Jaarverslag 2007 - SERV › sites › default › files › documenten › pdfpublicati… ·...
Transcript of Jaarverslag 2007 - SERV › sites › default › files › documenten › pdfpublicati… ·...
SERV
Sterk door overleg
Jaarverslag 2007Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
STV-Innovatie & Arbeid
Vlaamse Havencommissie
Mobiliteitsraad van Vlaanderen
Jaarverslag 2007Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
STV - Innovatie & Arbeid
Vlaamse Havencommissie
Mobiliteitsraad van Vlaanderen
SERV
Sterk door overleg
2Colofon 2
Voorwoord 6
Deel 1 Sociaal-Economische Raad
van Vlaanderen 9
1 De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen 10
1. Werking 10
2. Taken SERV 10
3. Werkgroepen 11
2 VESOC 12
1. Vergaderingen in 2007 12
3 De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen:
21-ste werkjaar 14
1. Werking 14
2. Vergaderingen in 2007 15
4 Sociaal-Economisch Rapport Vlaanderen 2007 19
1. Sociaal-Economisch Rapport Vlaanderen 2007 19
2. Meer welvaart en welzijn in Vlaanderen:
twaalf prioriteiten van de SERV 20
5 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) 22
1. De conferentie Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (5 oktober 2007, Antwerpen) 22
2. De communicatiecampagne 23
6 Milieu 24
1. Enkele algemene bemerkingen bij nieuwe Vlarebo 24
2. Verzameldecreet leefmilieu, energie,
openbare werken kan beter 25
3. Elektronische milieuvergunningsaanvraag slechts
eerste stap 25
4. NEC-reductieprogramma is geen volwaardig plan 25
5. Waterbeheerkwesties onderling beter afstemmen en
nodige middelen voor financiering voorzien 25
6. Nood aan werkbaar uitvoeringsplan bagger- en
ruimingsspecie 26
7. Algemeen oppervlaktedelfstoffenplan 26
8. Uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen 26
9. Actualisatie MINA-plan 3 26
10. Samenwerkingsovereenkomst Gemeenten /
Provincies 2008-2013 27
7 Duurzame ontwikkeling 28
1. Decreet Duurzame Ontwikkeling 28
8 Energie en klimaat 29
1. Samenwerkingsakkoord flexmex voldoet niet 29
2. Nood aan meer differentieerbare ondersteuning voor
hernieuwbare energie en meer Europese harmonisering 29
3. Energieprestatiebeleid voor scholen niet
goed uitgewerkt 29
4. Energieprestatieregelgeving moet eenvoudiger 30
Inhoudstafel
Colofon
Sociaal-Economische Raad van VlaanderenWetstraat 34-36
1040 Brussel
Tel.: 02/20.90.1 1 1
Fax: 02/21.77.008
E-mail: [email protected]
http://www.serv.be
RedactieChristine Jacobs
OpmaakDrukkerij Poot N.V.
Foto’s SERV, Studio Dann, VHC-Dirk Neyts, VRWB p 33,
Dirk Vercampt p 34, BIB Limburg 2003 p 40, 41 en p 57,
58, VDAB p 43, 45, Denijs p 59,60, Image & after p 63,
65, Andres p76
DrukkerijDrukkerij Poot N.V.
Verantwoordelijke uitgeverPieter Kerremans
Wetstraat 34-36
1040 Brussel
WD/2008/4665/6
35. Haalbaarheidsstudie alternatieve energiesystemen 30
6. Andere 30
9 Begroting 31
1. Evaluatierapport 31
2. Themarapport alternatieve financiering 32
3. Begrotingsadvies 32
10 Economie en innovatie 33
1. Economische dossiers 33
11 Regionaal beleid 35
1. Aanbeveling over de draagwijdte en opvolging van de
streekpacten 35
2. Europees regionaal beleid 36
12 Ruimtelijke ordening 37
1. Standpunt over het ontwerpbesluit over de
typevoorschriften RUP’s 37
2. Ontsluiting en uitwisseling van informatie over
ondergrondse kabels en leidingen (KLIP) 37
13 Wetgeving en regulering 38
1. Benchmarking kwaliteit Vlaamse regelgeving 38
2. Interinstitutioneel akkoord
reguleringsimpactanalyse (RIA) 38
3. Decreet elektronisch bestuurlijk gegevensverkeer 39
4. Formulierendecreet 39
14 Onderwijs 40
15 Welzijn 42
16 Arbeid 43
1. Advies Vlaams actieplan werkloosheidsvallen 43
2. Advies avenant 2006 samenwerkingsakkoord
meerwaarden economie 43
3. Advies criteria lerende netwerken
competentiemanagement 43
4. Advies voorontwerp aanpassing inburgeringsdecreet 43
5. Advies ontwerpbesluit lokale diensteneconomie 43
6. Advies ontwerpdecreet gelijkekansen- en
gelijkebehandelingsbeleid 44
7. Advies avenant 2007 samenwerkingsakkoord
meerwaarden economie 44
8. Advies gelijke kansen en diversiteitsplan
Vlaamse overheid 44
9. Ronde tafel aangepaste tewerkstelling 44
10. Europees Sociaal Fonds 44
11. SERV-advies over het European Credit System
for Vocational Education and Training (ECVET) 44
17 Profielenwerking beroepen en competenties 46
1. Advies over de eerste lijst van beroepen en titels
van beroepsbekwaamheid (ervaringsbewijzen) 2007 46
2. Standaarden voor competentiebeoordeling voor
een ervaringsbewijs 47
3. Beroepscompetentieprofielen in 2007 47
4. Studiedagen en workshops 48
5. Een compleet nieuwe manier van werken in
voorbereiding met ‘Competent’ 49
18 Mobiliteit 50
1. Aanbeveling over een alternatief voor het wegenvignet 50
2. Advies aanvullende reglementen 51
3. De komst van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA) 51
19 Begeleidingscommissie van het Pendelfonds 53
1. Advies over de projecten voor duurzamer
woon-werkverkeer 53
20 Internationaal 54
1. Europese Unie 54
2. Internationale Arbeidsorganisatie 54
3. SERV-project in Kroatië 55
21 Sectorconvenants 57
22 Sectorcommissies 59
1. Sectorcommissie Goederenvervoer 59
2. Sectorcommissie Hout en Bouw 59
3. Sectorcommissie Metaal- en Technologische Industrie 59
4. Sectorcommissie Textiel en Confectie 60
5. Sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg 60
6. Sectorcommissie Toerisme 60
23 Adviescommissie Private Arbeidsbemiddeling 61
1. Adviescommissie 61
2. Activiteiten in 2007 62
24 Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds 63
1. Herplaatsingsfonds 63
2. Activiteiten in 2007 64
25 Commissie Diversiteit 66
1. Adviezen 66
2. Onderhoud met de minister van Bestuurszaken 67
3. Samenkomst commissie Diversiteit 67
26 Vlaamse Luchthavencommissie 68
1. Inleiding 68
2. Nieuwe beheersstructuur voor de Vlaamse
regionale luchthavens 68
3. Vlaamse Luchthavencommissie vraagt ruimtelijk
zoneringsbeleid rond luchthavens 69
4. Blauwdruk voor bestuurlijke verankering
luchthavenbeleid 70
Deel 2 STV-Innovatie & Arbeid 73
1 Inleiding 74
2 Onderzoeksas Technologie – Organisatie - Arbeid 76
1. TOA 4 (2007) enquête 76
2. ICT en Human Capital 77
3. Organisatievernieuwing in de praktijk 79
4. Prestatiebeloning 80
3 Onderzoeksas werkbaar werk 82
1. Werkbaarheidsmonitor loontrekkenden 2007 82
2. Werkbaarheidsmonitor zelfstandige ondernemers 2007 83
3. Gespreksmatige opvolging en begeleiding van
medewerkers 85
4. Goederentransport: nieuwe rij- en rusttijden 86
4 Onderzoeksprojecten arbeidsmarkt 87
1. Externe Arbeidsmobiliteit 88
2. Het vervullingsbeleid van vacatures:
een werkgeversbevraging 88
5 Vormingsactiviteiten 89
1. Vormingsaanbod 89
2. Ondersteuning van vormingsinitiatieven 90
3. Zelf aan de slag 90
4. Doelgroep van vormingsinitiatieven 91
5. Vormingspakketten 91
6. Simulatiespelen 92
7. Workshop met programmaleiders van
het Finse TYKES-programma 94
8. Competa-project 94
9. STV-Innovatie & Arbeid valoriseert onderzoek via
ESF-projecten 94
Deel 3 Vlaamse Havencommissie 97
1 Vlaamse Havencommissie 98
1. Taakomschrijving 98
2 Werking van de Vlaamse Havencommissie in 2007 100
1. Commissievergaderingen in 2007 100
2. Dagelijks bestuur 103
3. Werkgroepen 104
4. Schriftelijke procedures 105
Deel 4 Mobiliteitsraad van Vlaanderen 107
1 Mobiliteitsraad van Vlaanderen 108
1. Installatie 108
2. De adviesopdracht 109
3. Aanbevelingen van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen 109
4. Het vijfjaarlijks mobiliteitsrapport 109
2 Werking van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen
in 2007 110
1. Vergaderingen in 2007 110
Deel 5 Praktische informatie 115
1 Wetgeving 116
1. Decreet op de SERV: gecoördineerde tekst 116
2. Vlaamse Havencommissie 120
2 Samenstellingen 124
1. Raad 124
2. VESOC 125
3. Sectorcommissie Goederenvervoer 126
4. Sectorcommissie Hout en Bouw 127
5. Sectorcommissie Metaal- en technologische industrie 128
6. Sectorcommissie Textiel en Confectie 129
7. Sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg 130
8. Sectorcommissie Toerisme 131
9. Adviescommissie voor Private Arbeidsbemiddeling
in het Vlaams Gewest 132
10. Overlegplatform Vlaamse Arbeidsbemiddelingsbureaus 133
11. Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds 134
12. Commissie Diversiteit 135
13. Vlaamse Havencommissie 136
14. Vlaamse Luchthavencommissie 138
15. Mobiliteitsraad van Vlaanderen 140
3 SERV-secretariaat 142
1. Secretariaat-generaal 142
2. Personeels- en financiële dienst 142
3. Studiedienst: SERV-domeinen 142
4. SERV–commissies 143
5. SERV–projecten 143
6. Informaticadienst 143
7. Communicatie 143
8. Documentatiecentrum 143
9. STV-medewerkers 143
10. Ondersteunende diensten 143
4 Externe communicatie 144
1. SERV-bericht 144
2. Elektronische nieuwsbrieven 144
3. Adviezen, aanbevelingen en standpunten 144
4. STV-brochures en -informatiedossiers 144
5. Persmededelingen en –conferenties 144
6. Website 144
7. De Vrije Markt 145
8. Sociaal – economisch jargon 147
9. Documentatiecentrum 147
10. Openbaarheid van bestuur 147
11. Klachtenbehandeling 148
5 Publicatielijst 149
1. SERV 149
2. STV-Innovatie & Arbeid 151
3. Vlaamse Havencommissie 151
4. Vlaamse Luchthavencommissie 152
5. Mobiliteitsraad van Vlaanderen 152
4
5
Voor u ligt het jaarverslag 2007 van de SERV, STV-
Innovatie & Arbeid en van de autonome commissies bij
de SERV.
Op 14 mei onderschreven de Vlaamse Regering en de
Vlaamse sociale partners de Competentieagenda 2010
in VESOC. De competentieagenda moet bijdragen tot een
duurzame en innovatieve groei waardoor werkzaam-
heid, inzetbaarheid en werkbaarheid fors verbeteren.
Op 9 februari werd het Sociaal-Economisch Rapport
Vlaanderen 2007 voorgesteld. Het Sociaal-Economisch
Rapport Vlaanderen 2007 biedt een brede waaier aan
cijfers die voor het Vlaams beleid relevant zijn. De
Vlaamse sociale partners gingen met deze cijfers na
welke aanbevelingen zij aan de Vlaamse overheid kun-
nen geven voor meer welvaart en meer welzijn in Vlaan-
deren. Twaalf beleidsacties zijn daarbij voor de Vlaam-
se sociale partners prioritair. De SERV roept de Vlaamse
Regering op hier bij voorrang werk van te maken. Ook
de Vlaamse sociale partners nemen hun verantwoor-
delijkheid op.
In opvolging van het Sociaal-Economisch Rapport Vlaan-
deren 2007 organiseerde de SERV op 19 maart een
workshop over de Vlaamse watersector. De eigen ana-
lyse van de sector en de bevindingen uit de workshop
vormden de vertrekbasis voor een aanbeveling in het
najaar.
Op 16 oktober organiseerde de SERV een seminarie
over het hoofdstuk globalisering met mevrouw
Reinhilde Veugelers van de Europese Commissie en
Frank Vandenbroucke voor de Vlaamse Regering als
gastsprekers.
Op vraag van de Vlaamse Minister van Sociale Economie
besteedde de SERV in 2007 ruime aandacht aan het
thema Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Dit
gebeurde met twee op elkaar afgestemde acties: een uit-
gebreide communicatiecampagne en een conferentie
Maarschappelijk Verantwoord Ondermenen op 5 oktober.
De SERV bracht in 2007 39 adviezen en aanbevelingen
en 45 briefadviezen uit. Het jaarlijks aantal adviesvra-
gen dat de SERV ontvangt, is sinds het jaar 2000 enorm
gestegen. Daarom wil de SERV zich meer concentreren
op proactief werk. Door de explosie van het aantal
adviesvragen was er immers wat minder aandacht voor
de sociaaleconomische kerntaak. De SERV neemt zich
voor om zich bij zijn brede advisering over milieu, onder-
wijs, energie, gezondheid, ruimtelijke ordening, enz. te
concentreren op de sociaaleconomische aspecten. We
moeten ons opnieuw richten op die corebusiness: de
lijnen uitzetten voor een sociaaleconomisch flankerend
beleid. Niet reactief maar proactief.
De inhoudelijke bespreking van de adviezen vindt u in deel
1 van dit jaarverslag.
In 2007 werkte de SERV mee aan niet minder dan vier
internationale projecten met: Bulgarije, Kroatië, Oekraïne
en de SADC-regio.
Het nieuwe format voor de beroepscompetentieprofie-
len en de ontwikkeling van de ervaringsbewijzen kwamen
aan bod in verschillende studiedagen. Nu staat al weer
een nieuwe uitdaging voor de deur: Competent. Met dit
project wordt één Vlaamse competentiedatabank
Voorwoord
7
gecreëerd die raadpleegbaar wordt voor niet profes-
sionele gebruikers en inzetbaar voor professionele
gebruikers (VDAB, sociale partners, sectorale fondsen,
onderwijs, …).
STV-Innovatie & Arbeid is uitgegroeid tot hét kennis-
centrum voor de Vlaamse sociale partners voor de
samenhang tussen technologische innovatie, organisa-
torische innovatie en nieuwe vormen van inzet van
arbeid in al zijn aspecten.
De projectprogrammatie is opgebouwd rond twee onder-
zoeken die driejaarlijks worden herhaald.
Er is de Technologie-Organisatie-Arbeid (TOA) screening.
Dit onderzoek peilt naar de mate waarin nieuwe manage-
mentconcepten of nieuwe vormen van organisatie en
innovatie gekend zijn en worden toegepast. De TOA-
vragenlijst werd in 2007 voor de vierde keer afgenomen
(vorige edities in 1998, 2001 en 2004).
Het tweede terugkerende project is de grootschalige
schriftelijke bevraging van een steekproef van 20.000
loontrekkende Vlamingen. In vergelijking met 2004 is de
werkbaarheid in 2007 gestegen van 52,3% naar 54,1%.
Dit betekent dat in 2007 54,1% van alle loontrekkenden
in Vlaanderen werkbaar werk heeft. Deze werknemers
zijn niet psychisch vermoeid door hun werk, ze zijn
gemotiveerd in hun werk, ze hebben voldoende leer-
mogelijkheden in hun werk en hun werk - privé balans
is in evenwicht.
In 2007 heeft ook de eerste werkbaarheidsmeting bij zelf-
standige ondernemers plaatsgevonden. Zelfstandige
ondernemers hebben een boeiende maar tegelijk ver-
moeiende activiteit. Zelfstandig ondernemen is moti-
verend en biedt heel wat kansen om bij te leren maar de
combinatie met het privéleven is vaak niet evident. Een
aanzienlijk aantal zelfstandige ondernemers kampt
bovendien met problemen op het vlak van psychische ver-
moeidheid.
In 2007 gebeurde bijkomend onderzoek naar de toe-
passingen van organisatievernieuwingen in de praktijk,
de gespreksmatige opvolging en begeleiding van mede-
werkers, prestatiebeloningssystemen, externe arbeids-
mobiliteit en rekruteringsstrategieën. Ook werd een
meetinstrument ontwikkeld om de inzet van ICT en
Human Capital in kleine en middelgrote bedrijven in
kaart te brengen.
Hoofddoel van elk project is het valoriseren van de
resultaten. Ook in 2007 kende dit succes. In totaal
namen 7.419 personen deel aan een van de 145 vor-
mingsinitiatieven. Daarnaast werden informatiedos-
siers, brochures en elektronische nieuwsbrieven ver-
spreid. De vormingstools, die STV-Innovatie & Arbeid ont-
wikkelt, worden ook internationaal naar waarde geschat
via deelname aan enkele ESF-projecten.
In 2007 bracht de Vlaamse Havencommissie (VHC) vier
adviezen en twee aanbevelingen uit.
De aanbeveling over het Europees havenbeleid was
gebaseerd op zes non-papers van de Havencommissie
als inbreng bij de zes workshops van de Europese Com-
missie over een nieuw Europees havenbeleid.
Het grote publiek is zich te weinig of niet bewust van de
bijdrage die de havens dagelijks leveren tot de welvaart
en het welzijn van de bevolking. De Vlaamse havens
willen het maatschappelijk draagvlak voor de Vlaamse
havens verbeteren. Dit mondde uit in een aanbeveling
die in mei werd goedgekeurd.
Op 18 september 2007 vond de plechtige installatie-
vergadering van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen
(MORA) plaats. De MORA is de strategische adviesraad
voor het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken.
Het secretariaat van de MORA werd ondergebracht bij
de SERV.
In de laatste maanden van 2007 presenteerde de MORA
al 2 adviezen (over het aanvullend reglement op het
wegverkeer en over het verkeersveiligheidsplan) en een
aanbeveling over het Europees Groenboek voor een
nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur. Minister Van Brempt
integreerde verschillende aanbevelingen uit dit MORA-
advies in de tekst die door de Vlaamse Regering werd
goedgekeurd.
Tot slot wil ik benadrukken dat het werk in de SERV alleen
kan gebeuren dankzij de inzet van de medewerkers van
de samenstellende organisaties en van het SERV-secre-
tariaat. In 2008 zal de uitdaging erin bestaan om daad-
werkelijk proactief en doelgericht in te zetten op het soci-
aaleconomisch flankerend beleid.
Karel van Eetvelt
SERV-voorzitter 2008
Deel 1
Sociaal-EconomischeRaad van Vlaanderen
1. WerkingDe SERV is het overleg- en adviesorgaan van de Vlaam-
se sociale partners. In de raad zetelen tien vertegen-
woordigers van de representatieve Vlaamse werkge-
versorganisaties (Boerenbond, UNIZO, Verso en
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen) en tien ver-
tegenwoordigers van de representatieve Vlaamse werk-
nemersorganisaties (ABVV, ACLVB, ACV). De raad is
het hoogste orgaan binnen de SERV. In de adviezen en
aanbevelingen streeft de raad naar consensus.
De Vlaamse Regering benoemt de leden op voordracht
van de sociale partners. Hun mandaat duurt vier jaar en
is verlengbaar.
Het uitgebreid dagelijks bestuur van de SERV bestaat uit
telkens één vertegenwoordiger van de SERV-partners
(ABVV, ACLVB, ACV, Boerenbond, UNIZO, en Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen) en, met raadgevende stem,
uit de administrateur-generaal en adjunct-administra-
teur-generaal van de SERV. Het voorzitterschap wisselt
jaarlijks. Elk jaar levert een andere partner, volgens een
toerbeurt, respectievelijk voorzitter en ondervoorzitter
aan het dagelijks bestuur. De voorzitter en ondervoorzitter
komen nooit tegelijk uit de werkgevers- of de werkne-
mersgroep.
In 2007 was Caroline Copers (Vlaams ABVV) voorzitter.
Karel Van Eetvelt (UNIZO) was ondervoorzitter. De dage-
lijkse leiding over het secretariaat berust bij de admi-
nistrateur-generaal en de adjunct-administrateur-gene-
raal.
2. Taken SERVVereenvoudigd kunnen we de bevoegdheden van de
SERV bundelen onder twee krachtlijnen:
� studie, aanbeveling en advies,
� overleg.
AdviesDe SERV adviseert over alle belangrijke sociale en eco-
nomische aangelegenheden waarvoor de Vlaamse
Gemeenschap of het Vlaams Gewest bevoegd zijn, of
waarbij ze worden betrokken. Dat doet de SERV op
eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parle-
ment, de Vlaamse Regering of een Vlaams Minister. De
Vlaamse Regering moet het advies van de SERV inwin-
nen over elk voorontwerp van decreet met een sociaal-
economische inslag. Ook brengt de SERV elk jaar ver-
plicht advies uit over het Vlaamse begrotingsbeleid.
Daarnaast formuleert de raad aanbevelingen en stand-
punten over sociaaleconomische thema’s, maakt studies
en verzorgt publicaties.
In 1995 heeft de SERV een aanpassing van het reglement
van orde goedgekeurd. Het begrip sociale en economi-
sche aangelegenheden wordt strikter ingevuld. De raad
bepaalt, op voorstel van het dagelijks bestuur, of een
adviesvraag betrekking heeft op zijn aandachtspunten.
Dit zijn onderwerpen met een duidelijk sociaalecono-
mische inslag. Indien dit niet het geval is, deelt de SERV
aan de adviesvrager onmiddellijk en gemotiveerd mee
dat hij m.b.t. deze adviesvraag geen opmerkingen for-
muleert.
1De Sociaal-EconomischeRaad van Vlaanderen
11
OverlegNaast deze adviesopdracht vervult de SERV een over-
legfunctie. Aan de ene kant houdt dit de voorbereiding
in van het drieledige overleg met de Vlaamse Regering
binnen het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité
(VESOC). De SERV verzorgt hiervoor het secretariaat.
Aan de andere kant omvat dit het overleg tussen de socia-
le partners onderling.
3. WerkgroepenVoor het onderzoek van bijzondere vraagstukken kan de
SERV een beroep doen op deskundigen en permanente
of tijdelijke werkgroepen oprichten. De SERV-organisa-
ties kiezen de leden. Ook kan de raad beslissen andere
deskundigen aan de werkzaamheden van de werkgroe-
pen te laten deelnemen.
Het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC),
in 1983 opgericht, is het drieledige overlegorgaan tus-
sen de Vlaamse Regering, de Vlaamse werkgevers- en
de Vlaamse werknemersorganisaties. Deze drie groepen
hebben onderling een protocol afgesloten dat door de
huidige Vlaamse Regering werd hernieuwd op 13 okto-
ber 2004. Indien binnen het VESOC een consensus
wordt bereikt, verbindt de regering zich ertoe deze con-
sensus uit te voeren. De sociale partners zullen hem bij
hun leden verdedigen en aan de uitvoering meewerken.
Het overleg handelt over alle beleidsaangelegenheden
met een sociaaleconomische dimensie die ofwel beho-
ren tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap
of het Vlaams Gewest, ofwel het akkoord, advies of de
betrokkenheid van de Vlaamse Regering vereisen. Ook
andere punten mogen op de agenda komen.
De Minister-president van de Vlaamse Regering zit het
VESOC voor. Het bestaat uit een vaste delegatie van de
Vlaamse Regering, die wordt aangevuld met de overige
leden van de Vlaamse Regering naargelang de dagorde,
uit acht leden die de werkgevers vertegenwoordigen
en uit acht leden die de werknemers vertegenwoordigen.
Sinds 1 oktober 1990 staat de SERV in voor het secre-
tariaat van het VESOC.
1. Vergaderingen in 2007Het VESOC kwam in 2007 één keer samen, namelijk op
14 mei 2007. Op deze samenkomst werd de Competen-
tieagenda 2010 geformaliseerd (zie kaderstuk).
De Competentieagenda 2010Op 14 mei 2007 onderschreven de Vlaamse Regeringen de Vlaamse sociale partners de Competentieagen-da 2010. Hiermee gaan de Vlaamse Regering en desociale partners de uitdaging aan om een competen-tieagenda voor Vlaanderen uit te voeren, met nieuweinitiatieven en duidelijke engagementen. De compe-tentieagenda moet bijdragen tot een duurzame eninnovatieve groei waardoor werkzaamheid, inzet-baarheid en werkbaarheid fors verbeteren. Er werden tien prioriteiten afgebakend waarop men dekomende jaren een verschil wil maken. De VlaamseRegering en de sociale partners willen die realiseren van-uit een breed draagvlak met verschillende stakeholders,in het bijzonder het onderwijs. De tien prioriteiten zijn:
1. Geïnformeerde studie- en beroepskeuze2. Meer en beter werkplekleren3. Actieplan ondernemend onderwijs4. Versterken van EVC5. Actieplan ongekwalificeerde instroom6. Stimuleren van competentiebeleid, in al zijn facet-
ten, in bedrijven en organisaties7. Oudere werknemers8. Incentives werknemers9. Werk maken van werknemerschap10. Versterken van de sectorale invalshoek
2VESOC
13
In de VESOC-werkgroep werd onder meer de Compe-
tentieagenda 2010 vorm gegeven en opgevolgd. Ande-
re thema’s die in 2007 het onderwerp vormden van het
overleg tussen de Vlaamse Regering, de werkgevers- en
werknemersorganisatie zijn:
� Opvolging Meerbanenplan
� Pact Jeugdwerkloosheid
� VESOC-actieplan diversiteit 2007
� Lissabon-strategie: Vlaams Hervormingsplan 2005-
2008
� Model sectorconvenant
� Ronde tafels Industrieel Beleid
� Preventief bedrijfsbeleid
� Projectoproepen Europees Sociaal Fonds
� Conceptnota Afwisselend leren en werken
� Sociale economie
� Werkervaring
� Tewerkstellingspremie 50+
� Preventief bedrijfsbeleid
Competentieagenda
1. WerkingNaar jaarlijkse gewoonte geven we een overzicht van de
adviezen en aanbevelingen die de SERV in 2007 heeft
uitgebracht. Er werden 39 adviezen en aanbevelingen uit-
gebracht en op de website gepubliceerd. Ook kregen 45
adviesvragen een antwoord per brief. Rond vier advies-
vragen kwam geen consensus tot stand en werden de
standpunten van de organisaties in de raad aan de
bevoegde Minister overgemaakt. Voor acht adviezen
werkte de SERV samen met de Minaraad. Op 9 februari
werd het Sociaal-Economisch Rapport van Vlaanderen
2007 voorgesteld. Op 5 oktober presenteerden we het
rapport Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, van
goede indruk maken naar duurzame indruk achterla-
ten op de conferentie over Maatschappelijk Verant-
woord Ondernemen. Het advies- en studiebureau Sus-
tenuto heeft in opdracht van de SERV dit expertenrapport
opgesteld. Het rapport wil ondernemingen, werkgevers-
en sectororganisaties, overheden, vakbonden en ande-
re maatschappelijke actoren zicht geven op de belang-
rijke aspecten en kenmerken van Maatschappelijk Ver-
antwoord Ondernemen tot nu toe, zowel internationaal
als in Vlaanderen. Ook kijkt het vooruit naar de inter-
nationale trends in duurzame bedrijfsvoering. In negen
stellingen schetst het de uitdagingen voor mainstreaming
van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
DDoommeeiinneenn AAaannttaall aaddvviieezzeenn
milieu en energie 12
arbeid 6
energie 5
begroting 4
mobiliteit 3
onderwijs 2
economie 2
diversiteit 1
Europees beleid 1
regionaal beleid 1
ruimtelijke ordening 1
welzijn en gezondheid 1
Onterecht schrijven beleidsmakers het lange regelge-
vingsproces dikwijls toe aan de verplichte adviesvragen
aan adviesraden. Voor decreten waarvoor de volledige
procedure werd afgerond, blijkt echter dat de SERV
slechts verantwoordelijk is voor gemiddeld 14% van de
looptijd tussen de eerste principiële goedkeuring en de
afkondiging na de parlementaire goedkeuring. Voor
besluiten bedraagt de tijd die de SERV nodig heeft voor
advies 32% van de procedure tot definitieve goedkeu-
ring door de Vlaamse Regering. De looptijd voorafgaand
aan de eerste principiële goedkeuring, met ambtelijke
voorbereiding, interne overheidsadviezen, interkabi-
nettenoverleg,… werd dan nog niet meegerekend. De oor-
zaak van lange doorlooptijden ligt dus elders.
3De Sociaal-EconomischeRaad van Vlaanderen: 21-ste werkjaar
15
2. Vergaderingen in 200717 januari 2007� Bekrachtiging rapport preventief bedrijfsbeleid
� Bekrachtiging advies discussienota over Leren en
Werken
� Bekrachtiging briefadvies overeenkomst
• BLEU – Ethiopië
• BLEU – Bahrein
� Bekrachtiging briefadvies Stabilisatie- en Associa-
tieovereenkomst EG – Albanië
� Bekrachtiging briefadvies
• Partnerschapsovereenkomst EG – ACS-staten
• Intern akkoord ACS-EG-Partnerschapsovereen-
komst
� Bekrachtiging briefadvies huishoudelijk reglement
permanente stuurgroep Herplaatsingsfonds
� Bekrachtiging briefadvies samenwerkingsakkoord
over telecommunicatie- en omroepregulatoren
� Bekrachtiging advies Vlaamse kwalificatiestructuur
� Bekrachtiging adviezen:
• Interregionale mobiliteit van de werkzoekenden
• Samenwerking arbeidsmarktbeleid & bevorde-
ring mobiliteit van de werkzoekenden
� Bekrachtiging briefadvies decreet dringende bepa-
lingen voor het onderwijs
� Bekrachtiging briefadvies oprichting Vlaams onder-
handelingscomité voor basiseducatie
� Bekrachtiging briefadvies medezeggenschap van
het personeel in het hoger onderwijs
� Bekrachtiging briefadvies decreet bijzondere jeugd-
zorg
� Bekrachtiging briefadvies over de wet op de jeugd-
bescherming
Besluiten 40% - 25% - 32%
Decreten 27% 12% 28% 14% 28% 14%
Eindtotaal 29% 12% 27% 14% 29% 14%
Aard Aandeel
advies in
looptijd tot
def goedk VR
Aandeel
advies in
looptijd tot
def goedk Parl
Aandeel
advies in
looptijd tot
def goedk VR
Aandeel
advies in
looptijd tot
def goedk Parl
Aandeel
advies in
looptijd tot
def goedk VR
Aandeel
advies in
looptijd tot
def goedk Parl
2005 2006 2007
Tabel 1 Aandeel van het SERV-advies in de looptijd van een dossier, gemeten vanaf de 1e principiële goedkeu-
ring door de VR (enkel regelgeving)
Tabel 2 Adviestermijnen per minister
Aantal dossiers Advies termijn in dagen (2006) Advies termijn in dagen (2007)
Adviesvrager 5 of 10 > 10 30 > 30 geen totaal 5 of 10 > 10 30 > geen totaal
minder < 30 termijn minder < 30 30 termijn
Minister Peeters 1 2 0 15 7 0 25 1 7 1 9
Minister Vandenbroucke 7 0 1 8 1 0 17 1 1 7 1 10
Administratie Buitenl. Bel 0 0 0 16 0 0 16 16 16
Minister Bourgeois 1 0 2 11 1 1 16 1 3 1 5
Minister Moerman 2 0 0 3 1 1 7 3 3
Minister Leterme 1 0 1 2 1 0 5 1 1
Minister Van Mechelen 2 0 0 3 0 0 5 2 2 4
Minister Keulen 0 0 3 1 0 0 4 1 1
Minister Van Brempt 0 0 0 4 0 0 4 5 5
Minister Vervotte 1 0 0 3 0 0 4 1 4 5
Minister Anciaux 0 0 0 0 0 0 0 1 1
Minister Crevits 7 2 9
Eindtotaal 15 2 7 66 11 2 103 5 1 1 57 5 0 69
� Bekrachtiging advies decreet bepalingen over leef-
milieu, energie en openbare werken
� Geen consensus adviesvraag decreet volwassenen-
onderwijs
� Goedkeuring briefadvies decreet studiefinanciering
van de Vlaamse Gemeenschap
� Geen consensus adviesvraag aanvulling decreet
milieubeleid met titel XV Milieuschade
� Goedkeuring briefadvies verdrag 1998 over de toe-
gang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en
toegang tot de rechter voor milieuaangelegenhe-
den
� Goedkeuring briefadvies decreet tot regeling van
het handhavingsbeleid in de toeristische logiessec-
tor
� Goedkeuring evaluatierapport begroting 2007 en
inforapport alternatieve financiering
� Goedkeuring standaarden voor titel van beroeps-
bekwaamheid keukenmedewerker, koelmonteur, stel-
lingbouwer, uitsnijder-uitbeender, zelfstandig kapper
en magazijnmedewerker
14 februari 2007� Bekrachtiging advies NEC-reductieprogramma 2006
� Bekrachtiging briefadvies instemming avenant
samenwerkingsakkoord meerwaardeneconomie
� Bekrachtiging briefadvies instemming samenwer-
kingsakkoord Vlaamse Regering – Kroatië
� Goedkeuring briefadvies doelstelling 2 – Operationeel
EFRO-programma 2007-2013
� Goedkeuring advies over de eerste lijst 2007 van
beroepen en titels voor beroepsbekwaamheid
� Goedkeuring advies subsidiëring van bedrijfsge-
bouwen
� De raad geeft mandaat aan dagelijks bestuur om
een advies te formuleren over de subsidiëring van
bedrijventerreinen
� Goedkeuring briefadvies integrale jeugdhulp
11 april 2007� Bekrachtiging advies samenwerkingsakkoord uit-
voering sommige bepalingen Protocol van Kyoto
� Bekrachtiging briefadvies decreet basisonderwijs
en decreet onderwijs XIII-Mozaïek
� Bekrachtiging briefadvies decreet Onderwijs XVII
� Bekrachtiging briefadvies European Credit System
for Education and Training (ECVET)
� Bekrachtiging advies wijziging decreten radio & TV
– boodschappen van algemeen nut
� Bekrachtiging briefadvies zorg- en bijstandsverleners
in opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden
� Bekrachtiging advies ervaringsbewijs filiaalhouder
reisbureaus
� Bekrachtiging advies hernieuwbare energiebronnen
� Goedkeuring advies oprichting van de SAR Vlaam-
se Welzijns-, Gezondheids- & Gezinsbeleid en de
Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn,
Volksgezondheid & Gezin
� Goedkeuring briefadvies verdrag maatregelen ter
bescherming van kinderen
� Goedkeuring briefadvies verdrag tot bescherming van
de rechten van de mens en de fundamentele vrijhe-
den (EVRM)
� Goedkeuring standpunt typevoorschriften Ruimtelijke
Uitvoeringsplannen (RUP’s)
� Goedkeuring standaarden voor titel van beroeps-
bekwaamheid heftruckchauffeur, reach-truck-
chauffeur, calculator bouw en monitor/begeleider
in de beschutte en sociale werkplaatsen
� Goedkeuring financieel rapport SERV - werkings-
jaar 2006
� Goedkeuring jaarverslag SERV 2006
� Goedkeuring hersamenstelling sectorcommissie Toe-
risme
13 juni 2007� Bekrachtiging briefadvies begeleiding aanpassing
begroting 2007
� Bekrachtiging advies SERV-Minaraad over de water-
beheerkwesties
� Bekrachtiging advies SERV-Minaraad over het decreet
houdende de organisatie van co-existentie van gene-
tisch gemodificeerde gewassen met conventionele
gewassen en biologische gewassen
� Bekrachtiging briefadvies bezwarenprocedure brown-
fieldprojecten
� Bekrachtiging briefadvies decreet houdende de wet-
telijke en decretale aanpassingen voor leefmilieu,
natuurbehoud en energie als gevolg van het bestuur-
lijk beleid
� Bekrachtiging briefadvies decreet oprichting van de
Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
� Bekrachtiging advies decreet flankerend onderwijs-
beleid
� Bekrachtiging briefadvies over het beroepsprofiel van
leraar en de basiscompetenties van de leraren
� Bekrachtiging advies Vlaams Actieplan Werkloos-
heidsvallen 2007
� Bekrachtiging briefadvies instemming protocol tot wij-
ziging aan de conventie voor het Europees Centrum
voor Weersvoorspellingen op Middellange Termijn
� Geen consensus adviesvraag wijziging besluit hou-
dende uitvoering van het decreet van 19 december
16
17
2003 over het activeren van risicokapitaal in Vlaan-
deren
� Goedkeuring advies decreet houdende toekenning van
een rentetoelage voor ondernemingen die lijden
onder de verstoorde bereikbaarheid ten gevolge van
hinder door openbare werken
� Goedkeuring briefadvies instemming met de con-
sulaire overeenkomst tussen het Koninkrijk België en
de Russische Federatie
� Goedkeuring briefadvies instemming met het twee-
de protocol bij het verdrag van Den Haag van 1954
voor de bescherming van culturele goederen in geval
van een gewapend conflict
� Goedkeuring aanbeveling Alternatief Wegenvignet
� Goedkeuring aanbeveling over het Milieu Innovatie
Platform
� Goedkeuring standaarden dubbelstuk tapijtwever,
platwever: armatuur en jacquard en productieope-
rator voeding
10 juli 2007� Bekrachtiging advies decreet over de financiering van
de werking van de hogescholen en de universiteiten
� Bekrachtiging advies SERV-Minaraad over het elek-
tronisch indienen van een milieuvergunningsaan-
vraag
� Goedkeuring advies SERV-Minaraad over het ontwerp
van sectoraal uitvoeringsplan bagger- en ruimings-
specie
� Goedkeuring advies decreet energieprestaties in
scholen
� Goedkeuring briefadvies verdrag over Eurokorps en
de rechtspositie van zijn hoofdkwartier
� Goedkeuring begrotingsadvies 2007
� Goedkeuring standaarden autobuschauffeur en auto-
carchauffeur
� Goedkeuring advies lerende netwerken competen-
tiemanagement
12 september 2007� Bekrachtiging advies SERV-Minaraad decreet vast-
stelling Vlarebo
� Bekrachtiging briefadvies invoering bijzonder vast
recht wetboek registratie-, hypotheek- en griffie-
rechten
� Bekrachtiging briefadvies decreet Vlaams inburge-
ringsbeleid
� Bekrachtiging advies invoering energieprestatie-
certificaat residentiële gebouwen bij verkoop en
verhuur en de uitvoering van de energieaudit
� Goedkeuring advies besluit Vlaamse Regering loka-
le diensteneconomie
� Goedkeuring briefadvies decreet ontsluiting en uit-
wisseling informatie over ondergrondse kabels en lei-
dingen
� Goedkeuring briefadvies decreet over de toeristische
logies
� Goedkeuring advies decreet over aanvullende regle-
menten op het wegverkeer
� Goedkeuring advies besluit Vlaamse Regering over
invoering haalbaarheidsstudie voor alternatieve
energiesystemen
� Goedkeuring advies decreet houdende instemming
met Verdrag nr. 184 over de veiligheid en gezondheid
in de landbouw
� Goedkeuring aanbeveling over de watersector
� Goedkeuring standaard hovenier aanleg van parken
en tuinen
� Kennisname rapport van het vooronderzoek van
Competent start actieplan te definiëren met ANPE
m.b.t. ROME v3 en met de VDAB m.b.t. de synonie-
menlijst en de module voor userbeheer
� Goedkeuring sociaaleconomische jargon- en letter-
woordenlijst
14 november 2007� Bekrachtiging advies SERV-Minaraad voorontwerp
van algemeen oppervlaktedelfstoffenplan
� Bekrachtiging advies decreet kader voor het Vlaam-
se gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid
� Bekrachtiging advies decreet houdende bepalingen
tot begeleiding van de begroting 2008
� Geen consensus besluit toekenning strategische
investering- en opleidingsteun
� Bekrachtiging briefadvies samenwerkingsakkoord
overeenkomst tot verbod van ontwikkeling, produc-
tie, aanleg van voorraden en gebruik van chemische
wapens en over de vernietiging ervan
� Bekrachtiging briefadvies instemming zetelakkoord
België – Economische Gemeenschap van West-Afri-
kaanse Landen (EGWAS)
� Bekrachtiging advies SERV-Minaraad Uitvoeringsplan
Milieuverantwoord beheer van huishoudelijke afval-
stoffen
� Bekrachtiging briefadvies instemming overeenkomst
• BLEU – republiek Korea
• BLEU – republiek Rwanda
� Bekrachtiging briefadvies instemming verdrag ter
bescherming cultureel erfgoed onder water
� Bekrachtiging standaarden assistent podiumtech-
nicus, podiumtechnicus, toneelmeester, dubbel-
stukfluweelwever en bestuurder mobiele kraan
� Goedkeuring briefadvies instemming overeenkomst
luchtvervoer tussen EU en VSA
� Goedkeuring aanbeveling draagwijdte streekpacten
� Goedkeuring standaard hovenier onderhoud van par-
ken en tuinen
� Goedkeuring begroting SERV 2008
� Bekrachtiging advies SERV-Minaraad actualisatie
van het Vlaamse Milieubeleidsplan 3
18
1. Sociaal-Economisch RapportVlaanderen 2007Op 9 februari 2007 heeft de SERV in het Vlaams Par-
lement het Sociaal-Economisch Rapport Vlaanderen
2007 voorgesteld en zijn beleidsconclusies erbij gefor-
muleerd.
Het Sociaal-Economisch Rapport Vlaanderen 2007
bestaat uit twee luiken. Het eerste deel omvat een soci-
aaleconomische benchmarking van Vlaanderen/België.
De voorgestelde sociaaleconomische positionering van
Vlaanderen/België heeft betrekking op elf domeinen
en wordt afgezet tegenover negen landen. Waar moge-
lijk en relevant werden topregio’s in de benchmarking
opgenomen.
In het tweede deel van Sociaal-Economisch Rapport
Vlaanderen 2007 worden zes thema’s die voor de socia-
le partners prioritair zijn nader onderbouwd en geduid.
Deze thema’s zijn:
� Ruimte voor ondernemerschap
� Analyse en uitdagingen voor de Vlaamse watersec-
tor
� Jongeren en de arbeidsmarkt
� Globalisering, internationale handel en binnenland-
se werkgelegenheid
� Vlaanderen en logistiek
� Maken we goede wetgeving? Benchmarking van
Vlaanderen
Op 19 maart 2007 organiseerde de SERV een works-hop over De Vlaamse watersector: analyse en uitda-gingen.De Vlaamse watersector is in volle reorganisatie. DeSERV analyseerde de gevolgen van deze reorganisa-tie op de organisatiestructuur in het algemeen en op dewaterprijs in het bijzonder. In de workshop werd die-per ingegaan op een aantal vaststellingen en vragendie in deze studie naar voren kwamen. De resultatenvan het debat werden meegenomen in een aanbeve-ling over de terugwinning van kosten in de water-prijs.
Op 16 oktober werd een seminarie georganiseerd overglobalisering. Erwin Eysackers presenteerde de evolutievan de Belgische arbeidsmarkt en economie sinds1995, met bijzondere aandacht voor de impact van deinternationale handel. Daarna volde een toelichting doorReinhilde Veugelers van de Europese Commissie,Bureau of European Policy Advisers (BEPA) over deEuropese ontwikkelingen in internationaal perspectiefen de visie en beleidsdoelstellingen van de EuropeseCommissie op economisch vlak. Tot slot gaf FrankVandenbroucke, Vlaams minister van Werk, Onder-wijs en Vorming een reactie vanuit het beleid.
Het Sociaal-Economisch Rapport Vlaanderen 2007biedt een brede waaier aan cijfers en analyses dievoor het Vlaams beleid relevant zijn. Ondermeer opbasis van deze gegevens heeft de SERV in een aan-beveling twaalf prioriteiten voor meer welvaart en wel-zijn in Vlaanderen afgelijnd.
4Sociaal-Economisch
Rapport Vlaanderen 2007
Eerder dan het rapport van meer dan 800 bladzijdenin een noodgedwongen zeer ruwe synthese weer tegeven, wordt hierna verder ingegaan op de twaalfprioriteiten van de SERV voor meer welvaart en wel-zijn in Vlaanderen.
2. Meer welvaart en welzijn inVlaanderen: twaalf prioriteitenvan de SERVHet Sociaal-Economisch Rapport Vlaanderen 2007 biedt
een brede waaier aan cijfers die voor het Vlaams beleid
relevant zijn. De Vlaamse sociale partners gingen met
deze cijfers na welke aanbevelingen zij aan de Vlaamse
overheid kunnen geven voor meer welvaart en meer
welzijn in Vlaanderen. Twaalf beleidsacties zijn daarbij
voor de Vlaamse sociale partners prioritair. De SERV
roept de Vlaamse Regering op hier bij voorrang werk van
te maken. Ook de Vlaamse sociale partners nemen hun
verantwoordelijkheid op.
Meer en beter opgeleide mensen aan de slag krijgen is
de uitdaging. De werkzaamheidsgraad verhogen (bij
bepaalde groepen) en de werkbaarheid vergroten. In de
aanpak van de werkzaamheidsgraad vormen beter opge-
leide werknemers en werkzoekenden een speerpunt.
Zowel werkgevers als werkenden en werkzoekenden
hebben baat bij een doeltreffend competentiebeleid [1].
Nog altijd verlaten te veel jongeren de school zonder
diploma. Hier moeten we blijven aan werken. De tra-
jectbegeleiding binnen de VDAB moet de competenties
van de werkzoekenden verder ontwikkelen.
Vlaanderen moet optimaal gebruik maken van zijn
arbeidspotentieel [2]. De SERV dringt er op aan snel werk
te maken van het aangekondigde actieplan werkloos-
heidsvallen. Het bevorderen van arbeidsmobiliteit tus-
sen sectoren en bedrijven kan van grote betekenis zijn
bij herstructureringen. Instrumenten als outplacement
en samenwerkingsakkoorden tussen de gewesten kun-
nen daarbij een belangrijke rol spelen. Tenslotte dient ook
het verhogen van de werkbaarheid een onderdeel te
zijn van het regeringsbeleid. De SERV vraagt aandacht
voor de meest kwetsbaren op de arbeidsmarkt. Voor hen
is een bemiddeling op maat noodzakelijk. Ook kan de
sociale economie voor hen een rol spelen. Het bevorderen
van diversiteit is noodzakelijk om meer personen uit
de kansengroepen aan de slag te krijgen. Daarom vraagt
de SERV een uitbreiding van het aantal diversiteits-
plannen en een intensievere inzet van de diversiteitstoets.
Tenslotte is het van wezenlijk belang dat de werkgele-
genheid aangroeit [3], ook in de privésector. Binnen de
eigen bevoegdheden moet de Vlaamse Regering maxi-
maal inzetten op bijkomende werkgelegenheid. Vlaan-
deren moet evolueren naar een ondernemende en inno-
vatieve samenleving. Om het ondernemerschap een
boost te geven is het noodzakelijk dat de Vlaamse over-
heid een versterkt flankerend beleid ontwikkelt. De
Vlaamse overheid moet ervoor zorgen dat Vlaanderen
een aantrekkelijke investeringsregio [4] is om te onder-
nemen. Vlaanderen moet zijn sterke troeven op het vlak
20
21
van logistiek en infrastructuur verder kunnen ontwikkelen.
Daarvoor zijn een efficiënt vergunningenbeleid, een
kwaliteitsvol economisch ruimtelijk beleid en het reali-
seren van de missing links tegen 2015 noodzakelijk.
Ondernemerschap is niet alleen een kwestie van een zaak
te starten, even belangrijk is de continuïteit van de
onderneming. Daarom vraagt de SERV zijn voorstel
voor een vernieuwd efficiënt preventief bedrijfsbeleid [5]
te realiseren.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen [6] kan een
meerwaarde betekenen voor een succesvolle ontplooi-
ing van bedrijfsactiviteiten. Om het maatschappelijk
draagvlak van ethisch en duurzaam ondernemen te ver-
groten, zal de SERV in het najaar en binnen het project
Vlaanderen in Actie, een conferentie over het thema orga-
niseren.
De Vlaamse sociale partners dringen aan op een fiscaal
pact [7] met de lokale overheden waarvoor de beschik-
bare middelen in de loop van de legislatuur effectief
worden besteed. In eerste instantie staat hierbij een
verlaging van de lokale bedrijfsbelastingen ten voorde-
le van investeringen en werkgelegenheid voorop. Het pact
moet leiden tot een vermindering van de administratieve
en financiële lasten zonder deze af te wentelen op de
gezinnen.
Ondernemerschap is onlosmakelijk verbonden met inno-
vatie. Vlaanderen moet het aanwezige kennispotentieel
beter valoriseren [8], zowel economisch als maat-
schappelijk. Cruciaal daarbij is dat Vlaanderen de Bar-
celona-norm haalt voor O&O-uitgaven, meer werk maakt
van netwerking tussen bedrijven en wetenschap, diver-
se uitvoeringsagentschappen en beleidsinstrumenten
meer op elkaar afstemt en ook niet-technologische inno-
vatie ondersteunt. Maatschappelijk gedragen verken-
ningstudies moeten de strategische sectoren waarin
Vlaanderen innovatie kan valoriseren detecteren.
Vlaanderen moet een leefbare omgeving zijn. De Vlaam-
se overheid moet streven naar meer energie-efficiëntie
[9] en hernieuwbare energiebronnen ondersteunen. De
klimaatconferentie heeft een groot aantal realiseerba-
re maatregelen opgeleverd waarover consensus bestaat
en waarvan de sociale partners vragen dat ze op korte
termijn worden uitgevoerd.
Vlaanderen leefbaar houden betekent een aanpak van
de mobiliteitsproblematiek [10]. Prioritair is het Pen-
delplan dat de ambitie heeft om 10% van het woon-
werkverkeer via alternatieve vervoerswijzen te realise-
ren.
In Vlaanderen is er geen plaats voor uitsluiting. Het
hulp- en zorgaanbod moeten toereikend en algemeen toe-
gankelijk [11] zijn. De SERV vraagt dat de Vlaamse over-
heid minimaal de vastgelegde programmering realiseert
en ruimte laat om in te spelen op zich wijzigende maat-
schappelijke behoeften. De Vlaamse overheid moet
nagaan of cliëntbijdragen geen te hoge financiële drem-
pels zijn in de hulp- en zorgverlening.
Het voorkomen en remediëren van armoede [12] vormt
ook een prioriteit. Onderwijs en inschakeling in het
arbeidscircuit kunnen de maatschappelijke participatie
vergemakkelijken. De activering van mensen in armoe-
de moet blijvend worden ondersteund vanuit zorg en wel-
zijn met een steeds aanwezig vangnet indien de stap naar
de arbeidsmarkt geen succes blijkt.
De teksten met de beleidsklemtonen en de beleidspri-oriteiten vindt u bij de publicaties op onze websitewww.serv.be.Het Sociaal-Economisch Rapport Vlaanderen 2007kost 50 euro en kunt u bestellen bij de Wetenschap-pelijke Uitgeverij Academia Press, tel. 09.233.80.88,fax 09.233.14.09, www.academiapress.be
Op vraag van de Vlaamse Minister van Sociale Economie
besteedde de SERV in 2007 ruime aandacht aan het
thema Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Dit
gebeurde met twee op elkaar afgestemde acties: een uit-
gebreide communicatiecampagne en een conferentie
Maarschappelijk Verantwoord Ondermenen. Beide kwa-
men tot stand binnen een ESF-project met cofinancie-
ring van het departement Werk en Sociale Economie.
1. De conferentie MaatschappelijkVerantwoord Ondernemen (5oktober 2007, Antwerpen)De SERV had met de conferentie een dubbele doelstel-
ling. Enerzijds was het de bedoeling om werkgevers en
werknemersvertegenwoordigers te vatten in aspecten
van het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
Anderzijds lag de focus op de toekomst van MVO en de
paden die Vlaanderen hier verder moet bewandelen.
Inderdaad verder, want Vlaanderen kent en kende al
heel wat MVO-initiatieven. Dit blijkt ook duidelijk uit
het expertenrapport Maatschappelijk Verantwoord Onder-
nemen, van goede indruk maken naar duurzame indruk
achterlaten dat in opdracht van de SERV werd gemaakt
door Sustenuto.
De conferentie ving aan met een toelichting van dit rap-
port door Dirk Leroy van Sustenuto. Dat motivatie een
belangrijke factor is in het ontwikkelingsproces van
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen bleek daar-
na zowel uit de bijdrage van Ignace Vandoorselaere,
CEO bij Vande Velde, als in die van Freddy Van Gasse, vak-
bondsvertegenwoordiger bij Colruyt. Twee maal een
verhaal dat aantoonde dat MVO een meerwaarde kan
betekenen voor het bedrijf en zijn werknemers, twee maal
een verhaal dat duidelijk maakte dat MVO een proces is
waaraan zowel werkgever als werknemers een bijdrage
kunnen leveren.
In tien workshops (zie kader) konden de ruim 450 aan-
wezigen dieper ingaan op concrete thema’s. De boeiende
maar zeker ook realistische getuigenissen van werkge-
vers en werknemers leverden bruikbare inzichten op
en werkten aanstekelijk. Tijdens de lunch konden de
deelnemers kennis maken met een twintigtal MVO-orga-
nisaties of een gesprek aangaan met een MVO-expert.
De voorzitter van de SERV lichtte in het slotgedeelte voor
de SERV belangrijke kernpunten toe (zie kader). Onder-
meer deze kernpunten vormden dan weer de insteek voor
het debat met de andere stakeholders. Ten slotte kwam
het Vlaams minister Van Brempt toe om de conferentie
te sluiten.
Overzicht van de Workshops� Planmatig invoeren van MVO� Economische en kwalitatieve meerwaarde van MVO � Sociale dialoog� KMO’s als pionier in MVO� De rol van sectoren: de distributie en de agrarische
sector� MVO wikken en wegen� Stakeholdersdialoog� MVO, Work in progress ook voor de Social Profit? � Duurzaam Internationaal Ondernemen� De rol van sectoren: de bouwsector
5MaatschappelijkVerantwoord Ondernemen (MVO)
23
Enkele aspecten van de SERV-visie opMaatschappelijk VerantwoordOndernemenMaatschappelijk Verantwoord Ondernemen uit zichvaak in aandacht voor en inspanningen op het terreinvan thema’s zoals diversiteit, mobiliteit, stakeholders-management, sociale dialoog, energie, … Deze the-matische werking is waardevol. Ze biedt de sociale part-ners voorbeelden van Maatschappelijk VerantwoordOndernemen. Voorbeelden die een bijdrage kunnenleveren aan het streven naar een duurzame samenle-ving. De sociale partners wensen echter deze thema-tische aandacht op het niveau van de onderneming tehanteren als een hefboom voor de verdere integratie vande principes van Maatschappelijk VerantwoordOndernemen in de bedrijfsvoering.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen krijgtdus een gezicht in de thematische werking. Voor desociale partners zijn er een aantal kernelementen diebehoren tot het DNA van Maatschappelijk Verant-woord Ondernemen. Meer concreet denken de SERV-partners aan het stakeholdersoverleg, de dialoog tus-sen werkgevers en werknemers en hunvertegenwoordigers en het creëren van transparantie.
Voor de sociale partners dient iedere actor zijn verant-woordelijkheid te nemen, dus ook de overheid. Deoverheid moet via het actief informeren en sensibilise-ren mee de MVO-kar trekken.
2. De communicatiecampagneOp 11 september 2007 lanceerde de SERV in samen-
werking met al zijn partners een campagne om werk-
nemers en werkgevers te informeren en te sensibilise-
ren over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
Met de campagne had de SERV volgende drie doelstel-
lingen:
• Werkend en ondernemend Vlaanderen sensibiliseren
over de idee dat meer aandacht voor economische,
milieugerelateerde en sociale overwegingen beter is
voor mens en maatschappij.
• Werknemers en werkgevers informeren over het feit
dat ondernemend Vlaanderen al op dit spoor zit: er zijn
goede praktijken beschikbaar, tal van intermediaire
organisaties beschikken over ervaring en deskundig-
heid.
• Werknemers en werkgevers aanzetten tot engage-
ment.
De advertentie zoek de verschillen verscheen zowel in
de Vlaamse pers als in de vakbladen van de SERV-part-
ners die de campagne ook ondersteunden met redac-
tionele aandacht. Naast aandacht voor het thema Maat-
schappelijk Verantwoord Ondernemen was het ook de
bedoeling het publiek te leiden naar de website
www.maatschappelijkverantwoordondernemen.be. De
website bood heel wat informatie over MVO-thema’s
met duiding en goede praktijken. Het campagnemateri-
aal kon via de website ook gedownload worden.
Conferentie Maatschapplijk Verantwoord Ondernemen
In 2007 formuleerde de SERV elf adviezen over milieu.
Negen van deze elf adviezen zijn gezamenlijke adviezen
met de Minaraad. De adviezen hebben zowel betrek-
king op de aanpassing van milieuregelgeving als de
invulling van diverse uitvoeringsplannen, waterbeheer-
plannen of overeenkomsten met gemeenten en provin-
cies.
Daarnaast formuleerde de raad ook nog twee aanbeve-
lingen: een eerste over een evaluatie en bijsturing van
het MIP en een tweede over de kostenterugwinning van
waterdiensten.
Milieu- en EnergietechnologieInnovatieplatform (MIP): nood aanbredere invulling actieplanDe oprichting van het MIP is een goede zaak voor destimulering van milieu- en energiegerichte technologi-sche innovatie in Vlaanderen, maar volgens de SERVvult het MIP zijn oorspronkelijke opdracht te eng in.Het MIP beperkt zich tot de taken van kenniscentrumen netwerkontwikkelaar en is daardoor hoofdzakelijkeen instrument van eerste en tweede generatie inno-vatiebeleid. Het MIP focust te weinig op samenwer-king tussen beleidsdomeinen en te weinig op de langetermijn. Daarom moet volgens de SERV het takenveldin het MIP-actieplan verbreed worden. Er is noodaan strategie voor innovation governance met samen-werkingsmodellen en beleidsstructuren voor coördina-tie tussen beleidsdomeinen. Internationale gerichtheidis daarbij belangrijk. Om een meer inhoudelijke focuste leggen, pleit de SERV voor projectfinanciering viaandere bestaande financieringskanalen.
Ook de werking van het MIP als platform moet wor-den versterkt door de informatiedoorstroming. Daar-naast moet aandacht besteed worden aan randvoor-waarden zoals een regeling voor betere bescherming vanhet eigenaarschap. Ten slotte is er nood aan een sterksecretariaat.
1. Enkele algemene bemerkingenbij nieuwe VlareboOmdat de adviesvraag over Vlarebo toekwam in volle ver-
lofperiode hadden Minaraad en SERV te weinig tijd om
de normering in detail te bekijken, evenmin konden ze
zich buigen over de nieuwe regeling voor grondverzet.
De raden formuleerden wel algemene bemerkingen.
Positief was alvast dat zowel het nieuwe bodemdecreet
als de uitvoeringsbesluiten van het bodemdecreet (Vla-
rebo) in belangrijke mate rekening houden met een
advies van SERV en Minaraad uit 2006. Dit geldt bij-
voorbeeld voor de uitbouw van het register van ver-
ontreinigde gronden tot een volwaardig grondeninfor-
matieregister. Hierdoor kan het bodemattest heel wat
informatie bevatten. De raden pleiten voor een niet-
technische samenvatting voor elk bodemattest. Zij zijn
ook voorstander van een e-loket waarbij de bodem-
attesten voor iedereen gratis raadpleegbaar zijn. De
raden blijven hun eis tot betere afstemming tussen
Vlarebo en andere regelgeving herhalen zoals bijv. het
integreren van de Vlarebo-lijst in de Vlarem-lijst om te
komen tot een eenduidig normeringskader voor alle
stoffen die als bodem gebruikt worden.
6Milieu
25
2. Verzameldecreet leefmilieu,energie, openbare werken kanbeter De SERV adviseerde over het voorontwerp van decreet
over diverse bepalingen over leefmilieu, energie en
openbare werken. Op zich is het een goede zaak dat het
voorontwerp een reeks tekortkomingen uit het verleden
wil weg werken. Maar het gaat alweer om haastwetge-
ving die nauwelijks wordt gemotiveerd. De SERV vreest
dus dat met dit decreet opnieuw de basis wordt gelegd
voor een reeks reparaties in de nabije toekomst. Zo zijn
de nieuwe bepalingen over natuurverbindingsgebieden
bijvoorbeeld slecht afgestemd op de bestaande wetge-
ving voor ruimtelijke ordening en zorgen ze voor ondui-
delijke en complexe procedures.
3. Elektronischemilieuvergunningsaanvraagslechts eerste stap Het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering dat een
milieuvergunningsaanvraag via Cd-rom of DVD mogelijk
maakt, is volgens de raden een goed initiatief, maar
slechts een eerste stap. De raden vragen dringend werk
te maken van het eMil-loket waardoor de milieuvergun-
ningsaanvraag en de mededeling 'kleine verandering' vol-
ledig elektronisch kan. Zij vragen ook dat de regering het
aanvraagformulier vereenvoudigt.
4. NEC-reductieprogramma isgeen volwaardig plan Het NEC-reductieprogramma 2006 moet vastleggen
hoe het reductiebeleid voor verzurende stoffen er tot
2010 zal uitzien. Het Vlaamse deel van dit programma
voldoet volgens de SERV niet aan deze voorwaarde.
Volgens de SERV is het programma onduidelijk over de
uit te voeren maatregelen en biedt het onvoldoende
houvast voor de maatschappelijke sectoren. Overigens
is de kans reëel dat Vlaanderen zijn doelstellingen, voor-
al voor NOx, niet zal halen in 2010. Vlaanderen moet daar-
in eerlijk zijn. Het programma moet trajecten en zoek-
richtingen aanduiden om de dreigende beleidstekorten
op te lossen. Zo kan Vlaanderen aan Europa tonen dat
het zich inschrijft in een ambitieus beleid. Ook vindt de
SERV dat er ruimte is voor andere instrumenten, naast
de aanpassing van de Vlarem- of vergunningsvoor-
schriften, waarvoor het programma meestal kiest. Om
de geschikte instrumenten te selecteren, moeten in de
komende maanden diepgaande reguleringsimpactana-
lyses gebeuren in overleg met de doelgroepen. In dit ver-
band is de aankondiging van de inzet van economische
instrumenten voor de vermindering van NOx voorbarig.
Tot slot vraagt het SERV-advies dat Vlaanderen zich, via
studiewerk en overleg, goed voorbereidt op het Europese
debat over nieuwe emissieplafonds voor 2020.
5. Waterbeheerkwesties onderlingbeter afstemmen en nodigemiddelen voor financieringvoorzienMinaraad en SERV formuleren in een gezamenlijk advies
hun aanbevelingen bij het voorbereidend document voor
de opmaak van de stroomgebiedbeheersplannen van
Schelde en Maas. Dit document bevat een tijdschema,
een werkprogramma en een overzicht van de belang-
rijkste waterbeheerkwesties. De raden onderschrijven het
tijdschema, maar vragen om de nodige middelen te
voorzien voor de uitvoering ervan. Zij dringen aan op een
grotere betrokkenheid van het middenveld bij de opmaak
van de stroomgebiedbeheersplannen. SERV en Minaraad
ondersteunen de vijf waterbeheerkwesties, maar drin-
gen aan op meer onderlinge afstemming. De economi-
sche analyse is onvoldoende uitgewerkt. Een onder-
bouwde beleidsvisie over de kostendoorrekening
ontbreekt. De raden pleiten er ten slotte voor om de kli-
maatverandering volwaardig mee te nemen bij de uit-
werking van de stroomgebiedbeheersplannen.
Aanbeveling over terugwinning kosten inwaterprijs De watersector in Vlaanderen staat voor belangrijkeuitdagingen. Die uitdagingen kunnen worden gelinktaan de waterprijs en aan de verplichting van de Euro-pese Kaderrichtlijn Water om tegen 2010 alle water-gebruikers een redelijke bijdrage te laten leveren in dekosten van waterdiensten.De toepassing van het kostenterugwinningsbeginselstaat niet gelijk met het louter optrekken van de tarie-ven van de bestaande bijdragen en heffingen. Om ditverantwoord te operationaliseren moeten randvoor-waarden vervuld zijn. De SERV bespreekt met een aantal kernvragen derandvoorwaarden bij de toepassing van het kostente-rugwinningsbeginsel. WAT doorrekenen? Hier gaat hetover de afbakening van waterdiensten, over de kos-teneffectiviteit van maatregelen/diensten en de soortenkosten die in aanmerking komen voor terugwinning.HOEVEEL van deze kosten mag doorgerekend wor-den? Met andere woorden wat is het aandeel dat degebruikers van waterdiensten zelf moeten betalen enwat is de bijdrage van het Vlaams Gewest? Tot slotmoet bepaald worden HOE de kosten doorgerekendworden? Dit moet ondermeer een invulling geven aansociale, economische en ecologische correcties.
NEC � Waterbeheer � Waterprijs
Met deze aanbeveling wil de SERV het debat over deinvulling van het kostenterugwinningsbeginsel op gangtrekken. De raad dringt erop aan dat dit op transpa-rante, planmatige en participatieve wijze zou gebeu-ren.
6. Nood aan werkbaaruitvoeringsplan bagger- enruimingsspecie SERV en Minaraad hebben ernstige bedenkingen bij het
sectoraal uitvoeringsplan bagger- en ruimingsspecie
(SUP BRS). Zo is de financiering van het plan niet gedekt,
bestaat er onduidelijkheid over het bindend karakter
van de plandoelstellingen en ontbreekt een plan van
aanpak. Het planproces is bovendien slecht afgestemd
op dat van bekken- en deelbekkenbeheersplannen. Toch
is er volgens de raden dringend nood aan een werk-
baar plan. Zij formuleren hiertoe aanbevelingen. Zo
moet er op korte termijn werk gemaakt worden van een
plan van aanpak waarin wordt beschreven wie wat en
vooral tegen wanneer moet doen. Dit geldt in het bij-
zonder voor het vastleggen van prioriteiten per deel-
bekken, bekken en op niveau van het Vlaams Gewest. Ver-
der is er nood aan een consistente visie voor acties ter
preventie van bodemerosie en voor acties om het her-
gebruik van specie te bevorderen. De vergunde stort-
capaciteit moet verduidelijkt worden en er moeten cri-
teria uitgewerkt worden op basis van gezondheidseffecten
voor de vergunning van stortplaatsen. Bij de financiering
moet erover gewaakt worden dat er ook middelen gaan
naar permanente onderhoudswerken, naar ruimings-
werken in waterlopen van 2de en 3de categorie en naar
preventieacties onder meer bij het herstel van rivier-
morfologie.
7. Algemeenoppervlaktedelfstoffenplan Het voorontwerp van algemeen oppervlaktedelf-
stoffenplan (AOD) is een eerste stap om meer planma-
tig om te gaan met ontginningen van klei, leem, zand-
soorten enz. Het plan vertrekt hierbij van het huidige
ontginningstempo. Volgens de raden moeten mogelijke
efficiëntiewinst door innovaties of door beleidsopties voor
zuinig en doelmatig gebruik ook verrekend worden. Het
AOD zou stimuli moeten aanreiken voor ecodesign en
dematerialisering, zodat minder grondstoffen gebruikt
worden. Om de milieueffecten van het AOD te onder-
zoeken wordt het integratiespoor voor de milieueffec-
trapportering (MER) gevolgd. Het MER wordt dus in het
oppervlaktedelfstoffenplan zelf geïntegreerd. Dit inte-
gratiespoor is volgens de raden nog maar beperkt inge-
vuld, ook de impact van het plan op de werkgelegenheid
is zeer vaag.
SERV en Minaraad pleiten ervoor om in het AOD acties
en maatregelen op te nemen die het gebruik van alter-
natieven effectief stimuleren en aansturen op een zui-
niger en voorzichtiger gebruik van primaire delfstof-
fen.
8. Uitvoeringsplan huishoudelijkeafvalstoffenHet ontwerp van Uitvoeringsplan Milieuverantwoord
Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen (UHA) bouwt
verder op het huidige plan. De SERV en Minaraad appre-
ciëren het beleid van de laatste jaren dat, in vergelijking
met andere Europese landen, vrij succesvol is. Zij bena-
drukken dat het huidige afvalbeheer niet op zichzelf
mag blijven staan, maar zich moet verruimen naar duur-
zaam materialenbeheer. De raden onderschrijven de
uitgangspunten voor milieuverantwoorde consumptie,
maar merken op dat het uitvoeringsplan huishoudelijke
afvalstoffen noch kwantitatieve doelstellingen, noch
methoden om de voortgang te meten bevat.
De raden beamen het beginsel de vervuiler betaalt.
Niettemin zijn in bepaalde gevallen sociale correcties en
maatregelen aanvaardbaar. Containerparken zijn een
belangrijke schakel in de selectieve inzameling van
afvalstoffen. De raden dringen aan op meer klantvrien-
delijke openingstijden en een betere afstemming van con-
tainerparken binnen eenzelfde gebied. Ook moeten de
inspanningen om zwerfvuil te voorkomen verder opge-
dreven worden. De raden zijn voorstander van een meer
geïndividualiseerde producentenverantwoordelijkheid
binnen de huidige aanvaardingsplichten. Zij merken op
dat de huidige milieuheffing op het verbranden van
afvalstoffen niet meer sturend werkt en vragen hiervoor
een alternatief te zoeken.
9. Actualisatie MINA-plan 3 SERV en Minaraad stellen vast dat de actualisatie MINA
3+ het huidige plan slechts zeer beperkt inhoudelijk
bijstuurt. Volgens de raden wordt het volgende MINA-plan
4 cruciaal voor de toekomst van de milieubeleidsplan-
ning in Vlaanderen. De raden dringen aan om de perio-
de tot 2008-2010 optimaal te benutten om knelpunten
in de huidige milieuplanning weg te werken. De raden cite-
ren ondermeer volgende knelpunten: het ontbreken van
informatie over kosten en financiering van maatregelen,
onvoldoende motivering (en evaluatie) van plandoel-
stellingen, onvoldoende afstemming tussen planning en
rapportering. De raden vragen dat de overheid een
startdocument opmaakt waarin de werkwijze alsook de
inhoudelijke planopbouw van MINA-plan 4 beschreven
26Bagger en ruimingsspecie � Oppervlaktedelfstoffen � Huishoudelijk afval � MINA 3
27
wordt. Dit document moet als basis dienen voor een
discussie met het middenveld over de voorbereiding
van het volgend plan.
10. SamenwerkingsovereenkomstGemeenten / Provincies 2008-2013 In een gezamenlijk advies vinden SERV en Minaraad
het positief dat de Vlaamse Regering verder wil gaan met
de formule van een samenwerkingsovereenkomst om het
milieubeleid op lokaal niveau te stimuleren. In ruil voor
een aantal taken krijgen de lokale besturen financiële en
inhoudelijke ondersteuning van de Vlaamse Overheid. De
raden ondersteunen de doelstelling van de nieuwe over-
eenkomst om de instapdrempel voor gemeenten te ver-
lagen, maar stellen dat dit niet ten koste van het ambi-
tieniveau mag gaan en dat gemeenten meer gestimuleerd
moeten worden om een hoger onderscheidingsniveau te
halen. Zij vragen dat de Vlaamse Regering voldoende mid-
delen voorziet voor de samenwerkingsovereenkomst. De
raden vragen ook om de rapportagelast niet onnodig
zwaar te maken.
Milieuconvenant
1. Decreet Duurzame Ontwikkeling In een gezamenlijk advies verwelkomen SERV en Mina-
raad het initiatief van de Vlaamse Regering om een
decreet Duurzame Ontwikkeling uit te werken. Niettemin
hebben de raden bedenkingen bij de voorgestelde rol, de
inhoud en de procedure van een strategienota duurza-
me ontwikkeling. Minaraad en SERV zijn voorstander van
een Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling, maar vin-
den dat de rigiditeit en het formalisme uit het voorstel
van het voorontwerp gehaald moeten worden. Daar-
naast onderstrepen de raden in dit advies de noodzaak
van maatregelen om de doelstellingen van het decreet
te realiseren. Behalve een decreet is er immers ook en
vooral beleid nodig. In het voorontwerp moeten garan-
ties ingebouwd worden zodat hiermee onmiddellijk
gestart kan worden. Nu dreigt dit te worden uitgesteld
tot de volgende legislatuur.
7Duurzame ontwikkeling
De SERV formuleerde in 2007 een advies over flexibi-
liteitsmechanismen in het klimaatbeleid, een over het
groenestroomcertificatensysteem en drie adviezen over
de energieprestatieregelgeving voor gebouwen. Daar-
naast organiseerde de SERV een hoorzitting over de uit-
voering van het benchmarkingconvenant.
1. Samenwerkingsakkoord flexmexvoldoet nietIn zijn advies van februari 2007 over het samenwer-
kingsakkoord tussen de federale overheid en de gewes-
ten voor de uitvoering van het Protocol van Kyoto, stelt
de SERV dat afspraken over het institutioneel en regel-
gevend kader voor de inzet van flexibiliteitsmechanis-
men (flexmex) inderdaad nodig zijn, opdat overheden,
exploitanten, projectontwikkelaars en anderen zo snel
mogelijk effectief gebruik kunnen maken van flexmex.
De raad heeft wel vragen bij de conformiteit van het
samenwerkingsakkoord met de internationale bepalin-
gen, bij de mate waarin het samenwerkingsakkoord zal
leiden tot afstemming tussen de diverse overheden en
bij de duidelijkheid en het sluitend karakter van de
gemaakte afspraken tussen de diverse overheden. De
SERV vraagt daarom om op korte termijn het voorliggend
samenwerkingsakkoord te herzien en doet hiervoor
enkele aanbevelingen.
2. Nood aan meerdifferentieerbare ondersteuningvoor hernieuwbare energie enmeer Europese harmoniseringHet SERV-advies van maart 2007 over een wijziging van
het besluit over de bevordering van elektriciteitsop-
wekking uit hernieuwbare energie noemt het een goede
zaak dat door de nieuwe procedures de kandidaat-
investeerders sneller duidelijkheid krijgen over de groe-
nestroomcertificaten die ze zullen ontvangen. Wel heeft
de raad vragen en bemerkingen bij de andere voorge-
stelde wijzigingen, in het bijzonder bij de beperking op
het gebruik van houtstromen voor de elektriciteitsop-
wekking die aanvaard wordt binnen de certificatenver-
plichting en over de berekeningswijze van de elektrici-
teitsproductie uit biomassa die in aanmerking komt
voor de toekenning van groenestroomcertificaten. Meer
fundamenteel benadrukt het voorontwerp volgens de
raad de nood aan een meer differentieerbare onder-
steuning voor de elektriciteitsopwekking uit her-
nieuwbare energiebronnen binnen een meer geharmo-
niseerd Europees kader.
3. Energieprestatiebeleid voorscholen niet goed uitgewerkt De SERV ondersteunt in zijn advies van juli 2007 de doel-
stelling van het voorontwerp om voor schoolgebouwen
een ambitieus energieprestatiebeleid te voeren, maar
heeft vragen bij de voorgestelde maatregelen. Het
decreet is namelijk gebaseerd op een beperkte voorstudie
voor één school. Die studie geeft zelf aan dat het een
onvoldoende basis vormt om het strengere E-peil te
extrapoleren naar alle schoolgebouwen in Vlaanderen en
om de bedragen van de benodigde bijkomende subsidies
vast te stellen. Ten tweede wijst de SERV op de oppor-
tuniteitskosten van het decreet: doordat de meerkosten
worden gedragen door de reguliere infrastructuurkre-
dieten voor onderwijs en vorming, kunnen er met het-
zelfde budget minder infrastructuurwerken gebeuren
8Energie en klimaat
en zal de modernisering van de schoolgebouwen met het
oog op comfort, veiligheid enz. langer duren.
4. Energieprestatieregelgevingmoet eenvoudigerDe Vlaamse Regering heeft in een ontwerpbesluit de
invoering geregeld van het energieprestatiecertificaat
bij verkoop en verhuur van residentiële gebouwen. In zijn
advies van september 2007 stelt de SERV dat hierdoor
de complexiteit van de Vlaamse energieprestatieregel-
geving nog vergroot. Opnieuw is sprake van onnodige of
ongewenste verschillen tussen de afzonderlijke regi-
mes naargelang het soort gebouw. De raad herhaalt
dan ook zijn vraag naar een substantiële vereenvoudi-
ging en een spoedige codificatie van alle bepalingen
die kaderen in de uitvoering van de Europese Richtlijn
over energieprestaties van gebouwen.
5. Haalbaarheidsstudiealternatieve energiesystemenIn zijn advies van september 2007 ondersteunt de SERV
de beslissing van de Vlaamse Regering om bouwheren
te verplichten om voor bepaalde nieuwe gebouwen,
voordat met de bouw wordt begonnen, de haalbaarheid
van alternatieve energiesystemen te onderzoeken. Wel
vraagt de SERV om de koppeling van dat onderzoek
aan de EPB-startverklaring opnieuw te bekijken. Een
alternatief is immers de koppeling aan de bouwvergun-
ning.
6. AndereOp 8 mei 2007 organiseerde de SERV een hoorzitting
over de uitvoering van het benchmarking convenant
energie-efficiëntie in de industrie voor de werkgroep
energiebeleid. Sprekers op deze hoorzitting waren Marc
Van den Bosch (Commissie Benchmarking), Marc Bailli
(Cobelpa) en Hank Vleeming (Process Design Centre).
30Energieprestatieregelgeving � Alternatieve energie
De werkzaamheden van de SERV in verband met begro-
ting spitsen zich toe op een evaluatierapport in januari,
waarin de goedgekeurde begroting beoordeeld wordt, en
het advies in juli waarbij de SERV zijn decretaal verplicht
advies geeft over de begroting van het komende jaar.
In 2007 werd daarnaast ook in januari een themarapport
gepubliceerd over de budgettaire aspecten van de ver-
schillende systemen van alternatieve financiering die de
Vlaamse Regering uitwerkt.
1. EvaluatierapportHet evaluatierapport bevat de gebruikelijke analyse van
de ontvangsten en uitgaven. Net zoals het voorgaande
jaar beoordeelt de SERV het begrotingsbeleid zoals
vertaald in de begroting 2007 positief. De groei van de
ontvangsten maakt het mogelijk om een uitgavendy-
namiek te realiseren die duidelijk boven de groei van de
economische groei uitsteekt, wat een tijdelijk fenomeen
is. Door middel van de meerjarenbegroting kan dit wel-
iswaar opgevangen worden. Deze meerjarenbegroting is
dus een verdienstelijk instrument, vandaar de vraag
van de sociale partners om ook voor de eerste jaren van
de volgende legislatuur op die manier de beleidsruimte
te schatten.
Positief is alleszins dat er geen grote onderaanwending
nodig is om de begrotingsnorm te realiseren. Wat in de
begroting staat ingeschreven kan in principe aange-
wend worden.
In dit rapport werden ook de belangrijkste conclusies over
de alternatieve financiering opgenomen (zie infra).
2. Themarapport alternatievefinancieringHet themarapport is ontsproten vanuit de vaststelling
dat de initiatieven voor alternatieve financiering en
Publiek Private Samenwerking (PPS) op dit ogenblik
een snelle evolutie kennen. Voor de verschillende beleids-
domeinen worden diverse projecten in dit kader gestart.
De sociale partners zijn daar erg in geïnteresseerd en heb-
ben daarom geprobeerd een algemeen overzicht op te
maken van de diverse projecten.
Mede door deze projecten wenst de regering zich te
profileren als een investeringsregering. Hoewel het niet
altijd eenvoudig was om de financiële impact van de
projecten in kaart te brengen, blijkt dat er inderdaad spra-
ke is van een forse impact indien men alle plannen
optelt. In de jaren tot en met 2015 raamt de SERV de
investeringsinspanning die via alternatieve financiering
en PPS gerealiseerd zou worden op ruim een derde in ver-
gelijking met de reguliere financiering. Beperkt tot de
PPS-constructies (zonder het programma voor alter-
natieve financiering in de welzijnssector) gaat het om een
aandeel van 26% in de periode 2005-2009 en ongeveer
18% voor de periode 2010-2015.
Deze initiatieven zitten bijna allemaal nog in de startfase
en dat heeft dan ook als gevolg dat we voor een belang-
rijk deel ervan eerder kunnen spreken van alternatieve
financiering en PPS in wording. Diverse elementen zijn
nog niet uitgeklaard, formules moeten nog hun definitieve
plooi krijgen en uiteraard is er nauwelijks iets te zeggen
over een evaluatie ervan.
9Begroting
2007 wordt een scharnierjaar voor de alternatieve
financiering en PPS in het bijzonder. Vraag is of de voor-
genomen initiatieven ook wel volgens plan kunnen wor-
den uitgevoerd.
Indien de planning wordt aangehouden, kan er een sub-
stantiële inhaalbeweging gerealiseerd worden op het
vlak van investeringen zonder de budgettaire engage-
menten van de Vlaamse Gemeenschap in het gedrang te
brengen. Dit is echter geen voldoende argument om te
concluderen dat deze constructies ook het meest kos-
tenefficiënt zijn. Het ontbreekt hiervoor aan voldoende
informatie.
De weerklank van dit rapport heeft uitgewezen dat ereen grote behoefte was aan dergelijke systematischeinventarisering. Het Vlaams Parlement heeft dan ookvia een resolutie de regering opdracht gegeven omjaarlijks een dergelijke systematische rapportering aanhet parlement voor te leggen. De regering heeft een eer-ste rapport voorgelegd op 9 november 2007.
3. Begrotingsadvies Dit begrotingsadvies omvat vooral een tussentijdse eva-
luatie die de SERV heeft gemaakt van het begrotings-
beleid in de huidige legislatuur. In zijn vorige begro-
tingsadvies had de SERV gevraagd om naar aanleiding
van de nieuwe meerjarenbegroting een tussentijdse
evaluatie op te nemen. De SERV heeft zelf de oefening
gemaakt en stelt voor dergelijke tussentijdse evaluatie
een concept voor. In de optimale begrotingscyclus (meer-
jarenbegroting, begroting, uitvoering, actualisatie meer-
jarenbegroting enz. …) kan het belang van een evaluatie
immers niet genoeg onderlijnd worden.
De tussentijdse evaluatie geeft aan dat de weinig roos-
kleurige situatie bij het begin van de legislatuur evolu-
eerde tot een situatie met een aanzienlijke beleids-
ruimte van € 11,2 mld voor de totale legislatuur (rekening
houdend met de vooruitzichten voor 2008-2009). Dit is
3,6 maal de voorziene beleidsruimte. Deze groei werd
vooral gerealiseerd door extra ontvangsten.
De extra beleidsruimte werd voor 60% omgezet in nieu-
we beleidsinitiatieven, waarbij het accent lag bij de
gewestmateries. Opmerkelijk is dat het budget voor
nieuwe initiatieven zoals voorzien in de meerjarenbe-
groting niet strikt uitgevoerd werd: voor een aantal
beleidsdomeinen werd er minder voorzien, voor andere
meer.
Wat de toekomst betreft, stelt de SERV vast dat de
meerjarenbegroting een realistisch beeld schept van
de beleidsruimte voor de komende twee jaren.
Ten slotte merkt de SERV op dat de uitvoering van
2006 een aanzienlijke onderaanwending van de kre-
dieten aangeeft. Voor het behalen van de norm was dit
niet vereist, het vereiste saldo lag € 319 mln hoger dan
vereist.
32Alternatieve financiering � PPS
1. Economische dossiersDe SERV werd op 25 juli 2007 om advies gevraagd over
het voorontwerp van decreet over het toeristisch logies.
Het advies werd mede gestoffeerd door insteken uit de
sectorcommissie Toerisme.
Het ontstaan van allerlei tussenvormen van logies bui-
ten het bestaande hotel- en kampeerdecreet verhoogt
het risico op malafide praktijken en misleiding van de con-
sument over de aangeboden kwaliteit. De SERV vindt het
daarom positief dat de Vlaamse Regering via een koe-
peldecreet komaf wil maken met onvolkomenheden op
het vlak van rechtsbescherming en kwaliteitsgarantie.
Voortaan moeten alle logiesaanbieders aan algemene,
overkoepelende kwaliteitsvoorwaarden voldoen. Dat
bevordert de eerlijke concurrentie en waarborgt de kwa-
liteit van de hele Vlaamse commercieel-toeristische
logiessector. Daarbij wordt de eigenheid van de diverse
logiesvormen niet belemmerd en wordt er voldoende
ruimte gelaten voor differentiatie via sectorspecifieke
uitvoeringsbesluiten.
Een ander economisch dossier waarover de SERV om
advies werd gevraagd, betreft het ontwerp van besluit
tot toekenning van een rentetoelage voor ondernemin-
gen die lijden onder de verstoorde bereikbaarheid ten-
gevolge van hinder door openbare werken. Algemeen
beschouwd is het positief dat er maatregelen worden uit-
gevaardigd om KMO’s die met een zware omzetdaling
worden geconfronteerd tengevolge van hinder door
openbare werken, te ondersteunen. Naast een curatie-
ve aanpak pleit de SERV echter ook voor een proactie-
ve benadering om de hinder tot een minimum te beper-
ken. Ook is het belangrijk dat de verschillende steun-
maatregelen maximaal op elkaar worden afgestemd om
de efficiëntie en de effectiviteit te verhogen. Een globale
evaluatie van de steunmaatregelen vormt hiervoor een
uitgelezen instrument.
Bedrijventerreinen en bedrijfsgebouwen vormen belang-
rijke instrumenten van het flankerend omgevingsbe-
leid. Over twee voorontwerpen van besluit, respectievelijk
de subsidiëring van bedrijventerreinen enerzijds en
bedrijfsgebouwen anderzijds, heeft de SERV in 2007
advies verleend. De SERV is voorstander van het duur-
zaam ontwikkelen van bedrijventerreinen, waarbij even-
wichtig sociale, economische en ecologische doelstel-
lingen worden nagestreefd. Daartoe is echter een
ruimtelijkeconomische omkadering vereist, die momen-
teel nog altijd ontbreekt. Niettemin wenst de raad het
belang van CO2-besparing te benadrukken bij de duur-
zame ontwikkeling van bedrijventerreinen. Wel heeft
de raad vragen bij de uitwerking van het beginsel van de
CO2-neutraliteit in het voorontwerp van besluit. Een
meer doordachte regeling om CO2-reducties op bedrij-
venterreinen te realiseren, lijkt aangewezen.
Wat de subsidiëring van bedrijfsgebouwen betreft, vindt
de raad het positief dat met deze steunmaatregel het
ondernemerschap wordt gestimuleerd, door te voor-
zien in een professionele begeleiding van starters. De raad
vindt het wel te voorbarig te stellen dat het netwerk van
bedrijvencentra nagenoeg compleet zou zijn. Daartoe
dient men te weten in welke mate het huidige netwerk
beantwoordt aan de subregionale behoeftes. Daartoe is
er nood aan een ruimtelijkeconomisch referentiekader.
10Economie en innovatie
SERV/VRWB Colloquium 27 november 2007Innovatie in gezondheids- enwelzijnszorg: opent technologie nieuwedeuren?De VRWB en de SERV organiseerden op 27 novem-ber 2007 voor de derde maal een colloquium rond hetthema innovatie. Dit keer werd de aandacht gevestigdop innovaties in de gezondheids- en welzijnssector. Inhet colloquium werden zowel de aanbodzijde van deinnovaties, de technologieaanbieders dus, als de vraag-zijde van de sector (de cliënt, de zorgverstrekker en deoverheid) belicht. Aan de hand van getuigenissen eneen paneldebat werden de toekomstmogelijkheden en–belemmering van innovaties in de gezondheids- enwelzijnszorg blootgelegd. In zijn toespraak heeft KarelVan Eetvelt, ondervoorzitter van de SERV, de invals-hoeken van de Vlaamse sociale partners toegelicht.
34Innovatie � Gezondheidszorg
1. Aanbeveling over dedraagwijdte en opvolging van destreekpactenDe SERV vraagt in de aanbeveling van 14 november
2007 een versterking van het engagement van het
Vlaamse beleidsniveau ten aanzien van de resultaten van
het overleg op streekniveau in het RESOC.
De RESOC/SERR structuur is opgezet om een bottom-
up bijdrage te leveren in het tot stand komen van het soci-
aaleconomische en regionaaleconomische beleid op
subregionaal niveau. In deze structuur is een gover-
nance model opgezet, waarbij de lokale en provinciale
besturen en de sociale partners van de streek geza-
menlijk tot besluitvorming komen.
Wat de strategische keuzes betreft voor de streek resul-
teert dit in een door de verschillende partijen gedragen
streekpact.
Het loketsysteem dat door de administratie wordt voor-
gesteld om de streekpacten te behandelen is een zwak
engagement.
Omdat het streekbeleid ook het Vlaamse niveau aan-
belangt en de sociaaleconomische ontwikkeling van
Vlaanderen mee tot stand komt door dit streekbeleid,
vraagt de SERV een sterker engagement van de Vlaam-
se Overheid. Enerzijds wordt zo het subregionaal over-
leg en de resultaten hieruit naar waarde geschat. Ander-
zijds is een sterker engagement ook een waarborg dat
dit overleg, in tegenstelling tot het overleg in de streek-
platformen, niet verwatert.
Dit sterker engagement van de Vlaamse Overheid moet
bestaan zowel ten aanzien van top-down gerichte
streekacties als de bottom-up aangebrachte streek-
projecten, die beide passen in het streekpact. Deze
streekacties kunnen in bijv. convenanten of beheers-
overeenkomsten tussen de Vlaamse Overheid en de
betrokken RESOC-actoren of andere streekactoren
opgenomen worden, zodat ze ook op terrein gerealiseerd
worden. Aldus kan een aansturende en monitorende rol
worden ingebouwd.
2. Europees regionaal beleid2.1. Doelstelling 2 – Operationeel EFRO-programma 2007-2013Nadat de raad zich al had uitgesproken over het Natio-
naal Strategisch Referentiekader met betrekking tot
de implementatie van de Europese Structuurfondsen
2007-2013 in Vlaanderen, bracht de raad op 14 febru-
ari 2007 een advies uit over het operationeel pro-
gramma.
In dit programma wordt in grote mate rekening gehou-
den met de eerdere aanbeveling. De raad gaat dan ook
akkoord met het voorgelegde operationeel programma,
alsook met de organisatie ervan op Vlaams niveau.
De raad vraagt echter nog aandacht voor een goede
focus op de realisatie van de operationele doelstellin-
gen, de centrale plaats voor innovatie, de nood aan de
internationalisering van de ondernemingen, de nodige
synergieën tussen de verschillende Europese pro-
gramma’s, de afstemming met bestaande Vlaamse
maatregelen en bestaande instellingen en een duide-
lijke definiëring van de opdrachten van de provinciale
antennes.
11Regionaal beleid
Ten slotte beklemtoont de raad dat de subregionale
ruimtelijkeconomische problematieken via het EFRO
aangepakt kunnen worden. Hierbij kent de raad een
belangrijke rol toe aan het RESOC.
36Streekpact � EFRO
1. Standpunt over hetontwerpbesluit over detypevoorschriften RUP’sOp 11 april 2007 formuleerde de raad op eigen initiatief
een standpunt over de typevoorschriften bij de Ruim-
telijke Uitvoeringsplannen (RUP). Bij de typebepalin-
gen onderscheidt men de standaard en de gebiedsspe-
cifieke typebepalingen.
Het standpunt wordt geformuleerd vanuit de overweging
dat typevoorschriften een bepalende invloed hebben
op de verordenende inhoud van de RUP’s en dus ook op
het kader dat wordt gehanteerd bij de vergunningver-
lening. In die zin hebben de typevoorschriften een gro-
tere directe impact op burger en bedrijven dan de struc-
tuurplannen die niet bindend zijn.
De raad beklemtoont het belang van een vaste gemeen-
schappelijke eenvoudige en verordenende sokkel die
het grootste deel van de plancategorieën en van het
grondgebied kan vatten. De eenvoudige verordenende
sokkel kan worden aangevuld per RUP door gebieds-
specifieke typebepalingen. Deze gebiedsgerichte bepa-
lingen kunnen echter geen afbreuk doen aan de algemene
draagwijdte van de standaard typebepalingen.
In uitvoering van het partnerschapmodel pleit de SERV
voor een model waarbinnen de beleidssectoren een
grote coverantwoordelijkheid hebben voor de realisatie
van de functies en activiteiten in de planzones. Waar
nodig dienen hiervoor bijkomende decretale initiatieven
te worden genomen om deze rol duidelijk te bepalen. Dit
betekent ook dat de standaard typebepalingen dienen
te worden gereduceerd tot de planologisch noodzakelijk
bepalingen.
2. Ontsluiting en uitwisseling vaninformatie over ondergrondsekabels en leidingen (KLIP)Minaraad en SERV formuleerden op 12 september 2007
een gezamenlijk advies over het ontwerp van KLIP-
decreet. De raden staan achter de installatie van een
uniek loket – het KLIP – waar informatiecentralisatie en
-uitwisseling van leidingbeheerders verplicht wordt
gecentraliseerd. Hierdoor zal een planaanvrager snel
weten wie welke leidingen waar in het plangebied heeft.
De installatie van het unieke loket impliceert wel dat de
aanvrager ook voldoet aan andere al bestaande sec-
torale en federale wetgevingen op dit terrein. De Vlaam-
se Overheid wordt aangespoord in dit verband de nodi-
ge stappen te ondernemen. De raden dringen aan op een
snelle uitvoering door het Agentschap voor Geografische
Informatie Vlaanderen(AGIV) van de elektronische inte-
gratie van de informatie zodat de planaanvrager slechts
één digitaal document hoeft te raadplegen.
Ten slotte vragen de raden ook een afstemming van de
verschillende geplande werken op het openbaar domein.
Dit wordt mogelijk doordat de leidingbeheerders en
planaanvragers niet alleen beschikken over gecentrali-
seerde gegevens van de leidingen kabels, maar ook over
de geplande werken, waardoor deze beter op elkaar
afgestemd kunnen worden.
12Ruimtelijke ordening
1. Benchmarking kwaliteitVlaamse regelgevingDe SERV heeft sinds ongeveer tien jaar een interne
werking rond betere regelgeving, met een werkgroep van
Vlaamse sociale partners die zich daarop toelegt.
Want de kwaliteit van de regelgeving is immers een
belangrijk sociaaleconomisch thema dat mee de soci-
aaleconomische performantie van een land of een regio
bepaalt. Begin 2007 heeft de SERV werk gemaakt van
de verspreiding van de resultaten van de internationa-
le benchmarking van Vlaanderen die hij eind 2006 uit-
voerde voor wetgevingsbeleid en regelgevingskwaliteit
als onderdeel van het Sociaal-Economisch Rapport
Vlaanderen van de SERV.
Zo werden de conclusies op 30 januari 2007 gepre-senteerd in het Vlaams Parlement, waarbij de SERV-voorzitter de krachtlijnen samenvatte in drie pun-ten:“Uit de benchmarking blijkt ten eerste dat een goed wet-gevingsbeleid intussen een belangrijke pijler is gewor-den van elke moderne en efficiënte overheid. Wetge-vingsbeleid en regelgevingskwaliteit zijn bovendiennauw gelinkt met de competitiviteit en de sociaaleco-nomische performantie van landen. Betere regelge-ving is om die redenen geen luxe, maar een noodzaak.Een tweede vaststelling is dat de Vlaamse Regeringhaar ambitie om bij de Europese koplopers op hetvlak van het wetgevingsbeleid te behoren nog niethelemaal heeft kunnen waarmaken. In Vlaanderen
werden de afgelopen jaren weliswaar heel wat maat-regelen genomen die moeten zorgen voor regelgevingvan betere kwaliteit. Maar ook andere landen zittenniet stil. Het wetgevingsbeleid kent in veel landen eenenorme dynamiek. Vlaanderen mag niet achterblijvenen moet dringend meer investeren in maatregelen omhet wetgevingsbeleid en de regelgevingskwaliteit teversterken. Anders lossen we de rol.Ten derde is de uitgevoerde benchmarking nuttig geble-ken om de prioritaire acties te detecteren. De grootstebijdrage aan de verbetering van de wetgeving kanworden verwacht van de verbetering van de kwaliteitvan de RIA’s of reguleringsimpactanalyses en de ver-sterking van de transparantie van het regelgevings-proces. Maar in het rapport kunnen ook veel andereideeën en suggesties worden gevonden, die de Vlaam-se Regering kan oppikken.”
2. Interinstitutioneel akkoordreguleringsimpactanalyse (RIA)Op 24 juli 2007 ontving de SERV, net zoals andere stra-
tegische adviesraden, van minister Bourgeois een voor-
stel om een interinstitutioneel akkoord af te sluiten tus-
sen het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering en de
strategische adviesraden tot verbetering en instand-
houding van een hoge RIA-kwaliteit. De SERV staat ach-
ter dat voornemen en heeft er zijn medewerking aan ver-
leend. De SERV heeft vooral actief meegewerkt aan
een tekstvoorstel voor het akkoord. De verdere bespre-
kingen en goedkeuring ervan zijn gepland voor 2008.
13Wetgeving en regulering
39
3. Decreet elektronischbestuurlijk gegevensverkeerOp vraag van minister Bourgeois adviseerde de SERV op
5 december 2007 over het voorontwerp van decreet over
het elektronisch bestuurlijk gegevensverkeer. Dat voor-
ontwerp regelt de elektronische uitwisseling van gege-
vens tussen overheidsinstanties en bevat o.a. de wet-
telijke vastlegging van het principe van de eenmalige
gegevensopvraging.
In het advies ondersteunt de SERV de doelstelling van
het voorontwerp om een grotere efficiëntie en effecti-
viteit in de dienstverlening door de overheid te realise-
ren. Voor de SERV zijn de eenmalige gegevensopvraging,
de authentieke gegevensbronnen en de maximale gege-
vensdeling tussen administraties belangrijke principes
die moeten toelaten om de administratieve lasten te ver-
minderen en de risico’s op fouten en dubbel werk te
vermijden. Wel vraagt de SERV begeleidende maatregelen
om de toepassing van het principe van de eenmalige
gegevensopvraging geleidelijk aan te verruimen en te ver-
beteren, de eenmalige gegevensopvraging door lokale
besturen actief te stimuleren en de voelbaarheid in de
praktijk te versnellen.
4. FormulierendecreetOp vraag van minister Bourgeois adviseerde de SERV op
14 december 2007 over het voorontwerp van decreet
over de kwalitatieve verbetering en verdere digitalise-
ring van de Vlaamse formulieren.
De SERV verwelkomt in zijn advies het initiatief van de
Vlaamse Regering om via een formulierendecreet over-
bodige formulieren sneller te kunnen afschaffen, inge-
wikkelde formulieren te vereenvoudigen en het gebruik
van elektronische formulieren te bevorderen. De SERV
merkt wel op dat het decreet pas in de praktijk voelbaar
zal zijn als het wordt gekoppeld aan een daadkrachtig
beleid om de administratieve lasten te verlagen. Dat
betekent o.a. dat formulieren het principe van de een-
malige gegevensopvraging respecteren en ook op ande-
re vlakken beantwoorden aan standaarden van goede for-
mulieren, en dat de digitalisering verder gaat dan het
louter elektronisch ter beschikking stellen van papieren
formulieren. De SERV is ook bezorgd over het gebruik
van elektronische formulieren omdat niet iedereen even
digitaal vaardig is.
Kwaliteit regelgeving � Reguleringsimpactanalyse (RIA) � Formulieren
In 2007 werden enkele voor sociale partners relevante
onderwijsdossiers voorgelegd waaronder het kosteloos
basisonderwijs, het flankerend onderwijsbeleid, de finan-
ciering van de werking van de hogescholen en univer-
siteiten en het hoger beroepsonderwijs.
De sociale partners waren positief over het Mozaïekde-
creet dat voorziet in een verdere concretisering van
het principe van het kosteloos basisonderwijs. In het brief-
advies (22 februari 2007) stellen ze grote voorstander
te zijn van het invoeren van een maximumfactuur, die er
voor moet zorgen dat ouders niet geconfronteerd wor-
den met te hoge rekeningen voor activiteiten tijdens de
schooltijd die niet noodzakelijk zijn voor ontwikkelings-
doelen en eindtermen. De SERV waarschuwde voor een
andersoortige profilering van scholen nl. op die activi-
teiten die buiten de schooluren georganiseerd worden
en niet onder de maximumfactuur vallen. De scholen krij-
gen een hoger werkingsbudget om de minder inkomsten
t.g.v. de maximumfactuur te compenseren maar de socia-
le partners zijn er beducht voor dat scholen toch com-
merciële of niet toegelaten handelsactiviteiten gaan
ontplooien.
Voor het flankerend onderwijsbeleid, stelde de SERV in
een beknopt advies (16 mei 2007) akkoord te gaan met
de meeste van de gehanteerde principes en doelstellingen
zoals het aanpakken van de spijbelproblematiek en het
bevorderen van de kleuterparticipatie. Het stimuleren van
bottom-up initiatieven op lokaal niveau en het werken met
gekleurde middelen is een goede zaak. Naast de school-
overstijgende aanpak zijn de sociale partners vragende
partij voor een netoverschrijdende samenwerking. Dat
het kan gaan om projecten van één jaar biedt weinig ver-
trouwen naar continuïteit en er zijn twijfels bij de rol van
de Lokale Overleg Platformen (LOP) omdat de werking
er van niet unaniem positief is. De SERV vroeg ook dat
de middelen niet vooral toegekend zouden worden op
basis van het bevolkingsaantal (zoals het Stedenfonds)
maar ook op basis van de kansarmoedecijfers.
Weliswaar heeft de SERV de knowhow in huis om beroeps-
profielen op te maken en beroepscompetenties te
omschrijven, maar de sociale partners waren van mening
dat het adviseren van het beroepsprofiel van leraren een
zaak van onderwijs hoort te zijn. Er werden slechts
enkele tekorten geformuleerd (brief van 29 mei 2007):
het belang van aandacht voor ondernemingszin & tech-
niek en technologie, voor het effect van gender in het
onderwijsgebeuren en het belang van de houding/com-
petentie creativiteit. De sociale partners stelden ook vast
dat er bij het bepalen van de basiscompetenties voor lera-
ren nog te veel uitgegaan wordt enkel van het lesgeven
aan kinderen en jongeren en niet aan volwassenen.
De SERV was kritisch in zijn advies (van 10 juli 2007) t.a.v.
het voorontwerp van decreet over de financiering van de
werking van de hogescholen en de universiteiten. De uit-
gangspunten, het zorgen voor een tweede democrati-
seringsgolf en het belonen van groeiende instellingen,
werden gesteund maar ze werden niet of te weinig
gehaald met het voorstel. Zo zijn wel financieringsboni
voorzien voor bepaalde groepen studenten. Deze weging
beïnvloedt mee het bedrag van het variabel onderwijs-
gedeelte maar het aandeel ervan wordt begrensd tot
ongeveer het niveau waar het zich nu op bevindt. Dat
14Onderwijs
41
betekent dat instellingen die meer beursstudenten,
werkstudenten of mensen met een geregistreerde han-
dicap aantrekken, daar niet zullen worden voor beloond.
Aangezien de voorziene maatregelen vooral een her-
verdelend effect onder de onderwijsinstellingen heb-
ben, is het volgens de sociale partners enkel het Aan-
moedigingsfonds dat in teken staat van diversiteit en
gelijke kansen dat de beoogde democratiseringsgolf
zou kunnen voeden. Voor dit fonds wordt vanaf 2009 jaar-
lijks zes miljoen euro voorzien en dat is volgens de
SERV ruim onvoldoende. Ook de belofte om groeiende
scholen te belonen wordt niet voldoende waargemaakt:
de spectaculaire groei van de hogescholen de voorbije
tien jaar wordt niet gehonoreerd.
Een meer dan boeiend dossier voor sociale partners is
het hoger beroepsonderwijs. De SERV kreeg een advies-
vraag bij de discussienota Treden naar succes, werk
en leren. Het hoger beroepsonderwijs in het Vlaamse
onderwijs. In zijn advies (16/01/08) schaart de SERV
zich achter de idee van een hoger beroepsonderwijs in
Vlaanderen met als fundamenteel uitgangsprincipe de
sterke arbeidsmarktgerichtheid. Daartoe is de betrok-
kenheid van sectoren bij de planning cruciaal. Aangezien
het HBO zich dient te richten naar een heel diverse
groep lerenden zoals werkzoekenden, herintreders,
werknemers die zich willen heroriënteren naar een ander
beroep of zich verdiepend willen specialiseren, leerlin-
gen uit ASO-BSO-TSO en DBSO en de Leertijd en afge-
studeerden die succesvol het secundair verlaten maar
uitvallen in de bacheloropleiding, is een lage instap-
drempel en een goede trajectbegeleiding belangrijk. De
sociale partners stellen ook lacunes vast in de discus-
sienota. Zeer belangrijk voor de uitbouw van het HBO is
de inschaling in de Vlaamse kwalificatiestructuur. Deze
heeft nog geen decretale basis; de werkelijke inhoud is
nog voorwerp van discussie, die niveaus bieden dus
geen fundament voor het HBO. Ook belangrijk is dat er
een voldoende en dekkend aanbod gerealiseerd wordt dat
rekening houdt met de regionale behoeftes. Het aanbod
vertrekt best vanuit een partnerschapbenadering. Ten
slotte menen de sociale partners dat de lerende recht
heeft op een duidelijke en volwaardige studiebekrach-
tiging, die is in de discussienota niet gerealiseerd.
Financiering lager onderwijs � Hoger beroepsonderwijs
De SERV heeft zich in 2007 aangesloten bij een aantal
voorstellen van regelingen die de Vlaamse Regering
heeft voorgelegd.
Het betreft ondermeer:
� Het voorontwerp van decreet over de bijzondere
jeugdbijstand;
� Het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet
over de integrale jeugdhulp;
� Het voorontwerp van decreet over de zorg- en bij-
standverleners en de opleidingscentra voor polyva-
lente verzorgenden.
Daarnaast heeft de SERV zich uitgesproken over het
voorontwerp van decreet tot oprichting van de Strate-
gische adviesraad voor het Vlaams Welzijns-, Gezond-
heids- en Gezinsbeleid (SAR WGG). De SERV onder-
steunt de voorgestelde regeling. Hij vraagt wel dat de SAR
WGG over voldoende middelen zou beschikken om een
goede werking te verzekeren. Daarnaast vraagt de SERV
dat de samenstelling van de SAR WGG zou worden aan-
gepast.
De SAR WGG zal bestaan uit minimaal 23 leden en maxi-
maal 28 leden. Zowel de voorzieningen (minstens vijf),
gebruikers (minstens vijf), sociaaleconomische organi-
saties (minstens vier), personeel (minstens twee) als
de onafhankelijke deskundigen (minstens zeven) zijn
vertegenwoordigd. Het is de regering die de bevoegdheid
krijgt om de eventuele verdeling van deze vijf bijko-
mende leden over de verschillende geledingen te bepa-
len. Afgezien van de vraag of de decreetgever deze
bevoegdheid kan delegeren, is de SERV van oordeel dat
het decreet zelf duidelijk moet vaststellen hoeveel man-
daten de verschillende geledingen kunnen voordragen.
In dit verband lijkt het aangewezen om voor twee cate-
gorieën de minimum vertegenwoordiging uit te brei-
den. In de eerste plaats stelt de SERV voor om het aan-
tal vertegenwoordigers van de voorzieningen uit te
breiden. Rekening houdend met het feit dat het beleids-
domein waarvoor de SAR WGG bevoegd is, opgedeeld is
in zes verschillende beleidsvelden, acht de SERV het aan-
gewezen om het aantal vertegenwoordigers van de voor-
zieningen uit te breiden tot zes vertegenwoordigers,
zodat uit elk beleidsveld minstens een vertegenwoordiger
van de voorzieningen rechtstreeks betrokken is bij de
werkzaamheden van de SAR. Daarnaast stelt de SERV
voor om het aantal vertegenwoordigers van de sociaal-
economische organisaties uit te breiden tot acht ver-
tegenwoordigers.
De SAR WGG zal in de loop van 2008 worden ingebed
in de SERV.
15Welzijn
1. Advies Vlaams actieplanwerkloosheidsvallen Met de nota Vlaams Actieplan Werkloosheidsvallen
2007 gaf de Vlaamse Regering uitvoering aan de Beleid-
nota Werk 2004-2009 en aan het Meerbanenplan 2006.
Voor de SERV had de nota echter niet de status van een
actieplan. Een actieplan houdt immers meer in dan het
beschrijven van de problematiek en het bundelen van de
al genomen beslissingen. De SERV stelde in het advies
van 8 juni 2007 dan ook vragende partij te zijn voor een
uitgewerkt actieplan en bood aan hieromtrent mee na
te denken. Naar analogie met de nota ging het SERV-
advies in op de verschillende drempels die kunnen lei-
den tot een werkloosheidsval zoals kinderopvang, mobi-
liteit, arbeidshandicap en competentieachterstand.
2. Advies avenant 2006samenwerkingsakkoordmeerwaarden economie Op 5 januari 2007 ontving de SERV een vraag tot advies
over het voorontwerp van decreet over de avenant aan
het samenwerkingsakkoord meerwaarden economie van
30 mei 2005. De avenant legde de budgettaire inspan-
ningen voor het begrotingsjaar 2006 vast. De SERV
had op 12 mei 2007 geen opmerkingen.
3. Advies criteria lerendenetwerkencompetentiemanagementIn het kader van de afspraken over de uitvoering van de
Competentieagenda 2010, vroeg de Vlaamse Minister van
Werk, Onderwijs en Vorming de SERV om advies over de
criteria voor de Lerende Netwerken Competentie-
management. Het advies van 10 juli 2007 sloot aan bij
de insteek van de sociale partners voor de Competen-
tieagenda 2010. De SERV legde vooral de klemtoon op
de inhoudelijke criteria door in te gaan op de werking van
de lerende netwerken en de verhouding lerende net-
werken – pilootprojecten, de samenstelling van de leren-
de netwerken, de thema’s en methodieken en ten slot-
te de output.
4. Advies voorontwerp aanpassinginburgeringsdecreetOp 13 juli 2007 keurde de Vlaamse Regering het voor-
ontwerp van decreet tot aanpassing van het decreet
van 28 februari 2003 over het Vlaams inburgeringsbe-
leid goed. Nadien werd dit voorontwerp voor advies
overgemaakt aan de SERV. De SERV opteerde, gezien de
inhoud, om deze adviesvraag gezamenlijk met de com-
missie Diversiteit te behandelen (zie commissie Diver-
siteit).
5. Advies ontwerpbesluit lokalediensteneconomieDe SERV adviseerde in 2006 al over het ontwerpdecreet
op de lokale diensteneconomie. Hierin stelde de SERV
zich te kunnen vinden in het globale decretale opzet maar
uit te kijken naar de verdere uitwerking en operationa-
lisering via het uitvoeringsbesluit. In het advies van 12
september 2007 gaf de SERV aan dat het ontwerp van
besluit niet of niet volledig in ging op enkele suggesties
en verzuchtingen van de sociale partners. Meer speci-
fiek hadden die betrekking op de Brusseltoets, het per-
spectief voor de PWA-werknemers, het recht op out-
placement (en loopbaanbegeleiding) voor de
16Arbeid
doelgroepwerknemers, de verzoening van duurzame
tewerkstelling enerzijds en doorstroom- en doorgroei-
mogelijkheden anderzijds, de perceptie van het al dan
niet aanvullend karakter van een activiteit, de financie-
ring en tenslotte de dubbele rol van de lokale besturen
6. Advies ontwerpdecreetgelijkekansen- engelijkebehandelingsbeleidDe SERV en de commissie Diversiteit formuleerden op
10 oktober 2007 een gezamenlijk advies. (zie commis-
sie Diversiteit).
7. Advies avenant 2007samenwerkingsakkoordmeerwaarden economie Op 7 november 2007 ontving de SERV een vraag tot
advies over het ontwerp van decreet over de avenant
2007 aan het samenwerkingsakkoord meerwaarden
economie van 30 mei 2005. De avenant legt de bud-
gettaire inspanningen voor het begrotingsjaar 2007
vast. De SERV had geen opmerkingen.
8. Advies gelijke kansen endiversiteitsplan Vlaamse Overheid Naar jaarlijkse gewoonte formuleerden de SERV en de
commissie Diversiteit een advies over het ontwerp van
Gelijke kansen en diversiteitsplan 2008 (zie commissie
Diversiteit).
9. Ronde tafel aangepastetewerkstellingIn opvolging van het Vlaamse Meerbanenplan en op
vraag van de Vlaamse Minister voor Sociale Economie
startte de SERV in 2006 een Ronde tafel aangepaste
tewerkstelling op. Deze Ronde tafel heeft de voorbe-
reiding van een eenheidsdecreet sociale en beschutte
werkplaatsen als voornaamste focus. In 2006 besprak
de Ronde tafel tijdens drie samenkomsten de visies
over een aantal kernpunten m.b.t. het eenheidsdecreet.
In 2007 verzorgde een vertegenwoordiger van de Vlaam-
se Minister van Sociale Economie een terugkoppeling van-
uit het beleid naar de leden van de Ronde tafel.
10. Europees Sociaal Fonds In 2007 ving voor ESF een nieuwe programmaperiode
aan. Het programma, dat loopt tot 2013 en werd opge-
steld in overleg met de sociale partners op VESOC-
niveau, kent vijf prioriteiten (zie kader). De SERV neemt
in het nieuwe programma de rol van piloot op. Piloten
garanderen voor hun beleidsfocus in ESF de betrok-
kenheid en continue opvolging van de beleidsoriëntaties
die diverse beleidsdomeinen kunnen overstijgen. De
SERV is piloot voor de thema’s aanpassing van de
arbeidsorganisatie, opleiding werkenden en (in samen-
werking met het departement WSE) loopbaanontwik-
keling.
Het eerste werkjaar werden al oproepen gelanceerd
voor opleidingsprojecten bedrijven, opleidingsprojec-
ten sectoren, loopbaandienstverlening, ervaringsbewijs
en ten slotte competentiebeleid sectoren. Het SERV-
secretariaat fungeerde als tweede lezer voor deze oproe-
pen.
Prioriteiten ESF-programma 2007-2013Prioriteit 1: Talentenactivering en duurzame integra-tie op de arbeidsmarktPrioriteit 2: Bevorderen van sociale inclusie van kan-sengroepen via maatgericht werkenPrioriteit 3: Ondernemings- en organisatiecultuur focus-sen op mens en maatschappijPrioriteit 4: InnovatiePrioriteit 5: Transnationale en interregionale samen-werking
In het vorige ESF programma (2000-2006 ) was de
SERV de inhoudelijke regisseur van Zwaartepunt 4 en
het Hefboomkrediet. In 2007 werden in het oude pro-
gramma enkel nog projecten goedgekeurd waarvan de
oproep al in 2006 was gelanceerd. De twee themawer-
kingen binnen Zwaartepunt 4 werden in 2007 nog wel
gecontinueerd: het netwerking rond Centra voor Loop-
baandienstverlening kwam vier maal samen, die rond het
ervaringsbewijs drie maal. Ten slotte was er in 2007 ook
een werkgroep i.v.m. een oproep binnen maatregel 3
rond (EVC) portfolioprojecten.
11. SERV-advies over hetEuropean Credit System forVocational Education and Training(ECVET)De raad heeft op 7 maart geadviseerd over het voorstel
van de Europese Commissie om voor beroepsopleiding
en –onderwijs een Europees creditsysteem te introdu-
ceren (ECVET). De bedoeling van ECVET is mobiliteit te
bevorderen tussen de lidstaten en tussen leeromgevin-
gen en –contexten onderling en zo levenslang leren te
stimuleren. ECVET is een methode om kwalificaties te
beschrijven in onderdelen (‘units’) waaraan creditpunten
worden toegekend. Personen die van de ene leeromge-
ving of –context overstappen naar de andere kunnen daar-
44
45
door leerresultaten transfereren en accumuleren.
De raad ging akkoord met de principes van ECVET, nl.
bevorderen van mobiliteit en van levenslang leren, maar
stelde vast dat deze ambities met het huidige voorstel
niet kunnen worden gerealiseerd omdat de tekst te vaag
is.
Een verankering van ECVET op de realiteit van de arbeids-
markt en dus van de sociale partners is een nodige en
noodzakelijke voorwaarde voor het slagen van dit ini-
tiatief. De SERV stelde hiertoe het volgende voor:
� creatie van een algemeen kader dat verankerd is in
bestaande goede praktijken in Europa en op de
arbeidsmarkt, m.a.w. herkenbaar en gelegitimeerd
voor en door de stakeholders bij uitstek, nl. de socia-
le partners en sectoren,
� een begrippenkader voor het beschrijven van com-
petenties, dat herkenbaar is voor de sociale partners,
� units van competenties die worden beschreven in kwa-
litatieve termen en dus niet enkel in ‘national lear-
ning time’ of studieduur en –belasting,
� kwalitatief schatten van het gewicht van credits,
mogelijk door het kwalitatief beschrijven van units
van competenties,
� effectief valoriseren van informeel en non-formeel
leren door de kwalitatieve invulling,
� oprichten van een nieuwe, onafhankelijke instantie
die instaat voor het beschrijven van de arbeids-
marktgerichte units en het toekennen van credits aan
die units. Die instantie moet bestaan uit een gelijk
aantal vertegenwoordigers van enerzijds de socia-
le partners en de SERV en anderzijds van alle repre-
sentatieve instanties die betrokken zijn bij onderwijs,
opleiding en vorming van jongeren en volwassen.
Om een draagvlak te creëren, moeten discussies over het
competentiebeleid, levenslang leren en initiatieven zoals
ECVET, worden gevoerd binnen de Competentieagenda
2010 binnen VESOC.
1. Advies over de eerste lijst van beroepen en titels vanberoepsbekwaamheid(ervaringsbewijzen) 2007Zoals elk jaar heeft de Vlaamse Minister van Onderwijs,
Vorming en Werk de SERV ook in 2007 gevraagd een
advies uit te brengen over de beroepen waarvoor titels
van beroepsbekwaamheid (of ervaringsbewijzen) in het
leven moeten worden geroepen. De procedure die de
SERV daarbij volgt loopt nog altijd via de interprofes-
sionele sociale partners. Een oproep voor voorstellen
wordt via hen doorgespeeld naar de respectievelijk werk-
geversorganisaties en werknemersorganisaties. In de
oproep staan de criteria waaraan de voorstellen moeten
beantwoorden, nl. paritaire gedragenheid, een bedui-
dende meerwaarde van dergelijke titel voor werkenden
en werkgevers, voorrang voor knelpuntberoepen en voor
ervaringsbewijzen die de instroom- en doorstroomkan-
sen van kortgeschoolden en kansengroepen, met name
allochtonen en vrouwen, op de arbeidsmarkt vergroten.
Vanuit de sectorale partners is dit jaar het signaal geko-
men dat één oproep per jaar organisatorisch moeilijk ligt.
Daarom is de SERV overgeschakeld naar het uitbrengen
van twee adviezen per jaar en dus ook twee oproepen
per jaar. De SERV bracht dit jaar een eerste advies uit
op 14 februari 2007 waarin de eerste lijst van twintig
beroepen werd voorgesteld aan de Minister.
Eerste lijst ervaringsbewijzen 2007� 07/01 asbestverwijderaar� 07/02 bestuurder hydraulische graafmachine
� 07/03 dubbelstuk tapijtwever� 07/04 dubbelstuk fluweelwever� 07/05 fitnessbegeleider� 07/06 groepsfitnessbegeleider� 07/07 hoeknaadlasser� 07/08 hovenier aanleg parken en tuinen� 07/09 hovenier onderhoud parken en tuinen � 07/10 opleider-begeleider� 07/11 patronenmaakster� 07/12 personal trainer� 07/13 pijplasser� 07/14 plaatlasser� 07/15 podiumtechnicus geluid� 07/16 podiumtechnicus licht� 07/17 podiumtechnicus beeld� 07/18 sociaal tolk� 07/19 strijkster � 07/20 technicus bedrijfs- en vrachtwagens
Naast de 20 voorgestelde ervaringsbewijzen heeft de
SERV de beroepenstructuur arbeidsbemiddeling en
–begeleiding afgewerkt waarvoor het ontwikkelwerk in
2007 was gestart in opdracht van de Vlaamse Minister
van Onderwijs, Vorming en Werk. De SERV heeft een ont-
werp gemaakt van de beroepenstructuur en een voor-
stel gedaan van de beroepen daaruit waarvoor erva-
ringsbewijzen zouden kunnen worden gemaakt. De
stuurgroep waarin vertegenwoordigers zitten van de
werkgevers en werknemersorganisaties heeft zich nog
niet definitief uitgesproken over de beroepenstructuur,
noch over de beroepen waarvoor een ervaringsbewijs kan
worden gecreëerd.
17Profielenwerking beroepenen competenties
47
De Minister had de SERV ook voorgesteld te onderzoe-
ken of ervaringsbewijzen voor ‘intercultureel bemidde-
laar’ en voor informaticaprofielen (toegankelijkheid web-
sites slechtzienden en blinden) en tolk gebarentaal of
varianten zinvol zouden zijn. De SERV heeft de consul-
tatie hierover, samen met de vertegenwoordiger van
de Minister en de administratie, gedaan. Het resultaat
hiervan is dat sociaal tolk op de eerste lijst van 2007 is
gekomen. De vraag om ook voor enkele informaticabe-
roepen ervaringsbewijzen te creëren, is complexer en
wordt in 2008 opnieuw opgenomen. Het overleg met het
middenveld en het kabinet over een mogelijk erva-
ringsbewijs intercultureel bemiddelaar heeft geen con-
crete resultaten opgeleverd.
2. Standaarden voorcompetentiebeoordeling voor een ervaringsbewijs Dit jaar heeft de SERV 19 standaarden ontwikkeld voor
de beoordeling van de kandidaten voor een ervarings-
bewijs door de erkende testcentra. Het gaat om:
� assistent-podiumtechnicus
� calculator bouw
� dubbelstuk fluweelwever
� dubbelstuk tapijtwever
� heftruckchauffeur
� hovenier aanleg van parken en tuinen
� hovenier onderhoud van parken en tuinen
� keukenmedewerker
� koelmonteur
� magazijnmedewerker
� monitor/begeleider sociale en beschutte werkplaatsen
� platwever
� podiumtechnicus
� productieoperator in de voedingsindustrie
� reachtruckchauffeur
� stellingbouwer
� toneelmeester
� uitsnijder-uitbener
� zelfstandige kapper
De standaarden bestuurder mobiele kraan, autobus-
chauffeur en autocarchauffeur die van 2006 dateren,
werden dit jaar herzien. De standaard begeleider bui-
tenschoolse kinderopvang is door de Minister zelf her-
zien en voorgelegd aan de sectorcommissie Welzijn- en
Gezondheidszorg van de SERV die akte heeft genomen
van de herziening.
Sinds het ontwikkelwerk begon in 2005 heeft deSERV 33 standaarden gemaakt. Er zijn tot op hedentwaalf testcentra erkend door de Vlaamse Minister van
Onderwijs, Vorming en Werk. Die twaalf testcentraorganiseren de begeleiding en beoordeling voor 15beroepen. Einde 2007 waren er dus nog geen testcentraerkend voor 18 beroepen waarvoor de SERV al eenstandaard heeft gemaakt.
Event ervaringsbewijzen op 27 juniSamen met het kabinet van de Vlaamse Minister vanOnderwijs, Vorming en Werk en de administratiewerkgelegenheid en sociale economie organiseerde deSERV een event rond de ervaringsbewijzen met alsdoelstelling het ervaringsbewijs in de kijker te zetten bijde sectorale sociale partners en sectorale opleidings-fondsen. Het ervaringsbewijs is een blijver en moet als instru-ment op de arbeidsmarkt écht doorbreken. Tijdens deplenaire sessie kwamen de doelstellingen, de dienst-verlening en het civiel effect van het ervaringsbewijs aanbod.In workshop 1 brachten drie getuigenissen van sectoraleopleidingsfondsen die in zee zijn gestapt met het erva-ringsbewijs, meer informatie over het indienen vanervaringsbewijzen en over het ontwikkelen van een stra-tegische visie daarbij. In workshop 2 konden de geïn-teresseerden zelf aan de slag en ondervinden hoe hetontwikkelwerk van een standaard verloopt. Tot slot spoorde de Vlaamse Minister van Werk,Onderwijs en Vorming de sectoren aan tot indienen vanervaringsbewijzen en het ontwikkelen van standaar-den.
3. Beroepscompetentieprofielen in2007In 2007 heeft de SERV 18 beroepscompetentieprofielen
gemaakt:
� hovenier aanleg parken en tuinen
� ploegbaas aanleg parken en tuinen
� hovenier onderhoud parken en tuinen
� ploegbaas onderhoud parken en tuinen
� matroos binnenvaart
� stuurman binnenvaart
� kapitein binnenvaart
� kwaliteitswisselaar platweverij
� regelaar platweverij
� schoenhersteller
� sociaal tolk
� stoomstrijkster
� archiefmedewerker
� archivaris
� hoofdarchivaris
� asbestverwijderaar
Ervaringsbewijzen � Beroepscompetentieprofiel
� boormeester
� dispatcher
Twee beroepscompetentieprofielen werden herzien,
namelijk schoonheidsspecialiste en logistiek assistent in
ziekenhuizen en rusthuizen.
4. Studiedagen en workshops4.1. Nieuw format voor deberoepsprofielen: 3 juli 2007Het nieuwe format dat in 2006-2007 is uitgetest voor
de beroepsprofielen is op een studievoormiddag op 3 juli
voorgesteld aan de sectorale sociale partners en ande-
re geïnteresseerden. De bedoeling van de studievoor-
middag was het idee van het nieuwe format toe te lich-
ten en ook de aandacht te trekken op enkele ‘hete
hangijzers’ die ook met het nieuwe format niet volledig
opgelost zijn. Het ging vooral over de bepaling van het
niveau van een beroep, de afbakening van beroepen en
een lijst van attitudes en sleutelvaardigheden waarover
iedereen die de profielen opstelt met de SERV en ieder-
een die ze gebruikt het eens zou kunnen worden.
4.2. Uitdagingen voor competentiegerichteberoepsprofielen: afbakening, niveau-bepaling, attitudes en sleutelvaardigheden:17 oktober 2007Op 17 oktober organiseerde de SERV een studiedag
voor de sectoren over goede praktijken en mogelijke
oplossingen voor enkele uitdagingen bij het competen-
tiegericht omschrijven van beroepen. Drie workshops
behandelden volgende thema’s: beroepen afbakenen,
het niveau van een beroep bepalen en attitudes en
begrippenkader.
Aan de hand van enkele voorbeelden werd besproken
welke factoren de afbakening van beroepen ten opzichte
van verwante beroepen bepalen en de implicaties hiervan
op beroepscompetentieprofielen en standaarden. De con-
clusie was dat afbakenen van beroepen vanuit het niets
geen gemakkelijke oefening is en veel overleg vergt.
De workshop niveaubepaling bood een discussieforum
rond de zin en onzin van niveaubepaling voor beroeps-
competentieprofielen. Uit de discussies bleek dat niveau-
bepaling voor de sectoren geen prioriteit is. Indien een
sector toch zou opteren voor het bepalen van het niveau
van een profiel, dan moet dit gebeuren zonder te inter-
fereren met de bestaande functieclassificaties. Boven-
dien is het van essentieel belang dat het begrippenka-
der en de doelstellingen van de niveaubepaling duidelijk
worden vastgelegd, een conclusie die van belang is voor
de discussie over de Vlaamse kwalificatiestructuur.
In de workshop attitudes en sleutelvaardigheden werd
een ontwerplijst voorgelegd aan de deelnemers voor
commentaar en aanvulling. De conclusie was dat er best
geen onderscheid wordt gemaakt tussen attitudes en
sleutelvaardigheden omdat dit geen enkele verheldering
brengt. Resultaat van de workshop was een voorlopige
lijst die om draagkracht te winnen zal worden getoetst
aan een ruimer publiek.
48Format beroepsprofielen � Competenties � Attitudes � Sleutelvaardigheden
49
4.3. Algemene studiedag: 27 november2007 De laatste studiedag die de profielenwerking van de
SERV organiseerde in 2007 was bedoeld voor een breed
publiek van huidige en potentiële gebruikers van de
profielen en standaarden. Zowel onderwijs, opleidings-
verstrekkers, derden, sociale partners, sectorale oplei-
dingsfondsen, bedrijven en organisaties, en studie- en
loopbaanadviseurs werden uitgenodigd. De historiek
van de profielenwerking en van de vernieuwingen werd
geschetst en het ervaringsbewijs en de ontwikkeling
van de standaarden werden toegelicht.
5. Een compleet nieuwe maniervan werken in voorbereiding met‘Competent’De profielenwerking van de SERV bestond in 2007 meer
dan tien jaar. In het voorafgaande jaar was al een exter-
ne evaluatie gebeurd door het onderzoeksbureau Tem-
pera. Een van de opdrachten van Tempera was het for-
mat herzien van de profielen en een alternatieve
werkwijze voorstellen in het licht van een aantal uitda-
gingen. De voorstellen van Tempera voldeden echter
niet aan de verwachtingen van de SERV. De profielen-
werking is dan zelf op zoek gegaan naar inhoudelijke en
methodische vernieuwing. Het resultaat van deze zoek-
tocht is een ESF-project dat Competent heet. De SERV
heeft Competent in de steigers gezet om aan de toe-
nemende vraag te voldoen om voor Vlaanderen een
competentiedatabank te creëren van door de sociale part-
ners gevalideerde informatie over competenties en
beroepen. Competent is in eerste instantie een instru-
ment dat de Vlaamse arbeidsmarkt moet ondersteu-
nen op het gebied van competenties. Het is ook een
instrument dat sociale partners, experten en de SERV
zal ondersteunen bij het maken van beroepscompeten-
tieprofielen en standaarden. Competent laat toe om
sneller competenties in kaart te brengen en sneller
beroepscompetentieprofielen en standaarden aan te
maken. Competent zal het proces van tot stand komen
van beroepscompetentieprofielen en standaarden voor
alle betrokken stakeholders ook transparanter maken,
met andere woorden men kan het ontwikkelingsproces
zelf opvolgen. Het is ook de bedoeling dat de informa-
tie in Competent geregeld door de sociale partners
wordt geactualiseerd en opnieuw gevalideerd. Voor
Competent wordt een beroep gedaan op een algemeen
referentiekader van beroepenclusters dat recent door de
Franse sociale partners is gevalideerd. De SERV heeft,
in de eerste fase van het project, dit referentiekader met
succes afgetoetst aan de Vlaamse arbeidsmarkt. Daar-
bij is vastgesteld dat we de gedetailleerde informatie die
belangrijk is voor de Vlaamse arbeidsmarkt (beroeps-
competentieprofielen en standaarden) gemakkelijk hier-
in kunnen onderbrengen en zo ook gemakkelijk opzoek-
baar kunnen maken. Competent zal gemakkelijk
raadpleegbaar zijn voor nieuwe groepen van (niet-pro-
fessionele) eindgebruikers (bijv. KMO, personen) en de
informatie zal ook zo worden aangereikt dat ze gemak-
kelijk inzetbaar is binnen de bedrijven en instellingen. Met
Competent creëert de SERV een databank van gegevens
over competenties die professionele gebruikers (bijv.
de VDAB, sociale partners, sectorale fondsen, onderwijs,
…) gemakkelijk kunnen inzetten. Het professionele team
van onderzoekers van het profielenteam zal de sociale
partners en experten ondersteunen bij het werken met
Competent. Dit betekent dat de invoering zorgvuldig
wordt voorbereid en dat ten gepaste tijden gerichte
communicatie en training voor de sociale partners volgt.
Het is de bedoeling dat op termijn Competent kan geïn-
tegreerd worden met andere IT-systemen op Vlaams
(bijv. VDAB), nationaal en Europees niveau. De SERV is
promotor van dit project en wordt door de VDAB bijge-
staan als technische partner. Dit project werd erkend voor
financiering door ESF onder Doelstelling 3, Zwaarte-
punt 4 en Hefboomkrediet. Het project loopt van 1 janu-
ari 2007 tot 30 juni 2008. Daarna wordt het stap voor
stap ingevoerd in de profielenwerking.
Competent
1. Aanbeveling over eenalternatief voor het wegenvignetPresentatie in het Vlaams Parlement
De invoering van een wegenvignet is een belangrijk
onderdeel van het regeerakkoord van de Vlaamse Rege-
ring en in de loop van 2005 werden initiatieven geno-
men om een wegenvignet in te voeren. Begin 2007
bleek een akkoord bijna rond en kon verwacht worden
dat de laatste fase voor de invoering van het wegenvignet
zou ingezet worden. Onder meer de felle tegenstand in
Nederland, het ontbreken van een stevig draagvlak en
Europese bezwaren hebben ertoe geleid dat in maart
2007 het wegenvignet door de Vlaamse Minister-pre-
sident werd afgeblazen. Er werd een onderzoek naar een
alternatief voor het forfaitaire wegenvignet aangekon-
digd en in de parlementaire commissie Openbare Wer-
ken, Mobiliteit en Energie werd een voorstel van resolutie
met een voorstel voor het invoeren van een slimme
kilometerheffing neergelegd. De SERV wilde in dit debat
niet afzijdig blijven en heeft met het oog op een parle-
mentaire hoorzitting, een eigen aanbeveling geformu-
leerd. Deze aanbeveling is op 26 juni 2007 gepresenteerd
tijdens de hoorzitting in het Vlaams Parlement.
Met deze aanbeveling heeft de SERV voorstellen gefor-
muleerd voor het toekomstig beleid. De voorstellen
bouwden verder op de resultaten van een ruim maat-
schappelijk debat dat de SERV in 2005 heeft georga-
niseerd over betalen voor infrastructuur.
Belangrijkste uitgangspunt van de aanbeveling is de
noodzaak om klare en duidelijke afspraken te maken
over de manier waarop in de komende jaren het beleid
t.a.v. autofiscaliteit en heffingen in het bijzonder zal uit-
gestippeld worden. Een aantal essentiële krijtlijnen wer-
den hiervoor vooropgesteld:
� Voor de SERV is het forfaitaire wegenvignet defini-tief van de baan. Het scepticisme bij de meeste deel-nemers aan het maatschappelijk debat over deze for-mule wordt daarmee bevestigd. Er moeten hieruitlessen worden getrokken.
� Binnen een geïntegreerd mobiliteitsbeleid zijn her-vormingen aan de bestaande autofiscaliteit noodza-kelijk. Hierbij moet de bestaande autofiscaliteit meergedifferentieerd worden.
� Over de concrete in te zetten instrumenten is het nogniet mogelijk en verantwoord om al definitieve uit-spraken te doen.
� Om een alternatief efficiënt aan te pakken en om tezorgen voor een degelijk maatschappelijk draag-vlak wordt de oprichting van een intergewestelijketaskforce voorgesteld waarbinnen de bestaandeknowhow wordt samengebracht en die op korte ter-mijn een analyse moet maken van diverse mogelij-ke modellen. De essentie is dat in een open procesmodellen die nu het voorwerp uitmaken van politie-ke en maatschappelijke voorstellen in een zelfdeaanpak grondig geëvalueerd worden.
� In aansluiting met deze studieresultaten engagerende sociale partners zich om daarover binnen deMobiliteitsraad van Vlaanderen een grondig debatte voeren met het oog op een zo ruim mogelijk draag-vlak.
18Mobiliteit
51
2. Advies aanvullendereglementenIn juli 2007 werd de SERV om advies gevraagd over een
voorontwerpdecreet over de aanvullende reglementen
op het wegverkeer. De aanleiding voor dit ontwerpdecreet
was een beslissing van de federale regering om artikel
3 van de wet van 20 juli 2005 tot wijziging van de
gecoördineerde wetten op de politie over het wegverkeer
in uitvoering te stellen vanaf 1 januari 2008. Dit artikel
schaft een aantal bepalingen uit de verkeerswet af,
meer in het bijzonder de regeling die van toepassing is
voor de goedkeuring van aanvullende reglementen op het
wegverkeer opgemaakt door de gemeenten. Die
afschaffing heeft o.m. als gevolg dat vanaf 1 januari
2008 de federale overheid niet langer toezicht zal uit-
oefenen op de aanvullende reglementen die de gemeen-
ten uitvaardigen. De doelstelling van het decreet is het
voorzien van een juridische basis om in Vlaanderen
deze bevoegdheid vanaf 2008 uit te oefenen.
In zijn advies kon de SERV zich grotendeels vinden in de
algemene strekking van het voorgelegde decreet dat werd
gezien als een verdere stap in de uitwerking van een eigen
Vlaams beleid t.a.v. de verkeersregelgeving. In het bij-
zonder ondersteunde de SERV de voorgenomen realisatie
van een centrale gegevensbank. Dit kan een belangrijk
instrument worden voor het toekomstig beleid. Vragen
werden evenwel gesteld bij de motivering van de voor-
ziene administratieve geldboetes voor overtredingen
en het ontbreken van een link met de problematiek van
de stedelijke distributie.
Na het advies van SERV heeft ook de Raad Van State
advies uitgebracht en daarin geconcludeerd dat met
het voorgelegde voorontwerp het Vlaamse Gewest zijn
bevoegdheid overschreed. Ingevolge dit advies, werd
het ontwerp van decreet en de memorie van toelichting
grondig herwerkt en werd de ondertussen opgerichte
Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA) in december
2007 om advies gevraagd over het aangepaste voor-
ontwerp.
3. De komst van deMobiliteitsraad van Vlaanderen(MORA)Op het vlak van mobiliteit stond 2007 ook in het teken
van de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaande-
ren of MORA, als strategische adviesraad. Hoewel de eer-
ste voorstellen dateren van 1999 heeft de definitieve
oprichting ervan de nodige tijd gevergd. In 2006 heeft
het Vlaams Parlement met de goedkeuring van een
nieuw decreet dit proces zijn definitieve vorm gegeven
en op 18 september 2007 was de plechtige installatie van
de Mobiliteitsraad een feit.
De strategische adviesraad van het beleidsdomein Mobi-
liteit en Openbare Werken werd ingebed in de SERV.
Snel na de opstart van de huidige Vlaamse Regering heb-
ben zowel de Minister-President in zijn toenmalige func-
tie van Minister van Openbare Werken en minister Van
Brempt als Minister van Mobiliteit immers te kennen
gegeven dat zij voor de operationalisering van de Mobi-
liteitsraad van Vlaanderen een beroep wensten te doen
op de SERV. Daarop werd vanuit de SERV en in samen-
spraak met de bevoegde minister het dossier grondig
voorbereid. Binnen dat kader besloten de sociale part-
ners om hun adviesopdracht t.a.v. transportbeleid en
mobiliteitsbeleid in het algemeen, vanaf nu bij prioriteit
binnen de Mobiliteitsraad van Vlaanderen op te nemen.
Daarmee werd uitdrukkelijk geopteerd om voortaan
overleg en samenwerking met de andere geledingen
van het maatschappelijk middenveld alle kansen te
geven.
De Mobiliteitsraad van Vlaanderen is immers multidis-
ciplinair samengesteld. De raad telt 28 leden. De
SERV–partners zetelen met twaalf leden in de MORA.
Naast de sociale partners zijn ook de lokale overheden
vertegenwoordigd (gemeenten en provincies), milieu-
verenigingen, vertegenwoordigers van de openbare ver-
voermaatschappijen en van de mobiliteitsverenigingen.
Daarnaast zetelen ook 3 deskundigen in de MORA.
Wegenvignet � Mobiliteitsraad
De taken van de Mobiliteitsraad vanVlaanderen zijn decretaal vastgelegd :� Uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen
over de hoofdlijnen van het beleid met betrekking totde mobiliteit;
� Bijdragen tot het vormen van een beleidsvisie en hetformuleren van de krachtlijnen van het te voerenbeleid inzake mobiliteit;
� De maatschappelijke ontwikkelingen op het vlak vanmobiliteit volgen en interpreteren;
� Advies uitbrengen over voorontwerpen van decreet metbetrekking tot mobiliteit;
� Uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengenover voorstellen van decreet met betrekking tot mobi-liteit;
� Uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengenover ontwerpen van besluit van de Vlaamse Rege-ring met betrekking tot mobiliteit;
� Reflecties leveren over de bij het Vlaams Parlementingediende beleidsnota's over mobiliteit;
� Uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengenover het te voeren begrotingsbeleid inzake mobiliteit,met inbegrip van de meerjareninvesteringsplannenvan de inzake verkeer en vervoer bevoegde entitei-ten en van de meerjareninvesteringsplannen enexploitaties van het geregeld vervoer;
� Uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengenover ontwerpen van samenwerkingsakkoord die deVlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest wilsluiten met de Staat of met andere gemeenschappenen gewesten;
� Uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengenover beleidsvoornemens, beleidsplannen en in voor-bereiding zijnde regelgeving op het niveau van deEuropese Unie, alsook over in voorbereiding zijndeinternationale verdragen.
52
De Vlaamse Regering heeft binnen de SERV een bege-
leidingscommissie pendelfonds opgericht. Het pendel-
fonds subsidieert projecten voor woon-werkverkeer. De
begeleidingscommissie adviseert de Vlaamse Minister
van Mobiliteit over de aanvragen voor een projectsub-
sidie.
1. Advies over de projecten voorduurzamer woon-werkverkeerHet Pendelplan dat door de Vlaamse Minister van Mobi-
liteit werd uitgewerkt, bundelt heel wat maatregelen
om het pendelverkeer te verbeteren en stelt zich als doel
om tegen 2010 het aandeel van de auto in het woon-werk-
verkeer van 70% naar 60% terug te dringen. Het gebruik
van de fiets en het openbaar vervoer in het woon-werk-
verkeer moet stijgen naar een aandeel van 20%. Om die
doelstellingen te bereiken is onder meer het Pendelfonds
opgericht. Het Pendelfonds subsidieert projecten die
een vlot en duurzaam woon-werkverkeer bevorderen. Pro-
jecten die concrete maatregelen bevatten voor de bevor-
dering van de duurzame mobiliteit op het vlak van woon-
werkverkeer kunnen in aanmerking komen voor een
tegemoetkoming uit het fonds.
Na eerdere besprekingen binnen het kader van VESOC
over het Pendelplan nam de SERV in 2006 een princi-
piële beslissing over de betrokkenheid van de sociale part-
ners en het SERV–secretariaat bij de werking van het
pendelfonds. Dit engagement heeft ertoe geleid dat
binnen de SERV de Begeleidingscommissie werd opge-
richt die moet instaan voor de beoordeling van de pro-
jecten en die hierover advies moet uitbrengen aan de
Vlaamse Minister van Mobiliteit.
In maart 2007 heeft de minister een eerste oproep
gelanceerd voor het indienen van projecten. Er werden
15 projecten ingediend bij de Begeleidingscommissie. De
aanvragen werden door de Begeleidingscommissie gron-
dig beoordeeld op basis van weloverwogen criteria. Op
20 juli heeft de Begeleidingscommissie haar advies
opgemaakt over deze projecten. De minister heeft het
advies van de Begeleidingscommissie volledig gevolgd
en op grond daarvan elf projecten goedgekeurd.
Bij het kenbaar maken van de resultaten van de eerste
oproep heeft de minister een tweede oproep gelan-
ceerd, waarbij aanvragen voor nieuwe projecten konden
ingediend worden bij de Begeleidingscommissie tussen
15 september 2007 en 15 januari 2008.
19Begeleidingscommissie
van het Pendelfonds
2007 was een zeer druk jaar voor de internationale
werking van de SERV.
Niet minder dan vier internationale projecten waren
operationeel en zorgden voor heel wat reizen en ver-
plaatsingen, bezoeken, ontmoetingen en ontvangsten.
De landen waarmee de SERV één of andere vorm van
samenwerking of formeel project had, waren: Bulgarije,
Kroatië, Oekraïne en de SADC regio.
1. Europese UnieHet PHARE Twinning project met Bulgarije is in 2007 tot
een goed einde gebracht. De SERV werkte samen met
een Brits team gedurende 23 maanden aan de verster-
king van het sociaal overleg in Bulgarije. In 2007 had-
den een groot aantal regionale trainingssessies plaats
op de meest diverse plaatsen in Bulgarije. Aan die vor-
mingssessies werkten ook telkens experten van de
Vlaamse sociale partners mee die het Belgische en het
Vlaamse overlegmodel voorstelden. Dit was nuttig en
noodzakelijk wilde men de Bulgaarse partners een bre-
der scala van overlegmethoden en –modellen meegeven.
De specialisten die voor de Vlaamse partners meegin-
gen naar Bulgarije waren: Vinciane Mortier (ACV), Stan
Hens (ABVV), Luc Ardies (UNIZO), Sonja Teughels (Voka),
Gert Van Hees (ACLVB ) en Ria van Peer (SERV secre-
tariaat).
De verdienste van de SERV in dit project ligt vooral in
de keuze voor de regionale trainingen. De SERV heeft als
junior partner altijd consequent het belang van de regio-
nale partners benadrukt. De sociale partners en de
hoofdkwartieren in Sofia zijn voldoende op de hoogte van
de mogelijkheden binnen internationale projecten en
van de sociale modellen in Europa. De mensen uit de klei-
nere provinciesteden krijgen meestal veel minder kan-
sen om deel te nemen aan trainingen en seminaries. Voor
hen gelden vaak financiële beperkingen en lange reis-
tijden.
2. InternationaleArbeidsorganisatieIn 2007 waren er twee IAO-projecten waaraan de SERV
zijn medewerking verleende als technische partner.
OekraïneHet IAO-project voor de versterking van het sociaal
overleg ging officieel van start eind 2005 maar werd pas
echt uitgevoerd in 2007 omwille van de turbulente poli-
tieke situatie in Oekraïne. Het afgelopen jaar waren er
twee seminaries in Kiev en kwam er een uitgebreide
Oekraïense delegatie op studiebezoek in Vlaanderen.
Het eerste seminarie ging door in Kiev in april 2007 en
focuste op het onderwerp flexicurity en hoe er mee
omgaan in het sociaal overleg. Voor de SERV trad Prof.
Em. Jan Bundervoet op als expert samen met Ria Van
Peer die de koppeling naar het sociaal overleg maakte
en de SERV als partner voorstelde.
Het tweede seminarie had ook plaats in Kiev in decem-
ber en stond in het teken van het werkgelegenheidsbe-
leid en de betrokkenheid van sociale partners in de
Europese unie en in Vlaanderen. Van SERV-zijde werd de
training gegeven door twee experten van de Vlaamse
sociale partners (Lau de Vries van ABVV en Luc Ardies
van UNIZO) en het SERV-secretariaat.
De beide seminaries kenden een groot succes. Er waren
telkens meer dan 40 geïnteresseerden die allen geboeid
20Internationaal
55
bleven tot het eind van de tweedaagse. De vragen en dis-
cussieronden achteraf waren zeer levendig en er is een
grote belangstelling voor het Belgische en Vlaamse,
zeg maar Europese model.
In oktober 2007 had het studiebezoek in België plaats.
Er was een programma opgesteld in samenwerking met
ILO Turijn, met de ILO afvaardiging in Kiev en met de
werkgroep internationale betrekkingen van de SERV.
Op verzoek van de Oekraïners werd een bezoek gebracht
aan de provincie Limburg, als voorbeeld van de recon-
versie van de vroegere steenkoolnijverheid.
De instellingen van het sociaal overleg zijn wel aanwe-
zig in Oekraïne maar de inhoud en het engagement zijn
bijzonder zwak. Daarom stelt de IAO een follow up pro-
gramma voor in 2008.
Het hoofddoel van het project is het aanreiken van voor-
beelden van sociaal overleg over de sociaaleconomi-
sche topprioriteiten van de regeringen zoals de soci-
aaleconomische raden van Nederland en Vlaanderen
aanbieden. Het project loopt van mei 2007 tot april
2009.
Dit is een innovatief project omdat er voor de eerste keer
wordt samengewerkt met een buitenlandse technische
partner, namelijk de Nederlandse Sociaal-Economische
Raad.
De pre-missie greep plaats in oktober en stelde het pro-
gramma af op de plaatselijke behoeften en wensen van
de partners van SADC, meer in het bijzonder de SADC
Task Force labour market policies.
Het project zelf zal uitgevoerd worden in 2008.
Europese Unie � Internationale Arbeidsorganisatie � Oekraïne Economische Unie Zuidelijk Afrika � Kroatië
SADC - Economische Unie Zuidelijk AfrikaOp 8 juni 2007 keurde de Vlaamse Regering het voor-
stel Versterking van de sociale dialoog in de Zuidelijk Afri-
kaanse Ontwikkelingsgemeenschap goed. Het gaat om
een trainingsproject dat geleid wordt door het IAO Trai-
ningscentrum van Turijn en het IAO-kantoor van Hara-
re waarbij de SERV en de Nederlandse SER met hun
respectieve sociale partners optreden als technische
partners uit het noorden.
3. SERV-project in KroatiëIn november 2006 werd een bilateraal samenwer-
kingsproject van de SERV met de Kroatische Sociaal-Eco-
nomische Raad goedgekeurd door de regering. Dit pro-
gramma focust op de versterking van het
sociaal–economisch overleg en de partners in de regio’s
van Kroatië en liep in principe over het jaar 2007.
De Kroatische Sociaal-Economische Raad werkte samen
met de SERV een programma uit waarin drie lokale
SER’s werden geselecteerd voor een bredere kennis-
making met het subregionaal overleg in Vlaanderen. De
drie geselecteerde pilootregio’s waren:
� Medimurje (Noorden van Kroatië – textielregio)
� Vukovar (oosten van Kroatië – voormalig oorlogs-
gebied, vooral plattelandsgebied )
� Split (kuststreek, gespecialiseerd in toerisme en
scheepsbouw)
Per regio kwamen telkens drie afgevaardigden op stu-
diebezoek (werknemers, werkgevers en lokale autori-
teiten). Per regio werd ook een uitvoerig expertenbezoek
georganiseerd. De specialisten van de SERV studie-
dienst, Peter Cabus en Francis Devisch gaven uitvoerig
raad aan de regiomensen voor respectievelijk regio-
naaleconomische ontwikkeling en voor het arbeids-
marktbeleid.
De ervaring met de goede praktijkvoorbeelden uit Vlaan-
deren en de consulting ter plekke worden besproken
op een slotconferentie die zal plaats hebben in februari
2008. Op deze conferentie zal de knowhow worden
doorgegeven aan de andere lokale SER’s van Kroatië.
56Kroatië
Eind 2007 hebben 24 sectoren een sectorconvenant
met de Vlaamse Overheid. Het sectorconvenant is een
samenwerkingsprotocol met een looptijd van twee jaar
waarin sectoren engagementen aangaan, kwantitatief en
kwalitatief, op vlak van een betere aansluiting tussen
onderwijs en arbeidsmarkt, van leven lang leren van
werknemers en werkzoekenden en van diversiteit.
Momenteel zijn er 102,5 sectorconsulenten aan de slag,
betoelaagd door de Vlaamse Overheid voor een budget
van 5,25 mio euro. Het zijn de consulenten die de enga-
gementen uit het convenant op het terrein moeten reali-
seren. De nieuwe sectorconvenants 2007-2009 lopen
allemaal tot 31/12/2009, zodat vanaf 2010 de convenants
dezelfde looptijd kennen.
Naar aanleiding van de Competentieagenda 2010 kwam
er in 2007 een licht gewijzigde modelconvenant. Er
wordt nog meer gefocust op werkplekleren: het onder-
steunen van systemen van afwisselend leren en werken,
meer en kwaliteitsvolle stages voor leerlingen, het ter
beschikking stellen van stages voor leerkrachten en
opleiders en het ondersteunen van andere vormen van
werkplekleren.
Andere acties zijn de samenwerking met scholen uit-
bouwen, een geïnformeerde studie- en beroepskeuze sti-
muleren en het technisch en het beroepsonderwijs opwaar-
deren alsook beroepscompetentieprofielen ontwikkelen
i.s.m. de SERV en de samenwerking met de Regionale Tech-
nologiecentra. Een andere belangrijke focus is het com-
petentiebeleid met initiatieven die de basiscompetenties
bevorderen, de competentieontwikkeling van werkne-
mers vooral in KMO’s en niet-vormingsbedrijven stimuleren,
de instroom van werkzoekenden in de sector verhogen,
het ervaringsbewijs en loopbaanbegeleiding promoten
en het strategisch competentiebeleid binnen bedrijven. Dit
alles waar mogelijk en relevant door partnerschappen, voor-
al met VDAB, Syntra, e.a.
Een horizontaal aandachtspunt is diversiteit. Enerzijds
dient het diversiteitsbeleid in sectoren en ondernemin-
gen gestimuleerd en ondersteund te worden (d.m.v. een
non-discriminatiecode en diversiteitsplannen) en ander-
zijds dient op elke actie een diversiteitstoets te worden
toegepast. Dat betekent dat wordt aangegeven op welke
manier kansengroepen betrokken en/of bereikt worden
in de engagementen.
De opvolging (onderhandeling en evaluatie) van de sec-
torconvenants is in handen van het departement Werk
en Sociale Economie. In het voorjaar van 2008 start het
departement met een nieuwe portaalsite, waarop alle
informatie i.v.m. de sectorconvenants terug te vinden zal
zijn. De SERV staat in voor de coördinatie van drie net-
werken van sectorconsulenten, volgens de drie grote the-
ma’s in het convenant. De netwerken staan in het teken
van ervaringsuitwisseling, opbouw van expertise, door-
geefluik van informatie en sectoroverschrijdende samen-
werking. In 2007 kwamen de netwerken in totaal twaalf
maal bijeen; op onderwijs – arbeidsmarkt waren gemid-
deld 24 aanwezigen uit 20 sectoren, op leven lang leren
24 deelnemers uit 19 sectoren en naar diversiteit kwa-
men gemiddeld 20 sectorconsulenten uit 18 sectoren. De
derde sectorconsulentendag in juni focuste op de groen-
sectoren, de sector van de sociale werkplaatsen (social
profit) en de houtsector; er namen 44 consulenten aan
deel.
21Sectorconvenants
In 2007 gebeurde al heel wat voorbereiding voor de
deelname van sectoren aan de provinciaal georgani-
seerde Studie Informatie Dagen (SID-in’s) die het Agent-
schap voor onderwijscommunicatie organiseert in samen-
werking met de CLB’s voor jongeren uit het laatste jaar
secundair onderwijs in februari 2008. Het gaat om een
experiment enkel in Oost-Vlaanderen waarbij aan de
jongeren die kiezen om onmiddellijk de stap naar de
arbeidsmarkt te zetten relevante arbeidsmarktinfor-
matie wordt aangeboden. De VDAB en Syntra waren al
aanwezig op de SID-in’s, nu worden ook sectoren voor
het eerst uitgenodigd. De montage, horeca, internatio-
nale handel, textiel, social profit, scheikundige nijverheid,
hout, metaal en de grafische en groensectoren hebben
hun medewerking toegezegd. De coördinatie van deel-
name gebeurde door de SERV, binnen het netwerk
Onderwijs – Arbeidsmarkt.
In hetzelfde netwerk wordt ook verder gewerkt aan de
ontwikkeling van een studie- en beroepenkeuzetool voor
kinderen en jongeren van elf tot 14 jaar, en hun leer-
krachten.
58Sectorconsulenten � Netwerken
� initiatieven m.b.t. de instroom
in en de opwaardering van het
alternerend leren en het
TSO/BSO
� de conceptnota Afwisselend
Leren en Werken
� de opvolging van het WELP pro-
ject
� de werking van de Platformen
Alternerend leren (PAL’s)
� een voorstelling van de projec-
ten Will’s Kracht, Technomatch
en I-Design
� de samenwerking tussen de
VDAB en de sectoren
� de Competentieagenda 2010 en
de er aan gelinkte ESF oproepen,
� het Plan Geletterdheid, voor-
stelling en uitwisseling van pro-
motiemateriaal
� bespreking van de diversiteits-
toets aan de hand van voor-
beelden uit de convenants
� de voorstelling van o.a. de pro-
jecten Intro – DM en United
Colours of Nursing
� de problemen met de monito-
ring van personen van allochto-
ne afkomst
� kennismaking met het Experti-
secentrum Leeftijd & Werk
Onderwijs-arbeidsmarkt Leven lang leren Diversiteit
Tabel 3 Thema’s die aan bod kwamen op de netwerken
Elke sectorcommissie bestaat uit twintig vertegen-
woordigers van de representatieve Vlaamse sociale
partners uit de betrokken sector. Tien leden vertegen-
woordigen de Vlaamse werkgeversorganisaties. Tien
leden vertegenwoordigen de Vlaamse werknemersor-
ganisaties. Het voorzitterschap en het dagelijks bestuur
volgen dezelfde methode als bij de SERV. Jaarlijks wordt
de vertegenwoordiger van een andere organisatie respec-
tievelijk voorzitter of ondervoorzitter van de sector-
commissie en van het dagelijks bestuur. De voorzitter en
ondervoorzitter mogen nooit tegelijk uit de werkge-
vers- of werknemershoek komen.
1. SectorcommissieGoederenvervoerDe sectorcommissie Goederenvervoer werd opgericht op
29 april 1991. Binnen deze commissie gebeurt het soci-
aal overleg over alles wat verband houdt met het goe-
derenvervoer in Vlaanderen: het goederenvervoer over
de weg, per spoor, via de binnenscheepvaart, de lucht-
vaart en het maritiem vervoer.
1.1. BijeenkomstenDe sectorcommissie Goederenvervoer kwam in 2007
niet bijeen.
2. Sectorcommissie Hout en BouwDe sectorcommissie Hout en Bouw werd opgericht op 26
maart 1997. Deze commissie formuleert aanbevelingen
en adviezen van de bouw- en houtsector.
2.1. ActiviteitenDe werkgroep bouw heeft in 2007 het actieplan in uit-
voering van het Vlaamse sectorconvenant van nabij
opgevolgd (aansturing sectorconsulenten, gedetailleerde
arbeidsmarktanalyses, evaluaties, ...) en het nieuwe sec-
torconvenant 2007-2009 met de Vlaamse Regering
voorbereid. Daarnaast werd geïnvesteerd in een samen-
werking met de VDAB ondermeer voor knelpuntberoe-
pen, provinciale samenwerkingsverbanden, structurering
toeleidingsinitiatieven, en het dossier in verband met kwa-
liteit instroom vanuit onderwijs in de bouwsector.
De werkgroep heeft de standaard bestuurder hydrauli-
sche graafmachine gelegitimeerd.
De werkgroep heeft ook de bijeenkomst van het VBOC
van 16 januari 2008 voorbereid.
2.2. BijeenkomstenDe sectorcommissie Hout en Bouw kwam in 2007 niet
samen.
De werkgroep Bouw van de sectorcommissie Hout en
Bouw heeft in 2007 vergaderd op:
� 27 maart
� 2 mei
� 25 september
� 16 oktober
� 19 november
� 10 december
3. Sectorcommissie Metaal- enTechnologische IndustrieDe sectorcommissie Metaalverwerking is opgericht op
29 april 1991.
22Sectorcommissies
In de loop van 2000-2001 heeft de sectorcommissie een
dossier voorbereid om de titulatuur en bevoegdheids-
omschrijving te wijzigen. Dit initiatief werd geïnspireerd
vanuit de vaststelling dat de geldende titel en bevoegd-
heidsomschrijving niet langer de lading dekten van de sec-
tor, zowel organisatorisch als ratione materiae.
Dit initiatief mondde uit in een besluit van de Vlaamse
Regering van 14 december 2001 (B. S. 1 februari 2002)
waarbij de artikelen 1 en 2 van het besluit van de Vlaam-
se Regering van 19 september 1990 tot uitvoering van
artikel 7bis van het decreet van 27 juni 1985 op de
SERV, worden gewijzigd.
Sindsdien gaat de sectorcommissie door het leven onder
de benaming sectorcommissie Metaal- en Technologische
Industrie. Binnen deze commissie gebeurt het sociaal
overleg over alles wat verband houdt met volgende
domeinen: metalen en materialen, de eerste metaal-
verwerking, de ijzer- en staalproductie, de metaalpro-
ducten, de metaalbouw inclusief montageactiviteiten, de
machinebouw, de productie van defensie- en veilig-
heidsmateriaal, van elektrotechniek en elektronica, van
informatie- en communicatietechnologie, de vervaar-
diging van automobiel-, lucht- en ruimtevaartuigen even-
als van ander transportmateriaal, de kunststofverwer-
king inclusief de nieuwe materialen.
3.1. BijeenkomstenDe sectorcommissie Metaal- en Technologische Indus-
trie kwam in 2007 niet bijeen.
4. Sectorcommissie Textiel enConfectieDe sectorcommissie Textiel en Confectie werd opge-
richt op 29 april 1991. Binnen deze commissie gebeurt
het sociaal overleg over alles wat verband houdt met tex-
tiel en confectie in Vlaanderen: de bewerking of ver-
werking van textielstoffen in de diverse stadia van het
omvormings- of veredelingsproces, de productie van
textielvezels voor scheikundige procedés, het roten en
zwingelen van vlas, de confectie en maatwerk van alle
artikelen in textielstoffen en de fabricage, de confectie
of de omvorming van bestanddelen of van kledingtoe-
behoren inclusief het verven of reinigen ervan.
4.1. BijeenkomstenDe sectorcommissie Textiel en Confectie kwam in 2007
niet bijeen.
5. Sectorcommissie Welzijns- enGezondheidszorgDe sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg werd
opgericht op 21 april 1994. Binnen deze commissie
gebeurt het sociaal overleg over alles wat verband
houdt met de welzijns- en gezondheidszorg in Vlaande-
ren: onderdelen van het gezondheidsbeleid, de bijstand
aan personen, het onthaal en de integratie van inwijke-
lingen, het bejaardenbeleid en de jeugdbescherming.
5.1. BijeenkomstenHet dagelijks bestuur van de sectorcommissie Welzijns-
en Gezondheidszorg heeft in 2007 vergaderd op 31 mei.
Op deze bijeenkomst heeft het dagelijks bestuur samen
met een delegatie vanuit het kabinet van de Vlaamse
Minister van Werk, Onderwijs en Vorming zich beraden
over het competentiebeleid binnen het domein van de
kinderopvang.
6. Sectorcommissie ToerismeDe sectorcommissie Toerisme werd opgericht op 31
oktober 2001. Deze commissie heeft als opdracht het
sociaal overleg binnen de sector Toerisme op gang bren-
gen. De bedrijfstakken binnen dit sociaal overleg zijn erg
verscheiden: de logiesverstrekkende bedrijven, de res-
taurants en cafés, de vermaak- en recreatiebedrijven, de
kantoren die organiseren, verkopen en/of bemiddelen
(reisbureaus, touroperators, …) en het personenvervoer.
6.1. ActiviteitenDe sectorcommissie Toerisme werd geconsulteerd ter
voorbereiding van de SERV-adviezen over de handhaving
en de regeling van de toeristische logiessector.
6.2. BijeenkomstenDe commissie kwam in 2007 niet bijeen.
60
1. AdviescommissieIn Vlaanderen zijn tal van ondernemingen actief op het
vlak van arbeidsbemiddeling: uitzendbureaus, wervings-
en selectiebureaus, outplacementbureaus, bemidde-
laars van artiesten, sportmakelaars. De firma’s die in
Vlaanderen arbeidsbemiddelingsactiviteiten willen uit-
oefenen, moeten hiertoe – op grond van het Decreet van
13 april 1999 – door de bevoegde Vlaamse Minister
erkend worden. Ook in Wallonië en Brussel is er een
erkenningsregeling. Bedoeling van deze gewestelijke
erkenningsregelingen is de arbeidsbemiddelingssector
doorzichtig te houden en vooral ook controle mogelijk
te maken en aldus de rechten van de werkzoeken-
den/werknemers te beschermen.
De adviescommissie adviseert de Vlaamse Minister
bevoegd voor werkgelegenheid over de erkenning van pri-
vate arbeidsbemiddelingsbureaus. Van bureaus die de
regelgeving niet naleven, kan – indien het om ernstige
en/of herhaalde overtredingen gaat – op voorstel van de
adviescommissie de erkenningsduur beperkt worden tot
zes maanden of de erkenning zelfs ingetrokken worden.
Eind 2007 waren er 1001 bureaus erkend om arbeids-
bemiddelingsactiviteiten in Vlaanderen te verrichten. Tal
van bureaus zijn erkend voor meerdere vormen van
arbeidsbemiddeling. Aan de 1001 erkende bureaus wer-
den er 1477 erkenningen toegestaan.
De bureaus worden in beginsel voor onbepaalde duur
erkend. Indien er echter bij het onderzoek van de erken-
ningsaanvraag van een bureau in de adviescommissie
enige twijfel bestaat rond het voldoen aan bepaalde
aspecten van de regelgeving, kan de adviescommissie
een erkenning van bepaalde duur - in de praktijk altijd
een jaar - voorstellen.
Zo heeft de adviescommissie in 2007 voor negen bureaus
(waarvan één uitzendbureau) een erkenning voor een jaar
geadviseerd. Na verloop van dit jaar kan – als blijkt dat
het betrokken bureau de regelgeving correct naleeft –
deze erkenning voor een jaar overgaan in een erkenning
van onbepaalde duur.
Eind 2007 beschikten 871 bureaus over een algemene
erkenning als bureau voor private arbeidsbemiddeling.
Met deze erkenning kan aan werving en selectie voor
gewone, vaste jobs worden gedaan. Sinds het Decreet van
13 april 1999 worden bureaus die een aanvraag doen voor
een bemiddelingsactiviteit waarvoor een aparte erken-
ning is vereist (bijv. uitzendactiviteiten of outplace-
ment), automatisch ook erkend als bureau voor private
arbeidsbemiddeling.
Eind 2007 beschikten 123 bureaus over een erkenning
om (algemene) uitzendactiviteiten in Vlaanderen te ver-
richten; waren er 131 bureaus erkend om outplace-
mentactiviteiten te verrichten; waren er 111 bureaus
erkend om aan arbeidsbemiddeling van betaalde sport-
beoefenaars te doen en waren er 210 bureaus erkend om
schouwspelartiesten te bemiddelen.
In 2002 werd in Vlaanderen een aparte erkenning inge-
steld voor uitzendactiviteiten in de bouwsector. Deze
mogen echter niet gecombineerd worden met uitzen-
dactiviteiten in andere sectoren. Eind 2007 waren er in
Vlaanderen 16 bureaus erkend voor het verrichten van
uitzendactiviteiten in de bouw.
23Adviescommissie
PrivateArbeidsbemiddeling
In 2003 is ook een afzonderlijke erkenning ingesteld voor
uitzendactiviteiten in de artistieke sector. Hiervoor
waren er eind 2007 15 bureaus erkend.
2. Activiteiten in 2007In 2007 waren er twaalf bijeenkomsten van de advies-
commissie. Er werden door de commissie 140 adviezen
uitgebracht.
Er werden in 2007 50 hoorzittingen gehouden met de
vertegenwoordiger(s) van bureaus, waarvan 21 n.a.v. het
indienen van een nieuwe erkenningsaanvraag.
Het merendeel van de hoorzittingen vond plaats met ver-
tegenwoordigers van uitzendbureaus, die overigens sys-
tematisch uitgenodigd worden n.a.v. nieuwe erken-
ningsaanvragen.
In 2007 werden door de adviescommissie 124 nieuwe
erkenningsaanvragen geadviseerd. Verder waren er 13
bureaus die naast de bemiddelingsactiviteiten waar-
voor ze al erkend waren, nog bijkomende erkenningen
hebben gevraagd.
Van de bureaus die in 2007 een nieuwe erkenning heb-
ben gevraagd, waren er tien die een erkenning voor
(algemene) uitzendactiviteiten hebben gevraagd.
Door 17 bureaus werd een erkenning gevraagd voor het
verrichten van outplacementactiviteiten.
Door 34 vennootschappen of natuurlijke personen werd
een erkenning gevraagd om schouwspelartiesten te
bemiddelen en verder waren er 16 sportmakelaars die een
erkenning hebben gevraagd.
Er waren in 2007 vier nieuwe erkenningsaanvragen om
uitzendactiviteiten in de bouwsector te verrichten.
In 2007 heeft de adviescommissie de intrekking voorge-
steld van de erkenning van een uitzendbureau. Dit advies
werd gevolgd door de bevoegde Vlaamse Minister.
Verder werd door de adviescommissie een negatief
advies uitgebracht over vijf erkenningsaanvragen omdat
niet voldaan was aan de erkenningsvoorwaarden.
Er werden door de adviescommissie ook twee verdeel-
de (werknemers-werkgevers) adviezen uitgebracht die
beide betrekking hadden op de erkenning van een uit-
zendbureau (cf. voorstel tot omzetting van een bestaan-
de erkenning van onbepaalde duur naar zes maanden ver-
sus geen omzetting). De Minister besliste om de
erkenning van beide uitzendbureaus om te zetten naar
een periode van zes maanden.
Alle overige adviezen die de adviescommissie in 2007
heeft geformuleerd, werden bij eenparigheid uitgebracht
en werden overigens ook allemaal gevolgd door de
bevoegde Vlaamse Minister.
In 2007 werd(en) door het Vlaams Subsidieagentschap
voor Werk de erkenning(en) geschrapt van 25 bureaus
wegens stopzetting van de arbeidsbemiddelingsactivi-
teiten in Vlaanderen.
62Erkenningsaanvragen arbeidsbemiddeling
1. HerplaatsingsfondsHet Herplaatsingsfonds – opgericht bij Decreet van 18
mei 1999 – heeft als doel om vanuit Vlaamse over-
heidsmiddelen outplacementbegeleiding te financieren
voor werknemers die werkloos geworden zijn in een
onderneming of vzw die zelf niet meer over de financiële
middelen beschikt om deze begeleiding te betalen.
Aanvankelijk was het toepassingsgebied beperkt tot
werknemers die werkloos geworden zijn als gevolg van
het faillissement van een onderneming of van de gerech-
telijke ontbinding van een vzw wegens kennelijke staat
van onvermogen.
In 2003 werd dit toepassingsgebied - mede op voorstel
van de SERV - uitgebreid tot de ex-werknemers van
ondernemingen waaraan een gerechtelijk akkoord is
toegestaan en de ex-werknemers van ondernemingen in
moeilijkheden. Voor deze laatste ondernemingen, moet
het bewijs geleverd worden dat ze onvoldoende finan-
ciële middelen hebben om zelf de outplacementbege-
leiding te financieren.
Bij Besluit van de Vlaamse Regering van 15 september
2006 werden een aantal toepassingsmodaliteiten aan-
gepast met de bedoeling om de administratieve proce-
dure te versnellen en vooral het Herplaatsingsfonds
ook als sociaal vangnet te laten fungeren voor ontsla-
gen werknemers van kleinere ondernemingen.
De tegemoetkoming vanuit het Herplaatsingsfonds
bedraagt € 2.211,31 per ex-werknemer die wordt begeleid.
Deze tegemoetkoming kan worden aangevuld met een
extra tegemoetkoming van € 552,83 voor ex-werknemers
die opleiding nodig hebben om terug in de arbeidsmarkt
ingeschakeld te kunnen worden.
De begeleidingscommissie van het Herplaatsingsfonds
geeft de Vlaamse Minister bevoegd voor werkgelegen-
heid advies over de aanvragen tot tegemoetkoming
vanuit het Herplaatsingsfonds.
Enkel voor dossiers die betrekking hebben op meer dan
20 ex-werknemers, wordt door de begeleidingscom-
missie een individueel advies over de aanvraag tot tege-
moetkoming uitgebracht.
Kleinere dossiers worden door het Herplaatsingsfonds
getoetst aan een globaal advies dat de begeleidings-
commissie in oktober 2006 heeft geformuleerd.
Een stuurgroep binnen de betrokken onderneming of vzw
duidt de ex-werknemers aan die – binnen de toegeken-
de enveloppe – in aanmerking komen voor de outplace-
mentbegeleiding.
Kleinere dossiers (tot maximum 50 ex-werknemers)
kunnen behandeld worden door een permanente stuur-
groep opgericht in de schoot van de Sociaal-Economi-
sche Raad van de Regio.
Uit het jaarverslag 2006 van het Herplaatsingsfonds blijkt
dat sinds het operationeel worden van het Herplaat-
singsfonds in 2000 en eind 2006 305 aanvragen tot
tegemoetkoming werden ingediend, veelal van gefail-
leerde ondernemingen.
Voor 261 van deze aanvragen werd door de bevoegde
Vlaamse Minister – op voorstel van de begeleidings-
commissie - een positieve beslissing genomen.
Tot eind 2006 waren er 7.407 effectief gestarte out-
placementbegeleidingen waarvoor door de Vlaamse
overheid ongeveer € 21 mln aan premies werden toe-
gekend.
24Begeleidingscommissie
Herplaatsingsfonds
Aantal tegemoet-
Dossier nr Firmanaam komingen Sector
VG.HF.305 NV VRIJHEIT HOTEL GROUP 22 Hotels en motels, met restaurant
VG.HF.309 BVBA INNOVA 22 Overige vormen van onderwijs
VG.HF.314 BVBA BOUWCONSTRUCT PROOST 24 Bouwsector
VG.HF.315 NV METAALCONSTRUCTIE WILLEMS 181 Vervaardiging van metalen constructiewerken
VG.HF.317 NV CACHE CACHE 24 Groothandel kleding, kledingaccessoires en bont
VG.HF.316 NV STURZO 43 Vervaard. eetkamer, zitkamer en
slaapkamermeubel
VG.HF.319 GROEP I.O. 25 Overige drukkerijen
VG.HF.323 NV STEVERLYNCK GROUP 85 Textielsector
VG.HF.327 NV DAILY CLEAN SERVICES 43 Industriële reiniging
VG.HF.352 NV NELCA 198 Textielsector
VG.HF.353 NV DEJAEGHERE SPINNING MILLS 184 Textielsector
VG.HF.359 BVBA ALBRECHTS & CO 21 Schrijnwerk hout en kunststof
VG.HF.362 NV HAAS 47 Goederenvervoer over de weg
VG.HF.372 BVBA RABEN BELGIUM 75 Goederenvervoer over de weg
VG.HF.373 NV TELEVIEW 28 Call-centers
VG.HF.375 GROEP PRESENT 50 Groothandel in ijzerwaren
VG.HF.376 GROEP GEENS 73 Groothandel in dranken
VG.HF.382 NV ANALU 21 Oppervlaktebehandeling en bekleding van metaal
VG.HF.385 NV NILORN BELGIUM 39 Vervaardiging overige textielproducten
VG.HF.391 NV SAILLAERT BOUWSPECIALITEITEN 21 Groothandel verf, vernis, bouwmaterialen
VG.HF.403 NV VERCATEX 66 Textielsector
VG.HF.408 NV SOCABELGE 22 Aanleg van pijpleidingen
VG.HF.413 NV RANO 94 Vervaardiging van metalen ramen en deuren
VG.HF.436 BVBA CORDONNIER 27 Textielsector
VG.HF.454 NV AGORA PRINTING 32 Overige drukkerijen
VG.HF.455 BVBA VIA APPIA OOIT 87 Pretpark
VG.HF.457 NV SIERPLANTENKWEKERIJ FLORINA 1 30 Bloementeelt
VG.HF.461 BVBA CHARTAGE 37 Kleinh. souveniers, ambachtelijke producten
VG.HF.481 NV CHATEAU CARAVANS 220 Vervaardiging caravans en dergelijke
VG.HF.488 HARDY GROEP 96 Optrekken gebouwen industr of comm doeleind
VG.HF.496 BVBA VERWARMINGSTECHNIEKEN AERTS 24 Installatie van verwarming
TToottaaaall aaaannttaall ggeevvrraaaaggddee
tteeggeemmooeettkkoommiinnggeenn iinn 22000077 11..996611
2. Activiteiten in 2007De begeleidingscommissie heeft in 2007 31 aanvragen
voor tegemoetkoming individueel geadviseerd, tegenover
75 aanvragen in 2006.
Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met het
feit dat door het van kracht worden van het nieuwe uit-
voeringsbesluit in september 2006, de grens voor het uit-
brengen van een individueel advies werd opgetrokken van
meer dan vijf werknemers tot meer dan 20 werknemers.
In 2007 waren er 181 dossiers waarin een tegemoetko-
ming werd gevraagd voor maximum 20 werknemers en
die dus onder het globaal advies van de begeleidings-
commissie vallen, tegenover 38 dossiers in 2006 waar-
voor een tegemoetkoming werd gevraagd voor maximum
vijf werknemers.
Voor alle ingediende aanvraagdossiers werd door de
begeleidingscommissie voorgesteld om de gevraagde
tegemoetkoming toe te staan.
Er werd in 2007 voor 3.067 ex-werknemers een aanvraag
tot tegemoetkoming ingediend (2.676 in 2006).
De hiernavolgende tabel geeft een overzicht – enkel
voor de dossiers die door de begeleidingscommissie
individueel werden geadviseerd – van het aantal gevraag-
de en door de begeleidingscommissie goedgekeurde
tegemoetkomingen:
64Aanvragen Herplaatsingsfonds
65
Daarnaast waren er in 2007 nog 181 aanvragen voor
ondernemingen met maximum 20 werknemers die dus
werden getoetst aan het globaal advies van de begelei-
dingscommissie. Hierbij werd voor 1.106 ex-werknemers
een tegemoetkoming gevraagd.
Uit het gegeven dat in 2007 voor 3.067 ex-werknemers
een tegemoetkoming van het Herplaatsingsfonds werd
gevraagd, mag niet afgeleid worden dat dit aantal ex-
werknemers inderdaad ook een outplacementbegeleiding
heeft gevolgd. In de praktijk volgt altijd maar een gedeel-
te van de ex-werknemers waarvoor een tegemoetkoming
wordt gevraagd, de outplacementbegeleiding. In 2006
bedroeg de verhouding tussen initieel gevraagde tege-
moetkomingen en effectief gestarte begeleidingen ca.
60%.
Uiteraard wordt de tegemoetkoming maar betaald voor
de ex-werknemers die de begeleiding volgen.
Alle adviezen van de begeleidingscommissie werden
door de bevoegde Vlaamse Minister gevolgd.
Zoals vorige jaren moet vastgesteld worden dat ondanks
de uitbreiding van het toepassingsgebied in 2003 (cf.
supra), ook in 2007 het merendeel van de aanvragen uit-
gaat van ondernemingen in faling.
Slechts vier aanvragen gingen uit van ondernemingen
in moeilijkheden (NV Nilörn Belgium; NV Vercatex; BVBA
Cordonnier en de NV Bel.Tein.Ka). Eén aanvraag had
betrekking op de gerechtelijke ontbinding van een vzw.
Alle overige aanvragen voor tegemoetkoming gingen uit
van ondernemingen in faling.
Aanvragen Herplaatsingsfonds
De commissie Diversiteit, bestaande uit de SERV-part-
ners en vertegenwoordigers van de kansengroep alloch-
tonen en de kansengroep personen met arbeidshandi-
cap, heeft als opdracht om het beleid te adviseren over
de evenredige arbeidsdeelname van kansengroepen en
diversiteit. De commissie Diversiteit bestaat uit twee
werkgroepen (personen met een arbeidshandicap en
allochtonen), een dagelijks bestuur en een commissie
Diversiteit. De werking van de commissie Diversiteit
vindt onder meer haar basis in de twee gemeenschap-
pelijke platformteksten over evenredige arbeidsdeel-
name en diversiteit, namelijk die voor allochtonen
(3 december 2002) en die voor personen met een
arbeidshandicap (2 december 2003).
1. Adviezen Op vraag van de Minister van Werk formuleerde de com-
missie Diversiteit van de SERV op 15 februari 2007 een
advies over de socio-economische monitoring op basis
van nationale herkomst om discriminatie op de arbeids-
markt beter te kunnen bestrijden. Er lag een ontwerp-
verslag van de Interministeriële Conferentie Werkgele-
genheid voor. De commissie Diversiteit maakte
verschillende opmerkingen om tot een efficiënte, gedra-
gen en uniforme registratie van allochtonen en andere
kansengroepen op de arbeidsmarkt te komen.
Op 18 april 2007 formuleerde de commissie Diversiteit
een advies over het ontwerp van de VESOC-krachtlij-
nennota 2007. Deze nota tekent het Vlaamse impuls-
beleid voor de tewerkstelling van kansengroepen uit. De
commissie Diversiteit onderlijnde het belang van de
stakeholdersbenadering en uitte haar ongenoegen over
de manier waarop het vernieuwde decreet evenredige
participatie op de arbeidsmarkt tot stand kwam. Het niet
betrekken van de commissie Diversiteit betekende een
negatie van haar opdracht. Verder vroeg de commissie
Diversiteit ter ondersteuning van het mainstreambe-
leid andermaal dringend de operationalisering van de
diversiteitstoets. De commissie Diversiteit maakte in
haar advies ook een tussentijds evaluatie van de doel-
stellingen van de Gemeenschappelijke platformteksten
Evenredige arbeidsparticipatie en diversiteit. Ze stelde
hierbij vast dat voor beide kansengroepen de realisatie
van de doelstellingen nog ver weg was.
Op vraag van de Vlaamse Minister van Inburgering for-
muleerden de SERV en de commissie Diversiteit op 5 sep-
tember 2007 een (brief)advies over het voorontwerp van
decreet tot aanpassing van het decreet van 28 februari
2003 over het Vlaams inburgeringsbeleid. De SERV en
de commissie Diversiteit onderschreven in hun advies het
belang van het aanpassen van het Vlaamse inburge-
ringsbeleid aan de gewijzigde federale wetgeving. Ze
vroegen wel expliciet na te gaan of de aanpassingen
gevolgen hebben voor het decreet over het inwer-
kingsbeleid van 4 juni 2003. Dit inwerkingsdecreet
maakt immers het onderscheid tussen nieuwkomers-
oudkomers op basis van het criterium ‘meer of minder
dan twaalf maanden ingeschreven in het rijksregister’.
Een onderscheid dat in het voorontwerp van aanpassing
aan het inburgeringsdecreet werd verlaten.
Eind 2007 nam de Vlaamse Regering ook effectief het
initiatief om het decreet over het Vlaams inwerkings-
beleid te wijzigen. Op 23 november 2007 keurde de
25Commissie Diversiteit
67
Vlaamse Regering het voorontwerp van decreet tot aan-
passing van het decreet van 4 juni 2003. Nadien werd
dit voorontwerp voor advies overgemaakt aan de SERV.
De SERV en de commissie Diversiteit formuleerden op
16 januari 2008 een briefadvies dat in het verlengde lag
van het advies van 5 september 2007 over het Vlaams
inburgeringsbeleid en vroegen opnieuw aandacht voor
een goede afstemming tussen beide decreten.
Op 10 oktober 2007 bezorgden de SERV en de commissie
Diversiteit een advies over het kader voor het Vlaamse
Gelijkekansen- en Gelijkebehandelingsbeleid aan de
Vlaamse Minister van Gelijke Kansen. Het ontwerp van
decreet regelt de bestrijding van discriminatie voor de
Vlaamse bevoegdheden en schept een kader voor sti-
mulerende maatregelen voor onder meer vrouwen, hole-
bi's, etnisch-culturele minderheden, mensen met een han-
dicap en ouderen. De SERV en de commissie Diversiteit
vroegen in hun advies onder meer aandacht voor een
goede afstemming met andere wetten en decreten over
discriminatie en gelijke kansen en een doordachte uit-
bouw van een netwerk van gelijkebehandelingsbureaus.
Samen met de SERV formuleerde de commissie Diver-
siteit op 30 november 2007 een advies over het gelij-
ke kansen en diversiteits- plan 2008 en dit op vraag van
de Vlaamse Minister van Bestuurszaken. Met dit plan
ondersteunt en stuurt de Vlaamse Overheid als werkgever
de diversiteit in het eigen personeelsbeleid. In het advies
wezen de SERV en de commissie Diversiteit er op dat er
de voorbije jaren belangrijke stappen vooruit zijn gezet
maar dat er niettemin nog vele extra inspanningen nodig
zijn om de voorbeeldrol echt waar te kunnen maken. De
SERV en commissie Diversiteit formuleerden dan ook
meerdere vragen en aandachtspunten. Zo vroegen ze een
duidelijke formulering van streefcijfers voor elke entiteit,
een nulmeting van het aantal personeelsleden uit de kan-
sengroepen en extra maatregelen om de instroom van
personen met een handicap aanzienlijk te verhogen. Ze
vroegen ook dat de Vlaamse Overheid het fenomeen van
‘upgrading’ (wegvallen functies voor kortgeschoolden)
van naderbij zou bekijken
2. Onderhoud met de minister vanBestuurszaken Op 20 juni 2007 hadden afgevaardigden van de com-
missie Diversiteit een onderhoud met minister van
Bestuurszaken Bourgeois over het gelijkekansen- en
diverstiteitsbeleid van de Vlaamse Overheid. Na het
bezoek van de commissie Diversiteit aan de minister op
21 februari 2006 had deze laatste immers beloofd de
commissie opnieuw uit te nodigen op het ogenblik dat
enkele beleidsmaatregelen verdere vorm hadden aan-
genomen. Onder meer de volgende thema’s kwamen op
20 juni aan bod: registratie van kansengroepen, instroom,
streefcijfers en rendementsondersteuning voor perso-
nen met een arbeidshandicap.
3. Samenkomst commissieDiversiteitDe commissie Diversiteit wordt gevormd door de leden
van de SERV-raad en de door de Minister aangeduide ver-
tegenwoordigers van de kansengroep allochtonen en
kansengroep personen met een arbeidshandicap. In
2007 kwam de commissie Diversiteit niet samen. Op 3
oktober 2007 vond wel een dagelijks bestuur plaats. De
werkgroepen kwamen maandelijks bijeen.
Gelijke kansen en diversiteitsplan
1. InleidingDe Vlaamse Luchthavencommissie (VLC) vormt het
platform voor structureel overleg tussen de Vlaamse
sociale partners, de luchthavenuitbaters, (mobiliteits) des-
kundigen en Vlaamse ambtenaren. Zij levert een bij-
drage aan de voorbereiding van het luchthavenbeleid in
Vlaanderen vanuit een sociaaleconomische invalshoek,
rekening houdend met de draagkracht van de omlig-
gende regio en de principes van duurzame ontwikkeling.
Via studie en eigen onderzoek stimuleert de Vlaamse
Luchthavencommissie de ontwikkeling van de luchtha-
ven van Zaventem en de regionale Vlaamse luchtha-
vens als logistieke poorten voor Vlaanderen. Het Vlaams
Parlement, de Vlaamse Regering en bevoegde ministers
kunnen de Vlaamse Luchthavencommissie om advies vra-
gen. Zelf kan de luchthavencommissie aanbevelingen
doen.
De Vlaamse Luchthavencommissie functioneert in de
schoot van de SERV maar kent een eigen werking met
een voorzitter, een dagelijks bestuur en de plenaire
commissie. De agenda wordt autonoom samengesteld en
in functie hiervan kunnen werkgroepen opgericht wor-
den. Dit jaaroverzicht blikt terug op de belangrijkste
activiteiten en de realisaties in 2007.
2. Nieuwe beheersstructuur voorde Vlaamse regionale luchthavensIn uitvoering van de strategische visienota over de
Vlaamse regionale luchthavens (3 juni 2006) werkte
de bevoegde Minister een aangepaste beheersstruc-
tuur uit voor de luchthaven van Oostende-Brugge en
Kortrijk-Wevelgem. Voor de luchthaven van Antwerpen
liep de procedure tot oprichting van een PPS verder.
Begin 2007 kondigde toenmalige Minister van Openba-
re Werken Kris Peeters aan dat een opsplitsing in een
luchthavenontwikkelingsmaatschappij (LOM) en een
Luchthavenexploitatiemaatschappij (LEM) zeer geschikt
is als beheersvorm voor de luchthavens. De LOM, een
publiekrechterlijk vormgegeven EVA, staat in voor:
� de instandhouding en het beheer van de bestaande
en toekomstige basisinfrastructuur;
� de terbeschikkingstelling van de gecertificeerde
basisinfrastructuur volgens internationale regle-
mentering (ICAO),
� de eindverantwoordelijkheid voor de controle-, vei-
ligheid- en beveiligingsdiensten en brandweerdien-
sten.
Het Vlaamse Gewest zal in beide LOM’s minstens de
helft plus één van de aandelen bezitten.
De LEM, een privaatrechterlijke vennootschap, zal instaan
voor:
� de commerciële uitbating van de luchthaven;
� het uitvoeren van de taken voor luchtvaartveilig-
heid en luchtvaartbeveiliging tegen een financiële
compensatie.
Minister Hilde Crevits heeft, als opvolgster van Minister
Peeters, een voorontwerp van decreet betreffende het
beheer en de uitbating van de regionale luchthavens Oos-
tende-Brugge en Kortrijk-Wevelgem op 28 september
aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Na de principië-
le goedkeuring werd het advies van de Luchthaven-
26VlaamseLuchthavencommissie
69
commissie ingewonnen. Hierin staat centraal dat de
nieuwe beheersstructuur moet bijdragen tot een duur-
zame en wezenlijke vooruitgang in de ontwikkeling van
de Vlaamse regionale luchthavens. De VLC vroeg een
betere en andere uitwerking van de personeelsrechten
voor de medewerkers van de luchthavens. Dit vormt
momenteel onderwerp van bespreking tussen het Sec-
torcomité en de Minister. Tot slot benadrukte de VLC het
belang van de beheers- en concessieovereenkomsten
voor het welslagen van de nieuwe structuur. De samen-
werking tussen het Vlaams Gewest, de LOM en de LEM
dient gedetailleerd uitgeschreven te worden. Hieruit
moet onder meer ook blijken wie instaat voor welke
relaties met externe actoren zoals het directoraat-gene-
raal Luchtvaart, ICAO, EU, …
De Minister wenst in het najaar van 2008 de besluit-
vorming rond de nieuwe structuur af te ronden samen
met het aantrekken van geschikte partners voor de
exploitatie van de regionale luchthavens.
3. Vlaamse Luchthavencommissievraagt ruimtelijk zoneringsbeleidrond luchthavensDe Vlaamse Regering kiest voor een evenwichtige groei
van de Vlaamse luchthavens waarbij het zorgen voor een
leefbaar woonklimaat een expliciete doelstelling is.
Daarbij geldt de Europese richtlijn 2002/30/EU, omge-
zet in Belgische wetgeving, die een Balanced Approach
oplegt voor het beheer van vliegtuiglawaai. Dit vereist
een zorgvuldige evaluatie van alle opties voor geluids-
bestrijding, inclusief beperking van het vliegtuiglawaai
bij de bron, maatregelen in de sfeer van ruimtelijke
ordening, operationele procedures voor lawaaibestrijding
en exploitatiebeperkingen. De VLC onderzocht welke
maatregelen onze overheden al namen in uitvoering
van de richtlijn en tot welke resultaten die leidden.
De Vlaamse Luchthavencommissie stelt vast dat vijf
jaar na inwerkingtreding het accent vooral ligt op stren-
gere exploitatiebeperkingen. Voornamelijk hierdoor is het
Regionale luchthavens � Ruimtelijk zoneringsbeleid
aantal gehinderden in de afgelopen jaren afgenomen. De
VLC benadrukt echter dat een verdere daling van het aan-
tal gehinderden, alsook de realisatie van een stabiel
exploitatiekader, begeleid moet worden door een aan-
gepast ruimtelijk ordeningsbeleid.
Niettegenstaande ruimtelijke ordening (en leefmilieu)
exclusieve Vlaamse bevoegdheden zijn, bestaat er van-
daag nog geen ruimtelijk zoneringsbeleid, met een bepa-
ling van zones waarbinnen aangepaste maatregelen ter
vermindering van het aantal gehinderden (isolatie, bouw-
stop, onteigening) genomen kunnen worden.
Ondanks de versnippering aan bevoegdheden kan de
Vlaamse Regering dus zelf bijdragen aan een stabiel
(exploitatie)kader. Iets wat zowel de omwonenden als de
ontwikkeling van de luchthaven ten goede komt. Dit
geldt bij prioriteit in de meest belaste zones die niet
afhangen van een akkoord over het baan- en routege-
bruik.
4. Blauwdruk voor bestuurlijkeverankering luchthavenbeleidDe Vlaamse Regering besliste op 26 oktober om de
secretaris-generaal van het departement Mobiliteit en
Openbare Werken te belasten met de oprichting van de
afdeling Beleid Luchthavens. Hij dient zich daarbij te laten
leiden door de missie, visie en positionering zoals voor-
gesteld door de Task Force. Zo zijn de toekomstige taken
van de afdeling rond vijf kernopdrachten gedefinieerd:
fungeren als kenniscel, verantwoordelijkheid dragen
voor de cyclus van strategische visievorming voor de
Vlaamse luchthavens, coördineren en voorbereiden van
de implementatie van beleidsinitiatieven, uitvoeren van
specifieke exploitatieopdrachten van de regionale lucht-
havens die aan het departement MOW worden toege-
wezen, het verzekeren van een gebiedsgerichte wer-
king rond de verschillende luchthavens
Naast de oprichting van een afdeling zal de VLC als
adviesraad over luchthaven- en luchtvaartgebonden
onderwerpen blijven optreden en zal een gebiedsge-
richte werking rond de verschillende luchthavens gestart
worden. Dit proces wordt in 2008 verder uitgewerkt en
geïmplementeerd.
70
71
Nieuw lidZoals u kunt lezen in dit verslag heeft de VLC inputgeleverd aan de Vlaamse Regering voor de herzieningvan de Europese Richtlijn met betrekking tot de invoe-ring van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen opluchthavens. Bij de opmaak ervan is gebleken datinput vanuit het departement Leefmilieu, Natuur enEnergie (LNE) meerwaarde biedt. Op onze uitdruk-kelijke vraag heeft de bevoegde Minister een vaste ver-tegenwoordiging vanuit LNE in de VLC aangeduid:Dhr. David Stevens, adjunct van de directeur van deentiteit Gebiedsgericht Beleid.
In 2007 kwam de voltallige vergadering vijf maal bij-een. Naast de behandeling van de adviesvragen wer-den ook verschillende sprekers uitgenodigd voor een toe-lichting bij actuele, luchthavengerelateerde onderwerpen.
De verschillende stakeholders van deluchthaven - Dhr. LaveyneTijdens deze presentatie vestigt Dhr. Laveyne de aan-dacht op het belang van systeemdenken in het bena-deren van de verschillende belanghebbenden. Inzichtin het globale systeem is essentieel om het individuelehandelen te begrijpen. De tegenstrijdige belangen dieeigen zijn aan de sector maken echter dat het een sys-teem van problemen is. Een dergelijk systeem, aldusde spreker, kan niet opgelost worden maar vereist eengoed management van de problemen. Hij is van oordeel dat Vlaanderen in het verledenslechts een suboptimaal beleid voerde omdat het beleidte sterk focuste op één of hoogstens enkele elementenvan het systeem. Overleg met sleutelspelers van het sys-teem is cruciaal om de problemen aan te pakken. Destrategische oefening voor de luchthaven van Zaven-tem is een positieve verandering en ook het samen-brengen van een reeks sleutelspelers in de VlaamseLuchthavencommissie is een belangrijke evolutie. Dhr.Laveyne adviseert onze leden om het systeemdenkenverder als leidraad te nemen voor het formuleren vanadviezen. Samenwerking en overleg kunnen leiden toteen kwalitatief luchthavenbeleid.
Stand van zaken luchthavenakkoord -Dhr. Jan Cornillie (ex-directeurBeleidscel van toenmalig minister vanMobiliteit Renaat Landuyt)In navolging van de toelichting over de verschillende sta-keholders gaf Dhr. Cornillie op 10 mei toelichting bijhet dossier van de geluidshinder rond de luchthaven vanZaventem. Sinds 1999 proberen verschillende minis-ters via diverse plannen tot een stabiel exploitatieka-der te komen. Het dossier startte met de opmaak vanhet concentratieplan van Durant in 1999 gevolgd doorde poging tot spreiding van Anciaux tot de opmaak vaneen vliegwet en een samenwerkingsakkoord doorminister Landuyt in de afgelopen legislatuur. De spe-cifieke institutionele structuur maakte dat het BrusselsHoofdstedelijk Gewest geluidsnormen installeerde enhet Vlaamse Gewest dit niet deed. Omdat die Brus-selse normen al meermaals juridisch bevestigd werden,kunnen die niet zomaar veranderd of opgeheven wor-den. Ook stappen bewonersgroepen, onder meer alsreactie op het uitblijven van een politiek akkoord, naarde rechtbank. Dhr. Cornillie concludeert dat enkel eenpolitiek akkoord over de fundamentele keuzes voor detoekomstige ontwikkeling van de luchthaven en ver-ankering ervan in een wet en samenwerkingsakkoordeen uitweg kan bieden.
Actieprogramma De Lijn Vlaams-Brabant – Dhr. Peeters (directeur De LijnVlaams-Brabant)De mobiliteit in de luchthavenregio verbeteren is een vande vier geformuleerde doelstellingen van het START-project. De Vlaamse Regering beoogt een stijging vanhet aandeel openbaar vervoer in de verplaatsingenvan en naar de luchthaven tot gemiddeld 40% waar-van 8% door De Lijn gerealiseerd zou moeten worden.Dhr. Peeters somt de doelstellingen van het actiepro-gramma van De Lijn op, acties die ook kaderen in hetPegasusplan: de start van 13 lijnen die vanuit een straalvan 20 km radiaal en rechtstreeks naar de luchthavenrijden, een frequentieverhoging op bestaande lijnenen een optimalisatie van verbindingen met trein- en bus-stations in de regio. Hiermee wordt vooral gemikt opeen stijgend aandeel werknemers van het luchtha-vengebied. Eind 2007 zijn al elf lijnen operationeel ende eerste cijfers over de reizigersaantallen doen hetbeste vermoeden.
Deel 2
STV-Innovatie &Arbeid
STV-Innovatie & Arbeid is de enige paritair beheerde
onderzoeksinstelling in Vlaanderen. Opgericht eind 1983
en operationeel sinds 1984 is STV-Innovatie & Arbeid uit-
gegroeid tot hét kenniscentrum voor de Vlaamse socia-
le partners voor de samenhang tussen technologische
innovatie, organisatorische innovatie en nieuwe vor-
men van inzet van arbeid in al zijn aspecten.
Alle projecten die STV-Innovatie & Arbeid uitvoert wor-
den aangebracht door de sociale partners zelf. In 2007
pasten we voor het eerst de nieuwe methodiek toe om
onderzoeksprojecten te initiëren. Een paritair samen-
gestelde deskundigengroep begeleidt elk project. Hoofd-
doel van elk project is het valoriseren van de resultaten.
STV-Innovatie & Arbeid doet geen onderzoek omwille van
het onderzoek, maar wil met de projectresultaten een
bijdrage leveren tot het overleg tussen de Vlaamse
sociale partners op alle niveaus, en tot het mee weten-
schappelijk onderbouwen van SERV-adviezen en -aan-
bevelingen. Ook internationaal wordt het werk van STV-
Innovatie & Arbeid naar waarde geschat via allerlei
netwerken met buitenlandse onderzoeksinstellingen.
De ruggengraat van de projectprogrammatie zijn twee
grootschalige onderzoeken die driejaarlijks worden her-
haald. Ze leveren een schat aan data op die op zichzelf
een boeiend inzicht geven in aspecten van de Vlaamse
economie, maar die ook als achtergrondinformatie wor-
den gebruikt voor andere eenmalige projecten.
Het eerste van deze beide terugkerende projecten is de
Technologie-Organisatie-Arbeid screening, de zoge-
naamde TOA-screening. Deze telefonische enquête bij een
representatief staal van bedrijven uit alle sectoren in
Vlaanderen schets de mate waarin nieuwe manage-
mentconcepten of nieuwe vormen van organisatie en
innovatie gekend zijn en worden toegepast. De TOA-
vragenlijst werd in 2007 voor de vierde keer afgenomen
(vorige edities in 1998, 2001 en 2004).
Het tweede terugkerende project is de grootschalige
schriftelijke bevraging van een steekproef van 20.000
werkende Vlamingen. De resultaten geven een accu-
raat beeld van het welzijn op het werk en dienen voor het
samenstellen van de werkbaarheidsmonitor loontrek-
kenden. Deze monitor past in die doelstelling van het Pact
van Vilvoorde waarin zowel naar een grotere werk-
zaamheidsgraad wordt gestreefd als naar een hogere
werkbaarheid. In 2007 werd de werkbaarheidsgraad
voor de tweede maal gemeten. De eerste meting gebeur-
de in 2004, de volgende is gepland voor 2010. In 2007
heeft ook de eerste meting van werkbaarheidsmonitor
zelfstandige ondernemers plaatsgevonden.
Onderstaande figuren geven een overzicht van de pro-
jectuitvoering en de onderzoeksvalorisatie in 2007.
In dit jaarverslag worden alle projecten kort toegelicht.
De valorisatie-initiatieven worden (met uitzondering
van de projectgebonden publicaties) in een afzonderlijk
hoofdstukje beschreven.
1Inleiding
75
Onderzoeksas TOA
Survey Technologie, Organisatie en Arbeid 2007
ICT en Human Capital
Organisatievernieuwing in praktijk
Prestatiebeloning
Onderzoeksas Werkbaar Werk
Werkbaarheidsmonitor loontrekkenden 2007
Werkbaarheidsmonitor zelfstandige ondernemers
Gesprekmatige opvolging en begeleiding van medewerkers
Nieuwe rij- en rusttijden in het goederenvervoer
Onderzoeksprojecten arbeidsmarkt
Externe arbeidsmobiliteit
Werkgeversbevraging recruteringsstrategieën
Figuur 1 Overzicht van de projectuitvoering in 2007
Figuur 2 Overzicht van de projectvalorisatie in 2007
Valorisatie in 2007
Vormingsaanbod
Ondersteuning van vormingsinitiatieven 145
Vormingspakketten
Simulatiespelen
Studiedag
Competa-project
Valorisatie ESF-projecten
Publicaties
Informatiedossiers 5
Brochures 1
STV-berichten 4
Focussen 3
Diverse artikels en technische nota’s
1. TOA 4 (2007) enquête1.1. Waarover gaat het project?Sinds 1998 wordt de TOA-enquête (Technologie, Orga-
nisatie, Arbeid) naar de toepassing van (nieuwe) vormen
van arbeidsorganisatie en nieuwe managementconcep-
ten driejaarlijks uitgevoerd. De bedoeling is om in een
beknopte, representatieve enquête een aantal basis-
elementen van de bedrijfsorganisatie op te vragen om
de grote trends te kunnen volgen. De vergelijkbaarheid
tussen de verschillende edities wordt zo groot mogelijk
gehouden.
1.2. ProjectaanpakTussen midden november en eind december 2007 werd
de vragenlijst afgenomen bij personeelsverantwoorde-
lijken en zaakvoerders uit een representatief staal van
ondernemingen en organisaties in Vlaanderen. Nieuw aan
deze editie is dat voor het eerst ook de ondernemingen
met minder dan tien werknemers in dezelfde steek-
proef worden opgenomen. 2200 respondenten hebben
een volledige vragenlijst beantwoord.
De ‘TOA 4 – 2007’ editie pas als volgt in de reeks:
1.3. Belangrijkste resultaten en valorisatieDe eerste resultaten, namelijk de Indicator Competen-
tiegerichte Ondernemingen, en het Innovatiecijfer (beide
gebruikt als monitoringcijfer in het Pact van Vilvoorde)
zullen begin 2008 bekend gemaakt worden. In de loop
van het jaar zullen thematische analyses gepubliceerd
worden.
ContactpersoonHendrik Delagrange, [email protected]
2Onderzoeksas Technologie – Organisatie - Arbeid
Tabel 4 TOA-edities
Editie 1998 2001 2004 2004 2007(TOA 1) (TOA 2) (TOA -10) (TOA 3) (TOA 4)
Grootte 10+ wn 10+ wn 1 to 9 wn 10+ wn 1+ wn
Sector Industrie Alle private sector Alle Alle
Respons 78% 55% 64% 59% 68%
Eenheden 934 1581 510 1646 (2200)
77
2. ICT en Human Capital2.1. Waarover gaat het project?Centraal staat het opmaken van een checklist waarmee
kleine en middelgrote bedrijven aandachtspunten kun-
nen opsporen bij het implementeren van Informatie en
CommunicatieTechnologie, kortweg ICT, en het daar-
mee samenhangende Human Capital beleid. Ondernemers
van KMO’s hebben het vaak moeilijk om zich een duidelijk
beeld te vormen van een ICT-beleid dat aangepast is aan
hun producten en aan de marktvraag. De checklist geeft
op een gestructureerde manier inzage in ICT-beleid en
de arbeidsorganisatorische aspecten in een KMO. Hier-
bij gaat speciale aandacht naar de inzet van menselijk
kapitaal, Human Capital.
Bijkomend wordt op basis van secundaire statistische
bronnen een overzicht gegeven van de aanwezigheid en
het gebruik van ICT in Vlaamse ondernemingen in het
algemeen en bij zelfstandigen en KMO’s in het bijzonder.
2.2. ProjectaanpakIn een literatuurstudie is nagegaan welk onderzoek en
welke statistieken over dit thema voorhanden waren. Het
vermoeden dat statistisch representatieve kennis over
ICT-toepassingen enerzijds, en over de band van ICT-toe-
passingen en Human Capital anderzijds nog vrij rudi-
mentair is, werd bevestigd.
In een eerste fase is bestaand statistisch materiaal over
ICT-toepassingen bij zelfstandigen en in het Vlaamse
bedrijfsleven verwerkt in twee informatiedossiers. De ver-
werking en analyse gebeurde in samenwerking met de
studiedienst van de Vlaamse Gemeenschap. Bij de ICT-
enquête in de EAK (Enquête Arbeidskrachtentelling)
zijn volgende aspecten weerhouden: ICT-bezit in het
gezin, E-vaardigheden, ICT-gebruik, e-commerce en e-
governement. Uit de enquête ICT in ondernemingen zijn
drie domeinen onderzocht: ICT-infrastructuur en inter-
net, ICT-gebruik en menselijke inzet bij ICT. Alle gegevens
zijn uitgesplitst naar bedrijfsgrootte.
In een tweede fase is op basis van de verzamelde lite-
ratuur, gesprekken met externe deskundigen en bedrijfs-
bezoeken een checklist ontworpen voor KMO’s.
2.3. Belangrijkste resultatenDe analyse over ICT-aanwezigheid bij Vlaamse zelf-
standige ondernemers en in Vlaamse ondernemingen
biedt een uitgebreid overzicht van de belangrijkste com-
puter- en internettoepassingen en is hiermee een ste-
vige basis voor verdere opvolging en toekomstig onder-
zoek. De volledige resultaten zijn beschikbaar in 2008,
ter illustratie geven we hier al het overzicht van het ICT-
gebruik van zelfstandige ondernemers en werknemers.
Bij de zelfstandige ondernemers is een onderscheid
gemaakt tussen zelfstandige ondernemers met en zon-
der werknemers.
Technologie � Organisatie � Arbeid � ICT � Human Capital
Zelfstandige ondernemers zijn frequente ICT-gebruikersGemiddeld gebruikte bijna 85% van de werkende bevol-
king de pc in de voorbije drie maanden van de enquête.
Er is geen significant verschil tussen zelfstandige onder-
nemers en werknemers. Van de zelfstandige ondernemers
met personeel heeft significant meer (92,3%) de com-
puter gebruikt dan van de zelfstandige ondernemers
zonder personeel (82,9%). Van deze computergebruikers
zit bijna acht tiende dagelijks aan de pc. Voor de fre-
quentie van het computergebruik is er geen significant
verschil tussen de deelpopulaties.
Hetzelfde geldt voor het internetgebruik. Gemiddeld
gebruikte 79,8% van de werkende bevolking het inter-
net in de voorbije drie maanden. Zelfstandige onderne-
mers met personeel doen dat wel significant meer
(92,3%) dan zelfstandige ondernemers zonder personeel
(76,8%). Gemiddeld gebruikt ruim zeven van de tien
recente internetgebruikers het internet dagelijks. Dit
gebeurt meer bij zelfstandige ondernemers dan bij werk-
nemers.
Zelfstandige ondernemers met ICT-gebruikgebruiken ICT vooral voor werkgerelateerdeactiviteitenDe frequentie van het internetgebruik ligt bij zelfstan-
dige ondernemers iets hoger dan bij werknemers, maar
zij gebruiken een minder breed spectrum. Zelfstandige
ondernemers verschillen niet van werknemers wat de
78ICT � Zelfstandige Ondernemers
Tabel 5 ICT-gebruik bij zelfstandige ondernemers en werknemers
Alle respondenten n=2.732 Zelfstandige ondernemers n=392 werknemers
Zonder personeel Met personeel Gem. n=2.340
Computer
Laatste 3 maanden 82,9 % 92,3 % 86,3 % 84,2 %
Waarvan n=330 n=1.942
Dagelijks 79,3 % 85,9 % 81,8 % 77,3 %
Wekelijks 15,6 % 13,0 % 14,6 % 17,6 %
Hoogstens maandelijks 5,1 % 1,1 % 3,6 % 5,1 %
Internet
Laatste 3 maanden 76,8% 92,3 % 82,3 % 79,4 %
Waarvan n = 315 n=1.820
Dagelijks 79,3 % 81,3 % 80,1 % 71,2%
Wekelijks 16,2 % 16,5 % 16,3 % 23,2 %
Hoogstens maandelijks 4,5 % 2,2 % 3,6 % 5,5 %
Persoonlijk e-mailadres 90,3 % 89,6 % 90 % 88,1 %
Versturen/ontvangen e-mails 89,1 % 88,0 % 88,7 % 88,3 %
Informatie over goederen/diensten 86,6 % 86,9 % 86,7 % 85,6 %
Internetbankieren 61,9 % 59,6 % 60,9 % 51,8%
Gebruik in verband met reizen 50,2 % 43,9 % 47,7 % 54 %
Informatie over gezondheid 35,3 % 26,6 % 31,8 % 36,4 %
Lezen/downloaden media 27,6 % 18,3 % 23,9 % 24,7 %
Downloaden van software 22 % 11,4 % 17,8 % 19,1 %
Vorming of opleiding 12,7 % 11,4 % 12,2 % 16,1 %
Downloaden/spelletjes 13,8 % 14,9 % 14,3 % 28,4%
Telefoneren/videoconferentie 12,7 % 13,7 % 13,1 % 9,8 %
Verkoop goederen/diensten 11,5 % 12,7 % 12,0 % 11,3 %
Luisteren/kijken web tele/radio 15 % 5,1 % 11 % 16,8%
Werk zoeken of solliciteren 3,5 % 0,0 % 2,1 % 12,4%
Andere communicatie 12,0 % 10,5 % 11,4 % 23,6 %
79
meer werkgerelateerde toepassingen betreft. De meer
niet-werkgerelateerde toepassingen worden minder
gebruikt door de zelfstandige ondernemers dan door de
werknemers.
2.4. ValorisatieVoorbereiding van drie publicaties en twee presentaties
voor de studiedag: ICT, brug naar betere dienstverlening
(dinsdag, 26 februari 2008)
ContactpersoonGert Verdonck, [email protected]
3. Organisatievernieuwing in depraktijk3.1. Waarover gaat het project?Organisatievernieuwing in de praktijkIn de jaren 1980 en 1990 was er vooral aandacht voor
technologische innovatie als motor van de economie.
Intussen wordt er van uit gegaan dat ook organisatie-
vernieuwing een belangrijke rol speelt. Innovatiepro-
cessen ziet men als een samengaan tussen technologi-
sche proces- en productinnovatie en vernieuwing op
het vlak van bedrijfsvoering en organisatie. Het project
is een vervolg op de traditie van STV-Innovatie & Arbeid
in het onderzoek naar de samenhang tussen technolo-
gie, organisatie en arbeid: in de TOA-screenings, in diver-
se STV-projecten en in het onderzoek over buitenlands
overheidsbeleid ter stimulering van organisatiever-
nieuwing, uitgevoerd in 2005.
3.2. ProjectaanpakOnderzoek van 24 buitenlandse praktijkvoor-beeldenIn het buitenland lopen al geruime tijd programma’s
waarbij overheid, bedrijven, sociale partners en onder-
zoeksinstellingen zoeken naar hoe een bedrijf kan ver-
nieuwen naast technologische innovatie. Organisatie-
vernieuwing staat voor het tegelijk verbeteren van de
bedrijfsperformantie en de kwaliteit van de arbeid voor
werknemers. STV-Innovatie & Arbeid zocht naar goede
praktijkvoorbeelden in deze programma’s. Hiervoor maak-
ten we gebruik van ons Europese contactennetwerk. Het
Finse Workplace Development Programme TYKES, het
Ierse National Centre for Partnership and Performance,
het Nederlandse Centrum voor Sociale Innovatie en ten
slotte het Duitse Bundesministerium für Bildung und
Forschung bezorgden ons een massa aan secundair bron-
nenmateriaal. Dat werd aangevuld met voorbeelden uit
het Belgische Federaal Ervaringsfonds en het program-
ma van de Nederlandse Arboconvenanten.
3.3. Belangrijkste resultatenOrganisatievernieuwing op maatOrganisatievernieuwing is altijd een project op maat
van de organisatie, vaak met een combinatie van maat-
regelen. Soms ligt er meer klemtoon op structurele
maatregelen die de jobinhoud en functies veranderen:
jobrotatie, taakverrijking/taakverbreding, teamwerk,
minder hiërarchische niveaus, business units, nieuwe
technologieën, automatisering, informatisering, aan-
passing van de productiestroom, outsourcing, netwer-
king met andere bedrijven, enzovoort. Soms worden
nieuwe beheers- of managementsystemen, dus nieuwe
werkprocedures ingevoerd: kwaliteitsmanagement,
milieumanagement, nul-buffer-systeem, preventief onder-
houd, just-in-time principes, logistiek management, kwa-
liteitsaudits door klanten, kennismanagement, enz. Vaak
komen daar ondersteunende veranderingen vanuit bijv.
het personeelsbeleid bij: andere werktijden, contracten
of beloningsvormen; competentiemanagement; oplei-
ding-, diversiteit- en preventiebeleid, participatiemo-
gelijkheden voor werknemers, enz.
Organisatievernieuwing loontHet geïntegreerd toepassen van technologische en orga-
nisatorische innovatie heeft een gunstig effect op de eco-
nomische resultaten van bedrijven en de kwaliteit van de
arbeid. Zo blijkt uit de voorbeelden en de cijfers uit
enkele programma’s. In een evaluatie van het Finse pro-
gramma TYKES geeft 72,3% van de respondenten van
ruim 500 projecten aan dat de economische resultaten
en de kwaliteit van de arbeid tegelijk verbeterd zijn.
Onderzoek van het Ierse National Centre for Partners-
hip and Performance bij 165 ondernemingen stelt vast
dat bij deze bedrijven de omzet stijgt met 50.000 euro
per werknemer, de productiviteit toeneemt met 15,5%
en het werknemersverloop afneemt met 16%. Succes-
elementen in de voorbeelden zijn: een grotere klantge-
richtheid, meer regelmogelijkheden voor werknemers
(bijv. door teamwerk), participatie (van management,
werknemers, klanten, leveranciers, experten) en bench-
marking, en competentieontwikkeling van werknemers.
Resultaten van andere STV-onderzoek sluiten hierbij
aan: het blijkt dat bij competentiegeoriënteerde onder-
nemingen 32,6% van de omzet gebaseerd is op nieuwe
of vernieuwde producten of diensten in tegenstelling tot
26,3% van de omzet bij niet-competentie-georiënteer-
de bedrijven.
Organisatievernieuwing deel van een nationaalinnovatiebeleidIntussen zijn de eerste vier vernoemde programma’s
onderdeel van het nationaal innovatiebeleid van de
Organisatievernieuwing
betrokken landen waarbij zowel technologische als orga-
nisatorische innovatie stimulansen krijgen. Er wordt
verder gezocht naar het ontwikkelen van instrumenten
om organisatievernieuwing te ondersteunen en er wor-
den lerende netwerken tussen bedrijven, sectoren en
instellingen opgezet.
Vlaanderen pikt ook de draad op. Eind 2007 werd bekend
gemaakt dat Minister van Werk Frank Vandenbroucke en
het Europees Sociaal Fonds twee miljoen euro uittrekt
voor meer sociale innovatie op de werkvloer. In de nieu-
we ESF-oproep worden bedrijven aangespoord om pro-
jecten in te dienen die de kwaliteit van de arbeid, de orga-
nisatieperformantie en de arbeidsrelaties verhogen. De
oproep vormt een vervolg op de task force Flanders
Synergy die al sinds januari 2007 Vlaamse bedrijfslei-
ders samenbrengt om over deze thematiek te brain-
stormen en die de eerste twaalf pilootprojecten rond
sociale innovatie in Vlaanderen lanceerde.
3.4. ValorisatieDe gegevens van het onderzoek werden gepubliceerd
in het informatiedossier: Baisier L (2007). Organisa-
tievernieuwing in de praktijk. Voorbeelden uit Fin-
land, Nederland, Ierland, Duitsland en België. SERV,
Brussel.
De verzamelde informatie vormt een aanvulling op het
initiatief van de Vlaamse Regering en het Europees
Sociaal Fonds rond sociale innovatie. Het onderzoek
werd op 16 november 2007 toegelicht aan de eerste
twaalf pilootbedrijven van het project Flanders Syner-
gy, en op 28 november 2007 aan bedrijven met interesse
voor de tweede oproep rond sociale innovatie.
STV-Innovatie & Arbeid maakt ook deel uit van de Task
force van Flanders Synergy.
ContactpersoonLeen Baisier, [email protected]
4. Prestatiebeloning4.1. Waarover gaat het project?Het doel van dit project is drieledig:
� Meer klaarheid te scheppen in wat men precies
onder prestatiebeloning verstaat en welke syste-
men er bestaan;
� Informatie verstrekken over de verspreiding ervan bij
Vlaamse werknemers;
� Inzicht krijgen in de praktijk van prestatiebeloning in
Vlaamse ondernemingen.
4.2. ProjectaanpakIn een eerste fase werd een uitgebreide literatuurstudie
uitgevoerd. Op basis hiervan werd het theoretisch kader
van dit onderzoek uitgetekend. Vervolgens werden data
verzameld (o.a. over de verspreiding van prestatiebelo-
ning) uit STV- en andere onderzoeken. Deze informatie
werd aangevuld met interviews met experten.
Tezelfdertijd werd er voor een STV-onderzoek naar
beoordelings- en functioneringsgesprekken (zie later
in dit jaarverslag) bij Vlaamse werknemers cijfermate-
riaal verzameld over de aanwezigheid van dergelijke
gesprekken in hun onderneming of organisatie. In deze
enquête werd ook gepeild naar de aanwezigheid van
prestatiebeloning. Het gaat om een webenquête uitge-
voerd bij een representatief staal van Vlaamse werk-
nemers uit een bestaand internetpanel. De enquête
vond plaats in november 2006 bij 3.761 werknemers en
had een netto-respons van 51.7%.
In de enquête werd doelbewust gekozen voor een bepaald
type van prestatiebeloning, nl. indirecte systemen van
prestatiebeloning. Het indirect karakter werd geopera-
tionaliseerd als ‘gekoppeld aan een formeel beoordelings-
en/of functioneringsgesprek’.
In 17 gevalsstudies werden gesprekken gevoerd met
HR-managers, Compensation & Benefits Managers en
personeelsverantwoordelijken die ervaring hebben met
het invoeren of toepassen van één of meerdere vormen
van indirecte systemen van prestatiebeloning. Er wer-
den ook gesprekken gevoerd met syndicale vertegen-
woordigers van bedrijven en sectoren.
4.3. Belangrijkste resultatenWat is prestatiebeloning?Het basisprincipe van prestatiebeloning is eenvoudig:
‘loon naar werken’. Hierbij houdt de financiële beloning
verband met het werkresultaat of met het werkgedrag
dat in een bepaalde welomschreven periode werd
getoond. De beoordeling kan individueel of voor een
groter geheel gebeuren.
We kunnen een onderscheid maken tussen vaste en
variabele, tussen directe en indirecte en tussen indivi-
duele en collectieve systemen. Dit maakt dat er ver-
schillende vormen van prestatiebeloning bestaan.
Hoe is prestatiebeloning verspreid?Uit de webenquête blijkt dat ruim een op vier Vlaamse
werknemers een loonsverhoging of bonus krijgt op basis
van een beoordeling van zijn/haar prestaties of com-
80Prestatiebeloning
81
petenties. De studie gaat in op de verspreiding volgens
functie, sector, geslacht en leeftijd. Uit de TOA-enquê-
te van 2007 blijkt dat één op drie Vlaamse bedrijven een
systeem van indirecte prestatiebeloning heeft.
Wat leert de praktijk?Prestatiebeloning wordt ingevoerd om de prestaties
van werknemers te stimuleren. Maar de praktijk leert dat
nog tal van andere motieven kunnen meespelen: loon-
kostbeheersing, het vinden van schaarse arbeidskrach-
ten, het binden van werknemers aan het bedrijf enz.
Via de casestudies wordt ingegaan op praktijkervaringen
rond het invoeren en het functioneren van prestatiebe-
loning in de bedrijven zelf. Daarbij wordt gefocust op het
belang van communicatie naar de werknemers, het
betrekken van de vakbonden bij het implementatiepro-
ces, het beoordelings- en functioneringsgesprek, het
systeem van informele feedback en de plaats van pres-
tatiebeloning binnen het globale loonbeleid. Vooral het
systeem van beoordelen en opvolgen krijgt erg veel
aandacht binnen het onderzoek. Denk hierbij onder
andere aan het formuleren van de objectieven, aan het
interval tussen prestaties, beoordelen en belonen, aan
het feit dat werknemers hun prestaties moeten kunnen
beïnvloeden en aan de rol van de direct leidinggevende
bij het evaluatieproces. Theorie en praktijk worden in het
onderzoek naast elkaar geplaatst.
4.4. ValorisatieDe resultaten van het project zullen begin 2008 gepu-
bliceerd worden in een informatiedossier en een brochure.
Op 25 april 2008 wordt een studiedag georganiseerd
Beoordelings- en functionerings-gesprekken en Pres-
tatiebeloning.
ContactpersoonPatrick Roelandt, [email protected] Sandra Hellings, [email protected]
Prestatiebeloning
1. Werkbaarheidsmonitorloontrekkenden 20071.1. Waarover gaat het project?De Vlaamse werkbaarheidsmonitor is een instrument om
de kwaliteit van arbeid of de werkbaarheid in Vlaande-
ren te meten en op te volgen. De monitor werd door
STV–Innovatie & Arbeid ontwikkeld naar aanleiding van
het engagement van de sociale partners en de Vlaam-
se Regering om stappen te zetten die tegen 2010 leiden
tot een hogere werkbaarheidsgraad.
Vier facetten van werkbaar werk worden door de moni-
tor in beeld gebracht: psychische vermoeidheid, wel-
bevinden in het werk, leermogelijkheden en de werk-privé
balans. Om zicht te krijgen op oorzaken en achtergron-
den van werkbaarheidsknelpunten zoomt de monitor
ook in op een reeks potentiële risicofactoren in de
arbeidssituatie: werkdruk, emotionele belasting, belas-
tende arbeidsomstandigheden, gebrek aan autonomie of
taakvariatie en een deficit op het vlak van ondersteuning
door de directe leiding.
1.2. ProjectaanpakDe werkbaarheidsmonitor voor werknemers is gebaseerd
op een schriftelijke bevraging van een representatief
staal van 20.000 werknemers. In 2004 werd een nulme-
ting uitgevoerd (respons 60,6%) en in 2007 een tussen-
meting (respons 53,3%). Een volgende meting is gepland
in 2010. Deze aanpak maakt het mogelijk om de evoluties
op het vlak van werkbaar werk in de tijd te volgen.
1.3. Belangrijkste resultatenDe werkbaarheidsgraad, of het aandeel van de Vlaam-
se werknemers dat een kwaliteitsvolle job heeft op het
vlak van psychische vermoeidheid, welbevinden in het
werk, leermogelijkheden en werk-privé balans, is toe-
genomen van 52,3% in 2004 tot 54,1% in 2007.
Deze lichte stijging is toe te schrijven aan het feit dat meer
werknemers in 2007 een job hebben met voldoende
leermogelijkheden en/of een job die in evenwicht is met
het privé/sociaal leven. Op het vlak van psychische ver-
moeidheid en welbevinden in het werk is er geen statis-
tisch significant verschil tussen 2004 en 2007.
3Onderzoeksas werkbaar werk
Tabel 6 Werkbaarheidsindicatoren Vlaamse arbeidsmarkt 2004-2007
Leeswijzer: gele inkleuring wijst op significante (Pearson) chi2 (p ≤ 0,05) en dus een statistisch betekenisvol ver-
schil tussen 2004 en 2007.
werkbaarheidsindicatoren niet problematisch problematisch acuut problematisch
2004 2007 2004 2007 2004 2007 2004 2007N N % % % % % %
psychische vermoeidheid 10247 9516 71,1 71,2 28,9 28,8 10,2 9,7
welbevinden in het werk 10243 9528 81,3 81,9 18,7 18,1 8,0 7,9
leermogelijkheden 10986 8911 77,4 80,1 22,6 19,9 8,4 7,3
werk-privé-balans 11020 9560 88,2 89,2 11,8 10,8 3,1 2,4
83
Op het vlak van de werkdruk, emotionele belasting,
autonomie in het werk en de ondersteuning door de
directe leiding is er geen statistisch significant verschil
tussen 2004 en 2007. Op het vlak van taakvariatie en
de arbeidsomstandigheden zijn er wel verschillen.
Voor taakvariatie is het aandeel van de werknemers
dat tot de acuut problematische categorie behoort sig-
nificant gedaald van 11,5% in 2004 tot 10,5% in 2007
(- 1 procentpunt). Voor arbeidsomstandigheden is het aan-
deel dat tot de problematische groep behoort significant
gestegen van 12,1% tot 13,7% (+ 1,6 procentpunt) en
het aandeel dat tot de acuut problematische groep
behoort van 4,5% tot 5,3% (+ 0,8 procentpunt).
Werkbaarheidsmonitor � Loontrekkenden � Zelfstandige ondernemers
Tabel 7 Werkbaarheidsindicatoren Vlaamse arbeidsmarkt 2004-2007
Leeswijzer: gele inkleuring wijst op significante (Pearson) chi2 (p ≤ 0,05) en dus een statistisch betekenisvol ver-
schil tussen 2004 en 2007.
1.4. Valorisatie� Bourdeaud’hui, R. en S.Vanderhaeghe (2007), Vlaam-
se werkbaarheidsmonitor loontrekkenden 2007. Indi-
catoren voor de kwaliteit van de arbeid op de Vlaam-
se arbeidsmarkt, evolutie 2004-2007,
SERV/STV-Innovatie & Arbeid: Brussel. (informa-
tiedossier)
� Bourdeaud’hui, R. en S.Vanderhaeghe (2007), Metho-
dologische nota Vlaamse werkbaarheidsmonitor.
Beschrijving en vergelijking van de methodologie
van de werkbaarheidsmonitor loontrekkenden 2004,
loontrekkenden 2007 en zelfstandige ondernemers
2007, SERV/STV-Innovatie & Arbeid: Brussel.
� Focus op werkbaar werk: Werkbaar werk 2004 –
2007 (september 2007)
Contactwww.serv.be/werkbaarwerkBourdeaud’hui Ria, 02/[email protected] Stephan, 02/[email protected]
2. Werkbaarheidsmonitorzelfstandige ondernemers 20072.1. Waarover gaat het project?De Vlaamse werkbaarheidsmonitor is een instrument om
de kwaliteit van arbeid of de werkbaarheid in Vlaande-
ren te meten en op te volgen. De monitor werd door
STV–Innovatie & Arbeid ontwikkeld naar aanleiding van
het engagement van de sociale partners en de Vlaam-
se Regering om stappen te zetten die tegen 2010 leiden
tot een hogere werkbaarheidsgraad.
Vier facetten van werkbaar werk worden door de moni-
tor in beeld gebracht: psychische vermoeidheid, wel-
bevinden in het werk, leermogelijkheden en de werk-privé
balans. Om zicht te krijgen op oorzaken en achtergron-
den van werkbaarheidsknelpunten zoomt de monitor
ook in op een reeks potentiële risicofactoren in de
arbeidssituatie van de zelfstandige ondernemers: werk-
druk, emotionele belasting, taakvariatie en belastende
arbeidsomstandigheden.
2.2. ProjectaanpakDe werkbaarheidsmonitor voor zelfstandige ondernemers
is gebaseerd op een schriftelijke bevraging van een
representatief staal van 6.000 zelfstandige ondernemers
in Vlaanderen. De nulmeting 2007 werd afgesloten met
een respons van bijna 40%. Een volgende meting is
gepland in 2010. Deze aanpak maakt het mogelijk om de
evoluties op het vlak van werkbaar werk in de tijd te vol-
gen.
2.3. Belangrijkste resultatenVoor meer dan negen op tien zelfstandige ondernemers
geldt dat de werksituatie niet problematisch is op het vlak
werkbaarheidsrisico's niet problematisch problematisch acuut problematisch
2004 2007 2004 2007 2004 2007 2004 2007N N % % % % % %
werkdruk 10991 8925 69,0 69,4 31,0 30,6 12,8 12,5
emotionele belasting 10987 8910 79,5 79,3 20,5 20,7 4,0 4,3
taakvariatie 10999 8919 76,2 76,5 23,8 23,5 11,5 10,5
autonomie 10999 8906 79,2 79,8 20,8 20,2 7,3 7,5
ondersteuning leiding 10977 8911 83,9 84,0 16,1 16,0 6,1 6,2
arbeidsomstandigheden 10654 9497 87,9 86,3 12,1 13,7 4,5 5,3
van het welbevinden (91,8%) en de leermogelijkheden
in het werk (94,4%) en voor iets meer dan zes op tien
zelfstandige ondernemers geldt dat de werksituatie
niet problematisch is op het vlak van de psychische
vermoeidheid (63,3%) en de werk-privé balans (65,5%).
Het is duidelijk dat de werkbaarheidsproblematiek van
de zelfstandige ondernemers zich vooral situeert op
het vlak van psychische vermoeidheid (36,7% is pro-
blematisch en 13% acuut problematisch vermoeid) en
werk-privé balans (voor 34,5% problematisch en voor
10,9% acuut problematisch).
We kunnen de vier werkbaarheidsaspecten ook geza-
menlijk bekijken. We spreken over werkbaar werk wan-
neer aan vier voorwaarden voldaan wordt: het werk is
motiverend, biedt voldoende leermogelijkheden, blijft in
balans met het gezins- en sociaal leven en men wordt er
niet overspannen (psychisch vermoeid) door. Als we
deze voorwaarden toepassen voor de zelfstandige onder-
nemers dat kunnen we berekenen dat 47,7% van de
Vlaamse zelfstandige ondernemers in 2007 werkbaar
werk heeft. Omgekeerd betekent dit dat 52,3% van de
zelfstandige ondernemers met één of meerdere werk-
baarheidsproblemen geconfronteerd wordt.
Werkbaar werk krijgt vorm in een context waarin ver-
schillende factoren een rol spelen. De werkbaarheids-
enquête neemt er vier onder de loep: de werkdruk, de
emotionele belasting, de afwisseling in het werk (taak-
variatie) en de (fysieke) arbeidsomstandigheden.
84Werkbaarheidsmonitor � Zelfstandige ondenemers
Tabel 8 Werkbaarheidsindicatoren zelfstandige ondernemers, Vlaanderen 2007
Leeswijzer: acuut problematisch is een subgroep binnen de categorie problematisch, maar wordt gepercenteerd
op de totale populatie
Tabel 9 Risico-indicatoren zelfstandige ondernemers, Vlaanderen 2007
Leeswijzer: acuut problematisch is een subgroep binnen de categorie problematisch, maar wordt gepercenteerd
op de totale populatie
werkbaarheidsindicatoren niet problematisch problematisch acuut problematisch
% % %
psychische vermoeidheid 63,3 36,7 13,0
welbevinden in het werk 91,8 8,2 2,7
leermogelijkheden 94,4 5,6 1,1
werk-prive-balans 65,5 34,5 10,9
werkbaarheidsindicatoren niet problematisch problematisch acuut problematisch
% % %
werkdruk 53,4 46,6 17,6
emotionele belasting 71,2 28,8 5,2
taakvariatie 92,1 7,9 2,2
arbeidsomstandigheden 82,8 17,2 4,6
85
Het risico waar het grootste deel van de zelfstandige
ondernemers mee geconfronteerd wordt is de werk-
druk, voor 46,6% is die problematisch en voor 17,6 zelfs
acuut problematisch. Voor een aanzienlijke groep onder-
nemers is het werk ook emotioneel belastend (28,8%)
en zijn de (fysieke) arbeidsomstandigheden zwaar (17,2%).
De overgrote meerderheid (92,1%) heeft wel voldoende
afwisselend werk (taakvariatie).
2.4. Valorisatie� Bourdeaud’hui, R. en S.Vanderhaeghe (2007), Vlaam-
se werkbaarheidsmonitor zelfstandige ondernemers
2007. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid op
de Vlaamse arbeidsmarkt, 2007, SERV/STV-Innovatie
& Arbeid: Brussel. (informatiedossier)
� Bourdeaud’hui, R. en S.Vanderhaeghe (2007), Metho-
dologische nota Vlaamse werkbaarheidsmonitor.
Beschrijving en vergelijking van de methodologie
van de werkbaarheidsmonitor loontrekkenden 2004,
loontrekkenden 2007 en zelfstandige ondernemers
2007, SERV/STV-Innovatie & Arbeid: Brussel.
� Focus op werkbaar werk: Hoe werkbaar is zelfstan-
dig ondernemen? (november 2007)
Contactwww.serv.be/werkbaarwerkBourdeaud’hui Ria, 02/[email protected] Stephan, 02/[email protected]
3. Gespreksmatige opvolging enbegeleiding van medewerkers3.1. Waarover gaat het project?Gespreksmatige opvolging en begeleiding van werkne-
mers omvat zowel de formele gesprekken tussen werk-
nemer en leidinggevende als de informele feedbackuit-
wisselingen op de werkvloer. Dit project richt zich
hoofdzakelijk op twee types van formele gesprekken,
namelijk beoordelings- en functioneringsgesprekken.
Dergelijke gesprekken zijn een middel om het functio-
neren en de prestaties van de medewerker op te volgen
en te ondersteunen. De achterliggende doelstellingen
ervan kunnen zeer divers zijn: motiveren van werknemers,
verbeteren van de werkomstandigheden, verhogen van
de prestaties, opsporen van opleidingsbehoeften, toe-
kennen van beloningen, enzovoort. Dit onderzoek focust
op beoordelings- en functioneringsgesprekken in Vlaan-
deren, de mate waarin werknemers tevreden zijn over
deze gesprekken en de impact ervan op de werkmotivatie.
3.2. ProjectaanpakNa een uitgebreide literatuurstudie, het verzamelen van
bestaand cijfermateriaal en gesprekken met deskundi-
gen op dit terrein werd een schriftelijke vragenlijst opge-
steld. Deze vragenlijst werd, via een bestaand internet-
panel, afgenomen bij een representatief staal van
Vlaamse werknemers. De netto-respons van 52% lever-
de ruim 1.700 goed ingevulde enquêtes op. De resulta-
ten werden besproken in panels van personeelsma-
nagers.
3.3. Belangrijkste resultatenBeoordelings- en functioneringsgesprekken inVlaanderenUit de resultaten van de enquête blijkt dat twee derde
van de Vlaamse werknemers formele beoordelings-
en/of functioneringsgesprekken heeft. Deze gesprek-
ken komen het meest voor onder werknemers in de
sector van het onderwijs, overheid en non-profit, onder
werknemers in grotere bedrijven, bij werknemers met een
hoger diploma en bij (midden)kaderleden.
Tevredenheid van werknemers over hun gesprekken
Werknemers blijken meer tevreden over hun formele
beoordelings- en/of functioneringsgesprekken wanneer
deze gesprekken aan volgende kenmerken voldoen:
� Tijdens het gesprek worden afspraken gemaakt over
het functioneren en de loopbaan van de medewerker,
� De gesprekken worden zo weinig mogelijk uitge-
steld,
� De gesprekken vinden plaats in een rustige ruimte,
� De werknemer krijgt voldoende tijd om het gesprek
voor te bereiden,
� De leidinggevende bereidt het gesprek voor,
� Er kan een gesprek plaatsvinden wanneer de werk-
nemer en/of leidinggevende daar behoefte toe heeft.
Ook de informele feedbackomgeving speelt een belang-
rijke rol: werknemers zijn meer tevreden over hun
gesprekken wanneer de leidinggevende ook dagelijks
op de werkvloer beschikbaar is voor feedback en de
medewerkers aanmoedigt om feedback te zoeken.
Gesprekken maken een verschilWerknemers met formele beoordelings- en/of functio-
neringsgesprekken zijn meer gemotiveerd dan werkne-
mers zonder deze gesprekken. Maar ook hier hangen
bovenstaande gesprekskenmerken positief samen met
de werkmotivatie.
3.4. ValorisatieDe resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd
in een uitgebreid informatiedossier en een beknopte
Beoordelings- en functioneringsgesprekken
brochure. Samen met het project over prestatiebeloning
is er een paritaire studiedag in voorbereiding.
Liselotte Hedebouw (juli 2007). Beoordelings- en func-
tioneringsgesprekken. Een enquête bij werknemers in
Vlaanderen. Informatiedossier, SERV/STV-Innovatie &
Arbeid: Brussel, 264 p.
Liselotte Hedebouw (2007). Beoordelings- en functio-
neringsgesprekken. Een enquête bij werknemers in
Vlaanderen. Brochure, SERV/STV-Innovatie & Arbeid:
Brussel, 23 p.
ContactpersoonLiselotte Hedebouw, [email protected]
4. Goederentransport: nieuwe rij-en rusttijden4.1. Waarover gaat het project?Sinds 11 april 2007 is de nieuwe Europese verordening
(561/2006) voor rij- en rusttijden van kracht. Deze nieu-
we reglementering brengt een aantal wijzigingen met zich
mee voor de rijtijdonderbreking, de dagelijkse en weke-
lijkse rusttijd, enz. Tegelijkertijd zijn er ook veranderin-
gen met betrekking tot de controle op de rij- en rusttij-
den, waaronder de invoering van de digitale tachograaf.
Deze nieuwe regels zouden een belangrijke impact heb-
ben op de planning en organisatie van het hele werk-
proces, alsook de kwaliteit van de arbeid van de
chauffeurs. Het huidige project wil deze impact in kaart
brengen voor het beroepsgoederenvervoer over de weg.
4.2. ProjectaanpakEen literatuurstudie en grondige analyse van de nieuwe
verordening vormen samen met gesprekken met des-
kundigen op dit terrein de basis voor een eerste inven-
tarisatie van de fundamentele en praktische knelpunten
in verband met de regels voor rij- en rusttijden. Vervol-
gens zullen de gevolgen van de (nieuwe) rij- en rusttij-
den voor de transportbedrijven (bedrijfsplanning, werk-
organisatie, rentabiliteit, …) en voor de chauffeurs
(kwaliteit van de arbeid) in kaart worden gebracht. Dit
zal gebeuren op basis van casestudies bij een breed
scala van bedrijven. Deze casestudies omvatten inter-
views met bedrijfsleiders, transportplanners, chauffeurs
en werknemersvertegenwoordigers.
4.3. Belangrijkste resultaten envalorisatieDe resultaten van het onderzoek zullen medio 2008
worden voorgelegd voor verdere valorisatie tijdens een
paritaire studiedag. Het project zal afgerond worden
met het opstellen van een informatiedossier en een
brochure.
ContactpersoonLiselotte Hedebouw, [email protected]
86Rij- en rusttijden
1. Externe Arbeidsmobiliteit1.1. Waarover gaat het project?Arbeidsmobiliteit is het fenomeen waarbij werknemers
van job veranderen. Als de werknemer van werkgever ver-
andert is er externe arbeidsmobiliteit. Er wordt veron-
dersteld dat er een belangrijke wisselwerking is tussen
een aantal aspecten van arbeidsmarktregulering en
economische performantie. De vraag is in welke mate dit
door empirisch materiaal kan aangetoond of verduide-
lijkt worden.
1.2. ProjectaanpakOp vraag van de Vlaamse sociale partners verzamelde
STV-Innovatie & Arbeid het beschikbare empirisch mate-
riaal over de arbeidsmobiliteit op de Vlaamse arbeids-
markt en studies over mogelijke effecten. In een twee-
de fase werden enkele gesprekken met deskundigen
gevoerd om een aantal tegensprekelijke resultaten te
toetsen.
1.3. Belangrijkste resultatenDat meer arbeidsmobiliteit gunstige gevolgen kan heb-
ben, of zelf een gunstig gevolg is, lijkt ontegenspreke-
lijk, maar daarmee is het eindpunt van de duidelijkheid
bereikt. Arbeidsmobiliteit lijkt eerder een gevolg van
het samenspel tussen een groot aantal aspecten en
invloedsferen, eerder dan één manipuleerbaar arbeids-
marktgegeven. Een dergelijk complex gegeven kan ook
moeilijk in een eenvoudig empirisch kader gegoten wor-
den. Eventuele keuzes zullen daarom altijd gebaseerd zijn
op een visie en zijn daardoor bij uitstek voorwerp van
sociaal overleg.
1.4. ValorisatieHet onderzoek is afgerond met de publicatie van een
informatiedossier:
Hendrik Delagrange (maart 2007). Externe arbeidsmo-
biliteit in Vlaanderen: stand van zaken. Informatiedos-
sier, SERV/STV-Innovatie & Arbeid, Brussel, 94p.
ContactpersoonHendrik Delagrange, [email protected]
2. Het vervullingsbeleid vanvacatures: eenwerkgeversbevraging2.1. Waarover gaat het project?De arbeidsmarkt is een complexe markt die voortdurend
in beweging is. Telkens opnieuw treden nieuwe proble-
men en vraagstukken op.
Anders is wel dat er zich, in vergelijking met de voorbije
decennia, fundamentele maatschappelijke wijzigingen
hebben ingezet of aangekondigd, die een vergaande
invloed zullen hebben op de werking van de arbeidsmarkt.
� De combinatie van vrijhandel, communicatie, tech-
nologie en transport heeft de productiefactor arbeid
geglobaliseerd. De gezamenlijke arbeidsmarkten
van West-Europa voelen de stijgende concurrentie van
andere landen. Men verwacht dat deze concurrentie
de volgende decennia zal toenemen, door de massale
instroom van nieuwe arbeidskrachten uit lageloon-
landen uit de wereldeconomie.
4Onderzoeksprojecten
arbeidsmarkt
� Er is een onevenwicht tussen vraag en aanbod van
arbeidskrachten. Tal van bedrijven vinden geen
geschikte kandidaten voor openstaande vacatures.
De werkloosheid mag dan dalen, toch telt men in
Vlaanderen in 2007 nog ongeveer 180.000 werklo-
zen. Daartegenover staat dat ongeveer 15% van de
bij de VDAB openstaande vacatures niet ingevuld wer-
den. Deze arbeidsmarktparadox heeft een structu-
reel karakter: voor de zogenaamde knelpuntberoe-
pen bestaat een aanhoudend structureel probleem
in de afstemming tussen vraag en aanbod.
� Zoals in de meeste EU-landen zal een algemene
daling van het geboortecijfer na de tweede wereld-
oorlog ook in België op termijn resulteren in een
daling van de bevolking op arbeidsleeftijd, dat zijn de
personen van 15 tot 64 jaar. Volgens de door het NIS
en het Federaal Planbureau opgestelde bevolkings-
vooruitzichten 2000-2050 zou de bevolking op
arbeidsleeftijd tot in 2010 verder toenemen, waar-
na ze in absolute termen zou inkrimpen, met in
totaal bijna 600.000 personen tegen het einde van
de projectieperiode in 2050. De vergrijzing van de
bevolking blijkt nu al uit de stijging van het aandeel
van de ouderen.
Hoe zullen bedrijven met deze maatschappelijke struc-
turele wijzigingen omgaan? Welke strategieën hanteert
men om toch geschikt personeel te vinden? Werft men
personeel aan op de externe arbeidsmarkt of geeft men
de voorkeur aan een bedrijfsintern doorstromingsbeleid?
En in welke mate anticipeert men op de toenemende ver-
grijzing van de actieve bevolking?
Dit project wil zich toespitsen op één facet, met name:
hoe slagen bedrijven er (niet) in om het geschikte per-
soneel te vinden? Het vervullingsbeleid is de centrale
invalshoek. Het gaat daarbij om zowel het aanwerven van-
uit de externe arbeidsmarkt, als om het bedrijfsinterne
doorstromingsbeleid.
Deze vraagstelling sluit aan bij verschillende engage-
menten die door de Vlaamse sociale partners en de
Vlaamse Regering gemaakt voor de Vlaamse Compe-
tentieagenda 2010. Het is de bedoeling van dit project
om relevante en nieuwe informatie ter beschikking te stel-
len van de sociale partners die de verdere invulling en
concretisering van enkele aspecten van de Competen-
tieagenda kunnen ondersteunen.
2.2. ProjectaanpakIn de loop van 2008 organiseert STV-Innovatie en Arbeid
een enquête bij een representatief staal van werkgevers
over de problematiek van het vervullingsbeleid van
vacatures.
2.3. Belangrijkste resultaten De resultaten worden verwacht tijdens het najaar 2008.
2.4. ValorisatieVia een ronde tafel van sociale partners en externe des-
kundigen, waar de projectresultaten worden toegelicht
en bediscussieerd, zal de link met de Competentie-
agenda geconcretiseerd worden.
De resultaten zullen in eerste instantie gerapporteerd
worden in een informatiedossier en brochure.
ContactpersoonPatrick Roelandt, [email protected]
88Arbeidsmobiliteit � Vacatures
De eerste opdracht van STV-Innovatie & Arbeid bestaat
erin onderzoek uit te voeren rond de innovaties die zich
in het bedrijfsleven voordoen en die de inzet van arbeid
beïnvloeden. Een belangrijke graadmeter voor het nut van
het STV-onderzoek is wat met de resultaten ervan tijdens
of na het onderzoeksproject gedaan wordt. De ver-
spreiding van STV-publicaties, de aandacht in de pers of
de publicaties van de sociale partners, de mate waarin
de onderzoeksresultaten tijdens studiedagen of vor-
mingactiviteiten aan bod komen, zijn valorisatie-initia-
tieven die onderzoeksresultaten bij een ruim publiek
bekend maken.
1. VormingsaanbodIn 2007 werkten we mee aan 145 vormingsinitiatieven.
In dit taartdiagram krijgt u een overzicht van de thema’s
die aan bod kwamen.
5Vormingsactiviteiten
Samenwerken in associaties
23%
Voorstelling STV1%
Train de trainer2% Prestatiebeloning
2%
TOA in KMO's1%
Personeelsbeleid1%
Teamspel1%
JIT-spel2%
Flexibiliteit3%
Innovatie (techn. & arbeidsorg.)
3%
Arbeidsmobiliteit3%
Communicatie3%
Gesprekstechnieken4%
Ploegenarbeid5%
Onderzoekstechnieken5%
Werkstress20%
Werk-privé balans8% Competentiemanagement
6%
Werkplekleren6%
Werkstress, de werkbaarheidsmonitor (WBM), en kwali-
teit van de arbeid blijven een veel gevraagd thema. Het
gaat om vormingsactiviteiten voor de vakbonden waar
de cijfers van de werkbaarheidsmonitor worden toege-
spitst op een sector (bijv. industrie, diensten, financië-
le sector, …), of de maar ook om kortere presentaties over
de werkbaarheidsmonitor voor een publiek van werk-
gevers, arbeidsgeneesheren en preventieadviseurs. Voor
het ACLVB hebben we een vormingssessie ontwikkeld
waarin de nadruk ligt op de werkbaarheidsindicator
werk-privé balans.
Binnen verschillende UNIZO-projecten (peterschaps-
project, CONNECT, regionale vorming, studieclubs, OVO,
FVIB en NIVVT) werden voor verschillende beroeps-
groepen vormingen rond samenwerken in associaties
opgezet. Soms betrof het een seminarie, op andere
momenten werd er interactief met de deelnemers
gewerkt.
In de Hogeschool Antwerpen werkt STV-Innovatie &
Arbeid mee aan de cursus ‘onderzoekstechnieken’. Ver-
schillende medewerkers hebben hun onderzoekstechniek
aan de studenten uitgelegd. Op basis van deze informatie
hebben de studenten zelf een leeronderzoek gedaan. Een
groep heeft gewerkt rond de evaluatie van opleidingen
en trainingen door het baliepersoneel van de Stad Ant-
werpen. De tweede groep heeft gewerkt rond het diver-
siteitsbeleid van de Hogeschool zelf.
Gesprekstechnieken bevat vormingssessies die werden
georganiseerd op basis van de resultaten uit het onder-
zoek ‘gespreksmatige opvolging van medewerkers’.
Voor de vormingsactiviteiten over ploegenarbeid werd
het vormingspakket als basis gebruikt om te discussië-
ren over de gezondheidsrisico’s en sociale risico’s van
ploegenwerk.
In de grafiek staat werkplekleren voor activiteiten bin-
nen het ESF-project Indicatoren voor kwaliteitsvol werk-
plekleren, waar STV-Innovatie & Arbeid aan meewerkt.
Een volledig overzicht van thema’s waarrond wij vorming
geven of instrumenten hebben ontwikkeld vindt u in de
vormingsbrochure.
2. Ondersteuning vanvormingsinitiatievenOrganisaties (bedrijven, vakbonden, beroepsfederaties,
onderwijsinstellingen enz.) kunnen een beroep doen op
STV-Innovatie & Arbeid ter ondersteuning van vor-
mingssessies, cursussen, studiedagen, infovergaderin-
gen, seminaries enz. Die ondersteuning kan verschil-
lende vormen aannemen. Louter informatie verstrekken
via het documentatiecentrum. Of onderzoekers laten
meewerken aan een vormingsprogramma (zeer actu-
eel onderzoeksmateriaal ter beschikking stellen, inhou-
delijk 'bijwerken' van vormingswerkers en/of kaders).
Of het geven van een lezing, een uiteenzetting over een
onderzoek of de resultaten.
Een bedrijf in isolatiemateriaal wil zijn medewerkersbeter opleiden om de kwaliteit va het product te garan-deren. Men wil dat (nieuwe en huidige) medewerkersmeer betrokken zijn bij het werk en zich verantwoor-delijk voelen voor het rendabel produceren van eenkwalitatief product. Medewerkers moeten polyvalentinzetbaar zijn op meerdere lijnen en in alle omstan-digheden in staat zijn om veilig te werken. Van de lei-dinggevenden verwacht men dat zij de beschikbarecompetenties bij medewerkers beter beheren en efficiëntinzetten omdat heel wat kennis en ervaring dreigt ver-loren te gaan wegens de pensionering van enkele zeerervaren medewerkers. De opleiding van de mensen zallogischerwijs op de werkvloer plaatsvinden omdat menin een doorlopend productieproces werkt en dus moei-lijk groepen werknemers kan vrijmaken, er weinigpassende opleidingen te vinden zijn die aansluiten bijde specifieke technologie van het bedrijf en omdat dekennis en vaardigheden over de toegepaste technolo-gie vooral aanwezig is bij de ervaren medewerkers opde werkvloer. Dit bedrijf is één van de 60 bedrijven waarvan u hetverhaal over werkplekleren terug kan vinden opwww.vov.be/werkleerplek. De praktijkvoorbeeldenwerden verzameld voor het ESF- project ‘Indicatorenvoor kwaliteitsvol werkplekleren’ waar STV-Innova-tie & Arbeid meewerkte. De partners in het project heb-ben op basis van deze beste praktijken checklists ont-wikkeld waarmee u het leren op de werkplek kanverbeteren. Deze tools vindt u ook op bovenstaandewebsite terug.
3. Zelf aan de slagOm vormingswerkers, opleidingsverantwoordelijken,
docenten, die op zoek zijn naar duidelijke informatie
voor een opleiding/cursus, al een aardig eind op weg te
helpen werkt STV-Innovatie & Arbeid vormingspakket-
ten uit. Deze pakketten zijn modulair samengesteld
zowel wat de inhoud als wat de werkvormen betreft.
Dit betekent dat iedere organisator of samensteller van
een cursus zelf een selectie kan maken uit het pakket dat
het best aansluit bij de eigen doelstellingen en het doel-
publiek van de cursus.
Wie een complex thema wil behandelen waarin allerlei
factoren een rol spelen, waar het eerder gaat om evo-
90Vorming
91
luties en mechanismen dan om exacte informatie en
wie vooral deelnemers hierin een inzicht wil geven kan
gebruik maken van een simulatiespel.
Antwerpen, 13u. In een klaslokaal kijken studenten3de jaar personeelswerk nieuwsgierig naar het spel-materiaal op hun tafel. Vandaag spelen ze binnen hetcursusonderdeel ‘loonbeleid’ het simulatie spel ‘Wie ver-dient het?’. Na het spelen volgt een boeiende discus-sie over de verschillende beloningssystemen, maarstaan we ook stil bij bijvoorbeeld loon naar werken,samenwerken, problemen oplossen, afspraken maken,elkaar ondersteunen, wat vormt de basis van beoor-delen, evaluatiegesprekken, ….Welk effect hebben beloningssystemen op het personeel?Werken ze motiverend? Zijn ze een hinderpaal omsamen te werken? Kan men beloning gebruiken ommensen te binden aan het bedrijf? Hoe communiceert
een organisatie over haar beloningsbeleid? Zal dit eenrol spelen wanneer ze zelf op de arbeidsmarkt komen?Wat verwachten zij van het beloningsbeleid van eenbedrijf? Voor meer informatie: www.serv.be/stv/vorming
4. Doelgroep vanvormingsinitiatievenIn 2007 bereikten we bijna 3000 personen meer dan in
2006 (in totaal 7.419 personen). We hebben niet meer
activiteiten gehad, maar vooral voor grotere groepen
gewerkt. De verhouding is wel ongeveer constant geble-
ven, ongeveer de helft zijn mensen uit de vakbond, 30%
uit bedrijven, 4% studenten en 5% wordt gevormd door
een paritair publiek. Onder anderen vallen sectorcon-
sulenten, onderwijsverstrekkers, preventieadviseurs,
arbeidsgeneesheren, e.d.
5. VormingspakkettenOm vormingswerkers, opleidingsverantwoordelijken,
docenten, die op zoek zijn naar duidelijke informatie
voor een opleiding/cursus, al een aardig eind op weg te
helpen werkt STV-Innovatie & Arbeid vormingspakket-
ten uit. Deze pakketten zijn modulair samengesteld
zowel voor de inhoud als de werkvormen. Dit betekent
dat iedere organisator of samensteller van een cursus
zelf een selectie kan maken uit het pakket dat het best
aansluit bij de eigen doelstellingen en het doelpubliek van
de cursus.
Werkstress: achtergronden en aanpakOp basis van onderzoek rond werkstress in het onder-
wijs, de textielsector, ziekenhuizen en grootwarenhui-
zen publiceerde STV-Innovatie & Arbeid een algemene
brochure Gejaagd door het werk. Arbeid en stress in ver-
anderende bedrijven, die de grondslag vormt van dit vor-
mingspakket. Dit vormingspakket wil vooral basisin-
formatie en discussiestof aanreiken die van nut kan
zijn bij het uittekenen van een preventiebeleid op onder-
nemingsvlak. Het pakket gaat in op de achtergronden
van werkstress, wat is werkstress en hoe herkent men
stressbronnen in de werkomgeving. Het bevat werk-
vormen om een robotfoto te maken van risicovolle
werksituaties. Het geeft aan hoe nieuwe trends voor
management en personeelsinzet geanalyseerd kunnen
worden vanuit de vraag of een toename van werkstress
onontkoombaar is. Het vormingspakket bespreekt de
belangrijkste elementen uit een stresspreventieplan
Vormingspakketten
Studenten4%
Paritair publiek5%
Anderen5%
Management9%
Vakbonds-secretarissen & afgevaardigden
56%
Bedrijfsleiders KMO's21%
en geeft een overzicht van de desbetreffende regelge-
ving.
Andere tijden, andere bedrijven?Bedrijven waar zelden of nooit termen zoals human
resources, integrale kwaliteitszorg, lean production,
teamwerk, total quality, outsourcing, organisatieveran-
dering, … worden gebruikt zijn vandaag de dag uiterst
zeldzaam. Het management is constant op zoek naar mid-
delen om de concurrentie een stapje voor te zijn. Men
hoort niet zelden voortdurend veranderen is de enige
kans op overleven in deze moordende concurrentieslag.
Deze veranderingen gaan ook aan de werknemers en hun
vertegenwoordigers niet onopgemerkt voorbij. Werk-
nemers worden medewerkers, zij krijgen een nieuw pro-
fiel aangemeten, men spreekt van taakverruiming, ver-
antwoordelijkheid, samenwerking, teamspirit, enzovoort.
Dit pakket biedt de mogelijkheid om allerlei bedrijfs-
veranderingen in een ruimer kader te plaatsen. Welke
invloed heeft de omgeving op het bedrijfsbeleid? Hoe
reageren bedrijven op nieuwe uitdagingen van de
markt? Heeft dit invloed op het personeelsbeleid?
Samen met de deelnemers kan u de veranderingen in
hun eigen bedrijf in kaart brengen en verduidelijken. Op
basis van de gegevens die de deelnemers verstrekken
via de bedrijventest kan u niet alleen werken rond de
situaties in de bedrijven zelf, maar ook rond de gemeen-
schappelijke kenmerken en de uitgesproken verschil-
len.
De klok rond. Een vormingspakket overgezondheidsrisico’s en sociaal leven inploegenarbeidIn Vlaanderen werken iets meer dan 200.000 mensen
in ploegen. Zij werken op andere uren of momenten van
de dag: ’s ochtends, ’s middags, ’s avonds, ’s nachts, tij-
dens het weekend. Een kwart draait ploegen in een vol-
continu systeem, 24u op 24, 7 dagen op 7.
Werken in een volcontinu ploegensysteem houdt risico’s
in voor de gezondheid en het sociale leven. De onre-
gelmatige uren waarop ploegenarbeiders werken kunnen
slaap- en spijsverteringsproblemen veroorzaken door
opgebouwde vermoeidheid, onregelmatig te eten en/of
verkeerde eetgewoonten. Toch zijn er ook werknemers
die al jaren in ploegen meedraaien en geen klachten
hebben.
Gezondheidsproblemen en sociale problemen bij men-
sen die in ploegen werken ontstaan meestal door:
� slecht roosterontwerp;
� moeilijke combinatie arbeid – gezin, arbeid – socia-
le leven;
� problemen op het werk (ontoereikende supervisie,
slechte organisatie van het werk, weinig overleg,
…);
� verschillen in individuele tolerantie ten opzichte van
ploegenwerk.
Hét beste ploegenstelsel bestaat niet. Elk stelsel heeft
zijn sterke en zwakke punten. Maar ook elke ploegen-
arbeider zal andere accenten leggen. Wat voor de ene
een probleem is, is voor de andere een voordeel.
Varianten in ploegenstelsel komen er niet zomaar. Ze zijn
het gevolg van keuzes die een onderneming maakt in haar
bedrijfs- en arbeidsorganisatie. Met dit vormingspakket
willen we aangeven dat binnen bepaalde marges ver-
beteringen mogelijk zijn aan bestaande ploegensystemen.
In dit pakket vindt u inspiratie om wie betrokken is bij
ploegenarbeid (werknemers, managers, lijnverantwoor-
delijken, preventieadviseurs, bedrijfsgeneeskundige
diensten, personeelsverantwoordelijken, vakbondsaf-
gevaardigden, trainingsverantwoordelijken, sectorver-
antwoordelijken, …) inzicht te geven in ploegenstelsels
en de mogelijke gezondheidsrisico’s en sociale risico’s.
Het pakket stelt werkwijzen voor om tijdens vormings-
sessies ploegenstelsels te analyseren en mogelijke ver-
beteringen bespreekbaar te maken.
Met dit pakket willen we niet in de plaats treden van die-
genen die betrokken zijn bij het vorm geven van ploe-
genstelsels. Een ploegenstelsel invullen of verbeteren is
een ondernemingsgebonden aangelegenheid met een
eigen rol voor de verschillende partijen. Wij hopen wel
dat het pakket een inspiratiebron of ondersteuning kan
zijn in dit vaak ingewikkelde besluitvormingsproces.
6. SimulatiespelenWie een complex thema wil behandelen waarin allerlei
factoren een rol spelen, waar het eerder gaat om evo-
luties en mechanismen dan om exacte informatie en
wie vooral deelnemers hierin een inzicht wil geven kan
gebruik maken van een simulatiespel.
Het toeleveringsspelIn dit simulatiespel worden de deelnemers geconfronteerd
met de realiteit van een toeleveringsnetwerk en met just-
in-time. De spelers moeten oplossingen zoeken voor
problemen zoals transportproblemen, kwaliteitsproble-
men, organisatieproblemen, stockbeheer problemen
enz. De deelnemers krijgen een inzicht in de grote afhan-
kelijkheid tussen de bedrijven en de gevolgen hiervan op
de inzet van machines en mensen.
92Vormingspakketten � Simulatiespelen
93
Het netwerkspelIn dit spel staat de make-or-buy beslissing centraal. De
spelers worden geconfronteerd met de beslissing om acti-
viteiten van een bedrijf al dan niet uit te besteden. Door
het spel krijgen zij inzicht in de motivatie om uit te
besteden, het verloop van een dergelijke uitbesteding en
de gevolgen ervan, de relaties en communicatiestro-
men tussen de bedrijven.
Het teamspelHet teamspel wil teamwerk niet promoten. Het wil wel
het inzicht in het veranderingsproces vergroten. Wat ver-
andert er? Welke problemen duiken op? Hoe worden
problemen aangepakt? Zo worden hardnekkige mythes
de wereld uitgeholpen.
Het teamspel verduidelijkt hoe teamwerk functioneert
en geeft de bedrijfseconomische noodzaak ervan aan. Het
spel gaat in op de belangrijkste problemen (samenwer-
ken in een team, het takenpakket van het lagere kader,
het invoeringsproces) en maakt die bespreekbaar. Het
biedt ook de mogelijkheid om organisatorische veran-
deringen zoals JIT, integrale kwaliteitszorg en andere te
kaderen binnen teamwerk.
Het Teamspel beantwoordt duidelijk aan een vraag van
de bedrijven. In de grote bedrijven wordt het op grote
schaal gebruikt. Het spel werd aangekocht door Volvo
Cars, IVOC (Instituut voor Vorming en Opleiding in de Con-
fectie), Bayer Antwerpen NV, CIS (Centrum Informatie-
ve Spelen), Philips Matsushita Battery Corporation,
Fabrimetal/Delphi, Fabrimetal/CKZ Antwerpen, BACOB,
Volkswagen, Teamconsult, Interface Consult, CM (Chris-
telijke mutualiteiten) en ACLVB.
Wie verdient het?In het voorjaar slaat de evaluatiekoorts weer toe in
bedrijven en organisaties. Dat zorgt vaak voor de nodi-
ge commotie zowel bij medewerkers als leidinggevenden.
Toch vinden medewerkers het belangrijk om één keer per
jaar met hun direct leidinggevende een gesprek te heb-
ben over het eigen functioneren en dat van hun afdeling.
Wat het beloningsaspect betreft gaan zowel leidingge-
venden als medewerkers principieel akkoord met de
koppeling van beloning aan een prestatiebeoordeling.
Maar ondanks deze principiële goedkeuring, bestaat er
zowel bij leidinggevenden als bij medewerkers heel wat
kritiek op het (eigen) systeem.
STV-Innovatie & Arbeid ontwikkelde in samenwerking met
het Centrum Informatieve Spelen een spelvorm om in
organisaties de discussie over het beoordelings- en
beloningssysteem op verschillende niveaus mogelijk te
maken. Maar niet alleen de systemen zijn onderwerp van
gesprek, ook elementen als loon naar werk, samenwer-
ken, problemen oplossen, afspraken maken, elkaar onder-
steunen, evaluatiegesprekken houden, … komen aan
bod.
Ruimte voor competentiesIn 2002 vroeg STV-Innovatie & Arbeid aan 1581 perso-
neelsverantwoordelijken of zij vertrouwd zijn met het
begrip competentiemanagement. Voor een grote meer-
derheid van ondernemingen (60%) was het antwoord
negatief. Toch zegt 33% van de ondernemingen het
geheel of gedeeltelijk toe te passen. Dit is een opmer-
kelijk hoge score. Het concept wordt hoofdzakelijk in grote
bedrijven toegepast en is meer doorgedrongen in de
non-profit.
Bedrijfsstrategen zien competenties als de unieke com-
binatie van resources waarmee een organisatie een
strategisch voordeel kan opbouwen. HRM-specialisten
zien er een kans in om een geïntegreerd personeelsbe-
leid te voeren en via competentiemanagement bij te
dragen tot het succes van de organisatie. Voor de mede-
werkers vormt het een versterking van hun positie op de
interne en externe arbeidsmarkt.
Toch staat de sociale dialoog rond competenties in
Vlaanderen nog in zijn kinderschoenen. Dat niet alle
partijen rond de tafel evenveel kennis hebben van het
gebruikte jargon is een van de belangrijke oorzaken van
een stroeve dialoog. Uit onderzoek blijkt dat een goed
werkend systeem van competentiemanagement alleen
mogelijk is als er een draagvlak voor bestaat. Dat kan er
enkel komen als er daadwerkelijk overleg gepleegd
wordt met de werknemers en hun afgevaardigden.
Daarom werd met de steun van de Vlaamse Overheid,
over de vakbondsgrenzen heen, een project gestart
rond de sociale dialoog over competenties. Het resultaat
is een simulatieoefening om deelnemers wegwijs te
maken in competentiemanagement: Wat houdt het begrip
precies in? Hoe moet u er in uw organisatie mee omgaan?
En wat betekent dat uiteindelijk voor de medewerkers?
Wat zijn de kansen en valkuilen van competentie-
management?
Het antwoord krijgt u als u Ruimte voor Competenties
speelt.
Het competentiespel werd ontwikkeld met de (zeer hete-
rogene) doelgroep van vakbondsafgevaardigden in het
achterhoofd, dat zowel bruikbaar is voor de groep van
uitvoerenden (arbeiders, lagere bedienden) als voor
kaderleden en hoger geschoolden.
Ondanks deze uitdrukkelijke keuze is het competentie-
spel niet enkel bruikbaar binnen vakbondsmiddens maar
Simulatiespelen
voor iedereen die ten gronde rond competenties, com-
petentiemanagement en competentieontwikkeling wil
werken. Het was een bewuste keuze van de initiatief-
nemers om in het spel geen dogmatische vakbonds-
houding te verwerken t.a.v. competenties. Wel om er
een uitnodiging van te maken om met kennis van zaken
en vanuit een constructief kritische houding een visie te
ontwikkelen rond het thema.
Ruimte voor competenties is een simulatiespel. De deel-
nemers kruipen in de rol van een werknemer uit het
bedrijf TEKAR 6 (tekar is gewoon een omkering van
het woord raket). Deze onderneming heeft zich gespe-
cialiseerd in het ontwikkelen van spaceshuttles met als
eindbestemming het ISS (Internationaal ruimtestation).
De spelers (het spel is gemaakt voor groepen van 6 tot
30 deelnemers) hebben als initiële opdracht een dege-
lijke spaceshuttle op het lanceerplatform te brengen
en die te voorzien van een competente bemanning.
Het spelen van Ruimte voor competenties neemt ideali-
ter een dag in beslag (twee spelrondes), nabespreking
inbegrepen.
Voor de uitvoering van het spel tekende het Centrum
Informatieve Spelen, STV-Innovatie & Arbeid was bij
het project betrokken als expert (onderzoek compe-
tentiemanagement en expertise in de ontwikkeling van
simulatiespelen).
7. Workshop met programmaleidersvan het Finse TYKES-programmaOp 7 juni 2007 kregen de SERV en STV-Innovatie &
Arbeid een delegatie van het Finse overheidsprogram-
ma Workplace Development op bezoek. Projectmanager
Tuomo Alasoini en projectcoördinatoren Elise Ramstadt
en Tiina Hanhike gaven uitleg over het Finse program-
ma dat loopt van 1996 tot 2009. Jaarlijks voorziet het
programma 14,5 miljoen euro voor projecten die focus-
sen op organisatievernieuwing in het Finse bedrijfsleven.
Tegen 2009 wil men 1.000 projecten ondersteunen
waarbij ongeveer 250.000 werknemers betrokken zul-
len zijn.
Aanwezig waren ook: Dirk Malfait, van het kabinet van
Frank Vandenbroucke, Vlaams minister van Werk, Onder-
wijs en Vorming; Benedict Wauters van het ESF-agent-
schap Vlaanderen, professor Geert Van Hootegem van
de KULeuven en Ellen Beens van Panta Rei. Samen met
STV-Innovatie & Arbeid zijn ze betrokken bij Flanders
Synergy, een programma gelanceerd door Minister Van-
denbroucke, dat in 2007 twaalf pilootprojecten onder-
steunt in bedrijven die experimenteren met nieuwe vor-
men van arbeidsorganisatie.
8. Competa-projectOp vraag van de Katholieke Hogeschool Leuven heeft de
SERV een samenwerkingsakkoord gesloten voor het
onderzoeksproject: COMPETA of competentiegedreven
opdrachtenverdeling. In dit onderzoeksproject wil men
op zoek gaan naar alternatieven om de beschikbare
capaciteit (kwantitatief en kwalitatief) van medewer-
kers zo optimaal mogelijk in te zetten voor de realisa-
tie van opleidingsdoelstellingen en organisatiedoel-
stellingen binnen hogescholen. Het project vertrekt
vanuit een recent opgezet competentiemanagement-
systeem en wil onderzoeken hoe men kan komen tot een
evenwichtige en dynamische opdrachtverdeling voor
het onderwijzend personeel vertrekkende van de nodi-
ge en de beschikbare competenties binnen de organisatie.
Dit onderzoeksproject loopt over drie jaar (december
2006 – december 2009). Naast de initiatiefnemer
KHLeuven, werken ook de hogescholen EHSAL en KHMe-
chelen, de VDAB, Quintessence Consulting en de asso-
ciatie KULeuven mee aan dit project.
Voor meer informatie over dit project kan u terecht bij Hadewych Bamps, 016/[email protected]
9. STV-Innovatie & Arbeidvaloriseert onderzoek via ESF-projectenHet ESF-project Indicatoren voor kwaliteitsvol werk-
plekleren met als promotor VOV-Lerend Netwerk werd
goedgekeurd in juni 2005 en liep tot juni 2007.
Dit project heeft als doelstelling indicatoren te ontwik-
kelen die kunnen gebruikt worden om de kwaliteit van de
leerprocessen op de werkplek te beoordelen en te ver-
beteren.
De kwaliteit van het leren op de werkplek is afhankelijk
van verschillende factoren zegt Prof. dr. Herman Baert
(KULeuven).
Is de organisatie van de werkplek leervriendelijk? Hoe
belangrijk zijn de leerrelevante karakteristieken van
medewerkers (leerbereidheid, leerervarenheid, leerstijl,
leermotivatie of leerbelangen). Speel leeftijd en anciën-
niteit hierin een rol?
Wanneer en in welke mate zijn de dagelijkse formele en
informele contacten tussen medewerkers en collega’s,
leidinggevenden en tussen medewerkers en hun leve-
ranciers, klanten leerbevorderend?
Onder welke condities zijn werkplekopleidingen leerbe-
vorderend en sorteren zij duurzame leereffecten? Hoe
94TYKES � Competa � ESF
95
kan je deze effecten meten? Helpt het gebruik van ICT
de kwaliteit van werkplekopleidingen te verhogen of
juist niet? Aan welke voorwaarden moet de ICT voldoen
om het formele opleiden op de werkplek te ondersteu-
nen of te verbeteren?
In 2006 zijn we op zoek gegaan naar antwoorden op deze
vragen in meer dan 600 bladzijden voorbeelden. Op
basis van die antwoorden ontwikkelen we checklists
met relevante kwaliteitsindicatoren voor verschillende
aspecten van werkplekleren (introductie nieuwe werk-
nemers, opleiden op de werkplek, netwerken).
Het resultaat van dit project kan bekeken en gebruikt wor-
den via www.vov.be/werkplek
De partners in dit project zijn Vibam, IPV, SERV/STV-Inno-
vatie & Arbeid, VIA-opleidingen, COBOT, VDAB, Vectes,
IVCO, KU Leuven: Centrum voor Sociale en Beroepspe-
dagogiek en Centrum voor Organisatie en Personeels-
psychologie. In de klankbordgroep (voor het tussentijds
toetsen van de bevindingen) zitten bedrijven zoals Pfi-
zer en IMEC.
De Dienst Beroepsopleiding van het Ministerie van
Onderwijs diende tegelijkertijd een project in onder de
naam WELP. Zij willen in dit project kwaliteitsindicato-
ren ontwikkelen voor stageplaatsen of leerwerkplek-
ken. Omdat er heel wat overeenkomsten zijn tussen
beide projecten is er een intensieve samenwerking met
de partners in dit project. Ook de disseminatie van beide
projecten werd samen georganiseerd.
ContactpersoonVoor alle vormingsactiviteiten van STV-Innovatie & Arbeid:Brigitte Lauwers, [email protected]
ESF
Deel 3
Vlaamse Havencommissie
1. TaakomschrijvingDe vier Vlaamse havens, Antwerpen, Gent, Zeebrugge
en Oostende, zijn van zeer groot belang voor de Vlaam-
se en Belgische economie. De havens kennen een enor-
me rechtstreekse en onrechtstreekse bedrijvigheid: ver-
voer, overslag en opslag, logistiek, distributie, handel,
diensten, industrie, enz. Elk van deze activiteiten zorgt
voor een tewerkstelling van tienduizenden personen en
voor een toegevoegde waarde van meerdere miljarden
euro per jaar. Vlaanderen hecht bijgevolg een groot
belang aan zijn havens en aan een gedegen havenbeleid.
Daarom heeft de Vlaamse Regering in 1989 een com-
missie opgericht: de Vlaamse Havencommissie (VHC).
De Havencommissie levert een bijdrage tot de voorbe-
reiding van het havenbeleid. Deze taak bestaat uit ener-
zijds een advies- en aanbevelingsopdracht en ander-
zijds een informatie- en studieopdracht.
1.1. De advies- en aanbevelingsopdrachtHet Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering, de bevoeg-
de Minister en de SERV kunnen de Havencommissie om
advies vragen of de Havencommissie kan op eigen ini-
tiatief een aanbeveling doen.
De algemene adviezen en aanbevelingen hebben betrek-
king op het uitwerken van algemene beleidsobjectie-
ven voor de infrastructuur en exploitatie van de havens,
algemene voorstellen over de concurrentievoorwaar-
den tussen havens (financiering, subsidiëring, samen-
werkingsverbanden), de bevordering van de coördinatie
tussen het beleid van de havens en overleg en een ver-
sterkte samenwerking tussen de havens. De Vlaamse
Havencommissie kan ook aanbevelingen formuleren
over alle hinterlandverbindingen van de havens en het
interregionaal en internationaal overleg over het zee-
havenbeleid. De algemene beleidsdoelstellingen moeten
worden omgezet in infrastructuurplannen en projecten
voor het geheel van de havens.
Aan de Havencommissie wordt ook advies gevraagd
over ontwerpen van decreet, ontwerpbesluiten en beleids-
nota’s die relevant zijn voor het havenbeleid. Deze advie-
zen worden gevraagd voordat er op regeringsniveau
een beslissing over wordt genomen.
Analoog adviseert de commissie ook over projecten die
in de havens worden gerealiseerd en waarvoor de Vlaam-
se Overheid subsidie verleent of (mede-)investeerder is.
De Minister is uitdrukkelijk gebonden om aan de com-
missie advies te vragen over de projecten met een over-
heidsinvestering van ten minste tien miljoen euro. Tot
enkele jaren geleden lag de nadruk in de adviezen van
de Vlaamse Havencommissie vooral op de haalbaar-
heid en de wenselijkheid van investeringsprojecten in de
havens. Belangrijke voorbeelden van dergelijke inves-
teringsprojecten zijn de Flanders Container Terminal
(Zeebrugge), het Verrebroekdok (Antwerpen), het Klui-
zendok (Gent), de renovatie van de haven van Oosten-
de, de Containerkade Noord en de Containerkade West
(Antwerpen). Ondertussen is de nadruk in de adviezen
en aanbevelingen wat verschoven naar de meer algemene
beleidsmatige onderwerpen, zoals Europese aangele-
genheden (Havenrichtlijn), Strategische plannen, het
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, havenbestuurlijke
bevoegdheden, financiering van havens, enz. In 2008 zal
1Vlaamse Havencommissie
99
de Vlaamse Havencommissie onder meer advies uit-
brengen over het Strategisch Plan Antwerpen en over
de tweede toegang tot de Waaslandhaven in Antwerpen.
1.2. De informatie- en studieopdrachtHet secretariaat van de Havencommissie vervult
autonoom de algemene informatieopdracht van de
Vlaamse Havencommissie. De Vlaamse Havencommis-
sie publiceert informatieve rapporten over bijvoorbeeld
de toekomstige verkeersevolutie in de havens, het hin-
terlandvervoer van en naar de havens of over het soci-
aaleconomische belang van de Vlaamse zeehavens (met
gegevens over toegevoegde waarde, tewerkstelling,
enz.). Binnen haar informatie- en studieopdracht kan de
Vlaamse Havencommissie ook opdrachten geven aan
externen, bijvoorbeeld studiebureaus, om één of meer-
dere aspecten van een havenrelevant probleem te onder-
zoeken. In oktober 2000 heeft de Havencommissie een
rapport gepubliceerd over de trends in de containerbu-
siness zoals schaalvergroting, allianties en fusies en de
gevolgen daarvan voor de Vlaamse havens. Begin 2004
publiceerde de Vlaamse Havencommissie een boekje
over de invloed van de Europese Unie op de Vlaamse zee-
havens: Wegwijzer in Europese haven- en vervoerdossiers.
Voor een hele reeks Europese dossiers wordt hierin
bondig maar duidelijk uitgelegd waar het over gaat en
wat de actuele stand van zaken is van het dossier. Begin
2005 werd de tweede uitgave van dit boekje gepubliceerd
en in 2008 wordt een nieuwe editie voorzien. De editie
2008 wordt een grondig herwerkte Wegwijzer, waarin
heel wat nieuwe onderwerpen aan bod zullen komen. De
uitgave 2008 zal worden opgemaakt in nauwe samen-
werking met de Nationale Havenraad van Nederland.
De jaarverslagen, jaaroverzichten, rapporten en stu-
dies zijn verkrijgbaar bij het secretariaat van de Vlaam-
se Havencommissie of via de bestelmodule van de SERV-
website (www.serv.be).
1. Commissievergaderingen in2007In 2007 vergaderde de voltallige Vlaamse Havencom-
missie drie maal, namelijk op 18 januari, 23 mei en 19
december 2007. Hierna volgt een overzicht van de
belangrijkste agendapunten van deze drie vergaderin-
gen.
18 januari 2007Tijdens de vergadering van de Vlaamse Havencommis-
sie van 18 januari 2007 werden vijf agendapunten
besproken: het ontwerpadvies over het nieuwe Subsi-
diebesluit, de ontwerpaanbeveling over het Europese
Groenboek Maritiem Beleid, de opvolging door de Vlaam-
se Havencommissie van het Europees Havenbeleid en de
stand van zaken van de opmaak van een nota over de Ver-
groting Maatschappelijk Draagvlak. Ten slotte werd er in
de vergadering een overzicht gegeven van de werk-
zaamheden van de diverse werkgroepen.
Het eerste punt van de agenda betrof het ontwerpadvies
over het Subsidiebesluit. De Vlaamse Havencommissie
had op 30 november 2006 van de minister van Open-
bare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Kris Peeters,
een adviesvraag gekregen over het Besluit van de Vlaam-
se Regering betreffende de voorwaarden voor en de pro-
cedures tot toekenning, wijziging en intrekking van pro-
jectgebonden subsidies en medefinanciering aan de
havenbedrijven, alsmede betreffende de subsidie- en
medefinancieringspercentages (het nieuwe Subsidie-
besluit). Op basis van artikel 30 van het Havendecreet
wordt de Vlaamse Regering ertoe gemachtigd om, bin-
nen de perken van de begroting, subsidies toe te kennen
aan de havenbedrijven voor investeringen in de haven-
interne basisinfrastructuur en de uitrustingsinfrast-
ructuur of deze investeringen mede te financieren. De
toekenning, wijziging of eventueel intrekking van deze
financiering werd tot dan toe geregeld in het Besluit van
de Vlaamse Regering van 13 juli 2001. Dit besluit van 13
juli 2001 werd herzien door middel van het nieuwe Sub-
sidiebesluit, dat het voorwerp uitmaakte van dit advies.
Het advies van de Vlaamse Havencommissie over het
nieuwe Subsidiebesluit werd in de voltallige vergadering
van 18 januari, met unanimiteit van stemmen, goedge-
keurd.
Het advies van de Vlaamse Havencommissie over hetbesluit van de Vlaamse Regering betreffende de voor-waarden voor en de procedures tot toekenning, wijzi-ging en intrekking van projectgebonden subsidies enmedefinanciering aan de havenbedrijven (18/01/2007)kan geraadpleegd of gedownload worden van dewebsite: www.serv.be/vhc (zie publicaties).
Een tweede agendapunt betrof de ontwerpaanbeveling
over het Groenboek Maritiem Beleid (Naar een toe-
komstig maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie
op de oceanen en zeeën) van de Europese Commissie.
Op 7 juni 2006 legde de Commissaris voor Maritieme
Zaken, de h. M. Borg, een Groenboek voor dat de belang-
rijkste krijtlijnen van een toekomstig geïntegreerd mari-
tiem beleid van de Europese Unie schetste. Het Groen-
boek was het gevolg van de beslissing van de Europese
Commissie, om een overleg te lanceren over de toe-
komst van de Europese zeeën. President Barroso belast-
te toen de h. M. Borg met het leiden van een Werkgroep
2Werking van de VlaamseHavencommissie in 2007
101
Maritiem Beleid met het oog op de lancering van een uit-
gebreid overleg over een toekomstig maritiem beleid voor
de Europese Unie. De conclusies van de Europese Raad
van 15-16 juni 2006 stemden in met de lancering van het
debat over het maritiem beleid, in afwachting van de voor-
stellen die van de Commissie werden verwacht in de
herfst van 2007. Een overlegperiode van één jaar volg-
de op de publicatie van het Groenboek. Dit overleg nam
vele vormen aan (geschreven en formele bijdragen,
ronde tafelbesprekingen) en bracht de diverse spelers
samen (lidstaten, NGO’s, internationale organisaties,
het Europees Parlement, de Raad). In het Groenboek werd
een hele reeks vragen gesteld. De Vlaamse Havencom-
missie beantwoordde in deze aanbeveling een selectie
van havenrelevante vragen. De aanbeveling van de
Havencommissie over het Groenboek werd unaniem
goedgekeurd door de voltallige vergadering. De Vlaam-
se Overheid nam een standpunt in voor het gehele
Groenboek en heeft dus op alle vragen een antwoord
geformuleerd. Voor wat de havenrelevante vragen betreft
heeft de Vlaamse Overheid zich gebaseerd op de aan-
beveling van de Vlaamse Havencommissie.
Het advies van de Vlaamse Havencommissie over hetGroenboek Naar een toekomstig maritiem beleid voorde Unie: Een Europese visie op de oceanen en zeeën(18/01/2007) kan geraadpleegd of gedownload wor-den van de website: www.serv.be/vhc (zie publicaties).
Nog tijdens de vergadering van 18 januari werd een toe-
lichting gegeven over de opvolging door de VHC-werk-
groep Europees Havenbeleid van de zes workshops over
de ontwikkeling van een nieuw Europees havenbeleid. De
Europese Commissie, samen met ESPO, stelde tijdens de
ESPO Conferentie van 2006 in Stockholm voor om
workshops te organiseren, in functie van de ontwikke-
ling van een Europees havenbeleid. Dit als vervolg op de
twee mislukte pogingen om een Europees havenbeleid
in te voeren door middel van de Havenrichtlijnen 1 en 2.
Van november 2006 tot mei 2007 werden in totaal zes
workshops georganiseerd, waarop diverse onderwer-
pen aan bod kwamen, zoals de havendiensten, de haven-
financiering, de duurzame ontwikkeling van havenca-
paciteit, milieuaspecten, haveninterne bottlenecks,
concurrentie met niet-Europese havens enz. De Europese
Commissie bereidde voor elke workshop een discussie-
nota voor in de vorm van een “non-paper”. Ter voorbe-
reiding van deze workshops heeft een werkgroep van de
Vlaamse Havencommissie telkens een “non-paper” voor-
bereid, als basisdocument voor de mensen die namens
Vlaanderen op de workshops aanwezig waren. Na de
zes workshops heeft de werkgroep, op basis van de zes
“non-papers”, een aanbeveling opgemaakt. Deze aan-
beveling van de Vlaamse Havencommissie over het in
voorbereiding zijnde Europese havenbeleid werd op 5 juli
2007 door het dagelijks bestuur goedgekeurd namens
de voltallige Vlaamse Havencommissie (NL en Engelse
versie).
De aanbeveling van de Vlaamse Havencommissieover het in voorbereiding zijnde Europese havenbeleid(05/07/2007) kan geraadpleegd of gedownload wor-den van de website: www.serv.be/vhc (zie publicaties).
Tijdens de plenaire vergadering van de Vlaamse Haven-
commissie van 18 januari werd een overzicht gegeven van
de werkzaamheden van de werkgroep Maatschappelijk
draagvlak. De vier Vlaamse havens, Antwerpen, Gent,
Zeebrugge en Oostende, zijn van zeer groot belang voor
de Vlaamse en Belgische economie. De havens kennen
een enorme rechtstreekse en onrechtstreekse bedrij-
vigheid: vervoer, overslag en opslag, logistiek, distribu-
tie, handel, diensten, industrie, enz. Elk van deze acti-
viteiten zorgt voor een tewerkstelling van tienduizenden
personen en voor een toegevoegde waarde van meerdere
miljarden euro per jaar. Het grote publiek is zich echter
te weinig of helemaal niet bewust van de bijdrage die de
havens dagelijks leveren tot de welvaart en het welzijn
van de bevolking. Al te dikwijls worden de havens in
een slecht daglicht gesteld, als grondverslinders en ver-
vuilers van het milieu. Om daar iets aan te doen werk-
te de werkgroep aan een nota met voorstellen om het
maatschappelijk draagvlak van de Vlaamse havens te ver-
beteren. Deze werkzaamheden mondden uit in de aan-
beveling van de Vlaamse Havencommissie over de Ver-
Europa � Maritiem beleid � Havenbeleid
groting van het maatschappelijk draagvlak voor de
Vlaamse havens, die in mei 2007 werd goedgekeurd.
De aanbeveling van de Vlaamse Havencommissieover de vergroting van het maatschappelijk draagvlakvan de Vlaamse havens (23/05/2007) kan geraad-pleegd of gedownload worden van de website:www.serv.be/vhc (zie publicaties).
23 mei 2007Tijdens de vergadering van de Vlaamse Havencommis-
sie van 23 mei 2007 werden drie agendapunten bespro-
ken: het ontwerpadvies over de uitvoeringsbesluiten en
de ministeriële besluiten bij het Scheepvaartbegelei-
dingsdecreet, de bespreking van de opvolging van het
Europese Havenbeleid na de zes workshops van de Euro-
pese Commissie en de aanbeveling over de vergroting
van het maatschappelijk draagvlak voor de Vlaamse
havens. Daarnaast werden nog enkele varia- en infor-
matiepunten behandeld.
Het eerste punt van de agenda betrof het ontwerpadvies
over de uitvoeringsbesluiten en de ministeriële beslui-
ten bij het Scheepvaartbegeleidingsdecreet. De Vlaam-
se Havencommissie heeft in mei 2007 van de minister
van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Kris
Peeters, een adviesvraag gekregen over vier uitvoe-
ringsbesluiten en twee ministeriële besluiten bij het
Scheepvaartbegeleidingsdecreet:
� Besluit van de Vlaamse Regering over het begelei-
den van de scheepvaart;
� Besluit van de Vlaamse Regering over het Maritiem
Reddings- en Coördinatiecentrum (MRCC);
� Ministerieel besluit over de bevoegde diensten in
het kader van het begeleiden van de scheepvaart en
bepalingen over de kwalificatie van bepaalde per-
soneelsleden;
� Besluit van de Vlaamse Regering over de opleiding,
de kwalificatie en de aansprakelijkheid van de per-
soneelsleden die instaan voor de begeleiding van de
scheepvaart op de maritieme toegangswegen buiten
het havengebied en het personeel van het Martiem
Reddings- en Coördinatie Centrum (MRCC);
� Besluit van de Vlaamse Regering over het centraal
beheersysteem in het kader van het Scheepvaart-
begeleidingsdecreet;
� Ministerieel besluit over het centraal beheersys-
teem in het kader van het Scheepvaartbegelei-
dingsdecreet.
De bovenstaande besluiten geven onder meer verdere
uitvoering aan de omzetting van de richtlijn 2002/59/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni
2002 over de invoering van een communautair moni-
toring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart.
Tijdens de plenaire vergadering van 23 mei werd het
advies unaniem goedgekeurd.
Het advies van de Vlaamse Havencommissie over 4uitvoeringsbesluiten en 2 ministeriële besluiten bij hetScheepvaartbegeleidingsdecreet (23/05/2007) kangeraadpleegd of gedownload worden van de website:www.serv.be/vhc (zie publicaties).
Het tweede punt op de agenda van de plenaire verga-
dering van 23 mei betrof een toelichting over de verdere
opvolging door de VHC-werkgroep Europees Havenbe-
leid van de zes workshops over de ontwikkeling van een
nieuw Europees havenbeleid. Op de plenaire vergadering
van de Vlaamse Havencommissie van 18 januari 2007
werden de twee eerste non-papers besproken. Op het
moment van de plenaire vergadering van 23 mei hadden
nu ook de andere vier workshops plaatsgevonden, waar-
voor telkens VHC-non-papers werden opgesteld. De
Europese Commissie kondigde aan om, op basis van de
resultaten van de zes workshops en op basis van de
bespreking ervan tijdens de ESPO Conferentie 2007 in
Algeciras, in oktober 2007 een mededeling te publice-
ren over het nieuwe Europese havenbeleid. Tijdens de ver-
gadering van 23 mei werd besliste de Havencommissie
om tegen eind juni 2007 een aanbeveling te maken met
haar standpunt. De Aanbeveling van de Vlaamse Haven-
commissie over het in voorbereiding zijnde Europese
havenbeleid werd op 5 juli 2007 goedgekeurd.
De aanbeveling van de Vlaamse Havencommissieover het in voorbereiding zijnde Europese havenbeleid(05/07/2007) kan geraadpleegd of gedownload wor-den van de website: www.serv.be/vhc (zie publicaties).
Tijdens de vergadering van 23 mei kwam de nota over
de vergroting van het maatschappelijk draagvlak voor
de Vlaamse havens opnieuw aan bod. Zie in dat verband
ook de bovenvermelde bespreking van de vergadering
van 18 januari. De nota werd omgezet naar een aanbe-
veling en werd unaniem goedgekeurd.
De aanbeveling van de Vlaamse Havencommissieover de vergroting van het maatschappelijk draagvlakvan de Vlaamse havens (23/05/2007) kan geraad-pleegd of gedownload worden van de website:www.serv.be/vhc (zie publicaties).
102Maatschappelijk draagvlak havens � Scheepvaartbegeleidingsdecreet
103
19 december 2007Tijdens de vergadering van de Vlaamse Havencommis-
sie van 19 december 2007 werden een viertal agenda-
punten besproken: een toelichting van het Strategisch
Plan Antwerpen en het Plan-MER ter voorbereiding van
de adviesvraag over dit agendapunt, de twee medede-
lingen van de Europese Commissie over het Europees
havenbeleid en het maritiem beleid, de betrokkenheid van
het secretariaat van de Havencommissie bij het initia-
tief Flanders Port Area en de vraag of de problematiek
van vergunningen in havengebieden in een werkgroep
moet worden besproken. Bovendien werden nog enke-
le varia- en informatiepunten behandeld.
Vooreerst werd een toelichting gegeven over het Stra-
tegisch Plan Antwerpen en over het bijhorend Plan-
MER. Eind juni 2007 kondigde de h. Desmyter, Secreta-
ris-generaal MOW aan dat er een adviesvraag naar de
Vlaamse Havencommissie zou komen in verband met het
Strategisch Plan haven van Antwerpen. Op de verga-
dering van 19 december werd het dossier toegelicht
door ir. Ilse Hoet. De Vlaamse Havencommissie gaf het
secretariaat de opdracht om een advies voor te berei-
den.
Een tweede punt op de agenda van de plenaire verga-
dering van 19 december betrof de bespreking van de twee
mededelingen van de Europese Commissie over het
maritiem beleid en over het havenbeleid. In oktober
2007 publiceerde de Europese Commissie twee mede-
delingen die voor de havens van belang zijn: de mede-
deling over een geïntegreerd maritiem beleid voor de
Europese Unie en de mededeling over een Europees
havenbeleid. Verschillende organisaties hebben al voor-
zichtig positief gereageerd of nemen zich voor om op een
later tijdstip te reageren, in afwachting van de initiatieven
die de Commissie in het vooruitzicht stelt (o.m. richt-
snoeren in verband met overheidsinvesteringen). De
Vlaamse Havencommissie besliste om voorlopig geen
acties te ondernemen in functie van een standpunt over
deze materie. Een werkgroep moet het dossier wel
onderzoeken en hierover rapporteren aan het dagelijks
bestuur.
Tijdens de plenaire vergadering van 19 december werd
de stand van zaken met betrekking tot Flanders Port Area
kort toegelicht evenals de rol die het secretariaat van
de Havencommissie erin speelt. De toewijzing van het
actiepunt Communicatie en draagvlak aan de secreta-
ris van de Havencommissie vloeit voort uit de aanbeveling
die de Havencommissie heeft geformuleerd over het
maatschappelijk draagvlak in mei 2007. De opstelling van
het actieplan en de daaruit voortvloeiende acties zijn tel-
kens in de VHC-werkgroep Maatschappelijk draagvlak
besproken. Er wordt steeds gerapporteerd aan de Task
Force Flanders Port Area. De Havencommissie wordt op
de hoogte gehouden van de ontwikkelingen.
Nog tijdens de plenaire vergadering van 19 december
werd meegedeeld dat de Minister van Openbare Werken,
Energie, Leefmilieu en Natuur op 13 juni 2007 aan de
Vlaamse Havencommissie advies heeft gevraagd over het
definitieve ontwerp van de omzendbrief met betrek-
king tot de modaliteiten voor socio-economische evaluatie
van grote infrastructuurwerken in de Vlaamse zeehavens.
Dit advies werd door de Vlaamse Havencommissie goed-
gekeurd op 24 september 2007 via een schriftelijke
procedure (dagelijks bestuur). UNIZO heeft zich bij de
stemming onthouden.
Het advies van de Vlaamse Havencommissie over deomzendbrief met betrekking tot de modaliteiten voorsocio-economische evaluatie van grote infrastructuur-werken in de Vlaamse Zeehavens (24/09/2007) kangeraadpleegd of gedownload worden van de website:www.serv.be/vhc (zie publicaties).
2. Dagelijks bestuurHet dagelijks bestuur van de Vlaamse Havencommissie
is verantwoordelijk voor de algemene werking en for-
muleert de opdrachten aan de werkgroepen en het
secretariaat. Op basis van de voorstellen van het secre-
tariaat en de werkgroepen werkt het dagelijks bestuur
de ontwerpaanbevelingen en/of ontwerpadviezen af
voor de Vlaamse Havencommissie.
Infrastructuurwerken Zeehavens
Naast vergaderen kan het dagelijks bestuur van de
Vlaamse Havencommissie ook overleg plegen via schrif-
telijke procedures. Dit gebeurt vooral als een dossier drin-
gend moet behandeld worden. Bij het schriftelijk over-
leg treedt het secretariaat van de Havencommissie dan
op als tussenpersoon. Alle genomen beslissingen wor-
den achteraf ter goedkeuring voorgelegd aan de plenaire
Vlaamse Havencommissie.
3. WerkgroepenDe dossiers voor het dagelijks bestuur en de Haven-
commissie werden in de loop van 2007 voorbereid door
de verschillende werkgroepen.
De werkgroepen zijn verantwoordelijk voor de voorbe-
reiding van het grootste deel van de adviezen en aan-
bevelingen. Ze zijn samengesteld uit vertegenwoordigers
van de werknemers, werkgevers en havenbesturen.
Afhankelijk van het onderwerp worden soms ook ver-
tegenwoordigers van de transportmodi wegvervoer,
spoorwegen en binnenvaart uitgenodigd. Het secretariaat
kan ook deskundigen van de administratie MOW (Mobi-
liteit en Openbare Werken), afdeling Haven- en Water-
beleid uitnodigen, indien dat nodig is.
In 2007 vergaderden de werkgroepen van de Vlaamse
Havencommissie 14 maal. In 2007 vergaderde de werk-
groep Europees havenbeleid zes maal, de werkgroep
Maatschappelijk draagvlak vergaderde 5 maal en de
werkgroepen Havensamenwerking, Strategisch Plan
Antwerpen en Scheepvaartbegeleidingsdecreet-beslui-
ten telkens een keer. Hierna volgt een overzicht van de
werkzaamheden in 2007 van de diverse werkgroepen van
de Vlaamse Havencommissie.
De werkgroep Subsidiebesluit had tot opdracht de voor-
bereiding van het ontwerpadvies over het Besluit van de
Vlaamse Regering betreffende de voorwaarden voor
en de procedures tot toekenning, wijziging en intrekking
van projectgebonden subsidies en medefinanciering
aan de havenbedrijven, alsmede betreffende de subsi-
die- en medefinancieringspercentages (het nieuwe Sub-
sidiebesluit). Deze werkgroep vergaderde één maal. Het
ontwerpadvies werd tijdens de plenaire vergadering van
de Vlaamse Havencommissie van 18 januari 2007 goed-
gekeurd.
In de werkgroep Vogel- en Habitatrichtlijnen worden
ontwerpadviezen over de Vogel- en Habitatrichtlijnen en
over de Ecologische Infrastructuur voorbereid. Over
deze ontwerpadviezen hebben, tot eind 2007, in totaal
acht vergaderingen plaatsgevonden, vier zonder de
Minaraad en vier met de Minaraad. Er blijken echter
nog moeilijke knelpunten te zijn. De werkzaamheden
van deze werkgroep werden daarom voorlopig stilgelegd.
Ondertussen wordt er wel aan een studie gewerkt, in
opdracht van de havenbesturen van Antwerpen en Zee-
brugge, die mogelijk een oplossing biedt voor de vast-
gestelde knelpunten. Mogelijk wordt de werkgroep terug
opgestart na voltooiing van de studie.
De werkgroep Maatschappelijk draagvlak heeft van eind
2006 tot mei 2007 gewerkt aan de aanbeveling over het
maatschappelijk draagvlak van de Vlaamse havens. Deze
werkgroep vergaderde vijf maal in 2007. De aanbeveling
van de Vlaamse Havencommissie over de vergroting van
het maatschappelijk draagvlak van de Vlaamse havens
werd op de plenaire vergadering van de Vlaamse Haven-
commissie van 23 mei 2007 goedgekeurd. In de perio-
de daarna is de werkgroep ingeschakeld voor de uit-
werking van het actieplan en de actiepunten rond
Flanders Port Area. De werkgroep blijft deze actiepun-
ten opvolgen.
In de Werkgroep Europees Havenbeleid worden de ini-
tiatieven van de Europese Commissie rond de ontwik-
keling van een Europees havenbeleid en het maritiem
beleid nauwgezet opgevolgd. In 2007 kwam de werkgroep
zes maal bijeen. Praktisch gezien heeft deze taak in
2007 bestaan uit de voorbereiding van een ontwer-
paanbeveling over het Groenboek Maritiem Beleid (Naar
een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: Een Euro-
pese visie op de oceanen en zeeën) en uit het voorbe-
reiden van zes VHC-non-papers bij de workshops van de
Europese Commissie over het Europese havenbeleid.
Dit laatste deel van de taak is in 2007 afgerond en
heeft ook als basis gediend voor de opmaakt van de Aan-
beveling van de Vlaamse Havencommissie over het in
voorbereiding zijnde Europese havenbeleid van 5 juli
2007.
De opdracht van de werkgroep Besluiten bij het Scheep-
vaartbegeleidingsdecreet bestond uit de voorbereiding
van een ontwerpadvies over vier uitvoeringsbesluiten en
twee ministeriële besluiten van het Scheepvaartbege-
leidingsdecreet. De werkzaamheden van deze werk-
groep werden op 23 mei 2007 afgerond met de publi-
catie van het Advies van de Vlaamse Havencommissie
over vier uitvoeringsbesluiten en twee ministeriële
besluiten bij het Scheepvaartbegeleidingsdecreet. Deze
werkgroep heeft in 2007 één keer vergaderd.
De werkgroep Strategisch Plan Antwerpen bereidt een
ontwerpadvies over het Strategisch Plan Antwerpen
104
105
voor. De werkgroep werd pas in december 2007 opge-
start en heeft in 2007 één maal vergaderd.
In de werkgroep Havensamenwerking werd nagegaan of
samenwerking tussen de havens al dan niet gewenst was.
Deze werkgroep kwam in 2007 één maal bijeen. De
werkgroep kwam tot de conclusie dat nieuwe initiatie-
ven voor samenwerking tussen Vlaamse havens niet
ongewenst zijn, maar het moet wel gaan om concrete dos-
siers of voorstellen en niet om commerciële dossiers.
Onder meer in functie van federale dossiers, zoals dou-
ane, is er vraag naar gemeenschappelijke initiatieven.
4. Schriftelijke proceduresWegens het dringend karakter van sommige adviesvra-
gen kan de gewone procedure (voorbereiding van het
advies in een werkgroep, beoordeling door het dagelijks
bestuur van het door de werkgroep uitgewerkt ontwerp
en de uiteindelijke bespreking en goedkeuring in de ple-
naire vergadering van de Vlaamse Havencommissie)
door tijdsgebrek niet worden gevolgd. In dat geval wordt
het overleg over de ontwerptekst schriftelijk gevoerd. In
2007 was dit het geval in verschillende dossiers. De
schriftelijke goedkeuring door het dagelijks bestuur
werd telkens achteraf door de voltallige Vlaamse Haven-
commissie bevestigd.
Deel 4
Mobiliteitsraad van Vlaanderen
1. InstallatieOp 18 september 2007 vond de plechtige installatie-
vergadering van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen
(MORA) plaats.
De MORA is de strategische adviesraad voor het beleids-
domein Mobiliteit en Openbare Werken en zal de Vlaam-
se Regering en het Vlaams Parlement adviseren over de
hoofdlijnen van het beleid, over voorontwerpen van
decreet en over strategische besluiten met betrekking
tot mobiliteit. Bovendien heeft de MORA de opdracht om
een vijfjaarlijks mobiliteitsrapport op te stellen.
De SERV–partners zetelen met 12 leden in de MORA. Bin-
nen deze delegatie werden de vertegenwoordigers van
de private vervoersaanbieders aangeduid. Naast de
sociale partners zijn ook de lokale overheden verte-
genwoordigd (gemeenten en provincies), milieuvereni-
gingen (vertegenwoordigd in de Minaraad), vertegen-
woordigers van de openbare vervoermaatschappijen en
van de mobiliteitsverenigingen. Er zetelen ook 3 des-
kundigen in de MORA. Aangevuld met de voorzitter telt
de MORA 28 leden. Het MORA-secretariaat werd onder-
gebracht bij de SERV en bestaat uit 6 medewerkers
Tussenkomsten op de installatievergaderingDe voorzitter van de SERV verwelkomde de start van de
MORA binnen de SERV-structuur, hierdoor wordt een ste-
vige poot toegevoegd aan het overleg- en adviesplatform
dat al aanwezig is. Bovendien hebben de sociale partners
besloten om hun adviesopdracht t.a.v. transportbeleid en
mobiliteitsbeleid in het algemeen vanaf nu bij prioriteit
binnen de MORA op te nemen. Waarmee ze uitdrukke-
lijk kiezen om voortaan het overleg en samenwerking met
de andere geledingen van het maatschappelijk mid-
denveld, vertegenwoordigers van lokale besturen, open-
bare vervoeraanbieders en deskundigen alle kansen te
geven.
De SERV-partners verwachten dat de MORA ruimte
voorziet om na te denken en voorstellen te lanceren
voor de aanpak van thema’s die hen sterk interesseren:
de vrijwaring en versterking van onze logistieke positie
gekoppeld aan de doelstellingen van het klimaatplan
en de realisatie van de ambitieuze doelstellingen die voor
het woon-werkverkeer zijn opgenomen in het Pendelplan
van de regering.
Ook de voorzitter van de MORA benadrukte het belang
van de integratie binnen de SERV en drukte de wens uit
dat de MORA voor de Vlaamse Regering een belangrij-
ke adviesraad mag worden. Hij wees op de kansen die de
MORA biedt om middenveld en actoren samen te laten
werken. De voorzitter vroeg ook dat de Vlaamse Rege-
ring de Mobiliteitsraad in een zo vroeg mogelijk stadi-
um bij de voorbereiding van beleidsbeslissingen betrekt
zodat er voldoende tijd is voor overleg en zodat ideeën
kunnen rijpen en er een draagvlak kan groeien. Zodoen-
de kan de MORA op korte tijd een ondersteunende part-
ner voor een beter en meer gedragen mobiliteitsbeleid
worden.
De Minister-president rekent er alvast op dat de beleids-
aanbevelingen van de MORA stevig onderbouwd zijn en
op een maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen. De
MORA kan voor hem een meer dan betekenisvolle rol spe-
len in dossiers zoals de slimme kilometerheffing of de
hervorming van de autofiscaliteit binnen het leefmi-
lieubeleid. Dossiers die heel wat draagvlakcreatie ver-
1Mobiliteitsraad vanVlaanderen
109
eisen omdat het hier gaat om één van de meest ingrij-
pende wijzigingen in het mobiliteitsbeleid.
Minister Van Brempt vond dat de MORA een spiegel
moet voorhouden voor het middellange en lange termijn
perspectief van het mobiliteitsbeleid, zowel van de trans-
Europese, de bovenlokale als de lokale verkeersnet-
werken. Het vijfjaarlijks mobiliteitsrapport moet daarbij
inzicht verschaffen in het gecombineerd effect van de
marktontwikkelingen en de beleidsinitiatieven. Het mobi-
liteitsrapport moet de richting aanduiden voor de beleids-
verantwoordelijken in Vlaanderen.
De MORA moet volgens haar vooraal aandacht hebben
voor de doelmatigheid van investeringen en overheids-
interventie bij de stijgende vraag naar kwaliteitsvolle
mobiliteit, de realisatie van een duurzame modal shift,
het prijsbeleid dat moet gevoerd worden om de schade
aan het milieu te verminderen en de rol van technologie.
Minister Crevits ten slotte benadrukte het belang van een
multidisciplinaire en evenwichtige benadering van de
mobiliteitsproblematiek binnen de MORA. Een benade-
ring die vanzelfsprekend oog heeft voor de zachte weg-
gebruiker en het collectief vervoer, voor milieuzorg,
voor de negatieve effecten (fijn stof, geluid), maar ook
voor onze unieke logistieke positie en het economische
belang van goederenvervoer voor onze regio.
2. De adviesopdrachtDe belangrijkste taken van de Mobiliteitsraad van Vlaan-
deren zijn uiteraard de rechtstreekse adviesvragen van
de Vlaamse Regering of Vlaamse Parlement. Deze heb-
ben betrekking op de strategische beleidsvraagstuk-
ken, over de hoofdlijnen van het te voeren beleid, het
begrotingsbeleid inzake mobiliteit of de voorontwerpen
van decreet of besluit. Het decreet stelt ook uitdrukke-
lijk dat de MORA reflecties aanlevert over de bij het
Vlaamse Parlement ingediende beleidsnota’s.
3. Aanbevelingen van deMobiliteitsraad van VlaanderenHet decreet voorziet ook dat de MORA zijn activiteiten
niet enkel ontwikkelt als formele respons op adviesvra-
gen. Het decreet geeft aan dat de MORA vanuit een
proactieve houding zelf aanbevelingen uitbrengt over alle
mobiliteitsthema’s.
De MORA formuleerde dan ook de ambitie om in een aan-
tal mobiliteitsdossiers een visie te formuleren in een fase
waarin een minister nog geen volledige duidelijkheid
heeft over een problematiek, of wanneer het beleid nog
in een ontwikkelingsfase verkeert. De oproep van de
Vlaamse Regering op de installatievergadering om de
MORA nu al te betrekken bij het debat rond voertuig-
fiscaliteit is hiervan een voorbeeld. De geloofwaardigheid
van dit klankbord, staat of valt met de robuustheid van
het maatschappelijk draagvlak waarop deze aanbeve-
lingen steunen.
Voor een goed werkende Mobiliteitsraad is een goede
opvolging van Europese, federale en regionale regelge-
ving en van de werking van de respectievelijke parle-
menten, de Europese commissie en de federale regering
noodzakelijk. De effecten hiervan moet de MORA correct
beoordelen om ze zowel in de adviesverlening als in de
beleidsondersteuning mee te nemen.
4. Het vijfjaarlijksmobiliteitsrapportDe MORA is ook decretaal verplicht om een vijfjaarlijks
mobiliteitsrapport op te stellen dat een analyse van en
gedragen aanbevelingen over de mobiliteitsproblematiek
bevat.
Om tot een goede strategische visie op het mobiliteits-
beleid te komen is een geïntegreerde benadering van de
mobiliteitsproblematiek absoluut vereist. Belangrijk
hierbij is na te gaan waar de noodzakelijke knowhow en
data aanwezig zijn om het mobiliteitsrapport te onder-
bouwen.
Het werkprogramma van de MORA zal dus een inven-
tarisatie van de verschillende diensten en instellingen
werkzaam in het domein van de mobiliteit inhouden.
Gezien de inbedding van de MORA in de SERV is het
logisch dat er een afstemming is van informatie en ken-
nis met de Vlaamse Havencommissie en de Vlaamse
luchthavencommissie. De betrokkenheid bij de opstelling
en opvolging van de programma’s van de steunpunten
voor het beleidsdomein Mobiliteit & Openbare Werken
is uitermate belangrijk.
Installatie Mobiliteitsraad
1. Vergaderingen in 2007Na de plechtige installatievergadering op 18 september
vergaderde de Mobiliteitsraad van Vlaanderen drie maal
in het jaar 2007, namelijk op 28 september, 9 november
en 19 december 2007. Hierna volgt een overzicht van de
belangrijkste agendapunten van deze drie vergaderin-
gen.
28 september 2007Op de eerste raad ging uiteraard veel aandacht naar de
toekomstige organisatie en werkwijze van de MORA.
Het secretariaat kreeg de opdracht om een voorstel
van huishoudelijk reglement dat gebaseerd is op een con-
sensuele besluitvorming voor te leggen.
Ook over de samenstelling en taken van het dagelijks
bestuur werd overeenstemming bereikt.
De samenstelling, gebaseerd op art. 14 van het decreet,
bestaat uit 2 leden van de raad behorende tot de ver-
tegenwoordigers van de SERV en 2 leden die behoren
tot de groep van mobiliteitsverenigingen en openba-
re vervoersaanbieders. De voorzitter en secretaris
maken mee deel uit van het dagelijks bestuur. Om de
2 jaar roteert de samenstelling van het dagelijks
bestuur.
Het dagelijks bestuur zal instaan voor de meer prakti-
sche aangelegenheden zoals het opstellen van de agen-
da en vergaderkalender, en is niet gericht op een inhou-
delijke aansturing van de Mobiliteitsraad.
Het secretariaat heeft aan de MORA van 28 september
een Visienota Beleidscontext voor MORA-werking ter dis-
cussie voorgelegd. De nota schetst het ruime beleids-
kader waarbinnen de werkzaamheden van de MORA als
strategische adviesraad voor het beleidsdomein Mobi-
liteit en Openbare Werken zich situeren.
De nota geeft ruim aandacht aan de ambitie van de
MORA om een Strategische Adviesraad te worden die pro-
actief beleidsondersteunend werkt door de deskundig-
heid, kennis en draagvlak waarmee de adviezen en aan-
bevelingen onderbouwd worden. In de nota worden
uitdagingen en voorstellen geformuleerd die de MORA
als essentiële onderdelen of thema’s van debat en over-
leg beschouwt, en die de bouwstenen voor een duidelijke
en onderbouwde visie op een duurzaam mobiliteitsbe-
leid vormen.
Uit het debat komen volgende aandachtspunten voor de
MORA in de komende jaren naar voren:
� De MORA vindt het belangrijk om zich te positione-
ren tegenover de andere instellingen en organen
die werken rond mobiliteit en hiermee zo goed moge-
lijk samen te werken.
� De adviezen en aanbevelingen moeten zowel voor het
goederen- als personenvervoer gesteund zijn op
consistente data en wetenschappelijke onderbou-
wing.
� Het onderzoek van de beleidseffecten van mobiliteits-
en infrastructuurmaatregelen zoals de kilometer-
heffing en het aspect fiscaliteit.
� Ook het sociale aspect, meer in het bijzonder de
vervoersarmoede moet een thema worden in de
visie en het werkprogramma.
� De problematiek van de lange en zware vrachtwagens
moet in het werkprogramma komen.
2Werking van deMobiliteitsraad vanVlaanderen in 2007
111
� Bijkomend aandachtspunt is de screening van beleids-
beslissingen in andere beleidsdomeinen op de mobi-
liteitseffecten.
9 november 2007 Op 9 november werd het huishoudelijk reglement en
de samenstelling van het dagelijks bestuur definitief
goedgekeurd.
Ook werd unaniem een eerste advies uitgebracht op
vraag van minister van Mobiliteit Kathleen Van Brempt
over het ontwerp Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen.
Bovendien werd een eerste aanzet gegeven om nog in
2007 te komen tot een aanbeveling over het Europese
groenboek over stedelijk vervoer.
Het verkeersveiligheidsplan vormt het kader voor het
verkeersveiligheidsbeleid voor de komende periode.
Het plan bevat twee nieuwe verkeersveiligheidsdoel-
stellingen voor 2015: maximaal 250 doden en dodelijk
gewonden en maximaal 2.000 zwaargewonden in Vlaan-
deren.
In zijn advies beoordeelde de MORA de doelstellingen en
de algemene aanpak van het beleidsplan positief, maar
stelde toch enkele belangrijke beperkingen vast die
mogelijks de slaagkans ervan hypothekeren. De MORA
formuleerde dan ook enkele algemene aanbevelingen en
enkele aanvullingen en opmerkingen op de fiches opge-
nomen in het maatregelenpakket.
De Vlaamse Regering heeft op woensdag 14 november
2007 het Verkeersveiligheidsplan goedgekeurd. Het
plan creëert een kader voor het te voeren verkeersvei-
ligheidsbeleid op Vlaams niveau met inbegrip van een
maatregelenpakket.
De MORA was zeer verheugd te kunnen vaststellen dat
minister Van Brempt de aanbevelingen van de MORA inte-
greerde in het voorgelegde beleidsplan.
Minister Van Brempt volgde de MORA in zijn vraag om
meteen over te gaan tot de uitwerking van dit beleids-
plan. Er werd gekozen voor eenduidige kwantitatieve doel-
stellingen, budgetten werden vastgelegd, monitoring
werd toegevoegd als prioritaire maatregel en het statuut
van het plan werd verduidelijkt. Ondanks het feit dat aan
enkele aanbevelingen van de MORA werd voorbijge-
gaan, gaf de Vlaamse Regering hiermee een duidelijk sig-
naal rekening te willen houden met de expertise van de
MORA-vertegenwoordigers.
De MORA stelt in dat licht ook op prijs dat de Vlaam-
se Regering het verkeersveiligheidsplan Vlaanderen
niet als statisch document beschouwt, maar continu
van opvolging en bijwerking wil voorzien. De Vlaam-
se Regering heeft met dit plan een proces op gang
gebracht om tot een meer structurele onderbouwing,
uitwerking en opvolging van het verkeersveiligheids-
beleid te komen. De MORA zal dit proces van dichtbij
opvolgen en via aanbevelingen zijn beleidsonder-
steunende rol blijven spelen zodat de vooropgestelde
doelstellingen gehaald worden. Hiervoor wil de MORA
een optimale afstemming bereiken met de admini-
stratie, het Steunpunt Mobiliteit en Openbare Werken,
spoor Verkeersveiligheid en het Vlaams Forum Ver-
keersveiligheid.
19 december 2007Op de MORA van 19 december werden de afgesproken
procedures voor een eerste maal op de proef gesteld. De
Vlaamse Regering had immers een zogenaamd spoed-
advies gevraagd (binnen de tien werkdagen) over het ont-
werp van decreet op de Aanvullende Reglementen.
In uitvoering van de wet van 20 juli 2005 tot wijziging
van de Wegverkeerswet zou de federale overheid vanaf
1 januari 2008 geen toezicht meer uitoefenen op de
aanvullende reglementen die door de gemeenten wor-
den uitgevaardigd. Het decretaal kader voor de aanvul-
lende reglementeringen zou dus voor 1 januari 2008 van
kracht moeten zijn.
Het ontwerpadvies van de MORA werd op basis van een
schriftelijke procedure besproken.
De krachtlijnen van het advies zijn de volgende: Het voorgestelde decretale kader is een verdere stap in
de uitwerking en realisatie van een volwaardig Vlaams
mobiliteitsbeleid. Het decreet is een instrument dat het
mogelijk maakt efficiënter in te spelen op specifieke
mobiliteits- en verkeersveiligheidsproblemen, die dikwijls
van lokale aard zijn. Om te komen tot een geïntegreerd
mobiliteitsbeleid zijn de integratie in het Verkeersvei-
ligheidsplan Vlaanderen en de koppeling aan de geplan-
de gegevensbank goede aanzetten.
De gegevensdatabank mag echter niet beperkt blijven
tot het inventariseren van verkeersborden en –signali-
satie, maar moet volgens de MORA uitgebouwd worden
tot een performant werk- en beleidsinstrument, waarbij
naast de gemeenten en het Vlaams Gewest ook andere
gebruikers toegang kunnen krijgen met inbegrip van de
private sector. De Mobiliteitsraad van Vlaanderen heeft
daarom ook aangedrongen op een snelle realisatie van
de databank.
Verkeersveiligheidsplan � Aanvullende reglementen wegverkeer
De MORA acht het positief dat de gemeenten ruime
bevoegdheden krijgen waardoor hun autonomie wordt
versterkt.
Volgens de MORA moet het decreet echter ook tot doel
hebben om een grotere eenvormigheid en afstemming
te realiseren tussen de verschillende (lokale) overheden,
in het licht van een duurzaam stedelijk mobiliteitsbeleid.
Dit kan volgens de Mobiliteitsraad via de procedure van
de meldingsplicht en door het voorzien van de moge-
lijkheid van een beroepsprocedure voor die aanvullen-
de reglementen die een impact kunnen hebben op aan-
grenzende gemeenten en voor zover de reglementen
betrekking hebben op maten, gewichten en snelheid.
De MORA wijst er echter op dat niet elke gemeente
beschikt over voldoende kennis en ervaring voor de
inrichting van verkeerssignalisatie. De Vlaamse Regering
moet daarom instaan voor de begeleiding en onder-
steuning.
De mogelijkheid van een versnelde en sterk vereen-
voudigde procedure voor de goedkeuring van aanvullende
reglementen wordt toegejuicht. De gemeenten zullen nu
de mogelijkheid hebben om flexibeler en sneller in te spe-
len op - soms zeer acute - knelpunten inzake mobiliteit,
verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid. Dit mag
echter niet ten koste gaan van het streven naar unifor-
miteit en intergemeentelijke afstemming.
Een belangrijk aandachtspunt in het MORA-advies is de
afstemming tussen gemeenten op het vlak van aanvul-
lende reglementen die hun weerslag hebben op het uit-
zonderlijk vervoer. Aanvullende reglementen moeten
voldoende rekening houden met de doorstroming van het
uitzonderlijk vervoer en mogen er niet voor zorgen dat
routes voor uitzonderlijk vervoer worden afgesloten
zonder dat er een gelijkwaardig alternatief aangebo-
den wordt. Er worden door de Mobiliteitsraad de nodi-
ge garanties gevraagd dat aanvullende reglementen
het uitzonderlijk vervoer niet langdurig onmogelijk
maken.
Ook de doorstroming van het openbaar vervoer vergt de
nodige aandacht. Noch in het voorontwerp zèlf noch in
de memorie van toelichting wordt ingegaan op het
belang dat de regeling m.b.t. de aanvullende reglemen-
ten kan hebben voor de exploitatie van openbaar vervoer.
Ten slotte vestigt de Mobiliteitsraad de aandacht op de
noodzaak van een duidelijke afbakening van de bevoegd-
112Aanvullende reglementen wegverkeer
113
heid voor het plaatsen van een signalisatie met zonaal
karakter (wanneer daarvoor zowel op gewestwegen als
op gemeentewegen verkeersborden dienen geplaatst
te worden) en voor de afbakening van de bebouwde
kommen.
Aanbeveling over het Groenboek Een nieuwestedelijke mobiliteitscultuurOp 25 september 2007 werd door de Europese Com-
missie het Groenboek Een nieuwe stedelijke mobili-
teitscultuur voorgesteld. Dit Groenboek formuleert 25
open vragen waar het Europees stedelijk mobiliteitsbe-
leid een antwoord op wil formuleren.
De Europese Commissie wil bij haar verdere werk-
zaamheden rekening houden met de standpunten van de
betrokken actoren en heeft daarvoor een consultatie-
procedure gestart die afloopt af op 15 maart 2008. Op
basis van de standpunten van de verschillende stake-
holders zal in het najaar 2008 door de Europese Com-
missie een actieplan geformuleerd worden.
De Mobiliteitsraad van Vlaanderen vond dit een uitge-
lezen gelegenheid om met de leden tot een gedragen
standpunt te komen. Daarom heeft de MORA dit groen-
boek aan een uitgebreide consultatie onderworpen, en
de resultaten hiervan voorgelegd aan de plenaire ver-
gadering van de MORA op 19 december 2007. Hiertoe
werd binnen de Mobiliteitsraad een werkgroep opge-
richt die de mogelijkheid bood in kleinere groep en met
externe deskundigen en met de administratie te dis-
cussiëren over het Groenboek. Ook werd er op 6 decem-
ber 2007 een debat georganiseerd met de twee Vlaam-
se EU-parlementairen van de commissie transport. Zo
konden de leden van de Mobiliteitsraad gerichte vragen
stellen en konden de EU-parlementairen kennis maken
met de Mobiliteitsraad.
Het Groenboek is een allesomvattend document gewor-
den over stedelijke mobiliteit. Het behandelt zowel per-
sonen- als goederenvervoer, financiële kwesties, wet-
geving als ondersteuning op Europees niveau. Het was
voor de Mobiliteitsraad geen sinecure om een adequaat
antwoord te formuleren op de vraag naar de rol van
Europa in het stedelijk mobiliteitsbeleid.
De Mobiliteitsraad verzocht de Vlaamse Regering een
standpunt in te nemen in de consultatieprocedure van
de Europese Commissie op basis van haar aanbeveling
die met unanimiteit werd aangenomen.
� De MORA vraagt dat Europa het initiatief neemt tot
dataverzameling en uniforme definities rond stede-
lijke mobiliteit op Europees niveau.
� De Mobiliteitsraad wil dat Europa een analoge stra-
tegie als deze van Lissabon uitwerkt, waarbij op
basis kwantificeerbare en objectiveerbare doelstel-
lingen de steden worden aangezet tot een duur-
zaam mobiliteitsbeleid.
� De Mobiliteitsraad vraagt een verduidelijking van
de voorgestelde aanpak comodaliteit voor het per-
sonenvervoer en wil dat dit voldoende ruimte laat om
beleidskeuzes te integreren.
� De Mobiliteitsraad wil dat Europa milieuvriendelijke
voertuigenparken stimuleert door de bronmaatre-
gelen aan te scherpen, door groene elementen op te
nemen in openbare aanbestedingen en door een
verlaging van het Btw-tarief voor milieuvriendelijke
voertuigen. Milieuvriendelijk rijgedrag moet worden
gestimuleerd en verkeersbeperkende maatregelen
zoals groene zones moeten worden geharmoniseerd.
� De Mobiliteitsraad stelt voor dat Europa werk maakt
van passagiersrechten voor reizigers van het col-
lectief vervoer. Het recht op reizigersinformatie
moet hierin centraal staan.
� Er moet meer aandacht gaan naar multimodale
knooppunten en de onderlinge afstemming van de
vervoersmodi.
� Ten slotte vindt de Mobiliteitsraad dat er in het
Groenboek te weinig aandacht gaat naar stedelijke
distributie. Europa kan een rol spelen in de uitwis-
seling van beste praktijken via een platform en het
opzetten van pilootprojecten voor het inzetten van
openbaar vervoer voor goederenvervoer.
Groenboek stedelijke mobiliteitscultuur
Deel 5
Praktische informatie
Op 7 mei 2004 werd een nieuw decreet inzake de Soci-
aal-Economische Raad van Vlaanderen (B.S. 25.08.2004)
goedgekeurd. Bij de opmaak van dit jaarverslag was dit
decreet nog niet in werking getreden. Totdat het nieu-
we decreet in werking treedt, geldt nog altijd het onder-
staande decreet van 1985.
1. Decreet op de SERV:gecoördineerde tekst1
27 juni 1985 - Decreet op de Sociaal-Economische
Raad van Vlaanderen
(Belgisch Staatsblad - 03.09.1985)
4 april 1990 - Decreet tot wijziging van het decreet van
27 juni 1985 op de Sociaal-Economische Raad van
Vlaanderen (Belgisch Staatsblad - 23.06.1990)
14 mei 1996 - Decreet houdende wijziging van het
decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal-Economische
Raad van Vlaanderen (Belgisch Staatsblad -
06.06.1996)2
7 juli 2006 - Decreet houdende de oprichting van de
Mobiliteitsraad van Vlaanderen (Belgisch Staatsblad
– 05.09.2006)
7 december 2007 - Decreet houdende de oprichting van
de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Wel-
zijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Advies-
commissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksge-
zondheid en Gezin (Belgisch Staatsblad – 21.12.2007)3
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij, Vlaamse
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt:
Artikel 1. Dit decreet regelt aangelegenheden bedoeld in
artikelen 39, 127, 128 en 1294 van de Grondwet.
Art. 2. De Gewestelijke Economische Raad voor Vlaan-
deren, ingesteld door de kaderwet van 15 juli 1970 hou-
dende organisatie van de planning en economische
decentralisatie, heet voortaan Sociaal-Economische
Raad van Vlaanderen, in afkorting SERV, hierna te noe-
men de Raad.
Art. 3 § 1. De Raad is samengesteld uit tien leden voor-
gedragen door de representatieve organisaties van de
werkgevers, de middenstand en de landbouw en uit tien
leden voorgedragen door de representatieve organisa-
ties van de werknemers. Deze twintig leden worden
door de Vlaamse Regering benoemd op dubbele lijsten
voorgedragen door die organisaties.
§ 2. Overeenkomstig de bij § 1 bepaalde procedure
benoemt de Vlaamse Regering voor ieder lid een plaats-
vervanger.
1Wetgeving
1 In deze gecoördineerde tekst werd de nummering van de artikelsvan de grondwet overgenomen, zoals die n.a.v. de goedkeuring werdgepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Ter informatie hebben wedaarnaast en indien nodig - tussen haakjes en cursief - de nieuwenummering van de grondwet vermeld.
2 Door deze wijziging werd de bepaling dat de SERV toegevoegdeleden telt (artikel 3, § 1, tweede lid), opgeheven.
3 Nog niet in werking. Datum te bepalen door de Vlaamse Regering4 Dit is al de nieuwe nummering van de grondwet.
117
§ 3. De duur van het mandaat van de leden bedraagt vier
jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. Het lid dat voortijdig
ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen
door zijn plaatsvervanger welke diens mandaat voltooit.
§ 4. De Raad kan, voor het onderzoek van bijzondere
vraagstukken, een beroep doen op deskundigen, per-
manente of tijdelijke werkgroepen, onder de voorwaar-
den bepaald in het reglement van orde.
Art. 4 § 1. De Raad verkiest onder zijn leden een voor-
zitter en stelt uit zijn leden het dagelijks bestuur samen.
Het dagelijks bestuur is samengesteld uit een gelijk
aantal leden voorgedragen door de organisaties van de
werkgevers, de middenstand en de landbouw enerzijds
en door de organisaties van de werknemers anderzijds,
de voorzitter van de Raad die het dagelijks bestuur
voorzit, meegerekend.
§ 2. De Raad stelt zijn reglement van orde op dat ver-
plicht voorziet in:
1° de bevoegdheden van de voorzitter;
2° de bevoegdheden en de werkwijze van het dagelijks
bestuur;
3° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;
4° de periodiciteit van de vergaderingen;
5° de bekendmaking van de handelingen;
6° de regeling inzake het personeel;
7° de voorwaarden waaronder de Raad een beroep kan
doen op deskundigen, permanente of tijdelijke werk-
groepen, overeenkomstig artikel 3, § 4;
8° de organisatie van de administratieve en materiële
opvang en het verzekeren van het secretariaat van
de in de artikel 7bis, 7ter en 7quater bedoelde com-
missies;
9° de organisatie van de administratieve en materiële
opvang en het verzekeren van het secretariaat van
het overleg in het Vlaams Economisch Sociaal Over-
legcomité.
Dit reglement is onderworpen aan de goedkeuring van
de Vlaamse Regering.
§ 3. De voorzitter vertegenwoordigt de Raad in gerech-
telijke en buitengerechtelijke handelingen. De rechts-
gedingen waarbij de Raad betrokken is, hetzij als eiser
hetzij als verweerder, worden ten verzoeke van de voor-
zitter uit naam van het dagelijks bestuur ingesteld. De
voorzitter stelt de vorderingen in kortgeding en de eis
tot inbezitstelling in; hij verricht alle daden van bewaring
of alle handelingen tot sluiting van verjaring en van ver-
val.
Art. 5 § 1. De Raad heeft een algemene bevoegdheid tot
studie, aanbeveling en advies, op eigen initiatief, over alle
aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater (artikel
39) van de Grondwet, die een sociaaleconomische dimen-
sie hebben of waaromtrent het akkoord, de betrokken-
heid of het advies van het Vlaams Gewest voorzien is.
De studies, adviezen en aanbevelingen worden gericht
aan de Vlaamse Raad en aan de Vlaamse Regering.
§ 2. De Vlaamse Regering wint het advies in van de
Raad over
a) alle voorontwerpen van decreet die een sociaaleco-
nomische dimensie hebben en die algemene aange-
legenheden regelen bedoeld in artikel 107quater
(artikel 39) van de Grondwet uitgezonderd het voor-
ontwerp van decreet houdende de begroting van de
Vlaamse Gemeenschap;
b) alle voorontwerpen van decreet houdende oprichting,
afschaffing of verandering van bevoegdheden van
instellingen waarvan de opdracht een sociaaleco-
nomische dimensie heeft en die onder de bevoegd-
heid van het Vlaams Gewest ressorteren;
c) alle ontwerpen van wet of van koninklijk besluit die
een sociaaleconomische dimensie hebben en waar-
voor in toepassing van de bijzondere wet van 8
augustus 1980 tot hervorming der instellingen het
akkoord van de Vlaamse Regering vereist is.
Art. 6 § 1. De Raad heeft een algemene bevoegdheid tot
studie, aanbeveling en advies, op eigen initiatief, over alle
aangelegenheden bedoeld in artikel 59bis (artikels 127,
128 en 129) van de Grondwet, die een sociaaleconomi-
sche dimensie hebben. De studies, adviezen en aanbe-
velingen worden gericht aan de Vlaamse Raad en aan de
Vlaamse Regering.
§ 2. De Vlaamse Regering wint het advies van de Raad
in over
a) alle voorontwerpen van decreet die een sociaaleco-
nomische dimensie hebben en die algemene aange-
legenheden regelen bedoeld in artikel 59bis, § 2
(artikel 127 § 1) en § 2bis (artikel 128 § 1) wat betreft
de beroepsomscholing en -bijscholing, de vorming,
het onderwijs en de persoonsgebonden aangele-
genheden, uitgezonderd het voorontwerp van decreet
houdende de begroting van de Vlaamse Gemeen-
schap;
b) alle voorontwerpen van decreet houdende oprichting,
afschaffing of verandering van bevoegdheden van
instellingen waarvan de opdracht een sociaaleco-
nomische dimensie heeft en die onder de bevoegd-
heid van de Vlaamse Gemeenschap ressorteren.
Art. 7. In de schoot van de Raad is er een Stichting
Technologie Vlaanderen. Deze heeft tot taak om op het
gebied van de maatschappelijke implicaties van de invoe-
ring en het gebruik van nieuwe technologieën:
a) informatie en documentatie bijeen te brengen;
b) lopende onderzoeksprojecten te coördineren;
c) initiatieven te nemen tot de uitvoering van maat-
schappelijk onderzoek;
d) de onderzoeksresultaten te verspreiden;
e) adviezen te formuleren aan de Vlaamse Regering;
f) op hun verzoek de afgevaardigden van de organisa-
ties genoemd in artikel 3 § 1 te begeleiden door
middel van adviezen en informatie, wanneer zij
betrokken zijn bij de invoering en het gebruik van
nieuwe technologieën.
Art. 7bis § 1. Na advies of op verzoek van de Raad kan
de Vlaamse Regering voor iedere bedrijfstak die zij
omschrijft, bij de Raad sectoriële commissies oprichten.
§ 2. Iedere sectoriële commissie is samengesteld uit een
gelijk aantal stemgerechtigde leden die de representa-
tieve werknemers- en werkgeversorganisaties van de
betrokken bedrijfstak vertegenwoordigen. Zij worden
door de Vlaamse Regering benoemd op dubbele lijsten,
voorgedragen door de Raad.
Iedere sectoriële commissie kiest onder zijn leden een
voorzitter en een ondervoorzitter. Er bestaat een wis-
selend voorzitter- en ondervoorzitterschap tussen de
leden van de werkgevers- en werknemersorganisaties.
Voorzitter en ondervoorzitter kunnen nooit tot dezelf-
de groep van leden die de werkgevers- of werknemers-
organisaties vertegenwoordigen, behoren.
De Vlaamse Regering bepaalt het aantal leden zonder
dat dit aantal twintig leden mag overschrijden.
Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan wor-
den hernieuwd. De leden blijven in functie totdat hun
opvolgers zijn aangesteld. Het lid dat voortijdig ophoudt
zijn mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn
plaatsvervanger welke diens mandaat voltooit.
§ 3. Overeenkomstig de bij § 2 bepaalde procedure wordt
voor ieder lid een plaatsvervangend lid benoemd. De sec-
toriële commissies kunnen voor het onderzoek van bij-
zondere vraagstukken een beroep doen op deskundigen.
§ 4. Iedere sectoriële commissie stelt zijn reglement van
orde op. Dit reglement van orde is onderworpen aan de
goedkeuring van de Raad en van de Vlaamse Regering.
§ 5. De sectoriële commissies hebben een algemene
bevoegdheid van studie, aanbeveling en advies inzake de
aangelegenheden bedoeld in artikelen 59bis (artikels 127,
128 en 129) en 107quater (artikel 39) van de Grondwet
die een sociaaleconomische dimensie hebben en tot de
materies van de bedrijfstak behoren. Zij kunnen op
eigen initiatief of op verzoek studies, adviezen en aan-
bevelingen richten aan de Vlaamse Raad, de Vlaamse
Regering, het lid van de Vlaamse Regering dat terzake
bevoegd is en aan de Raad.
Art. 7ter § 1. Onder de benaming “Vlaamse Overleg-
commissie Vrouwen” wordt bij de Raad een commissie
tot bevordering van de situatie van de vrouw opgericht.
§ 2. De Vlaamse Overlegcommissie Vrouwen bestaat uit
tien leden, die de representatieve organisaties van werk-
nemers, die zitting hebben in de Raad, vertegenwoordigen
en tien leden, die de representatieve organisaties van de
werkgevers, de middenstand en de landbouw, die zitting
hebben in de Raad, vertegenwoordigen. Deze leden wor-
den door de Raad benoemd.
Aan de in het voorgaande lid bedoelde leden worden
zeven leden toegevoegd die de vrouwenorganisaties
vertegenwoordigen. Zij worden aangeduid door de Vlaam-
se Regering. Zij oefenen geen politiek mandaat uit.
Deze mandaten worden evenredig verdeeld over de poli-
tieke fracties waaruit de Vlaamse Raad is samenge-
steld.
Alle leden hebben stemrecht.
De Vlaamse Overlegcommissie Vrouwen verkiest onder
zijn leden benoemd door de Raad een voorzitter en een
ondervoorzitter. Er bestaat een wisselend voorzitter- en
ondervoorzitterschap tussen de leden van de werkgevers-
en werknemersorganisaties.
Voorzitter en ondervoorzitter kunnen nooit tot dezelf-
de groep van leden die de werkgevers- of werknemers-
organisatie vertegenwoordigen, behoren.
Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan wor-
den hernieuwd. De leden blijven in functie tot hun opvol-
gers zijn aangesteld. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn
mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn plaats-
vervanger welke diens mandaat voltooit.
§ 3. De bepalingen van artikel 7bis, §§ 3 en 4 zijn mede
van toepassing voor de Vlaamse Overlegcommissie
Vrouwen.
§ 4. De Vlaamse Overlegcommissie Vrouwen heeft een
algemene bevoegdheid van informatie, studie, aanbe-
veling en advies inzake de aangelegenheden bedoeld in
artikelen 59bis (artikels 127, 128 en 129) en 107quater
118
119
(artikel 39) van de Grondwet, die een sociaaleconomische
dimensie hebben en die inzonderheid op de situatie van
de vrouw betrekking hebben. Zij kan op eigen initiatief
of op verzoek adviezen, studies en aanbevelingen rich-
ten aan de Vlaamse Raad, de Vlaamse Regering, het lid
van de Vlaamse Regering dat ter zake bevoegd is en aan
de Raad. De wijze waarop de commissie tot haar advie-
zen en aanbevelingen zal komen wordt bepaald in het
reglement van orde.
Art. 7quater. Bij de Raad wordt een commissie tot voor-
bereiding van het havenbeleid, hierna genoemd de
Vlaamse Havencommissie, opgericht. De Vlaamse Rege-
ring bepaalt de bevoegdheid, de samenstelling en de wer-
king van de Vlaamse Havencommissie.
Art. 7quinquies. De Raad staat in voor het verstrekken
van de nodige administratieve en materiële opvang en
het verzekeren van het secretariaat van de in artikelen
7bis, 7ter en 7quater bedoelde commissies.
Art. 7sexies. De Raad staat in voor het verstrekken van
de nodige administratieve en materiële opvang en het
verzekeren van het secretariaat van het overleg tussen
de Vlaamse Regering en de sociale gesprekspartners in
het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité.
Art. 7septies. Met het oog op coördinatie van de werking
van de Raad en die van de commissies opgericht krach-
tens artikel 7bis wordt een coördinerend bestuur opge-
richt dat bestaat uit de voorzitter en het dagelijks
bestuur van de Raad en de Voorzitters en Ondervoor-
zitters van de sectoriële commissies.
De werking van dit coördinerend bestuur wordt bepaald
door de Vlaamse Regering, na voorafgaandelijk advies
van de Raad.
Art. 7octies. Bij de Raad wordt een Mobiliteitsraad van
Vlaanderen opgericht. Het decreet van 7 juli 2006 hou-
dende de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaan-
deren bepaalt de samenstelling, de taken en bevoegd-
heden, de werking en de werkingsmiddelen van de
Mobiliteitsraad van Vlaanderen.
Artikel 7novies.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de
"toekomstige versie".
Binnen de Raad is de Strategische Adviesraad voor het
Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid opge-
richt. Deze strategische adviesraad wordt geregeld door
het decreet van 28 november 2007 houdende de oprich-
ting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse
Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een
Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volks-
gezondheid en Gezin.
Art. 8. Voor 10 september van elk jaar brengt de Raad
een met redenen omkleed advies uit over het te voeren
begrotingsbeleid. Het advies wordt toegezonden aan
de Vlaamse Regering. Indien het advies niet tijdig is
verstrekt, moet erop niet worden gewacht.
Art. 9. De adviezen bedoeld in artikel 5, § 2 en artikel
6, § 2 worden verstrekt een maand te rekenen vanaf de
aanvraag.
Ingeval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan
de Vlaamse Regering de termijn inkorten zonder dat hij
minder dan vijf werkdagen mag bedragen.
Indien het advies niet tijdig is verstrekt, moet erop niet
worden gewacht.
Art. 10. De Vlaamse Raad, de Vlaamse Regering of het
lid van de Vlaamse Regering dat terzake bevoegd is, kan
de Raad, de sectoriële commissies, de Vlaamse Over-
legcommissie Vrouwen en de Vlaamse Havencommissie
om adviezen en studies vragen. De Raad kan de secto-
riële commissies, de Vlaamse Overlegcommissie Vrou-
wen en de Vlaamse Havencommissie om adviezen en stu-
dies vragen.
De in het eerste en tweede lid bedoelde adviezen en stu-
dies worden uitgebracht binnen de termijn, opgelegd in
de adviesaanvraag, die minstens 5 werkdagen moet
omvatten.
Art. 11. De Raad beschikt voor het uitvoeren van zijn
opdrachten, over een dotatie die jaarlijks ingeschreven
wordt in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. De
dotatie ten laste van de begroting van de Vlaamse
Gemeenschap omvat:
1° een vast gedeelte, dat bepaald wordt in functie van
de algemene werkingskosten;
2° een variërend gedeelte, dat bepaald wordt in func-
tie van de opdrachten waarmee de Vlaamse Rege-
ring de Raad belast.
De Raad moet aan de Gemeenschapsminister, die de
Raad tot zijn bevoegdheid heeft, jaarlijks de begro-
ting overmaken opgesplitst in functie van de ver-
schillende commissies die bij dit decreet zijn inge-
steld.
In de begroting van de Vlaamse Gemeenschap wordt
bovendien voorzien in een bijzondere dotatie voor de
uitgaven van de Stichting Technologie Vlaanderen
bedoeld in artikel 7.
Art. 12. Wat de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams
Gewest betreft worden opgeheven: artikel 11, § 1, artikel
12, artikel 13, met uitzondering van punt 2, 2°, a) en e)
en van punt 3, en artikel 14 van de wet van 15 juli 1970
houdende organisatie van de planning en economische
decentralisatie.
2. Vlaamse HavencommissieVoor de Vlaamse Havencommissie zijn de volgende juri-
dische teksten van belang:
1. Het decreet op de SERV (zie hierboven). Artikel
7quater, art. 7quinquies en art. 10.
2. Het oprichtingsbesluit van de Vlaamse Havencom-
missie: Besluit van de Vlaamse Executieve tot oprich-
ting en samenstelling van een Vlaamse Havencom-
missie (B.S. - 17.02.1990). Deze tekst wordt echter
volledig vervangen door een nieuw besluit van 12 janu-
ari 2001 (B.S. 15 maart 2001), met uitzondering van
artikel 1 (waarin de Vlaamse Havencommissie werd
opgericht). In vorige jaarverslagen werd deze tekst
integraal afgedrukt.
3. Het Havendecreet. In het Havendecreet wordt de
functie van de Vlaamse Havencommissie herbeves-
tigd in artikel 24:
(…) Art. 24. De Vlaamse Havencommissie advi-
seert de Vlaamse Regering over het Vlaamse haven-
beleid. De Vlaamse Regering kan te allen tijde de
bevoegdheid, de samenstelling en de werking ervan
nader bepalen.
De Vlaamse Havencommissie brengt adviezen uit en
voert studies uit, hetzij op eigen initiatief, hetzij op
verzoek van de Vlaamse Regering of het Vlaams
Parlement. (...)
De tekst van het Havendecreet vindt u op de web-
site (www.serv.be/vhc, kies wetgeving).
4. Het nieuwe uitvoeringsbesluit over de Vlaamse
Havencommissie. Op 12 januari 2001 heeft de Vlaam-
se Regering het Besluit van de Vlaamse Regering
betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en
de werking van de Vlaamse Havencommissie goed-
gekeurd (BS 15 maart 2001).
De geconsolideerde tekst wordt hieronder weerge-
geven (en vindt u ook op de website van de Vlaam-
se Havencommissie, www.serv.be/vhc).
12 JANUARI 2001 - Besluit van de Vlaamse Regering
betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de wer-
king van de Vlaamse Havencommissie
(Belgisch Staatsblad – 15.03.2001)
DE VLAAMSE REGERING
Gelet op het decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal - Eco-
nomische Raad van Vlaanderen, inzonderheid op artikel
7quater, ingevoegd bij het decreet van 4 april 1990;
Gelet op het decreet van 2 maart 1999 houdende het
beleid en het beheer van de zeehavens, inzonderheid op
artikel 24;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15
november 1989 tot oprichting en samenstelling van een
Vlaamse havencommissie;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën,
gegeven op 22 juni 2000;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse Minister, bevoegd
voor de begroting, gegeven op 17 juli 2000;
Gelet op de beraadslaging op 17 juli 2000 van de Vlaam-
se Regering en haar aanvraag van 27 juli 2000 tot
advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies 30.529/3 van de Raad van State,
gegeven op 31 oktober 2000, met toepassing van arti-
kel 84, eerste lid,1° van de gecoördineerde wetten op de
Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse Minister van Mobiliteit,
Openbare Werken en Energie;
Na beraadslaging,
BESLUIT:
HOOFDSTUK I. Bevoegdheid van de Vlaamse Haven-
commissie
Art. 1. § 1. De Vlaamse Havencommissie, hierna de Com-
missie te noemen, heeft als opdracht een algemene bijdrage
te leveren aan de voorbereiding van het havenbeleid.
Deze bijdrage houdt onder meer in:
1° het uitwerken van algemene beleidsdoelstellingen
voor de infrastructuur en exploitatie van de havens.
120
121
Het uitwerken van algemene voorstellen voor con-
currentievoorwaarden tussen de havens (financiering,
subsidiëring, samenwerkingsverbanden);
2° het uitwerken van algemene voorstellen voor con-
currentievoorwaarden tussen de havens (financiering,
subsidiëring, samenwerkingsverbanden);
3° het uitwerken van voorstellen met betrekking tot alle
hinterlandverbindingen van de havens;
4° het voorbereiden van interregionaal en internationaal
overleg met betrekking tot het zeehavenbeleid;
5° het uitwerken van de algemene beleidsdoelstellingen
in concrete infrastructuurplannen en projecten voor
het geheel van de havens.
§ 2. Meer in het bijzonder heeft de Commissie tot
opdracht:
1° het stimuleren en opzetten van een wetenschappe-
lijk, beleidsvoorbereidend instrumentarium dat de
economische aspecten van het zeehavenbeleid moet
ondersteunen, onverminderd de eigen opdracht van
de diensten van de Vlaamse Regering ter zake,
behelst deze opdracht meer in het bijzonder de
prognoses van goederenstromen op middellange en
lange termijn, het onderzoek naar de concurrentie-
positie van de Vlaamse havens, de studie over de
capaciteit en de capaciteitsbenutting, de sectorale
analyses voor specifieke goederencategorieën, het
onderzoek naar het meest wenselijke evaluatie-in-
strumentarium voor havenprojecten en de studies
over de sociale en economische bijdrage van de
havens, onder meer voor de werkgelegenheid;
2° het organiseren van overleg tussen de in de Com-
missie aanwezige partijen aangaande alle knelpun-
ten bij de uitvoering van het havenbeleid, en het
bevorderen van de samenwerking tussen de havens.
§ 3. Voor 1 juli van elk jaar brengt de Commissie een met
redenen omkleed advies uit over een meerjarenplan
voor de havenuitbouw, met aanduiding van de budget-
taire gevolgen voor de begroting van het Vlaams Gewest.
§ 4. De Commissie zal bovendien op basis van het vige-
rende besluit van de Vlaamse Regering betreffende de
voorwaarden voor en de procedures tot toekenning, wij-
ziging en intrekking van projectgebonden subsidies en
medefinanciering, alsmede betreffende de subsidie- en
medefinancieringspercentages, adviezen verstrekken
over de voorgelegde sociaaleconomische studie van
nieuwe projecten, die door de havenbedrijven, worden
ingediend bij de Vlaamse Regering en waarvan de tota-
le investeringskost over de verschillende begrotingsja-
ren heen meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in
artikel 30, § 3, van dit decreet.
§ 5. De Commissie verstrekt, op vraag van de Vlaamse
Minister, bevoegd voor de openbare werken, een advies
over alle investeringsdossiers, bedoeld in artikel 29,
van het voornoemd decreet van 2 maart 1999, voorzo-
ver de totale investeringskost over de verschillende
begrotingsjaren heen, meer bedraagt dan het bedrag
bedoeld in artikel 30, §3, van dit decreet. De Vlaamse
Minister richt zijn vraag aan de Commissie voorafgaand
aan de beraadslaging binnen de Vlaamse Regering. Hij
kan de termijn vaststellen waarbinnen dit advies uitge-
bracht moet worden.
De Vlaamse Minister, bevoegd voor de openbare werken,
stelt de Commissie in kennis van alle investeringsdos-
siers, bedoeld in artikel 29 van het voornoemde decreet
van 2 maart 1999, voorzover de totale investeringskost
over de verschillende begrotingsjaren heen, lager ligt dan
het bedrag, bedoeld in het artikel 30, §3, van dit decreet.
§ 6. De Commissie stelt jaarlijks voor 1 april een pro-
gramma op van de in opdracht van de Commissie uit te
voeren onderzoeken.
Dit programma moet door de Vlaamse Minister, bevoegd
voor de openbare werken, worden goedgekeurd, die er
de nodige kredieten voor aanwijst. De uitvoering ervan
gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de admini-
stratie Waterwegen en Zeewezen van het ministerie
van de Vlaamse Gemeenschap, in samenwerking met het
secretariaat van de Commissie. De Commissie stelt een
begeleidingscommissie aan voor dit onderzoekspro-
gramma. De onderzoeksrapporten worden steeds aan-
gevuld met de conclusies van de Commissie.
Art. 2. De Commissie brengt een jaarlijks verslag uit over
haar werkzaamheden.
HOOFDSTUK II Samenstelling en werking
Art. 3. § 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en
30 leden. De Vlaamse Minister, bevoegd voor de open-
bare werken, wordt gemachtigd de voorzitter en de
effectieve leden van de Vlaamse Havencommissie te
benoemen. Hij krijgt tevens de bevoegdheid over te
gaan tot de wijziging van de samenstelling van de Com-
missie.
§ 2. Acht effectieve leden vertegenwoordigen de werk-
nemers en worden benoemd op voordracht van hun
representatieve organisatie in de Sociaal-Economische
Raad van Vlaanderen.
§ 3. Acht effectieve leden vertegenwoordigen de werk-
gevers en worden benoemd op voordracht van hun
representatieve organisaties in de Sociaal-Economi-
sche Raad van Vlaanderen.
§ 4. Elf effectieve leden worden benoemd op voordracht
van de havenbedrijven in de hiernavolgende verhou-
ding:
havenbedrijf van Antwerpen: 5 vertegenwoordigers;
havenbedrijf van Zeebrugge: 2 vertegenwoordigers;
havenbedrijf van Gent: 2 vertegenwoordigers;
havenbedrijf van Oostende: 2 vertegenwoordigers.
§ 5. Drie effectieve leden vertegenwoordigen erkende
instellingen voor respectievelijk het spoorvervoer; een
vertegenwoordiger van de NMBS, het wegvervoer; een
vertegenwoordiger van de SAV (Koninklijke beroeps-
vereniging goederenvervoerders Vlaams Gewest en
Brussel hoofdstedelijk Gewest) en de binnenscheep-
vaart; een vertegenwoordiger van het Algemeen Actie-
comité der Belgische Binnenscheepvaartorganisaties.
§ 6. De voorzitter is niet stemgerechtigd.
§ 7. De voorzitter en de effectieve leden worden benoemd
voor een termijn van vier jaar. Het mandaat is her-
nieuwbaar.
§ 8. De kandidaten – voor de effectieve leden, bedoeld
in § 2, § 3, § 4 en § 5 – worden voorgedragen op dub-
bele kandidatenlijsten.
§ 9. De Vlaamse Minister, bevoegd voor de openbare wer-
ken, benoemt een plaatsvervanger voor ieder effectief
lid, op voordracht van de in de §§ 2 tot 5 bedoelde
organisaties, havenbedrijven en instellingen. De §§ 7 en
8 zijn op hen van toepassing.
§10. De plaatsvervangende leden voltooien het man-
daat van het effectieve lid dat ze vervangen.
Art. 4. De Vlaamse Minister, bevoegd voor de openba-
re werken, kan op eigen initiatief, of op uitnodiging van
de Commissie, de vergaderingen bijwonen. De adminis-
tratie Waterwegen en Zeewezen van het ministerie van
de Vlaamse Gemeenschap kan een ambtenaar afvaar-
digen voor het bijwonen van de vergaderingen van de
Commissie.
Art. 5. § 1. De adviezen en aanbevelingen van de
Commissie worden uitgebracht ten aanzien van de
Vlaamse Regering, de Vlaamse Minister, bevoegd
voor de openbare werken, of het Vlaams Parlement.
De goedkeuring geschiedt bij gewone meerderheid van
de aanwezige effectieve leden. Bij adviezen ter uit-
voering van artikel 1, § 4, neemt het havenbedrijf, dat
een project ter advies voorlegt, geen deel aan de
stemming.
§ 2. Van een eenparig advies van de Commissie kan de
Vlaamse Minister, bevoegd voor de openbare werken,
slechts afwijken mits een motivering.
§ 3. Bij in artikel 1, §6, bedoelde adviezen van de Com-
missie vermelden in voorkomende geval de afwijkende
standpunten van de leden.
Art. 6. De leden van de Commissie kunnen een beroep
doen op de medewerking van externe deskundigen, die
geen deel uitmaken van de Commissie, alsmede op de
diensten van de Vlaamse Regering via de functioneel
bevoegde Minister.
Art. 7. In de Commissie kunnen werkgroepen worden
opgericht, die bijzondere punten aan een voorberei-
dend onderzoek onderwerpen.
Art. 8. De Commissie stelt een huishoudelijk reglement
op, dat onder meer voorziet in:
1° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging van de
Commissie;
2° de manier waarop voorstellen op de agenda van de
Commissie geplaatst worden;
3° de voorwaarde waaronder de leden beroep kunnen
doen op externe deskundigen en op de diensten van
de Vlaamse Regering, via de functioneel bevoegde
Minister;
4° de bevoegdheden van de voorzitter;
5° de samenstelling, de wijze van bijeenroeping en
beraadslaging en de bevoegdheden van het dagelijks
122
123
bestuur, voor zover de oprichting ervan opportuun
geacht wordt;
6° de bekendmaking van de handelingen;
7° de opdracht en de rol van het secretariaat.
Art. 9. § 1. Het secretariaatswerk van de Commissie
gebeurt door de administratie van de Sociaal- Econo-
mische Raad van Vlaanderen.
§ 2. Het secretariaat heeft meer in het bijzonder als taak:
1° de administratieve ondersteuning van de Commissie;
2° de redactie van ontwerpadviezen;
3° ontwerponderzoeksprogramma's en ontwerpver-
slagen op te stellen;
4° de toevertrouwde opdrachten uit te voeren en de uit-
bestede onderzoeksopdrachten, alsmede van de
werking van de begeleidingscommissies en werk-
groepen te coördineren.
Art. 10. De bepalingen van het besluit van de Vlaamse
Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maat-
regelen tot harmonisatie van de toelagen en presentie-
gelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën,
afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en
leden van niet-adviserende bijzondere commissies of
van raden van bestuur van instellingen en ondernemin-
gen die bij de Vlaamse Regering behoren, zijn van toe-
passing op de voorzitter, voor toelagen.
Voor de toepassing van voormelde bepalingen is de
Commissie ingedeeld bij categorie III, zoals vermeld in
het genoemd besluit, en heeft de voorzitter de hoeda-
nigheid van de personen, vermeld in artikel 1, 3°, van het
voormeld besluit.
Een aanvullend representatiebudget ten behoeve van de
voorzitter wordt bepaald ten bedrage van € 2.231 per jaar.
HOOFDSTUK III slotbepalingen
Art. 11. Vanaf datum van inwerkingtreding van dit besluit
tot en met 31 december 2001 geldt in plaats van het
bedrag van € 2.231, vermeldt in artikel 10, het bedrag van
90.000 BEF.
Art. 12. Het besluit van de Vlaamse Regering van 15
november 1989 tot oprichting en samenstelling van een
Vlaamse Havencommissie wordt opgeheven met uit-
zondering van artikel 1.
Art. 13. Dit besluit treedt in werking op datum van de
publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
1. Raad(31.12.2007 Staatsblad)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Clauwaert Alain (voorzitter algemene centrale ABVV)
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
Debaene Jean-Marie (directeur studiedienst Vlaams
ABVV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Callaert Jan (nationaal secretaris ACV-TEXTURA)
Callens Piet (verbondssecretaris ACV Dender en Waas)
Cnop Walter (algemeen secretaris ACV-metaal)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Van Elsen Kris (verbondssecretaris ACV-Turnhout)
Vercammen Sandra (medewerker bewegingsploeg ACV)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Vercamst Jan (gewestsecretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Beyers Alfons (hoofd studiedienst Boerenbond)
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
Dillen Marc (secretaris-generaal Vlaamse Confederatie
Bouw)
Mariën Katleen (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Vereniging voor Social Profit Ondernemingen
Aerts Bruno (directeur Verso)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Van Havere Katleen (adviseur studiedienst UNIZO)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Bostyn Peter (adviseur Vlaams ABVV)
De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB)
Reniers Chris (algemeen secretaris ACOD)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
De Cleir Jan (adviseur studiedienst ACV)
Jonckheere Fernand (verbondssecretaris ACV Oosten-
de-Westhoek)
Persoone Marijke (adjunct algemeen secretaris LBC-
NVK)
Roskams Jeroen (adviseur studiedienst ACV)
Verjans Matthieu (voorzitter ACV-verbond Limburg)
Verwimp Katrien (politiek secretaris ACV Transcom)
2Samenstellingen
125
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Gotzen Rudi (adviseur politiek Boerenbond)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Bosch Claire (directeur Milieuzaken-Voedingsindustrie
Vlaanderen)
Daelemans Anneliese (adviseur kenniscentrum Voka-
Vlaams Netwerk van Ondernemingen)
Dieryck Frans (gedelegeerd bestuurder Essenscia Vlaan-
deren)
Muyldermans Herwig (directeur FEDERGON)
Rossie Jos (secretaris generaal FEBELGRA Vlaande-
ren)
Van den Bosch Marc (adviseur kenniscentrum Voka-
Vlaams Netwerk van Ondernemingen)
Vereniging voor Social Profit Ondernemingen
Bode Agnes (algemeen directeur Familiehulp)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Bortier Johan (directeur studiedienst UNIZO)
Penne Katrien (adviseur studiedienst UNIZO)
Dagelijks bestuur
Voorzitter
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
Ondervoorzitter
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Leden
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV)
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
2. VESOC(op 31.12.2007)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
De Baene Jean-Marie (directeur studiedienst Vlaams
ABVV)
Polenus Carlos (vice-voorzitter BBTK)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-Metaal)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Persoone Marijke (adjunct-algemeen secretaris LBC-
NVK)
Van Elsen Kris (verbondssecretaris ACV-Turnhout)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Engelen Hugo (gewestsecretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Devisch Noël (voorzitter Boerenbond)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Vandeurzen Urbain (voorzitter Voka-Vlaams Netwerk
van Ondernemingen)
Vermeylen Eric (directeur studiedienst Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Vereniging voor Social Profit Ondernemingen
Aerts Bruno (directeur Verso)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Bortier Johan (directeur studiedienst UNIZO)
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Leden van de Vlaamse Regering (vaste delegatie)
Anciaux Bert (Vlaams minister van cultuur, jeugd, sport
en Brussel)
Bourgeois Geert (Vlaams minister van bestuurszaken, bui-
tenlands beleid, media en toerisme)
Ceyssens Patricia (Vlaams minister van economie, onder-
nemen, wetenschap, innovatie en buitenlandse handel)
Crevits Hilde (Vlaams minister van openbare werken,
energie, leefmilieu en natuur)
Keulen Marino (Vlaams minister van binnenlands bestuur,
stedenbeleid, wonen en inburgering)
Peeters Kris (minister-president van de Vlaamse Rege-
ring, Vlaams minister van institutionele hervormingen,
havens, landbouw, zeevisserij en plattelandsbeleid)
Van Brempt Kathleen (Vlaams minister van mobiliteit,
sociale economie en gelijke kansen)
Vandenbroucke Frank (Vice-minister-president van de
Vlaamse Regering, Vlaams minister van werk, onderwijs
en vorming)
Van Mechelen Dirk (Vice-minister-president van de
Vlaamse Regering, Vlaams minister van financiën, begro-
ting en ruimtelijke ordening)
Vanackere Steven (Vlaams minister van welzijn, volks-
gezondheid en gezin)
Voorzitter
Peeters Kris (minister-president van de Vlaamse Regering)
Wonen de vergadering bij met raadgevende stem
Stroobants Eric (wnd. secretaris-generaal departement
diensten voor het algemeen regeringsbeleid)
Vanderpoorten Dirk (secretaris-generaal departement
voor werk en sociale economie)
Vrijens Marion (raadgever economie en werk Kabinet
Minister-president van de Vlaamse Regering)
Secretariaat
Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV)
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
3. SectorcommissieGoederenvervoer(31.12.2007 Staatsblad)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Baete Bob (national secretaris haven BTB)
De Clercq Werner (federaal secretaris BTB)
De Deyn Erwin (nationaal secretaris BBTK)
Van Den Rijse Angeline (economisch adviseur studie-
dienst ABVV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Naveau Vic (nationaal verantwoordelijke LBC/NVK)
Roskams Jeroen (adviseur studiedienst ACV)
Verwimp Katrien (adviseur studiedienst ACV)
Vliebergh Ria (secretaresse ACV-Transcom)
Wouters Raf (algemene sectorverantwoordelijke belan-
gengroep vervoer over de weg ACV- Transcom)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Quisthoudt Erik (bestendig secretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Charon Olivier (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
De Maegt Isabelle (hoofd externe relaties FEBETRA)
Liebaert Jean-Pierre (directeur-zaakvoerder confederatie
bouw)
Otten Eric (trade director Ahlers Bridge nv)
Restiau Robert (directeur Vlaamse Havenvereniging)
Smeulders Annie (directeur-expediteur APK Logistics
bvba)
Vienne Erna (manager Belgium P&O North Sea Ferries
LTD)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Vandorpe Gilles (economisch adviseur studiedienst
UNIZO)
Van Lancker Christiaan (afgevaardigde UNIZO, Bond
van Eigenschippers vzw)
Verkinderen Lode (secretaris-generaalSAV)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Gestels Marjan (gewestelijk voorzitter ABVV-BBTK)
Loridan Marc (secretaris vakgroep Haven ABVV-BTB)
Opdelocht Roger (secretaris Koopvaardij & Binnenvaart
ABVV-BTB Antwerpen)
Van Hove Roger (algemeen secretaris ACOD spoor)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Chaffart Myriam (algemeen sectorverantwoordelijke-
water ACV-Transcom)
De Bie Inge (stafmedewerker studiedienst ACV-metaal)
De Smedt Christine (secretaris ACV-Transcom)
François Jan (algemeen sectorverantwoordelijke ver-
keer ACV-Transcom)
Van Laethem Marc (algemeen secretaris ACV-Transcom
spoorwegen)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Van Hertbruggen Ellen (adviseur studiedienst Vlaams
Regionaal ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Claessens Evrard (hoogleraar Universiteit Antwerpen,
faculteit TEW)
126
127
De Wilde Ranell (afgevaardig-bestuurder CMBT Invest-
ments CMB Transport)
Degraef Philippe (verantwoordelijke externe relaties
Febetra)
Paelinck Honoré (afgevaardigd - bestuurder Port- en
Transport Consulting nv)
Schram-De Cort Rita (personeelsverantwoordelijke Brabo
cvba)
Van De Veire Bart (risk & quality manager Antwerp
Combined Terminals nv)
Van de Vel An (adjunct-directeur Agoria Vlaanderen)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Buyl Florent (bedrijfsleider - zaakvoerder Transport Buyl)
Clyncke Jan (manager Legal Environment Van Ganse-
winkel Benelux)
Van Wauwe Erna (gedelegeerd bestuurder Transport-
bedrijf Roosens nv)
Dagelijks bestuur
Voorzitter
Verkinderen Lode (secretaris-generaal SAV)
Ondervoorzitter
Wouters Raf (algemene sectorverantwoordelijke Ver-
voer over de weg ACV-Transcom)
Leden
De Clercq Werner (federaal secretaris BTB)
Restiau Robert (afgevaardigd bestuurder Vlaamse Haven-
vereniging)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Milo Nico (attaché SERV)
4. Sectorcommissie Hout enBouw(31.12.2007 Staatsblad)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
De Deyn Erwin (nationaal secretaris BBTK)
Desmet Rik (federaal secretaris algemene centrale)
Henckaerts Bart (adjunct-provinciaal secretaris algemene
centrale Limburg)
Jaenen Gaby (secretaris algemene centrale ABVV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Daerden Justine (nationaal verantwoordelijke ACV-bouw
en industrie)
Daneels Piet (secretaris ACV-bouw en industrie)
Heireman Frieda (medewerker studiedienst ACV-bouw
en industrie)
Meersman Sofie (ACV-bouw en industrie)
Van Reeth Rik (secretaris LBC-NVK)
Vanthourenhout Stefaan (nationaal verantwoordelijke
ACV-bouw en industrie)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Börner Peter (nationaal secretaris verantwoordelijke
bouw ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Bekker Ria (sociaal juridisch adviseur Febelhout)
Byvoet Brigitte (adjunct-directeur confederatie Bouw Lim-
burg)
Cordeel Dirk (ondervoorzitter Vlaamse confederatie
Bouw)
Dillen Marc (secretaris-generaal Vlaamse confederatie
Bouw)
Lenaers Rob (gedelegeerd bestuurder - voorzitter Van-
hout nv)
Vaessen Leon (gedelegeerd bestuurder Vaessen nv)
Van Steertegem Guy (directeur-generaal Febelhout-
Vlaanderen)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
De Roock Chris (economisch adviseur Febelhout Vlaan-
deren)
Hoedemakers Robert (gedelegeerd bestuurder Bouw-
bedrijf Hoedemakers)
Masschelein Hilde (secretaris-generaal Bouwunie)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Clauwaert Alain (algemeen secretaris ABVV-algemene
centrale)
Soetaert Jan (adviseur algemene centrale)
Verheye Erwin (propagandist ABVV-algemene centrale)
Vermeersch Hendrik (secretaris BBTK Brussel)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Borloo Deef (medewerker studiedienst ACV-bouw en
industrie)
Crevits Enid (vormingsdienst ACV-bouw en industrie)
Cuyvers Thieu (secretaris ACV-bouw en industrie)
Vandereeckt Marc (secretaris ACV-bouw en industrie
regio Brussel-Halle-Vilvoorde)
Verhelst Ann (secretaris ACV-bouw en industrie)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Van Hertbruggen Ellen (adviseur studiedienst ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
De Goignies Gerrit (adviseur Vlaamse confederatie Bouw)
De Wandeleer Pascal (jurist Febelhout Vlaanderen)
Dhondt Jan (adjunct-adviseur Vlaamse confederatie
bouw)
De Witte Inge (bestuurder Covadak)
Potteau Paul (Potteau Labo)
Sprengers Karen (innovatie-adviseur Febelhout Vlaan-
deren)
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Larik Anja (economisch adviseur UNIZO)
Ramaekers Geert (adviseur bouwunie)
Van Hoe Marnix (directeur FEMA)
Dagelijks bestuur
Voorzitter
Vanthourenhout Stefaan (nationaal verantwoordelijke
ACV-Bouw en industrie)
Ondervoorzitter
Masschelein Hilde (secretaris-generaal Bouwunie)
Leden
Börner Peter (nationaal secretaris verantwoordelijke
bouw ACLVB)
Desmet Rik (federaal secretaris Algemene Centrale)
Dillen Marc (secretaris- generaal Vlaamse Confederatie
Bouw)
Van Steertegem Guy (directeur-generaal Febelhout
Vlaanderen)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Dethée Michel (opdrachthouder SERV)
5. Sectorcommissie Metaal- entechnologische industrie(31.12.2007 Staatsblad)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB)
De Witte Cindy (adviseur ABVV-metaal)
Jonckheere Karel (algemeen secretaris CMB-Antwerpen)
Polenus Carlos (vice-voorzitter BBTK)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
De Bie Inge (stafmedewerker studiedienst ACV-metaal)
De Decker Eddy (provinciaal secretaris ACV-metaal)
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-metaal)
Plessers Annemie (secretaris LBC-NVK)
Van Woensel Tinne (stafmedewerker vormingsdienst
ACV-metaal)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Roelandt Johan (nationaal verantwoordelijke metaal
ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
Joris Anne-Marie (personeelsdirecteur - bestuurder
Etap Yachting)
Schools Jozef (assistent algemene directie Van Hool
nv)
Snaet Willy (algemeen secretaris - lid directiecomité
Bekaert nv)
Van den Boer Jos (manager personeelsrelaties Ford
Genk)
Van den Houte Jan (personeelsdirecteur Robert Bosch
Productie)
Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Locquet Willy (bestuurder Locquet nv)
Vanpeteghem Hilde (bestuurder Vanpeteghem A&G
bvba)
Verdonck Kristien (secretaris VLAMEF-VEGRAB)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
128
129
Algemeen Belgisch Vakverbond
Debrouwere John (provinciaal secretaris PMB West-
Vlaanderen)
Jorissen Herwig (voorzitter CMB)
Merckx Kristien (secretaris BBTK-Antwerpen)
Moerman Albert (provinciaal secretaris PMB Oost-Vlaan-
deren)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Diesbecq Nathalie (stafmedewerker ACV-metaal)
Nelissen Guido (stafmedewerker ACV-Metaal)
Sebreghts Wim (provinciaal secretaris Oost-Vlaanderen)
Van den Heede Eric (nationaal secretaris LBC-NVK)
Vranken Jean (gewestelijk secretaris ACV-chemie)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Lefevre Martine (sectorieel verantwoordelijke financië-
le sector Vlaamse regionale ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Helskens André (personeelsdirecteur Samsonite Euro-
pe nv)
Hufkens Goedele (adviseur Agoria Antwerpen-Limburg)
Simoens Bernard (directeur Agoria Oost- en West-Vlaan-
deren)
Van de Vel An (adjunct-directeur Agoria Vlaanderen)
Vanhaverbeke Stephan (adviseur Agoria Brabant)
Verheyen Cecile (personeelsmanager Volvo Europe Truck
nv)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Larik Anja (economisch adviseur UNIZO)
Leenders Luc (algemeen directeur Leenders nv)
Van Hecke Frank (bvba SVVH)
Dagelijks bestuur
Voorzitter
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-metaal)
Ondervoorzitter
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
Leden
De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB)
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-metaal)
Joos Robert (directeur-generaal ijzer-en staalcomité
en staalindustrie verbond)
Polenus Carlos (vice-voorzitter BBTK)
Van den Heede Eric (nationaal secretaris LBC-NVK)
Verdonck Kristien (secretaris VLAMEF)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Knaepen Wim (attaché SERV)
6. Sectorcommissie Textiel enConfectie(31.12.2007 Staatsblad)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Colpaert John (politiek secretaris ABVV-textiel, kle-
ding, diamant)
Lancksweerdt Nicole (medewerker nationaal secretaris
ABVV-textiel, kleding, diamant)
Verbanck Rita (gewestelijk secretaris ABVV-textiel, kle-
ding, diamant)
Wittevrongel Donald (voorzitter ABVV-textiel, kleding,
diamant)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Callaert Jan (nationaal secretaris ACV-Textura)
De Geyter Maurice (hoofd studiedienst ACV-Textura)
De Tremerie Rein (nationaal secretaris ACV-Textura)
Schaut Dirk (secretaris LBC-NVK)
Uyttenhove Dirk (voorzitter ACV-Textura)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Cassier Etienne (nationaal verantwoordelijke textiel
ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Blomme Marc (advieseur Febeltex Textielfederatie)
Groeninck Sylvie (economisch adviseur Febeltex)
Linsen Kelly (adviseur studiedienst Voka-Vlaams Netwerk
van Ondernemingen)
Magnus Erik (directeur-generaal Creamoda)
Quix Jean-Francois (directeur-generaal Febeltex)
Santens Jean-Baptiste (gedelegeerd bestuurder Santens
nv)
Staels Ann (afgevaardigd beheerder Staels R&G Confectie
nv)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Ardies Luc (nationaal secretaris Verbond)
Declerck Jan (afgevaardigd bestuurder Decotex nv)
Samyn Roos (algemeen directeur Samyn bvba)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Decroubele Yrida (ABVV-textiel, kleding, diamant Turn-
hout en Mechelen)
Meyfroot Dominique (secretaris ABVV-textiel, kleding,
diamant)
Misplon Filip (medewerker nationale studiedienst ABVV-
textiel, kleding, diamant)
Willems Hilde (ABVV-textiel, kleding, diamant)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
De Norre Vera (vormingsdienst ACV-Textura)
Gheysens Christian (secretaris ACV-Textura)
Vannieuwenhuyse Raf (provinciaal verantwoordelijke
ACV-Textura)
Weyns Luc (secretaris ACV-Textura)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Baeckelandt Dirk (bestendig secretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Bekaert Michel (president and chief executieve officer
Bekaert Textiles nv)
Jonnaert Karin (sociaal adviseur Febeltex)
Platteau Luc (directeur-generaal Centexbel)
Siau Bernard (gedelegeerd bestuurder Alsico)
Staels Marc (algemeen-directeur Staels-Borco nv)
Vandewalle Griet (sociaal adviseur Febeltex Noord &
Oost)
Van Gramberen Annemie (economisch adviseur Cre-
amoda)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
De Backker Luc (gedelegeerd bestuurder Kleding De
Backker nv)
Van Havere Katleen (adviseur studiedienst UNIZO)
Wellens Evar (NULL)
Dagelijks bestuur
Voorzitter
Quix Jean-Francois (directeur-generaal Febeltex)
Ondervoorzitter
Stabel René (nationaal secretaris ABVV-textiel, kleding,
diamant)
Leden
Ardies Luc (nationaal secretaris Verbond voedingsde-
tailhandel UNIZO)
Callaert Jan (algemeen secretaries ACV-Textura)
Cassier Etienne (bestendig secrataris ACLVB)
Magnus Erik (directeur-generaal Creamoda)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
7. Sectorcommissie Welzijns- enGezondheidszorg(31.12.2007 Staatsblad)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Langenus André (nationaal secretaris ABVV)
Luyten Mil (federaal secretaris ACOD-lokale en regionale
besturen)
Merckx Kristien (secretaris ABVV-BBTK Antwerpen)
Van Heetvelde Werner (federaal secretaris ABVV-Alge-
mene Centrale)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Dahmani Fatiha (vakbondssecretaris LBC-NVK)
De Cleir Jan (adviseur studiedienst ACV)
Leroy Marc (secretaris ACV-voeding en diensten)
Pieters Benigne (secretaris ACV-openbare diensten)
Selleslach Marc (vakbondssecretaris LBC-NVK)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Van Hove Chantal (bestendig secretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Aerts Bruno (directeur VERSO)
Bode Agnes (algemeen directeur Familiehulp)
Cuyt Frank (directeur VWV)
Jaminé Luc (coördinator Verbond Sociale Ondernemin-
gen)
Meulemans Bert (adviseur gezins- en welzijnsbeleid
Boerenbond)
Rabau Paul (voorzitter Nationale Raad kinisitherapie)
Stabel Kurt (beheerder Federatie Onafhankelijke senio-
renzorg)
Theunis Klaartje (stafmedewerker VVI)
130
131
Van Esch Wim (directeur Pluralistisch Overleg jeugdzorg)
Windey Tarsi (sectorcoördinator ouderenzorg VVI)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Govers Dimitri (consulent social profit BBTK)
Puype Dominiek (adjunct-gewestelijk secretaris ABVV-
algemene centrale)
Schillemans Leen (adviseur studiedienst Vlaams ABVV)
Stuer Luk (secretaris BBTK-Mechelen)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
De Bruyne Michel (adviseur studiedienst ACW)
Dirix Frans (nationaal secretaris ACV-voeding, diensten)
Tommissen Jean-Paul (secretaris lokale besturen ACV-
openbare diensten)
Van De Wal Jacinta (secretaris LBC-NVK)
Van Mierlo Werner (secretaris LBC-NVK)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Van Hees Gert (regionaal verantwoordelijke social pro-
fit)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Lievens Jos (directeur FDGG)
Moens Isabel (stafmedewerker VVI)
Pals Griet (stafmedewerker Vlaams Welzijnsverbond)
Penne Katrien (adviseur studiedienst UNIZO)
Reynaert Jan (stafmedewerker VLAB)
Serneels Diane (stafmedewerker VVJG)
Sterckx Jos (coördinator Pluralistisch Platform gehan-
dicaptenzorg)
Swinnen Monique (directrice KVLV)
Van der Stock Lieven (directeur SPIT vzw)
Van Roye Luc (directeur Nederlandstalige Kamer VOV)
Dagelijks bestuur
Voorzitter
Jaminé Luc (coördinator Verbond Sociale Ondernemin-
gen)
Leden
Cuyt Frank (directeur VWV)
Langenus André (nationaal secretaris BBTK)
Selleslach Marc (nationaal secretaris LBC-NVK)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Dethée Michel (opdrachthouder SERV)
Mathot Axel (attaché SERV)
8. Sectorcommissie Toerisme(31.12.2007 Staatsblad)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Clauwaert Alain (algemeen secretaris ABVV-algemene
centrale)
Houbrechts Edith (propagandist ABVV)
Quackelbeen Freddy (provinciaal secretaris West-Vlaan-
deren ABVV Voeding-Horeca-Tuinbouw)
Van Hoorick Paul (directeur Linx+)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Beeckmans Thomas (secretaris LBC-NVK)
Beernaert Johan (gewestelijk secretaris lokale besturen
ACV-openbare diensten)
Stalpaert Pia (ACV-voeding en diensten)
Van Bever Christiaan (secretaris ACV-voeding en dien-
sten)
Vandendriessche Michel (algemeen secretaris vzw Vakan-
tiegenoegens)
Witters Dorien (secretaresse ACV-Transcom)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Van Hertbruggen Ellen (stafmedewerker studiedienst
Vlaamse Regionale ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Vleeschouwers Bart (innovatieconsulent Boerenbond)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
De Boeck Veerle (algemeen secretaris ABTO)
Denaux Veerle (bestuurder FCM travel solutions)
Glorieux Luc (bestuurder-directeur FBAA, Ere-Voorzit-
ter FTI)
Jassogne Jan (afgevaardigd bestuurder CIB)
Van De Velde Geert (bedrijfsjurist Thomas Cook Belgi-
um)
Van Eysendeyk Rudy (algemeen directeur Koninklijke
Maatschappij Dierkunde van Antwerpen)
Unie van Zelfstandige Ondernemers
De Bauw Luc (secretaris-generaal HO.RE.CA Vlaanderen)
Metsu Dirk (gedelegeerd bestuurder CKVB)
Nowak Nathalie (ondervoorzitter VLARA)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Craeye Annemie (medewerker wegvervoer ABVV-BTB
Antwerpen)
De Weghe Jan (federaal secretaris ABVV-BBTK)
Moreels Frank (federaal secretaris ABVV)
Van Heetvelde Werner (federaal secretaris)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
De Groot Jasmine (secretaris luchtvervoer ACV-open-
bare diensten)
Giets Yves (medewerker studiedienst ACV-voeding en
diensten)
Van Bever Christiaan (gewestelijk secretaris ACV-voe-
ding en diensten)
Vandervurst Jean-Paul (algemeen sectorverantwoor-
delijke ACV-Transcom Cultuur)
Verhaegen Magali (nationaal verantwoordelijke LBC-
NVK)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Decoo Erik (nationaal verantwoordelijke ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Daelemans Anneliese (adviseur kenniscentrum Voka-
Vlaams Netwerk van Ondernemingen)
Langeraert Peter (regiocoördinator Toerisme Antwerp-
se Kempen)
Mees Nina (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Net-
werk van Ondernemingen)
Reijmers Peter (algemeen directeur Center Parcs België)
Van Roy Dirk (financieel directeur Plopsaland)
Van Sevenant Bart (directeur Kamer van Koophandel
West-Vlaanderen)
Vereniging voor Social Profit Ondernemingen
Van de Walle-Tandt Linda (voorzitster vzw gezinsva-
kanties - familiatours)
Vercammen Frederik (coördinator vorming en ontwik-
keling Centrum voor Jeugdtoerisme)
Unie van Zelfstandige Ondernemers
Moers Chantal (hoteluitbaatster)
Monsieur Philippe (voorzitter Nautiv)
Dagelijks bestuur
Voorzitter
De Bauw Luc (secretaris-generaal Horeca Vlaanderen)
Ondervoorzitter
Van Bever Christiaan (ssecretaris ACV-voeding en dien-
sten)
Leden
Glorieux Luc (bestuurder-directeur FBAA Ere-Voorzit-
ter FTI)
Quackelbeen Freddy (provinciaal secretaris West-Vlaan-
deren ABVV-voeding, horeca, tuinbouw ABVV)
Wonen de vergadering bij met raadgevende stem
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Poelvoorde Etienne (opdrachthouder SERV)
9. Adviescommissie voor PrivateArbeidsbemiddeling in het VlaamsGewest(op 31.12.2007)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Leybaert Bart (gewestelijk adjunct secretaris BBTK)
Muylaert Laurette (nationaal secretaris ACOD-cultuur)
Wirken Pascale (advisuer algemene centrale ABVV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Diesbecq Nathalie (stafmedewerker ACV-metaal)
Druyts Annick (opleidingsconsulente LBC-NVK)
Le Compte Servaas (ACV-Transcom)
Leurs André (juridisch adviseur ACV-studiedienst)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Van Hertbruggen Ellen (adviseur Vlaamse Regionale
ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Brodsky Rob (bestuurder secretaris-generaal BEXSA)
Cattelain Ann (adviseur juridische dienst FEDERGON)
132
133
Duvillier Gianni (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Kerckhofs Goele (attaché Vlaamse Confederatie Bouw)
Muyldermans Herwig (directeur FEDERGON)
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Bothuyne Robrecht (adviseur studiedienst UNIZO)
Sap Jan (directeur-generaal UNIZO)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB)
Jaenen Gaby (secretaris algemene centrale ABVV Lim-
burg)
Van Rie Kristien (adviseur studiedienst Vlaams ABVV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Daerden Justin (nationaal verantwoordelijke ACV-bouw
en industrie)
De Francesco Paolo (adviseur studiedienst ACV)
Demoor Ann (juridisch adviseur ACV)
Leroy Marc (secretaris ACV-voeding en diensten)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België:
Truyens Gert (adviseur Vlaamse Regionale ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Vanoirbeek Luc (sociaal adviseur Boerenbond)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Desmet Lieven (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Magerman Koenraad (directeur SD-Workx)
Platteau Ilse (juridisch adviseur FEDERGON)
Renson Sandrine (medewerker FEDERGON)
Verschueren Paul (economisch adviseur FEDERGON)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Kooken Gijs (juridisch adviseur UNIZO)
Vertegenwoordigers van het departement werk
en sociale economie
Nottebaert Martine (adjunct van de directeur Vlaams sub-
sidieagentschap voor werk en sociale economie)
Storms Pascal (adjunct van de directeur Vlaams subsi-
dieagentschap voor werk en sociale economie)
Deskundigen
De Witte Karel (prof. fac. Psychologie KULeuven)
Humblet Patrick (prof. Vakgroep sociaal recht Universiteit
Gent)
Voorzitter
Vanachter Othmar (prof. fac. Rechtsgeleerdheid KULeu-
ven)
Wonen de vergadering bij met raadgevende stem
Van Vlem Dirk (opdrachthouder SERV)
Maes Anja (administratief medewerker adviescommis-
sie)
Beerens Annick (administratief medewerker advies-
commissie)
10. Overlegplatform VlaamseArbeidsbemiddelingsbureaus(op 31.12.2007)
Leden
Vertegenwoordigers van de beroepsfederaties van pri-
vate arbeidsbemiddelingsbureaus
Muyldermans Herwig (FEDERGON)
Rasschaert Karin (FEDERGON)
Vaningelgem Francis (FEDERGON)
Vertegenwoordigers van de publieke arbeidsbemiddeling
Vercammen Eddy (VDAB)
Vertegenwoordigster van de sector van de kosteloze
arbeidsbemiddeling
Velleman Marleen (SLN)
Vertegenwoordigers van de meest representatieve
werkgeversorganisaties binnen de SERV
Bothuyne Robrecht (UNIZO)
Botterman Chris (BB)
Teughels Sonja (Voka-Vlaams Netwerk van Onderne-
mingen)
Vertegenwoordigers van de meest representatieve
werknemersorganisaties binnen de SERV
Engelen Hugo (ACLVB)
Van Der Hallen Peter (ACV)
Van Rie Kristien (ABVV)
Vertegenwoordiger van het Vlaams subsiedieagent-
schap voor werk en sociale economie
Storms Pascal
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de beroepsfederaties van pri-
vate arbeidsbemiddelingsbureaus
Brodsky Robert (FEDERGON)
Cattelain Ann (FEDERGON)
De Mey Frank (FEDERGON)
Vertegenwoordigers van de publieke arbeidsbemiddeling
Tirez Karel (VDAB)
Vertegenwoordigers van de meest representatieve
werkgeversorganisaties binnen de SERV
Duvillier Giani (Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemin-
gen
Kusters Ben (BB)
Vertegenwoordigers van de meest representatieve
werknemersorganisaties binnen de SERV
De Baene Jean-Marie (ABVV)
Leurs André (ACV)
Van Hertbruggen Ellen (ACLVB)
Vertegenwoordiger van het departement werk en socia-
le economie
Van de Voorde Michiel
Voorzitter
Van Gramberen Mieke (kabinetschef van de Vlaamse
Minister van werk, vorming en onderwijs)
Secretariaat
Van Vlem Dirk (opdrachthouder SERV)
Maes Anja (administratieve medewerking)
11. BegeleidingscommissieHerplaatsingsfonds(op 31.12.2007)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
De Baene Jean-Marie (hoofd studiedienst Vlaams ABVV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Van Der Hallen Peter (adviseur studiedienst ACV)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Van Hertbruggen Ellen (adviseur studiedienst Vlaamse
Regionale ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Botterman Chris (adjunct-algemeen secretaris Boeren-
bond)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Bothuyne Robrecht (adviseur studiedienst UNIZO)
Vertegenwoordigers van het Vlaams
subsidieagentschap voor werk en sociale
economie
Storms Pascal (coördinator Herplaatsingsfonds Vlaams
subisidieagentschap voor werk en sociale economie)
Vernaillen Eric (administrateur-generaal Vlaams subsi-
dieagentschap voor werk en sociale economie
Gekozen door de Vlaamse Regering
Lecok Ruben (adviseur van het kabinet van Vlaams
minister van economie, ondernemen, innovatie, weten-
schap en buitenlandse handel Patricia Ceyssens)
Vrijens Marion (raadgever economie van het kabinet
van de minister-president van de Vlaamse Regering
Kris Peeters)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Van Rie Kristien (adviseur studiedienst Vlaams ABVV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
De Cleir Jan (adviseur studiedienst ACV)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Penninckx Iris (adviseur milieubeleid Boerenbond)
134
135
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Sap Jan (adviseur studiedienst UNIZO)
Voorzitter
Van Gramberen Mieke (kabinetschef Vlaams Minister
van werk, onderwijs en vorming)
Wonen de vergadering bij met raadgevende stem
Van Vlem Dirk (opdrachthouder SERV)
Maes Anja (administratief medewerker adviescommissie)
Beerens Annick (administratief medewerker advies-
commissie)
12. Commissie Diversiteit(op 31.12.2007)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Clauwaert Alain (algemeen secretaris ABVV algemene
centrale)
Clauwaert Annick (adviseur studiedienst Vlaams ABVV)
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Callaert Jan (nationaal secretaris ACV-Textura)
Chaffart Myriam (algemeen sectorverantwoordelijke
water ACV Transcom)
Cnop Walter (algemeen secretaris ACV-metaal)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Jonckheere Fernand (verbondssecretaris ACV Oosten-
de-Westhoek)
Van Elsen Kris (verbondssecretaris ACV Turnhout)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Vercamst Jan (gewestsecretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Beyers Alfons (hoofd studiedienst Boerenbond)
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
Dillen Marc (secretaris-generaal Vlaamse Confederatie
bouw)
Mariën Katleen (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwek van Ondernemingen)
Vereniging voor Social Profit Ondernemingen
Aerts Bruno (directeur Verso)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Van Havere Katleen (adviseur studiedienst UNIZO)
Vertegenwoordigers van de representatieve
kansengroepen
Chakkar Mohamed (coördinator Federatie Marokkaanse
Verenigingen)
Dariyeri Bilal (stafmedewerker Unie van Turkse Vereni-
gingen)
Debbaut Peter (stafmedewerker Vlaamse Federatie
Gehandicapten)
Luyts François (vrijwilliger Vlaamse Federatie Gehandi-
capten)
Marzo Fernando (voorzitter werkgroep tewerkstelling
Forum van Etnisch-Culturele Minderheden)
Pieters Didier (medewerker Werkbank vzw Jong-Katho-
lieke Vereniging Gehandicapten)
Vermeiren Johan (vrijwillig medewerker GRIP)
Vertegenwoordiger afdeling werkgelegenheids-
beleid departement werk en sociale economie
Van den Cruyce Ann (afdelingshoofd Werkgelegen-
heidsbeleid)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
De Baene Jean-Marie (hoofd studiedienst Vlaams ABVV)
De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB)
Reniers Chris (algemeen secretaris ACOD)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Coolbrandt Jan (nationaal secretaris CCOD – sector
vervoer)
Rosvelds Sandra (medewerker studiedienst ACV)
Van Sevenant Siska (gewestelijk secretaris ACV Leuven)
Vercammen Sandra (bewegingsploeg ACV)
Verjans Mathieu (voorzitter ACV verbond Limburg)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Gotzen Rudi (adviseur politiek Boerenbond)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Andries Mark (adjunct-directeur kenniscentrum Voka-
Vlaams Netwerk van Ondernemingen)
Bosch Claire (directeur milieuzaken – voedingsindus-
trie Vlaanderen)
Daelemans Anneliese (adviseur kenniscentrum Voka-
Vlaams Netwerk van Ondernemingen)
Dieryck Frans (gedelegeerd bestuurder Essenscia Vlaan-
deren)
Linsen Kelly (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Net-
werk van Ondernemingen)
Muyldermans Herwig (directeur FEDERGON)
Rossie Jos (secretaris-generaal Febelgra Vlaanderen)
Vereniging voor Social Porfit ondernemingen
Bode Agnes (algemeen directeur Familiehulp)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Bortier Johan (directeur studiedienst UNIZO)
Penne Katrien (adviseur studiedienst UNIZO)
Vertegenwoordigers van de representatieve
kansengroepen
Belkiran Selamet (coördinator Unie van Turkse Vereni-
gingen)
Caballero Juan (toeleider Federatie Marokkaanse Ver-
enigingen)
Charkaoui Naima (coördinator Forum van Etnisch-cul-
turele Minderheden vzw)
Frederickx Jan (arbeidsbegeleider Katholieke Vereni-
ging Gehandicapten)
Weeghams Ilse (coördinator Vlaamse patiëntenforum
GRIP)
Vertegenwoordiger afdeling werkgelegenheids-
beleid departement werk en sociale economie
Vandevoorde Michiel (coördinator administratie Minis-
terie Vlaamse Gemeenschap)
Dagelijks bestuur
Voorzitter
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
Leden
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV)
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
13. Vlaamse Havencommissie(op 31.12.2007)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
Loridan Marc (secretaris vakgroep Haven)
Reniers Chris (algemeen secretaris ACOD)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Chaffart Myriam (algemeen sectorverantwoordelijke
water CVD)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Van Den Eynde Jan (interprofessioneel regionale vak-
bondsverantwoordelijke ACV)
Verschingel Lode (secretaris LBC-NVK)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Quisthoudt Erik (bestendig secretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Degryse Patrick (financiëel en administratief directeur
NHM nv – voorzitter Oostendse Havengemeenschap)
De Meyer Rudi (directeur Vlaamse Havenvereniging)
Stoop John, (voorzitter Voka-Kamer van Koophandel
Antwerpen-Waasland)
Van Severen Peter (directeur Gentse Havengemeen-
schap)
Vermeylen Eric (directeur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Vienne Erna (manager Belgium P&O North Sea Ferries
LTD)
136
137
UNIZO, de Unie van Zelfstandige Ondernemers
Larik Anja (economisch adviseur Bouwunie)
Van De Voorde Eddy (hoogleraar UFSIA-RUCA - faculteit
TEW)
Vertegenwoordigers van de havens
Het Gemeentelijk Havenbedrijf van Antwerpen
Bernaers Greet (directeur infrastructuur Gemeentelijk
Havenbedrijf Antwerpen)
Bruyninckx Eddy (afgevaardigd bestuurder Gemeente-
lijk Havenbedrijf Antwerpen)
Janssens Patrick (burgemeester van de stad Antwerpen)
Koeklenberg Ivo (hoofdingenieur directeur technische
dienst Gemeentelijk Havenbedrijf
Van Peel Marc (schepen van de haven van de stad Ant-
werpen)
De Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen
(MBZ)
Coens Joachim (voorzitter MBZ)
Kerckaert Pierre (administrateur-generaal MBZ)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Gent
Bernard Katty (financieel en administratief directeur
Havenbedrijf Gent GAB)
van Rouveroij Sas (schepen van de haven van de stad
Gent)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Oostende
Gerard Paul (gedelegeerd bestuurder AG Haven Oostende)
Vens Vanessa (bestuurder AG Haven Oostende)
Vertegenwoordigers van de transportmodi
Het wegvervoer
Fonteyn Freija (hoofd juridische dienst SAV)
Het spoorvervoer
Migom Alex (general manager BE Netwerk NMBS)
De binnenscheepvaart
De Somere Petra (marktprospector promotie Binnenvaart
Vlaanderen)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Stessens Karel (algemeen secretaris ACOD)
Van Den Rijse Angeline (adviseur ABVV)
Verbeeck Monique (medewerker BTB)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Buysse Marc (secretaris ACV Gent-Eeklo)
de Smedt Christine (secretaris Haven ACV Transcom)
François Jan (algemeen sectorverantwoordelijke ver-
keer CVCC)
Van Poucke Eric (verbondssecretaris)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Van Hertbruggen Ellen (studiedienst)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Bollen Hilde (coördinator promotie binnenvaart Vlaan-
deren)
Depauw Guy (secretaris-generaal APZI vzw)
Devogele Marc (directeur Sita Recycling Service nv)
Dubois Mireille (commercieel directeur SEA-Invest)
Meesschaert Redgy (ondervoorzitter Oostendse haven-
gemeenschap)
Van Meenen Maria (gedelegeerde bestuurder Dissaco)
UNIZO, de Unie van Zelfstandige Ondernemers
Laureys Cindy (fiscaal adviseur studiedienst UNIZO
Vandorpe Gilles (economisch adviseur studiedienst
UNIZO)
Vertegenwoordigers van de havens
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Antwerpen
Blomme Jan (adviseur Gemeentelijk Havenbedrijf Ant-
werpen)
Van Vaerenberg Christien (juridisch adviseur Gemeen-
telijk Havenbedrijf Antwerpen)
Verbist Jan (commandant Gemeentelijk Havenbedrijf
Antwerpen)
Waterschoot Kristof (adviseur van de voorzitter)
Wittemans Ann (communicatiemanager Gemeentelijk
Havenbedrijf Antwerpen)
De Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen
(MBZ)
Maertens Luc (directeur MBZ)
Van Cauwenberghe Patrick (adjunct van de directeur MBZ)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Gent
Mortier Peter (adjunct-directeur-generaal Havenbedrijf
Gent GAB)
Van Craeyvelt Eugeen (directeur-generaal Havenbedrijf
Gent GAB)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Oostende
Allaert Georges (bestuurder AG Haven Oostende)
Pannecoucke Eddy (bestuurder AG Haven Oostende)
Vertegenwoordigers van de transportmodi
Het wegvervoer
Verkinderen Lode (secretaris-generaal SAV)
Het spoorvervoer
Kerckaert Koen (wnd. dienstchef coördinatie en securi-
ty NMBS)
De binnenscheepvaart
Lambrechts Paul (marktprospector promotie binnen-
vaart Vlaanderen)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV)
Merckx Jean-Pierre (secretaris Vlaamse Havencom-
missie)
Dagelijks bestuur
Voorzitter
Winkelmans Willy (gewoon hoogleraar UFSIA-RUCA -
faculteit TEW)
Leden
Coens Joachim (voorzitter MBZ)
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
De Meyer Rudi (directeur Vlaamse Havenvereniging)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Gerard Paul (gedelegeerd bestuurder AG Haven Oostende)
Van De Voorde Eddy (hoogleraar UFSIA-RUCA - faculteit
TEW)
Van Peel Marc (schepen van de haven van de stad Ant-
werpen)
van Rouveroij Sas (schepen van de haven van de stad
Gent)
Secretariaat
Merckx Jean-Pierre (Vlaamse Havencommissie)
Neyts Dirk (Vlaamse Havencommissie)
14. VlaamseLuchthavencommissie(op 31.12.2007)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Marchand Steven (provinciaal secretaris ABVV Vlaams
Brabant)
Moreels Frank (fedreaal secretaris ABVV)
Van den Rijse Angeline (economisch adviseur ABVV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Coolbrandt Jan (nationaal secretaris CCOD-sector ver-
voer ACV)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Tordeur Guy (verbondssecretaris ACV-Brussel)
Welters Joris (nationaal secretaris ACV-Transcom)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Vuchelen Thierry (bestendig secretaris ACLVB zone
Halle-Vilvoorde)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Mees Paul (provinciaal secretaris BB)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
Marien Katleen (advieseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Schillebeeckx Herman (gedelegeerd bestuurder Inves-
timmo)
Van Den Driessche Johan (managing partner KPMG Tax
Advisers)
Vanneste Johan (managing director VLM Airlines)
Vermeylen Eric (directeur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Van De Voorde Eddy (professor Universiteit Antwerpen
stadscampus)
Van Espen Nancy (regiosecretaris UNIZO Vlaams Brabant
en Brussel)
Vertegenwoordigers van de luchthavenuitbaters
Cleirbaut Eddy (luchthavencommandant Luchthaven
Antwerpen)
De Backer Paul (corporatie communications The Brus-
sels Airport Company)
Paridaens Paul (ere-commandant luchthaven Antwerpen)
Van den Bossche Luc (voorzitter The Brussels Airport
Company)
Van Depoele Sabine (regulatory affairs officer DHL
Worldwide Network nv)
Van Dyck Paul (head of environment The Brussels Air-
port Company)
138
139
Van Eeckhoutte Stefaan (directeur WIV-beheersmaat-
schappij Luchthaven Kortrijk-Wevelgem)
Vanspauwen Gino (algemeen directeur Internationale
Luchthaven Oostende-Brugge)
Deskundigen
De Somere Petra (marktprospector Promotie Binnenvaart
Vlaanderen)
Grietens Erik (beleidsmedewerker Bond Beter Leefmi-
lieu)
Kerckaert Koen (dienstchef NMBS Groep)
Peeters Francy (directeur De Lijn)
Symens Peter (beleidsmedewerker Natuurpunt)
Verschueren Raoul (directeur-generaal Belgocontrol)
Vertegenwoordigers Ministerie Vlaamse
Gemeenschap zonder stemrecht
Cattrysse Paul (hoofdadviseur departement mobiliteit en
openbare werken, algemeen beleid)
Goudeseune Willy (ingenieur departement mobiliteit en
openbare werken, Infrastructuur, wegen West-Vlaande-
ren)
Mertens Geert (adjunct van de directeur departement
ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed,
ruimtelijke ordening)
Stevens David (adjunct van de directeur departement
leefmilieu, natuur en energie, entiteit gebiedsgericht
beleid)
Vermoesen Koen (teamverantwoordelijke agentschap
economie, entiteit ruimtelijke economie)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
De Deyn Erwin (ondervoorzitter BBTK)
Meyers Stefaan (secretaris Algemene centrale ABVV)
Reniers Chris (algemeen secretaris ACOD)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Francois Jan (algemeen sectorverantwoordelijke Verkeer
ACV-Transcom)
Roskams Jeroen (adviseur studiedienst ACV)
Swaans Tim (regiopropagandist ACV)
Verschingel Lode (secretaris LBC-NVK)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Van Hertbuggen Ellen (adviseur studiedienst Vlaams
regionale ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Vleugels Hugo (consulent landelijke gilden)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
De Witte Freek (expert overheidsrelaties Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Meurrens Luc (voorzitter Aviapartner Belgium)
Putman Guy (general manager Barco View Avionics)
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Van Milders Bernard (gedelegeerd bestuurder Flying
Service)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Thijssens Kristof (secretaris GTL Taxi-Nat. Groep taxion-
dernemingen)
Vancraeynest Ingrid (adviseur SAV)
Vandorpe Gilles (economisch adviseur UNIZO)
Vertegenwoordigers van de luchthavenuitbaters
De Winne Kristoff (aviation strategy & development
manager The Brussels Airport Company)
Douchy Peter (voorzitter WIV-beheersmaatschappij
Luchthaven Kortrijk-Wevelgem)
Monsieur Jacinte (project manager aviation strategy
& development The Brussels Airport Company)
Stroobants Jos (director aviation development The
Brussels Airport Company)
Vanpraet Ann (salles & marketing manager/financieel
Internationale Luchthaven Oostende-Brugge)
Velders Sophie (ingenieur Luchthaven Antwerpen)
Verbist Wim (adjunct-commandant Luchthaven Ant-
werpen)
Deskundigen
Bollen Hilde (coördinator Short Sea Shipping Vlaande-
ren)
De Decker Catharina (Belgocontrol)
Dewulf Dirk (afdelingschef NMBS)
Jacobs Philippe (afdelingshoofd De Lijn)
Kochuyt Valérie (beleidsmedewerker Natuurpunt vzw)
Vertegenwoordiger administratie Ministerie
Vlaamse Gemeenschap zonder stemrecht
Maes Jo (adjunct van de directeur departement mobi-
liteit en openbare werken, algemeen beleid)
Dagelijks bestuur
Waarnemend voorzitter
Cabus Peter (prof. Dr. KULeuven, opdrachthouder SERV)
Leden
Cleirbaut Eddy (luchthavencommandant Luchthaven
Antwerpen)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Marchand Steven (provinciaal secretaris ABVV Vlaams
Brabant)
Van Camp Bart (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Van de Voorde Eddy (prof. Faculteit TEW UA)
Van den Bossche Luc (voorzitter The Brussels Airport
Company)
Van Eeckhoutte Stefaan (directeur WIV-beheersmaat-
schappij Luchthaven Kortrijk-Wevelgem)
Vanspauwen Gina (algemeen directeur Internationale
Luchthaven Oostende-Brugge)
Secretariaat
Deschamps Pieter (attaché SERV)
15. Mobiliteitsraad vanVlaanderen(op 31.12.2007)
Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
Stessens Karel (vice-voorzitter ACOD)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Coolbrandt Jan (nationaal secretaris CCOD-sector ver-
voer ACV)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Wouters Raf (algemeen sectroverantwoordelijke belan-
gengroep vervoer over de weg)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Engelen Hugo (gewestsecretaris Vlaamse regionale
ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Van Der Velden Marleen (stafmedewerker GIS Boeren-
bond)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
De Maegt Isabelle (hoofd externe relaties FEBETRA)
Mariën Katleen (advieseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Netwerk van Ondernemingen)
Vanfraechem Stephan (research consultant Alfaport
Antwerpen vzw)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Vandorpe Gilles (economisch adviseur studiedienst
UNIZO)
Verkinderen Lode (secretaris-generaal SAV)
Vertegenwoordiger van de VVSG
Brouwers Karin (schepen ruimtelijke ordening en jeugd
stad Leuven)
Vertegenwoordiger van de VVP
Van Snick Els (vervoerseconoom Provinciaal adminis-
tratief centrum “Het Zuid”)
Vertegenwoordigers van de milieuverenigingen,
zetelend in de Minaraad
Grietens Erik (beleidsmedewerker Bond Beter Leefmi-
lieu)
Van Laer Liesbet (beleidsmedewerker Natuurpunt)
Vertegenwoordigers van de openbare
vervoeraanbieders
Kesteloot Roger (directeur onderzoek De Lijn centrale
diensten)
Kerckaert Koen (wnd. Dienstchef coördinate en securi-
ty NMBS groep)
Vertegenwoordigers van de
mobiliteitsverenigingen
D’Haese Patrick (algemeen directeur Fietsersbond vzw)
Denhaen Moniek (coördinator cel Recht op mobiliteit,
Governmental Affairs Touring)
Fannes Ilse (projectcoördinator Komimo vzw)
Keppens Marc (bestuurslid Voetgangersbeweging vzw)
Popelier Geert (manager juridische dienst VTB-VAB)
Vanseveren Jan (adviesmedewerker BTTB vzw)
Deskundigen
Meersman Hilde (professor departement TPR Universi-
teit Antwerpen)
140
141
Vereeck Lode (hoofddocent departement Economie-
Rechten Universiteit Antwerpen)
Verhetsel Ann (professor departement Transport en
Ruimtelijke Economie Universiteit Antwerpen)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Belgisch Vakverbond
Moreels Frank (federaal secretaris ABVV)
Van Den Rijse Angeline (economisch adviseur studie-
dienst ABVV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Chaffart Myriam (algemeen sectorverantwoordelijke
water ACV-Transcom)
Roskams Jeroen (adviseur studiedienst ACV)
Van Laethem Marc (algemeen secretaris ACV-Transcom
spoorwegen)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Van Hertbruggen Ellen (stafmedewerker studiedienst
Vlaamse Regionale ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Boerenbond
Meulemans Bert (adviseur gezins- en welzijnsbeleid stu-
diedienst Boerenbond)
Voka-Vlaams Netwerk van Ondernemingen
De Belder Joris (adviseur belangenbehartiging, ruimtelijke
ordening en mobiliteit Voka-Vlaams Netwerk van Onder-
nemingen)
De Kimpe Frederiek (attaché Vlaamse Confederatie
Bouw)
Van Severen Peter (directeur Gentse Havengemeen-
schap)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Bergers Carine (juridisch adviseur FBAA)
Steenbergen Pierre (secretaris GTL-Taxi)
Vertegenwoordiger van de VVSG
Vansevenant Peter (directeur mobiliteit Stad Gent)
Vertegenwoordiger van de VVP
Vanhee Marc (industrieel ingenieur Provinciehuis Ant-
werpen)
Vertegenwoordigers van de milieuverenigingen,
zetelen in de Minaraad
Claeys Bram (beleidsmedewerker Bond Beter Leefmilieu)
Gysels Jos (diensthoofd beleid Natuurpunt)
Vertegenwoordigers van de openbare
vervoeraanbieders
Christiaens Sofie (adviseur H-CS, 112 B-Mobility)
Meynaerts Anneliese (analist directie onderzoek De Lijn
centrale diensten)
Vertegenwoordigers van de mobiliteits-
verenigingen
De Mol Johan (UGent-CDO
Dhollander Karen (wetenschappelijk onderzoeker Voet-
gangersbeweging vzw)
Ijzerman Elke (projectmedewerker Fietsersbond vzw)
Van Coillie Karel (hoofd juridische dienst cel Recht op
mobiliteit, Touring)
Van der Borst Maya (medewerker VTB-VAB)
Van Kesteren David (bestuurslid Komimo vzw)
Dagelijks bestuur
Voorzitter
Schalck Daan
Leden
Van Den Rijse Angeline (economisch adviseur studie-
dienst ABVV)
Vandorpe Gilles (economisch adviseur studiedienst
UNIZO)
D’Haese Patrick (algemeen directeru Fietsersbond vzw)
Popelier Geert (manager juridische dienst VTB-VAB)
Wonen de vergadering bij met raadgevende stem
Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV)
Van Thillo Frank (secretaris MORA)
1. Secretariaat-generaalAdministrateur-generaal Pieter KERREMANS
Directiesecretariaat Ingrid TAELEMANS
Adjunct–administrateur –generaal Esther DEMAN
Directiesecretariaat Kathleen VERMEIRE
2. Personeels- en financiëledienstHoofd personeels- en financiële dienst
Anne REYNIERS
Attaché Joke BEUSEN
Attaché Bart MOUTON
Secretariaat Martine JANSSENS
3. Studiedienst: SERV-domeinenWetgeving en regulering Peter VAN HUMBEECK
Wim KNAEPEN
Buitenlands Beleid en Internationale samenwerking
Ria VAN PEER
Ingrid TAELEMANS
Financiën en begroting Etienne POELVOORDE
Axel MATHOT
Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Onderwijs algemeen Mieke VALCKE
Onderwijs – arbeidsmarkt Mieke VALCKE
Wetenschappelijk onderzoek Leen VANAERSCHOT
Permanente vorming Leen VANAERSCHOT
Welzijn, volksgezondheid en cultuur Michel DETHEE
Axel MATHOT
Economie en werkgelegenheid en toerisme
Economie - Algemeen Michel DETHEE
Wim KNAEPEN
Ingrid SCHURMANS
Erwin EYSACKERS
Natuurlijke rijkdommen en energie
Peter VAN HUMBEECK
Annemie BOLLEN
Werkgelegenheid Dirk VAN VLEM
Francis DEVISCH
Mieke VALCKE
Katrijn VANDERWEYDEN
Rien VAN MEENSEL
Sociaal-economische regionale ontwikkeling
Wim KNAEPEN
Peter CABUS
Innovatie en telecommunicatie Wim KNAEPEN
Toerisme Etienne POELVOORDE
Landbouw Wim KNAEPEN
Michel DETHEE
Leefmilieu en Natuurbehoud Peter VAN HUMBEECK
Annemie BOLLEN
Anncik LAMOTE
Mobiliteit Etienne POELVOORDE
Nico MILO
Netwerken Mieke VALCKE
Ruimtelijke Ordening, huisvesting, monumenten en
landschappen Peter CABUS
Wetenschappen en technologisch innovatiebeleid
Wim KNAEPEN
Bestuurszaken
Binnenlandse aangelegenheden Peter CABUS
Wim KNAEPEN
Staatshervorming Axel MATHOT
Cultuur, sport en media Michel DETHEE
Axel MATHOT
3SERV-secretariaat
143
4. SERV–commissiesSectorcommissies
Metaal- en technologische industrie Wim KNAEPEN
Textiel en Confectie Nico MILO
Goederenvervoer Nico MILO
Welzijn- en gezondheidszorg Michel DETHEE
Axel MATHOT
Hout en bouw Michel DETHEE
Toerisme Etienne POELVOORDE
Vlaamse Havencommissie Jean-Pierre MERCKX
Dirk NEYTS
Adviescommissie Private Arbeidsbemiddeling
Dirk VAN VLEM
Anja MAES
Annick BEERENS
Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds
Dirk VAN VLEM
Anja MAES
Annick BEERENS
Overlegplatform Vlaamse arbeidsbemiddelingsbureaus
Dirk VAN VLEM
Anja MAES
Commissie Diversiteit Francis DEVISCH
Rien VAN MEENSEL
Vlaamse Luchthavencommissie Peter CABUS
Pieter DESCHAMPS
MORA Frank VAN THILLO
Nathalie SELLEKAERTS
Hans TINDEMANS
Ann WUYTS
Nico MILO
5. SERV–projectenBeroepsprofielenproject Leen VANAERSCHOT
Veerle DE KEERSMAECKER
Marthe DEBROUWERE
Anne ROOSE
Ann OLBRECHTS
Barbara KREKELS
Sharon DUVERGER
Katleen HAVET
Kris VAN DEN BROECK
Wim LEFEBVRE
Bart MOUTON
Leen VERACHTERT
Saskia VANDE VELDE
David WILLEMS
Riky DE BIEVRE
6. InformaticadienstHoofd dienst informatie Guibert JORIS
Medewerker Tom VERZELE
7. CommunicatieCommunicatieverantwoordelijke Christine JACOBS
Medewerkster Martine MUYLLE
8. DocumentatiecentrumBibliothecarissen Claudine HUYGHE
Marc VAN DEN BERGH
Webmaster Claudine HUYGHE
9. STV-medewerkersDirecteur Paul BERCKMANS
Stafmedewerkers Paul DE HONDT
Frank JANSSENS
Jos COENEN
Patrick VERBRUGGEN
Vormingsverantwoordelijke Brigitte LAUWERS
Wetenschappelijk medewerkers Leen BAISIER
Hadewych BAMPS
Ria BOURDEAUD’HUI
Hendrik DELAGRANGE
Liselotte HEDEBOUW
Sandra HELLINGS
Patrick ROELANDT
Stephan VANDERHAEGHE
Gert VERDONCK
10. Ondersteunende dienstenSecretariaat Dorina PYNAERT
Rita VAN BELLE
Lieve VAN DEN HEUVEL
Suzanne VAN DER CAMMEN
Huguette VAN DER WILDT
Verzendingsdienst Patrick BAEYENS
Monique DE MEYER
Onthaal Barbara FAELENS
Logistiek Rita COECKELBERGHS
Pascal LEFEVRE
Chantal DE COKERE
1. SERV-berichtHet SERV-bericht verschijnt driemaandelijks. Het SERV-
bericht gaat dieper in op de adviezen en de thema’s waar
de SERV rond werkt. Regelmatig brengen we een inter-
view. In ieder nummer vindt u ook een overzicht van de
adviezen van de raad. Verder besteden we aandacht
aan het verklaren van jargon. SERV-bericht is gratis en
heeft ongeveer 5.000 abonnees.
Sinds 2007 worden de STV-berichten als een rubriek bin-
nen het SERV-bericht gepubliceerd.
2. Elektronische nieuwsbrievenKort na elke raad verschijnt een elektronische nieuws-
brief. Zo bent u snel op de hoogte van onze adviezen. De
informatie in de nieuwsbrief is bewust beknopt. Wie de
volledige tekst wil lezen kan rechtstreeks naar het juis-
te advies (in pdf) klikken op de website www.serv.be. U
kunt zich op de nieuwsbrief abonneren door een mail te
sturen, bij voorkeur met uw adresgegevens, naar nieuws-
De Focus op Innovatie & Arbeid is een periodieke nieuws-
brief, die door STV-Innovatie & Arbeid via e-mail wordt
verspreid. Zowel de onderzoeken rond Werkbaar Werk
als de andere STV-onderzoeken komen hierin aan bod.
Ook de Vlaamse Havencommissie heeft een elektroni-
sche nieuwsbrief. Hierop kunt u abonneren door een
mail te sturen naar [email protected].
3. Adviezen, aanbevelingen enstandpuntenDe belangrijkste adviezen, standpunten, aanbevelingen
en studies van de SERV worden gepubliceerd en zijn ver-
krijgbaar bij de SERV. U vindt alle adviezen, standpun-
ten en aanbevelingen ook terug op de website
www.serv.be onder de rubriek publicaties.
4. STV-brochures en -informatie-dossiersDe resultaten van de STV-onderzoeken worden gepu-
bliceerd. In de brochures vindt iedere geïnteresseerde
een beknopte en vlot leesbare weergave. De informa-
tiedossiers zijn uitgebreidere rapporten en richten zich
op studiediensten, deskundigen, onderzoekers, beleids-
makers en bedrijven.
5. Persmededelingen en–conferentiesIn 2007 publiceerden de SERV, STV-Innovatie & Arbeid
en de Vlaamse Luchthavencommissie 19 persberichten.
De SERV organiseerde ook zeven persontmoetingen.
Deze acties waren rechtstreeks en onrechtstreeks aan-
leiding voor 130 artikels in de dagbladpers. Af en toe haal-
den we ook het televisie- en radionieuws. Vaak komen
persberichten ook terecht op (nieuws)websites. De top-
pers qua media-aandacht waren: de werkbaarheidsmo-
nitor, het Sociaal-Economisch Rapport Vlaanderen, Maat-
schappelijk Verantwoord Ondernemen en begroting en
PPS. Alle persberichten vindt u terug op de website
www.serv.be onder de rubriek nieuws - persberichten.
6. WebsiteDe SERV-website is een belangrijk informatiekanaal van
de SERV en is een volwaardig publicatiemiddel naast de
alsmaar minder gedrukte SERV-publicaties.
4Externe communicatie
145
Op de website vindt u:
� Algemene informatie over de SERV, VESOC, STV-
Innovatie & Arbeid, de sectorcommissies; de Vlaam-
se Havencommissie(VHC), De Vlaamse Luchtha-
vencommissie(VLC) en de Mobiliteitsraad van
Vlaanderen (MORA);
� Actualiteit en informatie: de persberichten, agenda
van de raad, de maandelijkse e-nieuwsbrieven;
� Publicaties: de volledige tekst van alle SERV- VHC,
VLC- en MORA- adviezen en aanbevelingen het SERV-
bericht, de STV-brochures en informatiedossiers
(vanaf 2003) en Focus op werkbaar werk;
� De informatiebank beroepen: hier vindt u informatie
over meer dan 100 beroepen en hun bijhorende com-
petenties en standaarden. Ook voor informatie over
sectoren kan u er terecht. Zoekingangen op beroep
en sector wijzen de weg. Ten slotte vindt u er ook de
volledige tekst van de beroeps(competentie)profie-
len en de standaarden terug.
Nieuw in 2007� Uitbreiding met de Mobiliteitsraad van Vlaanderen
(MORA):
• Advies over het voorontwerp van decreet
betreffende de aanvullende reglementen op het
wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van
de verkeerstekens (19/12/2007).
• Aanbeveling Groenboek, een nieuwe stedelijke
mobiliteitscultuur (19/12/2007).
• Advies verkeersveiligheidsplan Vlaanderen
(09/11/2007).
• Website in de kijker: wekelijks.
� Bij STV-Innovatie & Arbeid:
• Werkterrein Werkbaar werk met de nulmeting
bij 6000 zelfstandigen en een tussenmeting bij
20 000 loontrekkenden De resultaten van de
meting 2007 zijn gebundeld in informatiedossiers
en de reeks Focus op werkbaar werk.
• Werkterrein vorming: twee nieuwe tools: werk-
plekleren voor leerkrachten en instrumenten
voor competentiegericht personeelsbeleid.
� Bij SERV:
• Diverse werkterreinen: Sociaal-Economisch Rap-
port Vlaanderen 2007.
• Maatschappelijk verantwoord ondernemen i.s.m.
Sustenuto.
� Bij Vlaamse Havencommissie:
• Steekkaarten Vlaamse havens.
• Update Wegwijzer in Europese haven- en ver-
voerdossiers.
� Vlaamse Luchthavencommissie:
• Groeicijfers Vlaamse regionale luchthavens.
• Luchtvaartstatistieken.
7. De Vrije MarktOp zaterdag 7 september kwam de eerste uitzending van
het nieuwe, wekelijkse sociaaleconomische programma
De Vrije Markt op TV Eén op het scherm.
De Vrije Markt wordt sinds 7 september 2007 iedere
zaterdag uitgezonden van 12u45 tot 13u. In 15 minuten
worden drie thema’s uit de sociaaleconomische week-
actualiteit belicht in een gesprek/discussie waarbij een
VRT-journalist (een)werkgever(s) of werknemer(s) of
(een) Vlaamse sociale partner(s) interviewt over de soci-
aaleconomische actualiteit. Tussen het gesprek kunnen
beeldfragmenten zitten die de actualiteit illustreren.
Tv-journalist Guy Janssens is eindredacteur.
De radioprogramma’s door de erkende sociaalecono-
mische verenigingen, zijn vanaf september vervangen
door een wekelijkse uitzending van minimaal vier minu-
ten op radio 1 op vrijdagavond tussen 18u30 en 19u. De
sociaaleconomische cel van de VRT-nieuwsdienst verzorgt
de radio- en Tv-uitzending. Het radioprogramma kondigt
De Vrije Markt van de volgende dag aan en gaat in op de
thema’s die aan bod komen.
Het sociaaleconomisch programma wordt aangekon-
digd via een trailer, uitgezonden op vrijdagavond op TV
Eén tussen 18u58 en 23u15.
7.1. Overzicht uitzendingen De Vrije MarktZa 22/12 - De eindejaarsperiode wordt geen feestperiode
voor onze nationale spoorwegmaatschappij. De onaf-
hankelijke vakbond van treinbestuurders heeft aange-
kondigd dat ze de komende weken nog actie gaat voe-
ren.
Guy Janssens praat met Jannie Haeck, gedelegeerd
bestuurder van NMBS-holding en Luc Cortebeeck, voor-
zitter van ACV.
Za 15/12 – De Vrije Markt buigt zich over de almaar
stijgende voedselprijzen met Noël Devisch, voorzitter van
de Boerenbond en bij Chris Moris, directeur-generaal van
de Federatie van de Voedingsindustrie.
Za 8/12 - Guy Janssens praat met Anne Vanderstappen
van UNIZO en Frank Vanmassenhove, Overheidsma-
nager van het Jaar en Voorzitter van de Federale Over-
heidsdienst Sociale Zaken over ambtenaren en zelf-
standigen.
Za 2/12 - Uit een enquête van staatssecretaris Vincent
Van Quickenborne is gebleken dat meer dan 62% van de
Vlamingen op zondag wil gaan shoppen. Dat kan uiter-
aard alleen maar als er meer en flexibelere openinguren
komen. Maar willen wij wel met zijn allen op zondag
naar de winkel?
Sociale verkiezingen, ook in KMO's? is het tweede thema.
Volgend jaar zijn er in heel wat bedrijven weer sociale
verkiezingen. Alleen wil het met de organisatie van die
verkiezingen niet zo goed vlotten. Niet dat de vakbon-
den het niet eens raken. Integendeel, voor het eerst
sinds lang zijn de syndicale organisaties erin geslaagd
hun meningsverschillen te overbruggen.
Guy Janssens praat met Karel Van Eetvelt, gedelegeerd
bestuurder van UNIZO en Marc Leemans, nationaal
secretaris van het ACV.
Za 24/11 - Guy Janssens praat met GIMV-voorzitter
Herman Daems en Jan Vanderpoorten (ABVV) over
jonge ondernemers en de autosector.
Deel 1: Baas in eigen zaak, voor veel jongeren is het
onbegonnen zaak.
Dat is gebleken uit een recent onderzoek. Daarin werd
gepeild naar het ondernemerschap van studenten in
hogescholen en universiteiten. De resultaten zijn niet erg
bemoedigend. België en Vlaanderen hinken helemaal
achterop.
Deel 2: De auto: een zegen of een vloek?
De autoassemblage loopt tegenwoordig niet op wiel-
tjes. Van de week werd weliswaar het prototype voor-
gesteld van de Audi A1. Een auto die binnenkort helemaal
in ons land zal gebouwd worden en het drama van Volks-
wagen Vorst moet doen vergeten.
Za 17/11 – Heel wat buitenlandse investeerders maken zich
zorgen. Vooral de Amerikanen hebben het moeilijk met
het huidige investeringsklimaat in ons land.
De aanslepende regeringsvorming doet België een beet-
je in een toestand van onzekerheid verzeilen, vinden ze.
En als er één ding is wat bedrijven kunnen missen als kies-
pijn, dan is het wel onzekerheid.
Een tweede thema is dure olie of goedkope olie.
Guy Janssens interviewt Rudy Thomaes, gedelegeerd
bestuurder van VBO en Peter Vanden Houte, chief eco-
nomist ING België.
Za 10/11/07 - De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
heeft de concurrentiepositie van onze ondernemingen
onderzocht. En een job voor het leven, dat is al lang niet
meer van deze tijd. Jobhoppen is het nieuwe tover-
woord, maar waar komt het vandaan en, vooral, halen we
er wel ons voordeel uit?
Guy Janssens praat met Jan Denys, manager public
relations & public affairs van Randstad en Ann Demeu-
lemeester, Algemeen secretaris van ACW.
Za 28/10/07 - Vlaams minister-president Peeters heeft
het verankeringsdebat van onder het stof gehaald. Daar-
naast was ook de minimale dienstverlening bij de over-
heid voer voor discussie deze week. Paul D'Hoore spreekt
met Wouter Torfs, gedelegeerd bestuurder Schoenen
Torfs, en Ilse Dielen, nationaal secretaris van het Vlaams
ACV.
Za 20/10/07 - Eén op de zeven Belgen leeft in armoe-
de. Het was even schrikken toen dit cijfer werd bekend
gemaakt. Iedereen was er toch van overtuigd dat we in
één van de rijkste landen van de wereld leven. Niet dus.
Guy Janssens praat erover met Jan Vercamst, gewest-
secretaris ACLVB en Philippe Muyters Voka, gedele-
geerd bestuurder Voka-Vlaams Netwerk van Onderne-
mingen.
Za 14/10/07 - Paul D'Hoore praat met Michel Vermaer-
ke van de Vereniging van banken en met Erwin Dedeyn,
voorzitter van de socialistische bond BBTK. Ze hebben
het over de overname van ABN-Amro door Fortis en
over economische migratie.
Za 06/10/07 - Guy Janssens praat over het proces Ler-
nout & Hauspie, de lage werkloosheid en pensioen. De
gasten vandaag zijn Geert Noels, hoofdeconoom van
Petercam Vermogensbeheer en beursanalist, en met
Bea Cantillon, hoogleraar Sociale zekerheid en armoe-
debestrijding aan de Universiteit Antwerpen.
Za 29/09/07 – Paul D’Hoore praat over wat er fout
loopt in onze bedrijven en bekijkt hoe groot de solida-
riteit is tussen noord en zuid. Vragen genoeg voor onze
gasten: Luc Cortebeeck, voorzitter van het ACV, en Luc
Vansteenkiste, gedelegeerd bestuurder bij Recticel en
voormalig voorzitter van het VBO.
Za 22/09/07 - De sociale onrust bij Janssen Phar-
maceutica en Nokia Siemens en de toenemende inte-
rimarbeid op de arbeidsmarkt.
Guy Janssens praat met Koenraad Debackere, hoogle-
raar technologie en innovatiemanagement aan de KULeu-
ven, en aan Caroline Copers, Algemeen secretaris van
het Vlaamse ABVV.
Za 15/09/07 - InBev keert met hangende pootjes terug
naar Hoegaarden, de sociale verkiezingen worden vol-
gend jaar georganiseerd volgens de klassieke formule,
146
147
en gaat autobusbouwer Van Hool in Indische handen val-
len?
Paul D’Hoore praat hierover met Piet Timmerman,
bestuurder directeur-generaal VBO en Marc Leemans,
nationaal secretaris ACV
Za 08/09/07 - Zullen onze energieprijzen stijgen na de
monsterfusie tussen Suez en Gaz de France, is het uit
met de pret voor de gepensioneerden, en moeten de
belastingen op ons spaargeld worden opgetrokken om
de loonlasten te laten dalen? Guy Janssens praat met
Rudy De Leeuw, voorzitter ABVV en Karel Van Eetvelt,
gedelegeerd bestuurder van UNIZO.
8. Sociaal – economisch jargonOp de raad van september 2007 werd de update van de
sociaaleconomische jargon- en letterwoordenlijst goed-
gekeurd. Deze lijsten vindt u op de website terug:
www.serv.be/jargon en www.serv.be/letterwoorden.
Nieuwe jargonwoorden zoals comodaliteit, flexicurity,
generatiepact, good governance (charter), kilometer-
heffing, Kiwimodel, mobiliteitskrediet, wegenvignet wor-
den in een toegankelijke taal omschreven.
Letterwoorden als Essenscia, Fedustria, IVV en REG-
LEG werden met hun omschrijving opgenomen.
9. DocumentatiecentrumHet SERV-documentatiecentrum maakt deel uit van het
Libisnetwerk.
De SERV-catalogus is toegankelijk via www.serv.be/docu-
mentatiecentrum
Daarnaast maakt het SERV-documentatiecentrum deel
uit van Felnet – Flanders Environmental Library Network
– een samenwerkingsverband van de voornaamste milieu-
documentatiecentra in Vlaanderen en Brussel. Felnet is
raadpleegbaar op www.felnet.eu.
Deze site (ook bereikbaar via de SERV-website) is de
grootste virtuele milieudatabank in Vlaanderen en omvat
onder meer de SERV-collectie over milieu en vervoer.
9.1. CollectieEind 2007 bevatte het SERV-documentatiecentrum:
� 12.570 monografieën, overheidspublicaties en rap-
porten;
� 350 lopende tijdschriftabonnementen;
� ongeveer 300 jaarverslagen van regionale, federa-
le en supranationale instellingen en van beroepsfe-
deraties en bedrijven;
� een serie Cd-rom’s zoals Bel-first, Balanscentrale
Nationale Bank, Trends Top 100.000;
� een ruime reeks video’s met onder meer alle uit-
zendingen van Vlaanderen NV, Het Vermogen en De
Late Shift;
� daarnaast beschikt het SERV-documentatiecentrum
over uitgebreide statistische data: onder meer gede-
tailleerde arbeidsmarktgegevens, demografische en
financiële data. Deze zijn hoofdzakelijk elektronisch
beschikbaar en deels in boekvorm.
9.2. 2007In 2007 werd(en)
� een evaluatie uitgevoerd van het tijdschriftenbestand.
Alleen tijdschriften bestemd voor de basiscollectie,
passend binnen het profiel van het SERV-documen-
tatiecentrum worden behouden (SERV-partners,
bedrijfsfederaties, …);
� de eigen SERV-publicaties elektronisch toegankelijk
gemaakt en dit via een koppeling met de publica-
tiemodule van de website;
� aanwinsten van het documentatiecentrum permanent
ter beschikking gesteld via de website:
www.serv.be/documentatiecentrum;
� een stijgend beroep gedaan op IBL-uitleen (intern en
extern) via het IMPALA-systeem.
9.3. FaciliteitenEen ruim publiek (sociale partners, onderzoekscentra,
bedrijven, particulieren, studenten) vindt de weg naar het
SERV-documentatiecentrum.
Raadpleging ter plaatse is mogelijk op woensdag- en vrij-
dagnamiddag na afspraak.
De faciliteiten op een rijtje:
� een beperkte mogelijkheid tot fotokopiëren (tegen
betaling);
� raadpleging van de catalogus, van Cd-rom’s en Inter-
net;
� het bekijken van de video’s.
Vragen van gebruikers worden opgevolgd of verder
doorverwezen.
10. Openbaarheid van bestuurDe SERV volgt de bepalingen over de openbaarheid van
bestuursdocumenten in de diensten en instellingen van
de Vlaamse Regering. Aangezien in principe alle beslis-
singen van de SERV gepubliceerd worden, zijn ze open-
baar. Iedereen kan ze opvragen (eventueel na betaling).
De openbaarheid geldt niet zolang over een aangele-
genheid geen eindbeslissing is genomen. Onvoltooide
documenten of interne mededelingen zijn niet automa-
tisch openbaar.
In 2007 ontving de SERV geen vragen tot inzage van
documenten.
11. KlachtenbehandelingDe SERV ontving in het kader van het decreet van
1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtendecreet
ten aanzien van de bestuursinstellingen voor het jaar
2007 geen klachten.
148
1. SERV1.1. Adviezen, aanbevelingen enstandpuntenDe adviezen, aanbevelingen en standpunten kunnen
gratis gedownload worden van de website. Een kopie kost
€ 8,68.
Arbeid en werkgelegenheid� Advies over de discussienota Leren en werken.
(17.01.2007)
� Advies over de discussienota Kwalificatie en Com-
petenties. Een Vlaamse kwalificatiestructuur. Een
eenduidige ordening van kwalificaties. (17.01.2007)
� Advies over twee ontwerpen van decreet houdende
samenwerkingsakkoorden over interregionale mobi-
liteit van de werkzoekende. (17.01.2007)
� Advies over Eerste lijst van beroepen en titels van
beroepsbekwaamheid 2007. (14.02.2007)
� Advies Vlaams Actieplan Werkloosheidsvallen 2007.
(13.06.2007)
� Advies over het besluit betreffende de lokale dien-
steneconomie. (12.09.2007)
Begroting� Informatierapport alternatieve financiering januari
2007. (17.01.2007)
� Evaluatierapport begroting 2007. (17.01.2007)
� Advies over het begrotingsbeleid van de Vlaamse
Gemeenschap juli 2007. (10.07.2007)
� Advies over het voorontwerp van decreet houdende
bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008.
(14.11.2007)
Diversiteit� Advies over het decreet houdende een kader voor het
Vlaamse Gelijkekansen- en Gelijkebehandelingsbe-
leid. (14.11.2007)
Economie� Advies over het voorontwerp van besluit houdende
subsidiëring van bedrijfsgebouwen. (14.02.2007)
� Advies over criteria lerende netwerken. (10.07.2007)
Energie� Advies over het samenwerkingsakkoord uitvoering
sommige bepalingen Protocol van Kyoto - Flexmex.
(11.04.2007)
� Advies over energieprestaties in scholen. (10.07.2007)
� Aanbeveling over de kostenterugwinning van water-
diensten: beleidsvragen voor de Vlaamse Water-
sector. (12.09.2007)
� Advies over het besluit energieprestatiecertificaat
verkoop en verhuur residentiële gebouwen.
(12.09.2007)
� Advies over het besluit haalbaarheidsstudie alter-
natieve energiesystemen. (12.09.2007)
Europees Beleid� Advies over het voorstel van de Europese Commis-
sie voor een European Credit System for Vocation-
al Education and Training (ECVET). (11.04.2007)
Milieu� Advies verzameldecreet inzake leefmilieu, energie en
openbare werken. (17.01.2007)
� Advies over het NEC emissiereductieprogramma
5Publicatielijst
2006. (14.02.2007)
� Advies over het wijzigingsbesluit hernieuwbare ener-
gie inzake groenestroomcertificaten voor biomassa.
(11.04.2007)
� Advies van de SERV en Minaraad over de waterbe-
heerkwesties (13.06.2007)
� Advies van de SERV en Minaraad over vooront-
werpdecreet organisatie co-existentie van gene-
tisch gemodificeerde gewassen met conventionele
gewassen en biologische gewassen. (13.06.2007)
� Aanbeveling over het milieu- en energie innovatie-
platform (MIP) en het Vlaams actieplan milieu, ener-
gie en innovatie. (13.06.2007)
� Advies van de SERV en Minaraad op hoofdlijnen
over het ontwerp van besluit over het elektronisch
indienen van een milieuvergunningsaanvraag.
(10.07.2007)
� Advies van de SERV en Minaraad sectoraal uitvoe-
ringsplan bagger- en ruimingsspecie. (10.07.2007)
� Advies van de SERV en Minaraad op hoofdlijnen
over het voorontwerp van Vlarebo 2007. (12.09.2007)
� Advies van de SERV en Minaraad over het vooront-
werp algemeen oppervlaktedelfstoffenplan.
(14.11.2007)
� Advies van de SERV en Minaraad op hoofdlijnen
over het ontwerp van uitvoeringsplan milieuverant-
woord beheer van huishoudelijke afvalstoffen.
(14.11.2007)
� Advies van de SERV en Minaraad over de actualisa-
tie van het milieubeleidsplan 2003-2007 voor de
periode 2008-2010. (14.11.2007)
Mobiliteit� Aanbeveling over een alternatief voor het wegen-
vignet voorgesteld aan de commissie “Openbare
Werken, Mobiliteit en Energie” van het Vlaams par-
lement op 26 juni 2007. (13.06.2007)
� Advies over het ontwerp van besluit tot toekenning
van een rentetoelage voor ondernemingen die lijden
onder de verstoorde bereikbaarheid tengevolge van
hinder door openbare werken. (13.06.2007)
� Advies over het voorontwerp van decreet over aan-
vullende reglementen op het wegverkeer.
(12.09.2007)
Onderwijs� Advies over het flankerend onderwijsbeleid.
(13.06.2007)
� Advies over de financiering van de werking van de
hogescholen en de universiteiten. (10.07.2007)
Regionaal Beleid� Aanbeveling over de draagwijdte en opvolging van de
streekpacten. (14.11.2007)
Ruimtelijke Ordening� Standpunt over het ontwerpbesluit over de type-
voorschriften RUP’s. (11.04.2007)
Welzijn- en Gezondheidszorg� Advies over het voorontwerp van decreet houdende
de oprichting van de Strategische adviesraad 5SAR)
voor het Vlaams Welzijns-, Gezondheids- en Gezins-
beleid en van een adviescommissie voor voorzie-
ningen van welzijn, volksgezondheid en gezin.
(11.04.2007)
1.2. BeroepsprofielenDe beroepsprofielen kunnen gratis gedownload worden
van de website. Een kopie kost € 5,00.
� Beroepencluster aanleg parken en tuinen (februari
2007)
� Beroepencluster onderhoud parken en tuinen (febru-
ari 2007)
� Beroepsprofiel boormeester (februari 2007)
� Beroepsprofiel hoofdarchivaris (maart 2007)
� Beroepsprofiel archivaris (maart 2007)
� Beroepsprofiel archiefmedewerker (maart 2007)
� Beroepsprofiel dispatcher (april 2007)
� Beroepsprofiel logistiek assistent (e) (april 2007)
herwerkte versie
� Beroepsprofiel asbestverwijderaar (mei 2007)
� Beroepencluster bemanning aan dek in de binnen-
scheepvaart (mei 2007)
� Beroepscompetentieprofiel schoenhersteller (sep-
tember 2007)
� Beroepscompetentieprofiel kwaliteitswisselaar plat-
weverij (september 2007)
� Beroepscompetentieprofiel regelaar platweverij (sep-
tember 2007)
� Beroepencluster schoonheidszorgen (september
2007) herwerkte versie
� Beroepscompetentieprofiel sociaal tolk (december
2007)
� Beroepscompetentieprofiel stoomstrijkster (decem-
ber 2007)
1.3. Rapporten� Maatschappelijk verantwoord ondernemen, van goede
indruk maken naar duurzame indruk achterlaten.
Brussel: SERV/Sustenuto. (05.10.2007)(gratis)
150
151
1.4. JaarverslagHet jaarverslag kan gratis gedownload worden van de
website.
� Jaarverslag 2007 Sociaal – Economische Raad van
Vlaanderen, STV-Innovatie & Arbeid, Vlaamse Haven-
commissie.
1.5. TijdschriftHet SERV-bericht kan gratis gedownload worden van de
website.
� SERV-bericht vier nummers per jaar (gratis)
2. STV-Innovatie & Arbeid2.1. BrochuresAlle brochures kunnen gratis gedownload worden van de
website. Een gedrukte versie kost € 5,00 tenzij anders
vermeld.
� Leren op de werkplek. Goede praktijkvoorbeelden uit
de textielsector / G. Verdonck (16.11.2006)
� Nieuwe vormen van werkorganisatie. Trends 2001-
2004 / H. Delagrange (22.03.2006)
� De technologie van morgen. Technologische innovatie
en mogelijke sociaaleconomische gevolgen / L. Hede-
bouw (24.01.2006)
€ 10,00
� Vormingsideeën over organisatievernieuwing en per-
soneelsbeleid (01.01.2006)
� Beoordelings- en functioneringsgesprekken. Een
enquête bij werknemers in Vlaanderen / L. Hedebouw
(31.07.2007)
2.2. InformatiedossiersAlle informatiedossiers kunnen gratis gedownload wor-
den van de website. Een gedrukte versie kost € 7,50, ten-
zij anders vermeld.
� Leren op de werkplek. Goede praktijkvoorbeelden uit
de textielsector / G. Verdonck (16.11.2006)
(€ 15,00 vanaf 10 exemplaren € 7,50)
� Werkdruk in de bouw / P. Roelandt (29.06.2006)
� Competentiebehoeften en opleiding in de voedings-
nijverheid. Een kwalitatieve verkenning in enkele
subsectoren / L. Baisier (STV-Innovatie & Arbeid),
L. Lebon en C. Van Mol (IPV) (01.06.2006)
� Externe Arbeidsmobiliteit in Vlaanderen: stand van
zaken / H. Delagrange (30.03.2007)
� Vlaamse werkbaarheidsmonitor loontrekkenden
2007. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid op
de Vlaamse arbeidsmarkt, evolutie 2004-2007 / R.
Bourdeaud’hui en S. Vanderhaeghe (30.06.2007)
€ 10,00
� Beoordelings- en functioneringsgesprekken. Een
enquête bij werknemers in Vlaanderen / L. Hedebouw
(31.07.2007)
� Organisatievernieuwing in praktijk. Voorbeelden uit
Finland, Nederland, Ierland, Duitsland en België / L.
Baisier (26.11.2007)
� Vlaamse werkbaarheidsmonitor zelfstandige onder-
nemers 2007. Indicatoren voor de kwaliteit van de
arbeid op de Vlaamse arbeidsmarkt, 2007 / R. Bour-
deaud’hui en S. Vanderhaeghe (29.11.2007) € 10,00
2.3. Technische nota’sAlle technische nota’s kosten € 7,50 per stuk, tenzij
anders vermeld.
� Werkbaar werk bij deeltijders / R. Bourdeaud’hui,
S. Vanderhaeghe (11.2005) enkel op de website
beschikbaar
� Werkstress bij werknemers in ploegen- of nacht-
dienst / R. Bourdeaud’hui, S. Vanderhaeghe
(08.2005) enkel op de website beschikbaar
� Werk en privéleven in balans? (Werkbaar werk en
overwerk) / R. Bourdeaud’hui, S. Vanderhaeghe
(02.2006) enkel op de website beschikbaar
� Toelichting bij de focus ‘Karasek’ / R. Bourdeaud’hui,
S. Vanderhaeghe (07.2006) enkel op de website
beschikbaar
2.4. Vormingsmateriaal� Werkstress. Achtergronden en aanpak B. Lauwers
(februari 2000) (€ 24,79)
� De klok rond… Gezondheid en sociaal leven in ploe-
genarbeid. B. Lauwers (september 2004) (€ 12,50)
2.5. Feestpublicatie STV-Innovatie &Arbeid 15 jaar� Vernieuwing aan het werk. Portretten van functies
in verandering (13.12.1999) (€ 5)
3. Vlaamse Havencommissie3.1. Adviezen en aanbevelingen 2006� Advies van de Vlaamse Havencommissie over het ont-
werp van decreet tot wijziging van het Havende-
creet van 2 maart 1999 in relatie met het Gemeen-
tedecreet. (24/10/2006)
� Advies van de Vlaamse Havencommissie over het ont-
werp van decreet tot wijziging van het decreet van
19 april 1995 over de organisatie en de werking van
de loodsdienst van het Vlaams Gewest en over de bre-
vetten van havenloods en bootman. (24/10/2006)
3.2. Adviezen en aanbevelingen 2007� Advies van de Vlaamse Havencommissie over het
Besluit van de Vlaamse Regering over de voor-
waarden voor en de procedures tot toekenning, wij-
ziging en intrekking van projectgebonden subsidies
en medefinanciering aan de havenbedrijven.
(18/01/2007)
� Advies van de Vlaamse Havencommissie over het
Groenboek naar een toekomstig maritiem beleid
voor de Unie: Een Europese visie op de oceanen en
zeeën. (18/01/2007)
� Advies van de Vlaamse Havencommissie over vier uit-
voeringsbesluiten en 2 ministeriële besluiten bij het
Scheepvaarbegeleidingsdecreet. (23/05/2007)
� Aanbeveling van de Vlaamse Havencommissie over
de vergroting van het maatschappelijk draagvlak
van de Vlaamse havens. 23/05/2007)
� Aanbeveling van de Vlaamse Havencommissie over
het in voorbereiding zijnde Europese havenbeleid.
(05/07/2007)
� Advies van de Vlaamse Havencommissie over de
omzendbrief met betrekking tot de modaliteiten
voor socio-economische evaluatie van grote infra-
structuurwerken in de Vlaamse zeehavens.
(24/09/2007)
3.3. Rapporten 2007� Jaaroverzicht Vlaamse havens 2006. (25/06/2007)
4. Vlaamse Luchthavencommissie4.1. Adviezen en aanbevelingen 2006Alle adviezen en aanbevelingen van de Vlaamse Lucht-
havencommissie kunnen gratis gedownload worden van
de website.
� Beveiliging van en veiligheid op regionale luchthavens:
wettelijk en feitelijk kader. (27/11/06)
� Advies over de strategische visie Zaventem.
(17/10/2006)
� Standpunt over de strategische visienota m.b.t.
Vlaamse regionale luchthavens. (13/07/2006)
� Advies over het ontwerp ontwikkelingsperspectief
Zaventem 2025. (11/05/2006)
4.2. Adviezen en aanbevelingen 2007� Aanbeveling van de Vlaamse Luchthavencommis-
sie over de evaluatie richtlijn 2002 30 EU.
(15/05/2007)
� Advies over het voorontwerp van decreet over het
beheer en de uitbating van de regionale luchtha-
vens Oostende-Brugge en Kortrijk-Wevelgem LOM
LEM. (08/11/2007)
5. Mobiliteitsraad van Vlaanderen� Advies over het voorontwerp van decreet over de aan-
vullende reglementen op het wegverkeer en de plaat-
sing en bekostiging van de verkeerstekens.
(19/12/2007)
� Aanbeveling Groenboek, een nieuwe stedelijke mobi-
liteitscultuur (19/12/2007)
� Advies verkeersveiligheidsplan Vlaanderen.
(09/11/2007)
152
Dit is een publicatie van de
SERV – Sociaal-Economische
Raad van Vlaanderen
Wetstraat 34-36
1040 Brussel
Tel: 02 I 20.90.111
Fax: 02 I 21.77.008
E-mail: [email protected]
www.serv.be
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) is het overleg- en adviescollege vande Vlaamse sociale partners. In de SERV zetelen tien vertegenwoordigers van de Vlaamsewerkgevers- en tien vertegenwoordigers van de Vlaamse werknemersorganisaties.
De SERV adviseert over alle belangrijke sociale en economische aangelegenheden waar-voor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest bevoegd zijn, of waarbij ze wordenbetrokken. Dat doet de raad op eigen initiatief, op vraag van het Vlaams Parlement, deVlaamse Regering of een lid van de Vlaamse Regering. Elk jaar brengt de SERV verplichtadvies uit over het Vlaamse begrotingsbeleid. Daarnaast formuleert de raad aanbevelin-gen en standpunten, maakt studies en verzorgt publicaties.
Naast deze adviesopdracht vervult de SERV een overlegfunctie. Aan de ene kant omvatdit de voorbereiding en het secretariaat van het drieledige overleg met de VlaamseRegering binnen het kader van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC).Aan de andere kant omvat dit het overleg tussen de sociale partners onderling.
Van bij zijn oprichting in 1985 huisvest de SERV de Stichting Technologie Vlaanderen(STV), inmiddels STV- Innovatie & Arbeid. Die onderzoekt de maatschappelijke gevolgenvan technologische vernieuwingen in het bedrijfsleven en begeleidt in dat verband de soci-ale partners.
Ook bestaan binnen de SERV enkele commissies. Hun samenstelling en werking vallen nietautomatisch samen met die van de SERV. Het gaat om:� de Vlaamse Havencommissie,� de sectorcommissies Goederenvervoer, Metaal- en Technologische Industrie, Textiel &
confectie, Welzijns- & Gezondheidszorg, Hout & bouw en Toerisme,� adviescommissie voor Private Arbeidsbemiddeling in het Vlaamse gewest,� overlegplatform Vlaamse Arbeidsbemiddelingsbureaus,� begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds,� commissie Diversiteit,� de Vlaamse Luchthavencommissie, � de Mobiliteitsraad van Vlaanderen.
De SERV werkt samen met sociale partners en sectoren sinds 1997 aan beroepsprofielenen sedert 2000 ook aan beroepenstructuren. Dat gebeurt volgens een wetenschappelijkemethode in een samenwerkingsverband met de sociale partners en de sectoren, en met deonderwijs- en opleidingsverstrekkers. De bedoeling is informatie te verzamelen overberoepen en competenties over de sectoren heen. Deze informatie dient als basis vooropleidingsinhouden, om jongeren te helpen in studie- en beroepskeuzes, als hulpmiddelvoor het HRM-beleid en voor loopbaanbegeleiding of assessment.