Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar...

42
"Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied- en Heemkundige Kring Kinrooi Jaargang 13 nr. 3 15 september 1994 KANTOOR VAN AFGIFTE: 3640 KINROOI 2

Transcript of Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar...

Page 1: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

"Kieke nao Vreuger" 1994:

' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen".

Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift

van de

Geschied- en Heemkundige

Kring Kinrooi

Jaargang 13 nr. 3 15 september 1994

KANTOOR VAN AFGIFTE: 3640 KINROOI 2

ISSN 0774-000X

Page 2: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

BESTUUR VOORWOORD Voorzitter

René RAETS, Venlosestw. 368

56.50.84

Ondervoorzitter

Gaby NIES, Oude Kerkstraat 36

70.15.20

Sekretaris

Werner SMET, Breeërstw. 124

56.31.32

Penningmeester

Louis BEIJNSBERGER,

Heitjesstraat 2

70.26.80

Bibliothecaris

Theo GIELEN, Breeërstw. 194

70.23.23

Leden

Els REYNDERS, Maasstraat 14/1

56.46.19

Guillaume VAN LOON

Zielderveld 20

70.30.44

REDAKTIE Het Bestuur.

LA Y-OUT + TYPEWERK

Martine Dry vers

May Verhoeven

EINDREDAKTIE TheoGielen

DRUK

Hugo Symons

Bree

REDAKTIEADRES

Sekr./Dokumentatiecentrum

Weertersteenweg419

3640 Kinrooi

Rek.nr. 735-2224992-91

Tel. 089/70.14.10

Verantwoordelijke uitgever

René Raets

Venlosesteenweg 368

3640 Kinrooi

Als u deze regels leest is de lange, hete zomer van 1994 voorbij.

Volgens sommigen té heet, voor anderen -vooral degenen die van een

welverdiende vakantie genoten- kon de pret niet op. In ieder geval een zomer

van rekords, waar onze kleinkinderen nog over zullen napraten...

Tijdens de laatste periode van het jaar hervatten wij vol goede moed en met

opgeladen batterijen onze aktiviteiten. Onze traditionele, jaarlijkse uitstap,

ditmaal naar de Oost-Kantons, heeft reeds plaats gehad. Hopelijk wordt dit jaar

de traditie doorbroken en mogen ons de weergoden gunstig gestemd zijn.

Als extra planden we dit jaar een najaarsreis naar HOEGAARDEN, dorp van

schuimend bier en sappige folklore, en wel op zaterdag 17 september. Over

beide uitstappen meer in ons volgende nummer.

In de eerstkomende weken zullen onze bestuursleden zich bij u aanbieden - naar

jaarlijkse gewoonte- met de nieuwe HEEMKALENDER1995. Ontvang ze gul:

voor slechts 100,- frs. krijgt u een schat aan heemkundige foto’s toegespeeld

over onze vijf kerkdorpen én u steunt er een goed doel mee: de werking van onze

Kring.

Met bijzondere trots dien ik u ook de heruitgave de vermelden van onze

tentoonstelling KIEKE NAO VREUGER, ditmaal met als thema de

mijnwerkers van onze kerkdorpen. Gedurende twee jaar heefteen werkgroep,

onder de bezielende leiding van W. S met alle mogelijke materiaal verzameld in

de vorm van foto’s, overlijdensberichten, brieven, gedachtenisprentjes,

interviews, krantenartikels, bandopnames, enz. die allen betrekking hebben op

het leven en werken, het wel en het wee van de “koolputters” uit onze gemeente.

Het is een boeiende verzameling geworden van allerlei dokumenten die ons een

beter inzicht geven van het hoe en het waarom van mensen die soms jarenlang in

de donkere diepten van de mijnen gingen werken aan onze welvaart.

De tentoonstelling wordt traditiegetrouw met de Allerheiligendagen gehouden.

U vindt hierover meer in dit nummer.

Ik hoop velen van u op deze nieuwe uitgave van KIEKE NAO VREUGER te

mogen ontmoeten.

R. Raets

Page 3: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

INHOUD

Woordje van de voorzitter. 81

Inhoudstafel. 82

Uit heden en verleden van Kinrooi.

-

Vier generaties Segers - kosters in de parochie St.-Martinus Kinrooi 83

- De militielijst anno 1815 uit Ophoven 89

- Mijnwerkers uit Geistingen vertellen 91

-Mit nach Deutschland 93

-Kessenich nam afscheid van pastoor E. Delvaux 95

- Jan Coenen, alias Nielissen, wordt op 7/3/1669 armenmeester in Kinrooi 96

- Sagen over de geestenwereld uit het Limburgs noordoostgebied 97

- Het drinkwater van onze voorouders 98

- 40-jarig bestaan boerinnegilde Molenbeersel 100

- 'Dienen" of wegonderhoud vroeger in Molenbeersel 104

- Sint Servatius, de patroonheilige van de parochie Ophoven 105

- Een lange zucht naar onafhankelijkheid (vervolg) 108

- Onze dorpen door de eeuwen heen (vervolg) 110

- Gejaagd door de wind 112

- Geld dat stom is, maakt recht wat krom is 113

Mededelingen

-Uit de school van vroeger 115

-Nieuwe aanwinsten 116

-Ledenfamilie 117

-Wij waren aanwezig te... 117

- Berbenkapel hersteld! 118

- Komende aktiviteiten van onze kring 119

OP DE OMSLAG:

Mijnwerker "Leike Snijkers" in zijn jeugdjaren. Tijdens het Allerheiligenweekend zal onze gekende

tentoonstelling weer doorgaan. Deze expo belicht de mijnwerkers uit de fusiegemeente Kinrooi.

82

Page 4: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

VIER GENERATIES SEGERS-KOSTERS IN DE PAROCHIE SINT-MARTINUS KINROOI.

I. SEGERS REYNIER (°Kessenich 18/05/1807 +Kinrooi 15/08/1863) Hij was de eerste schoolonderwijzer van de nieuwe gemeente Kinrooi (opgericht in 1845). In 1861 ging hij op rust. Zijn eerste huwelijk op 13/08/1839te Kinrooi was met Tijskens Maria Catharina (°Kessenich 02/ 05/1814 en + Kinrooi 09/10/1843). Hij hertrouwde op 28/01 /1847 in Kinrooi met Peeters Catharina Elisabeth (“Kessenich 03/04/1819 en +Kinrooi 24/04/1862). Het eerste huwelijk had twee kinderen: Catharina Elisabeth (°1840) en Renier (°1841). Uit het tweede huwelijk kwamen vijf kinderen: Pieter Johannes (° 1848), de volgende generatie koster, Mathijs Hubert (°1850), Pieter-Leonardus (° 1851), Maria Johanna (° 1853) en Anna Maria (° 1860). E.H. Jan Baptist Weyen uit Zutendaal was pastoor in de parochie Kinrooi van 1866 tot 1905. In zijn Liber Memorialis schrijft hij als eerste over de "koster” destijds. Ineen index opgemaakt ingevolge order en bevelbrief van Zijn Hoog Eerw. Heer den Bisschop van Luyk Cornelius Richardus Antonius Van Bommel op dato den 8 juni 1833 doet hij verhaal "van die welke in de kerk dienen”: * Eenen koster: Theodorus Baens, alleen met den naem, terwijl hij niet van de gemeente trekt, maer alleen van de gesongene begravenisse en trouwen. Nu: Reynier Segers. Zijn bestaen is bepaalt op vijftig franken, hier voor alle kosters dienst doen, de Kerk twee mael per week maendaegs en saterdaegs uytzuyveren, singen, het kooperwerk suyveren, etc. etc.

* Er waren ook drie “missedienaers” aangesteld, met

name:

- Ruthgerus van Esser

- Joannes Bosmans

- P.Matthijs Peerelings.

II. SEGERS PIETER JOHANNES (°Kinrooi 23/

01/1848+Kinrooi 21/03/1822)

In 1863 wordt Petrus Johannes benoemd. (Zie

deliberatieregister blz. 14). Zie ook stokregister nr.I die

de onvolkomendheden van deze registratie

vervolledigen.

Hieronder volgt een N.B....

“Hij is niet zindelijk of proper, maar wat is er aan te

doen. Ik heb hem den orgel laaten leeren; dan is hij 20 a

25 keeren bij Geelen te Ophoven geweest om les te

halen. Hij zingt en speelt goed. Het vers tand ontbreekt

hem niet; was hij maar wat properder in de Kerk. Ik

dacht dat hij getrouwd zijnde het beter zou gaan; maar

het is hetzelfde. De propreteit moet er in geboren zijn;

anders helpt het zeggen niet..."

Daarbij ziet hij slecht, dat maakt er ook veel van. Enfin,

in Godsnaam, ik ben er mee tevreden. Het kan nog erger

zijn. Hij gedraagt zich allerbest. Daar ben ik zeer over te

vreden.”

Kinroy, 24 april 1877. Weyen Past.

En Pieter Joannes trouwde op 09/01/1875 in Kinrooi

met Scheijmans Joanna Catharina (°Kessenich 15/09/

1838 en +Kessenich 10/10/1896). Het kerkelijk

huwelijk volgt op 12/01/1875. Er komen drie kinderen:

Joannes Renier (°1875) volgende generatie koster,

Renier Franciscus Josephus (°1877) en Maria Catharina

Elisabeth (° 1878).

In oktober 1883 vinden we de tarieven voor de diensten

zorgvuldig neergeschreven door Pastoor Weyen. Voor

een huwelijk worden er vier tarieven gehanteerd:

- indien beiden van Kinrooi afkomstig zijn dan kost

het, mis inbegrepen 12,50 fr.: 10 fr. voor de pastoor en

2,5 fr. voor de koster;

- is de vrouw van Kinrooi en de man vreemd aan deze

parochie kost het geheel 10 fr.: 8 fr. voor de pastoor en 2

fr. voor de koster;

- indien de man van Kinrooi afkomstig is en elders

huwt kost hem dat voor de gebruikelijke “roepen” 5 fr.

voor de pastoor en 0,50 fr. voor de koster;

- indien er enkel de roepen zijn volgens de statuten

kost dit 1,50 fr.

De gewoonte van E.H. Pastoor Weyen was om de

“nieuw getrouwden” direct na de trouw op de pastorij te

ontvangen om hen een “glas jenever met suyker” aan te

bieden en... te laten betalen.

Hij raadt zijn opvolger ten stelligste aan om dit gebruik

verder te zetten. Ook hield hij eraan om hen die gingen

trouwen voor de mis te biechten en te communiceren.

83

Page 5: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

Familie Segers-Scheymans foto 1885.

v.l.n.r.: Joannes Renier Segers : onderwijzer, koster, organist ° Kinrooi 20/09/1875 ; Pieter Johannes Segers : onderwijzer, koster,

organist ° Kinrooi 23/01/1848 ; Maria Catharina Elisabeth Segers “Kinrooi 31/05/1878 ; Scheymans Joanna Catharina °

Kessenich 15/09/1838 ; Renier Fransiscus Josephus Segers “Kinrooi 23/03/1877.

In die biecht “onderrichtte hij hen dan wegens het

huwelijk”.

Voor een begrafenis en lijkdienst met drie heren

bedroeg de kostsom 40 franken. Voor al de

begrafenismissen “moet de koster zichzelf rekenen met

het was en opzetten der kaarsen”. Buiten de missen

betaalt de pastoor de koster zelf. In een begrafenis met

drie heren moeten de drie wekenmissen afzonderlijk

betaald worden tegen 2,50 fr per mis. Voor deze drie

wekenmissen moet de pastoor 0,80 fr. per mis betalen

aan de koster. Ook bij een begrafenis met één heer moet

de pastoor dit aan de koster betalen. Voor de goede

boeren met “het zilveren kruis” was de kostprijs dan 25

fr. Voor zij die minder rijk waren bedroeg dit 20 fr., of

16 fr., of niets.

Hierin moest men volgens de raad van E.H. Pastoor

Weyen voorzichtig zijn en “zacht aan gaan”...

Maar toch was er wel enig onderscheid. Voor arm of

rijk, voor alle lijkdiensten werden de “Lauden”

gezongen . Doch “voor enen bijzonderen van de

parochie of bijzondere weldoener van de kerk” zong hij

ook de eerste noctumen na de lauden zonder daar iets

meer voor te rekenen.

Werd een kind begraven en konden de ouders iets

geven betaalden deze 2 fr. voor de pastoor en 0,60 fr.

voor de koster. De mis of jaargetijde was bepaald op

4,50 fr.. Hiervan kreeg de koster 80 centiemen. Het

zondagsgebed was bepaald op 2 fr. Pastoor Weyen

betaalde de koster voor alle missen, ook voor die hij

"pro deo” deed voor “den armen mensch”.

De misdienaars daarentegen werden zondag en

heiligdag uit de “klip” betaald van de kerk. Met kermis

en nieuwjaar kregen ze van de pastoor iets extra. Ook

betaalde hij hen tenminste 36 centiemen ‘s zondags zo

dikwijls als er offergang was. Bij begrafenissen en

indien er twee offergangen tegelijk waren kregen ze

wat meer. En als men ten offer ging voor een klein kind

tijdens diens begrafenis (hetgeen zelden gebeurde) gaf

de pastoor de gehele offergang aan de misdienaars.

Later werden deze tarieven aangepast door E.H.

Pastoor Cuppens (1905-1924). Een trouwmis en beide

afkomstig uit de parochie kostte 19 fr. (15,60 voor de

pastoor en 3,40 voor de koster). Was er een partner uit

de parochie en werd de mis hier opgedragen werd dit 12

fr. (9,80 fr. voor de pastoor en 2,20 fr. voor de

84

Page 6: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

koster). Een begrafenis met drie heren en drie

wekenmissen kostte toen 55 fr.

De uitvaartdienst met één heer kostte naargelang het

uur van de dienst: 8 uur: 18 fr.

8.30 u: 20 fr.

9 uur: 25 fr.

De jaargetijde met zondagsgebed werd 7 fr. zonder

was het 5 fr. Voor alle gezongen missen kreeg de

koster 1 fr.

Het “vrouwen inhalen is gansch voor de pastoor”.

Volgens het volksgeloof waren er vroeger tal van

bepalingen voor een kraamvrouw. Deze hadden te

maken met de onreinheid die haar werd toegedicht. Ze

verschilden sterk van gewest tot gewest. Op plaatsen

mocht zij niet de stallen betreden, de was doen of

kleren in de kast leggen; elders mocht zij niet bij

ingemaakte groenten of vers geslacht vlees komen; of

geen vet uitbraden en pannekoeken bakken.

De bepaling waarover hier sprake betreft dat

kraamvrouwen niet op straat mochten komen, de kerk

passeren of betreden vooraleer ze ongeveer zes weken

na de bevalling de “kerkgang” of “begankenis” hadden

gemaakt. Dit deden zij in navolging der

gehoorzaamheid aan O.L. Vrouw aan de wet der

zuivering.

De kerkgang beëindigde officieel de periode van

onreinheid.

De kraamvrouw ging dan met een buurvrouw of de

vroedvrouw naar de kerk ‘ s morgens na de H. Mis. Ze

wachtten geduldig achter in de kerk tot de pastoor hen

afhaalde en begeleidde naar het altaar van O.L. Vrouw.

Hier deed men de gebruikelijke gebeden, offerde en

stak een kaars op ter ere van O.L. Vrouw.

Na de kerkgang ging men samen naar huis waar men

koffie dronk een boterham met vlees at en een stuk

vlaai nuttigde. Was het voor de vlaai of was het uit

verbondenheid dat de vroedvrouw er op stond om de

kraamvrouw te begeleiden tijdens de kerkgang ? Wie

zal het ons nog vertellen ?

III. SEGERS JOANNES RENIER (“Kinrooi 20/

09/1875 +Kinrooi 13/12/1938)

Hij was de hoofdonderwijzer van de jongensschool en

betrok alzo de onderwijzerswoning, thans de huidige

bibliotheek. De dorpsonderwijzer was vroeger een man

van aanzien, dikwijls afkomstig van buiten het

Familie Segers-Voets

v.l.n.r. : Segers Joannes Renier “Kinrooi 20/11/1875; Voets Maria Elisabeth “Maaseik 9/3/1873 ; Renier Hubert

Joseph Segers “Kinrooi 7/4/1908; Johannes Ludovicus Josephus Segers “Kinrooi 3/9/1910 ; Fransiscus Hubertus

Josephus “Kinrooi 29/12/1910; Segers Anna Maria Josephus “Kinrooi 11/3/1913.

85

Page 7: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

dorp, die dus een gepast onderkomen moest bezorgd

worden door de gemeente. Waarschijnlijk is deze

onderwijzerswoning gebouwd in 1870-1871.

In het vooruitzicht van zijn pensioen bouwde hij een

huis in de Kloosterstraat.

Hij moest zijn koster zijn combineren met zijn

onderwijsambt. Dit betekende dat hij een begrafenismis

tijdens de week de gehele klas, het zesde en zevende

jaar, hem vergezelde ter kerke.

Hij heeft gediend onder de periode van E.H. pastoor

Saesen L. Deze "bouwheer” zoals uitgebreid verteld in

nummer 1 van 1994, is daarbij zeer ondernemend in het

oprichten:

in 1929 werd de avondschool en in 1930 de

landbouwavondschool ingericht voor 27 leerlingen.

Lesgevers waren voornoemde Jan Segers en Renier

Brouns.

Maar ook de koster werd bedacht in de

ondernemingsgeest van de pastoor. Zo werd op de

kerkraad van 1 april 1928 de plaatsing van een nieuw

orgel goedgekeurd. En dat het geen aprilgrap was, bleek

uit de bevestiging op de gemeenteraad van 4 mei van

hetzelfde jaar. Het orgel werd geleverd door de

gebroeders Slootmaekers uit Brussel. Het werd

bekostigd met 6.000,-franken uit het overschot van

verkoop van canada’s 2.000,- frank saldo rekening

1927 en 25.500 uit giften. Het kerkorgel werd voor de

eerste maal bespeeld op Passiezondag 22 maart 1931.

muziekmis uitgevoerd bij gelegenheid van de Plechtige

Communie der kinderen.

De inzegening had plaats op 14 juli 1931 om 3 uur. Het

orgelconcert werd gespeeld de Heer Deferm, leraar aan

de orgelschool van Hasselt en door René Segers,

leerling aan dezelfde school. Hij zal de vierde Segers-

generatie koster-organist worden.

IV. SEGERS RENE (°Kinrooi 07/04/1908

+Kinrooi 14/01/1994)

MEER DAN EEN HALVE EEUW KOSTER-ORGANIST.

“René, de koster” of “Nonke Nee”, zoals de

Kinrooienaren hem noemden, werd geboren te Kinrooi

op 17 april 1908.

Hij was de derde telg uit het gezin van Jan Renier

Segers (geboren 20/11/1875, gediplomeerd 12 augustus

1895 aan de Normaalschool te Sint-Truiden) en

Elisabeth Voets van Aldeneik (geboren 09/03/ 1873).

Evenals zijn vader was Jan Renier koster- organist te

Kinrooi.

Het gezin telde zeven kinderen : Jan (gehuwd met Lucie

Coolen, altijd onderwijzer geweest te Kinrooi); René

(ongehuwd en was meer dan een halve eeuw

koster-organist); Francois (gehuwd met Yvonne

Eerdekens, onderwijzer) en Maria (gehuwd met Renier

Brouns, onderwijzeres). De drie anderen overleden als

kind: Maria Catharina geboren op 16/02/1905 overleed

op 01/09/1908 en een tweeling Hubertus en Pieter

geboren op 22 oktober 1909 overleed nog datzelfde jaar.

Allen werden geboren in de onderwijzerswoning, thans

de openbare bibliotheek van Kinrooi.

En Nonke Nee groeide er op met de jeugd van weleer en

hun gekende eigenheden: spelend naar de school met de

“poepemel en reip”, mocht al eens met de ‘grote’ mee

als deze zich vermaakten met hun alom vertelde

jachtpartijen, leerde "flitsbogen” maken, haalde

kattekwaad uit, maakte "knaptoete”, haalde vogelnesten

uit en reeg de leeggeblazen eieren als

trofeeën aan elkaar, kon “kwakkerte” vangen, kreeg met

Sinterklaas “eine ieësdop” die lang muziek bleef

draaien. Kortom hij leefde echt en dat heeft hij geheel

zijn leven betracht.

Uit zijn schoolverleden vertelde hij ooit dat dit beperkt

bleef tot godsdienst, ‘ t schoon schrijven, de Vlaamse

taal en rekenen. De klas was rijkelijk versierd met

prenten van inheemse vogels, al naargelang de interesse

en hobby van de meester. En dat was meestal jachten

natuur.

Als kind of als “jonge snaak”, zoals hij zichzelf wel

noemde, mocht hij ook op vakantie bij bomma en

bompa Voets in Aldeneik. Daar mocht hij dan wel eens

oefenen als “koejong”. Helemaal iets anders dan

“koorjong”. Het lag hem niet. De koeien ontkwamen al

vlug aan zijn minder waakzaam oog dat meer interesse

toonde voor de “struise” brikkenmakers die in de buurt

werkzaam waren. Ooit mocht hij met knecht en paard

mee naar de stad, naar de paardenkeuring. De knecht

plantte hem boven op de brede rug van die knol, met de

beentjes op maximale spreidstand. Een zekere schrik

overmande hem op deze eenzame hoogte, maar hij kon

de wereld, de Schepping die hem steeds zo dierbaar

was, in volle glorie overschouwen.

Na de lagere school ging Nonke Nee richting

Kruisheren. Niet steeds met de volle goesting, zoals hij

toegaf. “Mijn geheugen was daar te klein voor”,

86

Page 8: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

René Segers aan het orgel in de St.-Martinuskerk te Kinrooi.

schertste hij wel eens. Hij was dan ook zeer tevreden

dat het ophield na de “quatrième”.

Op 25-jarige leeftijd deed hij reeds samen met zijn

vader het werk als koster-organist. Een vijftal jaren

later, toen zijn vader overleed in 1938, nam hij dan

deze dienst zelfstandig over. Ingewerkt en ingelijfd in

dit nieuwe ambt was hij reeds.

In zijn bijna zestigjarige kostersloopbaan “diende” hij

bij verscheidene heren:

1. - E.H. Pastoor Saesen (1924-1939)

geboren te Achel op 13 april 1882,

priester gewijd te Luik in 1907, leraar te Visé 1907,

kapelaan te Koersel 1915, pastoor te Kinrooi in 1924,

pastoor te Overrepen 7 mei 1939.

Pastoor Saesen was begin januari 1940 op weg om een

stervende te bezoeken, deed door de gladheid van de

weg een val, werd naar de O.-L.-Vrouwkliniek te

Tongeren overgebracht alwaar hij op 11 juni 1940

overleed.

2. - E.H. Pastoor Loenders (1939-1950)

H. Loenders, geboren te Eksel op 20 juli 1897, priester

gewijd te Luik op 10 juni 1922, kapelaan benoemd te

Bressoux in 1922, pastoor te Sint-Pieters-Voeren in

1934, pastoor te Kinrooi in 1939, overleden in het

hospitaal te Maaseik op 5 september 1950.

3. - E.H. L. Domen (1950-1964)

Geboren te Opitterop 12 maart 1893, kreeg de naam

Leo mee daar hij het dertiende kind was en de

regerende paus Leo de XIII was, priester gewijd te Luik

op 1 april 1918, professor aan het Sint- Jozefcollege te

Hasselt in 1917, kapelaan te Tessenderlo in 1928,

pastoor te Aalst-bij-Sint-Truiden in 1937 en te Kinrooi

in 1950. Op dat moment telde de parochie Kinrooi

1.750 zielen. Hij nam de bediening der parochie waar

tot 1964.

Hij is overleden op 17 mei 1981.

4. - E.H. Breemans (1964-1968)

Geboren te Gerdingen Bree op 12 juli 1901, priester

gewijd te Luik op 11 april 1926, volgde klassieke

filologie te Leuven in 1926, gaf les aan het Klein

Seminarie van Sint- Roch in 1927, werd kapelaan van

de Sint- Quintinusparochie te Hasselt in het jaar 1938,

pastoor te Rekem in 1942, pastoor te Zonhoven in 1958,

pastoor te Kinrooi in 1964, op rust in 1967 te

Zonhoven, overleden te Hasselt op 7 mei 1984.

5. -E.H. Timmermans (1968-1976)

Pastoor Jules Timmermans werd geboren te Heusden

op 20 augustus 1909. Op 1 juli 1934 werd hij tot

priester gewijd. Van 1 juli 1934tot 1 juli 1956 was hij

87

Page 9: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

leraar aan het Sint Jan Berchmans Instituut. In die

periode deed hij ook parochiedienst op "Bret”, dat

nadien parochie is geworden. Van 1 juli 1956totl juli

1967 was hij pastoor van de Sint-Pieter-parochie te

Tongerlo (Lb.). Nadien was hij pastoor van onze

parochie Sint-Martinus Kinrooi vanaf 1 juli 1967 tot l

juli 1976. Op 1 juli van dat jaar werd hij benoemd tot

aalmoezenier van de afdeling “Heiderust”, van het St.-

Jansziekenhuis te Genk. Een rustoord dat op 17

september van datzelfde jaar officieel werd opengesteld.

6. - E.H. Loenders was de volgende in de rij (1976-

1988)

Hij werd in 1988 op rust gesteld na een ziekte –

afwezigheid van 16 maanden.

7. - E.H. Sevens Alex (1988- )

Vroeger was het kosterambt heel wat zwaarder dan nu: ‘

s morgens een half uur voorde mis diende men de

klokken te luiden, “loeje” met twee klokken. En een

kwartier voor tijd werd er “getrumptj”. Het snelle ritme

van één klok deed de kerkgangers vaststellen dat ze er

best een beetje vaart achter zouden zetten om op tijd ter

kerke te zijn.

B ij opkomend onweer werden de twee grote klokken,

gewijd ter ere van de H. Donatus, geluid. Zo werd dit

onweer uit elkaar gedreven alvorens enige averij aan te

richten. Dit werd ook lang gedaan door Rompa Thies en

zoon Jan (Joosten) die tegenover de kerk woonden.

Maar dit gebruik verdween tijdelijk toen de Duitsers de

klokken opeisten en weghaalden op 21/04/ 1944.

Zoals de volksmond verhaalt, is bij het eerstkomend

onweer de vijftienjarige landbouwer Martinus Smeets

van de Driessenstraat, door de bliksem dodelijk

getroffen. Hij keerde op 31/05/1944om 16 uur met de

schoffel op de nek huiswaarts.

Toeval? Bovennatuurlijke krachten? Het noodlot? Wie

zal het ons nog vertellen?

Bovendien moest de koster ook enkele malen per dag het

Angelusklokje doen luiden. Maar ja, ook die arbeid is

door automatisatie weggevallen.

Bij een overlijden van een kind werd het kleine

Martinusklokje geluid als de familie en dode kindje de

kerk binnen traden.

En dan nog niet gesproken over al die kerkelijke

overgangen die Nonke Nee meemaakte : van

Gregoriaans tot Elly en Rikkert, van sluier tot mini, van

donderpreken tot diakentaal...

Al die kerkelijke gebruiken uit het verleden die ons nu

zo vreemd lijken: “rouwhangen” bij een begrafenis: het

gehele koor werd in zwart gehuld en aan elke pilaar hing

een zwarte vaan. En op andere kerkelijke hoogdagen

werd elke pilaar gesierd meteen rode vaan. Het lof en de

vespers, kortom de diensten waren uitgebreider en

groter in aantal.

Maar goed dat een onuitputtelijke souplesse een zijner

karaktertrekken was.

Naast zijn taak als koster-organist gaf hij ook nog vele

jaren pianoles en notenleer aan het H.- Kruiscollege te

Maaseik. Zelf heeft hij orgellesssen genomen bij Henri

Meulelans van Aarschot. Een goede gezondheid,

waarvoor hij God dankte, gaf hem al die werkkracht en

levenslust.

Tijdens de eerste vergadering in 1976 van de

kerkfabriek St.-Martinus te Kinrooi werd hem de

medaille en diploma eerste Klasse van O.-L.- Vrouw

Oorzaak onzer Blijdschap toegekend als blijk van

waardering voor goede en trouwe dienst bewezen aan de

Kerk van Limburg tijdens meer dan 35 jaar als

koster-organist. In 1978, op het Ceciliafeest in de

parochiezaal van Kinrooi huldigde Jozef Rosvelds,

voorzitter van het kerkbestuur, omdat hij 40 jaren

koster-organist was van de parochie. Het ereteken

Eerste Klas werd opgespeld en het bisschoppelijk

diploma O.-L.-Vrouw-Oorzaak-Onzer-Blijdschap

overhandigd. Clara Eerdekens sprak toen als voorzitster

van het koor dankwoorden uit en herinnerde aan het

vroegere koor waarvoor Nonke Nee al aan het klavier

speelde. Het koor dat toendertijd geleid werd door

wijlen zijn broer Frans Segers.

In 1988 was Nonke Nee dan 50 jaar koster. Dit gouden

jubileum werd in de grootste geheimhouding

voorbereid, want “anders zou hij wel eens niet kunnen

komen opdagen” zo werd gezegd.

Nonke Nee stond niet zo graag in de kijker. Gewoon,

doodgewoon dan voelde hij zich het best.

"In alle eenvoud je bijdrage leveren aan die onmeetbare

Schepping om zo alles in harmonie te laten weerklinken

voor anderen”. Het devies waardoor wij Nonke Nee

blijvend zullen verder dragen in onze

parochiegemeenschap.

Zijn auto, zijn fiets, zijn hondje mee op wandel, er is iets

verdwenen uit het Kinrooier straatbeeld. Een

uitzonderlijke tachtiger, die voor velen een stichtend

voorbeeld zal blijven, leeft enkel nog in onzer

herinnering.

Louis Beijnsberger

Page 10: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

De militielijst anno 1815 uit Ophoven.

Aansluitende bij de militielijst uit Kessenich volgt nu deze uit Ophoven. Op deze lijst stonden 95 jongens ingeschreven. Een

aantal onder hen kon niet aan de trekking deelnemen, omdat ze toen nog niet teruggekeerd waren uit het Franse leger. We

vermelden dit negental eerst.

1. Willen Leonard, geboren Ophoven 14.12.1793 als

zoon van Guillaume en Brons Elisabeth.

2. Gielen Gaspard, geboren in Ophoven 04.03.1784 als

zoon van Jean en Rega Anne.

3. Simons Gaspard, geboren in Ophoven, 21.03.1789

als zoon van Pierre en Houben Elisabeth.

4. Lacour Jacques, geboren in Ophoven, 26.08.1794 als

zoon van Jean Caspar en Peustjens Gertrude.

5. Snieders René, geboren in Ophoven 31.06.1788 als

zoon van Gasparen Vanens Petronella.

6. Dalemans Jean Nicolas, geboren in Ophoven

06.12(7). 1787 als zoon van Jacques en Rosée

Catharina. Aan deze man werd op 21.10.1819 een

militiegetuigschrift afgeleverd. Meestal een teken dat er

huwelijksplannen waren.

7. Noben Jean, geboren in Ophoven 29.07.1785 als

zoon van Jean en Vanraetingen Elisabeth.

8. Rademaekers Jean, geboren in Ophoven 29.10.1789

als zoon van Joseph en Snijders Helene.

9. Dirix Jean Mathieu, geboren in Ophoven als zoon

van Jean en Vangeneygen Margareta.

Er waren in Ophoven drie vrijgestelden, omdat zij reeds

méér dan 5 jaren dienst hadden als conscrit.

1. René Moors, geboren in Ophoven op 16.10.1787 als

zoon van Corneille en Franssen Christine. Deze

landbouwersgast had 8 jaren dienst geklopt in het

Franse leger. Hij werd nog naar een volgende sessie

verwezen.

Bij de eerste oproep had hij zijn dienstjaren niet kunnen

bewijzen.

2. Snieders Jean Mathieu, geboren in Ophoven op

18.06.1784als zoon van Gaspar en Vanens Petronella. 9

jaren dienst.

3. Gielen Jean Lambert, geboren in Ophoven op

30.12(?). 1788 als zoon van Pierre en Steskens Helene.

7 jaren dienst.

De groep die omwille van een gebrek van loting werd

vrijgesteld was klein in aantal.

1. Geurts Godfried, geboren in Neerpelt, 05.07.1794

als zoon van Leonard en Ruyten Sibille, haalde de

lengtenorm niet. De herdersjongen mat slechts 4 voet

4 duim en 6 streepjes. Daarenboven was hij nog de

oudste van enkele weeskinderen.

2. Brouwers Jean Mathieu, geboren in Maaseik,

02.04.1782 als zoon van Lambert en Wilms Marie.

Deze molenaar kwam vrij omwille van het

onherstelbaar verlies van beweging van de rechtervoet.

3. Linders Heyligen, geboren in Ophoven 14.12(7).

1788 als zoon van Guillaume en Bongaerts Anna,

haalde de nodige lengte niet. Deze jongen had

misvormde benen. Zijn beroep van schoenmaker zal

daar wel een gevolg van geweest zijn.

4. Simons Henry, geboren in Ophoven op 04.08.1791

als zoon van Pierre en Houben Gertrude begaf zich op

12juni 1815 naar Maastricht. Daar werd hij op 13juni

ingelijfd in het 43ste militiebataljon. Op 11.09.1817

werd hij er, om niet nader genoemde lichaamsgebreken,

ontslagen.

Drie studenten genoten een voorlopige vrijstel 1 ing.

1. Severijns René, geboren in Ophoven in 1796 als

zoon van André en Gielen Elisabeth. Hij was student in

de theologie.

2. Van Ummissen Mathieu, geboren in Ophoven

09.08.1794 als zoon van Jean Mathieu en Simons

Marie. Hij staat als student vermeld.

3. Severijns Jean Mathieu, geboren in Ophoven op

23.04.1792 als zoon van André en Gielen Elisabeth.

Deze broer van nummer 1. was ook student theologie.

Er waren ook familiale omstandigheden die tot

vrijstelling leidden.

Voor drie jongens was het feit "enige zoon te zijn” een

reden om thuis te blijven.

1. Vanthoor Guillaume, geboren in Ophoven

10.11.1791 als zoon van Pierre en Peters Anne.

2. Deben Jean, geboren in Ophoven, 21.06.1780 als

zoon van Jean Mathieu en Hennen Catherina.

3. Kervers Lambert, geboren in Ophoven, 17.07.1793

als zoon van Arnold en Daniels Elisabeth.

Op 27.03.1818 kreeg deze man een militiegetuigschrift.

De twee volgende werden vrijgesteld als kind van een

89

Page 11: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

weduwnaar.

1. Coolen Mathieu, geboren in Wessem 10.03.1781 als

zoon van Jean en Kermis Elisabeth.

2. Verstappen Pierre, geboren in Ophoven 22.04.1785

als zoon van Guillaume en Hermans Gertrude.

De twee volgende mannen, genoten vrijstelling omdat

hun vader overleden was en de moeder nog weduwe

was.

1. Meyers Jean, geboren in Ophoven, 14.08.1796 als

zoon van Gérard en Sleven Maria Elisabeth.

2. Geuen Jean, geboren in Ophoven 25.03.1788 als

zoon van Michel en Nelissen Helene.

Er was een vrijstelling van een jongen als oudste van

weeskinderen.

Heeser Mathieu, geboren in Hunsel, 12.10.1792 als

zoon van Mathieu en Sniekers Gertrude.

Drie mannen van de lijst bleken afwezig te zijn.

Blijkbaar was hun afwezigheid vooraf bekend. Ze staan

na elkaar vermeld aan het einde van de rol.

1. Erlings Guillaume, geboren in Ophoven 13.09.1786

als zoon van René en Schreurs Gertrude.

2. Na deze Guillaume, staat zijn broer vermeld.

Geboren in Ophoven op 27.11.1782. En nu "‘absent en

Hollande”.

3. Gielen Leonard, geboren op 27.10.1793 in Ophoven

als zoon van Guillaume en Verstraeten Catherine. Hij is

“absent”. Zonder meer.

Drie jongens lieten zich vervangen. Ze kochten een

remplaçant.

1. Vangeneygen Jean, geboren in Ophoven 09.07.1781

als zoon van René en Momens Anne Barbe.

Hij had moeten dienen in ‘t Franse leger en had zich

daarlaten vervangen. Vangeneygen kon de dood van

zijn vervanger bewijzen.

2. Notten Michel, geboren in Maastricht op 10.12(7).

1787 als zoon van Jean en Miertens Gertrude. Notten

had als plaatsvervanger: Caris Adolphe. Die diende in

het 43ste militiebataljon in Maastricht van 13.06.1815

tot 31.05.1817. Hij kreeg op 17.02.1824 een

militiegetuigschrift.

3. Henckens Jean Mathieu, geboren in Maaseik op

09.08.1784 als zoon van Leonard en Vangeneygen

Sibille, was een enige zoon. Wijers Pierre verving

Henckens. Wijers stond op de vertreklijst onder nr.

1142. Op 17.06.1815 vertrok hij naar Dorth (?). De 21

ste juni werd hij daar ingelijfd bij het 6de bataljon

artillerie te voet. Op 31 mei 1817 werd hij er ontslagen.

De volgende Ophovenaar hoort niet echt thuis in deze

rij. Het betreft Moubax Jean, geboren in Ophoven op 02.06.1785 als zoon van Antoine en Brouwers Sophie.

Moubax was gehuwd. Dit belette hem niet, zich aan te

dienen als vervanger van Haeldermans Pierre. Die stond

onder het nummer één op de militielijst van Stramproy.

Moubax werd als zijn remplaçant toegelaten.

Enkele aparte gevallen.

. Smeets Jean, geboren in Maaseik, 27.03.178(0)7, als

zoon van Jean en Gerits Elisabeth, werd van de lijst

geschrapt. Hij had in Maaseik, onder nummer248, op de

lijst gestaan met zijn ware naam: Cremers.

B ij de opmerkingen staat: capitaine de la Maréchaussée.

Het schrift ziet er niet zo uit, dat Cremers alias Smeets,

deze graad gedragen heeft. Aanneme1ijker is, dat deze

officier heeft vastgesteld dat de milicien Cremers, eens

te laat op ‘t appèl verscheen, en derhalve even als

deserteur beschouwd werd.(?)

Willen Jean, geboren in Ophoven 07.03.1796 als zoon

van Guillaume en Broens Elisabeth, verkreeg uitstel,

gezien hij teruggestuurd werd van Brussel om een

beslissing te treffen over zijn lot.(?)

. In het militieregister steekt een doopbewijs van

Leonardus, de wettige zoon van Renier Henckens en

Maria Catharina Janssen. Het jongetje werd gedoopt in

Geistingen op 15 juli 1794. Zijn ouders huwden in

Kessenich.

Onder dit bewijs, verklaarde burgemeester Gielen van

Ophoven, op 13juni 1825, dat deze Leonardus op de

militielijst van 1815, het nummer 83 trok, en dat hij daar

verkeerdelijk ingeschreven werd als zoon van Mathieu

en Marie Simons.

Als we de 16 gehuwden en de talrijke vrijgeloten buiten

de opnoeming houden, rester ons enkel nog de namen te

schrijven van de Ophovenaren die een effectieve dienst

vervulden.

1. Gielen René, geboren in Ophoven op 12.10.1796 als

zoon van Guillaume en Verstraeten Catharine. Deze

schaapherder diende in het 43ste militiebataljon in

Maastricht, van 13 juni 1815 tot 8 mei 1818. In 1823

werd deze Gielen aanvaard als remplaçant voor een

jongen die in Ohé en Laak op de lijst stond, onder het

nummer 22.

2. Vandewinkel Jean Mathieu, geboren in Ophoven, op

07.10.1795 als zoon van Jean en Steskens Helene kwam

op 13 juni 1815inMaastrichtonderde wapens. Deze

pokdalige soldaat deserteerde de 21ste juli; kwam terug

in ‘ t korps op 29 oktober 1815, en kreeg zijn ontslag op

8 mei 1818.

Een militiebewijs werd hem op 21 mei 1822

uitgeschreven.

3. Broens Jacques, geboren in Ophoven op 10.05.1787

als zoon van Theodoor en Meyers Marie, moest op 24

juni 1815 naar Maastricht vertrekken; naar het bekende

43 ste bataljon. Broens kwam niet opdagen en werd als

90

Page 12: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

deserteur gemeld. Op 9 november 1815 was hij er wel.

Zijn dienststaat is niet ingeschreven.

4. Broens Leonard, geboren in Ophoven op

06.09.1793 als zoon van Jean en Knoops Anne, werd op

13 juni 1815 ingelijfd in het 43ste bataljon.

Hij deserteerde op een niet vermelde dag en keerde op

13 november 1815 terug in het korps.

5. Simons Henri, die eerder genoemd is als ontslagene

wegens gebrek, begon zijn legerdienst in Maastricht op

13 juni 1815. De 11de september 1817 werd hij

ontslagen.

6. Janssens René, geboren in Ophoven op 06.06.1794

als zoon van Jean en Geurts Joanna, werd op 19 juli

1815 naar Venlo gestuurd. De 21ste van die maand

werd hij ingelijfd in het 42ste militiebataljon. Zijn

ontslag volgde op 31 mei 1817.

Uiteindelijk gingen er om te beginnen 6 jongens van de

95 in dienst.

Dat zijn er 6,31%. Vergelijkbare cijfers om dit een laag,

normaal of hoog rendement te noemen hebben we niet.

Maar de loting zal er wel voor gezorgd hebben dat het

leger op zijn getalsterkte bleef. En over zulk een

getalsterkte besluiten we deze soldatenbijdrage. Begin

augustus 1914 bespraken twee mensen aan de grens te

Molenbeersel, de Duitse strategie en het feit dat

Nederland buiten het oorlogsgewoel bleef. Het tweetal

bestond uit: Fluppe Pier van Stramproy en Koelen Ties

uit Molenbeersel.

Pier: "Nee, nee, ge zult zien. Den Duits zal Nederland

niet aanvallen.”

Ties: “Waarom niet, Pier?”

Pier: “Ha! We hebben veel soldaten; een groot leger.”

Ties: “Och, wat zoudt gij veel soldaten hebben?” Pier:

“Watte! Een miljoen soldaten heeft Nederland! Een

miljoen, zeg ik U.”

Ties: “Bah, wat zoudt gij een miljoen soldaten hebben,

Pier!”

Pier: “Watte? Ik zal ze U opnoemen!”

En Pier begon alvast met die van Stramproy.

MIJNWERKERS UIT GEISTINGEN VERTELLEN.

STAMS Joannes, Hubertus °Stevensweert 15/06/ 1915

x VANTHOOR Anna °Ophoven 17/05/1920, wonende

Brugstraat.

Zijn zoon Hendrikus was ook gedurende 7 jaar

mijnwerker in Eisden tot bij de sluiting.

Eerst was hijzelf metaalarbeider-machinist. Medio

1939 ging hij in de mijn werken in de ondergrond. Eerst

in Zwartberg (tot een werkmakker er een ongel uk had),

dan in Winterslag tot zijn pensioen eind 1969. Onder de

oorlog werkte hij ook enkele maanden in de mijn van

Eisden, waar hij per fiets naartoe reed. Naar Zwartberg

en Winterslag ging hij per trein. Hij vertrok thuis om

3.30 uur voor de shift van 6 tot 14 uur. Behalve de

goede verdiensten heeft hij geen prettige herinneringen

aan het mijnwerk, al was er wel een fijne band tussen de

mijnwerkers zelf. De bazen deden vervelend, zo vindt

hij. De 2 dodelijke ongevallen in de mijn blijven droeve

herinneringen voor hem. Zelf had hij last van

stoflongen (op pensioen 1,5% stof, maar in 1993 werd

pas vastgesteld dat het veel erger was). Werkmakkers

waren: Mathieu Cuppens, Bèr Cuppens, Thieu

Heussen, Jozef Cretskens, Henri Vanthoor, Henri

Fiddelaers, Jaak Princen, gebroeders Vangeneygen,

Theo Grispen, Jan Zoons en Jaak Snijkers.

Ik zou nooit meer naar de mijn gaan werken: dit was

slavernij. Het is maar goed dat de mijnen gesloten zijn,

het was ongezond werk.

Gedurende 25 jaar is hij voorzitter geweest van de

mijnwerkers brancardiers van Geistingen. Hij overleed

op 14.01.1994.

TILMANS Jaak “Kessenich 21/02/1947 x DIRKX

Adeline “Kessenich 16/08/1950 op 25/10/1969.

Wonende Klimstraat.

Kinderen Guido en Leona.

Op zijn 32ste ging hij werken in de mijn van Eisden

(ondergrond) in 1979 (stamnummer 257624). Voordien

was hij vrachtwagenbestuurder, werkte als

verwarmingsinstallateur en als buschauffeur. In de mijn

vond hij een goede kameraadschap. Jean Vrancken was

zijn werkmakker. In 1988 stopte hij wegens de sluiting

van de mijn. Een slecht beheer was mede de oorzaak

vindt hij, maar van de werkgelegenheid had men de

mijn niet mogen sluiten. Ik bewaar de beste

herinneringen aan de goede werksfeer in de

ondergrond. De 7 doden in Eisden blijven echter een

droeve herinnering.

Hij werkte in de namiddagploeg en deed zelden

weekend -werk. Na de sluiting werkte hij als

vrachtwagenchauffeur.

91

Page 13: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

Hij was niet aangesloten bij de mijnwerkersgilde.

MEERTEN Ludo “Maaseik 13/09/1957 x SNIJDERS

Maria “Geistingen 20/08/1957 op 21/05/1976, wonende

Kessenicherweg.

Hij was eerst beroepsmilitair en ging in 1978 in de

ondergrond van de mijn van Eisden werken. In 1988

verloor hij zijn werk bij de sluiting van de mijn.

Hij werkt nu in de sanitaire branche. In de mijn deed hij

de morgenpost en hij werkte soms tijdens het weekend.

De kameraadschap in de ondergrond was heel goed,

men was er immers op elkaar aangewezen. In 1981

bouwde hij een eigen woning met een lening van de

mijn.

Hij nam deel aan de laatste betogingen en vindt dat

omwille van de werkgelegenheid de mijnen niet

gesloten hadden moeten worden.

FIDDELAERS Henri “Kinrooi 14/10/1922 x V

ANHOLZ AETZS Petronella “Ophoven 20/04/1931.

Wonende te Geistingen. Kinderen: Lenie, Jean, Peter, Mariet en Noël.

Na werkzaam te zijn geweest als landbouwknecht ging

hij op 27/02/1952 op bijna 30-jarige leeftijd in de mijn

van Eisden werken. Hij werkte in de ondergrond als

maneuver en steenhouwer. Op 31/12/1976 werd hij

gepensioneerd.

Naar het werk in de mijn vertrok hij met de bus om 4.30

of 12.30 uur.

Hij bezit nog zijn gezondheidsboekje nr. 91831 waarin

Dr. Faleys, Dr. D’Hoore en Dr. Thijs aantekeningen

maakten.

Op het gemeentehuis van Rotem leverde men hem een

werkboekje af onder nummer 99 op 27/02/1952.

PAREDIS Jean “Maaseik 20/11/1940 x PEETERS

Madeleine “Ophoven 06/11/1945 op 25/05/1965.

Wonende in de Klimstraat.

Kinderen: Marie-Claire en Freddy.

In 1957 ging hij als maneuver werken in de Eisdense

mijn. Hij had als stamnummer 249799.

Voordien was hij arbeider en volgde nadien de

mijnschool.

Van 01/05/1959 tot 01/02/1962 deed hij zijn legerdienst

als paracommando. In 1962 werd hij steenhouwer in

Zwartberg. Hij had er een ongeval en zat meer dan 4 uur

geplet tot hij van onder het puin werd gehaald. Na een

verblijf van meerdere maanden in het ziekenhuis, begon

hij in 1978 in de Eisdense mijn te werken. Hij werd er

oppermeester-schietmeester. De relatie met zijn

werkmakkers en bazen vond hij goed.

In 1987 stopte hij in de mijn. Hij werkte nadien voor

een uitzendbureau o.a. op de FORD en bij PHILIPS. In

de mijn werkte hij met de vroege shift (6/14) en vertrok

thuis om 4.45 uur om in Maaseik de autobus van

Broekmans te nemen.

ZOONS Jan “Maaseik 18/07/1912 x SLEVEN

Gertrudis “Ophoven 24/01/1913 +Leuven 14/07/1972.

Het echtpaar heeft 5 kinderen.

Op 01/12/1936 trad hij in dienst te Eisden mijn, dit in de

ondergrond.

Hij bleef er 31 jaar tot in 1967.

De eerste jaren reed hij per fiets naar de mijn. Later nam

hij de bus vanuit Maaseik. Onder de oorlog was er de

stoomtram. Zijn beginloon bedroeg 25 F per dag, later

30 F als maneuver. De laatste 25 jaar was hij

schietmeesteren opzichter. Hij werkte meestal met de

middagpost.

De kameraadschap in de ondergrond was voorbeeldig

zo vindt hij, de opzichters deden soms wel moeilijk.

' 'Tijdens het mijnwerk gebruikte ik mijn zakdoek om

het stof te weren zodat het niet in de neus kon

binnendringen. Ik ben altijd voorzichtig geweest voor

stof, uit voorzorgsmaatregelen.

Ik zou nog teruggaan naar de mijn omwille van de

goede verdiensten, maar voor de vrouw zou het niet

meer hoeven". Jan ZOONS werd in 1976 voorzitter van

de plaatselijke mijnwerkersgilde.

RUTTEN Lambert “Ophoven 02/05/1930 x

AENDEKERK Gertrudis “Molenbeersel 20/06/1936 op

17/09/1957. Wonende Vroenhof.

Vooraleer naar de Eisdense mijn te gaan werken was hij

werkzaam op de boerderij. Op 15/04/1957 trad hij in

dienst in de mijn met als stamnummer 248807. Dit in de

bovengrond als voorwerker herstelling laders. Omwille

van de sluiting diende hij te stoppen in 1987. Hij werkte

vooral met de middagshift. In 1959 bouwde hij een

eigen woning met een lening van de mijn.

In de bewogen jaren waren de stakingen en betogingen

niet mals; het ging om de centen en om het

voortbestaan. De mijn zorgde voor werkgelegenheid in

Limburg en zou daarom alleen al niet gesloten mogen

geworden zijn.

Opgetekend door René Raets, zomer 1993.

92

Page 14: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

KIEKE NAO VREUGER... MIJNWERKERS UIT KINROOI.

Wij nodigen U uit in de Fanfarezaal van Kinrooi aan de Gemeentelijke Technische Dienst, Breeërsteenweg 318

om deze tentoonstelling te bezoeken.

Open op zondag 30 oktober van 13.00 tot 20.00 uur,

maandag 31 oktober van 14.00 tot 18.00 uur en

dinsdag 1 november van 13.00 tot 20.00 uur.

Inkom: 50 Bef./kinderen gratis.

Het boek "MIJNWERKERS UIT KINROOI NAAR HET ZWARTE GOUD VAN ONZE MIJNEN” kan er

afgehaald en nog gekocht worden.

MIT NACH DEUTSCHLAND.

Een 1ied over de wegvoeringen in 1916.

Maria Smeets, Anna Denier, Cornelia Smeets, Maria

Peerlings, Gertudis Truyen en Gertrudis Verwielen

waren tijdens de Eerste Wereldoorlog tienermeisjes in

Molenbeersel.

Om beurten noteerden ze liedjes in een klein zwart

notaboekje. Liedjes die men nu smartlappen noemen

zou. Liedjes ook, die de pastoor destijds op de index

zou geplaatst hebben, maar die een kapelaan anno 1990

zou meegezongen hebben.

Het bundeltje bleef lang bewaard bij Theo Verwielen,

hij kreeg het van zijn tante.

Eén lied uit de velen.

We pikten er een ernstige tekst uit. Een lied over de

wegvoering van jonge mannen tijdens de oorlog 1914-

1918.

We laten de elf strofen voorafgaan door een kort relaas,

genoteerd uit de mond van iemand die het nabij

meemaakte.

Met honderden stonden ze op de Markt in Maaseik;

mannen uit de stad, uit Ophoven, Kessenich, Kinrooi en

Molenbeersel.

Een Duits officier op een verhoog riep met scherpe

stem, alfabetisch geordende namen.

Gekomen bij de “S” klonk het:

"Schmeetz, Mathias”.

Er kwam geen reactie uit de groep.

"Schmeetz Mathias von Molenbeersel” schreeuwde de

Duitser toen.

Niemand kwam naar voor.

De kommandant hernam en voegde nog toe: “Schmeetz

Mathias von acht und siebzig” (van 1878).

Mathijs Smeets van de Reyvenhof uit Molenbeersel kon

toen opgelucht ademhalen.

Een naamgenoot Thieuke Smeets “von acht und

siebzig” stapte uit het gelid.

Omwille van een lichte oogafwijking heette de man

“scheel Thieuke”.

Voor hem klonk het: “Mee naar Duitsland.”

Zijn plunje had hij al bij. Afscheid was reeds genomen.

Men wist in die omstandigheden nooit of men ‘s avonds

nog thuiskwam.

Komt vrienden, ik kom u verklaren

wat in ‘t jaar 1916 is geschied. Van ons droevig heenvaren, waar naar toe, dat wisten we niet. Bis

Des morgens vroeg vertrekken wij naar

de vergaderingplaats Maaseik, waar die

barbaren kwamen en ons vonnis wierd

geveld.

Nu, dat hadden wij gauw vernomen,

want den trein was al besteld. Spoedig waren wij ingeladen. Waar naartoe, was onbekend.

Nu zijn we heen gevaren over de

grenzen van ons land.

Weldra in Aken aangekomen, een

grote stad van Barbarenland.

Hier des morgens om zes uren ontvingen

wij soep voor d’eerste maal.

Maar het mocht niet lang duren, want

den trein vertrok zeer gauw.

Nu weerden gansen dag gevaren,

kwamen wij in Westfalen aan.

93

Page 15: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

Daar moesten wij de soep weer eten, maar die hebben

wij laten staan.

Nu zijn we weer heen gevaren, langs die

steenrots baan.

Zongen nog de Brabançonne, zo kwamen we te

Kassei aan.

Nu in Kassei aangekomen, zonder brood en

zonder drank.

Dit was toch al gauw vergeten dit weten wij

Maaseik ten dank.

In ons kamp dan aangekomen, twee uren hebben wij

gemarcheerd, en onzen strooizak aangenomen.

Daarvoor waren wij niet verveerd.

Hier zijn we toch slecht tevreden. Wij lijden veel van

hongeren kou. Ieder heeft al lang gebeden :

"Waren we bij ouders of vrouw!”

Nu vrienden kom ik u te vragen, waardoor wij dit

hebben verdiend, om zo wreed te worden ontnomen van

hen die mij zo teer bemint.

Wie de tekst kan vergelijken met een mogelijk

oorspronkelijke, zal merken dat de meisjes de strofen op

hun manier hebben opgelapt.

Maar de antipathie voorde Duitse handelswijze blijft er

toch duidelijk in bestaan.

Hoe de vrijheid destijds beknot werd, moge nog blijken

uit de "Kontrol-voorschriften” uit die oorlogsjaren.

In het persoonlijk leven greep de bezetter zó in, dat de

mensen geen identiteitskaart meer hadden, maar een

“Ausweis”.

Greukens Truke heeft de hare lang bewaard.

Die had in de Tweede Wereldoorlog nog kunnen

dienen.

Zelfs op de dienstkaarten van de gemeentelijke adm-

inistratie vond men de taal van Goethe en Schiller weer.

De -bij aanvang genoemde meisjes- noteerden nog een

tweede lied, waaruit de afkeer blijkt, voor de agressie en

bezetter van de Eerste Wereldoorlog.

Oorlogslied.

O, tiran wat hebben wij U misdaan, dat gij ons zo

vreselijk doet lijden?

Waarom deed gij ons den oorlog aan, wij, die nochtans

niemand benijdden.

Welaan gij krijgt niet wat gij vraagt.

Wij zullen strijden tot wij sterven.

Niemand zal uw troon nog erven.

Neen, hij zal vergaan evenals uw vaan.

Want het bloed kleeft op uw naam.

Tot nu toe spant gij ons de kroon.

Gij had ons plots kunnen verrassen.

Uw volk kwam België in gestroomd.

Bloed vloeide in brede plassen.

Uwe rangen werden fel gedund.

Maar zie, dat deed uw volk niet beven.

Wat geeft gij om al die levens.

Gij waart slecht voldaan en houdt nu maar aan om naar

Parijs te gaan.

O, keizer, weet het, ongestraft N iemand in ons

vaderland mag komen Den Vlaamsche Leeuw is niet zo

laf Weldra zal hij zijn klauwen aan u tonen.

Uw val, o Lafaard, is nabij.

Wacht nog maar een paartje (?) dagen Dan zal men u

gauw verjagen.

‘t Zal om leven gaan, maar gij moet eraan.

Gans Duitsland zal vergaan.

Wel nu zal het zijn aan onze beurt,

Onze woede wraak te nemen.

Uwe grond zal zijn met bloed besmeurd,

En uwe moeders die zullen bitter wenen.

Eerst dan zult gij hebben wat gij vraagt,

Gij hebt een vreedzaam volk geslagen,

En met rampen overladen

Daarom wees vervloekt. Zwaar zal zijn uw bloed

dat stroomt in den duitschen vloed.

(Uiteen bundeltje liederen, af geschreven door Maria

Smeets, geboren in Molenbeersel, 31 mei 1902.)

94

Page 16: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

KESSENICH NAM AFSCHEID VAN PASTOOR E. DELVAUX.

Op vrijdag 24 juni had in de Sint-Martinuskerk van Kessenich een plechtige dankviering plaats waarin deken Champagne

de homilie hield.

De aanwezigen konden de dienst meevolgen en de liederen meezingen die afgedrukt stonden in een speciale brochure. Op de

omslag van deze brochure een tekening van Steven (kerk en Berg).

Op het einde van de viering dankte de voorzitter van de

Kerkfabriek Antoine Peers de pastoor om zijn 23 jaar

dienst ten bate van de parochiegemeenschap.

Na de H. Mis stelden de verenigingen zich op met de

Kon. Fanfare Vriendenkring voorop. Zo trok men naar

de parochiezaal. De pastoor mocht plaats nemen in een

open koets. De weermaker werkte goed mee zodat de

feestviering op de koer van de school kon doorgaan.

Moderator Frans Parren kondigde de

optredende groepen en personen aan. De fanfare opende

met het Limburgs Volkslied. Dan volgden de vendeliers

van de Schutterij Breidelzonen met een geslaagd

optreden. Ook Schutterij Sint-Martinus bleef niet ten

achter en de vlag werd "gedraaid” als eerbetoon aan de

afscheidnemende proost. De Maasgalmkapel liet zich

evenmin onbetuigd en luisterde het geheel op met toffe

muziekklanken.

Er volgden vele korte toespraken o .a. van burgemeester

Hubert Brouns die de pastoor dankte en die namens de

gemeente een receptie aanbood.

Hubert Colen, voorzitter parochieraad, dankte op zijn

beurt de pastoor. De schooljeugd had voor vele

Veerle Henckens, zong dan een prachtig liedje

"Bedankt

mijnheer pastoor!” Namens Kestepabro kreeg de

parochieherder een lege doos aangeboden met de

vraag bij zijn verhuis er wat klederen in te stoppen

voor Peru. Als geschenk kreeg hij namens de

parochianen een schilderij van Bertha Dieben met

natuurlijk de Sint-Martinuskerk als onderwerp. Dit

kan hij ophangen in zijn appartement in Molenbeersel

bij huize Zorgvlied. Het resterende geld van de

omhaling

(bedrag werd niet

meegedeeld) werd

door de pastoor

geschonken aan

Kestepabro (Pater

Brouns) voor het

seminarie in Peru.

Tot slot dankte pastoor

Delvaux voor zoveel

dankbetuigingen. Hij

dankte de inwoners

van Kessenich op zijn

beurt en speciaal

diegenen die mee-

hielpen aan de

restauratie van de

kerk, het onderhoud en

aan de erediensten. Hij

zegde ook maar een

“mens” te zijn met

fouten en gebreken en

vroeg om hem deze te vergeven. Clare en Margriet die

hem jaren bijstonden in de pastorij kregen ook bloemen

en een foto van de kerk aangeboden.

Daarna werd er nog lang nagepraat op de speelplaats

waar de dames van de KVLV gelegenheid gaven om het

hulde register te tekenen.

Wij wensen E.H. Emiel Delvaux nog vele jaren in

Zorgvlied in Molenbeersel waar hij de zielezorg van de

bejaarden ter harte zal nemen.

Hij wordt in Kessenich opgevolgd door Jaak Leen.

Werner Smet.

95

Page 17: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

JAN COENEN, ALIAS MELISSEN, WORDT OP 7

MAART 1669 ARMENMEESTER IN KINROOI.

Na het lezen van de inhoudsbeschrijving van het notariaat Eggelen en de transcriptie van het schepenboek van Kessenich,,

is er aanleiding om terug te komen op enkele artikelen in “Dao raostj gèt” van de laatste jaren.

De volgende tekst uit het notariaat van 23 mei 1780,

acte 61, geeft zekerheid over de afstamming van

ongeveer 650 naamgenoten in Nederland van de Nelis

familie in Kinrooi-Ophoven.

"Leonardus Nelissen, gehuwd met Cornelia Post, Delft

(Holland) mede in naam van zijn zwager Symon van

Leeuwen, gehuwd met zijn zuster Digna Nelissen

transporteert bij wettige uitkoop aan Peter Nelissen, zijn

oom, 1/4 van huis en hof en landerijen, aan de Raam

onder Ophoven gelegen (het deel van hem en zijn

zwager) herkomende van Lenaert Nelissen. Ook 1/4 van

het gerei. Voor 52 gerangde ducaten en een Hollandse

rijder voor een kermisse voor zijn vrouw Come 1 ia.

Boven een kapitaal van 125 gl dat de aankoper tot zijn

last neemt. Getuigen waren: Peter Egge lenen Antonius

Scheijmans.”

Zwager Symon van Leeuwen gaf zijn volmacht in

Schooten (Haarlem).

In eersten aanleg was er in Haarlem nog een erfgenaam,

nl. Jan Nelis, broer van Leonardus en Digna. Uit de

erfenis van hun vader Rutgeris Nelis, geboren in

Ophoven in 1708, en gehuwd en wonend in Haarlem in

1749 en aldaar gestorven, nam voornoemde Jan echter

genoegen met een geldbedrag en zag af van verdere

rechten.

De 650 afstammelingen van Rutgeris komen via

Lenaert Nelissen uit de acte terecht bij Jan Coenen uit

de aanhef.

Voordat Jan Coenen armenmeester werd in Kinrooi

moest hij zich daar eerst vestigen. Dat lezen we in het

schepenboek van Kessenich.

"Op 5 januari 1656 verschenen voor de pastoor van

Kessenich, Peter Vesiers, Jan Coenen van Stramproy

met zijn oom Teunis Huermans en Ley Haebermans en

Catharina Nelis, a.s. bruid met haar vader Jan Nielis van

Kinrooi.

1 .Beiden brengen al hun roerend en onroerend goed in.

2. Vader Jan Nielis, met instemming van zijn vrouw

Ummel inde Voegeldonck brengt tot steun van het

huwelijk in: al zijn goed, huis, hof, boomgaard,

landerijen, akkergereedschap en huismeubelen.

3. Jan Coenen brengt in: 1400 gl in gereed geld. Geld

dient ter aflossing van schulden op het goed te Nielis,

te weten aan Helena Cloeten te Itter 1000 gl en de rest

aan andere schuldeisers.

Ouders Nielis blijven in de kost. Verstaan ze zich niet

dan moet het jonge koppel hun woonst bezorgen in

kamer of bakhuis: een koe onderhouden, elk jaar 3

malder rogge, een malder boekweit, 1/2 vat lijnzaad

voor hen zaaien, 10 roeden land voor moeshof

aanwijzen.

Komen er geen kinderen in het huwelijk keren de

goederen terug waar ze van gekomen zijn. Ook de 1400

gulden.”

Hoe zal het hen vergaan zijn? Veel weten we niet.

Kinderen werden er wel geboren. 5 van hen huwden:

1. Maria in 1705 met Johannes Scroyen.

2. Johannes in 1687 met Elisabeth van Hoof. Zij

bleven op het Nelis wonen en dochter Maria huwde in

1709 met Tuenis Scheijmans. Het begin van

verschillende generaties Scheijmans op boerderij annex

brouwerij.

3. Anna in 1705 met Neel Thijskens.

4. Eumelia in 1692 met Rutgeris van Esser.

5. Leonardus in 1701 met Johanna Billiens. Zij

woonden in Ophoven op den Raam. Leonardus overlijdt

voor 1717 en U las boven dat pas in 1780 zijn kleinzoon

uit Delft het erfdeel voor de Haarlem-tak komthalen.

In een artikel van Frans Nelis uit Apeldoorn hebt U in

"Dao raostj gèt” kunnen lezen dat Jan Nelissen in 1675

werd vermoord door muitende troepen van de prins van

Oranje. Dat was dus het dramatische einde van Jan

Coenen. Hij werd te Weert begraven. Omdat hij uit

Stramproy kwam?

We komen Jan nog enkele malen tegen in het

schepenboek:

10 mei 1666:

Heyn Thonissen verkoopt aan Jan Coenen, alias

Nelissen 1/2 vrecht boomgaard, grenzend aan de

boomgaard van Jan Nielissen.

7 december 1666: Jan Coenen, alias Nielissen, gehuwd met Trincken

96

Page 18: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

Renekens alias Nielissen leent van Jonker Jaspen opgen

Schei 600 gl.

Aha, heette Catharina oorspronkelijk Renekens?

19 november 1671:

Jan Coenen, alias Nielis van Kinrooi betaalde op 7

december 1666 100 geleende pattacons terug aan

Helena Clooten. Er was een obl igatie tussen haar man

zaliger en Jan Renekens, alias Smeets. Inderdaad, de

vader heet ook Renekens en zelfs nog Smeets.

6 december 1644:

We gaan hier even terug in de tijd. Jan Coenen wist nog

niets van zijn Trincken. En we lezen:

Jan Reinekens, genoemd Nielissen, verkoopt aan

Willem Bruels 1 vrecht erve in de Putcamp te Kinrooi.

Aldus de a.s. schoonvader.

2 september 1677:

Trincken Nelis, weduwe van Jan Nelis de Jonge zegt

dat er een erfkoop is geweest tussen Jan Nelis Den

Alden, haar vader en Griet Poel mans zaliger.

De laatste acte, die we reeds eerder ontdekten, gaf ons

de in Nederland normale schrijfwijze van Nelis. Echter

op het Nielis kwamen de volgende versies voor:

JanNielis-Jan Coenen-Jan Reinckens-Jan Renckens-

Jan Smeets-Jan Nelis-De Jong- Jan Nelis den Alden-

Catharina Nielis-Trincken Nelis-Trincken Renekens en

Ummel inde Voegeldonck.

En waar komt nu “Nelis” vandaan?

Tenslotte komen we nog even terug bij Petrus Nelissen

uit de acte van 23 mei 1780.

Op 17 januari 1788, hij is dan reeds 76 jaar oud,

verpacht hij aan Reinier Coolen "Lemkenshof ’ op den

Raam gelegen. Behalve de dennenbos en het

"Narterhoefken”. Voor de tijd van 6 jaar.

Zijn zoon Leonardus is dan reeds overleden en

kleinzoon Petrus is nog maar 7 jaar oud.

Zijn deze gegevens en misschien nog andere voldoende

om de ligging van de boerderij op den Raam te leren

kennen?

J.C. Nelis.

SAGEN OVER DE GEESTENWERELD UIT HET LIMBURGS NOORD-OOST GEBIED.

In 1965 heeft de heer Thomas Daniels uit Kaulille zijn

licentiaatswerk voorgedragen aan de Universiteit van

Leuven. Dit werk werd samengesteld met de hulp van

oudere mensen uit het Noord-Oosten van Limburg en

de aangrenzende gemeenten in Nederland. Deze

personen hebben hun mening, hun eigen belevenissen,

en veel' ‘van horen zeggen’ ’ aan de auteur

medegedeeld. Met de welwillende toelating van de heer

Daniels, kunnen wij een reeks verhalen brengen, met de

uitspraken van mensen, die inmiddels wel allen

overleden zijn.

Wat betreft de betekenis van het woord: “sagen”; een

sage is een verhaal, dat een kern van waarheid bevat,

alhoewel die soms vaag is.

Algemeen wordt aangenomen dat het verhaal zou

kunnen mogelijk geweest zijn.

Het geloof in deze verhalen was in de toenmalige tijd

zeer aanneembaar. Stel u deze streek voor in de tweede

helft van de 19de eeuw. Er bestonden enkele goede

hoofdverbindingswegen, maar voor de rest: zandwegen

met uitgereden karsporen langs struiken en moerassen.

‘ s Avonds en in de nacht lag het ganse gebied

pikdonker, tenminste wanneer geen maan scheen, die

het alleen nog maar onheimelijker maakte.

Daarbij kon een zeer groot aantal van deze mensen n iet

lezen of schrijven, zodat ze alleen vernamen wat in de

nadere omgeving gebeurde of er verteld werd. Dit

waren vooral verhalen over onverklaarbare

gebeurtenissen en verschijnsels, die de mensen dachten

beleefd of gezien te hebben.

Zelfs nu in deze moderne tijd; plaats een jonge kerel

alleen in een donker, een beetje afgelegen bos, bij iets

winderig weer. Na korte tijd begint deze moderne jonge

man zich alles mogelijke in te beelden en te horen.

Vraag eens naar de belevenissen van vroegere soldaten,

tijdens oefeningen en maneuvers.

Hoeveel te meer moeten de mensen uit die tijd, die sinds

hun kindheid voortdurend verhalen hoorden over

heksen, spoken, geesten, enz..., daaraan geloofd

hebben.

De heer Daniels heeft een duidelijke indeling gemaakt

van deze wereld.

1. De Geestenwereld.

De watergeesten, aardgeesten, vuurgeesten,

luchtgeesten.

2. De toverwereld.

De heksen, tovenaars, weerwolven.

3. Duivelssagen.

4. Historische sagen.

5. Roversbenden.

6. Etymologische sagen (afleidingen uit woorden).

97

Page 19: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

HET DRINKWATER VAN ONZE VOOROUDERS.

Hoe geraakten onze voorouders aan drinkwater?

Werd die vraag al ooit door onze kinderen gesteld? Ik durf wedden van niet.

Heel eenvoudig van zelf gekomen zoals Sinterklaas?

Neen, zo eenvoudig was dit niet. Ik heb het nog gekend uit eigen ervaring en zoals men uitdrukt “Ik heb het zelf nog

meegemaakt”.

In het jaar onzes Heren 1994 draaien we eventjes het

kraantje open en we hebben water, zuiver water, koud

of warm naar believen. Snel of minder snel volgens

onze wil of wens.

Men noemt dit de waterleiding, die onder de grond

werd aangebracht naar onze woning. De zware leiding

onder de straat of steeg en door een dunnere leiding

naar onze woning met vertakkingen naar keuken,

badkamer en op alle plaatsen waar we het wensen. Maar

70 en 80 jaren terug en nog vroeger was het heel anders.

Voor het wassen van het lijnwaad werd vroeger,

voornamelijk bij gunstig weder aan of in de Witbeek

gewassen, voornamelijk bij gunstig weder maar zelfs

van verder werd het wasgoed met de kruiwagen

aangebracht en de mensen van toen hadden aan de

oever van de beek een dikke platte steen aangebracht

om steun onder de voeten te hebben.

De rest van de huismoeders moesten het doen met het

water uit de put, het verzamelde regenwater uiteen ton

en de meer begoeden beschikten naderhand overeen

pomp.

De waterput? Die werd door mensenhanden gegraven

tot het waterpeil werd bereikt. Hier geraakte men reeds

op 5 meter diepte het zogenoemde grondwater. Elders

bereikte men de wateraders op 8 of 10 meter maar op

sommige plaatsen moest worden gegraven tot 15 meter

en meer. De oorzaak? Men moest het geluk hebben een

waterader te bereiken en de oudere mensen uit die jaren

spraken over het waterpeil van de Maas, de droogte van

de zomer.

In 1949 had ik voldoende water uit een put van 7 meter.

Tien jaren later moesten 3 meter buis bij geheid worden

om drinkwater te bekomen.

Ik heb waterputten gezien die volledig in brikken waren

gemetst, rond of vierkant. Hoe die werden gemaakt, heb

ik geen uitleg voor maar het moeten in ieder geval

bekwame mensen zijn geweest en daarbij echte durvers

om zulke karweien op te knappen. Naderhand werd het

mets werk vervangen door betonbuizen, meestal met

een hoogte van 1 meter en een doormeter van dezelfde

lengte. Hoe werd hiermede tewerk gegaan? Eerst werd

op een bepaalde plaats een gat in de grond gegraven

waarde waterput zou komen. In dit gat de betonnen buis

geplaatst, heel secuur,

waterpas volgens de millimeter. Dan werd een tweede

hoeveelheid grond naar boven gehaald zodat de eerste

buis kon zakken. De eerste daarop geplaatst. De graver

daalde in het gat met mand en kleine schup, vulde de

mand die met een koord naar boven werd gehaald. Was

er voldoende ruimte daar onder, dan mochten de twee

buizen weer een meter zakken. Dus reeds drie buizen in

de grond. En zo ging het werk voort. Zes, zeven, acht,

tien meter en soms meer. Het einde kwam als men het

grondwater bereikte. Wat een karwei die uren, dagen

duurde. Een zeer gevaarlijk werk. Men heeft mij verteld

dat het wel eens gebeurde dat de onderste buis plots

wegschoof waardoor het geheel instortte en de man in

de diepte verongelukte. Meestal waren het koene

mannen, zeer ervaren in dit soort werk maar het risiko

bleef dat een instorting niet kon vermeden worden.

Eenmaal voldoende water in de gedolven put werd er

bovenop een houten rol geplaatst met daaraan een

zwingel bevestigd. Een stevig touw of ketting aan de rol

bevestigd om de emmer naar beneden te laten zakken.

Eenmaal de emmer gevuld werd hij naar boven

gehaald. Een handeling die zoveel maal per dag werd

uitgevoerd omdat ook meestal water voor het vee moest

geschaft worden.

Vindingrijke mensen plaatsten boven de waterput een

houten schutsel om het regenwater en vallende bladeren

niet in de put te laten vallen.

Zelfs mensen zochten hun eigen dood in hun waterput

en soms vielen kinderen in de water over de boord wat

een gans dorp in beroering bracht.

Vindingrijke mensen hadden er iets beter, iets handiger

op gevonden.

In plaats van de gewone katrol met de zwengel en koord

of ketting hadden zij over de waterput een houten

stelling gebouwd. Daarin met een ijzeren bout een

lichte boomstam als een soort hefboom laten draaien,

zodat het kortste gedeelte precies de opening van de put

bereikte en het langste deel met een zware steen of

ander voorwerp werd verzwaard. De emmer werd met

de handen naar beneden gelaten; de emmer met een

handige beweging met het water daarbeneden gevuld

en dan naar boven getrokken, flink geholpen door het

tegengewicht van de hefboom.

98

Page 20: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

Ik herinner mij dat Tieske Klerkx zo’n tuig had klaar

gestoomd. Hij had voorzeker navolgers maar er een

brevet opnemen was toentertijd nog niet in zwang.

En naderhand kwam de waterpomp.

Een heel ander systeem. Ijzeren buizen van 7 a 8 cm

doorsnede moesten bij middel van een zware ijzeren

hamer (een blok ijzer met een lange pin) in de grond

gedreven worden. De eerste buis had een spitse punt van

een tiental gaatjes voorzien. Eenmaal deze buis aan de

oppervlakte ging verdwijnen werd er een nieuwe buis

opgeschroefd. Zorgvuldig ingewreven meteen soort

veten heel dun vlas. En nu maar opnieuw heien. Een

zware karwei. Zoveel maal bij middel van een koord de

hamer tot in de nok van de steiger omhoog trekken en

dan laten vallen. Nu speelde het geluk daarbij een grote

rol. Had men "een goede grond gevonden” dan zag men

de buis bij iedere slag centimeters zakken maar kwam

men op een keilaag terecht, dan "avanceerde de buis

nauwelijks” of in het geheel niet. Deze keilaag was bijna

ondoordringbaar zodanig dat het beginpunt van de buis

omboog en ettelijke meters verder weer boven de grond

te voorschijn kwam.

Er werd in die jaren en die omstandigheden ook al

gevloekt.

Dan moest een nieuwe plek gezocht worden waar men

hoopte deze tegenslag niet te moeten ondergaan en men

hoopte in de kiezel laag terecht te komen.

En maar heien tot men kon vaststellen dat men een

waterader had bereikt. Pompen maar. Eerst een soort

slijk of modder en eindelijk zuiver water. Hoe meer

werd gepompt hoe "klaarder” het water dat voor mens

en dier en waswater werd gebruikt. De waterpomp kreeg

haar plaats in de keuken, de achterkeuken of werd buiten

tegen een muur bevestigd maar moest dan in de winter

flink worden toegedekt om niet te bevriezen. Het water

natuurlijk.

Eerst werd in de keuken een emmer onder "de tuitel”

geplaatst. Naderhand een pompebak gemetst en de

begoeden konden stoeffen met een echte stenen

(arduinen) pompebak. Heden ten dage een sieraad in hof

of aan de ingang van het huis. De gietijzeren pomp werd

naderhand een koperen of een chromé.

En... vele gezinnen hadden in het begin van deze eeuwen

geen waterput, zeker geen pomp. Dan werd het water

gehaald bij de gebuur, die wel eens weigerde omdat er

geburen ruzie was gekomen.

De vooruitgang ging verder. De storkpomp deed zijn

intrede, elektrisch aangedreven en uiteindelijk kwam de

waterleiding alle leed helen en doen vergeten. Maar niks

is volmaakt. Haperingen aan de kranen, springen van de

leidingen en wat weet ik meer.

En jaarlijks komen de rekeningen en de vraag "waardoor

heb ik zoveel water verbruikt?”

Vroeger, weer dat “vreuger” van niks geen last, geen

rekening.

De mens, honderd jaren terug, heeft op zijn manier zijn

plan moeten trekken en zijn vindingrijkheid was groot. En

er was een samenleving die zo verschillend was met deze

van heden: meer gebondenheid, meer naastenliefde,

minder nijd of jaloezie, meer menselijkheid. Mijn broer

Albert vertelde me een gebeurtenis die me trof.

Hij had naast zijn woning een waterput van betonbuizen,

12 meter diep.

Toen de put droog stond werd op de bodem een smallere

buis gestoken en er was weer water. Op zekere dag sprong

de kat op de boord om een vogel te vangen. Maar het

arme dier miste zijn sprong en viel in de put, 12 meter

diep. Het diertje zou ofwel doodgevallen zijn of

verdronken. Maar neen, de ganse nacht werd vanuit de

diepte het gemiauw gehoord. Wat was gebeurd. De kat

had zich op de boord van de smalle buis gehesen en vanaf

die plaats klonk haar hulpgeroep.

B uur Lom Geelissen werd bijgeroepen en die probeerde

met een emmer en daarop een plank het arme beest naar

boven te hijsen.

Dan werden twee houten ladders bijgehaald, de eerste tot

op de bodem van de waterput neergelaten en de tweede

ladder daar schuin op de bovenste trede geplaatst.

Wat gebeurde? Tot grote verbazing zagen de

toeschouwers de kat te voorschijn komen. Ze had van

trede na trede gebruik gemaakt om weer het daglicht te

mogen aanschouwen.

Die Lom Geelissen toch. Een prachtig voorbeeld hoe de

mensen van “vreuger” ook respekt en waardering hadden

voor het dierenleven van een gewone kat. Beste Lom, als

U dit hierboven moogt lezen, herhalen we: “U had een

hart”

Gaspard Coolen.

99

Page 21: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

100

Page 22: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

101

Page 23: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

40-JARIG BESTAAN BOERINNENGILDE MOLENBEERSEL

“Het Belgisch Verbond der Katholieke Volksw erken werd sinds 1880 door het episcopaat gepatroneerd en steunde mede

op rol van de geestelijken...enz”, uit de archieven B.B .Leuven.

De geestelijken werden ertoe aangezet in hun dorp een hoerengilde op te richten. In Molenbeersel gebeurde dit op

27-1-1895 en sloot zich op 15-6-1919 bij de Belgische Boerenbond Leuven aan. Vanaf1907 werden in België ook

boerinnengilden opgericht. Voor Molenbeersel was dit in 1916. Die gilde sloot zich op 13-8-1924 aan bij, wat men nu

noemt: het Katholiek Vormingswerk van Landelijke Vrouwen (K.V.L.V.)

In Molenbeersel wordt dit jaar het 70-jarig bestaan gevierd, maar in feite bestaat die gilde al 78 jaar. Ook bestaan er nu

nog gedenkprentjes van het 30-jarig bestaan der Boerinnengilde Molenbeersel, waarop blijkbaar foutief te lezen staat:

1926-1956.

Op de talrijke groepsfoto’s die er toen gemaakt zijn staat te lezen: 40-jarig bestaan Boerinnengilde Molenbeersel

10-6-1956. De afgedrukte foto is gemaakt voor de splinternieuwe meisjesschool (1954), even rekenen: 1956-40=1916. Het

stichtingsjaar wordt hier dus juist vermeld.

Vandenbosch Emmanuel.

NAMENLIJST BOERINNENGILDE MOLENBEERSEL

1. Royens-Smeets Cornelia (Neelke van Kamer Bert)

2. Janssen Linssen Catharina (Tina van Kasjer) 3. Nies-Beijnsberger Catharina (To van Brandj-

Zjengske) 4. Grispen Elisabeth (Betje van ‘t Boske)

5. Verslegers-Vanhove Gertrudis (Truke van Brune) 6. Corstjens-Nies Maria (Marieke van Tieske) 7. Vanlaer Elisabeth (Lies van Wevers Riek) 8. Segers-Schaekers Maria (Jappe Mieke) 9. Beijnsberger-Seerden Anna (An van Berg Duur)

10. Stevens-Peerlings Helena (Lieënke van Bieële Neer) 11. Dirkx-Schaekers Petronella (Jappe Nel) 12. Vleeschouwers-Custers Petronella (Nel van Horster Zjeng) 13. Smeets-Colbers Anna (Colbers An) 14. Gielkens-Op ‘t Roodt Margriet (Megrit van Poeders) 15. Schouteden-Mulders Lucia (Sieke van Sjans Pieër) 16. Janssen-Caris Jacomina (Jaokemien van Koele Kuuëb) 17. Driessen-Laveaux Maria (Mie van Laveaux) 18. Creemers-Vanloon Gertrude (Trui van Staopers Sjang) 19. Voortmans-Haeldermans Elisabeth (Heilder Beth) 20. Pelssers-Arits Elisabeth (Lieske van Harie van Smeets Door) 21. Hons-Van Eygen Maria (Mia van Staeves) 22. Baens-Lenaerts Gertrudis (Aole Tru) 23. Denier-Beliën Catharina (To van Truje Thieu) 24. Janssen-Royens Anna (An van Koele Door) 25. Wagemakers-Janssen Gerda (Gerda Van Riet)

26. Stals-Rakels Christina (Stina van Klaos) 27. Bruckers-Janssen Gertrudis (Tru van Harie van Veldjes) 28. ?-Kunnen Elisabeth (Lies van Thieu de slechter) 29. Vanlaer Louise (Wies van Wevers Riek) 30. Baens Odilia (Diel vanne Zoeëj) 31. Kiggen-Truyen Suzanna (Reujer San-San van Kiggen Zjang) 32. Verstappen-Pepels Hubertina (Tina Vanne Pepel) 33. Secretaresse van de afdeling van Kinrooi 34. Smeets-Smeets Margriet (Grit van Kosjes Tinus) 35. Vandeur-Verwielen Gertrudis (Tru van Beker) 36. Janssen-Smulders Elisabeth (Lies van Veuskes Door) 37. Hermans-Brouns Elisabeth (Lies vanne klompemèker) 38. Rutten-Verkennis Anna (katte Antje) 39. Timmermans-Stevens Wilhelmina (Mina van Kuppes Wullem) 40. Baens-Reumers Louisa (Lewis van Zoeëj Zjang) 41. Raemen-Smeets Mina (Broos Mina) 42. Kunnen-Janssen Maria (Koele Mie) 43. Keyers-Froyen Leontine (Vrouw van Zjang de Kei) 44. Mevrouw Rosvelds (voorzitster B.B. Kinrooi) 45. Op ‘t Roodt-Vliegen Roza (Roza van Zjangke Vliegen) 46. Vanhove Elisabeth (Lieske van Brune Riekske) 47. Kunnen-Arits Helena (Lieënke van Thieu de slechter) 48. Martens-Doumen Christina (Sjeure Stina) 49. ? 50. Timmermans-Van Esser Anna (Anna Van Kuppes Kueëb) 51. Kunnen-Sniekers Maria (Mia van Makke) 52. Christine (huishoudster bij pastoor Dirkx) 53. Baens-Sniekers Cornelia (Neelke van Makke)

102

Page 24: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

54. Stals-Janssen Lies (Lies van Vinder) 55. Smeets-Krops Maria Vrouw van Broos Zjang) 56. Neijens-Janssen Anna (Anna van Kraot Zjaak) 57. Hoeken-Linkens Liza (vrouw van Monkes lin) 58. Snijders-Vanlaer Maria (Mieke van d’ark) 59. Stals-Smeets Catho (To van Broos) 60. Vandenbosch-Snijkers Maria (Kisser Mieke) 61. Bosmans-Cuypers Mia (van Gieze Dolf) 62. ?-Vanesser Maggie (Maggie van Felle) 63. Craeghs Getrude (Truus van Vlaoster Nelis) 64. Schoolmeesters-Hoeken Elisabeth (Monkes Befje) 65. Baens-Coenen Maria (Mieke van Harie van Transvaal) 66. Bakkers-Lamberigts-Janssen Anna (An van Floutere) 67. Salemans-Abels Catharina (Abals Tho) 68. Beugels-Maesen Elisabeth (madame Beugels) 69. Javornik-Segers Elisabet (Lies vanne aoje koster) 70. Vleeschouwers-Bertjens-Truyen Maria (Makke Mie) 71. Timmermans-Vleeschouwers (Vrouw van Kuppes Neel) 72. Janssen-Aerden Elisabeth (Lies van VinderThieu) 73. Hoeken-Kunnen Helena (Hezer Lieënke) 74. Smeets-Clijsters Elisabet (Fos Bet) 75. Smeets-Stevens Hubertina (Tina van Bieële Neer) 76. Stevens-Colbers Wilhelmina (Colbers Mien) 77. E.H. Hornix Nat.Proost 78. Sprankenis-Kunnen Elisabet (Hezer Betje) 79. Janssen-Lenaerts Theodora (Vinder Theike) 80. Schepens-Kunnen Catharina (Kaatje vanne slechter) 81. Stals-Segers Catharina (To van Cone Graad) 82. Denier-Hoeken Wilhelmina (Hoeken Mientje) 83. Janssen-Peeters Sybille (Bilke van Pierre de facteur) 84. Royens-Stevens Anna (An van Kamer Door) 85. Princen-Vandael Maria (Mia van Vandeilke) 86. Brunenberg-Verheijden Elisabet (Lies van Berg Jang) 87. Vrancken-Thaens Wilhelmina (Süchte Mina) 88. Sprankenis Elisa (Lies van Sprengske) 89. Pastoor Dirkx Alfons 90. Segers-Cuypers Elisabet (Lies van Grieze) 91. Martens-Op ‘t Roodt Gerda (Gerda van Smeedjes Ties) 92. Pastoor Moonen 93. Kiggen-Smeets Antoinette (Netje van Tinjer) 94. Bakkers-Baens Helena (Lieën van Nelle Bert) 95. Maessen-Baens Helena (Lieën vanne Zoeëj) 96. Truyen-Colbers Catharina (Colbers to) 97. Vanlaer-Nouwen Clementine (Clemence van Thieu van Naard) 98. Broens-Verwijlen Elisabet (Lies vanne Veldjwachter) 99. Brunenberg-Rakels Odilia (Keunkes Diel) 100.Stals-Klerkx Anna (Antje van Harie vanne Hoof) 101.Smeets-Creemers Helena (Tinjer Lieën) 102. Baens-Baens Mina (Vrouw van Nelle Jet)

103. Vergoossens-Verstappen Catho (To van Vergoossen) 104. Truyen-Smeets Hendrina (Tinjer Drina) 105. Lenie-Van Esser Josëe (Josëe van Félle) 106. Henkens-Arits Anna (Anna vanne Kuper) 107. Moonen-Smeets Elisabet (Lies van Kuppes...) 108. Craeghs-Berben Elisabet (Vrouw van Vlaoster Wullem) 109. Houben-Caris Catharina (To van Caris) 1 lO.Bakkers-Kwaspen Dora (Dora van Sjoemeikers Nelis) 111 .Bakkers-Aendekerk Elisa (Lies van Karei van Braalkes) 112. Clijsters-Truyen Catho (To van Geuje Zjang) 113. Janssen-Kwaspen Margriet (Grit van Sjoemeikers Nelis) 114. Caris-Dirkx Anna (Anna van Caris Jes) 115. Conen-Grispen Ida (Ida van ‘t Zandböske) 116. ? 117.Stevens-Bakkers Getrudis (Tru van Braalkes) 118.Straetemans-Alen Anna Madame Straetemans) 119. Janssen-Cuypers Cornelia (Neelke van Gieze Doit) 120. Lemmens-Kiggen Catho (Toke van Kigge Zjang) 121 .Luys-Denier Elisa (Lies van Thieu van Truje Leej) 122. Colbers-Arits Getrude (Tru van vin Pieër) 123. Nies-Brouns Helena (Lie van Pieër vanne Pepel) 124. Geris-Vranken Jozefien (Fin van Bieële Thei) 125. Truyen-Stevens Anna (Antje van Bieël Klaar) 126.Smeets-Kwaspen Petronella (Nel van Sjoemeikers Nelis) 127.Smeets-Krops Catharina (Kaat van Hezer Krist) 128.Stevens-Voortmans Anna (An vanne Verver) 129. Truyen Maria (Miet van reujer) 130. Poelmans Madeleine 131 .Kwaspen-Kunnen Catharina Toke van Hezer- Toke vanna Koster) 132. Dekkers-Vrinssen Maria (Trumperte Mie) 133. Vanhees-Meuleneers Maria (Mia van Roeëjakkers Nol) 134. Wijen-Tijskens Gertrude (Tru vanne Meister) 135. Janssen-Roijens Gertrudis (Tru van Kamer) 136. Telemans-Coolen Elisa (Vrouw van Tielemenke) 137.Schouteden-Steyvers Elisa (Lies van Stokfried) 138. Leurs-Haeldermans Maria (Madame Leurs) 139. Walen-Verheyen Catho (To van Koeëbes) 140. ?-Neyens Mia (Mia vanne Kraot) 141. Vrinssen-Creemers Anna (Antje vanne trumped) 142. Truyen-Colbers Petronella (Nel van Colbers) 143.Segers-Kunnen Catharina (Kaatje van Jepkes Tieske) 144.Smeets-VanEsser Maria (Mieke van Donker Zjengske) 145. Vrinssen-Truyen Anna (Anna van Geuje Fried) 146. JamP-Brunenberg Lies (Lies van Sjeng van ‘t dekkerke) 147. Peerlings-Brunenberg Mia (Mia van Sjeng van ‘t dekkerke) 148. Vliegen-Janssen Gedrude (Trui van Vliegen) 149. Baens-Neyens Catharina (Toke vanne Kraot) 103

Page 25: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

150. Baens-Caris Anna Maria

151 .Peeters-Colbers Aidegonda (Colbers Gontje)

152. Vrinssen-Smeets Gertrudis (Getrude van

donker)

153. Arits-Smeets Helena (LRne van Kuppes Rut)

154.Steyvers-Bruckers Catharina (Toke van Veldjes

Harie)

155.Moons-Kiggen Maria (Mia van Kigge Zjang)

156Janssen-VanEsser Wendeline (Wen van Félle)

157. Bruckers-truyen Antoinette (Netje van Reujer)

158. Verlinden-Coolen Petronella (Nelke van Linse

Corneel)

159. Truyen-Polfliet Anna (Anna van Teel)

160. Bruckers-Conen Margriet (Megriet van Friede

Riek vrouw van Triene Thieuke)

161. ?

162. Conen-Jamers Antonia (Tonia van Bèrvan

Friede Riek)

163. Royens-Smeets Maria (Mia van Kosjes Tinus)

164. ?

165.Segers-Terium Hubertina (Tina van Kone Graad)

166. Janssen Elisabet (Veuskes Lies)

167. Kunnen-Royens Anna (Karner Antje)

168. Hillen-Stals Catho (Toke van Hoof Stinus)

169. ?

170.Schouteden-Tijskens Maria (Mieke van

Sjoemeikers Thieu)

171.Akkermans-Vanhoef Catharina (To van Kone

Thieuke)

172.Steyvers-Stals Maria (Mia vanne Hoof)

173. Neyens-Van Ool Maria (Mia vanool)

174. Coolen-? Petronella (Nelke, vrouw van Linse

Corneel)

175. Govaerts-Janssen Catharina (Kaatje van

Jannes)

176. Vanhees-Kunnen Maria (Mieke van Wale

Michel)

177. Bongers Helena (Lieenke van Bongers)

“DIENEN” of wegonderhoud, vroeger in Molenbeersel.

In de vooroorlogse tijd bestonden de straten in Mo-

lenbeersel vooral uit zandwegen met karresporen en

nevenliggend smal voet-, fietspad.

Daarbij was het ganse gebied moerassig door de hoge

grondwaterstand.

Het gebeurde dan ook al eens, dat een geladen

paardevoerwerk plots tot de as in het spoor wegzakte.

Dan werden enkele paarden uit de gebuurte

voorgespannen, en met graven, duwen en trekken

geraakte het voerwerk toch weer vlot. Maar de sporen

werden altijd maar dieper en dieper.

Op een bepaalde dag werd dan de ganse bevolking door

het gemeentebestuur opgeroepen om te "DIENEN”

t.t.z. de wegen in orde te brengen, gaten op te vullen en

de sporen gelijk te maken zodat de wegen weer een

fatsoenlijk uitzicht kregen en een normaal verkeer

mogelijk werd.

Ieder huisgezin moest minstens een mankracht leveren

of indien dit totaal onmogelijk was een afkoopsom

betalen.

Op deze dag begaven de werkers zich, voorzien van

schop, kruiwagen en meestal niet al te veel geestdrift

naar deze bezigheid.

Iedere buurt had het weggedeelte in orde te maken dat

aan de woningen voorbijliep.

De diepste en modderigste putten werden opgevuld met

allerlei afval, stukken brikken, kapotte dakpannen,

keien, soms kapotte potten en pannen en veel wat zich

in de loop van het jaar opgehoopt had. De gras boorden

werden afgestoken en daarmee de sporen gel

ijkgemaakt. Zodra de weg er weer een beetje ordelijk

uitzag, trok iedereen naar huis.

De eerste dagen werd het een gehots en gebots van de

karren die over de bulten rolden, maar na korte tijd

werden de sporen weer glad en het gerij weer normaal.

G.V.

104

Page 26: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

SINT- SERVATIUS, DE PATROONHEILIGE

VAN DE PAROCHIE OPHOVEN.

Dat Sint- Servatius de patroonheilige is van de parochie Ophoven, en de kerk al eeuwenlang aan hem is toegewijd, dat in

Ophoven een prijzenswaardig Sint- Servatiuskoor bestaat, dat de schutterij van de Raam hem met recht en reden hoog in het

vaandel draagt en zelfs dat men met Sint-Servaas de bonen “poot” met haast, weet iedereen. Maar veel verder zal men niet

geraken, of men moet al over goede papieren beschikken. Wel dat is aan deze heilige man heel wat onrecht aandoen. want

Sint-Servaas is niet zo maar de eerste de beste.

Deze foto van de schutterij St.-Servatius is genomen aan de boerderij van Thieuke Craeghs op de Raam, paasmaandag 1953.

Staande van links naar rechts.

Vanhoef Jaak - Aengeveld Pieter - Van Vleymen Mathieu - Ignoul Leopold - Van Lee Leonard - Van Vleymen Jan - Aengeveld

Mathieu - Aengeveld André - Aengeveld Leo - Craeghs Jaak - Aengeveld Leo - Ignoul Henri - Van Esser Willem - Van Eygen

Bartel.

Zittend :

Keijvers Henri - Ignoul André - Segers Lambert - Craeghs Mathieu - Teriunt Mathieu - Scheymans Frans.

Sint- Servatius kwam vanuit het Oosten. Hij werd

geboren in Penestria in het landschap Armenië. Heel

wat landen en steden heeft hij bezocht: Rome,

Jeruzalem, Keulen, Klein-Azië, Zwitserland, Tongeren,

Maastricht.

Servatius was een verwoed bestrijder van het ketterse

Arianisme.

Arius, een priester uit Alexandrië verzette zich open 1

ijk

in verband met de Heilige Drievuldigheid.

Hij stelde dat de drie personen niet gelijk zijn, dat de

Vaderde enige werkelijke god is die eeuwig bestaat.

Dat de heilige geest en de Zoon door hem geschapen

niet goddelijk waren. Een zienswijze die heel wat

opschudding baarde in de kerkelijke wereld. Bij het

concilie van Nicea werd Arius veroordeeld en af gezet

(325).

105

Page 27: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

Als geloofsverkondiger kwam Servatius naar onze

gewesten, voornamelijk aan de Maaskant. Sint-

Servatius werd de eerste bisschop van Tongeren:

volgens een legende kreeg hij de bisschopsstaf uit de

handen van een engel.

Mooi gerestaureerde parochicvlag van Ophoven,

(foto : Jos Smeets)

Tongeren was in die tijd een vermaarde en bloeiende

stad die oorspronkelijk behoorde tot de Romeinse

provincie Gallia Belgica. Servatius voorspelde aan de

mensen dat Tongeren binnen afzienbare tijd zou

verwoest worden door de barbaarse Hunnen.

Die voorspelling is volledig bewaarheid. Om de relieken

te redden zocht hij zijn toevlucht in Tricht (Maastricht).

Ziek en uitgeput is hij daar de 13de mei 3 83 overleden.

Met zijn dood vloeide heilzame krachten uit zijn

lichaam. Doven konden weer horen, blinden konden

zien, melaatsen werden genezen en alle zieken vonden

genezing wanneer ze zich naar zijn graf begaven. Aan

Servatius zijn meer dan honderd mirakelen aangehaald.

Na zijn dood toen men rond zijn graf een houten

bidplaats bouwde werd het dak door een hevige

sneeuwstorm vernield. Men dacht toen dat het

duivelswerk was. Maar het graf werd niet geraakt noch

door sneeuw, hagel of regen.

Op Sint-Servaas graf

Blijft de sneeuw af.

Sint- Servatius wordt af geheeld door verschillende

symbolen die verwijzen naar enkele details uit zijn

leven, zoals met staf, boek, adelaar, beker, sleutel en

praktisch altijd met een draak aan zijn voeten.

Met beker.

Sint- Servatius bezat ook een beker, zoals de H.

Gertrudis die zieken kon genezen. De Christelijke

bekers zijn de erfgenamen van het Keltische levensvat.

Evenals de Romeinen geloofden de Kelten in een leven

na de dood.

Met sleutel.

Volgens overleveringen kreeg Servatius in Rome de

legendarische zilveren sleutel van Petrus. In de

Keltische tijd hoorde de sleutel toe aan de moedergodin

Rosmerta, de sleutel van het hiernamaals.

Met draak.

In de Christelijke opvatting wordt de slang voorgesteld

als het kwaad, de baarlijke duivel, en wordt in veel

legendes van streekheiligen aanzien als de vijand van

het Christendom. De draak aan zijn voeten is het

symbool van het door hem bestreden Arianisme. Een

andere legende vertelt weer dat Servatius, toen hij op

doortocht was in de Elzas, met zijn reisstaf een

monsterlijke draak doodde, die mensen verslond.

Met adelaar.

Op een van zijn pelgrimstochten viel Servatius in de

handen van de barbaren. In zijn cel omstraalde hem een

mysterieus licht. Zijn bewakers moesten hem naar

buiten brengen en lieten hem zonder beschutting achter

in de gloeiend hete zon. Door vermoeidheid overmand

viel hij in slaap, wat dodelijk kon zijn. Een reusachtige

arend kwam aan ge vlogen.

Met één vleugel beschermde hij hem tegen de

zonnestralen en met de andere vleugel zorgde hij voor

koelte. Deze wonderlijke gebeurtenis gaf een diepe

indruk op zijn bewakers. Zij behandelden hem met eer-

bieden lieten hem vrij.

Met boek.

Het boek in de hand getuigt dat h i j een rondtrekkende

geloofsprediker was. Servatius bond de strijd aan tegen

het heidendom van Wodan. Wodan de god die over

weer en wind regeerde en die op een paard door het

luchtruim vloog. Het geloof in Wodan verdween

mettertijd, maar heel veel heidense gebruiken werden

door het Christendom gekerstend. Wij denken aan de

Sint-Maartensvuren, kampvuren, kerstboom

106

Page 28: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

versieringen, spaarvarkentje, hoefijzers als

geluksbrengers en zelfs het ganzenbordspel (de gans

was immers een aan Wodan gewijde vogel).

Met kromstaf.

De bisschopsstaf is een teken van waardigheid der

hogere geestelijkheid. Maar vóór dat Sint-Servaas

bisschop was bezat hij enkel een gewone reisstaf op zijn

pelgrimstocht. Maar ondanks zijn pover uiterlijk

straalde hij toch een groot gezag uit.

Sint Servatiusbccld in de kerk van Ophoven,

(foto : Jos Smeets)

In het Duitstalig gebied wordt Servatius aangeroepen

door mensen in geldnood, om door zijn bemiddeling

daaruit verlost te worden. Als bewijsstuk hing men een

lege beurs aan het Servatiusbeeld.

Ein gut Servatius (13 mei) Macht ein guten Bonifatius (5 juni)

Ook werd hij aangeroepen als patroon voor een lang

leven, tegen oogziekten, kinderziekten, koorts, Engelse

ziekten en door de boeren tegen ziektes van rundvee en

tevens tegen de veldmuizen. Servatius behoort bij de

bronnenheiligen net zoals de H. Lambertus en Willi-

brordus. In Limburg deed hij met zijn staf meerdere

bronnen ontstaan o.a. in Neer-Canne, Koninksem,

Vroenhoven.

Uiteen akte van 1733 is gebleken dat ook Ophoven een

Servatiusput had, gelegen achter het oude kerkhof links

aan het Putstraatje, vandaar ook die naam. Of Sint

Servatius ooit in Ophoven is geweest kan men niet met

zekerheid zeggen, maar gezien de Romeinse heirbaan

vlakbij ligt is dat best mogelijk. Servatius was immers

een rondtrekkende geloofsprediker. Relikwieën van

Servaas zijn in Ophoven toegekomen de 13de mei 1838,

in de tijd van pastoor Van Stippendt. Het beeld buiten in

een nis aan de kerk werd in 1906 geschonken door

madame Opdebeeck-Aengevelt bij de bouw van de

huidige kerk.

Zij ligt begraven op een voorbehouden plaats tegen de

zuidkant van de kerk.

Glasvenster in de kerk van Ophoven. Sint-Lambcrtus

en Sint- Servatius broederlijk naast elkaar.

(foto : Jos Smeets)

Sint- Servatius wordt ook bij de “gestrenge heren”

vermeld, namelijk tot de ijsheiligen. Voor de

volksweerkundezijn de ijsheiligen van grote betekenis,

de meeste weerspreuken wijzen daarop. Het bewijs van

zijn populariteit bij de bevolking is dat aan hem een hele

reeks weerspreuken zijn bedacht. Hier volgen dan

enkele mooie spreuken.

107

Page 29: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

Pancraas, Servaas en Bonifaas,

geven vorst en ijs helaas

Wie zijn schaap scheert vóór Servaas houdt

meer van de wol dan van het schaap.

Het kan vriezen in de mei, tot

de ijsheiligen zijn voorbij.

Dan nog een onbekend weergedicht met elementen uit

het kruisteken, maar dan uit de Franse versie.

Tot Servaas die strenge baas.

Wees voor vrucht, op vorst

beducht.

Voor nachtvorst zijt ge niet beschermd,

totdat Servaas zich over U ontfermt.

Geen rijmke na Servaas, geen vlokske na

Bonifaas.

Voor Sint-Servaas geen zomer, Na Sint-Servaas geen winter.

Sinte Servaas,

heilige baas.

Doe het nie vrieze,

Ons nie nieze.

Notre Père, geef

goei wère.

Au nom de fils, geen

promessis (belofte).

De Saint-Esprit, en regen

nie.

J. Smeets.

EEN LANGE ZUCHT NAAR ONAFHANKELIJKHEID. vervolg.

De 12de juli 1893 liet de provinciale raad zich

ongunstig uit over het afscheidingsverzoek van

Geistingen.

‘ s Anderendaags stond het punt op de dagorde van de

Bestendige Deputatie.

Die oordeelde dat een eventuele afscheiding vooral

nadelig zou zijn voor de moeder-gemeente, die niet

opgewassen zou zijn tegen haar verplichte uitgaven,

zonder een aanzienlijke verzwaring van haar

belastingen.

Wat betreft de twee grieven, uit het rapport van ridder

de Borman:

1. De verwarring in de boekhouding van het

Weldadigheidsbureel, i.v.m. speciaal voorde armen van

Geistingen vermaakte inkomsten van goederen. De

deputatie wil haar medewerking verlenen om de oude

toestand te herstellen.

2. De weigering een subsidie te verlenen aan de

ontworpen staatsweg met vertakking naar ‘t gehucht

Geistingen.

De 23ste juli 11. schreef de meerderheid van de

gemeenteraad, een lichte toelage te zullen stemmen als

de scheiding af gekeurd wordt.

Een voogdij-minister.

Op 8 januari 1894 verzocht de minister van justitie, aan

de gouverneur, om een rapport over de voor- en nadelen

voorde openbare weldadigheid, na de scheiding

tussen Geistingen en Ophoven. Hij wilde graag de

schenkingen en de lasten van de armburelen kennen.

Dan is er blijkbaar weer een leemte in het archief. Ruim

twee jaren later, op 7 februari 1896, verzocht de

minister, bij de gouverneur, om een antwoord op een

staatsbrief van 29 juni 1895. De zaak werd dus toch

draaiende gehouden.

Op 4 april 1896 liet de gouverneur aan de

justitieminister weten, dat de oprichting van een

afzonderlijk weldadigheidsbureel voor Geistingen het

bestaande conflict grotendeels zou oplossen.

Op 1 juni 1896 had de minister van Binnenlandse Zaken

zijn studiewerk af. Hij liet de gouverneur weten dat die

studie over de aanvraag van Geistingen tot zelfstandige

gemeente, geen enkel nieuw element opleverde. Hij

kwam niet terug op de beslissing die zijn voorganger op

28 juni 1883 genomen had.

De gouwheer zou de petitionarissen moeten verwittigen

dat aan hun verzoek geen gevolg gegeven werd.

Terzelfdertijd drong de minister aan, tegemoet te

komen aan de gefundeerde grieven. Dat zou de

verstandhouding en de eenheid moeten herstellen. De

gemeenteraad van Ophoven zal verzocht worden een

afzonderlijk armbureel voor Geistingen op te richten.

De benoeming van een nieuwe veldwachter met

uitsluitende bevoegdheid voor Geistingen zou eveneens

veel moeilijkheden uit de wegruimen. Op het nut van

deze maatregel werd de aandacht getrokken door de

108

Page 30: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

procureur-generaal bij het hof van beroep.

De wettelijke tussenkomst van de provinciale overheid

in de gemeentelijke administratie zou deze

aanbevelingen moeten waar maken.

Op 12 juni 1896 bracht de gouverneur de ministeriële

aanbevelingen over aan de arrondissementscommissaris.

Hij achtte het wenselijk dat in de nieuwe armenraad

uitsluitend personen van Geistingen zouden zetelen.

Maar wettelijk mochten zelfs in die raad, inwoners van

Ophoven zitting hebben. En er zou een veldwachter

moeten aangesteld worden voor Geistingen. De

gouverneur hoopte daarmee een eind in zicht te hebben

van de gespannen situatie.

Bijna smekend verzocht hij de commissaris er een snelle

komaf aan te maken.

Een begroting.

Op 25 juni 1896 had het Weldadigheidsbureel van

Ophoven een ontdubbelde begroting klaar.

Weldadigheidsbureel van Ophoven.

Tegenwoordig: de hh. Rutten, voorzitter, Reynders,

Gelissen en Dirkx, leden.

Overwegende dat er diende overgegaan te worden tot

verdeling en beheer der goederen.

Overwegende dat er geen enkele akte van gift, door

erflaters gedaan, melding maakte van een uitsluitende

bevoordeling van Geistinger behoeftigen. Besloot

eenparig:

Onder goedkeuring van gemeentebestuur en

bestendige deputatie, de inkomsten van de armen te

verdelen tussen Ophoven en Geistingen, in

evenredigheid met de bevolking op 31 december 1890.

Ophoven telde toen 835 inwoners, Geistingen 484.

De jaarontvangsten sedert de laatste verpachting

beliepen 709,50fr.

De renten op de staat 98,03fr.

De renten op particulieren 100,90 fr.

Totaal: 908,43 fr.

Een nieuwe burgemeester.

Op 1 juli 1896 schreef burgemeester N. Poukens naar de

commissaris van het arrondissement.

Tijdens de vergadering van 29 juni waren alle

raadsleden, eenparig van gevoelen, zoveel mogelijk

voldoening te schenken aan de inwoners van Geistingen.

Voor wat aanging armbureel en veldwachter.

Maar! Er bestond al een bureel in de gemeente.

En daarin zetelden er twee van Geistingen!

Het gemeentebestuur wilde met dit tweetal en enkele

voorname ingezetenen in onderhandeling treden. Hetzij

om een nieuw bureel op te richten, hetzij om een

overeenkomst aan te gaan om zekere inkomsten

uitsluitend te bestemmen voor armen van Geistingen. De

burgemeester dacht niet voldoende leden, noch een

ontvanger te vinden voor een nieuw bureel.

“Geringejaarwedde!” schreef hij.

"Geistingen had al sedert jaren een hulpveldwachter,”

schreef de burgervader nog.

“Weliswaar, deze persoon doet geen dienst, noch

bewaakt de eigendommen der landbouwers, maar ook

heeft zij een te geringejaarwedde, en is reeds op jaren.”

Het gemeentebestuur zou kandidaten zoeken voor een

nieuwe bode voor Geistingen. De titularis zal zich

moeten verstaan met zijn voorganger, aangaande een

schadevergoeding voor het afstaan van zijn plaats.

Reden tot afzetting bestonden er niet.

"Zodra de maatregelen genomen zijn, hoort ET nog wel

van ons” besloot de heer Poukens.

Nog altijd één armbureel.

Op 5 november 1896 vergaderde het

Het bestuur zou voortaan bestaan uit drie leden van

Ophoven en twee van Geistingen.

Deze twee zouden volgens hun aandeel, kunnen

beschikken over inkomsten en uitgaven ten voordele

van de armen van Geistingen.

Dit verslag was getekend door de voorzitter, R. Rutten

en de secretaris H. Reynders.

De gemeenteraad keurde het goed op tweede Kerstdag

1896.

In het vorig nummer werd een artikel gepubliceerd

over schoenmaker Vandoren uit de Hei. Door een fout

werd een gedeelte van de tekst niet af gedrukt.

Hierbij vermelden wij het ontbrekende stukje tekst.

...Vandoren en zijn vrouw waren eenvoudige brave

mensen, zoals haast al de mensen uit de Hei.

"Beth is gestorven op 18/4/1934. Antoon is daarna

terug gegaan naar' 'DEN HOLLENJER'' naar Thorn,

zijn ROOTS, waar hij op 23/2/ 1951 het tijdelijke voor

het eeuwige heeft verwisseld. Boven, waar hij

natuurlijk is, daar is het zeer sjiek, ze lopen er allemaal

op schoenen en dus zal hij ook wel zijn handen vol

werk hebben want iemand die zijn stiel kent..."

Mathieu Brouns.

109

Page 31: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

ONZE DORPEN DOOR DE EEUWEN HEEN. (vervolg)

MIDDELEEUWEN.

Een periode van ongeveer 10 eeuwen (500-1500),

verdeeld in “vroege” en "latere” middeleeuwen. Ze

worden getypeerd door de bloei van het Christendom,

de adelstand, ontstaan van de steden, handelsverkeer,

gilden en kultuur. Ridderorden verwerven aanzien en

invloed, zeker in de periode van de Kruistochten.

VROEGE MIDDELEEUWEN.

In onze streek worden er abdijen gesticht ten tijde van de

Merovingers (430-751). Sint-Willibrordus (658- 739) is

een bekend pelgrim die hier het geloof komt

verkondigen. Hij is de eerste bisschop van Utrecht.

Naast Willibrordus zijn de grote missionarissen van

onze streek de HLambertus, Hubertus en Trudo.

Na de moord op St.-Lambertus (begin 8ste Eeuw,

omstreeks 705) bracht zijn opvolger de H Hubertus de

bisschopszetel van Maastricht naar Luik over.

De doopput van Kessenich (rond 700) herinnert aan

deze Ierse zendeling.

Ophoven heeft ook een Sint-Servatiusput (vermeld in

een akte uit 1733). Het Putstraatje bewaart de

herinnering hieraan en de kerk is naar de Heilige

Servatius (bisschop van Tongeren 327-388) genoemd.

Sint Servatiuskerk Ophoven.

Heidense Germanen onderhouden typische

volksgebruiken nabij de "bronnen” (7-8e eeuw). In

deze periode der Merovingers beschikken Pepijn van

Herstal, Karel Martel en Pepijn de Korte over grote

bezittingen in het Maasland. Grafvondsten (juwelen en

sieraden) wijzen op de edelsmeedkunst in het Maasland

beoefend.

S int-Lambertus ontplooit zijn aktiviteit in het Maasland

tot hij in 703 in Luik wordt vermoord. De kerk in

Geistingen is aan hem toegewijd.

Naar Sint-Martinus (bekende volksheilige - rond 270

bisschop van Tongeren) worden de kerk van Kessenich

en deze van Kinrooi genoemd, terwijl wij ook nog 3

Sint-Martinusschutterijen hebben.

ACHTSTE EEUW.

Pepijn van Herstal behaalt in Poittiers de overwinning

op de Saracenen (732). Zijn zoon Karel Martel bestijgt

de troon in 752.

Karel de Grote (768-814) wordt in hetjaar 800 keizer.

Hij luidt het tijdperk van de Karolingers in. Het is onder

zijn bewind, dat een aanvang gemaakt wordt met een

politieke bundeling van het wereldlijke en geestelijk

gezag, een systeem dat leidde tot een aanzienlijke

uitbouw van het Frankische rijk, maar dat ook het

voorspel werd van de Kruistochten twee eeuwen later.

Gedurende 36 jaar hebben Karolingische troepen

zegevierend door Europa getrokken, waardoor hun rijk

na het jaar 800 o.m. Frankrijk, Duitsland, een groot stuk

van de Balkanlanden, 2/3 van Italië en een stuk van

Spanje omvatte. De grenzen van het Christendom

strekten zich dan ook uit van de Elbe tot aan de Ebro.

Maar Karel is niet alleen een kundig bestuurder, als

Frankisch vorst in hart en nieren heeft hij een grote

voorliefde voor de Frankische taal en letteren. Op zijn

verzoek wordt een Frankisch grammatica samengesteld

en oude heldendichten gebundeld. B uiten zijn

residentie Aken, vertoefde Karel nergens vaker dan in

zijn geliefde Maasvallei, zoals in Luik, Herstal en op

zijn buitenverblijf in Celle bij Dinant. In Aken laat hij

eveneens een domkerk bouwen.

In deze eeuw bezit Kessenich reeds een primitieve kerk

met Sint-Martinus als patroon. Het oorspronkelijk

"kerspel” omvat naast Kessenich ook Hunsel, Beersel,

Thom, Ittervoort, Baexem, Eli, Stramproy, Geistingen,

Ophoven en Aldeneik.

700 - Op het domein Kessenich of op de Vroenhof in

I 10

Page 32: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

Geistingen (zoals sommigen beweren) zouden

Adelardus en zijn vrouw Grinnara hebben gewoond met

hun dochters Harlindis en Relindis.

730 - Rond dit jaar wordt de abdij van Aldeneik gesticht.

Harlindis en Relindis nemen er hun intrek in de eerste

vrouwenabdij van het Maasland.

Onder de Karolingers werden er door de gouwgraven en

later ook door de dorpsheren in hun eigen domein

parochies opgericht. De meest oude parochies van onze

streek zijn te herkennen aan hun patroon: Martinus,

Petrus, O.L. Vrouw. Het betalen van tienden werd

verplichtend gemaakt (1/3 voorde kerk, 1/3 voor de

armen en 1/3 voor de bedienaar van de kerk).

De parochies werden verenigd in dekenaten, waarvan

het hoofd, n 1. de deken, door de pastoors werd gekozen,

bv. Het Concilie Eyck.

Verschillende conci1ies of landdekenaten vormden een

aartsdiakonaat bv. het aartsdiakonaat van de Kempen.

NEGENDEEEUW

Het centrale koninklijke gezag verzwakt. De

erfelijkheid van de lenen zet zich door. Verdrag van

Verdun in 843: de Limburgen vallen nu onder het

Middenrijk (Lotharingen).

Verdrag van Meerssen in 870 verdeelt het Maasland in

een Duits en een Frans rijk (ons gebied).

Na een onafhankelijk koninkrijk onder Zwentibold te

hebben gevormd en na vele betwistingen kwam

Lotharingen met als grens de Schelde in 925 definitief

aan Duitsland.

De eerste aanval van de Noormannen werd in 820

afgeslagen. Vanaf 834 beheersen zij de mondingen van

Maas, Rijn en Schelde en varen, om stelselmatige

plundertochten te organiseren, de stromen en rivieren

op: zij hebben het vooral op kerken en kloosters gemunt.

In 879 ontscheepte het grote leger van de Noormannen,

dat, na in het westen ons land te hebben verarmd, zich te

Asselt in een versterkt kamp ging vestigen. Van daaruit

werd heel de streek afgestroopt. Zij werden door

Boudewijn met de Ijzeren arm, Renier Langhals, de

Bischoppen Hartger en Franco van Luik bestreden, doch

te Leuven in 891 door Amulf van Karinthië verslagen.

Eerste invallen van de Noormannen (879-884). Ze

opereren vanuit hun kamp in Asselt bij Roermond.

Van881 tot891 plunderen ze in Aldeneik en omstreken.

In de 9de eeuw wordt het betalen van "tienden” aan de

kerk verplicht.

Ze worden beheerd door de "armenmeesters”. Een deel

ervan gaat naar de "armen”.

811 - O.-L.-Vrouw van Wil en Eer wordt vereerd in de

kapel van "Kinrode” (volgens pastoor J.B. Weijen).

Bewijzen hiervan ontbreken.

870 - In Mijnecom, een leen van Kessenich, woonteen

priester die de historische naam "Paep van Mijnecom”

krijgt. In de 16de eeuw wordt Mijnecom door een

Maasverplaatsing overspoeld. De Marec- rondvaartboot

is naar hem genoemd.

895 - Koning Arnulf dringt zijn bastaardzoon

Zwentibold (ook Sanderbout genoemd) op als koning

van Lotharingen, zonder succes want deze sneuvelt in

900.

In het Hertogdom Lotharingen waren er nationale

hertogen: Renier Langhals en zij zoon Gijselbrecht,

daarna werd het hertogdom aan de H.Bruno,

aartsbisschop van Keulen en broeder van de keizer

toevertrouwd. Hij verdeelde het in Opper-en Neder-

Lotharingen. De hertog, die nog enig gezag over de

graven uitoefende was Godfried van Bouillon. Hertogen

en Rijksbisschoppen ten spijt ontstonden toch de

territoriale vorstendommen, bv. De graafschappen

Leuven, Limburg, Loon, en rijksheerlijkheden als

Rekem, Kessenich en Pietersheim.

TIENDE EEUW.

In Thom wordt een abdij gesticht in 992 door graaf

Ansfried en zijn echtgenote Hereswint (Hilsondis).

Kunststroming: het "Romaans” (1000-1200) met als

kenmerken: vlakke houten zoldering, open spantendak,

stenen tongewelf, rondboogtoepassingen. De kerken

zijn zwaar en massief van bouw en soms komt er een

"crypte” voor.

914 - Jaartal dat voorkomt op een steen van de kapel van

Kinrooi (bij de afbraak in 1819 volgens J. Habets). 950 -

In een oud diploma komt de naam "Cassallum” voor. De

Duitse koning Otto I verleent het marktrecht en het

muntrecht aan zijn vasal Ansfried. Kessenich vormt

samen met Thom en Neeritter de "Drie Ey- gen”.

Sommige historici betwisten dat Cassallum Kessenich

zou betreffen. Gilbert Minten ziet Cassal 1 urn in

Klein-Heppeneert, vlak bij de grafelijke burcht (later

stadskern van Maaseik).

985 - Een oorkonde spreekt van schenkingen aan

Ansfried in Cassallum en Eycke.

(wordt vervolgd)

111

Page 33: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

GEJAAGD DOOR DE WIND

Een tekst uit het Kessenicher kerkarchief.

Twee novicen wierden eens gekleed.

Naer de ceremonieën en de maeltijd kon het vermaeck

beginnen.

Wij weddeden te saemen, wie van de twee beiden, speelen

kon den schoonsten tour.

Wat dede den eenen?

Hij stelde sich bij een kiegelspeel.

Naer afgedaen hebbende zijne broeck, hij lieder eenen die

kraekte gelijk eenen donderslag. En met alsnck gewelt dat

den negen uit het spel vloog.

Wat dede den anderen?

Hij kraekte eene haasenoot met sijne bil.

En met sulk gewelt dat de keirne sprong in

den mond van den abt, die deze opat

sonderfatsoen.

Zegt mij nu, bidde ik u, welke van de twee hadde meeste

magt in zijn gat?

Volgens u lieden ordeel, gij zijt van verschijde gevoelens

en misschien hebt gij allemaal gelijck.

Maer laet mij toe dat ik u zeg, dat gij hebt geoordeelt over

de gaten en vervolgens, gij zijt gatregters.

Een tweede tekst uit hetzelfde boekje volgt hier. Zonder

wind.

Daer is een groot verschil tusschen eenen pepel (-vlinder)

en eenen kiegel. Iksoude niet beter konnen vergelijcken die

afgunst als aen eenen pepel. Den dezen vliegt geduerigh

om de keers tot dat ten lesten, hij sig brand de vleugelen,

en valt ter aerden, ontbloot van alles.

Van gelijcken de afgunst word geboren aen de hoven. Zij

word gevoed in de kloosters en zij sterft in het gasthuys.

Appropo, van kloosters. De blinde jonkheyd gaetdikwils

daer in sonder sig te bezinnen. Men leeft aldaer sonder sig

te beminnen en men sterft sonder te worden beklaegt. AIs

waneer eenen monick komt te sterven, hetiseenrootuyteen

vinster en eenkommeken minder te wassen. De andere

singen metter haest een misse van requiem gemangelt met

alleluia. En het word hun te lang van te zijn aen de tafel

waer een goede maeltijd hun verwagt en waer den dooden

word vergeten tusschen de potten en de glaesen.

Het gebeurde wel eens vaker dat in een officieel

register, een-niet-ter-zake-doende-tekstkwam. Soms is

dat een recept om inkt te maken, of de samenstel 1 ing

van een geneesmiddel voor mens of dier.

Met het boekje nr. 6 uit het Kessenicher kerkarchief, in

het Rijksarchief Hasselt, ligt het net anders. In dit

boekje van 14 bij 9 cm staan maar enkele bladzijden

tekst, die het bewaren van het ding in het kerkarchief

verantwoorden. Er staan enige cijnzen in, die Kinrooier

mensen aan de kerk van Kessenich schuldig waren.

Waarschijnlijk werden die opgetekend ten huize

Scheymans in Kinrooi. Ergens tussen de stukjes staat:

Leonardus Tijskens alias Scheymans heeft dit

geschreven. Maar er staan ook de namen van drie

Vastmansen: nl. Pieter, Philip en Wilm. De meeste

gegevens zijn van niet-kerkelijke aard en werden

neergepend tussen 1792 en 1800. Eén enkele nota

dateert van 27 december 1860. Getekend: J.N. Tijskens,

Neeroeteren.

In de tijd van de Franse omwenteling noteerden de

Scheymansen de werkdagen van hun werkvolk. Met de

aard van ‘t werk en het verdiende loon.

Mathijs en Leonard Fiddelaers kapten bomen en

zaagden planken. Leonardus Penders werkte aan een

kribbe en legde twee kar-assen in. Hij werd o.a. betaald

met een koppel eenden en drie kleine watersneppen.

Michel Schroyen verrichtte boerenwerk. Het klinkt gek,

maar zo vind je in het Kessenicher kerkarchief dat de

Scheymansen een varken slachtten in 1794 en 1796. En

twee in 1795.

De aangehaalde cursiefjes uit het oude boekje waren

zeker geen handoefening voorde schrijver. Nee, want

die had reeds een prachtig handschrift. Hij deed dat

werk uiteen ander oogmerk. Immers, de aangehaalde

stukken en nog anderen, hadden ook een Franse versie.

Het was de schrijver blijkbaar te doen om de verrijking

van zijn talenkennis. En dat deed hij ook met zeer

ernstige teksten. Maar die schreven we niet over.

Trouwens, wie zou ze dan gelezen hebben?

112

Page 34: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

GELD DAT STOM IS MAAKT RECHT WAT KROM IS.

Martinus Rutten was van 1753 tot 1799 schepen in Ophoven.

In die functie hielp hij notariële akten, testamenten, momberstellingen en meer andere bestuurlijke formaliteiten

registreren. Vele malen zetelde hij als rechter om met zijn stoelbroeders te oordelen in strafrechtelijke zaken.

Eenmaal stond Martinus Rutten aan de andere kant van

de balie. De schepen had ergens een deel van een

openbare weg bij zijn grond geïncorporeerd. En

daarenboven nog een plak van andermans eigendom.

Dat was de drossaard van Hom ter ore gekomen,

Martinus voelde nattigheid.

Hij begaf zich naar Nunhem. Daar was zijn zuster,

moeder overste in een klooster. Zuster Rutten bracht

haar Ophovense broer in contact met de rector van N

unhem. Toen begon het geschipper! Door voorspraak

hield Martinus Rutten de zaak in de doofpot. Voorde

begane feiten moest hij drossaard de Borman de

Heyendael 542 gulden betalen. Rutten deed een

aanbetaling van 242 gulden. Hij beloofde de rest te

betalen binnen een maand.

Die maand ging voorbij! En nog één! De drossaard 1iet

zich horen. Maar de schepen hield zich stom. Dat werd

de drossaard te bar. Die legde klacht neer bij de

schepenbank van Ophoven.

De zaak raakte publiek.

De schepenen riepen hun stoelbroeder ter

verantwoording op 4 september 1759.

Rutten had een copie van de aanklacht doorgestuurd

naar zijn advocaat in Maastricht. Per post.

In acht zittingen kwam de zaak te berde. De advocaten

pleitten overwegend over procedurekwesties. Ze deden

dat in een taal die voor een leek onbegrijpelijk is.

Uiteindelijk bereikten die partijen een minnelijke

schikking. Die is in de rolregisters ingeschreven op 8

januari 1760. (Kopie 1)

Martinus Rutten trok aan ‘t kortste eind. De 300 gulden

moesten betaald worden. En 50 gulden voor de

inspanningen van de drossaard. De rekening van diens

advocaat in de gerechtskosten vielen ook ten laste van

de schepen.

Nog eenmaal beet de verongelijkte Martinus Rutten van

zich af.

Op 12februari 1760vroeghijzijn medeschepenen een

ordonnantie uit te vaardigen. Iedereen die over de

kwestie nog iets meende te zeggen tegen Rutten moest

zich nu melden. Of eeuwig zwijgen. Op gevaar af

gerechtelijk aangepakt te worden. (Kopie 2) Niemand

sprak.

113

Page 35: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

Kopie 2 114

Page 36: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

UIT DE SCHOOL VAN VROEGER

Onderstaand gedicht werd ons geleerd door vader Jan Van Dael, geboren te Geistingen op 16 november 1897 en er

overleden op 10 februari 1989.

Ons grootvader Willem Van Dael, door een ongeval te Geistingen met kar en paard, overleden te Maastricht (dichts

bijzijnde ziekenhuis) in 1903, had een zuster die ergens in Duitsland non was in een klooster.

Van tijd tot tijd stuurde zij een pakje naar de kinderen van haar overleden broer met wat snoep en dat was een hele belevenis

in Geistingen. Eens was er een klein leesboekje bij dat door Jan Van Dael zo gretig werd gelezen dat hij de inhoud helemaal

van buiten kende. Door de jaren heen vervaagde deze kennis maar enkele maanden voor zijn dood verbaasde hij ons met een

tamelijk lang gedicht uit het boekje van Tante Nonneke:

JAAP en KEES de HOND !

Het was Jaap zijn grootste pret zijn

broer, zijn zusje en Annet de kamenier,

te laten schrikken...

Of iemand met een speld te prikken...

Zijn hond te foppen en te plagen al kon

die veel van hem verdragen. Jaap

verstopte vader zijn gerief en dat was

volstrekt niet lief want zoiets loopt soms

heel slecht af. Jaap pas op!... Na kwaad

volgt straf!

Eens bedacht hij een rare list en kroop

op zolder in een kist om ieder die naar

boven kwam te laten schrikken.

..Ram-tam-plam! Daar slaat het zware

deksel dicht en ‘t valt in ‘t slot door zijn

gewicht... de arme Jaap zit

opgesloten!!!

Hij gilde, bonsde onverdroten

en heser, heser werd zijn stem

helaas... want niemand hoorde

hem!

Aan tafel miste men de knaap en zocht

rondom het huis naar Jaap maar waar men

ook te zoeken liep en hoe men Jaap bij name

riep...

Men floot en men begon te smeken doch...

op zolder werd er niet gekeken! Een dag

ging om... een week voorbij... Men vroeg

aan ieder: “Waar is hij?”

De weken telde men in dozijn van Jaap zag

men helaas geen schijn!

Een jaar vervloog... ‘t Was Kees de hond

die toen de kist op zolder vond!

Hij krabde aan het deksel met zijn poot tot

eindelijk de kist ontsloot...

Men vond een mes, een pet, een jas, een

broek en hemd met zwarte das, daarbij wat

beenderen en een tol, een kleine zak met

knikkers vol...

Dat was het overschot van onze Jaap en ’t

einde van de plagers-knaap!

De zedenles die kent gij nu: “Zoals gij doet vergaat het u!”

Teevee

115

Page 37: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

NIEUWE AANWINSTEN

- GENEALOGIE SANGERS, SANGERS Willem,

1962,200 pag., ill.

Volgende boeken mochten wij in schenking ontvangen

van ons lid, de Heer Van Valkenburg uit Breda:

- DAGBOEK VAN EEN ZWARE TIJD

(Repressiejaren 1944/1950), SWERT Lambert, 1968,

176 pag.

- DEN VADERLAND GETROUWE, SMEDTS

Mathieu, 1962,288 pag., ill. -DE VOSSEN,PROVOOSTG-, 1979,170pag.,i!l.

- DE HEL VAN BREENDONCK, FISCHER Frans,

157 pag.

- VERDUN, Illustrierter Führer durch die

Schlachtfelder (1914-1918), 159 pag., ill.

- DERTIG DAGEN OORLOG, MOENS Wies, 1941,

134pag., ill.

- HET VERDRONGEN VERLEDEN, CLAES Lode,

1983, 180 pag.

- IN VLAANDEREN HEB IK GEDOOD,

SCHOUPJ.G., 1933, 279 pag.

- MENSCHEN IN DEN OORLOG, LATZKO

Andreas, 171 pag.

- VOLKSSPORTEN, SPELEN, De Volksportkoffer,

JESPERS J. e.a., Vlaamse Gemeenschap Bloso, 88 pag.,

ill. Geschonken door ons lid, de Heer L. Verlaak.

- EN DE BOER HIJ PLOEGDE VOORT. Het

boerenbedrijf in het land van Weert 16de - begin 20ste

eeuw.

De collectie volkskundige voorwerpen van de

gemeentemusea, Weert, 88 pag., ill.

- SCHUTTERSWEZEN IN HET KANTON WEERT,

De Tiendschuur, Weert, 1986,64 pag., ill. Geschonken

door ons lid, de Heer Chr. Driessen.

- SEBASTIAAN, Martelaar of mythe, JACOBS

Johanna, Zwolle, 1994,192 pag., ill.

- MAASEIK, Ontstaan en groei van een grensstad,

stadsbestuur Maaseik, div. auteurs, 1994,215 pag., ill.

- BREE ZOALS HET VROEGER WAS, uitgave V.

V.V.-Heemkunde BreeV.Z. W./RotaryclubBree-

Bocholt, 1994,215 pag., ill.

De volgende boeken werden geschonken door ons lid,

Mevr. M.L. Narinx-Moors:

- STAATSMINISTER HELLEPUTTE, Vijftigjarig

politiek leven in Limburg, Prof. Dr. Jaak BOONEN,

Maaseik, 57 pag.

- JEUGDBESCHERMING, J.M. CROONEN-

BERGHS, Lier, 106 pag., De wet van 8 april 1965.

- BELGISCHE GRONDWET, GEMEENTEWET,

PROVINCIALE WET, Brussel, 1939, 122 pag.

- GELLIK, 1830-1930, H. CHRISTOFFELS, Gellik,

156 pag., ill.

- GEMEYNE ZENDBRIEVEN, zeer profytelijk voor

de ouders, meesters en kinderen om te leren brieven

dicteeren en ordentelijk schrijven.

- Bibliografie Molens.

- Lemmensmolen Kinrooi, SMET W.

- DE MASSA DEPORTATIE VAN 8 OKTOBER

1944, 77 pag.

- Gedeelte uit MEMOIRE HISTORIQUE SUR LES

ANCIENNES LIMITES ET CIRCONSCRIPTIONS

DE LA PROVENCE DE LIMBOURG, Chevalier Guil.,

Jos De Corswareal, Brussel, 1857.

-STAMBOOM FAMILIE GEELEN 1747-1970, P.H.

GEELEN, Stramproy, 32 pag.

- VAN VROEGER EN HEEL VROEGER...

(verhalen), A. VANHOLEN, Neeroeteren, 1988,273

pag. Geschonken door de Heer R. Van Holen, Neeroeteren.

- KOOLPUTTERS VOLK, Minus VAN LOOI, Diest,

1946, 197 pag.

Geschonken door de Heer R. Raets, Kessenich.

- Het Landdekenaat EYCK.

- DE KEMPEN. In de 19de en in ‘t begin der 20ste

eeuw, VLIEBERGH, 1908,190 pag.

116

Page 38: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

- HET OUDE LAND VAN LOON, 1946-1948 en

1954-1955.

- KEMPISCHE KERKEN, Kantons Bree en Peer,

Kanunnik Dr. Joz. Coenen, 55 pag.

- MAASTRICHT IN DE TACHTIGJARIGE

OORLOG, Br. Borromeus, Maastricht, 1948, 45 Pag-

-Licentiaatsverhandeling: "Crisissen en restauraties in

een ruraal-agrarisch, periferisch en pre-modern

traditionalisme. Bijdrage tot milieu, mens en

maatschappij op communaal niveau, incasu: Kessenich

in de tweede helft van de negentiende eeuw.”

HENCKENS Jozef, Leuven, 1987-1988,303 pag.

- Analyse van het aanbod aan ansichtkaarten en de

relatie van dit aanbod tot de toeristische

bezienswaardigheden van de deelgemeenten Kessenich,

Geistingen, Ophoven (Kinrooi) en Aldeneik (Maaseik).

Eindwerk van Patricia MAHIEU, Hasselt, 1981- 1982,

A. Toerisme C.

- ZOETE EN ZURE HERINNERINGEN (1865-

1890), B ALLINGS J.M., 168 pag. Geschonken door de heer R. Van Holen, Neeroeteren.

LEDENFAMILIE

Geboorte

Op 9 juni 1994 werd onze voorzitter René Raets en zijn

vrouw Mariet Raets-Maessen de gelukkige grootouders

van hun eerste kleinkind, genaamd Sigrid.

Overlijden

Wij betreuren het heengaan van mevrouw Maria Helena

Snijkers, weduwe van de heer Arnold Pouls. Zij werd

geboren op 2 september 1908 en overleed te Kinrooi op

5 juli 1994. Zij was de moeder van ons lid de heer Leon

Pouls.

ACH LIEVE TIJD, de geschiedenis van de mijnstreek.

Een compleet boek over de geschiedenis van de

Mijnstreek en de bewoners van oostelijk Zuid-Limburg

met in totaal 436 pagina’s met meer dan 1100

afbeeldingen.

Vanaf 28 oktober 1993 verschijnt anderhalf jaar lang

elke maand een nieuwe aflevering van dit schitterend

verzamelwerk over het leven in de Mijnstreek door de

eeuwen heen. Telkens over één onderwerp uit de rijke

geschiedenis van oostelijk Zuid-Limburg.

Alle afleveringen samen vormen een compleet boek

over de Mijnstreek.

Elke aflevering blijft verkrijgbaar tot het einde van de

serie in maart 1995.

Ach Lieve Tijd geeft het verhaal van de dagelijkse

zorgen en rampen. Maar ook het vers lag van vermaak

en vertier. Van het leven op het Limburgse platteland.

Boeiend is het verhaal over de weerwolf die zich

volgens het volksgeloof uit vroeger tijden in de heuvels

zou hebben opgehouden. Deze man met wolvenuiterlijk

had een pact gesloten met de duivel en viel burgers

lastig.

Naar aanleiding van onze tentoonstelling "Kieke nao

Vreuger” en het samenstellen van een boek omtrent de

mijnwerkers, werd deze serie aangekocht voor het

dokumentatiecentrum.

WIJ WAREN AANWEZIG TE Kessenich - Opening sporthal

Op 2 juli 1994 te 14 uur werd de nieuwe sporthal achter

de parochiezaal in Kessenich ingehuldigd. De fanfare

speelde het Limburgs volkslieden burgemeester Hubert

Brouns knipte het lint door en hield de toespraak.

Pastoor Emiel Delvaux zegende het kruisbeeld. De

basisscholen van Kessenich zorgden voor een

verzorgde sportshow geïnspireerd op de olympische

gedachte.

Stokkem - Oud-Limburgs Schuttersfeest

Bij de betwisting van de Ouwe Limburger op 3 juli

1994plaatsteb Sint-Martinus Kinrooi (7de) en Sint-

Hubertus Manestraat (4de en vorig jaar 2de) zich bij de

laatste 8. Op 9 juli behaalde Voerendaal de

overwinning. Proficiat!

Neeroeteren - Heemkundige vormingscursus

Op vrijdagavond 20 mei 1994werd te Neeroeteren de

diploma's van de cursus heemkunde uitgereikt aan de

heer René Raets en de vrouwen Els Reynders en May

Verhoeven.

117

Page 39: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

BERBENKAPEL HERSTELD !

Wij zijn een volk van

kathedraal bouwers.

Denk maar aan de O.-

L.-Vrouw van Antwer-

pen, de St. Rombouts

van Mechelen, de Sinte

Goedele van Brussel.

leiding van een bouwmeester-metselaar, metf inanciële,

materiële en morele steun van ons gemeentebestuur en

de familie Kwaspen aan hetzelfde doel werkten: de

herstelling van een religieus monument, dat is dezelfde

geest die ook ons Vlamingen er toe heeft aangezet om

kathedralen te bouwen.

Een Heemkring heeft tot taak datgene wat uit het

verleden tot ons is gekomen, te bewaren voor de

toekomst. De G.H.K. heeft zich tot doel gesteld de

m

onumenten uit onze

gemeente, zij het nu

bouw-, beeldhouw- of

schilderwerken, te

herstellen, te bewaren

en ze een nieuwe

functie te geven.

Vooral dit laatste is

van belang. Het gaat

niet op “iets” te

herstellen en dan weer

de tand des tijds zijn

werk te laten doen.

Het gerestaureerde

monument moet weer

een functie krijgen in

onze huidige tijd.

Ik meen te mogen

stellen, dat wij met de

Berbenkapel hierin

wonderwel zijn ge-

slaagd. Deze getui-

genis van de religio-

siteit van onze

voorouders krijgt

weer een betekenis.

Toegewijd aan O.-L.-

Vrouw van Smarten

kan de gelovige er zijn

zorgen kwijt. Op het

drukke kruispunt, in het centrum van Kinrooi, vindt

het oog van de haastige automobilist, een rustpunt bij

een kapelletje, dat men op deze plaats zeker niet zou

verwachten. Het verheugt mij tevens U te kunnen

mededelen, dat iemand uit de buurtschap zich vrijwillig

heeft aangeboden voor het onderhoud van de kapel.

Dit alles maakt dat zo’n gerestaureerd monument,

voortaan een “levende” getuigenis vormt van het

verleden in het heden.

Op initiatief van de Geschied- en Heemkundige Kring

Kinrooi werd de Berbenkapel op het Dorpsplein in

Kinrooi gerestaureerd. Onze gemeente is daarmede een

nieuw "monumentje” rijker geworden.

Vrijdag 8 juli werd de kapel opnieuw ingewijd door

E.H. Pastoor, die voorging in een eucharistieviering,

bijgewoond door talrijke buurtbewoners, burgemeester

Brouns en echtgenote, de fam. Kwaspen en het bestuur

van de Heemkring.

Vooraf bracht de harmonie van Kinrooi een serenade

om het feestelijke

karakter te onderstre-

de toespraak van onze

voorzitter:

Aan dit alles moest ik denken toen ik ruim een maand

geleden “onze” mannen, “onze” vrijwilligers bezig zag

aan het herstellen van de Berbenkapel. Wij bezitten op

ons platteland geen kathedralen, maar de

eensgezindheid waarmede deze mannen-gezellen, onder

pen. Nadien had een

receptie plaats, die door

vele sympathisanten

werd bijgewoond.

Hierna een uittreksel

uit

Als uiting van hun

godsvrucht en hun

g o d s v e r t r o u w e n ,

bouwden onze voorou-

ders deze prachtige

bedehuizen. Jarenlang

waren bouwloodsen aan

de kathedralen werk-

zaam, om onder leiding

van een bouwmeester-

architecteen kunstwerk

tot stand te brengen. De

steenkappers, de hout-

bewerkers, de metselaars, de dakbedekkers, de

gezellen,

de leerjongens, allen, met steun van de overheid en de

burgerij, droegen het hunne er toe bij om het bouwwerk

te doen slagen.

118

Page 40: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

KOMENDE AKTIVITEITEN VAN ONZE KRING

Het is weer zover!

Na twee jaar intensieve voorbereiding zijn wij weer toe aan de heruitgave van onze tentoonstelling:

"KIEKE NAO VREUGER” ditmaal onder de titel:

‘•MIJNWERKERS UIT KINROOI NAAR HET ZWARTE

GOUD VAN ONZE MIJNEN”.

Kieke nao vreuger"

We wensen nu reeds langs deze weg iedereen te bedanken, zowel mijnwerkers, sympathisanten, sponsors, die ons de

laatste maanden effectief steunden bij onze opzoekingen en samenstelling van de tentoonstelling, die een gevarieerd

beeld geeft van het leven en werken, met lief en leed (vooral dit laatste) van de mijnwerkers uit onze gemeente. De

schat aan gegevens die wij hierbij verzamelden voor de samenstelling van boek en tentoonstelling zal zeker nog zijn

nut hebben voor latere opzoekingen.

Werkgroep: René Raets - Werner Smet - Louis Beijnsberger - Gaby Nies - Els Reynders.

MIJNWERKERS UIT KINROOI.

Wij nodigen U uit in de Fanfarezaal van Kinrooi aan de Gemeentelijke Technische Dienst, Breeërsteenweg 318 om

deze tentoonstelling te bezoeken.

Open op

zondag 30 oktober van 13.00 tot 20.00 uur,

maandag 31 oktober van 14.00 tot 18.00 uur en

dinsdag 1 november van 13.00 tot 20.00 uur.

Inkom: 50 Bef./kinderen gratis.

Het boek -MIJNWERKERS UIT KINROOI NAAR HET ZWARTE GOUD VAN ONZE MIJNEN” kan er afgehaald

en nog gekocht worden.

119

Page 41: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-

Heel speciaal wil ik hierbij de aandacht vestigen op de

kunstenares: Mevr. Josée SMITS-MEESSEN, die ons

op een originele wijze ondersteunde: zij stelde nl. een

van haar kunstwerken "De mijnwerker” gratis ter

beschikking.

Het is wel opportuun deze dame-kunstenares even voor

te stellen. Zij werd vijftig jaar geleden geboren te

Voerendaal, maar is nu woonachtig in Heerlen, op

jonge leeftijd begon zij met tekenen en heeft ze haar

artistieke kennis door zelfstudie uitgebreid met het

bewerken van klei.

In de loop der jaren heeft zij les genomen bij diverse

kunstenaars.

Ze is de figuratieve, zowel als de abstrakte vormgeving

meester.

Door een zwak en ook bewondering voor de

mijnwerkers, bewerkte ze enige brokken klei tot een

beeltenis van hen waarbij ze de wilskracht van deze

personen goed tot uitdrukking laat komen.

Wij danken haar voor het in bruikleen geven van dit

unieke kunstwerk en drukken de hoop uit dat wij ook op

deze wijze in de toekomst nog meer ondersteuning

mogen krijgen.

Mevr. José Smits-Meessen

120

Page 42: Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift..."Kieke nao Vreuger" 1994: ' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen". Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift van de Geschied-