Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

44
NUMMER 30 VOORJAAR 2014 JEUGDGEZONDHEIDSZORG ACTUEEL TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG NEDERLAND In deze JA!: Thema: ADHD of gewoon druk gedrag? - vervolg En verder: – Tien jaar JA! – Wat kindertekeningen zeggen – Vragenlijsten: klanten overvraagd? J A !

description

Thema: ADHD of gewoon druk gedrag? En verder: Tien jaar JA!, Wat kindertekeningen zeggen en Vragenlijsten: klanten overvraagd? JA! Jeugdgezondheidszorg Actueel! Ledenbulletin van de Artsen(vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN) Verschijnt drie keer per jaar. Website AJN: www.artsenjgz.nl

Transcript of Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

Page 1: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

N U M M E R 3 0V O O R J A A R 2 0 1 4

J E U G D G E Z O N D H E I D S Z O R G A C T U E E L

T I J D S C H R I F T V A N D E A R T S E N ( V E R E N I G I N G )J E U G D G E Z O N D H E I D S Z O R G N E D E R L A N D

In deze JA!:Thema: ADHD of gewoon druk gedrag? - vervolg

En verder:

– Tien jaar JA!

– Wat kindertekeningen zeggen

– Vragenlijsten: klanten overvraagd?

JA!

8366_V01_fc.indd 1 26-02-14 13:58

Page 2: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

1000-21-4000-0014 AJN JA nr. 30 Kleur: fc

Voor de verzorgingvan de anus.

ForestHealthcare

Tijdens de zwangerschap en de bevalling kunnen

de aderen rond de anus extra aandacht gebruiken

omdat ze dan met meer druk te maken hebben

dan gebruikelijk. Curanol zalf in combinatie met

Curanol tabletten zorgen voor een optimaal

resultaat. Curanol zalf houdt de bloedvaten van

buitenaf elastisch. Curanol tabletten (bevatten

vitamine C) zijn van binnenuit gunstig voor

soepele en elastische aderen. www.curanol.nl

GebruikCuranol zalf incombinatie met

Curanol tablettenvoor een optimaal

resultaat!

Curanol is een product van de makers van Sudocrem

BESCHERMT, VERZACHT EN HELPT

Voor echtebofkontjes

www.sudocrem.nl

De huid van een kleintje is erg gevoelig, die wil je dus goed verzorgen. Door afsluiting van de huid

en/of door een natte luier kunnen baby's schrale, rode billetjes krijgen. Sudocrem verzacht en

helpt de rode en kwetsbare huid. Sudocrem is hypo-allergeen, ruikt lekker en kan meteen vanaf

de geboorte worden gebruikt. Daarom is Sudocrem het meest gebruikte middel bij luieruitslag.

ForestHealthcare

Curanol zalf houdt bloedvaten elastisch.

Curanol tabletten zijn gunstig voorsoepele en elastische aderen.

Vraag gratissamples aan!

NIEUW:

TUBE

Laat alle baby's gratis kennismaken met Sudocrem. Mail je naam (functie en organisatie) en adresgegevens naar [email protected].

1_1_stA4_fc_I.indd 1 18-02-14 12:29

Page 3: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

ONDERZOEK

Druk gedrag bij Tubereuze Sclerose Complex 6 Wetenschappelijk onderzoek naar Tubereuze Sclerose Complex 10 Druk gedrag als uiting van hoogbegaafdheid? 12

NIEUWE ONTWIKKELINGEN

Kinderergotherapie en drukke kinderen 14 BOEKEN

Een nieuwe koers 19 NIEUWE ONTWIKKELINGEN

Kindertekeningen: 'krabbels of voer voor psychologen'? 20

NIEUWS UIT HET BEDRIJFSLEVEN

Geitenmelk officieel toegestaan in zuigelingenvoeding 24 De geschiedenis van de fles 26

NIEUWS

Tien jaar JA! 28 UIT DE PRAKTIJK

Tien jaar JA! en de sociale context 31 DR. TWITTER

Overvraagd? 32 BOEKEN

‘Hoogbegaafde pubers’ levert veel informatie 35 COLUMN

Wij willen niet betuttelen! 37 ONDERZOEK

Gedrag en het belang van kennis over zeldzame aandoeningen 38

NIEUWS

'Deuren gingen open' 39 Missievisiedag 39

VAN HET BESTUUR

Nieuws van het Bedrijfsbureau 41 Mutaties AJN 42

Time flies when you’re having fun. Dit is al weer mijn laatste redactioneel, want na bijna zeven jaar in de redactie, waarbij ik er tussenuit ben geweest en toch

weer terug kwam, is mijn tijd nu echt op! Gelukkig heb ik een bijzonder waardig opvolger gevonden in Els Jonker, waar-voor dank! In deze JA! ronden we het onderwerp ‘druk gedrag’ af en ondanks dat het oorspronkelijk de bedoeling was om hier slechts één JA! aan te besteden, heeft het ons moeite gekost om alle artikelen in deze JA! te krijgen. Waar we de vorige keer zijn ingegaan op algemene aspecten van druk gedrag, zoals het gewoon jongen mogen zijn, gaan we dit keer in op de oorzaken van druk gedrag en hoe hier mee om te gaan. In het artikel van Wendy Chan wordt besproken hoe TSC, een zeldzame aandoening, het gedrag kan beïnvloeden. TSC is slechts een van de vele voorbeelden hiervan, dit laat ook het artikel van Silvia van Breukelen duidelijk zien. Een andere oorzaak voor druk gedrag wordt besproken in het stuk van Myrte de Leeuw; hoogbegaafdheid met onvoldoende uitda-ging voor het kind kan zeker leiden tot druk gedrag en minder goed opletten in de klas.

In het artikel van Toeteke ten Kroode, kinderergotherapeute, wordt besproken wat de ergotherapeut kan doen aan druk gedrag. Mijn mening is om eerst dergelijke behandelingen en steun uit te proberen voordat gegrepen wordt naar medicatie die het zich ontwikkelende brein beïnvloedt! Een heel ander onderwerp zult u ook vinden in deze JA!. We hebben voor het eerst te maken met ‘branded content’, dit is informatie van de industrie over een bepaald onderwerp. De redactie heeft geen enkele invloed op deze informatie. Op pagina 41 vindt u meer informatie over dit onderwerp en hoe hier mee om te gaan. Tenslotte wil ik graag even stil staan bij tien jaar JA!. In een artikel van John Luteijs, die sinds het begin de redactie op weergaloze wijze ondersteunt, wordt de JA! door de tijd beschreven. Ook staat Vasanthi Iyer stil bij een dergelijke tijdsspanne in relatie tot de sociale context. Jawel, dames en heren: time flies! Ora est en gegroet,

Marianne Nijnuis,uw vertrekkend hoofdredacteur

JA! Jeugdgezondheidszorg Actueel! Ledenbulletin van de Artsen(vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN)Verschijnt drie keer per jaar.Website AJN: www.artsenjgz.nl

ISSN: 1873-8346

Redactie

Henk Groeneveld, Michèle Haagmans (secretaris), Sigrid Hendriks (adjunct-hoofdredacteur), Trudy de Jong, Els Jonker, Carolien Lans, Marianne Nijnuis (hoofdredacteur), Ulco Schuurmans.

Redactieraad

Hilly Ligtvoet-Bos, Elle Struijf

Redactionele ondersteuning

John Luteijs, Den Dungen

Redactieadres

AJNChurchilllaan 113527 GV Utrechtt: 08 54 89 49 80f: 08 54 89 89 88e: [email protected]

Redactionele formule

JA! (Jeugdgezondheidszorg Actueel!) is het tijdschrift van de Artsen(vereniging) Jeugdgezond-heidszorg Nederland (AJN). Het besteedt aandachtaan alle aspecten rondom de beroepsuitoefeningvan de artsen in de Nederlandse jeugdgezondheids-zorg, zoals de uitvoering, politiek (op landelijk,regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ontwikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws.JA! wil de vaak solistisch of in kleine teams werkende artsen jeugdgezondheidszorg een forum bieden om ervaringen en ontwikkelingen met elkaar te delen, discussies op gang te brengen en de gevolgen van maatschappelijke en politieke ontwik-kelingen voor het voetlicht te brengen.

Abonnementen

Secretariaat AJN, dagelijks (bij voorkeur in de ochtend) t: 08 54 89 49 80 ofe: [email protected]

Alle AJN-leden ontvangen JA!. Voor niet-leden zijn de kosten van een abonnement € 25,- per jaar (3 nummers). Een los nummer kost € 10,-.Een verzoek om een abonnement kunt u schriftelijkindienen bij het secretariaat van de AJN, Churchilllaan 11, 3527 GV Utrecht.

Een abonnement gaat in per 1 januari. Als u in de loop van het jaar een abonnement neemt, wordt de abonnementsprijs evenredig met het te ontvangen aantal nummers verrekend.Het abonnement loopt automatisch door tenzij hetvoor 1 november schriftelijk bij het secretariaat vande AJN wordt opgezegd.

Grafische verzorging /aanleveren advertenties

E Media Connecting Business B.V.Postbus 181720 AA Broek op Langedijkt: (0226) 33 16 00e: [email protected] Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Dat geldt ook voor de pagina’s ‘Nieuws vanuit het bedrijfsleven.’ Advertenties kun-nen zonder opgaaf van redenen worden geweigerd.

Foto omslag: John Luteijs

De jongen op de omslagfoto is Tijmen Jansen uit Nieuwkoop. Hij prijkte ook op het omslag van de eerste JA! (mei 2004) en van de JA! waarin de AJN haar eerste lustrum vierde (zomer 2008). Net als de AJN en de JA! is Tijmen nu in zijn tienerjaren beland.

Deze uitgave is mede mogelijk dankzij financiëleondersteuning van Nutricia Nederland B.V.

De ALV’s en AJN-dagen van 2014 vinden plaats op 28 maart, 20 juni en 14 november.

JA! 31. Een varianummerDeadline: 26 maart 2014. Verschijnt juni 2014

Informatie over de AJN kunt u vinden viawww.artsenjgz.nl

R E D A C T I O N E E L

c o l o f o n i n h o u d

8366_V01_fc.indd 3 26-02-14 13:58

Page 4: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

1000-21-4000-0084 AJN JA nr. 30 Kleur: fc

79%

Belangrijke opmerking: Borstvoeding is de meest geschikte voeding voor baby’s. Nutramigen is een product voor speciale medische doeleinden en moet onder medisch toezicht worden gebruikt. Referenties: *Percentage zuigelingen met tolerantie voor koemelk 12 maanden na het starten met de voeding. 1. Berni Canani R et al. J Pediatr. 2013. [Epub ahead of print.] KMA = koemelkallergie; LGG = Lactobacillus rhamnosus GG. ® Handelsmerk van Mead Johnson & Co 2013. © 2013 Mead Johnson & Company, LLC. All Rights Reserved. Trademark and copyright used under license. Dit materiaal is uitsluitend bestemd voor (para)medici. LGG® en het LGG®-logo zijn gedeponeerde handelsmerken van Valio Ltd, Finland.

Mead Johnson NutritionWTC Toren H, 17e verdieping

Zuidplein 142, 1077 XV Amsterdam

Servicenummer: 0800 - 44 55 001

(tijdens kantooruren)www.nutramigen.nl

Tolerantie voor koemelk na 12 maanden1

Sneller* tolerantie opbouwen?Kies Nutramigen LGG®!

Kijk voor meer informatie op: www.nutramigen.nl

Nieuwe

klinische gegevens 1

Intensief hydrolysaat

Rijsthydrolysaat

Vrije aminozuren

Soja

44%

33%

24%

18%

1_1_stA4_fc_F.indd 1 18-02-14 13:23

Page 5: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

1000-21-4000-0056 AJN JA nr. 30 Kleur: fc

De geboorte van een baby zorgt meestal voor veel geluk maar vaak ook voor stress in het jonge gezin. Borstvoeding is natuurlijk het beste voor een baby, maar ook als ouders kiezen voor een fl esvoeding, willen zij hun baby een goede start geven. En zij willen natuurlijk door jou van advies worden voorzien!

NESTLÉ® Groeie Start bevat L.reuteri, wat werkt als een ‘feel good factor’ voor baby’s die de fl es krijgen1,2

Geschikt voor alle gezonde zuigelingen van 6 maanden en ouder

Belangrijke mededeling: De wereldgezondheidsraad (WHO*) heeft aange-raden dat zwangere vrouwen en moeders moeten worden geïnformeerd over de voordelen en superioriteit van borstvoeding in het bij-zonder dat het de beste voeding is en optimale bescherming tegen ziektes biedt voor zuigelingen. Wanneer wordt besloten om fl esvoeding te geven, dienen in overleg met de arts of het consultatiebureau de juiste instructies te worden meegegeven. (*Internationale code voor Marketing van zuigelingenvoeding, zoals aangenomen tijdens de bijeenkomst van de wereld gezondheidsraad in resolutie WHA 34.22 mei 1981).

1. Sinkiewicz G, Ljunggren L. Occurrence of Lactobacillus reuteri in human breast milk. Microbial Ecology in Health and Disease 2008; 20: 122-6. 2. Reuter G. The lactobacillusand bifi dobacterium microfl ora of the human intestine: composition and succession. Curr Issues Intest Microbiol 2001; 2:43-53.

Complete en betaalbare opvolgmelk

Registreer gratis op www.nestlevoorprofessionals.nl of bel gratis 0800-0230131.Meer informatie?

NESTLÉ® Groeie Start 2Voor tevreden baby’s en uitgeruste ouders

LWB

004

Alle

en b

este

md

voo

r (p

ara)

med

ici

1_1_stA4_fc_E.indd 1 18-02-14 13:31

Page 6: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 20146

Druk gedrag bij Tubereuze Sclerose Complex

Wendy Chan, Leontine W. ten Hoopen en Pieter F.A. de Nijs

Bij kinderen met het Tubereuze Sclerose Complex, ook wel bekend als de

ziekte van Bourneville-Pringle, komen cognitieve en gedragsproblemen

bij kinderen vaker voor dan gebruikelijk. Het gaat dan vooral om ADHD en

ASS. De auteurs laten in deze bijdrage zien welke klachten er zijn en hoe

daar het beste mee omgegaan kan worden.

Inleiding

Tubereuze Sclerose Complex (TSC) is een autosomaal dominant overer-vende ziekte die gekenmerkt wordt door hamartomen die zich in verschil-lende organen kunnen ontwikkelen, waaronder het hart, de nieren, de huid, de longen en het centraal zenuwstel-sel.1,2 Hamartomen zijn ophopingen van abnormale cellen. Deze cellen zijn echter geen kankercellen en de cellen komen van oorsprong uit het orgaan

waar ze zich bevinden. Een hamartoom in de nier bijvoorbeeld bestaat uit nier-cellen. Het verschil tussen de niercellen in het hamartoom en de overige cellen in de nier zit in de controle van de cel-groei, die verstoord is bij TSC.

TSC is een van de meest voorkomende neurocutane aandoening en met een prevalentie van 1:6.000.1,2 Ongeveer dertig procent van de patiënten heeft de aandoening geërfd. In zeventig procent

van de gevallen betreft het een spontane mutatie. De aandoening wordt veroor-zaakt door een afwijking op chromo-soom 9 voor TSC1 en op chromosoom 16 voor TSC2. De uiting van de ziekte is zeer variabel; om deze reden is het soms lastig om snel een diagnose te stellen en worden lang niet alle patiën-ten met TSC gediagnosticeerd.3

Diagnostische kenmerken

Veel voorkomende uiterlijke kenmer-ken van TSC zijn witte vlekken op de huid (hypomelanotische maculae) en angiofibromen in het gezicht, deze ken-merken zijn afgebeeld in afbeelding 1. De diagnose TSC wordt op basis van deze en andere klinische kenmerken gesteld. De diagnostische kenmerken worden onderverdeeld in primaire en secundaire kenmerken (zie tabel 1). Bij één primair kenmerk is TSC een moge-lijke diagnose. Bij één primair kenmerk en één secundair kenmerk is TSC een waarschijnlijke diagnose. Bij twee pri-maire kenmerken of bij één primair kenmerk en twee secundaire kenmer-ken is de diagnose TSC vrijwel zeker.

Tabel 1. Primaire en secundaire diagnostische kenmerken van TSC.4

Primaire kenmerken

Angiofibromen in het gelaat of een plaque op het voorhoofd

Niet-traumatische fibromen van de nagels

Drie of meer hypomelanotische maculae

Chagrijnplek

Multipele retinale nodulaire hamartomen

Corticale tuber

Subependymale noduli

Supependymaal reuscelastrocytoom

Eén of meerdere cardiale rhabdomyomen

Renale angiomyolipomen of pulmonale lymfangiomatose

Secundaire kenmerken

Meerdere putjes in het gebit

Hamartomateuze rectumpoliepen

Botcysten

Lijnen in de witte stof van de hersenen

Tandvleesfibromen

Hamartomen buiten de nier

Achromatische plek, d.w.z. een witte plek, op de retina

‘Confetti-huidafwijkingen’

Multipele renale cystes

O N D E R Z O E K

8366_V01_fc.indd 6 26-02-14 13:58

Page 7: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 7

IQ en vaak voorkomend gedrag bij

kinderen met TSC

Het IQ van kinderen met TSC varieert sterk. Zo heeft vijftig procent een IQ boven de 70 en vijftig procent heeft een IQ onder de 70, wat wil zeggen dat deze kinderen een verstandelijke beperking hebben. Een IQ vanaf 85 à 90 wordt als een normaal IQ beschouwd.

Uit onderzoek is gebleken dat er een hoge prevalentie van cognitieve en gedragsproblemen is bij kinderen met TSC.5 De meest voorkomende stoor-nissen in het gedrag zijn weergege-ven in tabel 2, waarvan attention-deficit/hyperactivity disorder (ADHD) en autis-mespectrumstoornis (ASS) het meest worden gezien. Deze twee stoornissen komen ongeveer bij vijftig procent van de kinderen met TSC voor.6 Bij volwas-sen patiënten met TSC komen angst-stoornissen en depressiviteit vaak voor.5 Naar verwachting komen ASS en ADHD bij hen ook geregeld voor, maar dit is nog niet gebleken uit studies.

Er zijn risicofactoren die significant samenhangen met het gedrag van een kind met TSC. Zo hebben kinderen met een laag intellectueel en adaptief ver-mogen een hogere kans op het hebben van gedragsproblemen.7,8 In een andere studie is gebleken dat kinderen met een verstandelijke beperking niet alleen een grotere kans hebben op autismespec-trumstoornis, maar ook op gedrag dat gerelateerd is aan concentratieproble-men en op aan taal gerelateerde moei-lijkheden.3 Ook hangt het hebben van epilepsie samen met het optreden van stoornissen in het gedrag bij kinderen met TSC. Er is gebleken dat bij patiënten met moeilijk behandelbare epilepsie en met gegeneraliseerde epilepsie met een focaal begin gedragsproblemen vaker voorkomen dan bij patiënten zonder epilepsie in de voorgeschiedenis.2

Wat te doen bij

gedragsproblemen?

Het is belangrijk deze problemen vroeg-tijdig op te sporen en regelmatig te con-troleren, met het doel te voorkomen dat deze problemen zich verder uitbreiden. In verschillende fases van het leven van het kind ligt de focus van het in kaart brengen van het gedrag anders.5 Deze focus is per leeftijdscategorie anders, omdat men bepaalde verwachtingen heeft van de ontwikkeling van het kind in het algemeen op de betreffende leef-tijd. In tabel 3 is kort samengevat wat de aandachtspunten zijn op verschillende leeftijden. Ook wordt het doel van het onderzoek op dat moment aangegeven.

Voor een uitgebreider overzicht wordt verwezen naar het artikel Consensus clini-cal guidelines for the assessment of cognitive and behavioural problems in Tuberous Scle-rosis van De Vries et al.5

Hoe gaat de omgeving met de

gedragsproblemen om en wat kan

eraan gedaan worden?

Uit een eerdere studie is gebleken dat de aanwezigheid van problemen op het gebied van het gedrag vaak de grootste zorg is bij de familie. Hoewel deze pro-blemen veelvuldig tot moeilijkheden kunnen leiden in het dagelijks leven, is vaak weinig tot geen behandeling hier-voor beschikbaar.5 Er is namelijk nog weinig onderzoek gedaan naar behan-deling van autismespectrumstoornis en ADHD bij kinderen met TSC. In de praktijk komt het erop neer dat wan-neer voor behandeling gekozen wordt, de keuze valt op de bestaande behan-delingen bij kinderen met stoornissen in het gedrag die geen TSC hebben: psycho-educatie, gedragstherapie en farmacotherapie.

Psycho-educatie voor onder andere de ouders leidt tot meer kennis over TSC en gedragsproblemen. Gedragsthera-peutische interventies worden door-gaans vooral gericht op/via de ouders. De focus van deze therapie is de ouders aan te leren hoe zij moeten omgaan met het gedrag van hun kind. Interventies zijn gericht op het vergroten van voor-spelbaarheid en structuur, eventueel prikkelreductie, op het goede niveau

Tabel 2. Mogelijke stoornissen in het gedrag bij kinderen met TSC.5

ASS

ADHD en gerelateerde stoornissen

Agressie, woede-uitbarstingen en driftbuien

Negativiteit

Slaapproblemen

Afbeelding 1. Witte vlekken (hypomelanotische maculae) op de huid en angiofibromen in het gezicht zijn veel voorkomende kenmerken van TSC.

8366_V01_fc.indd 7 26-02-14 13:58

Page 8: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 20148

aanspreken en onder andere werken met het belonen van gewenst gedrag.9 Gedragstherapie primair gericht op het kind zelf daarentegen heeft weinig invloed op het gedrag van het kind.9

Medicamenteuze interventies kunnen gericht worden op ADHD-sympto-men (bijvoorbeeld methylfenidaat), agressief/prikkelbaar gedrag (anti-psychotica, bijvoorbeeld risperidon, aripiprazol) en/of slaapproblemen (melatonine).9 In de behandeling van kinderen met TSC en gedragsproble-men met psychofarmaca moet reke-ning gehouden worden met mogelijke neveneffecten, bijvoorbeeld ten aanzien van epilepsie, en soms minder grote werkzaamheid van medicatie (bijvoor-beeld methylfenidaat) bij kinderen met

een lagere intelligentie. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met cardiale symptomen van TSC en moge-lijke interacties met anti-epileptica.

Conclusie

Druk gedrag is een veel voorkomend probleem bij kinderen met TSC. Dit kan vaak gedragsfenotypisch gekaderd worden in ADHD en/of ASS. Bij kinde-ren met een laag intellectueel en adap-tief vermogen is er een hogere kans op het hebben van gedragsproblemen en op aan taal gerelateerde moeilijkhe-den. Ook bestaat er een grotere kans op concentratieproblemen. Om de gedragsproblemen te kunnen vermin-deren is het belangrijk om vroegtijdig het gedrag in kaart te brengen, zodat

Tabel 3.

Richtlijnen voor gedragsonderzoek bij TSC op verschillende leeftijden.5

Leeftijd en doel van het onderzoek Aandachtspunten

Geboorte – 1 jaarDoel: een baseline van de ontwikkeling van

het kind verkrijgen

Algemene ontwikkeling van het kind

1 – 3 jaarDoel: vroegtijdig een ontwikkelingsachter-

stand of ontwikkelingsstoornis vaststellen

Algemeen cognitief functioneren

Adaptief gedrag

Grof- en fijn-motorische vaardigheden

Sociale vaardigheden

3 – 6 jaarDoel: gedrag en cognitief functioneren in

kaart brengen zodat een passende onder-

wijsvorm gekozen kan worden

Algemeen cognitief functioneren

Receptieve en expressieve taal

Sociale vaardigheden

Concentratie en executieve functies

6 – 8 jaarDoel: bijhouden van progressie op school

Algemeen cognitief functioneren

Receptieve en expressieve taal

Sociale vaardigheden

Geheugen

Concentratie en executieve functies

9 – 12 jaarDoel: een volledig overzicht krijgen van

wat het kind kan, leerproblemen en

gedragsproblemen in voorbereiding voor het

voortgezet onderwijs

Algemeen cognitief functioneren

Receptieve en expressieve taal

Sociale vaardigheden

Geheugen

Concentratie en executieve functies

13 – 16 jaarDoel: individuele behoeftes bepalen en

hulp bieden die nodig is voor het

volwassen leven

Algemeen cognitief functioneren

Concentratie en executieve functies

Adaptief functioneren

Beroepskeuze op basis van zwakke

en sterke punten

wanneer problemen optreden deze eerder aangepakt kunnen worden. Voor de behandeling van gedragsproblemen zijn er mogelijkheden op het gebied van psycho-educatie, gedragstherapie en farmacotherapie.

Wendy Chan is medisch student en Leontine W. ten Hoopen en dr. Pieter F.A. de Nijs zijn kinder- en jeugdpsychiaters, Erasmus MC, Sophia Kinderziekenhuis, ENCORE (Erfelijke NeuroCognitieve Ontwikkelingsstoornissen Rotterdam Erasmus MC), Rotterdam.

Literatuur

1. Datta AN, Hahn CD, Sahin M. Clinical presentation and Diagnosis of Tuberous Sclerosis Complex in Infancy. J Child Neurol. 2008 Mar;23(3):268-73

2. Kopp CM, Muzykewicz DA, Staley BA, Thiele EA, Pulsifer MB. Behavior problems in children with tuberous sclerosis complex and parental stress. Epilepsy Behav. 2008 Oct;13(3):505-10

3. De Vries PJ, Hunt A, Bolton PF. The psychopathologies of children and adolescents with tuberous sclerosis complex (TSC): A postal survey of UK families. Eur child Adolesc Psychiartry. 2007 Jan;16:16-24

4. Yates JRW. Tuberous sclerosis. Eur J Hum Genet. 2006 Oct;14(10):1065-73. Epub 2006 Jul 26.

5. De Vries P, Humphrey A, McCartney D, Prather P, Bolton P, Hunt A; TSC Behaviour Consensus Panel. Consensus clinical guidelines for the assessment of cognitive and behavioural problems in Tuberous Sclerosis. Eur Child Adolesc Psychiatry. 2005 Jul;14(4):183-90

6. De Vries P, Gardiner J, Bolton PF. Neu-ropsychological Attention Deficits in Tuberous Sclerosis Complex (TSC). Am J Med Genet A. 2009 Mar;149A(3):387-95

7. Ehninger D, de Vries PJ, Silva AJ. From mTOR to cognition: molecular and cel-lular mechanisms of cognitive impair-ments in tuberous sclerosis. J Intellect Disabil Res. 2009 Oct;53(10);838-51

8. Van Eeghen AM, Pulsifer MB, Merker VL, Neumeyer AM, van Eeghen EE, Thibert RL, Cole AJ, Leigh FA, Plotkin SR, Thiele EA. Understanding relation-ships between autism, intelligence, and epilepsy: a cross-disorder approach. Dev Med Child Neurol. 2013 Feb;55(2):146-53

9. Davis NO, Kollins SH. Treatment for Co-Occurring Attention Deficit/Hyper-activity Disorder and Autism Spec-trum Disorder. Neurotherapeutics. 2012 Jul;9(3):518-30

8366_V01_fc.indd 8 26-02-14 13:58

Page 9: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

Opgroeien met zorgWerkwijzer voor het herkennen, erkennen en helpen van jonge mantelzorgers

Opgroeien met zorgJonge mantelzorgers verdienen aandacht

Uit diverse Jeugdmonitoren blijkt dat ten minste een kwart van de jongeren opgroeitmet een ziek familielid in de thuissituatie. Zij nemen zorgtaken op zich, zijn ongerustover de zorgsituatie en komen zelf vaak zorg tekort. Dit kan leiden tot stress, angst en somberheid.

Jonge mantelzorgers zijn een verborgen groep. Ze trekken niet zelf aan de bel.Vroegtijdig herkennen, erkennen en helpen van deze groep is erg belangrijk.Mezzo, de landelijke vereniging voor mantelzorgers en vrijwilligerszorg, zet zichsamen met Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN) in voor jongeren dieopgroeien met zorg. Samen hebben wij de werkwijzer ‘Opgroeien met zorg’ ontwikkeld.

Bestel de werkwijzer

via [email protected] of via 030 - 659 22 22.

Kijk op www.mezzo.nl voor meer informatie over jonge mantelzorgers.

Geitenmelk staat bekend om een aantal natuurlijke

voordelen, waaronder lichte verteerbaarheid.

Kabrita zuigelingenvoeding combineert deze

natuurlijke voordelen van geitenmelk met een

moderne formulering, die o.a. DHA, AA, prebiotische

vezels en de unieke DigestX vetblend bevat.

Hierdoor is Kabrita de eerste zuigelingenvoeding

op basis van geitenmelk die volledig voldoet

aan de Europese richtlijn 2006/141/EG met de

aanvulling van 2013/46/EU.

Nieuw inNederland

Kabrita is onder andere verkrijgbaar viawww.kabritaonline.nl.

Kijk voor meer informatie op onze website of neem contact op via 088-11 63 661 of

[email protected]

Eindelijk... Geitenmelk!Bo

rstv

oe

din

g is

de

me

est

ge

sch

ikte

vo

ed

ing

vo

or b

ab

y’s.

Ka

brit

a is

ee

n m

erk

va

n H

ypro

ca

Nu

triti

on

B.V

.

8366_P09_fc.indd 1 18-02-14 13:40

Page 10: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 201410

O N D E R Z O E K

Inleiding

Tubereuze Sclerose Complex (TSC) is een genetische aandoening, waarbij een breed scala aan klinische verschijn-selen kan voorkomen (zie artikel Druk gedrag bij Tubereuze Sclerose Complex). In het Erasmus MC-Sophia Kinderzie-kenhuis in Rotterdam is het ENCORE-expertisecentrum gevestigd. Binnen dit expertisecentrum is een polikliniek voor TSC-patiënten, die hier één keer per jaar op bezoek komen bij de kinder-arts en kinderneuroloog. Op dezelfde dag worden ook alle controles gepland die op dat moment nodig zijn, van onder andere hersenen, nieren en hart.

De TSC-eiwitten en hun functie

TSC wordt veroorzaakt door een muta-tie in het TSC1- of TSC2-gen. De eiwit-ten van deze genen heten hamartine en tuberine en vormen samen een eiwitcomplex. De functie van dit TSC-eiwitcomplex is het remmen van het mTOR-eiwit. mTor zorgt voor celde-ling en plasticiteit in de hersenen. Als

het TSC-eiwitcomplex door een muta-tie niet meer functioneert, valt de rem op mTOR weg. Cellen gaan dan teveel delen en de plasticiteit raakt verstoord. Dit veroorzaakt de hamartomen in de verschillende organen. De verstoring van plasticiteit kan een verstandelijke beperking en gedragsproblemen ver-oorzaken. Een ander veelvoorkomend kenmerk van TSC is epilepsie. Bijna negentig procent van de mensen met TSC heeft epilepsie, en bij de helft zijn de aanvallen erg moeilijk onder con-trole te krijgen met anti-epileptica.

De ontdekking van mTOR-

remmers

In 1975 werd rapamycine ontdekt, een stof die het mTOR-eiwit remt. Door deze mTOR-remming kan rapamycine de functie van het TSC-eiwitcomplex over-nemen. Recent onderzoek heeft uitge-wezen dat reuscelastrocytomen (SEGAs) in de hersenen1 en angiomyolipomen (AMLs) in de nieren2 verkleind kunnen worden met een mTOR-remmer, zowel

rapamycine als zijn broertje everolimus. Everolimus heeft een andere molecuul-formule, maar remt mTOR op dezelfde manier als rapamycine.

Muizen met TSC

Omdat epilepsie en een vertraagde cognitieve ontwikkeling bij veel TSC-patiënten voorkomen, is de vraag ont-staan of de mTOR-remmers ook voor deze symptomen een oplossing zouden kunnen bieden. Onderzoek bij muizen met TSC heeft aangetoond dat mTOR-remmers epilepsie kunnen verminde-ren of zelfs stoppen.3-5 Bij een ander muismodel van TSC zijn door behan-deling met rapamycine leerproble-men en sociale problemen succesvol behandeld.6 Een groep onderzoekers in Amerika heeft twintig kinderen met TSC en moeilijk behandelbare epilep-sie behandeld met everolimus.7 Twaalf kinderen hadden een aanvalsreductie van vijftig procent of meer. Helaas had deze studie geen controlegroep, dus is het door de natuurlijke variabiliteit van epilepsie moeilijk vast te stellen of de aanvalsvermindering door everolimus kwam.

Onderzoek naar mTOR-remming

bij mensen

In het Erasmus MC-Sophia Kinderzie-kenhuis zijn daarom twee onderzoe-ken gestart, waarbij wordt gekeken of mTOR-remmers epileptische aanvallen en leer- en gedragsproblemen kunnen verbeteren.

Onderzoek naar epilepsie bij TSC

Kinderen van drie maanden tot twaalf jaar met moeilijk behandelbare epilep-sie kunnen meedoen aan het epilepsie-onderzoek. We noemen de epilepsie moeilijk behandelbaar bij meer dan

Wetenschappelijk onderzoek naar Tubereuze Sclerose Complex

Iris Overwater, Marie-Claire de Wit

Oproep

Om betrouwbaar vast te stellen of rapamycine en everolimus werk-

zaam zijn in de behandeling van TSC, is het belangrijk dat genoeg

patiënten meedoen aan onze onderzoeken. Voor het epilepsieonder-

zoek zijn we nog op zoek naar zeven patiënten, voor het onderzoek

naar leer- en gedragsproblemen zijn nog veertig plekken beschik-

baar.

Wij vragen u daarom TSC-patiënten die in aanmerking komen voor

deelname, te informeren over onze onderzoeken. Ook als u zelf

vragen heeft over de onderzoeken kunt u contact opnemen met

onderzoeker Iris Overwater via mail [email protected]

of telefonisch (010)703 67 78.

8366_V01_fc.indd 10 26-02-14 13:58

Page 11: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 11

één aanval per week, en het falen van twee of meer anti-epileptica. Dertig kinderen doen een jaar lang mee aan het onderzoek. Tijdens dit jaar gebrui-ken ze een half jaar rapamycine. Het gehele jaar wordt een aanvalsdagboek bijgehouden, er worden EEGs gemaakt en er wordt neuropsychologisch onder-zoek gedaan. Aan het onderzoek doen op dit moment 23 kinderen mee.

Onderzoek naar leer- en

gedragsproblemen

Het tweede onderzoek bij TSC-pati-enten in het Sophia kinderziekenhuis is een dubbelblinde trial gericht op cognitieve problemen. Dit onderzoek is bedoeld voor kinderen in de leeftijd van vier tot achttien jaar die moeite heb-ben met leren en/of die een autistiforme stoornis hebben. Kinderen doen een jaar mee met het onderzoek, en nemen gedurende dit jaar dagelijks everolimus of placebo. Aan begin en einde van het onderzoek wordt uitgebreid neuropsy-chologisch onderzoek gedaan. Daarbij worden onder andere het IQ en autis-tische kenmerken bepaald. Ook wordt

op die momenten een EEG gemaakt. We hopen in dit onderzoek zestig kin-deren te includeren. Op dit moment doen er twintig kinderen mee. De inclu-sie zal doorlopen tot in ieder geval eind 2014.

Iris Overwater is onderzoeker op de afdeling kinderneurologie, Marie-Claire de Wit is kinderneuroloog en leider van de onderzoeken, beide werken in het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis ENCORE expertisecentrum voor erfelijke neurocognitieve ontwikkelings-stoornissen.

Literatuur

1. Franz DN, Belousova E, Sparagana S, et al. Efficacy and safety of everolimus for subependymal giant cell astrocyto-mas associated with tuberous sclerosis complex (EXIST-1): a multicentre, randomised, placebo-controlled phase 3 trial. Lancet. 2013 Jan 12;381(9861):125-32.

2. Bissler JJ, Kingswood JC, Radzikowska E, et al. Everolimus for angiomyolipoma associated with tuberous sclerosis com-plex or sporadic lymphangioleiomyo-matosis (EXIST-2): a multicentre, rando-

mised, double-blind, placebo-controlled trial. Lancet. 2013 Mar 9;381(9869):817-24.

3. Meikle L, Pollizzi K, Egnor A, et al. Response of a neuronal model of tube-rous sclerosis to mammalian target of rapamycin (mTOR) inhibitors: effects on mTORC1 and Akt signaling lead to improved survival and function. J Neuro-sci. 2008 May 21;28(21):5422-32.

4. Goto J, Talos DM, Klein P, et al. Regu-lable neural progenitor-specific Tsc1 loss yields giant cells with organellar dysfunction in a model of tuberous sclerosis complex. Proc Natl Acad Sci USA. 2011 Nov 8;108(45):E1070-9.

5. Abs E, Goorden SM, Schreiber J, et al. TORC1-dependent epilepsy caused by acute biallelic Tsc1 deletion in adult mice. Ann Neurol. 2013 May 30.

6. Ehninger D, Han S, Shilyansky C, et al. Reversal of learning deficits in a Tsc2+/- mouse model of tuberous sclerosis. Nat Med. 2008 Aug;14(8):843-8.

7. Krueger DA, Wilfong AA, Holland-Bouley K, et al. Everolimus treatment of refractory epilepsy in tuberous sclerosis complex. Ann Neurol. 2013 Jun 24.

Symposium Wenselijke Innovatie JGZ en Zorg voor Jeugd

Utrecht, 16 mei 2014, accreditatie wordt aangevraagd. Kosten € 75,-

Sinds het ontstaan van de Academische Werkplaatsen Publieke Gezondheid (AWPGs) maakt de JGZ op het

gebied van de academisering grote verbeterslagen. De wetenschappelijke commissie (WetCie) van de AJN

draagt hieraan eveneens in toenemende mate bij. Zowel de AWPGs als de WetCie van de AJN onderschrijven

het belang van de wetenschappelijke onderbouwing van de praktijk van de JGZ. Daarom hebben zij de han-

den ineen geslagen bij de organisatie van dit symposium, dat gesubsidieerd wordt door ZonMw. Gemeenten

erkennen steeds meer het belang van deze onderbouwing zodat beleidskeuzes op meer verantwoorde wijze

tot stand kunnen komen. Zo is de transitie van de Jeugdzorg voor gemeenten en cliënten cruciaal. Hiermee

is immers de noodzaak van een effectieve en efficiënte samenwerking nog duidelijker geworden. Daarnaast

zullen zowel de mogelijkheid tot rechtstreeks verwijzen door de JGZ als de taakverschuivingen binnen de

JGZ academische uitdagingen vormen. Tijdens dit symposium wordt stil gestaan bij wenselijke innovaties

van de JGZ en zorg voor jeugd, de samenwerking met 1e, 2e en 3e lijn, en de rol van de gemeenten en zorgver-

zekeraars.

Sprekers en workshops

Keynotesprekers zijn onder meer prof. dr. Frans Feron en prof.dr. Jaap Seidell en Eric van der Burg, wethou-

der Zorg Amsterdam. Ook komen enkele JGZ professionals aan het woord die op dit moment in hoge mate

bijdragen aan de academisering van de JGZ.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid twee parallelsessies te volgen.

Meer informatie en Inschrijven: www.juliusacademy.nl

8366_V01_fc.indd 11 26-02-14 13:58

Page 12: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 201412

O N D E R Z O E K

Hoogbegaafde kinderen maken een grote kans op een DSM-diagnose.1 Sommige hoogbegaafde kinderen pra-ten veel, hebben veel energie en kun-nen impulsief zijn – kenmerken die bij ADHD kunnen passen. Andere hoog-begaafde kinderen zijn bijvoorbeeld sociaal onhandig, reageren heftig op ogenschijnlijk kleine onverwachte gebeurtenissen en hebben specifieke ongebruikelijke interesses – wat ook kenmerken van een autismespectrum-stoornis zijn. Hoogbegaafdheid wordt niet altijd onderkend, waardoor het kind niet de passende begeleiding en uitdaging krijgt, en dit kan leiden tot onacceptabel gedrag.1

Definitie

In de definitie van hoogbegaafdheid worden vaak meerdere aspecten mee-genomen: intelligentie, motivatie, volharding, taakgerichtheid, concen-tratie, creativiteit, et cetera. Persoon-lijkheidskenmerken en omgevings-

Druk gedrag als uiting van hoogbegaafdheid?

Auteur: Myrte de Leeuw

Hoe moet je druk gedrag van kinderen interpreteren en beoordelen?

Wanneer is er sprake van ADHD en wanneer is druk gedrag een teken van

bijvoorbeeld hoogbegaafdheid? Hoogbegaafdheid wordt niet altijd onder-

kend, met alle gevolgen voor begeleiding en daaruit voortvloeiend gedrag

van dien. Myrte de Leeuw laat zien waar we op moeten letten.

factoren hebben invloed op de mate waarin deze aspecten leiden tot uitzon-derlijke prestaties.Over het algemeen wordt gesproken van hoogbegaafdheid bij een IQ vanaf 130. De prevalentie is twee tot drie pro-cent.De ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen loopt op één of meerdere gebieden voor op die van leeftijdsge-noten. De eerste signalen zijn soms al vroeg aanwezig: bijvoorbeeld het eer-der dan verwacht bewust oogcontact maken, doelgericht speelgoed pakken en interesse in lezen op de peuterleef-tijd. Behalve het verschil in leeftijd is er ook vaak een verschil in de kwaliteit van handelingen.2

Signalen

Enkele kenmerken van hoogbegaafde kinderen2,3,4

• Snel begrip en verwerking van nieuwe informatie, inzicht in complexe stof, verbanden leggen;

Casus

Tom is zeven jaar en zit in groep 4. Hij is bijdehand, heeft altijd wat te

vertellen en zit niet stil. Thuis bouwt hij gedetailleerde voertuigen van

lego en zit met zijn twee jaar oudere zus te puzzelen. In de klas is hij

druk, impulsief en verstoort de les door voor zijn beurt te praten. Het

leren op school gaat hem best goed af, maar hij zit ook vaak naar bui-

ten te staren en te wiebelen op zijn stoel. Regelmatig heeft hij zijn werk

niet af en hij wordt boos als hij daarop wordt aangesproken. Op het

schoolplein krijgt hij vaak ruzie met de andere kinderen over de regels

van het spel. De juf bespreekt dit gedrag met zijn ouders en vraagt of

ze hem willen laten testen.*

• Intellectuele nieuwsgierigheid, brede belangstelling, veel vragen stellen en experimenteren;

• Taakgerichtheid en goede concen-tratie als de motivatie of interesse gewekt is;

• Goed geheugen en grote woorden-schat;

• Perfectionisme, hoge eisen stellen aan zichzelf en anderen;

• Kritische houding ten opzichte van gewoonten en regels;

• Creativiteit in denken en doen;• Inlevingsvermogen: herkennen van

emoties van anderen, rekening hou-den met gevoelens;

• Hoge mate van activiteit, veel ener-gie, soms hebben ze minder slaap nodig.

Lang niet alle kenmerken komen voor bij elk hoogbegaafde kind. Bij ieder kind komen andere kenmerken meer of minder naar voren, door de eigen interesses, persoonlijkheid en de soci-ale omgeving.

Er is niet één manier van diagnostiek voor hoogbegaafdheid. Vaak wordt gebruik gemaakt van een combinatie van anamnese, observaties en intel-ligentieonderzoek, uitgevoerd door een psycholoog of orthopedagoog met kennis en ervaring op het gebied van hoogbegaafdheid.

Het onderzoek dient handelingsgericht te zijn: wat heeft het kind nodig om zich verder te ontwikkelen? Samen met de ouders en leerkracht wordt een onder-wijsaanpak opgesteld.4

Verschil met ADHD

Het kan moeilijk zijn om ADHD te dif-ferentiëren van het temperament en gedrag van een actieve, ongeduldige, kritische hoogbegaafde.5 Kenmerkend voor hoogbegaafde kinderen is dat zij

8366_V01_fc.indd 12 26-02-14 13:58

Page 13: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 13

niet in alle omstandigheden proble-men vertonen. Dit is afhankelijk van de omgeving en interesse van het kind. Daarnaast is de (hyper)activiteit van hoogbegaafde kinderen over het alge-meen doelgericht en geconcentreerd, anders dan de willekeurige (hyper)acti-viteit en korte concentratie die gezien wordt bij kinderen met ADHD.3,6

Hoogbegaafde kinderen zijn in hun cognitieve, sociale en/of emotionele ontwikkeling verder dan leeftijdsgeno-ten, soms wel twee tot vier jaar.5 Kinde-ren met ADHD daarentegen lopen eer-der achter in hun sociale en emotionele ontwikkeling.

Onderpresteren

Ondanks hun extra capaciteiten kun-nen hoogbegaafde kinderen onder-presteren. Sommige hoogbegaafde kinderen doen (al dan niet bewust) een stapje terug, bijvoorbeeld om niet op te vallen in de klas. Omgevingsfac-toren zoals de gezinssituatie, school-klimaat en omgang met klasgenoten hebben invloed op de prestaties. Ook de motivatie en interesse van het kind

en de geboden uitdaging spelen een belangrijke rol. Een hoogbegaafd kind dat de opgaven te makkelijk vindt, moet wachten of verveelt zich en gaat min-der goed zijn best doen. Dit kind gaat dan wellicht zitten dromen, wiebelen, irriteren of wil niet meer luisteren en meedoen. Gedrag dat in de klas als sto-rend wordt ervaren en waarbij mogelijk wordt gedacht aan ADHD.4

De overeenkomsten in het gedrag van een hoogbegaafd kind met ADHD kunnen de herkenning van de hoog-begaafdheid in de weg staan. Misdiag-nose heeft verstrekkende gevolgen; het kind krijgt ten onrechte medicatie en krijgt niet de juiste stimulans en bege-leiding om zich optimaal te ontplooien, met als resultaat emotionele en psychi-sche problemen bij het kind 6.Pharos (vereniging van en voor ouders van hoogbegaafde kinderen) en het Landelijk InformatieCentrum Hoogbe-gaafdheid van stichting Plato verstrek-ken informatie aan ouders, kinderen, scholen en zorgverleners. Er zijn signaleringslijsten voor hoog-begaafdheid beschikbaar, bijvoorbeeld

de SI-BeL (Signalering en Identificatie van Begaafde Leerlingen), een observa-tielijst van GCO Fryslân.

* De casus is fictief.

Myrte de Leeuw is jeugdarts KNMG.

Bronnen

1. Allen J. Frances (2013). 'Giftedness should not be confused with mental disorder'. In Saving Normal, 14-03-2013, via www.psychologytoday.com

2. Pharos, landelijke vereniging van ouders van hoogbegaafde kinderen, via www.Pharosnl.nl

3. James T. Webb and Diane Latimer (1993). 'ADHD and children who are gifted'. In: ERIC EC Digest #E522, 1993.

4. Stichting Plato, Landelijk Informatie-Centrum Hoogbegaafdheid (LICH), via www.Lich.nl

5. Maureen Neihart (2003). 'Gifted child-ren with Attention Deficit Hyperactivity Disorder'. In: ERIC EC Digest #E649, Oct 2003.

6. Lobke Silberbusch (2005): Risico's bij diagnostiek van hoogbegaafde kinderen, doc-toraalscriptie UvA, juli 2005. Via www.dare.uva.nl

foto stock.xchng

8366_V01_fc.indd 13 26-02-14 13:58

Page 14: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

14 JA! voorjaar 201414

Kinderergotherapie - algemeen

Kinderergotherapie richt zich op het handelen van het kind in zijn directe omgeving. Wanneer een kind belem-merd wordt in zijn handelen en zijn ontwikkeling, zal de ergotherapeut analyseren wat hiervan de reden is en in welke context dit voorkomt. Hier-bij wordt gebruik gemaakt van onder andere het PEO-model (Person Envi-ronment Occupation - Zie model - Law e.al). De mogelijkheden van het kind worden uitgebreid in kaart gebracht (onder andere de (fijne) motoriek en sensorische informatieverwerking), de omgeving van het kind wordt geana-lyseerd en de activiteit(en) waarbij de problemen zich voordoen wor-den geobserveerd. De ergotherapeut maakt hierbij gebruik van verschil-lende meetinstrumenten waaronder de ABC-Movement, Sensory Profile en de Canchild.

PEO-Model

Kinderergotherapie en drukke kinderen Hoe kan ik bij dagelijkse handelingen omgaan met mijn drukke kind?

Toeteke ten Kroode-Stoelhorst

De aanleiding voor het schrijven van dit artikel is dat er veel onbekend-

heid bestaat over wat kinderergotherapie kan bieden bij de behandeling

en begeleiding van kinderen met druk gedrag. In dit artikel beschrijft

kinderergotherapeut Toeteke ten Kroode wat kinderergotherapie is en

wat zij kan betekenen in de begeleiding van kinderen met druk gedrag.

Hierbij zal de sensorische informatieverwerking uitgebreid worden be-

sproken en wat de mogelijke gevolgen kunnen zijn indien dit proces niet

goed verloopt. Het dagelijks handelen van een kind zal centraal staan.

Sensorische

informatieverwerking

Bij een ergotherapeut komen regelma-tig kinderen die zich thuis, bij de peu-terspeelzaal en/of op school niet kun-nen richten op een taak, omdat zij veel (bewegings-)onrust laten zien. Zij kun-nen niet stilzitten, ze friemelen en ze reageren op alle prikkels om zich heen. De oorzaak voor deze problematiek kan op verschillende gebieden liggen. Een veel voorkomend probleem is dat de sensorische informatieverwerking bij het kind niet adequaat verloopt. Sen-sorische informatieverwerking zegt iets over de verwerking van zintuiglijke prikkels en de manier waarop de herse-nen hierop reageren. Om de sensorische informatieverwer-kingsproblemen beter te kunnen her-kennen, wordt dit hieronder beschre-ven:

1. ModulatieproblemenGedurende de hele dag krijgen wij veel zintuiglijke prikkels van buitenaf. In de hersenstam worden deze prikkels gefilterd. Dit is een automatisch proces waar wij weinig invloed op hebben. De formatio reticularis in de hersenstam bepaalt welke informatie versterkt en welke onderdrukt wordt. Vooral de informatie die belangrijk is voor over-leving wordt versterkt. Voor verschil-lende prikkels wordt de prikkeldrem-

pel verhoogd (habituatie), omdat die op dat moment niet van belang zijn, bijvoorbeeld geluiden van buitenaf. Voor andere prikkels wordt de drempel verlaagd (sensitatie). Zo is een fietser in het verkeer bijvoorbeeld erg gevoelig voor geluiden van auto’s.

Bij een ergotherapeut komen regelmatig

kinderen die zich thuis, bij de peuterspeelzaal en/of op school niet

kunnen richten op een taak, omdat zij veel (bewegings-)onrust

laten zien.

Het is mogelijk dat bij een kind het proces van habituatie en sensitatie niet goed functioneert: – Wanneer een kind een te lage prikkel-

drempel heeft (te weinig habituatie) laat het alle prikkels door en kan het overspoeld worden door prikkels. Het kan hierop passief reageren en snel afgeleid zijn. Maar het kan ook actief reageren door de prikkels te vermijden om te voorkomen dat het overprikkeld raakt, bijvoorbeeld door de handen op de oren te houden of door zelf geluiden te gaan maken om de controle te houden over de omgevingsgeluiden.

– Indien een kind een hoge drempel heeft (te veel sensitatie), dringt veel zintuiglijke informatie niet tot het

OccupationalPerformancePerson

EnvironmentOccupation

based on diagram by Law et al

N I E U W E O N T W I K K E L I N G E N

8366_V01_fc.indd 14 26-02-14 13:58

Page 15: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

15 JA! voorjaar 2014 15

kind door. Een kind kan hier pas-sief op reageren en komt hierdoor dromerig over. Maar een kind kan hier ook actief op reageren door juist deze prikkels op te zoeken. Een kind dat bijvoorbeeld een hoge drempel heeft op tastgebied, gaat veel zitten friemelen, stopt dingen in de mond, kan niet stil zitten en dergelijke. Het laat onrustig en prikkel zoekend gedrag zien. Dit is voor de omgeving vaak niet verklaarbaar en /of storend gedrag.

2. DiscriminatieproblemenKinderen met sensorische discrimi-natieproblemen kunnen de binnen-komende prikkels moeilijk van elkaar onderscheiden. Zij kunnen bijvoor-beeld verschillende tastprikkels niet van elkaar onderscheiden. Ter illustra-tie: een sleutelbos in een volle bood-

schappentas kunnen vinden zonder te kijken, kan alleen wanneer de tactiele discriminatie goed is ontwikkeld. Pro-blemen in de discriminatie van senso-rische prikkels zijn vaak een gevolg van modulatieproblemen. Hierdoor kan een kind zich bijvoorbeeld niet concen-treren in een stille ruimte waar een klok zachtjes tikt.

3. Sensomotorische problemenEen kind met sensomotorische proble-men vindt het moeilijk om bewegingen goed te organiseren, te plannen en uit te voeren.

Bovenstaande indeling komt bijna nooit alleen voor. Het is altijd een com-binatie van problemen. De manier waarop de problemen zich uiten is vaak erg verschillend. Dat maakt het signale-ren van sensorische informatieproble-

men lastig. Vaak komen de problemen naar voren in het gedrag dat het kind laat zien. Het kind kan soms gedrag laten zien wat lijkt op een stoornis binnen het autistisch spectrum. Echter, de oorzaak ligt bij de sensorische informatiever-werking. Het kind probeert de omge-ving om zich heen te bepalen om grip te houden op de prikkels die het binnen krijgt. Of het kind laat gedrag zien wat lijkt op ADHD. Echter, bij problemen in de sensorische informatieverwerking zoekt het kind (bewegings-)prikkels om zijn lichaam te kunnen voelen en/of zijn aandacht te kunnen richten.

Wanneer een kind problemen heeft

met de sensorische informatieverwerking heeft dit bijna altijd

invloed op de alertheid van het kind en de

werkhouding.

Alertheid

Wanneer een kind problemen heeft met de sensorische informatieverwer-king heeft dit bijna altijd invloed op de alertheid van het kind en de werkhou-ding. Het kind zal zijn alertheid probe-ren aan te passen aan de activiteit. Dit proces wordt zelfregulatie genoemd. Dit verloopt bij kinderen met senso-rische informatieverwerkingsproble-men regelmatig op een niet-efficiënte manier. Kinderen die passief reageren op sensorische modulatieproblemen, kunnen vaak een slome, trage, slappe of slaperige indruk maken. Zij zijn niet in staat om zelf hun alertheid te verhogen. Aan de andere kant kan er ook sprake zijn van een inefficiënte zelfregulatie. Het kind laat dan veel gedragingen zien die opvallen of storend zijn. Het kind kan dan moeilijk stilzitten, wipt steeds met zijn stoel en valt daar regelmatig vanaf. Het kind gaat bewegen om zijn alertheid te verhogen. Hieronder staan voorbeelden van zelfregulatie per zin-tuiggebied:

foto stock.xchng

foto stock.xchng

8366_V01_fc.indd 15 26-02-14 13:58

Page 16: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

16 JA! voorjaar 201416

– Vestibulair zintuiggebied: wiebelen, wippen, schommelen, wiegen, lopen, rennen;

– Proprioceptief zintuiggebied (dieper spiergevoel): duwen, trekken, sjou-wen, dragen;

– Tactiel zintuiggebied: voelen, frie-melen, krabben, kriebelen;

– Auditief zintuiggebied : luisteren, zingen, schreeuwen, neuriën;

– Visueel zintuiggebied : kijken, sta-ren, turen, dwalen;

– Smaak en geur: kauwen, proeven, likken, ruiken e.d.

De vestibulaire en tastprikkels hebben hierbij de meest sterke en meest lang-durige werking.

Ergotherapeutische behandeling:

Observatie en analyseWanneer een kind met druk gedrag bij een kinderergotherapeut komt, zal de sensorische informatieverwerking in kaart gebracht worden. Dit gebeurt

onder andere door de ouders van het kind de Sensory Profile te laten invul-len. Dit is een gestandaardiseerde vra-genlijst die de zintuiglijke prikkelver-werking van het kind in de dagelijkse situatie in kaart brengt. Bij kinderen die onrustig gedrag laten zien, komen vaak sensorische modulatie- en discrimina-tieproblemen naar voren. Hierbij kan gedacht worden aan een kind dat vesti-

bulaire prikkels niet goed verwerkt, er is dan sprake van te veel sensitatie voor deze prikkels, ook wel een ondergevoe-ligheid voor bewegen genoemd. Hier-door gaat het kind bewegen om toch de evenwichtsprikkels te kunnen ervaren. Het laat veel bewegingsonrust zien en ziet vaak geen gevaar. Het is echter ook mogelijk dat een kind overgevoelig is voor bepaalde prikkels (te weinig habituatie). Hierbij kan gedacht wor-den aan een overgevoeligheid voor licht of geluid. Ook dat kan onrust met zich meebrengen. Het kind kan zich ver-volgens moeilijk concentreren, omdat er veel visuele beelden of geluiden om hem heen zijn.

BehandelingIndien er bij een kind met druk gedrag sprake is van problemen in de senso-rische informatieverwerking, zal de ergotherapeut samen met de ouders en directe omgeving, bijvoorbeeld de leer-kracht of groepsleid(st)er, bekijken hoe

Sensorisch dieet

Kalmerend Optimaal Stimulerend

Smaak Zoet Zout Zuur Bitter

Geur Vanille Pekel Citrus Kruiden

Rook

Mond

Motoriek

Zuigen Blazen Likken

Bijten Knarsen

Zuigen Kauwen

Likken Ruiken

Tactiel Spier- en gewrichtsactiviteit

Diepe druk Gematigde temperatuur

Aanraking met lichte druk Gematigde temperatuur

Lichte onverwachte aanraking Extreme temperatuur

Vestibulair

Bewegen

Verticaal met licht bewegen Spieren en gewrichten activiteit

Verticaal bewegen Springen

Lineair beweging Schommelen

Rotatie beweging gedeeltelijk of totaal

Vestibulair

Zwaartekracht

Verticaal zonder bewegen

Horizontaal Diagonaal Onderste boven Achteruit in de ruimte bewegen

Visueel Licht/donker kleur Vormen Een plaats lokaliseren Bewegen in tijd en ruimte

Auditief Vibratie Monotoon Neuriën

Ritmische muziek Kinderrijmpjes

Vocaliseren Geluiden maken Spraak

Taal

Ritme, intensiteit, frequentie, tijdsduur van de sensorische prikkel hebben met elkaar samen invloed op de regulatie van een optimaal alertheidsniveau ten behoeve van een gegeven situatie.

Uit: Hoe draait jouw motor

De manier waarop de problemen zich uiten is vaak erg verschillend. Dat

maakt het signaleren van sensorische

informatieproblemen lastig.

N I E U W E O N T W I K K E L I N G E N

8366_V01_fc.indd 16 26-02-14 13:58

Page 17: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

17 JA! voorjaar 2014 17

deze problemen het dagelijks functio-neren van het kind beïnvloeden en hoe de prikkels mogelijk anders kunnen worden aangeboden. Er wordt hierbij gekeken op kind-, omgeving- en acti-viteitenniveau. Op kindniveau wordt bekeken hoe de sensorische informatieverwerking kan worden beïnvloed en dus de prikkel-drempel kan worden beïnvloed. Het is gebleken dat vooral proprioceptieve prikkels (dieper spiergevoel) de drem-pel kunnen normaliseren (volgens J. Ayres). Dit kan gedaan worden door het verzwaren en vertragen van bewe-gingen. Ook het borstel- en gewrichts-drukprogramma kan mogelijk zijn om de prikkeldrempel te beïnvloeden. Volgens een vast programma wordt het kind over het gehele lijf geborsteld waarna in alle ledematen gewrichts-druk wordt gegeven. Het doel hiervan is om de prikkelverwerking te beïnvloe-den en te normaliseren.

Samen met het kind en de ouders wordt bekeken welke activiteiten en materia-len de zintuiglijke prikkelverwerking bij dit kind kunnen beïnvloeden. Hier-bij wordt gebruik gemaakt van de prin-cipes van het sensorisch dieet, bijvoor-beeld kauwen en bewegen verhoogt de alertheid. Deze combinatie van activiteiten zorgt ervoor dat een kind een juiste alertheid voor een bepaalde handeling heeft (zie tabel Sensorisch dieet). Zo kan een kind mogelijk zijn bewegingsonrust beïnvloeden door op school regelmatig even te bewegen of

tijdens een kringgesprek op een zitkus-sen te zitten. Iets in de handen hebben om mee te friemelen kan ook helpen, bijvoorbeeld het gebruik van een tangle.De ergotherapeut zal ook de context waarin de problemen zich voordoen observeren, denk aan de klassensitu-atie van het kind, om advies te kunnen geven over de werkplek van het kind (prikkelarm/rijk), plek in de klas ten opzichte van anderen maar ook ten opzichte van het digibord of lichtinval. Wanneer een kind snel is afgeleid door visuele prikkels, kan het beter niet bij het raam gaan zitten. Ook kan het een kind helpen wanneer het naast een rus-

Het kind kan soms gedrag laten zien wat lijkt op een

stoornis binnen het autistisch spectrum. Echter, de oorzaak

ligt bij de sensorische informatieverwerking.

tig kind zit dat, indien nodig, even kan herhalen wat er gedaan moet worden. Indien noodzakelijk kan de ergothe-rapeut beslissen om hulpmiddelen te gebruiken. Hierbij kan gedacht wor-den aan een koptelefoon om geluiden te dempen, een zitkussen om op te zitten (echter niet de gehele dag om gewenning te voorkomen!), een tangle om mee te friemelen en dergelijke. Dit gaat altijd in overleg met het kind en de directe betrokkenen.

De manier van aanbieden van een taak kan veel invloed hebben op het zelf-standig handelen van een kind en de taakgerichtheid/concentratie hierbij. Veel onrustige kinderen hebben moeite om structuur aan te brengen in hun handelen en hun taken te plannen. Dat kan ook veel onrust geven. Wanneer een kind niet weet wat het moet doen, uit dit zich vaak in zijn gedrag door bijvoorbeeld te gaan lopen, bewegen, geluiden maken en dergelijke.

De ergotherapeut zal samen met het kind, de leerkracht en de ouders bekij-ken wat de manier van leren is van het kind zodat het geholpen kan worden bij het organiseren van zijn taken. Eventu-eel wordt hierbij gebruik gemaakt van een stappenplan met visuele onder-steuning. Hierbij kan gedacht worden aan de Berenaanpak van K. Timmer-man of de Stippestappenmethode van B. Sandermans.

Zoals hierboven staat beschreven is het mogelijk dat het onrustige kind aler-theidsregulatieproblemen laat zien. Een veel voorkomend probleem is dat het kind een lage basisalertheid heeft en gaat bewegen om zijn alertheid te verhogen. Wanneer dit het geval is, is het mogelijk dat het kind gedurende ergotherapiebehandelingen het aler-theidsprogramma Hoe draait jouw motor? gaat volgen. Hierbij wordt als metafoor voor alertheid een motor gebruikt. Net als de motor van een auto kan deze hard, precies goed of laag draaien. Dit staat gelijk aan een alertheid die te hoog, precies goed of te laag is. Zo leert het kind zijn eigen alertheidstoestand te herkennen en te zien wanneer welke alertheid adequaat is en wanneer niet. Vervolgens zal het leren hoe het zijn alertheid kan beïnvloeden met behulp van activiteiten of hulpmiddelen.

Conclusie

Veel kinderen met druk gedrag hebben problemen in de sensorische informa-tieverwerking. Er zijn veel mogelijkhe-den om dit te beïnvloeden waardoor het kind en zijn omgeving hier minder door belemmerd wordt in zijn dage-lijkse handelingen. Vooral het herken-

Foto: Alexis leerhulpmiddelen.nl.

Foto: Alexis leerhulpmiddelen.nl.

8366_V01_fc.indd 17 26-02-14 13:58

Page 18: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

18 JA! voorjaar 201418

nen van deze problematiek en daardoor het begrijpen van het gedrag van het kind, is hierbij van belang. Een kinder-ergotherapeut kan de problemen in de sensorische informatieverwerking analyseren en door gerichte behande-ling en adviezen een bijdrage leveren aan het oplossen of verminderen van deze problematiek. Hierdoor kan een kind beter in zijn vel zitten en zich beter ontwikkelen. Het kan zo positieve erva-ringen op doen en meer gericht leren en handelen.

Toeteke ten Kroode-Stoelhorst is werkzaam bij Kinderergotherapie Gooi en Eemland. Deze praktijk heeft zij in 2007 samen met Birgitte ten Hoven opgericht. De praktijk heeft een vestiging in Amersfoort (Vathorst) en Eemnes (Gezondheidscentrum De Driesten). Hiervoor is Toeteke werkzaam geweest in de kinderrevali-datie bij Revalidatie Centrum De Trappenberg in Huizen. Naast deze werkzaamheden is zij tot juli 2013 werkzaam geweest voor De Kleine Prins (voorheen REaCtys), dienst ambulante begeleiding, voor kinderen met een ‘rugzak’ in cluster 3. Zij is vertegenwoordiger vanuit de eerstelijn in de landelijke werkgroep DCD. Van-uit haar werkzaamheden heeft zij veel ervaring met kinderen met sensorische informatiever-werkingsproblemen.

Referenties:

– Judith Giencke Kimball (1999). Sen-sory Integration Frame of Reference: Theoretical base, function/dysfunction

continua and guide to evaluation. In: P. Kramer & P. Hinojosa (Eds.): Frames of reference for pediatric occupational therapy (2.ed. pp. 119-159). Baltimore. Lippini-cot Williams & Wilkens

– Sherry Shellenberger en Mary Sue Williams (1996). The Alert Program for Self-Regulation. ISBN 978-0964304109. Nederlandse vertaling: Hoe draait jouw motor? Het alertheidsprogramma voor Zelf-controle. September 1996.

– Paula Aquilla, Ellen Yack, Shirley Sutton (2002). Building bridges through sensory integration. Arlington (Texas) Futures Horizons. ISBN: 978-1-932565-45-0

– AJ Ayres, J Robbins, S McAtee (2005). Sensory integration and the child: Understan-ding hidden sensory challenges. Los Angeles. Western Psychological Services. ISBN: 978-087424-437-3

– Julie Ermer, Winnie Dunn (1997). The Sensory Profile: A Discriminant

Veel onrustige kinderen hebben moeite om

structuur aan te brengen in hun handelen en

hun taken te plannen. Dat kan ook veel

onrust geven.

Analysis of Children With and Without Disabilities. In: The American Journal of Occupational Therapy april 1997

– André Rietman (2009). Werken met aandacht. Rotterdam. Bazalt. EAN: 9789074233910

– W. Dunn (1999). Sensory Profile - NL 3 t/m 10 jaar handleiding, Nederlandse versie (André Rietman) 2006. Amsterdam. Harcourt Test Publ.

– K. Timmerman (2003). Oefenboek kinderen met aandachts- en werkhoudingsproblemen. Acco Uitgeverij. ISBN: 9789033453878

– Carol Stock Kranowitz (2005). Uit de pas - Omgaan met sensorische integratie-stoornis bij kinderen. Vierde oplage 2010, Vertaling van de tweede editie (2005) van The Out-of-sync Child (Skylight Press, New York). Vertaling Miebeth van Horn, Santpoort-Noord. Amsterdam. Uitgeve-rij Nieuwezijds. ISBN 9789057122071

– Carol Stock Kranowitz (2007). Met plezier weer in de pas - Activiteiten voor kinderen met sensorische integratiestoornis. Derde oplage maart 2011. Vertaling van de revised edition (2006) van The Out-of-Sync Child Has Fun. Activities for Kids with Sensory Processing Disorder. (Skylight Press, New York) Vertaling door Marian van der Ster, Amsterdam

– Mary Law, Barbara Cooper, Susan Strong, Debra Stewart, Patricia Rigby, Lori Letts (1996). The Person-Environ-ment-Occupation Model: A Transactive Approach to Occupational Performance. In: Canadian Journal of Occupational The-rapy April 1996

Myrte de Leeuw - AIOS in de redactie

Het afgelopen half jaar heb ik meegelopen met de JA! redactie, als praktijkopdracht voor de profielopleiding.

Dit bestond uit het bijwonen van twee vergaderingen, meelezen en het schrijven van een artikel. Het was

erg interessant om te zien hoe een nummer van de JA! tot stand komt en leuk om op deze manier bij te

dragen aan informatievoorziening en kennisbevordering van collega jeugdartsen.

Heb jij interesse in schrijven of redactiewerk en wil jij ook eens meedenken over invulling van de JA!?

Dit kan dus als stage of praktijkopdracht voor de opleiding. Neem dan contact op met de redactie via

[email protected]

N I E U W E O N T W I K K E L I N G E N

8366_V01_fc.indd 18 26-02-14 13:58

Page 19: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 19

Zoals bekend is bij kinderen met ADHD (aandachtstekortstoornis met hyperac-tiviteit) de kans op leer- en gedrags-problemen en schooluitval veel groter dan bij kinderen zonder ADHD. Geen wonder dat er al veel publicaties over bewezen effectieve technieken voor de aanpak op school bestaan. Toch biedt dit boek iets extra’s aan docenten werk-zaam in het basis- en voortgezet onder-wijs, het is namelijk een oefenboek, een trainingsmethode voor leerkrachten.

De auteurs Mirjam Hinfelaar (klinisch psycholoog/psychotherapeut/systeem-therapeut) en Esther ten Brink (psycho-therapeut/cognitief gedragstherapeut/supervisor) hebben ruime ervaring in het trainen van ouders en docenten.De opbouw van het boek is als volgt: Na enkele inleidende hoofdstukken en een theoretische verantwoording, komen de zes trainingssessies van de cursus aan de orde, te weten:

1. ADHD-gedrag op school. Van theorie naar praktijk.

2. Signaleren, observeren en analyse-ren van niet-taakgericht gedrag.

3. Aanpassingen van de taaksituaties.4. Aanpassingen in overgangssituaties

en de gevolgen van gedrag.5. Aanpassingen in de vrije situaties.6. Emotionele problemen en samen-

werking met ouders.

Elk hoofdstuk bevat informatiebladen, oefenbladen en huiswerkopdrachten.De infobladen bevatten heldere uiteen-zettingen over de kernsymptomen, bij-komende problemen, comorbiditeit, oorzaken en behandeling van ADHD. Wetenschappelijk onderzoek heeft nog niet geleid tot het vinden van dé oorzaak van ADHD, men vermoedt dat meerdere factoren een rol spelen. Wel staat vast dat ADHD een stoornis van het executief functioneren is, dat

Een nieuwe koersInteressant oefenboek over hulp aan kinderen met ADHD in het onderwijs

Hilly Ligtvoet-Bos

wil zeggen dat een aantal uitvoerende hersenfuncties onvoldoende ontwik-keld zijn (zoals informatie opslaan en vasthouden, aandacht richten, kunnen switchen tussen taken, impulscon-trole). Daarom hebben kinderen met ADHD vaak moeite met informatiever-werking en concentratie, zelfregulatie, organiseren en plannen.In hersenonderzoek zijn neuroanato-mische, neurochemische en fysiologi-sche verschillen gevonden tussen groe-pen kinderen met en zonder ADHD, vooral in de frontaalkwab.Comorbiditeit komt voor in vijftig pro-cent van de gevallen van ADHD: een andere gedragsstoornis zoals ODD, een angststoornis, depressie of een stoornis in het autistisch spectrum. Ook gaat ADHD vaak gepaard met leer-problemen, zoals dyslexie of NLD.De gangbare behandeling bestaat meestal uit een combinatie van psycho-educatie (van ouders, broers en zussen, docenten en het kind zelf ) en medica-tie. Training van ouders en leerkrachten blijkt meer effect te hebben dan alleen de zelfregulatie bij het kind te trainen. Soms wijzen ouders medicatie af of hebben de medicijnen niet altijd het gewenste effect. Mede daarom vindt er veel onderzoek plaats naar alternatieve behandelmethodes (neurofeedback, mindfulness, training van cognitieve functies, diëten). Dit boek levert veel informatie over ADHD; niet alleen de beperkingen, maar ook de sterke kanten van kinde-ren met ADHD worden genoemd, zoals hun grenzenloze energie en creativiteit. De docent leert gedrag te observeren en te analyseren en krijgt effectieve inter-venties aangereikt om te oefenen in de praktijk, onder andere over het geven van instructies, stimuleren van een betere werkhouding en het voorkomen van storend gedrag in de klas, bijvoor-beeld met een gedragsrapportagekaart

en/of de stop-denk-doe-methode. Ook is veel aandacht besteed aan de emoties die een rol kunnen spelen in de relatie leerling-docent en bij de samenwer-king met de ouders. Een minpunt van dit boek vind ik het ontbreken van de rol van de jeugdge-zondheidszorg. De JGZ wordt er hele-maal niet in genoemd. Toch is het voor jeugdartsen en verpleegkundigen wel interessant om het boek door te nemen en het is handig om ervan op de hoogte zijn om leerkrachten erop attent te kunnen maken. Naar mijn mening kan deze trainingsmethode voor docenten speciaal onderwijs (SO cluster 4 en SBO) zeker ook nuttig zijn, maar deze categorie komt niet aan de orde in het boek.

Mirjam Hinfelaar en Esther ten Brink

(2012): Een nieuwe koers. Effectieve

aansturing van kinderen met ADHD

in het (basis- en voortgezet) onder-

wijs. Amsterdam. Pearson Assess-

ment and Information B.V. 144 pag.

ISBN 9789026522451 NUR 840

B O E K E N

8366_V01_fc.indd 19 26-02-14 13:58

Page 20: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

20 JA! voorjaar 201420

N I E U W E O N T W I K K E L I N G E N

Er zijn diverse boeken geschreven over kindertekeningen. Sommige boeken zijn informatief en heel praktisch van aard, vooral bedoeld voor ouders die hun kinderen met tekenen willen sti-muleren. Andere boeken gaan meer in op de psychologische achtergrond van kindertekeningen.1-3

Aardig om te weten dat alle kinderen de eerste tien jaar van hun leven ongeveer dezelfde ontwikkeling doormaken in wat ze tekenen en de manier waarop zij dat doen. Over de hele wereld hebben

Kindertekeningen: krabbels of Sigrid Hendriks

Tekenen is leuk en ontspannend. Wie zit er nu niet zo af en toe tijdens

een saai overleg figuren te krabbelen op de rand van het schrijfblok of de

notulen? Wie heeft wel eens de tekeningen van zijn eigen kinderen of die

van de kinderen, gezien tijdens de PGO’s, met elkaar vergeleken? Die te-

keningen vertonen opvallende overeenkomsten. Een reden om wat meer

te willen weten over kindertekeningen.

kinderen een instinct om te tekenen. Tekenen is natuurlijk erg leuk; het is plezierig, ontspannend, actief en gezel-lig. Het is ook een communicatievorm, want als een kind niet zo’n prater is, heeft het toch op een andere manier een soort van grote woordenschat. Boven-dien kunnen kinderen met tekenen lekker hun fantasie en creativiteit kwijt. Alles wat in het echt niet kan, kan wel in een tekening. Ondertussen doen ze ook nog eens flink aan hersengymnas-tiek, want wat een kind heeft bedacht, moet ook nog eens overgebracht wor-

den op papier. Daar is dus probleem-oplossend vermogen voor nodig. Door goed naar dingen te kijken, zien ze hoe datgene wat ze willen tekenen, in elkaar steekt. Naast het gebruik van verschillende materialen en technieken leren kinderen over kleuren en vormen en wordt ook nog eens hun motoriek gestimuleerd. Van werken met grove materialen en een vuistgreep lukt het uiteindelijk om met een juiste pengreep steeds meer kleine details te tekenen. Tekenen kan overigens ook lekker opluchten. Als een kind een keer boos is op zijn vriendje kan het helpen om zijn ‘tijdelijke vijand’ te tekenen en dan eens lekker in die tekening te krassen of deze te verscheuren. Misschien even niet zo leuk voor dat vriendje, maar toch beter dan echte rake klappen. Kunnen ze daarna de ruzie rustig uitpraten.

8366_V01_fc.indd 20 26-02-14 13:58

Page 21: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

21 JA! voorjaar 2014 21

‘voer voor psychologen’?

Bekend is dat kinderen verschillende tekenfasen doormaken die samenhan-gen met hun leeftijd.– De fase tussen één en drie jaar wordt

de krabbelfase genoemd. Overigens wordt het gekladder met yoghurt of pastasaus vóór die periode ook als uiting van creativiteit gezien. Omstreeks de eerste verjaardag zijn kinderen motorisch er aan toe om schrijfgerei vast te houden. Dat de eerste krabbels op het papier terecht-komen, is - bij het nog grove gezwaai - meestal een kwestie van goed geluk. De tekening komt geregeld buiten de randen van het tekenblad. De krassen worden spiralen. Tussen de twee en drie jaar tekenen kinderen dit het meeste. Vervolgens gaan ze

weer horizontaal en verticaal kras-sen. Rond de derde verjaardag maken kinderen met die krassen een kruis.

– In de fase tussen drie tot zes jaar maakt de tekenontwikkeling van kinderen een enorme sprong. De eerste belangrijke mijlpaal is het tekenen van een cirkel. Het is een moeilijke figuur omdat het begin en het einde van de lijn bij elkaar moeten komen. De vorm wordt gebruikt voor verschillende onder-werpen: de zon, een hoofd, een lijf. Een rondje wordt een koppoter en daarna een poppetje met van alles erop en eraan. Kinderen gebrui-ken in hun tekening verschillende standaardoplossingen(schema’s): bijvoorbeeld perspectieven door

elkaar, een auto van opzij, een huis van voren, belangrijke dingen groot. Tegelijkertijd leren kinderen ook schrijven, ze tekenen de letters.

– Tussen vijf en twaalf jaar worden de tekeningen steeds concreter en gede-tailleerder. Door het beheersen van de pengreep kunnen kinderen veel klei-ner werken met potloden en stiften. De driehoek is een nieuwe vorm en waar kinderen eerst gebruik maken van standaardoplossingen, gaan ze vanaf een jaar of acht à negen eigen oplossingen bedenken. De tekenin-gen worden dan veel persoonlijker. Rond hun negende of tiende jaar gaan veel kinderen zo lijkt het, – plot-seling – minder vaak uit zichzelf teke-nen. Gedacht wordt dat hun energie

8366_V01_fc.indd 21 26-02-14 13:58

Page 22: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

22 JA! voorjaar 201422

Tijdens mijn werkzaamheden als jeugdarts werd bij het kleuteron-

derzoek (vijf- zesjarigen) aan kinderen gevraagd een poppetje met

alles erop en eraan te tekenen. Naast aandacht voor onder andere

de pengreep, werd ook gekeken naar de uitgebreidheid van het pop-

petje (van koppoter naar lijf met ledematen).

Het is boeiend te zien hoe deze poppetjestekeningen verschillen en

overeenkomsten vertonen. Bij een gesprek op indicatie ging ik soms

wel eens samen met het kind tekenen. Ik vroeg dan bijvoorbeeld het

gezin te tekenen en kleurde dan zelf ondertussen een kleurplaat uit

mijn map, zodat ik het kind niet te veel op de vingers keek. Ik merkte

dat dit een ontspannen onderzoeksfeer tussen mijzelf als zorgver-

lener en het kind kon creëren en dat het tevens inzicht kon geven in

wat het kind bezig hield. Met de huidige vaak nieuw samengestelde

gezinnen kan het in ieder geval al verhelderend zijn om via een teke-

ning de thuissituatie geschetst te krijgen. Het is daarbij zeker niet

nodig om aan de aard en bijvoorbeeld het kleurgebruik in de tekening

per se diepgaande conclusies te verbinden. Niet elk kind dat bijvoor-

beeld graag met zwart kleurt, is namelijk meteen ook een somber

kind. Misschien was zwart wel de eerste kleur voor handen in de bak

met tekengerei. Sommige kinderen kunnen met een tekening echter

wel signalen afgeven. Vanuit de psychologie en de orthopedagogiek

bestaat daarom extra belangstelling voor kindertekeningen.

Kortom, er is veel leuks te halen uit kindertekeningen. Welke diepgang deze analyse kan hebben, is aardig na te lezen in onder andere de genoemde bronnen.

Af en toe een teken-, krabbel- of kleur-moment invoeren tijdens je werk kan volgens mij je werkzaamheden best ten goede komen; of het nu is tijdens een saai overleg of tijdens één van je onder-zoeken met de kinderen.

Bronnen:

1. Karen Kloosterboer (2003): Kinderteke-ningen: waarom is tekenen belangrijk? Wat tekent je kind? Hoe kun je je kind stimuleren? Utrecht, het Spectrum. ISBN 90-274-8972-6.

2. I. Schretlen (2000): Kijk op Krabbels: over de ontwikkeling van het tekenen en schilderen bij jonge kinderen. Bussum, Van Waarden. ISBN 90-75564-37-6.

3. Th.L.M. Foks-Appelman (2004): Kinde-ren geven tekens : de betekenis van kinderteke-ningen en kinderspel vanuit het perspectief van de analytische psychologie. Delft, Eburon. ISBN 90-5972-050-4.

– tijdelijk – gaat zitten in de enorme lichamelijke en geestelijke groei die ze dan doormaken. Daarnaast wor-den ze veel kritischer, ook op zichzelf. Ze willen precies tekenen, terwijl ze dat praktisch gezien nog helemaal niet kunnen. Om mislukkingen te voorkomen, zouden ze daarom liever even helemaal niet tekenen. Hulp bij het natuurgetrouw tekenen en stimu-leren van het zelfvertrouwen kunnen (aanstaande) brugklassers aanmoe-digen om te (blijven) tekenen.

Branded Content in de JA!

Wilt u de volgende zijn die een artikel schrijft/aanlevert, neem dan contact op met

Maria van der Veen van het AJN-JA!-team van E Media Connecting Business B.V.

E-mail: [email protected] – Telefoon: 0226 - 33 16 59

N I E U W S U I T H E T B E D R I J F S L E V E N

8366_V01_fc.indd 22 26-02-14 13:58

Page 23: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

1000-21-4000-0154 AJN JA nr. 30 Kleur: fc1_1_stA4_fc_C.indd 1 18-02-14 13:45

Page 24: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 201424

Geitenmelk officieel toegestaan

Hyproca Nutrition

We weten allemaal dat borstvoeding in de eerste zes

maanden de beste voedingsbron is voor een baby.

Geitenmelk is nu ook een alternatief als flesvoeding.

Na de eerste zes maanden (of in sommige gevallen al eerder) wordt er vaak overgegaan op flesvoeding. Tot voor kort bete-kende dit bijna standaard een voeding op basis van koemelk, want het enige toegestane alternatief, soja, werd niet door iedereen gewaardeerd. Na goedkeuring door de EFSA en aan-

passing van de Europese richtlijn is er nu een nieuw alternatief beschikbaar op basis van geitenmelk. Deze melksoort groeit al jaren in populariteit en mag nu ook als basis voor zuigelin-genvoeding gebruikt worden.

Wetenschappelijk onderzoek

De goedkeuring door de EFSA1 en de wijziging in de Euro-pese richtlijn2 voor zuigelingenvoeding zijn niet van de ene op de andere dag gerealiseerd. In de loop der jaren is er veel wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd, om de veiligheid van geitenmelk als eiwitbron aan te tonen. Uiteindelijk heeft een

klinische studie van de Universiteit van Adelaide het overtui-gende bewijs geleverd dat geitenmelk een veilige eiwitbron voor zuigelingen-voeding kan zijn. Op basis van de resultaten van deze klinische studie zijn het standpunt van de EFSA en de Europese Commissie bijgesteld. Dit betekent dat zuigelingen

en opvolgvoedingen op basis van geitenmelk nu officieel in Europa zijn toegestaan, mits zij uiteraard volledig aan de ove-rige criteria van EU Richtlijn 2006/141/EG voldoen.

Waarom geitenmelk?

De grote vraag die (toekomstige) ouders zal bezighouden is waarom ze voor een voeding op basis van geitenmelk zou-den kiezen. Geitenmelk beschikt over een aantal interessante eigenschappen die het een uitstekende basis voor zuigelin-genvoeding maakt. Het staat vooral bekend om de lichte ver-teerbaarheid, als gevolg van de lage hoeveelheid s1-caseine

In deze nieuwe rubriek brengt het bedrijfsleven nieuwe ontwikkelingen onder de aandacht.

Waarom kies je als ouders voor een voeding op basis

van geitenmelk?

N I E U W S U I T H E T B E D R I J F S L E V E N

8366_V01_fc.indd 24 26-02-14 13:58

Page 25: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 25

in zuigelingenvoeding

die de structuur van het netwerk in de maag voor een groot deel bepaalt. Dit betekent dat een zachter en gemakkelij-ker afbreekbaar netwerk wordt gevormd.3 Daarnaast zijn de wei-eiwitten in geitenmelk makkelijk verteerbaar,4,5 komen in geitenmelk relatief hoge hoeveelheden korte- en middel-lange vetzuurketens voor en zijn de vetbolletjes kleiner dan in koemelk.3,6,7 Voor veel baby’s vormt juist de vertering een probleem en deze baby’s zijn dan ook mogelijk gebaat bij de lichtere verteerbaarheid van geitenmelk.

Niet de oplossing bij koemelkallergie

Veel consumenten denken dat geitenmelk hét alternatief is bij een koemelkallergie. De eiwitten in geitenmelk lijken echter dusdanig veel op de eiwitten in koemelk dat er ondanks de lage hoeveelheid s1-caseine (één van de hoofd-allergenen in koemelk), toch een kruisreactie kan optreden. Voeding op basis van geitenmelk is derhalve in de meeste gevallen geen geschikte oplossing bij een ernstige, vastgestelde koemelk-allergie. In de praktijk blijkt echter dat geitenmelk bij milde klachten wel verlichting kan bieden.

Kabrita

Inmiddels is de eerste zuigelingen- en opvolgvoeding op basis van geitenmelk beschikbaar voor Europese consumenten. Kabrita wordt in Nederland geproduceerd met Nederlandse geitenmelk en is de eerste voeding voor de zuigeling op basis van geitenmelk die volledig aan de Europese richtlijn voldoet. Ben Busser, managing director van Hyproca Nutrition (de producent van Kabrita), is blij dat Kabrita babyvoedingen nu ook op de thuismarkt verkrijgbaar zijn: ‘Kabrita is wereldwijd sterk in ontwikkeling en in steeds meer landen verkrijgbaar, maar Europa (en daarmee Nederland) was door de Europese richtlijn lange tijd onbereikbaar. Nu de richtlijn is aangepast kunnen wij de Europese consument eindelijk kennis laten maken met de natuurlijke voordelen van geitenmelk. Voor-alsnog is Kabrita alleen via onze eigen webshop verkrijgbaar, maar wij zijn met verschillende partijen in gesprek om Kabrita ook via andere on- en offline kanalen aan te bieden. Met het oog op goede voorlichting richten wij ons in eerste instantie op apotheken, maar u moet niet vreemd opkijken als Kabrita over enkele jaren ook bij de plaatselijke drogist of supermarkt verkrijgbaar zal zijn.’

www.kabritaonline.nl.

R E F E R E N T I E S :

1. EFSA Panel on Dietetic Products, Nutrition

and Allergies (NDA); Scientific Opinion on the

suitability of goat milk protein as a source of

protein in infant formulae and in follow-on for-

mulae. EFSA Journal 2012;10(3):2603.

2. COMMISSION DIRECTIVE 2013/46/EU of 28

August 2013 amending Directive 2006/141/EC

with regard to protein requirements for infant

formulae and follow-on formulae

3. Park Y.W., Juárez M., Ramos M., Haenlein

G.F.W. Physico-chemical characteristics of goat

and sheep milk. Small Ruminant Research 68

(2007) 88-113

4. Pintado, M.E., Malcata X.F. Hydrolysis of ovine,

caprine and bovine whey proteins by trypsin and

pepsin. Bioprocess Engineering 23 (2000) 275-

282

5. Almaas H., Cases A.L., Devold T.G., Holm H.,

Langsrud T., Aabakken L, Aadnoey T., Vegarud

G.E. In vitro digestion of bovine and caprine

milk by human gastric and duodenal enzymes.

International Dairy Journal 16 (2006) 961-968

6. Attaie R. and Richter R.L. Size Distribution of fat

globules in goat milk. Journal of Dairy Science

83 (2000) 940-944

7. Park, Y.W. 2006. Goat milk – Chemistry and

Nutrition. Chapter in: Handbook of milk of non-bovine mammals. Y.W. Park and G.F.W.

Haenlein, Blackwell Publishing.

8366_V01_fc.indd 25 26-02-14 13:58

Page 26: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 201426

De geschiedenis van de fles

‘Zoogt uw kind!’ De Haagse huisarts dr. Broer Plan-

tenga liet er tijdens zijn ‘moederschapscursussen’

aan het begin van de twintigste eeuw weinig mis-

verstand over bestaan wat het belangrijkste was dat

een moeder haar kind kon bieden. Tegelijk sloeg

Plantenga als oprichter van het eerste Nederlandse

consultatiebureau in 1901 ook een belangrijke piket-

paal in de geschiedenis van de flesvoeding. Moeders

die zijn consultatiebureau bezochten en die geen of te

weinig borstvoeding hadden, bood hij een alternatief.

Met koeien die op een aangepast dieet waren gezet,

produceerde hij melk die, verdund met water, aan de

zuigelingen werd gegeven.

Een onverdeeld succes was de flesvoeding toen nog niet. In 1908 lag de zuigelingensterfte in welgestelde Haagse gezin-nen op zeventien per duizend wanneer borstvoeding werd gegeven, tegenover zeventig per duizend bij flesvoeding. In de lagere sociale klassen was de zuigelingensterfte zelfs drie-honderdelf per duizend wanneer flesvoeding werd gegeven – dus bijna één op de drie baby’s! – tegenover vierenzestig per duizend borstgevoede kinderen.

Melk, room en water

Omdat koemelk aanzienlijk meer eiwit bevat dan moeder-melk, werd flesvoeding in de eerste helft van de vorige eeuw meestal gemaakt door één deel water toe te voegen aan twee delen koemelk. In moedermelk zit wel meer vet, dus dat werd

vervolgens in de vorm van room toegevoegd, net als een beetje meel en suiker. Ook werd wel karnemelk als basis gebruikt, omdat dit lichter verteerbaar zou zijn voor het kind. Halver-wege de vorige eeuw had de voedingsmiddelenindustrie dan ook al tientallen producten ontwikkeld als alternatief voor moedermelk.

Eerste fles

Rond het begin van de vorige eeuw wordt in ons land aparte flesvoeding geproduceerd. Het zijn voedingen met verschil-lende toevoegingen verkrijgbaar per liter. De producenten lift-ten in eerste instantie vooral mee op medische wetenschappe-lijke inzichten onder andere ten aanzien van de bacteriologie (Louis Pasteur)en later met de technologische ontwikkelin-gen die gaande waren in de zuivelindustrie. Zo was de eerste flesvoeding feitelijk een bijproduct van kaas. Doordat veel melkeiwitten in de vorm van caseïne in de kaas verdwenen, bleef er andere eiwitfractie over: wei. Het bleek een goede, lichtverteerbare basis voor babyvoeding.

In de jaren zestig kwamen de eerste producten op de markt die in samenstelling erg dichtbij ‘het origineel’, de moedermelk lagen: de zogenoemde gehumaniseerde melk. Rond die tijd werd de babymelk ook voor het eerst in de vorm van poeder geleverd. Dat was een gevolg van de groeiende vraag naar zui-velproducten. Ook in het buitenland. Die geëxporteerde melk moest natuurlijk wel in houdbare vorm worden geleverd; als poeder dus.

Specialiteiten

Vanaf het eind van de jaren zestig kwamen ook de eerste moderne producten met speciale oplossingen voor baby’s die problemen ondervonden met de voeding. Zo werd vanaf 1967 johannesbroodpitmeel aan de melk toege-voegd om problemen met spugen en krampjes tegen te gaan, de zogenoemde ‘Comfort voeding’. In de decennia daarna volgden nog speciale producten met ‘verknipte eiwitten’ voor kinderen met (ernstige) koemelkallergieën: zoals bij Friso de Friso Pep in 1992, gevolgd door Friso Allergy Care in 1999 en de Friso Hypo Allergeen in 2006. In dat zelfde jaar was het allergie-assortiment compleet met de eerste officiële ‘dubbel-blinde koemelk allergie provocatietest’.

Vanaf 2000 startte de fine tuning van het hele assortiment zui-gelingenmelk met toevoeging van specifieke nucleotiden en extra essentiële vetzuren zoals het omega-3 vetzuur DHA en het omega-6 vetzuur AA (2007). Ook voor de allerkleinsten is er in relatief korte tijd veel verbeterd. Het startte in 1992 met FrisoPre (de huidige Friso Prematuur), gevolgd door Moeder Melk Verrijker (Friso BMF, 1997). De komst van de eerste na-ontslagvoeding (Friso Prematuur 1) was een mijlpaal in de voedingszorg voor prematuur geboren kinderen.

In deze nieuwe rubriek brengt het bedrijfsleven de nieuwe ontwikkelingen onder de aandacht!

‘ G E E F G E E N K O E M E L K ! ’

‘Zelf experimenteren met alternatieve voeding op basis van bijvoorbeeld koemelk of geitenmelk gemengd met water is niet verstandig. Het is geen geschikte voeding voor je baby en levert onvol-doende voedingsstoffen.’ Die waarschuwing kwam in het voorjaar van 2013 van het Voedingscentrum. Door het melamine-schandaal in China, in 2008, was daar een run ontstaan op westerse poeder-melk voor baby’s. In het voorjaar van 2013 leidde dat zelfs tot schaarste in de Nederlandse winkels. Het Voedingscentrum werd dan ook overstelpt met vragen over mogelijke alternatieven. Een sprong terug in de tijd, dus naar verdunde koeien- of geitenmelkmelk, is hoe dan ook geen goed alternatief, waarschuwde het Voedingscentrum.

N I E U W S U I T H E T B E D R I J F S L E V E N

8366_V01_fc.indd 26 26-02-14 13:58

Page 27: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 27

De ontwikkeling van flesvoeding werd in de vorige eeuw vooral gekenmerkt door de speurtocht om het zo veel moge-lijk te laten lijken op het origineel: de moedermelk. Wat werd gekenmerkt door de toevoeging van verschillende micronutri-enten, prebiotische vezels (GOS) en probiotica. In de laatste jaren wordt er ook weer veel meer gekeken naar de specifieke samenstelling van de ‘macronutriënten’. De focus ligt hierbij met name op de kwaliteit en de kwantiteit van de vetten en eiwitten.

Wetten en regels

Met name de afgelopen dertig jaar hebben ook gedetailleerde wetten en regels een stempel gedrukt op de ontwikkelingen rond flesvoeding. In 1981 publiceerde de Wereld Gezondheids-organisatie WHO in samenwerking met UNICEF bijvoorbeeld een internationale code rond de marketing en reclame voor flesvoeding. Het doel was en is nog steeds duidelijk: er staat maar één product onbetwist op nummer één: borstvoeding.

Een gevolg van die internationale afspraken is dat er op voeding voor kinderen van nul tot zes maanden helemaal geen gezondheidsclaims mogen staan. In Nederland mogen op de voeding voor kinderen vanaf de leeftijd van zes maanden zeer beperkt claims staan. De gedachte achter deze maatregelen is helder: moeders moeten niet onnodig worden verleid om borstvoeding op te geven ten gunste van flesvoeding. Een onbedoeld bijeffect is dat mensen die op zoek zijn naar goede informatie over het hoe en waarom achter de samenstelling van babyvoeding niet eenvoudig achter die informatie kun-nen komen.

De focus ligt met name op de kwaliteit en de kwantiteit

van de vetten en eiwitten.

8366_V01_fc.indd 27 26-02-14 13:58

Page 28: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 201428

Tien jaar JA! Uw eindredacteur blikt terug en vooruit

John Luteijs

Tien jaar geleden fuseerden de Landelijke Federatie van Consultatiebu-

reauartsen (LFC) en de Nederlandse Vereniging voor Jeugdgezondheids-

zorg (NVJG) tot de Artsen(vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland

(AJN). Die fusie en oprichting van de AJN leidde ook tot een nieuw blad,

de JA!, Jeugdgezondheidszorg Actueel. John Luteijs, aanvankelijk uitge-

ver, nu eindredacteur en vanaf het eerste nummer betrokken bij het blad,

kijkt terug en vooruit.

Het begin

In 2003 fuseerden de LFC en NVJG tot de AJN. Het bestuur zocht een uitge-ver voor haar nieuw opgerichte blad. Uit de kandidaten met wie gesprek-ken waren gevoerd koos de AJN voor de uitgeverij van het Nationaal Insti-tuut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) waar ik op dat moment werkzaam was als uitgever. Het blad kreeg de naam JA!, Jeugdge-zondheidszorg Actueel!. Als uitgever van de JA! had ik als eerste taak samen met de redactie de ideeën over het blad concreet te maken. Belangrijk was de vormgeving. Het blad moest gemakke-lijk leesbaar zijn, uitnodigen, in woord en tekst voldoen aan de normen die je van een gedegen blad mag verwachten, maar het mocht niet te luxe worden. Uiteraard moest ook op de centjes wor-den gelet. Voor de vormgeving nam ik contact op met ontwerper en opmaker Nils Buis van Om Tekst en Vorm (des-tijds in Utrecht, nu in De Bilt). Nils had al veel voor het NIGZ gedaan en voelde de bovengenoemde criteria goed aan. Hij ontwierp het stramien van de JA! en hij was ook degene die de eerste twintig nummers van het blad zou opmaken. De JA! werd gedrukt door drukkerij Advadi in Arnhem en verspreid via DYD in Noordwijkerhout.

Van en voor de AJN-leden

De redactie bestond en bestaat uit enthousiaste en deskundige vrijwilli-gers die lid zijn van de AJN. De eerste hoofdredacteur was Margreet Wage-naar. Zij zou zes jaar lang die functie

met toewijding en deskundigheid ver-vullen (langer mag statutair gezien niet). Overigens mag de AJN in haar handen knijpen met de hoofdredac-teuren en redacteuren die ze voor de JA! heeft gehad en nog steeds heeft: na Margreet kwamen als hoofdredacteur Nen Heerdink, Marianne Nijnuis en Sigrid Hendriks. De 25 redactieleden zijn in het schema vermeld. Zonder hun inhoudelijke bijdragen en redactionele inzet is een blad als de JA! onmogelijk. De redactie heeft in de loop der jaren relatief weinig wisselingen gekend. Veel redactieleden hebben hun statu-tair toegestane termijn van drie keer twee jaar vol gemaakt. Dat zegt iets over hun betrokkenheid bij hun vak en het blad, alsook over het plezier waar-mee ze aan de JA! hebben gewerkt. De redactieleden bepaalden samen waar-over geschreven werd. Ze schreven zelf een artikel, maar even zo vaak werd aan

externe deskundigen gevraagd een bij-drage te leveren.De redactie en het AJN-bestuur maak-ten een redactiereglement waarin de verhouding tussen beiden werd gere-geld. Daarin is bijvoorbeeld opgeno-men dat de redactie eindverantwoor-delijk is voor de inhoud (behalve voor de bestuursinformatie en de adverten-ties). Het NIGZ zorgde voor Richtlijnen voor AJN-auteurs (een checklist voor auteurs) en Redactieadviezen (onder andere over stijl- en spellingszaken). Deze Richtlijnen en Redactieadviezen zijn handige middelen die auteurs hel-pen bij het schrijven van hun bijdrage.

Omvang en advertenties

De JA! heeft altijd advertenties gehad. Daarmee konden de kosten van het blad voor de AJN worden verlaagd. Bij de eer-ste twintig nummers lag de portefeuille advertentiewerving bij een lid van het AJN-bestuur. Er waren gemiddeld drie advertenties, meestal van dezelfde bedrijven. Nieuwe advertenties binnen-halen kost heel veel tijd en vastberaden-heid. Het is niet meer dan begrijpelijk dat een AJN-bestuurslid, dat behalve dit onderwerp ook vele andere taken heeft, amper aan advertentiewerving toekomt. Het AJN-bestuur ging met

N I E U W S

Redacteuren JA! 2004 – 2014

Theresia Aerts, Ria Brouwer, Bettie

Carmiggelt, Klara Flipsen, Henk

Groeneveld, Michèle Haagmans,

Nen Heerdink (hoofdredacteur),

Sigrid Hendriks (hoofdredacteur),

Henriëtte van den Heuvel, Trudy

de Jong, Els Jonker, Marleen

Koudenburg, Carolien Lans, Janine

van Leeuwen, Annelies Levink, Hilly

Ligtvoet-Bos, Charlotte Mettes,

Astrid Nielen, Marianne Nijnuis

(hoofdredacteur), Corien Scheen-

stra, Ulco Schuurmans, Lucy Smit,

Elle Struijf, Margreet Wagenaar

(hoofdredacteur), Annemiek van

Woudenburg.

8366_V01_fc.indd 28 26-02-14 13:58

Page 29: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 29

ingang van nummer 21 (voorjaar 2011) in zee met Elma. Deze uitgever/drukker maakte al onder andere het vademecum van de AJN en was uitgever van vele tijd-schriften, waarvoor hij ook de adverten-ties regelde. Elma had daarom goede contacten met veel bedrijven. Elma was met het binnenhalen van advertenties buitengewoon succesvol. Daardoor konden de kosten voor de JA! aanzien-lijk naar beneden. De vele advertenties veranderden het uiterlijk van het blad wel. Het aantal advertentiepagina’s schoot omhoog van gemiddeld drie naar ongeveer tien tot twaalf pagina’s, met als voorlopige piek JA! 28 met acht-tien pagina’s advertenties. Het aantal pagina’s dat de redactie mocht vullen bleef vrij constant op ongeveer 27, met soms een uitschieter naar boven. Doordat Elma zowel de vormgeving als de druk en verzending op zich nam, moest de JA! afscheid nemen van OM Tekst en Vorm, Advadi en DYD. Elma nam de vormgeving over zoals OM die had ontworpen; zowel de JA!-redactie als Elma vonden die nog steeds aan-sprekend en passend bij het blad. Het NIGZ bleef de redactie, begeleiding en coördinatie verzorgen. Vanwege een reorganisatie bij het NIGZ moesten het NIGZ en ik in juni 2011 afscheid van elkaar nemen. Omdat er binnen het NIGZ niemand was die de taken voor de JA! kon overnemen, ben ik op free-lancerbasis voor de JA! actief gebleven. Een jaar later ging het NIGZ failliet.

Gevarieerd

Als ondersteuner van de redactie en als niet-jeugdarts en niet-AJN-lid houd ik me niet met de inhoud van het blad bezig; dat is aan de AJN-redactieleden voorbehouden. Toch heb ik het blad de afgelopen jaren niet alleen als com-municatieman gemaakt; de inhoud

heeft me zeer geboeid. Ik denk daarbij vooral aan de spanningsvelden waar-mee de jeugdartsen te maken hebben. Dat geldt niet alleen voor hun (intern en extern veranderende) rol in de medi-sche wereld, maar ook voor hun inhou-delijke afwegingen. Dan denk ik vooral aan het spanningsveld tussen bescher-men en vrijlaten. Hoe sterk mag, moet en kan de overheid bij monde van de jeugdarts ingrijpen als de jeugdige ongezond eet en drinkt en te weinig beweegt? Wat als kinderen op allerlei gebieden willen experimenteren ter-wijl daar (soms grote) gevaren aan zit-ten: roken, drank, drugs, gevaarlijke sporten, vriendschap en seksualiteit, verkeer, struinen op internet, avontu-ren opzoeken etc. Moeten jeugdartsen (alsook verzorgers, overheden en hulp-verleners) proberen te voorkomen dat kinderen en jeugdigen gevaar lopen en hen vooral beschermen? Of moeten ze hen vooral ook vrij laten en de ruimte geven om ervaringen op te doen? Hoe veel vrijheid willen en durven we kin-deren en jongeren te geven voor het verkennen van hun mogelijkheden, grenzen en voorkeuren, ook als ze daar-bij letterlijk en figuurlijk op hun snuit (dreigen te) vallen? En wat als ze vallen? Gaan we dan weer verbieden of leren we hen vooral hoe ze weer op kunnen staan (opkrabbelcompetentie)? De vragen die dit spanningsveld oproept kunnen vaak niet eenduidig beantwoord worden. Er zitten mens- en wereldbeelden achter die zeer basaal zijn. In de JA! kwam dit spanningsveld regelmatig direct en indirect aan orde. Dat maakt de JA! inte-ressant, voor mij en waarschijnlijk voor veel meer niet-jeugdartsen.

Toekomst

De JA! is een vaktijdschrift van en voor jeugdartsen. Het zou ook voor een bre-dere lezersgroep ingezet kunnen wor-

den. Maar dat zal het karakter (want de doelgroepen) van het blad veranderen en het zal invloed hebben op de adver-tenties (er zijn bijvoorbeeld strenge richtlijnen over advertenties voor medi-cijnen). Willen de AJN-leden dat?Verder hoor je vaak dat het papieren tijdschrift gaat verdwijnen. Door de permanente ontwikkeling van de digi-tale hard- en software wordt de digitale toegankelijkheid van tijdschriften en de communicatiemogelijkheden die daar-door ontstaan alleen maar eenvoudiger en beter. Dit doet niets af aan het feit dat veel lezers ook graag op de bank in hun vaktijdschrift bladeren. De komende tijd zal de JA! er hoe dan ook anders gaan uitzien. Hoe, dat is afhankelijk van de wensen van de AJN-leden, van de digitale ontwikkelingen en van de financiële mogelijkheden. Hoe stellen bijvoorbeeld adverteerders zich in de toekomst op ten aanzien van het adver-teren in (papieren en/of digitale) bla-den? Eén ding zal amper veranderen: de behoefte aan reflectie op het eigen vakgebied. Vooralsnog zal daarvoor een redactie van AJN-leden nodig zijn. Ondanks alle ontwikkelingen blijft de pijler onder de JA! onveranderd: het is een vakblad van , voor en door de jeugd-artsen. Dat kan alleen bestaan als die jeugdartsen zelf daar hun medewer-king aan blijven verlenen. Het was en is voor mij een groot genoegen om met de redactie de JA! te mogen maken.

John Luteijs Eindredacteur/coördinator JA! John Luteijs werkte als uitgever en communi-

catieadviseur bij het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ). Het NIGZ bestaat niet meer. Op dit moment werkt hij op freelancerbasis als communicatieadviseur/-medewerker, redacteur en vertaler Duits. http://nl.linkedin.com/in/johnluteijs

8366_V01_fc.indd 29 26-02-14 13:58

Page 30: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

1000-21-4000-0099 AJN JA nr. 30 Kleur: fc

FrieslandCampina Institute

Het FrieslandCampina Institute biedt

gezondheidszorgprofessionals wereldwijd informatie

over zuivel, voeding en gezondheid volgens de

laatste stand van de wetenschap. Hierbij werken wij

intensief samen met onze FrieslandCampina R&D

experts. Daarnaast biedt het FrieslandCampina

Institute praktische tools op een breed scala van

voeding en gezondheid gerelateerde onderwerpen:

van opgroeiende kinderen tot gezond oud worden.

Wilt u meer informatie over zuivel, voeding en

gezondheid? Neem dan contact op met het

FrieslandCampina Institute Nederland.

0800-2345600

[email protected]

www.frieslandcampinainstitute.nl

Gevarieerde en gebalanceerde voeding

is, net als beweging, een belangrijk

onderdeel van een gezonde leefstijl.

Kinderen hebben er profi jt van dit al

op jonge leeftijd aan te leren. Maar

wat is gezond, hoe leer je kinderen

gevarieerd en regelmatig te eten, en

hoe stimuleer je ze (meer) te bewegen?

Het FrieslandCampina Institute

biedt gezondheidszorgprofessionals

praktische tools waarmee u aandacht

kunt geven aan het onderwerp

ontbijten, tussendoortjes en een

gezond en regelmatig eetpatroon.

Met de Beweegplanner kunt u kinderen

ondersteunen met het plannen van

(meer) beweging.

Bestel deze materialen kosteloos via

www.frieslandcampinainstitute.nl.

‘Jong geleerd is oud gedaan’. Maar hoe?

1_1_stA4_fc_A.indd 1 18-02-14 13:53

Page 31: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 31

Daar kwam ik achter toen ik mijn eer-ste artikel voor de JA! in 2008 schreef. Het ging om de tweejarige opleiding tot jeugdarts KNMG bij TNO en de samenwerking met NSPOH. Ik had de opleiding tot jeugdarts KNMG in twee etappes gedaan; het eerste jaar in 2003 en het tweede in 2006. Intensieve dagen waren het, zwoegen met elkaar over de JGZ. Het was toen dat ik kennis maakte met het Lalondemodel. Het was een mooie geheugensteun om de context waarbinnen een kind opgroeit via de anamnese uit te vragen. Op de tweede verdieping van de Was-senaarseweg in Leiden, omringd door de (meestal) leergierige collega's werk-zaam in de JGZ, bouwde ik behalve ken-nis ook goede vriendschappen (mijn sociale omgeving) op. De titel jeugdarts KNMG was een erkenning waar ik trots

Tien jaar JA! en de sociale context

op was (de naamgeving zegt blijkbaar toch iets) en het artikel was het ken-baar maken hiervan voor andere artsen werkzaam in de JGZ.

In 2010 schreef ik mijn volgend artikel in de JA!. Deze keer ging het over per-soonlijke effectiviteit en reflecteren op mijn rol als jeugdarts KNMG. Ik was bezig met de opleiding Master of Public Health bij de NSPOH (op de tweede verdieping, grappig toeval) en maakte kennis met een van mijn helden, Step-hen Covey. Deze managementgoeroe legde uit hoe belangrijk het is om een 'rolmodel' te zijn in tijden van verande-ring. Invloed uitoefenen op de sociale omgeving op verschillende niveaus (thuis, organisatie en wijk) was mijn pleidooi in het stuk, want grootsheid begint bij onszelf. Ik ontdekte dat het delen van mijn enthousiasme door een bijdrage aan de JA! te leveren gewaar-deerd werd.

In het voorjaar van 2013 heb ik, in het kader van de lustrumviering van de AJN, een stuk geschreven over hoe de com-petente jeugdartsen onmisbare scha-kels zijn geworden binnen de publieke gezondheidszorg. De verschillende competenties fungeerden als leidraad voor het programma. Ik hield in het artikel een pleidooi om de passie voor het jeugdartsenvak te delen door actief betrokken te zijn bij de beroepsvereni-ging. Grappige bijkomstigheid is dat ik, na mijn opleidingen bij zowel TNO als NSPOH, nu bezig ben met het oplei-

den van competente jeugdartsen. Deze artsen in opleiding tot specialist (aios) zijn de toekomst van de JGZ, en deze leergierige professionals horen nu bij mijn sociale omgeving.

Terugkijkend op mijn bijdragen in de JA! constateer ik dat het jeugdartsen-vak zich snel ontwikkelt. Met de titel Jeugdarts KNMG mogen we eindelijk verwijzen. Door de jeugdwet worden de jeugdartsen wellicht 'wijkartsen': medische deskundigen die dicht bij de jeugd (blijven) werken. De passie waarmee we ons beroep uitoefenen is een kans om een gezamenlijke vuist te maken. Sociaal zijn we goed bezig en ja, de JA! (A=Actueel) houdt het goed bij!

Vasanthi Iyer is M&G, MPH en werkzaam bij TNO, E-mail: [email protected] lichting Jeugdartsenopleiding nieuwe stijl

Het tijdschrift JA! bestaat tien jaar. Aan de hand van drie van mijn bijdra-

gen aan de JA! wil ik stilstaan bij de ontwikkeling van de jeugdartsen in het

sociale domein. Heel wat jaren was ik in de veronderstelling dat 'A' voor

Artsen stond. Net als de termen jeugdartsen, JGZ-artsen en arts JGZ; er

was wat mij betreft geen verschil tussen de namen. Wij draaiden spreek-

uren, ouders en kinderen waren onze doelgroep dus 'what's in a name'?

Vasanthi Iyer

U I T D E P R A K T I J K

8366_V01_fc.indd 31 26-02-14 13:58

Page 32: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

32 JA! voorjaar 201432

Niemand zit op duf invulwerk te wachten….

Overvraagd?De JGZ als interactieve vragenlijst

Dokter Twitter

foto: stock.xchng

Een behoorlijk controversieel onderwerp binnen de JGZ 0-19+ is het

afnemen van al dan niet digitale vragenlijsten. Voor de één een gruwel en

schending van de privacy. Voor de ander juist een veel belovende me-

thode voor het signaleren van gezondheidsrisico’s. Uw eigen Dr. Twitter

bespeurde al tal van nijver rond getwitterde vragen en Facebooksites

met vragenlijsten voor ouders en jeugdigen. Dat feit roept zelf ook weer

allemaal vragen op. Raken onze klanten niet overvraagd? Voor wie zijn

die vragenlijsten nu eigenlijk bedoeld? Bemoeit de JGZ zich te veel met

de privésfeer van onze doelgroepen? En zijn onze vragenlijsten wel vol-

doende interactief terwijl social media daar nu juist alle gelegenheid toe

bieden? Dr. Twitter geeft antwoorden.

Duf invulwerk

Terug naar de elkaar te vuur en te digitaal zwaard bestrijdende voor- en tegenstanders van vragenlijsten. Waar gaat het nu allemaal om? Als eerste: wiens ‘ding’ is zo’n vragenlijst nu eigenlijk? Stel, u bent het zelf en daar valt weer zo’n telefoonboek aan vragen op de deurmat of in de mail. Wekt dat nu echt zin op om die grote lijst(en) allemaal in te vullen? Voorstanders roe-pen meteen dat ouders dat in het belang van de gezondheid en het welzijn van hun kinderen spontaan doen. Maar dan zullen die ouders toch eerst het idee moeten hebben dat de vragenlijst daartoe ook daadwerkelijk bijdraagt en deze niet het zoveelste verzamelobject is van de GGD of Thuiszorg. Om het over de jeugdigen zelf nog maar niet te hebben; die zitten al helemaal niet op duf invulwerk te wachten. Daarnaast is de JGZ zeker niet de enige die haar clientèle met vragenlijsten bestookt. De overvraagde doelgroepen zijn gewoon moe van al die commerciële of gemeen-telijke enquêtes. De vraag is nu: hoe en waar bereik je je doelgroepen wel?

Vragenapp

De doorsnee respondent van vragen-lijsten is eerder genegen om deze in te vullen als de gegeven antwoorden haar of hem ook iets bruikbaars opleveren, bijvoorbeeld een gezondheidsscore

met profiel op maat, een diagnose of een zelftest. Op internet en bij vragen-apps zijn de meest populaire vragenlijs-ten de typen die een persoonlijk profiel en advies op maat geven. Heb ik stress, ben ik te dik, eet ik wel goed, ben ik depressief, heb ik een SOA of waar kan ik meer informatie over dit onderwerp krijgen? Hier laat de JGZ vaak kansen liggen. Zowel papieren als digitale vra-genlijsten zijn gemakkelijk interactief te maken. Een weblink, QR-code of profielgenerator toevoegen maakt JGZ-vragenlijsten al een stuk interessanter voor de ontvanger. Het aanbrengen van meer explorerende interactiviteit voor-komt ook onnodig (re-)work. Kruist een puber bijvoorbeeld aan dat deze zichzelf te zwaar vindt, koppel er dan meteen een BMI aan; koppel bij aange-kruist drankgebruik dan ook hoeveel en wanneer de jongere drinkt en waar deze informatie over drankgebruik van jongeren kan vinden.

Andere vragenlijsten onderzoeken de competenties betreffende hoe om te gaan met probleem x of y. Zijn de vaar-digheden te laag dan komen mogelijke voorlichting en bijscholing in beeld. Met name op de langere duur hebben die wellicht een beter effect op het bevorderen van de gezondheid, het welzijn en de leefstijl.

De doorsnee respondent van vragenlijsten is eerder genegen

om deze in te vullen als de gegeven

antwoorden haar of hem ook iets

bruikbaars opleveren.

De vragenapp biedt dus enkele krach-tige interactieve opties:– het gemakkelijk en snel kunnen

beantwoorden van vragen op de eigen smartphone of tablet;

– het aanmaken van persoonlijke coa-chende profielen;

– het snel en comfortabel kunnen doorlinken naar aanvullende infor-matiebronnen met tekst, foto en videoclips.

D R . T W I T T E R

8366_V01_fc.indd 32 26-02-14 13:58

Page 33: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

33 JA! voorjaar 2014 33

….. en jeugdigen al helemaal niet. foto: stock.xchng

Vragenlijsten koppelen

Een andere aansprekende vorm van interactiviteit vormt het koppelen van vragenlijsten aan lesprogramma’s op school, twitteracties en gezondheids-campagnes. Als het gezondheidsthema goed in de picture staat zijn de poten-tiële respondenten ook meer geneigd om te antwoorden. Controversieel is het aanbieden van prijzen of cadeautjes aan de beantwoorders van vragenlijs-ten. Kan dat en loont het ook?

Momentopname

Een tweede hot item bij vragenlijsten is het verschil tussen een momentop-name en een voorspellende waarde. Veel screenende vragenlijsten sig-naleren gezondheidsrisico’s op een bepaald moment (van afname). Is het antwoord bedenkelijk dan kan de JGZ snel en adequaat interveniëren. Lastig is het grijze gebied: nu is er wel of niet iets aan de hand en het probleem blijkt enkele maanden later bij het uitnodigen voor een consult al over te zijn. Rework, kosten voor niets en ergernis bij de opgeroepen ouders en/of jeugdigen. Een alternatief vormt het eerst toezen-den van de score op papier, online, per mail of tweet en vragen of de respon-dent de geschetste situatie herkent.

Privacy

Het derde hete hangijzer is de privacy. De JGZ wil graag breed exploreren om alle domeinen die invloed hebben op gezondheid en welzijn te kunnen beoordelen. Al snel rijst echter de vraag of de respondenten hier met het oog op de eigen privacy wel zo van gediend zijn. Waar bemoeit die jeugdarts of sociaalverpleegkundige zich wel niet mee? En welke gevolgen heeft dat als ik met ‘ja’ of ‘nee’ antwoordt? Meteen jeugdzorg op bezoek als ik ruzies in het gezin opgeef ?Enkele voorbeelden. U komt zelf bij de huisarts met een ontstoken teen. U moet echter eerst langs de assistente of PraktijkOndersteuner Huisarts (POH). Die meteen begint meteen met vragen over de financiële situatie, de huisves-ting, of er relationele problemen bin-nen het gezin zijn. Daar komt u toch niet voor? Ja, maar het risicoplaatje dient volgens de regie van de gemeente compleet te zijn.

Het voorbeeld van de ontstoken teen is natuurlijk overtrokken, doch geeft te denken. Vertaal dit eens naar het nieuwe frontline- of wijkteam. De klant wandelt daar binnen met een vraag over of probleem op één bepaald domein. Een wakkere JGZ-medewerker trekt echter meteen een complete QuickScan op gezondheids- en sociale/welzijns-gebieden uit de kast. Dan denkt de klant: wat heb ik nu aan mijn fiets han-gen? Waar bemoeien die mensen van de GGD of Thuiszorg zich eigenlijk alle-maal niet ongevraagd mee?

laag inkomen snijdt hout.Voorkom ook veroordelingen en een sfeer die mensen als negatief ken-merken. Dus niet: ‘Eet uw kind patat? Schande! Dáár wordt het zo dik van!’ Dan klinkt het volgende toch heel anders: ‘Patat eten moet kunnen, maar niet meer dan één keer per week en een keer extra op een verjaardagsfeestje.’ Dat klinkt in de vragenlijst toch veel opbouwender.

Diagnostische vragenlijsten

Als laatste nog de diagnostische vra-genlijst. Er zijn twee toepassingen: 1. Inventariserend op bijvoorbeeld een

Facebooksite, als sub-item in een digitaal af te nemen vragenlijst of in een app.

2. Het na een contact of consult toe-zenden voor nader onderzoek. Bij dit type vragenlijsten is de doelgroep aanmerkelijk meer geïnteresseerd als de respondent het probleem ook zelf in het vizier heeft.

Samenvattend adviseert dr. Twitter:1. Overvraag de klanten niet.2. Maak de vragenlijst ook tot het ‘ding’

van de respondent.3. Maak de vragenlijsten voldoende

interactief. Gebruik hiervoor ook de social media en profielgeneratoren.

4. Vraag altijd naar de vraag achter de vraag. Wat willen wij allemaal weten, krijgen wij dat dan ook te weten en wat is de waarde van de antwoorden?

5. Denk aan het gevoel van privacy.6. Vragenlijsten zijn en blijven een aan-

vullende methode voor het uitvoeren van de JGZ-taken. Het omgekeerde geldt niet: een JGZ die voornamelijk zichtbaar is als een digitale vragen-lijst!

Ouders moeten bij vragenlijst het

idee hebben dat die daadwerkelijk aan de gezondheid van hun kind bijdraagt en niet het zoveelste

verzamelobject is van de GGD of Thuiszorg.

Enkele tips

De juiste vragenwerkwijze is eerst beginnen met het werkdomein van de gestelde vraag, bijvoorbeeld voeding. Ga pas uitbreiden als de oorzaken ook op andere domeinen liggen, denk aan opvoeding bij het omgaan met slechte eters. Ook de analyse slecht slapen en deze vervolgens koppelen aan de woon-situatie met meerdere kinderen op een lawaaierige kamer ten gevolge van een

8366_V01_fc.indd 33 26-02-14 13:58

Page 34: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

Kindermishandeling

Advies en Meldpunt

U maakt zich zorgen om een kind...

0900 - 123 123 0

Het AMK is er voor iedereen die met zorgen en vragen

over kindermishandeling rondloopt.

Ook als u twijfelt: ‘Is dit wel kindermishandeling?’

Ook voor advies of overleg: ‘Wat kan ik doen om

dit kind te helpen?’

Ook als u vindt dat het AMK onderzoek moet doen.

www.amk.nl

Voor kinderen met bijvoorbeeld ADHD en diabetes, heeft Lydion kinderhorloges die op de juiste tijd een alarm geven als medicijn-herinnering.

Deze horloges met 12x alarm, worden ook gebruikt voor zindelijkheidstraining.

U kunt deze en andere horloges bekijken op www.lydion.nl

Voor meer informatie:Website: www.lydion.nle-mail: [email protected]: 0168-486476

€ 65,95

Jeugd-ggz Mondriaan Kinderen en Jeugdigen“Bevlogen samenwerken aan een andere toekomst”

Mondriaan Kinderen en Jeugdigen is een tweede- en derdelijns-organisatie voor geestelijke gezondheid te Limburg. Wij verlenen zorg vanuit de locaties Heerlen, Maastricht en Roermond. Wij behandelen complexe psychiatrische en orthopsychiatrische aandoeningen bij kinderen en jeugdigen tot 20 jaar. Voor jeugdi-gen met afhankelijkheidsproblemen van middelen (gokken, drugs en alcohol, gamen en internetten) hebben wij het specialistisch behandelaanbod Jongeren en Middelengebruik. De behandeling van kinderen en jeugdigen met autismespectrumstoornissen (ASS) vindt plaats binnen de franchiseorganisatie Leo Kannerhuis Limburg.

Het vaststellen van ernstige kinder- en jeugdpsychiatrische proble-matiek begint met goede diagnostiek. Passend binnen transmurale zorg vindt deze zoveel mogelijk ambulant/poliklinisch plaats. Wij richten ons in eerste instantie op ambulante behandeling/bege-leiding op de polikliniek en/of in de thuissituatie. Als een (dag) klinische opname noodzakelijk is, proberen we deze periode zo kort mogelijk te houden. Ook nazorg krijgt een belangrijke plaats.Na de aanmeld- en intakeprocedure wordt het kind/de jeugdige aan een van de zorgprogramma’s toegewezen en start de behan-

deling. Wij hebben de zorgprogramma’s ADHD, angststoornissen, autismespectrumstoornissen, eetstoornissen, middelengebruik, persoonlijkheidsstoornissen (i.o) , stemmingstoornissen en ge-dragsstoornissen in de kinder-, jeugd-, en adolescentenpsychiatrie.

Het Jeugd F-ACT team biedt behandeling, begeleiding en rehabi-litatie voor jeugdigen met ernstige psychiatrische problematiek in combinatie met problematiek op andere levensgebieden, die niet kunnen profiteren van reguliere hulpverlening. Jeugd F-ACT is daarmee niet gekoppeld aan een specifiek zorgprogramma, maar kan opereren ten behoeve van alle zorgprogramma’s.Vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid werken we hierbij intensief samen met partners in de jeugdzorgketen.

Hebt u als verwijzer vragen over een mogelijke verwijzing naar Mondriaan Kinderen en Jeugdigen, dan kunt u telefonisch overleg-gen met onze aanmeldfunctionaris via het telefoonnummer 088- 5067777. Een aanmelding is definitief als de schriftelijke verwijs-brief ontvangen is.Meer informatie over behandeling bij Mondriaan Kinderen en Jeugdigen vindt u op www.mondriaankindenjeugd.nl/professionals.

8366_P34_fc.indd 1 18-02-14 14:18

Page 35: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 35

B O E K E N

Hoogbegaafde pubers is een recente publi-catie over een elftal semi-fictieve hoog-begaafde pubers. Janneke Breedijk is leerkracht en Specialist in Gifted Education en Noks Nauta is bedrijfs-arts, psycholoog en deskundig op het gebied van hoogbegaafde volwasse-nen. Beiden verzamelden op basis van interviews informatie over het leven van hoogbegaafde jongeren. Zij vulden deze interviews aan met persoonlijke en professionele ervaringen en cre-eerden zo een elftal personages om aan de hand daarvan de problemen die deze jongeren kunnen hebben te illus-treren. Het is een boek dat wanneer je het van a tot z leest, je bijna alles weet over de mogelijke problemen die deze jongeren kunnen hebben, zoals een sterk rechtsvaardigheidsgevoel, het extreme perfectionisme, het niet weten hoe te studeren, twijfels over de studie en je anders voelen dan anderen. Het

Hoogbegaafde pubers levert veel informatie

Marianne Nijnuis

boek leest bijzonder prettig en is ook geschikt voor het nachtkastje. Daar-naast wordt er heldere achtergrondin-formatie gegeven over het waarom van een dergelijk probleem (bijvoorbeeld over Asperger) en worden er oplossin-gen aangedragen om de jongere te hel-pen (zichzelf te helpen); denk hierbij aan leerstijlen en de plusklas. Het is echter geen boek waarbij je even gauw in een index iets kan opzoeken over een specifiek probleem. Des-alniettemin vind ik het zelf een zeer waardevolle aanvulling voor iedere arts die (ooit) te maken krijgt met hoogbe-gaafde kinderen van tien jaar of ouder.

Janneke Breedijk en Noks Nauta

(2012): Hoogbegaafde pubers – Onderweg naar hun toekomst. Amsterdam, Pearson Assessment

and Information, 192 pagina's,

ISBN 9789026522543.

De Samenwerkende Borstvoeding Organisaties (SBO) organiseren op donderdag 25 september 2014 voor de zesde keer 'Hét Borstvoedingcongres'. Het belang van borstvoeding voor de gezondheid van moeder en kind blijft de aandacht vra-gen. Gerenommeerde sprekers uit binnen- en buitenland zullen op het congres hun kennis over borstvoeding met u delen. Tijdens Hét borstvoedingcongres 2014 komen uiteenlopende aspecten van borstvoeding aan bod, waarmee we u opnieuw willen voorzien van actuele borstvoedingsinformatie.Meer informatie: http://www.borstvoeding.nl/

8366_V01_fc.indd 35 26-02-14 13:58

Page 36: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

Nascholing voor JGZ-artsen in 2014

25 maart

management van voedselallergie

10 april

neonatologie 2014

19 juni Vechtscheiding

18 november

J. Asselbergsweg 2, 5026 RR TilburgT 013 467 40 00 E [email protected]

meer info www.elther.com

ELTHER

Bedplassen?in 2 maanden droog

met de draadloze plaswekkerElther Nocturna

+ zonder snoertje, volledige bewegingsvrijheid.

+ 90 % succes in twee maanden+ persoonlijke helpdesk tijdens

de training+ vergoeding door de meeste

zorgverzekeraars

Wat voor jeugdarts wordt u?Ligt uw hart bij de jeugdgezondheidszorg? Bent u trotsop uw vak? Volg dan opleiding tot jeugdarts KNMGvan de NSPOH, een complete opleiding voor artsen die werken in de jeugdgezondheidszorg.

Medische vervolgopleiding Maatschappij & GezondheidProfi el Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaarDe opleiding bestaat uit een cursorisch deel en competentie-gericht praktijkonderwijs. Tijdens de opleiding ontmoetu collega’s uit het hele land, uit het eigen en aanpalendeprofi elen zoals forensische geneeskunde en infectieziekte-bestrijding. Docenten komen uit het brede werkterreinvan publieke gezondheid en uit wetenschappelijke kring.De opleiding wordt vormgegeven in samenwerking metde praktijkopleiding. De theorie kunt u daardoor directtoepassen in de praktijk. Bij de NSPOH kunt u rekenen ophoogwaardig en gevarieerd onderwijs.De opleiding start 2x per jaar, in Zwolle (4 september 2014)en Utrecht (16 januari 2015).

Daarom kiest u voor de NSPOH• Flexibel voor parttime artsen• Medisch-inhoudelijk expert in spreekkamer en daarbuiten• Multidisciplinaire netwerken• Cursusdagen eenvoudig in te halen• Evidence based handelen krijgt volop aandacht• Goede coaching vanuit de NSPOH• Didactische training voor uw opleider• Doorstroming naar 2e fase van de medische vervolg - opleiding Maatschappij & Gezondheid• Goed afgestemd op actualiteiten binnen JGZ• Geaccrediteerde bij- en nascholing JGZ

Interesse? U kunt zich nu inschrijven.Zie www.nspoh.nl voor toelatingseisenen informatie of bel 030 - 810 05 00.

De NSPOH is hét opleidingsinstituut op het snijvlak van maat-schappij, arbeid en gezondheid. Onze onder wijs programma’s slaan een brug tussen beleid, onderzoek en praktijk. De NSPOH werkt samen met AMC – UvA in de Academische Opleidings-werkplaats AMC/NSPOH. Andere samenwerkingspartners zijn o.a. Erasmus MC, VU MC, UMCG, TNO, RIVM, GGD Nederland, Actiz, UWV, Hogeschool Utrecht en arbodiensten.

8366_P36.indd 1 18-02-14 14:28

Page 37: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 37

Zo nu en dan krijgen we op het CJG een verzoek van zorgverle-ners en andere therapeuten of zij folders mogen neerleggen ter informatie voor de ouders. Verbazingwekkend om te zien hoeveel verschillende thera-peuten een aanbod hebben. Naast de manueel therapeut en de osteopaat, heb ik onder andere de muziektherapeut, bloesemtherapeut en antropo-sofisch kinderarts voorbij zien komen. De eerste verzoeken hebben geleid tot een discussie in het team. Wat staan we toe en op welke gronden wijzen we het neerleggen van infor-matie af?

Het team heeft besloten dat de aanbevolen therapie moet voldoen aan twee criteria. Enerzijds dient ze vergoed te worden via de zorgverzekering zodat ouders niet geconfron-teerd worden met een rekening en er daarmee ongelijkheid zou kunnen ontstaan tussen die ouders die de therapie wel kunnen betalen en ouders die ze niet kunnen betalen. Ander-zijds is de eis dat de gegeven therapie ‘evidence based’ moet zijn. De JGZ wordt immers geacht evidence based te wer-ken: daarom willen we geen zaken aanbevelen die niet aan die eis voldoen.

Onze overwegingen zijn divers. Ten eerste omdat een enkele ouder het ons kwalijk neemt

Wij willen niet betuttelen!dat wij hen niet hebben ver-wezen naar de alternatieve geneeskunst. Op eigen initi-atief zijn zij gegaan en heb-ben ervaren dat het bij hun kind goed geholpen heeft. Het verschil tussen een therapie die ‘helpt’ bij een individueel kind en een therapie die ‘werkt’ volgens gedegen wetenschap-pelijk onderzoek, valt bijna niet uit te leggen. Deze ouders voelen zich, ondanks alle zorg en aandacht die door ons is gegeven, in de steek gelaten. ‘Evidence based werken’ lijkt daarmee lijnrecht tegenover ‘klantvriendelijkheid’ te staan. Het feit dat vele vormen van alternatieve therapie gedeel-telijk vergoed worden door de zorgverzekering maakt de dis-cussie niet gemakkelijker. Ten tweede moeten we ons afvra-gen of een therapie altijd wel goed te onderzoeken is om te kunnen spreken van ‘evidence based’. Behandelingen waarin contact met de klant essentieel is, zijn onmogelijk dubbel blind te onderzoeken. De behan-delaar weet immers wie de juiste behandeling krijgt en wie niet. Terecht kan dan gesteld worden dat de eis ‘aantoonbaar via dubbelblind onderzoek’ een onmogelijke eis is.

Op de derde plaats zijn er dan nog de mooie verhalen waarin allerlei therapeuten proberen uit te leggen hoe het mecha-nisme van hun therapie werkt

en waarom deze therapie dus valide zou zijn. Dan moet de lezer van goeden huize komen om daar doorheen te prikken en kritisch te blijven lezen en niet alles voor zoete koek te slikken.

De discussie over de vraag welke folders wel en welke niet via het CJG verspreid mogen worden, spitste zich vooral toe op de vraag of we ouders moeten beschermen tegen ver-keerde therapieën en daarmee hen mogelijk betuttelen. De vragen blijken gemakkelijker gesteld dan beantwoord.Binnen de JA!-redactie is er in datzelfde kader een dis-cussie geweest of we arti-kelen moeten toelaten over behandelingen die volgens de reguliere geneeskunst geen of te weinig wetenschappelijke basis hebben. Wil de JA! wel een platform zijn voor deze verhalen? De minder kritische lezer zal mogelijk ten onrechte de indruk kunnen krijgen dat, omdat het in de JA! genoemd wordt, wel een wetenschap-pelijke basis zal hebben. Uiteindelijk is besloten dat de JA!-lezer niet betutteld mag worden en zelf moet bepalen wat goed is en wat slecht. Het is aan de JA!-lezers zelf om kritisch te zijn en te bepalen in hoeverre hetgeen geschreven wordt wel klopt.

Anja

C O L U M N

8366_V01_fc.indd 37 26-02-14 13:58

Page 38: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 201438

Wat doet de VSOP?

Patiëntenorganisatie VSOP (www.vsop.nl) komt op voor mensen met zeld-zame en genetische aandoeningen en richt zich onder andere op vraagstuk-ken rondom erfelijkheid en zwanger-schap, stimulering van wetenschappe-lijk onderzoek en verbetering van zorg. Zo zet de VSOP zich onder andere in voor deskundigheidbevordering onder eerstelijnszorgverleners die reeds ge- diagnosticeerde patiënten met be-paalde zeldzame aandoeningen behan-delen. Een zorgverlener kan immers niet met alle circa zevenduizend zeld-zame aandoeningen bekend zijn. Diagnostiek en complexe zorg vinden meestal plaats in de derdelijn, maar eerstelijnszorgverleners moeten ver-volgens wel over relevante informa-tie beschikken betreffende de dage-lijkse behandeling, begeleiding en zorg. Tezamen met de desbetreffende patiëntenorganisaties, hun medisch adviseurs en het NHG ontwikkelt de VSOP daarom brochures voor zeld-zame aandoeningen. Deze bieden de huisarts handvatten voor behandeling en worden door de patiënt of verzor-ger zélf, nadat de diagnose is gesteld, aan de huisarts overhandigd en met hem/haar besproken. Inmiddels zijn er huisartsenbrochures voor 33 (clusters van) zeldzame aandoeningen en zijn er twaalf in ontwikkeling (zie: www.vsop.nl/nl/publicaties/downloads/huisart-senbrochures). Gebleken is dat de bro-

Gedrag en het belang van kennis over zeldzame aandoeningen

Silvia van Breukelen

'Afwijkend' gedrag bij kinderen staat flink in de belangstelling. Ook deze

JA! staat er vol van. Veel vaker dan gedacht is een zeldzame aandoening de

oorzaak. Aandoeningen zijn zeldzaam als ze minder dan 5:10.000 personen

voorkomen en betreffen vaak genetische en aangeboren aandoeningen.

Drie ervan komen hierna kort aan de orde. Kennis over dergelijke aandoe-

ningen onder jeugdartsen, zoals de bijbehorende gedragsproblematiek en

de impact die het heeft op het dagelijks leven en het sociaal en maatschap-

pelijk functioneren, is van groot belang voor het kind zelf en het gezin.

chures een veel breder bereik hebben dan alleen huisartsen; ook artsen voor verstandelijk gehandicapten (AVG), psychologen, fysiotherapeuten en, last but not least, jeugdartsen maken er graag gebruik van.

Drie zeldzame aandoeningen

Zeldzame aandoeningen bij kinderen waarbij er sprake is van mentale beper-kingen en gedragsproblematiek, zich uitend in druk gedrag, gedrag passend bij autismespectrumstoornissen, con-centratiestoornissen etc. zijn bijvoor-beeld het Fragiele X-Syndroom (FXS), Neurofibromatose type 1 (NF-1) en Tubereuze Sclerose Complex (TSC). Ze komen hierna kort aan de orde. Eén van de huisartsenbrochures die in ontwikkeling is, betreft het Fragiele X-syndroom (FXS) (www.fragielex.nl). Dit is een zeldzame, aangeboren aan-doening, veroorzaakt door een defect op het X-chromosoom. In de peuter-tijd vallen deze kinderen op door hun gedrag; ze zijn snel overprikkeld, flad-deren met hun handen, zijn verlegen en vermijden oogcontact. Dit laatste doet zorgverleners vaak denken aan een autismespectrumstoornis en dit zou een onjuiste diagnose tot gevolg kun-nen hebben.De huisartsenbrochure over NF-1 (zie website VSOP-huisartsenbrochures) besteedt extra aandacht aan de leer- en gedragsproblemen bij deze kinde-ren, juist omdat daarvoor tot nu toe

onvoldoende aandacht was. Bij ruim een derde van hen komen gedrags- en concentratiestoornissen voor. Deze uiten zich in angstig en teruggetrok-ken gedrag, soms in agressiviteit, maar vooral in AD(H)D (veertig procent) en gebrekkige sociale vaardigheden.Er is ook een brochure voor TSC, een aangeboren aandoening veroorzaakt door een gendefect met uitgebreide gedragsproblematiek: neuropsycholo-gische, gedrags- en/of psychiatrische problematiek komt in meer of mindere mate bij bijna alle TSC-patiënten voor. De frequentie van autisme en ADHD is hoog bij deze patiëntengroep.

Rol jeugdarts

Het hebben van een zeldzame aan-doening heeft op zichzelf al een grote impact op het kind c.q. de patiënt en zijn omgeving. De lange weg tot de juiste diagnose, het gebrek aan effec-tieve behandelingen en een chronisch (progressief ) beloop knagen aan de kwaliteit van leven van de patiënt en zijn familie. Wanneer er bovendien sprake is van gedrags- en/of concen-tratiestoornissen, heeft dit grote gevol-gen voor het sociaal en maatschappe-lijke functioneren. Daarom is het van groot belang dat ook jeugdartsen weet hebben van niet alleen de medische kenmerken, maar met name ook van de gerelateerde gedragsproblematiek. Juist zij kunnen dan een belangrijke rol spelen door tijdige signalering, bege-leiding en/of doorverwijzing en daar-mee een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van leven van kinderen met zeldzame aandoeningen. Ook de VSOP hoopt met haar informatie hier-aan een bijdrage te kunnen leveren.

Silvia van Breukelen is Coördinator zeldzame aandoeningen bij de VSOP.

O N D E R Z O E K

8366_V01_fc.indd 38 26-02-14 13:58

Page 39: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 39

Op een vroege zaterdagochtend in januari jongstleden, het belooft een prachtige dag te worden, stapte ik in de trein op weg naar de Missievisiedag van en voor actieve leden van de AJN. Vind ik dit leuk? Het werd een dag van successen en struikelingen delen, van elkaar consulteren en inspireren, en het werd vooral een dag van heel veel netwerken. KAMG-voorzitter Ciska Koning schetste een inspirerend beeld van de AJN als samenwerkingspartner in het sociale domein, zie ook JA! 31. Ik heb grote bewondering voor Noord-Nederland als organiserende regio, hulde! De aftrap met Daniël Lohues1

Missievisiedag Volgende keer ga ik weer!

Els Jonker

N I E U W S

was onvergetelijk. Hun lutjepotje2 is een mooi voorbeeld van praktische preven-tie en hun nieuwe regionale AJN-logo kan als voorbeeld voor andere regio’s dienen. Na de middagworkshop over onderhandelen snap ik dat mijn eigen onderhandelingen soms zo moei-zaam verlopen, omdat ik vaak direct de inhoud induik in plaats van me eerst te verdiepen in de wederzijdse belangen, maar ook wat ik daar aan kan doen!Een resume van de Missievisiedag: on-derlinge banden aanhalen, nieuwe men-sen leren kennen en samen AJN-‘maken’. Na afloop kregen we als verrassing een Fries suikerbrood mee naar huis.

Vond ik het leuk? Ja, het was een dag met heel veel plezier, inspiratie en col-legialiteit, een dag van veel praten, hard werken en nog veel meer lachen, een heerlijke vrije dag; en dan krijg ik er nog accreditatiepunten voor ook… Spijt dat je er niet bij was? Meld je dan aan voor een van de vele klussen die er op actieve leden liggen te wachten. Ja, het kost (een beetje) tijd. En ja, je krijgt er heel veel voor terug: een AJN die echt ‘van ons’ is; en een missievisiedag.

1. http://www.youtube.com/watch?v=rNMOrd9EBto

2. http://nl.wikipedia.org/wiki/Babyhuisje

‘Deuren gingen open’Afscheid redactielid Henk Groeneveld

Op 30 augustus 2007 trad ik toe tot de redactie van de JA!. Een uitdaging? Zeker. De werkwijze van de redactie en wat er nu eigenlijk van een redactielid werd verlangd, was voor mij niet duide-lijk. Het was, met behulp van de andere redactieleden, een zoektocht naar de invulling van de functie. “Waar ben je goed in?” was toen de vraag.

‘Verbinden en elkaar opzoeken’ leek voor mij weggelegd.

Mijn eerste interview in de JA!13 – nog onder het waarnemend hoofdredac-teurschap van Nen Heerdink – was met twee oud-voorzitters, Elske Brou-wer, oud-voorzitter van de Landelijke Federatie Consultatiebureauartsen-verenigingen (LFC) en Thea Reerink, oud-voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Jeugdgezondheids-

zorg (NVJG). Het ging over toekomst en verleden van de jeugdgezondheids-zorg. We hadden het over knelpunten waar we als jeugdartsen verder over zouden moeten nadenken. Genoemd werden onderwerpen als de samen-werking met de Nederlandse Vereni-ging voor Kindergeneeskunde (NVK), het elektronisch kinddossier, en of de regionale besturen nog levensvatbaar waren. Dat die samenwerking met de NVK daadwerkelijk van de grond geko-men is, blijkt wel uit het blad Artsen voor het kind, dat op 23 december 2011 ver-schenen is.Voor mij werd duidelijk dat het lid zijn van de JA!-redactie betekende dat je een ‘instituut’ vertegenwoordigde. Deuren gingen open. Net zoals bij mijn eerste interview in de JA!13, bleek dat professi-onals bereid waren zich te laten intervie-wen. Ook was het mogelijk via een pers-

kaart gratis een symposium te bezoeken. En last but not least: recensies schrijven over boeken leverde presentexempla-ren op. Het redactielidmaatschap had verder nog zijn toegevoegde waarde in de vorm van accreditatiepunten. Altijd handig meegenomen.

In mijn afscheid op de JA!-vergadering van 3 januari jongstleden kreeg ik, na drie termijnen van twee jaar, te horen dat de filosofische discussies en kriti-sche noten, die ik plaatste bij de bespro-ken onderwerpen, zeer werden gewaar-deerd.

Ik heb met plezier zes jaar, als actief AJN-lid, in de redactie van de JA! gefunctioneerd en hoop dat mijn plaats weer snel wordt ingenomen.

Henk Groeneveld

8366_V01_fc.indd 39 26-02-14 13:58

Page 40: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

www.kika.nlGiro 8118

Samen zorgen voor de natuurDe natuur staat steeds meer onder druk. Natuurmonumenten stelt de natuur veilig. Uw steun is hard nodig. Word lid, dat kan al vanaf € 2,– per maand. Kijk voor meer informatie op www.natuurmonumenten.nl

Natuurmonumenten. Als je van Nederland houdt.

Vrijdag 25 april 2014

symposium

Actualiteiten JGZ VUmc

Informatie en inschrijven:www.vumc.nl/actualiteitenjgz2014

8366_P40_fc.indd 1 26-02-14 13:39

Page 41: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 2014 41

Voor 2014 staan er ook voor het bedrijfs-bureau weer de nodige veranderingen voor de deur.

Gespreid betalen

De leden kunnen met ingang van dit contributie jaar aangeven of zij gebruik willen maken van de mogelijkheid om de jaarlijkse contributie in twee delen te betalen. Dit kan als er een automatisch incasso wordt afgegeven. Uw contri-butie wordt dan in (in twee delen) in februari en juli van uw rekening afge-schreven. U krijgt in ieder geval twee weken voor de afschrijving bericht dat het bedrag van uw rekening zal worden afgeschreven.

Alleen automatische incasso voor

wetenschappelijke dagen

Met de invoering van SEPA (Single Euro Payments Area, het initiatief van de Europese Unie en gezamenlijke Europese banken om tot harmonisatie van het euro-betalingsverkeer binnen Europa te komen) is het ook mogelijk om een doorlopende machtiging af te geven voor alleen de wetenschappe-lijke dagen. Dit voorkomt iedere keer de rompslomp van het tekenen van de eenmalige machtiging en opsturen. Het aanmelden via Mijn captain gaat daarmee nog eenvoudiger. Als u deze machtiging afgeeft zullen wij alleen

Nieuws van het Bedrijfsbureau

de wetenschappelijke dagen via auto-matisch incasso innen. U blijft dan gewoon de factuur voor de jaarlijkse contributie ontvangen.

Nieuwe leden

Na de bekendmaking dat met ingang van 2014 alle jeugdartsen rechtstreeks mogen verwijzen hebben wij veel nieuwe leden mogen verwelkomen. Er zijn zelfs de nodige leden die hun voorgenomen opzegging van hun lid-maatschap hebben teruggedraaid. We hopen natuurlijk dat deze trend zich doorzet.

Bewijs van lidmaatschap

Voor het aanvragen van de AGB-code wordt in veel gevallen gevraagd naar een bewijs van lidmaatschap van de beroepsvereniging. Tot voor kort kre-gen we dan via het lid het verzoek om een dergelijk bewijs af te geven. Met ingang van 2014 is het mogelijk om na betaling van de contributie dit bewijs van lidmaatschap zelf via Mijn Captain op te halen.

Met Vectis hebben we afgesproken dat we hen elk kwartaal een recente leden-lijst verstrekken. Doordat we volledig zijn gedigitaliseerd is deze altijd up-to-date. Bij twijfel zal Vectis zelf met ons contact opnemen.

Uitbreiding van de dienstverlening

Eind november zijn de AJN en de KAMG een samenwerking aangegaan met betrekking tot het gebruik van het Bedrijfsbureau. De KAMG was niet tevreden met de huidige dienstverle-ner en informeerde of de AJN bereid zou zijn om vanuit het Bedrijfsbureau de gewenste ondersteuning te bie-den aan de KAMG. Begin december hebben beide besturen besloten tot deze samenwerking over te gaan. Met ingang van 1 januari zijn dan ook twee medewerkers van de AJN een aantal uren per week aan het werk voor de KAMG. De AJN zal hier maandelijkse facturen voor versturen aan de KAMG. Op deze wijze denken we vanuit de AJN de kostenstijging binnen de koepel ook te kunnen beperken en werken we aan een verdere samenwerking.

In navolging van de KAMG zijn er inmiddels ook andere verenigingen binnen de Koepel die overwegen om bij-voorbeeld de ledenadministratie onder te brengen bij het bedrijfsbureau van de AJN. Uiteraard gaat dit alles tegen een conforme vergoeding. We zijn trots op deze ontwikkeling. We ervaren het als een erkenning van de keuze van de AJN tot professionalisering en het werk dat we als Bedrijfsbureau de afgelopen 1,5 jaar hebben gerealiseerd.

Yvonne de Vette

V A N H E T B E S T U U R

Branded Content in de JA!

Met ingang van 2014 bevat de JA! twee pagina’s ‘branded content’, artikelen die door sponsors worden aange-

reikt. Branded content is een nieuwe manier om merkbekendheid te bevorderen nu de advertentiemarkt terug-

loopt en consumenten meer en meer reclame-moe lijken te worden. Op www.marketingtribune.nl zijn lezens-

waardige artikelen over branded content en branded journalism te vinden.

Om verwarring over de onafhankelijkheid van de JA! te voorkomen, kiest de redactie er voor de branded content-

artikelen niet op inhoudelijke kwaliteit toetsen. Het artikel van Z. Damen-van Beek en M.E.C. van Eijk in

Huisarts en Wetenschap kan u mogelijk helpen bij uw eigen keuze de branded content wel of niet te lezen: http://

www.henw.org/archief/volledig/id5277-benvloeding-door-farmaceutische-bedrijven.html#watisaangetoondoverdeinvloed

In de volgende JA! zal deze inzet ontbreken en zal de branded content herkenbaar zijn door een andere kleur/

vormgeving.

De JA!-redactie

8366_V01_fc.indd 41 26-02-14 13:58

Page 42: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

JA! voorjaar 201442 JA! voorjaar 201442

V A N H E T B E S T U U R

Nieuwe Leden 2013Ansems-Brosens, BiancaBoland, N.L.Bos-Veneman, NettyBouma-de Graaf, LydaBurgers-Poortman, N.B.Chang, Y.Cornel-Muysken, AgaathDambacher, WendyEijlders-Nijhuis, HeleenGogswaardt-van 't Riet, Bibbianne vanGrondel, IreneHafkamp-de Groen, EstherHament, Jeanne-MarieHan-de Groot, MarinekeHeuvel, M.R. van denHoltmaat, Else-MiekHorst-Ansink, Karin terHugen-van Turenhout, CarlaHuizing, KarienKessel, Ellen vanKleinpenning, A.S.Kruijdenberg, SaskiaKuijk, JorienLand, Karine van 'tLans, CarolienLasfar-Hamzi, WafaeLeeuwen, Françoise vanLionarons, DanielleMeijerink-Warnar, A.J.J.Noort, Sera vanOe, BarryPauli, SaschaPelders, M.T.M.Prinsen, MariekeQuik-van Millingen, M.L.T.Reurslag, E.C.Roseval-Splinter, JenniferScheerboom, AgnesSlijkerman, ConnyTan, G.E.Verheijden, EvelynVerschuur, H.C.Wouters, MirjamAanwijzingen staan beneden

Einde lidmaatschap Postmes, Ton Overleden: 31-10-2013Göpner, MariëtteSmid-Roos, MarliesSmits-van Herwaarden, A.I.Hamel-Borst, MarijkeBloembergen, RoelMooij, J.M.Koudenburg, MarleenSpijker-Tordoir, WiesLuinstra-Passchier, MarianBrummel-v.d. Voet, MiekeRoo, HarryBruijn-van Leeuwen, Xandra de

Las-van der Stel, SonjaPeelen-Rodenboog, WillyDjojoadmodjo, R.L.Veth, Han deMan-Breimer, A.M. deGeldof, BeatrijsStuurwold-Mikhailovskaya, IrinaKarimi, ShakilaKamoen, LianneAzizi, AzizaGroot-Zijdemans, Annemieke deDijk, M.A. vanMarapin, SharitaVader-Lombardo, SaskiaRoelants-van Rijn, A.Benjamins, JanineBerkhout, SanneJagt, J. v.d.Portman-Helmond, ChislaineNijland, EmmyMennes, NadiaKortmann, Jonne

Wijzigingen Commissies 2013

Accreditaties OngewijzigdNoord Nederland OngewijzigdLimburg OngewijzigdZeeland OngewijzigdEusuhm OngewijzigdFiatterings Commissie Ongewijzigd

VVCNieuw Lineke Dogger Inge TissenVertrokken Leonard van den Broek Juliette Heetman

KJP CommissieVertrokken Pauline van Es

O&ONieuw Riet Haasnoot Vasanthi Iyer Vertrokken Karien Wielaart Ellen Peerbolte Rendelien Verschoof

Wetenschappelijke CommissieNieuw Elly de Leeuw Liesbeth MeuwissenVertrokken Janine Benjamins

Zuid-HollandVertrokken Karien Wielaart Esther Coenen Hannie Madern Nelleke van Dijk

Adolescenten CommissieNieuw Wenda Brends Mona HabibuwVertrokken Juliëtte Heetman Carla Jaartsveld Suzanne Luyt Ingrid Romeijn

Noord-HollandNieuw Willemien Boland

JA! RedactieNieuw Ulco Schuurmans Els JonkerVertrokken Carolien Lans Myrte de Leeuw Henk Groeneveld

GelderlandNieuw Michele Haagmans Jennifer v. der Heiden Viola SmitVertrokken Nicole Schneiders

Flora van LaarNieuw Hanneke Kleiboer

ABC-raadVertrokken Judy Kouijzer

Utrecht Vertrokken Ingrid Swaans Astrid Kruyt

Website CommissieNieuw Jan v.d. BrûleVertrokken Marleen Johannes

Overijssel-FlevolandNieuw Desiree Legemaat Femke van der BoonVertrokken Riet Haasnoot Nettie Heersink Ienske Vecht

OranjewoudNieuw Henrique Sachse AJNieuwsNieuw Nen HeerdinkVertrokken Els van der Scheer

We willen alle vertrekkende commissieleden en afdelingsbestuurders hartelijk danken voor hun inzet voor de AJN in de afgelopen periode. De betreffende commissies & afdelingen hebben op gepaste wijze afscheid genomen van deze actievelingen. Alle nieuwe commissieleden & afdelingsbestuurders wensen we veel succes in hun nieuwe rol.

Mutaties AJN

8366_V01_fc.indd 42 26-02-14 13:58

Page 43: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

1000-21-4000-0018 AJN JA nr. 30 Kleur: fc

www.infacol.nl

lucht op!Darmkrampjes?

Infacol: bij vastzittende lucht,buik- en darmkrampjes.

Baby’s krijgen tijdens hun voeding lucht binnen, die vast kan gaan zitten en zo buik- en darmkrampjes veroorzaakt. Gelukkig is dat tijdelijk en bovendien

eenvoudig te verhelpen. Infacol is een gecertificeerd medischhulpmiddel waarvan de veiligheid en doeltreffendheid bepaald zijn

onder richtlijn 93/42/EEC betreffende Medische Hulpmiddelen.Infacol kan vanaf de geboorte én voor onbepaalde tijd worden gebruikt.

Het voedingspatroon van de baby hoeft niet te worden aangepast en ook speciale dieetvoeding is niet nodig.Infacol wordt gegeven vóór elke voeding.

Het is ook geschikt om bij borstvoeding te gebruiken. Infacol heeft alleen effect op het bevrijden van vastzittende lucht, zonder het natuurlijke

ontwikkelingsproces van de darmen te beïnvloeden.

Geschiktom vanaf degeboorte tegebruiken!

Infacol is een medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing.KOAG 2977-1212-2283.

Infacol is een product van de makers van Sudocrem

ForestHealthcare

Diarree?Tasectan met dubbele werkingeffectief tegen diarree* én pakt de oorzaak aan

www.tasectan.nl

Tasectan laat je niet zitten!®

ForestHealthcare

Tasectan is een product van de makers van Sudocrem.Tasectan is een medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing.

*binnen 12 uur ** bij gebruik volgens de gebruiksaanwijzing

vermindert buikkrampen en overmatige ontlasting

geen bijwerkingen en contra-indicaties**

zeer veilig; geschikt voor kinderen vanaf 0 jaar

geen onnodige hulpstoffen, alleen werkzame stof

geen effect op de darmen

herstelt de vochtbalans door oorzaak uit de darmen af te voeren

1_1_stA4_fc_J.indd 1 18-02-14 13:11

Page 44: Ja! nr. 30 - voorjaar 2014

1000-21-4000-0004 AJN JA nr. 30 Kleur: fc1_1_stA4_fc_I.indd 1 18-02-14 13:25