Jaargang 17 nr. 3 15 september 1998 - Heemkring Kinrooi...De doopakte van het oudste kind Maria...
Transcript of Jaargang 17 nr. 3 15 september 1998 - Heemkring Kinrooi...De doopakte van het oudste kind Maria...
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift
van de
Geschied- en heemkundige
kring Kinrooi v.z.w.
Jaargang 17 nr. 3 15 september 1998
KANTOOR VAN AFGIFTE : 3640 KINROOI
ISSN 0774-000X
BESTUUR WOORDJE VAN DE VOORZITTER
Voorzitter René RAETS, Venlosesteenweg 368 56.50.84
Na de vakantieperiode -als de batterijen opnieuw zijn opgeladen-
gaan we er met vernieuwde moed tegenaan.
Ondervoorzitter Jos VAN DE WINKEL, Margarethastraat 62 NL 6014 AG Ittervoort
0031.475.56.54.56
De redactie is inmiddels niet stil blijven zitten en biedt U dit
nummer drie van ons tijdschrift aan: goed verzorgd, met rijkelijk
geïllustreerde artikelen uit het heden en verleden van onze vijf
kerkdorpen.
Secretaris Pater Jan BIERENS, Pelserstraat 33 3680 Maaseik 56.65.47
Penningmeest er Louis BEIJNSBERGER, Heitjesstraat 2 70.26.80
In ons vorig nummer heeft het zetduiveltje (van de computer) ons
lelijk parten gespeeld. Wij verontschuldigen ons voor deze
tekortkomingen. Wij denken dat door de invoering van een nieuw
systeem hieraan in de toekomst kan verholpen worden.
Bibliothecaris Pol SPREUWERS, Venderstraat 30 70.15.36
Bestuurslid Gaby NIES, Oudekerkstraat 36 70.15.20
Wij wensen langs deze weg speciaal de nieuwe abonnees van
Kessenich die aan onze oproep gevolg hebben gegeven te
bedanken. Door uw steun kunnen wij ons blad nog beter
verzorgen en in de toekomst meer aandacht besteden aan het
kerkdorp Kessenich.
REDACTIERAAD
Het bestuur
Als cumulatie verleende de Geschied-en Heemkundige Kring
Kinrooi zijn medewerking aan de viering van honderd jaar
Sint-Martinuskerk Kessenich. Het was een geslaagde
tentoonstelling en de inbreng van de heemkring werd alom
gewaardeerd.
LAY-OUT + TYPEWERK
Martine Dry vers May Verhoeven
EINDREDACTIE
René Raets
Nu gaan wij onze schouders zetten onder de voorbereiding van de
tweejaarlijkse heem-en volkskundige tentoonstelling "Kieke nao
vreuger" met als thema: VAN WIEG TOT GRAF.
Meer bijzonderheden over deze manifestaties vindt U in dit
nummer.
DRUK
Hugo Symons Bree
REDACTIEADRES
Secr./Documentatiecentrum Weertersteenweg 419 3640
Kinrooi Rek.nr. 735-2224992-91 ©089/70.14.10
René Raets
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
René Raets
Venlosesteenweg 368 3640 Kinrooi
86 Dao raostj gèt 15 september 1998
INHOUD Woordje van de voorzitter 86
Inhoudsopgave 87
Uit heden en verleden van Kinrooi:
- Het huwelijk van Nicolas Rodhain en Gertrude Dalemans/ Chris Dalemans 88
- Schoolspelen 1934-1940/ Frans Janssen 95
- Theodoor Sevens, geschiedschrijver van Kinrooi/ Jan Gerits 99
- Parochie Itter hoorde aanvankelijk onder Kessenich/ Piet Henkens 102
- De omstreden "Snicule" te Kessenich/ Piet Henkens 103
- Sagen over de geestenwereld: deel 9 104
- Pastoor Gubbels van Molenbeersel in 1914-1918/ Emmanuel Vandenbosch 105
- Jaak Van Esser en Lèneke Repriels vierden hun gouden bruiloft/ Jos Smeets 106
- Vroedvrouw Hubertina Segers/ Werner Smet 107
- Aankondiging "Kieke nao vreuger" te Ophoven 109
- Oorlogsdagboek van een student: deel 7/ Jaak Hoedemakers 111
- Een deugdelijk en moedig Kinrooienaar Theo Bosmans/ Jan Bierens 120
- Kwartierstaat Bosmans 122
Mededelingen:
- Oos modertaal 123
- Uit onze ledenfamilie 123
- We waren aanwezig te.. 124
- Davidsfonds Kinrooi: expo 3 en 4 oktober 126
OP DE OMSLAG :
Een gouden echtpaar uit Ophoven - Maakt deel uit van onze expo onder het motto "Van wieg tot graf' in
zaal "De Beider" te Ophoven van zaterdag 31 oktober (opening) tot en met maandag 2 november 1998.
Een nostalgische terugblik naar het verleden. De aankondiging van "KIEKE NAO VREUGER" vindt u
op blz. 109.
Dao raostj gèt 15 september 1998 87
Uit
hed
en e
n v
erle
den
HET HUWELIJK VAN NICOLAS RODHAIN EN
GERTRUDE DALEMANS
Dat Nicolas Rodhain huwde met Gertrude Dalemans wordt door niemand betwist maar een
juiste datum en de plaats waar ze huwden is iets anders.
In "Dao Raostj Gèt" Jrg.9 nr.4 blz.222 van 15-12-1990 wordt het burgerlijk huwelijk
gedateerd op 13 augustus 1805 en het kerkelijk huwelijk in 1797 of 1798.
In "Ophoven en Geistingen door de eeuwen heen" door Donaat Snijders en HJ. Geerkens
lezen we op blz.118 dat een geboren Fransman, Rodhain, hier bleef hangen en Gertrudis
Dalemans in 1800 zijn vrouw werd.
In "De Pauselijke Zoeaven " van Rene Deckers lezen we op blz.45 dat de zoeaaf Peter Mathijs
Sentjens de kleinzoon was van Nicolas Rodhain, de bekende Franse kapitein, die in 1800
huwde met Gertrudis Daelemans uit Geistingen.
Jammer genoeg zijn die datums het voorwerp van speculatie daar geen concrete gegevens
bekend gemaakt worden waarop ze gebaseerd zijn en geen documenten vermeld worden om
ze te staven.
Opzoekingen worden ten zeerste bemoeilijkt door het feit dat de parochieregisters van
Geistingen, waar dit gezin verbleef, zoek geraakt zijn. Daarbij is Rodhain een Fransman,
gedomicilieerd in Frankrijk te Givet maar verblijvend te Ophoven, meer bepaald te
Geistingen. Alle archieven van Givet zijn verloren gegaan door oorlogsomstandigheden in
mei 1940. Een onderzoek van de voorhanden zijnde archieven brengt toch klaarheid in deze zaak.
RODHAIN Nicolas
Nicolas Rodhain is geboren op 14-12-1759 in Albestroff in de Elzas in Frankrijk.
(Doopakte van Nicolas Rodhain uit het parochieregister van Albestroff)
88 Dao raostj gèt 15 september 1998
Hij nam als 19-jarige dienst in het leger bij de
artillerie van de Marine op 30-03-1779. Op 01-
07-1792 werd hij bevorderd tot kapitein.
In de slag bij Novy op 28 Thermidor an 7 (15-08-
1799) werd hij gekwetst door een schot van de vijand
in de rechterdij. Door deze kwetsuur werd hij geacht
niet meer in staat te zijn zijn dienst te hernemen en op
01 -01 -1801 werd hij uit het leger ontslagen met een
pensioen van 600,-fr per jaar. Hij overleed op
11-11-1844 te Ophoven.
DALEMANS Gertrude
Gertrude, haar naam wordt ook Dael(e)mans
geschreven, werd te Geistingen geboren op 17-
03-1773. De parochieregisters van Geistingen zijn
zoek geraakt maar door een toeval ontdekte Mathieu
Kunnen, archivaris te Kinrooi, in het Rijksarchief
van Hasselt afschriften van akten van dopen,
huwelijken en begrafenissen uit de jaren 1771 en
1773 van Geistingen. In het Jubileumboek Jrg.15 nr.3
en 4, 1996 van "Dao Raostj Gèt" werd de vondst
bekend gemaakt en op blz.91 werd de doopakte van
"gertrudis daelmans" afgedrukt.
gebaat.
Gertrude was negentien jaar toen zij Nicolas
Rodhain leerde kennen en met hem huwde. Als
weduwe genoot zij pensioen van haar overleden man
en was te Givet (Frankrijk) gedomicilieerd maar
verbleef te Geistingen. Zij was "Française par son
mari".
Op 1 mei 1848 overleed zij op 75-jarige leeftijd in de
Dorpsstraat nr.30 te Ophoven.
KINDEREN
Uit het huwelijk van Nicolas Rodhain en Gertrude
Dalemans zijn vijf kinderen geboren:
Naam Geboorte Doop
Maria Gertrudis
Maria Ida
René 12-08-1805
Petronella 09-03-1808
Ignace Albert 14-12-1812
10-01-1797
08-12-1801
13-08-1805
26-03-1808
13-12-1812
Wij merken op dat Ignace Albert reeds gedoopt werd
voor dat hij geboren was. De datums zijn deze
vermeld in de akten van de burgerlijke stand en het
parochieregister van Ophoven.
In duidelijke tekst lezen we:
hac 17 martii baptisata est gertrudis filia
legitima henrici daelmans et gertrudis jansen qui
contrax- erunt in parochia de geystingen comit(atus)
horn (an)i et diocesis leod(iensis)
susceptores jacobus lemmen et
helena haselers nomine anna
catharina noben
Zij was de jongste van negen kinderen in het gezin
van Hendrik Dalemans die gehuwd was met
Gertrudis Janssen(s). Haar ouders baatten een
boerderij uit in Geistingen. Haar vader is jong
gestorven toen zij nog maar dertien jaar oud was. De
moeder heeft het bedrijf verder uit
Hiema onderzoeken wij achtereenvolgens het
kerkelijk en het burgerlijk huwelijk.
l. KERKELIJK HUWELIJK
Is er een kerkelijk huwelijk?
Als zij gehuwd zijn mogen wij aannemen dat ze
kerkelijk gehuwd zijn want voor de invoering van de
burgerlijke stand door Napoleon op 17.06.1796 was
in België geen ander huwelijk mogelijk.
De doopakte van het oudste kind Maria Gertrudis is
niet gevonden omdat deze van Geistingen, zoals hier
voren gezegd, zoek zijn.
In de doopakte van 08-12-1801 van Maria Ida lezen
we: "filia legitima" en in deze van 13-08- 1805 van
de zoon René "filius legitimus". Zo wordt ook in de
andere doopakten van Petronella en Ignace Albert
vermeld dat ze wettelijke dochter of zoon zijn.
De kinderen zijn in de doopakten ingeschreven met
de naam Rodhain hetgeen op een kerkelijk huwelijk
van de ouders wijst. Indien er geen kerkelijk
huwelijk geweest was werd de naam Rodhain niet
vermeld en zouden de kinderen de
Dao raostj gèt 15 september 1998 89
(kopie geboorte-akte Gertrude)
naam Dalemans dragen.
De voorhanden zijnde doopakten van René,
Petronella, Ignace Albert vermelden bovendien
"Nicolai Rodhain et Gertrudis Daelemans
conj(ugum) qui maoio juncti sunt in Aldeneyck".
Een andere doopakte vermeldt "in Geystingen".
Deze verwarring is mogelijk daar voor 1800 de
pastoor van Aldeneik ook de parochie Geistingen
bediende en dit veelal vanuit Aldeneik.
Uit de doopakten blijkt dat de kinderen geboren zijn
uit een kerkelijk huwelijk. De vraag blijft evenwel
waar: in Aldeneik of in Geistingen en wanneer de
ouders gehuwd zijn.
Om hierop een antwoord te vinden dienen wij nader
te onderzoeken:
-de historische toestand in de 18e eeuw en
meer bepaald in 1792 en 1793;
-de akte van notaris Van de Borne van
Maaseik van 08-05-1793
HISTORISCHE TOESTAND IN DE 18e EEUW
Door het Verdrag van Utrecht (11-04-1713) kwam
een einde aan de Spaanse overheersing en kwamen
onze gewesten onder Oostenrijks bewind. Dit werd
bevestigd door het Verdrag van Rastatt
(06-03-1714).
Wel hadden de Fransen onder koning Lodewijk XV,
na de slag van Lafelt op 02-07-1747 onze contreien
bezet maar teruggegeven aan de Oostenrijkers door
het Verdrag van Aken op 18-11- 1748. De Franse
bezetting heeft 1 jaar en 5 1/2 maand geduurd.
Op 06-11-1792 versloegen de Fransen de
Oostenrijkers bij Jemappes en kenden wij een Franse
bezetting. In de archieven van Ophoven lezen wij dat
de inwoners van Ophoven-Geistingen haver en hooi
geleverd hebben aan:
-de keizerlijke dragonders (dit zijn de
Oostenrijkse troepen) op 23 november 1792
-de Franse troepen van 9 tot 26 december
1792.
(Nr.136 - Ophoven en Geistingen - Fosse stukken; VI Requisitions militaires R.A.H.)
90 Dao raostj gèt 15 september 1998
Het had dan ook meer dan een maand geduurd voor
de Franse troepen onze gewesten bezetten na hun
overwinning bij Jemappes.
In andere documenten lezen we dat de Franse troepen
ingekwartierd waren bij de inwoners van Ophoven
van de 2de januari tot en met de 2de maart 1793.
Daarna namen de keizerlijke troepen (Oostenrijkse)
hun intrek bij de burgers van de 6de tot de 12de maart
1793.
Hieruit mogen wij besluiten dat de Fransen onze
gewesten verlaten hebben op 2 maart 1793 en de
Oostenrijkers reeds zijn toegekomen op 6 maart, vier
dagen later.
Beide legers begaven zich op weg naar de omgeving
van Neerwinden waar slag geleverd werd op
18-03-1793. De Fransen verloren de slag en wij
kwamen opnieuw onder Oostenrijkse bezetting die
zou duren tot 26-06-1794. In de veldslag bij Fleurus
werden de Oostenrijkers verslagen en zij verlieten
voor goed onze streek.
AKTE NR.28 VAN 08-05-1793 VAN NOTARIS
VAN DE BORNE TE MAASEIK De akte die Van
de Borne, notaris te Maaseik, opmaakte op 8 mei
1793 is rommelig en onduidelijk. In feite wordt niets
gezegd over de inhoud van de verklaring die op 3 mei
1793 werd afgelegd voor de Synode te Luik. Toch
weten wij, dankzij deze akte, meer over het huwelijk
van Nicolas Rodhain met Gertrude Dalemans, in de
akte "daelmans" geschreven.
Hierna gegevens uit die akte:
"Op verzoek en requisitie van de Eerw(aarde) H(eer)
Claessens pastor van Alden-Eyck en geystingen
zonder inductie of persuatie van imand dan alleenlijk
in faveur van de waerhijd en justitie ons (=notaris)
hebben verklaert gezamenlijk en ider van hun in ‘t
bezonder het gene volgt":
Op 08-05-1793 verschijnen bij de notaris 5
comparanten waarvan 4 zeggen te blijven bij hun
"declaratie voor ‘t synode tot Luyck personelijk
gegeven den 3 dezer loopende maand".
Zij verklaren dat Jan Roosen, inwoner van Geistingen
en zwager van Gertrude Dalemans die bij hem
woonachtig is, de comparanten verzocht heeft als
getuigen te tekenen dat de "fransch capitijn met
gertruid daelmans" getrouwd is.
Verder blijkt:
-dat drie getuigen voor de synode te Luik niet
voldoende waren maar dat er vijftien moesten zijn zodat
het "houwelijk zoo geschienden voor god en de wereld zo
goed was als een ander"; -dat de sleutel van de kerk bij
Jan Roosen berustte en door hem is afgegeven om de kerk
te openen en hij daardoor zijn instemming toonde met het
huwelijk.
De comparanten verklaren op het einde van de akte dat zij
de verklaring hebben gedaan, te Aldeneik in de pastorie,
omdat zij daartoe verzocht zijn en niet konden weigeren
en ook dat zij dat onder eed voor rechters en hoven
bevestigen.
Dao raostj gèt 15 september 1998
91
Uit de akte van 8 mei 1793 kunnen wij afleiden: -dat
Gertrude Dalemans in de kerk van Geistingen huwde
met de Franse kapitein die evenwel niet met naam
genoemd wordt;
-dat pastoor Claessens van Aldeneik, die ook
Geistingen bediende, daarbij niet aanwezig was; -dat
de pastoor achteraf alles in het werk gesteld heeft om
dat huwelijk geldig te laten verklaren door het
Bisdom te Luik;
-dat de pastoor voor vijftien personen heeft gezorgd
die voor de synode te Luik getuigenis wilden
afleggen omdat de gebruikelijke drie getuigen niet
voldoende waren;
-dat de vijftien personen mogelijk hun getuigenis
hebben afgelegd in de pastorie van Aldeneik en dat
de pastoor deze heeft bezorgd aan de synode.
Jan Roosen was gehuwd met Ida Dalemans, zuster
van Gertrude. Hij was dus haar zwager en zij woonde
bij hem in, ze zal wel een hulp geweest zijn in het
huishouden en in de winkel.
VRAGEN
Dat ze een door de kerk erkend huwelijk hebben
afgesloten staat vast. Maar toch blijven er vragen:
1. Waarom heeft de pastoor het huwelijk niet
ingezegend daar ze toch in de kerk geweest zijn?
Achteraf stelt de pastoor alles in het werk om dat
huwelijk te doen erkennen door het Bisdom te Luik.
2. Hoe is dat huwelijk voltrokken dat door de kerk
erkend is geworden?
3. Hoe is het mogelijk 15 getuigen te vinden die een
zodanige verklaring kunnen afleggen dat de synode
besluit dat er een geldig huwelijk werd aangegaan?
I. HET KERKELIJK HUWELIJK
Om te begrijpen wat er zich in feite heeft afgespeeld
moeten wij ons in gedachten terugplaatsen in 1793 en
ons de levenswijze indenken van de mensen toen.
Een snelle verplaatsing was niet mogelijk, alles ging
te voet of te paard. Een telefoon om snel iemand te
bereiken bestond niet.
Nicolas Rodhain kwam met het Frans leger na de
overwinning op 06-11-1792 rond 9 december naar
Maaseik afgezakt. Reeds op 2 maart 1793 moest hij
met zijn leger maken dat hij wegkwam want de
Oostenrijkers waren in aantocht. Hij was in enkele
maanden verliefd geworden en getrouwd.
Op 2 maart 1793 verscheen hij onverwacht bij
Gertrude en was zeer gehaast want hij moest zijn
legereenheid die een marsbevel gekregen had
vervoegen. Als actief militair kon hij zich niet veroor
loven daar te laat toe te komen om dan als deserteur
te worden aangeklaagd in oorlogstijd. In hun
verliefdheid besloten zij te trouwen. Om de pastoor
van Aldeneik, die ook Geistingen bediende, te gaan
halen was geen tijd, te voet zou dit meer dan een uur
gevergd hebben. Het is ook mogelijk dat iemand naar
Aldeneik gegaan is om de pastoor te halen maar hem
niet thuis gevonden heeft. De tijd drong en zij
besloten naar de kerk te gaan die vlakbij was. In de
kerk geraken was niet moeilijk want de schoonbroer
van Gertrude was de koster en gaf de sleutel. Zij
woonde bij hem in. Gertrude deed de winkel bij
schoonbroer en was daardoor goed gekend door de
klanten. Daar ze in het dorp woonde, had ze ook heel
wat buren, kennissen en vrienden die zo’n
uitzonderlijke gebeurtenis niet wilden missen. In de
kerk hebben Nicolas en Gertrude tegenover elkaar de
trouwbeloften uitgesproken ten overstaan van
aanwezige personen.
Na de trouw heeft Nicolas, zonder nog veel tijd te
hebben voor zijn kersverse bruid, zijn legereenheid
vervoegd. Daarmee zijn heel wat vragen
beantwoord, nl.:
1. Dat er geen pastoor was om het huwelijk in te
zegenen;
2. Dat de pastoor onmiddellijk alles in het werk
stelde om dat huwelijk door het Bisdom geldig te
laten verklaren;
3. Dat het huwelijk in die omstandigheden “zo
geschiedde voor god en de wereld zo goed was als
een ander”;
4. Dat er gemakkelijk vijftien getuigen konden
gevonden worden om de feiten te bevestigen voor de
Synode.
Het is wel jammer dat de notaris de datum van dat
huwelijk in de kerk niet vermeld heeft in de akte. Het
huwelijk moet plaats hebben gehad voor 3 mei 1793,
dag waarop vijftien getuigen een verklaring hebben
afgelegd ten behoeve van de Synode van Luik zoals
blijkt uit de akte van notaris Van de Borne.
Wij mogen dan ook als zeker aannemen dat het
kerkelijk huwelijk plaats had te Geistingen op 2
maart 1793, de dag dat de Franse troepen uit
Geistingen vertrokken zijn.
Wij kunnen ons wel de vraag stellen waarom dat
huwelijk zo hals over kop werd aangegaan.
Verliefdheid alleen zou de Synode zeker niet
aanvaarden om het huwelijk geldig te verklaren.
Mogelijk was Gertrude in verwachting en nam
Nicolas zijn verantwoordelijkheid op en wilde hij het
kind een
92 Dao raostj gèt 15 september 1998
vader geven moest hij sneuvelen in de komende
veldslag. Zelfs als hij niet sneuvelde bleef nog de
vraag of de Fransen zouden overwinnen en hij
kon terugkeren naar zijn Gertrude om te trouwen.
Kon hij niet terugkeren dan was het ook beter dat
het kind een vader had en diens naam kon dragen.
Militair gezien drong de tijd en moest hij
vertrekken waardoor zij besloten onmiddellijk te
trouwen. Zij gingen daarvoor in de kerk om het
huwelijk toch nog een kerkelijk cachet te geven
bij gebrek aan een pastoor om het in te zegenen.
Dat er geen geboorte is geweest betekent niet dat
Getrude niet in verwachting kon zijn, een
miskraam is ook mogelijk.
Dat de Synode bevoegd in huwelijkszaken het
huwelijk heeft goedgekeurd zal wel gebaseerd
zijn op het vaderschap met een mogelijk
dodelijke afloop voor de vader in de heersende
oorlogsomstandigheden en de onmogelijkheid
om er tijdig een pastoor bij te halen.
II. HET BURGERLIJK HUWELIJK
Op 17-06-1796 werd in België de burgerlijke
stand ingevoerd. Voor de invoering van de
burgerlijke stand was het kerkelijk huwelijk het
enige bestaande en bij de invoering van de
burgerlijke stand moesten de parochieregisters
overgebracht worden naar de gemeentehuizen. In
Ophoven is de burgerlijke stand bijgehouden
vanaf september 1804 zodat wij daarvoor alleen
de kerkelijke huwelijken kennen. In de
geboorteakten van Rodhain René, Petronella en
Ignace Albert lezen we telkens dat het kind van
hem (Nicolas Rodhain) is en van Gertruyd
Dalemans "son épouse". Dit kan alleen als de
twee ouders een wettelijk huwelijk hebben
aangegaan.
De overlijdensakte van Nicolas Rodhain,
overleden te Ophoven op 11-11-1844, vermeldt
"echtgenoot van Getrudis Daelemans". De
overlijdensakte van Gertrude Dalemans,
overleden te Ophoven op 01-05-1848, vermeldt
"gepensioneerde weduwe van Nicolas Rodhain".
Deze overlijdensakten wijzen eveneens op het
bestaan van een wettelijk afgesloten huwelijk. Is
dat nu het kerkelijk huwelijk van 02-03-1793,
omdat dit alleen als wettelijk gold in die tijd, of is
er nog een burgerlijk huwelijk aangegaan voor de
ambtenaar van de burgerlijke stand? De vraag is,
als het gaat om een burgerlijk huwelijk, waar en
wanneer werd het aange
gaan? De oplossing van deze vraag is niet zo moeilijk als
deze betreffende het kerkelijk huwelijk.
In het archief te Vincennes (Parijs) vinden wij in het
pensioendossier van Daelmans Gertrude, weduwe van
Nicolas Rodhain, dat zij op 20-10-1795 gehuwd zijn.(zie
volgende pagina)
Opdat de weduwe van een militair in Frankrijk pensioen
zou kunnen genieten van zijn loopbaan, moest die
militair twee jaar met haar gehuwd zijn voordat zijn
loopbaan een einde nam. Dit blijkt uit het
pensioendossier van de weduwe dd. 20-08-1845 waarin
we lezen: "Veuve d’un Capitaine d’infanterie décédé en
jouissance d’une pension de retraite, ayant plus de 2 ans
de mariage avant cessation d’activité du mari, qui a eu
Heu le 1er avril 1801." Hebben zij dit pensioen veilig
willen stellen? De kapitein zal alleszins die
voorschriften wel gekend hebben en daarom zullen zij
voor alle zekerheid een burgerlijk huwelijk afgesloten
hebben op 20-10-1795.
Waar dit burgerlijk huwelijk gesloten werd, is niet
vermeld in de archieven en kan niet met zekerheid
achterhaald worden. Nicolas Rodhain en ook zijn
echtgenote Gertrude Dalemans waren gedomicilieerd te
Givet in Frankrijk, zij nog in 1845. Ze verbleven
evenwel in Ophoven. Alle archieven van Givet zijn in
mei 1940 door oorlogsgebeurtenissen verloren gegaan.
Wij mogen aannemen dat ze wettelijk burgerlijk gehuwd
zijn te Givet op 20-10-1795 in toepassing van de wet van
16-11-1794, waarbij in Frankrijk het burgerlijk huwelijk
werd ingevoerd.
BESLUIT
Nicolas Rodhain en Gertrude Dalemans sloten het
kerkelijk huwelijk te Geistingen op 02-03-1793 en een
burgerlijk huwelijk te Givet op 20-10-1795.
Geraadpleegde archieven Het
parochieregister te Albestroff Het
parochieregister te Ophoven De
burgerlijke stand te Ophoven
De akte van notaris Van de Borne te Maaseik, nr.28 van 08-05-
1793, Rijksarchief te Hasselt
Het pensioendossier van Nicolas Rodhain nr.69338/1 ère serie,
Service Historique, Château te Vincennes (Parijs)
Ophoven en Geistingen, Nr.136 Divers - Losse stukken -
VI Réquisitions militaires, Rijksarchief te Hasselt
Chris Dalemans
Dao raostj gèt 15 september 1998 93
Pensioendossier van Daelmans Gertrude
94 Dao raostj gèt 15 September 1998
SCHOOLSPELEN 1934-1940
In mijn lagere schooljaren herhaalden zich de kinderspelen volgens de seizoenen. Het waren bestaande spelen
die telkens weerkeerden, nieuwe spelen werden er in mijn tijd niet uitgevonden. Hoelang deze spelen na de
oorlog nog in zwang bleven is mij onbekend. Éénmaal op het college van het H.Kruis te Maaseik (bij de
kruisheren in de volksmond) was er van "knikkeren" of "pöppernellen" geen sprake meer. Ook al omdat de
speelplaats geplaveid was en we student waren geworden. In de lagere school waren we nog kinderen. In welke
volgorde die spelen telkens weerkeerden herinner ik mij ook niet meer, het is echter de logica zelf dat er in de
winter meer beweging in de spelen zat (tiklopen-paardje spelen) terwijl de zomer alle spelen toeliet.
Voor bepaalde spelletjes moest iemand als eerste
aangeduid worden. Dat waren vooral de spelen
waarin de tegenstrevers moesten aangetikt (tik-
lopen of afgeleide) of gezocht worden bij voor-
beeld bij "Piepke verbergen". Men kende daar-
voor verschillende versjes. De deelnemers stel-
den zich op in een kring en diegene die het versje
hanteerde, raakte bij ieder woord een medespeler
(-speelster) aan.
Sommigen van de versjes gingen als volgt:
1. Pot ik en Jantje
Zat in ‘t mandje
Jantje riep ik ben hem niet
trek aan de bel en gij zijt hem wel.
2. Ringelde-ringelde rozen
de boter in de dozen
de eieren in de kasten
lang zullen ze vasten
Overmorgen het schaapke slachten
en det deej "Béé" (klonk als Déé).
3. Stukske brood
zonder lood
kuuke modellen, zonder bellen
ief -kief -kaaf
eine voele vinger is ter aaf.
4. Zakdoek leggen
niemand zeggen
Kukelekuuk zei
onze haan
ik heb maar één paar schoenen aan
één van "wiks" en één van leer daar
leg ik mijn zakdoek neer
Het éérste en vierde versje werd in het ABN opgezegd, het
tweede en derde in het plat-Molenbeersels.
Poppemellen (tollen)
Uit: "Toen kattekwaad kinderspel was..."
Uitgave van Stichting Limburgs Openluchtmuseum
Eynderhoof.
Dao raostj gèt 15 september 1998 95
De volgende spelen heb ik opgetekend zoals ik ze mij
nog herinner. Ik kan de spelwijze voor 90%
garanderen. Het weze echter gezegd dat er ook geen
handleiding over bestond en het waren kinderspelen.
Spelen
TIKLOPEN (ook thuis en in de geburen gespeeld op
zondagen en vakantiedagen)
-Kandidaten ronselen
Op school door met een paai' kandidaten rond te gaan
en te roepen: "Weem duit mét -tiklaupe - of
hoeslaupe" wat op hetzelfde neerkwam.
-Begin van het spel
Op school meestal door iemand die zich kandidaat
stelde (iemand die wist dat hij hard kon lopen). Thuis
of in de geburen door één van de geciteerde versjes,
of "den onnozelste" die zich door de anderen liet
overhalen om eerst te beginnen.
-Het spel:
Op het ogenblik dat degene die "teraan" was begon te
lopen om iemand "teraan" te tikken en de hele bende
uiteen stoof. Diegene die werd aangeraakt was er op
zijn beurt "aan" en zo verder tot er onenigheid kwam
of totdat de schoolbel klonk of als ze allen te moe
waren.
NB.: In mijn tijd was er geen schoolbel. Meester
Sybers klapte in de handen en kondigde aldus de
schooltijd of het einde van de speeltijd aan.
REIPEN= velg van een fietswiel met een stokje
doen rollen
-Nodig:
een velg van een fietswiel ontdaan van spaken en
naaf, een rond stokje van circa 50 cm uit de haag of
uit de "krikkenberm" voorhanden aan elk huis. -Het
reipen:
Bestond erin dat men de velg aan het rollen bracht
door het stokje verticaal in de gleuf van de velg te
houden en dan te gaan lopen. Stoppen kon men door
het stokje horizontaal op de velg te houden (de
specialisten vooral) of met behulp van de handen.
-Nota:
Het waren destijds ijzeren velgen van wielen die
afgedankt werden (helemaal verroest) tot vermaak
van de kinderen. Het was eveneens een veilig spel
want men hoorde ze van verre aankomen door het
schurend lawaai.
KNIKKEREN ("uve")
-Nodliz'.Knikkers (uven): dit waren ronde gebakken
kleibolletjes van ongeveer 1 ° cm doormeter in
verschillende kleuren als ze nieuw waren. Maar al
vlug kregen ze door veelvuldig gebruik de
oorspronkelijke kleikleur terug.
Kaats: Doormeter ongeveer 5 cm uit "gips" of
"èms" (dit was naar men mij nu heeft verteld,
gemalen arduinsteen gemengd met lijm). De "èèmse"
kaatsen waren veel harder dan de "gipsen".
Ze hadden een blauwe kleur en als men ermee tegen
de muur schuurde en er dan aan rook, snoof men een
zwavelgeur.
NB.: dat ritueel van tegen de muur schuren en dan
ruiken was legio in onze ruilhandel. De geur
bepaalde de waarde van de kaats. Gipsen kaatsen
waren niet zo hard en werden vaak door een
"èèmsen" doormidden geschoten.
Linnen zakje (="de Uvenbuul"): met strop-
sluiting waarin we onze "uven" bewaarden.
De grootte van het zakje liet natuurlijk zien hoe rijk
we waren.
Nota: een nieuwe gipsen kaats had gekleurde
evenwijdige meridiaanlijnen. Hoe langer die
zichtbaar bleven hoe beter de kwaliteit van het gips.
Dat speelde destijds een grote rol en op school
konden wij daar uren over praten, betasten en
bewonderen of... jaloers zijn.
-Het spel:
Het aantal deelnemers plaatsten één of twee knikkers
in een ovalen cirkel die men op de grond getrokken
had, namelijk de "POT"; vanaf de "pot" op circa drie
m. werd een lijn getrokken.
Vanaf de pot rolde men zijn kaats naar de vertrek-
lijn (speellijn). Wie er het dichtst bijlag mocht
beginnen en in volgorde de rest.
De eerste speler trachtte met zijn kaats zodanig naar
de pot te rollen dat hij er één of meerdere knikkers
uitstootte. Dat was dan zijn winst (met aftrek van zijn
inzet). Als de pot vanaf de speellijn door de
verschillende spelers werd leeggemaakt, moest er
opnieuw ingezet worden en hernam het spel zoals het
was begonnen. Als de pot niet leeg was nadat de
laatste speler had gespeeld, lagen de kaatsen her en
der rond de pot. De eerste speler trachtte dan vanuit
die positie naar de pot te spelen. Lagen de kaatsen
van de twee laatste spelers in een te ongunstige
positie t.o.v. de pot dan werd op de kaats van de
andere geschoten. Raakte men die dan was de pot of
hetgeen er van overbleef voor degene die de kaats
van de andere had kunnen raken tijdens zijn
spelbeurt.
96 Dao raostj gèt 15 september 1998
KAATSEN:
Kaatsen werd enkel met kaatsen gespeeld. Er werd
met de ene op de andere kaats "geschoten". Daarom
werd dit spel ook steeds gespeeld tegen een muur van
een klaslokaal, waarbij het soms gebeurde dat een
ruit sneuvelde met alle gevolgen van dien.
Het spel:
Beperkt aantal deelnemers. Er werd een speellijn
getrokken op 3 a 4 meter van de klasmuur. Om te
beginnen rolde men naar de speellijn. Wie er het
dichtst bijlag mocht beginnen. De tweede legde een
kaats op circa 30 cm van de muur. Men trachtte de
kaats van de tegenstrever weg te schieten. Hier
gebeurden de grootste drama ’ s: de bezitters van een
"èèmse" kaats schoten meermaals de"gipsen" aan
stukken. Het waren de bezitters van "èèmse" kaatsen
die het meest aandrongen om te "kaatsen". Nota:
Het feit dat men tegen een muur speelde kwam
omdat de kaatsen anders te ver wegrolden -of bij het
schieten iemand, die niet aan het spel deelnam,
konden raken.
LANDSTEKEN
-Nodig:
één omlijnd stukje afgetekend op de grond van de
speelplaats - grootte volgens men kon af dwingen of
overeenkwam.
"Kniep": zakmes of
ijzeren pin van ongeveer 20 cm met aan de
bovenkant een overlangs ingevijlde gleuf of keep.
Het spel:
Twee spelers verdeelden het land in twee gelijke
delen. Gewoonlijk mocht diegene die de "kniep" of
de ijzeren pin bezat het eerst beginnen. Die speler
begon dan, staande op de grens, maar binnen zijn
eigendom, met het zakmes of de pin in het land van
de tegenstrever te gooien. Het zakmes of de pin
moest in de grond blijven steken. Men sneed dan het
stuk van de eigendom van de tegenstrever af in de
richting die het lemmet of de gleuf aan de bovenkant
van de pin aangaf. De grens van diegene die een
goede worp lukte, werd dan verlegd door de
grenslijnen uit te vegen. Als het mes of de pin plat op
de grond terecht kwam, omviel of eruit vloog , dan
was de beurt om en nam de tegenstrever zijn kans.
Had men veel grond verspeeld en bleef er maar een
klein stukje meer over als men aan de beurt kwam,
dan was de voorwaarde dat men nog met één voet op
zijn eigendom kon staan om te gooien. Lukte dat
niet dan stond men het laatste deel aan de
tegenstrever af, maai' die moest dan
achtereenvolgens een aantal afgesproken goede
worpen in dat laatste stuk kunnen doen.
PAARDJE SPELEN
Een spel met veel beweging, vooral voor de
wintertijd, maar het werd in alle seizoenen gespeeld
want het paard was gekend door iedereen, zoals men
nu de tractor kent. Het paard was krachtgewicht, of
het nu een zachtaardig of een stamper was, een tam
paard dat was er op school niet, dat zou op school
trouwens geen kans maken. Het inspannen van het
paard was een nabootsing van dit werk op de
boerderij. Het gebeurde dan wel met een koord, maar
alle termen van de voerman werden gebruikt,
behalve de vloeken want dat kon de meester horen.
Bij het inspannen begon het paard dan al zijn
kwaliteiten te vertonen, maar veeleer zijn gebreken.
Was het te vurig of te kwaad dan kreeg "het paard"
soms rake klappen, de voerman had gewoonlijk een
stokje (wis) ter hand. Dat kon ook uit de hand lopen
en dan begon "het paard" te wenen en was de pret
eraf. Maar meestal ging het goed, een paard kon wel
wat slagen verdragen zoals op de boerderij. T rok het
paard de koord stuk dan was het "op de loop" wat dan
weer voor hilariteit zorgde. Het spel eindigde meestal
als paard of menner te moe werden, of ineens meer
belangstelling vertoonden voor andere spelen... of
natuurlijk als meester Sybers in de handen klapte.
POPPERNELLEN
Poppemel: een houten tol in de vorm van de stop van
een champagnefles (van nu, vroeger kenden we geen
champagne) of nog in de vorm van een paddestoel:
vanonder spits toelopend met een nageltje met brede
kop erin (klompspijkertje voor ons) om vlugge
slijtage tegen te gaan.
Zweep: gekend
Van belang: de koord aan de zweep; zeer gegeerd
was de vroegere metselkoord (koord die door
metsers werd gebruikt). Het was vroeger een dunne
gevlochten koord van vlas, met een ideale dikte.
Goed was ook de witte koord die nu nog gebruikt
wordt om kleine verpakkingen te binden.
Noot: was deze koord om de een of andere reden
voor verpakking te vast opgerold en vertoonde ze die
kronkels nog als wij ze moesten gebruiken, dan werd
ze door de mond getrokken om ze vochtig te maken
zodat bij het slaan de kronkels er vlug uit
Dao raostj gèt 15 september 1998 97
waren. Men moest ook zorgen dat het uiteinde van de
koord een uitgerafeld stukje (een staart) had van
ongeveer 10 cm. Daarop werd een knoop gelegd om
het hele uitrafelen te voorkomen. Was de staart
opgebruikt dan werd de knoop verlegd. De staart
vormde zich vanzelf door het slaan met de zweep.
Het spel:
De tol doen draaien en hem door het slaan met de
zweep aan het draaien houden.
Men kon om te beginnen de tol met de handen doen
draaien, tot men de eerste slag met de zweep kon
geven. Men kon de koord van de zweep ook om de
tol draaien, de tol op de grond vasthouden, en dan
aan de zweep trekken zodat de koord begon af te
rollen en de tol op zijn beurt deed draaien. Éénmaal
aan het draaien werd met de zweep geslagen, de
koord rolde zich dan om de tol, maar door de kracht
van de slag werd de tol meegenomen in de vlucht,
rolde de koord weer af, waardoor de tol een nieuwe
krachtige draaiende beweging kreeg. Hij kwam dan
op de grond terecht, waar hij nog een sierlijk
draaiende cirkel maakte om uiteindelijk op een vast
punt te blijven draaien en men steeds weer sloeg om
hem draaiende te houden. Tegelijkertijd moest men
zorgen dat de koord aan de zweep goed bleef
(staartje). Maar ze werd stilaan opgebruikt en dan
moest deze worden vervangen. Dat ging soms zo
snel dat de tol draaiende kon gehouden worden,
zeker als men thuis in de keuken mocht spelen.
Ook bij dit spel heerste soms verdriet omdat de
"groten" een grote zweep hadden met een dikke
koord. Ze sloegen dan in op de poppemel van de
"kleinen" die dan ver weg vloog en soms niet meer
teruggevonden werd.
DOBBEN
Een "dob” was feitelijk een verkleind model van de
muziektol zoals we deze nu nog kennen. Het was een
houten tol (mijn vader, schrijnwerker van beroep,
kon dobben draaien op zijn draaibank. Wij hadden er
dus altijd). De dob was dus kegelvormig met een
ijzeren pin vanonder waar hij dus spits uitliep. Die
ijzeren pin had aan de basis een keep. Dit was nodig
om het touw op te houden, zodat hem "de boks" niet
uitschoot d.i. dat het opgerolde touw er ineens
afschoof. Daarom likte men aan de tol om hem
vochtig te maken, dan schoof de koord niet meer.
Men had dus een koord nodig of een touw. Een
gewoon touw, niet te dik en niet te dun, was lastiger
om rond de tol te rollen.
De koord was eerst van vlas gevlochten ( moeder kon
die heel goed vlechten). Zij werd eerst heel dun
gevlochten (men moest beginnen met het winden aan
de keep van de ijzeren pin) en naar het einde toe
stelselmatig dikker. Op het einde was een lus
voorzien, om onze vinger door te steken.
Men wond dus de koord of het touw om de tol,
beginnende onder, men draaide dan de tol om en
hield hem ondersteboven tussen duim en wijsvinger
en men gooide hem weg. Doordat de koord met een
lus rond onze vinger zat, rolde deze af, en gaf de tol
in de vlucht een draaiende beweging, die viel dan al
draaiende op de grond, bleef daar een tijdje tollen,
viel stil, en men kon opnieuw beginnen. De tol bleef
natuurlijk het langste draaien op harde grond, of op
de plavuizen in de woonkamer. Vlugge handen
konden een draaiende tol van de grond krijgen, die
dan verder draaide in de palm van de hand. De grote
kunst bij dit spel was de tol onder de juiste hoek weg
te gooien maar we hadden toen tijd genoeg om dat te
leren.
SLEUVEREN
Wanneer in de winter genoeg sneeuw lag op de
speelplaats van de school lag maakte men "sleu-
verbanen" (ook op het ijs werd gesleuverd), want het
was niet vanzelfsprekend dat de kinderen schaatsen
hadden. Per uitzondering vond men die wel, maar ze
waren op de vingers van één hand te tellen.
"Sleuveren" dus...
Een sleuverbaan was rap gemaakt. Sleuveren deed
men op de klompen want met schoenen ging het niet.
Achter mekaar lopen, dan plots in de sneeuw stoppen
en verder glijden, aanvankelijk een korte afstand. De
klompen dmkten de sneeuw vast en die werd gladder
en gladder. Op den duur hadden we een lange,
spiegelgladde sleuverbaan, hetgeen zeker zorgde dat
allen, of toch velen tegen de grond gingen. Men
sleuverde op zijn "huiken", met hetzelfde resultaat.
Vaak kreeg men toch nog de klompen vol sneeuw,
hetgeen resulteerde in natte voeten (of kousen). Die
mochten we soms drogen aan de kachel in de klas,
als de meester tenminste goed gezind was. Onder
tegen de kachel waar het niet te heet was, maar we
zouden te braaf geweest zijn als we niet hogerop
probeerden! De natte kous begon te kissen en we
hielden er soms nog een verbrande teen aan over. We
werden nochtans verwittigd door de geur van onze
verbrande kous, maar dan was het al te laat.
Frans Janssen (nonkel van Alda Colbers)
98 Dao raostj gèt 15 september 1998
THEODOOR SEVENS, GESCHIEDSCHRIJVER VAN KINROOI
In zijn “Repertorium van de Vlaamse Gouwen en Gemeenten ” (1) geeft ere-inspecteur Leo De Wachter een lijst
van zestien publicaties, die met betrekking tot Kinrooi voor 1940 verschenen. Voor de historische bijdragen van
voor 1845, toen Kinrooi een zelfstandige gemeente werd, verwijst hij naar de uitgaven betreffende Kessenich(2).
In die lijsten van publicaties treft men slechts één artikel aan, waarin gepoogd werd een historisch beeld van het
gehucht en de latere parochie en gemeente Kinrooi te schetsen. Dat is het artikel, dat Theodoor Sevens (Kinrooi,
16 mei 1848 -Kortrijk, 10 april 1927) over de geschiedenis van zijn geboortedorp schreef. Die bijdrage is
bovendien één van de weinige studies, die Sevens aan een Limburgs onderwerp wijdde, hoewel Limburg en meer
bepaald Kinrooi hem nooit volledig hebben losgelaten (3). De meeste historische bijdragen van zijn hand
houden inderdaad verband met West-Vlaanderen, voornamelijk met de stad Kortrijk. Sedert 1882 deed hij er
geregeld opzoekingen in het rijke stadsarchief, waarvan hij na zijn ontslag in het onderwijs, in 1920, tot aan zijn
overlijden, in 1927, de toegewijde conservator was (4).
Eigenlijk heeft Kinrooi drie auteurs gekend, die
gepoogd hebben een historisch overzicht betreffende
het dorp te schrijven. Aan pastoor Jan Baptist Weyen
(Zutendaal, 2 augustus 1824 - Kinrooi, 30 maart
1915), die van 1866 tot 1905 met de pastorale
zielzorg in Kinrooi belast was, komt de eer toe als
eerste een dorpsgeschiedenis te hebben geschreven,
met speciale aandacht voor het kerkelijk leven in
Kinrooi (5). Slechts een klein deel ervan werd door
kruisheer Willem Sangers uitgegeven (6). De derde
auteur, die het aandurfde de geschiedenis van
Kinrooi te schrijven, was Hendrik Janssen
(Molenbeersel, 31 mei 1874 - Sint-Niklaas, 2
november 1961). zijn werk verscheen in 1953 (7) en
werd in 1984 door de Geschied-en Heemkundige
Kring in anastatische druk heruitgegeven. In zijn
poging om een geschiedkundige synthese over
Kinrooi te maken, werd Theodoor Sevens dus
voorafgegaan door pastoor J.B. Weyen en gevolgd
door H. Janssen. Sevens was echter de eerste auteur,
die de resultaten van zijn onderzoek liet drukken. In
het kader van de 150ste herdenking van de geboorte
van Theodoor Sevens gaat onze belangstelling dan
ook uit naar die eminente schrijver, aan wie Kinrooi
zijn eerste gedrukte geschiedenis dankt. Hij liet zijn
historisch overzicht kort na zijn pensionering
verschijnen, toen hij reeds als stadsarchivaris van
Kortrijk fungeerde. Hij publiceerde zijn bevindingen
in de vierde jaargang van het tijdschrift Limburg, dat
in 1919 door Oswald Robyns, pastoor te Millen, was
gesticht (8).
Als verantwoordelijke voor een belangrijk archief
met in de buurt de wetenschappelijke stadbibliotheek
van Kortrijk, beschikte Sevens over heel wat
literatuur en naslagwerken. Zijn studie berustte
echter niet alleen op uitgegeven werken, maar hij
raadpleegde ook het kerkarchief van Kinrooi,
waarnaar hij trouwens uitdrukkelijk verwijst.
Theodoor Sevens reisde verschillende keren naar
Limburg, o.a. in 1875, toen hij het graf van zijn
moeder bezocht, in 1880 en ook tijdens de
zomervakantie van 1898, toen hij in Hasselt de
Boerenkrijgherdenking bijwoonde. Ongetwijfeld
reisde hij nog naar zijn geboortedorp bij andere
gelegenheden, waarover we niet zijn ingelicht. De
verre afstand en de beperkte verkeersmiddelen lieten
uiteraard niet toe vaak Kinrooi te bezoeken. Het ligt
voor de hand dat hij op die momenten vooral zijn
familieleden wilde zien. Toch moet hij die bezoeken
ook benut hebben om ter plaatse historische
informatie te verzamelen. Mogelijk maakte hij
eveneens gebruik van briefwisseling met de pastoor
van Kinrooi. De manier waarop Sevens zijn
gegevens betreffende het verleden van zijn
geboortedorp samenbracht, blijft voor ons dus deels
onbekend. Toch blijkt hij het handschrift van pastoor
J.B. Weyen te hebben geraadpleegd. In ieder geval
kende hij het bestaan van dat historisch werk, dat
toen bij de familie van de overleden priester werd
bewaard (9). Wanneer Sevens zijn geschiedenis van
Kinrooi schreef is niet bekend. Men mag aannemen
dat het in Kortrijk gebeurde, toen hij als
stadsarchivaris meer dan ooit een historische
Dao raostj gèt 15 september 1998 99
belangstelling had. De laatste gebeurtenis, die hij
vermeldt, is de onthulling van de gedenkzuil voor de
slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog op 8
september 1921 (10). Hij rondt zijn overzicht
trouwens af met enkele gegevens over dat
oorlogsgebeuren, maar die kunnen later aan het reeds
bestaande handschrift door Sevens zijn toegevoegd,
zodat het in 1922 rijp werd geoordeeld voor
publicatie.
Theodoor Sevens groepeerde zijn historische
aantekeningen in zeven hoofdstukken. Eerst
belichtte hij de geografische ligging, de plaatsnaam
en de oorsprong van Kinrooi. Daarmee begaf hij zich
op glad ijs, want tenslotte was hij geen gevormde
filoloog.
In zijn tweede hoofdstuk weidt Sevens uit over het
klooster van het H.Graf (1474), een stichting van
prior Jan van Abroek, en over de 15de- eeuwse kapel
van Kinrooi, die ook in de kroniek van J.B.Weyen ter
sprake komt en waarover kruisheer Roger Janssen in
1984 enkele kritische aantekeningen maakte (11).
Dat hoofdstuk wordt besloten met een lijst van
kapelbedienaars en pastoors van Kinrooi. De laatste
door hem vermelde pastoor is B.Cuppens, die in
1905 werd benoemd.
In de hoofdstukken III - VI komt voornamelijk de
19de-eeuwse geschiedenis van Kinrooi ter sprake:
het bouwen en stofferen van de nieuwe dorpskerk, de
lijst van broederschappen en andere vrome
verenigingen. Het ligt voor de hand dat die
informatie werd ontleend aan het kerkarchief of aan
het handschrift van pastoor Weyen. Het vierde
hoofdstuk, waarin het uitzicht van Kinrooi in de 19e
eeuw wordt geschetst, werd door Sevens ingeleid
met een reeks filologische beschouwingen omtrent
de plaatsnaam Kessenich, het dorp waaronder het
gehucht Kinrooi tot 1845 ressorteerde. In enkele
lijnen worden het dorpscentrum en de
schilderachtige omgeving getypeerd. Sevens schreef
dat stukje vanuit zijn eigen waarneming en
herinneringen. Vervolgens vindt men in zijn artikel
een opsomming van de waterlopen in dorp en streek.
Hij besloot die beschrijving als volgt: "Zoo was
Kinroy omtrent het midden der XlXe eeuw; zoo was
ons geboortedorp, toen wij hetzelve, na voleinde
studie, in 1869 moesten verlaten." En daarna liet hij
zijn hart spreken aan de hand van enkele gedichten,
waarin hij zijn geboortedorp,
het graf van zijn moeder en de Kempen, bezong. In
het vijfde hoofdstuk, met als titel "Andere tijden",
beschreef Sevens de geleidelijke so-
ciaal-economische ommekeer van het dorp, die
voornamelijk door de modernisering van de
landbouw, de drainering van de moerasgronden en
de aanleg van diverse wegen, waardoor het dorp
beter werd ontsloten, mogelijk werd gemaakt. Het
volgende hoofdstuk is gewijd aan het onderwijs.
Sevens bezondigde zich hier aan een kwaal die men
aantreft bij heel wat onderwijzers van zijn tijd. In
zijn geschiedschrijving van het plaatselijk onderwijs
gaat hij terug tot de 5de eeuw, zonder een
aanknopingspunt te hebben voor Kinrooi. De eerste
bladzijde van dat zesde hoofdstuk mag men dan ook
overslaan, omdat ze over de lokale school en het
onderwijs dat er werd verstrekt niets bijbrengt. In het
tweede deel van dat hoofdstuk schetst Sevens de
dorpsschool, zoals hij ze kende. Daarna trekt hij de
geschiedenis van de onderwijsinrichtingen te
Kinrooi door tot het einde van de 19de eeuw.
Het zevende hoofdstuk, waarmee Sevens zijn
Geschiedenis der Gemeente Kinroy besluit, kreeg als
titel: "Wetenswaardigheden". Hij belichtte daarin de
kloosterorde van de kruisheren en hun klooster te
Maaseik, evenals het kloosterdomein van
Sint-Jansberg. Ook loofde hij de heldenmoed van de
Franchimontezen en herinnerde hij aan de slag der
Gulden Sporen, als inleiding tot zijn beknopt verhaal
over de Eerste Wereldoorlog, toen koning Albert I,
in 1914, de Vlamingen en de Walen opriep die
middeleeuwse wapenfeiten uit hun geschiedenis te
gedenken in hun strijd tegen de bezetter.
Het historisch overzicht, dat Theodoor Sevens aan
Kinrooi wijdde, is vooral belangrijk voor de 19de
eeuw, omdat hij voor die tijd gebruik kon maken
over degelijke bronnen, die hij geregeld aanvulde
vanuit de "mondelinge geschiedenis", zoals hij die
zelf beleefd had. Zijn filologische uitweidingen dient
men met de nodige omzichtigheid te lezen. De
meeste zijn immers inmiddels achterhaald. Hoewel
hij het grootste deel van zijn leven in
West-Vlaanderen doorbracht, vereerde Sevens zijn
geboortedorp niet alleen met enkele treffende
gedichten, maar ook met een beknopte
dorpsgeschiedenis, waarin men
100 Dao raostj gèt 15 september 1998
heel wat gegevens aantreft, die men elders tevergeefs
zoekt.
Theodoor Sevens behoorde tot de generatie van
onderwijzers, die vanuit hun sociaal-culturele
bewogenheid grote diensten hebben bewezen aan de
gemeenschap, waarin ze leefden en werkten. Zijn
pedagogische bezorgdheid treedt ook naar voren in
zijn "Geschiedenis der Gemeente Kinroy": hij wilde
zijn dorpsgenoten van weleer doen kennis maken
met hun verleden, ook al beperkte die geschiedenis -
behoudens de 15de- eeuwse kloosterstichting van het
H.Graf - zich voornamelijk tot de 19de eeuw. In het
kader van het cultuurflamingantisme, waarin hij een
opmerkelijke rol speelde, heeft Theodoor Sevens
zijn steentje bijgedragen tot de culturele
bewustmaking van eigen volk (12). Priesters en
onderwijzers waren immers de belangrijkste
voortrekkers. Tot hen behoorde ontegensprekelijk
ook Theodoor Sevens.
Jan Gerits
NOTEN:
(1) L. DE WACHTER, Repertorium van de
Vlaamse gouwen en gemeenten, III, Antwerpen,
1955, blz. 182. De publicaties tot 1950 vindt men in:
L.DE WACHTER, a.w., VI, Antwerpen,
1957, blz.135.
(2) L. DE WACHTER, a.w., III, Antwerpen,
1955, blz.179-180. De uitgaven tot 1950 treft men
aan in L.DE WACHTER, a.w., VI, Antwerpen,
1957, blz.135.
(3) Over de banden van Sevens met Limburg leze
men: M.BROUNS, Sevens en Limburg, in: De
Tijdspiegel, XX, 1965, blz.219-223, 248- 252.
(4) Over het leven en werk van Sevens kan
men raadplegen: M.BROUNS, Theodoor Sevens,
onderwijzer, schrijver, archivaris, Vlaams strijder
(1848-1927), Diest, 1958, 35 blz.; A.M.SURINX,
Theodoor Sevens, een Limburger in
West-Vlaanderen. (Cahier van de V.K.L.S.),
Lummen, 1991,30 blz.; ID.,
Theodoor Sevens. (W.V.S.-cahiers, nr.184), Kortrijk,
1998, 40 blz. Een inventaris van de publicaties van
Sevens werd opgemaakt door M.Brouns,
Bio-Bibliografie van Theodoor Sevens, 1848-1927,
in: De Leiegouw, III, 1961, blz.59-108.
(5) J.B.WEYEN, Aanteekeningen over de ge
meente, het klooster en de kerk van Kinroy, Hs.,
begonnen op 2 juli 1890.
(6) Twee afleveringen verschenen in: Maaslandse
Sprokkelingen, NbvaSeries, 1,1978, nr.5 (maart),
blz.39-42, en nr.9 (september) blz.37-40.
(7) H. JANSSEN-AERTS, Aantekeningen over
het verleden van Kinrooi, Maaseik, s.d., 1953.
(8) T.SEVENS, Geschiedenis der gemeente
Kinroy, in: Limburg, IV, 1922-1923, blz.25-31,
54-65. De overdruk (18 blz.) werd overgenomen in
de heruitgave van H. JANSSEN-AERTS,
Aantekeningen..., Maaseik, 1984, Annex, blz. 1-18.
(9) T. SEVENS, a.w., in: Limburg, IV, 1922-
1923, blz.31.
(10) T. SEVENS, a.w., in: Limburg, IV, 1922-
1923, blz.65.
(11) R. JANSSEN, De kapel van Kinrooi
(1470) in de kroniek van pastoor J.B.Weijen, in:
Vriendenboek Donaat Snijders o.s.c., Kinrooi,
1986, blz.85-93.
(12) Zie daarover: J.GERITS, Heemkunde en
Vlaamse Beweging in Limburg, in: Ons Heem,
XLVI, 1992, blz. 253-263.
Storende drukfouten
Hoewel de ingeleverde kopij correct was, zijn in
het artikel "Het verblijf van Theodoor Sevens als
dorpsonderwijzer in Lapscheure (1872- 1881)"
(in: Dao raostj gèt, jg. 17, 1998, nr.2; blz.51-58)
enkele storende drukfouten ingeslopen. Op
blz.51, 2de kolom, leze men: "...in de gebouwen
van de "Berg van B armharigheid "(bouwmeester
Wensel Cobergher, 1627-1630 (niet: 1927-1930).
Ook op blz.52, 1ste kolom liep het mis. Daar leze
men: "Voor de periode dat hij in Lapscheure als
onderwijzer bedrijvig was, kreeg Sevens in
1983-1984 (niet: 1883-1884) een
geschiedschrijver. E.H. André De Bleeker
(°Lapscheure 21-09-1919 - +Tielt 07-03-1985),
die zijn hele leven doorbracht in Tielt". Er staat
gedrukt 1819 en 1885. Dat is dus niet juist. De
juiste geboorte- en overlijdensdata staan
trouwens vermeld in noot 7. Dat artikel
verscheen in Ons Heem, jg.40, 1986 (niet: 1966).
Vergissen is menselijk, maar het kan wel storen,
daarom onze welgemeende excuses.
Dao raostj gèt 15 september 1998 101
PAROCHIE ITTER HOORDE AANVANKELIJK ONDER KESSENICH
Het Luikse vrijdorp Neeritter maakte voor zijn inlijving bij de Luikse domkerk deel uit van de eigendommen van
graaf Ansfried. In vele geschriften krijgt graaf Ansfried de benaming "Ansfried van Kessenich". "Het
grondgebied van Neeritter heeft behoord tot Kessenich en ook tot de parochie Kessenich waarvan Sint-Martinus
de kerkpatroon was." Dat schrijft AJM. Schreuders in zijn boekje "Neeritter binnen zijn wallen", Neerbeek
26-05-1997. (Nog steeds verkrijgbaar op het secretariaat tegen de prijs van 250,- fr.)
Jos Habets schrijft in "Het vrijdorp Neeritter" blz. 230 e.v.: "Bij de over gang naar het kathedraal kapittel van
Luik voor 1143 is Neeritter een zelfstandige parochie geworden, met als kerkpatroon Sint- Lambertus en
Sint-Lucia".
In de bul (open brief van een paus) van 16-05-1143 van paus Innocentius II wordt Neeritter nog Nieuw Itter en
(Itera Nova) genoemd.
Waarom de toevoeging "Nova " of "Nieuw" Itteren ? Jos Habets schrijft: "Wij denken dat deze benaming
gebruikt werd om aan te tonen dat Itter en nog maar vers van Kessenich gescheiden was". Een vergelijking met
Opitter wijst Habets van de hand. Hij besluit: "Er bestaan parochieën die in oude documenten nu eens onder de
naam van de moederkerk (Kessenich) voorkomen en dan weer onder de benaming die ze na de scheiding hebben
aangenomen. Neeritter behoorde tot deze klasse."
A.JM.Schreuders bevestigt in 1997 de thesis die wij in 1979 in "De Geschiedenis van Kessenich" hebben
vooropgezet. Het feit dat Neeritter in de Middeleeuwen opvallend veel eigendommen bezat in Kessenich, zelfs
tot aan de Maas, geeft nog meer kracht aan deze stelling.
Piet Henkens
Het kerkje van Neeritter, gezien vanuit België. De onderbouw dateert van de 13e eeuw. Sinds 1842 heeft de toren een
koepelbekroning die in de volksmond de "peperbus" wordt genoemd.
102 Dao raostj gèt 15 september 1998
DE OMSTREDEN "SNICULE" TE KESSENICH
In alle Frankische dorpjes lagen de terpen (dorpsheuvels) dicht bij het water. Dat was noodzakelijk omdat mens
en dier niet konden leven zonder water. Als je een Frankische hoeve bekijkt ontwaar je dichtbij meestal een
waterloop (beek of rivier). Is er geen natuurlijke waterloop in de omgeving dan zul je beslist een put, gracht of
kuil vinden waar het vee “gedrenkt” werd.
Ook in Kessenich was de (Frankische) boer
aangewezen op water. Sommige namen herinneren
ons daar nu nog aan. Zo ontdekte Mathieu
Vandenbosch, die door zijn grote kennis van het
oud-schrift, heel wat oude akten kon doornemen, te
Kessenich aan het einde van de Vijverbroekstraat: de
Schreurskuil. Deze kuil verwijst naar Schreurshof dat
een eind verderop (hogerop) gelegen was. Wij
herinneren ons ook nog de Cranssenkuil (denk aan
Cranssen-hof), de Busse(r)skuil (verwijst naar
Busse(r)shof), de St.-Martinusput (waterbron nabij
de pastorie), de Diepe Gracht (een oude gracht als
rest van de gekanaliseerde Witbeek), het Meer (aan
het kasteel naast de Vierstraat), het Heigat (ten
westen van het kruisbeeld bij de kruising van de
Vierstraat en de Hoogveldstraat), het Vlasven en de
bron (put) van de springbeek (achter "Zjang van
Potjes") aan de Meierstraat. Bovendien waren in het
dorp verschillende driehoekige pleintjes waar het vee
gedrenkt werd o.m. aan het dorpsplein (de heuvel)
waar een grote bronzen pomp stond die tijdens de
Eerste Wereldoorlog door de "Moffen" werd
meegenomen om er kogels van te gieten.
Een boerderij zonder water was in de Frankische tijd
hetzelfde als een kerk zonder toren. In "Dao Raostj
Gèt" van 15 juni 1997 wordt uitgeweid over de
St.-Martinusput. Toen Thijs aen de Berch (nu
Bergplaats) voor het gerecht op 1 augustus 1636 een
verklaring moest afleggen had hij het over "Omtrent
den Alden Berch en de Snicule".
Over het woord "SNICULE" heeft men al heel wat
gefantaseerd maar nu en dan moet men toegeven dat
de historische gegevens ontbreken om tot een
oplossing te komen. Dit vreemde toponiem lag lang
op onze maag maar uiteindelijk hebben we de
betekenis gevonden. Op een tijdspanne van 1.000
jaar kon enorm veel gebeuren. Zo kon het woord
"Snicule" veranderen in Cranssenkuil en later in
St.-Willibrordusput en nog later in St.-Maartensput.
Maar laat ons verder gaan! Wie woonde anno 1636
nabij de pastorie en dicht bij de "Alden Berg"?
Jawel, de familie SNIJKERS, afkomstig uit Thom.
Zoals dat elders ook gebeurde kreeg deze familie
gewoon de benaming "De Sniek". Het was voorde
gewone sterveling die niet kon schrijven, niet meer
dan een klank.. En hoe heette de kuil vlakbij "de
Sniek" aan de thans nog bestaande St.-Maartensput:
de Sniekkuil. Maar het woord Sniek-kuil was
moeilijk uit te spreken en veranderde al vlug in
Sniekuil of Snicule,.
Piet Henkens
Hoeve "De Sniek" aan de Stramproyersteenweg
Er werd in Haler-Uffelsen zelfs een straatnaam gewijd aan de
familie Sniekers
Dao raostj gèt 15 september 1998 103
SAGEN OVER DE GEESTENWERELD: deel 9
Bespookte plaatsen
Huis
Rammelende geluiden in huis (Stramproy)
Bij ons thuis heeft het, naar het schijnt, ook een
tijdlang gespookt. Ik was toen nog te klein om me
daarvan iets te herinneren, maar mijn oudere broers
weten het nog. Na twaalf uur begon het dan te
rammelen in ons huis, precies of er ketelmuziek
gemaakt werd. Dat duurde zo tot ongeveer één uur
en dan hield het plots op.
A.SEGERS, landbouwer, 78 jaar, Savelsveld 6,
Stramproy
Van spookhuis vliegen de pannen af (Ophoven)
Hier heeft es een huis gestaan en do spookte het
auch in. En de mensen uit de buurt kosten niet
slapen en toen besloten ze es de wacht te gaan
houden. En de ganse buurt lag zo op de loer en er
gebeurde ierst niks maar effen na twaalf, vlogen
ineens een hele hoop pannen van het dak af en van
toen af heeft het er neet meer gespookt, maar hoe die
pannen van het huis kosten vliegen wist niemand!
Theresia GOYENS, boerin, 75 jaar, Hoogstraat
228, Ophoven
Boerderij
Spoken doen boer driemaal verhuizen (Kessenich)
Spoken deed het hier vroeger veel en de mensen
hebben daar dik van afgezien. Toch ik ken ne boer,
die leeft nog, maar woont hier niet meer, die drie-
maal is moeten verhuizen, allein omdat het in zijn
huis spookte en omdat de mensen niet konden
slapen door al det lawijt en het moet wel zien dat die
spoken met gongen want ie is driemaal moeten
verhuizen.
G.LENSSEN, landbouwer, 81 jaar, Dorpsstraat 34,
Kessenich
Stal
Men vindt een deken opgevouwen in de krib
(Ophoven)
Neet ver van hier woonde een klein boerke en die
had altijd get op stal en toen er weer een koe ziek
was gong ie den pastoor halen en die legde toen een
deken over de koe en toen ze ‘ s morgens opstongen
lag de deken netjes gevouwen in de krib en de
pastoor, die was komen kijken, zei dat ze dat gat
moesten dichtmaken en dat deden ze en toen was de
kwaai hand uit den stal verdwenen.
J.SILKENS., werkman, 72 jaar, Donkstraat 346,
Ophoven
Alle beesten die op een behekste stal komen, gaan
kapot (Kessenich)
Mijn vader moet enen boer gekend hebben die op
zijn stal gein vee dorst te zetten want elk stuk dat is
ie er op zette gong kapot en toen is de pastoor die stal
komen overlezen en toen hebben ze het gepro-
beerd, en toen bleef dat stuk in leven, maar later was
het weer hetzelfde en toen gingen de biesten weer
kapot en toen is die boer maar uit armoei vertrok-
ken.
J. RUTTEN., landbouwer, 79 jaar, Meierstraat 136,
Kessenich
Paarden werden op de stal erg afgemat
(Molenbeersel)
In Biersel heeft het steeds op een boerderij -dat weet
ich nog good- lelijk gespookt. Als we op bedevaart
gingen naar Stramprooi, moesten we altijd langs de
"Krang", een boerderij op de weg naar Swartbroek.
Terwijl we daar voorbijgingen werd er hardop
voorgebeien. Op de "Krang" wemelde het van de
spoken en ‘s morgens stonden daar altij de peerd
mestnat met de manen gevlochten.
Th.RAEMAKERS., fietsenmaker, 72 jaar, Oude-
kerkstraat 4, Molenbeersel
Variante (Molenbeersel)
Ik heb horen zeggen dat het spookte in Swartbroek,
een dorpje over de grens kort bij Weert. En op de
"Krang" daar lag een grote boerderij en daar spookte
het. ‘ s Nachts na twaalf uur begon dat spel. En in die
tijd bestonden wanmolens en dat speul en dorsvle-
gels. En dan kletterden de dorsvlegels op de vloer,
de wanmolen begon te draaien, de beesten waren
allemaal los. Het was een geweld en een lawijt dat
horen en zien vergong. Het paard stond ‘s morgens
de manen gevlochten, met dik schuim erop van
de zweet, zo had dat peerd te kier moeten gaan.
104 Dao raostj gèt 15 september 1998
En de andere morgen liet dat weer na. Dat is later
verdreven door de paters van Weert. De paters
moesten altijd komen als er spoken waren. Ze
moesten dan komen om het huis te zegenen en de
spoken te "verdrieven".
TH. ROYENS., mijnwerker, 66 jaar, Steenweg 7,
Molenbeersel
Geraamte veroorzaakt spokerij (Kinrooi)
Vroeger gingen de mensen op den vis en die zaat in
een gaat dat ze neet toe kosten kriegen. En toen
hebben ze een schup gehaald bij Joep, en daar stond
de staldeur open en midden op de stal zaat nen bol
vuur en ze zeiden tegen Joep dat de staldeur wijd
open sting en toen zei Joep: "Vertrek maar". En ze
zagen do anders nog vuur dat langs het geleeg op liep
en honden die tussen de benen liepen. En later heeft
men een geraamte uit de stal opgehaald. Katrijn
VAN ESSER, boerin, ? jaar, Hagendoom- straat 12,
Kinrooi
Variante (Ophoven)
De moeder van mich is een echte boerin geweest en
ze had een zoog (zeug), zo zeggen wij hier, maar den
Duits zegt een "Kram". En die zoog moest natuurlijk
biggen op de wereld zetten en mijn moeder moest er
dan bijblijven. Het was op ne avond in de winter, en
opeens hoorden ze get. Ze dachten toen dat de
peerden neet goed vastgemaakt waren en ze gingen
met een lamp kijken, maar de peerden waren wel
goed vastgemaakt. En toch hoorden ze maar steeds
get. En later hebben ze de stal moeten opgraven en
toen hebben ze er een geraamte uitgehaald en ze
hebben dat geraamte laten transporteren en toen was
alles weer in orde. J.HEUSEN., 71 jaar, Schoolweg
264, Ophoven
(wordt vervolgd)
Pastoor Gubbels van Molenbeersel in
1914-1918
Na het overlijden van pastoor Princen werd te
Molenbeersel benoemd Comelis, Adolf Jozef
Gubbels ° te Weert op 10-3-1857.
Kapelaan te Vlijtingen in 1882. Te Bilsen in 1886.
Tot pastoor benoemd te Engelmanshoven in 1890 en
te Molenbeersel in 1899.
De nieuwe pastoor was de waardige opvolger van
zijn voorganger. De kapel van Lourdes werd
gebouwd en de congregatie voor jonge dochters
opgericht. Toen er sprake was een
muziekmaatschappij te stichten was pastoor Gubbels
een der eersten om deze vereniging te steunen. In
1907 herdacht hij het zilveren jubelfeest van zijn
priesterwijding.
In 1924 was Molenbeersel weer in feest. De
bevolking vierde het 25-jarig pastoorschap van haar
geliefde herder. Pastoor Gubbels dichtte ook het St.-
Leonarduslied. Deze ijvervolle priester had een
grote devotie tot het H. Hart van Jezus. Tijdens de
jaren 1914-1918 toen de dood dagelijks honderden
slachtoffers eiste, werd op de eerste vrijdag der
maand, na de mis, het lot der Belgische soldaten in
het algemeen en van de jongens uit de parochie in
het bijzonder, aan het H.Hart aanbevolen. Geheel
eenvoudig verklaarde pastoor Gubbels: "Ik geloof
niet dat Molenbeersel één gesneuvelde zal betreuren,
want ik heb volle vertrouwen en reken op de bijstand
van het H. Hart". Geen enkele van onze soldaten
sneuvelde aan het front. Pastoor Gubbels overleed te
Molenbeersel op 22-11-1928. Professor Arits (" van
de Kuuper'') van Molenbeersel heeft een lijst
samengesteld van de oudstrijders 1914-1918 uit
Molenbeersel. Hier komen we in een volgend
nummer van ons tijdschrift uitvoerig op terug.
Dao raostj gèt 15 september 1998 105
Emmanuel Vandenbosch
JAAK VAN ESSER EN LENEKE REPRIELS UIT OPHOVEN
VIERDEN OP 6 JUNI 1998 HUN GOUDEN HUWEUIJKSFEEST
De voorbereiding naar heffeest toe schoot erg laat uit de startblokken. Toch had dit weer zijn voordeel. Geen
lange en saaie vergaderingen voor het inderhaast opgerichte feestcomité. Om het in rennerstaal uit te drukken:
de spurt diende onmiddellijk te worden ingezet. In het kelderke van Verlaak-Goltstein werden de taken
zorgvuldig verdeeld. De mannen namen het zwaardere werk op zich: ark plaatsen aan de kerk en aan het huis
een grote ijzeren praalboog. Dit alles werd netjes opgesmukt met conifeertakjes. De vrouwen zorgden voor een
nooit eerder geziene afwerking van het geheel met frisse zonnebloemen. Prachtige bloemstukken werden
gemaakt die de kerk een exotische uitstraling gaven. Onder grote belangstelling, vergezeld door hun naaste
familieleden, gingen de jubilarissen naar de kerk, waar de plechtige eucharistieviering werd gecelebreerd door
ex-dorpsgenoot E.H.Hubert Van Immissen, die tevens een sprankelende hommage bracht aan het gouden paar.
Van links naar rechts: Leo Vleeschouwers en Zander Wieërs,
ter gelegenheid van de gouden bruiloft van Dhr. en
Mevr.Martens-Claessen op 29-06-1985. Kamersschieten
Voor en na de mis werd de draad hernomen van een
oud gebruik, dat door diverse oorzaken in de
vergetelheid is geraakt, namelijk het
"kamers-schieten". Kamersschieten gebeurde
vroeger bij speciale gebeurtenissen, zoals eremissen,
gouden bruiloften of bij huldiging van een belangrijk
persoon. Onze voorouders geloofden dat door hels
lawaai en "tempeesten" de boze geesten en demonen
op de vlucht sloegen. Zij waren immers ongewenst
bij dergelijke feesten. De jongste decennia denkt
men daar anders over. Het eresalvo dat afgevuurd
werd bij nationale plechtigheden of als hulde aan
hooggeplaatste personen gebeurde met
kanongebulder. Dat was niet besteed aan de gewone
sterveling, want een kanon is niet te vinden in ieders
achtertuin. De slimme dorpssmid vond daar een
alternatieve oplossing voor. Hij smeedde ijzeren
potten die gedeeltelijk werden gevuld met buskruit
en vervolgens aangeklopt met slierten krantenpapier
en zelfs deels met leem. In de bodem was een kleine
ope
ning om met een lont of met een ijzeren staak die
vooraan gloeiend was het buskruit tot ontploffing te
brengen.
Na de mis bracht de Koninklijke Fanfare "De Op-
hoverzonen" een serenade aan de jubilarissen. De
feeststemming was uitstekend en het weer navenant.
Rond half twaalf werd het gouden paar en hun
familieleden door burgemeester en schepenen op het
gemeentehuis ontvangen. Schuimwijn, frisdrankjes
en toastjes werden gul aangeboden. Burgemeester
Schoofs hield een uitvoerige toespraak in dialect,
waarin hij vrijwel het ganse levensverhaal van Jaak
en Lèneke uit de doeken deed. Als geschenk kregen
de jubilarissen een mooie klok. Ook het telegram van
de koning en koningin werd voorgelezen. Rond half
twee begaven de vierders zich naar het restaurant
"Aan het wit paerd" waar het feestmaal werd
gehouden.
Avondfeest
Om 20 uur kwamen de genodigden in groten getale
opdagen om samen met de jubilarissen het
avondfeest in te zetten. Jo Martens zorgde voor
prachtige muziek, zoals we maar zelden hebben
aanhoord. Dorpsgenoot, troubadour Chretien
Peeters, trad succesvol op als gastzanger. In de loop
van de avond werden twee toespraken gehouden: een
door de heer G.Minten van C.R.M. (Club Rustende
Middenstandsgroepen) en door ondergetekende als
commissielid. Namens de buren en degenen die een
bijdrage hadden geschonken, gaf het feestcomité als
geschenk een videorecorder aan het gouden paar.
Het was alleszins een heuglijke dag. Het feestcomité
mag terecht fier zijn over de ganse lijn. De boze
geesten en demonen waren inderdaad in allerijl op de
vlucht geslagen.
Jos Smeets
106 Dao raostj gèt 15 september 1998
VROEDVROUW HUBERTINA SEGERS
Hubertina Segers werd geboren te Ophoven op 23 juni 1922. Haar vader was tolbeambte te Ophoven tot in
1930. Hij woonde met zijn echtgenote Maria Segers en zijn gezin naast de kerk, waar nu de kantoren van de
Kredietbank gevestigd zijn. In 1930 werd hij overgeplaatst naar Zonder ei gen (Baarle- Nassau). Hij stierf op 28
juli 1934 te Leuven en werd op 1 augustus 1934 in Ophoven begraven. De weduwe en zes kinderen kwamen
terug in Ophoven wonen. Maria Segers hertrouwde met Michel Blindeman op 26 november 1938.
Van 1935 tot 1937 was Hubertina op pensionaat bij
de Zusters van het H.Graf te Kinrooi. Op 1
september 1937 ging ze naar de Rijksmiddelbare
School in Maaseik, wat de pastoor niet zinde. In
1939 ging ze in Herstal bij Luik voor verpleegster
studeren. Samen met haar broer reed ze om 04.30 uur
per fiets naar Maaseik om er omstreeks 05.00 uur de
trein te nemen. De oorlog brak uit en in mei 1940
deed ze voor het eerst stage. Ze verhuisde naar
Mont-Saint- Martin waar haar moeder haar kwam
ophalen omdat het eerste leerjaar werd afgeschaft
door gebrek aan voedsel. Vanuit Ophoven ging ze
dan naar het Klein Kloosterke in Maaseik naailes
volgen tot augustus 1941. Toen deed ze mee aan het
examen voor vroedvrouw waarin ze slaagde zodat ze
op 1 september 1941 haar studies aanvatte in Hasselt
in de vroedvrouwenschool (Begijnhof aan de
Zuivelmarkt). De eigenlijke school was bezet door
de Duitsers. Ze bezit nog een foto waarop de sporen
van een bombardement op het Begijnhof te zien zijn.
Na drie jaar behaalde Hubertina haar diploma op 30
augustus 1944. Weer thuis in Ophoven begon ze haar
praktijk in eigen dorp en de omliggende parochies.
Ze oefende haar beroep uit tot augustus 1950.
Hubertina Segers, 1948, vertrektijd naar een voorspoedige
bevalling. De witgekalkte ringen rond de Bornen deden
dienst als reflector bij gebrek aan straatverlichting (goedkoop
maar efficiënt) (Foto: Mevr.Sleven-Segers)
Ondertussen had ze verkering gekregen en was ze op
30 augustus 1949 in het huwelijk getreden met
Renier Sleven, rijkswachter. Aldus trok ze in 1950
naar Tongeren waar ze aan de Edmond Jaminéstraat
gingen wonen. In 1951 aan de Maastrichtersteenweg
en in 1958 aan de Maastrichterstraat. In 1961
verhuisden ze naar de kazerne in Tongeren waar ze
tot 1967 verbleven. Toen werd Renier Sleven
overgeplaatst naar Maaseik. Ze vestigden zich toen
in hun eigen woning aan de Linderweg in Ophoven
waar ze nu nog een gelukkige oude dag doorbrengen.
Ze woonden niet graag aan de Steenweg maar ze
wonen er kortbij en in het centrum van Ophoven.
Renier Sleven
Hij werd geboren in Aldeneik op 25 februari 1920
als zoon van Jacobus Sleven en Ida Sleven, die in
1918 teruggekomen waren uit Duitsland. Tot 1928
woonden zijn ouders in Aldeneik, van 1928 tot 1933
in Geistingen en dan in Ophoven aan de Donkstraat.
Na zijn lagere school heeft Renier bij verschillende
boeren gewerkt tot 1942 en toen trok hij naar de
pannenfabriek van Echt. Op 3 februari 1946 nam hij
dienst bij de Rijkswacht in Brussel en na een korte
opleiding belandde hij in Antwerpen. Vervolgens
werd hij overgeplaatst naar Eisden (tot november
1946) dan naar Hasselt en in 1947 naar de Duitse
grens in Rocherath. Daarna weer naar Hasselt en in
1948 naar Büllingen (oostkantons) voor drie
maanden. Toen naar Leopoldsburg tot november
1949. Uiteindelijk werd hij in maart 1950 naar
Tongeren overgeplaatst en in 1955 nog eens voor
drie maanden naar Borgloon. In februari 1967 kwam
hij dan naar de brigade Maaseik tot aan zijn pensioen
op 1 april 1976. Daar geniet hij inmiddels al meer
dan twintig jaar van.
Wat bijzonderheden over de vroedvrouw ons verteld
door Hubertina.
Dao raostj gèt 15 september 1998 107
"In de vroedvrouwenschool te Hasselt waren er
slechts twintig leerlingen (verdeeld over driejaren)
en hiervan heb ik nog een foto bewaard.
Hubertina Segers (rechts) in gezelschap van Finneke
Cuypers uit Maaseik (Foto: Mevr.Sleven-Segers)
Gedurende zes jaar oefende ik mijn beroep uit als
gediplomeerde vroedvrouw. Die waren te herkennen
aan de broche die ze op hun kledij droegen. Andere
vroedvrouwen die in Ophoven actief waren:
Gabriëlla Beemaert, Finneke Cuypers en Angèle
Raets uit Maaseik en Maria Deben uit Kessenich. Als
de bevalling nakend was werd de vroedvrouw
verwittigd, die dan aanstonds per fiets vertrok. Ik
werkte in Ophoven, Geistingen, Kessenich, Kinrooi,
Molenbeersel, Aldeneik of Maaseik. In mijn tas zat
een voorschoot, een bedpan, handdoek en een
thermometer. Aangekomen in de woning bereidde ik
de bevalling voor. Bij speciale gevallen werd er een
dokter bij geroepen. De voornaamste dokters waren
Vandeberg, Vanderzijl en Hendrickx. Dokter Driane,
die aangenomen geneesheer was van de Rijkswacht
van Kessenich, heb ik maar éénmaal geassisteerd; hij
kwam namelijk met de fiets van Maaseik, de andere
dokters hadden een auto. De bevalling gebeurde op
de slaapkamer, maar soms ook op de keukentafel op
vraag van de dokter. De hygiëne liet bij veel mensen
te wensen over alhoewel de dokter zei dat de lucht
wel overal dezelfde was "maar hij rook anders!"
Bij een miskraam kwam er vanzelfsprekend een
dokter te pas. Wij mochten geen technische ingrepen
doen en zelfs geen spuitje geven. Als dit later wel
werd geduld, heb ik het toch niet gedaan. Ik verkoos
liever de natuurlijke wijze. Als er "ijzers" aan te pas
kwamen werd ook de hulp van de echtgenoot of
iemand anders gevraagd. De man woonde de
bevalling bij als hij dit wilde. Ik herinner mij dat ooit
een man een laken ophield tussen het kraambed en de
slapende kinderen in een ander bed op dezelfde
kamer terwijl de bevalling plaatsvond. Na de
bevalling gaf ik de pasgeboren baby een lichte klap
op de rug om de luchttoevoer te activeren. Het eerste
schreien van een kindje is iets speciaals. Als het
kindje geboren was, werden zowel moeder als baby
gewassen met water en zeep. Ik ververste dan ook de
beddenlakens. Een vaste vergoeding was er in het
begin niet. Gewoonlijk vroeg ik 850 frank voor
bevalling en negen dagen verzorging. Aan arme
mensen vroeg ik minder en werd er soms een oud
laken van thuis meegenomen. De verplaatsingen per
fiets vond ik niet zo leuk, de wegen waren soms zo
slecht dat ik schrik had om te vallen onderweg. Soms
was ik vele uren van huis wanneer de baby op zich
liet wachten. Daardoor gebeurde het wel eens dat ik
mijn man nauwelijks zag toen die op weekend
terugkeerde. De verlossingen die ik deed werden
opgeschreven in een boekje dat moest dienen om de
jaarlijkse aangifte te doen bij de belastingen. Ik heb
het jammer genoeg verloren. De eerste bevalling die
ik deed was bij Voets-Teelen in Aldeneik. In die tijd
werden nog geen geboortekaartjes gestuurd en
suikerbonen kende men nog niet. Wel werd er koffie
gedronken als het kind gedoopt werd samen met
meter en peter en naaste familie. Een boterham met
hesp en soms vlaai werd erbij gegeven. Het beroep
van vroedvrouw heb ik graag uitgeoefend. Kinderen
hebben mij altijd aangesproken. Ik heb er spijt van
dat wijzelf vijf kinderen hebben moeten afgeven
omdat ze te vroeg geboren werden of kort na de
bevalling stierven."
Uit het trouwboekje van Wendelina en Renier
noteerden we volgende kinderen:
Maria Jacqueline Hubertine
° Maaseik 03-12-1950 + Maaseik 10-12-1950
Doodgeboren kindje ° en + juni 1951
Tweeling ° en + december 1952
Jacques Louis Marie René
° Tongeren 30-05-1954 + Rocourt 31-05-1954
Marie Claire Rita Jacqueline
“Ophoven 15-01-1958 x Ronny Raemekers (hebben een
zoontje Wim genaamd “Bree 12-11-1988)
Jacques Paul Valentius René “Bree 16-04-1961 x en
gescheiden van Anne Bollion
108 Dao raostj gèt 15 september 1998
Geboorte-aangiften
Soms werd de aangifte op het gemeentehuis van de
plaats van geboorte gedaan door de vroedvrouw. In
de periode dat Hubertina Segers vroedvrouw was
(september 1944 tot augustus 1950) werden volgende
geboorten geregistreerd in de gemeente Ophoven:
1944=29; 1945=34; 1946=43; 1947=49,1948=45;
1949=31; 1950 (tot augustus)=20.
Volgende bevallingen werden door haar aangegeven:
°21-08-1945 (nr.26): Vankerkom Theodoor zoon van
Vankerkom Joanna en Amendt Theodorus
°25-07-1947 (nr.28): Coolen Wilhelmus zoon van
Coolen Frederica (27 jaar, uit Maaseik) °27-02-1948
(nr.8): Van Daal Maria dochter van Van Daal
Josephina (18 jaar)
°25-04-1948 (nr.20): Gorissen Eugenius zoon van
Gorissen Maria (18 jaar)
(Bron: Gemeente-archief Kinrooi, Geboorten Ophoven 1944-
1950)
Verzamelen
In speciale mappen houdt Hubertina zoveel mogelijk
gegevens bij over de familie langs haar zijde
(Segers-Segers-Blindeman) en deze van haar
echtgenoot (Sleven-Sleven). Dit betreffen zowel
geboortekaartjes, communieprentjes, foto’s,
huwelijksaankondigingen, trouwfoto ’ s, zilveren en
gouden bruiloften, doodsprentjes, krantenknipsels,
enz., waarbij ze zelf uitleg heeft geschreven. Ze heeft
ook fotoalbums met opnamen uit haar eigen jeugd,
haar scholen, werk als vroedvrouw, huwelijk, de
opleiding bij de rijkswacht van haar man, vieringen
gouden vroedvrouwen in Hasselt. Hubertina
herinnert zich een bijeenkomst van de familie Segers
in de Katholieke Kring te Stokkem op 1 juni 1991.
Dit waren de afstammelingen van Michiel Segers
°Maaseik 24-10-1703 +Aldeneik 16-01-1791,
gehuwd met Petronella Koninckx “Maaseik
17-02-1714+Maaseik 14-09-1780.
Op 27-08-1977 werd eveneens een Segersfeest in
Voorshoven gehouden. Een brochure werd
samengesteld door Jan Segers uit Diest. De
genodigden waren nazaten van Michiel Segers en
Maria Christina Flipkens.
Willy Segers uit Rotem verzamelde familiegegevens
tot ongeveer 1700.
In 1973 kwam de familie Sleven samen in Roggel
(NI.) met als stamvader Peter Sleven geboren rond
1640 gehuwd met Comelia Smeijers.
Voor de tentoonstelling "Kieke nao vreuger" te
Ophoven met als thema "VAN WIEG TOT GRAF"
tijdens de Allerheiligendagen mogen wij gebruik
maken van haar documentatie, waarvoor onze
oprechte dank.
Werner Smet
INDELING TENTOONSTELLING
1. Inleiding - algemeenheden
2. Geboorte - doop - wieg - peutertijd
3. Kleuter - bewaarschool - speelgoed - Pasen -
Sinterklaas
4. Eerste Communie
5. Lagere school - kinderspelen - nieuwjaarsbrief
6. Verdere studies - middelbaar/hoger onderwijs
- pensionaat - vakschool
7. Om den brode: beroepen van A tot Z -
pendelarbeid - emigratie
8. Jeugdbeweging - op kamp - legerdienst
9. Verliefd, verloofd en getrouwd
10. Verenigingsleven
11. Vrije tijd - ontspanning
12. Huwelijksleven - wonen - oorlogen
13. Derde leeftijd
14. Zilver - goud - diamant
15. Families - genealogie - viergeslachten -
honderdjarigen
16. Overlijden - rouwdrukwerk - begrafenis -
gravennalatenschap
17. Varia
OPGELET!!!!!!
Tijdens deze tentoonstellingsdagen
zullen er films (8 mm) uit de jaren
'60 met unieke, niet te missen
beelden worden vertoond.
Dao raostj gèt 15 september 1998 109
110 Dao raostj gèt 15 september 1998
OORLOGSDAGBOEK VAN EEN STUDENT Koninklijk Atheneum Maaseik 1944-1945 (deel 7)
Oud-leerlingen voor het Vaderland gestorven 1940 - 1945
Naam geb.plaats geb.datum plaats v.overlijden dat.overlijden BOSMANS Hubert Kinrooi 24.05.1924 Kinrooi 17.09.1944 CORNIPS Theo Maaseik 20.06.1910 Breendonk 11.04.1944 CORSTJENS Leon Maaseik 11.05.1918 Zelzate 23.05.1940 DIRKS Jozef Maaseik 26.03.1926 Opglabbeek 11.09.1944 DIRKS Henri Maaseik 26.03.1926 Opglabbeek 11.09.1944 DRIESSENS Pierre Genk 13.05.1925 Heer 12.09.1944
HACKEN Godfried Maaseik 30.04.1901 Saal-a.-d.-Donau 15.03.1945 LANGERS Jaak Maaseik 03.02.1909 Gangelt 12.09.1944 LEENDERS Leon Stokkem 18.07.1924 Ertvelde 23.05.1940
MOBERS Jean Maaseik 14.10.1914 Ludwigsburg 19.04.1944 MICHELS Jozef Bree 18.10.1888 Ellrich 15.08.1944
NIESSEN Marcel Maaseik 28.04.1920 Ethe 09.09.1944 PASPONT Pierre Maaseik 01.03.1924 Opglabbeek 11.09.1944 RAEDSCHELDERS Jos Maaseik 14.11.1922 Opoeteren 10.09.1944 SCHURGERS Henri Rotem 22.01.1887 Harzungen 21.03.1945 TEELEN Jaak Neeroeteren 14.10.1924 Heer 12.09.1944 THIELENS Guillaume Maaseik 16.08.1921 Oranienburg 10.04.1945 THORA Hubert Bree 13.04.1916 Dora 18.10.1944
VAN AENHOLT Jaak Maaseik 16.08.1920 Opglabbeek 11.09.1944 VAN DINTER Pierre Maaseik 28.04.1894 Ludwigsburg 19.04.1944
Dirks Jozef, Dirks Henri en Driessens Pierre waren mijn klasgenoten van 1939 tot 1942.
De herdenkingskapel van de gevallen verzetslieden te Rotem
Dao raostj gèt 15 september 1998 111
Zaterdag 30 september 1944 (vervolg)
Vanaf de eerste dagen van de bevrijding ontstond er
een intens ruilverkeer met de geallieerde soldaten
waaraan jong en oud zich niet onbetuigd liet. Eieren,
fruit en verse levensmiddelen waren voor de
miltairen een welkome afwisseling van hun
dagelijkse soldatenkost. Onze oorlogssigaretten
"Vega" e.a. waren minderwaardig in vergelijking
met de Engelse "Player’s" en "Woodbine" en zeker
met de Amerikaanse "Lucky Strike" en "Camel".
Voor het eerst sinds vier jaar proefden we weer echte
koffie al was die vooralsnog in poedervorm. Zelfs de
aankomende bengels kenden snel enkele Engelse
sleutelwoorden zoals "cigarettes, coffee, eggs,
blankets (dekens),...". Een en ander had als resultaat
dat in de strenge winter die zou volgen, tal van
vrouwen en jonge meisjes uitgedost waren in
lichtgrijze mantels van legerdekens vervaardigd.
Zondag 1 oktober
Tijdens het lof komen granaten op de kerk terecht. In
het plafond van het hoogkoor en de linkerzijbeuk
worden drie grote bressen geslagen.
Heb zeven koperen obushulzen gekregen (geruild
voor sterappelen) van de Amerikanen aan de
Keekbrug.
Het bombardement op de kerk waarbij gelukkig geen
slachtoffers vielen, veroorzaakte natuurlijk grote
consternatie en paniek. Kruisheer Theo HACKEN
moest met zijn gelovigen ijlings op de vlucht slaan.
Ze zochten een onderkomen in de kelders van de
omliggende huizen van de Hoogstraat. Nog het beste
af waren de lofgangers die terecht kwamen in de
kelder van een boerderij want daar stonden enkele
Limburgse vlaaien snijdens klaar op het kelderschap.
Ook de Gildezaal werd die dag door granaten
getroffen. De verzetslieden die er hun onderkomen
hadden gevonden moesten toen noodgedwongen
naar een veiliger oord verhuizen.
Maandag 2 oktober
Ben met vader aan het werk in het Ophoverveld.
Plotseling worden wij overvallen door een regen van
granaten die aan de Venlosesteenweg en voor en
achter ons losbarsten. We nemen ijlings de vlucht en
vinden een onderkomen in de kelder van tante Leen
(Albert Coolen-Sleven, broer van mijn moeder) aan
"De Dikke Linde".
Bij thuiskomst, een uur later, stellen we vast dat in
onze boomgaard op een tien tal meter van onze
woning een granaat is gevallen die een grote
perzikboom volledig heeft ontworteld.
Ook vriend Jan Gorissen, thans kruisheer-mis-
sionaris in Kongo maakte diezelfde dag in 1944 deze
granaatbeschieting van over de Maas mee. Hij
beschrijft dit kleurrijk en met een opmerkelijke
precisie in zijn artikel "Oorlogsgeweld in Kinsjasa"
in het tijdschrift "Kruis en Wereld" van oktober 1997.
Ook hij moest de aardappeloogst in de steek laten en
onder een regen van mortiergranaten, samen met zijn
uit het gareel losgemaakte trekhond, zijn heil zoeken
in een overhaaste vlucht, onderbroken door
buiklandingen tussen de "voren". Maar 53 jaar later,
in 1997, maakte hij zoals hij schrijft, opnieuw een
bijna identieke bevrijding mee. Ook deze ging
gepaard met mensenjachten en beschietingen met
mortiergranaten van over de stroom vanuit
Brazzaville. De gevolgen waren er nog dramatischer
dan hier in 1944 omdat er veel meer doden en
gewonden vielen.
Dinsdag 3 oktober
Mijn negenjarig zusje Sibilla naar Neeroeteren
gebracht waar zij voorlopig veilig kan logeren bij
mijn tante Bella, de familie Jan Wirix-C ooien op de
Schootsheide.
112 Dao raostj gèt 15 september 1998
Woensdag 4 oktober
Opnieuw Duitse granaatbeschieting op ons dorp. De
meeste projectielen komen gelukkig in open veld
terecht.
Vader helpen dorsen (met de vlegel).
Soldaat van de Brigade Piron gedood.
Het betrof soldaat Gustaaf Isenborghs van het
pantsereskadron, geboren te Aarschot op 4 augustus
1921. Hij werd te Ophoven gedood door een
vijandelijke patrouille die de Maas was
overgestoken.
Vrijdag 6 oktober
Help vader bij het hooien op de Raam in de buurt van
de boerderij Sniekers. Ik voel me daar een heel stuk
veiliger omdat wij er ons buiten het geschutvuur van
de Duitse mortierbatterijen bevinden. Als wij tegen
de avond huiswaarts keren door het Bossersstraatje
beginnen de beschietingen opnieuw > en davert het
van de losbarstingen in de velden rondom ons heen.
Zaterdag 7 oktober
‘s Morgens passeert over het voetpad dat langs onze
woning naar het dorp leidt, een Duits soldaat
ouderbegeleiding van een paar gewapende verzets-
lui. Hij werd gevangen genomen aan de boerderij
Deuss op de Raam .
Het is een grote geblokte kerel. Hij is barvoets en de
luttele kleding die hij draagt is volledig doorweekt. Ik
heb nog medelijden met hem ook. Wat is er nog over
van de glorie van het Duitse leger uit mei 1940? (1)
Maaseik werd vandaag ook weer door Duitse
granaten bestookt.
s Namiddags breng ik een bezoek aan tante Liza
(Broens-Coolen) in Elen waar ik meezit aan een
welgevulde koffietafel. In het centrum van Elen zijn
tal van Amerikaanse G.I.’s ingekwartierd. Ik maak er
kennis met een Amerikaan wiens voorouders
afkomstig waren uit Nederland. Zijn naam: Raymond
Rozenburger.
(1) Ik vernam later op de dag dat de
gevangengenomen Duitse soldaat in feite een
Luxemburger was. Het bleek een deserteur te zijn
van het Flakpersoneel (luchtafweer) op de Raam, die
na zijn vlucht naar Nederland terug de Maas was
overgezwommen om zich aan de geallieerden over te
geven. Hij werd door de verzetslui overgeleverd aan
militairen van
de Brigade Piron, waaronder ook Luxemburgers, die
in de jongensschool aan de Schoolstraat waren
ondergebracht. Hij werd met weinig egards
overgenomen en door een aantal driloefeningen
duchtig op de rooster gelegd.
Het Groot Hertogdom Luxemburg werd in augustus
1940 officieel bij Duitsland ingelijfd. Sinds augustus
1942 werd de verplichte dienstplicht ingevoerd en
waren de Luxemburgers verplicht dienst te nemen in
het leger van Hitler. Na die datum vluchtten veel
Luxemburgers uit het land om aan de dienstplicht te
ontsnappen of te deserteren uit het Duitse leger. Zo
kon een aantal Luxemburgers worden ingelijfd in de
le Belgische Groepering in Groot-Brittanië.Een
Luxemburgse batterij artillerie uitgerust met
kanonnen 25-pounders nam deel aan de veldslagen
in Normandië, België en Holland.
Bevelhebber Piron verbleef in het najaar 1944
ettelijke weken in het schoolhuis, dat toen bewoond
werd door de familie van hoofdonderwijzer Jules
Poukens.
Jean Baptiste Piron werd op 10 april 1896 geboren te
Couvin in de provincie Namen. Op 28 augustus 1914
werd hij onderluitenant bij het 2e Linieregement, op
26 september 1918 kapitein en het jaar daarop komt
hij bij de 2e Grenadiers.
Op 26 maart 1939 wordt hij adjunct-stafchef van het
2e Legerkorps en maakt in die functie de mobilisatie
en de 18-daagse veldtocht mee. Hij wordt op 29 mei
1940 te Brugge gevangen genomen. Hij weet echter
te ontsnappen en geraakt op 12 april 1941 over de
demarcatielijn in Frankrijk. Na ettelijke opsluitingen
begint hij eind november zijn tocht door de
Pyreneeën. Na een reis dwars door Spanje en
Portugal ziet hij de kans om vanuit Gibraltar over te
steken naar Engeland waar hij einde januari 1942
aankomt. Hij zal er bevelhebber worden van de le
Groepering die later de le Brigade Bevrijding zal
worden.
De Belgen worden op 3 augustus 1944 ingezet op het
Normandische bruggenhoofd. Een maand later doen
ze samen met Amerikanen en Engelsen hun intrede
in België. Na hun doortocht door Brussel trekken zij
op 11 september over het Albertkanaal bij Beringen
en bevrijden Leopoldsburg. Maaseik en Kinrooi
werden op 22 september bevrijd door een
verkenningspatrouille van een achttal moto’s
Dao raostj gèt 15 september 1998 113
Het vroegere schoolhuis aan De Beider te Ophoven 1944
verbleef (Foto: Jaak Hoedemakers)
onder leiding van kapitein Moos. In Bree wordt
ondertussen koortsachtig gewerkt door de genisten
aan de befaamde noodbrug "Brussels Bridge" over
de Zuid-Willemsvaart.
In de vroege morgen van de 25e september trekt de
gepantserde aanvalscolonne van de brigade naar
Maaseik, Kinrooi, Ophoven, Kessenich, Kinrooi, Eli,
Neeritter en Thom. Te Kessenich was een Duitse
patrouille na haar aftocht teruggekeerd tot op
Stokbroekshof aan de Thomerweg. De boerderij
werd met behulp van Belgische verzetslui omsingeld
en de Duitsers gaven zich zonder slag of stoot over.
Toen de brigade om drie uur Thom binnentrok kwam
bij een eerste kontakt met de vijand onderluitenant
Freddy Verhaevert om het leven. Ondanks felle
tegenstand bereiken de Belgen omstreeks
middernacht het kanaal Wessem-Neder- weert, waar
de Duitsers in alle haast een verdedigingslinie
hebben opgebouwd.
Er volgt een hevige beschieting op het centrum van
kolonel Piron (inzet) tijdens de bevrijdingsdagen in
Thom. Een Duitse artilleriegranaat treft de
veldkeuken van de tweede compagnie waarbij drie
Belgische soldaten sneuvelen. De Belgen krijgen de
opdracht om het frontgebied tussen Hunsel en
Maaseik te verdedigen in afwachting dat andere
geallieerde troepen kunnen aangevoerd worden. De
dagelijkse beschietingen brengen veel schade toe aan
huizen, de kerk en boerderijen. Ook onder de burgers
vallen er slachtoffers. Op 30 september dringt een
Duitse patrouille vanuit het zuid-oosten Thom
binnen maar wordt verdreven. De Belgen veroveren
hierna het bruggenhoofd dat bij Santfort nog door de
Duitsers is bezet. De verliezers laten doden en
gewonden achter en er worden vier
krijgsgevangenen gemaakt.
Op 4 oktober wordt met behulp van Amerikaanse
tanks een aanval uitgevoerd op het bruggenhoofd
van Wessem. Het spervuur van de zware Duitse
mitrailleurs is echter zo hevig, dat de infanteristen
moeten terugtrekken bij de invallende duisternis.
Nog op 4 oktober trekt een Belgische patrouille
waar
114 Dao raostj gèt 15 september 1998
onder leiding van burgergids Leo Hilkens naar de
bebouwde kom van Wessem. Bij deze actie vallen
zes patrouilleleden als gevangenen in handen van de
Duitsers. Leo Hilkens wordt zwaar gewond en
overlijdt later.
Om het moreel van de Belgische troepen te
versterken krijgt de brigade ‘s anderendaags het
bezoek van prins Karel van België. Tien oktober
wordt een zware dag voor de brigade Piron. De
Duitsers slagen erin een vijftien man sterke
verkenningssectie te overmeesteren. De Duitsers
knippen telefoonlijnen door en leggen mijnen. Een
aantal Duitsers worden bij een tegenactie
overmeesterd. Op 16 oktober sneuvelen opnieuw zes
Belgische militairen bij gevechten in Wessem. Op 27
oktober wagen Duitsers een roekeloze tegenaanval
op Thom. Zij weten zelfs door te dringen tot in het
huidige hotel' 'La ville Blanche". Met ondersteuning
van een Amerikaanse tank worden de Duitsers uit
hun dekking verdreven. Bij een nieuwe poging op 30
oktober worden de Duitsers andermaal verdreven. (Bron: "Een bijzonder front", Geschied-en Heemkundige Kring "Het
Land van Thom")
Bezoek van prins Karel (links) te Thorn op 5 oktober 1944.
Naast hem rechts kolonel Piron.
De thans 82-jarige Maaseikenaar Gustave Dehasse
speelde bij deze onverwachte tegenaanval van de
Duitsers op 27 oktober 1944, een zeer belangrijke rol
die hem na de oorlog een bijzondere onderscheiding
zou opleveren. Ze werd hem persoonlijk toegekend
door luitenant-generaal Piron nl. het "Oorlogs- kruis
1940 met Palm en Leeuw" en dit met de volgende
vermelding:
"Heeft steeds blijk gegeven van bijzondere
moed en uitzonderlijke volharding. Toen de
stellingen van zijn eenheid aangevallen wer-
den te Thorn op 27 oktober 1944 heeft hij zich
tot de tegenaanval begeven met een bezieling
die eenieders bewondering heeft afgedwon-
gen. Hij heeft zich vervolgens vrijwillig gemeld
om de verbinding met de panter-wagens te
verzekeren, levensgevaarlijke opdracht die hij
op uitstekende wijze heeft volbracht. Is vervol-
gens tijdens deze actie op zoek gegaan naar
een dodelijk gewonde soldaat in de buurt van
de vijandelijke linie".
De dodelijk gewonde soldaat was zijn makker
Roger Van den Daele geboren te Sint-Gillis op 27
oktober 1921. Tragisch was dat hij sneuvelde op
zijn verjaardag. Bij deze actie werden drie Duitsers
gedood, zeven gewond en werden er zesentwintig
krijgsgevangen genomen.
Gustave Dehasse werd geboren te Chatelineau op
14 september 1916. Hij vluchtte uit België in 1941
en verbleef gedurende een jaar in een gevangenis te
Madrid. Na zijn vrijlating werd hij vanaf Lissabon
met een 15-tal andere Belgen per water-
vliegtuig naar Engeland getransporteerd.
Ingelijfd bij de Brigade Piron maakte hij
deel uit van de 3de Gemotoriseerde Com-
pagnie.
Hij huwde op 7 juli 1945 met Andrée Pren-
ten uit Maaseik waar hij thans nog woon-
achtig is aan de Aldeneikerweg. Hij beëin-
digde zijn militaire loopbaan als adjudant-
chef.
Op 1 november komen Britse troepen de
stellingen rondom Thom versterken. Naeen
evacuatie van de nog in Thom en Hunsel
aanwezige burgers, begint op 12 november
het nieuwe geallieerde offensief waarbij
75.000 geallieerde soldaten de verdedigingslinie
doorbreken. De Belgen spelen hierbij een belang-
rijke rol door het vestigen van een uitvalbasis aan de
overzijde van het kanaal Wessem-Nederweert nabij
Oler, waar een bruggenhoofd wordt gevestigd en de
toegang tot het Maasfront een feit wordt.
De tijdens de oorlog ontstane band tussen de solda-
ten van de Brigade Piron en de bewoners van Thom
en omliggende dorpen bleef ook na de bevrijding
behouden. Een van de kazernegebouwen in Leo-
poldsburg kreeg de naam "Thorn" en sedert 1980
Dao raostj gèt 15 september 1998 115
Gustave Dehasse werd onderscheiden door luite-
nant-generaal Piron
Echtpaar Dehasse-Prenten (1945)
onderneemt het Bataljon Bevrijding als traditie-
drager van de brigade Piron een herdenkings-
voettocht via Maaseik naar Thom. Op 9 september
1982 werden die banden nog verstevigd door de
onthulling in Thom van een gedenksteen ter
nagedachtenis van de 25 tijdens de bevrijding
gesneuvelde militairen. Twee veteranen van de
Brigade
Piron vestigden zich na de oorlog in de streek.
Harry Martens uit Hamont kwam vanuit het vreem-
delingenlegioen bij de Brigade Piron en maakte de
volledige bevrijdingsveldtocht door Frankrijk, Bel-
gië en Duitsland mee. Hij huwde met mijn nicht
Mia Hoedemakers uit Ophoven in 1945 (zie foto
links onder). Hij overleed op 5 augustus 1971.
Gustave Dehasse was een der eerste
bevrijders die per motor in Maaseik
arriveerde.
Twee Maaseikenaren, inmiddels over-
leden, behoorden toen ook bij de
bevrijders van de Brigade Piron name-
lijk Lei Stultiens en Antoine Wetzels.
Zij waren op het einde van de dertiger
jaren toegetreden tot het vreemdelin-
genlegioen. Zij werden tijdens de oor-
log door de Belgische regering in Lon-
den opgeroepen om het effectief van
de Belgische strijdkrachten aan te vul-
len.
116 Dao raostj gèt 15 september 1998
GEISTINGENAAR BIJ HET CANADESE BEVRIJDINGSLEGER
In zijn autobiografisch boek "Aboy andhis dreams"
vertelt voormalig Geistingenaar Hubert J.Rutten zijn
bewogen levensloop. Hij was de vijfde zoon uit het
gezin van oud-burgemeester en oud-senator Jozef
Rutten uit Geistingen. Hij werd geboren op 28
september 1914, vlak na het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog. Met tal van bijzonderheden en
nostalgie vertelt hij over zijn jeugdjaren en het leven
in het landelijke Geistingen tijdens de jaren twintig
en dertig en over zijn studententijd bij de Kruisheren
in Maaseik.
Ondanks de aanvankelijke tegenstand van zijn
familie emigreerde hij in 1938 naar de Verenigde
Staten. Bij zijn aankomst aldaar werd hij
opgevangen door een andere Geistingenaar nl. Peter
Rutten die reeds op negenjarige leeftijd samen met
zijn ouders uit België was vertrokken en die zich
hadden gevestigd in Plainfield (Illinois).
In die stad huurde Hubert een kamer voor 2,50 dollar
per week. Aanvankelijk werkte hij als schoonmaker
en klusjesman in een fabriek en dat gedurende zes
dagen per week en tien uren per dag. Ondanks
heimwee naar huis was hij vastbesloten zijn weg
verder te gaan om zich zijn toekomst in de Nieuwe
Wereld te verzekeren.
Bij het uitbreken van de oorlog in 1940 nam hij
dienst in het Amerikaanse leger.
Na basistraining en opleiding in Fort Monmouth,
New Jersey, werd hij ingelijfd bij de
Verbindingsdienst. Daarna volgde er nog een
bijkomende opleiding aan de militaire school aldaar.
Na zijn promotie tot sergeant vertrok hij naar de
Filipijnen waar de Amerikanen bezig waren hun
basissen te versterken. Maar Hubert had slechts één
doel voor ogen en dat was mee te helpen aan de
bevrijding van zijn vaderland.
Daarvoor moest hij echter getransfereerd worden
naar het Canadese leger. Dat ging niet zonder
moeilijkheden want uiteindelijk moest hij zich zelfs
aanbieden op de Belgische ambassade in Ottowa om
die toelating te bekomen.
Hij volgde een cursus motormontage en een vervol-
makingstraining in Hamilton. In maart 1944 huwde
hij in Fort Erie tijdens een evangelische
dienst met Florence Montagne. Na veertien dagen
verlof scheepte hij in op de "Ile de France" om zijn
eenheid in Schotland te vervoegen.
Toen de bevrijding van België nog volop aan gang
was, stak hij met zijn compagnie het Kanaal over om
na een stormachtige nacht in Oostende aan te komen.
De infanterie was toen bezig met het opruimen van
de laatste weerstandsnesten. Zijn taak was hen te
volgen om de dodelijke mijnen te ruimen en de
bunkers op te blazen. Toen ze na korte tijd in Gent
aankwamen kon hij daar, na een afwezigheid van
zeven j aar, zijn zuster Maria, die daar in het klooster
was getreden, in de armen drukken.
Een week later vertrok zijn compagnie naar
Nederland waar de strijd nog in volle hevigheid
woedde. Zij groeven zich in, in de buurt van
Nijmegen. Ondanks de bittere winterkoude werden
bruggen hersteld en kraters in de wegen gedicht om
de bevoorradingslijnen open te houden.
In januari 1945 arriveerde hij in ‘s Hertogenbosch
waar de Duitsers nog verbitterde weerstand boden.
Op zekere dag toen hij een verkenningsopdracht
uitvoerde, kwam hij in de buurt van de Belgische
grens. Met behulp van een Engels konvooi dat
richting België reed kon hij zonder veel moeite
meerijden tot in Maaseik. Met een baard van drie
dagen stapte hij binnen in het salon van zijn
vooroorlogse kapper. Daar had men nog geen enkel
Canadees soldaat gezien. Groot was de verbazing
van de aanwezigen toen hij in onvervalst Maaslands
dialect vroeg om een scheerbeurt en het knippen van
zijn haar.
Nadat hij zich bekend had gemaakt vertelde de
kapper hem dat zijn broer Jaak Rutten werkzaam was
op een kantoor van de rantsoeneringsdienst op het
stadhuis.
Laatstgenoemde werd op de hoogte gebracht door
een klant van de kapper. Enkele minuten later stoof
Jaak het salon binnen toen Hubert zijn gezicht nog
volledig onder de scheerzeep zat. Toen zij elkaar
omhelsden was hun beider gezicht, tot hilariteit van
de omstaanders, gelijkmatig met scheerzeep bedekt.
Van broer Jaak vernam hij dat in zijn geboortehuis
Dao raostj gèt 15 september 1998 117
in Geistingen een aantal hooggeplaatste Engelse
officieren waren ondergebracht. Omdat hij in feite
zijn eenheid op onwettige manier had verlaten, was
goede raad duur. Toch werd er een oplossing
gevonden. Broer Jaak bezorgde hem een oud pak,
een paar klompen en een fiets en zo geraakte hij
"incognito" in Geistingen.
Het werd een heuglijk weerzien met al zijn
familieleden en vrienden. De verloren zoon was
uiteindelijk thuis en dat nog als oorlogsheld.
Zicht op het ouderlijk domein, geboorteplaats van Hubert J.
Rutten te Geistingen (Foto: Jaak Hoedemakers)
Onder de ingekwartierde Engelse officieren
herkende hij spoedig een stem met een Canadees
accent. Tijdens een gesprek vernam hij dat hij als
officier verbonden was aan de Britse
Inlichtingendienst. Maar zoals alle Canadezen had
hij geen goed woord over voor de Engelsen.
Hij was akkoord om Hubert per jeep naar de
Canadese zone in Weert terug te voeren. Zo gezegd
zo gedaan. In Weert aangekomen en met het
Canadese kenteken op zijn helm geraakte hij zonder
veel moeilijkheden met een Canadees transport terug
bij zijn eenheid in ‘s Hertogenbosch. Als straf voor
zijn onwettige afwezigheid kreeg hij van de
bevelvoerende commandant een week opsluiting.
Maar omdat men hem als tolk dringend nodig had
werd hij reeds spoedig van zijn straf ontheven.
Hubert maakte vervolgens de verbitterde
bevrijdings- strijd mee door Nederland en
Noord-Duitsland. Hij verbleef bij het Canadese
bezettingsleger in Duitsland tot juni 1946 waarna hij
gedemobiliseerd werd. Door bemiddeling van het
"Veterans Land Act"- programma kocht hij in de
buurt van Hamilton een boerderij van 5 ha maar hij
was tegelijkertijd "plant manager" in een fabriek.
Met een paar vennoten stichtte hij later een
handelsfirma in carburatoren, verkocht zijn boerderij
en bouwde een riante woning in Winona. In 1964
werd hij secretaris-penningmeester van de
investeringsmaatschappij "Niagara Peninsula
Investments". In 1967 kocht hij een handelshuis met
drie verdiepingen in Winona en baatte er een
groothandel in ijzerwaren uit. Het echtpaar
Rutten-Montagne kreeg twee kinderen, nl. Diane in
1947 en Paul in 1958. In de jaren zeventig en tachtig
maakte hij in gezelschap van zijn vrouw tal van
reizen over de gehele wereld. Tijdens een cruise in
Zuid-Europa kreeg hij een hartinfarct en hij overleed
op 11 november 1993 in een kliniek in Lissabon.
Zijn twee broers nl. Jozef en Jaak emigreerden na de
oorlog eveneens naar Amerika.
Jozef Rutten, geb. in 1911 en gehuwd met Miet
Plusquin uit Maaseik vestigde zich in Plainfield
(Illinois) in 1949. Hij was er gespecialiseerd in
glascultuur.
Hij overleed kinderloos in 1972.
Jaak Rutten, geb. in 1916 vestigde zich in 1947 in
Hamilton, Ontario (Canada). Hij was er
vertegenwoordiger van een firma in
landbouwmachines. Hij is gehuwd met Veronica
Schlager en heeft een zoon en twee dochters.
Jaak Hoedemakers (wordt
vervolgd - slot)
Hubert J. Rutten
118 Dao raostj gèt 15 september 1998
Reacties "Oorlogsdagboek - deel 6"
Bepaalde gebeurtenissen uit onze jeugd en zeker uit
de oorlogsdagen zullen blijvend in ons aller
geheugen gegrift blijven. Dat blijkt uit de reactie die
wij vanwege de heer J. J.H. Gubbels, abonnee uit
Weert ontvingen, naar aanleiding van mijn
"Oorlogsdagboek - deel 6" waarin er sprake is van de
aanval van Engelse vliegtuigen op Duitse
legervoertuigen aan de Drietak te Kinrooi in
september 1944. Steller van de brief die op het
ogenblik van de feiten 13 jaar was vergist zich
evenwel van datum. Het was niet op zondag 17 maar
wel degelijk op zondag 3 september 1944 dat deze
raid werd uitgevoerd.
Ter gelegenheid van de afgelaste Stramproyer
kermis trok hij die dag in gezelschap van een tiental
vriendjes naar Eli en vandaar met enkele neefjes
terug over Hunsel naar Stramproy voor
familiebezoek.
In de nabijheid van de Belgische grens waren ze
plots ooggetuigen van die onverhoedse aanval van
geallieerde vliegtuigen die gierend op en neer doken.
Door de onophoudende hevige salvo’s van de
boordwapens was de schrik in hun benen geslagen
en renden zij in allerijl terug naar huis. Daar bleven
ze het schouwspel verder volgen tot de aanval over
was en de paniek en de schrik enigszins waren
gemilderd doordat ze zich thuis veiliger voelden. De
heer Gubbels schrijft nog dat hij toen in het laatste
schooljaar zat maar dat door de achtereenvolgende
bezettingen van de school door Duitsers en
geallieerden meestal geen lessen werden gegeven.
Rond Kerstmis kregen ze dan toch nog
godsdienstlessen in de kerk. Die werden daar
gegeven door kapelaan Geilenkirchen. Die verbleef
toen tijdelijk in Stramproy in de plaats van kapelaan
Geussens, die was ondergedoken.
Wij ontvingen ook nog een reactie van abonnee
René Pex, gepensioneerd leraar uit Maaseik, over
dezelfde feiten.
Afkomstig uit Geistingen verbleef hij toen bij
familie in Kessenich. Hij was die bewuste dag op
bezoek bij zijn vriend Erik Gerard (+1959),
kleinzoon van dokter Joseph Nijssens uit Kessenich
en bij deze inwonende aan de Venlosesteenweg.
Ook hij was getuige van die Engelse luchtraid op het
Duits legerkonvooi. Hij bevond zich toen op het plat
dak boven de woning van de dokter, te bereiken met
een ladder vanop de tweede verdieping. Daar
had de dokter, in zijn euforie over de Engelse aanval,
de Belgische driekleur uitgespreid en met enkele
stenen vastgelegd. Die lag daar gelukkig buiten het
gezichtsveld van de Duitsers die ook over de
Venlosesteenweg terugtrokken.
Eveneens in verband met “Mijn oorlogsdagboek -
deel 6” - 4 september 1944, maakte abonnee Jos
HOEDEMAEKERS uit Zwartberg-Genk ons attent
op het volgende:
Doorke HOEDEMAKERS was pastoor in Wijs-
hagen toen hij aldaar in de kerk de collecte hield “ten
gunste van de Heilige Sarolea” (voor aankoop van
een motorfiets) en niet in Wijchmaal zoals
verkeerdelijk vermeld.
Met mijn dank voor deze aanvullingen en
verbetering. Jaak Hoedemakers
Gedenksteen van de gesneuvelde Belgische militairen te
Thom (foto: Jaak Hoedemakers)
74
Dao raostj gèt 15 september 1998 119
EEN DEUGDELIJK EN MOEDIG KINROOIENAAR
THEO BOSMANS
en zijn voorzaten in Kinrooi
Iedereen in Kinrooi en omstreken kent "Theike Bosmans ".Als verslaggever doorkruiste hij al jaren onze
gemeente en de omgeving op jacht naar nieuws. De vruchten daarvan lazen we regelmatig in "Het Belang" en in
andere kranten als bijdragen van "Theike van de gazet". Hij was tevens de bekwame secretaris van het
O.C.M.W. Het Davidsfonds kreeg zijn medewerking. Dit jaar ontving hij de Culturele prijs 1997 voor zijn 45-
jarige bijdrage aan de berichtgeving over onze gemeente en omstreken.
Op het einde van dit jaar, in de eerste week van oktober, houdt Theike een foto-tekst tentoonstelling die zeker een
massa volk zal trekken, vooral degenen die belang stellen in de gemeentelijke gebeurtenissen tijdens de laatste
45 jaren1.
In dit nummer geven we de kwartierstaat van Theike
van "Engelen" (Bosmans). Dit valt gewild min of
meer samen met zijn tentoonstelling. Het is echter
vooral bedoeld als een hulde aan een van onze
moedigste Kinrooienaren.
Helden zoekt men meestal in oorlogskaders of bij
uitzonderlijke gebeurtenissen. Maar heel veel
verborgen helden leven achter de schermen. Hoeveel
dapperheid zouden veel huismoeders niet opbrengen
in hun gezin? Niemand hangt het aan de klok.
Hoeveel huisvaders dragen hun gezin tot op hun
laatste dag, met overleg en volgehouden moed? Maar
wie roept het van de daken ?
Theike is een van onze stille helden. Al meer dan 60
jaar overwint hij zijn handicap. Hij had ook gewoon
op een stoel kunnen gaan zitten, en zich laten
bedienen. Maar Theike heeft gevochten tegen zijn
onwillige ledematen en vecht elke dag nog door, met
groeiende verbetenheid. In zijn jeugd zag ik hem om
het hardst meefietsen naar het College van de
Kruisheren in Maaseik. Daar deed hij zelfs mee aan
mini-voetbal op de speelplaats. Als student blonk hij
uit, maar financieel en lichamelijk waren hogere
studies niet voor hem weggelegd. Toch trok Theike
zijn plan. Hij deed wat hij kon, werd fotograaf en
verslaggever bij het Belang van Limburg, vond werk
bij het O.C.M.W. en engageerde zich bij het
Davidsfonds en op allerlei andere terreinen. Nooit
hebben we verbittering of mismoedigheid bij hem
kunnen bespeuren. Altijd opgeruimd heeft hij zijn
schrandere geest ingezet ten bate van de
gemeenschap. Met duizenden mensen had hij contact
en met iedereen bleef hij vriend. Hij staat open voor
iedereen, respecteert allen, en houdt van waarheid
en eerlijkheid.
Wij zijn Theike dankbaar voor dat voorbeeld, en het
kan velen van ons helpen om het in onze situatie, die
meestal gemakkelijker is, ook vol te houden.
Bij de kwartierstaat van Theike mag wel wat uitleg
komen. Wie graag zijn brein oefent met puzzelen,
kan het proberen met het bestuderen van de
verschillende families Bosmans in Kinrooi. Naar
onze bevindingen, zijn ze te groeperen in ‘n zestal
takken:
1. De Engelen-tak, (waaronder bovenvernoemde Theo valt),
2. De Kosten-tak,
3. De Hennen-tak,
4. De Leeuwerik-tak
5. De Slichten-tak
6. De Horker-tak
Bij onze opzoeking in het verleden gingen we terug
tot in de jaren 1700.
In de kwartierstaat op de volgende bladzijde, worden
onder nummer 16 en 17 vermeld:
Hendrik Bosmans (1782-1868) x Van
Tilburg Maria (1795-1813). Zoon van:
Joannes Bosmans (1750-1830) x
Tijskens Catharina (1727). Zoon van:
Hendrik Bosmans (1715 -1770) x
Haemers Maria2 (1719-1787). Zoon van:
Joannes Bosmans (+1771) x Van
Ummessen Elisabeth (+ 1743)
Op 19 april 1786 kwamen de kinderen uit het gezin
Hendrik Bosmans-Haemers bij elkaar bij notaris
Eggelen te Kinrooi (3). De geërfde goederen werden
verdeeld en drie boerderijen werden toegewezen.
120 Dao raostj gèt 15 september 1998
- Willem Bosmans x Scheymans
Catharina ver-
wierf' Teuwenhof onder Kessenich voor
5000 gl
-Joannes Bosmans x Tijskens Catharina verwierf
Haemershof (Hagendoren onder
Ophoven) voor 4000 gl. en bleef daar
wonen.
- Reynier Leyen x Bosmans Elisabeth verwierf
Houpelshof voor 2600 gl.
Drie zonen van het paar Hendrik Bosmans-Haemers
hadden een nageslacht in Kinrooi.
1. Jan x Tijskens Catharina, bleef op Haemers
wonen.
Zoon Hendrik woonde eveneens op Haemers en
huwde Van Tilburg Maria. Hij moet wel wat door het
land gezworven hebben want twee van zijn kinderen
zijn geboren in Boom en één in Lier. Van zijn
kinderen vermelden we:
Joannes x Schoufs Elisabeth: woonden op Kosten. Ze
liggen aan de basis van de Kosten-tak. Hendrikus
Andreas x Coolen Elisabeth. We vermelden drie
kinderen:
Antoon Joannes : aan basis van Engelen-tak
Cornelis Hubert: aan basis van Hennen-tak Frans
Joseph: aan basis van de Leeuwerik-tak.
2. Willem x Scheijmans Catharina. Hij kwam
terecht op Kosten, tegenwoordig ook Haeger
genoemd.
Zoon Hendrik x van Ratingen woonde eerst op
Teuwen aan de Driessenstraat. Op 15-03-1834 kocht
hij een onverdeelde helft van Horkerhof op de
Bornerstraat. Hij is de basis van de Horker-tak
Zoon, Peter huwde Symkens en kwam op Slichten
terecht. Dit is de tak waaruit de latere burgemeester
Bosmans voortkwam, vader van de priester en leraar
Leo Bosmans, godsdienstleraar aan het Ath- neum in
Maaseik en "de professor" genoemd.
In ons documentatiecentrum vinden we een copie
terug van een soort testament, opgemaakt te Kinrooi
door Renier Bosmans op 5 juni 1895. Het gaat hier
over een zoon van Hendrik Bosmans x Van Tilburg
Maria, nl. Jan Renier Bosmans, geboren in Boom in
1826, die te Kinrooi op 2 augustus 1871 kerkelijk
huwde met Gielen Catharina (geb. ca 1834). Het
document is eigenlijk eerder een soort familie- en
dorpskroniekje, met gegevens over gebeurtenissen in
en buiten de familie. Mogelijk wordt dit nog ooit
een bron voor een apart artikel in dit tijdschrift. Jan
Renier liet voor zover we weten geen mannelijke
afstammelingen na in Kinrooi.
Bij de uitreiking van zijn culturele prijs 1997 werd
Theike "de nieuwe Theodoor Sevens" genoemd.
Maar Theike Bosmans is ook werkelijk een verre
verwant van Theodoor Sevens. Immers de oudst
gekende voorvader van schrijver Sevens, nl. Theo-
door Sevens (x Neeritter 1737 met Maria Salden)(4)
is ook een voorvader van Theo Bosmans, zoals blijkt
uit onderstaand schema:
Theodoor Sevens x Maria Solden (Neeritter, 1737) i
Godfried Sevens x Gertrudis Vande winkel (Kess. 1775)
\'
Peter Sevens x Gertrudis Verreyden (Kess. 1815) (dit
zijn nr.22 en 23 in de kwartierstaat van Theo
Bosmans)
Tot zover wat toelichtingen over de Bosmans-fa-
milies in Kinrooi en een van hun moedigste telgen.
Errata:
Kwartierstaat Catharine Maria Janssen (x
Maessen Hendrik), in het vorig nummer (DRG, jg.
17, n°2).
Door strubbelingen in het lay-out programma bij
de drukker, kwamen enkele vakken in de
kwartierstaat blanco of zonder nummer te
voorschijn. Gelieve als volgt te lezen:
N° 17: = Geuën Maria, geb. Neeritter ca 1781, +
Kinrooi 30-01-1848 .
N° 18 = Pouls Jacob, geb. Molenbeersel ca 1790,
+ Kinrooi 07-07-1864
N° 26=Bosmans Willem, geb. Kessenich 23-08-
1758, + Kinrooi 01-04-1817
N° 19 = Steyvers Maria
N° 20 = Geelen Mathijs
families in Kinrooi en een van hun moedigste
telgen.
N° 21 = Cleutjens M. Helena
N° 22 = Bosmans Henricus
Noten: 1. Zie "'t Maasland" 25-4-1995 en 24-3-199S. "Het Belang van Limburg" 14-
3-1998.
2. Mogen we stellen dat de latere Haemers-Jaak (Bosmans) van de Hagendoren,
die velen nog gekend hebben, zijn naam hiervan kreeg?
3 Notaris Eggelen, R.A.H. nr.155
4. In nr.4 van "Dao Raostj Gèt" zal een gedeeltelijke kwartierstaat van schrijver
Theodoor Sevens verschijnen. .
Jan Bierens
Dao raostj gèt 15 september i998 121
Sa
men
steller: Jan
Bieren
s
122 Dao raostj gèt 15 september 1998
OOS MODERTAAL UIT ONZE LEDENFAMILIE
Dao geit ins einen tied komme det alles veurbiej is...
Dao is gein öntkömmen aan en eedere mins mót
vreug of laat het tiedelikke veur het iëwige
verwissele. Es men einmaol “op jaoren” is dinktj
men dèkker aan det groet vraogteiken waat ós te
wachte stuit. Wèe hopen allemaol det het good geit
aaflaupe. Ein dink is zeeker: den tied dèe langs is
kumtj noëts mie trók! En waat nog kumtj dao wachte
wèe in spanning op...Hope en wachte...Verwachte en
wachte...
Den tiëd!
Eine mins lèeftj altiëd
wachtendj
oppen tiëd dèe kumtj.
Mer wèe vergèete
det den tiëd
neet kumtj of geit
mer altiëd is
en blieftj
öngebónjen en iëwig
önbegrensdj
en tiëdloos!
Dao is allein mer versjil
tösse leecht en donkei,
zomer en wintjer,
sjoën en liëlk,
jonk en oad...
Waat wèe t’r van make
höbbe wèe zelf inne henj
door den tiëd
dèe wée hiej moge zeen
nuttig te besteeje!
Ein hulpmiddel
óm alles get draaglikker
en mèt minder zórg
veur later
te belèeve
is lèeve
mèt het gedach
det oad wèere
gein pien duit
es men altiëd
jonk en bliej
kan blieve dinke!
TeeVee
We vernamen het overlijden van:
- Dhr. Meuser, eigenaar van kasteel
"Borgitter" te Kessenich;
- Mevr. Nel Berben, weduwe van Dhr.
Thieu Steyvers, geboren te Nederweert
op 12 januari 1914 en overleden te
Geldrop op 8 juli 1998.
- Mevr. Marie Peerlings, weduwe van
Dhr. Jac Briels. In de leeftijd van 84
jaar is zij heengegaan op 18 juli 1998 te
Roermond.
- Dhr. Arthur Heynen, echtgenoot van
mevr. Agnes Van Esser. Geboren te
Sittard op 11 september 1905 en
overleden te Kinrooi op 16 augustus
1998. * * * *
WAERSPREUKE door Chr.Driessen,
Eli
September
*Is het waer mét Sinte-Matheijus (neet
Mathieas) (21 september) helder-klaor det
veurspeltj eine gooie augst, het kömendj jaor.
*Valle de eikele al veur Sinte-Micheel, den
sniedtj de wintjer door lieef en zieël.
Qktoeëber
*Bringtj oktoeëber gevreur en snieë, den
huuërtj ème ‘s wintjers klaag-gesjrieëw.
*Vëltjer raengel met Sint-Dionies (Dionisius 9
oktober)
det veurspeltj eine nate wintjer mét weinig iees.
*Is oktoeëber naat en keul, eine zaochte
wintjer... veurgeveul.
November
*As op Sinte-Merte de gaos op het ies staon,
zulle ze mét Korsemüs doore sliek motte gaon.
*Geuftj Alderheilige sjoeëne zönnesjien den
kumptj de wintjer hieël gauw op termieën. *As
Sint-Andreas ónger de snieë mot bukke,
zal ‘t volgendj jaor ‘t kore neet good lökke.
Dao raostj gèt 15 september 1998 123
Med
edelin
gen
WE WAREN AANWEZIG TE...
OLS Kinrooi 5 juli 1998
Een hoogdag voor de Limburgse buksschutters, na
11 jaar weer op de Broekhoek bij Sint-Martinus
Kinrooi. De Jansen Bagge Bend opende op
vrijdagavond. Op zaterdag de hoogmis in de Sint-
Martinuskerk opgedragen door Mgr. Paul Schreurs.
Tijdens het officiële gedeelte op zondagmorgen werd
Frans Wolters, de nieuwe OLS-president, door zijn
voorganger Lei Stals geïnstalleerd. Voordien hadden
de Breidelzonen Kessenich zich positief doen
opmerken tijdens het vendelzwaaien op de
vlaggenparade. De kleurrijke optocht van 162
schutterijen werd door de tienduizenden
toeschouwers op applaus onthaald. Op de feestweide
was er ook heel wat te beleven onder meer in het
kinderdorp, aan de nevenwedstrijden, in de
feesttenten en onder de 41 schietbomen. Bij de
wedstrijd bleven uiteindelijk nog 22 schutterijen
over om het OLS verder te betwisten, waaronder
Sint-Martinus Grootbeersel die mooi vierde werd.
Winnaar werd Sint-Barbara Reuver, vorig jaar al
tweede in Kaulille!
Proficiat aan de organiserende schutterij en haar
voorzitter Peter Ressen, de stuurgroep o.l.v. Miel
Roussard, die dit ook al in 1971 en 1987 deed, en aan
alle medewerkers. Het Limburgs Schutters-
tijdschrift bracht een speciale editie uit bij haar 10-
jarig bestaan en er was ook een speciale
tentoonstelling over het schutterswezen.
Nationaal koningschieten Heeft dit jaar plaats in
Opglabbeek op 4 oktober n.a.v. 50 jaar Maas en
Kempen (waarbij 7 schutterijen van de fusie Kinrooi
aangesloten zijn). De H. Mis begint om 9.30 uur in
de feesttent, daarna de officiële opening en vertrek
van de optocht (11.30 uur). Wedstrijden vanaf 13 uur
en om 19 uur volgt de proclamatie van de
schutterskoning.
Het geplande gedenkboek "Gouden schuttersbond
Maas en Kempen" zou pas in 1999 verschijnen.
Werner Smet
O.L.S-genodigden - gouverneur - burgemeester -kopstukken van de O.L.S.-federatie
124 Dao raostj gèt 15 september 1998
Op 15 en 16 augustus top-weekend van de viering
met een unieke expo in de Sint-Martinuskerk. We
betreden de kerk begeleid door muzikale klanken
vanaf de Berg. Overzichtelijke opstelling binnen
met sacraal goud en zilver, de ons bekende beelden,
foto's, gewaden, documenten... aangevuld met de
Sint-Martinustentoonstelling waarvoor onze kring
instond, met inbreng van de Sint-Martinusschut-
terijen: zilveren breuk en oud vaandel met de
patroon, houtsculpturen van Chris Geris en een
uitgebreide en boeiende Sint-Martinuscollectie van
Tonny Vaessen.
Kunstexpo in de Borg
"Wees welgekomen in kunstenaarsland, ons kerkje
hangt hier veelvuldig aan de wand, in olieverf en in
pastel..." aldus een tekst van Imelda Hermans die
instond voor dit onderdeel.
Het dorpsfeest in retrostijl aan Oppenhof met veel
muzikale inbreng werd ingericht onder de
verantwoordelijkheid van Peter Opsteyn.
De werkgroep en alle medewerkers verdienen een
welgemeend proficiat.
Werner Smet
Bent U reeds in het bezit van onze
heemkalender 1999?
Onze bestuursleden zullen de komende huis aan huis
de nieuwe heemkalender 1999 aanbieden. Deze alom
bekende kalenders zijn te koop tegen de prijs van
100,-ff (excl. verzendingskosten) bij de volgende
bestuursleden:
Voor Molenbeersel:
Gaby Nies, Oudekerkstraat 36 of Pol
Spreuwers, Venderstraat 30 Voor Kinrooi:
Louis Beijnsberger, Heitjesstraat 2 Voor
Kessenich. Geistingen en Ophoven:
René Raets, Venlosesteenweg 368
Of via het sekretariaat van de Heemkundige Kring,
Weertersteenweg419, Molenbeersel (Tel.: 70.14.10)
tijdens de openingsuren: di-woe-do van 9-12 uur en
van 13-17 uur.
Haal deze unieke fotokalender in huis en steun alzo
de werking van onze kring.
Onthulling gedenkplaat Theodoor Sevens
In het kader van de herdenking van de geboortedag
van Theodoor Sevens, nu 150 jaar geleden, zal
tijdens de "Week van de Bibliotheek" (derde week
van oktober) aan de plaatselijke openbare
bibliotheek Theodoor Sevens een gedenkplaat
onthuld worden met de beeltenis van deze Kinrooise
schrijver (naar een tekening van Steven de Rie, zie
afbeelding). Tegelijkertijd zal die week in de
bibliotheek een tentoonstelling lopen over het leven
en het werk van Sevens én zijn afstammelingen. Dan
zal ook het speciale kijkboek rond Sevens te koop
worden aangeboden (dit kan nu al besteld worden
door storting van 500,-ff. op rek.nr. 800-2070427-40
t.a.v. Hubert Van Eygen, Weertersteenweg 265,
3640 Kinrooi, tel. 089/70.32.14). De juiste datum
van de onthulling én de opening van de
tentoonstelling zal via de pers worden meegedeeld.
(HVE)
Dao raostj gèt 15 september 1998 125
4 en 5 oktober in de parochiezaal van Kinrooi
DAVIDSFONDS EXPO: "KINROOI IN DUIZEND FOTO'S"
Het wordt zeker geen "Kieke nao vreuger", want dat behoort tot het tweejaarlijks evenement van de Geschied-en
Heemkundige Kring Kinrooi. Het wordt ook geen brochure, want dat is het terrein van de Kring Heem-en
Erfgoed Kinrooi. Van beide is Theo Bosmans, die de foto's ter beschikking stelde, lid vanaf het ontstaan. Het
langst (bijna 30 jaar) is hij bestuurslid van het Davidsfonds Kinrooi, waarbij het idee tot het opzetten van deze
expo rijpte. Deze expo omvat twee hoofdthema's: OUD-KINROOI en FUSIE-KINROOl
OUD-KINROOI: 1954-1971
Sedert het verschijnen in 1953 van "Aanteekeningen
over het verleden van Kinrooi” door H
Janssen-Aerts, is er over Oud-Kinrooi niet zo heel
veel verschenen. Aan de hand van persfoto's vanaf
1953 genomen, wordt getracht een zo helder
mogelijk beeld te geven. De foto's worden voorzien
van een onderschrift van negen regels.
Op de 46 panelen geven zo'n 600 foto's een overzicht
van het leven in de parochie, met vele priesters,
waaronder een bisschop en twee vicarissen, zusters,
broeders en lekenhelp(st)ers, (53 in totaal). Op de
volgende panelen gaat het over het onderwijs en het
H. Graf-klooster. Bij de panelen over de gemeente
zijn er de opeenvolgende gemeentebesturen en de
verwezenlijkingen. Het bloeiende verenigingsleven
komt dan aan bod. Totaal 88, waarvan er 28
inmiddels reeds verdwenen zijn. Dan zijn er drie
panelen "Portretten", "Typische figuren",
"Eigenaardigheden", "Hoge bezoeken", enz...
FUSIE-KINROOI: 1971-1998
Sedert de fusie in 1971 is er links en rechts wel iets
verschenen. Het deel van de expo "Kinrooi in
duizend foto's" zal deze 26 bestaansjaren
chronologisch op een rijtje zetten. Zeker was het de
bedoeling niet om daarbij volledig te zijn, maar toch
werd getracht om datgene wat deze fusie kenmerkt
weer te geven op velerlei vlak.
Op 28 panelen geven zo'n 400 foto's een beeld weer
over het leven in de vijf parochies, met hun
eigenheden, over de uitbreiding van de rijkswacht en
de bloei en teloorgang van twee grenskantoren.
Namen en foto's van de vijf opeenvolgende
gemeentebesturen vullen een paneel en hun
verwezenlijkingen nog eens vier panelen.
Deze foto's werden keurig en haarfijn uitgemeten, op
veelkleurige panelen geplakt door de bestuursleden
van het Davidsfonds, geestdriftig geholpen door drie
dames Davidsfondsleden - en één vrijwilliger.
Deze hebben van het geheel iets waardevols
gemaakt.
Dat alles zal bewaard worden in een speciale expo-
kist, zodat de gegevens door iedereen kunnen
geraadpleegd worden.
Deze expo wordt georganiseerd ter gelegenheid van
de Davidsfondspromotiedagen op:
zaterdag 3 en zondag 4 oktober 1998 telkens van
10
tot 20 uur in de Parochiezaal te Kinrooi,
Melkerijs-
traatje.
Iedereen is er welkom! Theo Bosmans
Met toestel op statief en van onder het zwarte doek
was het Theo in 1954 mogelijk om de eerste foto's te
maken. Later was hij in het bezit van een
reflexcamera. Uit de meer dan drieduizend foto's
werden er 1.000 geselecteerd
126 Dao raostj gèt 15 september 1998