Intelligentie - Vrije School De Berkel

42

Transcript of Intelligentie - Vrije School De Berkel

2

Intelligentie

Profielwerkstuk

Maudy van Klaveren

11 Grift

april 2010

3

Inhoudsopgave ____________________________________________________________________________

Voorwoord 5

Inleiding 6

Intelligentie – wat en hoe 7 Het begrip 7

Verschillende definities 7

G-factor 8

Meerdere soorten intelligentie 9

Aanleg of milieufactoren? 11

Hoogbegaafd 12

IQ tests 14

Van evolutietheorie tot intelligentiemeting 14

De eerste IQ test 14

Deviatie IQ 14

IQ 15

IQ en leeftijd 16

Professionele IQ tests 17

Waarom wordt het IQ getest? 17

Verschillende IQ scores 19

Mijn IQ 20

Meervoudige Intelligentie 22

Howard Gardner 22

Meer dan alleen algemene intelligentie 22

De acht intelligenties 24

Wat is een intelligentie eigenlijk? 26

Wat maakt een intelligentie een intelligentie? 27

MI test 28

Mijn MI 28

Meervoudige Intelligentie op school 30

Hoe slim ben jij? 30

MI in het onderwijs – hóe ben jij slim? 30

Waarom MI? 32

Hoe wordt MI toegepast? 33

Bezoek aan een MI basisschool 35

De school 35

Een schooldag 35

4

Speciale onderdelen 36

Het Leerplan 37

Meervoudige Intelligentie en de Vrije School 39

Conclusie 40

Nawoord 41

Bronvermelding 42

5

Voorwoord

____________________________________________________________________________

In mei vorig jaar zag ik op Teleac de documentaire Wie is de Slimste. Deze boeide mij heel erg

en liet mij naar intelligentie kijken vanuit een perspectief dat voor mij totaal nieuw was. De

documentaire ging over een groep van zeven zeer begaafde mensen die allemaal ergens

anders heel goed in waren. Er was een kwantum fysicus, een scenarioschrijver, een

schaakgrootmeester, een beroemd kunstenaar zonder formele schoolopleiding, een musicus,

een piloot en iemand met een super IQ. Al deze mensen moesten opdrachten uitvoeren en

vraagstukken oplossen en aan de hand van de resultaten werd er gekeken wie het

intelligentst was. Wat bleek nu? De scenarioschrijver deelde samen met de kwantum fysicus

de eerste plaats. Voordat ik de documentaire had gezien was een intelligent iemand voor mij

iemand die vwo deed of op de universiteit zat of had gezeten, maar daar begon ik aan te

twijfelen. Zijn echt alleen die mensen intelligent, of misschien toch ook anderen? En wat

betekent intelligentie eigenlijk? Na het zien van de documentaire was het voor mij meteen

duidelijk dat ik intelligentie wilde onderzoeken voor mijn jaarwerkstuk.

Ik heb eerst uitgezocht waar het begrip van intelligentie vandaan komt en wat de definitie

ervan is. Ik kwam er achter dat er heel veel verschillende definities van bestaan en heb velen

hiervan kritisch bekeken, onderzocht en uitgewerkt om er zo achter te komen wat

intelligentie voor mij betekent. Mijn mening over intelligentie heb ik verwerkt in de

schuinsgedrukte stukken tekst. Wat ik gedaan heb met de definities heb ik ook gedaan met

alle theorieën over intelligentie. Zo kwam ik terecht bij de Meervoudige Intelligentie Theorie

van Howard Gardner. Deze theorie sluit aan bij de documentaire die ik gezien heb en heeft

voor vele antwoorden gezorgd. Ik ben gaan kijken naar de toepassing van deze theorie in het

onderwijs en heb een bezoek gebracht aan een school die hiermee werkt. Verder heb ik

uitgebreid onderzoek gedaan naar IQ tests en heb ik zelf een IQ test en een Meervoudige

Intelligentie test gedaan.

Het onderzoeken van intelligentie en het maken van dit werkstuk heeft veel teweeg gebracht.

Er is veel veranderd in mijn manier van denken over intelligentie en de manier waarop ik naar

anderen kijk. In plaats van kijken of iemand intelligent is kijk in nu hóe iemand intelligent is en

ik hoop dat jullie dat na het lezen van dit werkstuk ook zullen doen.

Maudy van Klaveren

Diepenveen

17 februari 2010

6

Inleiding

____________________________________________________________________________

In onze maatschappij maken we veelvuldig gebruik van de term intelligentie. We duiden er

verschillende dingen meer aan zoals slimheid, wijsheid, hoogbegaafdheid, IQ, prestaties op

school, etc. Maar de echte betekenis van intelligentie is bij veel mensen onbekend. We

gebruiken het begrip vaak om mensen te classificeren en hangen er een waardeoordeel aan,

namelijk dat intelligente mensen beter zijn dan onintelligente mensen. Iemands waarde in de

maatschappij lijkt grotendeels te worden bepaald door zijn intelligentie, namelijk zijn school-

en opleidingsniveau. Hierdoor lijkt het alsof intelligentie iets te maken heeft met aanzien,

verantwoordelijkheid en macht. De vraag is of dit waar is en om daar achter te komen is het

belangrijk dat de precieze betekenis is van intelligentie bekend wordt.

Het woord intelligentie is pas 150 jaar oud, maar als je verder terugkijkt in de geschiedenis

vind je veel mensen terug die wij nu als intelligent zouden zien. In de Oudheid waren er twee

soorten intelligente mensen te ontdekken. De ene groep had te maken met wijsheid. Daar

hoorden de filosofen zoals Plato en Aristoteles bij die een begin maakten met

wetenschappelijk denken. De andere groep had te maken met macht, aanzien en leiding

geven, waar de koningen en keizers bij hoorden. Ook in de Middeleeuwen bestonden deze

twee groepen, maar dan met de geestelijkheid in plaats van de filosofen. In de Renaissance

werd het wetenschappelijk denken opnieuw belangrijk en kwamen wetenschap en kunst in

een stroomversnelling terecht, waarin ze zeer nauw verbonden waren. Leonardo da Vinci is

hier het belangrijkste voorbeeld van, maar ook architecten uit die tijd combineerden kunst en

wetenschap. In de Moderne tijd werden er steeds meer uitvindingen gedaan en werd het

denken steeds belangrijker, waarmee macht, godsdienst, kunst, muziek en wijsheid steeds

meer aanzien verloren.

De filosoof Descartes omschreef de nieuwe kijk op intelligentie als ‘ik denk dus ik ben’. De

belangrijke mensen in die tijd waren mensen met een sterk ontwikkeld wetenschappelijk

denkvermogen. Dit is de kijk op intelligentie die we tegenwoordig terugvinden in onze

maatschappij. Het denken en cognitieve vaardigheden zijn belangrijk en aan de hand van deze

eigenschappen wordt iemands waarde bepaald. Maar zouden we de oude vormen van

intelligentie, zoals die van Leonardo da Vinci, niet weer als volwaardige vormen van

intelligentie moeten erkennen? Waarom zouden mensen die goed zijn in muziek of dansen

onderdoen voor mensen die goed zijn in wis- en natuurkunde? Deze vormen van intelligentie

mogen in de loop van de geschiedenis onbelangrijk zijn geworden, maar dat wil niet zeggen

dat ze ook onbelangrijk zijn.

7

Intelligentie – wat en hoe

____________________________________________________________________________

Het begrip

Sinds het begrip intelligentie gebruikt wordt, zijn er verhitte discussies gaande over wat

intelligentie inhoudt en hoe de kennis daarover zou moeten worden toegepast in het

onderwijs. Iedere wetenschapper in de neurologie en psychologie heeft wel een eigen theorie

over of visie op intelligentie en ziet deze voor waarheid aan. Met behulp van onderzoeken

proberen ze aan te tonen dat ze gelijk hebben, en vooral ook, dat de anderen het mis hebben.

Op basis van die onderzoeken stellen sommige wetenschappers hun eigen definitie van

intelligentie op, gebaseerd op de functies die zij bij de eigenschap intelligentie vinden horen.

In de literatuur wordt over intelligentie gesproken alsof het uit acht ‘standaard’ functies

bestaat. Deze functies zijn het vermogen om:

• overeenkomsten en verschillen op te merken in waarnemingen

• zich te oriënteren in de ruimte

• te redeneren

• plannen te maken

• problemen te doorzien en op te lossen

• abstract te denken

• ideeën en taal te begrijpen en te produceren

• informatie op te slaan in het geheugen en het daar weer uit op te halen

• te leren van ervaringen

Wetenschappers gaan er dus van uit dat de bestaande functies van intelligentie permanent

zijn; dat deze er standaard bij horen en dat we het dáár over hebben als we het begrip

intelligentie gebruiken. Maar zijn niet ook deze functies het product van iemands afleidingen

van een waarneming? Hoe kan intelligentie uit vaststaande functies bestaan, als intelligentie

oorspronkelijk niet meer was dan een term, verzonnen om te kunnen aanduiden of iemand wel

of niet goed zou presteren op school, of iemand slim was of niet. Pas later werd intelligentie

als een losstaande eigenschap gezien en werden er bepaalde functies aan toegekend. Maar

dit was alleen maar een theorie, bedacht door een wetenschapper en elke willekeurige

wetenschapper zou dan ook met onderbouwende argumenten deze theorie kunnen wijzigen of

er een andere theorie over kunnen opstellen. De definitie van intelligentie verschilt per

wetenschapper, evenals de “waarheid” waarop deze gebaseerd is. Intelligentie blijft een

theorie en is dus niet definitief.

Verschillende definities

In het dagelijkse taalgebruik wordt met ‘intelligent’ meestal bedoeld slim of pienter. Voor

wetenschappers is intelligentie een veel complexer begrip met een veel diepere betekenis.

8

Voor de ene wetenschapper gaat het over capaciteiten, voor de andere over aanleg en weer

een andere gebruikt het woord intelligentie als prestatie-indicator. Naast de betekenis

verschilt het ook per wetenschapper of intelligentie een ‘iets’ is wat je in zijn geheel bezit, of

dat het uit verschillende onderdelen bestaat.

Wilma Resing, hoogleraar Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie aan de Universiteit Leiden,

en Pieter Drenth, hoogleraar Psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, hebben

beiden veel onderzoek gedaan naar intelligentie. Samen hebben ze in 2002 het boek

Intelligentie – weten en meten geschreven. Hun uiteindelijke definitie van intelligentie hebben

ze daarin zo geformuleerd: ‘Intelligentie is een conglomaat van vermogens, processen en

vaardigheden, zoals abstract, logisch en consistent kunnen redeneren, relaties kunnen

ontdekken, leggen en doorzien, probleem oplossen, regels kunnen ontdekken in schijnbaar

ongeordend materiaal, met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen, zich flexibel

kunnen aanpassen aan nieuwe situaties, in staat zijn leervermogen te tonen zonder directe en

onvolledige instructie’.

Volgens mij staan hier de ‘standaard’ functies waaruit intelligentie zou bestaan, aangevuld

met moeilijke woorden en geformuleerd in een lange, gecompliceerde zin. Als dit een definitie

is, en dat is het, dan is dit nog een bewijs van het feit dat de zogenaamde ‘standaard’ functies

van intelligentie ook al een definitie zijn en dat de betekenis van intelligentie volledig vrij kan

worden ingevuld.

G-Factor

Charles Spearman, een Britse psycholoog, leidde in

1904 uit zijn waarnemingen af dat er maar één

intelligentie bestaat en maakte daar in 1923 een

theorie over: General Intelligence. Hij zei dat alle

capaciteiten, waar hij de cognitieve vaardigheden mee

bedoelde, met elkaar in verbinding staan en

voortkomen uit één intelligentie, de G-factor. Een grote

groep wetenschappers volgt deze theorie tegenwoordig

nog steeds. IQ tests zijn gebaseerd op het bestaan van

deze G-factor en daarom krijg je maar één IQ score

terwijl er meerdere eigenschappen worden getest. De

vier onderdelen van een IQ test zijn verbale,

numerieke, ruimtelijke en logische intelligentie. Deze

worden door een deelnemer over het algemeen állemaal goed of állemaal slecht gemaakt,

waaruit geconcludeerd wordt dat je voor alle onderdelen één algemene intelligentie gebruikt.

Er wordt bij IQ tests vanuit gegaan dat er één intelligentie bestaat voor alle capaciteiten die

iemand bezit. Toch worden er verschillende intelligenties getest. Waarom is dit nodig als er

maar één algemene intelligentie bestaat? Ik denk dat de onderdelen van een IQ test veel met

elkaar te maken hebben en dat er in het algemeen dezelfde inzichten voor nodig zijn. Als er

9

ook een ander soorten vragen gesteld wordt, zoals sociale vragen, zullen de uitkomsten per

persoon en per onderdeel van de test waarschijnlijk veel meer van elkaar verschillen. Dit is een

argument voor het onderscheiden van verschillende soorten intelligenties. Het is dan wel

belangrijk dat duidelijk is welke functies wel of niet als ‘intelligent’ worden gezien. Als men

vindt dat sociale en bijvoorbeeld culturele aspecten niets te maken hebben met intelligentie

zal deze theorie daarmee weerlegd kunnen worden.

Meerdere soorten intelligentie

Tegenover de General Intelligence Theorie staan alle theorieën van de wetenschappers die

het hier niet mee eens zijn. Zij gaan er van uit dat er verschillende intelligenties bestaan, elk

voor bepaalde vaardigheden en dus ook voor niet-cognitieve. Hierover zijn in de loop van de

tijd verschillende meningen en theorieën ontstaan, met als belangrijkste wetenschappers

Howard Gardner en Daniel Goleman.

Meervoudige Intelligentie

Howard Gardner stelde in 1981 de Meervoudige Intelligentie Theorie

op. Volgens hem bestaat er verbaal-linguïstische, visueel-ruimtelijke,

logisch-mathematische, muzikaal-ritmische, lichamelijk-

kinesthetische, interpersoonlijke, intrapersoonlijke en naturalistische

intelligentie. Hij zegt dat je al deze intelligenties apart voor

verschillende vaardigheden gebruikt. Het gegeven dat er op school

door één en dezelfde leerling uiteenlopende cijfers worden gehaald

voor heel verschillende vakken ondersteunt deze theorie. Uit het feit

dat voor Nederlands een 6 gehaald wordt en voor wiskunde of sport

een 9 zou je kunnen afleiden dat voor deze vakken een andere

intelligentie wordt gebruikt.

Schematische weergave MI

10

Emotionele Intelligentie

Daniel Goleman, een Amerikaanse psycholoog aan de universiteit van Harvard, heeft geen

lijst met nieuwe intelligenties opgesteld, maar heeft in 1995 Emotionele Intelligentie (EQ)

benoemd als volwaardige intelligentie naast IQ. Emotionele Intelligentie gebruik je volgens

hem bij het omgaan met de emoties van anderen en van jezelf.

Het kennen en reguleren van je eigen emoties, zelfmotivatie,

het erkennen van andermans emoties en in de omgang met

anderen zijn vaardigheden die volgens Goleman vallen onder

Emotionele Intelligentie. Nadat hij het boek Emotionele

Intelligentie had uitgebracht, werd er steeds meer erkend dat

naast een hoog IQ ook sociale vaardigheden, motivatie en

zelfvertrouwen belangrijk zijn voor goede werkprestaties. Bij

sollicitaties wordt daarom naast IQ steeds vaker ook gekeken

naar iemands EQ. Anders gezegd: met een hoog IQ kun je veel

theoretische kennis en inzicht vergaren, maar je hebt EQ nodig

om dit succesvol te kunnen gebruiken in de maatschappij. Emotionele Intelligentie komt

overeen met de inter- en intrapersoonlijke intelligenties uit de Meervoudige Intelligentie

Theorie van Gardner.

Goleman was niet de eerste wetenschapper die

zich bezighield met emotionele intelligentie. In

1937 dacht Robert Thordike al na over sociale en

emotionele intelligentie naast het standaard IQ

en in 1940 ontwierp David Wechsler de Bellevue-

Wechsler Scale, waarmee hij IQ mat, ervan

uitgaande dat persoonlijkheid en emotie ook met

intelligentie te maken hadden. In 1990

bestudeerden en onderzochten ook de

wetenschappers Salovey en Mayer het

onderwerp. Zij gebruikten eerst de term

emotionele competentie maar kozen uiteindelijk

ook voor emotionele intelligentie, zodat hun

onderzoeken zouden aansluiten bij de bestaande

wetenschap over intelligentie. Schematische weergave EQ

Intelligentie is altijd een begrip geweest om aan te duiden hoe slim iemand is. Slim betekende

vroeger: goed zijn in de vaardigheden die op school worden aangeleerd. Rond 1860 was dit

volgens Paul Broca en Francis Galton te zien aan iemands schedelomvang: hoe groter de

schedel hoe slimmer de mens. In dezelfde tijd mat Wilhelm Wundt iemands slimheid aan het

vermogen van mensen om te reflecteren op hun eigen gedachten. In 1904 werd de eerste IQ

test ontworpen. Vanaf dat moment kon makkelijk worden bepaald of iemand slim was of niet:

mensen met een hoge score waren slim, die met een lage score waren dat niet. Uit de IQ score

kon worden afgeleid hoe goed iemand zou presteren op school, de geteste onderdelen werden

11

immers geleerd op school: verbale, numerieke, ruimtelijke en logische vaardigheden. Bekeken

vanuit de oorspronkelijke ideeën over intelligentie gaat intelligentie over het hebben van

linguïstische en mathematische vaardigheden. Er zit echter ook waarheid in de argumenten

die Gardner en Goleman aandragen. Zij vinden dat een mens meerdere kwaliteiten heeft en

dat deze allemaal deel uit maken van iemands intelligentie. Hier ben ik het mee eens en

tegelijkertijd wil ik de oorspronkelijke betekenis behouden, omdat het nodig kan zijn het alleen

over linguïstische en mathematische prestaties te hebben. Een goede oplossing daarvoor zou

volgens mij zijn dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen IQ en intelligentie. Intelligentie

staat dan voor álle kwaliteiten die een mens bezit (muzikale, interpersoonlijke, bewegings,

mathematische, etc.) en IQ staat alleen voor het linguïstische en mathematische deel daarvan.

Vanaf dit moment maak ik bovengenoemd onderscheid als ik in de schuinsgedrukte tekst

het begrip intelligentie of IQ gebruik.

Aanleg of milieufactoren?

Raymond Cattel, een student van Charles Spearman, paste diens theorie over General

Intelligence aan en schreef hier in 1987 een boek over: Intelligence: It’s structure, growth and

action. Hij vond dat de algemene intelligentie onder te

verdelen was in twee delen: vloeibare en gekristalliseerde

intelligentie. Vloeibare intelligentie is volgens hem het

natuurlijke inzicht en leervermogen dat hebt, je aanleg.

Gekristalliseerde intelligentie is je kennis. Dit bouw je op

met alles wat je meemaakt in je leven. Onder kennis vallen

strategisch denken en inzicht hebben op basis van ervaring.

Vloeibare intelligentie is vooral bij jongeren tot 25 jaar heel

sterk, terwijl gekristalliseerde intelligentie wordt

opgebouwd tot je vijftigste. Cattel is er sterk van overtuigd

dat deze twee intelligenties met elkaar in verbinding staan,

omdat volgens hem mensen met een hoge vloeibare

intelligentie makkelijker kunnen leren en zo gemakkelijker

gekristalliseerde intelligentie kunnen opbouwen.

Cattels theorie gaat alleen over het deel van intelligentie wat ik IQ noem, maar ik vind dat dit

onderscheid bij alle intelligenties gemaakt kan worden: je kan bijvoorbeeld muzikaal

aangelegd zijn en na veel ervaring en tijd alsmaar beter worden. Als je de theorie volgt kun je

concluderen dat een deel van je intelligentie al vanaf je geboorte is bepaald. Dit zou verklaren

waarom er aanleg en voorkeur bestaat, waarom er dingen aangeleerd kunnen worden en

waarom je in de loop van je leven wijzer wordt, zonder dat je dingen expliciet leert.

Tweelingenonderzoek is de beste manier om de invloed van aanleg en milieufactoren

(omgeving, opvoeding, etc.) te testen. Er is gebleken dat ongeveer 70% van de intelligentie

bepaald wordt door genetische aanleg en dat ongeveer 30% afhangt van de omgeving. De

70% bepaalt de onder- en bovengrens van je capaciteiten en de 30% bepaalt waar je tussen

12

deze twee grenzen terechtkomt. Naast milieufactoren zijn ook oefening en herhaling van

invloed op de 30%.

Hieruit kan volgens mij worden afgeleid dat een kind dat goed wordt opgevoed en dat

opgroeit in een milieu waar schoolprestaties belangrijk zijn, intelligenter kan worden dan een

kind dat opgroeit in een milieu waar school niet belangrijk is. Het gaat hier niet alleen om de

aanleg van een kind, maar om het resultaat van de combinatie van aanleg en milieufactoren.

Hoogbegaafd

Intelligent betekent niet hetzelfde als hoogbegaafd. Wel betekenen ‘hij is begaafd in

rekenen’, ‘hij is goed in rekenen’ en ‘hij heeft een goed ontwikkelde rekenintelligentie’ alle

drie hetzelfde. Het begrip hoogbegaafd wordt in het dagelijks leven gebruikt als aanduiding

voor verschillende dingen. Zo wordt bijvoorbeeld iemand die ergens heel erg goed in is, zoals

schaken, muziek maken of uitvinden gezien als hoogbegaafd. Mozart is hier een voorbeeld

van: hij was heel goed in het maken en componeren van muziek en wordt daarom gezien als

hoogbegaafd. Ook iemand met een hoge IQ score wordt hoogbegaafd genoemd, evenals

iemand die heel goed is in het doorzien en oplossen van problemen.

Als men in de wetenschap spreekt van hoogbegaafdheid gaat het over een IQ score hoger dan

130. Dit is bij ongeveer 2.5% van de Nederlanders het geval, wat wil zeggen dat volgens de

statistieken ongeveer 400.000 Nederlanders hoogbegaafd zijn.

13

Er zijn bepaalde innerlijke en uiterlijke kenmerken die hoogbegaafden met een hoog IQ vaak

met elkaar gemeen hebben:

• De informatie vanuit de zintuigen komt snel binnen en wordt snel naar de hersenen

geleid

• Er zijn meerdere gedachteprocessen tegelijk aan de gang

• Grote hoeveelheden kennis worden efficiënt verwerkt

• Ze zijn snel van begrip en kunnen snel denken en praten

• Ze zijn nieuwsgierig en willen problemen oplossen

• Ze zijn perfectionistisch en hebben daardoor vaak last van faalangst

• Ze zijn creatief, hebben veel nieuwe ideeën, zijn eigenzinnig en zetten zich af tegen

autoriteiten

• Ze zijn erg gevoelig voor allerlei positieve en negatieve prikkels

Normaalverdeling van het IQ

Van Mozart zou gezegd kunnen worden dat hij een wonderkind was, dat hij een hele grote

aanleg had voor muziek en dat zijn muzikale intelligentie genetisch al heel sterk ontwikkeld

was. Hij wordt gezien als hoogbegaafd, terwijl hij alleen muzikaal gezien heel goed was en in

wiskunde minder.

Het is belangrijk om hoogbegaafdheid te erkennen, om zo voor een kind een cognitief passend

schoolprogramma te kunnen samenstellen. Hoogbegaafdheid heeft volgens mij te maken

met aanleg en houdt in dat iemand een sterk ontwikkelde vloeibare intelligentie heeft. Dit

hoeft niet te betekenen dat dit voor alle onderwerpen geldt; als ervan uitgegaan wordt dat de

intelligenties los van elkaar functioneren, kunnen sommige delen sterker ontwikkeld zijn dan

andere. Dat verklaart bijvoorbeeld waarom hoogbegaafden autistisch kunnen zijn (lage inter-

en intrapersoonlijke intelligentie) en waarom rekenwonders moeite kunnen hebben met taal.

14

IQ tests ____________________________________________________________________________

Van evolutietheorie tot intelligentiemeting

Tot aan het einde van de 19e eeuw werd gedacht dat de kans op succes op school kwam door

je afkomst. Charles Darwin, een Britse onderzoeker, veranderde dit beeld. Aan de hand van

zijn Evolutietheorie toonde hij aan dat er door natuurlijke selectie verschillen en variaties

voorkomen bij mensen. Francis Galton, zijn neef, stond achter deze theorie, omdat hij grote

verschillen zag in de rapportcijfers van zijn studenten aan de universiteit van Cambridge.

Volgens Galton kwamen deze verschillende cijfers door de verschillen in aangeboren

vermogens, door hem ook wel intelligentie genoemd. Schoolcijfers waren voor hem wat een

IQ score tegenwoordig voor ons is: de aanduiding van iemands slimheid op het gebied van

linguïstische en mathematische vaardigheden. Galton en Paul Broca waren in 1860 de eerste

wetenschappers die intelligentie probeerden te meten [zie: Intelligentie – meerdere soorten

intelligentie]. Ze maten de schedelomvang van iemand en zagen aan de hand daarvan het

niveau van iemands intelligentie. In dezelfde periode beweerde Wilhelm Wundt dat

intelligentie te zien was aan het vermogen van iemand om te reflecteren op zijn eigen

gedachtes.

De eerste IQ test

De eerste IQ test werd in 1904 ontworpen door Alfred Binet en Theodore Simon in opdracht

van het Franse Ministerie van Onderwijs. Het was de bedoeling dat ze een test zouden

ontwikkelen waarmee slimme kinderen die lage cijfers haalden omdat ze niets uit voerden

makkelijk onderscheiden konden worden van kinderen die lage cijfers haalden omdat ze

weinig capaciteiten hadden. Deze test heette de Simon-Binet test en bestond uit

verschillende onderdelen zoals logisch redeneren, rijmwoorden zoeken en voorwerpen

benoemen. De uitkomst van de test werd als volgt bepaald: met behulp van de test werd de

mentale leeftijd van een kind vastgesteld. Deze werd gedeeld door zijn echte leeftijd en de

uitkomst hiervan keer honderd was zijn IQ. Deze test werd erg populair in Europa en de

Verenigde Staten.

Deviatie IQ

De Simon-Binet test was een goede manier om het IQ van kinderen te berekenen, maar voor

volwassenen werkte dit minder goed omdat zij niet elk jaar slimmer worden. Bijvoorbeeld: Als

een persoon op zijn twintigste en op zijn vijftigste een Simon-Binet test doet zal zijn score op

zijn vijftigste ontzettend veel lager zijn dan zijn score op zijn twintigste. Zijn ‘mentale leeftijd’

blijft namelijk gelijk, maar zijn echte leeftijd, waardoor zijn mentale leeftijd gedeeld wordt,

stijgt waardoor de uitkomst steeds lager wordt. Hierdoor is men gestopt met de Simon-Binet

test en is voor kinderen en volwassenen overgestapt op het deviatie IQ. Bij het deviatie IQ

15

wordt iemands IQ score vergeleken met het gemiddelde IQ van zijn leeftijdsgroep [Zie: IQ

tests – IQ].

Alle IQ tests die tegenwoordig worden afgenomen zijn gebaseerd op het deviatie IQ. Er

worden altijd vier vaardigheden getest:

• Verbale intelligentie: het vermogen om een taal te begrijpen en te gebruiken

• Numerieke intelligentie: het vermogen om te rekenen

• Ruimtelijke intelligentie: het vermogen om ruimtelijke vraagstukken op te lossen

• Logische intelligentie: het vermogen om logisch te redeneren

De vier bovengenoemde verbale en mathematische vaardigheden worden allemaal

intelligenties genoemd. Toch zijn ze opgesteld vanuit de theorie dat er maar één algemene

intelligente bestaat. Met algemene intelligentie worden volgens mij meerdere vaardigheden

bedoeld die los van elkaar gemeten kunnen worden en die allemaal met elkaar samenhangen.

Tot op zekere hoogte is dit waar: een vwo’er moet op wiskundig en op taalkundig gebied vwo

niveau halen. Aan de andere kant zie je

vaak dat mensen die bèta aangelegd

zijn minder goed zijn in alfavakken en

andersom. Volgens mij heeft

intelligentie een grote onderlinge

samenhang en gaat IQ over het

algemene basisniveau dat je hebt:

vmbo, havo, vwo, etc. Hoe goed je bent

in bepaalde vaardigheden en waar je

sterkste kanten liggen zijn hierbij niet

van belang, als maar duidelijk wordt

wat het gemiddelde niveau is waarop je

alle schoolvaardigheden beheerst of

kunt beheersen.

IQ

De afkorting IQ staat voor Intelligentie Quotiënt en is een schaal waarmee iemands

intelligentie kan worden uitgedrukt. Dit gebeurt in de vorm van een getal: de IQ score. Een IQ

score ontstaat doordat de uitkomst van een IQ test vergeleken wordt met een gemiddelde.

Dit gemiddelde is altijd honderd, welke waarde dit getal ook heeft. Een IQ score laat dus zien

hoe hoog je scoort ten opzichte van een gemiddelde.

Voorbeeld: Een IQ test bestaat uit 50 vragen. Bij de groep 20- tot 30-jarigen ligt het

gemiddelde op 34 goed beantwoorde vragen. Zelf heb je er 40 goed, wat een IQ score van

116 betekent. Het gemiddelde van de groep verhoogt naar 37 goed beantwoorde vragen.

Hierdoor is het verschil tussen jouw uitkomst en het gemiddelde van de groep minder groot,

wat een lagere IQ score met zich meebrengt. Je IQ score is nu nog maar 109 terwijl je zelf niet

minder vragen goed beantwoord hebt.

16

Het grootste verschil tussen IQ en intelligentie is dat IQ een relatief cijfer is en intelligentie

een eigenschap of kwaliteit. Als je IQ score hoger dan honderd is en dus boven het

gemiddelde ligt wordt je gezien als slim. Iedereen met een IQ score onder de honderd en dus

lager dan het gemiddelde wordt gezien als minder slim. In het tabel hieronder staat een

overzicht van de Nederlandse IQ scores.

IQ

Percentage van de

bevolking met dit IQ Interpretatie

> 130 2.1 Zeer begaafd

121-130 6.4 Begaafd

111-120 15.7 Boven gemiddeld

intelligent

90-110 51.6 Gemiddeld intelligent

80-89 15.7 Beneden gemiddeld

intelligent

70-79 6.4 Zwak begaafd

Resing, W.C.M., & Blok, J.B. (2002). De classificatie van intelligentiescores.

IQ gaat over je niveau in vergelijking met een gemiddelde, terwijl intelligentie volgens mij

juist iets persoonlijks is, iets dat alleen te maken heeft met jezelf. Bij een IQ test worden

alleen verbale, numerieke, ruimtelijke en logische vaardigheden getest. Als je iemands niveau

op gebied van deze vaardigheden ten opzichte van het gemiddelde wil weten, dan is een IQ

score een goede indicator. Zodra dit niet duidelijk is en IQ gezien wordt als een aanduiding

voor iemands intelligentie, valt volgens mij de essentie van de IQ score weg, net zoals de

vaardigheden van intelligentie.

IQ en leeftijd

Volgens de reguliere wetenschap is iemands cognitieve ontwikkeling gekoppeld aan zijn

leeftijd. Bij een kind wordt het IQ elk jaar hoger en bij mensen tussen de 20 en 65 blijft het IQ

17

gelijk. Vanaf iemands 75e wordt het IQ steeds lager. Een 19-jarige scoort op een IQ test

gemiddeld hoger dan een 16-jarige, terwijl een 30-jarige ongeveer even hoog scoort als een

45-jarige.

Dit sluit voor een groot deel aan bij Cattels theorie over vloeibare en gekristalliseerde

intelligentie [zie: Intelligentie – Aangeboren of milieufactoren?]. Daarin wordt gezegd dat

vloeibare intelligentie een hoogtepunt heeft rond het 25e levensjaar, wat betekent dat

intelligentie in de kindertijd toeneemt (in bovenstaande tekst: bij een kind wordt het IQ elk

jaar hoger). De gekristalliseerde intelligentie is in bovenstaande tekst terug te vinden als: bij

mensen tussen de 20 en 65 blijft het IQ gelijk. Gekristalliseerde intelligentie is volgens Cattel

de vorm van intelligentie die je verwerft in de loop van de leven door middel van ervaring. Dit

wordt niet getest bij een IQ test, waardoor je IQ score in die periode niet hoger wordt. Het

enige verschil tussen de theorie van Cattel en bovenstaande tekst is het levensjaar waarin het

hoogtepunt van vloeibare intelligentie plaatsvindt (bij Cattel is dit 25 jaar in plaats van 20).

Professionele IQ tests

Er bestaan veel verschillende soorten IQ tests, de ene beter, uitgebreider en betrouwbaarder

dan de andere. Vooral de korte, gratis tests zijn onbetrouwbaar omdat deze alleen dienen

voor het achterhalen van je telefoonnummer of e-mailadres. Professionele IQ tests worden

altijd alleen tegen betaling verstrekt en kunnen niet via internet gedaan worden, met

uitzondering van de test op www.123test.nl. Aan een professionele IQ test worden de

volgende eisen gesteld:

• De groep waarmee de IQ score vergeleken wordt moet duidelijk zijn aangegeven

• Als je dezelfde test vaker zou maken moet de score ongeveer gelijk blijven

• De test moet bestaan uit minstens 30 serieuze vragen

• De achtergrond en titel van de maker moeten staan aangegeven

• De test moet gebaseerd zijn op een wetenschappelijke intelligentietheorie

• Je privacy moet worden gegarandeerd

In Nederland worden er zes professionele IQ tests gebruikt:

• De Wechsler Adult Intelligence Scale

• Revisie Amsterdamse Kinder Intelligentie Test

• Raven's Progressive Matrices

• De Groninger Intelligentie Test

• De Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau

• De IQ test van 123test.nl

Waarom wordt het IQ getest?

Er zijn verschillende redenen om het IQ te laten meten. Bijvoorbeeld om een betere school-,

studie- of beroepskeuze te kunnen maken. Of om een betere personeelsselectie te kunnen

maken. Ook worden er IQ tests gebruikt bij klinisch onderzoek naar ziektes die de intelligentie

18

aantasten zoals dementie. In onze maatschappij speelt intelligentie een grote rol omdat er

erg veel waarde aan gehecht wordt. Het heeft invloed op de kans op succes op school en in je

carrière en is daardoor mede bepalend voor je sociaal-maatschappelijke status. Naast IQ

tellen ook persoonlijkheid, inzet, motivatie en sociale contacten mee. Daarom kan een minder

slim maar erg gemotiveerd en sociaal iemand gelijk of zelfs beter presteren en meer bereiken

dan een heel slim maar ontzettend lui en gesloten iemand. IQ prestaties schijn je te kunnen

verbeteren door de vermogens die getest worden bij een IQ test te trainen. Bijvoorbeeld door

kleine IQ tests te maken, te puzzelen, kubusje te draaien, kruiswoordpuzzels in te vullen en

met blokken te spelen. Maar ook tien minuten lang luisteren naar Mozarts Sonate voor twee

piano’s D majeur schijnt het IQ te verhogen, net zoals sporten en een glas alcohol drinken

voordat je de test gaat maken.

Voorbeeld van een IQ opgave

Welke kubus krijg je als je de opengevouwen kubus opvouwt?

Er worden volgens mij tegenwoordig veel verkeerde conclusies getrokken uit een IQ score. Het

enige wat je ermee kunt aangeven is hoe goed iemand is in mathematische en linguïstische

vaardigheden en niet hoe intelligent iemand is in het algemeen. Intelligentie heeft namelijk

met veel meer dingen te maken: motivatie, inzicht, werkhouding, kennis en vaardigheden in

alle opzichten. Voor bepaalde dingen is het goed dat er IQ tests, of vormen daarvan zoals de

CITO, worden afgenomen. Je kunt leerlingen met een vmbo niveau namelijk op school niet

hetzelfde laten doen als vwo’ers: die vaardigheden en dat IQ bezitten zij op dat niveau

gewoon niet. Maar dat betekent niet dat ze dom of minderwaardig zijn, iets wat in onze

maatschappij vaak wel gedacht wordt. Er mogen wel verschillen tussen mensen worden

aangetoond, maar er mag niet gedacht worden dat het één onderdoet aan het ander. Het is

belangrijk dat er geen waarde oordeel aan de verschillen vastzit. Juist door iedereen te

respecteren voor wat hij wel kan, kan iedereen zijn positieve bijdrage leveren aan de

maatschappij. Een vbmo’er kan geen chirurg worden omdat hij de vaardigheden die hiervoor

nodig zijn onvoldoende bezit. Maar hierdoor is hij nog niet dom, hij kan het gewoon niet en

andere dingen wel en daar moeten we ons op concentreren. Mensen kunnen heel veel

19

kwaliteiten en vaardigheden bezitten en daar moet ook naar gekeken worden; niet alleen

linguïstische en mathematische vaardigheden zijn belangrijk. Ook mensen met een vmbo-

opleiding leveren een belangrijke bijdrage aan onze maatschappij, een bijdrage die evenveel

waard is als de bijdrage van iemand met een zeer hoge linguïstische of mathematische

intelligentie.

Het is raar dat er dingen bestaan die het IQ verhogen, IQ heeft immers vooral te maken met

aanleg. Dit verhogen komt alleen maar doordat je met behulp van deze hulpmiddelen steeds

beter wordt in het maken van tests. Je weet hoe je de problemen moet oplossen, waardoor je

IQ score hoger wordt. Dit wordt ook wel ‘ervarend leren’ genoemd, waarbij je de test fopt en

je intelligentie gelijk blijft. Wel heeft training invloed op de gekristalliseerde vorm van

intelligentie: dat wat je leert, inziet en weet door middel van ervaring, maar dit uit zich niet in

een IQ score.

Verschillende IQ scores

Er wordt veel onderzoek gedaan naar IQ tests. Daardoor is er veel bekend over de IQ scores

van groepen mensen en de verschillen daartussen. Bijvoorbeeld dat mannen gemiddeld hoger

scoren dan vrouwen. Dit komt doordat mannen over het algemeen beter zijn in de

vaardigheden die bij een IQ test getest worden zoals wiskunde en ruimtelijk inzicht. Er is ook

een verklaring gevonden voor het feit dat je IQ tot ongeveer je 20e stijgt: je hersencellen

rijpen in die periode en je woordenschat wordt vergroot. De daling van je IQ die plaats kan

vinden als je bejaard bent, komt door het afnemen van je concentratievermogen, de

afnemende kwaliteit van je geheugen en door de verminderende snelheid waarmee je

informatie verwerkt. Verder is gebleken dat hoogopgeleiden en maatschappelijk succesvolle

mensen vaak hoger scoren dan mensen die dat niet zijn. Mondiaal gezien geldt dat Aziaten

beter scoren dan blanken en blanken beter dan negers.

Dit is te verklaren door de cultuurgebondenheid van IQ tests: sociaaleconomische status,

gezondheid en opleidingsniveau spelen een grote rol. Ook moet je de taal goed spreken en

maakt het veel uit of je gewend bent aan het maken van tests. Om de test voor iedereen

gelijk te maken zijn er in Nederland zogenaamde ‘cultuurarme’ IQ tests ontwikkeld die alleen

20

bestaan uit plaatjes en puzzels en helemaal geen tekst bevatten. Maar ook deze blijken in de

praktijk niet helemaal cultuurarm te zijn. Ons vooroordeel over domme Belgen en nog

dommere Amerikanen blijkt voor een deel te kloppen: Belgen scoren op een IQ test hoger

dan Amerikanen en even hoog als Nederlanders.

IQ test voor blondjes

Mijn IQ

Op internet staat één uitgebreide, professionele IQ test die gemaakt kan worden voor €9,50

(http://www.123test.nl/iq-test/). Dit heb ik gedaan om te kijken hoe het werkt en wat voor

vragen er gesteld worden en om erachter te komen of de uitslag aansluit bij mijn

schoolniveau. De test bestaat uit 44 vragen waar je 45 minuten de tijd voor krijgt. Ik heb er

een half uur over gedaan en vond het erg mee vallen. De vragen waren niet heel moeilijk en

ik had ruim de tijd om over alles na te denken. Ik raakte in het begin wel in de stress doordat

het klokje steeds in beeld was.

Er zijn vier onderdelen die getest worden: verbale intelligentie, numerieke Intelligentie,

ruimtelijke intelligentie en logica. Alle vragen waren inzicht vragen en hadden meer te

maken met rustig lezen en logisch nadenken dan met schoolkennis. Bij verbale, numerieke

en ruimtelijke intelligentie zat ik boven het gemiddelde, op het onderdeel logica scoorde ik

gemiddeld. Ik vond de verbale opgaven lastiger dan ik had verwacht en de numerieke een

stuk makkelijker. De uitslag van de test krijg je in de vorm van een uitgebreid rapport direct

21

via de mail toegestuurd. Deze bestaat uit een grafiek met daarin de IQ score en een

overzicht met je behaalde resultaten op de verschillende onderdelen.

Mijn IQ score

De score komt overeen met mijn schoolniveau en met hoe ik mijzelf inschatte. Ik vond de

opgaven een beetje makkelijk en wat oppervlakkig voor een IQ test. Ik heb op de

verschillende onderdelen vrijwel dezelfde resultaten behaald terwijl ik echt niet evenveel

inzicht heb in wiskunde als in taal. Blijkbaar vinden ze het niet nodig om te weten waar

iemands sterkste kanten liggen maar gaat het echt alleen om je algemene niveau. Je zou

kunnen zeggen dat de vragen daarom niet heel moeilijk hoeven te zijn; hoe makkelijker je ze

vindt hoe meer je er goed invult en des te slimmer je bent. Ik vind alleen dat een hoge IQ

score op deze manier niet veel zegt omdat volgens mij heel veel mensen een hoge score

kunnen halen door het middelmatige niveau van de vragen.

22

Meervoudige Intelligentie ____________________________________________________________________________

Howard Gardner

Het begrip Meervoudige Intelligentie is bedacht door de ontwikkelings- en neuropsycholoog

Howard Gardner. Gardner werd geboren in 1943 in Pennsylvania, Verenigde Staten. Hij

studeerde psychologie aan de Universiteit van Harvard en haalde daar in 1965 zijn doctoraal

examen summa cum laude met een onderzoek naar sociale relaties en promoveerde in 1971.

Hij deed veel onderzoek samen met andere ontwikkelingspsychologen en zijn belangrijkste

onderwerp was ‘artistieke vaardigheden bij kinderen’. Gardner raakte steeds meer

gefascineerd door de neuropsychologie en veranderde na een lezing hierover van

studierichting. Steeds vaker kwam hij het onderwerp intelligentie tegen en besloot dit als

onderwerp te nemen voor zijn onderzoeken. Hij heeft twintig jaar in een ziekenhuis in Boston

gewerkt waar hij honderden onderzoeken gedaan heeft naar onder andere: de oorsprong van

menselijke intelligentie, de ontwikkeling van menselijke vaardigheden in de kunst,

verschillende educatieprocessen en de uiting van intelligentie. Voor zijn onderzoeken werkte

hij met normale en hoogbegaafde kinderen en met volwassenen met een hersenstoornis. Op

basis van deze onderzoeken vormde hij in 1981 een nieuwe intelligentietheorie: de

Meervoudige Intelligentie Theorie. Gardner zette samen met andere neuropsychologen het

initiatief Project Zero op om een duidelijker beeld te krijgen van intelligentie. Hun

voornaamste werkwijze is het observeren en bestuderen van grote groepen kinderen om er

zo achter te komen hoe kinderen leren en op welke manier ze hun intelligenties daarbij

gebruiken.

Meer dan alleen algemene intelligentie

Lange tijd vond men dat iemands intelligentie kon worden vastgesteld aan de hand van het

meten van verbale, numerieke, ruimtelijke en logische vaardigheden. Iemand werd op deze

manier wel of niet als intelligent bevonden. Ze gingen ervan uit dat intelligentie een

vaststaand gegeven was, iets wat was aangeboren en wat niet zou kunnen veranderen.

Howard Gardner heeft deze theorie bekritiseerd. Ten eerste zegt hij dat een mens beschikt

over meer vaardigheden dan alleen verbale, numerieke, ruimtelijke en logische en dat alle

vaardigheden meegewogen moeten worden bij het benoemen van iemands intelligentie. De

verschillende vaardigheden die iemand kan bezitten heeft hij vertaald naar acht intelligenties

[zie: Meervoudige Intelligentie – De acht intelligenties]. Dit zijn stuk voor stuk

prestatiegebieden zoals taal, wiskunde, muziek, etc. In het dagelijks leven maken we vaak

gebruik van intelligentie bij bijvoorbeeld het maken van beslissingen. Gardner beweert dat we

hiervoor gebruik kunnen maken van acht verschillende intelligenties, afhankelijk van de mate

waarin deze ontwikkeld zijn. Als een intelligentie sterk ontwikkeld is zal je deze vaker

gebruiken dan een intelligentie die nauwelijks ontwikkeld is. Je komt erachter welke

intelligenties sterk ontwikkeld zijn door te kijken waar je goed in bent en dus op welke

gebieden je het beste presteert.

23

Ten tweede is intelligentie volgens Gardner een gegeven wat kan worden aangeleerd en wat

zich kan ontwikkelen met behulp van training. De intelligenties bestaan al, het gaat er alleen

om in hoe verre deze ontwikkeld zijn en hoe goed je ze kunt toepassen. Elke intelligentie zit

volgens Gardner gekoppeld aan een ander deel van de hersenen waardoor ze los van elkaar

kunnen functioneren. Tijdens zijn neuropsychologische onderzoeken ontdekte hij dat elk kind

op zijn eigen manier leert, dingen ontdekt en zich aangetrokken voelt tot andere

onderwerpen. Dit sluit aan bij het gegeven dat een kind meerdere soorten intelligenties bezit,

de ene sterker ontwikkeld dan de andere, en dat dit per kind verschilt.

Gardners belangrijkste punt is dat de vier vaardigheden die getest worden bij een IQ test niet

het complete beeld van iemands intelligentie weergeven. Het is heel belangrijk dat duidelijk is

wat er precies wordt aangetoond met een IQ test: iemands intelligentie of alleen het verbale,

numerieke, ruimtelijke en logische deel daarvan? Er zijn veel mensen die als onintelligent

gezien worden doordat ze een lage IQ score hebben. Maar de vaardigheden waar ze goed in

zijn, hun sterkst ontwikkelde intelligenties, worden hierbij niet meegewogen en daardoor is

de benaming ‘onintelligent’ niet terecht. Hier kun je tegenin brengen dat een IQ test er voor is

om te kijken hoe goed iemand is in mathematische en linguïstische vaardigheden en daarvoor

24

is het niet nodig om ook naar andere vaardigheden te kijken. Als je wilt weten hoe intelligent

iemand is vind ik dat je bij alle prestatiegebieden moet kijken hoe sterk de intelligenties die

daar bij horen ontwikkeld zijn. Ik ben het eens met het gegeven dat intelligentie ontwikkeld

kan worden. Daarvoor moet er wel onderscheid gemaakt worden tussen aanleg en

intelligentie: aanleg is iets wat je bezit vanaf je geboorte, het gebruik van een intelligentie kun

je trainen. Als intelligentie niet ontwikkeld kan worden zouden we toch ook niet naar school

hoeven? Met de intelligentie die niet ontwikkeld zou kunnen worden bedoelen

wetenschappers volgens mij de aanleg voor een bepaalde intelligentie zoals ik die twee zinnen

hierboven beschreven heb. Door iets vaker te doen en te oefenen word je er beter in: de

intelligentie van dat gebied wordt sterker en je wordt op dat gebied intelligenter.

Als iemands intelligentie alleen bepaald wordt door de mate van ontwikkeling van de

verschillende intelligentiegebieden en als de ontwikkeling grenzeloos te stimuleren valt, zou

iedereen door middel van de juiste scholing advocaat of chirurg kunnen worden. Dit is

natuurlijk niet mogelijk, sommigen bezitten daar de juiste capaciteiten niet voor. Aanleg is

bepalend voor het minimum niveau dat je bezit en het maximale niveau wat je kan behalen.

Hierdoor ontstaan de verschillen tussen vmbo’ers, havisten en vwo’ers. Door de juiste scholing

is het wel mogelijk bij iedereen het onderste uit de kan te halen en kan iedereen zich maximaal

ontwikkelen op het niveau dat bij hem past. Als je algemeen kijkt naar het intelligentieniveau

zal een vwo’er hoger scoren dan een vmbo’er, maar relatief gezien kan dit gelijk zijn: ze

kunnen allebei aan hun top zitten, deze top heeft alleen een andere getalswaarde.

De acht intelligenties

Toen Howard Gardner in 1984 zijn boek Soorten Intelligentie uitbracht met daarin de eerste

versie van zijn Meervoudige Intelligentie Theorie erin, onderscheidde hij acht intelligenties.

Deze intelligenties staan voor bepaalde vermogens en hebben allemaal bepaalde

eigenschappen:

1. Verbaal-linguïstische intelligentie. De vermogens die hierbij horen zijn: lezen,

luisteren, schrijven en spreken. De eigenschappen zijn: in woorden denken,

gemakkelijk formuleren en gemakkelijk ideeën onder woorden brengen, snel lezen en

goed kunnen argumenteren.

2. Visueel-ruimtelijke intelligentie. Het vermogen dat hierbij hoort is oriënteren in de

ruimte om je heen. De eigenschappen zijn: de werkelijkheid waarnemen via ruimtes

en kleuren, gevoel hebben voor kleurnuances, vaak figuurtjes tekenen of op een

papiertje krabbelen, experimenteren met schetsen en ontwerpen en snel kunnen

oriënteren in gebouwen of wijken.

3. Logisch-mathematische intelligentie. De vermogens die hierbij horen zijn: rekenen,

logische puzzels oplossen, redeneren en wetenschappelijk denken. De eigenschappen

zijn: graag informatie ordenen en met cijfers spelen, veel overwegen bij het oplossen

van problemen, logisch kunnen redeneren en kritisch denken.

4. Muzikaal-ritmische intelligentie. De vermogens die hierbij horen zijn: een

muziekinstrument bespelen en muziek analyseren en componeren. De eigenschappen

zijn: snel melodietjes oppikken, graag een muziekinstrument bespelen, dingen snel

25

onthouden door middel van ezelsbruggetjes en rijmpjes, een sterk gevoel hebben voor

ritme, stijl in stemgebruik hebben en boeiend kunnen vertellen.

5. Lichamelijke-kinesthetische intelligentie. Het vermogen dat hierbij hoort is je lichaam

gecoördineerd bewegen zoals bij dans, sport en chirurgie. De eigenschappen zijn:

reageren met trefzekere bewegingen, gevoel hebben voor het gebruik van eigen

lichaam, het hebben van een fijne motoriek, graag sleutelen of knutselen en

gemakkelijk leren door iets te doen of door te spelen.

6. Interpersoonlijke intelligentie. Het vermogen dat hierbij hoort is verbaal en non-

verbaal gedrag van anderen begrijpen en interpreteren. De eigenschappen zijn:

houden van contact met anderen, graag samenwerken, scherp aanvoelen wat anderen

bezighoudt, je prettig voelen in groepen, van gezelligheid en feestjes houden en

bereid zijn anderen te helpen.

7. Intrapersoonlijke intelligentie. Het vermogen dat hierbij hoort is reflecteren op het

eigen handelen en dit begrijpen. De eigenschappen zijn: je op de achtergrond

opstellen, in een eigen wereld leven, houden van dagdromen, je eigen sterke en

zwakke kanten goed kennen, gevoel hebben voor reflectie, scherp waarnemen wat er

gebeurt, in dagboeken schrijven en gevoel hebben voor poëzie.

8. Naturalistische intelligentie. Het vermogen dat hierbij hoort is objecten in de

natuurlijke wereld herkennen en deze categoriseren. De eigenschappen zijn:

gefascineerd zijn door alles wat groeit en bloeit, planten en dieren snel herkennen,

graag veranderingen in de natuur observeren en verklaren, gemakkelijk leren door

waarnemingen van buiten, goed kunnen verzamelen en ordenen en graag met dieren

omgaan.

Naast deze acht waren er twee intelligenties waarover Gardner twijfelde. Deze voldeden

namelijk niet aan alle criteria [zie: Meervoudige Intelligentie – wat maakt een intelligentie een

intelligentie?]. Sinds kort wordt er hiervan door Gardner één als volwaardige intelligentie

gezien: existentiële intelligentie. Existentiële intelligentie heeft als vermogen: het bepalen van

je positie ten opzichte van de existentiële kenmerken van het menselijk bestaan zoals de

26

dood en de zin van het leven. Deze intelligentie is nog vrij onbekend en wordt (nog) niet

opgenomen in schoolprogramma’s die gebaseerd zijn om Meervoudige Intelligentie. De

andere ‘bijna intelligentie’ is spirituele intelligentie. Deze wordt door Gardner zelf niet als

volwaardig intelligentie gezien maar is door andere wetenschappers wel als losse intelligentie

benoemd als aanvulling op IQ en EQ.

Ik heb er voor gekozen om alleen de oorspronkelijke acht intelligenties op te nemen in mijn

werkstuk en alleen deze te behandelen. Hier is het meest over bekend en deze worden het

meest toegepast in het onderwijs. Daarnaast blijken existentiële en spirituele intelligentie bij

veel wetenschappers bijna dezelfde betekenis te hebben. Zohar, een spiritueel Joods boek, is

de oorspronkelijke aanleiding geweest voor wetenschappers om spirituele intelligentie te

benoemen. Spirituele intelligentie is dus eerder een naam voor de bezigheden van een groep

mensen dan een term waar jarenlang onderzoek naar gedaan is en waarbij verschillende

aspecten tegen elkaar zijn afgewogen. Ik vind het daarom niet de moeite waard om de twee

extra intelligenties te onderzoeken. Onderzoek, afwegingen, het onderzoeken van definities en

het kijken naar aansluiting bij bestaande theorieën zijn voor mij minimum eisen waaraan een

nieuwe theorie moet voldoen. Daardoor is de nieuwe theorie namelijk echt ergens op

gebaseerd en kan deze goed worden onderbouwd, wat bij Gardner het geval is.

Wat is een intelligentie eigenlijk?

Niet alle dingen waar iemand goed in kan zijn staan voor een intelligentie. Zo is iemand die

goed kan schrijven niet ‘schrijfintelligent’ maar heeft hij een goed ontwikkelde linguïstische

intelligentie en is iemand die goed kan voetballen niet

‘voetbalintelligent’ maar heeft hij een sterk ontwikkelde

kinesthetische intelligentie. Gardners definitie van intelligentie

is: ‘Intelligentie is een biopsychologisch potentieel om

informatie te verwerken, dat in werking kan worden gesteld in

een culturele situatie om problemen op te lossen of producten

te scheppen die van waarde zijn in een cultuur’. Het

belangrijkste kenmerk is volgens hem dat je intelligentie

gebruikt om problemen op te lossen. Dit betekent dat je zo

begaan bent met het onderwerp dat je er zelf over kunt

nadenken, de informatie ervan kunt ordenen en oplossingen

kunt bedenken voor het probleem. Verder vindt hij dat

intelligentie staat voor de vaardigheid om vragen op te roepen

en iets te maken zoals een bouwwerk, gedicht, dans,

muziekstuk of sociaal contact. Dit moet je kunnen in een

normale omgeving die past bij het onderwerp: als het gaat om

het maken van een bouwtekening dan gaat het erom dat dit

lukt in een bevorderlijke omgeving en niet op elke willekeurige

plek zoals een druk marktplein. Volgens Gardner valt er een

onderscheid te maken tussen acht verschillende vormen van

intelligentie: acht manieren om een probleem op te lossen,

De acht intelligenties zijn acht

verschillende delen van de hersenen

die los van elkaar kunnen

functioneren maar die wel met elkaar

in verbinding staan.

27

vragen op te roepen en iets te maken. De acht intelligenties zijn acht verschillende delen van

de hersenen die los van elkaar kunnen functioneren maar die wel met elkaar in verbinding

staan. Deze verbindingen verschillen per persoon en de mate van ontwikkeling, de volgorde

ervan en de onderlinge samenwerking zijn allemaal factoren die meetellen bij iemands

intelligentieniveau. Dit verklaart waarom sommige mensen beter zijn in bepaalde dingen dan

andere en waarom je heel goed kunt zijn in bepaalde dingen en in andere juist helemaal niet.

Volgens Gardner is iemand intelligent als hij problemen kan oplossen, vragen kan oproepen en

iets kan maken door gebruik te maken van één of meer van de acht intelligenties. Iedereen

kan dit dus iedereen is intelligent. De vraag ‘ben je intelligent?’ wordt hierdoor irrelevant en

de vraag ‘hoe ben je intelligent?’ juist interessant. Hier zouden we ons op moeten richten, we

zouden de aandacht moeten vestigen op de sterkst ontwikkelde intelligenties van mensen

zodat ze deze kunnen inzetten in de maatschappij. Iedereen kan dan zijn steentje bijdragen en

zijn kwaliteiten tonen en gebruiken.

De problemen waar Gardner het over heeft zijn alle vraagstukken die er bestaan over alle

mogelijke onderwerpen. Deze kunnen gaan over hoogspringen, vogelsoorten,

derdemachtsvergelijkingen, het Russische alfabet, omgangsvormen, etc. Het oplossen hiervan

betekent het doorgronden van het probleem, het begrijpen en het opnieuw kunnen ordenen.

Je moet het snappen en er mee kunnen spelen, er over na kunnen denken en het in je eigen

woorden aan iemand uit kunnen leggen. Oplossen heeft hier meer te maken met begrijpen

dan met het vinden van een oplossing.

Wat maakt een intelligentie een intelligentie

Als intelligentie bestaat uit acht deelintelligenties is het eerste wat in mij opkomt: ‘wat maakt

een intelligentie een intelligentie en waar ligt de grens tussen een intelligentie en een

vaardigheid?’. Howard Gardner heeft acht criteria opgesteld waaraan een intelligentie

volledig moet voldoen voordat deze als volwaardige, zelfstandige intelligentie wordt erkend.

Alle vaardigheden die een mens kan bezitten heeft hij samen weten te brengen tot acht

intelligenties, de bronnen voor alle vaardigheden. Zijn onderzoeken met kinderen hebben

daarbij een grote rol gespeeld omdat Gardner daardoor heeft kunnen zien welke

vaardigheden een mens gebruikt om iets te leren en tot zich te nemen. De acht criteria die hij

heeft opgesteld zijn:

• Bij hersenbeschadiging moeten de vaardigheden die bij de intelligentie horen totaal

verdwenen zijn of het juist nog doen terwijl andere vaardigheden zijn weggevallen. Op

deze manier kan worden aangetoond dat de intelligentie onafhankelijk functioneert of

kan functioneren en dus een losstaande intelligentie is en worden de precieze

vaardigheden die bij de intelligentie horen duidelijk.

• Er moet een evolutionaire ontwikkeling bestaan van de intelligentie en van het

bijbehorende hersengebied. Dit betekent dat het hersengebied dat voor de

intelligentie gebruikt wordt bij vroegere mensachtigen al in primitieve vorm aanwezig

moet zijn geweest en zich in de loop der tijd moet hebben ontwikkeld.

28

• Er moeten capaciteiten en functies te benoemen zijn die uniek zijn voor de

intelligentie. Een voorbeeld hiervan is ritme- en klankgevoel bij muzikaal-ritmische

intelligentie.

• Er moet voor de intelligentie een uniek symboolsysteem bestaan waarmee snel

informatie kan worden geïnterpreteerd en verwerkt. Voorbeelden hiervan zijn:

gesproken en geschreven taal, muzieknotatie, wiskundige systemen, etc.

• De intelligentie moet een uniek ontwikkelingsproces hebben wat betekent dat er

oefeningen en ervaringen moeten bestaan die alleen díe intelligentie beïnvloeden.

• Er moeten mensen zijn die in minstens één van de vaardigheden van de intelligentie

uitzonderlijk zijn zoals bijvoorbeeld wonderkinderen. Het tegenovergestelde kan ook:

mensen die de vaardigheden van de intelligentie niet of nauwelijks bezitten zoals

bijvoorbeeld autisten bij inter- en intrapersoonlijke intelligentie.

• Uit de resultaten van nieuwe en bestaande psychologische tests moeten

geloofwaardige aanwijzingen te vinden zijn voor het bestaan van de intelligentie.

• Ook in nieuwe en bestaande psychometrische tests moeten geloofwaardige

aanwijzingen te vinden zijn voor het bestaan van de intelligentie.

MI test

Bij een IQ test worden je linguïstische en mathematische vermogens getest en verwerkt tot

een relatief getal. Een Meervoudige Intelligentie test (MI test) werkt heel anders. Het

belangrijkste verschil is dat de MI score niet wordt uitgedrukt in één getal. Het zien van de

ontwikkeling van de verschillende, aparte intelligenties staat centraal en de uitslag van een MI

test laat dan ook zien hoe sterk elke intelligentie ontwikkeld is. Door de acht intelligenties te

vergelijken zie je welke het sterkst ontwikkeld is en dus in wat voor vaardigheden jij het beste

bent. Een ander belangrijk verschil is dat de MI score niet wordt vergeleken met die van

anderen maar puur kijkt naar jouw resultaten. Hierdoor leer je jouw sterkste kanten kennen

en weet je waar jouw talenten liggen. Het derde grote verschil is dat aan de hand van een MI

score niet gezegd kan worden op welk niveau je de vaardigheden beheerst of kan beheersen.

Mijn MI

De gemeente Gent, die veel gebruikt maakt van Meervoudige Intelligentie in het onderwijs,

heeft een MI test op internet gezet die toegankelijk is voor iedereen

(http://www.pbdgent.be/oldsite/opvoedingonderwijs/mitest/mitestvolw.htm). Er bestaat een test voor

kinderen en volwassenen. Ik heb de test voor volwassenen gemaakt en de uitkomst daarvan

komt overeen met het beeld dat van ik van mezelf heb. Dit valt deels te verklaren door het

feit dat ik de test heb ingevuld aan de handen van het beeld dat ik van mijzelf heb maar aan

de andere kant bevat de test genoeg objectieve vragen waarbij de mening over mijzelf geen

rol speelt.

De tachtig vragen waaruit de test bestaat zijn geen opgaven waarvoor je kennis nodig hebt

maar zijn vragen over je interesses, over wat je leuk vindt en wat niet, over wat je kunt, etc.

Het zijn allemaal meerkeuze vragen in de vorm van een stelling waarop je met neen, een

29

beetje en veel kunt antwoorden. Ik vond het leuk om de test te maken omdat ik hierdoor

stilstond bij mijn kwaliteiten en interesses. Wat me opviel was dat er bepaalde vragen waren

waar ik heel zeker was over en vragen waarbij ik langer twijfelde. Ik wist bijvoorbeeld zeker

dat ik bij de vraag ‘je kunt zelfstandig werken en je eigen ding doen’ veel moest invullen maar

bij de vraag ‘je kunt jezelf makkelijk uitdrukken, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, je houdt

ervan debatten te voeren en je kunt goed vertellen of schrijven’ twijfelde ik langer. Ik koos

uiteindelijk voor een beetje omdat de stelling maar half voor mij geldt en vooral niet altijd. Ik

kan mezelf bijvoorbeeld vrij makkelijk uitdrukken, vooral door te praten, en ik kan ook redelijk

vertellen maar ik houd niet van debatten voeren en kan niet heel goed schrijven.

Mijn MI score

30

Meervoudige Intelligentie op school ____________________________________________________________________________

Hoe slim ben jij?

In het onderwijs wordt veel aandacht besteed aan het vaststellen van het intelligentieniveau

van leerlingen. Al op de basisschool worden kinderen getest om te kijken of ze slim genoeg

zijn voor het lesprogramma en op de middelbare school worden leerlingen onderverdeeld op

intelligentieniveau. Kinderen die niet goed kunnen meekomen in het reguliere onderwijs of

die zich niet kunnen gedragen zoals van hen verwacht wordt worden gezien als onintelligent

of vervelend. Maar elk kind is verschillend en heeft een andere werkhouding, ander gedrag en

andere voorkeuren en daardoor is het onmogelijk dat elke leerling zich hetzelfde gedraagt.

Als het gedrag van een leerling niet overeenkomt met dat van een ‘goede leerling’ betekent

dat niet dat de leerling daadwerkelijk niet goed is.

In het reguliere schoolsysteem wordt alleen aandacht besteed aan linguïstische en

mathematische intelligentie. Dit betekent dat alle kinderen die hun kwaliteiten hebben liggen

bij één of meer van de andere zes intelligenties niet aan hun trekken komen. Dat zou een

goede verklaring kunnen zijn voor het feit dat sommige leerlingen het voorbeeldig doen in de

klas en andere leerlingen ‘storend gedrag’ vertonen. Het vervelende gedrag zou dus ook

gezien kunnen worden als een onbewuste uiting van gebrek aan passend onderwijs. Kinderen

die het liefst in hun eentje werken of die zich altijd terugtrekken in een boek, kinderen die

alleen maar in de bouwhoek willen spelen, die het liefst alleen maar samenwerken of die

altijd geluid maken en in zichzelf zingen hebben misschien wel behoefte aan een andere vorm

van onderwijs. Ook kinderen die altijd om uitleg komen vragen en het pas snappen nadat ze

het letterlijk voor zich hebben gezien en kinderen die niet stil kunnen zitten, altijd wiebelen

en als het even kan naar de prullenbak lopen hebben misschien behoefte aan een andere

manier van onderwijs. Ze zijn niet onintelligent maar hebben andere hulpmiddelen nodig om

de stof tot hen te nemen en te begrijpen dan alleen de linguïstische en mathematische

hulpmiddelen van het reguliere onderwijs.

MI in het onderwijs – hóe ben jij slim?

Bij het gebruik van Meervoudige Intelligentie in het onderwijs gaat het niet om wát er wordt

aangeboden maar om hóe het wordt aangeboden. Elke leerling heeft een persoonlijke

voorkeur voor bepaalde vakken en voor de manier van uitleg, voortkomend uit de

intelligenties die bij hem het sterkst ontwikkeld zijn. Als een leerling zich lesstof kan

eigenmaken door gebruik te maken van de intelligenties die het beste bij hem passen zal het

veel makkelijker zijn, sneller gaan en zal de leerling het leuker vinden. Om het maximale uit

elke leerling te halen moet er gekeken worden welke intelligentie de leerling het beste kan

gebruiken om nieuwe dingen aan te leren. Hierbij is het belangrijk dat er rekening gehouden

wordt met de verschillen tussen leerlingen en hun individuele behoeften.

31

32

Howard Gardner heeft de Meervoudige Intelligentie Theorie niet expliciet ontwikkeld voor

het onderwijs. Pas tien jaar nadat de theorie voor het eerst werd gepubliceerd werd deze

gebruikt in een Amerikaans schoolsysteem. De theorie werd niet letterlijk overgenomen maar

de overtuiging dat elk kind leert op zijn eigen manier kwam wel overeen. De school vond dat

er voor elke leerling een werkvorm moest zijn die bij hem paste en daarom werden er naast

linguïstische en mathematische werkvormen ook andere intelligenties toegepast. Een

voorbeeld hiervan is dat er bij het leren lezen, naast het schrijven en lezen van letters,

aandacht besteed werd aan het gevoel, de beweging en de klank van de letters. En er werd

onder andere muziek gebruikt om kinderen te leren omgaan met cijfers.

Tegenwoordig zijn er in de Verenigde Staten heel veel scholen die met Meervoudige

Intelligentie werken en ook in Europa gebeurt dit steeds vaker. De gemeente Gent, België,

paste Meervoudige Intelligentie voor het eerst toe op basisscholen en later ook op meerdere

middelbare scholen. In de rest van Europa zijn het voornamelijk basisscholen waar de theorie

wordt toegepast. Het toepassen van Meervoudige Intelligentie betekent niet dat er andere

dingen geleerd worden, de dingen worden alleen op een andere manier geleerd zodat de

lesstof voor alle leerlingen toegankelijk wordt.

Waarom MI?

In onze maatschappij zijn tegenwoordig de linguïstische en mathematische intelligentie het

belangrijkst. Daar wordt het meeste aandacht aan besteed op scholen en bij de meeste banen

is het vereist om op een bepaald niveau over deze intelligenties beschikken. Daarnaast

worden ze bijna altijd gebruikt bij het aanleren van nieuwe dingen. Daarbij wordt namelijk

vaak gebruik gemaakt van boeken, ook bij vakken die niets met taal te maken hebben. Als taal

niet je sterkste kant is, dus als je linguïstische intelligentie niet sterk ontwikkeld is, zal je

moeite hebben met het eigenmaken van de lesstof aangezien deze alleen maar linguïstisch

wordt aangeboden. Als je Meervoudige Intelligentie in het onderwijs toepast betekent het

dat je de lesstof op verschillende manieren aanbiedt zodat iedereen zijn sterkste intelligentie

kan inzetten bij het begrijpen van een nieuw onderwerp. Het zou kunnen dat iemand het veel

beter en sneller begrijpt als het wordt aangeboden in de vorm van beelden, ritmes, schema’s

en modellen, doeactiviteiten, samenwerkingsvormen, individuele reflecties en

veldonderzoek.

Bij meervoudige intelligentie in het onderwijs gebruik je de sterkst ontwikkelde intelligenties

van een leerling om de minder sterkte intelligenties aan te leren. Zo ontwikkelt een leerling

zich zo breed mogelijk en beheerst zo veel mogelijk vaardigheden. Deze kunnen later allemaal

worden gebruikt in het dagelijks leven. Door te onderkennen dat er verschillende

intelligenties bestaan kan iedereen kijken welke manier van leren het beste bij hem past en zo

alle stof leren en alle onderweren begrijpen. Hierbij spelen de zelfstandigheid en

verantwoordelijkheid van de leerling een grote rol en er moet er een verhouding gezocht

worden tussen het aanbod van de school en de behoefte van de leerling.

33

Het is belangrijk dat naast de leerlingen ook de leerkrachten rekening houden met hun sterkst

ontwikkelde intelligenties. Als een leerling een bepaalde intelligentie kan gebruiken om

lesstof aan te leren kan een leerkracht een bepaalde intelligentie gebruiken om lesstof over te

brengen. Als elke leraar weet welke intelligenties bij hem het sterkst ontwikkeld zijn kan hij

deze gebruiken als hulpmiddel voor zijn lessen. Een voorbeeld hiervan is het project van twee

pabo-studenten. Ze hadden de opdracht gekregen om een lesprogramma te maken waarin

elke intelligentie aan bod kwam. Toen ze dit lesprogramma uitprobeerden bleek dat alle

onderdelen aansloegen behalve het muziaal-ritmische. Dit bleek te komen doordat ze zelf

absoluut niet muzikaal waren en daardoor de muzikale opdrachten niet goed konden

overbrengen op de leerlingen.

Hoe wordt MI toegepast?

De leerlingen van een Meervoudige Intelligentie school leren precies hetzelfde als de

leerlingen van een reguliere school maar dan op een andere manier. Er bestaat geen vaste

manier om dingen op een andere manier aan te leren. Het is voornamelijk aan de leraar om

zo creatief mogelijk te zijn en om zo veel mogelijk intelligenties te prikkelen waardoor de

lesstof voor elke leerling toegankelijk wordt. Onderwijspsycholoog Spencer Kagan heeft

verschillende onderwijsmethodes ontwikkeld waarmee het voor leraren een stuk makkelijker

wordt hun lesstof op verschillende manieren aan te bieden.

In 2000 ontwikkelde Kagan een methode waarmee Meervoudige Intelligentie kan worden

toegepast in het onderwijs met behulp van hulpmiddelen. Deze toepassing heet Matchen,

34

Stretchen en Vieren en is vernoemd naar de drie belangrijkste dingen waarop de toepassing

gebaseerd is:

1. De lesstof wordt gekoppeld aan sterkste de intelligenties van de leerling, matchen

2. Alle intelligenties worden getraind (alle lesstof wordt aangeleerd) zodat de leerling

zich zo breed mogelijk ontwikkelt, stretchen

3. De aangeleerde vaardigheden (dus alle intelligenties) worden gewaardeerd en

gecomplimenteerd, vieren

Kagan heeft meer dan honderd werkvormen ontwikkeld waardoor het matchen, stretchen en

vieren in de klas kan worden uitgevoerd. Deze werkvormen heten ook wel didactische

structuren. Elke didactische structuur gebruikt bepaalde intelligenties om andere te

ontwikkelen. Didactische structuren zijn manieren om lesstof over te dragen op leerlingen en

geen lesprogramma opzich en kunnen dus in elke les worden toegepast.

Een voorbeeld van het matchen, stretchen en vieren is dat van Jolein. Jolein zit in groep vier

op een Meervoudige Intelligentie school en is niet goed in taal en spelling. Haar verbaal-

linguïstische intelligentie is dus niet sterk ontwikkeld. Ze is wel goed in gedetailleerd en

scherp waarnemen en ze heeft oog voor kleine verschillen en overeenkomsten tussen

planten, dieren en voorwerpen en houdt van bewegen en knutselen. Dit betekent dat ze een

sterk ontwikkelde naturalistische en lichamelijk-kinesthetische intelligentie heeft. Tijdens de

taal- en spellinglessen op school doet ze opdrachten waarbij ze moet handelen en scherp

moet waarnemen. Zo gebruikt ze haar sterke intelligenties om haar zwakke intelligentie te

trainen. Dit is het matchen. Door de verschillende opdrachten en activiteiten die Jolein doet

worden alle intelligenties gestimuleerd en leert ze alle vaardigheden. Dit is het stretchen.

Doordat ze haar sterkte intelligenties mag gebruiken vindt ze het leuk om te doen, begrijpt ze

het veel beter en behaalt ze hogere resultaten. Dit is het vieren. Een voorbeeld van een

taaloefening die goed bij Jolein past is Hints. Dit is één van de didactische structuren van

Kagan. De bedoeling is dat ze woorden moet uitbeelden in plaats van alleen maar lezen in een

leerboek waardoor ze uiteindelijk hogere resultaten haalt bij taaltoetsen. Ze leert dezelfde

dingen als alle anderen maar alleen op een andere manier, namelijk op een manier die bij

haar past.

35

Bezoek aan een MI basisschool ________________________________________________________________________

De school

In Achterveld, een klein dorp vlakbij Amersfoort, staat Openbare basisschool Het Startblok.

Dit is een kleine school met iets minder dan honderd leerlingen die sinds vijf jaar werkt met

Meervoudige Intelligentie. Deze school heb ik bezocht waardoor ik heb kunnen zien hoe

Meervoudige Intelligentie in de praktijk kan worden toegepast en wat dat voor de leerlingen

met zich meebrengt.

Een school kan niet zomaar van de ene op de andere dag overstappen op Meervoudige

Intelligentie. Er moeten veel factoren gunstig zijn en iedereen moet er volledig achter staan

zodat het in detail kan worden doorgevoerd. Gebeurt dit niet dan heeft het geen zin. Op Het

Startblok is deze overstap goed gelukt. De schoolleiding zelf vindt dat er nog dingen verbeterd

kunnen worden maar ze zijn al een heel eind op weg naar het uiteindelijke doel. Wat heel erg

geholpen heeft bij de verandering is het feit dat de school al jaren gebaseerd is op coöperatief

leren. Dit betekent dat de leerlingen veel in groepjes werken en samen projecten opzetten en

deze uitwerken en aan elkaar presenteren. Hierdoor worden de leerlingen zelf

verantwoordelijk voor wat ze leren en zijn ze verplicht zelfstandig te werken.

De indeling van het schoolgebouw is heel speciaal, het is namenlijk een ‘open school’. Dit

houdt in dat de lokalen aan één kant open zijn en daardoor toegankelijk voor iedereen.

Hierdoor hebben de leerlingen veel meer bewegingsvrijheid en kunnen ze altijd een rustig

plekje opzoeken of achter een compueter gaan zitten als dat nodig is.

Een schooldag

De indeling van een schooldag

op Het Startblok is anders dan

die op reguliere basisscholen.

Elke klas begint en eindigt de

dag en de pauzes met een

kringgesprek. De kring waarin

dat gebeurt is gemaakt van

houten blokken en hoort bij

het interieur van het lokaal. De

kring heeft een hele

belangrijke functie, er wordt

namelijk van alles besproken:

wat er in de leerlingen omgaat,

wat ze hebben gemaakt en

gedaan, wat ze goed vonden

36

gaan en wat iets minder, hoe de dag eruit gaat komen te zien en hoe de dag eruit heeft

gezien.

Na de opening in de kring is er een gezamenlijke taalles maar al snel gaan de kinderen

trainen. Dat houdt in dat ze hun minder sterke intelligenties gaan oefenen met behulp van

hun sterkst ontwikkelde intelligenties. Dit wordt altijd overlegd met de leerkracht maar de

meeste leerlingen weten zelf precies wat ze nog moeten trainen doen. Tijdens dit trainen is

elke leerling bezig met zijn eigen onderwerp of vak wat betekent dat elke leerling iets anders

doet. De één is bijvoorbeeld bezig met het maken van een PowerPoint presentatie over

ridders, de ander schrijft een toneelstuk, weer een ander speelt een taalspel en de volgende

leest een stripboek. Ook tijdens de gezamenlijke lessen is elke leerling zo veel mogelijk op zijn

eigen niveau en met zijn eigen lesstof bezig.

Deze jongens zijn bezig met het trainen

van hun linguïstische intelligentie met

behulp van een taalspel

Speciale onderdelen

Reflectie wordt op Het Startblok gezien als een belangrijk onderdeel van het leerproces. De

leerlingen moeten nadat ze een opdracht gedaan hebben altijd nadenken over wat ze precies

gedaan hebben, of dat is wat ze wilden doen, wat er wel en niet goed ging en wat ze de

volgende keer beter anders kunnen doen. Dit is persoonlijke reflectie maar ook

groepsreflectie krijgt veel aandacht. Elke dag worden de vragen die de leerlingen aan henzelf

stellen ook aan de hele groep gesteld zodat de kinderen van elkaar weten waar ze mee bezig

zijn.

Een ander onderdeel wat veel aandacht krijgt is het presenteren van je eigen werk. Dit kan

een presentatie op de computer zijn maar ook een toneelstuk of opstel. Door alles te

presenteren maken leerlingen kennis met onderwerpen en manieren van leren die ze niet

nog kennen of die ze uit zichzelf niet zouden kiezen. Hierdoor kunnen ze zich nog breder

ontwikkelen en kunnen ze nieuwe interesses vormen.

37

Elke week wordt er in iedere klas het Kind van de Week aangewezen. Deze neemt dan elke

dag iets mee van of over zichzelf, iets waarvan hij houdt of wat hem bezighoudt. Zo leren de

leerlingen elkaar goed kennen en heeft iedereen de kans om te laten zien wie hij echt is. De

kinderen leren hierdoor elkaars positieve kanten kennen en bouwen respect en interesse

voor elkaar op. Dit is wat ik erg kenmerkend vind voor de school: elke leerling wordt

gerespecteerd en iedereen wordt beoordeeld op de dingen die hij kan, op de dingen waar hij

goed in is. Dit kan bijvoorbeeld zingen zijn maar ook schrijven, rekenen, verhalen vertellen of

foto’s maken.

Op Het Startblok worden veel verschillende vaardigheden ontwikkeld en er zijn veel dingen

mogelijk. Zo is er bijvoorbeeld eens per week atelier waarbij de kinderen kunnen koken,

houtbewerken, schilderen, etc. Verder heeft elk kind zijn eigen bureaublad op de computer

die hij bij elk vak kan gebruiken voor opdrachten, projecten en presentaties. Er is een grote

boekenhoek met onder andere luisterboeken en boeken voor dyslectische kinderen. Naast

het trainen kan elk kind bij de gezamenlijke lessen ook op zijn eigen niveau werken. Een

leerling uit groep vier zou bijvoorbeeld rekenwerk uit groep vijf kunnen doen en een leerling

uit groep zeven taalwerk uit groep zes. Elke leerling krijgt veel persoonlijke aandacht en

iedereen kent iedereen. Dit betekent ook dat elke leerkracht mag zich bemoeien met elke

leerling en er regelmatig regelmatig gesprekken worden gehouden met ouders en leerlingen.

Deze jongens maken een

PowerPoint presentatie over

ridders als

geschiedenisopdracht

Het leerplan

De school werkt met leerdoelen. Dit zijn doelen die elke periode voor ieder vak worden

opgesteld. Zo kan bijvoorbeeld in de eerste periode van groep vier het leerdoel voor rekenen

‘de tafels tot en met vijf kennen’ zijn. Bij elke leerling wordt per leerdoel gezocht naar de

manier waarop hij dit doel het beste kan bereiken. Deze manieren zijn didactische structuren

38

en werken aan de hand van de sterkst ontwikkelde intelligentie van een leerling. Elke leerling

werkt op zijn eigen manier naar het doel toe zodat uiteindelijk iedereen de tafels tot en met

vijf kent. De leerlingen leren precies hetzelfde als de leerlingen van een reguliere basisschool

en moeten in groep acht de landelijke Cito-toets maken zodat ze kunnen doorstromen naar

een middelbare school.

Het is de bedoeling dat de leerkrachten van Het Startblok zo creatief mogelijk omgaan met de

toepassing van de verschillende intelligenties in hun lessen. Ze zijn de hele dag bezig met het

verzinnen van manieren waarop ze de leerlingen de lesstof duidelijk kunnen maken. Elke

leerkracht heeft speciale cursussen gevolgd waarin hij heeft geleerd hoe Meervoudige

Intelligentie het beste toegepast kan worden. Verder wordt elke leerkracht ondersteund

door de onderwijsdienst en werkt de school zo veel mogelijk lesmethodes die passen bij

Meervoudige Intelligentie.

De leerlingen van groep acht hebben net de tweede dag van de Cito-toets achter de

rug en oefenen de tafels tot en met tien door een balspel in de kring

39

Meervoudige Intelligentie en de Vrije School

____________________________________________________________________________

Er is een grote overeenkomst tussen de toepassing van Meervoudige Intelligentie in het

onderwijs en het Vrije Schoolonderwijs. Beide gaan ze ervan uit dat een kind veel

verschillende eigenschappen bezit die allemaal bijdragen aan wie hij is. Al deze

eigenschappen hebben aandacht nodig en moeten worden getraind zodat een kind zich zo

breed mogelijk ontwikkelt.

Een verschil tussen de twee soorten onderwijs is dat bij de toepassing van Meervoudige

Intelligentie alle eigenschappen los van elkaar worden gezien en ook los van elkaar worden

ontwikkeld. Bij de Vrije School wordt ervan uitgegaan dat alle eigenschappen samenkomen in

de drie punten doen, voelen en denken waardoor de ontwikkeling van handen, hart en hoofd

centraal staat.

Een ander verschil is dat de Vrije School de verschillende eigenschappen van iemand, de

verschillende intelligenties, niet gebruikt om nieuwe dingen aan te leren. Bij Meervoudige

Intelligentie in het onderwijs gaat het erom dat een leerling zijn sterkst ontwikkelde

intelligenties kan gebruiken om vakken en onderwerpen die hem minder goed liggen aan te

leren. Hierdoor wordt het leren makkelijker, zal hij de stof sneller en beter onthouden en het

beter begrijpen. Bij de Vrije School worden de verschillende intelligenties niet gebruikt om

nieuwe dingen aan te leren maar worden ze wel allemaal ontwikkeld. Dit gebeurt onder

andere door euritmie (lichamelijk-kinesthetische intelligentie), koor (muzikaal-ritmische

intelligentie), boetseren (visueel-ruimtelijke intelligentie), tuinbouw (naturalistische

intelligentie) en de Parcival periode (inter- en intrapersoonlijke intelligentie). In de eerste

jaren leert een kind het doen, daarna het voelen en als laatste het denken waardoor

uiteindelijk alle eigenschappen worden ontwikkeld.

Als ik naar de Vrije School kijk denk ik dat een kind veel eerder kan beginnen met het

ontwikkelen van cognitieve vaardigheden als hij daarvoor zijn sterkst ontwikkelde

intelligenties mag gebruiken. Het denken zou aangeleerd kunnen worden met behulp van het

doen en het voelen in plaats van ná de ontwikkeling van het doen en het voelen. Door de

goede aspecten van beide vormen van onderwijs samen te voegen ontstaat er een

onderwijsvorm waarin leerlingen alle intelligenties ontwikkelen en waarin tegelijkertijd veel

aandacht besteed wordt aan de cognitieve vaardigheden.

40

Conclusie ____________________________________________________________________________

In de loop van de geschiedenis zijn er verschillende groepen mensen benoemd als intelligent.

Het begon bij de filosofen, verplaatste zich naar de keizers en geestelijkheid en kwam via de

kunstenaars bij de wetenschappers terecht. In de Moderne tijd was men op zoek naar

veiligheid en vond dit in de onthullende feiten van het wetenschappelijk denken. Hiermee

werd de kunst voor velen overbodig en toen in 1904 de eerste IQ test ontworpen werd waren

alleen linguïstische en mathematische vaardigheden nog belangrijk. Als je iets wilde

betekenen of bereiken was je verplicht minstens één van deze vaardigheden goed te

beheersen.

In 1981 bracht Howard Gardner verandering in de standaard kijk op intelligentie. Hij

bestudeerde alle menselijke kwaliteiten en leidde daar acht losstaande intelligenties uit af die

iedereen bezit. Waar het volgens hem om gaat is in welke mate de intelligenties ontwikkeld

zijn, dit bepaalt namenlijk je sterke en zwakke punten. De vraag hóe je intelligent bent is dan

veel interessanter dan de overbodige vraag óf je intelligent bent.

Het wetenschappelijk denken waarop de IQ test gebaseerd is omvat drie van de acht

intelligenties van Gardner. De overige vijf zijn andere belangrijke kwaliteiten die een mens

bezit. Om erachter te komen welke intelligenties bij jou het sterkst ontwikkeld zijn kan je een

MI test doen. De uitslag hiervan laat zien op welke manier je intelligent bent, in tegenstelling

tot de IQ score die laat zien óf je intelligent bent.

Door MI toe te passen in het onderwijs geef je leerlingen de kans hun sterkst ontwikkelde

intelligenties te gebruiken bij het aanleren van nieuwe dingen. Hierdoor gaat het leren

makkelijker, sneller en beter. De toepassing MI in het onderwijs lijkt voor een groot deel op

de onderwijsvorm van de Vrije School. Beide willen namelijk dat de leerlingen zich zo breed

mogelijk ontwikkelen. Het grote verschil is alleen dat de Vrije School de verschillende

intelligenties niet inzet bij het aanleren van nieuwe dingen en een MI school wel.

Intelligentie is een onderwerp dat wordt onderzocht door honderden wetenschappers die er

allemaal hun eigen idee over hebben. Tegenwoordig worden theorieën zoals die van MI en

EQ steeds meer geaccepteerd maar nog steeds zijn er vele wetenschappers die niet out of the

box willen denken en zich vasthouden aan de General Intelligence Theorie. Jammer, want wie

met een MI bril op de wereld in kijkt ziet dat hij omringd wordt door alleen maar intelligente

mensen.

41

Nawoord ____________________________________________________________________________

Wat begon met een documentaire is na een lang onderzoek een werkstuk geworden waarin

alles staat beschreven wat ik weet over intelligentie. De belangrijkste ontdekking die ik heb

gedaan is dat er meerdere vormen van intelligentie bestaan die allemaal gelijkwaardig zijn en

die maken dat iedereen waardevolle kwaliteiten bezit. Een laag IQ betekent niet het

ontbreken van intelligentie maar alleen een laag ontwikkelde linguïstische en mathematische

intelligentie.

Naast alles wat ik heb onderzocht en uitgewerkt zijn er nog tal van dingen die ik niet heb

behandeld. En zelfs de onderwerpen die ik wel heb behandeld zijn nog lang niet klaar. Er valt

nog veel over te zeggen en nog veel aan toe te voegen. Ik ben er achter gekomen dat

intelligentie een onderwerp is zonder vaste betekenis waarover altijd door kan worden

gediscussieerd.

42

Bronvermelding

____________________________________________________________________________

Boeken:

• Howard Gardner Soorten Intelligentie 1984

• Wilma Resing en Pieter Drenth Intelligentie weten en meten 2001

Sites:

• www.wikipedia.nl

• www.iq-test.nl

• www.psyonline.nl

• www.webje.yurls.net

• www.infonu.nl

• www.rpcz.nl

• www.albatros.edu.almere.nl

• www.leraar24.nl

• www.teamonderwijs.nl

• www.onderwijsmaakjesamen.nl

• www.123test.nl

• www.pbdgent.be/oldsite/opvoedingonderwijs/mitest/mitestvolw.htm

Anders:

• Schoolgids Openbare basisschool Het Startblok