it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een...

202
a itit 111 it

Transcript of it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een...

Page 1: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

a

itit111

it

Page 2: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is
Page 3: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is
Page 4: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

DE

GESCHIEDENIS VAN

CALISTE

Page 5: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is
Page 6: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

BELLE VAN ZUYLEN(MADAME DE CHARRItItE)

DE

GESCHIEDENIS VAN

CALISTE

Uit het Fransch vertaald en ingeleid door Mr. J. C Bloem...,

L. J. VEEN'S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ N.V.

AMSTERDAM

1942

Page 7: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

GEDRUKT TE WORMERVEER BIJ

MEIJER ' S BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ

Page 8: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

INLEIDING

KinderjarenTer gelegenheid van haar -veertienden verjaardag, in

1754, ontving Isabella Agneta Elisabeth van Tuyll vanSerooskerken van Zuylen een brief van mejuffrouw Pre-vost, haar gewezen gouvernante, uit Zwitserland. Daarinschreef deze haar o.a.: „Wat ge me zegt over uw gevoelig-heid doet me verdriet. Hoe is het mogelijk dat, terwiji gezoo velerlei dingen vOcir hebt — ik zal ze u niet opnoemen,gij kent ze maar al te goed, en laat ik erbij zeggen, zonderu een compliment te willen maken, dat ge u beter op uwverstand kunt verlaten dan de meeste meisjes van uw leef-tijd, — hoe is het dus mogelijk dat ge zoo sombere dagendoorbrengt als die waarover ge uw hart bij mij hebt uit-gestort ?"

Deze onvrede, dien mejuffrouw Prevost in haar geliefdeoudleerlinge bespeurde, is haar, nu eens sterker dan weerminder, haar gansche leven bijgebleven. Het antwoord opde hierboven aangehaalde vraag vinden wij in een uitingvan een der weinige goede vrienden, die haar tot in delaatste dagen van haar ouderdom waren bijgebleven, baronde Chambrier d'Oleyres. Ongeveer vijf maanden voor haardood, den zevenden Augustus 18o5, noteert deze in zijndagboek: „Bij mevrouw de Charriêre geweest, die ge-sproken heeft over het genoegen en de tevredenheid, haar

5

Page 9: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

aanleiding van mevrouw de Stael, die heel het leven, dathaar nog rest, zou geven voor zes maanden geluk. Mevrouwde Charriêre kende en kent nog oogenblikken van heelgroot genoegen maar, evenals mevrouw de Stael, is zijgeenszins tevreden, en heeft nooit, evenmin als haar man,geweten wat tevredenheid was . . . Dat komt doordat on-danks veel geest haar situatie, haar omgeving, haar wen-schen nooit in overeenstemming zijn geweest met haarkarakter; zooker was zij meester van haar wil, dat zij geenduidelijk blijkenden wil meer gehad heeft; haar geest heeftom zich heen voedsel gezocht en was blasé; geen regel,geen enkele methode; zoodoende was het heel moeilijk tottevredenheid te geraken."

Belle van Zuylen — aldus onderteekende freule vanTuyll in haar meisjesjaren haar brieven — was een echtkind van haar eeuw, welke de eeuw was van de cede.D'Oleyres heeft het in zijn scherpzinnige samenvatting welonbarmhartig gezien; voor het geluk of zelfs maar de te-vredenheid heeft het haar altijd teveel ontbroken aan eenvertrouwen en spontaneiteit, die stand zouden hebben ge-houden tegenover de hardnekkige waakzaamheid van haarkritischen aard. Toch zou men verkeerd doen, wanneermen zich Belle voorstelde als een door pessimisme versom-berd, zwartgallig wezen. Zij had een bewegelijken geest eneen aangeboren zin voor vroolijkheid, al verloor het ge-wone vertier van haar kringen reeds spoedig alle aan-trekkelijkheid voor iemand, Wier superieure aanleg endoordringend verstand slechts in het verkeer met geest-verwanten en gelijkgezinden bevrediging vonden. In debeslotenheid van het gezin van Tuyll op het huis te Zuylen

6

Page 10: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

ging het vroolijk toe, en het jongemeisje, hoewel ergnerveus van aard, viel daarbij stellig niet uit den toon; ookhaar temperament was zoozeer tot vroolijkheid geneigddat zij, blijkens een brief van mejuffrouw Prevost, zelfs inhaar slaap lachte.

De van Tuyll's behoorden tot de meest geziene regen-tenfamilies der Zeven Provincial; hun adel ging terug totde twaalfde eeuw. Te midden van vier broers en een zusterontving Belle een uitstekende, zij het dan ietwat puri-teinsch-strenge opvoeding, welke naar het gebruik dierdagen op zijn minst evenzeer in het Fransch als in hetHollandsch plaatsvond. Des winters hield de familie voor-namelijk verblijf in haar woning aan de Kromme NieuweGracht te Utrecht. Op haar negende en tiende jaar brachtBelle geruimen tijd te Geneve door; wij weten o. a. dat zemeespeelde in de bole des Femmes en deelnam aan de ge-noegens van een wijnoogst. De terugreis in gezelschap vanmejuffrouw Prevost') bracht haar in Versailles en Parijs,en het is kenschetsend voor het kritisch en eigenzinnigkarakter van het kind, dat niets in deze nieuwe wereldhaar verbaasde. Minder door methodisch onderwijs dandoor lectuur en nadenken werd haar jonge geest gevormd.Het eigenlijke leeren was op haar elfde jaar afgeloopen;

1) Voor deze en vele andere gegevens in deze Inleiding heb ik een dank-baar gebruik gemaakt van Philippe Godet. Madame de Charridre et ses amis.Godet, hoogleeraar te Neuchatel, heeft aan deze meesterlijke biografie

twintig jaar arbeid besteed. Zij verscheen in 2905 te Geneve, en werd in

— door de zorgen van des schrijvers dochter — eenigszins verkorten vorm

in 1927 te Lausanne herdrukt. Alle latere publicaties over mevrouw de

Charriere zijn eerst mogelijk geworden door het pionierswerk van Philippe

Godet. Ik zal daarnaar slechts verwijzen waar ik het letterlijk aanhaal.

7

Page 11: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

naar zij zelf meedeelt deed de behoefte, een ander Franschte spreken dan zij te Geneve gehoord had en in Hollandhoorde, haar de klassieke Fransche litteratuur bestudeeren.Daarbij kwamen het Engelsch en het Italiaansch. Met haargouvernante, die in 1 753 om gezondheidsredenen naarZwitserland moest terugkeeren, bleef zij een levendigecorrespondentie onderhouden.

Uit deze briefwisseling zien wij het beeld voor ons op-rijzen van een kind, dat bizonder ontvankelijk was voorindrukken, maar niet gemakkelijk te imponeeren; dat doorhaar snelle reacties wel Bens veranderlijk leek, maar trouwwas in haar genegenheden, en hulpvaardig om het genoe-gen van te helpen. Men liet het excentrieke en uitzonder-lijke meisje een groote vrijheid bij haar studie, zoodat dezewel zeer afweek van hetgeen bij meisjes van haar leeftijdgewoonte was. Een koortsachtige activiteit wisselt of metbuien van neerslachtigheid, maar ze blijft een eigen voor-keur volgen, en staat b.v. des morgens om zes uur op omin de stad wiskunde-les te gaan nemen.

Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat eenmeisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemandwier opvoeding voltooid is en die thans in de uitgaandewereld moet optreden. Belle begint op dezen leeftijd desalons van Utrecht en Den Haag te bezoeken. Het society-leven schijnt haar aanvankelijk te vermaken, al is zij geenoogenblik dupe van den schijn. Tegenover haar nieuweervaringen is haar houding onkinderlijk, spottend en wan-trouwig; ze houdt echter van dansen, en van comedie-spelen, zooals dat toen voor meisjes van goede familiegebruikelijk was. Maar des zomers werkt ze in den tuin,

8

Page 12: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

en verklaart dat de genoegens van Zuylen op zijn minst

die van Utrecht waard zijn; heel haar leven zal ze een zwakbehouden voor het buitenzijn en de brave landlieden. Ookdoet het leven van den Spectator en L'Esprit des Lois haar decharme der vrouwelijke handwerken niet vergeten, en haarveelzijdigheid vindt niet minder behagen in het beoefenender teekenkunst dan in het spel op het clavecimbel; ookheeft ze een bevlieging om de bouwkunst te bestudeeren.

Ongetwijfeld voert dit rusteloos zoeken in allerlei rich-tingen tot een zekere versnippering van haar talenten, eenneiging waarvan zij zich ook later nooit heeft kunnen vrij-maken. Maar een door arbeid, belangstelling en gevoelovervol leven leek haar altijd van grooter beteekenis dande vaste richting, waartoe meer door ijdelheid en eerzuchtbeheerschte lieden gedreven werden. Zij leest Pascal, Mon-taigne, Madame de Sevigne; en op dezen leeftijd verliest zijook reeds den steun van het traditioneele geloof.

De humbare jaren

Als jong meisje wekte Belle van Zuylen vaak de afkeu-ring en verontwaardiging op van haar omgeving en kring-en, door de onafhankelijke wijze, waarop zij te werk ging.Zoowel de door haar geuite meeningen als haar gedraging-en weken of van de conventioneel gangbare. Haar spot-zieke geest, vrij van elk vooroordeel, koos menigmaalhen tot mikpunt, die haar door geboorte of rang na haddenmoeten staan; geen wonder, dat zulks herhaaldelijk onge-noegen wekte. In 176 3 verschijnt te Amsterdam zonderauteursnaam een geschriftje van haar hand, Le Noble, waar-in zij in den vorm van een luchtige boutade te velde trekt

9

Page 13: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

tegen den hoogmoed van den adel. Het boekje verwektenatuurlijk schandaal, en dit te meer toen als verbazing-wekkende bizonderheid de geruchten vermeldden dat eenjonkvrouw van den oudsten Hollandschen adel aldus haareigen standgenooten in hun bekrompen opvattingen be-lachelijk had gemaakt. In den Haag vraagt men haar vanalle kanten, of zij Le Noble heeft geschreven. Ze antwoordtja noch neen, want ze heeft er plezier in, het vermoedente laten bestaan zonder dat op dit punt zekerheid wordtverkregen.

Haar meest geliefde schrijvers zijn in dezen tijd Racine,Moliere, La Fontaine, die ze vrijwel van buiten kent. Ookvan Voltaire heeft ze alles gelezen, maar tegenover hem isze niet geheel vrij van kritiek. Op het gebied van deromans stelt ze La Princesse de Cleves, Gil Blas en Manon

Lescaul bovenaan.Wil men van Belle van Zuylen een voortreffelijk jeugd-

zelfportret hebben, dan leze men haar brief van 2 5 Juli1764 aan Constant d'Hermenches1). Beter dan een anderhet zou kunnen beschrijven schetst zij daar de directheiden ongestadigheid van haar opwellingen, haar neiging totrechtvaardigheid, haar oprechtheid en vergevingsgezind-heid. Haar zeldzaam talent niet alleen, vooral stylistischschier onovertroffen, maar ook haar niet minder zeld-zame persoonlijkheid maakten haar tot een der begaafd-ste en belangrijkste vrouwen van haar eeuw.

Toch is ze alles eerder dan een pedante, zelfingenomen

1) Lettres de Belle de Zuylen ( Madame de Charrière) 4 Constant d'Hermenches1760-1775 publiees par Philippe Godet. Paris, Geneve, 1909. Brief van

25 Juli 1764 (Lettre 23).

I0

Page 14: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

blauwkous. „Een soort van heel nederig en vrij rustigskepticisme," schrijft zij op haar vierentwintigste jaarl),„daarbij ben ik blijven staan; wanneer mij meer inzichtgegeven zal zijn en meer gezondheid, zal ik misschienzekerheden zien; thans zie ik op zijn hoogst slechts waar-schijnlijkheden en ik gevoel slechts twijfel. Maar als ik eenhartstocht zou hebben voor metaphysica, zou niemanddaar last van hebben . . . Geestig willen zijn is ook iets vanden kindertijd dat, naar ik meen, bij mij vrijwel voorbij is.Ik denk er heelemaal niet meer aan, iets te vertoonen datzich vanzelf vertoont wanneer het bestaat, en dat altijd deheeft van zijn aantrekkingskracht verliest wanneer het aande groote klok wordt gehangen, den luisteraars met voor-dacht en ijver voorgehouden. Soms kan men mij druk enlevendig met een man van geest zien spreken, men meentdat ik vol verlangen ben een schitterenden indruk op hemte maken, terwijl ik alleen maar denk aan mijn genoegenen uitsluitend het belang van het gesprek, de vroolijkheidof de woordentwist mijn gebaar en gezichtskleur verleven-digt. Wat mij een groote vriendschap geeft voor mijngeest, is, dat hij uitstekend is voor het gewone gebruik, dathij me tot de ziel van dit huis maakt, dat hij met eenkleinigheid zichzelf amuseert en anderen amuseert, dat hijde genegenheid heeft van mijn broers, mijn zuster, mijnzwager, kortom van alien met wie hij door het leven gaat;dat pleit stellig voor hem. Ik verzoek u, in uw herinneringna te gaan of ik u in mijn brieven ooit aardige dingen hebgezegd, die niets met het onderwerp te maken hadden,paradegedachten, speciaal te berde gebracht om u te laten

0.c. Brief van 27 Juli 1764 (Lettre 25).

II

Page 15: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zien hoe geestig ik ben. Toen ik een klein' meisje was,kwam dat vaak voor; waar ik maar kon, plaatste ik gauween fraaien inval, doodsbang dat de gelegenheid om hemte uiten nooit terug zou komen . . . Als men mij maar mijngangetje laat gaan met mijn lessen, boeken-lezen enschrijverij zooals ik dat bier doe, nog wat vrijer, hen iktevreden Voor geen geld ter wereld zou ik afstanddoen van mijn bezigheden binnenskamers. Als ik nietsmeer zou leeren zou ik temidden van de pretjes en de def-tigheid sterven van verveling. Bedenk dat mijn liefhebbe-rijen hebben stand gehouden tegen het vooroordeel, tegenhet feit dat men mij ontelbare malen getracht heeft be-lachelijk te maken, tegen het voorbeeld van luiheid enstomheid, dat driekwart van mijn landgenooten mij geeft,tegen de zware lucht van dit land, dan zult ge moeten toege-ven dat ze onverbrekelijk verbonden zijn aan mijn wezen."

ja, aanstellerij en snobisme waren vreemd aan dezejonge vrouw, wier enorm omvangrijke epistolaire ge-schriften, voor zoover zij ons bewaard zijn gebleven, onsdoen zien hoe zij, meer misschien dan eenige anderevrouw in haar eeuw, haar intiemste gevoelens met vol-komen eerlijkheid en openhartigheid ontleedde. „Al stakBelle op haar zesentwintigste jaar boven haar omgevinguit door een verblindenden geest, een mannelijk oordeel,uitgebreide kennis, een buitengewoon talent als corres-pondente en schrijfster, toch was zij daarom niet mindereen hartstochtelijke en verbeeldingrijke vrouw."1)

1) Les mariages Manqué: de Belle de Tuyll (Mme de Cbarriire). Lettres deConstant d'Hermencbes publiies par la Baronne Constant de Rebecque en colla-boration avec Madame Dorette Bertbold. Lausanne, 194o.

12

Page 16: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Maar zij was, minder door de ervaringen dan van nature,gedesillusionneerd, en leed aan die kwaal van het modernetijdvak, waardoor de persoonlijkheid, als in een verdubbe-ling, in koele zelfbeschouwing afstand neemt tot zichzelf;een kwaalwelke Paul Bourget eens zoo treffend in Le Disciplezou karakteriseeren als „se sentir sentir". Haar toekomstigeechtgenoot zou haar later, ietwat huiverig voor de trouw-plannen, in den oudsten brief die ons van hem bewaardis gebleven, voorhouden: „u observeerde, u dacht na, enonze gevoel ens waren voor u nooit iets anders dan ver-schijnselen."

Maar deze tragische, en menschelijk gesproken gerecht-vaardigde klacht had betrekking op Belle tegen het eindevan de jaren barer huwbaarheid. Voordat de verschillendepretendenten de revue passeeren, moet hier gesprokenworden over de „amide amoureuse" met een man, aanwien haar jong gemoed en haar skeptische, zelfstandigegeest zich het diepst verwant gevoelden.

D' HermenchesTijdens een van haar logeerpartijen in den Haag in den

winter van 176o ontmoette Belle van Zuylen, op een bal vanden hertog van Brunswijk, baron de Constant Rebecque,heer van Hermenches en Villars Mendraz, geboren in 1722to Lausanne. Zijn vrouw was kort geleden voor de opvoe-ding der kinderen naar Lausanne teruggekeerd, zoodat hij,als commandant der geallieerde troepen, in de Neder-landen achterbleef. Met de haar eigen spontane gering-schatting voor maatschappelijke conventie loopt freulevan Tuyll toe op den in galakleedij prijkenden, brillanten

13

Page 17: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

officier met de voor vrouwen gevaarlijke reputatie, envraagt: „mijnheer, danst u niet ?" Zij dansen de menuet;na twee minuten hebben ze ruzie; na drie minuten is eenvriendschap gesloten, die vijftien jaar zou Buren.

Wie was deze d'Hermenches ? Hij had, zegt Godetl),noch den zieleadel noch de fijnheid van gevoel noch zelfsde intellectueele draagkracht, welke zijn jeugdige vriendinhem toeschreef. Dit oordeel is ongetwijfeld te streng.Ondanks zijn wetenschappelijke objectiviteit was Godethier wat vooringenomen: „het is nu al twintig jaar datik mevrouw de Charriêre liefheb", erkent hij zelf 2). Bo-vendien had hij voor het vormen van deze meeningslechts de beschikking over tweeendertig brieven vand'Hermenches, tegenover honderdachtendertig van dienscorrespondente, zoodat hij geen kennis heeft kunnennemen van de zesenzeventig overige brieven van d'Her-menches, welke barones Constant de Rebecque in1940 voor het eerst geheel of gedeeltelijk gepubliceerdheeft.

Een van zijn voornaamste grieven tegen d'Hermenchesis diens hardnekkige weigering om de jonge vrouw nahaar huwelijk, ondanks haar herhaald verzoek, haar brie-ven terug te geven. Inplaats van opgeblazenheid en egoismekan men echter in de koppige vasthoudendheid, waarmeded'Hermenches deze brieven wenschte te bewaren, ook eenblijk zien van de groote waarde, welke hij hechtte aandeze meesterstukjes van stiji en natuurlijkheid, die hij metde beroemdste voorbeelden op een lijn stelde, en die hem

1) Lettres de Belle de Zuylen, t.a.p.

2) Voorbericht tot de eerste uitgave van Madame de Charridre et ses amis.

14

Page 18: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

hun omgang in herinnering brachten 1). — Het is, of Belleer een voorgevoel van gehad heeft, dat vroeg of laat haarvertrouwelijke ontboezemingen aan de openbaarheid prijs-gegeven zouden worden. Reeds zes jaar voor haar huwelijkbegint zij zich ongerust to maken over het lot van haartalrijke en omvangrijke epistels. „Wees in geen enkel op-zicht ongerust over uw brieven", schrijft d'Hermencheshaar 18 Mei 1765. „Verscheidene bestaan niet meer. Deandere zijn in twee verzegelde enveloppen gesloten, waar-van de eene aan uw adres, onder den titel Manuscripten."Veel later, in 1772, wanneer Belle mevrouw de Charriereis en er geruchten gaan dat d'Hermenches, zoojuist vanzijn vrouw gescheiden, aan een nieuw huwelijk denkt,verlangt zij opnieuw dringend haar brieven terug: „Alsge trouwt moet ge me, voordat uw contract is geteekend,al mijn brieven terugzenden; alle. Een jonge nieuwe vrouwis de verleidelijkste gebiedster die men kan hebben; methaar vergeleken is een oude vriendin niets . . . Kortom, ikeisch het, en iemand die u zoo lang vriendschap bewezenheeft met zooveel openhartigheid, ijver en standvastig-heid, ondanks afwezigheid en afstand, ondanks zooveelmoeilijkheden en zooveel praatjes, mag niet tevergeefs ietseischen dat noodig is voor haar rust." (3o Sept.). Onderaanden brief schrijft ze nog deze toevoeging: „Wij vragen udie brieven alleen zoo nadrukkelijk voor het geval dat getrouwt, want we zijn ervan overtuigd dat gij in het anderegeval de noodige zorg draagt en altijd zult dragen dat zenooit door iemand gelezen worden. Ge weet, hoe dwaasen belachelijk ze zouden lijken." — „De heer d'Hermen-

1) Les Mariages manquas, t.a.p.

5I

Page 19: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

ches", schrijft barones Constant1), „was stellig besloten zeniet terug te geven. Hij stelde hun waarde te zeer op prijs.Reeds bij den aanvang der correspondentie had hij Bellegeschreven: 'Ik zal u gehoorzamen, ik zal uw brieven ver-branden, maar ik verheel u niet dat ik alles zal overschrijvenwat het kenmerk van uw geest draagt. Het zijn te zeldzamestukken om ze te vernietigen. Uw brieven verdienen inhanden te komen van het nageslacht.' Hij verzuimdetrouwens ze te verbranden, behalve, naar het schijnt, diewelke een bizonder intiem karakter hadden. Dat verzeker-de hij tenminste aan mevrouw de Charriere. Het is inder-daadze er goed mogelijk, dat Belle hem teederder encompromitteerender brieven heeft geschreven dan die,welke ons bewaard zijn gebleven. Men kan heden ten dageden heer d'Hermenches zijn blijkbare onfijngevoeligheidniet te erg nahouden, aangezien wij het daaraan te dankenhebben dat Philippe Godet voor mevrouw de Charriere

een gedenkteeken heeft kunnen oprichten, onverganke-lijker zelfs dan Naar werken. Wij moeten daaraan toevoe-gen dat de vrouwe van 'Pontet' aan d'Hermenches even-min zijn brieven teruggaf, hetgeen ons op onze beurt instaat stelt die thans te publiceeren." — Nog in een briefvan z December 1772 komt d'Hermenches eenigszins gepi-queerd op de zaak terug: „Bent u dan zoo onbillijk, tedenken dat uw brieven, die altijd mijn geluk en mijn be-wondering zullen beteekenen, ooit een voorwerp vanongerustheid voor u kunnen worden ? Ik heb er geenenkele van bewaard, dien ge niet in druk zoudt kunnengeven. Alle andere, even waard gedrukt te worden, maar

1) Les Mariages manques, t.a.p.

i6

Page 20: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

welke niet voor andere oogenblikken bestemd zijn dan diewaarop ze zijn geschreven, heb ik volgens onze vroegereafspraak verbrand. Toch zal alles wat ik van uw hand-schrift bezit altijd tot uw beschikking zijn, lieve vriendin,geloof dat vrij ! De redenen, de motieven, de halve dreige-menten doen mij verdriet, maar ik zal u daarvoor niet min-der steeds met aanbidding onderworpen zijn. Ik heb meerreden om u mijn schamele geschriften terug te vragen! Dewanorde die daarin heerscht, die uitstorting van vertrou-welijkheden waartoe gij me hadt geinspireerd en die mevaak onvoordeelig doet uitkomen, de inkeer in mezelfwaartoe ze me zouden nopen, zouden voor mij nuttigmaken wat voor u volmaakt nutteloos is."

Wij weten nu dat Constant d'Hermenches in dezen briefniet de volle waarheid sprak, maar wij hebben geen redenom eraan te twijfelen, dat de aanhankelijkheid aan hun ge-wezen vriendschap zijn beweegreden was, en evenmin be-hoeven wij de oprechtheid in twijfel te trekken van wathij over zijn eigen brieven zegt. De vriendschap van Bellevoor den achttien jaar ouderen man, wat ook van weers-kanten het erotisch element daarin geweest mag zijn, heeftvoornamelijk berust op een onmiddellijke en sterke geest-verwantschap tusschen twee oorspronkelijke, veelzijdigbegaafde, scherpzinnige en van huis uit agnostische per-soonlijkheden, die op schitterende wijze het geestelijkleven van hun tijd weerspiegelen en vertegenwoordigen.Men mag aannemen dat ook hun gevoelens in sterke mateaandeel hebben gehad in hetgeen hen verbond. De invloed,dien zij op elkander hebben uitgeoefend in de lange jarenvan hun verkeer heeft diepe en onuitwischbare sporen op

7

Caliste z

Page 21: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

hun geest en gemoed achtergelaten. Dit alles is stellig vangrooter belang dan de door de geschiedschrijvers ietwatopgeblazen kwestie van het teruggeven van Belle's brie-ven. Men mag als waarschijnlijk aannemen, dat heel hetleven van Belle van Tuyll een gelukkiger wending genomenzou hebben, ondanks het leeftijdsverschil, indien een huwe-lijk met d'Hermenches niet van meet of aan onmogelijkwas geweest. Zooals de taken nu stonden, deed een zon-derlinge mengeling van eigenbelang en onbaatzuchtigheiddezen laatste jarenlang ernstige pogingen ondernemen,zijn jonge en diepvereerde vriendin uit te huwelijken aanzijn besten vriend.

BellegardeZijn naam was graaf de Bellegarde, markies des Marches

en de Cursinge; hij liep tegen de vijftig en voerde een regi-ment aan in dienst van de Staten Generaal. Ruim vier jaarlang was hij een geregeld terugkeerend onderwerp in deovervloedige briefwisseling tusschen d'Hermenches enBelle. Zij ontmoetten elkander vluchtig te Spa. In den aan-yang scheen hij niet erg onder haar bekoring, en het initia-tief ging, gelijk bijna steeds, van Belle van Zuylen uit.

Vele anderen hadden reeds naar de hand van de Hol-landsche jonkvrouw aanzoek gedaan. Een zekere graafvon Anhalt, die nooit anders dan een beeltenis van haarhad gezien en secretaris was van Frederik den Groote, deedhet op aandringen van dien vorst, tot wien de faam derintelligente, vroolijke, spotzieke en origineele freule vanTuyll was doorgedrongen. Deze echter voelde niets voorde afhankelijkheid, welke haar aan het Pruisische hof zou

18

Page 22: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

wachten. Tegen een anderen Duitschen candidaat, baron

Holstein, verzette zij zich nog sterker. Zij werd geheel in

beslag genomen door haar briefwisseling met haar vriendConstant d'Hermenches, dien zij slechts enkele malen,meest nog onder de argwanende oogen van haar terug-houdende ouders, kon ontmoeten. Deze correspondentie,ondanks de vele moeilijkheden en tegenwerking met aller-lei voorzorgen in het verborgen en langs verschillendegeheime wegen en tusschenpersonen gevoerd, placht ookhaar nachten tot het aanbreken van den ochtend op teeischen, zoodat haar toch reeds niet sterke gezondheiddaar soms onder leed. Voor twee andere huwelijkspreten-denten, van Pallandt en van Wassenaer van Obdam, dezelaatste nog verwant met de van Tuyll's, toonde zij ookniet veel belangstelling. Met Bellegarde was het een andergeval, daar hier d'Hermenches het denkbeeld van een huwe-lijk met geestdrift had begroet en warm aanbeval. Mis-schien werkte ook een romantische trek in het jongemeisjemee om de voorkeur te geven aan de partij, waarmee demeeste moeilijkheden verbonden waren.

Want de moeilijkheden waren inderdaad vele. Meer nogdan tegen het leeftijdsverschil maakte baron van Tuyll be-zwaar tegen de gedachte, zijn dochter aan een Katholiekte geven. Er ontspon zich een eindelooze correspondentieover de vraag, of het huwelijk in Savoye als geldig be-schouwd zou worden en of de paus, al dan niet door be-middeling van den nuntius, dispensatie zou verleenen.Intusschen werd de stemming op het kasteel Zuylenslechter. Om haar verdriet te vergeten nam Belle van Tuyllles in het Latijn, en las Tacitus, Sallustius en Cicero. Maar

19

Page 23: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

hoewel Belle in haar brieven aan d'Hermenches ten aanzienvan Bellegarde haar verbeelding als steeds op de meestopenhartige wijze den vrijen loop laat, schiet het met dewerkelijkheid niet hard op. Er ontstaat een weinig ver-heugend gepingel over den bruidsschat, die aanvankelijkop f i oo.000 was gesteld, maar later weer minder belooftte worden, hetgeen den ijver van den heer de Bellegardezichtbaar verkoelt; hij zat zwaar in de schulden. Belle isdaarover echter niet gebelgd, maar valt hem bij, met haargebruikelijke nuchtere verstandelijkheid, welke overigenseen zekere sensueele dweepzucht van haar meisjesfantasieniet uitsloot. Dat d'Hermenches haar aanraadt, aan Belle-garde kortere brieven te schrijven, daar hij een slecht lezeris, valt evenwel in minder goede aarde. In deze geheeleaffaire vertoont zij overigens een soort van koelbloedigdoorzettingsvermogen om haar zin te krijgen: dit is reedsbegonnen toen zij d'Hermenches een uitvoerig en met veeloverleg opgesteld concept zond van een brief, dien dezeaan haar vader zou moeten richten om de zaak op gang tebrengen. Wel schaamde zij zich een weinig voor deze list,maar haar vermaak in dit fijn psychologisch spelletje be-hield de overhand.

Ten einde haar langdurige tribulation te vergeten, accep-teert Belle in December 1766 een uitnoodiging van kennis-sen te Londen. Om haar schitterende geestesgaven wordtzij er in de uitgaande kringen zeer gevierd, en aanvankelijkbevalt het verblijf haar goed; vooral haar contact met denwijsgeer David Hume valt in haar smaak. Maar bij eennadere kennismaking komt al spoedig de kritiek los op deLondensche wereld en de slechte omgangsvormen der

20

Page 24: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Engelschen, en deze is niet malsch. Aileen de Italiaanschegezant maakt eigenlijk een onverdeeld gunstigen indrukop haar.

Alles welbeschouwd, en hoewel zij vier jaren lang kop-pig aan haar huwelijksplannen met Bellegarde, tegen denwensch harer ouders, bleef vasthouden, was haar bevlie-ging voor deze meer een aangelegenheid van het hoofddan van het hart. In 1765 bracht Bellegarde evenals hetvorige jaar een bezoek aan Holland. Op dit bezoek had hetmeisje haar hoop gebouwd; zij werd echter teleurgesteld.Zij verkilde onder de stijve beleefdheid van den markies,en was zoo ontmoedigd dat zij zich dood wenschte. Eerstin 1768 komt evenwel de definitieve breuk, veroorzaaktdoor een schriftelijke uiting van Bellegarde tegenover zijnvriend, waaruit duidelijk bleek dat hij niet al te zeer meerop een huwelijk was gesteld. Waarschijnlijk op instigatievan Bellegarde speelde zijn vriend haar dit briefje, schijn-baar per ongeluk, in handen. „Spreek mij nooit meer overeen echtgenoot", schrijft zij aan d'Hermenches, „als ik ereen wil, zal ik hem zelf weten te vinden." Enkele maandenlater bericht Bellegarde dat hij het plan opgeeft, omdat hijzich Belle niet waardig oordeelt. Zij reageert verontwaar-digd op deze hypocrisie en schrijft aan d'Hermenches:„1-4 is m/ niet waardig! — Wat ben ik voor zoo bizondersen wat moet ik dan wel hebben ? Het ontbrak hem slechtsaan wat handigheid in zijn doen en zijn trouwplannen. 1kzou, geloof ik, van hem hebben gehouden en hem metoprechtheid hebben geliefkoosd." (7 Juli). Aldus eindigdedeze vierjarige armzalige illusie, waaraan het meisje zichuit verlangen naar een andere omgeving, en omdat zich

Z1

Page 25: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

niets beters voordeed, te goeder trouw had vastgeklamptOndertusschen waren in datzelfde tijdvak andere moge-

lijke huwelijkscandidaten niet geheel uitgeschakeld ge-weest. Enkele van de minder belangrijke heb ik reeds ge-noemd. Over een van de meest curieuze moet bier nogwat gezegd worden.

B oswell

James Boswell, een jonge Schot, vriend en levensbe-schrijver van Johnson, die in den laten zomer van 1763te Utrecht kwam om rechten te studeeren, bezat datsoort van naiveteit, dat freule van Tuyll in een man altijdzoo ontwapende. Hij kende haar nog maar kort, toen hijreeds in een brief van zeventien kantjes zijn gemoed bijhaar uitstortte en haar de les las omdat zij niet voldoendebeantwoordde aan zijn conventioneel ideaal van een goedeechtgenoote. Hij beklaagt zich erover dat hij eerst dacht,dat zij verliefd op hem was, maar zich vergist heeft. „Gehebt geen zelfbeheersching. Ge kunt niets verbergen. Gescheent niet op uw gemak. Ge hadt een geforceerde vroo-lijkheid . . . Geef toe, Zelide l), dat uw onbeheerschte leven-digheid u een slechten dienst zou kunnen bewijzen. Zijdoer u minder achten door den man wiens achting gij opprijs stelt . . . Ik zou niet met u getrouwd willen zijn al konik er koning mee worden." Deze laatste verzekering lijktniet zeer ernstig gemeend, want in den verderen brief

Dezen naam placht Boswell aan Belle te geven naar den titel van een

anonym geschriftje van haar hand uit 1763, dat niet in druk verscheen, en

waar al spoedig een Addition au portret de Zelide aan wend toegevoegd, waar-

in zij een soort van jeugdzelfportret trachtte te geven.

22

Page 26: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

tracht hij haar op denzelfden huichelachtigen schoolmees-tertoon te vermurwen tot beloften van beterschap. Mettypisch mannelijk egoisme roept hij uit: „Het ergert mij tebedenken, welk een groot aantal vrienden u heeft. Ik weet,Wide, van verscheiden menschen met wie ge correspon-deert . . . Vergeef mij, met zulk een air van gezag tot je tespreken. 1k heb de rol van Mentor op mij genomen .. .Zeg mij, dat je een zeer goede vrouw zult zijn .. . Laat mijde vraag stellen, Zelide: zou je je neigingen ondergeschiktkunnen maken aan de meening, misschien de gril van eenechtgenoot ? . . . Zou je rustig zes maanden van het jaarbuiten kunnen wonen ? Zou je een vriendelijken indrukwillen maken op rondborstige, fatsoenlijke Buren ? Zou jenet als iedere andere vrouw kunnen spreken en je verbeel-ding evenzeer beheerschen als je spinet ? . . . Zou je je echt-genoot kunnen opvroolijken wanneer hij neerslachtig is ?Ik heb zulke vrouwen gekend, Wide. Wat denk je ?"

Het wonderlijke is, dat de anders toch lang niet op haarmondje gevallen Belle van Zuylen Boswell niet in zijngezicht uitlacht, maar zijn hofmakerij in sympathieke over-weging neemt. Zij had nu eenmaal een zwak voor arge-looze, kinderlijke mannen; dat was misschien het manne-lijk element in haar. Zij laat zich dan ook rustig kapittelendoor den Schot over haar vermeende lichtzinnige levens-opvatting en ongodsdienstige denkwijze. „Op haar veer-tigste jaar", schrijft hij aan zijn vriend Temple over devrouw wie hij het hof maakte, zij het dan tegen het eindevan hun relatie, „op haar veertigste jaar zal zij zeker eenfeeks zijn en zij is nu reeds bijna dertig." — D'Hermen-ches, die waarschijnlijk jaloersch was, noemde hem een

23

Page 27: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

„fripon”, en naar het schijnt niet ten onrechte. „Belle, dieeens van Boswell had getuigd, dat hij eigenlijk te braafwas voor deze slechte wereld, zoude er zeker vreemd vanhebben opgehoord indien zij had geweten, dat toen Bos-well haar ten huwelijk Wilde gaan vragen, zijne gezond-heid ten gevolge van zijn losbandig leven zoo zeer geknaktwas, dat naar hij vreesde, zijn geneesheer hem de reis naarHolland niet zoude hebben durven toestaan."1)

Onder zijn gepreek en zelfvoldane aanmerkingen komtfreule van Tuyll eindelijk tot inzicht. „Ik zou niets waardzijn als uw vrouw", voegt zij hem toe, „mijn talenten zijnniet van subalternen aard." Door haar weifelachtigheidmet betrekking tot de haar geboden huwelijksmogelijk-heden, blijven zij echter nog langen tijd met elkander incontact. Bijna kluchtig en zeer typeerend is de aanleidingtot het definitieve conge. Bedroefd over de breuk metBellegarde, in den aanvang van 1 768, grijpt Belle van Tuyllelke gelegenheid aan om afleiding te vinden voor haarsombere gedachten. Op dit geschikte oogenblik verschijnteen boek van James Boswell waarin deze geestdriftig dezaak verdedigt van de Corsicanen en hun held PascalPaoli, den 'eider van den opstand tegen de heerschappijvan Genua. Een boek, tusschen twee haakjes, dat wemeldevan onjuiste voorstellingen, overdrijvingen en eenzijdig-heden, gelijk d'Hermenches later tevergeefs zou trachtenhaar aan te toonen; hij was op dit gebied zeer deskundig,sinds Juni van dat jaar had hij voor langen tijd deelgenomenaan de expeditie op Corsica. Belle wil het boek van Boswell

1) Mr. W. H. de Beaufort. Belle van Zuylen en Constant d'Hermenches.De Gids, LXXIII, 8.

24

Page 28: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

in het Fransch vertaien en dit is voor den egocentrischenauteur voldoende om opnieuw op haar verliefd te wordenen zijn trouwplannen weer op te vatten. Maar zij wilde hetboek, om het van misvattingen te zuiveren, tevens eenigs-zins bewerken en verkorten. Het resultaat heeft zij zelfmeegedeeld. „De auteur", schrijft ze, „hoewel hij op datoogenblik bijna besloten was met mij te trouwen als ik hetwilde, heeft aan mijn smaak geen syllabe van zijn boekwillen opofferen. Ik heb hem geschreven dat ik vastbeslotenwas nooit met hem te trouwen en ik heb de vertaling op-gegeven." En daarmee was ook deze tragi-comedie ge-eindigd.

Men stelle zich inmiddels niet voor, dat de diversetegenslagen bij huwelijksvoorstellen of huwelijksvoor-nemens in den grond freule van Tuyll zoo diep deerden,dat zij een zwaarmoedige, levensmoede vrouw werd. Be-halve te 's-Gravenhage ging zij veel uit logeeren bij haarfamilie, de Bentinck's op Middachten, en haar nicht op hetkasteel Amerongen. Schilderen, muziek, beoefening dernatuurkunde en litteratuur hielpen haar den tijd korten,en niet het minst de stroom van brieven, tintelend vangeest, welke zij over verwanten en vrienden uitstortte. Hetleven op het slot Zuylen speelde zich of in een sfeer vanopgewektheid; er was telkens aanleiding tot reeksenfeestelijkheden; de koning van Denemarken kwam er opbezoek, later prins Hendrik van Pruisen.

De eerste werkelijk zware rouw, die het meisje trof, wasde dood van haar moeder in December 1768 ten gevolgevan een inenting, welke bewerking toen nog een nieuwig-heid in een zeer experimenteel stadium was. In het gezin

25

Page 29: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

heerschte diepe verslagenheid. Het was gedaan met hetmondaine en gezellige leven op Zuylen; het bestaan werdvoor Belle eentonig en droefgeestig. Behalve de correspon-dentie met Constant d'Hermenches was de eenige troostde teedere band met haar geliefden broer Dirk, die voorzijn dienst echter meestal op zee was, en met haar nichtlady Athlone-van Tuyll. Gezien deze versombering vanhaar omstandigheden; gezien de relatie met den veel oude-ren en als debaucheur bekenden d'Hermenches, welkenatuurlijk niet onopgemerkt had kunnen blijven; gezienook de praatjes, waartoe de vrijpostige meeningsuitingenen onafhankelijke gedragingen van de freule aanleidinghadden gegeven, de vele mislukte bruidswervingen entenslotte het feit, dat zij nu reeds haar een-en-dertigstelevensjaar bereikt had, was het niet verwonderlijk, datBelle van Tuyll thans, aan het einde van haar bewogen enmoeilijke jeugd, ernstiger dan ooit aan een huwelijk begonte denken. Zij snakte ernaar, land en omgeving te verlaten.Twee nieuwe pretendenten deden zich voor, graaf Witt-genstein en lord Wemyss. Getrouw aan haar boven aange-haald woord tot d'Hermenches: „als ik er een wil, zal ikhem zelf weten te vinden", koos zij een derde.

Hu2velk

Charles Emmanuel de Charriêre, beer de Penthaz, be-hoorde tot een uit Waadland afkomstige familie van klei-nen en verarmden adel, woonachtig te Colombier in hetvorstendom Neuchatel. Hij was vijf jaar ouder dan Belle,die hem reeds heel lang kende, daar hij, toen zij ongeveerachttien jaar oud was, op Zuylen vertoefd had als huis-

z6

Page 30: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

onderwijzer van haar broers. Dit is de man, dien zij wel-bewust tot een huwelijk tracht te brengen. De rustige,stille, stijve Zwitser, een fatsoenlijke, ingetogen man metbehoorlijke, doch niet meer dan middelmatige kwaliteitenvan gemoed en geest, zag vol angst en schroomvalligheidop tegen een verbintenis met een vrouw, die niet alleenmaatschappelijk maar ook door karakter en intellect zijnaard en zijn gaven, alsook zijn gezichtskring, zoozeer teboven ging. Een gewoon, braaf, rustig man — een onbe-rekenbare, weinig evenwichtige, schitterend getalenteerdevrouw. Niet zonder humor schrijft de Charriêre aan eenfamilielid over de trouwplannen: „Ik zal in mijn vrouwveel beminnelijke eigenschappen vinden, een beproefdeaanhankelijkheid, kortom het voorwerp mijner keuze;weliswaar heeft ze voor mij teveel geest, een te hooge ge-boorte, teveel fortuin, maar men moet nu eenmaal over heteen en ander kunnen heenstappen . ." (4 Januari 1771).

Zoo werd de jonkvrouw van Zuylen eens te meer eenvoorwerp van verbazing voor de Republiek en de hof-kringen van Europa; zij, die met de aanzienlijkste enluisterrijkste mannen van haar tijd had kunnen huwen,verkoos een leven met den oud-gouverneur van haarbroers, een 'even waarin de zoo vaak verwenschte saaiheidvan Holland vervangen zou worden door die van een oud,doodsch buitentje bij Neuchatel, met een hoogbejaardenschoonvader en twee oude vrijsters als schoonzusters tothuisgenooten. „Wie had dat kunnen denken ?" riep destadhouder verbluft uit, en de koning van Pruisen lietzich een dergelijke opmerking ontvallen. Maar d'Hermen-ches, die haar het beste kende, verwonderde zich niet:

27

Page 31: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

„Dat is nu net een inval voor een kop als den uwe”, schrijfthij verbitterd (3 Juli 177o). Twaalf jaar had zij hem metkoele zelfontleding een inzicht gegeven in de verwikke-lingen van haar zieleleven; hij kon dus beoordeelen hoe-veel meer, dan zij meende, het verstand voor het gevoel indeze beslissing had meegesproken. De Charriere was goed,beschaafd, intelligent, eenvoudig, niet-mondain; hij wasverlegen in hooge mate, zoodat hij stotterde; hij cijferdezichzelf weg. Een huwelijk met hem was de poort naarde lang verlangde vrijheid. Maar waar waren hier voordeze vurige vrouw de mogelijkheden tot geluk ? Enwat won zij erbij, de lijdelijke van Tuyll's te verwisse-len voor een ernstigen, zwaarwichtigen, ordelijken echt-genoot ?

Het spreekt vanzelf dat de heer van Zuylen tegen dezemesalliance gekant was. Belle erkent dat Wittgenstein eenuitmuntende partij zou zijn in elk opzicht, maar wellichtjuist daarom doet de bitterheid harer langjarige teleur-stellingen haar met zonderlinge eigenzinnigheid de Char-riere boven hem verkiezen. En zij dreigt, wanneer zij haarzin niet krijgt, niet Wittgenstein maar den slecht befaam-den lord Wemyss te nemen. Die mist verdienste en ge-voeligheid; tegenover hem heeft zii Been scrupules:„want", schrijft ze, „om mij een kans op meer geluk tegeven, laat ik den man met wien ik zou trouwen de kansloopen, zeer ongelukkig te zijn." Zij zelf noemt deze over-weging „het vreemdst mogelijke motief voor een beslis-sing." Maar Belle verbeeldt zich, of wil zich verbeelden,verliefd te zijn op de Charriere. „Had zij werkelijk vanhem gehouden, dan zou ze niet aldus, openlijk en zonder

z8

Page 32: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

lets te verbergen, de voor- en nadeelen van de andere aan-zoekers besproken hebben."1)

D'Hermenches is inwendig woedend, al houdt hij zichgalant en gereserveerd. „Het is, geloof ik, een vlaag vanwaanzin", schrijft hij. „Charriêre is een uitstekend mensch,maar Welk genoegen, welke baat kunt ge er ooit vanhebben ?" (8 Augustus 177o). En in denzelfden brief:„Voor u, Agnes 2), zooals ik u ken, zou na enkele jaren uwgrootste geluk zijn, wederom een meisje te wezen zooalsge bet thans zijt. De echtgenoot, wie het ook zij, zal zeerweinig te maken hebben met uw tevredenheid. Die zal af-hangen van de plaats waar gij zult wonen en van de relatiesdie ge zult aanknoopen, denk daar toch aan !" Zij antwoordt1z October d.o.v.: „Waartoe trachten aan te toonen datde meest begeerenswaardige en begeerde dingen, eenmaalverkregen, ons geluk niet uitmaken ? Als dat zoo is, wil ikhet niet weten, wil ik hoop koesteren."

Godet, uiteraard mild in zijn oordeel over zijn landge-noot, ziet de aangelegenheid eenigszins van een anderenkant: „De heer de Charriere, een zeer ontwikkeld man, eenzeer belangstellende geest, een karakter vol verhevenheid,was geenszins het middelmatige wezen van het tweede plandat men vaak in hem gezien heeft. Hij aarzelde, met Bellete trouwen, omdat hij, ofschoon hij van haar hield, haargenoeg kende om bij voorbaat zeker te zijn dat zij met hemniet gelukkig zou wezen, noch met iemand anders. Zijndoorzicht misleidde hem niet. Men moet aan het geluk ge-

1) Les mariages manques, t.a.p.

2) Dit was de naam waarmee d'Hermenches Isabella Agneta Elisabeth

van Tuyll altijd aansprak.

29

Page 33: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

looven om het te vinden. Belle geloofde er niet aan; zij hader nooit aan geloofd."1)

Het huwelijk vond plaats op i 7 Februari 1771 in hetkerkje te Zuylen. Belle had kiespijn en zenuwpijn; deCharriêre had veel last van de punch die aan het dinerrijkelijk was geschonken. „Het afscheid van haren vaderviel beiden zwaar. V-oor den ouden heer van Zuylen, wiensbeide dochters thans getrouwd waren en wiens ongehuwdezoons bij de landmacht en de zeemacht dienden, brakennu de jaren van eenzaamheid aan... In het voorjaar van1773 werd hij door een zwaar verlies getroffen, zijn zoonDirk . . . overleed te Napels. Den zomer na zijn overlijdenwaren alle kinderen van den heer van Zuylen in het ouder-lijke slot vereenigd, ook mevrouw de Charriêre met harenechtgenoot. In 1775 kwam zij nogmaals uit Zwitserlandover om haren vader te zien. Het was de laatste maal, datvader en dochter elkander ontmoetten, den ien September1 776 overleed de heer van Zuylen in den ouderdom van69 jaren."2)

Het huwelijk van de veelbesproken Belle, schijnbaarromantisch maar in werkelijkheid veeleer een daad vanredelijkheid — had zij niet gezegd, dat zij noch door, nochzonder liefde gelukkig zou kunnen zijn ? dit huwelijkzou spoedig ook het einde beteekenen van den „brief-roman", waartoe zij lang geleden het initiatief had ge-nomen en die, mede door zijn geheimzinnigheid, zelfbe-wustzijn, geest en hart van Constant d'Hermenches had

1) Lettres de Belle de Zuylen, Avant-propos.

2) Mr. IV. H. de Beaufort. De meisjesjaren van mevrouw de Charriire. De

Gids, LXXII, 4.

30

Page 34: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

gestreeld. Toen de plannen met markies de Bellegarde,welke hij stellig mede in de hoop, dat hij bij het echtpaarveelvuldig .zou kunnen vertoeven, (terwij1 hij thans zijn„adorable Agnes" bijna nooit kon zien), had gesteund, —toen deze en dergelijke plannen van de baan waren enBelle's leeftijd langzamerhand de allerschitterendste par-tijen niet meer in aanmerking liet komen, had d'Hermen-ches eraan gedacht dat hem, tegen alle afspraak, mogelijker-wijs zelf nog een leans geboden zou kunnen worden: nazevenentwintig jaar huwelijk zette hij een echtscheidingdoor. Toen had Belle's rustelooze verbeelding zich echterreeds op de Charriere gericht, al trachtte zij, in haar be-schrijvingen, zijn naam, uit een soort gene, zoo langmogelijk voor haar sarcastischen aanbidder verborgen tehouden. En diens verstandige waarschuwingen op ditpunt nam zij slecht op. Omgekeerd sloeg zij, ook wel uitvrees voor nieuwe praatjes, naar aanleiding van zijn schei-dingsplannen een, voor haar ongewonen, moraliseerendentoon aan. Het depit van d'Hermenches over haar huwelijkzal wel mede oorzaak zijn geweest van zijn lijdelijk verzettegen het teruggeven van haar brieven. Toen Ditie (zoowerd haar broer Dirk in den familiekring genoemd) zijnzuster kort na haar aankomst op huize Pontet te Colom-bier een bezoek kwam brengen, vertelde hij haar dat teGeneve en Lausanne praatjes liepen over haar gewezenvriendschap met d'Hermenches, dien zij, naar deze zouhebben verbreid, zelf tot echtgenoot had willen hebben.Het is de vraag of d'Hermenches zich inderdaad onvoor-zichtig uitgelaten heeft. Belle intusschen, zeer onder denindruk van deze Zwitsersche kwaadsprekerij, besloot voor-

31

Page 35: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

loopig naar buiten op denzelfden voet met hem bevriendte blijven, ook weer uit den ouden angst dat hij misbruikvan haar brieven zou kunnen maken al s hij, gelijk zij hetuitdrukte, het recht meende te hebben kwaadaardig teworden. — Maar d'Hermenches meende dat niet. Het be-houden der brieven is misschien weinig verdedigbaar, diewelke hijzelf haar van haar huwelijk of nog tot 1775 schreef,getuigen slechts van bezorgdheid, eerbied en bewonde-ring. Ook bezocht hij nog in 1772 het echtpaar te Colom-bier, al kon hij zich niet opschroeven tot waardeering voorde landelijke bevlieging tot idyllischen tuinarbeid, huis-houdelijkheden e.d. waarvoor Belle in geestdrift ontstokenwas. „De twee oude vrienden, die bijna minnaars of ge-huwden waren geweest, begrepen elkander niet meer meteen half woord. De betoovering was gebroken. In de totwijsheid gekomen vrouw van den beer de Charriere bleefniets meer over van het onstuimige en stoutmoedigemeisje dat zich, den avond van een bal, in de armen hadgeworpen van een mooien onbekenden officier. En degrijsharige don Juan brak een briefwisseling of welkerverrukkelijk geheim, zonder schuldig te zijn, zoo velezijner jaren had verzaligd. Hij hertrouwde voor het overigekort daarna, in 1 776 . . Waarom zouden zij elkaar ookverder nog geschreven hebben ? Zij had geen vertrouwenmeer in hem, de oude intimiteit was geeindigd. Anderzijdshad d'Hermenches weinig geestbedwelmenden stimulansmeer te wachten van de echtgenoote van een braven, ge-lijkmoedigen man, nu de „incomparable Agnes" was afge-daald naar het proza van een redelijk huwelijk en voor-

1) Les mariages manquis, t.a.p.

3

Page 36: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

loopig tevredengesteld. „Wijs geworden door de ervaring,beproefd door een diepen rouw, vroeg zij slechts rust inhaar afzondering. Ze had voor haar vroegeren aanbiddernets meer van de ietwat verwarrende heldin van vroeger;zag ze er niet zoozeer van af, die te zijn, dat ze hemvoorzichtig de brieven terugvroeg welke zij betreurdegeschreven te hebben ? D'Hermenches vond dat klein-geestig, en keerde zich af van deze vrouw waarvanmeer verwacht had."1) Het wilde, ontembare meisjewas de echtgenoote van een bedaarden, vreedzamen mangeworden.

Dit huwelijk was niet gelukkig. Was de oorzaak daar-van uitsluitend psychologisch, of was die misschien tevensgelegen in een constitutioneele frigiditeit van deze vrouw ?Wij weten het niet. Maar we mogen wel aannemen dat deuitmuntende en brave heer de Charriere ook niet de ge-schikte werkelijkheid was, om zelfs maar een deel der zoolang gekoesterde droomen van het verbeeldingrijke meisjein vervulling te doen gaan. Haar ongeluk was, dat zij denlevenshonger van een Emma Bovary vereenigde met denonbarmhartig kritischen, scherp ontledenden en nuchterontgoochelden blik van haar meest bewonderden schrijver,Blaise Pascal. Van de eerste huwelijksjaren is ons weinigbekend. Haar Lettres neuchdteloises choqueerden en kwets-ten de Zwitsersche society niet minder dan Le Noble hetin haar jongemeisjesjaren die van Holland gedaan had.Kenschetsend voor dezen begintijd is een opmerking ineen brief aan Ditie, waarin zij veelbeteekenend verzekertdat haar verandering van staat haar minder veranderd

1) Madame de Charrike et ses amis, t.a.p.

33Caliste 3

Page 37: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

heeft, dan bij een ander het geval zou zijn. „Nock in ge-dachten, noch in woorden noch in handelingen voel ik mijgehinderd; ik ben van naam veranderd en ik slaap nietaltijd alleen, dat is het heele verschil."

Met haar gezondheid is mevrouw de Charriêre blijvensukkelen. Reeds voor haar huwelijk had zij altijd veel lastvan haar zenuwen gehad; ook nu gevoelde zij telkensallerlei ongesteldheden, welke zij naar de mode van dientijd, die daar nog geen nauwkeuriger benaming voor had,haar „vapeurs" noemde. Na haar dood zal het blijven,dat zij sedert haar zestiende jaar aan een inwendige ziekteheeft geleden; deze is het misschien ook, die haar devreugden van het moederschap ontzegd heeft. Jaar najaar, overal, zoekt zij bij nieuwe bronwaterkuren en nieuwegeneesheeren tevergeefs verlichting. In 1783 consulteertzij zelfs te Straatsburg den beroemden Cagliostro, die haarzekere gele druppels voorschrijft waarbij zij veel baatvindt. Later, wanneer zijn zon taant, bij zijn processen engevangenschap, kiest ze met overtuiging zijn partij.

In den roman Mistress Henley heeft mevrouw de Char-riêre een beeld van haar huwelijk gegeven. Zij bedoeldedit boekje als een soort van tegenhanger tot Le MariSentimental van Samuel de Constant, waarin een echtgenootzelfmoord pleegt omdat zijn jonge vrouw hem teveel inzijn levensgewoonten hindert. Mistress Henley had aan-stonds veel succes, temeer daar de uitgaande wereld vanNeuchatel de hoofdpersonen meende te herkennen. Menkoos levendig partij, hetzij voor den man of voor devrouw.

34

Page 38: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Eerste buwelkksmoeilMkbeden; bet Geneefsche avontuurMistress Henley, hoewel natuurlijk niet volkomen auto-

biografisch, geeft toch den sleutel tot de psychologischemoeilijkheden in het huwelijk van mevrouw de Charriere.De vrouwelijke hoofdpersoon ontleedt in een brief aaneen vriendin, hoe zij haar man ziet: onaantastbaar en goeden . . . wanhopig redelijk; het is hoogst irriteerend dat hijniet eens jaloersch is. „Lieve vriendin, vuistslagen zou ikminder hinderlijk vinden dan al die redelijkheid. Ik benongelukkig, ik verveel me, ik heb hier geen geluk ge-bracht, ik heb er geen gevonden; ik ben alleen, niemandvoelt met mij mee, ik ben des te ongelukkiger omdat ikniets heb om me aan vast te houden, geen enkele verande-ring heb te wenschen, geen enkel verwijt te doen, omdatik mij misprijs en veracht wijl ik ongelukkig ben." — „Ge-lukkig ben ik niet jaloersch, heeft de heer Henley met eenscheeven glimlach gezegd. Gelukkig voor u, heb ikgeantwoord, niet gelukkig voor mij; want als ge jaloerschwaart zou ik u tenminste iets zien voelen; ik zou gevleidzijn; ik zou denken dat ge mij zeer op prijs stelde; ik zoudenken dat ge me vreest te verliezen, dat ik u nog beval;dat ge althans denkt, dat ik nog iemand bevallen kan. Ja!heb ik nog gezegd, zoowel door mijn eigen levendigheidals door zijn onverstoorbare kalmte geprikkeld, de onrecht-vaardigheid van een jaloersch, de drift van een ruw manzouden minder hinderlijk zijn dan het flegma en de droog-heid van een wijze ! . . . Ach! zei ik bij mezelf, niets vanwat er in mij omgaat zal men begrijpen! Geen van mijngevoelens zal men deelen! Al wat ik voel is dus bespotte-lijk, ofwel de heer Henley is gevoelloos en hard. Ik moet

35

Page 39: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

mijn heele leven doorbrengen met een man, in Wien ikslechts een volmaakte onverschilligheid opwek, en wienshart voor mij gesloten is . . ."

Deze sentimenten en de eenigszins neurasthenische inslagvan de jonge vrouw hebben geleid tot een min of meertragisch liefdesavontuur, waarvan ons slechts weinig con-crete bizonderheden bekend zijn geworden. In dit verbandheeft een passage in het onuitgegeven vervolg van haarposthuum verschenen roman Sir Walter Finch eveneensonthullende beteekenis: „Soms was ik geneigd geweest,minachting te koesteren voor de verblinding, welke mijnechtgenoot ervan had weerhouden jaloersch te worden; nuachtte ik er des te meer een man om die, terwiji hij zichzelfrecht deed wedervaren en in de meening verkeerde dat ikhem zulks ook deed, geen vermoeden had gehad van mijnbevlieging, en niet had gedacht dat hij of ik iets te vreezenhadden, hij voor zijn eer, ik voor mijn rust, van een mandie, tot mijn eeuwige schaamte, zoo gevaarlijk was ge-weest voor die beide."

Het voorval moet hebben plaats gevonden in den teGeneve doorgebrachten winter van 1 783—'84. Directdaarna trekt zij zich, zonder haar man, in een oud huis teChexbres gedurende drie maanden in de eenzaamheidterug. Na een bezoek aan zijn vrouw schrijft de heer deCharriere haar, te Colombier weergekeerd, in een navran-ten brief: „Ik ben zelden zoo bedroefd geweest als toen ikuit Chexbres vertrok; de vriendschap die ge me bij hetontbijt betoonde, verschillende woorden van vriendschapdie ge me tijdens mijn verblijf hebt gezegd, tegenover-gestelde gevoelens welke gij mij hebt laten blijken, het

36

Page 40: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

medelijden dat ge bij me hebt opgewekt, de wensch uspoedig weer in Colombier te zien en de vrees dat zulksniet tot ons gemeenschappelijk geluk zou zijn, dat allesgistte in mijn hart en gaf me een zwaar gevoel, een neigingom te huilen, die ik moeilijk kon beheerschen; mijn zielwas ten diepste verward en bewogen . . ." Aandoenlijk iszijn bekentenis, dat hij nu heel goed begrijpt, hoe zijnsystematische en pedante koelheid haar moet ergeren enhumeurig maken, daar hij diezelfde fouten in zijn oudstezuster Henriette ontdekt, in wie hij, naar hij schrijft, zijneigen caricatuur ziet, zoodat hij Belle's ongeduld billijkt.Hij eindigt met deze smartelijke verklaring: „Ik heb mij-zelf den regel opgelegd, u niet over mijn gevoelens tespreken; toch kan ik niet nalaten u eens en voor al te zeg-gen dat, ondanks alles wat ik sinds eenigen tijd door u hebgeleden, uw heengaan bij mij een gevoel van droeve een-zaamheid heeft achtergelaten, dat niet wijken wil .Adieu. Ge kunt u niet voorstellen hoe weinig ge uit mijngedachten bent. Adieu . . ." (Resp. z Augustus 1784 enzomer 1785).

De Chaillet, de jonge dominee te Colombier en huisvriendvan de familie, een scherpzinnig en geletterd man, tevensopmerkelijk publicist, noteert in 1 78 3 , in zijn geheim dag-boek, over mevrouw de Charriere: „Zij is ongelukkigdoor de behoefte, hartstochtelijk bemind te worden, doorde onbevredigdheid die zij vindt in alledaagsche vriend-schappen; behoorlijke lieden beschuldigt zij, te wijs, teredelijk lief te hebben, hun vriendschappen te veel op hetpeil te houden van hun andere genegenheden, en zij heeftgroot gelijk . . . Ze heeft net zoo lief niets, zegt ze, als dat

37

Page 41: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

ze niet dusdanig bemind wordt dat men, om haar te ple-zieren, doet wat noch rechtvaardig noch redelijk is. Watzijn ze te beklagen, die geexalteerde wezens, die door dewereld zwerven zonder er de hulp van een gelijkgezindete vinden Ze is nog eerder veeleischend dan liefheb-bend, naar het mij schijnt: dat is het noodlot van hen, diedeze behoefte hebben; er is vaak in hun karakter eenhevigheid waardoor ze geen bevrediging kunnen vinden,en die belet dat men zich aan ze hecht ... Hoev-eel liedenkunnen zich niet meer dan zij op deugdzaamheid beroe-men, en spreken daar toch goed van, omdat het netjesstaat of uit domheid."

Over het raadselachtige drama in kwestie vernemen wenog het meest door Benjamin Constant, bij Wien mevrouwde Charriêre haar hart uitstortte tijdens haar verblijf teParijs in 1786 en '8 7. In zijn dagboek, het Cahier Rouge,noteert hij: „Omstreeks dezen tijd maakte ik kennis metde eerste vrouw met een superieuren geest, die ik gekendheb . . . Toen ze de dertig gepasseerd was had ze, na veelhartstochtelijke iiefdes waarvan enkele vrij ongelukkigwaren geweest, tegen den wensch van haar familie denonderwijzer van haar broers gehuwd, een man van geestmet een fijngevoelig en edel karakter, maar de koudste enmeest flegmatische, dien men zich denken kan. In de eerstejaren van haar huwelijk had zijn vrouw hem erg gekweldom hem een levendigheid, gelijk aan de hare, op te leggen,en het verdriet, dat zij daar siechts bij oogenblikken inslaagde, had al spoedig het geluk verwoest, dat zij zich hadvoorgesteld van deze, in sommige opzichten ongelijke, ver-eeniging. Een veel jonger man dan zij, met een heel mid-

38

Page 42: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

delmatigen geest, maar met een knap gezicht, was zeersterk in haar smaak gevallen. 1k heb nooit alle bizonder-heden van deze passie geweten; maar wat ze er mij vanverteld heeft en wat er mij elders over is meegedeeld, vol-stond om mij te doen begrijpen dat zij er zeer rusteloos enzeer ongelukkig door was geweest; dat het misnoegen vanhaar man haar innerlijk leven had verstoord en dat, toende jonge man, die er het voorwerp van geweest was, haarin den steek had gelaten voor een andere vrouw met wiehij getrouwd is, zij eenigen tijd in de afschuwelijkste ver-twijfeling had doorgebracht. Die vertwijfeling heeft zichten goede gekeerd voor haar letterkundige faam, want zijheeft haar het mooiste van haar boeken ingegeven. Hetheet Caliste en maakt deel uit van een roman die uitge-geven is onder den titel Lettres acrites de Lausanne."

Zoo is het. „brie-en-veertig is Mme. de Charriêre eneigenlijk heeft zij nooit liefgehad. Zij heeft met de liefdegespeeld, zij heeft over de liefde getheoretiseerd, zij houdtvan haar echtgenoot, maar een alles overheerschend ge-voel, een werkelijke liefde, die haar meesleurt, haar ver-stand doet zwijgen en haar alles doet vergeten, heeft zijnooit gekend. Nu is zij drie en veertig en nu is het te laat.Zij weet voor het eerst en tot haar diepe ellende, wat hetleven tot dusver voor haar verborgen heeft gehouden. Zijheeft lief, brandend lief, en de jonge man, die dat gevoelheeft gewekt, trouwt met een Jong meisje." Aldus MarieAnne Tellegen1). De schrijfster is van meening dat hetnooit tot een werkelijke verhouding tusschen de twee ge-

l) Brieven van Belle van Zuylen aan Constant d' Hermenches. Groot-Nederland,December 1933.

39

Page 43: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

komen is, maar er is geen enkele grond waarop wij datzouden aannemen; het tegendeel is waarschijnlijk.

Gelijk Benjamin Constant in zijn boven aangehaald dag-boekfragment opmerkt, heeft mevrouw de Charriêre haartragische ervaringen uit Geneve getransponeerd tot eenfictieve geschiedenis in den kleinen roman Caliste. Overdit boekje schreef zij veel later, waarschijnlijk omstreeksi 800, in een in 1 904 ontdekten brief aan den heer Taetsvan Amerongen het volgende zinnetje; het verraadt hoe-veel van haar eigen harteleed zij had overgedragen op dehoofdfiguur van het werkje, waarvan de vertaling hierachter volgt, en waarop wij straks nog terugkomen:„Ik deed het te Parijs drukken, en sindsdien heb ik nietmeer den moed gehad, het over te lezen: ik had te veelgehuild terwijl ik het schreef "

VezenlAe karaktertrekkenDat in het huwelijk van mevrouw de Charriêre niet haar

echtgenoot de meest te beklagen partij was, al was ook zijnLeven weinig benijdenswaardig, wordt begrijpelijk dooreen van die fijne, zinrijke opmerkingen, welke haar brieveneen zoo bizondere waarde geven: „ . . . het is slechts eenzeer onvolmaakt genot, te zien dat men het voorwerp isvan een gevoel dat men niet deelt, en van twee menschendie van elkaar houden lijkt mij degeen, die meer liefheeft,gelukkiger dan degeen die meer wordt liefgehad." (zo Juni1795, aan haar jonge vriendin Henriette L'Hardy). Aldusde late levenswijsheid van Belle, toen zij na een bewogen'even op enkele maanden na vijfenvijftig jaar oud was.

De opmerking getuigt van onbaatzuchtigheid, en deze

40

Page 44: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

eigensc hap trad zeer bij haar op den voorgrond. Echterheeft uit het voorafgaande de lezer haar ook reeds vol-doende leeren kennen, om in te zien hoe weinig, in het alge-meen, een karakter als het hare geschikt was om gelukkigte worden. Zij was door en door onconventioneel, enkwam daardoor telkens in bossing met haar omgeving; deongekende vrijmoedigheid in haar zelfonthulling tegen-over anderen is er een ander uitvloeisel van. Bij al haarspontane behoefte aan vrijheid, vroolijke extravagantie e.d.was zij echter in den grond zeer ernstig, en geneigd totvoortdurend streng gewetensonderzoek. Godet weet geenander voorbeeld in de Fransche litteratuur „van een vrouwdie zich met een zoo verwonderlijke helderziendheid heeftontleed." „Zij doet zichzelf volledig recht wedervaren, tengoede of ten kwade, met de onpartijdigheid van iemand,die gewoon is, zich te verdubbelen om zich te zien leven."Haar brieven zijn, „zoo al niet oprechter, dan toch waar-heidlievender dan de Confessions van Rousseau." „Ditpsychologisch doordringingsvermogen is niet minder op-merkelijk, wanneer zij het op anderen toepast."1)

Een relatie uit haar latere jaren, mevrouw ThereseHuber, voor wie de oprechtheid en het scherpe inzicht vanmevrouw de Charriere in den omgang 1 ang niet altijd aan-genaam waren geweest, oordeelt in een brief, enkele wekenna het overlijden van deze laatste geschreven, aldus overhaar: „ . . . toen ik haar leerde kennen had zij genoeg vanhet mondaine leven; de bangelijke middelmatigheid dermenschen om haar heen, de weerstand waar overal, enzelfs in haar naaste omgeving, haar smaak, haar gewoonten,

1) Lettres de Belle de Zuylen.

41

Page 45: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

haar meeningen op stuitten; de teleurstelling, welke haarhart onophoudelijk ondergaan had, het naderen van denouderdom, dat alles had haar lastig gemaakt. Zij was zoostoutmoedig mogelijk in al haar meeningen, maar zonderzekere nauwe grenzen, door de Fransche conventie gesteld,te buiten te gaan; intens levend, heerschzuchtig, groot-moedig, altijd nobel, tot in de grootste onbillijkheid,nobel zooals ik niemand gekend heb, met een rusteloozeactiviteit; snijdend in haar oordeel, vaak cynisch in haarwijze van uiteenzetten, maar onweerstaanbaar verleidelijkwanneer ze een verovering wilde maken ."

Inderdaad, deze zeldzame vrouw, eenerzijds skeptischen verdraagzaam, maar aan den anderen kant vol respectvoor elke onverdraagzame meening waar een vurige eneerlijke overtuiging achter zat, beschouwde de waarachtig-heid als een plicht, en voor bekrompen maatschappelijk-heid gevoelde zij slechts weerzin. Haar kamenier Henriettehad eenige jaren geleden een buitenechtelijk kind gekregen,en mevrouw de Charriêre had haar beschermd tegen dehaatdragende, kwaadaardige, praatzieke en wraakzuchtigegeborneerdheid van het hypocriet provinciale Neuchatel.Henriette Monachon bleef in haar betrekking, het kindwerd in de buurt goed opgevoed. Ongelukkigerwijze deedhet feit zich in 1796 opnieuw voor en thans zouden ookde invloedrijkste relaties (staatskanselier en procureur-generaal) en hardnekkigste verdediging van haar meesteresde opnieuw verleide schoone niet langer kunnen bescher-men: na ruim een jaar moest mevrouw de Charriere,meer dan ooit door de rechtzinnige en beperkte Zwitser-sche geestesgesteldheid verbitterd en gedegoilteerd, den

42

Page 46: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

strijd opgeven en werd Henriette door de autoriteiten uithet vorstendom verbannen. De predikant de Chaillet, eengoede vriend des huizes, verklaarde, toen het tweede be-drijf van dit kleine drama begonnen was, dat hij metmevrouw de Charriere zou breken als zij er ditmaal niettoe kon besluiten het meisje, zij het dan met verzekerdevooruitzichten, weg te doen. Hij onderteekende dien briefnaar gewoonte, gelijk al zijn brieven: „Chaillet, dienaar van.Jezus Christus." Bij het lezen waarvan mevrouw de Char-riere uitriep: „men kan niet zeggen: zoo heer, zoo knecht."

Hoe gering van beteekenis deze aangelegenheid ookmoge zij bracht eindelooze zorgen en verdrietelijk-heden mee voor mevrouw de Charriere, die aan HenrietteMonachon inniger verknocht was dan aan tal van aan-zienlijke personen. Zij, die geweigerd had, Voltaire te lee-ren kennen en zoo koud als ijs was geweest tegen mevrouwde Stdel, had niet geaarzeld lange uren te besteden om denargeloozen en onbedorven geest van de kinderlijk licht-zinnige Henriette op te voeden, door den filosoof Lockemet haar te bestudeeren en haar Latijnsche lessen te geven.Thans werd zij verwikkeld in een eindeloos getwist engewroet om haar beschermelinge, vanwege een haar tochreeds niet vriendschappelijk gezinde wereld.

Dit alles was echter nog niet van ingrijpend belang ver-geleken bij hetgeen zou volgen. Want reeds naderde hetnoodlot, dat het Leven van mevrouw de Charriere van bin-nen uit onbarmhartig zou teisteren en tenslotte verwoesten.

Benjamin Constant

Benjamin (de) Constant (de Rebecque) was nog geen

43

Page 47: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

negentien jaar oud toen hij voor het eerst mevrouw deCharriêre, bij een van haar schaarsche bezoeken aan Parijs,ontmoette. „Hun situatie en karakter hadden zooveelpunten van overeenkomst, dat ze er als 't ware door ge-grepen werden", merkt Gustave Rudler opl). Constanthad een bewogen jeugd achter zich en reeds speelschulden.Hij kon het niet vinden met zijn bizonder strengen vader,die kolonel was in het Zwitsersche leger in dienst van Hol-land, was Loch zeer op hem gesteld, doch stoorde zich heele-maal niet aan hem. Vroeg ontgoocheld door het Parijscheleven en de toen opkomende wijsbegeerte, zonder denvasten steun van beginselen, gezins- of vaderlandsliefdegrootgebracht, zoodat hij alleen op eigen denken was aan-gewezen, bezat hij de juiste praedispositie om een mate-looze vereering op to vatten voor mevrouw de Charriere,in wie hij alles, wat hemzelf spontaan bezielde, over-dachter, wijzer en fijner terugvond.

De band is al direct na de kennismaking zeer sterk. Con-stant noteert in zijn Cahier Rouge, dat zijn geestdrift denechtgenoot niet verontrusten kan, daar hij zevenentwintigjaar jonger is dan mevrouw. Inmiddels ontstaat tusschende zesenveertigjarige vrouw en den negentienjarigen jonk-man een soort van intellectueele roes; niet slechts dagenmaar ook nachten fang blijven ze met elkander praten.Deze roes zal jaren en jaren duren.

Zij zijn verliefd op elkanders geest. Constant doet haar

1) La Jeunesse de Benjamin Constant 1767-1794 Paris, 1909. Men zie hierin

vooral de voortreffelijke en subtiele karakterschets van Isabella in Livre III

e.v., en in chap. III daarvan (en verspreid) de uitstekende ontleding van

hare betrekkingen met Constant.

44

Page 48: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

de meest openhartige en onversluierde confidenties overzijn 'even, met een uiterst amusant en oorspronkelijk ver-teltalent. Harerzijds is mevrouw de Charriêre, met haareenigszins tot domineeren geneigden aard, er dol op, ditintellect van den allereersten rang, gelijk zij er nog nooiteen ontmoet had, deze waarlijk -vrije en oorspronkelijkepersoonlijkheid, te leiden en te stimuleeren. Het wordteen ware hartstocht voor haar.

Deze twee zielen waren voor elkaar geboren. Zij deeltin al zijn woeste en wonderlijke avonturen, zijn mislukteverloving, zijn voortdurende vlucht voor zijn vader, zijnbijna zonder geld ondernomen zwerftocht door Engeland,zijn verblijf aan het hof van den hertog van Brunswijk, eenfunctie welke hem door zijn vader is opgedrongen. „An-ders dan bij de meeste andere passies, doet deze niet de ge-voelens en daden van Benjamin rondom zich kristalli-seeren ... In Parijs zelf, onder de oogen van mevrouw deCharriere die zich op de hoogte doet of laat brengen, door-kruisen, verhitten, schokken een huwelijksplan, een voor-stel tot schaking, een zelfmoordpoging, omgang met deer-nen en in speelholen, een heele koorts, een heele nacht-merrie van zinnelooze verkwisting den voornaamsten`hartstocht' van Benjamin, zonder daaraan afbreuk te doen;dit alles verwijst mevrouw de Charriêre naar den tweedenrang, zonder haar de eerste plaats te ontnemen." — Zij laathem zijn vrijheid. „O, hij geneert zich niet voor haar !"1)Tusschen dit alles door komt hij herhaaldelijk te Colom-bier op bezoek, waar zij tot den ochtend bijeen blijven ingesprekken, die een vuurwerk zijn van geest. In alles is ze

1) 0.c., t.a.p.

45

Page 49: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zijn vertrouwelinge. Zoodra zij niet meer bijeen zijn, hetzijdoordat hij niet meer te Colombier vertoeft en op een verrereis is, hetzij ook dat hij te harent logeert, maar op datoogenblik niet meer in Naar kamer verblijft, schrijven zijelkander lange brieven, soms twee, drie per dag, waarin zijelkaar elk detail van hun leven vertellen. Brieven volspot en onbarmhartige kritiek op hun omgeving, zichzelfen anderen; meesterstukjes van vernuft en stijl en oor-spronkelijkheid; en vooral fascineerend door het boeiendeen steeds confidentieeler contact tusschen twee markantepersoonlijkheden.

Wat mevrouw de Charriêre tot de ontwikkeling en deverrijking van het innerlijk leven van Benjamin Constantheeft bijgedragen, is onschatbaar. Vast staat echter, dat zijnvan nature reeds zoo twijfelzuchtige, ongestadige en weer-barstige jeugd, gezien van het standpunt eener maatschap-pelijke carriere, door hun extravagante briefwisseling enden omgang met de gerijpte vrouw gedesorienteerd is.

Philippe Godet neemt aan, dat er in de lange jaren -vanhun relatie geen ongeoorloofde omgang tusschen de tweebestaan heeft, en ik ben geneigd, zijn meening te deelen.Er was een alles beheerschende intellectueele passie, en eeninnerlijke verwantschap zoo sterk, dat juist daardoor mis-schien de laatste consequentie niet getrokken is. Sainte-Beuve heeft zich vermoedelijk in den aard van deze ver-houding vergist1).

Ook Johan van der Woude stelt de relatie in zijn roman Belle van

Ztglen (Amsterdam z.j.) als een werkelijke liaison voor, maar gezien de vrij-heid van den romanschrijver, is dat zijn goed recht. De kwestie blijft echter

historisch onzeker en is overigens van geen belang.

46

Page 50: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Ik sprak hierboven van de ietwat desorienteerende wer-king, welke dit wonderlijk rijke geestelijke contact opConstant moest hebben, althans in zuiver sociaal opzichten b.v. in het oog van zijn vader. „Mijn gesprekken metmevrouw de Charriêre waren in mijn geest iets als gist",schrijft de jongeman. „Ik ben ervan overtuigd, dat zondermijn gesprekken met mevrouw de Charriêre mijn gedrag indien tijd veel minder waanzinnig zou zijn geweest." „Deconversatie van mevrouw de Charriêre, haar kracht en rijk-dom en excentriciteit, hield mij in een soort van geestelijkedronkenschap, welke niet weinig bijdroeg tot al mijn dol-heden in dat tijdvak." Hij voegt er aan toe, dat zij zichgeenszins bewust was van dit resultaat. „Het past onsniet, de verantwoordelijkheid van mevrouw Charriere tooverdrijven .. Haar geringschatting voor de erkende be-ginselen en het gebruikelijk gedrag had alleen zulk eengeweldigen weerklank, omdat ze terechtkwam bij eenwezen dat zelf ongeregeld en explosief was. Zij stelde eenmechanisme in beweging dat opgewonden en gereedwas"1).

Lange brieven over zichzelf, vol zielkundig avontuur eninzicht, schreef hij haar van overal, uit herbergen, of rij-dend op zijn belachelijk mageren schimmel. Eenmaalvijftien kanten folio. Deze brieven waren de tegenhangervan de eindelooze bladzijden, welke Belle twintig jaargeleden uit Zuylen aan zijn oom had geschreven. Maartoen was d'Hermenches de verrukte toeschouwer, die eenschoone en onalledaagsche ontplooiing van een jeugdig

1) La Jeunesse de Benjamin Constant, t.a.p.

47

Page 51: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

leven bekeek, aanmoedigde, toejuichte; nu waren de rollenomgekeerd en was het Belle zelf1).

Den herfst en winter van 1787—'88 bracht Constant,natuurlijk weder tegen den wil van zijn vader, in Zwitser-land en voornamelijk te Colombier door. Deze tijd be-hoorde tot de gelukkigste van beider 'even. Na opwindin-gen, zinnelooze verkwistingen, burleske avonturen vanallerlei aard, een tragi-komische, niet zeer serieuze zelf-moordpoging en zeer ernstige, sombere doodsgedachten,na zijn wonderlijke eenzame ritten op zijn wonderlijkewitte paardje, was Benjamin Constant stiller geworden. Dekille ironie van zijn vader had hem voorbereid tot de waar-deering van de aangename huiselijkheid, welke hij opPontet vond en die hij thuis nooit gekend had. Het zuiverintellectueele stadium van de vriendschap is te Parijs afge-sloten; te Colombier wordt zij eenvoudiger, menschelijkeren emotioneeler. Met steeds minder woorden konden detoekomstige schrijver van Adolphe en de schrijfster vanCaliste volstaan om behagen in elkanders gezelschap tevinden.

Hoezeer ook door hun leeftijd gescheiden, waren zij vanelkander bezeten. Zij hadden gemeen de overbewuste ont-leedzucht van alle oogenblikken, vraagstukken en situa-ties, welke voor hen zoo noodig was als het 'even zelf.„Benjamin was een libertijn wanneer zijn hoofd ernaarstond, gelijk hij in andere stemmingen een eerzuchtig

1) Deze en enkele andere gegevens, in het bizonder betreffende de relatie

tusschen Belle en Constant, heb ik dankbaar ontleend aan Geoffrey Scott.The Portrait of Zelide. London, 1925. Ik acht het niet noodig, hiernaar tel-

kens te verwijzen, tenzij bij letterlijk aanhalen van den tekst.

48

Page 52: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

schrijver of een politicus werd; maar een denker was hijaltijd; en nooit werkte zijn verstand met verbazingv ekken-der helderheid dan wanneer zijn gevoel ens erbij betrokkenwaren. Wat hij gemeen had met mevrouw de Charriêre —die snelle helderheid en onophoudelijke bewegelijkheidvan den geest, — was niet een stemming, maar de man zelf.Dit begrijpend, hem hierdoor vasthoudend, had zij zooveelvat op hem als een vrouw maar kan hebben"1).

Met zijn mengeling van verbeelding en logica was Ben-jamin Constant haar tweede ik, even psychologisch geInte-resseerd en in den grond even eenzaam al s zij. De bewege-lijkheid van haar geest, altijd afgestuit op den blindenmuur van den onaandoenlijk redelijken heer de Charri&e,vond nu weerklank bij een even bewegelijke persoonlijk-heid, welke bovendien door zijn komieke hulpeloosheidin practische aangelegenheden, voortkomend uit de ge-scheidenheid van gedachte en daad, haar aantrok, evenalsdit bij Boswell het geval was geweest. „Hij was gecompli-ceerd, edelmoedig, schilderachtig, ongelukkig"2).

De kracht der obsessie aan den kant van Constant berustweer op andere factoren. De uitzonderlijkheid van zijnkarakter grenst aan het abnormale en heeft uiteraard eendiepe eenzaamheid tengevolge. Mevrouw de Charriêrekende en begreep hem instinctief en was dus de eenigedie in deze eenzaamheid vermocht door to dringen. Zijalleen voelde, hoe zijn impulsieve lichtzinnigheid enspeelschheid, evenals bij haarzelf, een verbijsterde en ge-wonde loyaliteit en ernst moesten verbergen.

1) The Portrait of Zelide. Ibidem.

49Caliste 4

Page 53: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Neergang der verstandhouding. Mevrouw de Staa

„Een ding begreep zij niet bijtijds: dat Benjamin hetmoede zou kunnen worden, te worden begrepen'''). Dievermoeidheid begint, wanneer Benjamin Constant weereens, zeer tegen zijn zin, op aandringen van zijn vader, zichmet moeite van Colombier losscheurend, zijn functie aanhet hof van Brunswijk heeft opgevat. Hij beschrijft zijnvriendin de belachelijkheden en kleingeestigheden van hethofleven; elke zin ademt zijn liefde, want zoo moeten wijdit gevoel wel noemen, en ongeduld, om haar weder tezien. Belle had echter weinig gevoel voor een kant vandezen mensch vol tegenstrijdigheden. Zij kon zich niet in-denken dat de jonge, buitenissige, impertinente, onhan-dige, gevierde kamerjonker van den hertog onder meetook, wanneer het in hem opkwam, een eerzuchtige konzijn. Voorloopig nog niet eens zoozeer in zijn politiekeloopbaan (dat komt later); maar dat zijn vriendin, dieverder met alles zoo meeleefde, geen waardeering, neen,niet eens belangstelling had voor zijn groot-opgezette LaReligion, zijn levenswerk, waarvan hij het laatste deel eerstbij zijn dood zou beeindigen — zie, dat kon hij in zijn harttoch niet zetten. Na zijn vertrek uit Colombier bleek, inhaar brieven naar Brunswijk, een zeker nieuw element zijnintrede te hebben gedaan: een soort van terughouding tenaanzien van zijn volkomen en fanatieke overgave. Uithaar antwoorden op zijn betuigingen van aanhankelijkheidblijkt steeds meer een onoverwinnelijk wantrouwen en

ongeloof in zijn genegenheid. Dit brengt Constant nueens tot woede, dan weer tot diepe wanhoop. De kwestie

1) 0.c., t.a.p.

50

Page 54: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

is, dat mevrouw de Charriere dadelijk na het vertrek vanBenjamin Constant blootstond aan e en kruisvuur v an ongun-stige berichten over hem, wellicht waar, wellicht grooten-deels Laster; berichten, welke haar vriendschap voor hem zeermoesten kwetsen. En dan was er nog lets anders. „Met zoo-veel doorzicht als mevrouw de Charriere had, kaneenvrouwvan zesenveertig jaar niet verwachten, een jongmenschals Benjamin onder haar enkel intellectueele betooveringte behouden; uit angst, dupe te zijn, vindt ze het beter hemte verstaan te geven, wat noodzakelijk moet geschieden.Maar door het zoozeer te voorzien, verhaast ze het . . ."3-)

In den zomer van 1793 en vervolgens nog eens voorvier maanden in December van hetzelfde jaar, is BenjaminConstant weder te Colombier; voor mevrouw de Char-riere zijn deze maanden haar laatste gelukkige tijd geweest.Zij had nog heel haar overwicht op den jongere. „Grootwas op dat tijdstip hun vertrouwelijkheid, die intellectu-eele vertrouwelijkheid welke hen voor elkander noodigmaakte en die was voortgekomen uit een zelfde los-staanvan alles, een zelfde afwezigheid van leidend beginsel, een

zelfde en bitter gevoel van waartoe? Waartoe handelen,inderdaad ? Waartoe geestdriftig zijn ? Waartoe leven ?Waartoe? Dit vat, helaas, voor mevrouw de Charriere haarkijk op het menschenlot samen. Dit verklaart haar koorts-achtig gejaagd dilettantisme, die naar aanleiding van allesopvlammende, maar een weinig leege activiteit zondernauwkeurig doel, in welke de arme ontgoochelde haarleven heeft opgebrand. En dat verklaart ook waarom Ben-jamin, langen tijd onder den ban van het skepticisme te

1) Madame de Charriere et ses amis, t.a.p.

5

Page 55: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Colombier, als het ware een kreet van bevrijding slaaktetoen hij nieuwe horizonten ontdekte, welker bestaan hijniet vermoedde en die hem plotseling werden geopenddoor een jonge, geestdriftige vrouw, die vurig verlangdenaar daden en naar het verjongen van de wereld" 1). Maarover deze later.

Dat Benjamin geen kind meer is en de soort van psycho-logische voogdij van zijn vriendin lastig begint te vin-den, blijkt uit den toon van ietwat geergerde onafhanke-lijkheid, welke steeds meer in zijn brieven opduikt. Op

6 Juni 1794 schrijft hij: „Geloof me, onze twijfel, onzegeslingerdheid, al deze bewegelijkheid die, geloof ik, ont-stond doordat wij meer geest hebben dan de anderen, zijngroote hinderpalen voor het geluk in den omgang ."Dergelijke opmerkingen waren reeds een kritiek op hetongeneeselijk skepticisme van haar, die hij zoo liefhad; zijbeteekenen een verzwakking van den invloed van haar

onverstoorbaar objectieven geest en kondigen reeds dediepere oorzaak der latere verwijdering aan. Mevrouw deCharriêre voelt het zelf wel. Ze schrijft: „Constant verwijtme, dikwijls oorzaken te haten, waarvan ik de gevolgenwaardeer, jets te wenschen en het tegelijk te vreezen, ietsgoed- en of te keuren, in tegenspraak met mijzelf. Daarzit wel iets in." (6 October 1 794, aan baron de Chambrierd'Oleyres). Een dergelijk verwijt was een voorteeken,dat er jets in hun betrekkingen zou gaan haperen. Zondersteunpunt wegzinkend in ontkenningen, gevoelde Con-stant behoefte aan een minder verstandelijke, een positie-ver kracht in zijn Leven. „Het romantisme is een nood-

1) 0.c., t.a.p.

5

Page 56: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zakelijke kracht; het pessimisme en de eenvoud zijn wellichtmeer waar en edeler, maar de menschen zijn gematigd-heid spoedig moede9.

In hoofdstuk X van zijn boek geeft Geoffrey Scott onseen scherp en treffend beeld van de diepere psychologischegronden der verwijdering tusschen Benjamin Constant enzijn zielsvriendin, waaruit ik hier enkele hoofdpunten wilsamenvatten. Zoolang Constant slechts een schilderachtigenieuwigheid voor haar was geweest, had mevrouw deCharriêre zich vol blijdschap hieraan overgegeven. Thans,nu zij van hem hield, kwam haar rede tusschenbeide enwerd waakzaam. Van zijn eenzaamheid te Brunswijk uithunkerde Constant naar de vastheid, rust en troost vanhaar genegenheid. Maar in dezelfde mate hulde zij zichin een newel van argwaan, achterdocht en koel ironischongeloof. Na de tranen, die ze over Caliste had geschreid,na den minnaar dien ze te Geneve had verloren, wilde zijniet nog eens die pijn doormaken. „De wereld staat iemandniet toe, te denken dat men noodig of voldoende kan zijnvoor een enkel medemensch", schrijft zij Constant. Hetlijkt haar voorzichtig, dien waan dan ook te verstoren. Hijantwoordt: „Ik heb in u vaak dat neerslachtige en nederigewantrouwen opgemerkt, maar ik vraag u, bedenk dat hetal de vreugde van onze vriendschap vernietigt . Hoekunt ge denken dat ik daarop ooit geen prijs — een groo-ten, oneindigen prijs — zal stollen ? Ge zijt even wreed alsonredelijk; en zoo ge in dit wantrouwen volhardt, dat ikronduit meer beleedigend dan nederig noem, zal uw

1) Andre Maurois in zijn Preface tot de Fransche vertaling van het boek

van Geoffrey Scott door Philippe Neel: Le Portrait de Zelide. Paris, 1932.

53

Page 57: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

vriendschap, waarvan ik voor al het geluk ter wereld geenafstand zou willen doen, voor ons beiden een bron vansmart worden. In Godsnaam, genoeg van deze reserve."Maar het lot wilde dat deze vrouw, die jaren lang Belle-garde, van wien zij niet hield, het hof had gemaakt, thans,nu zij hield van Benjamin Constant, dezen slechts wanhopigkon maken door haar twijfel. Diep innerlijk besefte ze, datze een zooveel jonger man niet zou kunnen vasthouden,en verborg haar verdriet door een toon, welke luchtig envroolijk weigerde, de situatie ernstig op te vatten. Het resul-taat was, dat ze haar eigen, vurigst begeerd geluk vernielde.„Ge hebt de bron vernietigd van alles wat ik nog aanvroolijkheid had", schrijft Constant. Maar bij haar warensinds haar kinderjaren hart en verstand op voet van oorloggeweest. Haar trots en haar wijsgeerigheid deden haardaarbij partij kiezen voor den kant van den geest. „Watwas een gebroken hart —zelfs haar eigen — vergeleken bijeen verkeerd syllogisme ? Op Benjamin's treffend en gene-reus beroep antwoordde zij door meedoogenloos op des-zelfs logische tekortkomingen te wijzen. En Benjamin'sknecht vond zijn meester in tranen" 1). Al haar activiteit —haar boekenschrijven, haar lesgeven aan dorpskinderen,haar omgang en correspondentie — had geen gericht doel.„Zij diende om den tijd door te komen; zij hielp haar deeenzaamheid van Colombier vergeten en de razendmaken-de lijdelijkheid van den heer de Charriêre, aan wiens inertetegenwoordigheid ze voor altijd geketend was; . . . bov en-al belette zij dat Benjamin haar gedachten en verbeeldingin beslag zou nemen. Haar trots wilde niet toegeven dat

1) The Portrait of Zelide, t.a.p.

54

Page 58: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

een menschelijk middelpunt noodig was voor haar geluk."„Hij verlangde haar teederheid; zij bleef erop staan, hemhaar 'begrip' te geven. Hij was haar filosofie moede: dieleek tezeer op zijn eigene. Zijn pessimisme had opgehou-den, een intellectueel speelgoed te zijn; de werkelijkheidervan was begonnen hem te verschrikken. Benjamin waseen erfelijk pessimist, de Constant's waren zwaarmoediggeboren"1).

„Zij was niet veranderd, zij bleef dezelfde, terwijl Con-stant niet meer op zichzelf geleek. Zij gevoelde vaag, ophonderden manieren, dat hij haar ontsnapte; zij vond hemniet meer voor zich; hun vriendschap werd ondermijnd,verloor haar grondslagen. En inderdaad, van den dag of

dat Benjamin van zijn pessimisme was genezen en vooreen filosofie van vertrouwen en hoop was opengesteld,was zijn conflict met mevrouw de Charriêre onvermijdelijk.Zij verhaastte hun uiteengaan door haar eischen. Ze werdoud, haar tyrannie werd zwaarder, haar exclusivisme enger.Ze wilde alles of niets. De jaloerschheid van haar denkenwas even groot als die van haar genegenheid. Hij werddaarentegen verstandelijk en zedelijk grooter; hij had deneiging, aan een dagelijks misplaatster voogdij te ont-snappen. In den grond ging hun vriendschap, die ondankshun leeftijdsverschil was aangeknoopt, door dit zelfdeverschil teloor. De tijd deed zijn werk." 2) —Zijnhuwelijkmet Wilhelmina von Cramm, hofdame van de hertogin,had nooit het minste verschil gemaakt in zijn gevoelens enbetrekking ten opzichte van mevrouw de Charriêre, deechtscheiding echter, in Maart 1793, waarnaar hij reeds

ac., t.a.p. 2) La Jeunesse de Benjamin Constant.

55

Page 59: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zoo langen tijd verlangd had, overviel hem plotseling dub-bel met een gevoel van eenzaamheid.

Kleine wrijvingen over schijnbaar onbelangrijke aan-gelegenheden waren te beschouwen als voorboden van deophanden verwijdering. In April 1794 schrijft Isabella deCharriere een brief aan Constant, die in Gottingen is opweg naar Brunswijk, een brief, waarin zij zich en passantniet onwelwillend, maar toch ook niet met warmte uitlaatover het echtpaar Huber (waar ze overigens bizonder veelvoor deed), waarmee ook Benjamin Constant bevriendwas. In zijn antwoord beklaagt Constant zich daar vrijvenijnig over. En in een volgenden briefinsisteert Constantplagerig: „Ik heb hem drie brieven geschreven en schrijfhem vandaag den vierden9.

Van ernstiger aard was trouwens reeds het incident vaneenige jaren geleden geweest, dat ik hier kort weergeef. Indienstaangelegenheden wordt Constant's vader, de kolo-nel, door eenige van zijn Zwitsersche officieren, die na-ijverig zijn op zijn hooge positie, van allerlei zaken be-schuldigd, hetgeen leidt tot een langdurig proces voor denkrijgsraad. De heer Juste de Constant die, naar het schijnt,niet eerloos maar onvoorzichtig te werk is gegaan, vindthet beter voorloopig te verdwijnen. Benjamin neemt metvuur de verdediging van zijn vader op zich en beweegthemel en aarde voor diens eerherstel. Het blijkt dat ervan beschuldiging van malversaties geen sprake is geweest,

1) Men kan dit natuurlijk ook voor iets anders houden dan treiteren. „Ik

prijs het in Benjamin", aldus Rudler t.a.p., „dat hij sterk en loyaal de rech-

ten der vriendschap heeft gehandhaafd tegenover de eischen van een af-

gunstige en heerschzuchtige vriendin, wie hij trouwens niets van zijn

genegenheid ontroofde."

56

Page 60: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

maar slechts van een zuiver militaire aangelegenheid, eenopstand in zijn regiment, waarvoor zijn officieren hemaansprakelijk stellen. Terwijl nu zijn vader in den Haagtracht revisie van zijn vonnis te krijgen, waarschuwt Isa-bella den zoon, en dit uitsluitend om zijn bestwil, voorzekere kwade geruchten die over den ouden heer de rondedoen. Reeds eenigen tijd geirriteerd door een ietwat ge-spannen toon in hun correspondentie (hij Wilde zijn vrouwmeebrengen, waar Isabella zichtbaar weinig zin in had —het is later trouwens toch gebeurd harerzijds verweetzij hem, dat hij te weinig aandacht schonk aan haar mede-deelingen en overdenkingen), reageert Benjamin met eendoor hem nog nooit tegenover Isabella de Charriêre aanden dag gelegde onhebbelijkheid. Hij verwijt haar inheftige woorden haar vage toespelingen, zegt dat zijnvaders gedrag „oneindig verdienstelijk" geweest is, eneischt dat zij zijn brieven zal verbranden, gelijk hij hetde hare gedaan heeft. (id. Sept. 1 7 8 9). Isabella is ten zeerstegegriefd. Ze schrijft, dat ze al zijn brieven zal verbrandenindien hij voluit onderteekent dat de hare zonder uitzon-dering zijn verbrand; ze weerlegt waardig zijn verwijt overhaar waarschuwing in het belang van zijn familie, en tee-kent voluit I. A. E. van Tuyll van Serooskerken deCharriere. Dan voegt ze er een naschrift aan toe, waarinze nog eens kort haar handelwijze rechtvaardigt en ver-duidelijkt, en ze gaat met de vriendelijkheid zoo ver, teverklaren, dat zoo hij tot inkeer mocht zijn gekomen, zijalles vergeten heeft; ze herinnert kort aan de bedragen diehij haar man nog schuldig is, en eindigt met de verzeke-ring, dat zij reeds verscheidene brieven heeft verbrand en

57

Page 61: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

alleen de onschadelijke bewaard, welke zij zich echterbereid verklaart op zijn eerste verzoek alsnog eveneens tevernietigen. Dit antwoord verzond zij, maar ging het ver-volgens op de post terughalen. In de plaats daarvan zondzij den volgenden dag aan een gemeenschappelijke kennis,een nichtje van Constant, een briefje over het geval, dateen waar meesterstukje van diplomatie is. Aldus kalmeerdeConstant en kreeg vergiffenis. Hoewel onherroepelijkharde woorden gezegd waren, ging de vreemde en oneven-wichtige correspondentie van weerskanten weer haar ge-wonen gang, tot na vier jaar het volkomen onvergeefiijkezich voordeed; — tot het verschijnen van mevrouw de Stael.

„Wie zal zeggen, hoezeer ze, door die langdurige ruzieen haar ongerechtvaardigd despotisme, zelf haar nederlaaghad voorbereid en Benjamin naar mevrouw de Stael toegedreven ?"1) Nog lang voordat er sprake was van eenigerivaliteit, had Isabella een antipathie tegen deze vrouw.„Haar genre, haar geest, haar stijl zijn die van het oogen-blik, die van haar leermeesters", schrijft zij over Zulma aand'Oleyres; „ . . . dit alles geschreven met een soort slordig-heid, brutaliteit, gewiekstheid, soms doende alsof ze raad-sels wil opgeven, soms alsof ze wil frappeeren en verbazendoor nieuwe woorden of bizarre wendingen . . . Van gan-scher harte vergeef ik mevrouw de Stael, tot haar eeuw tebehooren. Maar daar kan ik mij niet onder rangschikken,evenmin als ik mij jonger kan maken dan ik ben. 1k haatdie aanstellerij. . . Het komt mij voor dat als ik haar bijme had, ik oorzaak zou zijn dat ze zich schaamde over datvalsch vernuft, die voorgewende warmte . . . Laat ze zich

1) La Jeunesse de Benjamin Constant.

58

Page 62: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

maar laten bewonderen door haar ware beoordeelaars,haar gelijken, haar tijdgenooten." (14 Juni 1794).

De onstuimige dochter van Necker blaakt van geest-drift voor de auteur van Caliste; zij schrijft haar brieven enkomt er op bezoek, maar stuit slechts op de grootste koel-heid en kritiek. Op 24 September 1794 schrijft mevrouwde Charriêre aan haar vriend over het tweede bezoek vanmevrouw de Stael, die hij nog niet kent. Het is slechts haartalent van converseeren, dat eenige genade vindt in deoogen van Isabella. „Er zit geen werkelijkheid in haar."En: „Ge moest haar gauw eens zien." Haar oordeel wasstreng, maar nog niet onrechtvaardig. Mevrouw de Staelwas vol eerbied gekomen, bijna verlegen tegenover devrouw, wier scherpe kritek op personen zulk een formi-dabele reputatie had. Zij had Caliste tien maal gelezen; datdit waar was, bleek trouwens toen ze zelf Corinne schreef.Maar alle complimentjes stuitten of op de ijzige koelheidvan de gastvrouw. Deze twee vrouwen kenden elkanderinstinctief. Met haar intellectueele eerlijkheid en objecti-viteit moest mevrouw de Charriêre zichzelf bekennen, dathaar bezoekster stellig veel beter, talentrijker en overtui-gender sprak dan schreef; zij meende zelfs, dat Constantmevrouw de Stael na hun eerste ontmoeting eenigszinsonrecht had gedaan, toen hij geschreven had: „c'estcracher." Maar bij de samenkomst van deze beide buiten-gewone vrouwefiguren hing er als het ware iets in de luchtvan „de verachting van de denker voor de rhetoricus, hetongeduld van de classicus voor de romanticus, de woedevan de aristocraat voor de parvenu — van de groote dame,wier keus het was, onopvallend tusschen boeren to

59

Page 63: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

voor de 'ambassadrice' die nooit goede manieren hadgeleerd. De diepe trots van traditie werd gesteld tegenoverde aanmatiging van succes; het vertrouwen der jeugddaagde het vertrouwen der rijpheid uit. En de ouderevrouw haatte de jongere"1).

Maar nu ontmoet Benjamin Constant mevrouw deStael nog eens, minder vluchtig dan den eersten keer, enbrengt een paar dagen in haar gezelschap door. Zijn oor-deel is volkomen veranderd; hij is vol geestdrift en waar-deering, en hoewel hij zulks nog voorzichtig formuleert,blijkt het toch duidelijk uit zijn brief van 3 September1794 aan Isabella. Een brief van 27 October d.o.v. laatvoor mevrouw de Charriêre geen twijfel meer over, en isdan ook waarschijnlijk bedoeld om haar elke illusie te ont-nemen. Een zinnetje als dit moest wel een doodelijke steekzijn, recht in Isabel la's hart: „Ik heb sinds eenigen tijd hetgeluk, onvruchtbare gewaarwordingen of te wijzen, en ikhoud er niet van, in het verleden te verwijlen wanneer iknog op een toekomst kan hopen." Volgt een vlammendelofrede op mevrouw de Stael, in de meest extatischetermen, klaarblijkelijk expres gekozen om Isabella telaten begrijpen hoe de taken staan. Op het gebruikelijkeslot: „Ik hoop u spoedig te zien" antwoordt Isabella danook subtiel: blijf waar je bent, het weer is hier slecht inColombier, en daar ge toch weer spoedig naar het buiten-land vertrekt, is het maar beter dat wij ons eraan wennen,dat wij vroeg of laat zonder elkaar moeten Leven. Over hetgeval Stael schrijft ze gematigd en politiek, maar zonderhaar spijtigheid te kunnen verhelen.

1) The Portrait of Zelide, t.a.p.

6o

Page 64: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Constant laat zich intusschen drijven op de machtigewilskracht van mevrouw de Stael. Zij wil hem overal beenhebben, naar Parijs, naar Weimar; zij wil hem betrekken inden strijd tegen Napoleon; zij prikkelt zijn eerzucht enzoekt voor hem den weg naar den roem en een zetel in hetGerechtshof. In den wervelwind van haar energie sleeptzij hem mee, weg van wantrouwig skepticisme en eerlijkegeestelijke klaarheid, weg van de achttiende eeuw en me-vrouw de Charriêre, naar de sfeer van haar eigen woorden-rijke en luidruchtige romantiek. Het was de zege van dennieuwen tijd over den ouden.

Zoo was dan de lang voorziene breuk gekomen. Hetcontact kwijnde weg, en betrof voornamelijk nog maaronverschillige, min of meer zakelijke aangelegenheden.Daaronder blijft een wond, die niet heelt. Mevrouw deStael, vol plannen, met de heele wereld in connectie, of intwist, is veel beter geschikt voor hem dan ik, schrijft Belleaan mejuffrouw L'Hardy. En, fijntjes: „Toch toont hijzich zeer gehinderd over onze breuk, maar dat komt door-dat hij weinig gevoelig is voor onze verkoeling." (z Mei

1795).Zelfs Godet geeft toe, dat de vijfenvijftigjarige vrouw on-

gelijk had, te verwachten dat een jonge man vol toekomsten talent voorgoed genoeg zou hebben aan de veilige havenvan haar huis, ongelijk, voor hem nooit aan een openbarenwerkkring of letterkundigen naam te denken. Met welkrecht verbood zij hem „les longs espoirs et les vastespensees", teneinde slechts voor haar eigen genoegen dewerkeloosheid te -verzekeren van een man, die door zijnsuperioriteit klaarblijkelijk tot groote dingen was bestemd ?

6

Page 65: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Maar zij geloofde nooit aan het leven, nooit aan daden.Vroeg ontgoocheld, verliefd op het ideeenspel, een grootebehoefte aan activiteit vereenigend met het besef van denietigheid der menschelijke actie, had ze dezen eveneens tevroegtijdig ontgoochelden jongen ontmoet. Haar invloedwas overweldigend, maar moest noodzakelijkerwijs op-houden bij het einde van zijn jongelingstijd. Toen werd hijzich van zijn daadkracht bewust. Mevrouw de Stael deedhem zien waar zijn lot lag; zij deed zijn hoop, zijn werk-kracht ontwaken.

„Met hem verloor me-vrouw de Charriêre alles. Zij zagzich de leiding ontglippen van dezen, zoo lang aan denharen onderworpen, schitterenden geest, welken zij achtjaar lang had gevormd, gescherpt, en in een voortdurendeen verrukkelijke opwinding gehouden. Nu zag zij hemden weg der ijdele eerzucht betreden, op het voetspoor vaneen vrouw, die door haar romantisch optimisme en ge-voelsuitstortingen altijd een instinctieven en diepen afkeerbij haar had opgewekt . . . Zij wilde liever met hem brekendan hem deelen met de 'ambassadrice'. Zij — en niet hI,het is van belang daarop den nadruk te leggen — gaf dezezuiver intellectueele verbintenis op, die den charme vanhaar leven uitmaakte, die het liefste voedsel van haar geesten hart was. Sindsdien sloot zij zich op in haar eenzaam-heid en voedde zich met haar verdriet. De diepe twijfel-zucht dezer onevenwichtige ziel verklaart, voor wie erovernadenkt, haar groote dwaling en haar groote smart. Thansis zij ten prooi aan een zwaarmoedigen ouderdom, welkehet hart van zijn laatste illusies berooft, gelijk de winterhet woud ontdoet van zijn geheimenis. De winter is voor

6z

Page 66: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

haar begonnen. Tien jaren blijven haar nog te leven. Zijzullen steeds droeviger zijn, tot aan Bien luguberen Decem-bernacht toen ze na een langen en zwijgenden doodsstrijdden laatsten adem

Een enkelen keer hebben zij elkander nog gezien; tegenhet einde van 1798 heeft Constant zijn oude vriendin nogeens te Colombier opgezocht, toen hij allang zuchtte onderhet ondragelijk zware juk van de dochter van Necker. Ookde correspondentie is nooit volledig opgehouden; metzeer groote tusschenpoozen schreef zij hem nog wel eensom hem een of andere opdracht voor een boodschap tegeven. Doch het beeld van de „intrigante Dulcinea" kwamtelkens tusschen haar en Benjamin staan en, verbondendaarmede, het hatelijke denkbeeld dat hij carriere wildemaken en iemand worden.

Maar ook Benjamin Constant is nooit geheel over hetverlies heengekomen. In 1804 noteert hij vol weemoed inzijn Journal „Vandaag bezoek gehad van HenrietteMonachon, die mij levendig de jaren, doorgebracht bijmevrouw de Charriere, in de herinnering heeft terugge-roepen. Het zijn zeven jaar dat ik haar niet gezien heb; hetzijn er tien dat elke betrekking tusschen ons geeindigd is.Met welk een gemak verbrak ik toen alle betrekkingen diemij vermoeiden ! Hoe achtte ik mij zeker in staat, anderenaar mijn wensch aan te knoopen! Wat voelde ik mij in hetvoile bezit van het leven, en welk verschil hebben tien jaarteweeggebracht in mijn gevoel! Alles schijnt mij onzekeren op het punt, voor mij verloren te gaan. Zelfs wat ik heb,maakt mij niet gelukkig. Maar ik ben den leeftijd voorbij,

1) Madame de Cbarriire et ses amis.

63

Page 67: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

waarop de leege plekken weer worden aangevuld, en ikhuiver ervoor, wat dan ook op te geven, daar ik in mijniet het vermogen voel, iets te vervangen."

Politieke meeningen

Ten aanzien van de staatkundige opmerkingen, welkeConstant in zijn brieven uit Brunswijk naar aanleiding vande gebeurtenissen in Frankrijk maakte, had mevrouw deCharriêre steeds een zekere terughoudendheid in acht ge-nomen; op een mismoedige wijze koesterde zij twijfeltegenover elke zekerheid op dit gebied, vooral ook in ver-band met den geringen dunk, dien zij van den mensch inhet algemeen had. Toen Benjamin Constant zich onder deonstuimige aanvuring van zijn nieuwe lief steeds meer gingontwikkelen tot een figuur met politieke denkbeelden, be-moeiingen en ambities, werd ook de kritiek hierop van.Isabella duidelijker afgeteekend. Haar twijfel achtte zeker-heden en activiteit op dit gebied vulgair en dom; hoeveelte meer, nu zij de onuitstaanbare Stael erachter gevoelde.Het standpunt, of liever het gebrek aan standpunt van deverbitterde en vereenzaamde vrouwe van Pontet komt totuiting in een briefje aan haar jeugdige vriendin HenrietteL'Hardy, aan wie ze schrijft: Men weet heden ten dageniet, of indolentie niet beter is dan waakzaamheid. „Mijnskepticisme neerrit steeds toe, en ik zou zoover kunnenkomen, dat ik zelfs midden in een tyrannieke monarchieniet zeer democratisch ben, noch zeer aristocratisch temid-den van het meest ordelooze republikeinendom. Niets iszoo slecht, dat zijn tegendeel niet noch slechter kan lijken."(z6 Sept. 1794).

64

Page 68: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

De Fransche Revolutie was in vollen gang, een stroomvan refugies zocht veiligheid in Neuchatel, en vele emi-granten waren te gast in den tuin te Colombier. Meesten-tijds slaagden zij erin, bij mevrouw de Charriêre het gevoelvan medelijden te dooden, doordat zij de leegheid en over-leefdheid van den Franschen adel demonstreerden. Onuit-puttelijk in vriendelijkheid tegenover verdienstelijke lie-den, had zij intellectueel geen voorkeur voor een van beidepartijen in dezen strijd. In een brief beklaagt zij zich, datdeze houding haar wordt kwalijk genomen. „Ik kan nietsterk genoeg de verwachtingen deelen van de overtuigdedemocraten, noch mijn handen wringen gelijk hun tegen-standers. Noch mijn verontwaardiging, noch mijn toejui-ching, noch zelfs mijn pleiten is voor iemand genoeg. Enals ik over muziek spreek inplaats van over politiek, danis ook dit onwelkom."

Wij kennen de schrijfster van dezen brief genoeg, om teweten dat deze houding niet voortkwam uit geestelijke in-dolentie, al gebruikt zij ditwoordook in een hierbovenaan-gehaalde passage. Neen, wat haar ervan afhield, zich meteenige geestdrift met een der beide partijen te vereenzel-vigen, was de stem van haar verstand, haar afkeer van ver-algemeeningen en afgetrokken verstelseling. Haar denkenwas ondogmatisch, en te levend voor het abstracte. Ookwekte de practijk van den staatkundigen strijd haar min-achting. Zij was een vrouw, die boven de meeste aanzien-lijken der uitgaande wereld en boven de half-intellectu-eelen van het enge Zwitsersche wereldje, den omgang ver-koos met de eenvoudigen, de nederigen, het yolk. Ze hadde zeer sterke, aangeboren behoefte aan persoonlijk goed-

65

Caliste 5

Page 69: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

doen, en een even groot natuurlijk wantrouwen tegenmaatschappij- of wereldhervormingsplannen. Haar dieppatricische natuur kende slechts de individueele mensche-lijke verantwoordelijkheid tegenover individueele mede-menschen, maar deze dan ook zeer sterk. Wat tot systeemwend, wantrouwde ze. Vandaar haar aversie tegen detoenemende politieke bemoeiingen van mevrouw de Staelen Benjamin Constant. Daartoe zal ook wel hebben bijge-dragen „dat Belle van Tuyll een echt kind der achttiendeeeuw was, die eeuw van het denken, maar van een denkendat buiten het werkelijk leven omging, en tegelijk de eeuwder meest volkomen lichtzinnigheid die zich niet kon voor-stellen, dat denken tot handelen moest leiden en evenminkon vermoeden dat, zoo men zelve niet aan de toepassingzijner denkbeelden dacht, er anderen waren die vroeg oflaat deze toepassing wel degelijk zouden ter hand nemen9.

Muziek

„Als ik over muziek spreek . . ." zegt Isabella in eenhierboven geciteerden brief. Muziek was een der meest ge-liefde uitingsmogelijkheden van dezen veelzijdigen geest.Zij bracht uren aan haar spinet door, zij tong, ze compo-neerde. Zij liet Zingarelli, directeur van het conservato-rium te Napels en leeraar van Bellini, overkomen, dieeenige seizoenen te Colombier doorbracht. Deze in zijntijd vrij bekende musicus moest haar helpen bij het com-poneeren van de operamuziek op de door haar zelf ge-schreven teksten van l'Olympiade, Zadig (naar Voltaire), enLe Cyclope. De partituren zijn verloren gegaan. Madame

1) De meisjesjaren van mevrouw de CharrUre.

66

Page 70: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

de Charriere heeft met heel haar hart aan de muziek ge-hangen, die haar in moeilijke tijden troostte. Het is op-merkelijk dat, terwiji zij vrijwel geen enkele van haar litte-

raire werken onder haar naam publiceerde, zulks wel hetgeval was met de drie bundels composities welke zij heeftuitgegeven. Haar correspondentie van 1791 staat vol overZadig, opera in drie bedrijven. Wij kunnen aannemen datZingarelli van dit dilettantenwerk de techniek eenigszinsverzorgd heeft, maar de man was diep to beklagen en descenes waren niet van de lucht. Hij waardeerde haar kleinecomposities, doch moest haar tenslotte wel noodgedwon-gen steunen in haar hobby voor het schrijven van grooteoperamuziek.

Stellig was goede muziek een hartstocht van haar; stelligspeelde ze goed cla-vecimbel en zong ze verdienstelijk: alwat ze deed voor haar plezier, deed ze immers met smaak.Bovendien staat het vast dat zij meer tijd heeft besteed aanhaar composities dan aan haar letterkundige werken, endat Zadig en Le Cylope haar meer moeite gekost hebbendan Caliste of de Lettresneucheiteloises. Maar Philippe Godetverhaalt hoe iemand, die een sonate van mevrouw de Char-riere had hooren uitvoeren, tot hem zeide: „Ik vrees datdie muziek niet goed is: ik heb haar begrepen." Godetvoegt hieraan toe: „Het is zeer heldere muziek, inderdaadverschrikkelijk helder, en een zekere sierlijkheid van gangverhindert niet dat zij kinderlijk

Denkbeelden over opvoeding

AI deze in vele richtingen tastende activiteit zou wellicht

1) Madame de Charriere et ses amis.

7

Page 71: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

een rustiger en gestadiger expressie hebben gevonden, in-dien mevrouw de Charriêre aan een kind van eigen vleeschen bloed de zorgen had kunnen wijden, welke ze thans be-steedde aan deze velerlei ondernemingen, aan het verkeermet verwante personen welken zij richting gaf, of aan hetonderwijs en de opvoeding Aran eenvoudige dorpsmeisjes,in wie zij iets zag. En wie zal zeggen hoeveel onderdruktemoedergevoelens meespraken in het sentiment voor Con-stant, dat haar zoo lange jaren beheerscht heeft ?

Het is een gemeenplaats, to zeggen dat de natuur wreedis; maar welk een waarheid tevens wanneer men bedenkt,wat Isabella onthouden bleef! Immers zij was een geborenopvoedster. De Histoire de Cecile, de kleine briefroman dieaan Caliste voorafgaat en waarmee samen het de Lettresicrites de Lausanne vormt, getuigt van een meesterlijkeintultie in wat het hoofdbestanddeel van het werkje is: eenschets der wijze, waarop men een dochter van een jaar ofzestien zou moeten opvioeden. Ook Sir Walter Finch et sonfils William (Geneve, i 8o6) behandelt in romanvorm hetpaedagogische probleem; een vader geeft zijn zoon allerleiraad, totdat hij den volwassen leeftijd heeft bereikt. Hijgeeft hem geen leefregels — daaraan gelooft hij niet —maar een schat van eigen waarnemingen en overden-kingen, welke de zoon later op de juiste wijze zal waar-deeren.

Ook ten aanzien van de opvoeding overigens huldigdede schrijfster het skepticisme, dat haar denken geheeldoortrok. In een brief aan mevrouw de Sandoz-Rollindenkt zij terug aan haar gouvernantes e.d., en verbaast erzich over, „hoe weinig de eerste grond van het karakter

68

Page 72: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zich door de opvoeding, de ervaring laat wijzigen. Devormen veranderen een weinig, en dat is alles. Geef u geeneindelooze moeite: uw kinderen zijn ongeveer wat ze zul-len zijn." In een brief aan de Chambrier d'Oleyres schrijftze over de buitenlandsche architecten, de eenige die vol-gens haar mooie huizen te Geneve hebben gebouwd: „Ikzou misschien ophebben met hun wetenschap, als ik nietmeende dat wetenschap nergens goed voor is. Ik zal eranders over spreken als men mij iemand laat zien, dien zijgelukkig heeft laten 'even en rustig sterven." (14 Januari1804).

Laatste levensjarenRustig sterven! In droefgeestige, teruggetrokken stilte

spelen de laatste jaren van mevrouw de Charriere zich af,ofschoon haar onvermoeide activiteit tot het einde doorduurt. Zeer klein is de kring der intieme vrienden entrouwe gasten geworden; Henriette L'Hardy, Cesar d'Iver-nois, de familie de Chaillet zijn de voornaamste.

Gebroken is ze nog niet. Wanneer ze, in het voorjaarvan 1799, bezoek krijgt van Willem van Tuyll, den oud-sten zoon van wijlen haar broeder Vincent, onderwerpt zijvol ijver haar zoo lang verwaarloosde garderobe aan eenonderzoek en vult haar aan. Hij schrijft in zijn dagboek,hoezeer hij opzag tegen de ontmoeting met de geduchtevrouw, wier gezondheid zoo veel te wenschen laat, endie de reputatie heeft van snijdende spotzucht: „hethart zonk mij in de schoenen" (in het Hollandsch in denFranschen tekst). Hij is echter verrukt over de kennis-making. Hij komt aan haar bed zitten, hij krijgt wat blad-

69

Page 73: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zijden uit het manuscript van Finch te leven. „Deze och-tend", schrijft hij aan zijn moeder, „was te spoedig om.Mijn tante heeft een buitengewoon amusanten geest. Ze isheelemaal niet veeleischend Ze komt nooit benedenom te eten, maar gebruikt alleen wat soep in haar bed . . .Ze was heel vroolijk en liet me tranen lachen. 1k ken nie-mand die beter spreekt, noch zoo gemakkelijk Geenspoor van pedanterie of strengheid. Ze is heel tevredenover mijn Fransch . ."

Toch was de grond van dit alles een zwarte zwaar-moedigheid. In een van haar latere brieven aan BenjaminConstant bekent zij: „Het is waar, dat ik heelemaal nietvroolijk ben; maar mijn lot, dat zijn einde nadert, interes-seert mij niet erg meer; ik heb nooit een opzet gehad, nooitheb ik met vurige eerzucht iets nagejaagd. Ik wenschteiets op een gegeven oogenblik, en dan weer iets anders, entelkens wanneer ik dat, waarvan ik eenige oogenblikkengenoten had of waarop ik had gehoopt, moest missen, be-treurde ik het en werd bedroefd. 1k heb niet geloofd datmen zelf zijn lot maakt, ik heb niet teveel van mijzelf ver-wacht. Mijn leven noch mijn herinneringen vormen eeneenheid; mijn plannen hadden er geen. Het moet, het kanalthans anders zijn met u; toch had ik dat niet kunnendenken. Wat mij verwondert is, dat ik nog leef, en het be-vreemdt mij ook dat ik hier en daar nog eenig leven enbeweging in mijn ziel ontdek. Maar die beweging is nietveel zaaks, want op het oogenblik dat ik het eenvoudigstewensch of vraag, heb ik de overtuiging dat het niet zal ge-beuren." (i 6 Maart i 8oz). Deze brief, zegt Godet1), is de

1) 0.c., t.a.p.

70

Page 74: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

smartelijkste bekentenis van een doelloos en hopeloosleven, van de ellende eener slechts aan zichzelf overge-leverde ziel.

Drie jaar later, den vijfden Juni 18o5, eindigt ze eenbrief aan denzelfde aldus: „Bij de wenschen, welke ik vooru koester, is er een vuriger dan de andere: moogt gij te-vreden zijn over uzelf I — 1k ben altijd ontevreden overmij." Overigens zijn haar brieven in dezen tijd, gelijk datvaker geschiedt tegen het einde van een leven, vervuld vangedachten aan vroeger, gelukkiger dagen en van de gezich-ten van hen, die heengingen.

Diep somber moet de stemming in het huis te Colombierin die laatste jaren zijn geweest. Een van de bijkomende,maar toch niet geringe oorzaken is eerst later ontdekt,door den burgemeester Cesar d'Ivernois, die over de stem-ming op het riddergoed aan Willem van Tuyll, met wienhij bevriend was geraakt, op 6 Juni i 8o6 zal. schrijven: „Ikmeen u reeds gezegd te hebben, dat droefgeestigheid, en dehumeurigheid die er het treurige gevolg van is, heel hethuis van uw tante hadden vervuld. 1k zie thans dat er eenandere reden tot verdriet was: de aanblik van de wanordedie in de zaken heerschte en het vooruitzicht van een on-vermijdelijke ruine als dat zou doorgaan. Voorloopigbromde men op elkaar; ieder zocht op zijn manier er zichoverheen te zetten, en niemand had den moed, ofmisschienvoldoende gezag, om over bezuiniging en reorganisatiete spreken." Mevrouw de Charriêre, die nooit iets lang hadvolgehouden en al haar grillen had gevolgd, was bijnageruineerd aan het einde van haar leven.

Men meene echter niet dat alleen twist, wrijving en

71

Page 75: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

somberheid Isabella's nadagen gekarakteriseerd hebben.Ook tot de serene rust van een late levenswijsheid had zijzich opgewerkt. „Weet, dat ik mij elken ochtend konink-lijk amuseer wanneer ik de vogels uit de streek zie gaanzitten op de daartoe voor mijn venster aangebrachte plank,die elken avond met hennepzaad wordt bestrooid. Gisterenechter vonden ze er geen toen ze bij het dageraden kwamenaanvliegen: men was bang geweest dat de sneeuw 's nachtsalles zou bedekken. Toen begonnen die arme drommeltjes,in hun hoop teleurgesteld, en die al een gewoonterechthadden, ongeduldig te tjilpen. Ik moest ze gauw te ont-bijten geven. Vandaag twisten en vechten ze als menschen.De vogel die door een sterkere wordt verdreven, vliegtnaar den boom, beweegt de takken en komt dan terug, bijzijn korten overtocht doet intusschen de zon zijn geveerdebuikje glinsteren ... Vaarwel, liefje. Mijn vogelschelmpjeszijn snoezig. Dikke heel brutale musschen; andere vogels,elegant, moedig, een rood buikje, een slank kopje; en dangekkerdjes, laag op hun pooten, levendig, die op muizenlijken." (Februari 1 798 aan mevrouw de Sandoz).

Reeds eerder trouwens vindt men charmante teekenenvan haar dierenliefde. Aan den kamerheer van den koningvan Pruisen, die haar een verwend teefje ten geschenkeheeft gegeven, antwoordt ze: „Ik ben het nooit met denheer Chaillet eens geweest op het punt van dieren. Hungeluk is stellig waard, dat men het begeert, en gemakke-lijker te bereiken, dan dat van den mensch, een zoo vreemden verwikkeld wezen, dat men hem vaak veel kwaad doetdoor hem goed te willen doen." (Maart 1 799). En aanhaar vriendin mevrouw de Sandoz-Rollin schrijft zij over

72

Page 76: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

het beestje: „Soros moet ik lachen om den invloed dien zijop mijn leven heeft. Heele uren lang doe ik niets, om haarniet te storen. Menschen die mij voor zeer ijdel houden,zouden verbaasd zijn als ze zagen, hoe ik liever 'miss' laatslapen, dan dingen doe die mij den meesten bijval zoudenkunnen bezorgen."

Het aandoenlijkst breekt deze liefde tot de dieren zichbaan in de slotpassage van een brief, waarvoor wij evennaar haar vierentwintigste jaar terug moeten gaan en ge-richt tot Constant d'Hermenches. Ze zegt daar dat deverhalen, welke ze vernomen heeft over zijn vroegereliefdesgeschiedenissen, geen zeer grooten indruk op haargemaakt hebben, en vervolgt dan: „Een veel vluchtigeriets deed mij meer verdriet: mijn oudste tante . . . herin-nerde zich vier jaar geleden, in den begintijd van onzekennismaking, dat u tien of twaalf jaar daarvoor eenhondje mishandelde waar mevrouw d'Hermenches veelvan hield. Ik heb dat niet vergeten, want ik was er boosom. Van een andere vrouw dan de zijne houden is min-der een misdaad dan een ongeluk; hartstocht opofferen aanplicht is iets moeilijks; maar het hondje van zijn vrouwniet slaan is zoo gemakkelijk ! het slaan is gemeen. In hetalgemeen gesproken is het gewoonlijk gemeener, iemandeen klein dan een groot verdriet te doen." (Dec. 1764).Van de beschuldiging overigens, dit tusschen haakjes, wistd'Hermenches zich op aannemelijke gronden vrij tepleiten. (Brief aan Isabella van Tuyll, Dec. 1764).

Deze en dergelijke details (b.v. ook de liefderijke bizon-derheden erg waarnemingen welke ze in een brief van21 Juli i 800 aan mevrouw de Sandoz weergeeft betreffende

73

Page 77: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

een armen en vlijtigen volksjongen, Bien ze onder haarhoede had genomen en wien ze lessen liet geven, of die inandere brieven betreffende het meisje Marianne Ustrich,een ander protegeetje) doen zien hoe levend het hart vanmevrouw de Charriêre was gebleven. Zij doen zien hoedeze vrouw van geest vol gevoel was, bijna overgevoelig.Dit alles hield ook verband met een karaktertrek waaropik reeds mocht wijzen: haar zin voor het concrete, haararistocratisch verantwoordelijkheidsbesef. Dit laatste hingweer samen met haar weerzin tegen gezwollen fraseologie:het was, alsof zij er een voorgevoel van had, hoe de negen-tiende eeuw, met haar verval van het klassicisme, voor eengroot deel door dit romantische kenmerk beheerscht zouworden, en door haar kritiekloozen overvloed van te ge-makkelijke, te welsprekende, te vage en te leege woordenzou ten onder gaan.

Dood

Toen in 1799 Henriette Monachon haar meesteres moestverlaten, was mevrouw de Charriêre genoodzaakt, naareen nieuwe kamenier uit te kijken; zij verzocht Huber, inDuitschland een zekere Dorothee op te sporen, die vroegernegen jaar bij haar gediend had. Huber moest haar na on-derzoek berichten, dat Dorothee al tien jaren geleden wasgestorven. „Dat is dus uit", antwoordt zij. „De doodonderbreekt alles, de goede en de slechte pogingen. Hijis een groot eindiger."

Ook voor haarzelfzou nu de groote eindiger komen, DeChambrier d'Oleyres teekent den zevenentwintigsten De-cember i 8o5 op: „Mevrouw de Charriere is hedenochtend

74

Page 78: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

te Colombier gestorven, na een maand te zijn wegge-kwijnd. Haar laatste tijd is triestig geweest... Een bijnavoortdurende neerslachtigheid, niet meer van die bevlie-gingen welke haar vroeger uit haar apathischen toestandhaalden; na alles geprobeerd, en nergens meer zin in tehebben, en geen troost meer vindende in een zeer ontwik-kelden, zeer fijnen geest, waarvan zij geen profijt voorhaar geluk heeft weten te trekken. Zij heeft tot den dagvoor haar dood haar geestelijke helderheid behouden, maarkon zich moeilijk meer uitdrukken. Ze was vijfenzestigjaar, was op haar dertigste gehuwd, en had het ongeluk ge-had te onafhankelijk te zijn voor haar en andermans geluk."

De domineesvrouw schrijft aan haar dochter, dat me-vrouw de Charriêre zonder veel pijn, maar uiterst zwak,benauwd en onrustig na zes weken ziekte, over welkeraard en gevaarlijkheid men het niet eens kon worden, over-leden is. Het blijkt nu, dat ze sinds haar zestiende jaar eenhard gezwel in haar ingewanden heeft gehad, waaraan zijis gestorven. „Haar zwakheid was den laatsten tijd ont-zettend", schrijft de heer de Charriere in Januari i 8o6 aanzijn neef van Tuyil; „ze gebruikte alleen nog maar eenbeetje wijn met water; zij verlangde te sterven."

Geen gedenkteeken, geen steen (zij waren toen ver-boden), geen inschrift wijzen de plaats aan waar Isabellavan Tuyll haar laatste rustplaats gevonden heeft. Om-streeks 1920 is trouwens het oude, in onbruik geraaktekerkhof van Colombier verkocht, en de nieuwe eigenaarheeft er een tennisveld van gemaakt . . . waar eens hetonkruid woekerde over de groeve van haar, die eenvan de belangrijkste vrouwen van haar eeuw is geweest,

75

Page 79: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

hebben nu de jeugd en het leven hun rechten genomen.Wat den heer de Charriêre betreft, den eersten tijd na

zijn verlies schijnt hij vrijwel kindsch te zijn geworden. Hijlegateerde een wijngaard aan mejuffrouw HenrietteL'Hardy, uit dankbaarheid voor de aan zijn vrouw bewe-zen vriendschap, maar tevens vroeg hij haar ten huwelijk,hoewel mejuifrouw L'Hardy op het punt stond zich te ver-loven en ruim driandertig jaar jonger was dan de onbe-storven weduwnaar. Onnoodig te zeggen dat bier nooitiets van gekomen is. De heer de Charriere, die later blijk-baar weer wat meer zichzelf is geworden, is nog geen twee-en-een-half jaar na zijn vrouw en ongeveer twee maan-den na den dood van mevrouw Gaullieur-L'Hardy (zijstierf in het kraambed) overleden: in April i8o8, in denleeftijd van 73 jaar.

GeschriftenVan de geschriften van mevrouw de Charriêre kunnen

wij in dit bestek geen volledig overzicht geven. De biblio-grafie achter in den tweeden druk van Godet bevat aanoorspronkelijke uitgaven vijfentwintig nummers, onge-rekend de herdrukken en drie muziek-uitgaven. Ook zij isnog onvolledig; de volledige bibliografie is opgenomen inde eerste editie van zijn boek. Verscheidene titels zijn inden loop van deze Inleiding trouwens reeds ter sprakegekomen. Slechts bij enkele wil ik nog even stilstaan.

Bij de Lettres neucheiteloises is het curieus te weten, dathet lezen van Sara Burgerhart de aanleiding is geweest, datmevrouw de Charriêre ze heeft geschreven.

De Observations et Conjectures politiques (Verriêrres, 1788)

76

Page 80: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

werden in 1793, daar zij, gelijk de meeste geschriften vanmevrouw de Charriêre, anonym verschenen waren, dooreen boekhandelaar te Lausanne in zijn catalogus vermeldonder den naam van den graaf de Mirabeau. Isabella schrijftaan Constant, die haar dit gemeld had, dat ze wel inge-nomen is met de vergissing, indien althans degeen, diehaar begaan heeft, in plaats van het publiek niet een ofandere handige boekhandelaar is, wien het er slechts om tedoen was, aan een anonym geschrift een naam toe te dich-ten die gunstig was voor den verkoop. Het boekje werd teParijs zeer opgemerkt, vooral om de scherpe aanvallen opde „lettres de cachet". Zij liet er eenige maanden laterLettres d'un Evique franfais a la nation op volgen.

De Lettres icrites de Lausanne (Toulouse, i785), waarvanwij bier alleen den tweeden roman, Caliste, hebben ver-taald, bevatte oorspronkelijk onder dezen titel uitsluitendden eersten van beide, de Histoire de Cecile. In 1787 ver-scheen te Parijs Caliste, ou Continuation des Lettres icrites deLausanne, Seconde partie. Reeds in 1785 ging mevrouw deCharriere rond met het plan, een tweede deel van haarroman te schrijven. De deelen staan overigens vrijwel opzichzelf, de band is vrij los. Cecile is een onbedorven jongmeisje, dat in 1 784 in de uitgaande wereld van Lausannekomt, vergezeld van haar moeder, die zich telkens op evenoorspronkelijke als fijngevoelige wijze ervan rekenschapgeeft, hoe zij haar dochter moet opvoeden. Vooral haaroverdenkingen en raadgevingen ten aanzien van de zichuiteraard op dien leeftijd voordoende aanbidders zijn demoeite waard. Interessant is de weergeving van de cosmo-politische wereld van Lausanne in die dagen, met haar

77

Page 81: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

lords en Duitsche prinsen, haar filosofen en schrijver s,den abbe Raynal, Sebastien. Mercier, de Necker's en veleanderen. De eigenlijke intrigue is magertjes, gelijk veelalbij deze schrijfster. Van alle hofmakerij heeft op het jongemeisje die van een jeugdigen lord, die met een ouderfamilielid als mentor de wereld rondreist, den meestenindruk gemaakt. Ongelukkigerwijze kan hij er niet toebesluiten, haar ten huwelijk te vragen, zoodat zij tenslottevertrekt. Het is merkwaardig, op te merken hoe een verdoorgedreven neiging tot aarzelen hier aldus, in het nega-tieve, den gang van zaken beheerscht, evenals in Calistehet geval zal zijn, en evenals later wederom zal geschiedenin Adolphe van Benjamin Constant. De brieven, veelvuldiggetuigend van onzekerheden en inzichten omtrent devrouwelijke opvoeding, worden door de moeder van.Cecile gericht tot een familielid in Languedoc. De opmer-kingen over de verschillende pretendenten naar de handvan de schoone Cecile sprankelen van geest. De jongeEngelschman zelf dreigt aan het geluk voorbij te zullengaan: hij is sympathiek, charmeerend, beschaafd, maarzwak en besluiteloos: hij komt niet tot een aanzoek endenkt er over, naar Engelandterug te keeren. Dan begrijptCecile, dat haar waardigheid vergt, zelf te vertrekken; zegaat met haar moeder eerst naar het platteland, dan naarLanguedoc. Zal zij den vreemdeling, indien hij haar nietterugroept, vergeten ? De geschiedenis eindigt hier, enmenigeen heeft haar het verwijt gemaakt, dat de onzeker-heid van het slot weinig bevredigend is. In ieder gevalweet men nu, dat de Engelschman een goede waarschu-wing tegen de besluiteloosheid en haar gevolgen: verdriet

78

Page 82: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

en geluksgemis, bij de hand zal hebben, in den persoonvan zijn gouverneur, wiens geschiedenis ons verhaaldwordt in Caliste.

Dit is het aanknoopingspunt tusschen de overigens zoozeer verschillende twee vertellingen. Deze vorm van corn-positie is uiterst overwogen en verhult meer kundigheiddan het oppervlakkig lijkt. De schrijfster schijnt op goedgeluk te schrijven, de eene brief geeft aanleiding tot denandere, maar bij nauwkeuriger toezien vindt men onderdezen schijn van achteloosheid een precies plan en eenbewuste gedachtenontwikkeling.

Over Caliste kan de lezer zich zelf een oordeel vormen.Het boek had ook kunnen heeten: William, de tragedie deronzekerheid; en zoo Caliste naar onzen smaak te mild overWilliam oordeelt, moeten wij niet vergeten hoeveel on-zekerheid mevrouw de Charriêre zelf in zich had. Ook hieris het kader condom de vertelling weder zorgvuldig en metgeest geteekend; evenzoo de plaatselijke zeden, die hetverhaal precies situeeren. Godet wijst er terecht op, dat heteen vergissing is, in dezen roman een rehabilitatie te willenzien van een slachtoffer der maatschappelijke onrechtvaar-digheid. Niets staat verder van den geest — en het tijd-vak — van mevrouw de Charriere. Geen opstandigheidwordt verdedigd; integendeel, Caliste buigt voor de voor-schriften der sociale orde, zij aanvaardt de hardheid derpublieke meening en is aandoenlijk door haar stoischegelatenheid tegenover een samenleving, die haar een ver-grijp verwijt dat niet het hare is. Ik wees er reeds op datmevrouw de Stael schrijft, Caliste tien keeren gelezen tehebben. En Godet zegt: „De kunst van mevrouw de

79

Page 83: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Charriere is van een zoo fijne hoedanigheid, de vernuftig-heid van haar manier gaat schuil onder zooveel gemakke-lijke gracieusheid, de scenes van het locale leven zijn inhun wezenlijkste trekken met een zoo uitdrukkingsrijkesoberheid aangeduid, haar stijl is zoo van nature vrij vanelke gezwollenheid, van elk effectbejag, dat lezers die haasthebben den rijkdom van een boek als de Lettres de Lau-sanne zelfs niet zullen vermoeden. Er bestaat geen roman,die onbeteekenender moet lijken voor wie den inval krijgt,hem verstrooid door te neuzen9.

Steeds ontdekt men andere vernuftige gedachten, nogniet bemerkte nuances, in het werk van mevrouw deCharriêre. Meestal heeft het, bij alle luchtigheid van toetsen schijnbare nonchalance, een ernstige geestelijke of mo-reele vraagstelling ten grondslag; zulks is het geval bijHonorine2), evenals bij den hiervolgenden roman. „Meerdan eenige andere vrouw", aldus mevrouw Huber in etnbrief over onze schrijfster, „is zij geheel aanwezig in elkvan haar geschriften; hartstochtelijk en redeneerend, ge-waagd en de deugd eerbiedigend, twijfelmoedig ten op-zichte van alle speculatieve begrippen, maar zeer verzekerdomtrent de plichten van elken levensstaat . . . Mevr. deCh. had er behagen in, zich te vereenzelvigen met de per-sonages van haar romans . . . Zij schreef niet zoozeer voorhet publiek als voor zichzelf; in haar bezigheden was het,dat zij werkelijk leefde, het werkelijke leven was voor haar

1) Lettres icrites de Lausanne. Histoire de Cecile; Caliste, par Mme de Char-rike. Avec une Preface de Philippe Godet. Geneve, 1907. Preface.

2) L' Abbe de la Tour, ou receuil de nouvelles et autres divers. Leipzig 1798—

1799. Tome II. Honorine d'Userche, nouvelle de ?Abbe de la Tour suivie de troisdialogues. 1798.

8o

Page 84: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

slechts toevallig, bijna onwerkelijk; haar romans, haarpolitieke brochures, haar tooneelstukken bevatten dan ookde geschiedenis van haar ziel in het tijdvak waarin zij zeschreef, met de denkbeelden welke haar in dien tijd bezig-hielden . . . Men begrijpt waarom haar publiek altijd zeergering is geweest: om haar te waardeeren moest men haarkennen of op haar lijken, twee zeer eervolle of kostelijketoestanden, maar die slechts zelden, hetzij samen hetzijafzonderlijk, zijn voorgekomen . . . Het was een harts-tocht bij haar, heur werken te vervolmaken, zij luisterdemet aandacht naar de opmerkingen van haar vrienden, zecorrigeerde en herschreef zelfs met verbazenden ijver . . .Intusschen zag ze zich graag gedrukt en was zeer gesteldop goedkeuring, maar dat was de behoefte aan een hevigegewaarwording, geen ijdelheid welke zij zocht te bevre-digen. Daar zij zich in al haar werken met de op dat oogen-blik in zwang zijnde denkbeelden bezig hield, is een grootgedeelte fragmentarisch gebleven; een ander maal schijnthet belang ontastbaar te worden, voordat het boek uit is,merkt de lezer vaak dat de hoofdgedachte niet voldoendewas om het kader te vullen, hetwelk de auteur gekozenheeft; maar mevrouw de Charriere heeft geen bladzijdegeschreven, welke de oorspronkelijkheid en de groote ge-voeligheid van haar ziel niet tot uitdrukking brengt . . ."

„Uw romans", schrijft mejuffrouw Bontems haar, „zijnmaar weinig roman: geen avonturen, luidruchtige voor-vallen en herhaalde liefdesschilderingen ... Gij schrijft omdenkbeelden te uiten die ontstaan in uw gevoeligen, be-dachtzamen geest, zoo uiterst verlicht en daarbij toch zoouiterst natuurlijk. Uw kaders zijn slechts voorwendsels;

81

Caliste 6

Page 85: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

voor de groote meerderheid der schrijvers zijn de kadersalles . . . Men kan het betreuren dat gij u, bij een zoo op-merkelijk talent, slechts houdt bij vluchtig geschetstewerken: gij schenkt den lezer verwachtingen zonder tal;hij ziet dat hij alle mogelijke genoegen van u kan verwach-ten; sterke gedachten, schitterende beelden, gratie vanstiji, alles hebt gij in u, maar gij wilt slechts een oogenblikschrijven, gij wilt slechts schrijven om uw brein te verlos-sen van de inzichten van den dag. Als gij verplicht waart,of liever u ertoe aangelokt gevoelde, een doorwrochtwerkstuk te maken, welks intrigue, welks historie eenboeiende belangwekkendheid had, dan zou, daarvan benik overtuigd, niemand zooveel presteeren als gij."

Met hoeveel ernst Isabella oordeelde over het handwerkvan het schrijven, ziet men uit een opmerking in een vanhaar brieven aan d'Oleyres: „In het algemeen kan men zijngedachte niet eenvoudig genoeg maken; men kan zichv6Or, tijdens en na het schrijven niet genoeg afvragen:‘wat wil ik, wat heb ik willen zeggen ?' En: `heb ik hetgezegd ?' En: 'heb ik alleen dat gezegd ?' Want men moetzoozeer meester worden over zijn uitdrukkingen, dat menalleen zegt hetgeen men wil zeggen." (24 Sept. 1 797). Enbij haar leven heeft zij de genoegdoening gehad, dat deeigenaardige mengeling van gratie en kracht, welke decharme was van haar talent, een elite van fijne geesten voorzich gewonnen heeft: juist die lezers, wier bijval voor haartrots voldoende was, koesterden een discrete en diepebewondering voor haar. Na haar dood zou de scherp-zinnige Sainte-Beuve de eerste zijn die weder de aandachtop haar vestigde.

8z

Page 86: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Wel is de hierboven uit een brief aangehaalde opmerkingjuist, dat Belle geheel in haar geschriften aanwezig was.„Kan men met die tooverkracht, natuurlijkheid, preciezewaarheid schilderen wat men niet ondervonden heeft,wanneer men trouwens slechts een halve artist is ?"1) Uitde Lettres neuchdteloises, Caliste en Mistriss Henleykan men haar gansche innerlijke leven aflezen, van dat zijin Zwitserland kwam. In den roman Trois Femmes2) is het,zooals Philippe Godet het uitdrukt, „of men haar hoortspreken, denken en spreken, terwi.j1 ze haar ondervrager,— Benjamin, Huber of Chaillet, — die plotselinge verge-zichten opent op den geheimzinnigen achtergrond van deziel. Zij had over alles nagedacht, zij dwong ieder, die haarnaderde, na to denken. Dat is de dienst, dien zij het meestononderbroken aan haar vrienden heeft bewezen en aanhaar lezers zou bewijzen als die haar overbleven. Haarromans zijn minder het werk harer verbeelding dan devrucht van haar zedekundige overdenkingen, een zoekenvan de wijsheid: Waar is het ware ? Waar is het goede ?Welke is de plicht ?' Op speelsche wijze stelt zij deze essen-tieele vragen. Dat is de reden waarom haar boeken nooit ofzijn: zij kunnen vervolgen hebben zonder dat er een ont-knooping komt. Want heeft men ooit alles gedacht ?"3)„Overal komt men er de tegenspraak van neiging en voor-oordeel tegen, van wensch en conventie, hart en samen-leving, de fundamenteele disharmonie der menschelijke

1) La Jeunesse de Benjamin Constant.2) L' Abbe de la Tour, ou receuil etc. Tome I: Trois femmes, nouvelle de l' Abbe

de la Tour. Paris, 1798.3) Madame de Charrare et ses amis.

83

Page 87: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

wezens, wier gevoelens er niet in slagen tot elkaar tekomen, overal de wreede domheid des levens, versterktdoor de wreede onbewustheid der menschen, beklagens-waardige bewerkers en slachtoffers van hun eigen on-geluk9.

Landgenooten hebben het betreurd, dat Belle niet inhaar eigen taal heeft geschreven; zelfs haar tijdgenooten.Van Lelieveld schrijft uit Leiden aan prof. R.M. van Goens:„Jammer zoude het zijn indien een zoo aanzienlijk vernufthare vermogens niet besteedde ten dienste van haar vader-land, Hollandsche karakters maalde in een Hollandschetaal"; en: „Ach was die juffer zoo goed om in 't Duitsch2)te schrijven, welk een eer voor Holland I welk een voor-deel indien de burgerman door haar aan het lezen raakte"3).Men kan het inderdaad jammer vinden, dat de geschriftenvan onze landgenoote, doordat zij door oorzaken en om-standigheden buiten haar schuld niet in het Nederlandschzijn geschreven, niet in breeder kring de aandacht bier telande hebben kunnen trekken. Hier staat tegenover dathet den roep der Nederlandsche cultuur ten goede moetzijn gekomen, dat op deze wijze Isabella van Tuyll Euro-peesche vermaardheid heeft kunnen erlangen.

Samenvattend oordeelWij hebben gezien dat Belle van Zuylen, zoolang zij in

de Republiek woonde, ofschoon zeer bemind door wiehaar goed kenden, met weinig welwillendheid werd be-

1) La Jeunesse de Benjamin Constant. 2) Bedoeld is: Nederduitsch.

Brieven aan R. M. van Goens en onuitgegeven stukken hem betreffende.Utrecht, 1884. Geciteerd bij Mr. W. H. de Beaufort, Belle van Zuylen etc.

84

Page 88: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

schouwd door de aanzienlijke kringen waartoe zij be-hoorde. Zij had den naam van vreemd en inconsequent tezijn, voi venijnige kritiek op haar landgenooten en gering-schatting voor het gebruikelijke. Men nam haar kwalijkdat zij met verschillende mannen correspondeerde en dathaar scherpe epigrammen van mond tot mond gingen: wiezich daar heden mee amuseerde, was morgen, wanneer zehem zelf betroffen, gebelgd.

Wij hebben gezien hoe zij, reeds in de dertig, een huwe-lijk deed dat iedereen verbaasde na de schitterende partijenwelke zij van de hand had gewezen, een huwelijk met eenman die noch aantrekkelijk noch rijk was. Wij hebbengezien wat er van dit huwelijk en haar leven in Zwitserlandgeworden is, eerst door een korte en hevige passie welkehaar verlaten en ontredderd liet, dan door een langdurigeen in haar soort unieke verbintenis met een jongen geest-verwant, waarbij zij veel gevonden zal hebben wat zij alsjong meisje in de grootendeels schriftelijke relatie metzijn oom gezocht had.

En wij zien hoe dit tragische, innerlijk eenzame leven,dat weinig geluk kende, toch schoon is geweest, omdathet eerlijk en met noodwendigheid voortvloeide uit denadel van ziel en karakter, welke het tot in kleinighedenbeheerscht hebben. Alvorens afscheid te nemen van Isa-bella van Tuyll, willen wij nog eens uit de woorden vanPhilippe Godet, die haar van de latere onderzoekers hetbeste heeft gekend en liefgehad, samenlezen welke deeigenschappen waren, die haar lot hebben bestuurd. „Haarhoogste eerzucht was, waar te zijn. Deze diepste behoefteaan waarheid, die het kenteeken en de schoonheid van

85

Page 89: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

haar ziel was, heeft zij trachten op te wekken bij alien, diehaar nader zijn gekomen; wanneer zij ze in anderen ont-moette, dan gaf haar hart zich dadelijk, en onherroepelijk.Waar zijn, dat is zichzelf zijn. Zij heeft haar recht ver-dedigd, in alle dingen haar hart, haar geweten en haar cedete volgen. Vandaar het conflict dat van haar eerste jeugdof ontstaat tusschen haar en het milieu waarin zij opgroeit.Het is haar onmogelijk, uit plicht of gewoonte eenig tradi-tioneel denkbeeld te eerbiedigen. Een leer of meening dieze kant en kiaar vindt, hebben voor haar geen waarde danvoor zoover zij ze, om zoo te zeggen, door nadenken voorhaar eigen gebruik heeft vernieuwd. Maar ze zal dan ookin anderen elk geloof of persoonlijke meening kunnenrespecteeren, zelfs het verst afstaande van haar opvattin-gen. Deze onathankelijkheid en deze onkreukbaarheid vangeest behoedden haar voor alle klasse- en geboorte-voor-oordeelen die rondom haar bloeiden. Het aristocratischegevoel was bij haar de trots eener vrije ziel, welke vooraljegens zichzelf veeieischend was. Tusschen de menschenzag zij geen ander verschil dan een in zedelijke waarde,welke zij steeds terugbracht tot den allereersten plicht deroprechtheid. Zij gaf om anderen naar de mate dat zij zich-zelf waren. Streng jegens menschen van de grootewereld, die niet gewoon zijn natuuriijk en waar te wezen,betoonde zij zich voorkomend en uitermate toegeeflijkvoor de nederige lieden, de kleinen, de onontwikkelden,die openhartiger zijn wat ze zijn."

„De oorspronkeiijkheid van haar oeuvre zoowel als vanhaar karakter bestaat uit die onafhankelijkheid van geestwelke over elk ding zelfstandig denkt en zich in haar

86

Page 90: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

volheid bevestigt . . . Zij heeft die soort van zedelijkenmoed, die regelrecht afgaat op de kern der dingen, hetwezenlijke, en alles verwaarloost wat conventioneel is."„Haar stijl, met zijn vasten greep en levendige en duidelijkewendingen, is geen dag verouderd. Hij last een indruk vandoorzichtigheid, want goed schrijven beteekent voor haar,nets verwards of onduidelijks te laten in de uitdrukkingvan haar gedachten. Dit streven schaadt soms zelfs hetgemak van haar zin en overlaadt dien met voorbehoudenen verbeteringen die getuigen van de waakzaamheid harerrechtschapenheid en haar zorg voor de juiste schakeering .Al is zij nog zoozeer vrouw, haar gevoeligheid en ner-veusheid zijn hevig, — toch blijft haar rede de baas. Zijlet op haar indrukken, ontleedt en beoordeelt ze. Zij haddit zeldzame voorrecht, dat vrouwen en mannen voor haareen even vurige vriendschap hebben gekoesterd; dat ligtaan de verwikkeldheid van haar intellectueelen aanleg.Want zij vereenigde met fijnheid van begrip, met het sub-tiele aanvoelen en de aantrekkelijkheid van haar geslacht,mannelijke en sterke eigenschappen: het vermogen, zelfsbij mannen zeldzaam, haar redeneering te onttrekken aande ondoordachte schokken der gevoeligheid, zich los temaken van het bizondere geval om tot het algemeene be-ginsel te stijgen, een consequentie te volgen, met een oog-opslag de bestanddeelen van een vraagstuk te overzien, erhet kernpunt uit te halen. Daarom riepen vrouwen zoograag haar raad in, zeker, in haar een gids en steun tevinden.

„loch was zij zoozeer vrouw als men het maar zijn kan,door de behoefte zich te geven, toe te wijden. Haar stralen-

87

Page 91: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

de goedheid, ijverig en edelmoedig, heeft de meest moge-lijke gratie en fijnheid; zij voorkomt, zij voorvoelt; zij isactief en onvermoeibaar. Haar vlijtige pen produceert elkoogenblik romans en tooneelstukken met het enkele doel,pulp te verleenen aan een Duitsch gezin in behoeftige om-standigheden; zij zal handig en vasthoudend gunstenzoeken ten bate van andermans meest verdiende tegen-spoeden. Zij is vol medelij zelfs voor hen die zij niet kanlijden. Wie zij lief heeft kan voor altijd op haar trouw engenegenheid rekenen. Toch wordt zij grillig en wispel-turig genoemd, hetgeen niet geheel onjuist is; want hetkost haar moeite de levendigheid van haar humeur tebeheerschen ."

Haar ongeneeslijk skepticisme heeft haar het meest doenlijden. Zij was niet dwaas en gevoelloos genoeg, om haarillusies en geloof in de menschelijke dingen te hebben be-houden. „Haar leven heeft geen doel gekend, omdat inhaar oogen het menschelijk leven geen zin had." Haarfatalisme en determinisme waren ingeworteld, maar Bin-gen sinds haar jeugd gepaard met een stoische geestkrachten trotsche gelatenheid. Zij voelde dat zij den gang derwereld niet kon veranderen, en dat het menschehart dooralle eeuwen hetzelfde is gebleven. Om te gelooven aan denvooruitgang, dien droom der toenmalige wijsgeeren, ken-de zij te goed de eigen zwakheden. Maar actief bleef zij,overal pogend persoonlijk leed te verzachten; zij hieldvan het leven al vond zij het slecht.

„voor zichzelf hoopt ze nets, en beweegt in de leegte,wetend dat het leegte is. Zij lijdt onder dat hoogere, be-wuste en beredeneerde verdriet, ontstaan door het gevoel

8 8

Page 92: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

van het niets dat het leven is, de vergeefschheid van hetstreven en de algemeene domheid." Vandaar de bewege-lijkheid en onrustigheid van haar daden; slechts wat menvoor een ander doet, schenkt nog eenige bevrediging. Hetis dwaas bepaalde omstandigheden te betreuren, waar degeheele „condition humaine", het geheele menschelijktekort zoo beklagenswaardig is. Ook litterair succes heeftalleen zin als stimulans voor onze ideeen, maar is overigensweinig waard. „Dit geeft dat onsamenhangende, dat haarleven beheerscht, die afwezigheid van orde en conse-quentie, welke zij zonder verbazing vaststelde. Ze geefttoe aan den inval van het oogenblik, zij gehoorzaamt aande bijna altijd verheven en edelmoedige opwelling, diehaar verlokt; daar geeft zij zich met vuur aan over, methet diepe genot zich volledig te voelen leven. Zij weet voor-dat zij gaat schrijven, dat alle geest en talent ter wereldniets zullen veranderen aan hetgeen bestaat"1).

Zij alleen, uit de wereld der van Tuyll's, had iets ge-voeld van den adem van dien nieuwen geest, welke deRevolutie zou heeten. Maar zij was te scherpzinnig, ont-goocheld en kritisch-wantrouwend om voor dien nieuwentijd te kiezen. Haar echt achttiende-eeuwsche mentaliteitmeende dat logica de beste basis was voor de inrichtingvan ons leven. Zeer treffend noemt Geoffrey Scott2) haar„een karakter, zoo guizig om te leven, zoo skeptischtegenover het leven", en beschrijft daarmee de zelfde,tragische tweespalt, welke Maurois 3) deed schrijven: „ze

1) Madame de Charrière et ses amis, passim.2) The Portrait of Zelide.$) Preface van Le Portrait de Zelide.

89

Page 93: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

is een voorbeeld van de grootheid en de zwakheid dermenschelijke rede."

Wij voor ons zullen haar boeiende en innemende ge-stalte het liefst voor oogen houden, waar ze voor die pijni-gende verscheurdheid den troost heeft gevonden deruiting; in dat kleine, roerende en onvergetelijke verhaal,Caliste, dat wij hierachter vertaald hebben.

90

Page 94: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

DE GESCHIEDENIS VAN CALISTE

BRIEF I

Wij verwachten uw antwoord op driekwart mij1 afstandvan Lausanne in een aardig huis dat ik te leen heb ge-kregen. De vreemdelingen, die het mijne wenschten tehuren en het gehuurd hebben, hadden haast, er in tetrekken. Ik heb er al mijn meubels achtergelaten, zoodatwe geen vermoeienis of last hebben gehad. Het is misschienmogelijk dat als de sneeuw niet smelt, of plotseling smelt,we niet kunnen vertrekken zoodra we willen. Op hetoogenblik laat dat me vrijwel onverschillig; maar toen weuit Lausanne weggingen, had ik graag gewild dat we ver-der moesten gaan en nieuwere dingen laten zien aan oogen hart van mijn dochter; men mag nog zoo veel genegen-heid hebben -voor een moeder, het leek me dat het eenbeetje een triesten indruk zou kunnen maken, in Maartheelemaal alleen in haar gezelschap te zijn. Het zou voorhet eerst zijn geweest dat ik zou hebben meegemaakt datCecile zich bij mij verveelt en wenscht dat ons samenzijnwordt verstoord. Uit angst voor deze vernedering, ik moethet bekennen, had ik al het mogelijke gedaan om me haarte besparen. Een portefeuille met prenten die de heerd'Ey * mij had geleend; de DuizendendinNacht,Gil Blas; deVertellingen van Hamilton en Zadig kwamen het eerst, meteen pianoforte en een stapel handwerk. Andere dingen,

91

Page 95: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

niet te danken aan mijn voorzorg, hebben meer dan mijnvoorzorg uitgewerkt. Mylord, zijn familielid, een zieligehond, een arme neger . . . Maar laat ik onze heele historievan het begin of vertellen.

Nadat ik u geschreven had maakte ik mij gereed, eenhuis te bezoeken waar ik in aanraking zou komen metalle voorname lieden van Lausanne. Ik raadde Cecile, er eersteen half uur na mij heen te gaan, wanneer ik mijn huis tehuur geboden en ons vertrek aangekondigd zou hebben;maar zij zei dat ze benieuwd was om den indruk te ziendien ik zou maken. — Dien zal je zien, zei ik; door mijnregeling zal je alleen de eerste verwondering en de eerstevragen misloopen. Neen, mama, laat ik den indrukheelemaal zien, zoodat ik er al het genoegen of alle narig-heid van heb. Naast u, tegen uw stoel leunend, in aanrakingmet uw arm of alleen maar uw japon, voel ik mij sterkdoor de stevigste en liefste bescherming. U weet wel,mama, hoeveel u van me houdt, maar niet hoeveel ik vanu houd, en dat ik, als ik u alleen maar heb, het zou ver-dragen om alles te verliezen en alles op te geven. Kom,mama, u bent te angstig, en houdt me voor veel zwakkerdan ik ben. Hoef ik u, beste vriendin, wel te vertellen, datik Cecile kuste, dat ik tranen vergoot en haar aan mijn borstdrukte; dat ik, op straat loopend, met nog meer welbe-hagen en liefde dan anders op haar arm leunde; dat ik vooralles, bij het binnenkomen van de zaal, ervoor zorgde, datze een stoel dicht achter de mijne kreeg ? Och! ge zult uzeker dat alles voorstellen en het voor u zien; maar ziet gedan ook hoe mijn arme neef en zijn vriend de Engelschmanmet iets ongerusts over zich op ons afkomen, en in onze

92

Page 96: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

oogen de verkiaring zoeken voor iets min of meer nieuwsen vreemds dat ze daarin zien ? Vooral mijn neef keek naarmij, keek naar Cecile en scheen tegelijk te wenschen en tevreezen dat ik iets zei; en bij het zien van die onrust, ver-decide de ander zijn belangstelling tusschen hem en onsen legde nu eens werktuigelijk zijn arm om den beer**,en dan weer zijn hand op diens schouder, als wilde hijzeggen: 1k word waarlijk uw vriend; als u verdrietignieuws hoort zult u een vriend vinden in een vreemdelingin wien u tot nu toe alleen maar sympathie hadt bemerkt,een zekere overeenkomst van karakter of omstandigheden.1k, die aan uw brief den heelen dag alleen maar had ge-dacht in verband met mijn dochter, die alleen maar aanhaar en haar indrukken had gedacht, ik was zoo getroffendoor wat ik zag van den hartstocht van den eene van diemannen en het teedere meegevoel van den ander, van hetgevoel en de vertrouwdheid die zich tusschen hen en onshadden ontwikkeld en van het afscheid, dat ik in zekerenzin van hen moest nemen, dat ik begon te huilen. Ge kuntzelf oordeelen of ze hierdoor werden gerustgesteld, en hoeverbaasd mijn dochter was !

Ons zwijgen was niet uit te houden: de ongerustheidnam toe, mijn neef verbleekte, Cecile drukte mijn arm enzei heel zachtjes: Maar wat is er toch, mama, wat heeft u?— Ik ben niet wijs, zei ik tenslotte. Waar gaat het om? omeen reis die ons niet buiten de wereld, niet eens naar hetuiterste eind van de wereld voert. Languedoc is niet ergver. U, mijnheer, reist, en ik kan hopen u weer te zien; enjij, neef, gaat dezelfde richting uit als ik. We hebben zin,een heel aardige bloedverwante, en aan wie ik zeer hecht,

93

Page 97: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

te gaan opzoeken. Ook die bloedverwante veriangt ernaar,ons te zien; daar is geen enkel bezwaar tegen, en ik benbesloten, binnenkort te vertrekken. Ga aan mijnheer enmevrouw ** zeggen, neef, dat mijn huis voor een halfjaar te huur is.

Hij zei het hun. De Engelschman ging zitten. De voog-den van mijn dochter en hun vrouwen haastten zich naarons toe; toen hij ons bezig zag met hun te antwoorden gingmylord tegen den schoorsteen leunen en uit de verte toe-kijken. De Berner kwam ons zijn ingenomenheid eroverbetuigen dat hij den zomer dichter in onze buurt zou door-brengen dan hij gedacht had. Daarna kwamen de vreemde-lingen, die op staanden voet mijn huis huurden. Bleefslechts over de moeilijkheid van onze huisvesting in af-wachting van uw antwoord. Men hood ons een onderdakaan in een landhuis waar de Engelschen in het najaar uitzijn gegaan. 1k nam het met graagte aan, zoodat alles bin-nen het kwartier geregeld was en bekend werd; maar deverbazing, de vragen, de uitroepen duurden den heelenavond. Zij die het meeste belang stelden in ons vertrekspraken er het minst over. Mylord bepaalde zich ertoe, teinformeeren naar den afstand waarop de woning die wijkregen gelegen was, en verzekerde ons dat de straatwegnaar Lyon nog langen tijd niet begaanbaar zou zijn voorvrouwen; daarna vroeg hij zijn familielid of ze, inplaatsvan met Bern, Bazel, Straatsburg, Nancy, Metz en Parijs tebeginnen, hun tocht door Frankrijk niet zouden kunnenaanvangen met Lyon, Marseille en Toulouse. — Zou hetu, kreeg hij ten antwoord, dan gemakkelijker vallen uitToulouse weg te komen dan nu om er niet heen te gaan?

94

Page 98: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Ik weet het niet, zei mylord, zwakker en minder veel-beteekenend dan ik graag gewild had. — Als je zes wekenin Parijs bent geweest, zei mijn familielid, ga dan het doeter niet toe waarheen.

Cecile verzocht me, haar aandeel te laten hebben in mijnspel, want, zei ze, ze had haar reis in haar hoofd zoodat zijin het spel niet veel waard zou zijn. Na het spel vroeg ikaan den heer d'Ey * of hij ons prenten en boeken wildeleenen; mijn neef hood me zijn pianoforte aan; ik accep-teerde haar, zijn vrouw doet niet aan muziek. De Berner,die zijn koets en zijn paarden bier heeft, verzocht me, diete nemen om naar buiten te gaan, en goed te vinden datzijn koetsier elken morgen door een melkmeisje, dat naarde stad komt, zou hooren of ik hem in den loop van dendag noodig had. — Neen, ik, zei mylord, zal telkens wan-neer het dragelijk weer is de orders van de dames komenvragen en ze u overbrengen. — Dat is billijk, zei zijn neef:arme vreemdelingen hebben niet dan hun ijver om aan tebieden. De heer uit Bern zei daarop dat hij niet lang hetgenoegen zou hebben ons van eenig nut te zijn, daar hijnaar Bern ging om te trachten voor de Tweehonderd teworden gekozen, waarvoor hij een verlenging gekregenhad van zijn semester. Men vroeg hem of hij, daar zijnvader dood was en hij geen oom heeft die raadslid is, meteen meisje met een baretteke zou trouwen. De Tweehon-derd is de opperste Raad van Bern; het baretteke is de hoedwaarmee men naar de Tweehonderd gaat, en men noemtmeisje met een baretteke haar, wier vader een zetel in deTweehonderd kan vergeven aan den man met wien zijtrouwt. Neen zeker niet, zei hij; ik heb geen hart in ruil

95

Page 99: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

te geven voor een baretteke, en ik zou niet willen ontvan-gen zonder geven. Men sprak over de verkiezingen. Menwas verbaasd dat de heer de * * al negenentwintig jaar oudwas. Hij is dertig. De baljuw sprak over den senaat en desenatoren van Bern. — Senaat, senatoren, oom I riep zijnneef uit. Toe maar ! Ik heb me laten vertellen dat de burge-meesters van Amsterdam soms door hun volgelingen enhenzelf consuls werden genoemd. En u, beste oom, zou uniet de proconsul van Azie zijn, u die in Athene resideert ?

Neefje, neefje, zei de vrouw van den baljuw, die humo-ristisch is aangelegd, met die grapjes zou je twee of driebarettekes moeten trouwen om zeker te zijn van de verkie-zing. Toen mevrouw de **, de vrouw van mijnneef, ieder-een om ons been zag staan, kwam ze er eindelijk ook bij, enzei tot haar man: en gij, mijnheer, zult eindelijk, nu immersde dames vertrekken, tot uw vertrek kunnen besluiten; gezult niet meer elken dag brieven hebben te schrijven envoorwendsels te bedenken. Een week al, zei ze nog en deedof ze lachte, zit zijn bagage op zijn wagen gebonden.Iedereen zweeg. — Maar in alien ernst, mijnheer, ver-volgde ze, wanneer vertrekt ge ? — Morgen, mevrouw, ofvanavond, zei hij verbleekend. En na zijn vriend de handte hebben gedrukt, snelde hij naar de deur en verliet de zaalen het huis. Hij vertrok inderdaad dezen zelfden nacht, bijhet Licht van de maan en de sneeuw.

Den volgenden dag, die een Maandag was, en den dagdaarop had ik zaken te doen en wilde niemand ontvangen;en verleden Woensdag om twaalf uur waren we, Cecile,Fanchon, Philax en ik, in de koets op den weg naar Renens.Men had wel order gegeven ons appartement open te

96

Page 100: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zetten en vuur aan te leggen in de eetkamer, en we warenvan plan te middagmalen met melksoep en een paar eieren.Maar toen we bij het huis kwamen waren we verbaasd zooveel beweging te zien, zoodat het er uitzag, alsof het be-woond was, alle vensters open, in alle kamers een grootvuur, dat met de zon wedijverde om de atmosfeer en demeubels te drogen en te verwarmen. Toen wij aan de deurkwamen hielpen mylord en zijn neef ons uit de koetsstappen en droegen de doozen en pakjes in huis. De tafelwas gedekt, de pianoforte gestemd, met een lievelingsstukopen op den standaard; een kussen voor den hond bij hetvuur, bloemen in de vazen op den schoorsteen: alles zoogalant en attent mogelijk. We kregen een heerlijk diner;we dronken punch; ze lieten voorraden bij ons achter, eenpastel, citroenen, rhum, en vroegen ons met aandrang goedte vinden, dat ze eens of twee keer per week bij ons kwa-men middageten. — Wat betreft het komen theedrinken,mevrouw, zei mylord, daarvoor vraag ik geen permissie,dat zou u niemand weigeren. Om vijf uur bracht men hunpaarden; zij lieten die over aan hun knechts, en daar hetweder mooi was, hoewel zeer koud, gingen we met henmee tot aan den grooten weg. Op het oogenblik dat ze vanons heen zouden gaan kwam ineens een mooie Deenschehond op ons af, met zijn snuit bijna den met sneeuw be-dekten grond rakend; het was een laatste inspanning, eensneeuwhoop brengt hem tot staan; hij schijnt onrustig omzich heen te zoeken, wankelt en valt neer aan de voeten vanCecile. Zij bukt zich. Mylord slaakt een uitroep en wil Naartegenhouden; maar Cecile, volhoudend, dat het geen dollehond is maar een hond die zijn meester heeft verloren, een

97Caliste 7

Page 101: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

arme hond halfdood van moeheid, honger en kou, laatzich er niet van afbrengen hem te aaien. De lakeien wordennaar huis gestuurd om melk en brood te halen en al watze maar kunnen vinden. Dat wordt gebracht; de honddrinkt en eet en likt de handen van zijn weldoenster. Cecilehad kunnen huilen van vreugde en medelij. Terwip ze hemmet zich mee terug neemt en er op let, haar passen te rege-len naar die van het vermoeide beest, kijkt ze nauwelijksnaar haar aanbidder die heengaat; de heele avond wendgebruikt om dezen nieuwen gast te verwarmen, te troosten,een naam voor hem te zoeken, vermoedens te opperenover de hem overkomen narigheden, en de humeurigheiden jaloerschheid van Philax te voorkomen. Toen ze naarbed ging, maakte mijn dochter een bed voor hem op van all ekleeren die ze uitdeed en die stakkerd is de gelukkigste hondter wereld geworden. Geefaan iemand die liefheeft, inplaatsvan te redeneeren, inplaats van te moraliseeren, iets omliefte hebben; als liefhebben zijn gevaar is, zal het zijn bescher-ming zijn; als liefhebben zijn ongeluk is, zal het zijn troostzijn: voor wie weer lief te hebben is het de eenige bezigheid,de eenige verstrooiing, het eenige genoegen in het leven.

Zoo is dan de Woensdag voorbij; we zijn nu in ons toe-vluchtsoord geinstalleerd, en het ziet er niet naar uit datCecile er zich zal kunnen vervelen; ze heeft het nog niethoeven te zoeken bij de helft van haar reserves: de boeken,het naaiwerk, de prenten zijn in een la gebleven.

De Donderdag komt; de bloemen, de hond, de pianozijn voldoende voor den ochtend. Na den eten bezoekt zeden boer die een deel van het huis bewoont; ze liefkoostzijn kinderen, babbelt met zijn vrouw; ze ziet uit de keuken

98

Page 102: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

melk wegbrengen en hoort dat die naar een zieke wordtgebracht, naar een neger die aan de tering sterft, en diedoor Engelschen, wier huisknecht hij was, hier in huis isachtergelaten. Die hebben hem ten zeerste in de hoede vanden Boer en de boerin aanbevolen, en hebben een bankierte Lausanne opgedragen hun, zoolang hij in leven is, weke-lijks een toelage uit te keeren, ruim voldoende om hen instaat te stellen hem goed te verzorgen. Cecile kwam mijmet dit bericht opzoeken, en drong er ten zeerste bij meop aan, met haar naar den neger te gaan, Engelsch met hemte spreken en bij hem te informeeren of we hem nietskonden geven dat hij prettig vond. — Ze hebben me ver-teld, mama, dat hij geen Fransch kende; wie weet, zei ze,of die menschen, ondanks al hun goeden wil, raden wat hijnoodig heeft ? We gingen. Cecile sprak tot hem de eerstewoorden Engelsch die ze ooit gezegd had: de menschelijk-heid maakte gebruik van wat ze door de liefde verworvenhad. Hij scheen ze met eenig genoegen te hooren. Hij leedniet, maar er was ternauwernood een beetje leven in hemover. Zacht, geduldig, rustig, maakte hij den indruk nietste wenschen of te betreuren; toch was hij Jong. Cecile enFanchon verlieten hem bijna niet. Nu eens gaven we hemeen beetje wijn, dan weer een beetje soep. 1k was bij hemmet mijn dochter, Zondagochtend, toen hij den laatstenadem uitblies. We bleven langen tijd roerloos.

— Zoo sterft men dus, mama, zei Cecile, en houdt, watvoelt en spreekt en beweegt, op te voelen, te hooren en tekunnen bewegen ? Wat een Vreemd lot I in Guinea teworden geboren, te worden verkocht door je ouders,sulker te planten op Jamaica, bij Engelschen te dienen in

99

Page 103: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Londen en te sterven bij Lausanne ! Wij hebben zijn laatstedagen wat verzacht. 1k ben noch rijk, noch begaafd, mama,ik zal nooit veel presteeren; maar ik hoop een beetje goedte kunnen doen overal waar het lot mij been zal leiden,juist genoeg dat ik en de anderen kunnen denken dat heteerder iets goeds dan iets slechts was dat ik daar gekomenben ! Die arme neger ! maar waarom zouden we zeggen:die arme neger ? Of men in zijn land of ergens anders dood-gaat, of men langen of korten tijd geleefd heeft, of men watmeer of wat minder verdriet of plezier heeft gehad, erkomt een oogenblik waarop dat geen enkel verschil maakt:de koning van Frankrijk zal eens zijn als deze neger. — Enik ook, viel ik haar in de rede en jij . . . en mylord. — Ja,zei ze, dat is waar; maar laten we nu bier weggaan. 1k zieFanchon terugkomen van de kerk, ik zal het haar vertellen.Ze liep Fanchon tegemoet, en kuste haar en huilde, enkwam terug en aaide de honden al huilende. Vandaagwordt de neger begraven. Wij hebben bij dit voorval dendood en alleen hem gezien, zonder iets erbij: niets ver-schrikkelijks, niets plechtigs, niets pathetisch. Geen fami-lieleden, geen rouw, geen geveinsde of oprechte rouw-betuigingen; mijn dochter heeft dan ook geen enkelennaargeestigen indruk opgedaan. Zij is alle dagen twee ofdrie maal naar het lijk teruggekeerd; zij heeft er voor ge-zorgd dat men het bedekt en in zijn bed liet zonder er aante komen, en dat men doorging de kamer te stoken. Zeheeft er gelezen en gewerkt, en ik heb even verstandigmoeten zijn als zij. 0, wat ben ik tevreden, te zien dat zijdie overgevoeligheid mist die maakt dat men den dooden,den stervenden en den ongelukkigen uit den weg gaat !

I00

Page 104: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Voor het overige zie ik ook niet in haar het initiatief datze opzoekt, en ik moet bekennen dat ik ook daar heel blijmee ben. Daar zou ik alleen van houden bij een boetvaar-dige Magdalena; zelfs de zondigende Magdalena's zoudenalleen in alle stilte goed moeten doen; anders lijkt het of zevan de wereld en God geen vergiffenis maar toegeefelijk-heid erlangen . . . Ik zwijg! ik zwijg! en ik heb al te veelgezegd. Wat kan het den armen schelen wier nooden menverlicht, welken indruk men maakt terwijl men die ver-licht ? Als een der vrouwen over wie ik spreek dit zoulezen, zou ik zeggen: Schenk geen enkele aandacht aanmijn onvoorzichtige woorden, of geef ze al uw aandacht;ga door goed te doen, zie niet of van de heilbeden derongelukkigen en roep hun vervloekingen niet over mij af,noch het vonnis van hem die u gezegd heeft dat het wel-doen een menigte zonden goedmaakt. Ik heb u vermaanduw aalmoes in het geheim te geven: aan God is de geheimeaalmoes het aangenaamste en ze is het meest bevredigendvoor ons hart, want haar beweegreden is eenvoudiger, zui-verder, gevoeliger, minder vermengd met die eigenliefdedie het leven in onrust brengt; maar de daad is hier belang-rijker dan de beweegreden, en wellicht zal de goede daadde beweegreden beter maken, want het gezicht van denlijdenden en bedrukten arme, het gezicht van den bijge-stanen en dankbaren arme zal uw hart kunnen verteederenen veranderen.

I OI

Page 105: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Mijnheer, BRIEF II

U leek gisteren zoo bedroefd, dat ik niet kan nalaten ute vragen welke reden tot verdriet u heeft. U zult misschienniet geneigd zijn het te zeggen, maar u zult me niet kwalijkkunnen nemen het gevraagd te hebben; sinds gisteren hebik slechts uw beeld voor den geest. Mylord komt ons bijnaelken dag bezoeken. Weliswaar blijft hij gewoonlijk slechtseen oogenblik. Komt het u voor dat men er in Lausanneop begint te letten en dat men mij kan gispen omdat ikhem ontvang ? Gij kent hem voorzoover het mogelijk iseen jongmensch te kennen; gij kent zijn ouders en hunzienswijze. Ongetwijfeld hebt gij in het hart van Cecilegelezen; zeg mij welke gedragslijn ik moet volgen. 1k ben,mijnheer, uw zeer onderdanige en gehoorzame dienaresse.

Mevrouw, BRIEF III

Het is waar dat ik erg bedroefd ben. 1k ben er zoo vervan verwijderd u uw vraag kwalijk te nemen, dat ik al be-sloten had u mijn geschiedenis te verhalen; maar ik zalhaar schrijven: het zal een soort van bezigheid en ver-strooiing zijn, en de eenige waartoe ik in staat ben. Alleswat ik u omtrent mylord kan zeggen, mevrouw, is dat ikgeen enkele slechte eigenschap van hem ken. a weet nietof hij zooveel van mejuffrouw Cecile houdt als ze verdient;maar ik ben er vrijwel zeker van, dat hij naar geen enkele an-dere vrouw met belangstelling kijkt, en dat hij geen enkelander soort van liaison heeft. Twee maanden geleden schreefik aan zijn vader dat hij zich scheen te hechten aan een meisje

I 02

Page 106: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zonder fortuin, maar waarvan het karakter en het gezichtniets te wenschen over lieten, en ik vroeg hem of hij wildedat ik zijn zoon, onder een of ander voorwendsel, uit Lau-sanne deed heengaan; want te trachten hem van u, me-vrouw, en van uw dochter, te verwijderen, zou gelijk heb-ben gestaan met tot hem te zeggen: er bestaat iets betersdan schoonheid, goedheid, gratie en geest. 1k had meerreden dan iemand anders om deze hatelijke en dwaze taakniet op mij te nemen. De vader en de moeder hebben mijbeiden geschreven dat ze, als hun zoon maar liefhad enwerd liefgehad, als hij uit liefde trouwde en niet, nadat deliefde voorbij zou zijn, om redenen van eer, heel tevredenzouden zijn, en dat, te oordeelen mar de wijze waaropik sprak over haar op wie hij gesteld was en over haarmoeder, iets dergelijks niet was te vreezen. Ongetwij-feld hadden ze stellig gelijk; niettemin heb ik hetjongemensch voor oogen gehouden hoeveel schaamteen wanhoop iemand zou voelen die zich genoodzaaktzou zien koelbloedig een verbintenis na te komen diehij op een oogenblik van volkomen vervoering opzich had genomen; want een dergelijke verbintenis nietna te komen, dat heb ik niet als mogelijk willen ver-onder stellen.

1k geloof niet, mevrouw, dat men iets vreemds vindt inzijn bezoeken; voor uw vertrek had hij ze ten overstaanvan iedereen aangekondigd. Hij toont zich vlijtig bij zijnlessen, en men ziet hem bijna alle avonden in gezelschapvan dames. Ilc heb uit Lyon bericht van uw neef gekregen;er is hem tilets onaangenaams overkomen, hoewel hij dagen nacht gereisd heeft en de wegen met sneeuw zijn bedekt

103

Page 107: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zoozeer als nog nooit in dit seizoen het geval is geweest.Hij is niet gelukkig.

Misschien vanavond al begin ik te schrijven. 1k heb deeer te zijn, mevrouw, etc. etc., William *

BRIEF IV

Mijn historie is even romantisch als droevig, mevrouw,en u zult onaangenaam verrast zijn als u ziet hoe omstan-digheden, die nauwelijks waarschijnlijk zijn, slechts eengewonen man voortbrengen.

Een broer dien ik gehad heb en ik werden bijna tege-lijkertijd geboren, en onze geboorte veroorzaakte mijnmoeders dood. De uitermate groote smart van mijn vaderen de onrust, die eenige oogenblikken in ons heele huisheerschte, waren oorzaak dat de twee pasgeboren kinderenmet elkaar werden verward. Men is er nooit achter kunnenkomen wie van ons beiden de oudste was. Een van onzefamilieleden heeft altijd gemeend, dat het mijn broer was,maar zonder er zeker van te zijn, en daar haar getuigenisdoor niemand ondersteund noch tegengesproken werd,heeft het een soort van vermoeden teweeggebracht enniets meer; want de meening die had postgevat Meld geenstand, telkens wanneer men wilde nagaan waarop zij ge-grond was. Op mij maakte ze eenigen indruk, maar nooitden minsten op mijn broer. Hij nam zich voor nooit ietstenzij samen met mij te hebben, en niet te trouwen alsik trouwen zou. 1k deed aan mijzelf en aan hem dezelfdebelofte; zoodat, daar wij samen slechts een familie haddenen slechts dezelfde erfgenamen konden hebben, de wet zich

104

Page 108: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

nooit zou hoeven uitspreken over onze rechten of aan-spraken.

Zoo het lot alle mogelijke gelijkheid tusschen ons hadbeschikt, had het daarin slechts de natuur gevolgd; dezeband werd nog vermeerderd en versterkt door de opvoe-ding. We leken op elkaar van gezicht en van stemming,onze smaak was dezelfde, onze bezigheden waren ons ge-meenzaam evenals onze spelen; de een deed niets zonderden ander, en de vriendschap tusschen ons kwam eer uitonze natuur dan uit onze keus voort, zoodat we haar nau-welijks bemerkten; veeleer spraken de anderen erover, enwij erkenden haar eerst recht toen er sprake van was datwe uit elkaar moesten. Mijn broer werd bestemd voor hetbekleeden van een plaats in het parlement, en ik om in hetleger to dienen; hem wilde men naar Oxford zenden, enmij aan huis doen bij een ingenieur; maar toen het oogen-blik der scheiding was gekomen bewerkten ons verdrieten onze smeekbeden dat ik hem naar de universiteit zouvolgen, en ik had er deel aan zijn heele studie gelijk hijaan de mijne. Ik leerde met hem het recht en de geschiede-nis, en hij leerde met mij wiskunde en krijgsbouwkunst;beiden hielden we van letterkunde en beeldende kunsten.In dien tijd waardeerden we geestdriftig het gevoel dat onsverbond; en al maakte die geestdrift onze vriendschapsterker noch hartelijker, toch maakte zij haar rijker aandaden, gevoelens en gedachten; zoodat wij, nu wij er meerdoor vervuld waren, er meer van genoten. Castor en Pol-lux, Orestes en Pylades, Achilles en Patroclus, Nisus enEuryalus, David en Jonathan waren onze helden. Wijovertuigden elkander dat men noch laf noch slecht kon

105

Page 109: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zijn als men een vriend had, want de slechte daad van deneenen vriend zou op den anderen terugvallen; hij zoumoeten blozen, lijden; en bovendien, welke reden zou onstot iets verkeerds kunnen meeslepen ? Zeker als we warenvan elkander, zou geen rijkdom, geen eerzucht, geenliaison ons genoeg kunnen verlokken om ons schuldig tedoen worden. In de geschiedenis, in de fabelleer, overalzochten wij de vriendschap, en zij leek ons de deugd enhet geluk.

Drie jaren waren voorbijgegaan; in Amerika was deoorlog begonnen; het regiment welks uniform ik sindslang droeg werd er heen gezonden. Mijn broer kwam mijhet bericht brengen, en ik was verbaasd hem, terwijl hijover het vertrek en de refs sprak, ons te hooren zeggen inplaats van je; ik keek hem aan. — Had je gedacht, dat ik jealleen zou laten vertrekken ? zei hij. En ziende dat ik ietswou zeggen, riep hij uit: Spreek me niet tegen, dat zou heteerste verdriet zijn dat je me deed, bespaar het me. Wegingen een paar dagen bij mijn vader doorbrengen, die,met instemming van al onze familieleden, er bij mijn broerop aandrong zijn vreemd plan op te geven. Hij was onver-murwbaar, en wij vertrokken. De eerste campagne wasvoor ons alleen maar aangenaam en eervol. Toen eentweede luitenant van de compagnie waarin ik diende wasgesneuveld, vroeg en verkreeg mijn broer diens plaats.Gelijk gekleed, even groot, met bijna dezelfde haren engelaatstrekken, verwarde men ons onophoudelijk, hoewelwij altijd naast elkaar werden gezien. Gedurende den win-ter zagen wij kans onze studie voort te zetten, plannen teontwerpen, kaarten te teekenen, harp, luit en viool te

i o6

Page 110: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

spelen, terwijl onze kameraden hun tijd met spel en vrouw-yolk verknoeiden. Ik veroordeel hen niet: wie kan ledig-gaan en met niemand verkeeren ?

Bij het begin van de tweede campagne ... Maar waaromzou ik u tot in onderdeelen beschrijven wat voor mij hetafschuwelijkste ongeluk teweegbracht ? Hij werd aan mijnzijde gewond. Arme William, zei hij terwiji wij hem weg-droegen, wat zal er van u worden ? Drie dagen leefde iktusschen vrees en hoop; drie dagen was ik getuige van dehevigste, en geduldigst gedragen pijn. Toen ik tenslotteden avond van den derden dag zijn toestand elk oogenblikerger zag worden, riep ik uit: Doe een wonder, o God, geefhem mij terug — Verwaardig u, zelf hem te troosten,sprak mijn broer met bijna onhoorbare stem. Hij drukt mijzwakjes de hand en sterft.

1k herinner me niet duidelijk wat er gebeurde in den tijddie op zijn dood volgde. Ik beyond mij weer in Engeland;ik werd meegenomen naar Bristol en Bath. 1k was eendwalende schim, men wierp blikken van verbazing enmeelij op dit jammerlijke nuttelooze halve bestaan datmij restte. Eens zat ik op een der banken aan den wan-delweg, nu eons een meegebracht boek openend, en hetdan weer naast mij latende liggen. Een vrouw die ikmij herinnerde al eerder gezien te hebben, kwam op hetandere uiteinde van de bank zitten; langen tijd zeiden wijniets, ik merkte haar bijna niet op; tenslotte keken mijnoogen haar kant uit en ik antwoordde op enkele vragen,die ze me met zachte en bescheiden stem stelde. Ik meendedat ik haar, eenige oogenblikken later, alleen uit dankbaar-heid en beleefdheid thuisbracht; maar den anderen dag en

107

Page 111: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

de daarop volgende dagen trachtte ik haar terug te zien,en haar prettige gesprekken, haar aangename attentiesmaakten dat ik haar al spoedig de voorkeur gaf bovenmijn droefgeestige mijmeringen, die toch mijn eenig ge-noegen waren. Caliste (dat is de naam dien ze gehoudenhad, naar de rol die ze met het grootste succes had gespeeldden eersten en eenigen keer dat ze op het tooneel had ge-staan), Caliste was van behoorlijke afkomst en hoorde bijwelgestelde lieden; maar een ontaarde en tot armoede ver-vallen moeder, die profijt wou trekken van haar gezicht,haar talent en de mooiste stem die een ontvankelijk oor

ooit gehoord heeft, had haar al vroeg bestemd tot het vakvan tooneelspeelster, en zij moest debuteeren in de rolvan Caliste in The fair penitent. Bij het uitgaan van denschouwburg kwam een aanzienlijk man haar van haarmoeder vragen, kocht haar om zoo te zeggen, en vertrokreeds den volgenden morgen met haar naar het vasteland.Ondanks haar godsdienst werd ze te Parijs in een voornaamklooster gebracht onder den naam Caliste, als een meisjevan goede familie maar wier naam men om gewichtigeredenen geheim hield.

De nonnen en haar vriendinnetjes waren dol op haar,en de toon waarop zij met haar moeder gewoon was ge-weest om te gaan, onthulde zoo weinig wie zij was, dat zemeenden dat zij de dochter was van wijlen den hertog vanCumberland en derhalve een nicht des konings; en wanneermen met haar daarover sprak, versterkte de blos, dien hetbesef van haar waren staat bij haar deed opkomen, dit ver-moeden, inplaats van het te vernietigen. Al spoedig ont-plooide zij een verbazende handigheid in alle vrouwelijke

io8

Page 112: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

handwerken. Zij begon te teekenen en te schilderen; zedanste al zoo goed dat haar moeder had gedacht een dan-seres van haar te maken; zij bekwaamde zich nog meer in

deze liefelijke kunst; ook nam ze lessen in zang en clave-cimbel. Ik heb altijd gevonden dat ze speelde en zong zooals men spreekt, of zou moeten spreken, en zoo als zij zelfsprak; ik bedoel dat zij alles wat men haar vroeg of voor-legde, speelde en zong, nu eens gelijk haar natuurlijkebegaafdheid het haar ingaf, dan weer uit het geheugen,waarbij zij zich ontelbare malen liet onderbreken en weeropnieuw begon, zelden op haar eigen indrukken afgingen er bovenal genoegen in schepte het talent van anderente laten schitteren. Er was geen innemender musiciennedenkbaar, noch een talent dat zoozeer de persoonlijkheidtot sieraad strekt. Maar dezen graad van perfectie en vlot-heid verkreeg zij niet te Parijs, maar in Italie, waar haarminnaar twee jaren met haar doorbracht, zich uitsluitendmet haar, haar opvoeding en haar genoegen bezighou-dend. Na vier jaar reizen bracht hij haar naar Engelandterug; en met haar verbonden blijvend, soms bij zich thuisop het land, soms ook te Londen bij generaal D *, zijnoom, waren hem nog vier jaar leven en geluk beschoren;maar geluk en liefde vermurwen den dood niet: een borst-aandoening maakte een eind aan zijn leven. Ik laat haarniets na, zei hij eenige oogenblikken voor zijn sterven totzijn oom, want ik heb niets meer; maar gij leeft, gij zijtrijk, en wat zij van u zal krijgen zal eervoller zijn dan watzij van mij zou krijgen; in dit opzicht betreur ik niets, enik sterf rustig.

Na enkele maanden gaf de oom haar, met een toelage

Toff

Page 113: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

van vierhonderd daalders, het huis te Bath, waar ik haarleerde kennen. Hij kwam er elk jaar een paar weken door-brengen, en wanneer hij jicht had liet hij haar bij zichkomen. Zij lijkt op u, mevrouw, of zij leek op u, ik weetniet wat van beide ik moet zeggen. In haar gedachten,oordeel, gedrag, had zij, evenals u, iets, ik weet niet wat,waardoor zij kleine overwegingen terzijde liet om regel-recht of te gaan op het belangrijke, op dat wat aan men-schen en dingen hun karakter geeft. Haar zieleleven enhaar spreken, haar toon en haar gedachte stemden altijdovereen; wat alleen maar intelligent was kon haar nietsschelen, haar beslissingen werden nooit uitsluitend dooroverleg ingegeven, en ze zeide dat ze niet goed wist watredelijkheid was; maar zij werd intelligent om iemand vandienst te zijn, overleggend om anderen verdriet te besparenen ze werd de redelijkheid zelf wanneer het noodig wasslechte indrukken uit te wisschen, en de rust te doen weder-keeren in een gefolterd hart of in een ontspoorden geest.U bent dikwijls vroolijk en soms onstuimig; zij was nooithet een noch het ander. Afhankelijk, hoewel vurig bemind,door sommigen geminacht, terwip anderen dienstvaardigaan haar voeten lagen, had ze iets van een droefgeestigeteruggetrokkenheid over zich gekregen, die zoowel mettrots als met vrees verwant was; en als ze een minder lief-hebbende natuur had gehad, had ze den indruk kunnenmaken van wild en sclauw. Op een keer dat ik haar zichterug zag trekken van menschen die haar levendig haddentrachten aan te spreken en haar met bewondering aan-keken, vroeg ik haar de reden. — Laten we naar ze toe-gaan, zei ze; ze vroegen me wie ik ben, u zult zien hoe ze

I IO

Page 114: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

me zullen aankijken! Wij namen de proef: ze had het maaral te goed geraden, er was een traan in den glimlach en denblik waarmede ze het mij deed opmerken. — Wat kan hetu schelen ? zei ik. Eens zal het me misschien kunnenschelen, zei ze blozend. Ik begreep haar eerst veel later. ikherinner me dat ze een anderen keer, op bezoek genoodigdbij een dame, wie ik mijn opwachting moest maken, be-dankte. — Maar waarom ? zei ik. Die vrouw, en iedereendie u bij haar zult ontmoeten, heeft geest en bewondertu. Ach! zei ze, niet de blijken van minachting die menmerken laat vrees ik het meest, daarvoor is er in mijn harten in hen die mij minachten teveel dat mij op hun peilplaatst; neen, maar de welwillendheid, de oplettendheidom niet over een tooneelspeelster, over een vrouw diewordt onderhouden, over mylord en zijn oom te spreken.Wanneer ik goedheid en verdienste zie van menschen, diezich voor mij de dingen aantrekken en genoodzaakt zijnzich dwang op te leggen of -vroolijk te doen, dan lijd ikzelf. Toen mylord nog leefde maakte de dankbaarheid mijgeschikter voor gezelschap; ik trachtte de harten te winnenom te voorkomen dat men het zijne bedroefde. Als zijnpersoneel mij niet had gerespecteerd, als zijn familie ofvrienden mij hadden uitgestooten of als ik hen vermedenhad, dan had hij met iedereen gebroken. De lieden diegeregeld bij hem kwamen waren zoozeer aan mij gewoon,dat ze vaak, zonder er bij na te denken, in mijn tegenwoor-digheid de meest kwetsende dingen zeiden. Ontelbaremalen heb ik mylord glimlachend een teeken gegeven omhen maar te laten praten; soms was ik heel tevreden datmen vergat wat ik was, een anderen keer gevleid dat men

III

Page 115: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

mij als een uitzondering onder mijn soortgenooten be-schouwde en inderdaad, wat men over haar brutaliteit,levenswijze en geldzucht vertelde sloeg zeker niet op mij.— Waarom is hij niet met u getrouwd ? vroeg ik haar. —Slechts eenmaal heeft hij er met mij over gesproken, ant-woordde zij; toen zei hij: Een huwelijk tusschen ons zouslechts een zinlooze ceremonie zijn, die niets zou toevoegenaan mijn eerbied voor u, noch aan de onwankelbare toe-wijding die ik voor u koester; toch zou ik, als ik u eentroon had aan te bieden of alleen maar een eenigszins be-hoorlijk vermogen, niet aarzelen; maar ik ben bijkans ge-ruineerd, gij zijt veel jonger dan ik; wat zoudt ge er aanhebben, u achtergelaten te zien als een officieele weduwezonder fortuin ? Of ik ken de menschen slecht, of iemanddie er niets bij te winnen had, om mijn gezellin te zijn, danhet genoegen den man, die haar aanbad, tot den gelukkig-sten sterveling te maken, zal hierom meer gerespecteerdworden dan iemand aan wie men een naam en een titelzou nalaten1).

Gij verbaast u misschien, mevrouw, over de nauwkeu-righeid van mijn geheugen, of misschien verdenkt ge meervan iets aan de dingen toe te voegen en ze mooier temaken. Ach I wanneer ik klaar ben met u een beeld te gevenvan haar wier woorden ik weergeef, zult u dat niet denken,en ook niet verbaasd zijn dat ik me zoo goed de eerstegesprekken herinner die we samen gehad hebben. Vooralden laatsten tijd komen ze me verwonderlijk precies weervoor den geest; ik zie de plek voor me waar zij sprak, enmeen haar nog te hooren. Om u haar beter te schilderen

1) Hij kende de menschen slecht en redeneerde slecht.

112

Page 116: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

kom ik terug op de vergelijking die ik aanhoudend gemaaktheb van het eerste oogenblik of dat ik zoo gelukkig was ute zien. Zwijgzamer dan u met onverschilligen, evenzeergeneigd tot liefhebben als gij zijt, en zonder een Cecile tehebben, was ze nog streelender, opmerkzamer, innemen-der met de menschen van wie ze hield; haar geest was nietzoo vrijmoedig als de uwe, maar hij was behendiger; haargelaatsuitdrukking was minder levendig, maar zachter. Zehad, in een land waar de beeldende kunst een schilder-achtige natuur, die de zintuigen treft en tot het hartspreekt, vervangt, dezelfde ontvankelijkheid voor de eersteals gij voor de tweede. Uw huis is eenvoudig en edel, menis er bij een vrouw in weinig rijke omstandigheden; hethare was met smaak en met zuinigheid ingericht; zijspaarde al wat zij kon van haar inkomen voor arme meisjesdie ze deed opvoeden; maar ze werkte als een goede fee,en haar vrienden vonden elken dag iets nieuws bij haarte bewonderen of te genieten. Nu eens was het een com-fortabel meubelstuk dat ze zelf had vervaardigd; dan weereen vacs waarvan ze de teekening had ontworpen en waar-aan de maker rijk werd. Ze copieerde portretten voor haarvrienden, voor zichzelf schilderijen der beste meesters.Welk een talent, welk een charme had dat liefelijke meisje!

Door haar verzorgd en beziggehouden, begon ik weergezond te worden; het levee leek mij niet meer een zoodrukkende last, zoo zinloos om te dragen; eindelijk schrei-de ik over mijn broer, eindelijk kon ik over hem spreken.1k weende en deed haar weenen. — 1k zie, zei ze op zekerendag, waarom u teergevoelig en zachtmoedig bent en tocheen man. Het meerendeel der mannen die slechts den ge-

113

Caliste 8

Page 117: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

wonen omgang, en met hun eigen geslacht, hebben gehad,zijn weinig fijngevoelig en zachtzinnig, en zij die veel metvrouwen hebben geleefd, aanvankelijk innemender dande anderen, maar bij mannelijke werkzaamheden minderhandig en kloek, worden honkvast en mettertijd klein-geestig, veeleischend, egoistisch en wispelturig als wij. Uwtochten, spelen en lichaamsoefeningen met uw broer heb-ben u sterk en handig gemaakt, en met hem is uw hart,van nature gevoelig, kiesch en teeder geworden. Wat washij gelukkig, riep ze uit, een keer dat ik, met mijn hart volvan mijn broer, langen tijd over hem gesproken had;gelukkig de vrouw die dezen geliefden broer zal vervan-gen ! — Maar wie zal van mij houden zooals hij van mijhield ? zei ik. — Niet dat zou moeilijk te vinden zijn, ant-woordde ze blozend. Maar u zult niet van een vrouw zoozeer houden als u hem liefhadt; toch, als u alleen maar diegenegenheid hadt waartoe u nog in staat bent, als iemanddacht dat te zijn wat u nog het meest liefhebt nu ge uwbroer niet meer hebt ... 1k kijk haar aan, de tranen liepenuit haar oogen. 1k val voor haar voeten neer, ik kus haarhanden. — Hadt u heelemaal niet gezien, zeide ze, dat ikvan u hield ? Neen, zei ik, en gij zijt de eerste vrouw vanwie ik die zoete woorden boor. — 1k, ben nu schadeloosgesteld, zei ze, terwiji ze me dwong te gaan zitten, voor hetfeit dat ik me zoolang heb ingehouden en voor het verdrietdat ge mijn gevoel niet hebt geraden; ik hield van u vanhet eerste oogenblik of dat ik u gezien heb; voor u had ikdankbaarheid gekend en geen liefde; die ken ik nu het telaat is. In wat voor toestand bevind ik mij I hoe minderik verdien gerespecteerd te worden, des te meer heb ik het

14

Page 118: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

noodig. 1k zou een beleediging zien in dat, wat liefdes-betuigingen zouden zijn; bij het minste vergrijp tegen hetstrengste fatsoen zou ik er, verschrikt en vernederd, metafschuw aan worden herinnerd wat ik geweest ben, watmij in mijn oogen en ongetwijfeld ook in die van de uwen,uwer onwaardig maakt, en wat ik nooit meer wil en moetworden! De waarde van een vlekkelooze levenswijze enreputatie heb ik eerst leeren kennen sinds ik u ken. Hoevaak heb ik niet gehuild als ik een meisje zag, al was hethet armste meisje, maar kuisch, of slechts onschuldig!Ware ik in haar plaats geweest, dan zou ik mij zijn gaangeven aan u, ik zou u mijn leven gewijd hebben, ik zou ugediend hebben in elke hoedanigheid en op elke voorwaardeals gij zoudt hebben gewild; slechts gij zoudt mij gekendhebben, gij hadt kunnen trouwen, ik zou uw vrouw enkinderen hebben gediend, en ik zou er trotsch op geweestzijn, zoo volledig uw slavin te zijn, en voor u alles te doenen alles te lijden. Maar ik, wat kan ik doen ? wat kan ikaanbieden ? Gekend en verachtelijk gemaakt, kan ik nochuw gelijke, noch uw dienares worden. Ge ziet dat ikoveral aan gedacht heb; zoo lang al denk ik er alleen maaraan u lief te hebben, aan het ongeluk en de blijdschap ulief te hebben. Tallooze malen heb ik mij willen onttrekkenaan alle rampen die ik voorzie; maar wie ontkomt aan zijnnoodlot ? Door u te zeggen hoezeer ik van u houd, hebik mij altans een oogenblik van geluk berokkend. —Latenwij Been rampen voorzien, zei ik, wat mij betreft ik voorzienets; ik zie u, ge houdt van me. Het heden is te verrukke-lijk dan dat ik zou kunnen tobben over de toekomst. Enterwijl ik sprak nam ik haar in mijn armen. Zij rukte er

115

Page 119: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zich uit los. — 1k zal dus niet meer over de toekomstspreken, zeide ze: ik zou het niet over me kunnen verkrij-gen te kwellen wat ik liefh.eb. Ga nu, laat mij op mijnverhaal komen; en gij, denk na over u en over mij; mis-schien bent u verstandiger dan ik en zult ge geen verbin-tenis willen aangaan die zoo weinig geluk voorspelt. Tedenken dat gij me nog altijd zult kunnen verlaten en nietongelukkig zijn, ware zelfmisleiding; maar vandaag kuntge me verlaten zonder wreed te zijn. 1k zal ontroostbaarzijn, maar u zult u niets te verwijten hebben. Uw gezond-heid is weer goed, u kunt uit deze plaats weg. Als u morgenterugkomt zal dat voor mij beteekenen dat ge mijn harthebt aanvaard, en dan zult ge mij niet meer geheel onge-lukkig kunnen maken zonder berouw te voelen. Denkdaaraan, zeide ze, mijn hand drukkend, nogmaals, ge kuntwegreizen, ge zijt weer genezen. — Ja, zei ik, maar datheb ik u te danken. En ik ging heen.

1k overlegde, twijfelde noch, streed, maar den volgendendag ging ik toch, alsof er iets was dat mij tegenhield, eerstzeer laat uit. Zeer laat in den avond be yond ik mij weervoor de deur van Caliste, zonder dat ik kan zeggen dat ikhet besluit had genomen daar weer heen te gaan. Mijnhemel! Welk een vreugde zag ik in haar oogen stralen!

Ge komt terug, ge komt terug! riep ze. — Wie zou,zeide ik, voor zooveel gelukzaligheid de wijk kunnennemen! Na een langen nacht begint de zon van het geluknog maar net te herrijzen; zou ik daarvoor de wijk kun-nen nemen en weer onderduiken in dien droeven nacht!Zij keek me aan, en tegenover mij gezeten, de oogen tenhemel, de handen gevouwen, met een hemelsche uitdruk-

116

Page 120: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

king tegelijk schreiend en glimlachend, herhaalde ze: Hijis teruggekomen! Ach! hij is teruggekomen! de afloop,zeide ze, zal niet gelukkig zijn. Dat durf ik aithans niethopen, maar hij is misschien nog verre. Misschien zal iksterven voordat ik rampzalig word. Beloof mij nets, maaraanvaard den eed dat ik altijd van u zal houden. 1k ben erzeker van dat ik u altijd zalliefhebben; zelfs al zoudt gij nietmeer van mij houden, ik zou niet ophouden u lief te heb-ben. Moge het oogenblik dat ge u over mijn hart te be-klagen zult hebben, het laatste van mijn 'even zijn! Kommet mij mee, kom op dezelfde bank zitten waar ik voor heteerst tot u sprak. Tientallen keeren was ik al op u toege-komen; ik had u niet durven aanspreken. Dien dag was ikvrijmoediger. Gezegend die dag! gezegend mijn vrijmoe-digheid! gezegend de bank en de plaats waar hij stond!Ik zal er een rozenstruik planten, kamperfoelie en jasmijn.Zij plantte ze er inderdaad. Ze groeien, ze tieren, dat isalles wat mij uit die zoo zalige verbintenis rest aan geluk.

Kon ik, mevrouw, u maar een beeld geven van al haarzachtheid en van de onuitsprekelijke betoovering van datbeminnenswaardige meisje ! Kon ik u er maar een beeldvan geven met welk een teederheid, fijngevoeligheid enbehendigheid zij, zoo langen tijd, de liefde te wapen rieptegen de liefde, waarbij ze de zinnen meester werd doorhet hart, zachtere genoegens in de plaats stelde voor hevi-ger genoegens en mij haar eigen aanwezigheid deed ver-geten doordat ze me zoozeer van bewondering vervuldevoor haar bevalligheid, haar geest en haar begaafdheden.Somtijds beklaagde ik mij over haar terughoudendheid,die ik hardheid en onverschilligheid noemde; dan zeide ze

117

Page 121: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

dat mijn vader mij misschien niet zou toestaan met haar tetrouwen; en toen ik vertrekken wilde om de toestemmingvan mijn vader te vragen, zeide ze: Zoolang ge die nietgevraagd hebt hebben wij de blijdschap, te denken dat zeu verleend zou worden. Door liefde en hoop gewiegd,leefde ik zoo gelukkig als men maar zijn kan zonder rustigte zijn en als heel het hart vol is van een hartstocht dienmen langen tijd beschouwd had als onwaardig, een manne-hart in beslag te nemen. — 0 broeder! broeder! wat zoudtgij zeggen ? riep ik soms; maar ik heb u niet meer, en wiewas meer dan zij waard u te vervangen?

Mijn dagen speelden zich echter niet of in volkomenledigheid. Daar het regiment waarin ik diende betrokkenwas geweest in de ongenade, veroorzaakt door Saratoga,zou ik, als men mij weer naar Amerika had willen sturen,in een ander legercorps moeten worden opgenomen; maarmijn vader, die het verlies van een zoon in dezen oorlognog des te meer bejammerde omdat hij hem niet goed-keurde, zwoer dat zijn andere zoon er nooit in zou terug-keeren; en van die omstandigheid, dat Saratoga gecapitu-leerd had, gebruik makend, verklaarde hij, dat daar ikalleen door mijn slechte gezondheid van mijn regiment ge-scheiden was geraakt, ik beschouwd moest worden alsnog steeds behoorend tot een leger dat niet meer tegen deAmerikanen in den strijd gebracht kon worden; zoodat ikmij, daar ik in zekeren zin den dienst had verlaten hoewelik het uniform nog niet had uitgetrokken en mijn aan-stelling niet teruggegeven, op een loopbaan in de yolks-vertegenwoordiging en hooge ambten voorbereidde; en ikbesloot, dat ik, teneinde daar een eervolle rol te spelen, in

118

Page 122: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

den zelfden tijd waarin ik de wetten en de geschiedenisvan mijn land zou bestudeeren, ook zou leeren mij goeduit te drukken in mijn taal. Welsprekendheid was volgensmijn definititie het vermogen, mee te sleepen wanneer menniet kan overtuigen, en dit vermogen leek mij noodzakelijkbij zooveel menschen en bij zooveel gelegenheden, dat ikmeende mij niet genoeg moeite te kunnen geven om hetmij te veroveren. In navolging van den vermaarden lord.Chatham begon ik Cicero te vertalen en bovenal Demos-thenes, waarbij ik mijn vertaling honderd keer verbranddeen weer opnieuw begon. Caliste hielp bij het vinden vanwoorden en zinswendingen, hoewel ze Grieksch nochLatijn kende; maar ik zag hoe ze, al s ik mijn auteur letter-lijk voor haar vertaald had, vaak veel beter dan ik zijngedachte vatte, en wanneer ik Pascal of Bossuet vertaaldehad ik nog meer hulp aan haar.

Uit bezorgdheid om het werk dat ik mij had opgelegdniet te veronachtzamen, hadden wij een regeling getroffenvoor mijn dagindeeling; en wanneer ik, alles bij haar ver-getend, een dag had doorgebracht waarover ik niet tevre-den kon zijn, lies ze me een boete betalen ten bate van haararme beschermelingetjes. Ik placht vroeg op te staan; vanmijn ochtend besteedde ik twee uur om met Caliste tewandelen. Te korte uren, heerlijke wandelingen waaropalles mooier werd en ziel kreeg voor twee harten in har-monie, voor twee harten tegelijkertijd rustig en betooverd;want de natuur is een derde, die de minnenden kunnenliefhebben, en die hun bewondering deelt zonder hen voorelkander te doen verkoelen! De rest van mijn tijd tot aanhet middagmaal was aan de studie gewijd. Ik at bij mij

119

Page 123: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

thuis maar dronk mijn koffie bij haar. Wanneer ik bij haarkwam was zij klaar met haar toilet; ik liet haar zien wat ikgedaan had, en wanneer ik er een beetje tevreden over was,dan schreef ik het, na het met haar gecorrigeerd te hebben,onder haar dictee over. Vervolgens las ik haar de nieuwepublicaties voor die eenigen naam hadden gemaakt, ofwanneer onze nieuwsgierigheid door niets nieuws werdopgewekt las ik haar Rousseau, Voltaire, Fenelon ofBuffon voor, al het beste en aantrekkelijkste dat in uw taalte vinden is. Daarna ging ik naar de stadszaal, uit angst,zei ze, dat men zou denken dat ze me, om mij beter tebewaren, had begraven. Na daar een uur of wat te zijngeweest moest ik terugkomen en verder bij haar blijven.Dan, al naar gelang van het seizoen, wandelden we of webabbelden terwij1 we tot het avondeten luchtig voor elkaarmusiceerden, met uitzondering van twee dagen per week,waarop we een echt concert hadden. Daarbij heb ik de er-varenste Engelsche en buitenlandsche musici al hun kunsthooren ontplooien en heel hun genie uitleven. De aan-dacht en gevoeligheid van Caliste wekten hun wedijvermeer dan het goud der voorname lieden. Zij noodigdedaar nooit iemand bij uit, maar somtijds verkregen man-nen uit onze eerste families de toestemming om er tekomen. Eens lieten vrouwen de zelfde toestemmingvragen; zij werd haar geweigerd. Een anderen keer kwa-men jongelui, hoorend dat er muziek gemaakt werd, opden inval binnen te treden. Caliste zei hun dat zij zich onge-twijfeld vergist hadden, dat ze blijven konden op voor-waarde dat ze de uiterste stilte in acht zouden nemen, maardat zij hun verzocht niet terug te komen zonder haar voor-

120

Page 124: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

of te verwittigen. U ziet, mevrouw, dat zij zich wist te doenrespecteeren, en dat zelfs de man die haar liefhad nietanders was dan de meest onderworpene en de meest be-tooverde van haar bewonderaars. 0 vrouwen! vrouwen Iwat zijt ge ongelukkig wanneer hij dien ge liethebt aanuw liefde het recht ontleent, u te tyranniseeren, en wanneerhij, in plaats van u hoog genoeg te stellen om zich met uwvoorkeur vereerd te achten, er zijn eer in stelt om zich tedoen vreezen en u aan zijn voeten te zien kruipen I

Na zulk een concert gaven we een souper voor onzemusici en onze amateurs. Het was mij toegestaan de kostente dragen van deze soupers, en dat was de eenige toestem-ming van deze soort die ik had. Het waren de vroolijkstedie men zich kan denken. Engelschen, Duitschers, Itali-anen, al onze virtuozen vermengden er op vreemde wijzehun taal, hun pretenties, hun vooroordeelen, hun gewoon-ten en hun kwinkslagen. Met iemand anders als Calistezouden deze soupers kil zijn geweest of zijn ontaard inorgieen; met haar waren ze fatsoenlijk, vroolijk, charmant.

Daar Caliste had bevonden dat het uur, volgend op hetsouper, wanneer we alleen waren, het moeilijkst te door-staan was, als tenminste het maanlicht ons niet tot eenwandeling noodde of een of ander zeer opwekkend boektot uitlezen, bedacht ze om bij die gelegenheid een cellistjete laten komen, die aan den drank was, vies maar zeerbegaafd. Op een onmerkbaar teeken aan haar lakei kwamdat dwergje opduiken. Op hetzelfde oogenblik dat ik hemals uit de aarde zag verrijzen, begon ik met hem te ver-wenschen en maakte aanstalten om heen te gaan; maar eenblik of een glimlach hield mij tegen, en vaak bleef ik, mijn

2.

Page 125: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

hoed op mijn hoofd en tegen de deur geleund, onbewege-lijk luisteren naar de bekoorlijke dingen, in het leven ge-roepen door de stem en het clavecimbel van Caliste samenmet het instrument van mijn kwaden geest. Andere keerennam ik, al brommend, mijn harp of viool ter hand, enspeelde totdat Caliste ons alle twee naar huis stuurde. Zooverstreken weken, maanden, meer dan een jaar; en gij zietdat alleen al de herinnering aan dien heerlijken tijd nog eenvonk van blijdschap heeft doen opglimmen in een hart,gebroken van droefenis.

Ten leste ontving ik een brief van mijn vader; hij hadhooren zeggen dat mijn weer volkomen herstelde gezond-heid het verblijf te Bath niet langer noodig maakte; hijsprak er mij van, weer thuis te komen, en in het huwelijkte treden met een jongedame, wier fortuin, geboorte enopvoeding zoo waren dat men niet beter kon verlangen.Ik antwoordde, dat mijn gezondheid inderdaad was her-

steld, en na gesproken te hebben over haar, tegenover wieik dat verplicht was, en die ik zonder omwegen de mai-tresse van wijlen lord L * noemde, zei ik dat ik heelemaalniet zou trouwen tenzij hij me toestond met haar te huwen;en terwijl ik hem smeekte niet toe te geven aan een vaagvooroordeel dat mijn verzoek kon doen afwijzen, bezwoerik hem ook, overal, in Londen, in Bath, inlichtingen in tewinnen over het karakter en de zeden van haar die ik hemtot dochter wilde geven. Ja, de zeden, herhaalde ik, en als uverneemt dat zij na den dood van haar minnaar ooit tekort is geschoten in fatsoen of na zijn dood ooit aanleidingheeft gegeven tot de minste vrijpostigheid, als u uit denmond van wie dan ook lets anders dan lof of zegenbeden

122

Page 126: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

hoort, doe ik afstand van mijn liefste hoop, van het eenigegoed dat mij als een geluk doet beschouwen, te leven enmijn verstand behouden of teruggekregen te hebben. Ditis het antwoord dat ik van mijn wader kreeg:

„Gij zijt meerderjarig, mijn zoon, en gij kunt trouwenzonder mijn toestemming; wat mijn goedkeuring aan-gaat, die zult ge nooit krijgen voor het huwelijk waarovergij spreekt, en zoo ge het sluit zal ik u nimmer terugzien.1k heb geen enkele onderscheiding begeerd, en ge weetdat ik den jongsten tak van onze familie een titel heb latenvragen en verkrijgen, zonder de minste poging te doen ereen voor den mijnen te verzekeren; maar de eer is mij meerwaard dan wie ook, en met mijn toestemming zal mennooit inbreuk maken op mijn eer of die van mijn familie.Ik huiver bij de gedachte aan een schoondochter, in wierbijzijn men niet over kuischheid zou durven spreken, wierkinderen ik niet tot kuischheid zou kunnen vermanenzonder de moeder te doen blozen. En zoudt ook gij nietblozen als ik hen zou aansporen de eer boven hun harts-tochten te stellen, en zich niet te laten overwinnen en totslaaf maken door hun hartstochten ? Neen, mijn zoon, deplaats van een vrouw die ik aanbad zal ik niet aan dezeschoondochter geven. Haar naam kunt ge haar geven, enmisschien laat ge me sterven van verdriet zoo ge haar diengeeft, want ik huiver tot in mijn bloed bij de gedachtealleen, maar zoolang ik leef zal ze niet gaan zitten op deplaats van uw moeder. Gij weet dat de geboorte van mijnkinderen mij het leven van hun moeder heeft gekost; gijweet dat de vriendschap van mijn zoons voor elkander mij

123

Page 127: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

het leven van een van beiden heeft gekost; aan u te be-slissen, of ge wilt dat de eenige die mij overblijft mij dooreen krankzinnigen hartstocht wordt ontnomen, want ikzal geen zoon meer hebben als deze zoon zich aan eendergelijke vrouw kan geven."

Toen Caliste mij later dan gewoonlijk bij zich zag komen,en met een bedroefd en ontredderd uiterlijk, raadde zeaanstonds dat het zijn brief was; nadat ze me had ge-dwongen hem haar te geven, las ze hem, en ik zag elkwoord als een dolk haar hart doorboren. Laten we nogniet heelemaal wanhopen, zeide ze, sta mij toe hem morgente schrijven; nu zou ik het niet kunnen. En naast mij op decanapé neergezegen boog ze zich over mij en liefkoosdemij schreiend met een overgave die zij nooit te voren ge-had had. Zij wist wel dat ik te terneergeslagen was om ermisbruik van te maken. 1k heb den brief van Caliste zoogoed mogelijk vertaald, en ik zal hem overschrijven.

„Gelieve toe te staan, mijnheer, dat een ongelukkigevrouw bij uzelf in beroep komt over uw oordeel, en hetwaagt voor u haar zaak te bepleiten. Ik gevoel maar al tegoed de kracht van uw motieven; maar wees zoo goed,mijnheer, te overwegen of er heelemaal geen te mijnengunste zijn, en die men zou kunnen stellen tegenover deoverwegingen die mij afkeuren. Gaat u eerst na of de vol-ledigste toewijding, de sterkste gehechtheid, de diepstge-voelde dankbaarheid voor niets tellen in de weegschaal dieik wel wenschte dat gij zoo goed zoudt zijn in deze nog tehanteeren en te raadplegen. Wees zoo goed u of te vragenof er een vrouw is van wie uw zoon deze gevoelens, in de

124

Page 128: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

mate waarin ik ze heb en altijd zal hebben, zou kunnen ver-wachten; en laat zoo mogelijk uw verbeelding u alles af-schilderen wat ik daardoor zou kunnen doen en verdragen;neemt u vervolgens andere huwelijken in overweging, dehuwelijken die het best uitgezocht leken en de meeste voor-deelen schenen te bieden, en aangenomen dat ge in bijnaalle nog grooter en dieper bezwaren en verdriet ziet dan gijvreest in het huwelijk dat uw zoon begeert, verdraagt gijdan niet met grooter toegevendheid het denkbeeld daar-van, en wenscht gij niet minder sterk een ander ? Ach! in-dien een eervolle geboorte, een zuiver leven, een vlekke-looze reputatie volstonden om uw zoon gelukkig temaken;als het alles beteekende, eerbaar te zijn geweest, en niets,hartstochtelijk, uitsluitend van hem te houden, weest ervanovertuigd dat ik edelmoedig genoeg zou zijn, of liever datik hem voldoende zou liefhebben, om voorgoed het eenigverlangen, de eenige eerzucht van mijn hart het zwijgen opte leggen.

Gij acht mij vooral onwaardig, de moeder van uw klein-kinderen te zijn. 1k buig mij zuchtend voor uw meening,waarschijnlijk gegrond op die van het publiek. Indien gijuitsluitend te rade zoudt gaan met uw eigen oordeel, alsge u verwaardigde mij te zien, mij te kennen, zou uwvonnis wellicht minder streng zijn; gij zoudt zien met wateen volgzaamheid ik in staat zou zijn uw lessen voor hente herhalen, lessen die ik niet heb gevolgd maar die ik ookniet had gekregen; en verondersteld dat ze, uit mijn mondkomend, haar kracht verloren, dan zoudt ge toch ten-minste kunnen zien dat mijn standvastig gedrag een voor-beeld zou zijn der eerbaarheid. Al lijk ik u ook nog zoo

I25

Page 129: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

door het slijk gesleurd, geloof mij, mijnheer, dat geenenkele vrouw van welken stand ook, en welken staat zijook moge voeren, meer dan ik ertegen beschut is geweestom iets vrijpostigs te zien of te hooren. 0 ! mijnheer, zouhet u moeilijk vallen, u een eenigszins gunstigevoorstellingte vormen van haar, die met zoo teedere liefde uw zoonaan zich heeft weten te binden ? 1k eindig met den eed datik nooit zal toestemmen in lets dat gij veroordeelt, zelfswanneer uw zoon daartoe geneigd zou zijn; maar dat kanhij niet zijn, geen oogenblik zal hij den eerbied vergetendie hij u verschuldigd' is. Wil mij toestaan, mijnheer, datik aithans dit gevoelen met hem deel, en wijs de nederigeen oprechte betuiging daarvan mijnerzijds niet af."

In afwachting van het antwoord van mijn wader liepenal onze gesprekken over de familie van Caliste, haar opvoe-ding, haar reizen, kortom haar historie. 1k stelde haarvragen die ik haar nooit gedaan had. Ik was herinneringenuit den weg gedaan die verdrietelijk voor haar konden zijn;zij nam mijn vrees en mijn voorzorgen van mij af. 1k wildeoveral het fijne van weten, en had er, alsof dit onze plan-nen had moeten begunstigen, plezier in te zien hoezeer zeer bij won indien men haar vollediger kende. Helaas ! nietik behoefde overtuigd te worden. Zij vertelde me dat, alsresultaat van de uiterste fijngevoeligheid van haar minnaar,niemand, man noch vrouw, in geen enkel land, met stellig-heid kon verklaren dat zij zijn maitresse was geweest. Zijvertelde me dat ze van zijn kant geen enkele weigering,geen enkel oogenblik van ontstemdheid, ontevredenheidof zelfs maar onachtzaamheid had ondervonden. Welk een

iz6

Page 130: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

vrouw moet zij zijn die door een man, haar minnaar, haarweldoener, om zoo te zeggen haar meester, acht jaar langkan worden behandeld als een godheid! Ik vroeg haar eens,of ze nooit op het denkbeeld was gekomen hem te verlaten.— Ja, zei ze, een keer, maar de ondankbaarheid, in eendergelijk voornemen gelegen, trof mij zoo, dat ik het nietals verstandig wilde zien: ik waande mij misleid door eenschim die de deugd heette en de ondeugd was, en ik weeshaar met afschuw terug.

Gedurende de drie dagen dat de brief van mijn vader opzich liet wachten, stond het mij vrij, mijn boeken en hetpubliek in den steek te laten. Des morgens al kwam ik bijhaar; het verdriet had ons intiem gemaakt zonder onsminder verstandig te maken. Den vierden dag ontvingCaliste het volgende antwoord. In plaats van het over teschrijven of te vertalen zend ik het u, mevrouw, toe; gijkunt het vertalen als ge wilt dat uw neef het nog eens zallezen: ik zou de kracht niet hebben het te vertalen.

Mevrouw,

„Ik betreur het, mij gedwongen te zien onaangenamedingen te zeggen tot iemand van uw geslacht, en laat ikeraan toe voegen van uw verdienste; want zonder inlich-tingen over u in te winnen, hetgeen geen nut zou hebbendaar ik mij niet kan laten leiden door de dingen die ik zouvernemen, heb ik veel goeds over u hooren zeggen. Nog-maals, ik betreur het, u onaangename dingen te moetenzeggen; maar uw brief zonder antwoord te laten zou nogonwelwill ender zijn dan haar te weerleggen. Derhalve zieik mij in de noodzakelijkheid geplaatst te besluiten tot het

127

Page 131: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

laatste. In de eerste plaats, mevrouw, zou ik u kunnen zeg-gen dat ik geen ander bewijs heb van uw genegenheid voormijn zoon dan wat gij daar zelf over zegt, en een band, dieniet altijd op een zeer groote genegenheid duidt; maar aan-genomen dat zij zoo groot is als gij zegt, en ik moet be-kennen dat ik geneigd ben u hierin te gelooven, waaromzou ik dan niet van meening zijn dat een andere vrouwevenveel van mijn zoon zou kunnen houden als gij, enzelfs aangenomen dat een andere vrouw, met wie hij zoutrouwen, hem niet met dezelfde teederheid en zoo grootetoewijding zou liefhebben, is het dan wel zoo zeker dat diemate van genegenheid een groote weldaad voor hem zouzijn, en vind gij het zoo zeker en duidelijk dat hij ooit erggroote opofferingen van den kant eener vrouw noodigheeft ? Maar ik ga ervan uit dat het een groote weldaad is;is die genegenheid dan alles ? U spreekt mij over de ver-drietelijkheden die men in de meeste huwelijken aantreft;maar zou het een goede redeneering zijn om ertoe te be-sluiten onbetwijfelbare hinderpalen te aanvaarden, omdater elders waarschijnlijke zijn ? heen te stappen over hinder-palen die men duidelijk ziet, om andere te vermijden diemen nog niet voorzien kan, en een stellig verkeerd besluitte nemen omdat er misschien nog ergere zouden bestaan ?Gij vraagt me of het mij moeilijk zou vallen een goedemeening op te vatten over haar die mijn zoon liefheeft; gehadt er aan kunnen toevoegen: en die door hem wordt lief-gehad. Neen, zeker niet, en ik heb een zoo goede meeningover u dat ik geloof dat gij inderdaad een goed voorbeeldaan uw kinderen zoudt geven en dat gij, wel verre van integenspraak te komen met de lessen die men hun zou kun-

128

Page 132: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

nen geven, hun de zelfde lessen zoudt geven, en wellichtmet meer ijver en zorg dan iemand anders. Maar denkt gijdat ik bij honderden gelegenheden niet zou meenen dat giju, wat men al of niet tegen en over uw kinderen en overhonderden andere onderwerpen zou zeggen, aantrekt ? Endenkt u ook niet dat ik, hoe meer ik door uw goedheid,uw ingetogenheid en uw beminnelijke eigenschappen be-lang in u zou gaan stellen, des te meer eronder gebukt zougaan, te zien of mij voor te stellen dat gij verdriet hebt, endat u niet zoo gelukkig bent, niet zoo geacht als u in veleopzichten zoudt verdienen te zijn ? Waarlijk, mevrouw,ik zou het mijzelf kwalijk nemen als ik voor u niet demeest denkbare consideratie en genegenheid had, en Lochzou het mij onmogelijk zijn die te hebben, tenzij misschienvoor enkele oogenblikken, indien ik mij niet voor oogenzou houden dat die mooie, beminnelijke en goede vrouwmijn schoondochter is; maar niet zoodra zou ik u denzelf-den naam hooren geven als aan mijn vrouw en mijnmoeder, of, vergeef mijn oprechtheid, mevrouw, mijn hartzou zich, tegen u keeren, en ik zou u wellicht haten omdatu zoo beminnenswaard geweest was, dat mijn zoon nie-mand anders dan u had willen liefhebben en trouwen; enals ik op dat oogenblik zou meenen te zien dat iemand overmijn zoon of zijn kinderen spreekt, zou ik vermoeden dater gezegd werd: Dat is de man van die en die, dat zijn dekinderen van die en die. Waarlijk, mevrouw, dat zou on-verdragelijk zijn, want thans nu het niets werkelijks heeft,is het denkbeeld me onverdragelijk. Geloof evenwel nietdat ik de minste geringschatting koester voor uw persoon;het zou zeer onbillijk zijn die te koesteren, en ik hel over

129

Caliste 9

Page 133: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

tot een geheel tegenovergesteld gevoel. Ik ben u verplicht,en dat zonder mij te schamen u verplicht te zijn, voor debelofte die u me op het eind van uw brief doet. Zonderprecies te weten waarom, geloof ik er volkomen in. Omiets te stellen tegenover uw behoorlijkheid en den eerbieddien ge hebt voor het gevoel dat een zoon aan zijn vaderbindt, beloofik u, en ook aan mijn zoon, niets te beproevenom u van elkaar te scheiden, en hem nooit weer het eerstover eenig huwelijk te spreken, al zou men mij een prinsesals schoondochter voorstellen, maar op voorwaarde dathij noch u mij ooit weer spreekt over het huwelijk inkwestie. Indien ik mij liet vermurwen dan, dat voel ik, zouik er het nijpendste berouw over hebben en als ik aankrachtig aandringen weerstand zou bieden, gelijk ik zekerzou doen, dan zou ik, behalve het onaangename, een zoonte bedroeven dien ik hartstochtelijk liefheb en die dit ver-dient, mij wellicht voor de toekomst op de hals halen datik er spijt van zou krijgen; want een liefhebbende vadermaakt zich soms, tegen alle redelijkheid in, een verwijtervan dat hij aan den onredelijksten aandrang van zijnkind niet heeft toegegeven. Wees ervan verzekerd, dat hetreeds thans niet zonder smart geschiedt dat ik u zoowel deeen als de ander heden verdriet doe."

1k vond Caliste op den grond zittend, het hoofd geleundtegen het marmer van haar schoorsteen. — Dit is detwintigste plek binnen een uur, waar ik zit, zeide ze; ikblijf bij deze, want mijn hoofd gloeit. Met haar vinger weesze naar den brief van mijn vader, die open lag op decanapé. Ik ging zitten, en terwiji ik las leunde zij, na zich

130

Page 134: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

een weinig te hebben omgewend, met haar hoofd tegenmijn knieen. In gedachten verzonken, terugverlangendnaar het verleden, rouwend over de toekomst en nietwetend wat aan te vangen met het heden, zag en voelde ikhaar bijna niet. Ten slotte richtte ik haar op en liet haargaan zitten. Onze tranen vermengden zich. — Laten wijtenminste zooveel voor elkaar zijn als wij kunnen zijn, zeiik heel zachtjes tegen haar en als was ik bang geweest datze me zou verstaan. 1k kon er aan twijfelen dat ze me hadverstaan; ik kon denken dat ze toestemde, ze antwoorddeme niets en haar oogen waren gesloten. — Caliste, zei ik,laten wij dit zoo droeve oogenblik veranderen in eenoogenblik van geluk. — Ach! zei ze, haar oogen weeropenend en een blik vol smart en ontzetting op mij wer-pend, ik moet dus weer worden wat ik was. — Neen, zeiik na eenige oogenblikken van stilte, niets hoeft, ik hadgedacht dat ge van me hield. — En ik houd dus niet vanu, zeide ze, op haar beurt haar armen om mij heen slaand,ik houd dus niet van u! Tracht u voor te stellen, mevrouw,wat zich in mijn hart afspeelde. Ten slotte knielde ik voorhaar neer, ik omving haar knieen; ik vroeg haar vergiffenisvoor mijn onstuimigheid. — Ik weet dat ge van me houdt,zei ik, ik respecteer u, ik aanbid u, wees voor mij alleenmaar wat ge zelf wilt. — Ach! zei ze, ik zie het wel, ik moetweer worden wat ik afschuwelijk zou vinden om te zijn,of u verliezen, wat honderdmaal afschuwelijker zijn zou.

Neen, zei ik, ge vergist u, ge beleedigt mij: ge zult megeenszins verliezen, ik zal altijd van u houden. Ge zultmisschien van mij houden, zei ze weer, maar ik zal er uniet minder om verliezen. En welk recht zou ik hebben u

131

Page 135: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

te behouden! Ik zal u verliezen, daar ben ik zeker van. Enhaar tranen dreigden haar te verstikken; maar uit angst datik om hulp zou roepen, uit angst niet meer met mij alleente zijn, beloofde ze me haar uiterste best te doen om tekalmeeren, en eindelijk slaagde ze daarin. Van dit oogen-blik of was Caliste dezelfde niet meer; ongerust wanneerze me niet zag, huiverend wanneer ik haar verliet, als hadze gevreesd mij nooit meer terug te zien; buiten zichzelfvan vreugde als ze me weerzag; altijd bang me te mishagenen met tranen van blijdschap wanneer iets van haar mijnwelbehagen had opgewekt, was ze soms veel beminnelij-ker, ontroerender, verrukkelijker dan ze nog ooit geweestwas; maar ze verloor die evenwichtigheid, die gelijkmoe-digheid, dat precies juiste in al haar handelingen die haarvroeger nooit in den steek lieten en die haar zoozeer had-den onderscheiden. Wel trachtte ze dezelfde dingen tedoen, en het waren inderdaad dezelfde dingen die ze deed;maar nu eens met verstrooidheid gedaan, dan weer methartstocht, dan weer met verveling, altijd veel beter ofminder dan vroeger, hadden ze niet meer dezelfde uitwer-king op haar en de anderen. 0 hemel! hoezeer zag ik haargekweld door onrust en terneer geslagen ! Ontroerd doormijn geringste liefkoozingen, die ze veeleer zocht dan ver-meed, en steeds op haar hoede voor haar ontroering, mijlokkend door een soort strategie en, uit angst dat ik haargeheel zou ontsnappen, zich verwijtend mij te hebben ver-lokt en mij zachtjes wegduwend, het volgend oogenblikweer kwaad dat ze me had weggeduwd; onsteltenis enteederheid, hartstocht en terughoudendheid volgden el-kander in haar bewegingen en blikken met zoo groote

I32

Page 136: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

snelheid op, dat men kon meenen ze er altezamen in tezien. En mij, beurtelings ontvlamd en verkoeld, geprikkeld,bekoord, verteederd, mij lieten hartzeer, bewondering enmeelij, die mij beurtelings bewogen, achter in onbegrijpe-Eike verwarring. — Laat ons bier een einde aan maken,zeide ik eens, zoowel door liefde als door woede buitenmezelf, en ik deed de deur op slot en droeg haar weg vanvoor het clavecimbel. — Gij zult mij geen geweld aandoen,zeide ze zachtjes, want ge zijt de meester. Die stem, dezewoorden deden mijn heele opvliegendheid bedaren, en ikkon haar alleen nog maar zachtjes op mijn schoot zetten,haar hoofd op mijn schouder doen rusten en haar mooiehanden met mijn tranen bevochtigen terwiji ik haar hon-derdmaal om vergeving vroeg; en even vaak bedankte zemij op een wijze die mij bewees, hoe echt bang ze geweestwas; en toch had ze me hartstochtelijk lief en leed evenveelals ik, en toch had ze graag mijn minnares willen zijn. Opzekeren dag sprak ik tot haar: Gij kunt er niet toe besluitenu te geven, en gij zoudt willen dat ge u gegeven had. —Dat is waar, zeide ze. En deze bekentenis deed mij nietsbereiken en zelfs niets ondernemen. Toch moet ge nietgelooven, mevrouw, dat al onze oogenblikken smartelijkwaren en dat er geen aantrekkelijke dingen meer in onzesituatie waren; die waren er, dank zij juist haar vreemdheiden ons gemis. De kleinste liefdesblijken behielden hunwaarde. Nooit anders dan met verrukking bewezen we el,kaar den kleinsten dienst. Er een te vragen was het middel,om boete te doen voor een beleediging, om een twist tedoen vergeten; wij namen er steeds onze toevlucht toe, ennimmer te vergeefs. Om de waarheid te zeggen gaven haar

133

Page 137: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

liefkoozingen mij meer angst dan genoegen, maar de inti-miteit die tusschen ons bestond was heerlijk, zoowel voorde een als voor den ander. Werd ik soms als een broer, ofliever als een zuster behandeld, dan achtte ik deze gunstkostelijk en dierbaar.

Caliste, en dat zal u niet verwonderen, viel ten prooi aanellendige slapeloosheden. 1k verzette er mij tegen dat zegeneesmiddelen nam die haar-gezondheid heelemaal haddenkunnen verstoren, en ik wilde dat haar kamermeisje en ikbeurtelings haar deden inslapen door haar het een of andervoor te lezen. Wanneer we zagen dat ze sliep trok ik mij,met even veel voorzorgen als Fanny, zoo zachtjes mogelijkterug, en den volgenden ochtend was het mij als belooningvergund aan haar voeteneinde te gaan liggen met haarknieen als kussen en daar, als ik kon, te gaan slapen. Opzekeren nacht viel ik in slaap terwijl ik naast haar bed zatvoor te lezen, en Fanny die als gewoonlijk zoodra de dagaanbrak het ontbijt van haar meesteres binnen bracht —men maakte de nachten zoo kort mogelijk — kwamzachtjes nader en maakte me niet dadelijk wakker. Wan-neer de dag wat gevorderd is open ik tenslotte mijn oogen,en zie dat ze mij glimlachend aankijken. — Ziet ge, zeg iktegen Fanny, alles is precies zoo gebleven als ge het hebtachtergelaten, de tafel, de lamp, het boek dat uit mijn han-den op mijn schoot is gevallen. Ja, juist, zegt zij, ziendedat ik het moeilijk wind het huffs te verlaten; gaat u maar,mijnheer, en zelfs als de buren u zouden zien zoudt u hetzich niet hoeven aan te trekken. Zij weten dat mevrouwziek is, we hebben hun zoo vaak gezegd dat u als broer enzuster leeft, dat al zouden wij op het oogenblik nog zoo-

134

Page 138: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zeer het tegendeel vertellen, zij ons niet zouden gelooven.— En spotten zij niet over mij ? zei ik. 0 neen, mijn-heed ze zijn verbaasd, en dat is alles. De een zooveel alsde ander zijt gij geliefd en gerespecteerd. Zij zijn ver-baasd, Fanny, hernam ik; daar hebben ze waarlijk gelijkaan! En als we ze minder zouden verbazen, zouden zedaarom dan minder van ons houden ? — Ach! mijnheer,dat zou iets heel anders worden. Dat kan ik niet ge-looven, Fanny, zei ik, maar hoe dat zij, als ze het nietwisten — Die dingen, mijnheer, zei ze naief, moeten,om goed verborgen te zijn niet bestaan. Maar, . . .— Geen maren, mijnheer; zoo goed zoudt ge het niet voorJames en mij geheim kunnen houden of we zouden hetraden. James zou niets zeggen, maar hij zou mevrouw nietmeer dienen zooals hij Naar dient, als de eerste hertoginvan het koninkrijk, wat altijd bewijst dat men zijn meeste-res respecteert, en ik zou niets zeggen, maar ik zou niet bijmevrouw kunnen blijven, want ik zou denken: als men hetop een goeden dag te weten komt, zal mij dat mijn heeleverdere leven verweten worden; de andere bedienden, diemij altijd mevrouw hebben hooren prijzen, zouden ietsvermoeden, en de buren, die weten hoe goed en lief me-vrouw is, zouden ook jets vermoeden, en dan zou er eenander kamermeisje komen die niet zooveel van mevrouwzou houden als ik, en al gauw zou men kletsen. Er zijnzooveel tongen die niet liever willen dan kletsen! Of zeprijzen of misprijzen is volkomen eenerlei, als ze maarkletsen. Ik hoor ze al. Zie je nu wel, zouden ze zeggen. Jemoet maar op den sc4n afgaan. Het was zoo 'n mooie bekeering!Ze gaf aan de amen, ze ging naar de kerk. Wat men nu bewon-

13 5

Page 139: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

dert zou dan misschien voor huichelarij worden uitge-maakt; maar u, mijnheer, zou men nog minder vergevendan mevrouw; want daar men ziet hoe veel zij van u houdt,vindt men dat u met haar moest trouwen, en men zou al-tijd zeggen: waarom trouwde hij niet met haar Ach !Fanny, Fanny, riep Caliste smartelijk, wat ge zegt is maaral te waar. Wat heb ik gedaan ? zei ze in het Fransch. Waar-om heb ik haar laten bewijzen dat ik niet meer van gedragkan veranderen, zelfs al zou ik het wilier)] Ik wilde ant-woorden, maar zij bezwoer mij heen te gaan.

Een koopman uit de buurt, vroeger op dan de anderen,maakte zijn winkel al open. Ik ging expres langs hem heenom niet den schijn op mij te laden er vandoor te gaan.— Hoe maakt mevrouw het ? zei hij. — Nog altijd slaaptze bijna heelemaal niet, antwoordde ik. Elken avond lezenwe, Fanny en ik, een uur of twee voor, eer we haar in slaapkrijgen, en ze wordt wakker zoodra het licht wordt. Van-nacht heb ik zoo lang voorgelezen dat ik zelf ben inge-slapen. — En heeft u ontbeten, mijnheer ? zei hij. Neen,antwoordde ik. 1k was van plan op mijn bed te gaan liggenom te probeeren er een paar uur te slapen. — Het zou bijnazonde zijn, mijnheer, zei hij. Het is zulk mooi wee; en uziet er heelemaal niet vermoeid of slaperig uit. Kom lievermet mij ontbijten in mijn tuin. 1k nam het voorstel aanin het aangename besef dat die man van al de buren delaatste zou zijn om van Caliste kwaad te spreken, en hijsprak met me over haar, over alle goed dat ze deed enwaarvan ze me onkundig liet, met zooveel genoegen enbewondering, dat ik ten zeerst beloond werd voor mijnwelwillendheid. Dien zelfden dag ontving Caliste een

136

Page 140: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

brief van den oom van haar minnaar, die haar verzochtonverwijkl te Londen te komen. 1k besloot, den tijd vanhaar afwezigheid bij mijn vader door te brengen, en wijvertrokken tegelijkertijd. Zal ik u weerzien ? zeide ze.Is het zeker dat ik u weerzie ? Ja, zei ik, en zoodra gehet wenscht, als ik tenminste niet dood ben. Wij beloofdenelkaar op zijn minst twee maal per week te schrijven, ennooit is een belofte beter gehouden. Daar de een nietsdacht of zag dat hij den ander niet wilde zeggen of latenzien, hadden wij moeite, elkaar niet nog vaker te schrijven.

Mijn vader zou mij misschien slecht ontvangen hebben,als hij niet zeer tevreden was geweest over de wijze waaropik mijn tijd had gebruikt. Hij had dat door anderen dan mijvernomen, en gelukkig had hij lieden om zich heen die,volgens hem, in staat waren een oordeel over mij te vellenen wier goedkeuring ik verwierf. Men was van meeningdat ik kennis had opgedaan en gemakkelijkheid om mijuit te drukken, en men voorspelde mij successen, die bijvoorbaat in den smaak vielen van dezen liefhebbenden ente mijnen gunste vooringenomen vader. Ik maakte kennismet mijn vaders huis, dat ik sinds mijn vertrek naarAmerika slechts een oogenblik, en in een tijd dat ik nergensop lette, had weergezien. Ik maakte kennis met de vriendenen buren van mijn vader. Ik jaagde en hield wedrennenmet hen, en had het geluk dat ze me niet onaardig vonden.— 1k heb u bij uw terugkeer uit Amerika gezien, zei eender oudste vrienden van onze families als uw vader aaneen vrouw het genoegen te danken heeft, u zoo terug tezien als ge thans zijt, moest hij u eigenlijk uit dankbaarheidmet haar laten trouwen. Bij de vrouwen waarmee ik ge-

137

Page 141: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

legenheid had in aanraking te komen, viel mij een vleiendeontvangst te beurt. Hoeveel gemakkelijker was het, iets tebereiken bij sommigen van haar die mijn vader het meestvereerde, dan bij die zoo geminachte vrouw I Ilc moest hetbekennen, mijn ziel had een zoo groote behoefte aan rust,dat op sommige oogenblikken elke manier om mij die teverschaffen voor mij aanvaardbaar zou zijn geweest, enCaliste had zoo weinig aanleg tot jaloezie getoond, dat hetdenkbeeld dat ik haar verdriet kon doen misschien niet bijme opgekomen zou zijn. 1k voeldeniet dat elke afleiding eentrouweloosheid is; en daar ik nets zag dat met haar te ver-gelijken was, kwam het nooit bij mij op dat ik haar werke-lijk ontrouw zou kunnen worden; maar ik moet erbij zeg-gen dat alle andere manieren om afleiding te vinden mij ver-kieslijker leken dan die, welke de vrouwen mij boden. Detijd duurde mij soms lang, dat ik van mijn gaven een edeleren nuttiger gebruik zou kunnen maken dan ik tot nu toegedaan had. Ik gevoelde nog niet dat het doel van het alge-meene welzijn slechts een edele hersenschirn is; dat denaties door het toeval, de omstandighcclen, gebeurtenissendie niemand voorziet of teweeg brengt, veranderen zonderbeter of slechter te worden, en dat de bedoelingen van dendeugdzaamsten burger bijna nooit invloed hebben gehadop het welzijn van zijn vaderland; ik zag niet dat de slaafder eerzucht nog kinderachtiger en ongelukkiger is dande slaaf eener vrouw. Mijn vader eischte dat ik mij bij deeerstkomende verkiezing zou laten voordragen voor eenzetel in het parlement, en, blij eens iets naar zijn zin te kun-nen doen, stemde ik met vreugde toe. Caliste schreef mij:

138

Page 142: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

„Indien ik eenige rol speel in uw plannen, gelijk ik nogwaag te hopen, hoeft dit u er niet van of to houden, een rege-ling te aanvaarden waardoor ge in Londen zoudt moetenleven. Een oom van mijn vader, die wilde dat ik hem op-zocht, heeft mij onlangs gezegd dat ik hem in een week meergenoegen had gedaan dan al zijn aanverwanten en hun kin-deren in twintig jaar, en dat hij mij zijn huis en bezittingenzou nalaten; dat ik het eerste zou weten te herstellen enverfraaien en van de tweede een goed gebruik maken,terwijl in plaats daarvan de rest van zijn familie alleenmaar afbreken en domweg verkwisten zou of vrekkig op-potten. 1k breng u dit alles over, opdat ge het niet in meafkeurt dat ik mij tegen zijn goede gezindheid geenszinsheb verzet; ik heb trouwens evenveel recht op die erfenisals wie dan ook, en zij die hij in aanmerking zou kunnendoen komen zijn niet behoeftig. Mijn oom is rijk en zeeroud; zijn huis is erg goed gelegen bij Whitehall. Ik moet ubekennen dat het denkbeeld, er u in te ontvangen, of het ute leenen, mij groot genoegen heeft gedaan. Als ge een ofandere dure gril zoudt krijgen, als ge lust zoudt hebbenin een heel mooi paard of in een of ander schilderij, danverzoek ik u eraan te voldoen, want het testament is ge-maakt en de erflater zoo koppig dat hij er zeker niet opterug zal komen; zoodat ik mij reeds van nu of aan voorrijk houd, en ik zou graag uw schuldeischeres worden.”

In een anderen brief zeide ze:

„Terwijl ik, ver van u, mismoedig ben, al wat ik doe mijnutteloos en dwaas lijkt, tenzij ik het op een of andere ma-nier met u in verband kan brengen, zie ik dat gij, ver van

139

Page 143: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

mij, rust neemt. Eenerzijds ongeduld en verveling; ander-zijds voldaanheid en rust, welk een verschil! Toch beklaagik mij niet. Als ik bedroefd zou worden, zou ik het nietdurven zeggen. Verondersteld dat ik een vrouw zag tus-schen u en mij, dan zou ik mij veel sterker bedroeven, entoch zou ik het nimmer behooren en durven te zeggen."

In weer een anderen brief zeide ze:

„Ik geloof dat ik uw vader gezien heb. Getroffen doorzijn gelaatstrekken, die mij de uwe in herinnering brachten,ben ik hem roerloos blijven aankijken. Het is stellig hem,en ook hij heeft mij aangekeken."

Inderdaad had mijn vader, zooals hij mij later verteldheeft, haar toevallig gezien bij een boodschap die hij inLonden had gedaan. 1k weet niet waar hij haar ontmoette,maar hij vroeg, wie die mooie vrouw was. — Wat ! zeiiemand, kent u Caliste van Lord L * en van uw zoon flied— Zonder dien eersten naam, sprak hij tot mij . enzweeg. Ongelukkige, waarom spraakt gij hem uit !

Ik begon mij zorgen te maken over de manier waarop iknaar Bath zou kunnen terugkeeren. Mijn gezondheid wasgeen reden of voorwendsel meer, en hoewel ik elders netste doen had, zou het vreemd gaan lijken als ik zou begin-

nen daar opnieuw te verblijven. Dat voelde Caliste zelf, enin den brief waarin ze mij haar vertrek naar Londen aan-kondigde, maakte zij me deelgenoot van haar ongerustheiddaarover. In dien zelfden brief sprak zij over eenige nieuwekennissen die zij had ontmoet in het huffs van den oom vanmylord L*, die er alien over spraken naar Bath te gaan.

140

Page 144: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

— Het zou afschuwelijk zijn, voegde zij er aan toe, daariedereen te zien behalve den eenigen persoon ter werelddien ik wensch te zien. Gelukkig (toen althans meende ikte kunnen zeggen dat het gelukkig was), gaf mijn vader,misschien diep van binnen nieuwsgierig, haar te leerenkennen die hij afwees, met zekerheid en ietwat uitgebreidover haar te hooren spreken, misschien ook om met mij teblijven samenleven, zonder dat het mij eenige opofferingkostte, misschien ook om mijn verblijf te Bath minderzonderling te maken, — want zooveel beweegredenen kun-nen in een enkele bedoeling samenkomen mijn vader,zeg ik, gaf zijn voornemen te kennen een paar maanden teBath door te brengen. Het viel mij moeilijk, mijn buiten-gewone vreugde voor hem te verbergen. Mijn hemel ! zeiik bij mijzelf, als ik eens alles kon vereenigen, mijn vader,mijn plichten, Caliste, haar geluk en het mijne ! Maar nau-welijks was het voornemen van mijn vader bekend gewor-den of een dame, sedert anderhalf jaar weduwe van eenonzer bloedverwanten, schreef hem dat ze, daar ze methaar zoon, een kind van negen of tien jaar, naar Bathwenschte te gaan, hem verzocht een huis te nemen waar zijsamen konden wonen. Mijn vader leek mij in zijn voor-nemen gestoord door dit voorstel, zonder dat ik kon uit-maken of het hem aangenaam of onaangenaam was. Hoedit zij, hij kon niet anders dan het aannemen, en ik werdnaar Bath gezonden om voor een woongelegenheid te zor-gen voor mijn vader, deze mij onbekende nicht, haar zoonen mij. Caliste was er al terug. Verheugd, iets met mij samente doen, leidde en deelde zij mijn bemoeiingen met eenzorg, een betere zaak waardig, en toen mijn vader en lady

141

Page 145: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Betty B* aankwamen, bewonderden ze in alles wat zij omzich, heen zagen een sierlijkheid en een smaak welke ze,naar ze zeiden, nooit elders hadden gezien, en bewezen mijeen erkentelijkheid welke niet aan mij was verschuldigd.Caliste had bij deze gelegenheid tegen haar eigen belanggewerkt; want ongetwijfeld veronderstelde lady Betty vandit eerste oogenblik af bedoelingen bij mij, welke haarfortuin, haar gelaatstrekken en haar leeftijd heel natuurlijkzouden hebben gemaakt. Ze was zeer jong getrouwd enwas nog geen zeventien jaar oud toen haar zoon, sirHarry B*, werd geboren. Ik verwijt haar dus niet de denk-beelden, die bij haar postvatten, en ook niet het gedrag datdaar uit voortsproot. Wat mij wel verbaast is de indrukdien haar goedgezindheid op mij maakte. 1k was er nieterg door gevleid, maar er minder gevoelig door voor degehechtheid van Caliste. Die werd er mij minder dierbaardoor. 1k meende dat alle vrouwen liefhadden en dat meerdan iets anders het toeval beschikte, wie het voorwerp zouzijn van een hartstocht, waar zij allen van tevoren reedstoe bereid waren. Het duurde niet lang of Caliste zag datik was veranderd... Veranderd ! neen, dat was ik niet.Dat woord zegt te wel, en niets van wat ik hier heb neer-geschreven teekende zich duidelijk af in mijn gedachtenof mijn hart. Waarom, veranderlijk en inconsequent al swe zijn, trachten wij ons rekenschap te geven van ons-zelf? Ilc bemerkte toen in het geheel niet dat ik veranderdwas, en heden wijs ik, om een verklaring te vinden voormijn verstrooiing, mijn gevoel van veiligheid, mijn weeken zwak gedrag, een oorzaak aan voor een veranderingdie ik niet gevoelde.

142

Page 146: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

De zoon van lady Betty, dat jongetje van ongeveer tienjaar, was een lief kind en leek op mijn broer. Hij brachtmij hem, en de spelen onzer kindsheid, soms zoo levendigin de herinnering, dat wanner ik naar hem keek mijnoogen zich vulden met tranen. Hij wend mijn leerling, mijnmakkertje; zonder hem ging ik niet meer wandelen en iknam hem bijna elken dag mee naar Caliste.

Op een dag dat ik alleen naar haar toe gegaan was, vondik er een zeer goed uitzienden landedelman die toekeek bijhaar teekenen. Mijn verbazing en misnoegen hield ik ver-borgen. 1k wilde langer blijven dan hij, maar dat was on-mogelijk: hij vroeg haar of hij kon blijven eten. Om elfuur beweerde ik dat niets haar zoozeer van streek brachtdan laat naar bed te gaan en ik dwong mijn rivaal, ja, hetwas mijn rivaal, zich evenals ik terug te trekken. Voor deneersten keer hadden de bij Caliste doorgebrachte uren mijerg lang geleken. De naam van dien man was mij niet on-bekend; het was een naam dien niemand van hen, die hemgedragen hadden, had doen schitteren; maar zijn familiewas oud en sedert lang in aanzien in een noordelijke pro-vincie van Engeland. Bekend met den oom van lord L *,en nadat hij Caliste met hem in de opera had gezien, hadhij aan haar voorgesteld wenschen te worden en verlofgevraagd haar een bezoek te brengen. Hij kwam twee ofdrie keer bij haar en meende de muzen en de gratien, diehij slechts gezien had in zijn klassieke boeken, in werke-lijkheid te zien. Na zijn derde bezoek ging hij den generaalinlichtingen vragen over Caliste, haar vermogen en haarfamilie. Het antwoord was zoozeer naar waarheid als maarmogelijk was. — U bent een fatsoenlijk man, mijnheer,

143

Page 147: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zeide de bewonderaar van Caliste toen; raadt u mij, methaar te trouwen ? Ongetwijfeld, luidde het antwoord,als u dit zal gelukken. 1k zou denzelfden raad geven aanmijn zoon of aan den zoon van mijn besten vriend. Er iseen stommeling die al een heelen tijd van haar houdt endie niet met haar durft te trouwen omdat zijn vader, diehaar niet durft te ontmoeten uit angst zich gewonnen tegeven, daar niet in wil toestemmen. Zij zullen er hun heeleleven berouw van hebben; maar haast u, want ze zoudenvan idee kunnen veranderen.

Dit was de man dien ik bij Caliste had gevonden. Denvolgenden dag was ik zeer vroeg bij haar; ik stelde haar inkennis van mijn ontstemming en ongeduld van gisteren.— Hoe nul zeide ze, vind ge dat wat onprettig ? Vroegerzagik wel dat ge het niet kondt velen, wanneer ik wie danook bij mij had, zelfs geen werkman of vrouw; maar sindseenigen tijd doet ge niet anders dan het jonkertje meebren-gen, ik dacht dat het opzettelijk was om niet samen alleen tezijn. Maar, zei ik, dat is een kind. — Hij ziet en hoort evengoed als een ander, zeide ze. — En als ik hem niet meermeeneem, hernam ik, zult ge dan den man niet langerontvangen aan wien ik mij gisteren ergerde ? — Neemhem maar gerust mee, zei ze, maar ik kan den ander nietwegsturen, zoolang niemand grootere rechten op mijheeft dan mijn weldoener, die mij kennis met hem heeftlaten maken en mij heeft verzocht hem goed te ontvangen.— Hij is verliefd op u, zei ik, na een tijdje met grootestappen door de kamer geloopen te hebben, hij heeft geenvader, hij zal misschien . . . Ik kon den zin niet afmaken.Caliste antwoordde niets; de man door wien ik van streek

144

Page 148: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

was, wend aangediend en ik ging heen. Kort daarop kwamik terug. Ik besloot, mij liever aan hem te wennen dan mijte laten verbannen uit mijn huis, want het was mijn huis.1k kwam er nog vaker dan gewoonlijk en bleef er minderlang. Soms was zij alleen en dat was een buitenkans diemijn heele wezen verheugde. Het jongetje nam ik nietmeer mee en na een paar dagen beklaagde hij zich daarbitter over. Op zekeren dag richtte hij in tegenwoordig-heid van lady Betty zijn klachten tot mijn vader ensmeekte dien, hem mee te nemen naar mistriss Caliste,daar ik hem niet meer daarheen meenam. Die naam en demanier waarop hij hem zegde deden mijn vader glim-lachen met een mengeling van welwillendheid en verlegen-heid. —Ik ga er zelf niet heen, zei hij tot sir Harry. — Wiluw zoon u niet mee er naartoe nemen ? hernam het kind.0! als u daar een paar maal geweest was, zoudt u er elkendag terug gaan, net als hij. Daar ik mijn vader ontroerden verteederd zag, stond ik op het punt mij aan zijn voetente werpen; maar de aanwezigheid van lady Betty, of mijnkwaad gesternte, of liever mijn vervloekte zwakheid, Meldme tegen. 0 ! Caliste, hoeveel moediger dan ik zoudt gijgeweest zijn! Gij zoudt deze kostbare gelegenheid hebbenaangegrepen; gij zoudt iets gewaagd hebben en geslaagdzijn, en wij zouden samen een Leven hebben gesleten, datwij niet hebben kunnen leeren zonder elkaar te slijten.Terwijl ik onzeker, besluiteloos, dit eenige oogenblik lietontvlieden, kwam er een boodschap namens Caliste, aanwie ik de klachten van sir Harry had overgebracht, om aanmylady te vragen of haar zoon bij haar kon komen dinee-ren. Het jongetje wachtte het antwoord niet af, hij snelde

145

Caliste Ito

Page 149: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

op James toe om dien te omhelzen en verzocht hem, hemmee te nemen. Dien avond, den volgenden dag, de dagendaarna praatte hij zooveel over mijn vriendin, dat hijlady Betty ongeduldig maakte en nu werkelijk de belang-stelling van mijn vader begon gaande te maken. Wie weetwat deze soort tusschenkomst niet had kunnen teweegbrengen ? Maar mijn vader was genoodzaakt voor een paardagen naar huis te gaan voor dringende zaken, en toenkon deze opwelling van goedgezindheid, nadat zij eenmaalwas onderbroken, niet meer worden hernieuwd.

Sir Harry burgerde zich zoozeer in bij Caliste, dat ikhaar met haar nieuwen aanbidder niet meer alleen aantrof.Hij was, naar ik veronderstel, evenzeer geergerd over hetkind als ik over hem. In deze aangelegenheid legde Calisteeen behendigheid aan den dag en een voorraad aangeborenvernuft, geest en goedheid, waarvan ik niet gedroomd haddat ze ze had. Nu hij zich niet met haar kon onderhouden,wilde de inwoner van Norfolk dan tenminste dat zij hem,gelijk in Londen, met haar stem en haar clavecimbel bekoor-de, en hij vroeg naar Fransche en Italiaansche wijsjes en ope-ra-stukken; maar Caliste, die vond dat dit alles voor mijoude kost en voor het jongetje vervelend zou zijn en dat iker trouwens weinig prijs op zou stellen nog tot het welsla-gen bij te dragen door haar als naar gewoonte te begelei-den, begon romances te bedenken waarvan zij de muziekmaakte, Welker woorden ze mij hielp maken, en die zedoor het kind liet zinger): en door mijn mededinger beoor-deelen. Zij tong en speelde en parodieerde de aardigeromance Haveyou seen my Hanna, op een wijze die mij ontel-bare keeren de tranen in de oogen deed komen. Zij wilde

146

Page 150: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

ook dat wij sir Harry leerden teekenen, en om zich zonderonvriendelijkheid te kunnen onttrekken aan dat eeuwigemuziekmaken, maakte ze dat ze eenige van die doeken vanRubens en Snijders in handen kreeg, waarop kinderen aanhet spelen zijn met bloemenkransen; en nadat ze daarcopieen van had gemaakt met hulp van een armen, zeerbekwamen schilder, dien het toeval op haar weg had ge-voerd en wiens talent zij had ontdekt, hing zij daar haarkamer mee vol en ertusschen spaarde ze ruimte voorspiegeltafeltjes, waarop lampen van antieken vorm en por-seleinen vazen moesten komen. Dit werk hield ons alle-maal bezig en al was alleen het kind in zijn schik, tochvond iedereen het aardig. Daar ik zelf verbaasd was overhet resultaat toen de woning op orde was en vond, dat zenog nooit zooveel daadkracht en fantasie had ontplooid,was ik zoo wreed, haar te vragen of dit was om den heerM * zijn huis aangenamer te maken. — Ondankbarezei ze. — Ja, riep ik, ge hebt gelijk, ik ben een ondankbare;maar wie zou dan ook zonder ergernis zien hoe begaafd-heden, waarvan men niet meer alleen geniet, zich elken dagschitterender ontplooien ? Dat zal, zeide ze, wel hunzwanenzang zijn. Men hoorde aan de deur kloppen.

Daar krijgen we, zei kleine Harry, alsof hij iets achterhaar woorden gezocht had, — onze eeuwige mijnheeruit Norfolk. Hij was het inderdaad.

Nog enkele dagen leidden we het zelfde leven, maar hetwas niet de bedoeling van mijn mededinger, Caliste altijdte deelen met een kind en mij. Op een ochtend kwam hijhaar zeggen dat hij, afgaande op hetgeen hij door generaalD* en de menschen over haar had gehoord, maar vooral op

47

Page 151: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

hetgeen hij daar zelf van zag, besloten had de neiging vanzijn hart te v olgen en haar zijn hand en fortuin aan tebieden. — Ik zal, zeide hij, een nauwkeurig onderzoeknaar mijn zaken instellen, om u daarvan op de hoogte tekunnen brengen. 1k wil dat uw vriend, uw weldoener,wien ik het geluk dank u te kennen, met u samen nagaat enbeoordeelt of mijn aanbod waard is, aanv aard te worden;maar wanneer u alles zult hebben nagegaan zult u, daar-voor bent u te edelmoedig, mij niet laten wachten op hetantwoord met uw beslissing; en als ik u beiden tezamenzou aantrefren, zouden enkele oogenblikken voldoendezijn om over mijn lot te beslissen. — Ik wilde dat ik zelfuw aanbod meer waard was, zeide Caliste, even overstuuralsof ze zijn verklaring niet had verwacht; waarlijk, mijn-heer, ik gevoel volkomen welk een eer ge mij aandoet. Ikzal bij mezelf nagaan of ik die moet aanvaarden, en na uwterugkeer zal ik mijn besluit spoedig genomen hebben. —Een uur hierna troffen sir Harry en ik haar zoo bleek, zooanders dan gewoonlijk aan, dat het ons beangstte. Is hetniet onbegrijpelijk, dat ik toen niet tot een besluit ben ge-komen ? Het is zeker dat ik maar een woord te zeggen had.Drie dagen bracht ik bijna van den ochtend tot den avonddoor bij Caliste met naar haar te kijken, te peinzen, te aar-zelen, en ik zei niets tegen haar. Den dag voordat haarminnaar terug zou komen ging ik na den eten naar haartoe; ik ging alleen. Ik wist dat haar kamermeisje naarfamilie was, enkele mijlen van Bath, en eerst den volgen-den ochtend terug zou komen. Caliste had een cassette voledelsteentjes, cameeen en miniaturen die ze uit Italie hadmeegebracht of die mylord haar had gegeven. Zij liet ze

148

Page 152: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

me zien en lette er op welke het meest in mijn smaakvielen. Ze deed een ring, dien mylord altijd had gedragen,aan mijn vinger en verzocht me hem te houden. Ze sprakbijna heelemaal niet tegen me. 1k was verbaasd over haaren ze leek me anders dan ze gewoonlijk was. Ze was volliefkoozingen en leek me bedroefd en gelaten. — Hebt gedien man niets beloofd ? zei ik. — Niets, zeide ze, — endat zijn de eenige woorden die ik in mijn herinnering hebkunnen terugvinden van een avond dien ik me honderden honderd keer herinnerd heb. Maar mijn leven lang zalik niet vergeten op welke manier wij afscheid namen.keek op mijn horloge. Wat ! zei ik, het is al negen uur!en wilde heengaan. — Blijf, zeide ze. — 1k kan onmogelijk,zeide ik; mijn vader en lady Betty verwachten me. — Methen zult ge nog zoo vaak eten! zeide ze. — Maar, zei ik, ueet toch niet meer ? 1k eet nog. —Ik krijg ijs. Datkrijgt ge van mij ook (het was buitengewoon warm). Zijhad bijna niets aan. Ze ging voor de deur staan waar ik optoeliep; ik kuste haar, waarbij ik haar een weinig van voorde deur wegtrok. — En ge zijt er dus niet van of te bren-gen, hier langs mij heen te komen, zeide ze. — Ge zijt wreed,zei ik, om zoo op mijn gevoel te werken! —Ik wreed I —1kdeed de deur open, ik ging been, ze zag hoe ik heenging,en terwijl ze haar weer sloot hoorde ik haar zeggen: het isafgeloopen. Die woorden achtervolgden mij. Na ze honderdkeer te hebben gehoord, ging ik een halfuur later terug omte vragen wat ze beteekenden. Ik vond haar deur op slot.Ze riep mij toe uit een vertrekje, dat aan den anderen kantvan haar kamer lag, dat ze in het bad was gegaan en mij nietkon opendoen omdat ze niemand thuis had. — Maar, zei

149

Page 153: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

ik, als u eens jets overkwam! — Er zal mij niets over-komen, zeide ze. — Is het wel zeker, zei ik, dat ge geenenkel somber voornemen hebt ? —Heel zeker, antwoorddeze; bestaat er een andere wereld waar ik u zou terugvinden ?Maar ik word verkouden en kan niet langer spreken.

1k keerde iets meer gerustgesteld naar huis terug, maar hetis afgeloopen bleefmij door het hoofd spoken en zal daar nooitmeer uit geraken, hoewel ik Caliste heb teruggezien. Denvolgenden ochtend ging ik weer naar haar toe. Fanny zei,dat ze me niet kon ontvangen; en met me mee de straat oploopend zei ze: wat is er toch met mijn meesteres gebeurd ?Welk verdriet heeft u haar gedaan ? — Geen enkel, dat ikweet, zei ik. — Ik heb haar, zei ze weer, in een ongeloofe-lijken toestand aangetroffen. Ze is dezen nacht niet naarbed geweest . . . Maar ik durf hier niet 'anger te blijven.Als het uw schuld is, zult ge uw verdere leven geen rustmeer hebben. Ze ging het huis weer binnen, ik verwijderdeme zeer ongerust; een uur later kwam ik terug: Caliste wasvertrokken. Men gaf mij de cassette van den vorigen dagen een brief, die hier volgt:

„Toen ik u gisteren heb willen hierhouden, kon ik daarniet in slagen. Vandaag zend ik u weg en ge gehoorzaamtbij het eerste woord. Ik vertrek, om u wreedheden te be-sparen die de rest van uw leven zouden vergiftigen, zooge er eens toe zoudt komen, ze te gevoelen. Mij bespaarik de kwelling, tot in bizonderheden getuige te zijn van eenongeluk en verlies, des te dieper gevoeld, omdat ik hetrecht niet heb het aan iemand te verwijten. Bewaar ter-wille van mij die kleinigheden die ge gisteren bewonderde;

1 5 0

Page 154: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

ge kunt het met des te minder bezwaar, daar ik beslotenheb mij het volledigste eigendom voor te behouden vanalles wat ik van mylord of zijn oom verkregen heb."

Hoe u te beschrijven, mevrouw, in welk een doffe neer-slachtigheid ik verzonken bleef en tot wat al kinderachtige,belachelijke maar weinig duidelijke overwegingen mijndenken zich beperkte, als ware ik onbekwaam gewordentot elken gezonden kijk, tot elke redeneering ? Was mijnongevoeligheid een terugkeer van de stoornis die de doodvan mijn broer in mijn geest had verwekt ? Ik zou willendat gij dit geloofde; hoe zult ge anders het geduld hebbenverder te lezen ? Vooral zou ik erin willen slagen het zelfte gelooven, of zou ik willen dat de herinnering aan diendag vernietigd kon worden. Nog geen half uur geledenwas ze vertrokken; waarom haar niet gevolgd ? wat hieldme terug ? Indien geestelijke wezens getuigen zijn vanonze gedachten, laten ze me dan zeggen wat me terughield.Ik ging zitten op de plaats waar Caliste had geschreven, iknam haar pen, ik kuste die, ik schreide; ik geloof dat ikwilde schrijven; maar al spoedig gehinderd door de werk-zaamheden waarmee men om mij heen doende was demeubels en kleeren van mijn vriendin op orde te brengen,ga ik het huis uit, ga buiten over het veld dwalen en mijvervolgens weer thuis opsluiten. Om een uur 's ochtendsga ik geheel gekleed naar bed; mijn broer, Caliste, honder-den naargeestige droomgestalten komen mij overvallen;geheel met zweet bedekt word ik met een schok wakker;een weinig tot mezelf gekomen denk ik, dat ik Caliste zalgaan zeggen hoe ik den vorigen dag heb geleden en hoe ik

I 5

Page 155: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

door mijn droomen ben verschrikt. Caliste ? Zij is ver-trokken; juist haar vertrek brengt me in dezen afschuwe-lijken toestand; Caliste is voor mij niet meer te bereiken, zeis niet meer van mij, ze is van een ander. Neen, ze is nogniet van een ander, en op het zelfde oogenblik roep ik, renik, vraag paarden; terwiji men ze voor mijn rijtuig spandeging ik haar personeel wakker maken en vragen of zeniets hadden gehoord van den heer M *. Ze zeiden dat hij's avonds om acht uur was gekomen en zich om tien uurop weg naar Londen had begeven. Op hetzelfde oogenblikverwarde zich mijn geest, ik wilde mij het leven benemen,ik herkende de menschen en dingen niet meer, ik praattemij voor dat Caliste dood was; een sterke aderlating was nau-welijks voldoende om mij tot mezelf te doen komen, enik kwam bij kennis in de armen van mijn vader, die behalvede teederste zorgen voor mijn gezondheid ook deze had,zooveel mogelijk voor mij te verbergen in wat voor toe-stand ik mij had bevonden. Verwerpelijke voorzorg! Alshij bekend was geworden had het de menschen misschienafgeschrikt en niemand had deelgenoot willen wordenvan mijn lot.

Den volgenden dag bracht men mij een brief. Mijnvader, die mij geen oogenblik alleen liet, verzocht mij,dezen door hem te laten openers. — 1k moet eens zien, zei-de hij, hoewel het te laat is, wat deze vrouw was. — Lees,zei ik, u zult stellig niets zien wat haar niet tot eer strekt.

„Het is nu heel zeker dat gij me niet gevolgd hebt. Drieuur geleden had ik nog hoop. Op het oogenblik ben ikblij, te denken dat het niet mogelijk is dat gij komt,

152.

Page 156: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

daar hieruit alleen maar de ergste dingen zouden voort-vloeien; maar ik zou een brief kunnen ontvangen. Er zijnoogenblikken dat ik mij nog met die hoop vlei. De ge-woonte was zoo groot, en het is toch onmogelijk dat ge mehaat, of dat ik voor u ben als een ander. Ik heb nog eenuur vrijheid. Hoewel alles gereed is, kan ik mijn woordnog terugnemen; maar als ik niets van u hoor, zal ik mijnwoord niet terugnemen. U wilde niet meer van mij weten,uw positie was, in mijn nabijheid, te eentonig; ge hebt eral lang genoeg van. Ik heb een laatste poging gedaan.had bijna gedacht dat ge me zoudt tegenhouden of volgen.Ik zal mij niet beroemen op de andere beweegredenen diemogelijk mede hebben gegolden bij mijn besluit, ze zijn tevaag. Toch is het mijn bedoeling, in mijn nieuwen staatmijn rust en andermans geluk te zoeken, en mij zoo te ge-dragen dat gij niet over mij bloost. Adieu, het uur vliedthenen, en zoo dadelijk zal men mij komen zeggen dat hetvoorbij is; adieu, gij voor wien ik geen enkelen naam heb,adieu voor de laatste maal."

De brief was met tranen bevlekt, die van mijn vadervielen op de sporen van die van Caliste, de mijne . . .Ik ken den brief uit mijn hoofd, maar ik kan hemniet meer lezen. Twee dagen later las lady Betty, diede courant in haar handen had, onder de rubriek huwe-lijken: Charles M * of Norfolk, with Maria Sophia * Ja,zij las die woorden, ik moest ze hooren. Mijn hemel !met Maria Sophia! . . . 1k kan lady Betty niet beschul-digen van ongevoeligheid bij deze gelegenheid. 1k hebreden om te gelooven dat ze Caliste als een voor haar

1 5 3

Page 157: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

soort fatsoenlijk meisje beschouwde, met wie ik geleefdhad, die nog van me hield al hield ik niet meer van haar,en die, ziende dat ik te Karen opzichte verkoeld was endat ik nooit met haar zou trouwen, met leedwezen beslootin het huwelijk te treden, om op een behoorlijke wijze eeneind eraan te maken. Lady Betty schreef mijn droefheidstellig alleen aan medelijden toe; want wel verre van haarmij kwalijk te nemen, kreeg ze er een beteren dunk vanmijn hart door. Deze heele manier van oordeelen was zeernatuurlijk en week slechts van de waarheid of door scha-keeringen die zij niet kon vermoeden.

Een week ging voorbij, in welken tijd het mij was of ikniet leefde. Onrustig, uit mijn doen, voortdurend rennendals had ik iets gezocht en niets vindend, zelfs niets zoe-kend, alleen willende vluchten voor mijzelf en achtereen-volgens alle dingen vluchten waar mijn blik op viel! Ach!mevrouw, wat een toestand! en moet ik ervaren dat er eennog smartelijker bestaat ! Op een ochtend bij het ontbijt zeisir Harry, naar mij toekomend: Ik zie dat u zoo treurigbent, ik ben altijd bang dat u ook weggaat. Ik ben op eenidee gekomen. Ze spreken mama soms over hertrouwen,ik had liever dat u het was dan wie ook, die mijn vaderwerd; dan zoudt u bij mij blijven; of u zoudt mij meenemenals u heenging. Lady Betty glimlachte. Het leek of ze dachtdat haar zoon mij alleen maar op streek hielp om een voor-stel te doen, waaraan ik sinds lang had gedacht. Ik ant-woordde niets. Zij dacht dat het uit verlegenheid, uitschuchterheid was. Maar mijn zwijgen duurde te lang. Mijnvader nam het woord. — Dat is een heel goed idee, vriendHarry, zei hij, —en ik vertrouw dat vroeg of laat iedereen

I54

Page 158: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zoo zal oordeelen. —Vroeg of laat zei lady Betty. U houdtme voor preutscher dan ik ben. II( zou niet zooveel tijdnoodig hebben om een idee tot het mijne te maken dat u,evenals uw zoon en den mijne, aangenaam was. Mijn vadernam me bij de hand en bracht mij de kamer uit. — Weesniet boos, zei hij, dat ik overwegingen, die mij den door-slag leken te geven, niet heb kunnen achterstellen bij die,welke ik zwak vond. 1k ben misschien blind geweest, maarik heb niet gedacht hard te zijn. Ilc heb nets ter wereld zoodierbaar als u. Maak u mijn liefde nu heelemaal waardig;ik had graag dit offer niet geeischt, maar nu het gedaan is,maak het nu verdienstelijk voor u en nuttig voor uw vader;betoon u een liefhebbenden en edelmoedigen zoon door-een huwelijk te aanvaarden, dat ieder ander dan u aan-trekkelijk zou lijken, en Beef mij kleinzonen die mijn oudendag boeien en vermaken en mij schadeloos stellen vooruw moeder, uw broer en u; want gij hebt nooit behoorden zult misschien nooit behooren aan uzelf, aan mij of aande rede.

1k kwam in de kamer terug. Vergeef mijn geringe

welsprekendheid, sprak ik tot mylady, ik verzeker u dat ikbeter voel dan mij uitdruk. Als u mij ten aanzien van dezegeschiedenis de grootste geheimhouding wilt beloven entoestaan dat ik een reis naar Parijs en Holland maak, danvertrek ik morgen en kom binnen vier maanden terug omu te vragen voornemens, die voor mij zoo eervol en nuttigzijn, ten uitvoer te brengen. Binnen vier maanden zeimylady. Waartoe die geheimhouding, als ik vragen mag ?Misschien om de gevoelens van die vrouw te ontzien ?

Mijn beweegredenen doen er niet toe, zei ik, maar

155

Page 159: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

slechts op die voorwaarde neem ik het op mij. Weesniet boos, zei sir Harry, mama kent mistriss Calista niet.— 1k trouw met joii, lieve Harry, als ik met je moedertrouw, zei ik, hem een zoen gevend. 1k trouw wel degelijkook met jou en ik beloof je liefde en trouw. — Mevrouwis te verstandig, zeide mijn vader ernstig, om niet toe testemmen in de geheimhouding, die ge wilt dat men inacht neemt; maar waarom zoudt gij niet in het geheimtrouwen, eer ge, zoodra het u belieft na de plechtigheid,vertrekt. Op die wijze zal men niets vermoeden, en alser over iets gesproken zou worden, zou uw vertrek datgerucht den kop indrukken. Ilc begrijp wel hoe het komtdat ge lust hebt een jonggezellenreis te maken, dat wilzeggen een reis zonder vrouw. Er was sprake van, u metuw broer bij het verlaten der universiteit op reis te sturen,maar de oorlog maakte dat onmogelijk. Lady Betty waszoozeer tevredengesteld door de woorden van mijn vader,dat ze alles goedvond wat hij wilde, en ze vond het prettigdat we getrouwd zouden zijn voor een bepaald bal, datenkele dagen later gegeven zou worden. De dwaling waar-in wij iedereen zouden zien verkeeren, zeide ze, zou ons,haar en mij, vermaken. Met welk een snelheid zag ik mijmeegesleept ! 1k kende lady Betty ongeveer vijf maanden.Ons huwelijk werd binnen het uur geopperd, besproken engesloten. Sir Harry was zoo in zijn schik, dat ik moeite hadmezelf voor te houden, dat hij zijn mond zou kunnenhouden. Hij zei, dat vier maanden te lang waren om tekunnen zwijgen, maar dat hij zou zwijgen tot aan mijnvertrek, als ik beloofde, hem mee te nemen.

1k trouwde dus en er lekte niets van uit, hoewel on-

6

Page 160: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

gunstige wind en zeer stormachtig weer mijn vertrekenkele dagen vertraagden, welke het natuurlijker was teBath dan te Harwich door te brengen. Toen de wind ge-draaid was, vertrok ik en liet lady Betty zwanger achter.In vier maanden reisde ik de voornaamste steden vanHolland, Vlaanderen en Brabant af; en behalve Parijs zagik in Frankrijk Normandie en Bretagne. Ik reisde niet snel,om mijn reismakkertje, maar overal waar ik kwam bleefik een beetje, en ik betreurde nergens, er niet langer tekunnen blijven. 1k was er zoo weinig voor in de stemmingom in de uitgaande wereld te komen, al wat ik aanvrouwenzag gaf mij zoo weinig hoop dat ik over mijn verlies ge-troost zou kunnen worden, dat ik overal alleen maar opgebouwen, tooneelvertooningen, schilderijen en kunste-naars uit was. Als ik iets zag of hoorde wat mij aanstondkeek ik om mij heen naar haar, met wie ik zoo lang gezien,en gehoord had, haar met wie ik alles had willen zien enhooren, die mij geholpen zou hebben met het vellen vaneen oordeel en mij dubbel zou hebben doen gevoelen.Honderden keeren nam ik de pen op om haar te schrijven,maar ik durfde niet te schrijven: en hoe had ik haar eendusdanigen brief gestuurd, dat ik er eenig plezier in gehadzou hebben, hem te schrijven en zij, hem te ontvangen!

Zonder den kleinen Harry zou ik in de dichtst bevolktesteden alleen hebben gestaan; met hem was ik niet vol-komen eenzaam op de afgelegenste plaatsen. Hij hield vanmij, hij was nooit lastig voor me, en ik had honderdenmiddelen om hem over mistriss Calista te laten spreken,zonder zelf over haar te spreken. Wij keerden naar Enge-land terug, eerst naar Bath, vandaar naar mijn vader en

1 5 7

Page 161: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

tenslotte naar Londen, waar mijn huwelijk publiek werd,toen lady Betty den tijd gekomen achtte om zich te doenvoorstellen aan het hof. Men had over mij en mijn broergesproken als over een wonder van vriendschap; men hadover mij gesproken als over een jongmensch dat belang-wekkend was geworden door den hartstocht eener lievevrouw; de vrienden van mijn vader hadden beweerd dat ikmij zou onderscheiden door mijn kennis en mijn talenten.Lieden met talent hadden hoog opgegeven van mijnsmaak en mijn gevoeligheid voor de kunst welke zij be-oefenden. Te Londen, in de uitgaande wereld, was erniets anders meer te zien dan een droefgeestige, zwijgzameman. Men was verwonderd over den hartstocht vanCaliste en de keuze van lady Betty; en aangenomen dat deeerste over mij gevelde oordeelen niet heelemaal verkeerdwaren, geef ik toe dat althans de laatste volkomen natuur-lijk waren en ik trok er mij weinig van aan; maar ladyBetty, die ontwaarde hoe het publiek oordeelde, nam ditoordeel allengs over en daar zij niet zooveel liefde vondals zij meende te verdienen, zocht zij, na zich een tijdje metgroote heftigheid beklaagd te hebben, haar troost in eensoort van geringschatting, welke zij aanwakkerde en inzichzelf prees. 1k achtte geen enkelen van haar indrukkenonbillijk genoeg om er gekwetst door te kunnen zijn enhem te kunnen bestrijden. 1k zou trouwens niet gewetenhebben hoe ik dat moest aanleggen en ik moet toegeven,dat ik daar geen belang genoeg in stelde om op dat puntzeer scherpzinnig of vindingrijk te worden, en nog minderom er door ontstemd te raken; zoodat zij alles deed watze wilde, en zij wilde behagen en schitteren in de uit-

15 8

Page 162: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

gaande wereld, lets wat haar knap gezicht, haar innemend-heid, en die bijdehandheid welke vrouwen altijd goedstaat, haar zeer gemakkelijk maakten. Van een algemeenebehaagzucht kwam zij tot een meer bizondere; want ikvind geen anderen naam voor hetgeen haar keus deedvallen op dien man uit het koninkrijk, met wien een vrouwhet meest gevleid kon zijn te worden gezien, maar, althans,naar het mij toeleek, het minst geschikt om er een harts-tocht voor op te vatten of aan in te geven. 1k wekte denschijn, niets te zien, en verzette mij tegen niets en na degeboorte van haar dochter gaf lady Betty zich zonderterughouding over aan alle vermaken waar de mode ofhaar smaak haar behagen in deden scheppen. Wat hetjonkertje betreft, hij was tevreden over mij, want ik be-moeide mij bijna uitsluitend met hem; hij bleef me dan ooktrouw; en het eenige echte verdriet dat zijn moeder mijheeft gedaan is, dat zij koppig wilde, dat hij te Westminsterwerd uitbesteed, toen wij na haar bevalling naar eenbuitenverblijf gingen.

Het was omstreeks dezen tijd dat mijn wader, die mij opzekeren dag nogal ver van het kasteel op de wandeling hadmeegenomen, openhartig met mij sprak over de levens-wijze welke mylady begon te volgen, en mij vroeg of ikniet van zins was mij daartegen te verzetten voordat zijvolkomen schandaal verwekte. Ik antwoordde dat het mijniet mogelijk was, aan mijn ander verdriet nog dit toe tevoegen, iemand te kwellen die zich aan mij had gegevenmet klaarblijkelijk grooter voordeel voor mij dan voorhaar, en die, welbeschouwd, reden had om zich te be-klagen. — Er is niemand, zei ik, wiens hart, gevoel van

159

Page 163: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

eigenwaarde en activiteit niet eenig voedsel noodig heeft.Volksvrouwen hebben haar huiselijke zorgen en haarkinderen, waarmee zij genoodzaakt zijn zich veel te be-moeien; vrouwen van de wereld, wanneer ze geen manhebben voor wien ze alles zijn en die alles is voor haar,nemen haar toevlucht tot het spel, den minnehandel ofgroote vroomheid. Mylady houdt niet van het spel, zij istrouwens nog te jong om te spelen, zij is knap en ziet eraardig uit; wat er gebeurt is te natuurlijk om recht tegeven zich erover te beklagen en raakt mij niet genoegdat ik mij erover wil beklagen. 1k wil noch de stemming,noch het belachelijke van een jaloerschen echtgenoot overmij krijgen; als zij gevoelig, ernstig was, kortom, in staatnaar mij te luisteren en me te gelooven, als er tusschen onseen werkelijke overeenkomst van aard bestond, dan zouik misschien haar vriend worden en ik zou haar aansporenopzien en onbehoorlijkheid te vermijden om zich verdriette besparen en het publiek niet van zich te vervreemden;maar daar zij niet naar mij zou luisteren, is het beter datik meer waardigheid in acht neem en niet laat blijken datmijn toegeefelijkheid weloverwogen is. Zij zal eenige zij-sprongen minder maken als zij in den waan verkeert, mijte bedriegen. Ik ken alles wat men mij zou kunnen vertel-len over de onjuistheid die erin steekt, een onregelmatigenlevenswandel te dulden; maar ik zou hem niet verhinderentenzij ik mijn vrouw niet uit het oog verloor. Welnu, welkedeskundige op het gebied van het gewetensonderzoek zoustreng genoeg zijn, om mij een dergelijke taak voor teschrijven ? Indien zij me voorgeschreven werd, zou ikweigeren mij aan haar te onderwerpen, ik zou mij door

i 6o

Page 164: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

alle deskundigen laten misprijzen en ik zou den man, diezou kunnen zeggen dat hij geen enkel misbruik duldt, het-zij in de behartiging van het landsbelang, zoo hij daar eenleidende positie inneemt, hetzij in zijn huiselijk leven, zoohij er een heeft, of in het gedrag zijner kinderen, zoo hijdie heeft, hetzij tenslotte in dat van hemzelf, ik zou, zeg ik,dien man vragen, den eersten Steen op mij te werpen.

Daar mijn vader mij zoo vastbesloten zag, antwoorddehij niets. Hij kwam tegemoet aan mijn bedoeling en leefdesteeds in goede verstandhouding met lady Betty; en denweinigen tijd dat wij nog samen waren was er geen dag,dat hij me niet een of ander blijk gaf van zijn bizonderegenegenheid voor mij. Ik herinner me, dat toen in dientijd een bisschop, die familie was van lady Betty, met veelmenschen bij mijn vader dineerde, hij van die bekendegemeenplaatsen begon te vertellen, half anecdotisch halfmoraliseerend, over het huwelijk, het huwelijksgezag etc.etc., die men grapjes van geestelijken zou kunnen noemen,welke van alle tijden zijn en die bij deze gelegenheid eenspeciaal doel konden hebben. Na dit oude onderwerp op-nieuw te hebben laten uitputten zei ik, dat het de taak wasvan de wet en den godsdienst om de vrouwen in hetgareel te houden, en dat er, als men dit den echtgenootenopdroeg, op zijn minst een vrijstelling noodig zou zijnvoor menschen die het druk hadden, die dan te veel tedoen zouden krijgen, en voor zachtaardige en trage lie-den, die al te ongelukkig zouden zijn. — Als men voorons, zei ik eenigszins gezwollen, niet zoo goed zou zijn diete geven, zou het huwelijk alleen nog maar geschikt zijnvoor twistzoekers en stommelingen, voor Argus en voor

161

Caliste II

Page 165: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

hen die heelemaal geen oogen zouden hebben. Lady Bettykreeg een kleur. Uit haar verbazing meende ik te begrijpendat ze sinds lang van meening was, dat ik niet genoeggeest had om op die manier te spreken. Om op dit oogen-blik wederom bij haar in de gunst te komen, zou ik wel-licht niets anders noodig gehad hebben dan dat een ofandere mooie vrouw een voorkeur voor mij aan den daggelegd zou hebben. Een misverstand dat niet de moeitewaard is, hier opgehaald te worden, deed mij dit ver-moeden. Ofschoon het niet altijd zoo lijkt, moeten vrou-wen in den grond groot vertrouwen in elkanders oordeelen smaak hebben. Een man is een koopwaar welke, terwijlze bij haar van hand tot hand gaat, een tijdlang in prijsverhoogd wordt, totdat ze plotseling in een volkomen dis-crediet vervalt, dat gewoonlijk maar al te gemotiveerd is.

Tegen eind September keerde ik naar Londen terug omsir Harry te bezoeken. Ook hoopte ik dat, daar ik er deeenige van onze familie was, in een seizoen waarin destad verlaten is, ik overal heen zou kunnen gaan zonderdat het de aandacht trok en eindelijk in een of ander koffie-huis, in een of andere kroeg, iemand zou aantreffen die mijbericht zou geven over Caliste. Het was een jaar en enkeledagen geleden dat wij uiteen waren. Als ik in geen vandeze pogingen was geslaagd, zou ik naar generaal D *, ofnaar den ouden oom die haar zijn vermogen wilde nalaten,gegaan zijn. Ilc kon niet meer levee zonder te weten watzij deed, en de leegte die zij in mij had achter gelaten liet zichelken dag wreeder gevoelen. Het is verkeerd te denken,dat het den eersten tijd is, dat een echt verlies het meestesmart veroorzaakt. Het is dan net, of men nog niet heele-

16z

Page 166: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

maal zeker is van zijn ongeluk. Men weet niet volkomendat er niets aan te doen is, en de aanvang van de wreedstescheiding is slechts als een afwezigheid. Maar wanneer dedagen, in hun opeenvolging, nimmer de persoon terug-brengen aan wie men behoefte heeft, dan lijkt het of onsongeluk ons onophoudelijk wordt bevestigd, en elkoogenblik zegt men bij zichzelf: het is dus voorgoed!

Den dag na mijn komst te Londen ging ik, na den dagmet mijn vriendje te hebben doorgebracht, 's avondsalleen naar de comedie, in de meening dat ik daar meer opmijn gemak zou mijmeren dan elders. Er waren weinigmenschen, zelfs voor den tijd van het jaar, omdat het heelwarm was en de hemel dreigde met onweer. 1k ging eenloge binnen. Ik was verstrooid, ik denk langen tijd dat iker alleen ben. Tenslotte zie ik een vrouw, het gezicht dooreen grooten hoed bedekt, die zich niet had omgedraaidtoen ik was binnengekomen en verzonken scheen in dediepste gepeinzen. Het een of ander in haar gelaatstrekkendeed mij aan Caliste denken; maar Caliste, door haar manmeegenomen naar Norfolkshire en over wie niemand teLonden mij tot het midden van den zomer gesproken had,moest daar zoover vandaan zijn, dat die gedachte mij geenoogenblik bezig hield. Het stuk begint, het is toevalligThe fair penitent. 1k uit een soort kreet van verbazing. Devrouw keert zich om: het was Caliste. U kunt zich onzeverwondering, onze ontroering, onze vreugde voorstellen!want elk ander gevoel verdween op hetzelfde oogenblikom plaats te maken voor de blijdschap van het weerzien.Ik had mij niets meer te verwijten, ik had geen berouwmeer, ik had geen vrouw meer, zij had geen man meer; wij

163

Page 167: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

vonden elkander weer en konden, al ware het slechts vooreen kwartier geweest, alleen maar dat voelen. Ze leek mewat bleek, en verwaarloosder, maar niettemin schoonerdan ik haar ooit had gezien. — Welk een lotsbestiering,zeide ze, welk een geluk 1k was naar ditzelfde stuk komenluisteren dat, op ditzelfde tooneel, over mijn leven be-sliste. Het is den eersten keer sinds dien dag dat ik bierkom. Ilc had nooit den moed gehad er terug te komen; nuhebben andere dingen, waarom ik rouw, mij voor diesoort schaamte ongevoelig gemaakt. Ik kwam mijn debuutweerzien en nadenken over mijn leven; en gij zijt het dieme bier vindt, gij, het echte, het eenige belang van mijnleven, onophoudelijk het voorwerp van mijn gedachten,van mijn herinneringen, van mijn terugverlangen, gij dienik niet hoopte ooit terug te zien. Geruimen tijd antwoord-de ik niet. Geruimen tijd brachten wij door met elkaar aante kijken, als Wilde elk van beiden zich ervan overtuigendat het wel degelijk de ander was. — Bent u het wel ? zeiik eindelijk. Hoe is het mogelijk I u bent het heusch! 1kkwam hier zonder bedoeling, omdat ik nets anders tedoen had; ik zou mij gelukkig hebben geacht als ik alleenmaar nieuws over u had gehoord na honderden nasporin-gen, die ik van plan was te ondernemen, en ik vind u zelf,en alleen, en we zullen op zijn minst nog een paar uur hetgenoegen smaken dat wij vroeger op elk uur en elken daghadden! Toen verzocht ik haar, erin toe te stemmen, datwij alle twee het verhaal zouden doen van den tijd, sindsons uiteengaan verstreken, om daarna elkaar beter te kun-nen begrijpen en meer op ons gemak te spreken. Dat vondze goed, ze zei dat ik moest beginnen en luisterde bijna

164

Page 168: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

zonder mij in de cede te vallen; alleen wanneer ik mij be-schuldigde, verontschuldigde ze me; wanneer ik over haarsprak, glimlachte ze met verteedering; wanneer ze zag datik ongelukkig was, keek ze me meelijdend aan. De geringeband dien zij tusschen lady Betty en mij ontwaarde, leekhaar geen genoegen te doen, toch deed zij het niet voor-komen alsof het haar verdriet deed. — 1k zie, zei ze, datik nooit heelemaal door u versmaad of vergeten ben; dat isalles wat ik kon verlangen. 1k dank u daarvoor, en ik dankden hemel dat ik het heb mogen weten. Ook ik zal u hetverhaal van dit droeve jaar vertellen. 1k zal u niet zeggenal wat ik voelde op den weg van Bath naar Londen, op-springend bij het minste gerucht dat ik achter mij hoorde,niet durvende kijken, uit vrees voor de zekerheid dat gijhet niet waart; vervolgens, ondanks mijzelf op dit punttot klaarheid gekomen, opnieuw hopend, opnieuw uit dendroom geholpen . . . Genoeg: als gij niet alles voelt wat ikzou kunnen zeggen, zoudt ge het nooit begrijpen. TeLonden komend, v ernam ik dat de oom van mijn waderenkele dagen geleden gestorven was en dat hij mij zijnbezit had nagelaten, hetwelk, na betaling van alle rechten,behalve zijn huis, dertigduizend pond bedroeg.

Deze gebeurtenis trof mij, hoewel de dood van een manvan vierentachtig jaar te alien tijde minder verwonderlijkis dan zijn Leven, en ik bespeurde een soort verdriet, waar-voor ik eenigen tijd noodig had om er de oorzaak van teontwarren. Toch ontwarde ik haar. 1k had een verplich-ting te meer om mijn huwelijk niet te verbreken. Tevorenhet oor te hebben geleend aan den heer M *, en hem telaten vallen op hetzelfde oogenblik dat ik iets te geven heb

165

Page 169: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

in ruil voor een naam en eerbaren staat, leek mij bijna on-mogelijk. Daaruit zou voor mij een soort van eerloosheidzijn voortgevloeid, waaraan ik nog niet gewend was. Hijkwam den volgenden dag en liet mij een staat van zijnbezittingen zien, even duidelijk als de bezittingen zelf, eneen reeds geheel opgemaakt huwelijkscontract, waarbij hijmij driehonderd pond jaarlijks voor mijn levensonderhoudgaf en bovendien een weduwgift van vijfduizend pond.Hij wist niets van mijn erfenis; ik deelde het hem mede. Ikweigerde het jaargeld, maar verzocht dat ik, veronderstelddat het huwelijk tot stand zou komen, een zin dien ik on-ophoudelijk herhaalde, in het genot en het eigendom zoublijven van al wat ik had gekregen en nog zou kunnenkrijgen uit de weldaden van lord L., en ik verzocht alsvolkomen vrij te worden beschouwd tot op het oogenblikdat ik in de kerk ja zou hebben gezegd. Ge ziet, mijnheer,zei ik, hoe onzeker ik mij gevoel; ik wensch dat, tot dan,mijn woorden om zoo te zeggen ongeldig worden geachten dat ge me uw eerewoord geeft, mij geen enkel verwijtte maken als ik mijn woord terug neem een oogenblikvoordat de plechtigheid geeindigd is. — Dat bezweer ik,antwoordde hij, voor het geval dat ge uit uzelfvan gedachteverandert; maar als een ander zou komen om u van ge-dachte te doen veranderen, zou hij mij moeten dooden ofik hem. Een man die u zoo lang kent en niet in staat isgeweest te doen wat ik doe, verdient niet, dat men hemboven mij de voorkeur geeft. Na deze uiting leek datgene,dat ik tot op dat oogenblik zoozeer had gewenscht, mijnog slechts hetgeen ter wereld het meeste te vreezen was.Hij kwam spoedig terug met het volgens mijn wensch ge-

166

Page 170: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

wijzigde contract; maar hij gaf er mij vijfduizend guinjesin voor juweelen, meubels of schilderijen welke mij invollen eigendom zouden toebehooren. De geestelijke wasgewaarschuwd, de vergunning verkregen, de getuigen ge-vonden. Ik vroeg nog een uur eenzaamheid en vrijheid. 1kschreef u, ik gaf mijn brief aan den trouwen James. Erkwam er geen van u. Toen het uur verstreken was, gingenwij naar de kerk en werden wij getrouwd . . . Laat mij eenoogenblik op mijn verhaal komen, zeide ze, en zij leeknaar de spelers en de tooneel-Caliste te luisteren, die detranen welke de om ons heen zittenden haar zagen stortennogal vanzelfsprekend maakten. Daarna hernam ze : — eeni-ge dagen later, toen de zaken met betrekking tot de erfenisgeregeld waren en mijn man in het bezit was gesteld vanhet buitengoed, nam hij mij mee naar zijn landerijen; deoom van lord L. had mij, toen ik afscheid van hem nam,laten beloven, hem elken keer dat hij het vroeg te komenopzoeken. Ik werd buitengewoon goed ontvangen in delandstreek waar ik zou gaan wonen. Bedienden, pachters,vrienden, buren, zelfs de deftigsten, of wie het meesterecht gehad zouden hebben dat te zijn, beijverden zich ommij op zijn best te verwelkomen, en het zou slechts van mijhebben afgehangen om te gelooven dat men mij alleenmaar door gunstige geruchten kende. Voor den eerstenkeer kwam de twijfel bij mij op of uw vader zich niet hadvergist, en of het wet zeker was dat ik de schande met mijmeedroeg. Ik van mijn kant zag nets over het hoofd datiemand genoegen kon doen of tegen verdrietelijkhedenopwegen. Ik verviel weer in mijn oude gewoonte, mijndaden, woorden, stem, gebaren, en zelfs gezicht naar

167

Page 171: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

andere menschen te regelen; en deze kwam mij zoozeer testade dat ik durf beweren, dat de heer M * vier maandenlang geen onaangenaam oogenblik had. Uw naam kwamniet over mijn lippen; de kleeren die ik droeg, de muziekdie ik speelde waren niet meer dezelfde als in Bath. 1k wastwee personen, waarvan de eene alleen maar bezig was deandere te doen zwijgen en te verbergen. De liefde, wantmijn man had een waren hartstocht voor mij, onder-steunde mijn pogingen met haar illusies: hij scheen tedenken dat niemand mij zoo dierbaar was geweest als hij.Ongetwijfeld verdiende hij alles wat ik voor zijn gelukdeed en had kunnen doen gedurende een lang leven, en zijngeluk heeft slechts vier maanden geduurd. Wij zaten aantafel bij een van onze Buren. Een man die uit Londen kwam,sprak over een huwelijk, dat reeds lang geleden was vol-trokken, maar eerst sinds eenige dagen publiek geworden.Eerst herinnerde hij zich uw naam niet; tenslotte noemdehij u. Ik zei niets, maar ik viel flauw, en ik bleef twee uurvolkomen buiten kennis. Allerlei allerverschrikkelijkstegebeurtenissen volgden elkaar gedurende eenige dagen op,en eindigden met een miskraam, welker gevolgen mijtallooze malen aan den rand van het graf brachten. Denheer M * zag ik bijna heelemaal niet. Een vrouw die mijngeschiedenis aanhoorde en den toestand beklaagde, waarinik mij beyond, hield hem van mij verwijderd opdat ik zijnverdriet niet zou zien en zijn verwijten niet hooren; entegelijkertijd liet ze niets ongedaan om hem te troosten entot rust te brengen; zij deed meer. 1k had mij in mijnhoofd gezet dat ge in het geheim getrouwd waart voordatik uit Bath vertrokken was; dat gij reeds verloofd waart

168

Page 172: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

alvorens daar weer naar toe te gaan; dat ge mij het appar-tement van mijn mededingster in orde hadt laten maken,en dat ge van mij, van mijn ijver, mijn smaak bij het in-richten, mijn goede zorgen gebruik hadt gemaakt om haarhet hof te maken; dat gij, toen ge mij uw ontstemminghadt laten blijken omdat ge den heer M * bij mij aantroft,reeds geengageerd waart en misschien reeds getrouwd.Toen deze vrouw zag, dat ik voortdurend werd in beslaggenomen door al die smartelijke veronderstellingen enhonderd keer weer terugkwam op de hartbrekendste too-neelen die ik mij voorstelde, stelde zij zich, zonder mij ditte zeggen, op de hoogte van den indruk, dien mijn vertrekop u had gemaakt, het gedrag van uw vader, het tijdstipvan uw huwelijk, dat van uw door het slechte weer ver-traagde vertrek, uw houding tijdens uw reis en bij uwterugkomst. Zij verstond het, overal tot de kern door tedringen, uw personeel en sir Harry aan het praten tekrijgen, en haar inlichtingen zijn zeer juist geweest, wantwat ge mij zooeven verteld hebt beantwoordt daar vol-komen aan. 1k was opgelucht, honderden keeren bedankteik haar schreiende, terwiji ik haar handen kuste, die iknatmaakte met mijn tranen. Des nachts, alleen, zei ik bijmezelf: ik hoef hem tenminste niet te minachten, te haten;ik ben niet tot speelpop gemaakt door een samenzwering,een van tevoren bedacht verraad. Hij heeft niet gespeeldmet mijn liefde en mijn verblinding. 1k was opgelucht. 1kherstelde voldoende om mijn gewone leven te hernemenen ik hoopte, door goede zorgen en attenties mijn manden afschuwelijken indruk te doen vergeten, dien hij ge-kregen had. Zoo ver heb ik het niet kunnen brengen. Een

169

Page 173: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

verwijdering, zoo niet haat, was op de liefde gevolgd. Tochstelde hij nog belang in mij, de keeren dat een terugkeervan mijn ziekte mijn leven scheen te bedreigen; maar zoo-dra ik het beter maakte ontvluchtte hij zijn huis, en wan-neer hij thuiskomend haar weervond, die het kort tevorentot iets heerlijks voor hem maakte, zag ik hem opschrikken.Drie maanden Lang heb ik gestreden tegen die ongelukkigestemming, en dat meer terwille van hem dan voor mijzelf.Daar ik steeds alleen was, of met die vrouw die mij hadbijgestaan, onophoudelijk voor hem of zijn huis werkte,geen enkelen brief schreef en ontving, kwam het mij voordat mijn verdriet, mijn vernedering, want al zijn vriendenhadden mij in den steek gelaten, hem moesten treffen;maar hij was onherroepelijk verbitterd. Er ontsnapte hemnimmer een woord van verwijt; zoodat ik nimmer gelegen-heid kreeg, er een te zeggen te mijner verontschuldigingof rechtvaardiging. Een of twee maal wilde ik spreken,maar het was me onmogelijk, een enkel woord uit tebrengen. Eindelijk, toen ik een brief had gekregen vanden generaal, die mij vertelde dat hij ziek was en mij ver-zocht, hem alleen of met den heer M * te komen op-zoeken, legde ik hem dien voor. — Ge kunt gaan, me-vrouw, zei hij. Ik vertrok reeds den volgenden dag, enterwiji. ik Fanny daar liet, om niet den indruk te geven datik het huis ontvluchtte of eruit verbannen was, zei ik haardat zij mijn kasten en kistjes open moest laten en onderhet bereik van ieders onderzoek; maar ik geloof niet datmen zich, verwaardigd heeft, naar iets te kijken, of deminste vraag over mij te stellen. Aldus is zij naar Londenteruggekomen, die mylord zoozeer heeft liefgehad en die

170

Page 174: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

gij eens liefhadt; en ik zie hoe ik hier op den dag van hedenweer terug ben, ongelukkiger en verlatener dan toen ik opdit zelfde tooneel kwam spelen en bij niemand hoorde danbij een moeder die mij voor geld verkocht.

Caliste schreide niet nadat ze haar verhaal gedaan had;zij scheen haar lot veeleer te overschouwen met een soortvan verwondering gemengd met afschuw, dan met droefe-nis. Wat mij aangaat, ik bleef gedompeld in de duisterstegepeinzen. Wees niet bedroefd, zei ze glimlachend; datben ik niet waard. Ik wist het wel, dat het einde nietgelukkig zou zijn, en ik heb zulke zoete oogenblikken ge-had ! Reeds alleen het genoegen u hier terug te vinden zoueen eeuw van verdriet goedmaken. Wat ben ik in dengrond anders dan een vrouw die onderhouden is gewor-den, en wie gij al te veel eer hebt aangedaan! En met kalmestem en uiterlijk vroeg zij mij, hoe het ging met sir Harry,en of hij aardig was met zijn zusje. 1k sprak haar over haareigen gezondheid. — Ik ben niet goed in orde, zeide ze,en ik denk niet dat ik ooit beter word; maar ik voel dat hetverdriet lang werk zal hebben om een goede constitutievolkomen te dooden. Wij spraken een weinig over detoekomst. Zou zij et goed aan doen, te probeeren om naarNorfolk terug te keeren, waarheen slechts haar plicht,zonder de minste neiging, de minste aantrekkingskracht,de minste hoop op geluk, haar zou doen gaan ? Moest zeden oom van lord L. aanraden, haar mee te nemen om denwinter in Frankrijk door te brengen ? Indien zij en ik denwinter te Londen zouden doorbrengen, zouden wij elkaardan kunnen zien, zouden wij ons erbij neer kunnen leggenelkaar niet te zien ? Toen het stuk uit was gingen wij naar

171

Page 175: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

buiten zonder jets afgesproken te hebben, zonder te wetenwaar wij heengingen, zonder eraan te hebben gedacht vanelkaar weg te gaan, elkaar weer te ontmoeten, samen teblijven. Het zien van James onttrok mij aan deze alver-getelheid. — Ah! James, riep ik. Ah! mijnheer, bent udad Door welk toeval, welk geluk ? . . . Wacht. 1k zal eenrijtuig roepen inplaats van dezen draagstoel. James washet, die besliste dat ik nog eenige oogenblikken samen zoublijven met Caliste. waar moet hij heen ? vroeg hij Naar.— Naar het St. James Park, zei ze, na me te hebben aan-gekeken. Laten we nog een oogenblik samenzijn, niemandzal het weten. Het is het eerste geheim dat James ooit voormij heeft moeten bewaren; ik ben heel zeker dat hij het nietzal verraden, en als u wilt dat men niet de verhalen gelooftvan hen, die ons misschien in den schouwburg gezienhebben, of dat men geen enkele aandacht schenkt aan dieontmoeting, keer dan vannacht of morgen terug naar hetland; men zal denken dat het u heel onverschillig heeft ge-laten, mij weer te zien, daar ge aanstonds van mij weggaat.Aldus brengt een beetje geluk de liefde voor de zedigheid,de bezorgdheid voor andermans rust in een edelmoedigen edel gemoed. Maar schrijf mij, voegde ze eraan toe,geef mij raad, vertel mij uw plannen. Er is thans geenenkelbezwaar tegen, dat ik van tijd tot tijd brieven van ukrijg. Ik vond alles goed. 1k beloofde, te vertrekken en teschrijven. wij kwamen aan den ingang van het park. Hetwas heel donker, en de donder begon te rommelen. Zijtge niet bang ? zei ik. — Laat hij alleen maar mij dooden,zei ze, dan is alles goed. Maar als het beter is, niet te verweg te gaan van den ingang en het rijtuig, laten wij dan

172

Page 176: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

bier op een bank gaan zitten; en na een tijdje naar de luchtte hebben gekeken, zei ze: — er wandelt vast niemand meer,niemand zal mij zien of hooren. — Zij speed bijna op dentast een lok van mijn haren af, welke zij op haar boezemverborg, en haar beide armen om mij heen slaand, zeide ze:—Wat zullen we zonder elkaar beginnen ? Over een halfuurzal ik weer zoo zijn als een jaar geleden, als een halfjaargeleden, als vanmorgen; wat zal ik beginnen als ik nogeenigen tijd te leven heb ? Voelt ge ervoor dat we samenheengaan ? Hebt ge niet genoeg gehoorzaamd aan uwvader ? Hebt ge geen vrouw naar zijn keuze, en een kind ?Laten wij onzen werkelijken band weer hervatten. Wienzullen we kwaad doen ? mijn man haat me en wil niet meermet me leven; uw vrouw houdt niet meer van u! . . . Ach!antwoord niet, riep ze terwijl ze haar hand op mijn mondlegde. Weiger het me niet, en stem ook niet toe. Tot nutoe ben ik alleen maar ongelukkig geweest, laat ik nietschuldig worden; ik zou mijn eigen misstap kunnen ver-dragen, maar niet den uwen; ik zou mij nooit vergeven unaar beneden te hebben gehaald ! Ach hoezeer ongelukkig

ben ik, en hoezeer houd ik van u! Nooit is een man meerbemind geworden dan gij ! En, mij in een nauwe omhel-zing omklemd houdende, vergoot ze een stroom van tranen.— 1k ben een ondankbare vrouw, zeide ze, een oogenbliklater, ik ben een ondankbare vrouw om te zeggen dat ikongelukkig ben; voor niets ter wereld zou ik het genoegenwillen missen dat ik vandaag gesmaakt heb, dat ik nog opdit oogenblik heb. — De donder was vreeselijk geworden enhet was of de lucht in lichterlaaie stond; Caliste scheenniets te zien en niets te hooren, maar James, die kwam aan-

173

Page 177: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

rennen, riep haar toe: — om 's hemelswil, mevrouw, kom !daar hagelt het al. U bent zoo ziek geweest 1 En haar eenarm gevend zoodra hij haar kon onderscheiden, trok hijhaar mee naar het rijtuig, liet haar instappen en deed hetportier dicht. 1k bleef alleen achter in de duisternis; ik hebhaar nooit weergezien.

Den volgenden dag, zeer vroeg in den ochtend, vertrokik weer naar bet land. Mijn vader, verbaasd over mijnterugkeer en de ontreddering, waarin hij mij zag, steldemij op vriendschappelijke wijze vragen. Hij had zich eenrecht op mijn vertrouwen verworven, ik vertelde hemalles. — In uw plaats, zei hij, maar dat is geen spreken vooreen vader, in uw plaats weet ik niet wat ik zou doen.Laten wij, heeft ze gezegd, onzen werkelijken band weerhervatten. Heeft ze misschien gelijk ? maar ze zou zelf nietwillen . . . Het is maar een oogenblik van afdwaling ge-weest waar ze al gauw van terug is gekomen 1k liepmet groote stappen de galerij op en neer, waar wij onsbevonden. Mijn vader, over een tafel gebogen, leunde metzijn hoofd op zijn beide handen; menschen die wij hoordenkomen maakten een eind aan deze vreemde situatie.

Mylady kwam terug van een jachtpartij; blijkbaar vrees-de ze de een of andere moeilijkheid van mijn haastigenterugkeer, want toen ze me zag verschoot ze van kleur;maar ik liep haar en haar vrienden voorbij zonder ietstegen hen te zeggen. Ilc had nog juist den tijd om mij voorhet diner te kleeden, en ik verscheen aan tafel met mijngewone houding. Alles wat ik zag, maakte mij duidelijk,dat mylady gelukkig was tijdens mijn afwezigheid en datde onverwachte thuiskomsten van haar man haar wellicht

174

Page 178: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

in het geheel niet schikten. Dit trok zoozeer de aandachtvan mijn vader dat hij, toen we van tafel weggingen, totmij zei, terwijl hij met evenveel verbittering als meelij mijnhand drukte: — waarom heeft het zoo moeten zijn dat ik uvan Caliste afgenomen heb ! Maar gij, waarom hebt ge mehaar niet leeren kennen ? Wie kon weten, wie kon ge-looven, dat er zooveel verschil was tusschen de eene vrouwen de andere, en dat die andere u met een zoo waren enstandvastigen hartstocht zou liethebben ? Toen hij mijmijn kamer zag binnengaan volgde hij mij daarheen, en wijbleven langen tijd tegenover elkaar zitten zonder iets tegenelkaar te zeggen. Het geluid van een koets deed ons eenblik werpen op de laan. Het was mylord * *, de vader vanhet jongmensch met wien ge mij samenziet. Hij kwamaanstonds bij mij boven, en zei dadelijk: Laten we eenszien of ge me een grooten dienst kunt, en wilt, bewijzen.Ik heb een eenigen zoon, dien ik wou laten reizen. Hij iszeer jong; ik kan niet met hem meegaan, omdat mijnvrouw niet weg kan van haar vader en ze van ongerustheiden verdriet zou sterven al s ze tegelijk haar zoon en haarman moest missen. Nogmaals: mijn zoon is zeer jong; tochstuur ik hem nog liever heel alleen op reis dan hem toe tevertrouwen aan wien dan ook anders dan u. Gij staat nietop al te besten voet met uw vrouw, gij zijt niet meer danvier maanden buiten Engeland geweest; mijn zoon is eengoed kind, de reiskosten zullen door ieder voor de helftbetaald worden.Overweeg het eens. Nu ik u samen vindmet uw vader, geef ik u beiden niet meer dan een kwartierom er over na te denken. Ik werp een blik op mijn vader;hij neemt me terzijde. — Beschouw dit, mijn zoon, zei hij,

175

Page 179: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

als een hulp der Voorzienigheid tegen uw zwakheid en demijne. Zij die, om zoo te zeggen, uit het huis van haar manis weggejaagd en te Londen een ouden man, haar weldoe-ner, een verukkelij ken tijd verschaft, zal in Londen kunnenblijven. 1k zal u verliezen, maar ik heb dat verdiend. Gijzult een dienst bewijzen aan een anderen vader en aan eenjongmensch op Wien men verwachtingen bouwt; dat zaleen troost zijn dien ik zal trachten te gevoelen. — Ik zalgaan, zei ik, op mylord toekomende, maar op twee voor-waarden, die ik u zal zeggen wanneer ik even een luchtjeheb geschept. — 1k ga er bij voorbaat mee accoord, zei hij,mijn hand drukkende, en ik dank u. De zaak is in kannenen kruiken. Mijn twee voorwaarden waren, de eene, datwij met Italie zouden beginnen, opdat ik nog niets vanmijn overwicht op den jongeman zou verloren hebbengedurende den tijd dat wij daar zouden vertoeven; deandere, dat ik na een jaar, hetzij tevreden of ontevredenover hem, van hem weg zou kunnen gaan op elk oogen-blik dat ik zou willen, zonder zijn ouders te ontrieven. Dien-zelfden nacht schreef ik Caliste al wat gebeurd was. 1k ver-langde dat zij mij zou antwoorden en beloofde haar te blijvenschrijven. — Laten wij, zei ik haar, ons niet een onschuldiggenoegen ontzeggen, het eenige dat ons overblijft.

Ik vond dat wij over zee moesten reizen, om ook dezeervaring op te doen. wij gingen te Plymouth aan boord;wij stapten te Lissabon aan wal. Vandaar gingen we overland naar Cadix, vervolgens over zee naar Messina, waarwij de afschuwelijke sporen der aardbeving zagen. Ik her-inner mij, mevrouw, u dit alles tot in bizonderheden tehebben verteld, en gij weet hoe wij, na een jaar verblijf in

176

Page 180: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

Italie, den berg St. Gothard overtrekkend, in Wallis degletschers en de baden bezoekend en, uit Wallis komende,de zoutgroeven, elkaar bij het begin van den winter teLausanne hebben ontmoet, waar enkele trekkers van ge-lijkenis mij aan u deden hechten, waar uw huis een toe-vluchtsoord voor mij was en uw goede zorgen een troostvoor mij waren. 1k moet u alleen nog over de ongelukkigeCaliste spreken.

Ik ontving haar antwoord op mijn brief een oogenblikvoor ik aan boord ging. Zij beklaagde haar lot, maarstemde in met mijn handelwijze en mijn reis en zond mijtallooze wenschen voor haar welslagen. Zij schreef oakaan mijn wader om hem te bedanken voor zijn meegevoel,en hem vergiffenis te vragen voor het verdriet waarvan zijde oorzaak was. De winter kwam. De oom van lord L.kwam zijn jicht niet goed te boven, en daarom besloot zijte Londen te blijven. Hij was zelfs een tijdlang vrij ernstigziek, en vaak bracht zij haar dagen en halve nachten doormet hem te verzorgen. Toen het beter met hem ging, wildehij haar amuseeren en zichzelf opyroolijken, door hetbeste gezelschap van Londen, op het gebied van mannen,bij zich uit te noodigen. Dat gaf groote diners of soupers,vrij luidruchtig, waarna het spel vaak tot zeer laat in dennacht duurde, en hij was er op gesteld dat Caliste het gezel-schap met haar tegenwoordigheid vereerde totdat het heen-ging. Andere keeren spoorde hij haar aan, de uitgaandewereld te bezoeken, waarbij hij haar verklaarde dat eenzich volkomen terugtrekken haar den schijn zou geven,zich de ongenade van haar man op den hals te hebben ge-haald, en dat hijzelf gunstiger over haar zou oordeelen als

177

Caliste 12

Page 181: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

hij vernam, dat zij zich durfde vertoonen en dat zij overalgoed werd ontvangen. AI deze verschillende vermoeie-nissen waren teveel voor iemand wier gezondheid, na eenhevigen schok te hebben gekregen, onophoudelijk werdondermijnd door het verdriet (men vergeve mij dat ik hetzeg met een soort van trots waar ik zwaar genoeg voormoet boeten), door het verdriet, de niet aflatende spijt,zonder mij te leven. Haar brieven, steeds vol van het tee-derste gevoel, lieten bij mij geen twijfel bestaan aan de on-veranderlijke standvastigheid barer verknochtheid. Tegenhet voorjaar schreef zij mij er een, die mij tegelijkertijd eengroot genoegen en het pijnlijkste verdriet gaf.

„Ik was gisteren in de comedie," luidde ze; „ik had mijeen plaats gereserveerd in dezelfde loge van September. adenk dat mijn goede geest op die plaats woont. Nauwelijkszat ik, of ik boor een j onge stem uitroepen: ah ! daar is mijnlieve mistriss Calista! maar wat is ze mager geworden. Nukunt u haar eens zien, mijnheer. Uw zoon heeft u nooit meenaar haar toe genomen, maar nu kunt u haar zien. — Degeentegen wienhij sprak, was uw vader. Hij groette me op eenmanier die ik u niet kan beschrijven als ik wil, dat mijnoogen voor mij hun taak bij het schrijven vervullen;bovendien zou het moeilijk zijn, voor u weer te geven alwat zijn gelaatsuitdrukking mij vertelde over zijn braaf-heid, zijn genegenheid en zijn droefenis. — Maar wat hebtge uitgevoerd, dat ge zoo mager zijt ? zei sir Harry. — Zooveel, vriendje! zei ik. Maar gij, gij zijt grooter geworden,ge ziet er uit of ge altijd heel zoet en heel gelukkig bentgeweest. — Toch ben ik uiterst boos, antwoordde hij, dat

178

Page 182: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

ik niet met onzen vriend in ItaliE ben, en het kbmt me voordat ik meer recht had, bij hem te zijn, dan zijn neef; maarik heb mama er altijd van verdacht, dat ze dat niet wilde,want zij ook was het, die absoluut wilde dat ik te West-minster werd uitbesteed; wat hem betreft, hij zou mijgraag bij zich hebben gehouden, en hood zich aan mij almijn lessen te geven, wat voor mij aangenamer geweestzou zijn dan de school van Westminster, en wij zoudenvaak over u gesproken hebben. Het is zoo lang geledendat ik u gezien heb, ik moet openhartig met u spreken IKijk eens bier, ik heb vaak gedacht dat het feit, dat ik zoo-veel van u gehouden heb en zoo bedroefd was over uwvertrek, mij in het oog van mama niet veel goed heeftgedaan; maar ik zal er niet meer van zeggen, want zij kijktnaar me uit de loge aan den overkant en zij zou aan mijnuiterlijk kunnen raden wat ik zeg. — Ge kunt u de uitwer-king van elk van zijn woorden voorstellen. Ik durfde om deblikken van lady Betty niet mijn toevlucht nemen tot mijnflacon en kon nauwelijks ademhalen. — Maar gij zijttenminste niet bleek, zei sir Harry, en daarom hoop ik datge niet ziek zijt. — De zaak is dat ik rouge heb opgelegd,zei ik. — Maar dat deed u anderhalf jaar geleden niet.Tenslotte zei uw vader tegen hem, mij een beetje met rustte laten, en vroeg me eenige oogenblikken later, of ik ietsvan u gehoord had, en vertelde den inhoud van uw laatstebrieven. 1k kon op mijn plaats blijven tot aan het eindevan het eerste bedrijf; maar de voortdurend op mij ge-vestigde blikken van uw vrouw en hen met wie zij in ge-zelschap was, noodzaakten mij tenslotte, heen te gaan.Sir Harry snelde heen om mijn draagstoel te laten komen

179

Caliste z 2*

Page 183: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

en uw vader was zoo vriendelijk mij er heen te brengen."

Tegen Juni schreef men haar ezelinnemelk voor. Degeneraal wilde dat ze die bij haar thuis zou gaan gebruiken,daar hij overwoog, dat het voldoende was dat zij zich zouvertoonen aan dien man, in Wien hij zooveel hartstochtvoor haar had waargenomen, om te maken dat hij weerde gevoelens zou koesteren, welke zij verdiende gaandete maken. —In zekeren zin ben ik het, zei hij, die u uitge-huwelijkt heb, ik zal u thuis brengen en we zullen zien,of men het zal wagen u daar slecht te ontvangen. — Calistekreeg de vergunning om haar man te waarschuwen, maarniet om op zijn antwoord te wachten. Bij haar komst vondzij dezen brief:

„Mijnheer de generaal heeft volkomen gelijk, me-vrouw, en ge doet er zeer goed aan, naar uw huis tekomen. Tracht er uw gezondheid te herstellen, en weeser de volkomen meesteresse. 1k heb in dit opzicht demeest strikte orders gegeven, hoewel dat niet noodig was,want mijn bedienden zijn de uwe. Ik heb teveel van u ge-bouden en heb teveel achting voor u, om niet te denkendat ik nog gelukkig met u kan leven; maar op dit oogenblikis de indruk van het verdriet, dat ik gehad heb, nog televendig, en mijns ondanks zou ik dit teveel laten zien. Ikga, om te probeeren dit geheel kwijt te raken, een refs vaneen paar maanden maken, waarvan ik des te eerder eengunstig resultaat verwacht, omdat ik nog nooit mijn landben uitgeweest. Gij kunt mij niet schrijven, daar ge nietweet naar welk adres gij me uw brieven moet zenden, maarik zal u schrijven en men zal zien dat wij niet gebrouil-

8o

Page 184: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

leerd zijn. Vaarwel mevrouw; met de meeste oprechtheidwensch ik u een betere gezondheid toe en betreur ik, zoo-veel verdriet aan den dag te hebben gelegd over iets datonafhankelijk van uw wil was en dat gij zooveel moeitehebt gedaan, goed te maker); maar mijn verdriet was toente hevig. Bewijs veel vriendschap aan mistriss M *. Zijheeft het wel verdiend en ik doe haar thans recht weder-varen. Ik kon niet gelooven dat er in het geheel geen ge-heime briefwisseling, in het geheel geen contact had be-staan tusschen u en den gelukkigen man, aan Wien uw hartzich had gegeven; hoezeer ze ook zei, dat uw verrastheidhet bewees, ik wilde naar niets luisteren."

Daar het vertrek van den heer M * meer indruk hadgemaakt dan zijn orders, werd Caliste aanvankelijk vrijslecht ontvangen; maar haar beschermer sloeg zulk eenhoogen toon aan en zij betoonde zich zoo zachtzinnig, zewas zoo goed, zoo liefdadig, zoo rechtvaardig, zoo edel,dat al spoedig iedereen aan haar voeten lag, zoowel deburen als het huispersoneel; en, iets ongewoons bij platte-landskennissen, hun discretie was even groot als hun goedezorgen, zoodat zij haar melk gebruikte met alle voorzorgen rust die in het vermogen stonden van de anderen. Zijschreef me dat ze haar een weinig goed deed, en dat menbegon te vinden dat ze er beter uitzag. Maar midden inhaar kuur werd de generaal ziek, de langdurige ziektewaaraan hij is gestorven. Zij moesten naar Londen terug-keeren; en de moeilijkheden, de nachtwaken, het verdrietdeden een te hevigen en laatsten aanslag op Caliste's ge-zondheid. Haar gestadige vriend, haar gestadige bescher-

18

Page 185: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

mer en weldoener gaf haar bij zijn sterven het kapitaal vanzeshonderd pond jaargeld tegen drie procent, dat genomenmoest worden uit zijn minst speculatieve bezit en volgensde schatting die ervan zou worden gemaakt door mannenvan de wet.

Na zijn dood ging ze eerst wonen op haar huis te White-hall, dat zij den vorigen winter reeds voor haar genoegenhad laten opknappen. Zij ging door met daar de vriendenvan lord L * en haar oom te ontvangen en begon opnieuwmet zich elke week het genoegen te gunnen te luisterennaar de beste musici van Londen, dat wil vrijwel zeggenvan Europa. Dat alles vernam ik van haarzelf. Zij schreefme ook, dat ze bij haar thuis een zangeres van de comediehad, die zich daar terug had getrokken en een tegenzintegen het tooneel had gekregen, en dat ze haar het geldhad gegeven, noodig om te trouwen met een musicus dieeen zeer braaf man was.

„Ik profiteer zoowel van den een als van de ander,"zeide ze, „om wat muziek te laten leeren aan weesjes,wien ik zelf leer werken, en die bij mij een vak leeren.Toen men mij zei, dat ik haar voorbereidde op het be-roep van courtisane, heb ik erop gewezen dat ik ze heelarm en heel mooi uitzocht, wat, bij elkaar genomen en in

een stag als Londen, tot een bijna zekeren en algeheelenval leidt, zonder dat een beetje te kunnen zingen iets aanhet gevaar toevoegt, en ik heb het zelfs gewaagd te zeggendat het welbeschouwd nog beter was, te beginnen en teeindigen als ik, dan de straten op en neer te loopen en testerven in een ziekenhuis. Zij zingen de koren uit Esther

182

Page 186: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

en Athalie, welke ik heb laten vertalen en waarvoor menprachtige muziek heeft geschreven, en men is bezig mijdenzelfden dienst te bewijzen voor psalm honderddrie enhonderdvier. Dat vermaakt mij en zij hebben geen enkeleandere ontspanning."

Al deze bizonderheden, dat zult gij toegeven, mevrouw,waren er niet naar, mij voor te bereiden op den afschu-welijken brief Bien ik een week gel eden ontving. Stuurtu hem mij terug, en moge hij mij tot mijn eigen dood nietmeer verlaten.

„Zoo ooit, dan is het wel thans, mijn vriend, dat ik ukan zeggen het is afgeloopen. Ja, het is voor altijd afgeloopen.1k moet u voor eeuwig vaarwel zeggen. 1k zal u niet ver-tellen door welke kenteekenen ik gewaarschuwd ben dathet einde nadert; bet zou me alleen maar nutteloos ver-moeien, maar het is heel zeker dat ik u niet bedrieg en datik mijzelf niet bedrieg. Uw vader is mij gisteren komen op-zoeken; ik was ten zeerste getroffen door deze vriendelijk-heid. Hij zei: — als in het voorjaar, mevrouw, als in hetvoorjaar . . . (hij kon het niet over zich verkrijgen er aantoe te voegen: u nog in 'even bent) zal ik u zelf meenemennaar de Provence, Nice of Mijn zoon is op het oogen-blik in Zwitserland, ik zal hem schrijven ons vooruit tegaan. — Het is te laat, mijnheer, zei ik, maar daarom benik niet minder getroffen door uw vriendelijkheid. — Hijheeft er niets aan toegevoegd, maar dat was om mij tesparen, want hij voelde vele dingen welke hij geneigd zouzijn geweest te zeggen. 1k heb hem nieuws gevraagd overuw dochtertje, hij zei dat ze het goed maakte en dat hij

183

Page 187: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

haar al naar mij toegestuurd zou hebben als ze een beetjeop u leek; maar hoewel ze pas anderhalf jaar oud is, kanmen reeds zien dat ze op haar moeder zal lijken. Ik hebhem verzocht sir Harry naar mij toe te sturen en hemgezegd, dat ik hem door diens handen iets zou schenken,dat ik hem niet zelf durfde geven. Hij zei dat hij met ge-noegen uit mijn handen alles zou aanvaarden wat ikhem zou willen geven; daarop heb ik hem uw portret ge-

schonken, dat ge me uit Italie hebt gestuurd; ik zal sir Harryde copie geven welke ik ervan heb gemaakt, maar dat watge me het eerst hebt gegeven zal ik behouden en zeggendat men het u na mijn dood moet ter hand stellen.

Ik heb u niet gelukkig gemaakt en ik laat u ongelukkigachter, en ik, — ik sterf; toch kan ik er mijzelf niet toebrengen te wenschen, dat ik u niet had leeren kennen; veron-dersteld dat ik mij dingen te verwijten zou hebben, dab kanik dat niet; maar of en toe is het laatste oogenblik, dat iku gezien heb, mij weer voor den geest gekomen en ik wasbang dat er een zekere goddelooze stoutmoedigheid ge-legen heeft in dat volkomen vergeten van het gevaar datu of mij kon bedreigen. Dat is het misschien, wat mennoemt den hemel verzoeken; maar kan een atoom, eenbeetje stof den Almachtige verzoeken ? kan het hem den-ken ? en aangenomen dat men in een oogenblik van v er-dwazing God en zijn oordeel voor niets zou kunnen tellen,zou God daar wrevel over kunnen gevoelen ? Indien ik uniettemin beleedigd heb, vader en beer der wereld, danvraag ik u vergiffenis voor mij en voor hem, wien ik het-zelfde vergeten, hetzelfde waanzinnige en overmoedige ge-voel van veiligheid ingaf. Vaarwel, mijn vriend; schrijf mij

184

Page 188: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

dat ge mijn brief ontvangen hebt. Slechts die enkele woor-den; het ziet er weinig naar uit dat ze me nog in levenzullen vinden; maar als ik lang genoeg leef om ze te ont-vangen, zal ik nog eens het genoegen hebben uw hand-schrift te zien."

Sinds dien brief, mevrouw, heb ik niets ontvangen. Hetis te laat, zij heeft gezegd: het is te laat. Ach! ik ongeluk-kige, ik heb altijd gewacht tot het te laat was en mijnvader heeft gedaan al s ik. Waarom heeft zij niet van eenanderen man gehouden en die een anderen vader had ? zezou zijn blijven leven, ze zou niet sterven van verdriet.

Mevrouw, BRIEF V

1k heb nog geen brief ontvangen. Er zijn oogenblikkendat ik meen, nog te kunnen hopen. Maar neen, dat is nietwaar. Ik hoop niet meer. Ik beschouw haar reeds als ge-storven, en ik heb verdriet. Ik had mij aan haar ziekte ge-wend zoo als aan haar wijsheid, zoo als aan het feit dat ikhaar vriend was. Ik geloofde niet dat zij zou trouwen; ikheb niet geloofd dat zij kon sterven, en ik moet verdragenwat ik niet den moed had te voorzien. Voordat de laatsteslag gevallen is, of tenminste zoolang ik het niet weet, zalik van hetgeen mij aan koelbloedigheid overblijft, gebruikmaken om u iets te vertellen dat misschien niets beteekent,maar dat ik, naar het mij voorkomt, verplicht ben u tezeggen. Al een paar dagen, geheel verdiept in mijn her-inneringen, welke de geschiedenis die ik u heb verhaald alleals Bingen van nu deed schijnen, sprak ik tegen niemandmeer, zelfs niet tegen mylord. Vanmorgen heb ik zijn hand

185

Page 189: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

gedrukt toen hij kwam vragen hoe ik geslapen had, en inplaats van te antwoorden, heb ik gezegd: jongeman,als ge ooit belangstelling opwekt in het gemoed van eenwaarlijk teedere en gevoelige vrouw en ge voelt in hetuwe niet, dat ge al haar teederheid, al haar opofferingenzult kunnen vergoeden, ga dan van haar weg, maak dat zeu vergeet, of wees ervan overtuigd, dat gij haar blootsteltaan eindeloos ongeluk en uzelf aan afschuwelijk en eeuwigberouw. Hij bleef peinzend bij mij en vroeg mij eenuur later, mij in herinnering brengend wat ik eens hadgezegd over de verschillende redenen, welke uw dochterkon hebben om niet meer met ons in een soort van af-zondering te leven, of ik dacht dat zij genegenheid vooriemand gevoelde. Ik antwoordde, dat ik dat vermoed had.Hij vroeg me of hij het was. Ik antwoordde, dat ik datsoms geloofd had. — Als dat zoo is, zei hij, dan is hetheel jammer dat mejuffrouw Cecile een meisje van goedenhuize is, want op mijn leeftijd te trouwen, daaraan valtniet te denken. Nogmaals, dat beteekent niets. Ikheb nooit iets dergelijks gezegd of gedacht; te alien tijdezou ik aan Caliste de voorkeur hebben gegeven bovenmijn vrijheid, als aan een kroon; en toch, wat heb ikvoor haar gedaan ? Vaak heeft men alles gedaan voor haar,voor wie men dacht niets te zullen doen.

BRIEF VI

Welk belang kunt gij stellen, mevrouw, in het lot vanden man die, het is waar, de ongelukkigste man ter wereldis, maar die zijn ongeluk het meest verdient ! 1k zie mijzelf

186

Page 190: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

onophoudelijk terug in het verleden, zonder mij te kunnenbegrijpen. Ik weet niet of alle ongelukkigen, die geleidelijkafgezakt zijn van de plaats waarop het lot hen had gesteld,als ik zijn; in dat geval beklaag ik ze zeer. Nooit heeft hetschavot, waarop Karel I stierf, mij zooveel deernis voor hemingeboezemd als de vergelijking, die ik vandaag gemaaktheb tusschen hem en mij. Het schijnt mij toe dat ik nietsgedaan heb van hetgeen natuurlijk zou zijn geweest dat ikdeed. Ik had met haar moeten trouwen zonder een toe-stemming te vragen welke ik niet noodig had. Ik hadmoeten verhinderen dat zij beloofde, dat zij zonder dietoestemming niet met mij zou trouwen. Als honderdenpogingen mijn vader niet hadden kunnen doen zwichten,had ik haar tot mijn maitresse moeten maken, en voor haaren mij mijn vrouw, toen heel haar hart het ondanks haar-zelf vroeg en ik dit zag ondanks haar woorden. Ik hadhaar moeten begrijpen toen zij mij, na iedereen te hebbenweggezonden, wilde verhinderen van haar heen te gaan.Bij haar teruggekomen, had ik haar deur moeten open-breken; den dag daarop, haar dwingen, mij weer te zien,of althans haar naijlen wanneer zij me ontsnapt was.1k moest vrij blijven en haar niet het verdriet aandoen, tegelooven dat ik haar plaats van te voren had afgestaan, datzij verraden was of dat zij vergeten was. Toen ik haar hadweergevonden, had ik niet meer van haar weg moeten gaanen op zijn minst even dienstvaardig, even ijverig zijn alshaar getrouwe James; misschien had ik haar niet alleen uitdien koets laten komen; misschien zou James mij bij haarverstopt hebben; misschien had ik haar met hem samenkunnen dienen: ik was in het huis van haar weldoener aan

187

Page 191: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

iedereen onbekend. En dit najaar nog, en dezen winter . . .Ik wist dat haar man haar ontvlucht was; waarom ging ikniet, inplaats van bij uw haard van haar te droomen, methaar samen haar beschermer verplegen, haar verdriet ver-lichten, haar waakstonden met haar deelen; haar zoostreelen en vertroetelen dat zij in leven bleef, of haar ten-minste, als vergoeding voor een zoo langdurigen en teede-ren hartstocht, het genoegen doen dat ze mij bij haarsterven ziet, dat zij ziet dat ze geen gevoelloozen automaathad liefgehad en dat ik, al had ik haar dan niet kunnenliefhebben zooals ze het verdiende, haar zou kunnen be-weenen ? Maar het is te laat, oak mijn berouw is te laatgekomen en zij kent het niet. Zij heeft het niet gekend,moet ik zeggen; het is wel noodig ten leste den moed tehebben, te gelooven dat zij dood is; als de hoop op eeniger-lei wijze herleefd was, dan zou zij den indruk van haar briefwillen verzachten; want zij, zij wist te beminnen. Zoo benik dus nu alleen op de aarde. Wat van mij hield is niet meer.1k was zonder moed om dit verlies te voorkomen; ik benzonder kracht om het te verdragen.

Mevrouw, BRIEF VII

Daar ik gehoord heb dat gij van plan zijt morgen te ver-trekken, wilde ik de eer hebben u vandaag te gaan be-zoeken om u, zoowel als mejuifrouw Cecile, een voor-spoedige reis te wenschen en u te zeggen dat het leed, u tezien vertrekken, slechts verzacht wordt door de vaste hoopdie ik koester, u beiden weer te zien; maar ik kan nietheengaan van mijn bloedverwant: de indruk, dien een

188

Page 192: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

vanmorgen ontvangen brief op hem gemaakt heeft is zoohevig, dat de heer Tissot mij volstrekt verboden heeft hemalleen te laten, evenals zijn knecht. Degeen, die den briefheeft gebracht, laat hem ook niet alleen, maar hij is bijnaeven bedroefd als hij, en ik denk dat hij eerder zichzelf zoudooden, dan hem niet te verhinderen zich te dooden. 1ksmeek u, mevrouw, te mijnen aanzien de vriendelijke ge-voelens te blijven koesteren, welker waarde ik misschiennog meer heb gevoeld dan gij gedacht hebt, en mijn erken-telijkheid voor welke slechts tegelijk met mijn leven eeneinde zal nemen.

Ik heb de eer te zijn, enz.Edouard *

BRIEF VIII

Zij, die zooveel van u hield, is eergisteren in den avondgestorven. Deze wijze van haar aan te duiden, is geen ver-wijt dat ik haar doe: ik had haar sinds lang vergeven, en inden grond had zij mij niet beleedigd. Het is waar dat zij mij

haar hart niet geopend had; en ik weet niet, of ze dat hadmoeten doen, en het is niet heel zeker dat ik, wanneer zijhet voor mij geopend zou hebben, niet met haar getrouwdwas, want ik hield hartstochtelijk van haar. Het is debeminnenswaardigste, en ik kan daaraan toevoegen in mijnoogen en voor mijn hart de eenige beminnenswaardigevrouw die ik gekend heb. Al heeft ze mij niet gewaar-schuwd, zij heeft mij ook niet bedrogen, maar ik heb mij-zelf bedrogen. Gij waart niet met haar getrouwd; was hette gelooven dat zij, terwijl zij van u hield, niet in staat of

189

Page 193: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

bereid was geweest, u te doen besluiten om met haar tetrouwen ? Gij weet ongetwijfeld hoe ik wreedelijk uit dendroom ben geholpen; en hoewel ik er thans berouw overheb dat ik zooveel wrok en verdriet heb laten blijken, kanik zelfs heden nog niet verbaasd erover zijn dat ik, waartegelijk de overtuiging, door haar bemind te zijn en dehoop, een kind te krijgen waarvan zij de moeder ware ge-weest, vOor mij verloren gingen, — tekort ben geschoten ingematigdheid. Het is gelukkig heel zeker dat niet dit haargedood heeft. Stellig ben ik het niet, die de oorzaak benvan haar dood, en hoewel ik jaloersch op u geweest ben,ben ik op het oogenblik nog liever in mijn plaats dan in deuwe. Niets bewijst echter, dat gij u verwijten hebt temaken, en ik verzoek u, mijn woorden niet in dien zin opte vatten. Gij zoudt mij, en terecht, onrechtvaardig en vrij-postig zoowel als wreed vinden, want ik veronderstel datgij zeer bedroefd zijt.

Denzelfden dag dat mistriss M * u haar laatsten briefschreef, schreef ze mij om mij te verzoeken, naar haar toete gaan. 1k ging zonder een oogenblik tijd te verliezen;ik vond haar huis als dat van iemand die het goed maakt,en haarzelf oogenschijnlijk vrij goed, behalve haar magerte.Ilc was zeer in mijn schik, dat ik haar kon zeggen, dat zij,naar het mij wilde voorkomen, er niet zoo slecht aan toewas als zij meende; maar zij, glimlachend, zeide dat ik mis-leid was door een weinig rouge dat zij des ochtends altijdoplegde en dat reeds Fanny eenige tranen en James eenigezuchten bespaard had. Des avonds zag ik de meisjes die zijlaat opvoeden; ze zongen en zij begeleidde ze op het orgel;het was een treffende muziek en ongeveer zoo als ik wel

190

Page 194: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

in Italie in sommige kerken heb gehoord. Den volgendenochtend zongen ze andere liederen van den zelfden aard;deze muziek beeindigde en begon den dag. Vervolgens lasmistriss M * mij haar testament voor en verzocht me, alsik wilde dat zij er iets in veranderde, haar dit vrijuit tezeggen; maar ik vond er niets in te veranderen. Ze geefthaar bezit aan de armen, op de volgende manier. De helft,dat het kapitaal is van driehonderd pond rente, zal altijd-durend in handen zijn van de burgemeesters van Londen,om drie jongetjes, elk jaar onttrokken aan het vondelingen-huis, het vak van loads, timmerman of schrijnwerker telaten leeren. Het eerste van deze beroepen, zegt ze, zal doorden moedigste gekozen worden, het tweede door densterkste, het derde door den handigste. De andere heeftvan haar bezit zal in handen komen van de bisschoppenvan Londen, die elk jaar twee meisjes zullen moeten ont-trekken aan het Magdalena-hospitaal en ze deelgenootdoen worden van welgestelde koopvrouwen, waarbij zeaan elk honderdvijftig pond geven om in het handels-bedrijf te steken, waarin men ze doet deelnemen; zij beveeltdeze stichting aan in de vroomheid en goedheid van denbisschop, zijn vrouw en zijn vrouwelijke bloedverwanten.Op de vijfduizend pond die ik haar ten geschenke hadgegeven, heeft zij slechts willen beschikken over duizendten gunste van Fanny en vijfhonderd ten gunste vanJames; toch is het bezit van haar oom, dat zij mij bij hethuwelijk heeft ingebracht, op zijn minst vijfendertig-duizend pond.

Ze heeft mij verzocht, Fanny te behouden en zei, datik daarmee evengoed haar zou eeren, als een meisje, dat

191

Page 195: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

die eer verdiende en dat, daar zij nooit anders dan voorbehoorlijke dingen had gediend, niet van het tegendeelmoest worden verdacht. Zij geeft haar kleeren en juweelenaan mistriss ** van Norfolk, haar huis te Bath en al water in is aan sir Harry B. Zij wil dat, wanneer haar begra-fenis betaald is, haar haar geld en het restant van haarinkomen van dit jaar in gelijke porties verdeeld wordenover de meisjes, en het personeel dat zij behalve James enFanny had. Na zich ervan te hebben overtuigd dat er in dittestament niets was dat mij verdriet deed, of dat in strijdwas met de wet, heeft ze me laten beloven, evenals tweeof drie vrienden van lord L. en haar oom, ervoor te zorgendat het nauwkeurig zou worden uitgevoerd. Daarna is zevoortgegaan met het leiden van haar gewone leven, zoo-veel als haar krachten, die elken dag verminderden, hethaar vergunden, en wij hebben meer samen gepraat danwij ooit te voren hadden gedaan. Waarlijk, mijnheer, ikzou alles ter wereld ervoor hebben gegeven om haar tebehouden, haar in leven te houden, al was het in den toe-stand waarin ik haar zag, en de rest van mijn dagen methaar door te brengen.

Veel menschen wilden niet gelooven, dat ze zoo ziekwas als zij was, en men ging door met haar, gelijk men denheelen winter gedaan had, vele stukken in verzen, Welkeaan haar waren opgedragen, soms onder den naam Caliste,soms onder dien van Aspasia, toe te zenden; maar zij lasze niet meer. Op zekeren dag sprak ik met haar over hetgenoegen dat ze wel moest smaken, nu ze zag dat iedereenhaar achtte; zij verzekerde me dat, terwijl ze vroeger zeergevoelig was geweest voor verachting, zij het nooit was

192

Page 196: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

geworden voor achting. — Mijn beoordeelaars, zeide ze,zijn maar mannen en vrouwen, dat wil zeggen dat, wat ikzelf ben, en ik ken mij veel beter dan zij mij kennen. Deeenige uitingen van lof, die mij plezier hebben gedaan, zijndie van den oom van lord L. Hij hield van me naar denmaatstaf van iemand die zoo was als men, volgens hem,behoorde te zijn, en als hij zijn meening had moeten her-zien zou hem dat veel moeite hebben gekost. Hij had inzekeren zin behoefte eraan, dat ik leefde, en behoefteeraan mij te achten.

Er is nooit bij haar gewaakt. Ik zou graag in haar kamergeslapen hebben, maar ze zei dat dit haar zou hinderers.Het bed van Fanny was van het hare alleen maar geschei-den door een beschot, dat zonder moeite en zonder geluidopenging; bij de minste beweging werd Fanny wakker engaf haar meesteres te drinken. De laatste nachten nam ikhaar plaats in; niet dat ze erover klaagde te dikwijls gewektte worden, maar omdat de arme meid die zoo verzwaktestem, dien zoo korten adem niet meer kon hooren zonderin tranen uit te barsten. Mij deed dat stellig niet minderverdriet dan haar; maar ik beheerschte me beter. Eergiste-ren, hoewel mistriss benauwder en onrustiger was dantevoren, wilde zij als gewoonlijk haar Woensdagsch con-cert hebben; maar zij kon niet aan het clavecimbel gaanzitten. Zij liet stukken uitvoeren van den Messiah vanHandel, van een Miserere dat men haar uit Italie had ge-zonden en van het Stabat Mater van Pergolese. In eenpauze nam ze een ring van haar vinger en gaf mij hem.Daarna liet ze James roepen, gaf hem een doosje dat zijuit haar zak had gehaald en zei: — breng het zelf naar hem

193

Page 197: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

toe, en blijf, als het kan, in zijn dienst: dat is de betrekkingen zeg hem dat, James, waarnaar ik langen tijd voor mij-zelf verlangd heb. Ik zou er genoegen mee genomenhebben. Na eenige oogenblikken haar handen gevouwenen haar oogen ten hemel geslagen te hebben, is zij weg-gezakt in haar stoel en heeft haar oogen gesloten. Daar ikzag dat ze zeer zwak was, heb ik haar gevraagd of zij wildedat ik de muziek liet ophouden; zij gaf mij een teeken vanniet en heeft nog de kracht gevonden, mij te bedankenvoor wat ze mijn vriendelijkheid noemde. Toen het stukuit was zijn de musici op hun teeken heengegaan, in demeening dat zij sliep; maar haar oogen waren voor altijdgesloten.

Aldus was het einde van uw Caliste, sommigen zullenzeggen als een heidin, anderen als een heilige; maar dejammerkreten van haar dienaren, het geschrei der armen,de ontsteltenis van de heele buurt en de smart van eenechtgenoot die meende, dat hij zich te beklagen had, zeg-gen beter dan woorden, wat zij was.

Door mij te dwingen, mijnheer, u dit zoo droevige ver-haal te vertellen, heb ik in zekeren zin gemeend haar zinte doen en haar te gehoorzamen; om dezelfde beweeg-reden, denzelfden teederen eerbied voor haar nagedachte-nis, zweer ik, al kan ik u ook geen vriendschap beloven,althans elk gevoel van haat af.

194

Page 198: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is

INHOUD

Blz.

Kinderjaren ........... 5De huwbare jaren ........ 9D'Hermenches ........ 13

Bellegarde .......... 18

Boswell .............. 22

Huwelijk ............. 26

Eerste huwelijksmoeilijkheden: het Geneefsche avon-tuur . . 35

Wezenlijke karaktertrekken . 40Benjamin Constant ....... 43Neergang der Verstandhouding. Mevrouw de Stab]. . 5o

Politieke Meeningen .. 64

Muziek . ... 66

Denkbeelden over Opvoeding ....... 67

Laatste Levensjaren ........... 69

Dood .... ......... 74Geschriften . .. 76

Samenvattend oordeel 84

De Geschiedenis van Caliste . 91

Page 199: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is
Page 200: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is
Page 201: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is
Page 202: it...in de stad wiskunde-les te gaan nemen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat een meisje op haar vijftiende jaar beschouwd werd als iemand wier opvoeding voltooid is