I N H O U D V A N D I T N U M M E R - Heemkring Kinrooi...Verslag van de 48ste ledenvergadering van...

61

Transcript of I N H O U D V A N D I T N U M M E R - Heemkring Kinrooi...Verslag van de 48ste ledenvergadering van...

  • I N H O U D V A N D I T N U M M E R

    - Van de redaktie 124.

    * UIT HEDEN EN VERLEDEN VAN KINROOI

    -

    Uit een bijzonder zwarte tijd... "Het zwarte boekje" 125.

    - Een domein weer in de aktualiteit: WALBORG - Een kasteelruïne en

    zijn laatste bewoners 130.

    -

    Molenbeerselse berichten uit de eerste wereldoorlog (vervolg) 138.

    -

    Meditatie van een lijnvisser 142.

    -

    Pelgrimstocht van Kinrooi naar Rome anno 1787 145.

    -

    Familiekroniek Kraewinkels 146.

    -

    Molenrecht te Kessenich 148.

    - Van meer dan een halve eeuw gel éden.. Geplogenheden bij overlijden

    en begrafenis 150.

    -

    Kurieus... (Bidprentje van Peter Silkens) 152.

    - Perikelen op en

    rond de tram Maaseik-Weert (vervolg en slot) 153.

    -

    Jaak Boonen (1875-1944) 157.

    -

    "Drie mensen" (gedicht) 158.

    -

    Bij wat romantische muziek (vervolg) 159.

    * WAAT MAAG PET IN GODSHIERENAAM BETEIKENE ?

    -

    Euver boumspek en mörge pèère... 163.

    a AANWINSTEN HEEMBIBLIOTHEEK 165.

    *

    NIEUWE PUBLIKATIES ^7.

    « VRAAG- EN ANTWOORDRUBRIEK 170.

    -

    86/02 Naamgeving waterplassen Maas (vraag) 170.

    -

    86/03 Santiago De Compostela (vraag) 170.

    *

    TENTOONSTELLINGEN 171.

    *

    KONGRESSEN - JAARVERGADERINGEN - STUDIEDAGEN 173.

    *

    KRINGWERKING 175.

    -

    Verslag van de 48ste ledenvergadering van vrijdag 11 april 1986 175.

    *

    UIT ONZE LEDENFAMILIE 176.

    *

    MUSEUMNIEUWS 177.

    - Officiële opening

    "Molenmuseum Molenbeersel" en eerste aktiviteiten 177.

    » KOMENDE AKTIVITEITEN VAN ONZE KRING 178.

    -

    Uitnodiging 49e ledenvergadering op vrijdag 20 juni 1986 178. - Uitnodiging vergadering "Kieke nao vreuger" op dinsdag 26 augustus 1986 178. - Uitnodiging werkbezoek aan St.-Truiden, Kolen en Zoutleeuw, 23 augustus 178.

    AANSTAANDE VRIJDAG 20 JUNI OM 20.00 UUR: LAATSTE LEDENVERGADERING VOOR

    DE VAKANTIE IN "BUURTHUIS HEES" AAN DE SCHOOLSTRAAT TE HEES-KESSENICH!

    UW UITNODIGING EN DE AGENDA VOOR DEZE BIJEENKOMST IS AFGEDRUKT OP BLAD-

    ZIJDE 178 IN DIT NUMMER. LEES EERST BLADZIJDE 178 !!! ARCHIVARIS PETER ROOST KOMT SPREKEN OVER ONZE BUURGEMEENTE THORN !

  • Van de redaktie

  • Uit heden en verleden van Kinrooi

    UIT EEN BIJZONDERE ZWARTE TIJD.,

    H E T Z W A R T E B O E K J E . . .

    Van Mevrouw Mia Rutten-Greefkens, zijn enige

    dochter, kregen wij inzage van de luttele

    "persoonlijke bezittingen", zoals men dat in het

    gevangeniswezen pleegt te noemen, haar en haar

    man bezorgd nadat vader in de gevangenis te

    Brussel was gestorven. Niet veel natuurlijk; in hoofdzaak enkele aandoenlijke papieren.

    Pieter Greefkens °

    24.11.1861 + 15.08.1941

    Over hulp aan geallieerde piloten tussen 1940

    en 1944 heeft Jozef Bussels een boek laten

    verschijnen in 1981.

    Het heet "De doodstraf als risico" en uit de

    inhoud, die gans Limburg be-r strijkt, blijkt

    maar al te zeer hoe waar dit was ..

    Het .Geistinger "geval", met als hoofd-

    figuren pastoor Alfons Overman en Pieter

    Greefkens wordt behandeld blz.

    23-33. (1)

    Het lijkt goed dat er studies en boeken verschijnen rond de veelal tragische

    gebeurtenissen tijdens en na de oorlog:

    steeds meer verdwijnen er kroongetuigen en

    "mensen die het meemaakten" en de

    geschiedenis van de oorlog tegen de vijand,

    later de bezetter, is in honderden details nog

    onvolledig of ver- vervrongen weergegeven..

    Het blijkt overduidelijk uit wat men nu op

    touw zet : verhalen over Oost-fronters, het

    verzet, terreur in Limburg, televisiereeksen

    van ene De Wilde en anderen ..

    Om dan nog niet te spreken van de triestige tijd : die van een soms regelrechte

    burgeroorlog in 1944-1946 en nog later ..

    KAN DE GESCHIEDENIS NU OF ZELFS OOIT

    GESCHREVEN WORDEN ?

    Het zal wel altijd een "kleur" hebben en het is

    ook uiterst moeilijk de verschillende brokjes

    van de puzzel bijeen te brengen. Dit is waar

    voor lang gèleden, wat dan toch een

    afgesloten periode heet : denk aan de

    bokkerijders. Het is, zelfs met nog heel wat

    getuigen bij de hand, misschien nog

    moeilijker voor wat een veertigtal jaren geleden is

    Dan zijn er immers remmen : begin van

    legendevorming; eerzucht van mensen die er

    belangrijker uit willen komen dan het was.. ;

    overgeërfde atavismen; misschien levende

    verwijten..

    Dit alles om u voor nu en voor het vervolg

    met deze soort geschiedenissen te

    waarschuwen !

    In afwachting -zo hopen wij toch- dat ooit

    "waarheid" bovendrijft en ook geschreven

    wordt (maar dan vooral aan de hand van echte "bewijzen") mag en moet verzameld

    rond "het geval " Overman-

    125.

  • Greefkens; pastoor Spitz; Theo Brouns en zo

    heel wat meer nog. Op bijzonderheden gaan

    wij nu en hier niet in ...

    PIETER GREEFKENS

    Pieter Greefkens is in duitse gevangenschap

    bezweken ®p 15 augustus 194T. Na een

    gevangenschap van veertig dagen en de

    terdoodveroordeling op 9 augustus (samen

    met de pastoor die op 13 november werd

    vrijgelaten).

    PIETER GREEFKES (2)

    Pieter waas in Amerika gewéès, woe ze mét van

    diej mesjiene wirke; zeöbbe dao ouch houte

    kirke en driej kier zoe dikke birke en e

    soort van buffel-véès . .

    Pieter zach tét en wèè lachdje és ter kaldje

    van veugelkeszact, van boumbókse, troet

    oppedaot met polfer: dèt kan gei kwaot..

    Détter looch, waas waat wéé dachte..

    Pieter looch neet, wiste we later..

    Héè haaj wirkelik veul gezeen veur der mét

    tant Bil wól zeen die gare verkocht métte

    streen aanne steinwèèch toe noch vol gater

    Den tram dèé veel dao stil, de masjinist ging

    e pötje drinke van dèt beer van naober Vïncke

    woe oppe stoep de mèèchtjes hïnke en gart

    Jang zeuktj nao zene bril.

    Zoe ging dèt in Röstige tieje: men haaj tiet

    of men pakdje hum zich; oppe rèt dao haardje

    men de zicht, men vènj déttet gèt kos lieje..

    Pieter waas ene groete man: drooch inne

    perséssie den hemel, waas biej kirk- en biej

    sjoel-gewemel, wos raot veur rópsen en memel

    : jao, ne man dèè van alles kan.

    Dao veel zwaore sjeem euver 't lant: de

    ielènj van oorloch en striet..

    En dêèn Amerikaanen tiet

    bekans vergèète, oet jeucht zoe wiet

    sjreef ouch Pieters naam in het zant..

    126.

    "Nónk Pieter"

    "Tant Bil"

  • Pieter was inderdaad in zijn jonge ja- ren iri

    Amerika geweest. Ook een broer van hem,

    terwijl zijn zus Anna als zuster van liefde

    daar praktisch haar hele leven doorbracht,

    vooraleer zij op haar oude dag terugkwam

    om te Maaseik te sterven. Hij was er een.

    twaalftal jaren geweest en het moet gezegd

    dat hij er vaak nog vol van was. Zijn kennis

    van het Engels is hem trouwens fataal

    geworden..

    Het waren ten slotte twee oude mensen die

    in die zomer werden opgepakt: de pastoor

    was er toen 73 en Pieter, zijn voorzitter van

    de kerkfabriek was bijna 80 ! Met zijn

    gezondheid ging het overigens maar

    "stilaan": pillekes en zo..

    HET ZWARTE BOEKJE ... _____________________

    Wij komen aan onze bijdrage : "het zwarte

    boekje"..

    Had hij het in Amerika geleerd ? Waar-

    schijnlijk. Pieter droeg altijd zo'n zwart

    "kalpinke" met zich mee, en een potloodje.

    Hij noteerde zo wat hij dacht dat moest

    onthouden worden..

    Een gelukkige gedachte (ik wou dat meer

    mensen dat deden ! ..)

    Het is met hem mee de gevangenis ingegaan op 5 juli 1941. Een medegevangene heeft er

    nog een tekening ingezet in inkt, dus

    kopieerbaar. Zijn eigen heel korte notities

    kunnen niet gereproduceerd; een

    tachtigjarige met een stomp potloodje; ziek;

    allicht soms de kluts kwijt:

    terdoodveroordeeld !..

    We geven de tekst hier getrouw weer: wie

    goed Engels kent zal zelfs merken hoe het

    Engels zich hier en daar doorzet. .

    Intrede in het belgische . juli

    8

    JULI

    12 bezoek ontvangen van Jef Henkens

    bracht brood 1 hemd'1 neusdoek

    12 ontvangen naamloos 50 gram tabak

    (onleesbaar) en zeep

    13 bezoek van Martinus en Lisken de

    groeten van de brigadier der

    gendarmen te Hasselt

    Eerste bladzijde van het dagboekje van P. Greejkens

    14 geweegt 81 kgr

    15 stortbad genomen aangezwollen in den

    el boog

    16 bij den doctoor bezoek van Jules arm

    nog altijd dik zeer dikke hand

    17 hand niet beter 19 hand beter

    19 had bezoek van broeder Henkens

    20 zondag bezoek van Henry Dreesen 17

    in verhoor geweest op kommandatuur

    21 bezoek van Liza Overman

    21 stortbad genomen bij doktoor bezoek

    van Mme Claps

    22 bezoek van Martinus 22 brief van

    Maria

    24 bezoek van Henry Overman x J. Rutten

    26 bezoek van Jef Henkens

    27 zondag bezoek van Liza Neele en kleine druiven van eenen vriend uit Rothem

    order van morgen te vertrekken naar

    Brussel 20 man

    127.

  • 28 naar Brussel vert. 9 u aank. 12 geen middag

    alleen in cel

    29 in celule met 3 den ganschen dag gezeten in nr. 336

    30 Woensdag viziet bij doctoor terwijl anderen

    wandelen

    ganschen dag gezeten en fransch gazet

    gelezen

    31 eene halve uur in den gang gestaan dan

    naar den Haubtmann drie kwartier ver eenen

    anderen gang gestuurd ieder op toer bij den

    Haubtmannn

    nix uitgericht

    AUGUSTUS

    1 meest den ganschen dag gezeten kwartier gewandeld

    heb op den stoel geslapen en heb pijn in

    de zij eenen scheut in de zij

    2 nog altijd de scheut een dag zonder eind

    kwartier wandeling

    3 zondag mis scheut in de rug was gedaan

    maar nu erg in den arm

    een langen dag in de sel 's morgens mis

    geen wandeling

    4 om 8 uren wandeling \ uur en gimnastik heb veranderd van cel nu met twee walen

    katholiek goede jongens 5 wandeling namiddag gewogen 2 k meer als

    Hasselt zonder jas goed bed slecht geslapen

    arm dik gezwollen jicht in de beenen dikke

    voeten boys maakten een goed bed redelijk

    geslapen

    6 visit bij den docter hij sprak van hospitaal

    kreeg een nieuwen matras en 1 deken er bij.

    3 uren promenade

    7 8 uren promenade Ik ben niet uitgeweest

    niet fel geslapen op die nieuwe matras te

    dik gevuld geen doktoor gezien geen nieuws

    namiddag werd een man zot, hij werd weg gebracht

    8 heb goed geslapen jicht wat weg den arm

    beter voeten nog altijd dik geen nieuws

    9 's morgens voor het eeten bericht van naar

    huis te gaan, maar den oto in en naar het

    krijgsgerecht, wij troffen Seline Henkens als

    getuige ook den engel ander was daar, recht

    tegen mij getuigd het verhoor heeft eenen

    hal ven dag geduurd onder het requisitorium

    heeft Mr. Pastoor geslapen. Op het leste is

    de jury teruggetrokken en de rechter las het

    Officiële mededeling uil de gevangenis

    vonnis. TEr dood veroordeeld nu

    konden wij nog daartegen inbrengen Ik

    vraagde vermoedelijke ontlasting geen

    gevolg petitie indienen binnen 3 dagen

    voor Gratie Heb Seline nog gezien in

    het uitgaan.

    10 Zondag geene mis den ganschen dag gezeten en gelegen. Heb aanvraag voor

    kwijtschelding der straf geschreven door

    Barbier cellehroer haden eenen goeden

    kouden midag.

    11 's morgens een gansch dik been, kan niet

    gaan, om 9 uren heeft een soldaat mij in

    den arm genomen naar den do gebracht

    en naar het militairen hospitaal gebracht

    daar wilde ze mij ook niet daar geweest

    tot midag. het hart en den rug onderzog

    en gedaan

    12 niets meer gehoord van doctor, maar mijn been is erger

    128.

  • heb bezoek van Martinus te huis alles

    goed, hebben eene petitie en gestuurd

    bij ton Falkenhausen Hebben mij

    beloofd dat ik morgen den doctor zal

    hebben

    13 Geen nieuws geen doctor Bij midag

    een stuk worst ieder kreeg een pak van

    winterhulp 1 doos sardinnen 1 doos

    vleesch 2 stukken peperkoek

    I K kristalizer suiker 1 doos con- fi tuur

    14 Geen bezoek van doctor Een brief van Maria alles dik gezollen voeten beenen

    arm dik en doet pijn mijne stem klinkt

    niet meer

    15 ..........................................................

    Slechte nacht laat ................... Geene mis

    om 5 uren kwam bericht naar huis maar

    na lang wachten kwam bericht tot

    morgenvroeg hier blijven en dan naar

    het hospitaal.

    Vandaag voor de eerste maal inge-

    spuit.

    "Vandaag voor de eerste maal ingespuit" Met

    deze schamele woorden eindigt het kort rel

    aas..

    Een "document humain" zeggen de geleerden

    .

    "Mijne stem klinkt niet meer"

    "Slechte nacht"..

    Het was een zwarte nacht voor de familie.

    Ook voor het dorp waar hij - en dat is geen

    frase - "alom" geliefd was. Het bidprentje is,

    voorzichtig, erg sober gehouden..

    * * *

    Ik zie hem, in betere tijden, nog tussen zijn

    ongewoon gewas staan : dat

    "veugelkeszaod", wat -zei hij tegen de op de

    tram wachtende studenten - door de

    amerikanen geplant en gezaaid werd als

    andere oogstdreigde te mislukken .. Ik zie

    hem nog aan Luurs kepèlke de hemel dragen

    in de processie en met zijn wit-

    gehandschoende hand op het "los land" een

    hoop aarde grijpen om mijn in brand

    geschoten wierookvat te doven. De

    snoterkop van een "naoliezige koerjaong" was heel ver

    schrikt (het was het kostbaar "zilveren"

    wierookvat !) en er zou weil erg gegrommel

    komen .. na de processie .. Ik vertelde

    moeder naderhand van die buitengewone

    "tegenwoordigheid van geest" want daar znu

    ik in geen honderd jaar aan gedacht

    hebben.. Pieter wel..

    Maar die was ook in Amerika geweest !

    DONAAT SNIJDERS, o.s.c.

    VOETNOTEN _________________________________

    (1) J. Bussels. De doodstraf als risico

    1981 - p. 23-33 . -

    (2) Uit : "Van vreuger" van D. Snijders

    1975.

    129.

  • EEN BLIK OVER DE MAAS

    HONDERD METER BUITEN ONZE GRENZEN :

    EEN DOMEIN WEER IN DE AKTUALITE IT : W A L B 0 R 6

    EEN KASTEELRUINE EN ZIJN LAATSTE BEWONERS (1)

    (Van onze verslaggever)

    OHE EN LAAK - De

    eigenaars van Kasteel

    Walburg in Ohé en Laak.

    de dames Vencken uit

    Meerssen, hebben giste-

    ren aan een reportage-

    team van Gewest tot Ge-

    west van de NOS de toe-

    gang tot het terrein ge-

    weigerd om tv-opnamen

    4e maken,

    Het team wilde een re-

    portage maken van de

    ontgrindingen in het 800

    inwoners tellende Maas-

    dorpje.

    Daarvoor werden

    interviews met inwoners

    afgenomen en zouden op-

    namen van Kasteel Wal-

    burg worden gemaakt

    Dat werd echter door de

    eigenaars geweigerd

    In Ohé en Laak

    Dames

    jagen Nos-

    team

    kasteel-

    terrein af

    Monument Het kasteel komt voor op de

    momumentenlijst. Vorig jaar

    werd het complex door de

    dames Vencken voor 1,4

    miljoen aan Stevol BV uit

    Nijmegen

    verkocht om het terrein te

    kunnen ontgrinden. Tot de

    werkzaamheden

    plaatsvinden mogen de

    dames Vencken nog van de

    grond gebruik maken.

    Jachtgeweer „XJ Iaat toch ook niet

    iedereen uw huis binnen”,

    was het commentaar van een

    van de dames toen om de

    reden van weigering werd ge-

    vraagd. Dat het tv-t«am mei

    een jachtgeweer van de

    terreinen zou zijn verwijderd

    leek haar onwaarschijnlijk.

    Bij na- vraag bieek daar ook

    bij de politie niets van be-

    kend.

    Het tv-team maakte toch nog

    haar opnamen. Vanaf de

    Hompesche molen werden

    met een telelens shots van

    het kasteel gemaakt.

    edert 1633

    zijn er veel

    jaren vervlo-

    gen en is er

    veel water

    door de Maas

    gegaan. Drie-

    honderddrie-

    envijftig jaar geleden schaakte de heer

    van Stevensweert, Herman Frederik van

    den Bergh, de zestienjarige abdis Jo-

    sina Walburgis van Leeuwenstein-Wert-

    heim-Rochefort.. tot haar groot genoe-

    gen uit de abdij van Thorn en bouwde

    hij het kasteel Walborg aan de Maasoe-

    ver.

    Over deze romantische en schandaal-ver-

    oorzakende geschiedenis hebben wij

    breedvoerig verhaald in "Uchteravond-

    vertellingen I": "De abdis die zich

    graag liet schaken" (2).

    Van aan de Spaanjerd keken wij tot aan de

    tweede oorlog op dat kasteel en meester Juul

    Poukens schreef erover in zijn "Van Nu en

    straks"-verhalen, zoals een Ophovens

    jongetje dat zag en waarnam: (3)

    "Waar is de tijd, dat Waiborg aan gene kant

    de Maas bewaakte; Walborg, als een op wacht-

    liggende leeuw met vooruitgestoken poten;

    Walborg met zijn typisch uiterlijk, zijn

    witgekalkte muren, zijn blauwleien dak, zijn

    kenmerkende schoorstenen, zijn vele vensters

    met kleine ruitjes.

    "Walborg" zegden onze mensen; in de annalen

    van Ohé en Laak staat "Walburg" en ik heb

    ook wel eens ergens gelezen

    dat het "Malberg" zou zijn. Wie er meer over

    wil weten, zou het aan Jan Geer- kens moeten

    vragen.

    130.

  • Ik weet er juist zoveel van als alle die van

    boven de zestig er over weten te vertellen:

    driehonderdvijfenzestig vensters,

    tweeënvijftig deuren, twaalf poorten - een

    lusttuin met veel bomen en heesters, een

    groentetuin met grote serren van bloemen en

    groenten, een boomgaard met duizend

    fruitbomen: appelen, peren, kersen, noten,

    pruimen, abrikozen, zelfs appelsienen,

    citroenen en vijgen.

    Die appelsienen werden niet rijp, ze bleven

    groen, wrang en werden rot; ook de citroenen

    en vijgen.

    Op Walborg was een ijskelder, waar ijs in

    bewaard werd en wanneer iemand de mizerère

    had, liep men daar ijs halen om het, volgens

    dokters raad, de lijder op zijn buik te

    leggen, die dan 's anderendaags of zo dood

    was.

    Het domein Walborg strekte zich uit vanaf

    Roosteren tot voorbij Stevensweert en

    Maasbracht. Het werd bewoond door een gravin,

    "de gravin van Walborg".

    Ik heb ze nooit gezien, ik heb ze me zelfs

    nooit kunnen voorstellen, maar ik heb altijd

    gedacht dat ze verschrikkelijk groot moet

    geweest zijn en dat het geen mens was gelijk

    een ander.

    Daar waren ook "Freules" op Walborg; Milke

    Vandoren van Maaseik, die per fiets reed, en

    "bonjour" zei, ging die elke week pianoles

    geven; aan het Wit Paard werd overgehaald met

    de privé- pont van Walborg en ook weer

    teruggebracht .

    Die freules heb ik ook nooit gezien en toch

    reed de koets van Walborg hier herhaaldelijk

    voorbij: met het veer werden ze overgezet;

    twee zwarte paarden er voor met pluimen op hun

    kop, een koetsier op de bok en een lakei,

    rechtstaande op de achtertrede; die waren in

    groene livrei met koperen knopen en ze hadden

    zwarte, glimmende hoge hoeden op. Dat was een

    teken dat de gravin of de freules binnen

    zaten, maar de gordijntjes waren dan toege-

    schoven.

    Soms zaten koetsier en lakei nevens elkander

    op de bok, dan was het spul van binnen leeg.

    Ik heb ze nooit gezien en

    weinigen zullen ze ooit gezien hebben en

    wanneer mijn vader of mijn moeder zaliger me

    vertelden dat die van Walborg protestanten

    waren en dat de dominee van Stevensweert hun

    pastoor was, dan vroeg ik hoe protestanten er

    uit zien en of die meer dan vier poten hebben

    .

    Zo zagen het onze Ophovenaren. Lang.

    Eigenlijk een paar eeuwen lang. Er huisde adel

    die zich opvolgde: na van den bergh: Van

    Limburg-Bronkhorst-Stirum; van Hompesch,

    met als voornaamste telg Rei nart Vincent, die

    de molen liet bouwen die zijn naam draagt en

    met wie Walborg zijn hoogste glorie beleefde.

    Dat was rond 1700. Hij was het die daar aan

    de Maas op grote voet leefde. Hij hield er

    zowaar een soort hofhouding op na.

    Hij verrijkte het kasteel met die beroemde en

    beruchte prachtige paardenstal voor 24

    paarden, met kribben uit artistiek bewerkte

    natuursteen, waarboven zich een rij van witte

    glanzende tegels bevond.. In die stal stonden

    er verder 24 houten pilaren waarop het mooi

    bewerkte plafond rustte.

    Verleden jaar zag ik nog de prachtige vloer.

    Het was niet voor niets nóg onderwerp van de

    gesprekken in mijn jeugd. De mensen zeiden

    daarbij dat 't "oos Hier nao de ouge stêèken

    waas": paarden huisvesten op zo'n prachtige

    vloeren, terwijl de meeste mensen het nog

    moesten doen met een... lemen vloer...

    De geweldige molen was in 1722 voltooid,

    door een kaarsrechte laan verbonden met

    het kasteel, ruim een kilometer verder.

    In 1733 stierf deze grote bouwheer zonder

    nakomelingen. Er kwam een zijtak te wonen,

    die zich van Heyden-Hompesch noemde; door

    huwèl ijken verder de familie de Riedesel

    d'Eisenbach. Ene Karei van die naam is de

    geschiedenis ingegaan als een soort

    "germaanse ridder- boer", die er letterlijk op

    de klompen bijliep.. Hij was daarom een zeer

    populaire figuur. Hij overleed in 1855 en

    131.

  • ligt begraven op één van de

    twee "protestantse" kerkhof-

    jes te Stevensweert. Hij was twee keer getrouwd, met

    ene de Riggé, die in 1875

    overleed.

    Er bestaan niet zoveel fo-

    to's van de familie en van

    het kasteel; wat geen ver-

    wondering baart: het be-

    stond nog niet af nauwe-

    lijks.

    De op zich prachtige te-

    keningen -veelal gemaakt

    om de heren te believen- zijn, evenmin als die

    vroegere oude kaarten be-

    trouwbaar. . Men kijkt

    zich bijvoorbeeld de ogen

    uit op een prachtige gra-

    vure van van Afferden,

    die de indruk wekt of men

    een klein Versailles aan-

    schouwt daar aan de Maas-

    boorden.

    Zo komen wij stilaan bij

    onze bekende "freules",

    waar meester Poukens o-

    ver vertelt, dochters van

    het echtpaar de Hompesch-

    Rürich en de Riedesel

    d'Eisenbach, inderdaad

    eerder "Pruisen" te noe-

    men.

    Adolph-Marie Charles Frangois de Hompesch-Ru'rich 1834-1893.

    x Barones de Riedesel d’Eisenbach 1840-1910. 3 kinderen: zoon: 5 jaar gestorven 2 dochters: 1. Karla Josephina Her- mine Eleonore Arnaille 2. Renée Eleonore Frederica Arnaille Joséphe Frangoise x De Seters

    132.

  • Het kasteel was eigendom van de barones,

    zodat de volksmond wel gelijk had met de

    bewering dat "de graaf er zomaar bijliep",

    ingetrouwd. Hij was ridder van de

    Johannieterorde, maar toen hij na zijn

    huwelijk overging tot het protestantisme

    wilde zijn familie hem niet eens meer

    erkennen. Zelfs zijn stervende moeder wilde

    hem niet ontvangen. Hij schreef artikelen

    tegen al wat katholiek was. De kleine pro-

    testantse "gemeente" in Stevensweert vond

    in hem een groot weldoener. Hij

    restaureerde de protestantse kerk in 1864

    en overleed in 1893. Zijn vrouw in 1910.

    Hun enig zoontje is in 1867 op vijfjarige

    leeftijd overleden. Hij ligt te Stevensweert

    begraven met een franse tekst op zijn steen

    (al wat toen deftig heette sprak., natuurlijk

    Frans). Aandoénlijk is het graf daar van de

    gouvernante van het kind, Eleonora

    Fabricius. Wat ik nog nooit heb gezien: ze

    heeft zelfs TWEE grafstenen: één in 't Frans

    en één in haar moedertaal: het Duits. Zij

    stierf op Walborg in 1877 in de leeftijd van

    59 jaar.

    Wij zijn aan de laats ten toe: de twee

    overgebleven meisjes.

    Karla (met een hele rits verdere namen

    erachteraan) van Hompesch-Rürich huwde

    tweemaal en overleefde haar beide echtgenoten. Zij stierf te Obbicht in 1918.

    "Men" zegt: in eerder armelijke omstandi

    gheden.

    De jongere Renéé (etcetera) trouwde met de

    gepensioneerde generaal-majoor de Seters

    in 1914. Zij waren toen allebei "laat-

    bloeiers".

    Het was met de grote dagen van Walborg al

    een tijdje gedaan. Vijf jaar na dit huwelijk

    verkocht de Seters, op 21 februari 1919 het

    hele bezit. Heel spoedig kreeg hij daar spijt

    over en... kocht hij alles weer terug. Met

    grote verliezen was hij evenwel, wegens

    geldgebrek, weer verplicht tot verkoop!..

    Hij was blijkbaar geen gemakkelijk

    heerschap: om de herinnering aan Walborg

    te laten verdwijnen nam hij zich zelf voor

    het archief te laten vernietigen; iets wat

    gelukkig ten slotte op het nippertje

    vermeden werd.

    Het kasteel verdween voor een groot deel:

    uitverkocht! Waardevolle stukken werden

    stuksgewijze verhandeld, uitgebroken, te

    gelde gemaakt. In het huis van mijn

    grootvader te Geistingen belandde zo een

    trap met sierlijke spijlen...

    Met het landhuis als zodanig ging het

    onherroepelijk bergaf. Tussen 1919 en

    1924 verdwenen steeds sneller schoor-

    steenmantels, binnendeuren, hele vloeren,

    meubelen.

    Hoeveel en wat precies is onbekend.

    Er bleef in 1925 niet veel méér over dan de

    grote achterbouw en de monumentale

    schuur, die wij er in onze jeugd nog wisten.

    De grote vleugels, de "vooruitgestoken

    leeuwepoten" werden met de grond gelijk

    gemaakt: er kwam vee. Het grote park werd deels wildernis, deels

    fruitaanplanting.

  • Het middenstuk bij de vorige foto's is hier

    duidelijker en groter weergegeven op de

    foto links. Hier zijn blinden en een rijker

    dak, waarbij de talrijke

    schoorstenen beslist opvallen. Rechts vertrekt, opzij van de hoofdvleugel, de koets waar meester Poukens het over heeft.

  • Hier ziet U de binnenkoer, van buiten-

    uit gezien (U merkt het torentje, rechts

    van de paardenstallen). De buitenmuur

    telde drie poorten in de gewitte muren oude boerderij van Walburg

    (met rondboog): U ziet er twee volledig en

    een in aanzet. Rechts hiervan is dan de

    geweldige schuur en de boerderij.

    Als mijn generatie weg is, zullen alleen de oude kaarten overblijven.

    135.

  • Hier de voorzijden, naar de Maas toe gekeerd. De op deze foto, met de Maas in de rug

    genomen, grote vleugel rechts, vertoont een goede geleding van brede vensters met hardsteen

    omlijst. De schouwen waren zwaar: het is hier te zien. Vooraan is het bekende "prieel". De

    korresponderende vleugel links op de foto is veel bescheidener.

  • Op het ogenblik dat wij dit uitschrij ven

    rest nog alleen een troosteloze aanblik op

    de laatste resten van de binnenkoer: men herkent nog wel iets met de vorige foto's

    voor ogen uit be tere dagen..

    (Muurresten paardenstallen; onderste

    stuk van de beroemde W.C.'s.. stukje van

    de boerderij..)

    geen "kasteel" meer verwoest. Er zullen

    alleen ruïnes verdwijnen.

    Wij wilden het neg even vastleggen..

    Voor nu en voor het nageslacht..

    Dat er nog en weer eens een plas bij zal

    hebben. .

    N O T E N

    (1) De tekst komt in hoofdzaak uit de

    publikaties van mijn konfrater Willem

    Sangers; de schaarse en daarom wel

    kostbare foto's uit diverse publikaties

    .

    (2) Donaat Snijders,

    "IJchteravondver- tellingen I" - Een

    Maaslands verhalenboek met een eerste

    reeks van vijfentwintig, Geistingen,

    1979.

    De verwoesting werd bespoedigd door

    beschieting in 1944.

    Ook dit -zo laat het zich maar al te zeer

    aanzien- zal binnen afzienbare tijd door de

    grijpgrage baggermolens weggegraven

    worden.. Nee, er wordt dan

    (3) Oorspronkelijk verschenen in "'t

    Bazuintje", jrg. 2, nr. 10.

    Heruitgegeven door de Geschied- en

    Heemkundige Kring Kinrooi, "Alleen voor

    mensen van boven de zestig.. Van Nu en

    Straks", Kinrooi, 1979.

    (Nog verkrijgbaar op het sekretariaat

    aan de prijs van 60,-fr., exkl. ver-

    zendingskosten) .

    (4) Donaat Snijders,

    "Nimmersti1", Geistingen, 1983, blz.

    10.

    W A L B O R G (4)

    voor M. Maessen

    van Ohë en Laak

    Vuil blekt een muur van 't slot, voorgoed verlaten.

    Verwoest. Een windvaan kwarsend in de wind.

    Er groeit wild gras door spleten en door gaten en

    langs de schuurmuur, levenloos en blind.

    Hier schreden heren ooit, waar freules zaten en

    kant-gekleed liep er een spelend kind, stil hopend

    dat de groten het vergaten en het kon lópen, haren

    in de wind.

    Toen leefde '"t Huis" hier aan de eeuwige stroom, waarover

    schepen stil, blankzeilig gleden naar verre oorden: Venlo,

    Rotterdam.

    Het puin ligt vaal. Het is verdwenen droom, met

    heimwee naar een rozerood verleden, dat ging.

    En dat helaas nooit wederkwam.

    DONAAT SNIJDERS

    137.

  • MOLENBEERSELSE BERICHTEN UIT DE EERSTE WERELDOORLOG (vervolg)

    In het vorige nummer van dit tijdschrift publiceerden we het eerste deel van deze

    "Molenbeerselse berichten uit de eerste wereldoorlog". Wie kan ons foto's bezorgen van

    Molenbeerselse "oud-strijders" (in bruikleen)? Bestaat een foto met alle oudstrijders van

    Molenbeersel? We zullen ze graag opnemen bij deze bijdrage!

    Nummer 7 - juni 1917

    Een landbouwer uit de gemeente moest de Mof

    zijn paard afstaan voor 1.300,-fr. Hij kocht

    een os in de plaats en betaalde hem 1.700,-fr.

    -Onlangs werd hier het huwelijk ingezegend

    van Petronella Bakkers (dochter van Jengsken uit de Groezen) met Willem Moonen (zoon van

    Doorken uit het Broek). Voorbeelden strekken:

    enige dagen later volgde de zuster van de

    bruid, Catharina, het voorbeeld en trad in het

    huwelijksbootje met Mathieu Cuypers van

    Kinrooi .

    -Een drietal inwoners ener naburige Hollandse

    gemeente, aangelokt dorr de hoge daglonen,

    waren naar het Moffen- land vertrokken. En

    inderdaad, zij verdienden er van 7 tot 10 mark

    per dag, doch konden met geld in de hand

    nergens aan eten geraken. Weldra kwamen ze

    terug thuis, half dood van de uitgestane

    ellende en zwerende dat men ze niet meer zou

    beet hebben. Een goede les, voorwaar !

    -Twee zonen van de heer T., het alom geacht

    gemeenteraadslid, zijn ook gelukkig over de

    moordende draad geraakt; weldra zullen ze

    hun drie dappere broeders op het front komen

    vervoegen.

    Vijf broeders, die naast mekaar voor Koning

    en Vaderland tegen de snode o- verweldiger

    strijden, wat een prachtig voorbeeld ! Deze laatste ontvluchting beet de Mof bitter in de neus. E.V.E. en de dienstdoende burgemeester werden te Maaseik, desaangaande voor de krijgsraad gedagvaard. Ze kwamen er met de schrik af.

    Nummer 8 - jul i 1917

    Rond de 70 kinderen uit het Walenland zijn

    alhier bij de mensen gehuisvest. Het is diep

    aandoénlijk te zien hoe die arme schaapjes

    zich verheugen weer eens 'n buikje vol te

    krijgen. Velen lopen reeds mee naar school

    en leren vlaams dat het klinkt, terwijl onze

    bengels er ook een mondvol waals doorheen

    slaan. Prachtig voorbeeld van vader-

    landsliefde !

    -Onze bekende dorpsgenoot Baens Theo-

    door (Veltjes Door), wiens vrouw deze winter gestorven is, trad voor de tweede maal in 't

    huwelijksbootje, op zestigjarige leeftijd, met

    een jeugdige dochter (24 jaren) van Segers

    Nielke uit Kinrooi, die bij hem als meid

    diende.

    Heeft Baens niet altijd gezegd dat hij "ne

    vieze" was ?

    -De tram Maaseik-grens loopt nog altijd,

    ofschoon weinig regelmatig.

    -We zijn er fier over weer 1.000 mark

    boete gekregen te hebben. Jos B... en Jaak

    M..., beiden broeders van twee onzer

    dappere mannen van de vuurlijn, trokken

    de sperdraad over en zijn op weg om u een

    handje toe te steken de pruis te

    "zwaarsen".

    -Daar gaan er hem zoveel lopen dat de Mof

    er van vervaard wordt; daarom is hij nu

    bezig langs de ganse grens de sperdraad

    nog een goede meter te verhogen. Allemaal

    niets gekort, Mofje lief !

    -Enige personen stonden hier aan de draad te

    praten met de bewoners van de

    138.

  • overkant, iets wat de Pruis tot dan toe

    toegelaten had, toen eensklaps een paar

    pinhel men te voorschijn sprongen en alle

    gevankeilijk meenamen. Zeker weer kwestie om de lui wat geld af te troggelen. Zulke

    vuige plannetjes vindt alleen een Mof uit.

    -Moffen in burger gekleed schooien de

    huizen af en trekken niet zelden de grens

    over om maar al te kopen wat eetbaar is. De

    hollandse wacht heeft reeds enige van die

    "smausen" de grens over gedreven.

    De vrouw van Johannes Akkermans (Makke

    Henske).

    De Wwe Denier (Truye Jen). Mathijs Se- gers

    (Hubus Ties op de Manestraat), Monne

    Berbke. Jan Gielen (Boumer Jan, echtgenoot

    van Huuskes Trui). Math. Ti- rium (op

    Donker) .

    Geboorten: een zoon bij Mathieu Arits-

    Driesser (Smeetsstraat). Een zoon bij P.

    Peltzers-Truyen (aan de kerk). Een zoon bij

    Lamb. Keyers-Verheyden. Een dochter bij Jan

    Coolen-Smeets. Een dochter bij Wi1h.

    Brouns.

    Nummer 9 - augustus 1917 _______________

    Overlijdens: de oudste dochter van Mathijs

    Van Deur (Vazen), zuster van onze vriend en

    wapenbroeder Jan Van Deur die we onze

    innige deelneming aanbieden.

    De vrouw van Hendrik Baens (Zooie Rieks- ke)

    die negen minderjarige kinderen achterlaat;

    het jongste, slechts vier weken oud, wordt

    door de liefdadige Wwe Steensels verpleegd,

    van de anderen wilde zich de zwaar-

    beproefde vader niet schei den.

    -Geen week gaat er voorbij of er komen in

    ons dorp vluchtelingen aan uit alle hoeken

    van 't overweldigd vaderland, die dan

    meestal gelukkig de grenzen o- ver

    geraken. Helaas, allen gelukt het niet de

    dodende sperdraad met goed gevolg te

    overschrijden; zo bleef er op 13 juni een

    reeds bejaard heer uit Luik aan dood.

    Diezelfde dag werden vijf jongelingen bij

    de grens door de Moffen aangehouden en

    meegevoerd.

    -Er gaat ook haast geen dag voorbij of er worden bij deze of gene huiszoekin-

    139.

  • gen gedaan, natuurlijk zonder gevolg, want

    de mensen zijn die domme Mof te plat af.

    De woningen gans op de grenzen gelegen,

    doet hij ontruimen. Zo móest Meu- len

    (Heibloem) verhuizen en heeft een

    onderkomen gevonden bij Hoeser Ties; Jacob

    Aendekerk moest bij zijn schoonmoeder

    (Schreven) gaan inwonen.

    -De Moffen, zowel "veldezels" als stumpers

    van soldaten, die hier langs de grens

    rondlopen, zijn echte "armoe- pensen". Ze leven hoofdzakelijk van wat hun de hollandse

    smokkelaars, na voorafbetaling over de draad

    werpen.

    De officieren vertonen zich als het ware

    broed van die ikzuchtige vermetele Pruisische

    kuituur: een hoop verwaande zotten, kale

    praalhanzen, stijve domkoppen, die zelfs hun

    eigen soldaten erger behandelen dan

    slachtvee.

    Ook trekken deze met ganse benden de grens

    over. Van 25 juni tot 8 juli kozen er niet

    minder dan 25 het hazepad en van achter

    komen er nog!

    Vijf kwamen er hier uit Brussel aan, alle

    gebrekkige kerels: twee met een ferme bult,

    de derde was een hinkepoot, de vierde had

    een paardenvoet, nummer vijf miste drie

    vingers aan de linkerhand. Ge kunt u geen

    denkbeeld vormen hoe blij die mannen waren

    zich op het hollands grondgebied te bevinden

    en hoe diep ze er van overtuigd zijn dat gans

    "groszes Deutschland" naar de knoppen is !

    -Op 12 juni werd de hofstede van Theod.

    Baens, langs de steenweg van Molenbeersel

    naar Kinrooi, gans door de brand vernield.

    Zelfs geld en klederen bleven in de vlammen;

    alleen het paard en twee varkens konden

    gered worden. De brand brak uit terwijl de

    echtgenoten Baens om voeragie waren.

    -Daar de Mof verboden had nog na 7 uur te

    tappen, trokken enige jongens van 1t Winkel op Pier van Transvaal af, denkende daar op

    de hei vrij spel te hebben. Maar de Mof had

    lont geroken; hij kwam de kaartpartij

    onderbreken en begon andere troef te spelen.

    Pier kreeg 500 mark boete en zijn klanten

    elk 25 mark. Maar goed dat er aan de

    baggenhandel nog een centje vast zit.

    -Bij Kunnen de slachter, waar de bevoorrading

    van het steunkomiteit zijn waren huisvest, stal

    men drie hespen en andere levensmiddelen.

    Een paar Moffen zouden het gedaan hebben !

    Nummer 10 - september 1917 ______

    Men meldt ons het overlijden van: Jo-

    hannes Henckens, landbouwer (Vlaaster

    Jan), Elisabeth Stevens (Slichte Bet- je),

    Renier Voorter (Klokke Nierke).

    -Het hooigras werd geveild en gepacht aan

    1.000 tot 1.500,-fr. de hektare.

    -De Moffen hebben ellendige armoede

    (Goddank!) en bedelen de mensen af voor alles

    wat maar enigszins eetbaar is; ze zijn op niets

    vies gevallen. Echt zwijnenras !

    Nummer 11 - oktober 1917

    De oogst valt nogal mee en hadden we er

    alleen mee te delen dan viel er hoegenaamd

    geen klagen, doch helaas ! De mof eist het

    leeuwenaandeel, en waren onze boerkens hem

    niet veel te plat, wat zou er ons overkomen.

    Ofschoon het koren in 't algemeen goed in

    heeft, dorst de pruis slechts vier vaten van de

    tien hopen: de mof ziet beteuterd langs zijn

    neus en de boer lacht in zijn vuist.

    -Onzeggelijk is het met welke gulhartigheid

    de lieve kleintjes uit 't Walenland hier

    behandeld worden; men zou haast denken dat

    er de eigen kinderen voor achteruit moeten

    staan. Maar ze hebben ook zo'n verleidelijke

    manier om zoentjes te geven en onze stuurse

    boerenvrouwen als mamaatje te betitelen, dat

    ze onweerstaanbaar zijn.

    -Een Pruis die 't leven moe was -en hoeveel

    zijn er zo niet?- dacht een werkdadig middel

    uit om zich van die last te ontdoen, Hij ging

    met het hoofd op de geëlektriseerde draad

    liggen. Dit hielp want toen men hem vond was

    zijn

    140.

  • gen gedaan, natuurlijk zonder gevolg, want

    de mensen zijn die domme Mof te plat af.

    De woningen gans op de grenzen gelegen,

    doet hij ontruimen. Zo móest Meu- len

    (Heibloem) verhuizen en heeft een

    onderkomen gevonden bij Hoeser Ties; Jacob

    Aendekerk moest bij zijn schoonmoeder

    (Schreven) gaan inwonen.

    -De Moffen, zowel "veldezels" als stumpers

    van soldaten, die hier langs de grens rondlopen, zijn echte "armoe- pensen". Ze

    leven hoofdzakelijk van wat hun de hollandse

    smokkelaars, na voorafbetaling over de draad

    werpen.

    De officieren vertonen zich als het ware

    broed van die ikzuchtige vermetele Pruisische

    kuituur: een hoop verwaande zotten, kale

    praalhanzen, stijve domkoppen, die zelfs hun

    eigen soldaten erger behandelen dan

    slachtvee.

    Ook trekken deze met ganse benden de grens

    over. Van 25 juni tot 8 juli kozen er niet

    minder dan 25 het hazepad en van achter

    komen er nog!

    Vijf kwamen er hier uit Brussel aan, alle

    gebrekkige kerels: twee met een ferme bult,

    de derde was een hinkepoot, de vierde had

    een paardenvoet, nummer vijf miste drie

    vingers aan de linkerhand. Ge kunt u geen

    denkbeeld vormen hoe blij die mannen waren

    zich op het hollands grondgebied te bevinden

    en hoe diep ze er van overtuigd zijn dat gans

    "groszes Deutschland" naar de knoppen is !

    -Op 12 juni werd de hofstede van Theod.

    Baens, langs de steenweg van Molenbeersel

    naar Kinrooi, gans door de brand vernield.

    Zelfs geld en klederen bleven in de vlammen;

    alleen het paard en twee varkens konden

    gered worden. De brand brak uit terwijl de

    echtgenoten Baens om voeragie waren.

    -Daar de Mof verboden had nog na 7 uur te

    tappen, trokken enige jongens van 't Winkel

    op Pier van Transvaal af, denkende daar op

    de hei vrij spel te hebben. Maar de Mof had

    lont geroken; hij kwam de kaartpartij

    onderbreken en begon andere troef te spelen. Pier kreeg 500 mark boete en zijn klanten

    elk 25 mark. Maar goed dat er aan de

    baggenhandel nog een centje vast zit.

    -Bij Kunnen de slachter, waar de bevoorrading

    van het steunkomiteit zijn waren huisvest, stal

    men drie hespen en andere levensmiddelen.

    Een paar Moffen zouden het gedaan hebben !

    Nummer 10 - september 1917 _______

    Men meldt ons het overlijden van: Jo-

    hannes Henckens, landbouwer (Vlaaster

    Jan), Elisabeth Stevens (Slichte Bet- je),

    Renier Voorter (Klokke Nierke).

    -Het hooi gras werd geveild en gepacht

    aan 1.000 tot 1.500,-fr. de hektare.

    -De Moffen hebben ellendige armoede

    (Goddank!) en bedelen de mensen af voor alles

    wat maar enigszins eetbaar is; ze zijn op niets

    vies gevallen. Echt zwijnenras !

    Nummer 11 - oktober 1917

    De oogst valt nogal mee en hadden we er

    alleen mee te delen dan viel er hoegenaamd

    geen klagen, doch helaas ! De mof eist het

    leeuwenaandeel, en waren onze boerkens hem

    niet veel te plat, wat zou er ons overkomen.

    Ofschoon het koren in 't algemeen goed in

    heeft, dorst de pruis slechts vier vaten van de

    tien hopen: de mof ziet beteuterd langs zijn

    neus en de boer lacht in zijn vuist.

    -Onzeggelijk is het met welke gulhartigheid

    de lieve kleintjes uit 't Walenland hier

    behandeld worden; men zou haast denken dat

    er de eigen kinderen voor achteruit moeten

    staan. Maar ze hebben ook zo'n verleidelijke

    manier om zoentjes te geven en onze stuurse

    boerenvrouwen als mamaatje te betitelen, dat

    ze onweerstaanbaar zijn.

    -Een Pruis die 't leven moe was -en hoeveel

    zijn er zo niet?- dacht een werkdadig middel

    uit om zich van die last te ontdoen. Hij ging

    met het hoofd op de geëlektriseerde draad

    liggen. Dit hielp want toen men hem vond was zijn

    140.

  • schedel gans doorgebrand en zijn

    zwijnenogen hingen hem tot onder zijn

    kinnebakken.

    -De genaamde Eng... van Bree, die alhier in 1t

    Broek aan de draad dood bleef, stond aan 't

    hoofd van een geduchte dievenbende. De

    gemeente Bree had zijn hoofd op prijs

    gesteld en

    1.0, -fr. uitgeloofd aan wie hem

    dood of levend overleverde. De Duitsers had-

    den hun grenswachten last gegeven hem bij

    de eerste gelegenheid neer te schieten. Eng...

    hield zich vooral in de bossen schuil en

    randde onmeedogenloos alle voorbijgangers

    aan.

    -Onze naburige Hollandse bevolking heeft

    het ook niet meer te breed en zij is voor

    verschillende eetwaren op rantsoen gesteld.

    - (Allerlei):

    Jaak Janssen, van Molenbeersel, bevindt zich

    nu in het I.M.I.O.H. (Tehuis voor

    oorlogsinvalieden) te Sainte-Adresse.

    Nummer 12 - november 1917

    Het spreekt van zelf dat geen enkel inwoner

    van onze gemeente gedacht heeft aan kermis

    vieren. Hard werken en voor onze jongens

    bidden, dat zijn de enigste bezigheden van

    de brave bevolking. Maar de Mof had het anders voorzien en daar we steeds een sterke

    grenswacht hebben, zocht hij er wat moed en

    vrolijkheid in te blazen bij deze gelegenheid.

    's Zondags 's namiddags dan kwam de

    "kapelle" van Maaseik af met een hele stoet

    staakrechte, dikneuzige en breedmuilige

    officieren, schreeuwbont gekleed -men had

    op voorhand alle varren met dubbel keten

    moeten vastleggen- dikopgevulde, sterk

    bepoederde "frau- lein" en een paar kale

    jonkheden, waarvan we voor 't ogenblik maar

    liever zwijgen, om de feestelijkheid bij te wonen en op te luisteren.

    Dat er geen Molenbeerselaar te verre of te na

    te zien was, spreekt van zelf.

    -Onze hollandse geburen klagen stenen uit

    de grond omdat ze zo streng gerantsoeneerd

    zijn. Luister maar: een half pond brood per

    dag en per kop; 1 ons

    rijst, gerst of havermout in de maand, wat

    erwten en bonen, een beetje suiker en een

    handvol koffie... hoepel daar maar mee op !

    -Onlangs trokken op 'nen viezen keer 12

    feldgrauen met eens de grens over en zopen

    zich te Str... bijna te bersten van plezier de

    spuigaten uit te zijn. Konden ze dat maar

    allemaal klaar spelen !

    Nummer 13 - december 1917

    Niettegenstaande de strenge grensbewaking,

    trekken nog gedurig Mofse weglopers naar

    Holland. Een Duits officier, die een ronde

    deed langs de grens in 't Broek, zocht

    tevergeefs naar een post van 15 man door

    een "Veldezel" -lees feldwebel- aangevoerd.

    Zelfs zijn schreeuwen als een speenvarken,

    zijn "gesakker" als een helleduivel of zijn

    urenlang turen door de verrekijker, brachten

    hem niets verder: zijn mannen hadden het

    naar Stramproy afgestapt.

    -De tramlijn Maaseik-Weert is terug in

    bedrijf. Volgens men ons schrijft loopt de

    tram van Maaseik tot aan de grens, waar de

    reizigers moeten overstappen op de tram die

    hun van daar naar Weert brengt. Uiterst

    strenge maatregelen worden toegepast. Zo

    bijvoorbeeld is het de garde van de ene tram

    onder de zwaarste bedreigingen verboden te

    spreken tot die van de andere tram.

    -Het is bijna onmogelijk een pas te bekomen

    om zich, al was het maar voor een paar uren en om reden van familiezaken, naar de ene

    of andere naburige Hollandse gemeente te

    begeven. Toch is er onze zeer eerw. Heer

    Pastoor nog i geslaagd -waarschijnlijk omdat

    hij Hollander is- een viertal dagen bij zijn

    achtbare zusters te mogen gaan

    doorbrengen ter gelegenheid van Weert

    kermis.

    -Uit een brief van 6 november knippen wij:

    de mensen zijn hier, Goddank, nog goed

    gezond, hebben genoeg te werken en ook

    genoeg te eten, ofschoon alles peperduur is.

    Zo bijvoorbeeld: een ei 65 centiemen, een

    vet zwijn van 1.700 tot 1.800 frank, een

    goede koe rond de 2.500,-fr.

    141.

  • Wat een boerenmens moet aankopen is ook zo

    ijselijk duur: kolen 120,-fr. de

    1.0 kg., koffie 40,-fr. de kg., een gewoon

    kostuum 200,-fr., een paar schoenen 150,-fr.

    en zo verder, alles wat men maar nodig heeft.

    't Spreekt van zelf, dat onze goede boeren niet

    meer kopen dan dat wat ze hoogst nodig

    hebben en dat er zuinig en karig geleefd wordt

    in afwachting dat de tijden weer verbeteren.

    -Men meldt ons het overlijden van M.B.

    Verstappen; Fransen Pieter-Johannes; de vrouw

    van Mathys Kunnen (Jepkes Tieske)

    -Ofschoon het wel streng verboden is zonder

    toelating van de mof zijn eigen varkske te

    kelen, weet menig boerke daar toch wel een

    steeltje aan te passen. Zo lapte het hem ook

    Mathijs S. (Hubes Ties), maar de mof kreeg er

    kennis van en kwam den armen Ties 't varken

    uit de pot halen. Waren die verwenste Pruisen

    maar niet zo sterk, he! Ties ?

    -Einde oktober werd een veulen geveild van

    4 maanden voor 1.600 frank.

    -De Mof rekende uit dat een boerengezin, uit

    acht personen bestaande, maandelijks recht

    behield op 61 kg. graan.

    Waarlijk niet te veel om brood te bakken !

    - (Allerlei):

    Onze wakkere strijdmakker, Thomas Rachels

    van Molenbeersel, die zich voor een paar

    maanden inscheepte om ons heldhaftig

    koloniaal leger te vervoegen, laat ons weten dat hij welvarend te Durban, in Afrika, is

    aangekomen om vandaar de reis voort te

    zetten.

    Zijn nieuw adres luidt: Thomas Rachels,

    onderofficier van de Openbare Macht,

    Belgische koloniaal troepen, Bèlgisch Congo,

    langs Dar-es-Salam.

    - (Briefwisseling):

    Wij zijn eindelijk zo gelukkig onze makkers

    van Molenbeersel de adressen te kunnen

    meedelen van hun twee wapenbroeders,

    krijgsgevangen in Duitsland: -Kunnen Jacob,

    14e linie, Kriegsgefan- genen nr. 136,

    Stammlager, Parchim, Deutschland.

    -Royens Theodoor, 2 Baton 5 cie, nr. 568,

    Mannschaftsgefangenenlager, Trup-

    penübungsplatz, Alten-Grabow, Deutsch- 1

    and.

    De Maeseyckenaar zal die twee vrienden niet

    vergeten !

    MEDITATIE VAN EEN LIJNVISSER

    Morgen ga ik vissen...! Op voorhand verheug ik me reeds in een dag zonder woorden en cijfers,

    die in hun fantazieloze eentonigheid een formele uitspraak doen over het wel en het wee van de

    Vlaamse boerenstand. Geen kriepende deuren, geen raam dat open en toe moet naargelang de

    onbekende willekeur van kollega’s en ook geen lift die vlak vóór je neus vertrekt terwijl je door

    het spionnetje nog juist kunt zien hoe een juffrouw, met de rug naar je toe en het gelaat in de

    spiegel, haar lippen wat bijwerkt. Naar het waarom daarvan kun je raden, net zoals naar de vele

    andere waaroms die tussen het leven van elke dag een vraagteken plaatsen.

    142.

  • Morgen is dat uit. Geen woorden, geen

    telefoon, een ganse dag alleen met jezelf en

    met alleen maar wat rode pieren naast je in

    een potje.

    Mijn zonen alle vier hebben zich vandaag op

    een bijzonder toegewijde wijze ingespannen

    om in onze tuin, hetzij onder de

    bessenstruiken, hetzij onder de bloeiende

    prinsessebonen, te zoeken naar de vetste en

    roodste eksemplaren van de door vissen

    meest gegeerde pierenvariëteiten die er in

    onze hof voorkomen.

    Ten einde elke ontsnapping te voorkomen,

    hadden ze de pieren met een dikke koord aan elkaar geregen zodat ze, bij mijn

    thuiskomst, met gezichten als zonnen, me

    een sliert pieren lieten bewonderen, waarvan

    ze zeker waren dat ze me zou bevallen.

    Ik heb ze dan maar met dankbaarheid

    aanvaard terwijl ik hen verzekerde dat geen

    vis, te land of ter zee of waar ook ter wereld,

    aan hun lokaas zou kunnen weerstaan.

    Toen ze sliepen heb ik een nieuw potje

    pieren gevangen, terwijl ik diep in mijn

    binnenste een schuldgevoel gewaar werd

    omdat ik mijn kinderen bedrogen had.

    Vissers hebben over 't algemeen een gevoelig

    geweten, net zoals jagers trouwens en

    andere stropers. Ook mijn vrouw heeft haar

    aandeel gehad in de voorbereiding. Deze

    morgen heeft ze kempzaad gekookt, zodat ik

    nu met bewondering kan kijken naar de witte

    kiempjes die uit het harde zwarte zaad

    komen kruipen.

    Tenslotte trek ik naar het bos en vul er mijn

    blikken doos met grote strijdlustige

    bosmieren. Ze kijken me gloeiend kwaad

    aan en bijten me kwaadaardig in mijn

    kuiten.

    Met de zalige zekerheid dat het morgen dé

    dag zal zijn, leg ik me te bed en ik sluimer

    in met het beeld van de wonderbare-

    visvangst voor ogen. In mijn droom komen

    ze één na één naar me toe: de grote wilde

    snoek die als een "meteoor" door het water

    flitst, het frele rietvoorntje met zijn zilveren

    maliënkolder, de groen-gele baars met

    vinnen als een vlag op een schip, de brasem

    die er uitziet alsof hij gans zijn leven

    tussen twee zware stenen werd platgedrukt.

    Ze komen naar me toe en vechten als wilden om toch maar eerst aan het aas van mijn

    angel te geraken.

    De dobber zwalkt in wilde kolkingen over

    de stroom en verdwijnt opeens met een

    forse ruk in de diepte. Ik zet me schrap en

    wil de lijn intrekken, doch mijn handen zijn

    machteloos. Het monster trekt me het water

    in.

    Ik voel de koude stijgen rond mijn benen,

    mijn borst, mijn keel. Wanneer ik op het

    punt sta helemaal in het water teverdwijnen,

    word ik wakker. Ik ben nat van het zweet.

    * * *

    De wekker loopt af. Vier uur.

    De laatste jaren heb ik regelmatig met

    heimwee teruggedacht aan de tijd, reeds

    lang geleden, toen ik nog de moed had om

    vier uur 's morgens op te staan alleen maar

    om de zon te zien opgaan en te kontroleren

    of onze leraar latijn geen zever vertelde

    wanneer hij in de klas beweerde dat de

    "aurora musis arnica" is. In die tijd werkte

    ik meest- .al nog pro deo, ik schreef

    namelijk gedichten.

    Ik zal dus weer eens de zon zien opgaan .

    143.

  • Ik werp de lijn uit in de rivier. Over het water

    drijven grijsgrauwe mistslierten, restanten van

    de verfomfaaide kleren van geesten en heksen

    die de ganse nacht over de rivier hebben

    gedanst.

    In het oosten strijkt de dageraad met haar

    roze vingers' over het blanke gezicht en het

    zwarte haar van het slapende Sneeuwwitje.

    Iets van de geest van Homeros, Vergilius en

    Andersen komt over me, maar gelijktijdig ook

    het gevoel van machteloosheid om uitdrukking

    te geven aan die wereld zonder... geld en

    ekonomie.

    De lucht trekt open en over de rode

    wolkenbanken heen zoekt het licht zijn weg

    naar het westen, het zuiden en het noorden.

    Kleine witte wolkjes troepen boven mijn hoofd

    samen tot de huif van een wijtewagen.

    Koeien loeien aan de overzijde van de

    Maas. Zo hun boter niet mag ingevoerd

    worden, dan kan het overwaaien van hun

    geloei geen kwaad voor de veiligheid van

    onze inlandse melkproduktie. Geërgerd zet ik deze "ekonomische gedachte" van

    me af. Ze past niet in deze serene sfeer

    van beroepsloze mijmering.

    Een snok aan mijn dobber. De spanning wipt

    als een aap in mijn leden.

    Weer 'n snok. M'n handen trillen van verwachting: zal ie groot of klein zijn? De

    dobber schiet de diepte in. Ik ruk even. Ik voel

    de weerstand in mijn vingertoppen terwijl mijn

    hart enkele onverwachte kloppingen heeft.

    Zachtjes haal ik in tot de witvis in een zilveren

    schittering aan de oppervlakte verschijnt.

    Voorzichtig haal ik helnnaar de oever toe. Nu

    het schepnet. Terwijl ik de lijn met de lin-

    kerhand vasthoud tracht ik met de rechter het

    schepnet onder de vis te schuiven. Eindelijk is

    het gelukt. Ik trek de angel uit zijn bek en

    duw hem voorzichtig in het leefnet dat ik terug in de rivier leg na het achter een steen

    te hebben vastgesjord. Ik veeg

    mijn kleverige handen af aan het gras,

    doe drie verse bosmieren aan de angel

    en werp de lijn weer in.

    De dobber drijft rustig. Achter de dijk

    ontwaken de geluiden van de dag. Ik hoor

    gerinkel van melkemmers uit de nabije hoeve en over de weg dokkert een wagen. Ik

    zie alleen de schuddende kop van het paard

    en 't hoofd van 'n man met 'n pijp ervoor.

    De vis in het leefnet spartelt. Ik kijk even.

    Het is 'n mooie dikke vis... Zou hij er ooit

    aan gedacht hebben dat het vandaag zijn

    dag zou worden? Wellicht heeft hij al die

    jaren maar gezwommen en gespeeld en

    gevreten wat er voor zijn neus kwam,

    precies of er nooit een einde zou komen aan

    het dartele spel van zijn leven. Ben ik ook

    niet 'n beetje "vis", zo nu en dan?

    En hoe lang zal mijn spel duren? En als je eenmaal de hand van de Grote Visser om je

    borst voelt, wat zal Hij dan van je zeggen?

    Nee, nu geen zware gedachten !

    De zon stijgt. Ze vlamt op mijn blote kop,

    op mijn armen en benen. Naast me bruist

    het water van een beek die met een kleine

    waterval in de rivier valt. Over de stroom

    tuffen schepen tot aan de rand geladen met

    kiezel.

    De schaduw van de kerktoren aan de over

    kant kringelt over de lichte golfjes.

    De zware tonen van de middagklok waaien

    open over het water en over de ritselen de

    tarwevelden achter de dijk.

    Ik open mijn boterhammenzak, eet, mijmer

    en geniet.

    Ik wuif naar de man in de zeilboot die

    voorbijkomt. Hij zit op het achterdek, de

    handen onder het hoofd, alleen met het

    water en de glooiende dijken. Hij groet

    terug. Wij zijn broers, van de rustige

    eenzaamheid.

    Weer werp ik de hengel uit...

    JAAK VANDEWEERDT

    (Geistingen, 1962)

  • PELGRIMSTOCHT VAN KINROOI NAAR ROME ANNO 1787

    Of er vandaag de dag in de biechtstoel nog penitentie gegeven wordt laat ik in het midden. Toen

    wij jong waren kregen we wel eens vijf onze vaders en vijf weesgegroeten te bidden, voor

    penitentie. Onze ouders moesten al wat meer bidden, maar onze voorouders kwamen er soms

    maar bekaaid af. Je hebt zeker al gehoord dat bepaalde lieden voor penitentie op tocht moesten

    naar St.-Jacob van Compostella in Spanje. Een Roomse reis als je het me vraagt, honderd en meer

    jaren geleden ging het allemaal te voet, door onherbergzame streken, temidden van vele

    gevaren.

    Welnu, in een archiefstukje uit 1787 ont

    dekten we dat een inwoner uit Kinrooi op

    pelgrimage trok naar... Rome. Ook niet bij de

    deur als je het me vraagt.

    Op 7 februari 1783 maakte Maria Hae-

    mers, weduwe, (haar man heette Hendrik

    Bosmans) haar testament.

    Hier gaan de bepalingen van dat testament

    :

    1) Vijf stuiver aan de kerk van Kes-

    senich.

    2) Aan Maria Bosmans, de nagelaten

    dochter van haar zoon Peter Bosmans,

    de som van 50 gulden.

    3) Aan haar zoon Joannes Bosmans 100

    gulden.

    4) Aan haar dochter Elisabeth Bos-

    mans 60 gulden.

    5) Aan haar zoon Mathias Bosmans

    100 gulden.

    6) Aan haar zoon Hendrik Bosmans

    200 gulden.

    7) Aan haar zoon Wilhelmus Bosmans, al

    haar goederen.

    Dit testament werd opgesteld ten huize van

    Maria Haemers te Kinrooi. Getuigen waren:

    Joannes Teuwen en Maxi- miliaan Van de

    Walle.

    Het testament werd overgemaakt aan

    notaris Eggelen.

    In een bijgevoegde nota lezen we: "Mathias Bosmans heeft op 12 april 1787 de som

    van 200 gulden ontvangen uit handen van

    Wilhelmus Bosmans, hem door zijn moeder

    vermaakt voor de bekostiging van een

    pelgrimsreis naar Rome".

    Rest nu nog alleen de vraag waarom Ma-

    thias Bosmans zo nodig naar Rome wou.

    Het kan ook dat het hier gewoon gaat over

    de inlossing van een 'belofte'.

    Of dat Mathias Bosmans zo godsdienstig

    was dat hij de paus, het hoofd van de

    katholieke kerk, wel eens in levende lijve

    wou zien. Van Kinrooi te voet naar Rome.

    Zal het hem ooit iemand nadoen?

    MET KALABAS, PALSTER EN SCHARPE.

    Men kon in de Middeleeuwen op bedevaart

    gestuurd worden, zowel wegens mondelinge

    beledigingen als uit hoofde van man- of doodslag, lezen we in een oud artikel. Alles

    hing af van de omstandigheden van de

    zaak, van de plaatselijke gebruiken en van

    de ... rechters. In vele gevallen kon het

    slachtoffer de pelgrimstocht afkopen. Hij

    die rijk was (denk maar aan de lo- telingen)

    had altijd een voetje voor. Wie geen losgeld

    kon betalen ondernam de opgelegde tocht

    voorzien van kalebas, palster (staf) en

    scharpe (reiszak).

    Geen van de boetelingen mocht terugkomen

    zonder behoorlijke getuigschriften te kunnen voorleggen, zoniet werd hij voor 33

    jaar of voor 99 jaar (zeg maar voor altijd)

    uit het land verbannen .

    Uit de overlevering weten we dat een ander

    persoon uit Kinrooi, een voorouder van de

    stam Symkens, op bedevaart 'moest' naar

    het verre St-Jacob van Compostella in

    Spanje. Het blijkt dat hiervan nog een en

    ander terug te vinden is in het

    familiearchief.

    14b.

  • NIKOLAES OP 't BROEK UIT VUCHT. FAMILIEKRONIEK KRAEWINKELS

    In 'Maaslandse Sprokkelingen’ (oktober

    1980) staat het verhaal van Nikolaes Op 't

    Broek uit Vucht die op 14 april 1840 zijn

    Rometocht aanvatte, samen met zijn

    metgezel Willem Peeters.

    Roger Janssen schrijft in de inleiding: "Van

    in het begin gold zo een pelgrimage als een

    boetedoening, die spontaan doch meestal

    opgelegd en met dwang werd aanvaard.

    Zowel kerkelijke als burgerlijke rechtbanken

    verwezen de veroordeelden naar het een of ander bedevaartoord. Als voornaamste zijn

    bekend: Rocamadout (Rutsemedouwe), Sint-

    Jacob in Com- postelle Spanje), Vandöme

    (Loire), Kevelaer, O.L.Vrouw van Loretto en

    Rome enz..."

    ic ie

    Wellicht was Mathias Bosmans door de-zelfde gedachte bezield als Nikolaes Op 't

    Broek uit Vucht waar die zegt: "Toen ik

    nauwelijks de ouderdom van 20 jaren

    bereikt had werd ik zo door

    godsdienstigheid of eerder nog door

    nieuwsgierigheid gedreven, dat ik het

    besluit nam om Rome te zien, kost wat

    kost, ik zou onze H.Vader de Paus

    Gregorius XVI bezoeken, al moest ik

    daardoor ook het leven derven".

    PIET HENKENS

    Gesprek in de Hees met een oud-brik- kebakker:

    "Water, gank mich toch gauw! Gèèf mich

    mer ene gooje borrel!"

    "Dan motj gèè toch waal met eur jao- re

    'n iezere gestel höbben?"

    "Det is het noe zjust: ich ben bang det het

    geit rossen..!"

    De familiegeschiedenis van dit Maaslandse

    geslacht werd geschreven in 1971, toen de

    Kraewinkelsen hun eerste familievergadering

    hielden. In dit fraai uitgegeven familieboek

    lezen we dat de oudste gekende stamvader

    een zekere Godefridus Krouwinkel was, die ca.

    1636 te Maaseik woonde. Hij had liefst twaalf

    kinderen, maar dan wel uit twee huwelijken :

    zijn eerste vrouw was een zekere Anna en zijn

    tweede heette Mechtildis van Kempen. Slechts

    twee van de acht zonen huwden te Maaseik en

    van deze twee stammen ook alle Kraewinkelsen af die men in alle hoeken van

    Limburg en ook daarbuiten kan aantreffen.

    Merkwaardig in de familiegeschiedenis is de

    vondst van een muntstuk, dat te Geistingen-

    Ophoven gevonden werd en waarop naast het

    randschrift "Rechen Pfenninge van Dawanus

    Kraewinkel" ook het familiewapen of beter het

    huismerk geslagen werd. Het toont ons een

    aardteken of wereldbol met band en kruis en

    stelt het overwinnende kristen- dom voor.

    Men zou hieruit kunnen besluiten dat onze

    Dawanus Kraewinkel een

    146.

  • zeer godvruchtig man was, maar ook en met

    meer zekerheid dat hij handelaar is geweest.

    Het was vroeger immers gebruikelijk dat

    sommige landeigenaars die ook in de stad

    een winkel hielden hun eigen munt lieten

    slaan. Denken we maar aan Willem van der Meer van Tongeren, die méér dan 200 jaar

    geleden zijn arbeiders met eigen gemaakt

    geld uitbetaalde, geld dat uiteraard alleen

    geldig was in zijn eigen winkel. Het is ook

    mogelijk en zelfs niet uitgesloten dat het

    alleen maar pasmunt of kleingeld was, dat bij

    gebrek aan wisselgeld in gebruik genomen

    werd. Er zijn trouwens nog grootwarenhuizen

    die een soort rekenmunt, uit plastiek ge-

    maakt, gebruiken bij de terugbetaling van

    het leeggoed.

    De Kraewinkelsen waren dus gewiekste

    zakenlui en handelaars, maar dat zijn ze niet

    altijd gebleven. Ze hebben zelfs zeer

    uiteenlopende beroepen uit- geoefent,

    gaande van landbouwer en dagloner tot

    herbergier, koperslager en loodgieter.

    In de 18de eeuw waren Pieter, Theodoor en Leonard Kraewinkels kerkmeester en

    burgemeester te Ophoven. Eén van hen, nl.

    Pieter had weinig of geen geluk in het leven,

    want in 1754 liet Baron Filip van Waas

    Hendrik Molenaers radbraken, Pieter Paesen

    hangen en Pieter Kraewinkels onthoofden.

    Dit wrede vonnis heeft onze bloeddorstige

    edelman ook geen geluk gebracht, want

    enkele jaren later werd hijzelf door een jon-

    geman koelbloedig neergeschoten en zijn

    zuster stierf, zoals onze Pieter, onthoofd

    door de guillotine te Parijs.

    Waar komt deze eigenaardig klinkende

    familienaam Kraewinkels nu vandaan ?

    Wel, van een plaatsnaam en het bewijs

    hiervoor is het Kraewinkelshof te Ophoven,

    een oud laat- of cijnshof.

    Reeds in 1506 werd het door een zekere Johannes, die men Kraewinkels noemde, voor

    het leenhof van Kuringen verheven. Het woord

    "winkel" moet men hier niet zien in de

    betekenis van een opslagplaats of ruimte waar

    men handel drijft. Maar als een stuk land waar

    vermoedelijk veel kraaien neerstreken. Ook

    elders in ons land en in Europa zijn zulke

    plaatsnamen gekend en de familienaam kan

    dan ook op verschillende plaatsen ontstaan

    zijn. Bekend voor ons zijn de families

    Krahewinkel in Saksen en Van Kraaiwinkel in

    Brabant. Dit Brabants geslacht heeft het in de loop der tijden niet slecht gedaan, want het

    werd in de persoon van Barthelemy Van Kraai-

    winkel door Karel II in 1687 in de a- delstand

    verheven. Deze Barthelemy was de kleinzoon

    van Jan Van Kraaiwinkel, die soldaat was bij

    de lijfwacht van Keizer Karel V. Tot dit

    geslacht behoorde ook Jan Frans Van

    Kraaiwinkel, die in 1779 een leenhof kocht te

    Geetbets.

    Over al deze edele en minder edele takken

    hebben de afstammelingen van Bella

    Bruystens en Jacobus Antonius Kraewinkels op

    hun familiereünies reeds dikwijls nagekaart.

    FRANCIS G00LE en PIET SEVEREYNS

    147.

  • MOLENRECHT TE KESSENICH

    Meer dan honderd jaar geleden publiceerde ene G.D.F. in de eerste jaargang van "De

    Maasgouw", 1879, nr. 77 d.d. 24.04.1879, een vondst uit het rijksarchief van Maastricht. Het

    is niets 'bijzonders' wanneer we dit stuk vergelijken met andere uit de 17 eeuw, maar omdat

    P.Bouveroux er in zijn degelijk en uitvoerig artikel 'Over de dwangmolens der heerlijkheid

    Kessenich" (Verzamelde Opstellen, Hasselt, 1943) geen gewag van maakt, al weet hij veel te

    melden over de betrokken molen, meenden wij dat het stuk, na zoveel tijd, nog de moeite

    waard is om het te vermelden. Ziehier dan de tekst van het artikeltje:

    Oc 't Provinciaal Archiei bevindt zich een

    dubbel klein folioblad van den volgenden

    inhoud:

    Extract uyt de Landtrechten offte ordre van

    rechten der bancke Kessenich, gere- formeert

    offt gerenouveert by den Wel Eedelen Heer

    Walraeven van Waes Heer zu Kessenich etc.

    geexcopieert door Joannes Servatij, alwaar

    onder andere in fine stondt het naervolgende:

    Dit syn de Landtrechten end moolen- rechten

    des Landts. Kessenich dienen verkleert te

    worden op het jaer gedingh.

    Item dat is dat moolen recht.

    Item wij is van den irigesetenen lae- ten die

    zelfs zien kooren draeght offt dede draegen,

    offte voer offte dede vaeren voor sijn handt

    in de moolen, soo sal den Molenaer maelen om

    dat twintighste deel.

    Item, haelt den molenaer dat kooren bij de

    laeten undt wederbrenght, doo magh den

    molenaer daer aff mollich- teren dat sestiende

    deyl, soo oock dat moolenrecht offt den molder

    wildt soo magh hij halden eenpeerdt met een

    karren ende haelen dat kooren bij de laeten,

    en hij sal hebben een Eycker gebrandt vat bij

    de karre want wij offt wij den molenaer niet

    en gelooff- den den laeten voors, soo ist den

    molenrecht dat men sal meeten dat kooren

    metten vat voors, en leveren dat kooren op

    zijn karre.

    drij vaet buydels meel; item is het kooren

    geweest 4 vat, soo sal hij leveren 6 vaet

    meeis; item offt is geweest een melder,

    daer van sal hij leveren 9 vaet meeis, end

    alsoo naer pondt belanck des koorens.

    Item dat kooren en meel sal all streeck

    moeten syn en dat met densel- ven vaet

    gemeten.

    Item offt geviel dat die ingesetene laeten

    offte nabueren hun maete offt soo veel meeis

    niet en hadden offt hebben dat sij den

    molenaar gelevert hebben, soo magh men als die

    laeten voors, die kerre met dat peerdt binden

    aen eenen tuyn, al wes den molenaer hunne maet

    lievert als voors. is sonder mesdoen aen den

    Landtheer van Kessenich.

    Item die mollichter cuyp offte kist sal vier

    voet staen van het raet.

    Item is noch dat moolen recht dat het kooren

    magh liggen 2 daegen en een nacht wanneer die

    meulen en conde gemaelen offte verlegen met

    ijse; waer dan niet gemaelen, offt die molen

    niet en ginck offt geen mael water en hadde, soo

    mogen die laeten voors. het kooren op laeden en

    maelen dan waer sij connen en mogen.

    Item offt die laeten hun kooren moesten

    gelden, soo sullen sij des versoecken aen den

    molenaer, en vercoupt hij t' als den merckt

    soo sullen sij dat kooren aen hem gelden als

    hij dat oock gemaelqn kan; maer en heeft hij

    geyn kooren, offt hij niet gemaelen en kan,

    soo mogen die laeten het kooren gel-

    Item, sal den molenaar dat alsoo maelen, offt

    des koorens is geweest 2 vat dat hij daer uyt

    sal leveren

    148

  • den en laeten maelen, waer sij konnen offt

    mogen.

    Item is noch dat moolen recht offt de laeten

    buyten moeien jaer en dagh, soo magh den

    molenaar die laeten doen dae- gen met dagh en

    dagh recht, en dwingen die persoonen met dagh

    recht daer te moeten coemen en betaelen hem

    heel en sijn gansch mollichter die sij hem

    ontvoert hebben.

    Item offt geviel dat eenige van die laeten

    buyten moeien eens offt tweemael, offt drijwerf

    offt meer offt min, als hij die luyden gehelpen

    offte gemaelen kan, als dat verklaert staet,

    soo magh den meulder henen gaen offt die weder

    te moolen coomen, en mollichteren gans alle die

    molchter die hij meynt dat die persoonen offt

    laeten hem ontvoert hebben, sonder mesdoen aen

    Heer offte jemandt, ende soo verre als die

    laeten buyten hebben gemaelen geen saecke en

    hebben tegen den meulenaer.

    Et signatum erat: JOANNES SERVATIJ,

    secretarius der Heerlyckheyt Kessenich

    tot Hunsel. Copia.

    Deze copia of afschrift had tot on-

    derteekening: P.DREESENS, secretarius

    liberi territorij de Kessenich.

    Zoo als blijkt uit het hoofd van dit

    afschrift, is dit molenrecht, dat in ieder

    jaargeding aan de ingezetenen moest

    voorgehouden worden,^van oude herkomst en

    werd in de 17 eeuw hernieuwd of wellicht,

    als slecht costumier zijnde, in schrift

    gebracht door of op last van den heer van

    Kessenich, Jan Walraf van Waes. Deze had

    die rijksheerlijkheid verheven in 1689 voor

    het leenhof van den Hertog van Gulik, van

    welken zij roerende was.

    Uit bij mij berustende afschriften van 't

    Gichtboek van Kessenich, on- derteekend

    door Joseph Buren, secretaris der bank, en

    gecollationneerd door zijn opvolger P.

    Dreessens bovengemeld, blijkt verder dat de

    ban- of dorpsmolen in 1663 "verob-

    ligeert ende verbonden" was voor

    kapitale sommen aan Jonkheer Charles de

    Bourlain en Matheus Bocholt, en dat

    deze, wegens gebrek der in-

    terestbetalingen, bij gerechtelijke

    verkooping of uitwinning van 28 Sep-

    tember 1663, den molen met alle apen

    dependentien, tevens ook den hof genoemd

    Grouwels, "met alle sij- ne aanclevende

    gerechtigheyt", gelegen te Uffelsen en

    mede hypothecair verbonden, overdroegen

    aan den land- scholtis Carolus Crol,

    admodiateur van 't Graafschap Horn.

    G.D.F.

    Nog enkele toelichtingen :

    * het gaat duidelijk over de banale of

    dwangmolen van Uffelsen, onder

    Waleram of Walraaf II van Waes en wel

    in de 17e eeuw. De molen werd door

    hem verheven (kwam rechtens in zijn

    bezit) voor de hertog van Gulik in

    1639.

    * het molchter was het maanloon in 'natura'. Het bedroeg, gelijk elders, 1/20 als men het graan zelf naar de molen bracht; 1/16 als de molenknecht het met de 'molenkar' kwam ophalen en het meel weer kwam thuisbezorgen.

    * de molenkar wordt vermeld en ook het

    geijkt vat dat de knecht bij zich moest

    hebben ('gebrandt' betekent hier geijkt).

    Hij moest een 'gestreken' maat afleveren.

    Een 'malder' is hierbij een vaste maat

    volgens het aangewende 'vat', in dit geval

    'Maas- eiker maat'. In principe is een

    'malder 1 een hoeveelheid graan die in-

    eens kan gemalen worden. Het vat kent

    verschillende maten, variërend van

    23 tot 26 liter. Bijgevolg is een 'malder' zes vat, dus iets tussen 138 en 156 liter;

    laten we zeggen : rond de 150 liter. Van 2

    vat koren moet de klant 3 vaten meel

    krijgen; van 4 vat moet dat 6 vaten meel

    geven; van 1 malder dus 9 vaten meel.

    149.

  • * Grouwelshof onder Uffelsen hoeft men niet

    meer te gaan zoeken: volgens P. Bouveroux

    werd het in 1840 afgebroken. De Uffelse

    molen, lang een twistpunt tussen

    Nederland en België vanwege bewateringen

    .. staat daar nog wat verweesd langs de

    rechtgetrokken

    beek: een schaduw van wat deze bekende

    molen ooit is geweest. Over eigenaars en

    twisten ... kan men terecht bij P.

    Bouveroux.

    DONAAT SNIJDERS, o.s.c.

    VAN MEER DAN EEN HALVE EEUW GELEDEN,..

    GEPLOGENHEDEN BIJ OVERLIJDEN EN BEGRAFENIS

    Als iemand in de parochie overleden was,

    werden zo spoedig mogelijk de pastoor en de

    koster verwittigd.

    Dat was zó te Molenbeersel en ongetwijfeld

    overal in het omliggende..

    De hele buurtschap was van de treurige

    gebeurtenis vlug op de hoogte. Vrouwen die

    enigszins de tijd hadden, gingen de dode

    even groeten en de familie wat troost bieden.

    De koster, of één van zijn zoons, luidden de

    klokken. Driemaal na elkaar, met een

    minuutje tussenpoos tussen het gebeier.

    Het nieuws liep als een vuurtje door het

    dorp. Velen konden wel gissen wie -zoals dat

    heet- het tijdelijke met 't eeuwige had

    verwisseld.

    De mensen uit de wijk kregen dan een aantal

    opdrachten te vervullen, die bij zulk geval

    noodzaak worden. Maar de vrouwen waren

    nochtans eerst aan de beurt: zeven

    ongehuwde meisjes (mêègdje), van hoofd tot

    voeten omhangen met een zwarte folie,

    trokken in de vroege morgen, in een lange rij

    en hardop biddend naar de kerk. Daar werd

    voor de zielerust van de gestorvene een

    lange reeks Onze-Vaders en een lange reeks

    litanieën gebeden.

    * # *

    Was de aflijvige iemand van enig aanzien,

    dan werd vaak beroep gedaan op een

    nonnetje om het lijk "af te leggen".

    Tenminste als het zustertje niet te ver moest

    gaan.

    's Avonds kwamen alle mannen uit de buurt

    in het sterfhuis samen om de rozenkrans te

    bidden. De schaars verlichte huiskamer was

    spoedig eivol en niet zelden te klein.

    In het halfduister bromden de zware

    stemmen vele rozenhoedjes. Zolang de dode

    "boven d'aarde" lag, werd dat herhaald, maar

    de eerste avond reeds moest er geloot

    worden om de taken te verdelen :

    - twee mannen kregen de opdracht bij

    de dode te waken

    - vier mannen moesten de lijkbaar dra-

    gen. (Was hêt sterfhuis te ver uit de

    dorpskom, dan moest gezorgd worden voor

    kar en paard om 't lijk tot aan de kerk te

    voeren).

    - andere mannen werden aangeduid

    om, de dag van begrafenis, de klokken te

    luiden

    - vier mannen kregen de moei

    lijkste taak: het graf delven

    - anderen werden er mee belast de fa-

    milie in de naburige dorpen te verwittigen

    Bij het waken waren enkele traditionele

    gebruiken in acht te nemen :

    - in de nabijheid van de aflijvige

    b 1 i j ve n

    - er op letten dat de brandende kaarsen

    naast het bed niet uitdoofden en ze

    desnoods vervangen

    - de haard of de kachel mochten,

    bij koud weer, gestookt woraen

    - de wakers kregen een grote kan

    koffie, om te voorkomen dat ze insliepen

  • en... dikwijls stond er een stoop jenever voor

    ze gereed.

    (Er werd verteld dat ze ooit de sterke drank

    duchtig door het keelgat hadden gegoten en

    dan de angst op het lijf kregen, spoken

    meenden te zien, vreemde geluiden schenen

    te horen., en nog erger dingen...!)

    * * *

    Over het klok-luiden op de begrafenisdag,

    wil ik nog iets grappigs vertellen .

    Mijn vader en ikzelf waren 's avonds gaan

    bidden in de woning van een overleden

    buurman, ergens in de richting van de beek.

    Na de ceremonie werd er geloot om de

    opdrachten.

    Vader haalde een toegeplooid papiertje uit de

    toegestoken hoed en las -tot zijn niet

    geringe verbazing- "Loeien". Het stond daar

    in mooi "klassiek" schrift: "Loeien". Die het

    geschreven had moet zeker van mening zijn

    geweest dat de "pappenheimers" van zijn

    wijk, niet zouden gesnapt hebben wat "lui-

    den" beduidde...

    Vader kon zich de dag van begrafenis niet

    vrij maken en liet een plaatsvervanger

    "loeien"., de klok luiden, bedoel ik..

    Wie aan de echtheid van mijn verhaaltje

    mocht twijfelen..: na zoveel jaren heb ik, bij

    groot toeval, het bewuste papier

    teruggevonden in een kerkboek dat mijn

    vader toebehoorde, (zie afbeelding) .

    * * *

    De grafdelvers kregen het moeilijkste werk op te knappen. Zo'n kuil graven is zwaar

    labeur.

    Zij moesten er vooreerst goed voor oppassen

    dat de mulle bovenlaag niet in de put

    neerstortte. Een groter probleem

    deed zich voor wanneer ze door de dikke

    zandlaag hadden gegraven en ze plotseling

    op een keiharde, rosse grondlaag stieten, die

    weerbarstig bleek voor een gewone schup.

    Ik herinner me dat de del vers zich dan niet

    verder inspanden, in zoverre dat de kist

    nauwelijks één meter onder de grond kwam

    te liggen.

    Er zijn, op zekere dag, klachten gekomen

    hierover (van hogerhand?). Voortaan kwam

    de veldwachter meten met de duimstok of de

    kuil de vereiste diepte gekregen had.

    De delvers bedienden zich van dan af, van

    een houweel of een oude aaks, om de

    harde ijzerlaag te breken.

    * * *

    Een aantal mannen werden er mee belast de

    familie in de naburige dorpen te verwittigen.

    Dat kon onmogelijk anders dan mondeling

    geschieden. Brieven schrijven werd niet

    gedaan, telefoneren ging toen nog niet,

    evenmin als telegrams zenden en wie bezat

    een fiets ? Dus., te voet naar Kessenich, of

    naar Beek, of Hunsel, of Tongerlo.. Het was

    niet altijd een lachertje..!

    * * #

    Toen ik nog heel jong was, heb ik zo dikwijls

    toegekeken als men een dode in het graf liet

    zinken. Aan weerszijden ervan stonden twee

    mannen met dikke koorden ("zeile"), die ze

    onder de kist schoven. Met z'n vieren hieven

    ze de doodkist omhoog en lieten die dan

    zachtjes in de kuil zakken. (De cowboys van

    de Far-West deden hetzelfde met hun dode

    makkers., zoals we nogal eens zien op T.V.)

    Wie destijds op het dwaze idee is gekomen

    verandering te brengen in dit eenvoudig

    gebruik, is mij een raadsel. Was men (?) van

    oordeel dat twee mannen evengoed de

    karwei aankunnen als vier? In elk geval

    kwamen er verder geen koorden meer aan te

    pas.

    Een dikke plank, ongeveer 50 cm. breed, zou

    de touwen vervangen. De delvers plaatsten

    die in het graf met een uiteinde in de uiterste

    hoek, waar de voe-

    151.

  • ten van de dode zouden rusten. Het andere

    einde, waar een handvat aan zat, stak aan de

    overzijde boven de grond uit. De kist werd

    op de plank getild.

    Ze schoof met een plotse ruk naar beneden.

    De twee mannen trokken de plank uit de

    kuil... het lijk plofte neer op de bodem...

    Akeli g..!

    * * *

    De priester maakte een laatste zegenend

    gebaar over de dode en keerde dan met zijn

    koorknapen terug naar de sa- kristie...

    Maar de fami1 del eden, wenende vrouwen

    en zwijgzame mannen, gingen weer de kerk

    binnen om de kruisweg te doen. De koster

    las uit een beduimeld boekje bij elke statie

    het passieverhaal voor. Daarna kwamen alle

    rouwenden in de middenbeuk, met wijd

    uitgestrekte armen God om erbarmen

    smeken over de mens die ze even tevoren ter

    aarde hadden bestel d.

    * * *

    Nu zijn al die gebruiken meestal verdwenen

    en vergeten...

    Vóór een paar weken zat ik bij het bed van

    een stervende. De aalmoezenier van de

    kliniek kwam hem nog eens zegenen en hem

    een troostwoord in het oor spreken .

    Daarop zei tot de wenende echtgenote, van

    de ijlende man: "Als hij dood is, zal het huis

    hier alles voor U regelen. U moet enkel een

    hemd meebrengen, een boordje en dasje.. De

    begrafenisonder- nemer die aangeduid

    wordt, draagt zorg voor de kleinste

    details..."

    Zo gebeurde het ook, met uitzondering van

    de kerkelijke plechtigheid die -op aanvraag

    van de naastbestaanden- uiterst ontroerend

    overkwam..

    In vroeger tijden was zoiets haast on-

    mogelijk. Immers., begrafenisondernemers..

    wie had daar, op de buiten, ooit van gehoord

    ??

    De buurtgemeenschappen waren destijds

    zeer gesloten kringen, waar iedereen elkeen

    kende en -al waren er soms vetes tussen de bewoners- als er ergens echte nood heerste,

    dan waren helpende handen tot alles bereid.

    Bij een sterfgeval bijvoorbeeld, stonden

    vrouwen, zowel als mannen, gereed om hulp

    te bieden.

    Nu zijn vele vriendschappelijke relaties -ook

    bij dorpsmensen- door allerlei

    omstandigheden verkild, zoniet uitgedoofd.

    Men kan het alleen maar betreuren....

    MAARTEN JOZEF BOON

    K U R I E U S , . .

    Verkleinde weergave van een inte-

    ressant "doodsprentje"; een gene-

    alogisch dokumentje, zoals we’er

    meerdere kennen uit Duitsland.

    De tijden zijn veranderd,

    voor de doodsprentjes..

    ook

    (Ingezonden: Donaat Snijders)

  • PERIKELEN OP EN ROND DE TRAM MAASEIK - WEERT (vervolg en slot)

    In dit nummer het slot van de "perikelen" zoals ze "Joe Benfon" zrich herinnerde. Qp onze

    oproepen in vorige nummers van dit tijdschrift, ontvingen we nog een aantal reakties; deze

    komen vanaf het volgende nummer aan bod.

    Oude foto's van de tram in onze dorpen blijven welkom en., worden terug bezorgd !

    "NOE KRIEG ICH NOCH VIEF SEIMTIEME!"

    Wat kostte zo'n reisje Maaseik-Kinrooi of

    Maaseik-Molenbeersel? Ik weet 't niet zo

    precies meer, maar in de prijs werden toch

    nog centiemen vermeld.

    Het stukje van 0,05 fr. had nog een zekere

    waarde. Op de Maaseiker kermis kon je, in

    de twintiger jaren, nog 'n lekker ritje maken op de prachtige paardjesmolen voor 0,10 fr.

    en een partij "beugelen" kon je overal spelen

    voor hetzelfde bedrag.

    Eén van de tramkondukteurs was bijzonder

    tuk op een paar centjes "drinkgeld" en hij

    had er een geraffineerd handje van weg, om

    dat te bemachtigen.. Zo nam hij zeer

    dikwijls ruimschoots de tijd om een

    geldstukje van 0,05 fr. op te diepen uit het

    rammelend kleingeld in de lederen tas, die

    op zijn buik bengelde. Dat maakte sommige

    reizigers zenuwachtig en die zeiden dan

    tenslotte: "Och., laot mër zitte!"

    Ik heb -in verband met dit truukje- het

    volgende "incidentje" meegemaakt..

    De “tramhalt" te Kinrooi, aan het huidige gemoderniseerde vijfwegenkruispunt, met de tram

    komende uit de richting Molenbeersel. De "wachtzaal" is blijkbaar leeggestroomd voor de

    fotograaf.. Waren het allemaal klanten voor de tram..? (Verzameling: Geschied- en

    Heemkundige Kring Kinrooi)

    153.

  • Een geboren Kinrooi naar, oudstrijder 1914-

    1918, was na de oorlog als beroepsmilitair te

    Brussel blijven wonen. Hij kwam nu voor een

    verlofperiode naar zijn familie in Kinrooi

    afgezakt, nam aan de Bospoort de tram en

    betaalde vóór 't Ven, zijn reistiketje.

    De kondukteur scharrelde heftig in zijn

    geldtas en gebaarde niet te vinden wat hij

    zocht. De reiziger wachtte.. Hij had bij 't leger

    geleerd wat geduld is!

    Eindelijk zei hij: "Noe krieg ich noch vief

    sentieme!"

    De kaartjesknipper sloeg rood aan. Hij had

    blijkbaar gerekend op: "Laot mèr zitte..!" Hij

    grijnsde met brede mond en brabbelde

    kwaadweg, zodat iedereen 't moest horen:

    "Jao.. jao.. noch vief sentieme.. Hè woentj al

    te lang in Brusselt.. Hè wèt neet mier dèt wièj

    e knepke zegge.. Hiej.. dao is dien vief

    sentieme.. Brusselèr!"

    * * *

    Onder de oorlog 1914-1918 waren we totaal

    onderworpen aan de bezetter., zelfs wat de

    betaalmiddelen betrof: we betaalden met

    Duits geld., plakten Duitse postzegels op de

    zeldzame brieven (die onderworpen waren aan

    censuur..')

    Na 1918 werden de Marken toch ingew