Inleiding - Web viewActuele vraag bestaat uit initiële (waaraan marktpenetratie wordt...
Transcript of Inleiding - Web viewActuele vraag bestaat uit initiële (waaraan marktpenetratie wordt...
Uittreksel NIMA B Kernstof:
Inleiding
Centraal thema is het marketingplanningsproces. Marketingplanning is het nemen, vastleggen en uitvoeren van beslissingen over de inzet van mensen en middelen, gericht op het verwerven en behouden van afnemers.
Deel 1 Situatie-analyse
Hoofdstuk 1 Strategische positie
Waarom strategische planning?
Criterium
Strategische planning
Tactische planning
Tijdsduur
3-15 jaar
Maximaal 1 jaar
Mate van detaillering
Globale info,
meestal externe bron
Gedetailleerde info, meestal interne bron
Planningsniveau
Topmanagement
Marketing & productmanagers
Frequentie
Voortdurend proces
Regelmatig
Voordelen strategische planning:
Er kan tijdig gereageerd worden op gewijzigde omgevingsfactoren.
Strategische planning zorgt voor een beter overzicht, betere cordinatie en controle van de verschillende activiteiten binnen een bedrijf, waardoor de markt beter kan worden bewerkt.
Door het ontwikkelen van een langetermijnvisie wordt ook genvesteerd in projecten die pas later financile vruchten zullen afwerpen.
SBU (Strategic Business Unit); relatief zelfstandige organisatie-eenheid
PMC (Product-markt combinatie)
1.2 Omschrijving van een business definition
Het kan nodig zijn om meerdere business definitions te formuleren.
Factoren bij de bepaling van een business definition volgens Abell;
1 Probleemoplossende functie; behoeften
2 Marktgroepdimenesie; segmenten in de markt
3 Technologiedimensie; op welke wijze wordt in de behoeften voorzien?
Typologien van ondernemingsdefinities
Criteria
Focusstrategie
Gedifferentieerde
Ongedifferentieerde
Afnemersgedrag
Prijs- of prestatie georinteerd
Prestatie
Prijs/prestatie
Prijs
Afnemer wil complete service
Onbelangrijk
Belangrijk
Belangrijk
Hoge mate van onderscheid per deelmarkt
Ja
Ja
Nee
Technologiefactor
Schaaleffecten
Nee
Ja
Ja
Specifieke kennis vereist
Ja
Ja
Nee
Andere hulpmiddelen
1 De mensen en middelen die ingezet kunnen worden
2 Concurrentie-strategieen
3 Grondstofgebondenheid
4 Tijd
1.3 Core competence en duurzame concurrentievoordelen
Core competence is de capability van een organisatie en een unieke cc kan leiden tot een duurzaam concurrentievoordeel.
Voorwaarden aan een cc volgens Hamel en Prahalad om een SCA (sustainable competitive advantage) te worden;
1 Een CC moet gebaseerd zijn op een combinatie van een aantal vaardigheden/ technologien/kennis
2 Een onevenredige waarde voor afnemer hebben
3 Uniek en dus onderscheiden zijn van de concurrentie
4 Uitbreidbaar zijn; toegangsweg voor de toekomst
Aaker: een cc is pas houdbaar als het in een veranderde omgeving stand houdt
KSF (Kritische succes factoren) die middelen die van doorslaggevende betekenis zijn voor het kunnen opereren in bepaalde markten; dus randvoorwaarden.
1.4 Differentile strategie
Strategy as fit; zoals Porter de value chain als uitgangspositie neemt
Strategy as stretch; zoals Prahalad en Hamel uitgaan van een origineel leiderschap
Oorsprong van strategische posities die elkaar niet uitsluiten en vaak zelfs overlappen.
1 Specialisatie
2 Exclusiviteit
3 Wijze van benadering/toegankelijkheid
Oorzaken van trade offs;
1 Tegenstrijdigheid met imago of reputatie
2 Trade offs maken bepaalde trade offs noodzakelijk
3 Beperkingen van de interne cordinatie en controle
Samenvattend kan worden gesteld dat een gekozen strategie versterkt wordt door
1 Zoveel mogelijk unieke activiteiten aan te bieden, zodat de kans op imitatie kleiner wordt
2 Activiteiten die elkaar versterken of logisch op elkaar aansluiten (consistentie)
3 Activiteiten die elkaar complementeren
4 Een duidelijk onderscheid te maken tussen operationele effectiviteit en onderscheidende strategien
5 De continue investering in core competences en creatieve human resources
Hoofdstuk 2 Marktomgeving
2.1 De onderneming in haar omgeving
De externe omgeving dient voortdurend bestudeerd te worden ivm kansen en bedreigingen.
De informatiebehoefte moet bepaald worden aan de hand van belang en urgentie.
Er is een wisselwerking tussen onderneming en omgeving
Er is een micro(onderneming zelf) -, meso (bedrijfstak)- en makro (de pest)-omgeving.
2.2 De micro-omgeving
In de micro-omgeving spelen zaken als interne belangen, relaties en de beheersbaarheid daarvan een belangrijke rol.
2.3 De meso-omgeving; niet beheersbaar maar wel benvloedbaar
Afnemers;
internationaal, nationaal, regionaal en lokaal
consumenten, industrile afnemers, wederverkopers en overheid of non-profit-afnemers
marktsegmenten
Toeleveranciers:
Er is altijd een afhankelijkheid van leveranciers, zeker bij key-inputs
Intermediairs (geen eigenaar van goed) en distributeurs (wel eigenaar van goed)
Machtsconcentraties
Concurrenten
Directe en indirecte concurrentie
Behoefteconcurrentie, generieke concurrentie, productvorm of producttype concurrentie, merkenconcurrentie
Aantal concurrenten en segmentatie
Publieksgroepen
Financile publieksgroepen, media, overheid, belangenorganisaties, brancheorganisaties en het algemene publiek
Interne doelgroepen; werknemers, managers etc.
Marktvormen
1. Monopolie; een aanbieder, een product
2. Heterogeen oligopolie
enkele aanbieders, verschillende producten
geknikte afzetcurve (prijsverlaging wordt gevolgd, verhoging niet) -> prijsstarheid
C4 index (gezamenlijk marktaandeel van 4 grootste concurrenten) is hoog
Steeds belangrijker marktvorm door schaalvergrotingen en merkenbeleid
3. Homogeen oligopolie
Enkele aanbieders, vergelijkbare producten
geknikte afzetcurve (prijsverlaging wordt gevolgd, verhoging niet) -> prijsstarheid
4. Monopolistische concurrentie
Veel aanbieders van gelijksoortige producten
Lage C4 index doordat iedere conc maar een laag ma heeft
5. Volledige vrije mededinging of volkomen concurrentie
Groot aantal aanbieders van homogene producten
Acties van concurrenten worden door de ander nauwelijks gevoeld
Concurrenten zijn hoeveelheidsaanpassers en dat leidt tot de varkenscyclus
2.4 De macro-omgeving ( niet beheersbaar)
DE PEST
Demografische ontwikkelingen; bevolkingsomvang, - structuur, - opbouw, - spreiding en groei
Economische ontwikkelingen; koopkracht, valutakoersen, inkomenselasticiteit (wet van Engel; bij toename van inkomen zijn noodzakelijke goederen % afnemend)
Politiek-juridische ontwikkelingen: financile impact van politieke besluiten, overheidsbesluiten
Ecologische en ethische ontwikkelingen
Sociale en culturele ontwikkelingen: normen, waarden, leefstijlen
Technologische ontwikkelingen; PLCs worden steeds korter
Hoofdstuk 3 Vraaganalyse
3.1 Vraag, markt en product
Omvang van de vraag is beoordelen adhv
Over welke producten spreken we?
Over welke afnemerscategorien spreken we?
In welke eenheden gaan we tellen?
Welke geografische grenzen heeft onze markt?
Over welke tijdsperiode praten we?
Daarnaast kan vraag actueel en potentieel zijn.
Actuele vraag bestaat uit initile (waaraan marktpenetratie wordt gekoppeld), additionele, uitbreidings (initieel plus additioneel) en vervangingsvraag.
Er zijn 2 schattingsmethoden als er geen absolute cijfers zijn; topdown en bottom-up.
Verschillende methodes om het huidige en toekomstige marktaandeel ve aanbieder te bepalen;
1. Ten behoeve van het huidige marktaandeel
a. De secundair vraag delen door de primaire vraag; ook wel selectieve vraag genoemd
b. Gebruik van distributiekengetallen; met het marktbereik en het omzetaandeel kan het marktaandeel berekend worden. Marktbereik wordt berekend door numerieke distributie maal selectie-indicator of het ma dat wederverkopers hebben in de betreffende productsoort
2. Ten behoeve van het toekomstig marktaandeel
a. De benadering van Parfitt Collins; MA=CP(cumulatieve penetratie)xHA(herhalnigsaankopenxVI (verbruiksintensiteit)
b. De benadering op basis van brandswitching; hierbij wordt gebruikt gemaakt van switch percentages of overgangskansen van het ene merk naar het andere. Opeenvolgende situaties worden een Markov-keten genoemd.
i. Men kan werken met een merkwisselmatrix, maar dan wordt er geen relatie gelegd tussen marketinginspanningen en de switch%, het leren van de consument wordt beperkt en men veronderstelt geen introducties.
3.2 Vraagontwikkeling in de tijd: de levenscyclus
Er bestaat een behoeftelevenscyclus en een technologielevenscyclus, waarbinnen zich meerdere PLC kunnen voordoen
3.3 Het begin van de levenscyclus; diffusie door adoptie
Het adoptieproces kent 5 stadia; awareness, interest, evaluation, trial en adoption die niet allemaal door iedereen doorlopen worden.
De adoptiecurve is een normale verdeling beschreven door Rogers met 5 adoptiecategorien;
1. Innovators (2,5%)
2. Early adopters(13,5%)
3. Early majority(34%
4. Late majority(34%)
5. lagga