te laten zien, veel

van deze koerswinst moest nadien weer worden ingeleverd. Kijken we bijvoorbeeld naar de Nederlandse AEX, dan zien we

dat er van de 20% koerswinst die in april op de borden stond in september helemaal niets meer over was. Onrust op de

financiële markten, onzekerheid over de kracht van de Chinese economie en twijfels over het beleid van de Amerikaanse

centrale bank vormden de aanleiding voor de correctie die in het derde kwartaal plaatsvond. Volatiliteit was sowieso een

kenmerk voor de financiële markten in 2015. Eerder was er al onrust in de grondstoffenmarkten (olie), de

wisselkoersmarkten (de aanzienlijke waardedaling van de euro) en de obligatiemarkten. Met name de Duitse kapitaalmarkt

liet dit jaar een opmerkelijk patroon zien. Onder invloed van het opkoopprogramma van de ECB liet de Duitse

kapitaalmarktrente in de eerste maanden een continue daling zien, waarbij de tienjaars rente in april het historische

dieptepunt van 0,06% bereikte. In de twee maanden die volgden steeg de kapitaalmarktrente vervolgens (tijdelijk) weer tot

boven de 1%, een beweging die met veel volatiliteit gepaard ging. De verwachting dat de ECB later in het jaar me t nieuwe

maatregelen zou komen, zorgde vervolgens weer tot een hernieuwde daling van de kapitaalmarktrente.

Dergelijke volatiliteit is uiteraard op voorhand moeilijk exact te voorspellen, maar komt tegelijkertijd ook weer niet helema al

uit de lucht vallen. Een belangrijke oorzaak is de overwaardering van de verschillende beleggingscategorieën. Op het

moment dat een aandeel of een obligatie goedkoop is, zal een aanpassing van de groeiverwachting doorgaans geen al te

grote koerswijziging te laten zien. Op het moment dat alles duur is, of anders gezegd, als de verwachtingen ten aanzien van

de toekomst (meer dan) volledig verdisconteerd zijn, is het niet vreemd dat een wijziging in de groeiverwachting tot veel

grotere uitslagen op de financiële markten zullen leiden. Waardering is ook gelijk de reden waarom de verwachtingen ten

Page 44: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 43

aanzien van de te behalen rendementen voor de komende jaren niet al te hoog gespannen zijn. Traditioneel kan je zeggen

dat waardering geen al te grote rol zal spelen op de korte termijn, maar op de langere termijn, en zeker met een horizon van

vijf jaar, zal een overgewaardeerde belegging een lager dan gemiddeld rendement genereren.

Bovenstaande tabel is afkomstig van de Expected Returns 2016-2020 studie van Robeco, waarbij een negatief teken

indiceert dat er een afslag van toepassing is, terwijl een positief teken juist een opslag moet opleveren. Het meest

opvallende uit deze tabel is zonder enige twijfel de -3% per jaar voor Europese staatsobligaties. Zeker als we bedenken dat

Duitse staatsobligaties over het algemeen worden gezien als een ‘risicovrije’ belegging, met een lagere volatiliteit lijkt dit een

onwaarschijnlijk laag rendement. Toch is dit een realistische schatting, als je er van uit gaat dat Duitse staatsobligaties

(zwaar) overgewaardeerd zijn, waarbij we voor de komende vijf jaar ook nog eens uitgaan van een scenario waarbij de

inflatie weer een prominentere rol zal gaan spelen. Doorgaans hangt het rendement op hoogwaardige staatsobligaties af van

twee factoren. De eerste factor is de verandering van de prijs. Een stijgende rente op obligaties weerspiegelt een dalende

prijs, wat het rendement uitholt. In het gehanteerde scenario verwachten we dat de Duitse 10-jaarsrente zal stijgen van het

huidige lage niveau van 0,5% naar een piek van 4,0% in 2020. Dit klinkt wellicht als een grote stijging, maar bij een

groeiverwachting van 2% voor de Europese economie en een inflatie van 2,5% is de verwachting dat de obligatierente stijgt

naar 4,0% zeker niet buitensporig. De tweede factor voor het rendement is de couponrente – de rente op het moment van

aankoop van de obligatie. Deze rente biedt in feite een stabiel en voorspelbaar rendement . Hoe hoger de couponrente, hoe

sterker de koersdaling kan zijn voordat sprake is van een negatief totaalrendement. Waar de Amerikaanse couponrente in de

jaren 60 nog 4% was, staat de huidige Duitse 10-jaarsrente op slechts 0,5%. Bij zo’n lage couponrente is een kleine

koersdaling voldoende om met een negatief rendement te eindigen. We moeten door deze pijn heen om terug te keren naar

historische langetermijnrendementen op obligaties van 4,5%.

Page 45: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 44

Alternatieve scenario’s

De rendementen in bovenstaande tabel staan of vallen overigens bij de veronderstellingen die je maakt ten aanzien van de

macro-economische omgeving. Hoewel het fonds uitgaat van een redelijk optimistisch groeiscenario is het zeker ook

raadzaam om stil te staan bij eventuele alternatieve scenario’s. In het negatieve scenario is de wereld geen fijne plek. De

trage productiviteitsgroei van de afgelopen vijf jaar is geen teken van herstel na de Grote Recessie, maar een afspiegeling

van blijvende fundamentele veranderingen. De bevolkingsgroei heeft een hoogtepunt bereikt en op het gebied van educatie

ligt er niet veel groei meer in het verschiet. Daarnaast heeft de ongelijkheid de consumentenbestedingen geen goed gedaan

en zal de overheidsschuld op korte termijn ook een rem zetten op de groei. De economieën in de VS en de eurozone

vertragen opnieuw, waarbij deflatie een constante bedreiging vormt. Het monetaire beleid zal gericht blijven op het laten

opbloeien van de economie door middel van nieuwe kwantitatieve verruimingsprogramma's. De rente heeft namelijk geen

invloed meer op de groei, omdat die al bijna nul is. Over het algemeen is dit scenario positief voor obligaties en negatief voor

aandelen, maar faillissementen vormen wel een serieuze bedreiging voor bedrijfsobligaties met een lagere rating.

Nadrukkelijk is dit geen recessiescenario, maar meer een scenario voor aanhoudend lage groei zoals in Japan. Een meer

positief scenario is er een waarin de technologische veranderingen de boventoon zullen voeren. In plaats van dat de wereld

op weg is naar langdurige stagnatie, staan we juist aan de vooravond van een door technologie gedreven hausse. Robots,

zelfrijdende auto's, nieuwe manieren van organisatie (zoals Uber of Airbnb): de wereldeconomie staat zeker niet stil. Deze

trends zijn ontwrichtend, maar de onderliggende trend is er een van hogere groei en niet van lagere groei. In dit scenario

komt de wereldeconomie in een opwaartse spiraal terecht, waarbij dalende schuldniveaus en afnemende werkloosheid extra

groei ondersteunen. Het belangrijkste risico in dit scenario is dat de economie oververhit raakt, met een sterker

aantrekkende inflatie. In dit scenario mag worden verwacht dat de inflatie stijgt tot boven het niveau van het basisscenario,

maar het risico op ongeremde inflatie blijft beperkt: de productiviteitsgroei zal hoog zijn, terwijl centrale banken agressiever

kunnen reageren. Dit zou de 'perfect storm' zijn voor obligatiebeleggers, en dan vooral voor obligaties met een lage

beginrente. Ook aandelenbeleggers komen niet bepaald in rustig vaarwater terecht, omdat marges onder druk komen te

staan door stijgende kosten (lonen, grondstoffen en rentekosten). Daarnaast holt het ontwrichtende karakter van de nieuwe

technologische veranderingen de rendementen van huidige aandeelhouders uit. Obligaties worden dan op een gegeven

moment weer een serieuze concurrent, met rendementen van boven de 5%.

Overigens hecht het fonds meer waarschijnlijkheid aan het positieve scenario, wat blijkt uit de inschatting van de

kansverdeling (70% voor het basis scenario, 20% voor het recessiescenario en 10% voor het hoge groei scenario) in de

volgende tabel.

Page 46: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 45

Conclusie

Komt er de komende 5 jaar dan echt een einde aan de rentedaling? Volgens VLEP is dit het meest waarschijnlijke scenario.

Dit zou in termen van dekkingsgraadontwikkeling goed nieuws zijn voor het fonds, ondanks de verwachte negatieve

rendementen op de vastrentende waarden portefeuille. Een verdere verlaging van de renteafdekking lijkt dan ook voor de

hand te liggen. Daarbij moet natuurlijk het totale risico dat het pensioenfonds ten opzichte van de verplichtingen loopt goed in

de gaten worden gehouden. Het huidige niveau van de dekkingsgraad biedt in het toezichtskader geen ruimte om het

risicoprofiel te verhogen. Een verhoging van het renterisico zal daarom moeten worden gecompenseerd met risicoreductie

elders in de portefeuille. Een verdere afdekking van het USD-risico per 1 februari 2016 is daarbij een voor de hand liggende

eerste stap. Nu de ergste onrust in de Euro-zone voorbij lijkt, resulteert een verdere verlagen van het valutarisico naar

verwachting in een lagere volatiliteit. Daarnaast speelt de voorgenomen uitbreiding van de belegging in Nederlandse

woninghypotheken ten laste van bedrijfsobligaties ook wat risicoruimte vrij. Deze categorie zal het naar verwachting in alle

scenario’s vergelijkbaar of beter doen dan de ‘investment grade’ credits , terwijl de kredietkwaliteit beter is. Het fonds wil de

vrijkomende risicoruimte zo mogelijk gebruiken om met het dynamisch renteafdekkingsbeleid in te spelen op de verwachte

rentestijging.

3.8.5 Maatschappelijk verantwoord beleggen

Het fonds is van mening dat maatschappelijk verantwoord beleggen bijdraagt aan het realiseren van een goed en betaalbaar

pensioen voor huidige en toekomstige generaties. Daarom besteedt het fonds waar nodig en mogelijk binnen de fiduciaire

verantwoordelijkheid aandacht aan ecologische, sociale en governance onderwerpen. Als uitgangspunt voor de invulling van

maatschappelijk verantwoord beleggen hanteert het fonds de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties.

Page 47: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 46

Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti-corruptie. Ze vinden hun

oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens

en de conventies van de International Labour Organisation (ILO).

Mensenrechten

De onderneming wordt gevraagd:

1. Binnen haar invloedssfeer de internationale mensenrechten te ondersteunen en te respecteren, en

2. Zich ervan te verzekeren dat zij niet medeplichtig is aan het overtreden van de mensenrechten

Werk

De onderneming wordt gevraagd te ondersteunen:

3. De vrijheid van aansluiting bij een vakbeweging en de effectieve erkenning van het recht op collectieve

arbeidsonderhandeling;

4. Het uitbannen van elke vorm van dwangarbeid;

5. Het effectief afschaffen van kinderarbeid, en

6. Het uitbannen van discriminatie op grond van beroep of op grond van het werknemerschap.

Milieu

De onderneming wordt gevraagd:

7. Bij uitdagingen op milieugebied een op voorzorg gerichte benadering te ondersteunen;

8. Initiatieven te nemen ter bevordering van een grotere milieuverantwoordelijkheid, en

9. De ontwikkeling en verspreiding van milieuvriendelijke technologieën aan te moedigen.

Anticorruptie

De onderneming behoort:

10. Corruptie in elke vorm, inclusief afpersing en omkoping, te bestrijden.

Reikwijdte

Het fonds past het maatschappelijk verantwoord beleggen beleid op vrijwillige maar niet vrijblijvende basis toe bij het beheer

van haar gehele beleggingsportefeuille. Bij iedere beslissing wordt afgewogen op welke wijze en tegen welke kosten

verantwoord beleggen kan worden toegepast. Het verantwoord beleggen beleid beperkt zich daarbij niet strikt tot de

beleggingsportefeuille. Ook bij de selectie en aanstelling van vermogensbeheerders en tegenpartijen spelen

maatschappelijke factoren een belangrijke rol. Het fonds maakt gebruik van een integraal vermogensbeheerder. De integraal

vermogensbeheerder adviseert het fonds over het beleid ten aanzien van verantwoord beleggen en informeert het bestuur

over de implementatie van dit beleid in de beleggingsportefeuille.

Discretionair beheer versus beleggingsfonds

Het pensioenfonds heeft de strategische asset allocatie voor een belangrijk deel ingevuld met beleggingsfondsen. Dit heeft

consequenties voor de manier waarop het fonds rechtstreeks invloed heeft op het binnen de geselecteerde fondsen

gevoerde beleid ten aanzien van verantwoord beleggen. Waar het pensioenfonds bij een discretionair aandelenmandaat

bijvoorbeeld zelf direct stemrecht op een aandeelhoudersvergadering kan uitoefenen, zal dit als participant in een

beleggingsfonds niet mogelijk zijn. Ook het zelf vormgeven van uitsluitingenbeleid is niet mogelijk indien via een

beleggingsfonds wordt belegd. In het vervolg van de notitie zal daarom telkens een onderscheid worden gemaakt tussen

beleid dat betrekking heeft op discretionaire mandaten enerzijds en fondsbeleggingen anderzijds.

Page 48: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 47

Nadere invulling maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid

Het uitgangspunt van de Global Compact wordt door het fonds binnen de beleggingsportefeuille nader ingevuld via de

‘Principles for Responsible Investing’ van de Verenigde Naties (UN-PRI).Partijen die de UN-PRI hebben ondertekend

committeren zich aan:

1) Het meenemen van zogenaamde ESG (Environmental, Social and Governance)-factoren in het beleggingsbeleid

2) Het actief invloed uitoefenen op het beleid van ondernemingen waarin wordt belegd door gebruik te maken van stemrecht

(‘voting’) of door middel van dialoog (‘engagement’)

3) Het bevorderen van transparantie van ondernemingen met betrekking tot ESG onderwerpen

Het fonds kiest bij voorkeur vermogensbeheerders die deze principes hebben ondertekend. Hiermee geeft het fonds

uitdrukking aan het belang dat het pensioenfonds hecht aan maatschappelijk verantwoord beleggen.

Meer dan 90% van de totale beleggingsportefeuille wordt beheerd door vermogensbeheerders die de UN-PRI hebben

ondertekend. Een belangrijk deel van de overige beheerders neemt ESG-factoren wel mee in het beleggingsproces of heeft

een beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen.

Onderdelen maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid

Het verantwoord beleggingsbeleid bestaat uit de volgende onderdelen:

1) Engagement, aangaan van dialoog met ondernemingen om veranderingen te bewerkstelligen;

2) Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen

3) Uitsluiting; zoals van bedrijven die direct betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens en structurele

schenders van de VN Global Compact;

4) Positieve selectie daar waar mogelijk

1. Engagement

Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het fonds heeft belegd aan te sporen tot beter gedrag. Middels

dialoog worden ondernemingen gestimuleerd om te voldoen aan internationale richtlijnen op het gebied van milieubeleid,

sociaal beleid en goed ondernemingsbestuur. Door bij fondsbeleggingen bij voorkeur te kiezen voor vermogensbeheerders

die de UN-PRI hebben ondertekend, geeft het fonds uitdrukking aan het belang dat wordt gehecht aan Engagement. Deze

principes schrijven immers ‘actief aandeelhouderschap’ (waaronder Engagement) voor. Bij discretionaire mandaten kan

gebruik worden gemaakt van een (onafhankelijke) engagement manager, die namens het fonds een dialoog aangaat met de

ondernemingen waarin rechtstreeks wordt belegd.

2. Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen

Door als mede-eigenaar van de ondernemingen waarin wordt belegd actief gebruik te maken van stemrecht, oefent het

fonds invloed uit op het beleid van deze ondernemingen. De aandelenbeleggingen van het pensioenfonds worden

voornamelijk via beleggingsfondsen ingevuld. Deze fondsen voeren een eigen beleid ten aanzien van de manier waarop het

stemrecht wordt uitgeoefend. Door bij voorkeur te kiezen voor vermogensbeheerders die de UN-PRI hebben ondertekend,

geeft het fonds uitdrukking aan het belang dat wordt gehecht aan ‘actief aandeelhouderschap’ (waaronder het uitoefenen

van stemrecht). Bij eventuele discretionaire aandelenmandaten zal gebruik worden gemaakt van een partij die namens het

fonds stemrecht uitoefent.

3. Uitsluiting

Het fonds heeft een uitsluitingenbeleid geformuleerd. Er is een lijst vastgesteld van bedrijven die door het pensioenfonds

worden uitgesloten. Deze uitsluitingslijst wordt toegepast op de discretionair beheerde mandaten. Bij fondsbeleggingen wordt

Page 49: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 48

een gecombineerde exposure naar uitgesloten bedrijven van maximaal 5% per beleggingsfonds getolereerd. Het gaat hierbij

om exposure zowel uit hoofde van aandelen- als uit hoofde van obligatiebeleggingen.

Bij fondsbeleggingen wordt in het selectieproces aandacht besteed aan het uitsluitingenbeleid van de vermogensbeheerder.

Het hebben van een dergelijk beleid, op basis waarvan ondernemingen en/of landen worden uitgesloten wegens structurele

schendingen van breed geaccepteerde maatschappelijke normen, zoals onder andere voortvloeiend uit de VN Global

Compact, wordt als een positief aspect beoordeeld.

Per kwartaal wordt de portefeuille (met ‘doorkijk’) gescreend op de uitsluitingenlijst van het fonds. Beleggingen in uitgesloten

ondernemingen worden gerapporteerd. Mochten beleggingsfondsen een gecombineerde belegging naar uitgesloten

bedrijven van meer dan 5% hebben, dan zal in overleg met de Integraal Vermogensbeheerder tot vervolgstappen worden

besloten. Met het uitsluitingenbeleid voorkomt het pensioenfonds ook dat wordt belegd in ondernemingen die clustermunitie,

of cruciale onderdelen daarvan, produceren, verkopen of distribueren. De uitsluitingslijst wordt minimaal jaarlijks herzien.

4. Positieve selectie

Door bij voorkeur te kiezen voor vermogensbeheerders die de UN-PRI hebben ondertekend, geeft VLEP aan dat het

belangrijk is, dat managers binnen het selectieproces rekening houden met ESG-factoren. Bedrijven en overheden die op

een goede manier omgaan met zaken als mensenrechten, milieu en werknemers krijgen op die manier een streepje voor ten

opzichte van bedrijven of overheden die daar minder actief mee omgaan.

3.8.6 Beleggen in Nederland

Een onderwerp in de maatschappelijke en politieke discussie over het beleggingsbeleid van pensioenfondsen is de mate

waarin pensioenfondsen in Nederland beleggen. Het fonds belegt op verschillende manier in Nederland. Van het totale

belegd vermogen is 21,9% in Nederland belegd.

3.9 Kosten vermogensbeheer

In april 2011 bracht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) het rapport “Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht”

uit. Hierin wordt gepleit voor een helder en transparant inzicht in de kosten die pensioenfondsen maken. In deze rapportage

is onder andere aandacht voor kosten op het gebied van vermogensbeheer. De Pensioenfederatie heeft dit concreet

gemaakt in november 2011 in de vorm van ‘aanbevelingen over het afleggen van verantwoording over de kosten’. In februari

2016 is er een herziene versie van de aanbevelingen gepubliceerd. In dit jaarverslag zijn deze aanbevelingen gevolgd.

3.9.1 Totale kosten vermogensbeheer

De totale kosten over 2015 bedragen EUR 8.045 duizend (2014: 7.862 duizend). Uitgedrukt in een percentage van het

gemiddeld belegd vermogen zijn de kosten 0,36% (2014: 0,42%). Hiervan zijn de geschatte transactiekosten 0,10% (2014:

0,15%) van het gemiddeld belegd vermogen.

De totale kosten zijn in 2015 hoger dan in 2014. Dit wordt veroorzaakt door de toevoeging van schattingen van overige

beheerskosten. In 2014 werden deze kosten nog niet gerapporteerd. Zonder toevoeging van de schattingen van overige

beheerskosten zijn de kosten in 2015 ongeveer EUR 800 duizend lager dan in 2014.

Page 50: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 49

De kosten van de uitvoering van het vermogensbeheer zijn te onderscheiden naar de volgende kostencomponenten en

beleggingscategorieën.

(x €1.000):

Kosten per beleggingscategorie Beheerkosten Performance gerelateerde

kosten

Transactie-kosten

Totaal

Vastgoed 69 - - 69

Aandelen 3.162 - 214 3.376

Private equity 9 4 - 12

Vastrentende waarden 1.632 - 1.790 3.422

Totale kosten excl kosten overlay 4.871 4 2.005 6.879

Kosten overlay - - 250 250

totale kosten incl kosten overlay 4.871 4 2.255 7.129

Overige vermogensbeheerkosten

Kosten vermogensbeheer pensioenfonds

17 - - 17

Kosten fiduciair beheer 648 - - 648

Bewaarloon 208 - - 208

Advieskosten vermogensbeheer 43 - - 43

Totale overige vermogensbeheerkosten

915 - - 915

Totale kosten vermogensbeheer 8.045

3.9.2 Toelichting kosten vermogensbeheer

Beheerkosten

Beheerkosten betreffen de beheervergoedingen (manager fees) en overige kosten die ten laste komen van de

(fonds)belegging, zoals het bewaarloon, accountantskosten etc.

Performance gerelateerde kosten

Met uitzondering van de Private Equity belegging bevinden zich in de portefeuille van VLEP geen beleggingen waarvoor

performance gerelateerde kosten in rekening worden gebracht.

Transactiekosten

Hieronder worden de transactiekosten verantwoord die samenhangen met allocatiewijzigingen en transactiekosten die

binnen de mandaten en fondsen zijn gemaakt als onderdeel van de gevolgde strategie. Het betreft

hier voor een groot gedeelte schattingen, welke zijn gebaseerd op informatie van de managers, de pensioenfederatie en

externe partijen. Op basis daarvan zijn per fonds gemiddelde transactiekosten geschat, afhankelijk van de soort belegging

en de gevolgde strategie.

Kosten overlay

Page 51: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 50

De kosten overlay betreffen de geschatte transactiekosten van de valuta-overlay.

Overige vermogensbeheerkosten

Onder de overige vermogensbeheerkosten zijn opgenomen:

- Kosten vermogensbeheer pensioenfonds: dit zijn de kosten van de beleggingscommissie in het boekjaar;

- Kosten fiduciair beheer: dit zijn de kosten voor het fiduciair beheer in het boekjaar;

- Bewaarloon: hieronder vallen de kosten van de custodian van het fonds in het boekjaar. Onder bewaarloon zijn ook

de kosten opgenomen die de custodian in rekening brengt voor de beleggingsadministratie en (FTK) rapportages;

- Kosten advies vermogensbeheer: dit zijn de kosten die het fonds maakt om advies in te winnen inzake alle aan

vermogensbeheer gerelateerde onderwerpen.

3.9.3 Aansluiting met jaarrekening

In de volgende tabel is de aansluiting tussen de jaarrekening en de presentatie volgens de aanbevelingen weergegeven:

Beheer Performance Transactie Totaal

kosten gerelateerde kosten

vergoedingen

Directe kosten, opgenomen in de -188 - - -188

jaarrekening onder beleggingskosten

Directe kosten, opgenomen in de - - - -

jaarrekening onder pensioenuitvoeringskosten

Indirecte kosten, onderdeel van de 5.974 4 2.255 8.233

directe beleggingsopbrengsten

Totale kosten 5.786 4 2.255 8.045

3.9.4 Oordeel bestuur

De totale geschatte kosten die het fonds maakt, een bedrag van ongeveer EUR 8.045 duizend (2014 EUR 7.862 duizend),

zijn noodzakelijk voor het goede beheer van het pensioen. Het bestuur realiseert zich dat dit bedrag veel geld is. Het bestuur

is kostenbewust en waar mogelijk worden besparingen gerealiseerd of uitgaven beperkt. Het bestuur maakt daarbij een

afweging tussen de kosten, het verwachte rendement en het risico. Het bestuur constateert dat de kosten voor governance

en toezicht oplopen.

Page 52: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 51

3.10 Risicoparagraaf

Het pensioenfonds hanteert een integrale risicomanagementaanpak, uitgaande van onderstaande principes.

3.10.1 Governance

Het bestuur is verantwoordelijk voor het realiseren van de doelstellingen van het fonds, volgend vanuit de missi e, visie en/of

strategie van het fonds. Het bestuur bepaalt de koers van het fonds en weegt de factoren af die de koers positief of negatief

beïnvloeden. Het bestuur wordt bij het streven om de doelstellingen van het fonds te bereiken, met onzekerheden

geconfronteerd. Voor het bestuur is het van belang om vast te stellen welke mate van onzekerheid als acceptabel wordt

beschouwd (de risicotolerantie). Integraal risicomanagement stelt het bestuur in staat om op een efficiënte en effectieve

wijze om te gaan met onzekerheid en de hieraan verbonden risico’s en kansen en het beleid, de structuur de processen en

middelen en de cultuur daarop af te stemmen.

Het bestuur heeft de mogelijke risico’s van het fonds in kaart gebracht en bepaald hoe het bestuur met deze r isico’s om wil

gaan. Op basis van een actueel en volledig beeld van alle relevante risico’s kan het bestuur gepaste beheersmaatregelen

nemen en is het bestuur in control.

Voor de beheersing van de risico’s die betrekking hebben op de uitvoering van de pensioenregeling en de werkzaamheden

van het fonds, is aansluiting gezocht bij de toezichtkaders van DNB. DNB hanteert daarbij een aanpak van risicoanalyse en

risicomitigatie in haar toezicht, genaamd FOCUS!. FOCUS! bouwt voort op de Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode

(FIRM), de methodiek die sinds 2005 bij DNB in gebruik is.

Page 53: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 52

FIRM onderscheidt de volgende hoofdrisicocategorieën:

• Matching-/renterisico;

• Marktrisico;

• Kredietrisico;

• Verzekeringstechnisch risico;

• Omgevingsrisico;

• Operationeel risico;

• Uitbestedingsrisico;

• IT-risico;

• Integriteitrisico;

• Juridisch risico.

De eerste vier categorieën zijn financieel van aard, de overige zijn niet-financieel. De hoofdcategorieën zijn verder onder te

verdelen naar deelrisico’s.

Risico’s worden kwalitatief (aan de hand van vooraf vastgestelde referentieschalen) beoordeeld op basis van de

waarschijnlijkheid van het optreden van het risico en de impact daarvan op het behalen van de doelstellingen. Hierbij wordt

een onderscheid gemaakt tussen het inherent risico, het residu risico en het gewenste risico.

Het inherent risico is het risico zonder rekening te houden met eventuele beheersmaatregelen die het bestuur treft om de

waarschijnlijkheid en/of impact te beperken. Het inherent risico is afhankelijk van de context waarbinnen het fonds opereert

en de doelstellingen.

Ten aanzien van het inherent risico zijn vanuit de risicotolerantie van het fonds vier mogelijke reacties:

- het risico accepteren;

- het risico reduceren door het nemen van aanvullende beheersmaatregelen;

- het risico vermijden door de activiteiten die geraakt worden door het risico te staken;

- het risico overdragen door de activiteiten die door het risico geraakt worden (deels) uit te besteden.

Het residu risico is het risico dat overblijft nadat is gereageerd op de inherente risico’s. Indien het residu risico vanuit de

risicotolerantie (nog) niet acceptabel is, worden aanvullende acties gedefinieerd om tot de gewenste risicosituatie te komen.

Risico-inschattingen, beheersmaatregelen en acties kunnen wijzigen naar aanleiding van interne en externe ontwikkelingen,

maar ook door nieuwe inzichten. Integraal risicomanagement is daardoor een continu proces van inrichten, uitvoeren,

rapporteren en bijsturen. Het bestuur maakt hierbij gebruik van een jaarplan IRM. Startpunt van het jaarplan is de jaarlijkse

evaluatie van de bestaande risicoanalyses. Tijdens deze evaluatie komen de aandachtspunten naar voren, die onderdeel uit

(moeten) maken van het jaarplan.

De aandachtspunten kunnen ontleend zijn aan:

- de dan geldende status van de risicoanalyses;

- actuele ontwikkelingen binnen of buiten het pensioenfonds;

- een noodzakelijke periodieke herijking van een (hoofd)risico;

- onderzoeken van binnen of buiten het pensioenfonds.

Page 54: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 53

3.10.2 Risicobeoordeling

Matching-/renterisico

Het renterisico is het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel

inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en

gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil.

Dit risico is nader onderverdeeld in rente, valuta, liquiditeit en inflatie.

Het inherent risico wordt door het bestuur als hoog ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot matching-

/renterisico is aanzienlijk. Beheersmaatregelen zien vooral op het reduceren van de impact van het risico. Het fonds houdt

voortdurend in de gaten of er ontwikkelingen zijn die zouden kunnen leiden tot wijzigingen in de mate van afdekking van

deze risico’s. Het bestuur laat zich over het al dan niet afdekken van de risico’s periodiek informeren door de fiduciair

manager.

De afdekking van het renterisico is gebaseerd op de marktwaardering van de verplichtingen. Bij de inrichting van de

beleggingsportefeuille wordt rekening gehouden met de kenmerken van de pensioenverplichtingen en de ambitie van het

fonds. Omdat de beleggingsstrategie is afgestemd op de verplichtingen, dienen de beleggingsrapportages inzicht te geven in

de ontwikkeling van de beleggingen in samenhang met de ontwikkeling van de verplichtingen. Het pensioenfonds bepaalt als

onderdeel van het risicoprofiel van de beleggingen de hoogte van de strategische renteafdekking en maakt voor de

afdekking van het renterisico gebruik van een dynamische rentestaffel.

Het pensioenfonds vindt dat het (gedeeltelijk) afdekken van de belangrijkste valutaposities het risico van de portefeuille kan

verlagen. Dit geldt in elk geval voor valuta’s die in tijden van stress als veilige vluchthaven worden gezien. Aangezien de

verplichtingen van het pensioenfonds in euro's luiden, heeft het pensioenfonds ervoor gekozen om de vastrentende waarden

voornamelijk in euro-obligaties te beleggen. Het pensioenfonds dekt de valutaposities die ontstaan door beleggingen in

effecten die luiden in USD, GBP en JPY geheel of gedeeltelijk af. De overige valutarisico’s worden niet afgedekt.

De beleggingsportefeuille is zo opgezet dat de portefeuille naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan

voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare,

gereguleerde markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitalisatie van effecten. Daarnaast is de

uitkeringenstroom van het fonds kleiner dan de premiestroom.

Het inflatierisico wordt voor een deel afgedekt door middel van het beleggen in producten die een natuurlijke

inflatiebescherming in zich herbergen. Het inflatierisico ligt voor een belangrijk deel bij de deelnemers en bij

pensioengerechtigden en gewezen deelnemers via het toeslagbeleid van het fonds. Daarnaast reduceert het besluit om het

nominale renterisico niet volledig af te dekken het inflatierisico. Immers, een toename van inflatie gaat vaak samen met

rentestijging.

In 2015 heeft het fonds te maken gehad met wijzigingen in de UFR. Het vervallen van de driemaandsmiddeling per 1 januari

2015 en de wijziging in de UFR per 15 juli 2015 zorgden voor lagere dekkingsgraden. Op basis van de ALM studie heeft het

bestuur het voorgenomen beleid geformuleerd om de renteafdekking afhankelijk te maken van de actuele rentestand en de

hoogte van de dekkingsgraad.

Page 55: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 54

Marktrisico

Het marktrisico is het risico ten gevolge van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële

instrumenten binnen een handelsportefeuille. Voor pensioenfondsen geldt dat het marktrisico alleen betrekking heeft op de

niet-rentedragende activa.

Dit risico is nader onderverdeeld in prijsvolatiliteit, marktliquiditeit en concentratie en correlatie.

Het inherent risico wordt door het bestuur als aanzienlijk ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot marktrisico

is eveneens aanzienlijk. Beheersmaatregelen zien vooral op het reduceren van de impact van het risico.

Jaarlijks stelt het bestuur, na advisering door de beleggingscommissie, aan de hand van de ALM-resultaten het

beleggingsplan vast. In het beleggingsplan vindt de invulling van de strategische normportefeuille plaats, zoals die voortkomt

uit het risicoprofiel voor het beleggingsbeleid.

De beleggingen bestaan slechts voor een klein gedeelte uit activa die niet op korte termijn in liquiditeit kunnen worden

omgezet. Via de rapportages van de vermogensbeheerder wordt inzicht gegeven in de liquiditeit van de portefeuille. In geval

van illiquide assetclasses wordt beoordeeld of spreiding over meerdere managers wenselijk is. In het jaarlijks beleggingsplan

wordt een normweging voor de verschillende asset classes en hierbinnen de invulling met beleggingsfondsen en/of

mandaten vastgelegd. Hierbij is spreiding over regio’s en sectoren een belangrijk uitgangspunt. De rapportage van de

vermogensbeheerder bevat een overzicht van de grootste exposures naar landen en sectoren.

Kredietrisico

Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten,

leningen, vorderingen en ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan restricties onderhevig zijn van

buitenlandse beleggingsinstellingen.

Het inherent risico wordt door het bestuur als hoog ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot kredietrisico is

beperkt. Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico.

Het fonds let scherp op kredietwaardigheid en liquiditeit. Belangrijke aandachtspunten betreffen hierbij de door het fonds

gehanteerde derivatenconstructies in het kader van de afdekking van het rente- en valutarisico. Het fonds heeft er bewust

voor gekozen om de beleggingen in staatsobligaties te beperken tot schuldtitels uitgegeven door de meest kredietwaardige

landen. Bij aanpassingen van de strategische benchmark wordt altijd geanalyseerd wat de gevolgen daarvan voor de

spreiding over individuele debiteuren zijn. De fiduciair manager rapporteert op kwartaalbasis over de ratings van en de

exposures naar landen/regio’s en sectoren. Het tegenpartijrisico uit hoofde van derivaten wordt gemitigeerd door zorgvuldige

tegenpartijselectie en dagelijkse uitwisseling van onderpand. Bij de keuze voor een beleggingsfonds wordt altijd getoetst hoe

met tegenpartijrisico wordt omgegaan.

Verzekeringstechnisch risico

Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of

beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en

premiestelling van de pensioenregeling.

Dit risico is nader onderverdeeld in sterfte, arbeidsongeschiktheid en concentratie en correlatie.

Page 56: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 55

Het inherent risico wordt door het bestuur als aanzienlijk ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot

verzekeringstechnisch risico is beperkt. Beheersmaatregelen zien vooral op het reduceren van de kans van het risico.

Het fonds schenkt jaarlijks aandacht aan het resultaat op sterfte en arbeidsongeschiktheid. De waarmerkend actuaris stelt

jaarlijks een actuariële verklaring op en is aanwezig op de bestuursvergadering waarin de jaarstukken worden besproken.

Grondslagen worden geactualiseerd en waar nodig aangepast. Het fonds monitort de ontwikkelingen in het werkgevers- en

deelnemersbestand.

Omgevingsrisico

Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten het pensioenfonds komende veranderingen op het gebied van

concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat.

Dit risico is nader onderverdeeld in afhankelijkheid, reputatie, ondernemingsklimaat en communicatie.

Het inherent risico wordt door het bestuur als hoog ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot omgevingsrisico

is aanzienlijk. Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico.

Dit risico is voor het fonds zelf het minst direct te beïnvloeden. Om die reden volgt het fonds ontwikkelingen in de nabije

omgeving van het fonds op de voet. Dit betreft met name ontwikkelingen bij aangesloten werkgevers, media-aandacht voor

pensioen in algemene zin en media-aandacht voor het fonds in het bijzonder. Communicatie en engagement zijn belangrijke

instrumenten voor het fonds in de beheersing van het omgevingsrisico. Het bestuur heeft een transparantiedocument

opgesteld waarin de gemaakte keuzes en het beleid voor goed pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd. Belanghebbenden

worden actief door het fonds geïnformeerd. Het fonds heeft een communicatiebeleidsplan opgesteld. Voor iedere doelgroep

zijn communicatiedoelstellingen geformuleerd met betrekking tot houding, kennis en gedrag. De communicatiedoelstellingen

uit het beleidsplan worden jaarlijks via een jaarplan met een begroting concreet ingevuld en door het bestuur vastgesteld.

Het fonds wil maatschappelijk verantwoord beleggen bij haar keuzes in belangrijke mate laten meewegen. Het fonds is zich

bewust van haar maatschappelijke functie en verantwoordelijkheden. Maatschappelijk verantwoord beleggen geeft

uitdrukking aan het feit dat het fonds op basis van ethische principes bepaalde beleggingen uitsluit.

Tevens bewaakt het fonds haar onafhankelijkheid bij beleidsbeslissingen en ziet erop toe dat deze beleidsbeslissingen vrij

van belangenverstrengeling worden genomen.

Operationeel risico

Het operationeel risico is het risico dat samenhangt met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting of

procesuitvoering.

Dit risico is nader onderverdeeld in (pre)acceptatie/transactie, verwerking, informatie, productontwikkeling, kosten, personeel

en fraudegevoeligheid.

Het inherent risico wordt door het bestuur als aanzienlijk ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot operationeel

risico is laag. Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico.

Het bestuur stelt hoge kwaliteitseisen op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit

geautomatiseerde systemen, van zowel het pensioenfonds als de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn. Het

bestuur heeft uit haar midden diverse adviescommissies ingesteld. Deze commissies worden ondersteund door externe

Page 57: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 56

adviseurs. Verantwoording over het gevoerde beleid wordt afgelegd aan het verantwoordingsorgaan. Het fonds beschikt over

een geschiktheidsplan inclusief opleidingsplan. Jaarlijks evalueert het bestuur het eigen functioneren. Het fonds brengt

jaarlijks de hoofd- en nevenfuncties in kaart en nieuwe nevenfuncties moeten door betrokkenen gemeld worden. Relevante

wijzigingen in wet- en regelgeving worden afgestemd met werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers en de uitvoerders

aan wie activiteiten zijn uitbesteed.

Het fonds beschikt over een uitbestedingsbeleid, dat elke twee jaar door het bestuur wordt geëvalueerd. De kwaliteitseisen

met betrekking tot de organisaties, waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed, vallen onder uitbestedingsrisico.

Uitbestedingsrisico

Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede

werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel, worden geschaad.

Dit risico is per externe uitvoerder nader onderverdeeld in continuïteit bedrijfsvoering en kwaliteit dienstverlening.

Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot

uitbestedingsrisico is eveneens beperkt. Beheersmaatregelen zien vooral op het reduceren van de kans van het risico.

Het uitbestedingsrisico vormt een zeer belangrijk aandachtsgebied voor het fonds. Zowel het pensioenbeheer als het

vermogensbeheer is uitbesteed. Dit risico vormt als het ware de keerzijde van met name het operationeel risico, het IT-risico

en het integriteitsrisico van het fonds. Het fonds beheerst operationele risico’s zoveel mogelijk door eisen te stellen aan zijn

dienstverleners. Daarbij kan worden gedacht aan regels aangaande de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de door de

externe dienstverleners te leveren werkzaamheden en van de bij deze dienstverleners werkzame personen. Het fonds laat

zich regelmatig infomeren over de wijze waarop de externe uitvoerders deze risico’s beheersen. Hiertoe wordt gebruik

gemaakt van diverse maand-, kwartaal- en/of jaarrapportages van de externe uitvoerders. Het fonds vormt zich jaarlijks een

oordeel over de financiële gezondheid van de partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed. Van alle uitvoerders wordt

verlangd dat zij een adequate eigen integriteitregeling of een eigen gedragscode kennen die voldoet aan de eisen van het

pensioenfonds en deze opvolgen.

IT-risico

Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd worden

ondersteund door IT.

Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot

uitbestedingsrisico is eveneens beperkt.

Door de volledige uitbesteding van het pensioen- en vermogensbeheer beschikt het fonds niet over een eigen IT-

infrastructuur. Voor het fonds zelf beperkt dit risico zich tot de hardware en software die leden van het bestuur en van de

bestuursorganen gebruiken voor het uitoefenen van hun functie. Het fonds verwacht van deze leden dat de IT-middelen, die

zij voor het uitoefenen van hun functie gebruiken, voldoen aan de normen die vandaag de dag aan de beheersbaarheid,

continuïteit en beveiliging van IT worden gesteld. Ten aanzien van de IT-omgeving van de externe uitvoerders steunt het

fonds op de beheersmaatregelen van de diverse dienstverleners als onderdeel van het uitbestedingsrisico.

Page 58: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 57

Integriteitrisico

Het integriteitsrisico is het risico dat de integriteit van het pensioenfonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere,

onethische gedragingen van het pensioenfonds in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door het

pensioenfonds opgestelde normen.

Dit risico is nader onderverdeeld in benadeling derden, voorwetenschap, witwassen, terrorismefinanciering en onoorbaar

handelen.

Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot integriteitrisico

is laag. Beheersmaatregelen zien vooral op het reduceren van de kans van het risico.

Integer handelen is binnen het fonds verankerd in de totale compliancestructuur. Alle betrokkenen bij het fonds, zowel intern

als extern, worden geacht te voldoen aan het geheel van interne en externe wet- en regelgeving, dat op het fonds van

toepassing is. Het fonds beschikt onder andere over een gedragscode en een incidenten- en klokkenluidersregeling,

hanteert het 4-ogenprincipe en heeft een compliance-officer aangesteld die de naleving bewaakt. Het fonds beschikt over

een klachten- en geschillenregeling. Het fonds volgt de wet- en regelgeving rondom witwassen en terrorismefinanciering en

toetst bij wijzigingen in wet- en regelgeving de opvolging daarvan door de externe uitvoerders.

In 2015 heeft het fonds een uitgebreide integriteitrisicoanalyse uitgevoerd. Naar aanleiding van deze analyse heeft het

bestuur besloten in aanvulling op de reeds bestaande beheersmaatregelen de privérelaties en privébelangen in relatie tot de

zakelijke relaties van het fonds in kaart te brengen om mogelijke situaties van belangenverstrengeling te kunnen signaleren

en daarop actie te kunnen ondernemen.

Juridisch risico

Het juridisch risico is het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk

bedreigd worden van de rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet

correct gedocumenteerd zijn.

Dit risico is nader onderverdeeld in wet- en regelgeving en aansprakelijkheid.

Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt ingeschat. De overall risicotolerantie met betrekking tot juridisch risico

is laag. Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico.

Het fonds maakt bij de opstelling van alle voor het fonds relevante juridische documenten gebruik van de diensten van daarin

gespecialiseerde partijen. Het fonds volgt de ontwikkelingen rondom wet- en regelgeving op de voet en past waar nodig het

beleid en de bijbehorende fondsdocumenten aan. Voor het bestuur is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering

afgesloten. Contractuele verplichtingen met derden kunnen uitsluitend worden aangegaan door minimaal één door de

werkgever benoemd bestuurslid én één door de deelnemers gekozen bestuurslid tezamen.

Page 59: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 58

3.11 Financiering VPL-overgangsregeling

Begin 2013 heeft het fonds besloten een bestemmingsreserve te vormen voor de financiering van de inkoop van de VPL-

overgangsrechten. In het jaarverslag over het boekjaar 2012 is de bestemmingsreserve voor de eerste maal opgenomen. In

2013 heeft het bestuur besloten om de VPL-gelden vanaf boekjaar 2013 te verantwoorden als “Schuld inzake VPL”.

3.11.1 Schuld inzake VPL

De door de sector betaalde premie voor de VPL-regeling en overige stortingen worden per sector toegevoegd aan de Schuld

inzake VPL. Voor de inkoop van pensioen vanuit de Schuld inzake VPL wordt aangesloten bij de wijze van inkoop van de

basisregeling. Voor het rendement wordt aangesloten bij het behaalde fondsrendement.

In onderstaande tabel wordt het verloop van de bestemmingsreserve in 2015 weergegeven.

(Bedragen x EUR 1.000)

Verloop schuld VPL 2015 2014

Stand 1 januari 51.646 22.077

Premie 24.428 23.212

Lasten inkoop -6.570 -830

Rendement 583 7.187

Overig 24.747

Stand 31 december 94.844 51.646

Sociale partners hebben besloten het batig saldo van PPVGI en VUVLEGRO in te zetten voor de financiering van VPL-

aanspraken. Deze baten zijn verantwoord onder de post overige. Ten aanzien van het ingebrachte batig saldo van PPVGI

geldt dat het bestuur van VLEP de mogelijkheid heeft dit saldo in te zetten ter compensatie van de voormalig deelnemers

van PPVGI indien deze onevenredig hard getroffen zouden worden door eventuele herstelmaatregelen van VLEP.

3.12 Toekomstparagraaf

In 2015 stelde het fonds een toekomstanalyse op. Directe aanleiding hiervoor was een verzoek van DNB om inzicht te geven

in de mogelijke kwetsbaarheden van het fonds. Hierbij is gekeken naar kosten per deelnemer, vergrijzing, premiestuur,

krimp, kostenvoorziening, dekkingsgraad, omvang, organisatorisch en bestuurlijk.

De conclusie van de analyse was dat voor vrijwel alle kwetsbaarheidsindicatoren geldt dat deze zich (ruim) boven het

kwetsbaarheidsniveau bevinden. Voor de kwetsbaarheidsindicator ‘dekkingsgraad’ geldt dat niet; de dekkingsgraad is relatief

laag en door de overgang naar het nFTK en de wijziging van de UFR is deze verder onder druk komen te staan. Van deze

kwetsbaarheid is het bestuur zich terdege bewust. De dekkingsgraad is op het moment van het schrijven van dit jaarverslag

dusdanig verslechterd dat het onwaarschijnlijk is dat het fonds het gewenste herstel bereikt zonder het nemen van

herstelmaatregelen zoals het verlagen van de pensioenen. Als de situatie niet verbetert, zijn deze maatregelen al in 2017

noodzakelijk.

Page 60: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 59

3.12.1 Stappen op weg naar een nieuw pensioenstelsel

Het kabinet werkt aan een nieuw pensioenstelsel. Op 6 juli gaf Klijnsma vier hoofdlijnen voor een nieuw stelsel aan. En op 18

december schetste ze in een werkprogramma welke vraagstukken en oplossingsrichtingen tot de zomer van 2016 worden

onderzocht en uitgewerkt. De SER werkt de nieuwe voorkeursvariant persoonlijk pensioenvermogen met collectieve

risicodeling uit. En doet onderzoek naar de overgangsproblematiek bij het afschaffen van de doorsneesystematiek. Vier

ambtelijke werkgroepen werken de hoofdlijnen voor een nieuw pensioenstelsel uit.

1. Gedifferentieerde aanpak: een toereikend pensioen voor alle werkenden. Het kabinet vindt dat sommige werknemers te

veel pensioen opbouwen, omdat ze elders ook vermogen opbouwen. Zzp-ers bouwen geen pensioen op. Het kabinet wil dit

graag voor ze mogelijk maken, maar dat verplichten is nu nog een brug te ver.

2. Overgang naar een actuarieel correcte systematiek van pensioenopbouw. Daarmee bedoelt het kabinet de afschaffing van

de doorsneesystematiek. Het gaat dan om leeftijdsonafhankelijke doorsneepremie en pensioenopbouw. Idee is dat het

nieuwe systeem per 2020 van start gaat.

3. Naar een transparanter en eenvoudiger pensioen. Dit betekent volgens staatssecretaris Klijnsma dat de regeling in

beginsel moet uitgaan van opbouw van persoonlijke pensioenvermogens.

4. Meer ruimte voor maatwerk en keuzemogelijkheden. Het kabinet gaat de mogelijkheden verkennen. En kijkt ook naar

mogelijke combinaties van pensioen wonen en zorg.

Dit alles moet vóór de zomer van 2016 resulteren in een uitwerkingsnota met een aantal varianten. Het Centraal Planbureau

rekent die varianten door. De bedoeling van de doorrekeningen is dat de politieke partijen ze kunnen gebruiken bij het

opstellen van de verkiezingsprogramma's. Het nieuwe pensioenstelsel wordt dus een thema bij de verkiezingen in maart

2017. Het idee is nu dat het volgende kabinet dan met concrete voorstellen komt voor een nieuw toekomstbestendig

pensioenstelsel.

Volgens staatssecretaris Klijnsma is het maken van een dergelijk nieuw stelsel heel complex. Maar op weg naar een nieuw

stelsel kunnen wel alvast stappen gezet worden. Het kabinet ziet de wetsvoorstellen Variabele pensioenuitkering en

algemeen pensioenfonds als voorbeelden van stappen in de goede richting.

Het bestuur volgt alle ontwikkelingen nauwlettend en gaat er verder mee aan slag wanneer de ontwikkelingen concreter

worden.

Page 61: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 60

4 Uitvoering van de pensioenregeling

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen

de wijzigingen in statuten en reglementen die in 2015 zijn doorgevoerd aan de orde.

4.2 De pensioenregeling

Pensioensysteem

Het pensioensysteem is een zogenaamde middelloonregeling. De pensioenuitkering is gebaseerd op het salaris dat

gemiddeld verdiend wordt. De pensioenuitkering betreft een levenslange uitkering en gaat in op de eerste van de maand

waarin de 67 jarige leeftijd wordt bereikt.

Toetredingsleeftijd

Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het pensioenfonds, neemt verplicht deel aan de

pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 20 jaar wordt.

Pensioenleeftijd

De normale pensioenleeftijd is 67 jaar; het is mogelijk de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen tot op zijn vroegst

58 jaar. Uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is mogelijk tot maximaal 70 jaar.

Pensioengrondslag

Als pensioengrondslag geldt het pensioengevend loon verminderd met de franchise. De franchise bedroeg in 2015 EUR

11.991,- (2014: EUR 11.704,-). Het maximum pensioengevend salaris in 2015 bedroeg EUR 63.540,- (2014: EUR 62.018,-).

Opbouwpercentage ouderdomspensioen

De premie voor de basisregeling is in 2015 vastgesteld op 20,5% bij opbouwpercentage van 1,7%. Enkele sectoren hebben

de oplossing voor het financieringsprobleem gezocht in een verlaagd opbouwpercentage.

SectorOpbouwpercentage

2015

Vleeswaren 1,6%

Gemaksvoeding 1,7%

Versvlees 1,4%

Pluimveevlees 1,57%

Page 62: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 61

VPL overgangsregeling

De deelnemers, geboren na 31 december 1949, krijgen een extra ouderdomspensioen op de pensioendatum of ultimo 2020

als zij onafgebroken tot deze datum deelnemer van het fonds VLEP zijn geweest en voldoen aan de voorwaarden in het

reglement, waaronder de voorwaarde dat er op 1 januari 2006 sprake was van deelnemerschap. Het extra

ouderdomspensioen is afhankelijk van het geboortejaar en het salaris per ultimo 2005 en de gewogen parttimefactor van

1 januari 2006 tot pensioendatum of, indien eerder, 31 december 2020.

Partnerpensioen

Het partnerpensioen bedraagt 70% van het te behalen ouderdomspensioen. Op het voor 2014 opgebouwde levenslang

partnerpensioen blijft het pensioenreglement 2006 van toepassing.

Tijdelijk partnerpensioen

Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 30% van het te behalen ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen loopt door

tot de AOW-leeftijd van de nabestaande.

Wezenpensioen

Het halfwezenpensioen bedraagt 14% van het te behalen partnerpensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar of tot 27 jaar voor

studerende kinderen. Als beide ouders zijn overleden, wordt het wezenpensioen verdubbeld.

Herschikken

Op de pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht zijn (opgebouwde) partnerpensioen geheel of gedeeltelijk om

te ruilen in een hoger ouderdomspensioen of andersom. Daarnaast heeft de (gewezen) deelnemer het recht een deel van

het ouderdomspensioen te gebruiken om het ouderdomspensioen eerder in te laten gaan dan op de pensioendatum. Uitstel

van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is mogelijk tot maximaal 70 jaar. Tot slot heeft de (gewezen) deelnemer

bij wie het ouderdomspensioen ingaat op de pensioendatum het recht de hoogte van het ouderdomspensioen te variëren.

Premie

De premie voor de basisregeling bedraagt 20,5% van de pensioengrondslag.

Naast de basisregeling wordt er met ingang van 2012 ook premie geheven voor de financiering van de

overgangsmaatregelen. De premiepercentages die hierbij horen verschillen per sector.

SectorPremie 2015

basisregeling

Premie 2015

overgangsregelingPremie totaal 2015

Vleeswaren 18,3% 4,5% 22,8%

Gemaksvoeding 20,4% 4,8% 25,2%

Versvlees 17,3% 7,2% 24,5%

Pluimveevlees 19,05% 4,25% 23,3%

Premievrijstelling

Als een deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Voor de

voortzetting van de pensioenopbouw is over dit inkomensgedeelte geen bijdrage verschuldigd.

Page 63: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 62

4.3 Wijzigingen statuten en reglementen

De statuten, het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement van het fonds zijn in 2015 aangepast. Daarnaast zijn er

nieuwe reglementen opgesteld.

4.3.1 Statuten

De statuten van het pensioenfonds zijn per 1 juli 2015 als volgt gewijzigd:

- De beleidsdekkingsgraad is opgenomen in artikel 3 lid 3.

- In artikel 8 is de rol van de raad van toezicht bij het benoemen van bestuursleden ook herbenoemen toegevoegd.

- In artikel 11 is toegevoegd dat het verantwoordingsorgaan een bindende voordracht doet voor (her)benoeming van

een lid van de raad van toezicht.

De akte van statutenwijziging is op 17 juli 2015 bij de notaris gepasseerd.

4.3.2 Pensioenreglement

Het pensioenreglement is in 2015 gewijzigd. De wijzigingen waren zowel inhoudelijk als tekstueel. De inhoudelijke

wijzigingen met gevolgen voor de deelnemers zijn in een nieuwsbrief aan de actieve deelnemers van het fonds meegedeeld.

Reglementering gewijzigde opbouwpercentages

De gewijzigde opbouwpercentages per 1 januari 2015 voor de sectoren Vlees en Pluimveevlees zijn opgenomen in het

pensioenreglement.

Reglementering verlaging aanspraken op extra ouderdomspensioen

De sociale partners hebben ook in 2014 uitvoerig gesproken over de financiering van de VPL-overgangsregeling. Sociale

partners hebben hiertoe maatregelen getroffen die hun weerslag vinden in pensioenreglement 2015. Sociale partners in de

Pluimveevleessector hebben besloten de VPL-aanspraken per 1 januari 2015 verder te verlagen met 6%. Sociale partners in

de Vleeswarenindustrie hebben besloten om de VPL-aanspraken per 1 januari 2015 met 18% te verlagen. Dit besluit van

sociale partners Vleeswaren is later teruggedraaid naar aanleiding van nieuwe afspraken over de financiering van de VPL-

aanspraken.

Bijzonder partnerpensioen

Het bestuur heeft de wettelijke mogelijkheid tot terugvloeien van het bijzonder partnerpensioen naar de deelnemers indien de

gewezen partner komt te overlijden, aangegrepen om deze mogelijk op te nemen in het pensioenreglement.

Tijdelijk partnerpensioen (pensioenreglement 2002)

Het bestuur heeft besloten om de einddatum van het tijdelijk partnerpensioen in het pensioenreglement 2002 (voor

deelnemers geboren voor 1950) te wijzigen in de datum waarop de nabestaande de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. In het

pensioenreglement 2014 was dit reeds doorgevoerd.

Page 64: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 63

Prepensioen

Met ingang van 1 oktober 2015 is het pensioenreglement 2014 gewijzigd door het opnemen van enkele artikelen m.b.t. de

collectieve waardeoverdracht van de prepensioenrechten van PPVGI naar VLEP.

4.3.3 Uitvoeringsreglement

In het uitvoeringsreglement is, naar aanleiding van het nFTK, een aantal wijzigingen doorgevoerd per 1 juli 2015. Deze

wijzigingen betroffen de wijze waarop de premie wordt vastgesteld, het toeslagbeleid, het herstelbeleid en het kortingsbeleid.

4.3.4 Reglement verantwoordingsorgaan

Per 1 januari 2015 is het reglement verantwoordingsorgaan als volgt gewijzigd:

- Het adviesrecht van het verantwoordingsorgaan is verduidelijkt in artikel 8. Het adviesrecht over de samenstelling

van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten is onder sub l toegevoegd.

4.4 Slotopmerkingen

Hierna is het verslag opgenomen van de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan. Na deze rapportages volgt de

jaarrekening waarin de financiële gegevens over het boekjaar 2015 staan vermeld.

Tot slot danken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van de stichting.

De Meern, 16 juni 2016

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

De heer J.M. van Beek De heer J.E. Klijn

Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter

Page 65: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 64

5 Raad van toezicht

5.1 Inleiding

De raad van toezicht heeft haar bevindingen en aanbevelingen gerapporteerd aan het verantwoordingsorgaan.

Het intern toezicht richt zich op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Het intern

toezicht ziet in ieder geval toe op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur.

Het intern toezicht vormt zich ook een oordeel over het functioneren van het bestuur. In 2015 heeft de raad van toezicht zich

gericht op de thema’s governance, uitbesteding en risicomanagement, vermogensbeheer, financiële opzet en evenwichtige

belangenafweging en communicatie.

De raad heeft haar eigen functioneren door middel van een zelfevaluatie getoetst aan de hand van een vragenlijst van de VITP.

5.2 Governance

De raad constateert dat de vergadermethodiek, per kwartaal met omvangrijke agenda’s èn het ontbreken van een formele

portefeuilleverdeling, leidt tot een zware belasting van het dagelijks bestuur. De besluitvorming door het bestuur is daarmee

minder effectief.

Wel is in 2015 verder invulling gegeven aan de commissiestructuur. De raad vraagt aandacht voor de effectiviteit en reikwijdte

van de auditcommissie vanwege de brede taakstelling van deze commissie, waarin eveneens het jaarwerk èn IRM

onderwerpen worden behandeld.

Het bestuur werkt nog met algemene functieprofielen.

5.3 Risicomanagement

De raad is van mening dat het door het bestuur vastgestelde Beleidsplan Integraal RisicoManagement een goede basis is voor

het risicomanagement van het bestuur. Wel vraagt de raad aandacht voor een goede bestuurlijke inbedding, het volledige

bestuur is verantwoordelijk en bij alle bestuursonderwerpen zou meer aandacht gegeven kunnen worden aan de risico’s die met

de gevraagde besluitvorming gepaard gaat.

5.4 Vermogensbeheer

Het fonds heeft een duidelijke structuur neergezet qua vermogensbeheer. De rollen van fiduciair beheerder, fondsselectie en

beleggingsadviseur zijn helder, alsmede de bevoegdheden van bestuur en beleggingscommissie. Voor de raad zijn echter

heldere evaluatiecriteria en –momenten niet zichtbaar.

Page 66: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 65

Ook wordt, onder meer in beleggingsplan en jaarverslag, aandacht besteed aan de gemaakte beleggingskeuzes. Er zijn heldere

beleggingsbeginselen geformuleerd, de keuzes van de beleggingscategorieën en de verdeling tussen actief en passief

beleggen zijn onderbouwd.

Bij de selectie van interne fondsen wordt een stevige onderbouwing gevraagd, concrete eisen ontbreken echter.

Het geformuleerde MVB beleid is erg algemeen omschreven, een eigen, bij het fonds passend, karakter ontbreekt.

5.5 Financiële opzet en evenwichtige belangenafweging

De financiële opzet van het fonds is opnieuw vastgesteld. Daarbij is een afweging gemaakt van de samenhang tussen ambitie,

premie en risico en is in het bestuur een discussie gevoerd over de belangen van alle bij het fonds betrokken partijen, echter

zonder vooraf afgestemde uitgangspunten en een kwantificering van hoe de verschillende beslissingen uitpakken voor de

diverse groepen. Ook worden de overwegingen rond de evenwichtige belangenbehartiging en de besluitvorming niet schriftelijk

vastgelegd.

5.6 Aanbevelingen

De raad heeft een aantal aanbevelingen geformuleerd die aansluiten bij de hiervoor weergegeven bevindingen.

Dit betreft allereerst de vergaderstructuur en besluitvorming. De raad ziet graag een evaluatie van de vergaderstructuur en de

besluitvorming in het bestuur. Blijvende aandacht voor een effectieve besluitvorming is noodzakelijk, waarbij de kern van de

discussie en de afwegingen in de notulen worden vastgelegd. Het is wenselijk een aparte IRM-commissie in te richten, los van

de Auditcommissie. Hierbij passen ook specifieke functieprofielen en een competentiematrix.

Voor een effectief risicomanagement beveelt de raad aan dat het bestuur als geheel zich actief bemoeit met het

risicomanagement, en dat bij de besluitvorming alle mogelijke risico’s worden betrokken en dat de risico’s bij de jaarlijkse

risicoanalyse worden gemonitord.

Bij het beleggingsbeleid is het wenselijk dat het bestuur heldere evaluatiecriteria en –momenten hanteert die formeel vastgelegd

zijn die bij de periodieke beoordeling van de uitbestedingspartijen gebuikt kunnen worden. Daarnaast acht de raad het wenselijk

dat het bestuur concrete eisen formuleert bij de selectie van interne fondsen van de uitbestedingspartij.

Het geformuleerde MVB beleid kan verder worden verdiept en meer specifiek worden ingevuld.

Tot slot beveelt de raad aan dat het bestuur bij besluiten de evenwichtige belangenafweging nadrukkelijk meeweegt, ook op een

kwantitatieve wijze, met van te voren besproken criteria. Daarnaast is het wenselijk de kern van de discussie en de afwegingen

vast te leggen in notulen.

Page 67: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 66

5.7 Verklaring inzake goedkeuring van het jaarverslag en de

jaarrekening

De raad van toezicht van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

verklaart, conform het gestelde in artikel 3, lid 6 van het Reglement van de raad van toezicht, goedkeuring te verlenen aan het

besluit tot vaststelling van het jaarverslag 2015 en de jaarrekening 2015.

De Meern, 16 juni 2016

Namens de raad van toezicht van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en

Pluimveevlees

De heer M. Simon

Voorzitter raad van toezicht

5.8 Reactie bestuur

Het bestuur dankt de raad van toezicht voor haar inzet en haar waardevolle bevindingen, conclusies en aanbevelingen. Het

bestuur zal het rapport bespreken in de bestuursvergadering en de aanbevelingen opnemen op de agenda van het bestuur

De Meern, 16 juni 2016

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

De heer J.M. van Beek De heer J.E. Klijn

Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter

Page 68: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 67

6 Verantwoordingsorgaan

6.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan

Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit vertegenwoordigers van deelnemers, pensioengerechtigden en

werkgevers. De verhouding tussen het aantal leden namens werknemers en pensioengerechtigden is een afspiegeling van

hun vertegenwoordiging in het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan bestaat sinds 1 juli 2014 uit 9 leden: 6 leden

namens werknemers, 2 leden namens pensioengerechtigden en 1 lid namens werkgevers.

Het verantwoordingsorgaan heeft in 2015 4 keer vergaderd. Verder heeft het verantwoordingsorgaan, 3 keer overlegd met

een vertegenwoordiging vanuit het bestuur en 2 keer met de raad van toezicht. In november was er een dag scholing voor

het verantwoordingsorgaan.

Het verantwoordingsorgaan is op 31 december 2015 als volgt samengesteld:

Leden Namens Benoemd tot Organisatie

Vacature

Mevrouw J. van Bragt

De heer F. van Diepen

De heer O.A.H. Mars

De heer P. Peters

De heer G.J. ter Schuur

De heer R.C.J. Sevenstern

De heer P. van den Tillaart

werknemers

werknemers

werknemers

werknemers

pensioengerechtigden

werknemers

werknemers

pensioengerechtigden

1 juli 2016

1 juli 2018

1 juli 2016

1 juli 2016

1 juli 2018

1 juli 2018

1 juli 2018

1 juli 2016

FNV

FNV

FNV

FNV

De Unie

CNV Vakmensen

FNV

CNV Vakmensen

De heer G.W.P. Biemans werkgevers 1 juli 2018 COV

De heer Sevenstern is voorzitter van het verantwoordingsorgaan en de heer Peters vicevoorzitter. De heer Beattie (FNV) is

in het voorjaar van 2015 om gezondheidsredenen afgetreden als lid van het verantwoordingsorgaan. De heer Biemans

(COV) is in het voorjaar toegetreden tot het verantwoordingsorgaan als vertegenwoordiger van de werkgevers. In 2016 is de

heer Weltings toegetreden tot het verantwoordingsorgaan als opvolger van de heer Beattie.

Het jaar 2015 was het eerste volle jaar dat het verantwoordingsorgaan in haar nieuwe rol heeft gefunctioneerd. De leden

hebben veel energie gestoken in de positionering van het verantwoordingsorgaan. Het was ook voor het bestuur en de

pensioenuitvoeringsorganisatie wennen aan de nieuwe verhoudingen binnen het pensioenfonds.

Gedurende het jaar heeft het verantwoordingsorgaan de agenda van de successievelijke bestuursvergaderingen besproken,

voor zover de onderwerpen op die agenda tot de taken en verantwoordelijkheden van het verantwoordingsorgaan behoren.

Op herhaald uitdrukkelijk verzoek van het verantwoordingsorgaan aan het bestuur alsmede de

pensioenuitvoeringsorganisatie maakt laatstgenoemde sinds medio 2015 een selectie uit de agendapunten ten behoeve van

het verantwoordingsorgaan. Op die wijze is het niet noodzakelijk om alle vergaderstukken, die vaak vele honderden pagina’s

Page 69: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 68

omvatten, en vaak pas enkele dagen voor de vergadering ter beschikking worden gesteld, door te nemen. Hiermee wordt de

kwaliteit van werken van het verantwoordingsorgaan gewaarborgd.

Het verantwoordingsorgaan heeft gedurende het jaar meerdere keren haar zorg uitgesproken over de met enige regelmaat

opduikende kleine slordigheden aan de zijde van de pensioenuitvoeringsorganisatie. Het verantwoordingsorgaan gaat er

vanuit dat de door de pensioenuitvoeringsorganisatie toegezegde verbeteringen blijvend zullen worden doorgevoerd.

Bij de beoordeling van de vergaderstukken heeft het verantwoordingsorgaan, als vertegenwoordiger van werknemers,

gepensioneerden, slapers en werkgevers, met name oog voor een aantal thema’s:

• evenwichtige belangenbehartiging;

• marktconforme regeling en premiestelling;

• communicatie;

• kwaliteit van besturen en werkwijze van het fonds.

Daar waar nuttig of nodig wijst het verantwoordingsorgaan het bestuur op deze belangrijke thema’s.

Als het verantwoordingsorgaan door het bestuur om advies wordt gevraagd, probeert het verantwoordingsorgaan dit ook nog

voor de bestuursvergadering te geven. Dat lukt niet altijd, gezien de tijdsdruk. Het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur

geadviseerd om een advies-jaarplanning dan wel advies-agenda op te stellen. Dit zal een effectievere samenwerking ten

goede komen.

6.2 Bevindingen, oordeel en aanbevelingen

In het verslagjaar waren dekkingsgraad en rentestand, zoals bijna overal in pensioenland, de dwingende, om niet te zeggen

bijna verlammende thema’s. Doordat de rentestand zo historisch laag is, zakt de dekkingsgraad steeds verder weg. Wij zijn

er van overtuigd dat het bestuur, en alle andere betrokkenen, er alles aan doen om de waarde van het fonds zo veel als

mogelijk in stand te houden. Desondanks keken wij met het bestuur telkens kritisch naar de stand van zaken en een mogelijk

lange termijn herstelplan. Het verantwoordingsorgaan is met het bestuur van mening dat het verlagen van pensioenen indien

enigszins mogelijk voorkomen moet worden.

Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur in 2015:

• een degelijk en goed beleid heeft gevoerd;

• heeft gehandeld in overeenstemming met de statuten en reglementen;

• voldoende invulling heeft gegeven aan de beheersing van de diverse risico’s;

• over het verslagjaar op degelijke wijze verantwoording aflegt in het jaarverslag.

Gegeven de omstandigheden blijft het pensioenfonds in een uiterst roerig werkveld prima overeind, zoals uit het jaarverslag

2015 blijkt. Wel vragen wij de aandacht van de pensioenuitvoeringsorganisatie voor een stukje performance verbetering.

Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de informatiestroom, met name documenten, vanuit het bestuur naar het

verantwoordingsorgaan anders georganiseerd dient te worden om zodoende de kwaliteit van werken te kunnen waarborgen.

Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur om te werken aan een tijdiger informatie-/documentenstroom. Daarbij

Page 70: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 69

adviseert het verantwoordingsorgaan het bestuur ook om tot een advies-jaarplan of –agenda te komen om de bestuurlijke

samenwerking te versterken.

Tot slot beveelt het verantwoordingsorgaan de communicatie met alle betrokkenen bij het fonds graag aan in de aandacht

van het bestuur. In deze tijden, waarin zaken snel en vaak veranderen, is heldere en vooral tijdige communicatie essentieel

voor de acceptatie van die veranderingen.

Het verantwoordingsorgaan is het bestuur, met name de voorzitters, en de pensioenuitvoeringsorganisatie dankbaar voor de

geleverde inspanningen ten bate van het pensioenfonds. Er wordt een consistent beleid gevoerd, hoe moeilijk de

omstandigheden, de toezichthouder zeker niet uitgesloten, het soms ook maken.

De Meern, 19 mei 2016

Namens het verantwoordingsorgaan van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en

Pluimveevlees

De heer R.C.J. Sevenstern

Voorzitter verantwoordingsorgaan

6.3 Reactie van het bestuur op het verslag van het

verantwoordingsorgaan

Aangezien het verantwoordingsorgaan van oordeel is dat het handelen van het bestuur in 2015 in overeenstemming is

geweest met de statuten en reglementen, het bestuur in 2015 een consistent beleid heeft gevoerd, voldoende invulling heeft

gegeven aan de beheersing van de diverse risico’s en over het verslagjaar op degelijke wijze verantwoording aflegt in het

jaarverslag, heeft het bestuur geen opmerkingen over het oordeel.

Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor zijn aandacht en aanbevelingen.

De Meern, 16 juni 2016

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

De heer J.M. van Beek De heer J.E. Klijn

Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter

Page 71: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 70

7 Jaarrekening

In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding

en Pluimveevlees statutair gevestigd te ‘s-Gravenhage de jaarrekening over boekjaar 2015 eindigend op 31 december 2015.

In hoofdstuk 8 Overige gegevens volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en van de accountant van het

pensioenfonds.

De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.

Page 72: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

1 7.1 BALANS PER 31 DECEMBER

(na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)

(x € 1.000)

2015 2014

ACTIVA

Beleggingen voor risico fonds (1)

Vastgoedbeleggingen 6.148 14.780

Aandelen 869.022 818.186

Vastrentende waarden 1.301.728 1.256.549

Derivaten 13.579 -

Overige beleggingen 36.873 15.324

2.227.350 2.104.839

Vorderingen en overlopende activa (2) 4.981 4.456

Overige activa (3) 3.342 4.675

2.235.673 2.113.970

PASSIVA

Stichtingskapitaal en reserves (4) -88.449 77.411

Technische voorzieningen (5) 2.223.353 1.973.569

Langlopende schulden (uit hoofde van VPL) (6) 94.834 51.646

Overige schulden en overlopende passiva (7) 5.935 11.344

2.235.673 2.113.970

(*) De nummering verwijst naar de toelichting

2015 2014

Dekkingsgraad op basis van FTK (in %)

Aanwezige dekkingsgraad 96,0 103,9

Beleidsdekkingsgraad 98,2 -

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________71

Page 73: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

2 7.2 STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2015

2015 2014

BATEN

Premiebijdragen risico pensioenfonds (van werkgevers enwerknemers) (8) 89.039 77.831

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (9) 11.647 360.486

Overige baten (10) 518 25

101.204 438.342

LASTEN

Pensioenuitkeringen (11) 31.197 30.092

Pensioenuitvoeringskosten (12) 3.926 3.913

Mutatie technische voorzieningen (13)

Pensioenopbouw 84.797 65.737

Indexering en toeslagen of verlagingen 72 -100

Rentetoevoeging 3.621 5.962

Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten -30.183 -29.683

Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 15.685 -4.877

Wijziging marktrente 172.368 392.404

Wijziging actuariële uitgangspunten -42 -22.299

Inkoop uit hoofde van VPL-regeling 7.606 690

Overige wijzigingen -4.140 -3.055

249.784 404.779

Saldo overdrachten van rechten risico pensioenfonds (14) -18.652 5.001

Overige lasten (15) 809 955

267.064 444.740

Saldo van baten en lasten -165.860 -6.398

2015 2014

Bestemming van het saldo van baten en lasten

Beleidsreserve -165.860 -6.398

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________72

Page 74: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

3 7.3 KASSTROOMOVERZICHT

(x € 1.000)

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.

2015 2014

Kasstroom uit pensioenactiviteiten

Ontvangen premiebijdragen risico fonds (inclusiefVPL) 106.943 105.588

Ontvangen waardeoverdrachten risicopensioenfonds 2.542 6.855

Betaalde pensioenuitkeringen -31.152 -30.052

Betaalde waardeoverdrachten risico pensioenfonds -2.960 -12.040

Betaalde pensioenuitvoeringskosten -3.989 -3.857

Ontvangen en betaalde overige baten en lasten -302 215

Ontvangsten in zake VPL gelden 20.376 -

91.458 66.709

Kasstroom uit beleggingsactiviteiten

Ontvangen inzake verkopen beleggingen 1.416.425 1.861.744

Betaald inzake aankopen beleggingen -1.546.171 -1.941.324

Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 22.372 23.183

Overige ontvangsten en betalingen inzakebeleggingen 14.384 -6.285

Betaalde kosten van vermogensbeheer 199 -2.617

-92.791 -65.299

Mutatie liquide middelen -1.333 1.410

Samenstelling geldmiddelen

2015 2014

Liquide middelen per 1 januari 4.675 3.265

Mutatie liquide middelen -1.333 1.410

Liquide middelen per 31 december 3.342 4.675

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________73

Page 75: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

4 7.4 ALGEMENE TOELICHTING JAARREKENING

Inleiding

Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees, statutair

gevestigd te ’s-Gravenhage, (hierna “het fonds”), is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan

gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van

de pensioenregeling van de in de branche verplicht gestelde aangesloten werkgevers.

De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld.

Overeenstemmingsverklaring

De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9

Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.

Het bestuur heeft op 16 juni 2016 de jaarrekening opgemaakt.

Vergelijking met voorgaand jaar

De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaand

jaar, met uitzondering van de toegepaste schattingswijzigingen zoals opgenomen in paragraaf "schattingswijzigingen".

Schattingswijzigingen

Wijzigingen in het financieel toetsingskader

Driemaands middeling: De methode van de driemaands middeling van de rente voor de waardering van de

pensioenverplichtingen is per 1 januari 2015 komen te vervallen. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening

pensioenverplichtingen van € 106.743. Dit resultaat is via de Staat van Baten en Lasten als last in de post wijziging

marktrente in het verslagjaar verantwoord. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2015 is 4,4%.

UFR-systematiek: Het niveau van de UFR was vastgesteld op 4,2%. Met ingang van 15 juli 2015 is de nieuwe UFR van

toepassing. Deze wordt vastgesteld op basis van de gerealiseerde maandelijkse '20-jaars forward rentes' in de

voorgaande 10 jaren. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen van € 88.716. Dit

resultaat is via de Staat van Baten en Lasten als last in de post wijziging marktrente in het verslagjaar verantwoord. Het

effect op de dekkingsgraad per 31 december 2015 is 3,7%.

Zowel het effect van het vervallen van de driemaandsmiddeling per 1 januari 2015 als het effect van de aanpassing van

de UFR-systematiek in de rentetermijnstructuur per 15 juli zijn per 31 december 2015 in het verloop van de technische

voorzieningen 2015 opgenomen.

ALGEMENE GRONDSLAGEN

Opname van een actief of een verplichting

Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar

het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de

balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van

middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Verantwoording van baten en lasten

Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel,

samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden,

waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het

economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting,

heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________74

Page 76: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle

risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de

verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans

opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de

toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties

worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post "nog af

te wikkelen transacties". Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.

Saldering van een actief en een verplichting

Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien

sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te

wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen

financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd

opgenomen.

Schattingen en veronderstellingen

De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en

schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde

waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.

De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen

worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening

gevolgen heeft.

Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen.

Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als

beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.

Vreemde valuta

Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. Deze

waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde

valuta's worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van

baten en lasten.

31-12-2015 31-12-2014

CHF 1,087 1,202

DKK 7,463 7,446

GBP 0,737 0,776

JPY 130,676 145,079

NOK 9,615 9,072

SEK 9,158 9,473

USD 1,086 1,210

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________75

Page 77: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

SPECIFIEKE GRONDSLAGEN

Beleggingen

Algemeen

De beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, slechts indien de reële waarde van een belegging niet

betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Overlopende activa

en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen

reële waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering.

Participaties in beleggingspools en -instellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden

gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering).

Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van reële waarde.

Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder

beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie.

Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico's en het realiseren van het vastgelegde

beleggingsbeleid. De derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel

uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd.

Vastgoedbeleggingen

Beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurskoers per balansdatum.

Niet-beursgenoteerde beleggingen in vastgoedfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de

onderliggende beleggingen. Indien de waarderingsgrondslagen van vastgoedfondsen afwijken, wordt de waardering zo

mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds.

Aandelen

Aandelen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Van beursgenoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet

beursgenoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende

beleggingen representeert.

Vastrentende waarden

Vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde inclusief opgelopen rente. Van ter beurze genoteerde

vastrentende waarden is dit de beurswaarde per balansdatum. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in

vastrentende waardenfondsen is dit de intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende beleggingen

representeert.

Participaties in beleggingsfondsen die beleggen in hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. De

reëlee waarde is berekend door middel van de “discounted cash flow”-methode (hierna: DCF-model). Bij de reële waarde

berekening is uitgegaan van een aantal parameters c.q. veronderstellingen met betrekking tot de disconteringsvoet en de

verwachte kasstroom.

De disconteringsvoet bestaat uit een basisrente gelijk aan de euroswapcurve plus opslagen voor type onderpand, soort

financiering en risicocategorie. De verwachte kasstroom is de te ontvangen rente en aflossing op basis van het gewogen

gemiddelde moment van ontvangst inclusief het vervroegd aflossingsrisico. De gehanteerde parameters in het DCF-

model zijn ultimo boekjaar geactualiseerd.

Derivaten

Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde

die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.

Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder de overige schulden en overlopende passiva

verantwoord.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________76

Page 78: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Securities lending

Het fonds neemt deel aan een securities-lendingprogramma, waarbij bepaalde effecten voor een korte periode worden

uitgeleend aan andere marktpartijen. Beleggingen die in het kader van een securities-lendingcontract worden uitgeleend,

blijven deel uitmaken van de balans en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling

zoals die geldt voor deze beleggingen.

Als onderpand ontvangen geldmiddelen worden opgenomen onder beleggingen. Indien als onderpand ontvangen

geldmiddelen zijn herbelegd, worden deze beleggingen opgenomen onder de desbetreffende beleggingencategorie. De

schuld uit hoofde van de ontvangen zekerheden is opgenomen onder de overige schulden. Indien uit hoofde van een

securities-lendingprogramma beleggingen als zekerheid zijn ontvangen worden deze beleggingen en de daarmee

samenhangende verplichtingen niet in de balans van het pensioenfonds opgenomen maar in de toelichting vermeld.

Vorderingen en overlopende activa

Vorderingen en overlopende activa worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste

verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen

sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van

oninbaarheid.

Overige activa

Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk

opeisbaar zijn. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Zij worden onderscheiden van tegoeden

in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd

onder de beleggingen.

Stichtingskapitaal en reserves

Algemeen

Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het

vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds en risico deelnemers en

overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn

opgenomen.

In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het

Besluit financieel toetsingskader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het surplusvermogen.

Beleidsreserve

De Beleidsreserve is bedoeld om alle niet-beleggingsrisico’s op te vangen. Dit betreft onder andere operationele risico’s,

inflatierisico en actuariële risico’s. Deze algemene reserve wordt gevoed door het resultaat, nadat de beleggingsreserve

op het juiste niveau is gebracht.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________77

Page 79: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Technische voorzieningen

Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds

De voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds wordt gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde wordt

bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met

de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de

opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen.

De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Per 1

januari 2015 wordt de nieuwe door DNB voorgeschreven Ultimate Forward Rate (UFR) gehanteerd. De mogelijkheid om

de zogenaamde driemaandsmiddeling van de rente toe te passen, is vanaf 1 januari 2015 komen te vervallen. Het

financiële effect van deze wijziging is toegelicht bij de schattingswijzigingen.

Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is uitgegaan van het op de balansdatum

geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door

het bestuur besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken toeslagverlening kan worden toegepast. Alle per

balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante

condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.

Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met

invaliditeit op basis van de contante waarde van de toekomstige opbouw waarvoor vrijstelling is verleend wegens

arbeidsongeschiktheid.

Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen,

waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.

De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31

december 2015:

Overlevingstafels

Prognosetafel AG2014 (startjaar 2016), waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een factor om het verschil

tussen de ervaringssterfte van het fonds en de algehele sterfte in de generatietafel tot uitdrukking te brengen. De door het

fonds gehanteerde ervaringssterfte is gebaseerd op de populatie van het fonds, jaarlijks gemonitord en is in 2014 herzien.

Partnerfrequentie

Voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor nog niet ingegane partnerpensioenen wordt

uitgegaan van een partnerfrequentie van 100%. Na de pensionering neemt de reservering af met de verwachte

sterftekansen van de partner.

Leeftijdsverschil man-vrouw

De leeftijd van de vrouwelijke respectievelijk mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar lager respectievelijk hoger

gesteld dan die van de deelnemer.

Voorziening voor uitgesteld wezenpensioen

De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de lasten van het nog niet ingegaan

partnerpensioen; bij de vaststelling van de lasten ter zake van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het

pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen.

Voorziening voor toekomstige excassokosten

Voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2,2%.

Voorziening voor toekomstige pensioenopbouw arbeidsongeschikten

Voor (gewezen) deelnemers is 90% van de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw in de voorziening

pensioenverplichtingen opgenomen.

IBNR

Deze bedraagt 0,7% van de som van de pensioengrondslagen van vorig jaar en van het huidige boekjaar.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________78

Page 80: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Onvindbaren

Voor pensioen dat nog niet is ingegaan (ouderdomspensioen vanaf pensioeningangsdatum en partnerpensioen van reeds

overleden deelnemers) omdat de deelnemer/partner onvindbaar is of niet reageert, wordt de reservering vanaf de

beoogde ingangsdatum de eerste 4 jaar volledig in stand gehouden.

Langlopende schulden (uit hoofde van VPL)

De VPL overgangsregelingen zijn door CAO partijen vastgesteld en opgenomen in het pensioenreglement. De

overgangsregelingen worden uitgevoerd door het fonds.De langlopende schuld uit hoofde van VPL betreft de

gefactureerde premie VPL. Hieraan worden de beleggingsresultaten toegevoegd, de inkoopsom van de extra

pensioenaanspraken wordt onttrokken aan deze schuld.

De verwerking van de VPL regeling vindt op de hiervoor beschreven wijze plaats teneinde vermenging van

pensioenvermogen met VPL-gelden tegen te gaan.

Overige schulden en overlopende passiva

Overige schulden en overlopende passiva worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste

verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen

sprake is van transactiekosten).

Dekkingsgraad

De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de

kortlopende schulden en minus de langlopende schulden uit hoofde van VPL te delen op de technische voorzieningen

zoals opgenomen in de balans.

Reële beleidsdekkingsgraad

In de reële beleidsdekkingsgraad wordt de verwachte stijging van de prijzen meegenomen als pensioenverplichting. Een

reële beleidsdekkingsgraad van 100% wil zeggen dat het fonds volledig kan indexeren met de prijsinflatie conform een

toekomstbestendig indexatiebeleid. Een toekomstbestendig indexatiebeleid houdt in dat er mag geïndexeerd worden

vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110% en is alleen toegestaan als er voldoende vermogen is om deze indexatie ook

in de toekomst te kunnen verlenen.

Onder het FTK is de beleidsdekkingsgraad leidend voor alle beleidsmaatregelen. De beleidsdekkingsgraad is het

gemiddelde van de dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden en is daarmee minder afhankelijk van dagkoersen.

GRONDSLAGEN VOOR DE RESULTAATBEPALING

Algemeen

Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en

lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen

voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten

worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.

Premiebijdragen van (werkgevers en werknemers)

Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te

brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn

toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Beleggingsresultaten

(In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________79

Page 81: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Indirecte beleggingsopbrengsten

Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen

en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde

waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen,

worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in

de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de herwaarderingen.

Directe beleggingsopbrengsten

Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden en soortgelijke

opbrengsten.

Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.

Kosten van vermogensbeheer

Onder kosten van vermogensbeheer worden de externe en de daaraan toegerekende interne kosten verstaan.

Verrekening van kosten

Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten,

provisies, valutaverschillen e.d.

Pensioenuitkeringen

De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen

zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.

Pensioenuitvoeringskosten

De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Mutatie technische voorzieningen voor risico pensioenfonds

Pensioenopbouw

De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar.

Rentetoevoeging

De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB

gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo boekjaar berekend over de

beginstand en de mutaties gedurende het jaar.

Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten

Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische

voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van

de financiering van de pensioenen in de verslagperiode.

Jaarlijks wordt 2,2% van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische

voorziening ten behoeve van de pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast valt 2,2% van de uitkeringen, afkopen en

uitgaande waardeoverdrachten vrij uit de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten

(excassokosten).

Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten

Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk

overgedragen pensioenaanspraken met betrekking tot de actuariële waarde.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________80

Page 82: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Wijziging marktrente

Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de

actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt hieronder verantwoord.

Tevens zijn per 31 december 2015 achtereenvolgens de volgende aanpassingen in de rentetermijnstructuur (RTS)

verwerkt: het vervallen van de driemaandsmiddeling en de aanpassing van de UFR van 4,2% naar 3,2%. Voor verdere

toelichting wordt verwezen naar de toelichting in de grondslagen inzake schattingswijzigingen.

Saldo overdrachten van rechten

De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel

overgedragen pensioenverplichtingen.

Overige baten en lasten

De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.

GRONDSLAGEN KASSTROOMOVERZICHT

Het kasstroomoverzicht is opgesteld overeenkomstig de directe methode. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als

zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en

beleggingsactiviteiten.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________81

Page 83: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

5 7.5 TOELICHTING OP DE BALANS

(x € 1.000)

ACTIVA

1. Beleggingen voor risico fonds

Verloopoverzicht per beleggingscategorie

Vastgoedbeleggingen Aandelen

Vastrentendewaarden Derivaten

Overigebeleggingen Totaal

Stand per 1 januari 2015 14.780 818.186 1.256.549 -8.556 15.324 2.096.283

Aankopen - 30.987 1.478.572 56.458 2.490 1.568.507

Verkopen -9.289 -55.943 -1.351.193 - - -1.416.425

Overige mutaties 79 -9 -36.002 - 21.548 -14.384

Waardemutaties 578 75.801 -46.198 -38.022 -2.489 -10.330

Stand per 31 december 2015 6.148 869.022 1.301.728 9.880 36.873 2.223.651

Bij: Valutaderivaten met een negatieve waarde 3.699

2.227.350

Vastgoedbeleggingen Aandelen

Vastrentendewaarden Derivaten

Overigebeleggingen Totaal

Stand per 1 januari 2014 31.582 721.386 898.470 2.275 10.360 1.664.073

Aankopen 2.693 775.735 1.138.832 24.064 - 1.941.324

Verkopen -19.835 -814.296 -1.027.613 - - -1.861.744

Overige mutaties 15 -229 1.535 - 4.964 6.285

Waardemutaties 325 135.590 245.325 -34.895 - 346.345

Stand per 31 december 2014 14.780 818.186 1.256.549 -8.556 15.324 2.096.283

Bij: Valutaderivaten met een negatieve waarde 8.556

2.104.839

In de aankopen boekjaar 2015 vastrentende waarden is een bedrag opgenomen van € 22.336 inzake overgekomen

stukken vanuit de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie in liquidatie (hierna PPVGI) als

gevolg van de collectieve waardeoverdracht en liquidatiesaldo.

Van het totaal van de beleggingen is een bedrag van € 94.834 verantwoord onder de VPL-regeling (2014: € 51.646). Dit

saldo wordt niet separaat belegd en maakt onderdeel uit van de totale beleggingen.

Overige mutaties betreft de mutaties in de vorderingen, schulden en liquide middelen in zake beleggingen.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________82

Page 84: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Onderpand met betrekking tot derivaten

Het pensioenfonds belegt in derivaten. Afhankelijk van de waarde van de derivaten ontvangt of verstrekt het fonds

onderpand. Bij een positieve waarde van de derivaten ontvangt het fonds onderpand, bij een negatieve waarde verstrekt

het fonds onderpand.

Het fonds heeft ultimo 2015 € 2.770 aan onderpand ontvangen in de vorm van liquiditeiten (2014: € 6.102 verstrekt) . Dit

ontvangen onderpand is verantwoord als schuld onder de overige beleggingen.

Reële waarde

Afgezien van de beleggingsvorderingen en -schulden zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen

reële waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een

aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen

op balansdatum benadert de reële waarde.

Voor de meerderheid van de beleggingen van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen.

Echter, bepaalde beleggingen zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -

technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de

boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:

Genoteerdemarktprijzen

Onafhankelijketaxaties

NCWberekeningen

Anderemethoden Totaal

Per 31 december 2015

Vastgoedbeleggingen 94 - - 6.054 6.148

Aandelen 295.573 - - 573.449 869.022

Vastrentende waarden 1.175.675 - 126.053 - 1.301.728

Derivaten - - - 9.880 9.880

Overige beleggingen 36.873 - - - 36.873

Totaal 1.508.215 - 126.053 589.383 2.223.651

Genoteerde marktprijzen Beleggingen met genoteerde marktprijzen worden verhandeld op een actieve markt. Hieronder

vallen aandelen en obligaties.

Netto contante waardeberekeningen (NCW) wordt gehanteerd voor de hypotheken portefeuille.

Andere methoden voor fondsbeleggingen (niet beursgenoteerd) wordt de waardering bepaald op basis van de laatst

ontvangen fondsrapportages. Voor € 589 miljoen (2014: € 540 miljoen) aan beleggingen betreft de netto

vermogenswaarde.

Genoteerdemarktprijzen

Onafhankelijketaxaties

NCWberekeningen

Anderemethoden Totaal

Per 31 december 2014

Vastgoedbeleggingen 8.259 - - 6.521 14.780

Aandelen 276.483 - - 541.703 818.186

Vastrentende waarden 1.187.263 - 69.286 - 1.256.549

Derivaten - - - -8.556 -8.556

Overige beleggingen 15.324 - - - 15.324

Totaal 1.487.329 - 69.286 539.668 2.096.283

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________83

Page 85: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Schatting van reële waarde

Vastgoed

Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en -technieken

betreft indirect vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. De eerste

waardering is verkrijgingsprijs inclusief transactiekosten. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe

erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert, binnen de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden,

eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden

uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als

basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen.

Aandelen

Aandelen, worden gewaardeerd tegen reële waarde. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor

niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de intrinsieke waarde, die de reële waarde van de

onderliggende beleggingen representeert.

Vastrentende waarden

Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld, betreft

hypotheken. De berekeningsgrondslag staat vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen.

Derivaten

Bij de schatting van de reële waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen.

Vastgoedbeleggingen

De vastgoed beleggingen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

31-12-2015 31-12-2014

Specificatie naar soort:

Indirect vastgoed 6.054 14.765

Beleggingsdebiteuren 94 15

6.148 14.780

Aandelen

31-12-2015 31-12-2014

Specificatie naar soort:

Aandelenbeleggingsfondsen 868.875 818.030

Beleggingsdebiteuren 147 156

869.022 818.186

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________84

Page 86: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Vastrentende waarden

De vastrentende waarden kunnen als volgt worden gespecificeerd:

31-12-2015 31-12-2014

Specificatie naar soort:

Directe vastrentende waarden

Staatsobligaties 353.570 258.157

Bedrijfsobligaties (credits) 333.468 349.279

Indirecte vastrentende waardenbeleggingen

LDI Fonds 480.744 537.686

Hypothekenfonds 124.648 68.233

Obligaties (high yield) 32.375 30.271

Overige

Beleggingsdebiteuren 12.624 23.059

Beleggingscrediteuren -35.701 -10.136

1.301.728 1.256.549

Er kunnen effecten worden uitgeleend waarvoor het fonds een leenvergoeding ontvangt. Hierbij wordt het juridische

eigendom van de betreffende effecten tijdelijk overgedragen aan externe partijen. Ultimo 2015 zijn geen effecten

uitgeleend (2014: geen effecten uitgeleend).

Derivaten

31-12-2015 31-12-2014

Specificatie naar soort:

Valutaderivaten 9.880 -8.556

Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat

derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De

portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de

door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden.

Het pensioenfonds gebruikt discretionaire derivaten uitsluitend om het valutarisico af te dekken. Eén van de belangrijkste

risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen

voldoen.

Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen.

Bovendien geldt dat altijd wordt gewerkt met onderpand.

Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten

waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen

een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden

valutarisico’s afgedekt.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________85

Page 87: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2015:

Type contractContract-omvang Activa Passiva

Valutaderivaten 1.191.056 13.579 3.699

De looptijd van de derivaten is korter dan een jaar.

Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2014:

Type contractContract-omvang Activa Passiva

Valutaderivaten 348.504 - 8.556

Overige beleggingen

De overige beleggingen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

31-12-2015 31-12-2014

Specificatie naar soort:

Beleggingsbanken 39.643 9.204

Cash collateral -2.770 6.120

36.873 15.324

Door het fonds wordt niet belegd in premiebijdragende (aangesloten) ondernemingen.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________86

Page 88: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

2. Vorderingen en overlopende activa

31-12-2015 31-12-2014

Vorderingen op werkgevers 2.868 3.084

Nog te factureren premie 1.769 1.337

Waardeoverdrachten 50 -

St. Prepensionering voor de Vleeswarenindustrie en de Gemaksvoedingindustrie 242 33

St. Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector - 2

Te vorderen uitkeringen 6 -

Overige vorderingen 46 -

4.981 4.456

Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een

voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige

risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de

voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode.

Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.

31-12-2015 31-12-2014

Nadere specificatie 'Vorderingen op werkgevers'

Werkgevers 6.352 6.403

Voorziening dubieuze debiteuren -3.484 -3.319

2.868 3.084

In 2015 is een bedrag van € 809 gedoteerd aan de voorziening (2014: toevoeging € 955). Er werd een bedrag van € 644

aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2014: € 86).

3. Overige activa

31-12-2015 31-12-2014

Liquide middelen 3.342 4.675

Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel

op korte termijn opeisbaar zijn. Bankrekeningen die beheerd worden door de vermogensbeheerder zijn onder de overige

beleggingen opgenomen.

Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________87

Page 89: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

PASSIVA

4. Stichtingskapitaal en reserves

Mutatieoverzicht eigen vermogen

Beleidsreserve

Stand per 1 januari 2015 77.411

Uit bestemming saldo van baten en lasten -165.860

Stand per 31 december 2015 -88.449

Stand per 1 januari 2014 83.809

Uit bestemming saldo van baten en lasten -6.398

Stand per 31 december 2014 77.411

31-12-2015

In %

31-12-2014

In %

Solvabiliteit

Aanwezig vermogen (pensioenvermogen) 2.134.904 96,0 2.050.980 103,9

Af: technische voorzieningen 2.223.353 100,0 1.973.569 100,0

Eigen vermogen -88.449 -4,0 77.411 3,9

Af: vereist eigen vermogen 403.387 18,1 305.078 15,5

Vrij vermogen -491.836 -22,1 -227.667 -11,6

Minimaal vereist eigen vermogen 97.733 4,4 87.771 4,4

Aanwezige dekkingsgraad 96,0 103,9

Beleidsdekkingsgraad 98,2 -

Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het

standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. De

uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder toelichting Risicobeheer.

De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totale activa -/- schulden) / Technische voorzieningen * 100%.

Het pensioenvermogen is als volgt berekend:

pensioenvermogen = pensioenverplichtingen+ stichtingskapitaal en reserves.

De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden.

Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het fonds zich in een situatie van

dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel tenminste gelijk is aan het

minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het fonds zich in een situatie van reservetekort.

De solvabiliteit van het fonds is niet toereikend. Er is zowel sprake van een reservetekort als van een dekkingstekort. Voor

de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________88

Page 90: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Herstelplan

Per 1 januari 2015 was de beleidsdekkingsgraad lager dan de dekkingsgraad behorende bij het vereist eigen vermogen.

Het fonds verkeerde dus in een situatie van reservetekort. Het fonds heeft daarom een herstelplan moeten opstellen,

waaruit blijkt dat het reservetekort binnen 12 jaar (dus uiterlijk ultimo 2026) wordt opgeheven. Zolang het fonds een

reservetekort heeft, zal er jaarlijks een nieuw herstelplan worden opgesteld. De herstelperiode zal in 2015 12 jaar

bedragen, in 2016 11 jaar en in de jaren daarna 10 jaar. De eventuele te nemen kortingen zullen worden uitgesmeerd

over een periode van 10 jaar.

De beleidsdekkingsgraad was per 1 januari 2015 eveneens lager dan de dekkingsgraad behorende bij het minimaal

vereist eigen vermogen. Het fonds verkeerde dus ook in een situatie van dekkingstekort. Indien het fonds zich 5

achtereenvolgende jaren (gerekend vanaf 1 januari 2015) in een dekkingstekort bevindt, zal er een korting worden

doorgevoerd om het dekkingstekort op te heffen.

Uit het herstelplan van 2015 blijkt dat er geen korting hoeft te worden toegepast om eind 2026 uit reservetekort te komen.

Ook is er geen sprake van een korting om het dekkingstekort op te heffen.

In 2015 heeft de aanwezige dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:

Werkelijk2015

%

Herstelplan2015

%

Dekkingsgraad per 1 januari 103,9 103,9

Premie -0,5 -1,0

Uitkeringen 0,1 0,1

Verandering van de rentetermijnstructuur -8,3 -5,2

Rendement op beleggingen 0,4 3,5

Overige oorzaken en kruiseffecten 0,4 -

Dekkingsgraad per 31 december 96,0 101,3

De dekkingsgraad herstelplan 2015, is de verwachtte dekkingsgraad volgens het herstelplan ingediend op 30 juni 2015.

Op basis van het in 2015 ingediende herstelplan heeft het bestuur geconcludeerd dat een korting in 2015 niet

noodzakelijk is.

Toelichting op de ontwikkeling van de dekkingsgraad en de evaluatie van het herstelplan:

De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2015 96,0% en liep daarmee achter op het herstelplan dat uitgaat van

101,3% op die datum.

Als gevolg van het verschil tussen de ontvangen premies en de actuarieel benodigde inkoop voor nieuwe aanspraken

gedurende het jaar neemt de dekkingsgraad af met 0,5%.

De verandering van de rentetermijnstructuur gedurende 2015 leverde een daling van de dekkingsgraad op van 8,3%.

Het feitelijk rendement op de totale beleggingsportefeuille was 7,9% lager, dan het benodigde rendement voor de

technische voorzieningen voor het jaar 2015. Het rendement op beleggingen heeft geleid tot een stijging van 0,4% van de

dekkingsgraad.

Overige oorzaken en kruiseffecten heeft geleid tot een daling van de dekkingsgraad met 0,4%. Hiermee was in het

nieuwe herstelplan geen rekening gehouden. De mutatie 'Overige oorzaken en kruiseffecten' betreft 0,3% overige

resultaten en 0,1% kruiseffecten.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________89

Page 91: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

5. Technische voorzieningen

Mutatieoverzicht technische voorzieningen

2015 2014

Stand per 1 januari 1.973.569 1.568.790

Pensioenopbouw 84.797 65.737

Indexering en toeslagen of verlagingen 72 -100

Rentetoevoeging 3.621 5.962

Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten -30.183 -29.683

Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 15.685 -4.877

Wijziging marktrente 172.368 392.404

Wijziging actuariële uitgangspunten -42 -22.299

Inkoop uit hoofde van VPL-regeling 7.606 690

Overige wijzigingen -4.140 -3.055

Stand per 31 december 2.223.353 1.973.569

Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de

staat van baten en lasten.

Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds:

31-12-2015 31-12-2014

Actieve deelnemers 1.081.223 958.125

Gewezen deelnemers 610.866 526.738

Pensioentrekkenden 483.522 446.308

Netto pensioenverplichtingen 2.175.611 1.931.171

Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling 47.742 42.398

2.223.353 1.973.569

Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________90

Page 92: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Korte beschrijving van de pensioenregeling

De pensioenregeling luidt op hoofdlijnen als volgt:

- Regeling

Uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling. De toetredingsleeftijd is 20 jaar en de

pensioenleeftijd is 67 jaar;

- Pensioengevend loon

Vast salaris inclusief vaste toeslagen per 1 januari, indien van toepassing verhoogd met provisie en

overwerkvergoeding voorgaand jaar. Het pensioengevend loon is gemaximeerd, in 2015 €63.540

(2014: € 62.018);

- Pensioengrondslag

Het pensioengevend loon verminderd met de franchise. De franchise wordt jaarlijks door het bestuur

vastgesteld. In 2015 bedraagt die franchise € 11.991 (2014: € 11.704);

- Opbouwpercentage

- Vlees: 1,4% van de pensioengrondslag (2014: 1,5%)

- Vleeswaren 1,5% van de pensioengrondslag (2014: 1,6%)

- Gemaksvoeding 1,7% van de pensioengrondslag (2014: 1,7%)

- Pluimveevlees 1,57% van de pensioengrondslag (2014: 1,65%)

- Ouderdomspensioen

Het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de jaarlijks vastgestelde pensioengrondslagen

vermenigvuldigd met de relevante opbouwpercentages (inclusief eventueel verleende indexaties);

- Nabestaandenpensioen

70% van het te behalen ouderdomspensioen;

- Tijdelijk nabestaandenpensioen

30% van het te behalen ouderdomspensioen;

- Wezenpensioen

Voor ieder kind 14% van het ouderdomspensioen;

- Premievrijstelling

Bij een arbeidsongeschiktheid (WIA) van 35% of meer wordt de pensioenopbouw premievrij geheel of

gedeeltelijk voortgezet; bij een arbeidsongeschiktheid:

- van meer dan 65% een opbouw van 100%;

- tussen 45% en 65% een opbouw van 50%;

- tussen 35% en 45% een opbouw van 40%;

In geval van een WAO-uitkering, ook bij een arbeidsongeschiktheid:

- tussen 25% en 35% een opbouw van 30%;

- tussen 15% en 25% een opbouw van 20%;

- Toeslagen

Er wordt naar gestreefd om, als de middelen het toelaten, de opgebouwde pensioenen en de ingegane

pensioenen jaarlijks aan te passen. Het streefniveau van de aanpassing van de pensioenaanspraken van

de ingegane pensioenen is gelijk aan het CBS-consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid. Voor

de voorwaardelijke toeslagen is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald.

- Uitruilmogelijkheden

Op de pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht zijn nabestaandenpensioen geheel of

gedeeltelijk om te ruilen in een hoger ouderdomspensioen;

De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder laten ingaan en de hoogte hiervan laten

variëren.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________91

Page 93: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Pensioensysteem

De pensioenregeling wordt gefinancierd door middel van een reglementaire doorsneepremie.

De doorsneepremie is in 2015 voor elke sector anders. De hoogte van de doorsneepremie van de basisregeling is slechts

afhankelijk van het opbouwpercentage van de betreffende sector, waardoor onderlinge solidariteit tussen de sectoren

gewaarborgd blijft. De doorsneepremies in 2015 worden weergegeven in onderstaand overzicht.

Sector Basisregeling VPL-regeling TotaalVersvlees 17,30% 7,20% 24,50%Vleeswaren 18,30% 4,50% 22,80%Gemaksvoeding 20,40% 4,80% 25,20%Pluimveevlees 19,05% 4,25% 23,30%

Toeslagverlening

Het fonds beslist jaarlijks of en in hoeverre een toeslag op pensioenaanspraken en pensioenrechten van de

(gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden kan worden toegekend. Alleen als en

voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze toegekend. De

toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten is voorwaardelijk. Voor deze voorwaardelijke

toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit

beleggingsrendement gefinancierd.

Het toeslagbeleid is gebaseerd op toekomstbestendige toeslagverlening. Het pensioenfonds verleent alleen

een toeslag indien de beleidsdekkingsgraad per 1 januari van het boekjaar van het pensioenfonds zich

boven de 110% bevindt. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad en de

toeslagambitie. De toeslagambitie is gelijk aan het CBS-consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens

afgeleid, over de periode van oktober tot en met september. De eventueel uit het vrije vermogen toe te

kennen toeslag wordt aan de hand van indexatieregels onder het FTK (toekomstbestendig) bepaald.

Het bestuur heeft, gezien de financiële positie van het fonds, besloten om per 1 januari 2016 geen toeslag

te verlenen.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________92

Page 94: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

6. Langlopende schulden (uit hoofde van VPL)

De VPL overgangs regelingen zijn door CAO partijen vas tges teld en opgenom en in het pens ioenreglem ent.

De overgangs regelingen worden uitgevoerd door het fonds . De specificatie van de langlopende schuld

inzake VPL is per sector als volgt:

Versvlees Vleeswaren Gem aks Plu im vee Totaal

voeding

Stand per 1 januari 2015 27.930 4.638 11.587 7.491 51.646

Ontvangen prem ie 12.868 3.762 3.783 4.014 24.427

Overige s tortingen * 4.259 8.756 6.246 5.486 24.747

Toekenningen (prem iebijdrage) -4.631 -597 -891 -451 -6.570

Rendem ent 274 85 129 96 584

Stand per 31 decem ber 2015 40.700 16.644 20.854 16.636 94.834

Versvlees Vleeswaren Gem aks Plu im vee Totaal

voeding

Stand per 1 januari 2014 12.171 992 6.221 2.693 22.077

Ontvangen prem ie 12.006 3.431 3.906 3.869 23.212

Overige s tortingen - - - - -

Toekenningen (prem iebijdrage) -156 -334 -276 -64 -830

Rendem ent 3.909 549 1.736 993 7.187

Stand per 31 decem ber 2014 27.930 4.638 11.587 7.491 51.646

* Overige stortingen; Sociale partners hebben besloten het batig saldo naar aanleiding van het

voorgenomen liquidatiebesluit van PPVGI € 17.601 en VUVLEGRO € 4.259 in te zetten voor de

financiering van VPL-aanspraken. Deze baten zijn verantwoord onder de post overige stortingen. Ten

aanzien van het ingebrachte batig saldo van PPVGI geldt dat het bestuur van VLEP de mogelijkheid

heeft dit saldo in te zetten ter compensatie van de voormalig deelnemers van PPVGI indien deze

onevenredig hard getroffen zouden worden door eventuele herstelmaatregelen van VLEP.

Daarnaast is er een bedrag van een werkgever ontvangen van € 2.886 die op basis van een

bestuursbesluit met terugwerkende kracht is aangesloten op de overgangsregeling.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________93

Page 95: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

7. Overige schulden en overlopende passiva

31-12-2015 31-12-2014

Uitkeringen - 8

Derivaten met negatieve waarde 3.699 8.556

Beleggingskosten 218 207

Belastingen en premies sociale verzekeringen 661 620

Schulden aan werkgevers 420 158

Waardeoverdrachten 18 812

Administratiekosten 766 767

Accountantskosten 73 46

Actuariskosten 43 37

Overige schulden 37 133

5.935 11.344

Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________94

Page 96: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Risicobeheer en derivaten

Solvabiliteitsrisico

Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De

belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze

doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de

pensioenverplichtingen.

Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over

voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van

algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de

solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de werkgevers en

deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde

pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en

pensioenrechten moet verminderen.

De in de balans verantwoorde beleggingen naar beleggingscategorie zijn niet gelijk aan de afzonderlijke

beleggingscategorieën in deze Risicoparagraaf. Dit wordt veroorzaakt doordat in deze paragraaf het doorkijk-principe

wordt toegepast. Het verschil per ultimo boekjaar is in onderstaande tabel nader gekwantificeerd:

Beleggingen per 31-12-2015 Vastgoed Aandelen Vastrentende Derivaten Overige Totaal

waarden

Balans 6.148 869.022 1.301.729 9.880 36.872 2.223.651

Aanpassingen 'doorkijk-principe'

Derivaten in beleggingsfondsen - -8.658 -19.532 69.220 -41.030

Beleggingsdebiteuren/-crediteuren -94 -147 23.077 - -22.836

Totaal correctie 'doorkijk-principe' -94 -8.805 3.545 69.220 -63.866

Risicoparagraaf 6.054 860.217 1.305.274 79.100 -26.994 2.223.651

Beleggingen per 31-12-2014 Vastgoed Aandelen Vastrentende Derivaten Overige Totaal

waarden

Balans 14.780 818.186 1.256.549 -8.556 15.324 2.096.283

Aanpassingen 'doorkijk-principe'

Vastgoed in aandelenbeleggingsfonds 41 -41 - - -

Derivaten in beleggingsfondsen - -4.874 -34.647 39.521 -

'Doorkijk' High Yield fonds - 157 -628 - 471

Beleggingsdebiteuren/-crediteuren -15 -156 -12.924 - 13.095

Liquide middelen in beleggingsfondsen - -14.358 -1.082 - 15.440

Totaal correctie 'doorkijk-principe' 26 -19.272 -49.281 39.521 29.006

Risicoparagraaf 14.806 798.914 1.207.268 30.965 44.330 2.096.283

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________95

Page 97: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

31-12-2015 31-12-2014

Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt:

Technische voorziening (FTK-waardering) 2.223.353 1.973.569

Buffers:

S1 Renterisico 128.335 109.376

S2 Risico zakelijke waarden 293.240 213.381

S3 Valutarisico 23.626 81.098

S4 Grondstoffenrisico - -

S5 Kredietrisico 51.606 13.169

S6 Verzekeringstechnisch risico 76.505 70.084

S7 Liquiditeitsrisico - -

S8 Concentratierisico - -

S9 Operationeel risico - -

S10 Actief beheerrisico 26.441 24.026

Diversificatie effect -196.366 -206.056

Totaal S (vereiste buffers) 403.387 305.078

Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet) 2.626.740 2.278.647

Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden) 2.134.904 2.050.980

Tekort -491.836 -227.667

Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de

vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van

DNB toe, waarbij uitgegaan wordt van het vereist vermogen in evenwichtsituatie, gebaseerd op de strategische asset mix.

Het bestuur heeft op 29 november 2012 besloten dat het liquiditeitsrisico, concentratierisico en operationeel risico

marginaal wordt geacht en bij de berekening van het eigen vermogen op nihil wordt gesteld.

De toename van het vereist eigen vermogen ten opzichte van vorig jaar is met name het gevolg van de gewijzigde

rekenregels en de nieuwe UFR (zonder driemaandsmiddeling) in het kader van het nieuwe financieel toetsingskader

(nFTK).

Beleid en risicobeheer

Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico's. Deze

beleidsinstrumenten betreffen:

- beleggingsbeleid

- premiebeleid

- toeslagbeleid.

De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten

ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-

studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende

beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario's.

De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als

basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de

uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste

(beleggings)risico's. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________96

Page 98: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Marktrisico's (S1 - S4)

Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor

winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van

aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes

(renterisico).

De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het

marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De

overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.

De mate waarin de beleggingsportefeuille van het fonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea

weergegeven, vervolgens worden de risico's die het fonds loopt nader toegelicht.

S1 Renterisico

Het renterisico is het risico dat de waarden van de vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen wijzigen als

gevolg van veranderingen in de marktrente.

De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij

benadering de reële waarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve.

Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer.

Balanswaarde

31-12-2015

Duration Balanswaarde

31-12-2014

Duration

Vastrentende waarden (voor derivaten) 1.301.728 8,5 1.243.626 10,8

Duration van de vastrentende waarden (naderivaten) 1.374.666 15,1 1.243.626 11,1

Technische voorziening (FTK-waardering) 2.223.353 22,7 1.973.569 22,1

Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is

derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van

beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de

dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van

de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.

Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de 'duration-mismatch'. Het renterisico is voor circa 40%

gereduceerd door middel van de beleggingen in de obligatieportefeuille en een belegging in een liabilty driven investment

fonds. De afdekking van het renterisico wordt gebaseerd op basis van de marktwaardering van de verplichtingen (zonder

UFR).

Met ingang van 1 januari 2016 is het bestuur voornemens een dynamische renteafdekking te hanteren, waarbij de mate

van afdekking afhankelijk is van de 20-jaars rente en de actuele stand van de dekkingsgraad (o.b.v. UFR).

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________97

Page 99: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:

31-12-2015

in %

31-12-2014

in %

Resterende looptijd < 1 jaar 201.144 15,4 116.972 9,7

Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar 257.295 19,7 199.376 16,5

Resterende looptijd > 5 jaar 846.835 64,9 890.920 73,8

1.305.274 100,0 1.207.268 100,0

S2 Risico zakelijke waarden

Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren

gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden

gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden

verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt

gemitigeerd door diversificatie. Hieronder wordt de diversificatie van de vastgoed beleggingen en aandelen

gespecificeerd.

31-12-2015

In %

31-12-2014

In %

Specificatie vastgoed beleggingen naar aard:

Woningen - - 6.516 44,0

Participaties in vastgoedmaatschappijen 6.054 100,0 8.290 56,0

6.054 100,0 14.806 100,0

31-12-2015

In %

31-12-2014

In %

Specificatie vastgoed beleggingen naar regio:

EU-landen 6.054 100,0 14.806 100,0

31-12-2015

In %

31-12-2014

In %

Specificatie aandelen naar sector:

Financiële dienstverlening 183.689 21,4 156.854 19,6

Industrie en dienstverlening 88.236 10,1 73.558 9,2

Energie 44.646 5,2 51.531 6,5

Informatie technologie 144.209 16,8 112.046 14,0

Consument 195.709 22,8 160.050 20,0

Basismaterialen 39.548 4,6 40.657 5,1

Telecom 32.848 3,8 27.937 3,5

Nutsbedrijven 21.464 2,5 22.730 2,9

Farmacie en gezondheidszorg 109.853 12,8 83.914 10,5

Overig 15 - 69.637 8,7

860.217 100,0 798.914 100,0

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________98

Page 100: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

31-12-2015

In %

31-12-2014

In %

Specificatie aandelen naar regio:

Nederland 17.497 2,0 9.739 1,2

Andere EU-landen 185.131 21,6 226.838 28,4

Noord-Amerika 499.931 58,1 417.431 52,3

Overig 157.658 18,3 144.906 18,1

860.217 100,0 798.914 100,0

S3 Valutarisico

Het valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctureren als gevolg van veranderingen in

valutawisselkoersen.

Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2015 circa

€ 808.631 (2014: € 771.333). Van dit bedrag is 49,5% (2014: 45,2%) afgedekt naar de euro. Per einde boekjaar is de

waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € 400.427 (2014: € 348.504)

Het pensioenfonds dekt de valutaposities die ontstaan door beleggingen in effecten die luiden in USD voor 50% af, in

GBP en JPY geheel af. De overige valutarisico's worden niet afgedekt. Het valutarisico wordt in onderstaande tabel

weergegeven.

De vreemde valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:

Positie voorafdekking

Valuta-derivaten

Nettopositie naafdekking 2015

Nettopositie naafdekking 2014

EUR 1.405.140 400.427 1.805.567 1.682.010

USD 551.369 -258.472 292.897 297.644

GBP 60.564 -60.064 500 -7.119

CHF 21.959 - 21.959 19.848

HKD 20.782 - 20.782 18.481

JPY 68.459 -72.011 -3.552 -6.233

SEK 9.218 - 9.218 6.708

NOK 2.458 - 2.458 2.187

AUD 18.737 - 18.737 19.052

CAD 14.757 - 14.757 17.918

Overige 40.328 - 40.328 45.787

2.213.771 9.880 2.223.651 2.096.283

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________99

Page 101: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

S5 Kredietrisico

Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van

tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die

obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-

derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.

Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het

risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten

waardoor het fonds financiële verliezen lijdt.

Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming

van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand

en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen

bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in

markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt

belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Door het pensioenfonds wordt alleen gewerkt

met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat

worden afgedekt door onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van dagelijkse waarderingen.

Het pensioenfonds dekt de valutaposities die ontstaan door beleggingen in effecten die luiden in USD voor 50% en in

GBP en JPY voor 100% af. De overige valutarisico’s worden niet afgedekt.

31-12-2015

In %

31-12-2014

In %

Specificatie vastrentende waarden naar sector:

Nederlandse overheidsinstellingen 277.645 21,3 293.904 24,3

Buitenlandse overheidsinstellingen 511.266 39,1 465.151 38,6

Overigen 516.363 39,6 448.213 37,1

1.305.274 100,0 1.207.268 100,0

31-12-2015

In %

31-12-2014

In %

Specificatie vastrentende waarden naar regio:

Mature markets 1.303.870 99,9 1.201.379 99,5

Emerging markets 1.404 0,1 5.889 0,5

1.305.274 100,0 1.207.268 100,0

Beleggingen waarvan de uitgevende partij is gevestigd in Azië (exclusief Japan), Latijns Amerika of Rusland worden

gerekend tot de regio 'Emerging Markets'.

Beleggingen uit de beleggingsportefeuille waarvan van uitgevende partijen in overige landen zijn gevestigd, worden

gerekend tot beleggingen in 'Mature markets'.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________100

Page 102: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht

worden gegeven:

31-12-2015

In %

31-12-2014

In %

AAA 755.057 57,8 369.845 30,7

AA 61.444 4,7 343.592 28,5

A 180.351 13,8 217.851 18,0

BBB 128.946 9,9 149.028 12,3

BB 19.669 1,5 22.712 1,9

B 16.338 1,3 16.072 1,3

Lower than B 1.447 0,1 931 0,1

Not rated 142.022 10,9 87.237 7,2

1.305.274 100,0 1.207.268 100,0

Not rated betreft hoofdzakelijk het hypothekenfonds € 124.648 (2014: € 68.233) en liquiditeiten.

S6 Verzekeringstechnisch risico

Langlevenrisico

Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van

de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van

de pensioenverplichting.

Door toepassing van Prognosetafel AG2014 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico

nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.

Overlijdensrisico

Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen

waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.

Arbeidsongeschiktheidsrisico

Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij

invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een

risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het

resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het fonds is om het

overlijden- en arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren.

Toeslagrisico

Het fonds beslist jaarlijks of en in hoeverre een toeslag op pensioenaanspraken en pensioenrechten van de (gewezen)

deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen

van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze toegekend. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en

pensioenrechten is voorwaardelijk. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen

premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.

Het toeslagbeleid is gebaseerd op toekomstbestendige toeslagverlening. Het pensioenfonds verleent alleen een toeslag

indien de beleidsdekkingsgraad per 1januari van het boekjaar van het pensioenfonds zich boven de 110% bevindt. De

hoogte van de toeslag is afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad en de toeslagambitie.

In 2015 zijn, gezien de dekkingsgraad van het fonds, geen toeslagen verleend.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________101

Page 103: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

S7 Liquiditeitsrisico

Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in

liquide middelen. Hierdoor kan het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen voldoen. Waar de overige

risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt

beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de

liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten

zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het pensioenfonds in haar beleggingsportefeuille over

voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele

onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.

S8 Concentratierisico

Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen,

moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt

aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Concentratierisico is gemeten naar concentratie

van een land of bij een tegenpartij. Dit betreft per 31 december 2015 de volgende posten:

31-12-2015 31-12-2014

Duitsland (Staat) 477.412 369.845

Nederland (Staat) 261.850 293.904

In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt.

Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of

tegenpartijen.

Een portefeuille van beleggingen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico

lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.

Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt

het concentratierisico vooralsnog op nihil gesteld.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________102

Page 104: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

S9 Operationeel risico

Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het

verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het

stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne

organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen

worden periodiek getoetst door het bestuur.

Systeemrisico

Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren

functioneert waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde

kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.

Actief beheer risico (S10)

Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die worden ingenomen ten opzichte van de

strategische portefeuilles. De mate van actief beheer wordt doorgaans bepaald aan de hand van de tracking error. De

tracking error meet de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en het rendement op een

benchmarkportefeuille. Een lagere tracking error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de gekozen benchmark

ligt, terwijl een hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van een benchmark afwijkt. Een hogere tracking

error impliceert daarmee een hogere mate van actief risico.

Het VEV voor actief beheer wordt bepaald als het maximale verlies door actief beheer voor de categorie aandelen mature

markets dat met een waarschijnlijkheid van 2,5% zal optreden. Dit verlies wordt bepaald met behulp van de

(ex-ante) tracking error. In de berekening van de impact van actief beheer op het VEV worden ook de betreffende kosten

expliciet meegenomen.

Verbonden partijen

Transacties met bestuurders

Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting op de Pensioenuitvoeringskosten. Er zijn geen

leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. Twee bestuurders nemen deel

aan de pensioenregeling van het pensioenfonds, op basis van voorwaarden in het pensioenregeling.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________103

Page 105: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen

Langlopende contractuele verplichtingen

Het fonds heeft per 1 januari 2011 een administratieovereenkomst gesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.

met een onbepaalde looptijd. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Deze

systematiek bestaat zowel uit vaste als variabele componenten.

Het fonds heeft overeenkomsten van vermogensbeheer gesloten met Robeco Institutional Asset Management B.V. met

een onbepaalde looptijd. Daarnaast is er een overeenkomst voor administratie- en custodiandienstverlening met Northern

Trust. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Deze systematiek bestaat uit variabele

componenten die afhankelijk zijn van het belegd vermogen.

Investering- en stortingsverplichtingen

Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan per balansdatum de volgende investerings- en

stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen):

31-12-2015 31-12-2014

Hypothekenfonds 111.500 -

Private equity - 192

111.500 192

Voorwaardelijke verplichtingen

Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het pensioenfonds en heeft het pensioenfonds tevens geen

juridische procedures aangespannen tegenover derden.

Verstrekte zekerheden en garanties

Er zijn geen zekerheden en garanties afgegeven.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________104

Page 106: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

6 7.6 TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN

(x € 1.000)

8. Premiebijdragen risico pensioenfonds (van werkgevers en werknemers)

2015 2014

Werkgevers- en werknemersgedeelte 81.314 74.684

Excedent 1.155 1.512

FVP bijdragen - 805

82.469 77.001

Inkoopsom toekenning VPL aanspraken 6.570 830

89.039 77.831

De totale bijdrage van werkgever en werknemers aan de basisregeling bedraagt per sector het volgende percentage van

de loonsom: Versvlees 17,3%, Vleeswaren 18,3%, Gemaksvoeding 20,4% en Pluimvee 19,05%.(2014; Versvlees 17,4%,

Vleeswaren 18,5%, Gemaksvoeding 19,6% en Pluimvee 19,05%).

De feitelijke premie is bepaald als de voor inkoop van nieuwe aanspraken benodigde actuariële koopsom op

fondsgrondslagen en een verwacht rendement van 3,2%, verhoogd met een opslag voor inkoop van benodigde

solvabiliteit (2,9% van de pensioengrondslag) en een opslag voor uitvoeringskosten (1,2% van de pensioengrondslag).

De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:

2015 2014

Kostendekkende premie 103.136 83.757

Gedempte premie 58.939 58.906

Feitelijke premie 82.469 77.001

De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van 31 december 2014

gepubliceerd door DNB) en is exclusief de onvoorwaardelijke inkoop VPL. Het bestuur heeft de gedempte premie

vastgesteld op 4,5% rekenrente. De feitelijke premie is in 2015 hoger dan de gedempte premie.

De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende

premie is als volgt:

2015 2014

Kosten pensioenopbouw 86.519 66.959

Pensioenuitvoeringskosten 3.926 3.913

Solvabiliteitsopslag 13.410 13.587

Mutatie technische voorzieningen voor incassokosten -719 -702

103.136 83.757

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________105

Page 107: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:

2015 2014

Kosten pensioenopbouw 48.253 46.300

Pensioenuitvoeringskosten 3.926 3.913

Solvabiliteitsopslag 7.479 9.395

Mutatie technische voorzieningen voor incassokosten -719 -702

58.939 58.906

De kosten pensioenopbouw betreffen de kosten van de jaarinkoop van de pensioenaanspraken inclusief de kosten voor

premievrijstelling voor nieuwe arbeidsongeschiktheidsgevallen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en daarom geen

onderdeel van de kosten pensioenopbouw. De pensioenuitvoeringskosten volgen uit de staat van baten en lasten. De

solvabiliteitsopslag 2015 wordt berekend door het percentage vereist vermogen per 31 december 2014 te

vermenigvuldigen met de kosten pensioenopbouw.

Er is geen sprake van premiekortingen dan wel premieopslagen.

De samenstelling van de feitelijke premie(exclusief onvoorwaardelijke inkoop VPL)

2015 2014

Actuarieel benodigde koopsom 74.442 77.001

Opslag voor uitvoeringskosten 4.972 -

Opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 3.055 -

82.469 77.001

9. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds

2015

Directebeleggings-opbrengsten

Indirectebeleggings-opbrengsten

Kosten vanvermogens-

beheer Totaal

Vastgoed beleggingen - 578 - 578

Aandelen 840 75.801 73 76.714

Vastrentende waarden 20.031 -46.198 110 -26.057

Derivaten - -38.022 1 -38.021

Overige beleggingen 1.501 -2.489 4 -984

22.372 -10.330 188 12.230

Af: Rendementstoerekening VPL -583

11.647

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________106

Page 108: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

2014

Directebeleggings-opbrengsten

Indirectebeleggings-opbrengsten

Kosten vanvermogens-

beheer Totaal

Vastgoed beleggingen 193 325 -23 495

Aandelen 2.119 135.590 -770 136.939

Vastrentende waarden 20.500 242.506 -1.059 261.947

Derivaten - -34.895 -3 -34.898

Overige beleggingen 371 2.819 - 3.190

23.183 346.345 -1.855 367.673

Af: Rendementstoerekening VPL -7.187

360.486

De kosten van vermogensbeheer omvatten de kosten die door de custodian en vermogensbeheerder(s) direct bij het

fonds in rekening zijn gebracht. Deze kosten bestaan voor € 472 uit beheervergoedingen (2014: € 1.938), advieskosten

€ 56 (2014 € 0) en overige kosten € 43 (2014: -83 ). Daarnaast is in het verslagjaar een rebate fee van de

vermogensbeheerder ontvangen van € 759 (2014: € 0).

De daling van de directe beleggingskosten wordt veroorzaakt doordat het pensioenfonds ultimo 2014 het aantal fiducair

vermogensbeheerders heeft teruggebracht.

10. Overige baten

2015 2014

Interest 23 25

Uitgestelde vut gelden Vuvlegro 448 -

Overige 47 -

518 25

11. Pensioenuitkeringen

2015 2014

Ouderdomspensioen 23.830 22.065

Partnerpensioen 6.665 6.314

Wezenpensioen 219 223

Afkopen 384 1.490

Prepensioen 99 -

31.197 30.092

De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 462,88 (2014: € 458,06) per jaar overeenkomstig

de Pensioenwet (artikel 66).

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________107

Page 109: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

12. Pensioenuitvoeringskosten

2015 2014

Administratiekosten 2.924 2.852

Accountantskosten 73 74

Bestuurskosten 384 433

Controle- en advieskosten 365 375

Contributies en bijdragen 170 169

Overig 10 10

3.926 3.913

Administratiekosten

De toename van de administratiekosten in 2015 ten opzichte van 2014 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het vervallen

van de koepelvrijstelling voor pensioenadministratie, waardoor pensioenuitvoerders vanaf 1 januari 2015 btw in rekening

moeten brengen over hun dienstverlening.

Bestuurskosten

Onder de bestuurskosten zijn onder andere ook de kosten van het verantwoordingsorgaan en raad van toezicht

opgenomen.

2015 2014

Accountantskosten

Controle van de jaarrekening 69 70

Andere controlewerkzaamheden 4 4

73 74

Deze werkzaamheden zijn zowel in 2015 als 2014 uitgevoerd door KPMG Accountants N.V.

In bovenstaande opstelling is de methode gehanteerd waarbij wordt opgegeven de in het boekjaar ten laste gebrachte

totale honoraria voor onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten en de totale honoraria voor andere

controleopdrachten, uitgevoerd door de externe accountant.

Personeelsleden

Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan Syntrus Achmea

Pensioenbeheer.

Bezoldiging bestuurders

De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met

de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit een vaste vergoeding, reiskosten en overige

bestuurskosten 2015: € 297 (2014: € 350). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________108

Page 110: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

13. Mutatie technische voorzieningen

Pensioenopbouw

Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de

voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en

nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.

Er heeft tevens inkoop plaatsgevonden inzake de VPL-regeling.

Indexering en toeslagen of verlagingen

Deze post bestaat uit de lasten van de in het boekjaar toegekende toeslagen uit hoofde van de voorwaardelijke

toeslagverlening, dan wel verlaging uit hoofde van korting van aanspraken. Het bestuur heeft in het boekjaar besloten

geen toeslagen toe te kennen, dan wel verlaging van aanspraken door te voeren.

Het resultaat op toeslagen betreft mutaties met terugwerkende kracht waarbij een toeslag of verlaging van aanspraken uit

het verleden wordt verleend.

Rentetoevoeging

De voorziening pensioenverplichtingen is in het boekjaar opgerent met 0,181% (2014: 0,379%). Dit is de éénjaarsrente uit

de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 december 2014.

Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten

Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening

pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten

behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.

Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en

opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft

het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.

Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten

Onder toelichting 14 is de wijziging uit hoofde van overdracht van rechten opgenomen.

Wijziging marktrente

Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de

actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt hieronder verantwoord.

Tevens zijn per 31 december 2015 achtereenvolgens de volgende aanpassingen in de rentetermijnstructuur (RTS)

verwerkt: het vervallen van de driemaandsmiddeling en de aanpassing van de UFR van 4,2% naar 3,2%. Voor verdere

toelichting wordt verwezen naar de toelichting in de grondslagen inzake schattingswijzigingen.

Wijziging overige actuariële uitgangspunten

De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de

berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe

actuariële deskundigheid.

Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven en arbeidsongeschiktheid

met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het pensioenfonds.

De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces,

waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze

wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.

Vanaf boekjaar 2014 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2014 van het Actuarieel

Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2014 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de

gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in

verband met ervaringssterfte.

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________109

Page 111: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Inkoop uit hoofde van VPL-regeling

De inkoop van aanspraken vindt plaats op basis van de grondslagen voor de premie van de basisregeling, voor 2015 is

dat op basis van een verwacht rendement van 3,2% en een solvabiliteitsopslag van 4,4%.

Overige wijzigingen

2015 2014

Resultaat op kanssystemen:

Resultaat op sterfte -2.923 -2.241

Resultaat op arbeidsongeschiktheid -86 929

Resultaat op mutaties 2.188 -1.743

Overige mutaties -3.319 -

-4.140 -3.055

Het resultaat op mutaties is het verslagjaar € 2.188 (2014: -1.743), dit bestaat uit:

- resultaat op pensioneren -668 (2014: -224)

- resultaat op uitruil € 370 (2014: € 343)

- resultaat op overige mutaties kanssystemen -1.890 (2014: € 1.624)

Het resultaat op overige mutaties kanssystemen bestaat uit correcties op overnameboekingen, uitruilmutaties en inkoop

VPL. Deze mutaties zijn deels veroorzaakt doordat bij de conversie in 2014 een aantal aanspraken is geconverteerd naar

67, welke later zijn teruggedraaid door mutaties met een datum van voor de conversie als gevolg van bijvoorbeeld

uitgaande waardeoverdrachten.

Overige mutaties van -3.319 (2014: € 0) bestaan uit:

- vrijval van de technische voorziening voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid met € 2.059. Dit in verband met

lagere opbouwpercentages vanaf 1 januari 2016

- Herrekening van VPL rechten € 1.260

14. Saldo overdrachten van rechten risico pensioenfonds

2015 2014

Individuele inkomende waardeoverdrachten -1.132 -5.790

Collectieve inkomende waardeoverdrachten -19.797 -

Uitgaande waardeoverdrachten 2.277 10.791

-18.652 5.001

2015 2014

Wijziging technische voorziening inzake overdracht van rechten:

Toevoeging aan de technische voorzieningen 18.412 5.266

Onttrekking aan de technische voorzieningen -2.727 -10.143

15.685 -4.877

2015 2014

Het resultaat op de waardeoverdrachten is als volgt:

- de overgenomen pensioenverplichting -2.517 -524

- de overgedragen pensioenverplichting -450 648

-2.967 124

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________110

Page 112: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige

werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn

opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar

van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de

ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra

pensioenaanspraken.

Het positieve resultaat op de inkomende waardeoverdrachten wordt veroorzaakt door het resultaat op de collectieve

waardeoverdrachten van € 2.623. In 2015 zijn er 2 collectieve waardeoverdrachten geweest:

- de overdracht van prepensioenrechten vanuit Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie

(PPVGI)

- inkoop van extra pensioen vanuit uitdeling van het batig saldo van Stichting Vrijwillig Uittreden voor de

Pluimveeverwerkende Industrie (Svupi)

De toevoeging aan de technische voorziening bedroeg € 17.174. Het positieve resultaat op deze waardeoverdrachten

wordt veroorzaakt door de solvabiliteitsopslag op de inkoopsom.

15. Overige lasten

2015 2014

Dotatie voorziening dubieuze debiteuren 809 955

Belastingen

De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.

Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur

Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees heeft de

jaarrekening vastgesteld in de vergadering van 16 juni 2016.

De Meern, 16 juni 2016

J.M. van Beek J.E. Klijn

Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter

___________________________________________________________________________________________________________Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________111

Page 113: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 112

8 Overige gegevens

8.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van

baten en lasten

Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het

fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN.

Het voorstel resultaatbestemming 2015 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening.

8.2 Gebeurtenissen na balansdatum

Er hebben zich verder geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.

8.3 Actuariële verklaring

Aan: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

8.3.1 Opdracht

Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees te 's-Gravenhage is aan

Aon Hewitt Nederland cv de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet

over het boekjaar 2015.

8.3.2 Onafhankelijkheid

Als waarmerkend actuaris ben ik onafhankelijk van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren,

Gemaksvoeding en Pluimveevlees, zoals vereist conform artikel 148 van de Pensioenwet. Ik verricht geen andere

werkzaamheden voor het pensioenfonds. Omdat Aon Hewitt Nederland cv beschikt over een door de toezichthouder

goedgekeurde gedragscode, is het toegestaan dat andere actuarissen en deskundigen aangesloten bij Aon Hewitt

Nederland cv wel andere werkzaamheden verrichten voor het pensioenfonds.

8.3.3 Gegevens

De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid

van het bestuur van het pensioenfonds.

Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op

de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.

Page 114: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 113

8.3.4 Afstemming accountant

Op basis van de door mij en de accountant gehanteerde Handreiking heeft afstemming plaatsgevonden over de

werkzaamheden en de verwachtingen bij de controle van het boekjaar. Voor de toetsing van de technische voorzieningen en

voor de beoordeling van de vermogenspositie als geheel heb ik de materialiteit bepaald op € 10.000.000. Met de accountant

ben ik overeengekomen om geconstateerde afwijkingen boven € 500.000 te rapporteren. Deze afspraken zijn vastgelegd en

de uitkomsten van mijn bevindingen zijn met de accountant besproken.

Ik heb voorts gebruik gemaakt van de door de accountant in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte

basisgegevens. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de

betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn

oordeel van belang zijn.

8.3.5 Werkzaamheden

Ter uitvoering van de opdracht heb ik, conform mijn wettelijke verantwoordelijkheid zoals beschreven in artikel 147 van de

Pensioenwet, onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds

verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb

aanvaard.

Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht heb ik onder meer onderzocht of:

• de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn

vastgesteld;

• de kostendekkende premie voldoet aan de gestelde wettelijke vereisten;

• het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-personregel.

Voorts heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Daarbij heb ik mij gebaseerd op de

tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen en is mede het financieel

beleid van het pensioenfonds in aanmerking genomen.

Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen

onjuistheden van materieel belang bevatten.

De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel

Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.

8.3.6 Oordeel

De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien,

toereikend vastgesteld.

Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.

Page 115: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 114

Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de

Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133. De kostendekkende premie en de gedempte

kostendekkende premie zijn vastgesteld op basis van de in 2014 geldende wet- en regelgeving.

De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is lager dan de dekkingsgraad bij het minimaal vereist

eigen vermogen.

Mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en

Pluimveevlees is gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige

middelen. De vermogenspositie is naar mijn mening slecht, omdat het aanwezige eigen vermogen lager is dan het minimaal

vereist eigen vermogen.

Drs. A.G.M. den Hartogh, AAG

verbonden aan Aon Consulting Nederland cv

Page 116: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur en de Raad van Toezicht van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

Verklaring over de jaarrekening 2015

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees per 31 december 2015 en van het resultaat over 2015, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).

Wat we gecontroleerd hebben

Wij hebben de jaarrekening 2015 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees (de Stichting) te ‘s-Gravenhage gecontroleerd.

De jaarrekening bestaat uit:

1 de balans per 31 december 2015;

2 de staat van baten en lasten over 2015; en

3 de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en

overige toelichtingen.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening.

Wij zijn onafhankelijk van de Stichting zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Page 117: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Controleaanpak

Samenvatting

Materialiteit

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op EUR 10,5 miljoen. Voor de bepaling van de materialiteit wordt uitgegaan van het pensioenvermogen per 31 december 2015 (0,5%). Wij beschouwen het pensioenvermogen als de meest geschikte benchmark, omdat het pensioenvermogen een bepalende factor is in de berekening van de beleidsdekkingsgraad die de financiële positie van de Stichting weergeeft. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.

Wij hebben met het Bestuur afgesproken dat wij aan het Bestuur en de Raad van Toezicht tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de EUR 500 duizend rapporteren aan hen alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.

Goedkeurende controleverklaring

Materialiteit Materialiteit van EUR 10,5 miljoen 0,5% van het pensioenvermogen

Kernpunten

Schattingsonzekerheid in de waardering van beleggingen

Schattingsonzekerheid in de waardering van de technische voorzieningen

Page 118: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Uitbesteding van bedrijfsprocessen aan dienstverleners

De Stichting heeft de administratie van de beleggingen uitbesteed aan Northern Trust Corporation en de administratie van de hypotheekbeleggingen bij Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V. De pensioenadministratie is uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. De jaarrekening wordt opgesteld op basis van informatie over de beleggingen en beleggingsopbrengsten die is verstrekt door Northern Trust Corporation en Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V. en informatie over de technische voorzieningen, premiebijdragen en pensioenuitkeringen en overige financiële posten die is verstrekt door Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.

Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor het verwerven van inzicht in de aard en de significantie van de door de dienstverleners verleende diensten en in het effect ervan op de voor de controle relevante interne beheersing van de Stichting. Op basis hiervan identificeren wij de risico’s op een afwijking van materieel belang en zetten wij controlewerkzaamheden op en voeren wij deze uit om op deze risico’s in te spelen.

Bij de uitvoering van onze controle maken wij gebruik van de werkzaamheden en bevindingen die andere onafhankelijke accountants uitvoeren op de voor de Stichting relevante interne beheersingsmaatregelen van Northern Trust Corporation, Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V. en Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. in de specifiek daarvoor opgestelde (SOC-1 en ISAE 3402-type II) rapportages.

Onze controlewerkzaamheden bestaan uit het bepalen van de minimaal verwachte interne beheersingsmaatregelen en het bespreken van de beheersomgevingen bij de dienstverleners met vertegenwoordigers van de dienstverleners. Op basis daarvan evalueren wij, en bespreken wij met de andere onafhankelijke accountant, de in de ISAE 3402-rapportage beschreven interne beheersingsmaatregelen, verrichte werkzaamheden ter toetsing van de effectieve werking gedurende 2015 en de uitkomsten daarvan. Ook beoordelen wij de evaluatie door het Bestuur van de kwaliteit van de uitbesteding aan Northern Trust Corporation, Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V. en Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.

Wij hebben eigen gegevensgerichte analyses uitgevoerd waarbij wij de uitkomsten van directe beleggingsopbrengsten, premiebijdragen en uitkeringen hebben getoetst op basis van verwachtingen die wij zelf hiervoor hebben ontwikkeld. Wij hebben met deelwaarnemingen beleggingen, beleggingsstromen, mutaties in de pensioenadministratie, premiebijdragen en uitkeringen met brondocumentatie bij de dienstverlener onderzocht.

Een onafhankelijk accountant van Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V heeft de informatie inzake hypotheekbeleggingen ten behoeve van de jaarrekening van.de Stichting gecontroleerd. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening zijn wij verantwoordelijk voor de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de controlewerkzaamheden van deze accountant. In dit kader hebben wij de accountant schriftelijke instructies gegeven omtrent de aard en omvang van de uit te voeren werkzaamheden. De accountant heeft, op basis van onze instructie, de controle uitgevoerd met een materialiteit van EUR 600 duizend, zijnde 0,5% van de totale hypotheekbeleggingen en daarbij ook bijzondere aandacht besteed aan het hierna genoemde kernpunt van onze controle voor de waardering van beleggingen met schattingen.

De accountant heeft zijn bevindingen aan ons gerapporteerd. Wij hebben de rapportage geëvalueerd, de bevindingen met de accountant besproken, het controledossier van de accountant beoordeeld en aanvullende eigen controle werkzaamheden uitgevoerd waaronder het vaststellen van de aansluiting van de vermogensbeheerrapportage met de financiële administratie en de jaarrekening van de stichting.

Door bovengenoemde werkzaamheden op de uitbestede bedrijfsprocessen en aanvullende eigen werkzaamheden, hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de

Page 119: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

beleggingen, beleggingsstromen en -opbrengsten, (mutaties in) deelnemergevens en aanspraken die resulteren in (wijzigingen in) de technische voorzieningen, premiebijdragen en uitkeringen verkregen.

De kernpunten van onze controle

In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het Bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.

Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten.

Schattingsonzekerheid in de waardering van beleggingen

Omschrijving

De beleggingen zijn een significante post op de balans van de Stichting en worden gewaardeerd op marktwaarde. Uit noot 5.1 bij de toelichting op de jaarrekening blijkt dat voor EUR 715 miljoen (32%) van de beleggingen van de Stichting de waardering gebaseerd is op andere methoden (beleggingsfondsen en derivaten) en nettocontantewaardeberekeningen (hypotheken). Het bepalen van de marktwaarde voor deze beleggingen is complex(er) en bevat subjectieve schattingselementen.

In de toelichting in noot 4 geeft de Stichting de gehanteerde waarderingsgrondslagen weer. In noot 5.1 zijn de gehanteerde waarderingsmethoden en belangrijke veronderstellingen voor waardering van de beleggingen uiteengezet, inclusief onzekerheden.

Het maken van de schattingen vergt een hoge mate van oordeelsvorming van het Bestuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van modellen. Gezien de invloed hiervan op de waardering van de beleggingen, het resultaat, het eigen vermogen en de beleidsdekkingsgraad vormde de waardering van beleggingen met behulp van schattingen een kernpunt in onze controle.

Onze aanpak

Het evalueren van de waarderingsgrondslagen en vaststellen van de juistheid en toereikendheid van de toelichtingen vormde onderdeel van onze werkzaamheden.

Voor individueel significante beleggingen, beheerd via Northern Trust Corporation, waarvoor de waardering tot stand komt met behulp van schattingen, maken wij gebruik van de beheersmaatregelen die zijn ingericht bij de custodian (Northern Trust Corporation) en die onderdeel zijn van de SOC 1 rapportage (waarbij een goedkeurend assurancerapport van de accountant is afgegeven). Deze relevante beheersmaatregelen zijn gericht op het onafhankelijk toetsen van de betrouwbaarheid van de waardering en gegevensaanlevering door fondsmanagers aan de custodian.

Daarnaast hebben wij de aansluiting vastgesteld tussen de financiële administratie en actuele financiële rapportages van custodian. Vervolgens hebben wij de waardering van beleggingen gebaseerd op afgeleide marktwaarderingen, nettocontantewaardeberekeningen en andere geschikte waarderingsmodellen onderzocht.

De waardering van beleggingen in beleggingsfondsen hebben wij getoetst aan de hand van recente, door andere onafhankelijke accountants gecontroleerde jaarrekeningen. Wij hebben hierbij onder meer aandacht besteed aan consistentie met de waarderingsgrondslagen van de Stichting ten opzichte van die van het beleggingsfonds alsmede de strekking van de verklaring van de andere onafhankelijke accountants. Significante afwijkingen zijn door ons nader onderzocht.

Tot aan de datum van onze controleverklaring hebben wij voor EUR 495 miljoen (22,2%) van de niet-beursgenoteerde beleggingscategorieën de waardering niet kunnen toetsen aan, door een accountant gecontroleerde jaarrekeningen, voorzien van een goedkeurende controleverklaring. Wij hebben hier aanvullende werkzaamheden op uitgevoerd met gebruik making van een eigen waarderingsspecialist om de schattingsonzekerheid te reduceren. Onze waarderingsspecialist heeft de gehanteerde waarderingen vergeleken

Page 120: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Schattingsonzekerheid in de waardering van beleggingen

met zelfstandig verkregen openbare marktinformatie van onafhankelijke bronnen. Significante verschillen zijn door ons nader onderzocht.

Voor hypothecaire beleggingen waarvan de waardering gebaseerd is op nettocontantewaardeberekeningen heeft de accountant van Syntrus Achmea Real Estate en Finance B.V. zijn bevindingen met betrekking tot zijn controle op de vermogensrapportage aan ons gerapporteerd. Wij hebben de rapportage geëvalueerd, de bevindingen met de accountant besproken en een dossierreview op het controledossier van de accountant verricht. Wij hebben vastgesteld dat de gecontroleerde vermogensbeheerrapportage aansluit met de financiële administratie en de jaarrekening.

Voor beleggingen in derivaten hebben we de door de Stichting verkregen waardering van tegenpartijen onderzocht met gebruikmaking van een eigen waarderingsspecialist. Hierbij hebben wij de geschiktheid van de gehanteerde rekenmodellen geevalueerd, inputgegevens aangesloten met objectieve brongegevens en de rekenkundige juistheid getoetst. De brongegevens, waaronder marktgegevens, hebben wij kritisch beschouwd en vergeleken met zelfstandig verkregen openbare marktinformatie van onafhankelijke bronnen. Significante verschillen hebben wij nader onderzocht.

Onze observatie

Wij hebben vastgesteld dat de gehanteerde waarderingsgrondslagen en gehanteerde waarderingsmethodieken voor de beleggingen in overeenstemming zijn met de geldende verslaggevingsregels en geschikt zijn om te kunnen komen tot een marktwaarde van deze beleggingen.

De waardering van beleggingen is op evenwichte wijze bepaald overeenkomstig de gehanteerde waarderingsgrondslagen en methodieken.

Wij hebben eveneens geconstateerd dat de toelichtingen op de beleggingen adequaat zijn.

Schattingsonzekerheid in de waardering van de technische voorzieningen

Omschrijving

De technische voorzieningen zijn een significante post op de balans van de Stichting en worden gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De waardering van de technische voorziening komt tot stand door middel van een berekening waarin aanspraakgegevens van deelnemers met behulp van belangrijke schattingen over levensverwachtingen, kostenniveaus en arbeidsongeschiktheid worden vertaald naar verwachte toekomstige kasstromen (uitkeringen). De kasstromen worden contant gemaakt tegen de marktrente (rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB). Het Bestuur heeft in noot 5.1 de waarderingsgrondslagen en veronderstellingen voor de technische voorzieningen opgenomen. In noot 7 (risicoparagraaf) is de gevoeligheid van de berekening van de technische voorzieningen voor schattingen uiteengezet, inclusief onzekerheden. Het maken van de schattingen vergt een hoge mate van oordeelsvorming van het Bestuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van actuariële modellen en het Bestuur zich laat adviseren door actuarieel deskundigen. Gezien complexiteit en de invloed hiervan op de hoogte van de technische voorzieningen, het resultaat, het eigen vermogen en de beleidsdekkingsgraad vormde de waardering van de technische voorzieningen een kernpunt in onze controle.

Onze aanpak

Het evalueren van de waarderingsgrondslagen en vaststellen van de juistheid en toereikendheid van de toelichtingen vormde onderdeel van onze werkzaamheden.

Bij onze controle maken wij gebruik van de werkzaamheden van de certificerend actuaris die door van de Stichting is aangesteld. Wij hebben bij aanvang van de controle en bij afronding afstemming gehad met de

Page 121: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Schattingsonzekerheid in de waardering van de technische voorzieningen

certificerend actuaris over de te volgen controleaanpak, de attentiepunten bij de controle en de uitkomsten van de controle.

Wij hebben de door het Bestuur gehanteerde schattingsmethoden en veronderstellingen geëvalueerd. Hierbij hebben wij de consistentie, prudentie en actualiteit van de schattingsmethode en veronderstellingen betrokken. Wij hebben de onderbouwing van de veronderstellingen door het Bestuur geëvalueerd aan de hand van een toetsing van de historische betrouwbaarheid daarvan en algemeen geactualiseerde uitgangspunten zoals overlevingskansen. De hanteerde schattingsmethoden en veronderstellingen hebben wij besproken met de certificerend actuaris. Onze werkzaamheden omvatten verder het evalueren van de uitkomst van de actuariële analyse van het resultaat in relatie tot eerder gemaakte schattingen en kasstroomprojecties. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden hebben wij gebruik gemaakt van een eigen actuaris.

Onze observatie

Wij vinden de waardering van de technische voorzieningen evenwichtig bepaald en de toelichting toereikend.

Verantwoordelijkheden van het Bestuur en de Raad van Toezicht voor de jaarrekening

Het Bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening alsmede voor het opstellen van bestuursverslag, beiden in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het Bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het Bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het Bestuur afwegen of de Stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsels moet het Bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het Bestuur het voornemen heeft om de Stichting te liquideren of de bedrijfsactiviteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het Bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de onderneming haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.

De Raad van Toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van de Stichting.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken.

Voor een nadere beschrijving van onze verantwoordelijkheid ten aanzien van een controle van de jaarrekening verwijzen wij naar de website van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). www.nba.nl/standaardteksten-controleverklaring.

Page 122: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten

Verklaring betreffende het bestuursverslag en de overige gegevens

Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het bestuursverslag en de overige gegevens):

dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd;

dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.

Utrecht, 16 juni 2016

KPMG Accountants N.V.

J.C. van Kleef RA

Page 123: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 122

Bijlage 1 Meerjarenoverzicht

Financiële gegevens

Aantallen en percentages

2015 2014 2013 2012 2011

Aangesloten werkgevers 1.179 1.140 1.121 1.136 1.119

Deelnemers

• Actieve deelnemers 21.597 20.773 19.290 18.738 18.849

• Arbeidsongeschikte deelnemers 891 978 962 944 916

Gewezen deelnemers (slapers) 58.230 52.219 52.523 49.810 47.396

Gepensioneerden:

• Ouderdomspensioen 5.515 5.252 4.883 4.503 4.164

• Partnerpensioen 2.148 2.090 2.035 2.002 1.938

• Wezenpensioen 163 172 166 156 158

In verslagjaar in voorziening verwerkte toeslag

op pensioen en pensioenaanspraken (%)

• Deelnemers toeslag per 31 december (%) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00

• Gepensioneerden en slapers (%) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00

Vermogenssituatie en solvabiliteit (Bedragen x EUR 1.000)

2015 2014 2013 2012 2011

Kapitaal en reserves -88.449 77.411 83.809 -65.243 -260.973

Technische voorzieningen 2.223.353 1.973.569 1.568.790 1.581.909 1.529.718

Aanwezige dekkingsgraad (%) 96,0% 103,9 105,3 95,9 82,9

Vereiste dekkingsgraad (%) 119,6% 115.5 120,3 117,4 118,5

Gemiddelde rekenrente (%) 1,8% 2,1 2,9 2,6 2,7

Page 124: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 123

Pensioenuitvoering (Bedragen x EUR 1.000)

2015 2014 2013 2012 2011

Feitelijke premie 107.216 100.213 96.204 94.286 66.870

Feitelijke premie (excl. VPL) 82.469 77.001 84.400 81.257 66.177

Feitelijke premie Gemaksvoeding (%)* 25,2 25,2 25,2 25,2 19

Feitelijke premie Versvlees (%)* 24,5 24,5 24,5 24,5 16

Feitelijke premie Pluimvee (%)* 23,3 23,3 23,3 23,3 17

Feitelijke premie Vleeswaren (%)* 22,8 22,8 22,8 22,8 20

Kostendekkende premie 103.136 83.757 95.607 89.484 79.385

Gedempte premie 58.939 58.906 61.502 56.355 59.220

Pensioenuitvoeringskosten 3.926 3.913 3.647 3.022 3.989

Uitkeringen 31.197 30.092 27.385 25.895 24.079

* Premie vanaf 2012 is inclusief premie voor de VPL-overgangsregeling

Beleggingsportefeuille (Bedragen x EUR 1.000)

2015 2014 2013 2012 2011

Beleggingen 2.223.651 2.096.283 1.664.073 1.518.143 1.264.648

Vastgoedbeleggingen 6.148 14.780 16.245 34.039 32.573

Aandelen 869.022 818.186 736.723 563.466 453.721

Vastrentende waarden 1.301.728 1.256.549 908.830 918.580 700.060

Derivaten* 9.880 -8.556 2.275 2.058 77.573

Overige beleggingen 36.879 15.324 - - 721

*: In bovenstaande tabel zijn de positieve en negatieve derivaten per saldo opgenomen

Page 125: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 124

Beleggingsperformance

2015 2014 2013 2012 2011

Beleggingsrendement (%) 0,8 21,6 5,8 15,3 4,8

Benchmark (%) 0,8 21,9 4,6 15,8 6,0

Z-score 0,12 -0,10 0,93 -0,44 -0,93

Verloopoverzicht deelnemers

Actieven SlapersArbeids-

ongeschiktenGepensioneerd Totaal

Stand per 1 januari 2015 20.773 52.219 978 7.513 81.483

Van slaper naar actief

914 -914 - - -

Van actief naar slaper -3.261 3.261 - - -

Arbeidsongeschiktheid -88 -76 164 - -

Revalidering 5 178 -183 - -

Pensionering -236 -808 -61 450 -655

Toetreding 3.551 4.361 - 313 8.225

Overlijden -33 -123 -7 -266 -429

Waardeoverdracht -9 -121 - - -130

Afkoop emigratie / klein pensioen - -87 - -146 -233

Beëindiging tijdelijke uitkering - - - -29 -29

Overige oorzaken -19 340 - -9 312

Stand per 31 december 2015 21.597 58.230 891 7.826 88.544

Page 126: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 125

Bijlage 2 Begrippenlijst

ABTN (Actuariële en bedrijfstechnische nota)

Pensioenfondsen dienen te werken volgens een ABTN. Hierin zijn de financiële opzet van een pensioenfonds en de

grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven.

ALM (Asset Liability Management)

Een methode om modelmatig de samenstelling van de strategische beleggingsportefeuille te bepalen, rekening houdend met

de pensioenverplichtingen.

APP (Actuariële Principes Pensioenfondsen)

Regelgeving omtrent de financiering van pensioenen, wordt gevolgd door nFTK.

Benchmark

Vergelijkingsmaatstaf. Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van een beleggingsportefeuille worden

afgezet.

Corporate Governance

Goed ondernemerschap; onder andere integer en transparant handelen door het bestuur, alsmede goed toezicht hierop. Ook

het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid en het toezicht hierop valt eronder.

Dekkingsgraad

De waarde van het pensioenvermogen uitgedrukt als percentage van de waarde van de pensioenverplichtingen. De

dekkingsgraad wordt als graadmeter beschouwd voor de mate van zekerheid dat de toegezegde pensioenen ook

daadwerkelijk kunnen worden uitbetaald.

Deposito

Tegoed bij een bankinstelling, waarover eerst na verloop van een overeengekomen tijdsduur (maximaal 2 jaar) kan worden

beschikt.

Derivaat

Financieel contract waarvan de waarde is afgeleid van een andere (onderliggende) waarde, zoals een aandeel, obligatie of

grondstof. Bijvoorbeeld: futures, swaps.

Duration

Gewogen gemiddelde looptijd van een lening. Maatstaf om de prijsgevoeligheid van de lening te bepalen voor

renteveranderingen.

Franchise

Vrijgesteld bedrag. Over dit deel van het pensioengevend loon worden geen aanspraken opgebouwd.

Page 127: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 126

FTK (Financieel Toetsingskader)

Stelsel van De Nederlandsche Bank voor in de toekomst te hanteren waarderingsmethoden.

High Yield

Hoogrenderende obligaties, uitgegeven door ondernemingen met een lage kredietwaardigheid.

Outperformance

Er wordt een beter resultaat behaald dan de benchmark.

Pensioenresultaat

Een maatstaf voor koopkrachtbehoud van het pensioen: som van de verwachte uitkeringen conform het beleid van het

pensioenfonds gedeeld door de som van de verwachte uitkeringen zonder korten en altijd indexeren.

Rekenrente

Fictief rendementspercentage dat het belegde vermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen.

Rentedekking

Financieringsvorm waarin de betaalde premies gelijk zijn aan de contante waarde van de aanspraak die in dat jaar begint.

Solvabiliteit

Het vermogen dat op langere termijn aanwezig moet zijn om de verplichtingen te kunnen nakomen.

STAR (Stichting van de Arbeid)

Een landelijk overlegorgaan van de centrale organisaties van zowel werkgevers als werknemers in Nederland.

Sterftegrondslag

Berekeningsmethode gebaseerd op een statisch overzicht van sterftekansen per leeftijd van een bepaalde groep personen.

Swap

Ruil van het rendement op een vastgestelde referentiewaarde tegen een variabele rente gedurende een vastgestelde

looptijd.

Swaption

Een swap waarbij de eigenaar van de swaption het recht heeft, maar niet de verplichting, om een swap tegen vooraf

bepaalde voorwaarden af te sluiten op of binnen een bepaald tijdstip.

Underperformance

Er wordt een slechter resultaat behaald dan de benchmark.

Vastrentende waarden

Beleggingssoort waarover in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse

leningen en hypotheken.

Page 128: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

________________________________________________________________________________________________________

Stichting Bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 127

VPV (Voorziening Pensioen Verplichtingen)

De passiva van het pensioenfonds, gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen.

Vrijstelling

Vrijstelling van de verplichte deelneming aan de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds.

Waardeoverdracht

Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van een tot zeker moment opgebouwde

pensioenaanspraak, in het geval de deelnemer verandert van werkgever of verzekeraar.

Z-score

Mate waarin het werkelijke rendement van een pensioenfonds afwijkt van het rendement van de door het bestuur

vastgestelde normportefeuille.

Page 129: Jaarverslag 2015 VLEP concept 2.1 (clean) · De heer D.A.J. Kamp De heer N. Ruiter De heer A.W. van Vliet Raad van toezicht De heer J.G.M. van Ophem ... Een onderdeel hiervan is de

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees