INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit...

16
I NFORGAS DOSSIER NR 2 INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN – conform de normen NBN D51-003 (2004) en NBN B61-002 (2006) – VERBRANDINGSLUCHTTOEVOER AFVOER VAN DE VERBRANDINGSPRODUCTEN AANBEVELINGEN VAN DE K.V.B.G.

Transcript of INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit...

Page 1: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

InforgasDOSSIER NR 2

INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN

– conform de normen NBN D51-003 (2004) en NBN B61-002 (2006) –

■ VERBRANDINGSLUCHTTOEVOER

■ AFVOER VAN DE VERBRANDINGSPRODUCTEN

A A N B E V E L I N G E N V A N D E K . V . B . G .

Page 2: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

Dit dossier behandelt de aardgastoestellen met open verbrandingskring voor wat betreft de toevoer van hun verbrandingslucht en de afvoer van de ver-brandingsproducten.

Dit dossier is bedoeld voor de installateur die door een klant geroepen wordt voor een ingreep zoals:

■ depannage van een gastoestel,

■ vervangen van een bestaand gastoestel,

■ bijplaatsen van een gastoestel,

■ klachten over de goede werking van een gastoestel,

■ uitvoeren van een nieuwe aardgasinstallatie,

in een bestaande of nieuwe installatie, uitgevoerd na het in werking treden van de 4de uitgave van de norm NBN D 51-003, in een ééngezinswoning (nominaal vermogen Pn < 70 kW) of in een appartement in een flatgebouw (Pn ≤ 30 kW).

Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur op het niveau van open aardgastoestellen en hun “omgeving”.

De aanbevelingen in dit dossier vervangen in geen geval de reglementaire voorschriften van de normen (o.a. NBN D 51-003 – 4de uitgave, NBN D 51-004, NBN B 61-001, NBN B 61-002, NBN S 21-207, wanneer van toepassing) die altijd integraal moeten nageleefd worden.

Dit dossier gaat niet in op de verantwoordelijkheid van de betrokken partijen bij dergelijke tussenkomsten of op de problematiek van de aardgastoevoer tot aan het toestel (bv. gasdichtheid van de binnenleiding, gebruikte materialen en verbindingen,...). Dit onder-werp wordt in INFORGAS dossier nr 1 behandeld.

Dit dossier kan ook door de gebruiker aangewend worden voor een routinenazicht van zijn toestellen voordat hij een beroep doet op een gehabiliteerd installateur voor de eventuele aanpassingen.

Voorwoord

Page 3: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

A.1. Principe

Er is zuurstof en dus lucht nodig voor de verbranding van aardgas. Er dient een continue toevoer van voldoende lucht te zijn om de bij de verbranding verbruikte lucht te vervangen.

Bij open toestellen voorzien van een trekonderbreker-valwindafleider is er bovendien verdunningslucht nodig. Onvoldoende toevoer van lucht kan oorzaak zijn van het slecht functioneren van het afvoer-systeem en eventueel terugslag van de verbrandings-producten tot gevolg hebben.

A.2 Opstellingsruimten waar een luchttoevoeropening moet voorzien zijn

Een permanente en voldoende grote toevoer-opening voor buitenlucht is voorzien in elke opstellingsruimte van een open aardgastoestel

uitzonderingen

Verbrandingslucht wordt rechtstreeks toegevoerd van buiten. Onder bepaalde voorwaarden mag de lucht-toevoeropening echter een doorstroomopening zijn.

Een doorstroomopening is een niet afsluitbare permanente opening waardoor lucht vrij van de ene naar de andere binnenruimte kan stromen.

Voorwaarden waaraan gelijktijdig moet worden voldaan om doorstroomopeningen te mogen ge-bruiken:

- het geïnstalleerd nominaal vermogen is niet groter dan 30 kW,

- het betreft een bestaand gebouw,- er mogen maximum twee doorstroomopeningen

gebruikt worden➜maximum drie openingen in serie (2 doorstroom-

en 1 rechtstreekse opening naar buiten),- enkel in één van de volgende gevallen:

• hetzij bij het vervangen van een toestel type A door een toestel type A of B,

• hetzij bij het vervangen van een toestel type B door een toestel van hetzelfde type,

• hetzij bij het plaatsen van een bijkomend toestel, dat geen centrale verwarmingsketel is en waarvan de opstellingsruimte geen slaapkamer, badkamer, stortbadruimte of opschikkamer is.

A.3. Plaats van de luchttoevoeropeningen

De luchttoevoeropeningen moeten beneden in de opstellingsruimte uitmonden – bv. 10 cm boven de vloer. Indien de verbrandingsproducten afgevoerd worden door een afvoerkanaal, mag de luchttoevoeropening aan de bovenzijde van de opstellingsruimte worden aangebracht.Zij mogen niet kunnen worden afgesloten.

Indien de verbrandingslucht toegevoerd wordt met behulp van een verticaal kanaal, moet dit conform de norm NBN B61-002 zijn en de verbrandingslucht langs de onderzijde van het gebouw aanzuigen.

A.4. Welk is de minimale doorlaat van de luchttoevoer- en doorstroomopeningen?

De minimale doorlaat wordt bepaald zoals aangegeven in onderstaande tabel maar mag nooit kleiner zijn dan 50 cm2:

A. Toevoer van verbrandingslucht

Doorlaat van elke opening per type van ventilatiecm2/kW

Nieuw of vernieuwd

gebouw a) of CV-installatie

Bestaand gebouw a)

Type toestel Luchttoevoer-

openingdirect naar

buiten

Luchttoevoer-opening

direct naar buiten

Luchttoevoer-opening en één

doorstroom-opening

(twee openingen in

het totaal)

Luchttoevoer-opening en twee

doorstroom-openingen

(drie openingen in het totaal)

a) de voorwaarden vermeld bij “A.2 – Uitzondering” zijn van toepassing

A* 13 18 23 13

B1* 6 8 10 6

B2* 3 4 5 3

Page 4: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

Uitzonderingen

■ Bij gebrek aan een niet afsluitbare opening mag de lucht toegevoerd worden door een permanente “uitsparing” aan de onderzijde van een deur op voorwaarde dat de hoogte ervan minstens 2,5 cm en de oppervlakte minstens 150 cm2 bedraagt.

■ De luchttoevoeropening moet minstens 150 cm2 zijn in de volgende twee gevallen:

- het gaat om een toestel van het type A1AS,

- het gaat om een toestel type B, geplaatst in een slaapkamer, badkamer, stortbadruimte of opschikkamer, dat vervangen wordt door een toestel van hetzelfde type.

A.5 VENTILATIE VAN OPSTELLINGSRUIMTEN VOOR GASVERBRUIKSTOESTELLEN

Natuurlijke ventilatie

Voor de open toestellen moet er steeds een toevoeropening van verbrandingslucht aanwezig zijn. Deze opening wordt ook beschouwd als toevoeropening voor de ventilatielucht; in dit geval moet er geen bijkomende opening voorzien worden.De afvoer van de verontreinigde lucht moet conform de normen NBN D51-003 en NBN B61-002 (voor CV-ketels) zijn.

Mechanische ventilatie

In de aldus geventileerde opstellingsruimten mogen enkel gasverbruikstoestellen opgesteld worden die conform de normen NBN D51-003 en NBN B61-002 (voor CV-ketels) zijn.

A.6 WISSELWERKING TUSSEN OPGESTELDE OPEN TOESTELLEN EN AFZUIGSYSTEMEN ZOALS DAMPKAP EN DROOGKAST

Indien opstellingsruimten mogelijk in onderdruk geplaatst worden door het gebruik van een dampkap, een droogkast of een ander apparaat met een gelijksoortig afvoersysteem naar buiten, moet gezorgd worden voor een bijkomende luchttoevoeropening, direct van buiten, met een doorlaat van 160 cm2 per 100 m3/h afgezogen lucht.

Page 5: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

B. Afvoer van de verbrandingsproducten

B.1. Afvoer van de verbrandingsproducten van toestellen type A1AS (keukengeiser)

Een keukengeiser van het type A1AS (toestel 5 liter/minuut) mag enkel gebruikt worden voor onderbroken gebruik – gebruik gedurende een tijd, bij al dan niet continue werking, die 10 minuten per half uur niet overschrijdt.

Te volgen voorschriften bij de installatie:- er moet een niet afsluitbare permanente

luchttoevoeropening van minstens 150 cm2 aan-wezig zijn,

- er moet een luchtafvoeropening of lucht-afvoerkanaal bovenaan in het lokaal aanwezig zijn met een minimumdoorlaat van 150 cm2 en rechtstreeks uitgevend naar buiten,

- geen enkele hindernis mag het zicht in rechte lijn belemmeren tussen de afvoeropening van het toestel en de afvoeropening of de opening van het kanaal voor bovenventilatie van de opstel-lingsruimte.

Bijzonder geval:keukengeiser geplaatst in een hangkast

- kast langs onder en langs boven (voor type A1AS) volledig open laten.

Voorschriften bij vervanging van een bestaande keukengeiser type A

■ indien alleen als voeding voor lavabo, gootsteen,… (onderbroken gebruik):

verplicht toestel type A1AS plaatsen volgens de bovenvermelde voorschriften,

■ indien als voeding voor een stortbad:

- bij voorkeur een gesloten badverwarmer (type C) plaatsen of een badverwarmer met schoorsteenaansluiting (type B11BS),

- zo hieraan niet kan voldaan worden, dienen volgende alternatieve oplossingen onderzocht:• ofwel een badverwarmer (type C of B11BS) in

een ander lokaal plaatsen,• ofwel de warmwaterproductie aan de centrale

verwarming koppelen;

- in afwijking is, uitzonderlijk tot 31 december 2008, de vervanging van een keukengeiser type A die een stortbad bedient door een keukengeiser type A1AS toegelaten voor zover het een onderbroken gebruik van het toestel betreft en de uitvoering van een andere oplossing, zoals het vervangen door een badgeiser type B of C, niet op een normale wijze kan worden verwezenlijkt.

Page 6: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

B.2. Afvoer van de verbrandingsproducten van toestellen type B11 door natuurlijke trek

Opgelet: Enkel de huishoudelijke aardgastoestellen type B11 worden hier behandeld.Voor de andere toestellen type B: zie de norm NBN D 51-003.

De aansluit- en afvoerkanalen van CV-ketels met een nominaal vermogen kleiner dan 70 kW dienen te beantwoorden aan de voorschriften van de norm NBN B61-002.

B.2.1. Algemene eisen

De toestellen van het type B11 moeten de CE-markering dragen en moeten van het type B11AS, B11BS of B11CS zijn, uitgezonderd de toestellen die in open lucht geïnstalleerd zijn: zij mogen van het type B11 zijn.

Ieder toestel type B wordt aangesloten op een individueel ingebouwd of

losstaand afvoerkanaal

Een afvoerkanaal is een kanaal dat de verbrandings-producten tot buiten het gebouw brengt. Een ingebouwd afvoerkanaal maakt deel uit van de constructie van het gebouw (de schoorsteen) terwijl dat niet het geval is voor een losstaand afvoerkanaal (bv. een kanaal dat aan de buitengevel bevestigd wordt).

Uitzondering

Toestellen uitgerust met een atmosferische brander waarvan het totaal nominaal vermogen per opstellingruimte kleiner is dan 70 kW mogen, indien de plaatselijke omstandigheden niet toelaten om ieder toestel op een individueel afvoerkanaal aan te sluiten, onder bepaalde voorwaarden worden aangesloten op een gemeenschappelijk afvoerkanaal (zie C.3.).

B.2.2. Uitvoering van het afvoerkanaal

a. Uitvoering van een ingebouwd afvoerkanaalEisen:

■ Diameter: moet zo zijn dat, ongeacht het regime van het aangesloten toestel, de trek op natuurlijke wijze ontstaat. Voor CV-ketels, met een nominaal vermogen kleiner dan 70 kW, moet de diameter berekend worden conform de norm NBN B61-002.

■ Dichtheid: zo dat geen verbrandingsproducten kunnen ontsnappen in de lokalen waar het afvoerkanaal doorheen loopt – dichtheidseisen: volgens de norm NBN B61-002.

■ Gevolgde weg: zo veel mogelijk de verticale, vertrekkend van de toestelaansluiting, benaderen – plotse veranderingen van richting en doorlaat vermijden.

Bij het ontwerpen van een afvoerkanaal voor een CV-ketel moet gezorgd worden voor beperking van de geluidshinder veroorzaakt door de ver-brandingsproducten in het afvoerkanaal. De plaatsing van de afvoerkanalen dient te gebeuren conform de eisen in verband met de brandveiligheid uit de norm NBN B61-002.

■ Uitmonding: deze bevindt zich steeds minstens 2,50 m boven de afvoerstomp van het toestel en niet in een statische overdrukzone.

Page 7: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

Zone I : toegelaten

Zone II : enkel toegelaten indien er een statische afvoerkap op het uiteinde van het afvoerkanaal wordt voorzien

Zone III : verboden

Page 8: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

Naburige gebouwen kunnen een hindernis zijn voor de correcte afvoer van de verbrandingsproducten :

II is een verwaarloosbare hindernis omdat de waarnemingshoek < 30° is, III is een verwaarloosbare hindernis omdat de afstand tot de uitmonding van het afvoerkanaal groter is dan 15 m.

■ Statische afvoerkap: aangepast aan de diameter van de afvoerbuis, te voorzien op ieder afvoer-kanaal dat uitmondt in de zone II. Bij voorkeur geen kap in zone I (vrije uitmonding). Een kap met beweegbare delen of regelbare openingen is verboden. Een statische afvoerkap kan gebruikt worden als regenbescher-ming.

■ Gemetste schoorsteenuitmonding: de doorlaat van het afvoerkanaal mag niet verkleinen ter hoogte van de uitmonding; een schoorsteendekplaat moet dus

voldoende verwijderd zijn van de schoorsteenmond om de afvoer van de verbrandingsproducten niet af te remmen en te hinderen:- er dienen vier zijdelingse openingen aangebracht

op de gemetste schoorsteenuitmonding,- de totale vrije doorlaat van die 4 openingen moet

minstens gelijk zijn aan tweemaal de doorlaat van het afvoerkanaal.

■ Isolatie: om te beletten dat de verbrandings-producten te sterk afkoelen in het afvoerkanaal – bv. wanneer het door een onverwarmde ruimte loopt en/of een buitenwand heeft – kan bijkomende isolatie noodzakelijk zijn.

Een afvoerkanaal in het midden van de woning is een goed geïsoleerd afvoerkanaal.Het gedeelte van een afvoerkanaal boven het dak moet altijd geïsoleerd zijn (bv. dubbelwandige geïsoleerde metalen kanalen).

Op bovenstaande diagrammen bemerkt men de positieve invloed van een goede isolatie op de temperatuur van de verbrandingsproducten en de daaruit voortvloeiende natuurlijke trek van het afvoerkanaal.

Page 9: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

Indien er condensatie optreedt in een schoorsteen (temperatuur van de verbrandingsgassen daalt beneden ± 56 °C), trekt deze slecht en kunnen er na verloop van tijd eventueel bruine of zwarte vochtvlekken ontstaan in de woning.

■ Materialen:- Inox : de kwaliteiten ANSI 316L, ANSI 316Ti,

ANSI 316, ANSI 304L, ANSI 304 en ANSI 904L,

- Aluminium : de kwaliteiten Al + 1% Mn, Al 99% en Al 99,5%,

- Beton : niet geschikt voor installatie met conden-serend toestel,

- Gebakken aarde : niet geschikt voor installatie met condenserend toestel,

- Flexibele metalen buizen mogen enkel ge-bruikt worden als tubering van een bestaand afvoerkanaal.

Voor meer details: zie norm NBN B 61-002.

b. Bijzondere eisen voor de uitvoering van een losstaand afvoerkanaal

■ Ineenschuiven: dient te gebeuren derwijze dat de buizen niet spontaan uit elkaar kunnen vallen en met het verwijde deel naar boven gericht.

■ Bevestiging: een losstaand afvoerkanaal bestaande uit ineenschuifbare elementen moet voorzien worden van de geschikte stutten. Er mag geen onbeschermd brandbaar materiaal gebruikt worden op minder dan 15 cm van het afvoerkanaal.

■ Thermische isolatie: door het feit dat dit afvoerkanaal geen deel uitmaakt van de constructie van het gebouw, moet extra zorg besteed worden aan de isolatie ervan door de keuze en het aanbrengen van aangepaste materialen.

c. Controle van de trek van afvoerkanalen

■ na enkele minuten werking van het toestel op zijn nominaal debiet (= opwarming van de schouw),

■ ofwel onderdruk aan de schouw meten met schuine manometer of deprimometer: minimum 5 Pa,

■ ofwel controleren dat er geen terugslag van warme verbrandingsproducten aan, rond, of in de omgeving van de trekonderbreker is:- met koud spiegeltje,- met lucifer, kaars, wiek, ...- met de hand, ...

■ controleren dat de afvoerbeveiliging correct werkt.

Page 10: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

10

C.1. Basisprincipes

■ maak het aansluitkanaal zo kort mogelijk en plaats het nooit in dalende lijn – indien de lengte groter is dan 0,50 m: oplopend naar het afvoerkanaal toe,

■ zorg voor een zo gering mogelijke weerstand aan de doorstromende verbrandingsproducten – richtingsveranderingen vermijden, indien dit niet mogelijk is: realiseren met een minimumaantal bochten,

■ zorg dat de aansluiting een doormeter heeft die minstens gelijk is aan de doormeter van de uitlaat van het toestel,

■ plaats nooit kleppen (handbediende of auto-matische) in de aansluiting,

■ het aansluitkanaal mag geen andere trekon-derbreker bevatten dan de origineel voor het toestel voorziene; wijzig ook nooit de hoogte van de trekonderbreker boven het toestel,

■ plaats het verwijde uiteinde van de ineenschuifbare buizen steeds gericht in de zin van de stroming van de verbrandingsgassen,

■ plaats de langsnaad van blikken buizen nooit langs de onderkant van het aansluitkanaal,

■ voer het aansluitkanaal uit in materialen die aangepast zijn aan het toestel, voldoende geïso-leerd en luchtdicht zijn, en conform de norm NBN B61-002.

■ geen enkel brandbaar materiaal mag onbeschermd gebruikt worden op minder dan 15 cm van het aansluitkanaal,

■ bij een afvoerkanaal opgebouwd uit metselwerk wordt een metalen aansluitkanaal zo afgesneden en geplaatst dat de buis 20 mm uitspringt aan de bovenzijde en 5 mm aan de onderzijde ten opzichte van de binnenwand van het afvoerkanaal; op die manier kunnen er geen verontreinigingen afkomstig van het afvoerkanaal in het aan-sluitkanaal terechtkomen.

C.2. één toestel per afvoerkanaal

■ controleer dat het inderdaad het enig aangesloten toestel is (geen open gaten, het kanaal wordt niet gebruikt voor ventilatie van andere lokalen,..),

■ aansluiting van een toestel met verticale afvoer-stomp:- toestellen van dit type die een nominaal

vermogen hebben kleiner dan 70 kW hebben een aansluitkanaal met een verticaal gedeelte van minstens 0,50 m rechtstreeks op het toestel,

- na dit verticale gedeelte wordt de aansluiting op het afvoerkanaal uitgevoerd met een bochtstuk van minimum 90°,

- indien een bijkomend gedeelte vereist is tussen dit bochtstuk en het afvoerkanaal, mag de totale lengte van het aansluitkanaal niet groter zijn dan één vierde van de trekhoogte van het af-voerkanaal – is de trekhoogte kleiner dan 8 m dan mag de totale lengte toch maximum 2 m bedragen,

- de totale lengte van het aansluitkanaal wordt gemeten tussen de buitenrand van de afvoer-stomp of de trekonderbreker van het toestel en de aansluitopening in het afvoerkanaal; een bijkomend bochtstuk wordt gerekend als een lengte van 0,50 m.

C. Aansluiting op het afvoerkanaal

Page 11: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

11

C.3. Meerdere toestellen op één afvoerkanaal

C.3.1. Algemene opmerking

Op eenzelfde afvoerkanaal mogen enkel toestellen met dezelfde brandstof en van hetzelfde type aangesloten worden (voorwaarden: zie hierna):➜- allemaal gastoestellen met atmosferische brander

en natuurlijke trek (type B11BS),- allemaal kolenkachels,

➜NOOIT samen op hetzelfde afvoerkanaal aansluiten:- een gastoestel met atmosferische brander en een

toestel met ventilatorbrander,- een gastoestel en een dampkap,- een gastoestel en een open haard,- een gastoestel en een kolenkachel,- een gastoestel en een mazoutketel,- een gastoestel type B11BS en een gastoestel van een

ander type bv. B22 of B23.

C.3.2. Aansluiting op een gemeenschappelijk afvoerkanaal

a. Algemene eisen

Enkel de toestellen van het type B11BS mogen worden aangesloten op een gemeenschappelijk afvoerkanaal en dit voor zover aan alle hierna volgende voorwaarden is voldaan:

- de werking van één van de toestellen mag de werking van de andere niet storen,

- wanneer alle toestellen gelijktijdig in werking zijn, mag geen enkele storing van de trek optreden,

- wanneer een toestel niet in werking is mag er geen terugslag van verbrandingsproducten in zijn trekonderbreker optreden ten gevolge van de werking van de andere toestellen.

Page 12: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

1�

b. De toestellen bevinden zich op dezelfde verdieping

Aansluiting op een gemeenschappelijk afvoerkanaal toegelaten voor zover ze zich in dezelfde opstellings-ruimte bevinden.

De aansluiting wordt verwezenlijkt:- ofwel rechtstreeks: het hoogteverschil tussen de

aansluitmiddelpunten moet dan ten minste gelijk zijn aan het dubbel van de grootst gebruikte diameter met een minimum van 0,50 m,

- ofwel met behulp van een collectoraansluiting waarvan de doorlaat minstens gelijk is aan 80% van de som van de oppervlakten van de

doorsneden van de gebruikte aansluitkanalen – ENKEL TOEGELATEN INDIEN GEEN VAN BEIDE TOESTELLEN EEN CV-KETEL IS.

Page 13: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

1�

c. De toestellen bevinden zich op verschillende verdiepingen

Enkel toegelaten wanneer de aansluiting zo is verwezenlijkt dat aan één van de volgende twee voorwaarden is voldaan:

- ofwel is de aansluiting uitgevoerd op een gemeenschappelijk enkelvoudig afvoerkanaal: in dat geval mogen de aansluitingen slechts op 3 verschillende niveaus uitgevoerd worden en het hoogteverschil tussen de as van het aansluitkanaal van het hoogst geplaatste toestel en de uitmonding van het afvoerkanaal bedraagt ten minste 4 m,

- ofwel is de aansluiting uitgevoerd op een gemeenschappelijk meervoudig afvoerkanaal (type “shuntschoorsteen”): in dat geval moet elk individueel aansluitstuk een minimale hoogte van 2,50 m hebben en moet het hoogteverschil tussen de as van het aansluitkanaal van het hoogst geplaatste toestel en de uitmonding van het afvoerkanaal ten minste 4 m zijn; daarenboven is in dit geval het aantal toestellen aangesloten op het gemeenschappelijk hoofdafvoerkanaal beperkt tot drie voor nieuw gebouwde en tot vijf voor bestaande afvoerkanalen.

Page 14: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

1�

D.1. Plaatsing

De plaatsing van een verbruikstoestel omvat:

- de aansluiting op de binneninstallatie,- de aansluiting op het afvoerkanaal van de

verbrandingsproducten, wanneer zulks nodig is,- het aanvoeren van de verbrandingslucht.

De plaatsing moet steeds uitgevoerd worden volgens de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant. Lees aandachtig de bedieningsvoorschriften en bewaar ze.

Elk nieuw geïnstalleerd toestel moet geschikt zijn voor het Belgisch distributienet (d.w.z. op het kenplaatje moet de aanduiding “Land van bestemming: BE” voorkomen), drager zijn van de CE-markering en geschikt zijn voor:

- het gedistribueerde gas en de overeenkomstige gasdruk, d.w.z. dat het toestel behoort tot de categorie I2E+, I2E(S)B, I2E(R)B, II2E+3+ of II2E+3P (de

categorie staat vermeld op de kenplaat van het toestel en MOET gecontroleerd worden vóór het toestel aangesloten wordt),

- het aanwezige afvoerkanaal – het type van het toestel (A, B of C) geeft hierover uitsluitsel,

- de aanwezige toevoer van verbrandingslucht.

D.2. Onderhoud

De toestellen, de afvoerkanalen van de verbrandingsproducten en de luchttoevoer- en afvoersystemen moeten regelmatig worden nagezien op hun goede werking; zo nodig moet een onderhoud worden uitgevoerd.De periodiciteit van dit onderhoud hangt af van de gebruiksfrequentie en van de omgeving waarin het toestel geplaatst is.

Doe steeds een beroep op een vakbekwame installateur voor de installatie en het onderhoud van uw gasinstallaties en toestellen.

D. Plaatsing en onderhoud

Page 15: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

1�

■ Het gebruik van Hoog Rendementstoestellen (HR+) heeft tot gevolg dat de hoeveelheid verbrandingsproducten kleiner is en de tem-peratuur lager ligt dan bij een klassiek toestel en dat bijgevolg de natuurlijke trek in het traditionele afvoerkanaal vermindert.

■ Een verbetering van de natuurlijke trek kan door:- een betere isolatie van het afvoerkanaal,- het plaatsen van een voering in het afvoerkanaal

(tuberen),- de plaatsing van een extractor buiten het toestel

die het afvoerkanaal in onderdruk plaatst over zijn ganse lengte; dit is specialistenwerk – niet alleen het type en het debiet van de extractor moeten bepaald worden maar de installatie moet ook positief beveiligd worden om de werking van de toestellen ondergeschikt te maken aan de onderdruk in het afvoerkanaal en er moeten maatregelen genomen worden tegen overlast door geluid en trillingen.

■ Bij het vervangen van een bestaand toestel zonder afvoerbeveiliging (bv. B11) door een toestel dat die beveiliging (bv. TTB – toestel type B11BS) wel heeft dient de perfecte werking gecontroleerd van de aanvoer van verbrandingslucht en de afvoer van de verbrandingsgassen (het afvoerkanaal). Indien dit niet het geval is zal het nieuwe toestel regelmatig in veiligheid gaan.

■ Indien u er aan twijfelt of de luchtaanvoer en de afvoer van de verbrandingsproducten correct kunnen verwezenlijkt worden, kies dan voor een gesloten toestel type C.

■ Toestellen type B mogen niet opgesteld worden in een slaapkamer, een badkamer, een stortbadruimte of een opschikkamer behalve bij de vervanging van een bestaand toestel. Een bestaande CV-ketel type B echter mag enkel vervangen worden indien de opstellingsruimte geen slaapkamer is en het nominale vermogen van de ketel kleiner is dan of gelijk aan 30 kW.

■ CV-ketels type B met een nominaal vermogen groter dan 30 kW maar kleiner dan 70 kW zijn toegelaten in ééngezinswoningen voor zover de opstellingsruimte geen woonfunctie heeft – woonkamer, keuken, slaapkamer, badkamer, studeerkamer, speelkamer – of een toiletruimte/WC is. WEL in bv. een garage of een berging.

Deze ketels zijn slechts toegelaten in appar-tementsgebouwen – zowel met centrale stookplaats als met individuele CV-installaties – indien ze opgesteld zijn in een technische ruimte – zie de norm NBN B61-002.

■ Indien een verbruikstoestel geïnstalleerd is in een kast, muurkast, bergruimte of gelijkwaardige ruimte, dient zowel de opstellingsruimte als de ruimte waarin ze uitmondt, te voldoen aan de toestelgebonden eisen (aanvoer verbrandingslucht en afvoer verbrandingsproducten) voor de geïnstalleerde toestellen.

■ Indien een niet-conformiteit met de norm of een ondichtheid in de binnenleiding wordt vastgesteld en deze inbreuk onmiddellijk gevaar inhoudt, wordt verwacht dat de nodige schikkingen worden genomen om de toestand veilig te stellen en de plaatselijke distributienetbeheerder en de gebruiker van de installatie hiervan onmiddellijk op de hoogte te stellen.

E. Algemene aanbevelingen

U vindt allerlei informatie over aardgas en FAQ's op de website www.aardgas.be. U kunt op die site ook allerlei vragen stellen en suggesties doen in verband met aardgas, de KVBG verbindt er zich toe u snel te antwoorden.

Page 16: INSTALLATIES MET OPEN AARDGASTOESTELLEN inforgas/57219_Dossier_2_Nl.pdf · 2010. 12. 4. · Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur

Vera

ntw

oord

elijk

e ui

tgev

er: A

n D

e B

acke

r, R

odes

traa

t 12

5 -

1630

Lin

kebe

ek -

Feb

ruar

i 200

8