ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende...

51
EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 1 November 2014 ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende Maatregelen op Gebiedsniveau Versie 1.5 November 2014 (gecontroleerde EMG- verklaring mogen vanaf 1 juli 2014 worden toegepast bij Energielabels voor U-bouw vanaf 1 januari 2015 mogen gecontroleerde EMG-verklaringen onder voorwaarden ook worden toegepast bij het bepalen van de Energie-Index van woningen)

Transcript of ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende...

Page 1: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 1 November 2014

ISSO-publicatie 75.4

Opnameprotocol Energiebesparende Maatregelen op Gebiedsniveau

Versie 1.5 November 2014

(gecontroleerde EMG- verklaring mogen vanaf 1 juli 2014 worden toegepast bij Energielabels voor U-bouw

vanaf 1 januari 2015 mogen gecontroleerde EMG-verklaringen onder voorwaarden ook worden toegepast bij het bepalen van

de Energie-Index van woningen)

Page 2: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 2 November 2014

De realisatie van het EMG-opnameprotocol werd verzorgd door de EMG-werkgroep, die als volgt was samengesteld: - Kees Arkesteijn ISSO - Daniel Awater Nuon, namens Energie – Nederland - Joris Berben BuildDesk - Raymond Beuken RvO NL (corresponderend lid) - Ed Blankestijn RvO NL - Claudia Bouwens Neprom - Patrick Braam Infinitus - Krijn Braber Infinitus - Hans Buitenhuis DWA, namens Stichting Warmtenetwerk - Charles Geelen Infinitus - Peter Heijboer DWA, namens Stichting Warmtenetwerk - Jacqueline Hooijschuur AgentschapNL - Anja Jolman Eneco, namens Energie – Nederland - Arjen De Jong Energy Matters (corresponderend lid) - Cees Jonker VastgoedBelang - Albert Koedam namens Aedes - Martin Mooij Ecofys (corresponderend lid) - Pieter Nuiten W/E Adviseurs (corresponderend lid) - Onno van Rijsbergen Woonbond - Arjan Schrauwen ISSO - Paul Stoelinga Deerns (namens College Gelijkwaardigheidsverklaringen) - Fred Vos Uneto-VNI - Ruud van Wordragen RvO NL - Hans van Wolferen van Wolferen Research

Page 3: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 3 November 2014

Inhoud

.................................................................................................................................................................. .

Afkortingen ............................................................................................................................................ 5

Begrippenlijst ......................................................................................................................................... 6

1 Inleiding ........................................................................................................................................ 8

Doel opnameprotocol EMG .............................................................................................. 8 1.1 Eisen rekentool ................................................................................................................. 9 1.2

2 Opnameprotocol voor de EMG verklaringen .......................................................................... 10

Forfaitair of niet forfaitaire waarden in de verklaring ................................................. 10 2.1 Wanneer zijn (extra) onderbouwingen noodzakelijk? ................................................. 10 2.2 Bewijsstukken en specificatiedocumenten voor onderbouwing 2.3

van EMG volgens NVN7125 ........................................................................................... 12 Op te nemen aspecten in het kader van de EMG-verklaringen .................................. 14 2.4 Toegestane afwijking ...................................................................................................... 18 2.5

3 Afbakenen van gebied en energievoorziening ....................................................................... 19

Bepaling infrastructuur warmtelevering ....................................................................... 19 3.1 Bepaling infrastructuur warmtapwater ......................................................................... 19 3.2 Bepaling infrastructuur koudelevering ......................................................................... 19 3.3

4 Benodigde gebouwgegevens en energiebehoefte ................................................................ 20

Energiegebruik gebouwen op basis van historische gegevens ................................ 22 4.1 Aanwezige energiefuncties op nemen .......................................................................... 22 4.2

5 Warmtenet .................................................................................................................................. 22

Primair/secundair net ..................................................................................................... 22 5.1 Distributieverlies ............................................................................................................. 22 5.2

5.2.1 De gemiddelde watertemperatuur in de netten ............................................... 22 5.2.2 Warmtegeleidingscoëfficiënt van de leidingdelen .......................................... 23 5.2.3 Buitenmiddellijn van de geïsoleerde leidingen inclusief isolatie .................. 23 5.2.4 Buitenmiddellijn van de warmteleidingen, zonder isolatie ............................. 23 5.2.5 Correctiefactor extra verliezen (o.a. beugeling van twee leidingen,

ouderdom) ........................................................................................................... 24 5.2.6 Leidinglengte leidingdelen................................................................................. 25

Opwekkers, energiefracties en opwekkingsrendementen ......................................... 25 5.35.3.1 Aanwezige installaties opnemen ....................................................................... 25 5.3.2 Opname preferente installatie(s) ....................................................................... 26 5.3.3 Opname van de opwekrendementen per installatie ........................................ 26

6 Warm Tapwaternet .................................................................................................................... 40

Opname distributieverlies .............................................................................................. 40 6.1 Opwekkers voor warmtapwater ..................................................................................... 40 6.2

7 Collectieve zonnecollectoren ................................................................................................... 43

Geleverde Energie door collectieve zonnecollectoren. .............................................. 43 7.1 Aanwezige componenten bij collectieve zonnecollectorsystemen. .......................... 43 7.2

8 Koudenet .................................................................................................................................... 44

Distributienet: bepaling distributieverlies .................................................................... 44 8.18.1.1 De gemiddelde watertemperatuur ..................................................................... 44 8.1.2 Warmtegeleidingscoëfficiënt van het leidingdeel ........................................... 44 8.1.3 Buitenmiddellijn van de geïsoleerde leiding inclusief isolatie ....................... 44 8.1.4 Buitenmiddellijn van de koudeleiding, zonder isolatie ................................... 45 8.1.5 Correctiefactor extra verliezen (o.a. beugeling van twee leidingen,

ouderdom)........................................................................................................... 45 8.1.6 Leidinglengte leidingdeel j ................................................................................. 46

Page 4: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 4 November 2014

Opwekkers, energiefracties en opwekkingsrendementen ......................................... 46 8.28.2.1 Opname van equivalent opwekkingsrendement ............................................. 47 8.2.2 Energiefractie koudelevering ............................................................................ 47 8.2.3 Rendement opwekkingstoestel ......................................................................... 47

9 Hulpenergie ................................................................................................................................ 48

Hulpenergie t.b.v. warmte- en koudenetten ................................................................ 48 9.1

10 Elektriciteit ................................................................................................................................. 48

Zonnestroom of fotovoltaisch zonne-energiesysteem ............................................ 48 10.110.1.1 Geleverde Elektriciteit is bekend .................................................................... 49 10.1.2 Aanwezige componenten. ................................................................................ 49

Windenergie ................................................................................................................. 49 10.210.2.1 Geleverde Elektriciteit is bekend .................................................................... 49 10.2.2 Aanwezig type windenergie ............................................................................. 49

Bijlage 1 Checklist 50 Bijlage 2 Opnameformulieren 51 - Methode A - Methode B - Methode C

Page 5: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 5 November 2014

Afkortingen

AVI Afvalverbrandingsinstallatie CR Conventioneel Rendement EMG Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau EPB Energieprestatie Bestaande bouw EPC Energieprestatiecoëfficiënt EPG Energieprestatie gebouwen EPN Energieprestatie Nieuwbouw EWP Elektrisch aangedreven warmtepomp GAWP Gasabsorptie aangedreven warmtepomp GIS Geografisch informatie systeem GFT Groente, fruit en tuinafval GMWP Gasmotor aangedreven warmtepomp GWP Gas aangedreven warmtepomp HR Hoog rendement HT Hoog temperatuur LT Laag temperatuur NVN Nederlandse Voornorm RDF Refuse Derived Fuel STEG Stoom en gas VR Verbeterd rendement WKK Warmte kracht koppeling

Page 6: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 6 November 2014

Begrippenlijst

Afvalverbrandingsinstallatie (AVI) installatie die specifiek is bestemd voor het verbranden van afval De warmte die vrijkomt bij de verbranding van het afval kan nuttig worden aangewend voor o.a. verwarming en warmtapwaterbereiding via een warmtenet en voor het opwekken van elektriciteit. Collectief warmtenet distributienet voor warmte ten behoeve van verwarming en eventueel voor de bereiding van warm tapwater. Collectief circulatiesysteem warm tapwater distributienet voor warmte ten behoeve van warm tapwater, waarbij het warme tapwater op de gewenste temperatuur via een circulatiesysteem ter beschikking wordt gesteld aan de afnemers Collectief koudenet distributienet voor koude ten behoeve van koeling College Gelijkwaardigheidsverklaringen College dat bestaat uit onafhankelijke personen die controleert of de geclaimde Energetische Prestatie van producten/systemen veelal vermeld op gelijkwaardigheids- en kwaliteitsverklaringen voldoende onderbouwd is. Distributienet collectief circulatiesysteem voor het transport van warmte en/of koude door een circulerend medium voor de energiefuncties verwarming en/of warm tapwater en/of koeling. Het circulerende medium is meestal water EMG-verklaring Verklaring met daarop de equivalente rendementen voor een collectief warmtenet, collectief circulatiesysteem voor warmtapwater, collectief koudenet en/of elektriciteitsproductie in een gebied. Energie-infrastructuur installaties en voorzieningen voor de opwekking en/of levering van warmte en/of koude, elektriciteit, gas of andere energiedragers aan woningen of gebouwen. Eengezinswoning Een gebouw met daarin de woonfunctie bestemd voor slechts één huishouden en in welk gebouw geen andere gebruiksfuncties zijn gelegen met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m

2, en

waarboven/-onder geen ander (gedeelte van een) gebouw is gelegen EMG-adviseur degene die conform het EMG-opname protocol na gaat of de uitgangspunten aangehouden op de EMG-verklaring overeenkomen met de werkelijkheid. EMG-adviseur wordt aangewezen door het College Gelijkwaardigheid Energieprestatie. EPB-adviseur: degene die in het bezit is van het bewijs van vakbekwaamheid ‘EPB-adviseur bestaande bouw’ , deze persoon mag de woning/appartementencomplex opnemen conform de basismethodiek en op basis van de opname de Energieklasse bepalen en het Energielabel afmelden.

EPN-adviseur: degene die in het bezit is van het bewijs van vakbekwaamheid ‘EPN-adviseur nieuwbouw’, deze persoon mag de woning/appartementencomplex opnemen conform de detailmethodiek en op basis van de opname de Energieklasse bepalen en het Energielabel afmelden.

Gebied terrein dat functioneel, juridisch en organisatorisch is verbonden met een eigen collectieve energie-infrastructuur, waarvan de effecten aan de woningen, woongebouwen e.d. en utiliteitsgebouwen op dit terrein kunnen worden toegekend.

Page 7: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 7 November 2014

Gecontroleerde verklaring Een kwaliteits- of gelijkwaardigheidsverklaring van een materiaal/apparaat die door het College Gelijkwaardigheid Energieprestatie is beoordeeld en goedgekeurd. De gecontroleerde verklaringen worden op de website van BCRG gepubliceerd. www.bcrg.nl. BCRG staat voor Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheidsverklaringen. Geothermie/Aardwarmte energie in de vorm van warmte die van nature in de bodem zit opgeslagen, boven een temperatuur van 35 ºC

Meergezinswoning Een (gedeelte van een) gebouw met meer dan één woonfunctie, dat geen eengezinswoning is.

Onderstation onderdeel in een groot collectief warmtenet waar warmte uit een primair net wordt overgedragen aan een secundair net

Primair net collectief warmtenet tussen warmteopwekking en onderstation Refuse Derived Fuel Brandstof die wordt gewonnen uit afval Restwarmte bij AVI zonder elektriciteitsproductie warmte die vrijkomt als bijproduct van een AVI, zonder combinatie met elektriciteitsproductie Restwarmte bij elektriciteitsproductie warmte die vrijkomt als bijproduct van elektriciteitsproductie, zonder dat dit tot vermindering van de elektriciteitsproductie leidt Restwarmte, overige warmte die vrijkomt als bijproduct van een (industrieel) proces, onder de volgende voorwaarden: — de warmte zou anders worden geloosd; — geen extra brandstofinzet ten behoeve van de productie van deze restwarmte; — geen combinatie met enige vorm van elektriciteitsproductie; — geen warmte afkomstig van een AVI. Voorbeelden van overige restwarmte zijn: - industriële restwarmte van bijvoorbeeld de procesindustrie of papierfabrieken; - restwarmte uit kassen, mits dit uitsluitend de warmte betreft die door het wegkoelen van zonne-

warmte vrijkomt; de warmte die door de inzet van een WKK voor kassen vrijkomt is geen restwarmte.

Secundair net collectief warmtenet en/of collectief circulatiesysteem warm tapwater tussen onderstation en percelen Stadsverwarming collectieve warmtevoorziening, bestaande uit een primair net en verschillende secundaire netten, gekoppeld door onderstations

Page 8: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 8 November 2014

1 Inleiding

Om de kwaliteit van gebiedsmaatregelen (opwekrendement of geleverde duurzame elektriciteit) te waarborgen wordt de bepalingsmethode NVN7125 uitgebreid met een opnameprotocol. ISSO heeft dit opname protocol voor Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau (EMG) in opdracht van RVO NL (ten tijde van het opstellen Agentschap NL) samen met de marktpartijen ontwikkeld. Betrokken marktpartijen zijn: Aedes, BuildDesk, College Gelijkwaardigheid, Ecofys, Energie-Nederland, Energy Matter, Infinitus, Neprom, Stichting warmtenetwerk, TNO, Uneto-VNI, VastgoedBelang, W/E-adviseurs en de Woonbond. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw van een gebouw dient sinds 1 juli 2012 een EPC berekening conform de NEN 7120 (EPG-norm) bijgevoegd te zijn. Aan de EPC is een maximaal toegestane EPC-waarde gesteld. In deze EPC-berekening conform de NEN 7120 mag voor Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de forfaitaire waarden uit de NEN 7120 worden afgeweken als er voor de betreffende gebiedsmaatregel een berekening conform de NVN 7125 is bijgevoegd. De NVN 7125 is een Nederlandse voor norm om de Energetische prestatie van Energie Maatregelen op gebiedsniveau eenduidig te kunnen berekenen. Voor nieuwbouw moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Hierbij worden geen eisen gesteld aan de kwaliteit van degene die de EPC berekening uitvoert. Dit betekent dat een eigenaar van een gebiedsmaatregel in principe zelf een kwaliteitsverklaring conform de NVN7125 op kan stellen Daarnaast is het ministerie voornemens om een energielabelmethodiek voor nieuwbouw te introduceren op basis van dezelfde NEN 7120 en NVN 7125. Echter in het kader van het energielabel zijn er wel wettelijke eisen gesteld aan degene die het energielabel opstelt. Deze eisen zijn vastgelegd in de BRL 9500. In de BRL 9500 wordt voor de opname van het gebouw/woning verwezen naar de opnameprotocollen uit ISSO 75 en 82. In deze publicaties ontbrak nog een opnameprotocollen voor Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau.

Doel opnameprotocol EMG 1.1

Indien er in de EPC-berekening van het gebouw gebruik is gemaakt van de NVN 7125 (Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau) dan is dit voor degene die het energielabel nieuwbouwbepaald (EPN-adviseur) niet te controleren of de gebiedsmaatregelen zijn uitgevoerd zoals is verondersteld in de EPC berekening ( en NVN 7125 berekening). Net als bij andere installaties (ketel, WTW) waarvan ter plekke niet het rendement is te bepalen, wordt voor gebiedsmaatregelen gebruik gemaakt van forfaitaire waarden of een kwaliteitsverklaring indien men wil afwijken van deze forfaitaire waarde. Om na te gaan of de Energetische prestatie berekend conform de NVN 7125 en vastgelegd in een kwaliteitsverklaring in werkelijkheid ook gerealiseerd is het opnameprotocol EMG ontwikkeld. Aan de hand van dit opnameprotocol kan de EMG-adviseur controleren of alle maatregelen op gebiedsniveau zo zijn gerealiseerd dat aannemelijk kan worden gemaakt dat de geclaimde Energieprestatie van de gebiedsmaatregelen aangehouden bij het opstellen EMG verklaring van gehaald kan worden. Indien de geclaimde prestatie op de kwaliteitsverklaring van de gebiedsmaatregelen voldoende is onderbouwd wordt de kwaliteitsverklaring opgenomen in de database ‘Gecontroleerde verklaringen’. De EPN-adviseur en/of EPA-adviseur moet alleen beoordelen of er een aansluiting is op de betreffende gebiedsmaatregel.

Page 9: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 9 November 2014

De controle van de EMG-aspecten wordt uitgevoerd door een zogenaamde EMG-adviseur. De EMG-adviseur wordt door het College Gelijkwaardigheidsverklaringen aangewezen. De EMG-adviseur brengt ook verslag uit aan het College Verklaringen. Op basis van de bevindingen en de rapportages van de EMG-adviseur keurt het College Gelijkwaardigheidsverklaringen de claim van de Energieprestatie EMG (verklaring) goed of af. De goedgekeurde verklaring wordt dan inclusief de geldigheidsduur opgenomen in de databank. Zoals hierboven is omschreven wordt het opnameprotocol EMG gebruikt om na te gaan of de gestelde Energieprestatie van de EMG berekend met de NVN 7125 ook in de praktijk gerealiseerd is. Deels zal dit worden nagegaan door een aantal belangrijke aspecten uit de berekening op te nemen aan de hand van bestekken, tekeningen, facturen, contracten e.d. Een ander deel van de opname kan ter plekke van de gebiedsmaatregel plaatsvinden. In het opnameprotocol EMG is beschreven welke onderdelen gecontroleerd dienen te worden en waar deze opgenomen moeten worden. Ook dient er aangegeven te worden wat de eisen zijn die gesteld worden aan het bewijsmateriaal (bestekken, tekeningen, facturen e.d.). Het opnameprotocol is geschikt voor de Energielevering op wijkniveau en voor de Energielevering op grotere schaal (dorps- ,stads- of regionaalniveau)

Eisen rekentool 1.2

Voor de bepaling van de opwekkingsrendementen voor gebiedsmaatregelen is op basis van de NVN7125 een software tool ontwikkeld. De softwaretool is vrij te verkrijgen bij de aanschaf van de NVN7125. De softwaretool wordt door de verschillende bedrijven gebruikt om verklaringen met daarin de energetische prestatie van gebiedsmaatregelen te bepalen. Partijen kunnen ook hun eigen rekentool op basis van de NVN 7125 ontwikkelen. Indien gebruik wordt gemaakt van een eigen reken tool voor het opstellen van de verklaring moet deze rekentool overzichtelijke en controleerbare resultaten geven. Validatie van de rekentool is mogelijk met de betreffende testen uit ISSO 54 ‘EDR-testen”

Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau

EMG-berekening maken conform

NVN7125 (verklaring EMG)

EMG-berekening gebruikt voor

aanvraag Omgevingsvergunning

Route 2: Opstellen Energielabel

Energiezuinige gebouwen

Verklaring controleren op de

aspecten genoemd in het EMG

Indien controle EMG akkoord dan wordt de Energetische

prestatie opgenomen in de databank (inclusief

geldigheidsduur)

Route 1: Opstellen Energielabel

bestaande bouw

Verklaring controleren op de

aspecten genoemd in het EMG

Gecontroleerde EMG

verklaring.

Mag worden gebruikt voor

het opstellen van een

Energielabel of een Energie-

Index

Page 10: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 10 November 2014

2 Opnameprotocol voor de EMG verklaringen

Het opnameprotocol geeft aan hoe de EMG-adviseur moet nagaan of alle maatregelen uit EMG-verklaring ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Het is mogelijk dat hij een situatie aantreft die niet beschreven is in dit protocol. In dat geval moet hij controleren op de website van ISSO of al in deze situatie is voorzien. Indien op de website van ISSO nog geen oplossing voor de betreffende situatie te vinden is, kan de EMG-adviseur een vraag stellen via [email protected] hoe moet worden omgegaan met de betreffende situatie. Als de EMG wordt toegepast moeten de volgende hoofdaspecten eerst getoetst worden:

1. Is het aannemelijk dat de gebiedsmaatregelen gerealiseerd worden/zijn zoals gepland?

2. Zijn de getalswaarden (equivalente opwekrendement) voortvloeiend uit de EMG-berekening

voldoende onderbouwd en ook correct berekend? Deze toetsing vindt plaats op grond van de aanwezige onderbouwingen en bewijsstukken bij de opgestelde kwaliteitsverklaring. Alleen de door dit opnameprotocol geaccepteerde bewijsstukken mogen door de EMG-adviseur voor de controle worden gebruikt. De lijst van geaccepteerde bewijsstukken en op welke invoergegevens van de collectieve energievoorziening deze van toepassing zijn, zijn opgenomen in paragraaf 2.3 Per type gebiedsmaatregel (warmte- koude- en/of duurzame elektriciteitsproductie) dient het opnameprotocol doorlopen te worden. Per maatregel kan er namelijk andere informatie vereist worden ook kan het zijn dat per type maatregel een ander gebied van toepassing is. Niet alle gebouwen hoeven op alle in het gebied aanwezige maatregelen te zijn aangesloten.

Forfaitair of niet forfaitaire waarden in de verklaring 2.1

Alleen de aspecten waarbij is afgeweken van de forfaitaire waarde(n) uit de NVN 7125 dienen opgenomen te worden en/of dient er bewijsmateriaal verzameld te worden. Tevens mag er bij afwijking altijd worden teruggevallen op deze forfaitaire waarde(n).

Wanneer zijn (extra) onderbouwingen noodzakelijk? 2.2

Bij de EMG- verklaring met equivalente rendementen en/of elektriciteitswinning behoort in veel gevallen een onderbouwing in de vorm van verklaringen of documenten die inzicht geven in de samenhang en gelijktijdige ontwikkeling van een project, de zekerheid dat het gehele project en bijbehorende collectieve energievoorziening (tijdig) gerealiseerd wordt en in de energieprestatie van de collectieve energievoorziening van het project. Meer inzicht en/of onderbouwing is nodig in de volgende gevallen:

1. Als het gebouw is aangesloten op een gebiedsmaatregel waarvan de duurzame / efficiënte

opwekker nog niet is gerealiseerd.

2. Als in de EMG-berekening gebruik gemaakt wordt van duurzame elektriciteitsopwekking

3. Bij het ontbreken van een berekeningsmethodiek, bij afwijking van een gegeven

berekeningsmethodiek of bij een berekening op basis van historische gegevens Ad 1: Situaties waarbij de duurzame/efficiënte opwekkers nog niet zijn gerealiseerd

• Langjarig gemiddeld equivalent opwekrendement van het warmtenet :

Is van toepassing voor nieuwe netten en bestaande netten die worden uitgebreid of netten

waarbij de opwekkers/bronnen worden vervangen.

Indien uitgegaan wordt van het warmteplan als bedoeld in het Bouwbesluit, dan gaat het om

een plan dat wordt opgesteld voor een periode van 10 jaar. Een warmtenet wordt ontwikkeld

voor een periode van 30 jaar. Het langjarig gemiddelde wordt beperkt tot 10 jaar.

Het accepteren van een langjarig gemiddeld rendement over een periode langer dan 10 jaar is

alleen toegestaan wanneer voldoende ijkmomenten en garanties zijn ingebouwd.

Page 11: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 11 November 2014

Nieuw net

• IJkmomenten: Het langjarig gemiddelde opwekrendement is afhankelijk van de ontwikkeling in de vraag, de ontwikkeling van het warmtenet en de ontwikkeling van de productie. Hierbij is de ontwikkeling van het warmtenet gekoppeld aan de ontwikkeling van de vraag en de locatie van de vraag. Ontwikkeld de wijk zich vanuit een centraalpunt of worden er verspreid over de wijk vlekken ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van de productie is hieraan gekoppeld. De planning en/of de kwaliteitsverklaring dient daarom de volgende onderdelen te bevatten, welke kunnen worden gemonitord. . o Een plankaart met de ontwikkeling van de wijk in de tijd

o De opbouw van de warmtevraag, inclusief een realistische bandbreedte. start levering

van de efficiënte/duurzame opwekker, gekoppeld aan de warmteafzet

o 3 jaarlijks dient dan een algemene check worden uitgevoerd op de kwaliteitsverklaring

waarin het langjarig gemiddelde equivalente opwekkingsrendement (EOR) is

vastgelegd.

Indien er een warmteplan is opgesteld van het gebied waarin het warmtenet is gelegen,

zijn een aantal aspecten opgenomen in het warmteplan. Nagegaan wordt of het een en

ander conform warmteplan verloopt.

• Garanties:

o Start levering van de efficiënte/duurzame opwekker, gekoppeld aan een minimale

warmtevraag

o Opbouw van de warmtevraag. Belangrijk bij de ontwikkeling van de wijk, die erg

bepalend is voor het equivalente opwekkingsrendement, is dat de prognose realistisch

is en de partijen die hier invloed op hebben (gemeente, woningcorporaties en

ontwikkelaars) betrokken zijn bij de vaststelling en de strekking onderschrijven.

o Een terugval scenario in het geval van grote onvoorziene tegenvallers die er toe leiden

dat de efficiënte/duurzame opwekker niet wordt gerealiseerd. Dit scenario heeft

betrekking op de gebouwen die in de aanloopperiode worden aangesloten op een

tijdelijk installatie. Dit plan B is dan een onderdeel van de planning en kan ook bestaan

uit andere oplossingen.

Uitbreiding bestaand net en een net bij vervanging van opwekkers/bronnen

• IJkmomenten en garanties Enerzijds kan dit betrekking hebben op toekomstige groei van de warmtevraag en anderzijds op een wijziging in de productie van warmte, zoals bij het vervangen van een bron. De meerjarenforcast van de brutomargerapportagemodel kan worden gebruikt voor de opbouw van de warmtevraag vast te stellen en de leveringsovereenkomst met de leverancier kan gebruikt worden om de start van de levering vast te stellen.

EMG-adviseur dient aan te geven in zijn rapportage welke documenten er zijn ingezien om deze samenhang te controleren Ad 2: aanwezigheid van duurzame elektriciteitsopwekking De EMG geeft de mogelijkheid om elektriciteitsopwekking via een duurzame bron te koppelen aan het project (een gebied) als deze voorziening binnen een straal van 10 kilometer van het project opgesteld wordt én er sprake is van een ‘samenhangende en gelijktijdige’ ontwikkeling. Omdat de elektriciteitslevering in de meeste gevallen via het openbare net zal lopen, is er eigenlijk in principe nooit sprake van functionele relatie tussen het project en de elektriciteitsopwekking. Daarom zijn in de EMG aanvullende grenzen gesteld om de bijdrage van collectieve elektriciteitsopwekking zo concreet mogelijk aan het project/gebied te kunnen relateren. Op basis van een contract, dient te worden vastgesteld welke woningen en gebouwen tot het (te ontwikkelen) gebied behoren. Omdat er ook voor elektriciteitsopwekking sprake moet zijn van een ‘samenhangende en gelijktijdige’ ontwikkeling, gelden hierbij dezelfde aandachtspunten voor het verkrijgen van inzicht in de mate van zekerheid met betrekking tot de realisatie (zie ad 1 en paragraaf 2.3 van toegestane bewijsstukken). Specifiek voor elektriciteitsopwekking wordt hier nog een aandachtspunt aan toegevoegd:

Page 12: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 12 November 2014

• Als minimum randvoorwaarde voor het toerekenen van windenergie aan het project kan gesteld

worden dat het moet gaan om plaatsing van een specifieke molen of molens, die reeds ingepast

is in het geldende bestemmingsplan. Het afbreukrisico voor plaatsing is anders té groot.

Ad 3: afwijken van forfaitaire waarden/berekeningsmethodiek, ontbreken berekeningsmethodiek De aanvrager moet in zijn aanvraag duidelijk aangeven voor welke elementen van de EMG berekening afgeweken wordt van de forfaitaire waarden. Deze afwijkingen moeten door de aanvrager wél onderbouwd worden en de aanvrager moet aannemelijk maken dat de gebruikte waarden ook daadwerkelijk van toepassing zijn. Hierbij kunnen de volgende documenten als onderbouwing dienen:

• Kwaliteitsverklaring en onderbouwing van leverancier of producent

• Kwaliteitsverklaring en onderbouwing opgesteld door een onafhankelijk bureau

• Toetsing van deze verklaringen door het 'College Gelijkwaardigheid’

• Contracten en afrekeningen tussen zakelijke partners, bijv. in geval van een STEG. Indien er geen bewijsmateriaal aanwezig is kan er altijd weer teruggevallen worden op de forfaitaire waarden.

Bewijsstukken en specificatiedocumenten voor onderbouwing 2.3van EMG volgens NVN7125

Mogelijke bewijsstukken en specificatiedocumenten die van belang kunnen zijn:

• om te kunnen vaststellen of de in de afgegeven kwaliteitsverklaringen opgenomen

uitgangspunten voor de berekeningen van het equivalente opwekrendement correct zijn

• voor de onderbouwing van situaties en gegevens waar is afgeweken van forfaitaire waarden,

berekeningsmethoden, afwijkende berekeningsmethoden en/of berekening op basis van

historische waarden

• om de samenhangende en gelijktijdige ontwikkeling van een bouwproject en de collectieve

energievoorziening aannemelijk te maken.

Er zijn verschillende categorieën van bewijsstukken die als bron van informatie ten behoeve van de toetsing en kwaliteitscontrole in aanmerking komen. Deze staan hieronder in samenhangende clusters opgesomd. Bestemmingsplan, bouwplanning en/of warmteplan:

• Voor informatie over de gerealiseerde of nog te realiseren bouwvolumes die zullen worden

aangesloten op de collectieve energievoorziening

• Voor informatie over de ontwikkeling en planning van het gebied in fasen in verband met de

“samenhangende en gelijktijdige ontwikkeling”.

Vergunningen:

• Vergunning ten behoeve van realisatie collectieve energievoorziening

• Vergunningaanvraag ten behoeve van realisatie collectieve energievoorziening

• (Aanvraag voor) omgevingsvergunning(en) voor informatie over de gerealiseerde of te

realiseren volumes aan en types van woningen, woongebouwen en niet-woongebouwen.

Page 13: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 13 November 2014

Contracten ten aanzien van:

• Contract tussen partijen voor de realisatie van de collectieve energievoorziening, waarin een

boeteclausule is opgenomen voor het niet of te laat realiseren hiervan

• Overeenkomst (bijvoorbeeld een raam-, samenwerkings- of realisatieovereenkomst) inclusief

planning, tussen ontwikkelaar en energieleverancier over aanleg en beheer van het

collectieve energiesysteem

• Overeenkomst (bijvoorbeeld een samenwerkings- of realisatieovereenkomst) inclusief

planning tussen gemeente, ontwikkelaar en energieleverancier om tot een collectieve

energievoorziening te komen

• Oprichtingsbewijs (met inhoudelijke bijlagen) van een rechtsvorm voor energie-exploitatie met

een door participerende partijen geaccordeerd ontwikkelingsplan van de collectieve

energievoorziening

• Bestaande contracten tussen de warmte- (en/of koude) producent en warmte (en/of koude)

leverancier voor informatie ten aanzien van (ketel)rendementen, dekkingsgraden,

elektriciteitsderving, aanvoertemperaturen, retourtemperaturen, geleverde vermogens,

eventuele inzet en aard van het hulpvermogen bij de producent

• Bestaande afnamecontracten voor warmte en/of koude tussen energieleverancier en

energieafnemers voor informatie ten aanzien van geleverde vermogens,

energiehoeveelheden, aanvoertemperaturen, retourtemperaturen

• Bedrijfsinterne documenten van de warmte- (en/of koude)leverancier voor informatie over

benodigde (elektrische) pompenergie, inzet en aard van hulpvermogen in het transport- en

distributiesysteem.

• Accountantsverklaring, waar uit af te leiden wat de hoeveelheid ingekocht en/of verkochte

energie is.

Business-/investeringsplannen:

• Geaccordeerd business plan ten behoeve van realisatie collectieve energievoorziening

• Geaccordeerd businessplan met inzicht in eigendomsverhoudingen en investeringen

• Geaccordeerd investeringsplan nieuwe energie-infrastructuur.

Bestekken, tekeningen, databestanden van de energie-infrastructuren of GIS met informatie over:

• Leidinglengtes, leidingdiameters, isolatiediktes voor zowel het primaire als secundaire net

• Onderstations (al of niet binnen de aangesloten gebouwen)

• Hulpwarmtecentrales

• De aard van de aansluiting van de gebouwen op de collectieve energievoorziening voor zowel

verwarming, warm tapwater als koude

Metingen:

• Garantiemetingen (bij inbedrijfsstelling) van installaties voor informatie over rendementen,

geleverde vermogens, aanvoer- en retourtemperatuur

• Monitoringgegevens uit procescomputers, databestanden, etc. van de collectieve

energievoorziening voor het bepalen van de overall energieverliezen over de infrastructuur (in-

en uitgaande stromen, historische gegevens)

• Monitoringsgegevens uit procescomputers, databestanden, etc. van de energieproducent voor

het bepalen van het aandeel van de diverse productie-eenheden en rendementen

• Monitoringsgegevens, rapportages en certificaten die voldoen aan CertiQ

• Foto’s van installatie(s), componenten, leidingen, (technische) typeplaatjes, relevante én

vertrouwelijke screenshots van de procescomputers van de collectieve

energievoorziening e.d..

Leveranciersspecificaties voor informatie over:

• Rendementen en andere benodigde technische specificaties van alle vormen van hardware in

de collectieve energievoorziening

Page 14: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 14 November 2014

Rapportages/meerjaren forcast

• Bruto marge rapportage met historische gebruiksgegevens (inkoop- en verkoop volumes) die ten grondslag hebben gelegen aan de door een accountant goedgekeurd jaarverslag.

• Een ondertekende verklaring van de energieproducent met daarin opgenomen, de inzet van bepaalde opwekkers over een bepaalde periode inclusief de omschrijving van de wijze waarop de geclaimde inzet is bepaald.

• Een ondertekende verklaring van de energieproducent met het geclaimde rendement (en) van de opwekkers in een bepaalde periode inclusief de omschrijving van de wijze waarop het geclaimde rendement is bepaald.

Technische documentatie van fabrikanten en/of offertes worden uitsluitend toegelaten (bij voorkeur in de vorm van kwaliteitsverklaringen) voor zover deze gekoppeld zijn aan één van bovengenoemde bewijsstukken, waardoor kan worden aangetoond dat de betreffende installatie(s), component(en), e.d. uit de technische documentatie of offertes ook daadwerkelijk zijn toegepast in de collectieve energievoorziening. De bewijsstukken moeten door de EMG-adviseur zoveel en voor zover mogelijk getoetst worden aan de werkelijkheid. Een visuele inspectie, voor zover uitvoerbaar, is hierbij altijd doorslaggevend. Voorbeelden van een niet uitvoerbare visuele inspectie zijn bijvoorbeeld een STEG of leidingnetten die weggewerkt zijn onder de grond. Bij twijfel of tegenspraak tussen de bewijsstukken dienen de gegevens van het jongste bewijsstuk dat expliciet betrekking heeft op de betreffende installatie(s), component(en), e.d. gebruikt te worden. Als hierover geen uitsluitsel bestaat, dan moet uitgegaan worden van de minst gunstige aanname.

Op te nemen aspecten in het kader van de EMG-verklaringen 2.4

De opsteller van de EMG-verklaring heeft 3 methoden om het equivalent opwekkingsrendement voor collectieve energievoorzieningssystemen te bepalen. De EMG-adviseur controleert of de gebruikte methode goed is toegepast. Opnamemethode EMG-rendementen

1 In geval het koudelevering betreft, kan in plaats van warmte-opwekking, -distributie en –levering

ook koude-opwekking, -distributie en –levering worden gelezen. 2 Indien het een groot warmte-/koudenet betreft kunnen ook verschillende methode naast elkaar

worden gebruikt. Bijvoorbeeld methode B voor het primaire net en methode C voor het secundaire net.

Er is een opnameformulier voor de op te nemen aspecten van de EMG-verklaring beschikbaar. Zoals paragraaf 2.1 vermeld, worden de aspecten alleen opgenomen indien er is afgeweken van de forfaitaire waarden uit de NVN 7125. De EMG-adviseur dient wel te vermelden bij welke aspecten de opsteller van de EMG verklaring gebruikt heeft gemaakt van deze forfaitaire waarde(n).

Methode Beschrijving methode 1,2

A Bepaling op basis van historische gegevens. Warmteopwekking en –levering (of koude) is gemeten, hieruit volgen de warmteverliezen van het distributienet. Toepasbaar bij warmtenetten waar alle meters rond dezelfde datum worden afgelezen. Bijvoorbeeld in een primair net waar op alle onderstations gebruiksmeters zijn aangebracht.

B Warmteopwekking is bekend (contracten) of is berekend , het verlies is berekend, hieruit volgt de warmtelevering. Toepasbaar als warmtelevering niet volledig is gemeten of als de meters niet rond dezelfde datum worden afgelezen of bij nieuwe netten

C Warmtelevering is gemeten het verlies is berekend, hieruit volgt de warmte-opwekking. Toepasbaar als alle meters in het secundaire net rond dezelfde datum worden afgelezen maar niet bekend is wat er aan warmte is opgewekt in het primaire net.

Page 15: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 15 November 2014

Collectieve warmte- en koudevoorziening en/of Collectieve elektriciteitsvoorziening Functie net Paragraaf Methode

A B C

Verwarming Alleen secundair of lokaal netwerk 3.1

X X X

Primair en secundair netwerk Warmtapwater Afleverset gevoed door warmtenet

3.2 Circulatiesysteem warmtapwater

Koeling 3.3 Collectieve elektriciteitsvoorziening 3.0 Opname methode

Paragraaf Methode A B C

Warmtenet, warmtapwaternet of koudenet

Bestaand net ,bepaling op basis van historische gegevens

2.4

X

Warmteopwekking is bekend (contracten) of is berekend , het verlies is berekend..

X

Warmtelevering is gemeten het verlies is berekend X Opname Gebouwgegevens

Paragraaf Methode Bewijs1

A B C

Aantal verschillende gebouwtypen

4.0

X 1,2,4,5

Woning type LT/HT verwarming Aantal gebruiksoppervlakte Functies net, verwarmen, tapwater, koelen, elektriciteit 4.2

Utiliteitsgebouwen Gebruiksfunctie 4.0 Aantal

gebruiksoppervlakte Functies net, verwarmen, tapwater, koelen, elektriciteit 4.2

Woningen en/of utiliteitsgebouwen

Historisch energiegebruik 4.1

X 5

Opname Distributieverliezen primair en secundair net warmtelevering Ontwerp watertemperatuur in de netten op basis van

Paragraaf Methode Bewijs1

A B C

Stooklijn 5.2

X X 8 Constante temperatuur in het jaar

Constante temperatuur per maand Leidingen warmtenet (primair en secundair net) Paragraaf Methode Bewijs

1

A B C

buitenmiddellijn van de geïsoleerde leidingen inclusief isolatie [mm] 5.2.3

X X

5

buitenmiddellijn van de geïsoleerde leidingen zonder isolatie [mm] 5.2.4

warmtegeleidingscoëfficiënt isolatiemateriaal [W/m.K] 5.2.2

Leidinglengte 5.2.6

correctiefactor extra verliezen 5.2.5

1 Het betreft hier een indicatieve opsomming

Page 16: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 16 November 2014

Opname Installaties warmtenet Energiefractie Paragraaf Methode Bewijs

1

A B C

Eigen waarde (gebruikte waarde) 5.3 X X X

5,7,10

Forfaitair (controle a.d.h.v. vermogens, zie opwekkers) opwekkers warmtenet

Paragraaf Methode Bewijs1

A B C

Type opwekker

5.3 X X X

7,9

Ontwerpaanvoertemperatuur : 7,8

Preferente toestel 7,8

Gebruikt rendement 6, 7,8,10

Totaal nominaal vermogen 7,9

Bron (warmtepomp) 9

Brandstof 8

Elektrisch vermogen (WKK) 3,8

Bouwjaar WKK 9, 7

Gebruikt thermisch omzettingsgetal 7

Gebruikt elektrisch omzettingsgetal 7

Opname Warm tapwaternet Distributieverliezen circulatieleidingen Paragraaf Methode Bewijs

1

A B C

buitenmiddellijn van de geïsoleerde leidingen inclusief isolatie [mm]

6.1 X X

5

buitenmiddellijn van de geïsoleerde leidingen zonder isolatie [mm] 5

warmtegeleidingscoëfficiënt isolatiemateriaal [W/m.K] 7

Leidinglengte 5

correctiefactor extra verliezen 5

Opname Warmte-opwekking warm tapwater Paragraaf Methode Bewijs

1

A B C

Opweksysteem warmtapwater

6.2

X X

9

Energiefractie 5,7,10 Voorraad vat 9

Temperatuur in het voorraad vat 7,8

Volume voorraad vat 7,9

Isolatiedikte voorraad vat 7,8

Leidingwerk bij voorraadvaten 8

Leidingen bij opwekkers (tussen opwekker, pomp en warmtewisselaar) 9

CV-watertemperatuur [oC] 9

Omgevingstemperatuur [oC] 9

Correctiefactor beugelen 8

Leidinglengte 5

Isolatiedikte bij leiding 5

Diameterleiding 5

WTW

Vermogen WTW 7

Isolatie WTW 7

1 Het betreft hier een indicatieve opsomming

Page 17: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 17 November 2014

opwekkers warm tapwater net

Paragraaf Methode Bewijs1

A B C

Type opwekker

6.2en 5.3 X X X

7,9

Ontwerpaanvoertemperatuur : ,78

Preferente toestel 7,8,10

Gebruikt rendement 6,7,8,10

Totaal nominaal vermogen 7,9

Bron (warmtepomp) 9

Brandstof 7,8

Elektrisch vermogen (WKK) 7,8

Bouwjaar (WKK) 9,7

Gebruikt thermisch omzettingsgetal 7

Gebruikt elektrisch omzettingsgetal 7

Opname Collectieve zonnecollectoren Paragraaf Methode Bewijs

1

A B C

Geleverde energie

7.1en 7.2 X X X

3

Type collector 8,9

Apertuuroppervlakte 7,9

Hellingshoek: 8,9

Oriëntatie 8,9

Afdekking collector 8,9

Spectraal selectieve laag 7

Beschaduwing 9

Volume opslagvat 7

Opstel plaats opslagvat 9

Dikte isolatie opslagvat 7

Warmtegeleidingscoëfficiënt isolatiemateriaal 8

Opstelplaats opslagvat 9

Opname Koudenet Ontwerp watertemperatuur in de netten op basis van

Paragraaf Methode Bewijs1

A B C

Koellijn 8.1.1

X X 8 Constante temperatuur in het jaar

Constante temperatuur per maand

Distributieverliezen

Paragraaf Methode Bewijs1

A B C

buitenmiddellijn van de geïsoleerde leidingen inclusief isolatie [mm]

8.1 X X

5

buitenmiddellijn van de geïsoleerde leidingen zonder isolatie [mm] 5

warmtegeleidingscoëfficiënt isolatiemateriaal [W/m.K] 7

Leidinglengte 5

correctiefactor extra verliezen 5

Energiefractie Paragraaf Methode Bewijs1

A B C

Eigen waarde (gebruikte waarde) 8.2

X X

10

Forfaitair (opname a.d.h.v. vermogens, zie opwekkers) 1 Het betreft hier een indicatieve opsomming

Page 18: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 18 November 2014

opwekkers koudenet

Paragraaf Methode Bewijs1

A B C

Type opwekker

8.2 X X X

9

Ontwerpaanvoertemperatuur : 8

Preferente toestel 8

Gebruikt rendement 8

Totaal nominaal vermogen 9

Bron (warmtepomp) 9

Brandstof 9

Elektrisch vermogen (WKK) 7

Bouwjaar WKK 9

Gebruikt thermisch omzettingsgetal 7

Gebruikt elektrisch omzettingsgetal 7 Opname hulpenergie

Paragraaf Methode Bewijs1

A B C

Pompen 9 X X

Vermogen 3,9,7 Regeling 3,9,7 Opname Elektriciteit opwekking

Paragraaf Methode Bewijs1

A B C

Fotovoltaïsche cellen

10 X X X

type 7,9 Oppervlakte 7,9 Hellingshoek 9,8 Oriëntatie 9 Wind energie 9 Overig 9 1 Het betreft hier een indicatieve opsomming

Bewijsstukken: 1 Bestemmingsplan, bouwplanning en/of warmteplan 2 Vergunningen 3 Contracten, facturen 4 Business- /investeringsplan 5 Bestekken en tekeningen, databestanden 6 Metingen 7 Leveranciersspecificaties, kwaliteitsverklaringen 8 Specificatie documenten, ontwerp van net 9 Ter plekke opnemen 10 Getekende verklaring Energieleverancier inclusief onderbouwing

Toegestane afwijking 2.5

Indien er door de EMG-adviseur bij de controle afwijkingen worden geconstateerd ten opzichte van het geen in de berekening van de EMG-verklaring is aangehouden, dient er een nieuwe berekening van de equivalente EMG- rendementen gemaakt te worden. In de herberekening is zijn de aspecten die zijn waargenomen door de EMG-adviseur leidend. De afwijking in de herberekende equivalente EMG-rendementen ten opzichte van de equivalente rendementen op de EMG-verklaring mag in absolute zin niet groter zijn dan 2,5 %. Indien de afwijking groter is dan de hiervoor gegeven maximale afwijking dienen de equivalente rendementen op de EMG-verklaring aangepast te worden.

Page 19: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 19 November 2014

3 Afbakenen van gebied en energievoorziening

In paragraaf 2.2 is aangegeven welke generieke informatie nodig is om het gebied waarop een EMG-verklaring van toepassing is voldoende af te kunnen bakenen en vast te stellen welk relevant deel van een gebied is aangesloten op de collectieve energievoorziening. Onderstaande checklist moet de EMG-adviseur doorlopen voor de controle van de gebiedsgegevens, type en omvang van het gebied en de aangesloten collectieve energievoorziening. Checklist Gebiedsgegevens Is het gebied duidelijk gedefinieerd en welke bewijsstukken zijn daarvoor gebruikt? Bij nieuwe netten of uitbreiding van netten: is er onderbouwing beschikbaar over de

ontwikkeling en planning van het gebied in fasen. Is de afstand tussen een eventueel toegepaste collectieve elektriciteitsopwekking en

het verst afgelegen aangesloten perceel maximaal 10 kilometer? Indien een of meerdere onderdelen van de checklist wel relevant is maar onvoldoende is uitgewerkt of onderbouwd dan dient dit dient dit door de EMG-adviseur te worden gerapporteerd.

Bepaling infrastructuur warmtelevering 3.1

Er sprake van een scheiding tussen primair netwerk en secundair netwerk wanneer er onderstations

aanwezig zijn in het netwerk. Vaak wordt in de dossiers een primair netwerk ook transportnet

genoemd en het secundair netwerk ook wel distributienet.

Zonder onderstation(s) wordt het warmtenet altijd als secundair netwerk beschouwd.

Hoe te bepalen? De aanwezigheid van onderstations blijkt uit de opbouw van het warmtenet; deze is bekend bij de warmteleverancier. Dit kan bepaald worden aan de hand van een principeschema (WTB).

Bepaling infrastructuur warmtapwater 3.2

Als er in de EMG-verklaring sprake is van een infrastructuur voor warm tapwater moet de EMG-adviseur controleren van welk type infrastructuur er sprake is in de zin van de NVN7125. Bij de typering van het tapwatersysteem dient allereerst te worden bepaald of het tapwater op danwel buiten het perceel wordt bereid. Bij tapwaterbereiding op het perceel (veelal binnen het gebouw) betekent dit dat de tapwaterleidingen zich alle binnen de gebouwschil bevinden. Bereiding binnen de perceelgrenzen van gebouwen perceel is geen onderdeel van dit opnameprotocol. Hoe te bepalen? De aanwezigheid van eventuele tapwaterleidingen buiten het gebouw blijkt uit de opbouw van het warmtenet; deze is bekend bij de warmteleverancier. Dit kan bepaald worden aan de hand van een principeschema (WTB) van het systeem; de aanwezigheid van een opwekinstallatie voor warmtapwater (separaat of in een onderstation) buiten het perceel duidt op een tapwaterdistributienet. Daarnaast kan bij een locatiebezoek geconstateerd worden of er warm tapwaterleidingen door de gebouwschil heen worden gevoerd en/of er sprake is van centrale opwekking van tapwater buiten de woningen/gebouwen. Kenmerkend voor een tapwatercirculatienet is het verschil in diameter tussen aanvoer (groot) en retour (klein).

Bepaling infrastructuur koudelevering 3.3

Er sprake van een scheiding tussen primair netwerk en secundair netwerk wanneer er onderstations

aanwezig zijn in het netwerk. Zonder onderstation(s) wordt het koudenet altijd als secundair netwerk

beschouwd. Hoe te bepalen?

De aanwezigheid van onderstations blijkt uit de opbouw van het koudenet; deze is bekend bij de

koudeleverancier. Dit kan bepaald worden aan de hand van een principeschema (WTB).

Page 20: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 20 November 2014

4 Benodigde gebouwgegevens en energiebehoefte

De gegevens van het gebouw zijn alleen noodzakelijk als er geen historische gebruiksgegevens van de gebouwen in het gebied beschikbaar zijn. Om enig dan toch inzicht te hebben in de totale energiebehoefte moet de EMG-adviseur globaal het totale aantal en het type woningen en gebouwen vaststellen die in het gebied aanwezig zijn dan wel gebouwd gaan worden. In afwijking hiervan kan het energiegebruik van de gebouwen ook worden herleid uit databestanden. Niet alle woningen en gebouwen maken altijd gebruik van de in het gebied aanwezige collectieve energie-infrastructuur. Daarom moet worden na gegaan welke hoofdtypen van de collectieve energievoorziening worden benut (energiefuncties). Nagegaan dient te worden of de energiebehoefte is bepaald aan de hand van de energievraag volgens de EPG-berekening, op basis van forfaitaire waarde of historische gebruiksgegevens. In geval van de forfaitaire waarde dient voor de utiliteitsgebouwen en type woning het totaal aantal m

2

gebruiksoppervlakte van het betreffende type utiliteitsgebouw en type woningen te worden vastgesteld. Allereerst dient bepaald te worden welk typen gebouwfuncties in het gebied aanwezig zijn. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de gebouwfuncties wonen en utiliteit. Utiliteit wordt op haar beurt weer onderverdeeld in diverse gebouwfuncties, te weten: bijeenkomstfuncties, celfunctie/cellengebouw, gezondheidsfuncties (klinisch/niet-klinisch), kantoorfunctie, logiesgebouw, onderwijsfunctie, sportfunctie en winkelfunctie. Dit onderscheid is nodig wanneer bij het invullen van de energievraag voor één van de energiefuncties gebruik wordt gemaakt van forfaitaire waarden. Hoe te bepalen? Een gebouw met meerdere appartementen wordt getypeerd als zijnde woonfunctie. Een gebouw met kantoren en winkels wordt getypeerd als zijnde utiliteit. Alle gebouwen zonder woonfunctie worden in principe gekenmerkt als zijnde utiliteit

1.

Is in één gebouw zowel de functie wonen aanwezig met daarnaast nog overige functies? Dan komen zowel de gebouwfuncties wonen als utiliteit voor. De informatie om de in het gebied aanwezige gebouwfuncties vast te stellen kan afgeleid worden uit:

• de vergunningsaanvraag of verleende vergunning: via gemeenten

• bestemmingsplan: bij de gemeente die heeft beschreven welke bestemming utiliteit heeft

• de ontwerpgegevens: deze informatie is voorhanden bij de projectontwikkelaars en bij

aannemers

• in het geval er huurwoningen in het gebied zijn: woningcorporaties hebben alle relevante

gegevens van deze woningen beschikbaar. Nadrukkelijk wordt hier vermeld dat het niet de bedoeling is om de EPG berekening te controleren. De EMG-adviseur moet nagaan of energie behoefte een realistische waarde heeft. Als leidraad wordt in Tabel 4.1 Forfaitaire waarde jaarlijkse specifieke warmtebehoefte voor verwarming van een woning of woongebouw gegeven en Tabel 4.2 Forfaitaire waarde jaarlijkse specifieke warmtebehoefte voor warmtapwaterbereidingTabel 4.2 Forfaitaire waarde jaarlijkse specifieke warmtebehoefte voor warmtapwaterbereiding Voor utiliteitsgebouwen zijn er geen forfaitaire waarden voor de jaarlijkse specifieke warmtebehoefte beschikbaar, de EMG-adviseur zal zelf moeten nagaan of het realistische warmtebehoefte betreft.

1 Uitzondering hierop zijn gebouwen met gebruiksfuncties waaraan het Bouwbesluit geen EPC-eis

stelt.

Page 21: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 21 November 2014

Tabel 4.1 Forfaitaire waarde jaarlijkse specifieke warmtebehoefte voor verwarming

(bron NVN 7125) jaarlijkse specifieke warmtebehoefte voor verwarming

(MJ/m2)

Appartement/galerijwoning tussenwoning Hoek-/ 2 onder 1 kap woning

Vrijstaande woning

80,0 70,0 145,0 165,0 Tabel 4.2 Forfaitaire waarde jaarlijkse specifieke warmtebehoefte voor warmtapwaterbereiding

(bron NVN 7125) Gebruiksfunctie of (gedeelte van een) gebouw

jaarlijkse specifieke warmtebehoefte voor

warmtapbereiding (MJ/m

2)

Woning of woongebouw, met een LT-systeem voor verwarming

105,0

Woning of woongebouw, met een HT-systeem voor verwarming

120,0

Bijeenkomstfunctie voor alcohol gebruik 15,0 Bijeenkomstfunctie anders dan voor alcoholgebruik

10,0

Celfunctie en cellengebouw 15,0 Gezondheidszorgfunctie, klinisch 55,0 Gezondheidszorgfunctie, niet-klinisch 10,0 Kantoorfunctie 5,0 Logiesgebouw 45,0 Onderwijsfunctie 5,0 Sportfunctie 45,0 Winkelfunctie 5,0 Aantallen en gebruiksoppervlakte (in m

2) per gebouwfunctie op nemen.

Hier wordt eveneens onderscheid gemaakt tussen wonen of utiliteit. Hoe op te nemen? Het gaat om het aantal eenheden met de gebouwfunctie wonen en het aantal en gebruiksoppervlakte met de diverse gebouwfuncties van utiliteitgebouwen. Dit aantal eenheden is meestal niet gelijk aan het aantal fysieke gebouwen. Het komt geregeld voor dat er meerdere wooneenheden in één fysiek gebouw zitten, zoals bijvoorbeeld de woningen in gestapelde bouw. Binnen één gebouw (“multifunctionele accommodatie”) kunnen ook meerdere gebouwfuncties van de utiliteit voorkomen, zoals bijvoorbeeld kantoren, winkels (in de “plint”) en een sporthal in één pand. Het aantal eenheden en oppervlak (in m2) per gebouwfunctie is nodig om de forfaitaire waarden te bepalen voor de benodigde hoeveelheid energie voor ruimteverwarming, warmtapwater en koeling. Deze informatie kan afgeleid worden uit:

• de vergunningsaanvraag of verleende vergunning: via gemeenten

• bestemmingsplan: bij de gemeente die heeft beschreven welke bestemming utiliteit heeft

• de ontwerpgegevens: deze informatie is voorhanden bij de projectontwikkelaars en bij

aannemers

• in het geval er huurwoningen in het gebied zijn: woningcorporaties hebben alle relevante

gegevens van deze woningen beschikbaar. Met name tekeningen van gebouwaanzichten, dwarsdoorsnedes of plattegronden per verdieping bij gebouwen leveren informatie op over het aantal eenheden ten behoeve van gebouwfuncties wonen en utiliteit. Wanneer twijfel is over het aantal eenheden, kan het kadaster uitsluitsel geven. Eenheden

Page 22: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 22 November 2014

vallen samen met percelen mits het laagbouw betreft. In het geval van hoogbouw vallen meerdere eenheden op één perceel. Een andere manier om het aantal wooneenheden of eenheden ten behoeve van utiliteit te bepalen is door te bepalen hoeveel elektriciteitsaansluitingen aanwezig zijn (hoofdelektriciteitsmeters van de verschillende klanten).

Energiegebruik gebouwen op basis van historische gegevens 4.1

Hierboven is aangegeven hoe de EMG-adviseur het Energiegebruik op basis van de methode gegeven in de NVN 7125 kan bepalen. Het is ook toegestaan om de energiegebruiken van de gebouwen op basis van historische gegevens te bepalen. De bron hiervoor is de brutomarge-rapportage model dat gebruikt wordt in het kader van het jaarverslag dat door een accountant wordt gecontroleerd.

Aanwezige energiefuncties op nemen 4.2

In het gebied dient opgenomen te worden welke energiefuncties aanwezig zijn, dus van welk hoofdtype energie-infrastructuur gebruik wordt gemaakt. Hierbij kan gekozen worden uit een of meerdere functies:

1. Verwarmen;

2. Koelen;

3. Warmtapwater;

4. Collectieve duurzame elektriciteitsvoorziening. Ga dit aan de hand van de ontwerpgegevens van het net.

.

5 Warmtenet

Primair/secundair net 5.1

Aanwezigheid primair/secundair net opnemen De EMG-adviseur moet controleren of het een ‘primair’ en ‘secundair’ net of uitsluitend een zelfstandig (secundair) net betreft. De grens tussen primair en secundair ligt bij het onderstation, waar warmte uit een primair net wordt overgedragen (bijvoorbeeld door een warmtewisselaar) aan een secundair net. Het primaire net is daarmee het net tussen de warmteopwekking en onderstation (ook wel aangeduid als ‘transportnet’). Het secundaire net is het collectieve net tussen onderstation en percelen. Als er geen onderstations aanwezig zijn, is er sprake van een secundair net in de zin van NVN7125. Een voorbeeld is een lokaal distributienet.

Distributieverlies 5.2

Om de verliezen in het primaire net en secundaire net te bepalen dienen een aantal aspecten op genomen te worden. De lengten, diameters en isolatie van leidingen kunnen worden achterhaald door gebruik te maken van databestanden of een uitdraai van een zogenaamde GIS. In het GIS zijn de warmtenetten getekend en geadministreerd. Een rapportage uit het GIS van het betreffende warmtenet kan gebruikt worden voor deze controle. In afwijking van de hierboven beschreven methode kan er ook gebruik worden gemaakt van tekeningen van het gerealiseerde warmtenet.

5.2.1 De gemiddelde watertemperatuur in de netten

Het gaat hier om maandtemperaturen, deze temperatuur kan dus verschillen over de maanden, dit komt met name voor wanneer het net uitsluitend dient voor ruimteverwarming. De gemiddelde temperatuur van het water in het warmtenet is een temperatuur die op 3 manieren kan worden vastgesteld:

A. op basis van een stooklijn: er is één combinatie van aanvoer- en retourtemperatuur bepaald

die nodig is bij een buitentemperatuur van -10°C én één combinatie van aanvoer- en

retourtemperatuur bij een temperatuur boven nul (ca. 10°C). Stooklijn kan verschillende

Page 23: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 23 November 2014

vormen aannemen bij een warmtenet met afleversets is deze meestal begrensd aan de

onderzijde.

B. een constante temperatuur voor het hele jaar.

C. Een temperatuur per maand. Dit zijn de maandgemiddelde temperaturen van zowel aanvoer-

als retourtemperatuur, dit zijn de ontwerpgegevens. Hoe te op te nemen? Deze temperaturen zijn in het ontwerpstadium vastgesteld en worden benoemd in een specificatiedocument (zie paragraaf 2.3 Op basis van beschikbare gegevens in het specificatiedocument is gekozen voor één van de drie mogelijkheden zoals hierboven benoemd.

5.2.2 Warmtegeleidingscoëfficiënt van de leidingdelen

Hoe te op te nemen? Op basis van bewijsstukken, zie paragraaf 2.3 of waarde uit NEN-EN-ISO-8497. Rond af in stappen van 0,005 (W/(m K).

5.2.3 Buitenmiddellijn van de geïsoleerde leidingen inclusief isolatie

De buitenmiddellijn van het geïsoleerde leidingdeel j inclusief isolatie. Hoe te bepalen? Zie onderstaande figuur, het gaat om de buitenkant van de schil van de leiding inclusief isolatie.

Neem dit op aan de hand van piping-tekeningen, stuklijsten en/of bestekken. Let er hier wel bij op dat het net kan bestaan uit verschillende diameters van leidingen.

5.2.4 Buitenmiddellijn van de warmteleidingen, zonder isolatie

De buitenmiddellijn van de warmteleiding zelf (zonder isolatie) van het leidingdeel j. Hoe te bepalen? Zie onderstaande figuur, het gaat hier om de buitenkant van de warmteleiding, zonder isolatie.

Neem dit op aan de hand van piping-tekeningen, stuklijsten en/of bestekken.

Page 24: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 24 November 2014

Let er hier wel bij op dat het net kan bestaan uit verschillende diameters van leidingen.

5.2.5 Correctiefactor extra verliezen (o.a. beugeling van twee leidingen, ouderdom)

De correctiefactor voor extra verliezen ten gevolge van beugeling en/of onvolkomen afwerking (ouderdom) van de isolatie van leidingdelen. Hoe te bepalen? Bepaal welke werkelijke situatie van toepassing is aan de hand van een GIS-rapportage of van tekeningen van het gerealiseerde warmtenet of door foto’s en vergelijk de toegepaste correctiefactor in de verklaring met de correctiefactor die voor de aangetroffen situatie volgens tabel 7.1 uit NVN7125 van toepassing is. Indien de van toepassing zijnde situatie niet aangetoond kan worden, geldt de forfaitaire waarde van situatie C.

Voorbeeld situatie A

Wanneer dit gegeven wel in de praktijk te bepalen is bij een warmtenet, dan is dit uitsluitend op de volgende momenten/situaties mogelijk:

Page 25: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 25 November 2014

• Er wordt een nieuw net aangelegd

• Er wordt een aantakking gerealiseerd van een nieuw deel op een bestaand net

5.2.6 Leidinglengte leidingdelen

Opname van de leidinglengte van het beschouwde deel van leidingen waarvan de hierna genoemde parameters (diameters met / zonder isolatie, temperatuurregime, e.d.), gelijk zijn. Hoe te op te nemen? Deze leidinglengten zijn af te leiden uit de GIS-rapportage of gebied- en bestekstekeningen.

Opwekkers, energiefracties en opwekkingsrendementen 5.3

Voor het opnemen van het rendement van de warmteopwekking voor het warmtenet worden de verschillende opwekkers in dit net als één systeem beschouwd waarvan het totale rendement wordt berekend. Daarbij dienen de stappen uit onderstaand schema te worden doorlopen. Om het totale rendement te kunnen berekenen dient eerst te worden vastgesteld welke installaties aanwezig zijn, welke installaties preferent zijn (voorrang hebben qua warmtelevering) en wat de nominale vermogens zijn van de installaties. Vervolgens moeten uit de verzamelde informatie de energiefracties per installatie worden vastgesteld. Daarna worden de rendementen van de verschillende opwekinstallaties bepaald, waarmee in combinatie met de vastgestelde energiefracties vervolgens één opwekrendement wordt bepaald over het totaal van de opwekinstallaties in het warmtenet.

5.3.1 Aanwezige installaties opnemen

Hier dient te worden vastgesteld welke soorten installaties aanwezig zijn om de warmteopwekking te verzorgen. Er kan gekozen worden uit: ketels, warmtepompen, WKK met derving, WKK zonder derving, geothermie, zon thermisch en overige restwarmte. Hoe te op te nemen? De opbouw van de energievoorziening dient op basis van het projectplan, een principeschema of

Page 26: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 26 November 2014

bestek worden vastgesteld. Deze zijn bekend bij de installateur van de projectontwikkelaar en/of warmteleverancier. Bekijk de principeschema’s van het warmtenet en stel vast welke soorten installaties wel of niet aanwezig zijn. Er kan ook een controle ter plekke van de opstellingsplaats van de warmte-opwekkers te worden uitgevoerd. De validatie kan ook plaatsvinden door het gebruik van historische gebruiksgegevens of het overleggen van een brief van de energieproducent. Deze brief:

• noemt de type opwekkers en geclaimde inzet van opwekkers over een bepaalde periode,

• bevat een omschrijving van de wijze waarop de geclaimde inzet is bepaald over die periode.

• verklaart dat de genoemde waarden in de betreffende perioden juist zijn

• is rechtsgeldig door de energieproducent ondertekend. Indien er gerekend wordt met forfaitaire opwekkingsrendementen hoeft de EMG-adviseur alleen te controleren of het type opwekker correct is.

5.3.2 Opname preferente installatie(s)

Een preferent toestel is het opwekkingstoestel dat voorrang heeft bij warmtelevering en als zodanig (onder ontwerpcondities) het hoogste aandeel heeft in de warmtelevering. Hier dient te worden vastgesteld welke installaties als preferent of als niet-preferent worden aangeduid. Bekijk de principeschema’s en de regelingsprocedure van de installaties en stel vast welke installaties wel of niet preferent zijn. In ontwerpschema’s van serieschakelingen zijn die opwekkers die op tekening in de pomprichting als 2

e toestel zijn ingetekend meestal niet-preferent.

De validatie kan ook plaatsvinden door het overleggen van een brief van de energieproducent. Deze brief:

• noemt de type opwekkers en geclaimde inzet van opwekkers over een bepaalde periode,

• bevat een omschrijving van de wijze waarop de geclaimde inzet is bepaald over die periode.

• verklaart dat de genoemde waarden in de betreffende perioden juist zijn

• is rechtsgeldig door de energieproducent ondertekend.

5.3.3 Opname van de opwekrendementen per installatie

Hier dienen de opwekrendementen van de afzonderlijke installaties bepaald te worden. Deze worden in de volgende paragrafen uitgewerkt. Het rendement kan voor alle type opwekkers bepaald worden historische data (bijv. hoeveelheid gas in en hoeveel warmte uit) of uit een verklaring van de leverancier van de betreffende ketel. Voor bepaling op basis van historische data geldt dat indien de opwekker langer dan 3 jaar in bedrijf is én er historische meetgegevens beschikbaar zijn (ingaande brandstoffen, uitgaande energiestromen warmte en elektriciteit), dan mag het rendement volgens NEN-EN 15603 hoofdstuk 7 worden bepaald. Indien de periode korter is dan 3 jaar dient er conform de NEN-EN 15603 gecorrigeerd te worden voor de weergegevens, zie kader hieronder

De validatie van het rendement van alle type opwekkers kan ook plaatsvinden door het overleggen van een brief van de energieproducent. Deze brief:

• Noemt de type opwekker(s) en het geclaimde rendement van de opwekker(s)

NEN-EN 15603 is een Europese norm voor de Energetische Prestatie van gebouwen. De norm bevat methoden om de Energetische Prestatie van gebouwen te bepalen. Onder andere wordt in de norm aangegeven hoe het standaard energie -gebruik bepaald moet worden uit meetgegevens dat niet afhankelijk is van het gebruikersgedrag, actuele weer en andere feitelijke ( milieu of binnen ) omstandigheden. NEN-EN 15603: Correctie voor het weer Als het gemeten energiegebruik niet 3-volle jaren betreft, moet het energiegebruik worden gecorrigeerd met behulp van de weergegevens. De correctie is nodig om het energiegebruik representatief te maken voor het gemiddelde weer in de betreffende regio. De methode om te corrigeren is beschreven in NEN-EN 15603 in paragraaf 7.2.2.2.

Page 27: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 27 November 2014

• Bevat een omschrijving van de wijze waarop het geclaimde rendement is bepaald over een bepaalde periode

• Verklaart dat de genoemde waarden in de betreffende perioden juist zijn

• is rechtsgeldig door de energieproducent ondertekend In de onderstaande paragrafen zijn er nog een aantal methoden uitgewerkt. 5.3.3.1 Opwekrendement gas of oliegestookte ketels Bij de ketels dient allereerst het type en het ontwerptemperatuurniveau van de geleverde warmte vastgesteld te worden. Vervolgens dient te worden bepaald of er voldoende gegevens beschikbaar zijn om het rendement zelf vast te stellen aan de hand van het vastgestelde type ketel en temperatuurniveau (dus niet via de forfaitaire manier). De volgende gegevens zijn in ieder geval nodig indien er in de verklaring is afgeweken van de forfaitaire waarde uit de NVN 7125:

• aanwezigheid kwaliteitsverklaring en/of

• een onderbouwing met een algemeen geaccepteerde beproevingsmethode (bijv.

productgegevens volgens norm) of

• fysieke toegang tot de ketel (inspectie typeplaatje en/of Gaskeur). Indien er een kwaliteitsverklaring aanwezig is van het preferente toestel, moet worden opgenomen of deze kwaliteitsverklaring overeenkomstig het vastgestelde type ketel en het voor de situatie geldende temperatuurniveau is.

1. Opname type ketel Hier dient te worden vastgesteld welk type ketels aanwezig is / zijn:

• een conventionele ketel

• een verbeterd rendement (VR)-ketel

• een hoog rendement (HR)-ketel volgens HR-100

• een hoog rendement (HR)-ketel volgens HR-104 of

• een hoog rendement (HR)-ketel volgens HR-107 ketel. Hoe op te nemen? Het type is vastgelegd in de documentatie van de partij die de ketels in onderhoud heeft of heeft gerealiseerd. Wanneer er geen typeplaatje aanwezig is maar wel een kwaliteitsaanduiding volgens de keuringseisen voor gastoestellen (Gaskeur CV-HR), dan kan het type ketel daaruit worden afgeleid. Zie bijvoorbeeld onderstaande afbeelding, hier wordt duidelijk dat het om een HR-107 ketel gaat.

Page 28: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 28 November 2014

In het geval er een typeplaatje aanwezig is (zonder Gaskeur), kan het rendement worden afgeleid uit dit typeplaatje dat op ketel te vinden is (bijvoorbeeld: onderstaande afbeelding)

Het rendement op onderwaarde is de verhouding tussen nominaal vermogen (nuttig gebruikte warmte, Pn) en de belasting op onderwaarde (toegevoerde warmte, Qn) bij het temperatuurniveau waarop de ketel ontwerptechnisch is ingepast of wordt bedreven:

Het rendement van de ketel in bovenstaand voorbeeld bij bedrijfstemperaturen van 50/30 ˚C is:

Dit is het rendement bepaald op basis van vollast. Aangezien in dit specifieke voorbeeld géén Gaskeur-kenmerk gevonden is, moet deze ketel behandeld worden als een HR-100-ketel. Indien het vollastrendement zoals bepaald volgens het typeplaatje groter is dan 88,5% op onderwaarde mag een ketel aangemerkt worden als VR-ketel, daaronder als conventionele ketel. Bij oudere verwarmingsketels zijn het nominaal en thermisch vermogen nog aangegeven in kcal/h (1000 kcal/h = 1,16 kW). Opgemerkt wordt dat in de NVN 7125 altijd wordt gerekend met het rendement bepaald op basis van de bovenwaarde. HR-ketels Voor het bepalen van het rendement wordt met de belasting op onderwaarde gerekend. Dit is de reden dat het rendement bij HR-ketels boven de 100% kan uitkomen. Voor HR-toestellen worden doorgaans twee waarden voor het nominaal vermogen opgegeven: het vermogen bij een aanvoer- en retourwatertemperatuur van 80/60 °C en bij 50/30 °C. Zie vorige voorbeeld van het typeplaatje op een HR-ketel. Indien het rendement via de forfaitaire weg niet kan worden bepaald uit het Gaskeur logo, niet uit het typeplaatje, historische data of uit een verklaring van de leverancier van de betreffende ketel, dan wordt de meest conservatieve waarde als rendement opgegeven (dit is gelijk aan dat van de conventionele ketel). Dit is een waarde van 0,70 voor zowel LT- als HT-condities.

Page 29: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 29 November 2014

2. Bepaal het temperatuurniveau Er dient te worden opgenomen of het een laag temperatuur (LT) of een hoog temperatuursysteem (HT) betreft. Bepaal dit aan de hand van ontwerptekeningen of bestek. 3. Opname van het gebruikte opwekrendement 3a. Met behulp van het vastgestelde type ketel en het temperatuurniveau wordt de forfaitaire

waarde vastgesteld. Hoe op te nemen? Gebruik de onderstaande tabel om de waarde vast te stellen.

a Indeling LT/HT

3b. Rendement volgens een genormeerde methode of algemeen geaccepteerde beproevingsmethode Indien er geen kwaliteitsverklaring van de ketel aanwezig is óf de aanwezige kwaliteitsverklaring is niet overeenkomstig het vastgestelde type ketel en/of het voor de situatie geldende temperatuurniveau, dan wordt het rendement op basis van een onderbouwde beproevingsnorm van de fabrikant verlangd. beproevingsgegevens volgens een genormeeerde methode"? Hoe op te nemen? Het rendement volgens de beproevingsnorm van de fabrikant moet onderbouwd zijn met een aantal bewijsdocumenten, zoals meetrapportages met transparante en onder geaccepteerde testcondities (temperatuurniveaus, tappatronen, e.d.) uitgevoerde metingen. 3c. Rendement volgens kwaliteitsverklaring Indien de kwaliteitsverklaring overeenkomstig het vastgestelde type ketel en het voor de situatie geldende temperatuurniveau is, dan mag deze worden gebruikt.

Aanvoer-/retourtemperatuur (θsup/θret) in

oC

LT

70/30

60/40

55/45

HT

90/70

80/60

70/50

Page 30: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 30 November 2014

Hoe op te nemen? Neem de waarde voor het rendement van de ketel over uit de kwaliteitsverklaring. Deze waarde staat meestal bovenaan in het document aangegeven. 3d Rendement niet-preferent via vollastrendement – 5% Indien het toestel niet preferent is en er geen forfaitaire weg gevolgd wordt, moet het rendement worden gecontroleerd door het vollastrendement te bepalen bij het geldende temperatuurniveau (80/60°C of 60/40°C). Hoe op te nemen? Zie punt 1 hoe dit vollast rendement gecontroleerd kan worden. Indien de temperatuurniveaus afwijken zoek dan naar het zoveel mogelijk overeenkomende temperatuurniveau tussen de ketel en het afgiftesysteem. Verminder het zo verkregen vollastrendement vervolgens met 5%. 5.3.3.2 Opwekrendement warmtepompen Bij de warmtepompen dienen allereerst het type, de bron en het temperatuurniveau van het afgiftesysteem vastgesteld te worden. Vervolgens dient te worden bepaald of er voldoende gegevens beschikbaar zijn om het rendement zelf vast te stellen aan de hand van de vastgestelde gegevens. De volgende gegevens zijn in ieder geval nodig om af te wijken van de forfaitaire manier:

• aanwezigheid kwaliteitsverklaring en/of

• genormeerde methode of een algemeen geaccepteerde beproevingsmethode Indien er een kwaliteitsverklaring aanwezig is van het preferente toestel, moet worden opgenomen of (de bedrijfscondities waarvoor) deze kwaliteitsverklaring is opgesteld overeenkomstig de stappen 1, 2 en 3 is.

Page 31: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 31 November 2014

1. Opname hoofdtype warmtepomp Er dient vastgesteld te worden welk hoofdtype warmtepomp aanwezig is:

• een elektrische warmtepomp

• een gasmotorwarmtepomp of

• een gasabsorptiewarmtepomp. Hoe op te nemen? Een elektrische warmtepomp kan worden vastgesteld door de aanwezigheid van een elektrische compressor, trillingsdempers en het ontbreken van een gasleiding naar dit toestel. Een gasmotorwarmtepomp wordt aangedreven door een gasmotor (met zuigers), zie schema links hieronder. Een gasabsorptiewarmtepomp maakt gebruik van een gasbrander in een generator en heeft geen zuigers, zie schema rechts hieronder.

2. Bepaal het type bron Er dient vastgesteld te worden van welk type bron de warmtepomp gebruik maakt:

• Bodem via gesloten bodemwarmtewisselaar

• Bodem via grondwater (ook wel aquifer, open systeem)

• Buitenlucht of

• Oppervlaktewater. Hoe te bepalen? Raadpleeg de principeschema’s, ontwerptekeningen en/of bestekken. Zoek hierin naar de bronnen waarop de verdamper is aangesloten door middel van een warmtewisselaar. Een warmtepomp die gebruik maakt van bodemenergie (via een bodemwarmtewisselaar of grondwater/aquifer) is herkenbaar aan een warmtewisselaar met leidingen en/of lussen in de bodem. Zie groene ellipsen in onderstaande voorbeelden.

Page 32: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 32 November 2014

Een warmtepomp die gebruik maakt van oppervlaktewater is te herkennen aan een warmtewisselaar die in het oppervlaktewater is geplaatst of waar oppervlaktewater langs stroomt. Zie onderstaande voorbeelden.

3. Opname van de ontwerpaanvoertemperatuur ruimteverwarming Ontwerpaanvoertemperatuur ten behoeve van ruimteverwarming. Hoe op te nemen? Raadpleeg de principeschema’s, bestekken en/of ontwerptekeningen. Zoek deze temperaturen op in de ontwerpspecificaties.

4. Opname van het gebruikte opwekrendement 4a. Bepaal de forfaitaire waarde voor het rendement van de warmtepomp Hoe te bepalen? De forfaitaire waarde wordt vastgesteld met behulp van de onderstaande tabel aan de hand van de verzamelde gegevens in stap 1, 2 en 3.

Page 33: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 33 November 2014

4b Rendement volgens een genormeerde methode of algemeen geaccepteerde beproevingsmethode Indien er geen kwaliteitsverklaring aanwezig is óf deze kwaliteitsverklaring is niet overeenkomstig het vastgestelde type warmtepomp, type bron en het voor de situatie geldende aanvoertemperatuurniveau voor ruimteverwarming is, dan wordt het rendement op basis van een onderbouwde beproevingsnorm van de fabrikant verlangd. Als voor het bepalen van de prestaties van een warmtepomp geen beproevingsnorm van kracht is, moet de fabrikant/leverancier garantiewaarden voor de prestaties geven die met een garantiemeting worden getoetst. Hoe te bepalen? Het rendement volgens de beproevingsnorm van de fabrikant moet onderbouwd zijn met een aantal bewijsdocumenten, zoals meetrapportages met transparante en onder geaccepteerde testcondities (temperatuurniveaus, tappatronen, e.d.) uitgevoerde metingen of op basis van een garantiemeting. 4c. Rendement volgens kwaliteitsverklaring Indien de kwaliteitsverklaring overeenkomstig het vastgestelde type warmtepomp, type bron en het voor de situatie geldende aanvoertemperatuurniveau voor ruimteverwarming is, dan mag deze worden gebruikt. Hoe te bepalen? Neem de waarde voor het rendement van de warmtepomp over uit de kwaliteitsverklaring. Deze waarde staat meestal bovenaan in het document aangegeven. 5.3.3.3 Opwekrendement warmtekrachtinstallatie zonder derving Een WKK zonder derving is een WKK waarbij de elektriciteitsproductie niet afneemt door onttrekking van warmte (restwarmte). Voor het opwekrendement van een warmtekrachtinstallatie (WKK) zonder derving kunnen meerdere routes worden gevolgd (zie ook schema op volgende bladzijde):

• een eigen opwekrendement mag worden gebruikt wanneer er een kwaliteitsverklaring

beschikbaar is die voldoet aan de eigenschappen en condities van de WKK (type WKK, type

brandstof, elektrisch vermogen en bouwjaar), of wanneer er een beproevingsnorm vanuit de

fabrikant is waarvan de resultaten voldoende zijn onderbouwd

• forfaitaire route: aan de hand van het type WKK, type brandstof, elektrisch vermogen en

bouwjaar volgt de forfaitaire waarde voor het opwekrendement uit de tabel verderop in deze

paragraaf. Met het rendement wordt hier bedoeld de waarden voor het thermisch en elektrisch omzettingsgetal.

Page 34: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 34 November 2014

1. Stel bouwjaar installatie vast Hoe te bepalen? De leeftijd is te achterhalen door de datum van inbedrijfstelling te achterhalen. Met name de inbedrijfstellingsdocumenten kunnen hier uitsluitsel over geven (garantiemetingen, testrapporten, opleverrapporten, etc.), maar ook het typeplaatje zal veelal deze informatie bevatten.

2. Opname van het rendement met NEN-EN 15603 Indien de installatie langer dan drie jaar in bedrijf is mag het rendement worden opgenomen aan de hand van hoofdstuk 7 uit NEN-EN 15603.

3. Bepaal type WKK In het kader van de norm zijn er 3 typen WKK-installaties zonder elektriciteitsderving:

• Gasmotoren

• Afvalverbrandingsinstallaties (AVI) met stoomturbine, waarvan de restwarmte die als

bijproduct van de elektriciteit vrijkomt, wordt uitgekoppeld voor gebruik (zonder stoom- aftap)

• WKK op biomassa (biogas uit vergisting/hout voor verbranding) met stoomturbine, waarvan de

restwarmte die als bijproduct van de elektriciteit vrijkomt, wordt toegepast (zonder stoom-

aftap).

Hoe te bepalen? Raadpleeg de principeschema’s, ontwerptekeningen, bestekken, programma van eisen (PvE), vergunningsaanvragen van de WKK-installatie.

4. Bepaal type brandstof Er zijn verschillende soorten brandstoffen voor WKK-installaties:

• Fossiele brandstof (aardgas, aardolie, steenkool, bruinkool)

• Huishoudelijk afval of RDF (in geval van afvalverbrandingsinstallatie, AVI)

• Biomassa (GFT of hout)

Page 35: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 35 November 2014

Hoe te bepalen? Hiervoor kunnen uit de bedrijfsadministratie van de energieproducent of -exploitant de inkoopfacturen voor de gebruikte brandstoffen worden gebruikt (gesommeerd over het jaar). Het type brandstof kan ook bepaald worden door de bestekken, PvE en vergunningsaanvragen erop na te slaan.

5. Opname van het elektrisch vermogen Met het elektrisch vermogen wordt hier bedoeld het maximaal opgewekte elektrisch vermogen bij vollastcondities dat door de WKK kan worden geleverd aan het elektriciteitsnet, zonder warmtelevering. Hoe te bepalen? Raadpleeg hiervoor het contract tussen de hardwareleverancier (EPC-contractor) en energie-exploitant. Informatie kan ook ontleend worden aan principeschema’s, ontwerptekeningen, bestekken, programma van eisen (PvE), vergunningsaanvragen, e.d.. De beste informatiebron voor het maximaal elektrisch vermogen in de praktijk zijn de garantiemetingen uitgevoerd rond de oplevering van de WKK-installatie en/of de bedrijfsadministratie van de energie-exploitant. Deze geven inzicht in het werkelijk geproduceerde maximale elektrisch vermogen. 6. Opname van het gebruikte rendement 6a. Rendement op basis van forfaitaire waarde Om de forfaitaire waarde te kunnen vaststellen dient het bouwjaar bekend te zijn, het elektrisch vermogen Pe en het temperatuurniveau (LT/HT). Hoe te bepalen? Het bouwjaar wordt in punt 1 bepaald, het elektrisch vermogen in punt 5 en het vaststellen welk temperatuurniveau (LT of HT) van toepassing is wordt bepaald via punt 2 in paragraaf 5.3.3.1. Zoek in onderstaande tabel de forfaitaire waarden op voor het thermisch en elektrisch omzettingsgetal, die horen bij het elektrische vermogen en bouwjaar.

6b Rendement volgens een genormeerde methode of algemeen geaccepteerde beproevingsmethode Indien er geen kwaliteitsverklaring van de WKK aanwezig is óf deze kwaliteitsverklaring is niet overeenkomstig het vastgestelde bouwjaar, type WKK, type brandstof, het elektrisch vermogen en het voor de situatie geldende aanvoertemperatuurniveau voor ruimteverwarming is, dan wordt het rendement op basis van een genormeerde methode of algemeen geaccepteerde beproevingsmethode verlangd.

Page 36: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 36 November 2014

Hoe te bepalen? Het rendement volgens de beproevingsnorm moet onderbouwd zijn met een aantal bewijsdocumenten, zoals meetrapportages met transparante en onder geaccepteerde testcondities (temperatuurniveaus, tappatronen, e.d.) uitgevoerde metingen. 6c Rendement volgens kwaliteitsverklaring Indien de kwaliteitsverklaring overeenkomstig het vastgestelde bouwjaar, type WKK, type brandstof, het elektrisch vermogen en het voor de situatie geldende aanvoertemperatuurniveau voor ruimteverwarming is, dan mag deze worden gebruikt. Hoe te bepalen? Neem de waarde voor het rendement van de WKK over uit de kwaliteitsverklaring. Deze waarde staat meestal bovenaan in het document aangegeven. 5.3.3.4 Opwekrendement warmtekrachtinstallatie met derving De wijze voor het controleren van het opwekrendement voor een WKK met derving is voor een groot gedeelte gelijk aan dat voor een WKK zonder derving (zie 5.3.3.3). Wat hier echter anders werkt is dat het elektrisch opwekvermogen (Pe) niet bepaald hoeft te worden. Het thermische omzettingsgetal kan in deze situatie niet forfaitair bepaald worden, maar moet via een kwaliteitsverklaring, een genormeerde methode of algemeen geaccepteerde beproevingsmethode bepaald worden. Het getal voor jaargemiddelde derving van het elektrische omzettingsgetal kan forfaitair bepaald worden, maar dit kan ook door het gebruik van dynamische gegevens over meerdere jaren.

1. Opname type WKK met derving Er zijn verschillende typen WKK-installaties met derving:

• STEG-installaties (stoom en gasturbine)

• AVI (afvalverbrandingsinstallaties met stoomturbine), waarbij stoom wordt afgetapt ten

behoeve van warmtelevering WKK op biomassa (biogas uit vergisting/hout voor verbranding) met stoomturbine, waarbij stoom wordt afgetapt ten behoeve van warmtelevering.

Hoe te bepalen? Hiervoor worden uit de bedrijfsadministratie van de energieproducent of -exploitant de inkoopfacturen van de hoeveelheid ingekochte energie (gesommeerd over het jaar).

2. Bepaal type brandstof Er zijn verschillende soorten brandstoffen voor WKK-installaties:

• Fossiele brandstof (aardgas, aardolie, steenkool, bruinkool)

• Huishoudelijk afval of RDF (in geval van afvalverbrandingsinstallatie, AVI)

• Biomassa (GFT of hout) Hoe te bepalen? Hiervoor kunnen uit de bedrijfsadministratie van de energieproducent of -exploitant de inkoopfacturen voor de gebruikte brandstoffen worden gebruikt (gesommeerd over het jaar). Het type brandstof kan ook bepaald worden door de bestekken, PvE en vergunningsaanvragen erop na te slaan. 3a. Opname van het thermisch omzettingsgetal uit een genormeerde methode of algemeen geaccepteerde beproevingsmethode Indien er geen kwaliteitsverklaring van de WKK aanwezig is óf deze kwaliteitsverklaring is niet overeenkomstig het vastgestelde bouwjaar, type WKK, type brandstof, het elektrisch vermogen en het voor de situatie geldende aanvoertemperatuurniveau is, dan wordt het rendement op basis van een genormeerde methode of algemeen geaccepteerde beproevingsmethode verlangd.

Page 37: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 37 November 2014

Hoe te bepalen? Het rendement volgens de genormeerde methode of algemeen geaccepteerde beproevingsmethode moet onderbouwd zijn met een aantal bewijsdocumenten, zoals meetrapportages met transparante en onder geaccepteerde testcondities (temperatuurniveaus, tappatronen, e.d.) uitgevoerde metingen. 3b. Opname van het thermisch omzettingsgetal uit kwaliteitsverklaring Indien de kwaliteitsverklaring overeenkomstig het vastgestelde bouwjaar, type WKK en type brandstof, het elektrisch vermogen en het voor de situatie geldende aanvoertemperatuurniveau voor ruimteverwarming is, dan moet deze worden gebruikt. Hoe te bepalen? Neem de waarde voor het rendement van het thermisch omzettingsgetal van de WKK over uit de kwaliteitsverklaring. Deze waarde staat meestal bovenaan in het document aangegeven. 4a. Opname van de derving elektrisch omzettingsgetal en thermisch omzettingsgetal mbv praktijkgegevens Hoe te bepalen? Voor bestaande installaties en warmtenetten die minimaal 3 jaar in bedrijf zijn geweest, mogen de rekenwaarden voor het thermisch omzettingsgetal en de jaargemiddelde derving van elektriciteit worden bepaald op basis van praktijkgegevens over die 3 jaar, conform hoofdstuk 7 van NEN-EN 15603 en/of gesloten contracten met betrekking tot warmtelevering. Voor NEN-EN 15603 wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3.3.

5.3.3.5 Opwekrendement Geothermie Indien er in het net sprake is van warmtelevering door geothermie dienen de volgende aspecten te worden opgenomen:

1. Geen opname indien in de verklaring is uitgegaan van de forfaitaire waarde voor het thermisch opwekkingsrendement van 20 uit de NVN 7125.

of 2. Indien de door Geothermie geleverde energie aan het net en de hiervoor gebruikte

elektrische hulpenergie bekend is. Geldt bijvoorbeeld in indien de geothermie geen eigendom is van de eigenaar van het net.

of 3. De aanwezige componenten bij geothermie waarmee de geleverde Energie conform

NVN 7125 bepaald is.

Ad 2. Geleverde Energie door Geothermie. Hiervoor worden uit de bedrijfsadministratie van de energieproducent of -exploitant de bewijsstukken (bijv. inkoopfacturen) van de hoeveelheid door Geothermie geleverde warmte en de hoeveel hiervoor gebruikte hulpenergie gebruikt (gesommeerd over het jaar). Ad 3. Geleverde Energie conform NVN 7125 Wanneer een geothermiebron wordt ingezet, bepaal dan eerst de diepte van deze bron en de temperatuur van het water dat uit deze bron wordt opgepompt. Vervolgens wordt bepaald of deze bron minimaal 3 jaar in gebruik is en of er sprake is van energieproductie. Zo ja, en bij voldoende grote diepte van de bron kan het thermisch rendement bepaald worden via NEN-EN 15603. Voor bestaande geothermische bronnen mogen de rekenwaarden voor het thermisch opwekkingsrendement worden bepaald op basis van praktijkgegevens over een periode van minimaal drie jaar. Voor het bepalen van het (thermische) opwekkingsrendement (COP) van een geothermische bron dient in combinatie met de benodigde elektrische pompenergie voor het oppompen de forfaitaire waarde van 20 toegepast te worden (= kWth uit bron/kWe voor pompen). Wanneer een hoger rendement is opgenomen, moet dit worden onderbouwd met een kwaliteits- of een gelijkwaardigheidsverklaring. Hiervoor is het ouderdomscriterium van 3 jaar niet van belang. Voor NEN-EN 15603 wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3.3.

Page 38: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 38 November 2014

1. Stel jaar van ingebruikname installatie vast Bouwjaar installatie. Hoe te bepalen? De leeftijd is te achterhalen door de datum van inbedrijfstelling te achterhalen. Met name de inbedrijfstellingsdocumenten kunnen hier uitsluitsel over geven (garantiemetingen, testrapporten, opleverrapporten, etc.).

2. Bepaal thermisch rendement met NEN-EN 15603 Hoe te bepalen? Indien de installatie ouder dan drie jaar is mag het elektrisch rendement worden bepaald aan de hand van hoofdstuk 7 uit NEN-EN 15603. Voor bestaande geothermische bronnen mogen de rekenwaarden voor het thermisch opwekkingsrendement worden bepaald op basis van praktijkgegevens over een periode van minimaal drie jaar. Voor NEN-EN 15603 wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3.3.

3. Gebruik forfaitaire waarde voor het (thermisch) opwekrendement van de bron Hoe te bepalen? Voor het bepalen van het (thermische) opwekkingsrendement (COP) van een geothermische bron dient -in combinatie met de benodigde elektrische pompenergie voor het oppompen- de forfaitaire waarde van 20 toegepast te worden (= kWth uit bron/kWe voor pompen). Wanneer een hoger rendement wordt geclaimd, moet dit worden onderbouwd met een kwaliteits- of een gelijkwaardigheidsverklaring. Hiervoor is het ouderdomscriterium van 3 jaar niet van belang. Aandachtspunt: energiefractie geothermische bron en herberekening Voor een geothermiebron is het van belang dat de aanvoertemperatuur minimaal gelijk is aan de ontwerptemperatuur van het distributienet. In het geval dit niet zo is, dient er extra bijstook te worden gerealiseerd. Dit betekent dat de energiefractie van deze preferente, geothermische bron wijzigt en opnieuw berekend dient te worden volgens onderstaand schema en werkwijze.

Page 39: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 39 November 2014

1. Stel aanvoertemperatuur geothermie vast Aanvoertemperatuur geothermie in vergelijking met warmtenet Hoe te bepalen? De aanvoertemperatuur geothermie kan bepaald worden door de bestekken, PvE en vergunningsaanvragen erop na te slaan. Deze moet hier vervolgens vergeleken worden met de ingaande ontwerptemperatuur van het warmtenet (primair net of secundair net indien er geen onderstations zijn).

2. Geen herberekening van energiefractie nodig Aanvoertemperatuur geothermie in vergelijking met warmtenet voldoende hoog Hoe te bepalen? Indien de aanvoertemperatuur minimaal gelijk is aan de ontwerptemperatuur van het distributienet is geen herberekening nodig van de energiefractie. De ontwerptemperatuur van het distributienet kan worden bepaald door de bestekken, PvE en vergunningsaanvragen erop na te slaan. De energiefractie is in dit geval 1.

3. Wel herberekening van energiefractie nodig Aanvoertemperatuur geothermie in vergelijking met warmtenet te laag Hoe te bepalen? Indien de aanvoertemperatuur lager is dan de ontwerptemperatuur van het distributienet is herberekening nodig van de energiefractie. De ontwerptemperatuur van het distributienet kan worden bepaald door de bestekken, PvE en vergunningsaanvragen erop na te slaan. Voor de bepaling van de energiefractie van geothermie is nog geen methode beschikbaar. Deze dient herberekend te worden op basis van een gelijkwaardigheidsverklaring.

Page 40: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 40 November 2014

6 Warm Tapwaternet

Opname distributieverlies 6.1

Indien het warm tapwater net afwijkt van het warmtenet voor ruimteverwarming dan dient het distributieverlies van het warm tapwaternet analoog aan het distributieverlies voor het warmtenet te worden opgenomen zie paragraaf 5.2.

Opwekkers voor warmtapwater 6.2

Bij de opwekking van warm tapwater worden ook de eventuele verliezen van voorraadvaten, warmtewisselaars en verbindend leidingwerk betrokken. Stel vast wat de systeemconfiguratie is.

Hierbij zijn drie mogelijkheden:

A. Indirect verwarmde warmwatervoorraadvaten

B. Warmtewisselaars, zonder voorraadvaten

C. Direct verwarmde warmwatervoorraadvaten

voor de bepaling van systeem C moet gebruik gemaakt worden van de methode die in

hoofdstuk 19 van de NEN 7120 is gegeven.

Page 41: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 41 November 2014

Hoe te bepalen? De systemen A en B onderscheiden zich van systeem C door de aanwezigheid van een warmtewisselaar met de verwarmingsinstallatie. De aanwezigheid van een warmtewisselaar voor warm tapwater kan bepaald worden uit een principeschema van de installatie; dit is bekend bij de installateur van de projectontwikkelaar en/of de warmteleverancier. Bij een locatiebezoek moet de aanwezigheid van een warmtewisselaar voor warmtapwater ter plekke visueel geconstateerd worden.

• Indien wel een warmtewisselaar voor tapwater aanwezig is, dan is er sprake van indirecte

tapwaterverwarming; ga verder bij 2.

• Indien geen warmtewisselaar voor tapwater aanwezig is, dan is er sprake van direct verwarmde

voorraadvaten (systeem C);

Systeem C valt buiten het EMG opnameprotocol .

1. Het essentiële onderscheid tussen systeem A en B betreft de aanwezigheid van voorraadvaten.

Hoe te bepalen? De aanwezigheid van een of meer voorraadvaten voor warm tapwater kan bepaald worden uit een principeschema van de installatie; dit is bekend bij de installateur van de projectontwikkelaar en/of de warmteleverancier. Bij een locatiebezoek moet de aanwezigheid van een of meer voorraadvaten voor warm tapwater ter plekke visueel geconstateerd worden.

1. Indien een of meer voorraadvaten voor warm tapwater aanwezig zijn, dan is er sprake van systeem A; ga verder bij 3.

2. Indien er geen voorraadvaten voor tapwater aanwezig zijn, dan is er sprake van systeem B, ga verder bij 4.

3. Systeem A kan uit de volgende onderdelen zijn opgebouwd:

Page 42: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 42 November 2014

a. een of meer (in serie opgestelde) warmwatervoorraadvat(en). Hierbij treden permanente verliezen op; de volgende parameters zijn daarbij bepalend: De temperatuur van de tapwatervoorraad, de omgevingstemperatuur, het buitenoppervlak van het/de voorraadvat(en) en de verliesfactor van het warmwatervoorraadvat (afhankelijk van de isolatie van het vat).

Hoe te bepalen? De warmwatertemperatuur in, de inhoud (in liters) en isolatiedikte (in cm) van de voorraadvaten moet bepaald worden uit het bestek en/of een principeschema van de installatie; deze zijn bekend bij de installateur van de projectontwikkelaar en/of de warmteleverancier. Bij een locatiebezoek moet de warmwatertemperatuur in voorraadvaten ter plekke afgelezen cq gemeten worden op de aanvoer van de circulatieleiding of uit een eventueel aanwezig GBS. De inhoud en isolatiedikte van de voorraadvaten kunnen eventueel ook uit de leveranciersspecificaties worden gehaald.

b. een extern oplaadcircuit met pomp (een variant met een interne warmtewisselaar per vat is

ook mogelijk);hierbij treden verliezen op tijdens het opladen. Deze verliezen worden in de NVN7125 verwaarloosd.

Ga verder bij 4.

4. Systemen A en B kunnen uit de volgende onderdelen zijn opgebouwd: c. leidingwerk van de verwarmingsinstallatie en pomp tussen de warmtewisselaar en de

warmteopwekker(s); de verliezen van leidingdelen die ook voor ruimteverwarming worden gebruikt, worden alleen buiten het verwarmingsseizoen toegerekend aan de warmtapwaterbereiding; de verliezen van leidingdelen die uitsluitend voor de warmtapwaterbereiding worden gebruikt, worden over het gehele jaar aan de warmtapwaterbereiding toegerekend. De volgende parameters zijn daarbij bepalend: De lengte en diameter van de leidingen, het specifieke warmteverlies, de temperatuur van het cv-water waarmee de warmte aan het tapwater wordt overgedragen, de omgevingstemperatuur en een correctiefactor voor beugeling van de leidingen en afwerking van de isolatie. Hoe te bepalen?

i. Leidinglengtes:

De leidinglengtes kunnen bepaald worden uit een GIS-rapportage, uit bestektekening

van de installatie; deze is bekend bij de installateur van de projectontwikkelaar en/of de

warmteleverancier.

ii. Het specifieke warmteverlies:

dit dient bepaald te worden volgens tabel 8.2. van NVN 7125 op basis van

leidingdiameters en isolatiedikte; deze tabel is ook van toepassing voor

kunststofleidingen

iii. Cv-water temperatuur (gemiddelde van aanvoer en retour):

De temperatuur van het cv-water voor tapwaterbereiding kan bepaald worden uit een

principeschema of bestek van de installatie; dit is bekend bij de installateur van de

projectontwikkelaar en/of de warmteleverancier. Bij een locatiebezoek moet de deze

temperatuur ter plekke afgelezen/gemeten worden op de aanvoer en retour van de cv-

leiding of uit een eventueel aanwezig GBS. Eventueel kan de forfaitaire waarde worden

toegepast.

iv. Omgevingstemperatuur:

Dit is de temperatuur van de ruimte waarin het systeem staat opgesteld; lees deze af op

de meegenomen, geijkte thermometer. Eventueel kan de forfaitaire waarde worden

toegepast.

v. Correctiefactor voor beugeling en isolatieafwerking:

Ga na op basis van de GIS-rapportage of tekeningen of er ongeïsoleerde uitsteeksels

Page 43: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 43 November 2014

(beugels tussen leidingen en/of muurbevestigingen) aan de leidingen aanwezig zijn, of

ongeïsoleerde leidingdelen/appendages, pompen, kleppen. Zo ja, dan dient voor deze

correctiefactor de waarde 1,2 te zijn aangehouden. Zo niet, dan is de factor 1,0.

d. de warmtewisselaar(s)

het verlies van de warmtewisselaar wordt bepaald door het vermogen en het specifieke

verlies van de warmtewisselaar.

Hoe te bepalen?

i. Bepaal het vermogen van de warmtewisselaar uit het principeschema en/of de

ontwerptekening van de installatie; deze zijn bekend bij de installateur van de

projectontwikkelaar en/of de warmteleverancier. Bij een locatiebezoek dient het

vermogen ter plekke afgelezen worden van het typeplaatje op de warmtewisselaar.

ii. Het specifieke verlies is vastgelegd in forfaitaire waarden waarbij het al dan niet

aanwezig zijn van isolatie van de warmtewisselaar bepalend is.

Bepaal de isolatie van de warmtewisselaar uit de bestekomschrijving en/of de

ontwerptekening van de installatie; deze zijn bekend bij de installateur van de

projectontwikkelaar en/of de warmteleverancier. Bij een locatiebezoek dient de

aanwezigheid van isolatie van de warmtewisselaar ter plekke visueel worden

vastgesteld. Let op: ongeïsoleerde warmtewisselaars kunnen heet zijn!

e. warmteopwekker(s), zoals cv-ketels, warmtekracht, collectieve zonnecollectoren,

geothermie of warmtelevering op afstand; voor de bepaling van de warmteopbrengst of het

opwekkingsrendement van deze warmte-opwekkers moet worden uitgegaan van bedrijf op

hoge temperatuur (90/70˚C of 80/60 ˚C).

7 Collectieve zonnecollectoren

Indien er in het net sprake is van warmte opgewekt door collectieve zonnecollectoren dienen de volgende aspecten te worden opgenomen: 1. De door de collectieve zonnecollectoren geleverde energie aan het net. Geldt bij de

grotere systemen met collectieve zonnecollectoren. 2. De aanwezige componenten bij het collectieve zonnecollectorsysteem. Geldt bij kleinere

systemen of bij de grotere systemen indien niet bekend is wat de door de zonnecollectoren geleverde energie is.

Geleverde Energie door collectieve zonnecollectoren. 7.1

Hiervoor worden uit de bedrijfsadministratie van de energieproducent of -exploitant de bewijsstukken (bijv. inkoopfacturen) van de hoeveelheid ingekochte energie gebruikt (gesommeerd over het jaar).

Aanwezige componenten bij collectieve zonnecollectorsystemen. 7.2

Indien er een zonneboiler aanwezig is moeten volgende aspecten worden opgenomen:

• Type zonneboiler

• Vlakke plaat;

• Vacuümbuis

• Type afdekking

• Geen

• Kunststof

• Glas

• Spectraal selectieve laag (Ja of Nee)

Page 44: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 44 November 2014

• Apertuuroppervlakte van alle collectoren

• Hellingshoek zonnecollectoren (0, 15, 30, 45, 60 75 of 90 graden) ( 00 is horizontaal, 90

0 is

verticaal.

• Oriëntatie zonnecollectoren

• Beschaduwing collectoren

• Volume opslagvat Bepaal het volume van de opslagvaten . Uitgaan van productinformatie.

• Isolatiedikte opslagvaten

• Isolatie Leidingen collectorcircuit (geïsoleerd/ niet geïsoleerd)

• Opstel plaats opslagvat

• Verwarmde ruimte

• Onverwarmde ruimte

8 Koudenet

Distributienet: bepaling distributieverlies 8.1

Om de verliezen in het koude net te bepalen dienen een aantal aspecten op genomen te worden. De lengten, diameters en isolatie van leidingen kunnen worden achterhaald door gebruik te maken van databestanden of een uitdraai van een zogenaamde GIS. In het GIS zijn de netten getekend en geadministreerd. Een rapportage uit het GIS van het betreffende net kan gebruikt worden voor deze controle. In afwijking van de hierboven beschreven methode kan er ook gebruik worden gemaakt van tekeningen van het gerealiseerde net

8.1.1 De gemiddelde watertemperatuur

De gemiddelde watertemperatuur wordt alleen bepaald bij de inzet van koelmachines; bij vrije koeling zijn de distributieverliezen gelijk aan 0. Hoe te bepalen? Deze temperaturen zijn in het ontwerpstadium vastgesteld en worden benoemd in een specificatiedocument (zie paragraaf 2.3). Let daarbij op of er sprake is van een “stooklijn” voor de koudelevering of van een constante temperatuur.

8.1.2 Warmtegeleidingscoëfficiënt van het leidingdeel

Gebruik hiervoor de NEN-EN-ISO-8497 en rond af in stappen van 0,005 (W/(m K).

8.1.3 Buitenmiddellijn van de geïsoleerde leiding inclusief isolatie

De buitenmiddellijn van het geïsoleerde leidingdeel j inclusief isolatie. Hoe te bepalen? Zie onderstaande figuur, het gaat hier om de buitenkant van de schil van de leiding inclusief isolatie.

Page 45: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 45 November 2014

Wanneer deze buitenmiddellijn niet in de praktijk (ter plekke) te bepalen is, dient de energie-exploitant hiervan de waarden aan te reiken. Dit kan door een uitdraai van GIS of piping-tekeningen, stuklijsten en/of bestekken. Let er hier wel bij op dat het net kan bestaan uit verschillende diameters van leidingen.

8.1.4 Buitenmiddellijn van de koudeleiding, zonder isolatie

De buitenmiddellijn van de koudeleiding zelf (zonder isolatie) van het leidingdeel j. Hoe te bepalen? Zie onderstaande figuur, het gaat hier om de buitenkant van de koudeleiding, zonder isolatie.

Wanneer deze buitenmiddellijn niet in de praktijk (ter plekke) te bepalen is, dient de energie-exploitant hiervan de waarden aan te reiken. Dit kan door een uitdraai van GIS of piping-tekeningen, stuklijsten en/of bestekken.

Let er hier wel bij op dat het net kan bestaan uit verschillende diameters van leidingen.

8.1.5 Correctiefactor extra verliezen (o.a. beugeling van twee leidingen, ouderdom)

Opnemen van de correctiefactor voor extra verliezen ten gevolge van beugeling en/of onvolkomen afwerking (ouderdom) van de isolatie van leidingdelen. Hoe te bepalen? Bepaal welke situatie van toepassing op basis van de GIS-rapportage of tekeningen van het gerealiseerde net of bestekken en ga na op basis van de toepasselijke waarde uit de tabel 7.1 uit NVN7125 of de juiste correctiefactoren zijn toegepast. Indien de van toepassing zijnde situatie niet aangetoond kan worden, geldt de forfaitaire waarde van situatie C.

Page 46: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 46 November 2014

Voorbeeld situatie A

8.1.6 Leidinglengte leidingdeel j

De leidinglengte van het leidingdeel j. Dit is de som van de lengten van het beschouwde deel van leidingen waarover de hierboven genoemde parameters (diameters met / zonder isolatie, temperatuurregime, e.d.), gelijk zijn. Hoe te bepalen? Deze leidinglengten zijn af te leiden uit de GIS-rapportage of uit gebied- en bestektekeningen.

Opwekkers, energiefracties en opwekkingsrendementen 8.2

Page 47: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 47 November 2014

8.2.1 Opname van equivalent opwekkingsrendement

Opnemen van de berekening van equivalent opwekkingsrendement. De berekening wordt uitgevoerd op jaarbasis; het jaarrendement mag als maandrendement worden toegepast. Hierbij zijn de volgende factoren bepalend voor het equivalent opwekkingsrendement:

1. koudebehoefte van de percelen in het gebied (voor de bepaling op basis van berekende

gegevens): dit is de koudebehoefte, zoals bepaald volgens hoofdstuk 11.5 van de NVN 7125;

2. koudelevering: door de koudeopwekkers en duurzame bronnen aangeleverd aan het koudenet op

jaarbasis (voor de bepaling op basis van historische gegevens bij bestaande netten);

3. distributieverliezen van het collectieve koudenet: dit zijn de verliezen van de leidingen van het

koudenet; indien uitsluitend vrije koeling als koudebron wordt toegepast wordt geen

distributieverlies bepaald. OPMERKING 1 Bij vrije koeling wordt ervan uitgegaan dat de distributieverliezen zo klein zijn dat de temperatuur van het koelwater laag genoeg blijft voor gebruik als vrije koeling. Daarom blijft de bepaling van deze verliezen buiten beschouwing.

1. opwekkingsrendement koude:

dit rendement wordt bepaald door zowel de energielevering door duurzame koudebronnen, het

rendement van koudeopwekking met koelmachines als de verliezen van een eventuele

koudeopslag.

OPMERKING 2 Het rendement van koudeopwekking met koelmachines is o.a. afhankelijk van de het type en de kwaliteit van de koelmachine en het temperatuurniveau van de koudebron en koudeafgifte.

2. elektrisch hulpenergiegebruik:

dit omvat het hulpenergiegebruik van het distributiesysteem, dat wordt bepaald door het gebruik

voor circulatiepompen en het hulpenergiegebruik van de koudeopwekking, dat wordt bepaald door

het gebruik voor elektronica, pomp, ventilator enz. In de bepalingsmethode worden alle energiestromen van het collectieve koudenet en de bijbehorende koudeopwekking verwerkt tot één equivalent opwekkingsrendement van het totale koudenet, waarin verschillende brandstoffen, elektrische hulpenergie en distributieverliezen zijn verrekend.

8.2.2 Energiefractie koudelevering

Om de energiefractie te kunnen opnemen dient een overzicht van het type, aantal en de vermogens van de preferente en niet preferente opwekkers vastgesteld te worden. De validatie kan ook plaatsvinden door het gebruik van historische gebruiksgegevens of het overleggen van een brief van de energieproducent. Deze brief:

• noemt de type opwekkers en geclaimde inzet van opwekkers over een bepaalde periode,

• bevat een omschrijving van de wijze waarop de geclaimde inzet is bepaald over die periode.

• verklaart dat de genoemde waarden in de betreffende perioden juist zijn

• is rechtsgeldig door de energieproducent ondertekend.

8.2.3 Rendement opwekkingstoestel

De validatie kan plaatsvinden door het overleggen van een brief van de energieproducent. Deze brief:

• noemt het geclaimde rendement van opwekkers over een bepaalde periode,

• bevat een omschrijving van de wijze waarop het geclaimde rendement is bepaald over die periode.

• verklaart dat de genoemde waarden in de betreffende perioden juist zijn

• is rechtsgeldig door de energieproducent ondertekend.

Page 48: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 48 November 2014

Het rendement kan voor alle type opwekkers bepaald worden historische data (bijv. hoeveelheid in en hoeveel koude uit) of uit een verklaring van de leverancier van de betreffende opwekker. Voor bepaling op basis van historische data geldt dat indien de opwekker langer dan 3 jaar in bedrijf is én er historische meetgegevens beschikbaar zijn (ingaande brandstoffen, uitgaande energiestromen warmte en elektriciteit), dan mag het rendement volgens NEN-EN 15603 hoofdstuk 7 worden bepaald. Indien de periode korter is dan 3 jaar dient er conform de NEN-EN 15603 gecorrigeerd te worden voor de weergegevens, zie kader in paragraaf 5.3.3. Indien er gerekend wordt met forfaitaire opwekkingsrendementen hoeft de EMG-adviseur alleen te controleren of het type opwekker correct is.

9 Hulpenergie

Om de warmte en/of koude te kunnen transporteren zijn er pompen nodig. Deze pompen gebruiken ook energie de zogenaamde hulpenergie. Ook in de warmte-opwekkers is hulpenergie nodig op de opwekkers te kunnen laten functioneren, denk aan de elektronica en pompen om de warmte-/koudestromen opgang te houden.

Hulpenergie t.b.v. warmte- en koudenetten 9.1

In dit opnameprotocol wordt, indien er is afgeweken van de forfaitaire waarde uit de NVN 7125, nagegaan of de vermogens en de regeling van de pompen ten behoeve van warmte- en koudenetten gebruikt voor de opgestelde verklaring overeen komen met de daadwerkelijk opgestelde vermogens en regeling van deze pompen. Hoe na te gaan: Ter plekke nagaan of het gemiddelde vermogen van de pompen en regeling overeenkomt met de gemiddelde vermogens en regeling (wel/niet toerengeregeld) met hetgeen dat bij het opstellen van de verklaring is aangehouden. In afwijking hiervan mag ook gebruik worden gemaakt van een getekende verklaring van de leverancier met opgave van de type pompen ( met de gemiddelde vermogens en regeling (wel/niet) toerengeregeld) of factuurgegevens van de pompen.

10 Elektriciteit

Indien er sprake is van elektriciteit opwekking op gebiedsniveau (dus niet op het eigen perceel van het gebouw), kunnen verschillende technieken gekozen zijn met betrekking tot de collectieve duurzame elektriciteitsproductie specifiek voor het betreffende gebied, zoals:

1. Zonnestroom of fotovoltaisch zonne-energiesysteem

2. Windenergie

3. WKK (de hiermee opgewekte elektriciteit wordt direct verwerkt in het primaire

opwekkingsrendement voor warmtelevering en wordt hier niet afzonderlijk bepaald).

4. Overige elektriciteitsopwekkers in het gebied.

Zonnestroom of fotovoltaisch zonne-energiesysteem 10.1

De op gebiedsniveau, geproduceerde elektrische energie moet naar rato van gebruiksoppervlakte verdeeld worden over de woningen en gebouwen in het gebied en moet per woning of gebouw op het energiegebruik in mindering worden gebracht, na omrekening naar de hoeveelheid primaire energie. Hierbij moet een maximale afstand in acht worden genomen van 10 km tussen de collectieve elektriciteitsopwekking en het verst afgelegen, aangesloten perceel. Indien er sprake is van zonnestroom of fotovoltaïsch zonne-energiesysteem dienen de volgende aspecten te worden opgenomen:

• De door het systeem opgewekte Elektriciteit. Geldt over het algemeen bij de grotere systemen. of

• De aanwezige componenten bij het systeem. Geldt bij kleinere systemen of bij de grotere systemen indien niet bekend is wat er aan elektriciteit geleverd is.

Page 49: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 49 November 2014

10.1.1 Geleverde Elektriciteit is bekend

Hiervoor worden uit de bedrijfsadministratie van de energieproducent of -exploitant de bewijsstukken (bijv. inkoopfacturen) van de hoeveelheid ingekochte energie gebruikt (gesommeerd over het jaar).

10.1.2 Aanwezige componenten.

• type zonnestroompaneel (PV-paneel), keuze uit:

• Monokristallijn

• Multikristallijn (polykristallijn)

• Amorf silicium zonnecel met enkelvoudige junctie

• Multi-junctie op amorf silicium gebaseerde zonnecellen

• Koper-indium/galium-diselenide

• Cadmiumtelluride

• Oppervlakte van de panelen

• Hellingshoek PV-paneel (0, 15, 30, 45, 60 75 of 90 graden) ( 00 is horizontaal, 90

0 is verticaal.

• Oriëntatie PV-paneel

Windenergie 10.2

Indien er sprake is van windenergie dienen de volgende aspecten te worden opgenomen:

• De door het systeem opgewekte Elektriciteit. of

• Aanwezige type windenergie.

10.2.1 Geleverde Elektriciteit is bekend

Hiervoor worden uit de bedrijfsadministratie van de energieproducent of -exploitant de bewijsstukken (bijv. inkoopfacturen) van de hoeveelheid ingekochte energie gebruikt (gesommeerd over het jaar).

10.2.2 Aanwezig type windenergie

Ga na wat voor type windenergie in het gebied aanwezig is.

Page 50: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 50 November 2014

BIJLAGE 1: Checklist aan te leveren gegevens tbv beoordeling van de EMG-verklaring Algemeen De gegevens van de opsteller. De status (actualiteit, datering) van de gegevens. Gebiedsgegevens Is het gebied duidelijk gedefinieerd? Is de warmte- en of koudevraag de gebouwen goed onderbouwd? Is de afstand tussen een eventueel toegepaste collectieve elektriciteitsopwekking en

het verst afgelegen aangesloten perceel maximaal 10 kilometer? Bij grotere projecten: inzicht in de ontwikkeling en planning van het gebied in fasen. Onderbouwing energieprestatie Beschrijving van de collectieve energievoorziening. In de volgende situaties dient de energieprestatie van het collectieve systeem

onderbouwd te worden:

• afwijking van de forfaitaire waarden;

• ontbreken van een berekeningsmethodiek;

• afwijking van een gegeven berekeningsmethodiek;

• berekening op basis van historische gegevens. Onderbouwing samenhang en gelijktijdigheid In de volgende situaties dient de samenhang en de gelijktijdigheid van het collectieve

energiesysteem en het bouwproject onderbouwd te worden.

• realisatie energie-infrastructuur niet gelijktijdig met bouwproject;

• energie-infrastructuur eigendom van een derde partij;

• energie-infrastructuur is volledig nieuw;

• collectieve elektriciteitsopwekking. Een terugval scenario in het geval van grote onvoorziene tegenvallers de

efficiënte/duurzame opwekking niet wordt gerealiseerd.

Page 51: ISSO-publicatie 75.4 Opnameprotocol Energiebesparende ...epa.isso.nl/fileadmin/user_upload/Informatie_EPA/concept_opname... · Energiebesparende maatregelen op gebiedsniveau van de

EMG-opname protocol 2014 versie 1.5 51 November 2014

Bijlage 2 Opnameformulieren

Methode A: Bepaling op basis van historische gegevens. Warmteopwekking en –levering (of koude) is gemeten, hieruit volgen de warmteverliezen. Toepasbaar bij warmtenetten waar alle meters rond dezelfde datum worden afgelezen of via de graaddagen of soortelijke methode worden gecorrigeerd.

Methode B: Warmteopwekking is bekend (contracten) of is berekend , het verlies is berekend, hieruit volgt de warmtelevering

Methode C: Warmtelevering is gemeten het verlies is berekend, hieruit volgt de warmte-opwekking.