Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met...

42

Transcript of Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met...

Page 1: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:
Page 2: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

Inhoudsopgave 3 // Voorwoord 4 // Nieuwsbrief: Xavier Moonen 5 // Pijlers van de campagne 6 // Blog: Sociale media in de opvoedcontext 7 // Blog: De relatie centraal 8 // Blog: De toekomst van de NVO: Welbevinden en veiligheid 10 // Nieuwsbrief: Drs. Ellen M.Y. Buursma 11 // Blog: De ideale opleid(el)ing en de NVO 12 // Blog: Opleiden tot pedagoog 14 // Nieuwsbrief: Prof.dr. Femmie Juffer 15 // Blog: Paardenbloemen en orchideeën 16 // Blog: Optimale ontwikkeling: tussen morele dialoog 18 // Blog: Ouders in oorlog: Klem tussen ruziënde ouders 20 // Nieuwsbrief: Liem Che Yuen 21 // Blog: The pedagoog as a data-based problem solver: A shift in role for pedagogen? 22 // Blog: Doelmatige zorg: Een juiste afweging tussen kosten en effectiviteit 23 // Blog: Gezond en veilig opgroeien? 24 // Nieuwsbrief: Rinke Bok 25 // Blog: Vertaal een beperking in een opvoedingsvraag 26 // Blog: Transformatie of pedagogische provincie? 28 // Nieuwsbrief: Nicoline Jacobs 29 // Blog: Wordt er niet teveel verwacht van kinderen? 30 // Nieuwsbrief: Anoesjka van Leur 31 // Blog: Kindermishandeling: Er valt nog veel te leren! 32 // Blog: Oog voor eigen kracht van zowel ouders als professionals 34 // Nieuwsbrief: Marlies Post 35 // Blog: De heen-en-weer beer 36 // Blog: Ouders doen ertoe, en leraren ook 37 // Nieuwsbrief: Yvette Dijkxhoorn 38 // Blog: Houd de rug recht! 39 // Blog: Ook leerling met een beperking moet aan de bak! 41 // Blog: Doen Wat Werkt?!

Page 3: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 3

Voor u ligt een boekje met ‘blogs’. Deze blogs zijn in de periode september - december 2013 opgesteld door een arsenaal van deskundigen en verschenen wekelijks op de website www.koersnvo.nl in het kader van de Campagne ‘Daardoenwijhetvoor!’. De Campagne Daardoenwijhet-voor! was erop gericht zoveel mogelijk leden te betrekken bij de vraag op welke concrete opvoedingsvraagstukken de NVO zich de komende jaren moet richten. De campagne had een eigen beeldtaal en bestond o.a. uit de genoemde website, foldermateriaal, een power-pointpresentatie voor die leden die college geven, een persbericht in vakbladen en een wekelijkse digitale nieuwsbrief.

We formuleerden vier pijlers: veilig en gezond opgroeien, optimale ontwikkeling van alle kinderen, doelmatige zorg en voor een vakbekwame professiona. Onder die pijlers hingen stellingen waarop leden konden stemmen. De blogs waren bedoeld om de thematieken te verdiepen, aan te jagen of vanuit een ander perspectief te belichten. Via Twitter attendeerden we onze volgers op de blogs.

Als NVO waren we blij verrast door de diversiteit en de kwaliteit van de blogs. Samen geven zij inspirerend en veelzijdig capita selecta van wat in- en externe deskundi-gen belangrijk vinden. Ook als de campagne Daardoen-wijhetvoor! straks is afgesloten blijven de website en daarmee ook de blogs nog enige tijd toegankelijk.

Maar als projectgroep Koers NVO willen we graag van de gelegenheid gebruik maken u de blogs ook gebundeld en op papier aan te bieden. In de speciale campagnestijl, natuurlijk. En met heel veel dank aan alle afzonderlijke auteurs die bereid waren kort maar krachtig in te brengen waar het hén om gaat.

Namens de projectgroep wens ik u veel leesplezier en veel inspiratie toe.

Marlies PostDirecteur NVO

Voorwoord

Page 4: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

Een lang gekoesterde wens van het

NVO-bestuur wordt werkelijkheid:

wij concretiseren in dialoog met de

leden de komende maanden de koers

van de NVO voor de komende jaren .

Ik nodig u dan ook van harte uit om

mee te doen;

zelf heb ik net mijn stem uitgebracht.

Een koers voor en door leden:

Daar doe ik het voor.

Xavier Moonen, voorzitter NVO

Nieuwsbrief KoersNVO 13 september

Van de voorzitter

Page 5: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 5

Gezonde en veilig opgroeien Gezond en veilig opgroeien is dé randvoorwaarde voor ontwik keling en ontplooiing. Kernwoorden zijn veiligheid, ondersteu-ning en verantwoorde risico’s. Deze karak-teristieken worden gevat in het symbool van een schild welke vrij geassocieerd kan worden met veiligheid en het afwenden van risico’s.

Ontwikkeling en ontplooiing van kinderen Alle kinderen hebben recht op optimale ontwikkeling en ont plooiing. Deze kenmerken gedijen het beste wan-neer liefde voor het kind (en impliciet voor de beroepsgroep) de boventoon voert. vandaar het internationale symbool voor liefde, namelijk het hart.

Doelmatige zorg voor kinderen die dat écht nodig hebben Tijdige signalering van kinderen en gezin-nen die zijn aangewezen op intensieve, langdurige zorg.

De associatie met een druppel ligt voor de hand daar deze één van de internationaal erkende symbolen voorstelt van zorg maar ook appeleert aan emotie (voor het kind) en helderheid (in communicatie).

De aantoonbaar vakbekwame professional De pedagoog en onderwijs kundige stáát voor vakbekwaamheid, kennis en vaardig-heden.

De gelaagdheid van de professional komt visueel tot uiting in het Matroesjka poppetje. Een holle houten pop die onderdeel is van een reeks steeds kleinere in elkaar passende poppen

Pijlers van de campagne

//U treft op deze pagina een beknopte uitleg aan over de campagne ‘Daar doen wij het voor’. Deze wordt gedragen door iconen die gezamenlijk het beeldmerk vormen. //

Page 6: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 6

Hoe kan het dat zo’n enorme, overduidelijke verandering in de opvoedcontext nog zo weinig terugkomt in de kennis van pedagogen op dit terrein? Waarom blijft het debat hierover nog zo aan de oppervlakte? Als ‘the medium is the message’ een geldige uitspraak is, wat betekent het dan dat een deel van de kinderen en ouders liever via social media contacten heeft dan persoonlijk? In welke kennelijke behoeften voorzien social media, en is de onmiddellijke bevrediging van die behoeften altijd een vooruitgang? Gaat het hier om vragen die ons allemaal aangaan maar niemand in het bijzonder, of hangen deze ontwikkelingen samen met individuele opvoedingsproblemen waar we nog onvoldoende op zijn voorbereid?

Schone taak voor orthopedagogenOm met dat laatste te beginnen: de eerste behandelingen van interverslaving onder kinderen worden al aangeboden en ‘internet addiction disorder’ wordt voorgesteld voor de DSM5. Moeten we daar als pedagogen in meegaan? De problemen van kinderen en volwassenen in deze groep verdienen zeker aandacht: het gebrek aan controle over het eigen gedrag, de irritaties die het wegvallen van Internet kan veroorzaken en de cognitieve preoccupatie. De maatschappelijke gevolgen worden ernstig, als school- en werkprestaties, maar ook vrijetijdsbesteding lijden onder het dwangmatig willen checken van berichtjes en het daardoor afgeleid zijn. Het oplossen van het probleem is ook nog eens erg lastig, want net als bij eetverslaving kan men niet helemaal cold turkey met internet omdat we ons dan buiten de samen leving plaatsen. Voor orthopedagogen ligt hier zeker een schone taak,

maar het vereist nog wel meer onderzoek, kennis en discussie of die taak het beste kan worden ingevuld via klinische diagnostiek en geïndividua-liseerde behandeling of meer via het verbeteren van opvoedadvies en het bijdragen aan opvoe-dingsvaardigheden van ouders.

Niet alleen een onderwerp voor internetspecialistenDe verleidingen van Internet en alle geassocieerde activiteiten lachen ons de hele dag toe, ouders en kinderen. Hoe kunnen ouders hun kinderen helpen om Internet te benutten als verrijking en niet als verarming? Hoe kunnen ouders het goede voorbeeld geven, en zorgen dat media de relaties met hun kinderen ondersteunen in plaats van hinderen? Welke vaardigheden maken het ons mogelijk om ons gedrag te reguleren zonder dat we hierdoor een buitenbeentje worden (bv. omdat we abstinent zijn geworden)? Ouders hongeren naar antwoorden op dit soort vragen. In die behoefte wordt bijvoorbeeld voorzien door Mijnkindonline.nl, die niet alleen een mooie website biedt met tips maar juist ook succesvolle ouderavonden verzorgt waar ouders aan het denken worden gezet en in discussie gaan. Dit suggereert dat de opvoedingsaspecten van social media niet alleen een onderwerp zouden moeten zijn van een aantal specialisten op het gebied van Internetverslaving, maar dat ouders en kinderen met alle pedagogen over dit onderwerp een verstandig gesprek zouden moeten kunnen voeren. Dit onderwerp moet hoog op de agenda van onderzoek, opleiding en deskundigheidsbe-vordering van pedagogen.

Sociale media in de opvoedcontext

//Opvoeding is onlosmakelijk verbonden met de contacten die kinderen hebben met andere mensen. Social media lijkt het onderhouden van die contacten te vergemakkelijken en leuker te maken. Voor sommige kinderen biedt dat totaal nieuwe mogelijkheden, en waarschijnlijk is het aantal concrete toepassingen nog lang niet uitgeput. //

Catrin Finkenauer & Carlo Schuengel Catrin Finkenauer & Carlo Schuengel, Ontwik-kelingspedagogiek Vrije Universiteit Amsterdam.

Page 7: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 7

Allereerst bevlogenheidKennis, ervaring, bijscholing maar vooral ook een ethisch en deels normatief standpunt gedragen door inzichten uit wetenschappelijk onderzoek is daarvoor onontbeerlijk.Allereerst is er bevlogenheid en passie nodig om professioneel te kunnen opvoeden. Passie gedragen door kennis, versterkt door ervaring, ingebed in het netwerk van de beroepsvereniging. Dit vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

‘ People make the difference in other people’s lives, not programmes’

Veilige havenOpvoeding is starten bij de relatie, vanuit een veilige basis en veilige haven kinderen helpen hun plaats te vinden in de wereld. In parallelle zin kan een beroepsvereniging het ‘gezin’ vormen waar professionals naar terugkeren om geïnspireerd te worden, elkaar te bevragen en te ondersteunen, te helpen om te groeien, een open, speelse, onderzoekende, empathische en nieuws gierige houding aan te nemen wanneer bepaald moet worden wat een kind echtnodig heeft of hoe een organisa-tie die randvoorwaarden kan bieden waarbinnen cliënten zich het beste kunnen ontwikkelen. Openheid naar elkaar om samen met cliënten een koers uit te zetten waarbij relaties centraal staan en niet programma’s, bezetting van bedden of kostenbeheersing.

Stabiele relatiesOnderzoek laat onomstotelijk het belang van stabiele relaties zien binnen gezins(achtige) verbanden en opvoedings-situaties. Dat maakt dat een beroepsvereni-ging voor pedagogen te allen tijdekinderen een gezinssituatie moeten proberen te bieden. Versterking van pleegzorg en het versterken van professionele ondersteu-ning van (gezinshuis, pleeg, adoptie)ouders die 24-uurs zorg bieden moet prioriteit nummer 1 zijn. Daarbij zijn de (pleeg- ge-zinshuis of adoptie) ouders en professio-nals gelijkwaardige partners: immers samen met hen krijgt de opvoeding vorm. Zoeken naar en creëren van permanente opvoedingssituaties die zo dicht mogelijk bij de gezinsvorm komen, die warmte, sensitiviteit en stabiliteit bieden en inspireren en ondersteunen van opvoeders – professionals en ouders - die dit dagelijks uitvoeren. De professionals dienen zich daartoe toegerust te voelen in de wetenschap terug te kunnen keren in hun haven: de beroepsvereniging.

De relatie centraal

// Kinderen die niet bij hun geboorteouders groot kunnen worden, zijn aangewezen op professionele opvoeding en zorg. Toch liggen juist settings die deze zorg bieden vaak onder vuur: misstanden komen regelmatig voor en worden breed uitgemeten in de media. Een heel belangrijke vraag is hoe wij als maat-schappij en meer in het bijzonder als be-roepsvereniging NVO ervoor kunnen zorgen dat de kinderen waarvoor professionele opvoeding en zorg nodig is, zo goed mogelijk opgevoed en verzorgd worden, waarbij hun veiligheid te allen tijde geborgd is. //

Anneke Vinke Dr. Anneke Vinke is geregistreerd als Orthopedagoog Generalist bij de NVO, als GZ-psycholoog BIG en als Kinder-en Jeugdpsycholoog bij het NIP. Zij werkt in eigen praktijk met als specialismen adoptie, pleegzorg, gehechtheid en trauma. Tevens is zij voorzitter van het bestuur van het Adoptie Driehoek Onderzoeks Centrum (ADOC) in Leiden. Meer info: www.adoptionresearch.nl en www.adoptiepraktijk.nl

Page 8: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 8

In de jaren tachtig van de vorige eeuw zouden spraakmakende antiautoritaire en andere antipedagogen dit toegejuicht hebben, maar ik denk dat onze tijd schreeuwt om opvoeding van de jongere generatie. Regelmatig presenteren de media artikelen over opvoeders die ‘het opvoeden collectief verleerd zijn’ (de Volkskrant 8 juni 2013); er zijn diverse programma’s over super nannies die ouders leren hoe ze moeten omgaan met hun, veelal lastige, kroost, we lezen naïeve of juist extreemkritische verhalen over Iederwijsscholen, vrij leren, iPad-scholen of andere alternatieve onderwijsinstituten, die kinderen eindelijk eigentijds laten leren of ze juist aan hun lot overlaten.

Kortom, er is veel verwarring in opvoe-dingsland en pedagogen zijn belangrijke des kundigen om de praktische opvoeders in gezin en pedagogische instituties te helpen als er problemen zijn en om de overheid te adviseren als problemen struc-tureel worden en ernstige schade toebrengen aan de ontwikkeling van kinderen. Uitgangspunt is daarbij bescherming van het belang van het opgroeiende kind en organisatie van de hulp om tot een acceptabele volwassene op te groeien. Om de kwaliteit van deze pedagogische zorg te borgen zijn pedagogen georganiseerd in hun beroepsvereniging, de NVO.

Maar klopt dit ideale plaatje wel? Is de ontwikkeling van de academische pedagogiek en de NVO niet vooral een antwoord op de crisis (groot woord) in de opvoeding van de huidige tijd? Of zijn ze er gewoon onderdeel van en scheppen zij met hun oplossingsgerichte strategieën juist de problemen die ze willen aanpak-ken? Achterhuis stelde al in de jaren tachtig in De markt van welzijn en geluk dat in veel maatschappelijke processen

het aanbod de vraag schept en mensen afhankelijk maakt van deskundige hulp. Al is het slechts door de taal en het jargon die zij in de praktijk introduceren. Iets van dit tweede beeld vind ik wel herkenbaar. Regelmatig verbaas ik me over het grote aantal kinderen die behandeld moeten worden voor problemen als ADHD, dyslexie, discalculie, concentratiestoornis-sen, etc. Gaat het hier echt om eigen-schappen van kinderen, of om culturele eisen die voor een groot aantal kinderen problemen opleveren? In de jaren zeventig hanteerde de orthopedagogiek de categorie moeilijk opvoedbare kinderen, waarmee in feite een relationeel probleem kritiekloos werd vertaald in een problema-tische eigenschap van het kind. In mijn ogen is het een taak van de NVO om kritische reflectie op het eigen jargon van de pedagogiek binnen de vereniging een plaats te geven. Uiteraard in dialoog met de practici.

Wat heeft dit alles te maken met het thema welbevinden en veiligheid. Heel

De toekomst van de NVO: Welbevinden en veiligheid

// In het laatste nummer van NVO-Bulletin vraagt de ontwikkelingspsycholoog en Utrechtse universiteitshoogleraar Willem Koops zich af of er nog pedagogen zijn in onze universiteiten. Het is een ironisch vertoog over een feitelijk verdwijnen van deze wetenschap onder druk van wetenschap-pelijke eisen van buitenaf, in casu de Anglo-Amerikaanse psychologie, die op haar beurt weer onder druk staat van biologie en hersen- onderzoek. Koops suggereert dat door deze ontwikkelingen niet alleen de opvoed kunde, maar ook de opvoeding zelf verdwijnt. //

Page 9: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 9

veel, denk ik. In zijn studieOntwikkelings-psychologie (1953) analyseert Langeveld de voorwaarden voor een goede ontwikkeling van het kind. Dat zijn de erkenning van de hulpeloosheid van het kind, de behoefte aan veiligheid, de ruimte voor de exploratiedrang en het emancipa-tiebeginsel ofwel het opbouwen van de eigen identiteit. Het gaat hier nadrukkelijk niet om problemen – Langeveld zelf heeft het over beginselen – maar om gewone voorwaarden aan het samen met kinderen leven. Als er een beginsel in het gedrang komt, ontstaat er ook een opvoedingspro-bleem en de pedagoog kan dan, op verzoek van de ouders of namens de overheid, verantwoordelijkheid nemen voor de oplossing ervan.

‘ U hoort van ons en vooral: hopelijk ho-ren wij van u waar-voor u vindt dat ‘wij het moeten doen!’

Maar opvoeden is meer, het is ook een introductie in de wereld waarin de jonge mens gaat leven en bemiddeling van de daartoe noodzakelijke culturele bagage, of soms nog meer. Want ieder kind wordt wie hij/zij zal zijn in de wereld en cultuur waarin hij/zij straks zal leven. De toerusting tot dit leven is naar mijn mening wel degelijk een zaak van de pedagoog. Als opvoeder zal zij/hij oog moeten hebben voor een evenwicht tussen de eisen van de volwassen wereld en die van de ontwikkeling van het kind. Als wetenschapper zal hij inzicht moeten bevorderen in deze zaken, met een open oog voor de spanningen die er inherent aan zijn en met een bijzondere antenne voor het welbevinden van kinderen. Dat

laatste lijkt me onmisbaar als advies gevraagd wordt bij (opvoedings)problemen. Zo nodig mag er een stevige cultuurkritiek aan verbonden worden, ik denk dan b.v. aan het geweldsprobleem in onze cultuur in relatie tot de aandacht die de media eraan schenken. De NVO zou deze discussies kunnen organiseren en er zo nodig stevig aan moeten deelnemen.

Tot slot nog een kleine reflectie op Koops’ constatering, dat de pedagogiek van de universiteiten verdwijnt en zijn observatie over de medicaliserende invloed van de psychologie op de opvoeding. In de jaren tachtig analyseerde ik met de onderwijs-pedagoog Jacob Bijl het fenomeen sociale wetenschappen in relatie tot de theorie van een praktische wetenschap. Daarbij beschreven we twee motieven voor wetenschap: benieuwdheid en het oplossen van (praktische) problemen. Benieuwdheid is de zucht om te ontdekken hoe iets in elkaar zit, zoals in Langevelds ontwikkelingspsychologie gebeurt. Oplossen van praktische problemen is de dominante aanpak in de sociale wetenschappen geworden, zij het niet in de vorm die ons toen voor ogen stond. Maar een wetenschap die over alles nadenkt in termen van problemen, zal overal problemen vinden. Misschien is dat wel een van de grootste uitdagingen waar de NVO voor staat: ruimte zoeken voor nieuwe analyses van gewone opvoeding in onze huidige cultuur en de professio-nele academische opvoeder de kans geven om buiten de hem/haar bekende academische probleemanalyses te denken.

Lennart Vriens Prof. dr. L.J.A. Vriens was van 1974 tot 2010 docent pedagogiek en onderwijskunde aan de Rijks universiteit van Utrecht. Hij was van 1990 tot 2001 bijzonder hoogleraar vredespedago-giek aan dezelfde universiteit. Deze inleiding is te zien en te beluisteren op de campagnewebsite www.koersnvo.nl

Page 10: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

De NVO behartigt primair de belangen van haar aangesloten leden, academisch gevormde orthopedagogen, pedagogen en onderwijskundigen. Leden die werkzaam zijn in het brede veld van opvoeding en onderwijs. Waar doen wij het voor?Leden die daar individueel vanuit hun professionele deskundigheid de belangen van kinderen, jongeren en hun ouders behartigen en dat ook zichtbaar willen uitdragen. De specifieke taak van pedagogen is het leggen van de verbinding tussen wetenschappelijke kennis en expertise en de dagelijkse praktijk. Dat is ook de reden

waarom pedagogen in het maatschappelijk debat aangaande opvoeding en onderwijs aan tafel zitten. Horen te zitten!

Al jarenlang is er binnen de NVO de roep om grotere zichtbaarheid van pedagogen in dat maatschappelijk debat en om grotere zichtbaarheid van de NVO als vereniging van en voor wetenschappelijk geschoolde pedagogen. De NVO wil een vereniging zijn waarin de leden elkaar ontmoeten als vakgenoten die elkaar inspireren tot die zichtbaarheid in de samenleving. En dat alles in het belang van het kind. Want daar doen wij het voor!

Drs. Ellen M.Y. Buursma, penningmeester NVO

Nieuwsbrief KoersNVO 20 september

Deze koers gaat de NVO varen

Page 11: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 11

De ideale opleidelingDe ideale opleideling is iemand die in staat en bereid is tot permanente professionalisering in samenspraak met de beroepsgroep.In coaching en ontwikkeling wordt vaak een ontwikkeling beschreven van: I onbewust ombekwaam II bewust onbekwaam III bewust bekwaam naar IV onbewust bekwaam. Deze ontwikkeling is ook in een kwadrant weer te geven door de mate van bekwaamheid af te zetten tegen de mate van bewustzijn. De ideale opleideling is bewust bezig met de mix van denken en doen, en kan eigen kennis, attitude en vaardigheden integreren met de professionele en academische eisen. De ideale opleideling is zelfbewust bekwaam.

De ideale opleidingAls opleider kun je je richten op het vergroten van de bekwaam-heid. Dit is wat in het algemeen centraal staat in competentiege-richt opleiden en training en instructie. Uitgaande van kennis

en evidentie over hoe te handelen wordt de professional getraind in een bepaalde werk wijze of methodiek. Die werkwijze wordt toegepast en geoefend in de praktijk. Die oefening, het zien van voor beelden en het opdoen van ervaring bevorderen de bekwaamheid. Dat is de reden dat de NVO hecht aan praktijkervaring en zelfs spreekt over ‘voldoende praktische hoogwaardige kennis en ervaring’. Het bewustzijn en dus ook het zelfbewustzijn kan worden bevorderd door de reflectie op de eigen ontwikke-ling en de onderliggende kennis en uitgangspunten met name in de supervisie en intervisie.

De ideale beroepsverenigingWat is nu belangrijk voor de NVO als beroepsvereniging in deze? De NVO moet zich bezig houden met het beoordelen, bewaken en bevorderen van professionalisering. Daartoe moet zij criteria ontwikkelen waarmee die zelfbewuste bekwaamheid geoperationali-seerd kan worden. En ze zal

methoden moeten ontwikkelen of gebruiken waarmee niet alleen het niveau kan worden vastgesteld, maar met name ook de ontwikkelingsmogelijkheden. Waar zitten potentiële ambities en talenten van professionals en wat hebben zij nodig om die te ontwikkelen? Voor een dergelijke beoordeling van bekwaamheid is meer nodig dan formele eisen over hoeveelheden literatuur of uren scholing. En als de NVO recht wil doen aan het ‘zelfbewuste’ moet ook aandacht worden besteed aan de eigenheid of authenticiteit van de pedagoog/onderwijskundige. Dan moet die pedagoog/onderwijskundige bevraagd worden op haar ambities en intenties en dan moet die professional worden uitgedaagd om haar professio-nele en maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen en te staan voor haar keuzes. En dat vraagt om zelfbewuste reflectie op de eigen referentie-kaders in relatie tot die van anderen.

De ideale opleid(el)ing en de NVO

// De NVO is de beroepsvereniging voor pedagogen en onderwijskun-digen. In een beroepsvereniging staat professionaliteit centraal. De NVO richt zich daarbij op professionals die op een bepaalde manier zijn opgeleid, nl academisch. Kenmerkend voor een academische professional is dat die systematisch en gebruik makend van weten-schappelijke kennis en methoden bezig is met kennisontwikkeling en verantwoord handelen. //

Joyce Aalberts Omdat ik het bewustzijn van het eigen perspectief en referentiekader zo belangrijk vind, gebruik ik hier het vrouwelijk perspectief als het over mensen of professionals gaat. Daar kan dus ook hij/zijn gelezen worden.

Page 12: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 12

Optie 1, balans: Gewoon meer ‘gewone’ pedagogiekZelf ben ik verbonden aan de pedagogiek-master van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam. Passend bij het vigerende accent op orthopedagogiek zijn de orthopedagogi-sche afstudeertrajecten bij mijn universi-teit groot. Het mastertraject Opvoedings-ondersteuning is klein en hetzelfde geldt voor Onderwijskunde. Zo leiden we dus meer orthopedagogen op dan ‘gewone’ pedagogen. Gaat het hier niet al scheef? Immers, Piet Vroon suggereerde ooit dat een land dat veel psychologen opleidt vanzelf ook meer psychologische problemen krijgt. Moeten er niet meer ‘gewone’ pedagogen komen die het ‘gewone leven’, de ‘civil society’ en de ‘nuldelijnszorg’ gaan versterken? Feit is dat veel studenten nu worden geleid naar een orthopedagogisch diploma door de NVO/GZ-opleidingseisen, want veiligheidshalve wil de calculerende student de deur naar dit traject toch open houden. Zo komt er weer een orthopedagoog erbij en gaat soms een algemene pedagoog verloren.

Optie 2, integratie door de ‘allround’ pedagoogIn de voetballerij speelt op dit moment een discussie over de opleiding van nieuwe spelers, met een raakvlak met het pedagogisch werkveld. In het moderne voetbal, zo is de gedachte, moet een speler het gehele veld van voor naar achteren kunnen bestrijken. De ouderwetse controlerende middenvelder is te statisch en past misschien nog bij tafelvoetbal, maar niet bij het echte voetbal. Een moderne speler moet kunnen verdedigen èn de achterlijn kunnen halen. Vertaald naar de pedagogiek is de vraag: moeten we pedagogen zo (na)scholen dat ze inzetbaar zijn in het verdedigende voorveld, door kunnen schuiven naar de tweede linie en eventueel zelfs nog verder kunnen oprukken? Moeten we breder opleiden? Moet de toekomstige professional zowel pedagoog als orthopedagoog tegelijk zijn in één pedagogische totaalvoetbal?

Optie 3, samenwerking: De pedagoog als netwerkerIn de wetenschappelijke literatuur is er meer en meer aandacht voor interprofes-sionele samenwerking in de medische zorg en de preventieve en curatieve ‘health services’. Uitgangspuntpunt is dat professionals, vanuit de eigen specialisatie, gecoördineerd moeten samenwerken met andere professionals om een geïntegreerd aanbod ‘rondom het kind’ te realiseren. ‘Smal’ opgeleide specialisten kunnen in teamverband een sluitend aanbod creëren. Deze multidisciplinaire en organisatie-overstijgende samenwerking is niet vanzelfsprekend (men memoreert hier vaak even aan dramatische inciden-ten uit de jeugdzorg). Pedagogen van alle disciplines moeten dan ook leren samenwerken. In kleine en grote netwerken. Met verwante beroepen en heel andere disciplines.

Opleiden tot pedagoog

//Waartoe moeten we de pedagoog opleiden? Deze vraag is actueel nu de deuren van de hogescholen en universiteiten net weer zijn open gegaan. De vraag houdt ook de NVO bezig: welke scholing en nascholing past in deze tijd? Eén prangende vraag is of de huidige transitie en transformatie van de jeugdzorg ook tot een transformatie moet leiden bij de opleidingen voor hbo, wo en post-masteropleidingen. De NVO wil hierover graag met u in discussie. Ik mag kort iets schrijven en leg graag drie opties aan u voor. //

Page 13: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 13

Opleiders gezochtMoeten scholing en nascholing ook worden getransformeerd bij optie 1, 2 en 3? Optie 1 is iets voor de reguliere opleiding. Ook is het denkbaar dat bachelor- en masterstudenten zich toch eerst één discipline eigen moeten maken. Maar daarna kan men zich verbreden en/of verdiepen in multidisciplinaire samenwerking, vanuit de eigen discipline. Deze toekomstige (na)scholing brengt me ten slotte bij een thema uit mijn eigen lopende onderzoek naar het leren en opleiden in de brede context van de kinderopvang.

In de kinderopvang is er veel ruimte voor (na)scholing. Studenten in het mbo zetten nog maar kleine stapjes in de eerste fase van hun beroepsopleiding. Weliswaar startbekwame maar net beginnende professionals leren nog veel bij in de eerste fase van hun carrière, ook bij basisvaardigheden. Echter, nascholing blijkt bijna even vaak effectief als ineffectief (er zijn zelfs cursussen waar je “dommer” van wordt). Recente evaluatie van de intensievere professionaliserings-trajecten laat zien dat een deel van de coaches, trainers, mentoren en consul-tants niet zo effectief is in het verbeteren van pedagogische competenties, terwijl andere collega’s klinkende resultaten boeken. Het verschil lijkt met name de professionele achtergrond van de opleiders zelf. De gedachte dringt zich op dat coaches een coach nodig hebben, mentoren een mentor, trainers … (enfin, u snapt het) voordat we de pedagogische kwaliteit kunnen verbeteren.

De NVO wil werken aan (na)scholing in het bredere pedagogische werkveld in deze periode van transitie en transforma-tie door bij zichzelf te rade te gaan èn bij u, vindt de NVO zelf. U wordt dan als het ware coach, mentor, trainer of consultant van de NVO.

‘ Ik vind dat de NVO, met andere betrok-kenen uiteraard, nu moet beginnen bij het begin: de opleiding. ’

Er moet snel een erkende specialisatie komen voor het werk van de algemene pedagoog. NVO stelt al wel opleidingsei-sen voor orthopedagogen maar laat het bredere pedagogische werkveld nu nog geheel braak liggen. Een veelomvattend werkveld in opkomst is daardoor nu onvoldoende in beeld. Dit moet en kan de NVO gauw veranderen (zie optie 1). NVO kan ook niet heen om een actieve rol bij de opties 2 en 3: meer ondersteunend in de bachelor/master, actief bij (post-mas-ter) opleidingen en andere beroepsactivi-teiten. Het is gewoon tijd voor erkenning van gewone pedagogen, die heel bijzonder werk doen.

Ruben Fukkink Prof. dr. Ruben Fukkink (bijzonder hoog-leraar Kinderopvang – lector Hogeschool van Amsterdam) College and Research Institute of Child Development and Education Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Universiteit van Amsterdam

Page 14: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

De eerste maandagochtend in september. Driehonderd paar ogen kijken me aan, nieuwsgierig, verwachtingsvol. Het is muisstil. Driehonderd studenten staan op de drempel om pedagoog te worden en hun eerste college pedagogiek gaat nu beginnen.

Weet ú nog hoe het was om uw eerste stappen als pedagoog te zetten? De eerste colleges, de boeken en theorieën en niet te vergeten de statistiek, en daarna de praktijk met echte kinderen, ouders en leerkrachten?

Pedagogen, daar zouden er meer van moeten zijn! Dat zou de NVO voor beginnende en gevorderde

pedagogen moeten uitstralen. Er is immers nog zoveel te verbeteren voor kinderen en hun ouders of verzorgers: kindermishandeling bestrijden, minder overplaatsingen binnen pleegzorg, ouders helpen met de opvoeding van hun kwetsbare of lastige kinderen, … U weet er vast nog wel een paar, toch?Ik ben pedagoog en voor mij is dat het mooiste beroep van de wereld. Daarom sta ik daar op die eerste maandagochtend in september met driehonderd paar ogen op me gericht. Daarom hoop ik iedereen ervan te overtuigen dat er daar meer van moeten zijn, pedagogen dus.

Daar doe ik het voor!

Prof.dr. Femmie Juffer, Bestuurslid NVO

Nieuwsbrief KoersNVO 27 september

Pedagogen, daar zouden er meer

van moeten zijn

Page 15: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 15

Tweelingonderzoek leek te laten zien dat voor de meeste ontwikkelingsuitkomsten de helft van de variantie, en soms zelfs meer, werd verklaard door genetische verschillen tussen kinderen. Preciezer onderzoek naar welke genen daarbij een rol speelden leverde overigens nooit meer dan hooguit een paar procent verklaarde variantie op. Een nieuwe en veelbelovende manier om naar eigenschappen van kinderen en omgevingsinvloeden te kijken is met het model van differentiële ontvankelijkheid. Kort gezegd gaat dat model ervanuit dat er paardenbloemen en orchideeën zijn. Sommige kinderen lijken op paardenbloemen: ze gedijen in de meeste omstandigheden. Andere kinderen lijken meer op orchideeën: ze hebben meer last dan andere kinderen van onrust in een drukke klas, of van vervelende gebeurtenissen thuis, maar ze profiteren ook meer van wat extra aandacht en kunnen erg vooruit gaan in goede of verbeterde omstandigheden.

Verschillende onderzoeksgroepen in binnen-en buitenland hebben geprobeerd te inventariseren welke kinderen nu die orchideeën zijn. Drie kenmerken komen daarbij consistent naar voren: een moeilijk temperament (kinderen die niet makkelijk met veranderingen omgaan, snel afgeleid

en driftig zijn), ongunstige perinatale omstandigheden (laag geboortegewicht, vroeg geboren), en bepaalde genetische kenmerken (in het dopamine en serotonine systeem). Belangrijk voor pedagogen is te beseffen dat kinderen die als lastig of kwetsbaar worden beschouwd dat inderdaad zijn, maar dat dit maar één kant van de medaille is. Het zijn kinderen voor wie de omgeving een sterke invloed for better and for worse heeft: orchideeën worden het meest geraakt in negatieve zin bij slechte omstandigheden maar ze reageren ook het sterkst op verbetering van de omstandigheden (door bijvoorbeeld interventie). Daar ligt dus opvoedingspo-tentieel, braakliggend terrein voor pedagogen om niet alleen de paardenbloe-men maar ook de orchideeën te laten bloeien!

Het is een taak voor de NVO om de kennis van de pedagoog over kinderen up-to-date te houden, door opleiding en nascholing, zodat aankomende pedagogen en pedagogen in het veld gebruik kunnen maken van de nieuwste inzichten. Zodat ze anders kunnen kijken naar kwetsbare kinderen, en kunnen helpen om (met de POKON van de pedagogische ondersteu-ning) de grond voor hen zo te verrijken dat ze tot volle bloei komen.

Paardenbloemen en orchideeën

//Onze kennis over kinderen verandert voortdurend. Er was een tijd dat we de samenleving en de kinderen daarin ‘maakbaar’ achtten. Daarop volgde, als de slinger van een klok, een tijd waarin de geneti-sche bagage van kinderen als doorslaggevend werd beschouwd. //

Marian Bakermans- Kranenburg Marian Bakermans-Kranenburg is hoogleraar Pedagogiek aan de Universiteit Leiden, met een bijzondere interesse voor de neurobio-logische achtergronden van opvoeding en ontwikkeling.

Page 16: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 16

Deze twee uitspraken hangen met elkaar samen: doordat kinderen zich optimaal ontwikkelen en ontplooien zullen zij als volwassene die dingen kunnen doen en die relaties kunnen aangaan die bijdragen aan hun eigen welbevinden – en dat van anderen. Dat geldt ook voor het welbevin-den van kinderen: ontwikkeling en ontplooiing vragen om dingen doen en om relaties. Ze zijn bron van het welbevin-den van kinderen. Je ontwikkelen is waardevol, maar als het goed is ook betekenisvol en meestal leuk. In de eerste zin heb ik met opzet ‘zích ontwikkelen en ontplooien’ geschreven. Ik vind het jammer dat het wederkerend voornaamwoord uit ons pedagogisch discours lijkt te verdwijnen. Het geeft namelijk weer dat niet alleen ouders en leerkrachten activiteiten moeten verrichten, maar kinderen zelf ook. Je ontplooien gaat immers niet vanzelf. En, zoals al gezegd, door activiteiten en in relaties kan ook sprake zijn van welbevin-den. ‘Kán’, want niet alle activiteiten en relaties dragen daartoe bij. Door waarde-

volle activiteiten op school, thuis en in hun vrije tijd en in goede relaties met ouders, leerkrachten en vrienden ontplooien kinderen zich en zullen zij zich kunnen welbevinden. (Natuurlijk kunnen omstandigheden of psychologische eigen-schappen van kinderen ook verhinderen dat zij zich welbevinden, maar waarde-volle activiteiten dragen er in ieder geval toe bij.)

Zowel de uitspraak dat het in het belang van kinderen is om zich optimaal ontplooien als dat zij dit doen in beteke-nisvolle activiteiten en relaties zijn waardegeladen. Zo kun je je afvragen of optimale ontplooiing wel wenselijk is.

Leidt optimale ontplooiing niet tot onwen-selijk perfectionisme bij kinderen en hijgerig gedrag van of onzekerheid bij ouders? En niet alle (optimale) ontwikke-ling is wenselijk. Daarover verschillen de meningen. Over wat onwenselijke ontwikkeling is of minimaal noodzakelijk voor ontwikkeling en ontplooiing zijn de meeste mensen, pedagogen incluis, het

Optimale ontwikkeling: tussen morele dialoog

//Opvoeding en onderwijs zijn er idealiter op gericht dat kinderen zich optimaal ontwikke-len en ontplooien. Ook zijn opvoeding enonderwijs intrinsiek verbonden met welbevinden. Zowel het zich welbevinden van de toekomstige volwassene en het welbevin-den van anderen (opvoedingsdoelen) als het zich welbevinden van kinderen. //

Page 17: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 17

Doret de Ruyter Doret de Ruyter is hoogleraar Theoretische Pedagogiek aan de Vrije Universiteit. Ze is oplei-dingsdirecteur Pedagogische Wetenschappen van de Faculteit der Psychologie en Pedagogiek.

wel eens. Daarvoor hebben zij ook argumenten die in principe door iedereen onderschreven kunnen worden. Zo is te dik worden of antisociaal gedrag onwenselijk. Maar wat is optimale lichamelijke ontwikkeling? Wanneer hebben kinderen zich optimaal moreel ontwikkeld? Wat als kinderen of ouders niet wensen dat kinderen hun talenten optimaal ontwikkelen of daarover van mening verschillen? En hoe zouden leerkrachten daarin een rol moeten spelen?

Er zijn dan twee aspecten die aandacht vragen van pedagogen: de wenselijke richting waarin kinderen zich ontwikkelen en de kwaliteit van de activiteiten en relaties waarin kinderen zich optimaal kunnen ontplooien.

Nu mogen pedagogen niet hun eigen opvatting over het goede aan ouders of leerkrachten opleggen. We achten het in Nederland alleen gerechtvaardigd om dwingend op te treden als de basale voorwaarden voor ontwikkeling niet

geboden worden. Zoals gezegd is daarover een zekere consensus. Maar pedagogen kunnen niet om deze vragen heen. Zij moeten hierover in gesprek met ouders en kinderen, met burgers en politiek en bovenal met elkaar.

Deze pijler van de NVO moet leiden tot debat onder de leden over wenselijkheid en waarden. Wellicht blijkt dan dat er veel meer consensus is dan gedacht. Het levert in ieder geval inzicht in de opvattingen die binnen de professionele gemeenschap leven. Dat inzicht moet leiden tot verdere reflectie en verdieping. Niet met het doel de pijler uniform en heel precies in te vullen. Dat zou geen recht doen aan diversiteit van waarden en waarschijnlijk leiden tot een lange lijst die weinig vruchtbaar is. Maar wel omdat een discussie over wenselijkheid en waarden noodzakelijk is om beter te kunnen bijdragen aan het floreren van kinderen, hun ouders en de samenleving.

En daar doen we het voor.

Page 18: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 18

We weten dat aanhoudende ruzies tussen ouders, waarbij de kinderen vaak betrokken worden, leiden tot risico’s zoals het verlies van kinderlijke autonomie, de herkenning en regulering van emoties en de vorming van gehechtheidsrelaties. Dit kan leiden tot loyaliteitsproblematiek, gebrekkige identiteitsontwikkeling, een negatief zelfbeeld, parentificatie, vroege verzelfstandiging, een verstoorde emotieregulatie en een verstoorde gehechtheid.

Beide ouders houden tegenwoordig na de scheiding gezag. Op zich een goede ontwikkeling, want op die manier zijn en blijven beide ouders verantwoordelijk voor de opvoeding van de kinderen en is er een basis voor behoud van contact en een volwaardige ouder-kindrelatie tussen het kind en beide ouders. . Maar wat komen we nu steeds vaker in de praktijk tegen? Als de ene ouder zorgen heeft over een kind, bijvoorbeeld omdat het op school niet lekker loopt, dat de andere ouder dan

weigert mee te werken (te tekenen) voor bijvoorbeeld een handelingsgericht onderzoek. De ene ouder lijkt de andere dwars te willen zitten, maar verwaarloost daardoor het kind. Het kind wordt hulp ontzegd. Hier moeten we als pedagogen handelend optreden.

De vraag is of de pedagoog voldoende toegerust is om op te treden bij ouders in oorlog of dat ook de pedagoog klem komt te zitten? En wàt pakt de pedagoog dan precies op? Als ouders tegen elkaar een rechtszaak aanspannen, heeft de pedagoog dan voldoende juridische kennis om de gevolgen van de verschil-lende uitkomsten van rechtspraak te overzien? In het belang van kinderen, maar ook in het belang van zichzelf? Willen ouders ondanks hun heftige ruzies er toch samen uitkomen, kan de pedagoog dan als mediator optreden, of is een juridisch mediator dan een betere keuze?

Ouders in oorlog: Klem tussen ruziënde ouders

// Er wordt veel over gesproken en iedereen krijgt er direct of indirect mee te maken; de vechtscheiding. Een scheiding waarin geen rekening wordt gehouden met de kinderen omwille van het gevecht tussen de ouders. Eén of beide ouders verlaten hun ouderpositie en verliezen het belang van het kind uit het oog. Het onderscheid tussen partnerschap en ouderschap raakt zoek.De cijfers wat betreft scheidingen liegen er niet om; in 2011 vonden er in Neder-land 32.510 echtscheidingen plaats. Volgens schattingen van experts heeft zo’n 25 tot 35 procent van het aantal ondertoezichtstellingen, opgelegd door de kinder-rechter, betrekking op een vechtscheiding.Daar waar het om ruzie tussen ouders gaat is het belangrijk dat kinderen niet betrokken worden in de ruzie. Ze horen geen partij te moeten kiezen of ouders tegen elkaar te zien of horen schelden óf zelfs zelf als inzet gebruikt te worden in de ruzie. Ouders die oorlog voeren met elkaar en de kinderen hierin meesleuren plegen kindermishandeling. //

Page 19: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 19

Ouders worden tegenwoordig bij scheiding verplicht een ouderschapsplan op te stellen. Weten wij als pedagogen voldoende wat hierin moet komen? Moeten er cursussen komen die de pedagoog kan volgen om opgeleid te worden tot Mediator In Echtscheiding Situaties (MIES)? Er zullen vast genoeg professionals in het veld zijn, die veel ervaring hebben en dit met medecollega’s kunnen en willen delen. Samen willen we immers een goede formule ontwikkelen waarin het kind centraal staat!

‘ Ik ben van mening dat er hier (nog) veel winst te behalen is.’

Zolang we in de gesprekken de focus op het welzijn van de kinderen houden, zullen ouders, al dan niet gedwongen, tot afspraken moeten komen. Kortom we moeten in het belang van de kinderen vroeg signaleren, daadkrachtig optreden en met de juiste kennis en kunde deze ouders terugleiden naar hun ouderschap, een positie waar de witte vlag altijd uitgehangen dient te zijn!

De taken voor ons pedagogen zijn:Allereerst: laten we met elkaar de dialoog aangaan over wat onze rol is. Misschien kunnen we hiervoor een netwerk of dossier oprichten. We houden individueel altijd de kindveiligheid in de gaten en trekken aan de bel trekken wanneer dit nodig is.

We kunnen psycho-educatie aan ouders verzorgen; over de ontwikkeltaken van kinderen én over de taken van ouders om hierbij ondersteuning en randvoorwaar-den te bieden.

We moeten daar waar nodig kunnen optreden als mediator; dat betekent dat we ons daarin moeten (kunnen) scholen. Maar wat óók onze taak is, is verbinding zoeken met andere professionals; met juristen, mediators etcetera. Om hen te informeren over en te begeleiden bij de risico’s die een vechtscheiding met zich meebrengt voor het kind.

Wat moet de NVO doen?:Nog meer dan nu zou de NVO dit onderwerp tot een maatschappelijk vraagstuk moeten maken. De NVO zou ouders, maar ook echtschei-dingsadvocaten en mediators kunnen informeren waar ze voor meer informatie en hulp aan kunnen kloppen.En last but not least: het zou mooi zijn als de NVO voor haar leden een scholings-aanbod zou ontwikkelen (of accrediteren) over (v)echtscheidingsproblematiek en mediaton.

Ruud Engelsman Msc. Ruud Engelsman. Orthopedagoog – Generalist NVO. Behandelaar diagnosticus en coach werkzaam bij de Opvoedpolie.

Page 20: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

Leermoeilijkheden, sociaal- emotionele problemen, gedrags-problemen, rugzakaanvragen, schooladvies voor het voortgezet onderwijs, verwijzingen naar het speciaal (basis) onderwijs: een aantal voorbeelden waarbij door scholen en/of ouders een beroep op een pedagoog wordt gedaan. Naast hulpvragen op leerlingni-veau kan de pedagoog ingescha-keld worden bij coachingstrajec-ten aan leerkrachten en wordt scholing over uiteenlopende onderwerpen verzorgd.

In het kader van Passend Onder-wijs zal de rol van de pedagoog als schooldeskundige in de nieu-we structuren van de samenwer-kingsverbanden, duidelijk veran-deren. Als professional is het daarom belangrijk dat je goed op

de hoogte bent van de ontwikke-lingen in het vakgebied zodat je scholen en ouders juist kunt adviseren. Dus is het waardevol om als pedagoog aangesloten te zijn bij de NVO. Er worden bijeen-komsten georganiseerd over actuele thema’s als dyscalculie en Passend Onderwijs en verder biedt de beroepscode een houvast, en kan een jurist geraadpleegd worden. Ook is de NVO bezig de Orthopedagoog-Generalist in het BIG-register te krijgen. Voor mij is het vanzelfsprekend om lid te zijn van de NVO. Niet alleen omdat het een club is die mijn belangen behartigt, maar ook omdat ik me samen met andere leden in kan zetten voor al die kinderen die een extra steuntje in de rug nodig hebben. Want daar doe ik het voor!

Liem Che Yuen, NVO lid en lid van de projectgroep KoersNVO

Nieuwsbrief KoersNVO 11 oktober

Pedagogen onmisbaar in het onderwijs

Page 21: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 21

In a problem-solving approach, the “problems” encountered by a child are viewed as discrepan-cies between what is and what should be – the discrepancy between how well a child reads and how well the teacher (or school or society) expects that child to read (for a child with dyslexia), or the discrepancy between how well a child attends and how well the teacher (or school or society) expects that child to attend (for a child with ADHD). In a problem-solving approach, time and effort are devoted to defining the problem within the school context, developing interventions (treatments) to address the problem, and – most importantly – measuring the effectiveness of the interventions. If data reveal that

an intervention is not effective, then the intervention is modified, and data continue to be collected to evaluate the effects of the modification. This cycle of intervene – evaluate – modify – evaluate continues until improvement is seen (Deno, 1986; 2005). The data used within a problem-solving approach have particular characteristics: reliability, validity, sensitivity to growth over short periods of time, and efficiency (see Deno,1985; Wayman, Wallace, Wiley, Tichá, & Espin, 2007; Espin, Wayman, & Campbell, 2011).

In a problem-solving approach, the pedagoog is the professional “problem solver” – the person with the skills not only to identify and define the problem,

but also to identify evidence-based interventions and modifications, and to collect and interpret data to evaluate the effects of interventions and modifications. The pedagoog is also the person who links the teacher, the parent, and the specialist (for example, the behavior or dyslexia specialist) because interventions and modifications are implemented by all of these agents – and all have a vested interest in the progress and development of the child. To stimulate such a change, it may be helpful for NVO to emphasize the need for pedagogen who are trained as specialists to work in school settings to meet the needs of children across a broad range of disabilities.

The pedagoog as a data-based problem solver: A shift in role for pedagogen?

// One of the NVO themes under the pillar “Ontwikkeling en ontplooi-ing van kinderen” refers to the fact that pedagogen should support and work with school teams and individual teachers to ensure that high-quality education occurs, including education for children who need extra help. The question arises, “How should a pedagoog achieve such a noble goal?” Time and effort devoted to diagnosis and assess-ment alone is not enough to help school teams and teachers achieve high-quality education. In this essay, I explore the proposition that pedagogen should be “data-based problem solvers”; that is, they should be experts in the collection and use of data to make decisions about solving – not just identifying – the problems of children with special needs in the schools. This approach is referred to as a data-based problem-solving approach (Christ, 2012; Deno, 1986; 2005). //

Christine Espin Prof. dr. C.A. (Christine) Espin (Bijzonder Hoogle-raar – Diagnostiek door leerkrachten van Leer- en Gedragsproblemen bij Adolescenten). Faculteit der Sociale Wetenschappen, Instituut Pedagogische Wetenschappen, Orthopedagogiek.

Page 22: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 22

Wanneer we over ons eigen huishoud-boekje nadenken zijn we kritisch aangelegd. We willen kwalitatief goede producten die aansluiten bij onze behoeftes. We willen niet teveel geld uitgeven, maar net genoeg om de gewenste kwaliteit te krijgen. We verwachten ook dat de verkoper ons een product biedt dat voldoet aan de verwachtingen.

In de zorg zijn we minder gewend aan het afwegen van de kosten tegen de baten. Cliënten hebben vaak geen inzicht in de zorg die ze vragen eigenlijk kost. Maar ook wij als hulpverleners zijn onvoldoende gewend om stil te staan bij vragen als: Hoeveel kost mijn hulpverlening? Is het te verwachten resultaat de kosten wel waard? Hoe vaak zetten we opnieuw zorg in? In hoeverre betrekken we resultaten van eerdere zorg in onze overwegingen om nieuwe zorg te bieden? Welke effecten zijn te verwachten van onze zorg? Zijn dat de effecten waar de cliënt tevreden mee is? Wanneer we meerdere hulpvormen naast elkaar laten verlopen, is dat dan effectief?

Volgens mij is doelmatigheid een juiste afstemming tussen kosten en effectiviteit. Het is merkwaardig dat die twee in de praktijk zou weinig op elkaar worden betrokken. We hebben het vaak óf over de kosten van de zorg, óf over de effectiviteit.

Veel mensen vinden dat het niet hoort stil te staan bij vragen als: Is het wel nodig wat we doen? Wat moet er in ieder geval moet worden gedaan en wat misschien niet?

Ik merk soms een aarzeling om te praten over de kosten in de zorg; er lijkt iets onethisch aan te kleven. Maar we moeten ons af blijven vragen of het nuttig en effectief is wat we doen. Als een kind bijvoorbeeld langdurig hulp nodig heeft, moet je natuurlijk niet zeggen dat zoiets te duur is. Dat kind heeft die hulp nodig. Zoiets kan echter haaks staan op een traject waarin de hulpverlening maar voortduurt, zonder dat de situatie verbetert. Daar moet je je in de eerste plaats afvragen waardoor je niet effectief bent. Maar in de tweede plaats of het nog wel zin heeft om deze hulp in te zetten, en of het wel verantwoord is om kosten te blijven maken.

Overigens lijkt het of in het debat de balans tussen de nadruk op medicalisering doorslaat naar die op opvoeding. De transitie jeugdzorg wakkert dat ook aan. Bij mij triggert dat de vraag of we niet een fout maken om ál het perspectief van kinderen te benoemen vanuit opvoeding. Het lijkt erop dat ouders in staat stellen goed op te voeden impliciet het beste is voor het kind. Maar als het doel het welzijn van het kind is, is het soms helemaal niet de beste weg om aandacht te besteden aan het ‘verbeteren’ van de opvoeding. Om het kind het beste te helpen richt je je de ene keer op de opvoeding, en de andere keer toch expliciet op dat kind zelf.

Gaan we niet van medicaliseren naar pedagogiseren, maken we niet van elk probleem een pedagogisch probleem? Uiteraard blijft het belang van het kind centraal staan. En dat zou de NVO ook blijvend moeten benadrukken.

Doelmatige zorg: Een juiste afweging tussen kosten en effectiviteit

// Ooit kocht ik een kunststof koffiefilter waarmee ik in plaats van een papieren filter meermalen koffie kon zetten. Na drie keer was het stuk. Terug in de winkel zei de verkoper: ‘ Wat verwacht u van een product dat zo goedkoop is?’ //

Ellen Loykens Ellen Loykens is orthopedagoog / klinisch psycholoog en oprichter en directeur van Molendrift. www.molendrift.nl

Page 23: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 23

En tegelijk is er iets wat is gaan knagen: wat levert het nu eenmaal op om je hele leven in een beschermende omgeving op te groeien? Je eigen gezondheid in de gaten te houden en dan op je dertigste te ontdekken dat je lijf niet meer doet wat je zou willen? Of -veel erger- wat een goede vriendin recent overkwam: dat er een ader in de hersenen knapt en dat het afgelopen is. Waarbij ik niet kan laten te denken: ‘had je nog maar een sigaret meer gerookt. Het maakte toch niks uit.’

Minder persoonlijk stel ik mij vragen bij de wijze waarop het pedagogisch handelen dreigt te worden gereduceerd tot het stimuleren van gezonde en veilige groei. Daarom is wat mij betreft de NVO ook belangrijk: om de discussie over de opvoedingsdoelen scherp en helder te houden. Pedagoog zijn op masterniveau is meer dan enkel de juiste oplossingen bedenken voor de door anderen geformuleerde problemen. Master zijn is bemeesteren en begeesteren oftewel: problematiseren en problemen oplossen in één. Toegepast op dit vraagstuk: wat betekent het als we als beroepsvereniging kiezen om op gezondheid en veiligheid te koersen? Durven we de implicaties ervan doordenken?

Veronderstelt opgroeien en socialiseren niet altijd een flirt met ongezondheid en gevaar? Iedereen die met tieners werkt, weet wat ik bedoel. ‘Maar we hebben het hier over kleine, weerloze kinderen’, zult u opmerken. Inderdaad: hoe vroeger hoe beter is al langer het dominante vertoog, maar -zal ik tegenwerpen- betekent dit dan dat pedagogen vanaf nu alleen nog de kleinsten bedienen? Dan zouden we allemaal in één klap kinderpedagogen worden. In dat geval pleit ik graag voor een afscheiding van jeugd-pedagogen.

Hoe zouden we ons als pedagoog dan wel tot gezondheid en veiligheid kunnen verhouden? Laten we eens even kijken wie er nog meer te maken heeft met die thema’s. Om gezond op te groeien, daarvoor hebben we dokters. Om veilig op te groeien, daarvoor hebben we de politie en onze rechtsstaat, niet te vergeten. De NVO kan werkelijk iets op het terrein betekenen door de vlotte samenwerking met deze instanties tot speerpunt te maken. Rest de vraag: waarvoor hebben we dan al die pedagogen nodig? Wat is onze eigen bijdrage? Volgens mij is dit het antwoord: anders dan dokters en agenten helpen wij bij het realiseren van een gezonde opvoedings- en onderwijsrelatie, met als expliciet doel dat het kind of de jongere zich kan ontwikkelen tot een volwaardig lid van de samenleving.

Dit uitzicht op lidmaatschap is cruciaal. En lid zijn van de NVO op haar beurt betekent eigenlijk het belang van deze gedachte uitdragen met de lerende, socialiserende jonge mens in het middelpunt van onze belangstelling. Want zonder de pedago-giek is er geen sprake van een participatie-samenleving. En zonder die relationele ontwikkelingsgedachte is inzetten op een gezonde en veilige levensstijl van onze kinderen eigenlijk behoorlijk ongezond.

Gezond en veilig opgroeien?

// Nu ik zelf heel wat last ondervind van een atypische neuralgie (zenuwpijn) in mijn gelaat, laat het thema gezondheid mij moei-lijk los. Ik begrijp dan ook de toegenomen aandacht voor suikers en alcohol. Ik bejubel de succesvolle teloorgang van de nicotine-staafjes onder jeugdigen. En ik ben de eerste om voor een veilige schoolomgeving de straat op te gaan. //

Stijn Sieckelinck Dr. Stijn Sieckelinck was tot voor kort bestuurslid van de NVO en is momenteel senior-onderzoeker en docent Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken aan de Universiteit Utrecht.

Page 24: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

Op het omslag van ‘Uitverkocht!’ van

Jim Stolze, waaruit bovenstaande kop

komt, is een kassabon zo afgedrukt

dat je die er af probeert te pakken.

Stolze had uitgevogeld dat een boek

aanzienlijk beter verkoopt als het

wordt aangeraakt. Met opzet liet hij

een heel beperkte oplage drukken.

Het nieuws ging meteen rond via

webblogs en sociale media:

‘Uitverkocht! Welkom in de wereld

van de aandachtseconomie’, is nu al

uitverkocht. De vraag naar het boek

explodeerde. Volgens Stolze kijken

bedrijven teveel naar financiële

resultaten. Aandacht is het nieuwe

toverwoord. Maar dan zegt hij iets

opmerkelijks: ‘Zoals gezegd geloof ik

veel meer in de ouderwetse gedachte

van de vereniging. Je bent lid en daar

horen belangrijke

verantwoordelijkheden bij’.

Als medewerkers van het NVO-

bureau vragen wij regelmatig om uw

aandacht. We zoeken geen

ouderwetse gedachtes en we

proberen het op nieuwerwetse

manieren. De website www.koersnvo.

nl bijvoorbeeld, is een interactief

instrument gebaseerd op het delen

van kennis en inzicht. Delen gaat voor

vermenigvuldigen. We vragen dus ook

hier om uw aandacht. U moet er

enige moeite voor doen. Maar dat

past bij de status van uw beroep en

uw verantwoordelijkheid voor het

vakgebied. Of geldt voor u de

bekende quote van Groucho Marx: ‘I

do not want to be a member of any

club that will accept me as a

member’? We kunnen niet zonder uw

aandacht, maar we schenken u die

natuurlijk ook. Hierbij, bijvoorbeeld.

Sterker nog: Daar doen wij het voor!

Rinke Bok, Beleidsmedewerker communicatie NVO

Nieuwsbrief KoersNVO 18 oktober

Delen gaat voor vermenigvuldigen

Page 25: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 25

Niet alleen de pedagogiek, maar ook de orthopedagogiek dreigt te worden ondergesneeuwd door technische medicali-serende hoogstandjes.

Hier ligt mijns inziens een belangrijke taak voor de NVO. Zij moet borg staan voor een wereld waarin de ontwikkeling en ont plooiing van alle kinderen centraal staat en pedagogen zich op hun eigen vakgebied blijven richten. Medicaliseren is niet ons vakgebied. We moeten wel weten wat een bepaalde stoornis inhoudt, omdat we de stoornis moeten kunnen vertalen naar ons vakgebied. Autisme bijvoorbeeld, is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, dat wil zeggen dat deze stoornis de ontwikke-ling van kinderen met autisme ernstig beïnvloedt en dus tot opvoedingsvragen zal leiden. Autisme is pedagogisch gezien een ernstig opvoedingsprobleem. Op vragen die daaruit voortvloeien dienen wij antwoorden te geven, daar ligt de kern van de orthope-dagogiek en daar ligt ook onze kracht: vertaal een beperking in een opvoedings-vraag.

De pedagogische professional bevindt zich dan automatisch in een boeiend weten-schappelijk en klinisch speelveld waarin de juiste balans gevonden moet worden tussen het alledaagse opvoeden en het orthopeda-gogische handelen. We mogen en kunnen gedragskenmerken herkennen, maar moeten die relateren aan opvoedingsvra-gen. Schoenmaker blijf bij je leest, is mijn advies! In 1977 schreef Wim ter Horst ‘Het herstel van het gewone leven’, een bestseller waarin de alledaagse pedagogiek in zeer heldere termen wordt geschetst met prachtige voorbeelden uit het leven van alle dag. Een boek dat ik nog altijd (nu helaas in gekopieerde versie) geef aan ouders van kinderen met een beperking om de lijn naar de alledaagse opvoeding vast te houden. Ook kinderen met een beperking hebben recht op het gewone leven. In mijn

ervaringen met gezinnen met een kind met een beperking heb ik altijd gestreefd naar enerzijds het behoud van de gewone opvoeding waar mogelijk, en anderzijds de inbreng van de orthopedagogiek waar nodig; een zich herhalend tweerichtings-proces.

Een kind met autisme kan gewoon een lastige puber zijn, wat juist een teken kan zijn van een gezonde ontwikkeling. Ook een kind met een verstandelijke beperking kan een koppigheidsfase ondergaan; hij/zij ontwikkelt en ontplooit zich door luid NEE te roepen. De ouder zou daar eigenlijk blij mee moeten zijn.

Helaas worden te veel normale opvoedings-vragen aan ‘defecten’ toegeschreven en losgekoppeld van het normale ont-wikkelingsverloop. De NVO bestrijkt het totale veld van de pedagogiek, de moeder-wetenschap die verschillende specialisaties kent, waaronder de orthopedagogiek. Het is haar taak de juiste balans te waarborgen tussen de pedagogische disciplines om optimaal ruimte te bieden voor ontwikke-ling en ontplooiing van onze kinderen. Als beroepsgroep vormt zij de basis waarop een gezond en veilig kinderleven is verankerd. En daar doen we het voor!

Vertaal een beperking in een opvoedingsvraag

// Voor alle kinderen met of zonder een beperking is de gerichtheid op ontwikkeling en ontplooiing van essentieel belang. Ook voor kinderen met een beperking gelden in eerste instantie de gewone opvoedingsregels. In toenemende mate worden deze kinderen echter steeds meer gezien als een ‘weten-schappelijk meetbaar object, gekenmerkt door een stoornis’. De stoornis komt centraal te staan, naar het kind zelf en zijn natuurlijke omgeving wordt steeds minder gekeken. //

Ina van Berckelaer-Onnes Ina van Berckelaer-Onnes is emeritus hoog-leraar orthopedagogiek, Universiteit Leiden.

Page 26: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 26

Eerst over die registraties.Het is duidelijk dat het klinische profiel binnen de NVO domineert: (basis)orthopedagoog generalist en specialist met accent op diagnostiek en behande-ling. Een profiel waarmee de (ortho)pedagoog de strijd met de gz-psycholoog/ BIG kan aangaan. Nu is dat een prima en noodzakelijk beroep, daar gaat het mij niet om. Het gaat mij erom dat de vereniging niet in staat lijkt andere noodzakelijke pedagogische beroepsprofielen en registraties van de grond te krijgen. Ja maar we hebben nog een niet-klinische registratie de ‘basispedagoog’, zult u zeggen. Dat is mooi (en het is een start), maar ik vind dat wel heel erg mager. Nergens vind ik een duidelijke omschrij-ving van het profiel. En alleen aan de Universiteit Utrecht is er 1 geaccrediteerde opleiding basispedagoog: de master Maatschappelijke Opvoed Vraagstukken. Maar waar die opleiding nu precies toe opleidt is mij niet duidelijk.

Ik heb sowieso moeite met de NVO hoofdindeling: klinisch – niet klinisch. Niet klinisch is dan alles wat niet diagnostiek

– behandelingsgericht is met betrekking tot opvoed- en opgroeivraagstukken? Dat was vroeger eigenlijk alles wat nu juist pedagogisch was! Toen was zelfs orthopedagogiek specifiek opvoeden. Waar is de pedagogiek gebleven? Waarom wordt de NVO eigenlijk niet gewoon een kamer van het NIP of zoiets? Waarom lukt het niet om pedagogische beroepen verder vorm en inhoud te geven?

Een voorbeeld:Het scharnierpunt in de huidige Transfor-matie van de jeugdhulp is de eerste lijn jeugdhulp. In die eerste lijn hebben we hele goede pedagogen nodig. Breed opgeleide professionals die goed zijn in preventie, (kortdurende) hulp en advies aan jeugdigen, ouders en (mede)opvoeders in settingen van gezin, kinderopvang, onderwijs, sociale en gezondheidsvoorzieningen, de buurt e.d. en zo nodig meer specialistische hulp inschakelen. Die functie wordt ook wel aangeduid met de generalist jeugd en gezin of de ‘pedagogische huisarts’, een basispedagoog die van vele markten thuis is. Specialist in het bevorderen van gezond

Transformatie of pedagogische provincie?

//Beste verenigde pedagogen en onderwijskundigen van Nederland. Ik zit al enige tijd met een kwestie in mijn maag. Om de knuppel maar in het hoenderhok te gooien: waarom lijken de NVO, i.c. de verenigde academische pedagogen, en de daaraan gelieerde academische opleidingen pedagogiek zo weinig bezig met antwoorden te geven op ontwikkelingen in het pedagogische werkveld? Is dat een bewuste keuze voor de pädagogische Provinz, los van de maatschappelijke hectiek? Of een onvermogen om tot collectieve positiebepaling te komen rond hedendaagse beroepsvraagstukken? Ik doel hier op (het gebrek aan) de voortgang rond de beroepsregistraties en het tegenhou-den van toetreding van hbo-pedagogen. //

Page 27: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 27

en veilig opgroeien en het interveniëren bij (veelvoorkomende) opvoedings- en opgroeiproblemen: ontwikkelings- en contextgericht. Dus iemand die zowel een klinische als niet klinische bril kan opzetten en daar ook naar kan handelen. Een combinatie van algemeen-, sociaal- en ortho-pedagogische expertise. Waarom lukt het niet om dit profiel uit te werken in beroeps- en opleidingsprofielen en in het registratie-register? En waarom zie ik nagenoeg niets hiervan terug in de academische opleidingen van pedagogen? Of ziet u dat als een hbo-aangelegenheid?

Ik kom daarmee op m’n tweede punt.Volgens vele lokale bestuurders en beleidsmakers zouden die 1e lijns professionals evenzogoed mbo geschoold kunnen zijn. Vooral omdat zij bang zijn dat die 1e lijnshulp te duur zou worden. Ik vind dat goedkoop ook hier duurkoop is. Er zijn wellicht best taken die door een mbo-er kunnen worden gedaan, maar in de kern heb je toch echt minimaal hbo++ of academisch niveau+ nodig, mits de opleidingen daarvoor dan ook goed zijn ingericht (postmaster met duaal leren) en van goede kwaliteit zijn.

Wat dat betreft vind ik het NVO standpunt om geen hbo-pedagogiek opgeleide professionals tot de vereniging toe te laten ook een voorbeeld van met je rug naar de buitenwereld staan. Kom uit die academi-sche pädagogische Provinz en werk aan vernieuwing van het pedagogisch vakmanschap in een doorgaande lijn. Maak meer werk van die registraties, profiel en opleidingen voor basis- of huispedagoog op hbo en academisch niveau in lijn met de maatschappelijke vraag. Transformeer mee als NVO en blijf niet aan de zijlijn staan. Ik ben benieuwd naar uw reacties.

Kees Bakker Kees Bakker (sociaal-pedagoog), voorzitter Raad van Bestuur Nederlands Jeugdinstituut.

Page 28: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

Een zucht van opluchting en

“Wat fijn dat je even met me hebt

meegedacht!” – daar doe IK het voor.

Die zucht van opluchting van een lid

dat aan mijn helpdesk een lastige

casus heeft voorgelegd, de puzzel-

stukjes die je aan de andere kant van

de lijn op hun plaats hoort vallen, dat

is een fijn moment. Het betekent dat

ik een lid heb kunnen helpen een

vakbekwame professional te zijn als

het om beroepsethische en juridische

aspecten gaat. Het schrijven van een

heldere en begrijpelijk gemotiveerde

uitspraak voor het College van

Toezicht is ook iets wat mij een goed

gevoel geeft. Voor een lid is het geen

sinecure om betrokken te worden in

een procedure bij het tuchtcollege

van de vereniging. De klager - iemand

die klant is van de pedagoog – is

teleurgesteld en soms gefrustreerd.

Daarom is het belangrijk dat het

oordeel dat het College geeft in een

heldere en begrijpelijk gemotiveerde

uitspraak wordt verwoord. Voor de

leden van de beroepsgroep zijn de

uitspraken van de Colleges een gidsje

‘Hoe hoort het eigenlijk?’ Het thema

dat in de klacht besloten zit – zoals in

formatieplicht, dossiervorming,

afwegen in een conflict van plichten

– bespreken in een artikel voor het

NVO-Bulletin is een onderdeel van

mijn werk voor de NVO waar ik ook

plezier aan beleef. Ook van de artike-

len die ik schrijf is het doel om de

leden te helpen een vakbekwame

professional te zijn.

Dus: voor de professional die een

vakbekwame professional wil zijn

(en daarmee indirect voor diens

cliënten), daar doe IK het voor!

Nicoline Jacobs, Stafjurist NVO

Nieuwsbrief KoersNVO 15 november

Wat fijn dat je even hebt meegedacht

Page 29: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 29

Binnen de ouder-kindrelatie is er sprake van twee liefdes: accepterende liefde en transformerende liefde (gebaseerd op de theoloog May, 2007). Het eerste, accepte-rende liefde, bevestigt het zijn van het kind. Transformerende liefde zoekt het welzijn van het kind en wil zijn of haar talenten tot ontplooiing brengen. Het is lastig voor ouders om tussen deze liefdes een evenwicht te vinden. Wanneer ouders blijven steken in het accepteren van het kind zoals hij of zij is verzuimen zij de belangrijke taak het kind te stimuleren om talenten te ontdekken en te ontplooien om tot floreren te komen. Aan de andere kant leggen te ambitievolle ouders teveel nadruk op de transformerende liefde. Er is bij deze overdreven transformerende liefde teveel vraag naar de prestatie van het kind, naar zijn of haar vooruitgang en resultaat. Wanneer het kind perfect moet zijn voor zijn ouders, lijkt de transformerende liefde door te slaan naar het kind als project of zelfrealisatie van ouders. Er worden te veel eisen gesteld en er is sprake van een te hoge verwachting van ouders. Dit kan resulteren in een uiteindelijk afwijzen van het kind wanneer deze faalt in de verwachtingen. De zogenaamde hyperparenting trend kan hier aan gekoppeld worden. Ouders kunnen teleurgesteld raken in het kind en het ouderschap of teveel druk op het kind gaan uitoefenen. Er is niet langer sprake

van een balans van transformerende en accepterende liefde. Aan pedagogen en onderwijskundigen de taak om deze verwachtingen waar te nemen en met begeleiding en voorlichting deze verwachtingen te relativeren en bij te stellen. Zodat ouders niet teleurgesteld worden in het ouderschap en een kind ook daadwerkelijk kind kan zijn.

Niet dat pedagogen of onderwijskundigen gelijk met een oplossing of antwoord op deze trend aan moeten komen draven. En ook de beroepsgroep hoeft dat niet. Maar het is wel hun taak deze trend (en andere ontwikkelingen- denk bijvoorbeeld aan de kansen en bedreigingen van de medische technologie) te signaleren en daarop te reflecteren. Reële verwachtingen te formu-leren en de druk op het kind in deze maatschappij te reduceren, omwille van het kind en diens welbevinden. Het blijft daarbij niet alleen bij reflectie en bijsturing, het gaat ook om het bepalen van de eigen rol. De NVO zal discussies rond trends kunnen faciliteren, voeden en aanjagen. Om zodoende blijvend belangrijke pedagogische principes te formuleren. Relevante pedagogische vragen en discussie moeten namelijk gesteld en gevoerd worden. Niet alleen omwille van het individuele kind, maar ook om de maatschappij en de verwachtingen die we hebben daarin hebben van elkaar.

Wordt er niet teveel verwacht van kinderen?

// In de huidige samenleving is er voor kinderen meer aandacht dan vroeger. Het gewenste kind wordt aanbeden door zijn ouders. Ouders beogen een diepgaande band met hun kind en willen investeren in hun kind. Op zichzelf is deze ouderliefde als positief te duiden. Er is echter een andere kant. En daar ligt dan ook een belangrijke taak voor pedagogen en onderwijskundigen, verenigd in de NVO, weggelegd. Want, wordt er niet teveel van kinderen verwacht? //

Marloes Hoencamp Marloes Hoencamp MSc studeerde Onderwijskunde & Opvoedingsfilosofie aan de Vrije Universiteit. Momen-teel studeert zij rechten aan dezelfde universiteit en is zij als trainee/onderzoeker werkzaam bij Driestar Edu-catief. Vorig jaar won zij de NVO-scriptieprijs Algemene Pedagogiek, met een masterthesis getiteld: ‘Een kind als geschenk of als handelswaar? Commercieel draagmoe-derschap en het gevaar van commodificatie.’

Page 30: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

Anoesjka van Leur, PR & Communicatie / secretaris Koers NVO

Nieuwsbrief KoersNVO 22 november

Meedenken, communiceren en participeren

‘Iedereen heeft recht op goede en veilige zorg. De overheid zet zich in voor een gezond Nederland. Daarbij staan kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg voorop’ (bron: Rijksoverheid.nl)

Maar is dit wel zo vanzelf-sprekend? En is de overheid de enige speler in dit grote speelveld? Als moeder van een kleuter en met een moeder in de psychogeriatrische zorg verwacht ik goede en juiste zorg. De school zorgt voor goed onderwijs, veiligheid en een pestvrije omgeving. Het verzorgingstehuis zorgt voor de medische en individuele zorg. Ik kan aan de zijlijn blijven staan toekijken en commentaar leveren. Maar omdat ik hoge eisen stel aan het welzijn

van mijn familie kan en moet ik ook mijn steentje bijdragen. Meedenken, communiceren en participeren, al is het alleen maar koffieschenken, u als professional heeft mijn/onze steun hard nodig.Ook bij de NVO draag ik mijn steentje bij: middels social media zijn wij volop bezig om u te voorzien van informatie. Dagelijks streef ik er naar dat goede en juiste informatie bij u terechtkomt. De NVO hoopt dat deze informatie u helpt om uw werk als professional goed en misschien wel beter uit te voeren. We moeten als beroepsvereniging met onze tijd meegaan maar hebben hierin nog een lange weg te gaan.

Kijk daar doe ik het voor.

Page 31: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 31

Veel van die anderhalf miljoen professio-nals zijn pedagogen, experts op het gebied van opvoeding, kinderen en gezinnen. De problematiek waarmee zij in hun werk te maken krijgen heeft vaak direct of indirect te maken met kindermishandeling. Denk aan het kind met ADHD dat een zeer moeilijke thuissituatie blijkt te hebben, of het kind dat niet mee kan komen op school en wiens ouders elkaar regelmatig in de haren vliegen. Het is dan ook opvallend dat in de meeste pedagogiekopleidingen het onderwerp kindermishandeling slechts summier aan bod komt; het is een keuzemodule of wordt slechts aangestipt in een aantal cursussen. In de eisen voor de registratie NVO Basis-Orthopedagoog wordt niet expliciet aandacht besteed aan mishandeling; het woord komt in de registratiebrochure niet voor. Studenten kunnen dus als Basis-Orthopedagoog afstuderen zonder gedegen kennis over kindermishandeling. Dat is zorgelijk omdat zij in hun beroep deze ingewikkelde problematiek vrijwel zeker zullen tegenko-men en ze dan ook wettelijk verplicht zijn gepaste actie te ondernemen.

Dat kindermishandeling zo’n complex probleem is blijkt wel uit het feit dat het aantal slachtoffers nog niet lijkt af te nemen.

‘ Onze meest recente schatting laat zien dat zeker 119.000, oftewel 34 per 1.000, kinderen per jaar slachtoffer zijn. ’

Dit is niet minder dan de schatting van het aantal slachtoffers van mishandeling in 2005. Om dit aantal wel te laten dalen is het noodzakelijk dat professionals beter beslagen ten ijs komen, dat zij in hun basis-opleiding voldoende kennis hebben opgedaan om mishandeling te helpen voorkómen en stoppen. Dit is ook één van de belangrijkste actiepunten waar de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik op inzet. Ik pleit daarom voor het verplicht opnemen van het onderwerp kindermishandeling in het curriculum dat opleidt tot NVO Basis-Orthopedagoog.

Kindermis- handeling: Er valt nog veel te leren!

//Op 1 juli jl. is de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van kracht gegaan. Dat betekent dat zo’n ander-half miljoen professionals in de gezondheidszorg, onderwijs, kinder-opvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en justitie verschillende vormen van kindermishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik moeten kunnen herkennen. Ze moeten hun ver-moedens kunnen onderbouwen, bespreekbaar maken met de ouders en met collega’s en weten wanneer en hoe zwaardere hulp kan worden ingeschakeld. Dat is geen gemakkelijke taak; de vijf stappen in de meldcode vragen om gedegen wetenschappelijke kennis en goed ontwikkelde vaardigheden. //

Lenneke Alink Prof. dr. Lenneke Alink is hoofd Onderzoeks-cluster Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden, bijzonder hoogleraar Voorkomen, gevolgen en aanpak kindermishandeling aan de Vrije Universiteit Amsterdam en lid van de landelijke Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik.

Page 32: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 32

De verantwoordelijken voor het opvoeden en het veilig opgroeien van kinderen zijn hun ouders. Zij maken deel uit van een gemeenschap die hen ondersteunt en stimuleert oplossingen voor eventuele problemen te vinden. Soms blijkt dit niet genoeg en wordt er een professional bijgehaald. In die situatie is het van groot belang dat deze de verantwoordelijkheid van de ouders niet overneemt! Maar hij moet zich wel persoonlijk durven te profileren wat betreft de kwaliteit van zijn werk en vak, en hij moet zich weten te positioneren in interactie met ouders en jeugdigen, en moet hierover verantwoor-ding kunnen en willen afleggen.

Als een professional de regie van ouders overneemt, treedt een circulair proces in werking en gaat de ouder geleidelijk meer achterover leunen en zijn gevoel van ‘tekort schieten’ wordt versterkt. De ouder wordt niet erkend en empowered. De inzichten van de professionals over ‘Wat werkt’ zullen bij hun kind NIET worden benut! Het sluit niet aan bij het ‘hier en nu’ van de ouders. Het kind lijkt dan het ‘het probleem’ van de professional te worden terwijl deze slechts een ‘voorbijganger’ is met beperkte invloed.

Oog voor eigen kracht van zowel ouders als professionals

//Momenteel worden opvoeders, professionals en bestuurders omgeven en opgeslokt door de grote herziening van ons zorgstel-sel. Doelstellingen zijn onder andere de eigen kracht van ouders versterken en het benutten van het informeel netwerk. Wie kan hier tegen zijn? //

Page 33: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 33

Pedagogen en onderwijskundigen kunnen zelf deze professional zijn of ondersteu-ners van de uitvoerend professional. Zij kunnen de neiging hebben de regie van de leerkracht of hulpverlener over te nemen. Hierdoor wordt die uitvoerende professional onzeker. Hij gaat achterover leunen en voelt zich beperkt in zijn groeimogelijkheden, zijn gevoel van autonomie en verantwoordelijkheid. De parallel met bovengenoemde situatie van ouders zal duidelijk zijn.

Wat kan helpen om bovenstaande ‘valkuil’ te ontwijken? Voor mij kan dat door met alle betrokkenen de driehoek van Chiel Egberts op tafel leggen en te bespreken.

Deze driehoek maakt duidelijk wíe aan de top staat, bijvoorbeeld ‘het kind’, of ‘de professional’ en om wiens ontwikkeling en autonomie het uiteindelijk gaat. Het is een gelijkzijdige driehoek waarvan de basis stabiel moet zijn, wat bereikt kan worden door samenwerking in het belang van de top. De zijden staan voor verbinding. De driehoek is weergegeven als puzzel; de drie stukjes moeten passen, één geheel vormen. Dit vraagt om gezamenlijk ‘puzzelen’ . De hoeken staan voor de diverse posities van

de betrokkenen, die ook elk hun eigen ruimte of plek nodig hebben om een bijdrage te leveren en die daarop aan-spreekbaar te zijn. De context van de driehoeken staat voor die van een gezin, een steunend en faciliterend netwerk.

Ik denk dat we een stap verder komen in de transformatie als we de driehoek tijdens interacties met elkaar op tafel willen leggen en bespreken; als we ieders positie respecteren; de regie niet overnemen en op onze eigen stoel blijven zitten.

Van de NVO vraagt dit:› Oog hebben voor samenwerken aan

een stevige basis met bijvoorbeeld branches en bestuurders waar de professionals in dienst zijn.

› De overheid aanspreken op haar faciliterende rol voor professionals.

› Zich durven profileren en positioneren aangaande de kwaliteit van haar werk als beroepsvereniging.

Uiteindelijk zijn het de professionals die verantwoordelijk zijn voor het leveren van goede, de eigen kracht van ouders en jongeren versterkende zorg.

Mariëtte van Brandenburg Mariëtte van Brandenburg is Hoofd Kwaliteit en Innovatie bij Juzt.

Kind

Organisatie

Ouder Begeleider

LoyaliteitProfessionaliteit

Autonomie

Professional

Beleid/Overheid

Organisatie/bestuurders

Wetenschap/ kennisinstituten/

beroepsverenigingen

LoyaliteitKennis

Autonomie

Page 34: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

Marlies Post, Directeur NVO

Nieuwsbrief KoersNVO 25 oktober

… die schrijf je niet de wetten voor.

Die laat je in hun waarde!

Deze songtekst gaat over vijftien miljoen mensen. Mij gaat het om ruim 6000 mensen. Maar dat zijn er óók veel. Pedagogen en onder-wijskundigen met passie voor hun beroep en voor wie zij werken: kinderen, jongeren en hun opvoe-ders. De eerste keer dat ik daar als nieuwbakken directeur echt door werd geraakt, was toen ik kennis maakte met één van de NVO-commissies. Professionals die met verve nieuwe inzichten en nieuwe vakliteratuur uitwisselden. Maar die zich ook zorgen maakten over de toekomst van hun beroep. En die mij daar graag deelgenoot van maakten. Omdat zij hopen, nee, van mij verwachten, dat ik doe wat ik kan om te helpen bij wat zij willen verbeteren. Inmiddels heb ik er veel zoals zij leren kennen…

U bent redelijk tevreden over de NVO. Redelijk. Niet laaiend. Willen wij van u echt een hoog cijfer krijgen, dan vergt dat meer pro-actief handelen en landelijk meer zichtbaar worden. Kijk, en daar doe ik het voor. Dat wil ik namelijk ook. Omdat ik uw beroep, waarop u terecht zo trots bent, perspectief wil geven. Zodat u ‘gewoon’ uw werk goed kunt doen. Met u samen wil ik u zó op de kaart te zetten, dat ook anderen u dat perspectief geven: beleids-makers, politici, werkgevers, collega-professionals, cliënten…

Page 35: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 35

‘ Het kind dient op te groeien in een sfeer van geluk, liefde en begrip. ’

Sinds 1998 behouden ouders na scheiding samen het gezag. Dat had een positief effect: minder kinderen verliezen daardoor het contact met een van de ouders. Maar de neveneffecten zijn niet gering: meer vecht-scheidingen. En juist die conflicten zijn dé schadepost voor de ontwikkeling van het kind. De wet van 2009 stelt kortweg dat het kind het recht heeft om door beide ouders gelijkwaar-dig te worden opgevoed en verzorgd. Het gevolg is dat kinderen meerdere keren per week als kleine kindsoldaten tussen twee vijandelijke kampen trekken. Met in hun kinderrugzakje ( hopelijk) de heen-en weer- beer. Maar ook de geheimen: ‘vertel maar niet aan papa dat…’ Er zitten ook kleren in, want beide ouders willen het kind zien in de kleren die ze zelf mooi vinden. Je moet je verkleden zodra je weer thuiskomt. De tijd is niet meer jouw kindertijd maar het is een opeenvolging van papa’s tijd, mama’s tijd, wisseltijd, vertrektijd, verdriettijd, nooit meer tijd.

Het belang van het kind dreigt verengd te worden tot het recht op die gelijkwaardige verzorging. Dat wordt door ouders en advocaten vaak uitgelegd als ieder de helft. Maar dat stáát er niet en de Hoge Raad bepaalde dat het ook niet zo bedoeld is. Toch is de toon gezet. Ouders interpreteren het als: gelijk verdelen is het beste voor het kind, we zijn toch gelijk voor de wet? Ik zou dus een slechte ouder zijn als ik niet vecht voor die helft. Het belang van mijn kind? Dat ben ik!Het is tijd dat pedagogen hier de koers uitzetten. Dat ze de belangen na scheiding operationaliseren en er een hiërarchie in aanbrengen en die kennis delen met juristen en beleidsmakers. Veiligheid, liefde, geluk. Dat is meer dan een heen- en-weer- beer.

De ‘Doelmatige Zorg’ uit de NVO-campagne krijgen deze kinderen vaak niet. Een van de ouders geeft geen toestemming, soms uit angst voor wat het kind gaat vertellen, soms uit wraak jegens de andere ouder, soms uit onwetendheid. Niet zelden richt een ouder die zijn zin niet krijgt zijn woede op de hulpverle-ner. De terreur van dreiging met klachten leidt er toe dat professionals voorzichtig worden, onder druk handelen of een zaak niet aannemen. Dat gebeurt nu al.

In ons land maken ieder jaar 70.000 kinderen een echtscheiding mee. Alleen dat aantal al maakt dat de NVO aandacht moet vragen voor het leed dat kinderen treft. De NVO zou samen met juristen en beleidsmakers moeten overleg-gen over de ontwikkelingsbelangen van kinderen na scheiding en over het ‘opvoeden’ van de ouders en ondersteunen moeten bieden aan professionals. ‘Heen en weer, heen en weer’, zong drs. P. Maar ondanks de waarschuwing van de veerman zinkt de boot toch. Hoog tijd voor een koers in veilig pedagogisch vaarwater!

De heen- en-weer beer

// Zowaar een juridische tekst waarin de termen liefde en geluk voorkomen. Dat zie je niet vaak. Maar deze komt dan ook uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Elders spreken verdragen en wetten afstandelijker over ‘Het belang (of de belan-gen)van het kind’. Artikel 3 IVRK zegt dat bij alle maatregelen over kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen. Dat klinkt mooi en pedagogisch. Maar wat betekent dat? Het begrip is: ‘imprecise’ (Warshak), ‘it encourages uncertainty and parental conflict’ (Emery) en ‘it poses a question no less ultimate than the purposes and values of life itself’ (Semple). //

Liesbeth A. Groenhuijsen Liesbeth Groenhuijsen is Orthopedagoog-Generalist en GZ psycholoog en werkzaam bij Raad voor de Kinderbescherming, Vrouwen-opvang Arosa Rotterdam en in een eigen echtscheidingspraktijk.

Page 36: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 36

Ouderbetrokkenheid heeft veel gezichten.Men denkt bij ouderbetrokken-heid al snel aan de participatie van ouders op school (het helpen met activiteiten op school, helpen in de klas) of aan het contact tussen leraren en ouders (wederzijdse communicatie per e-mail of tijdens tien-minutenge-sprekken). Er zijn heel wat andere vormen die voor leraren minder zichtbaar zijn, zoals het helpen met huiswerk, het scheppen van een positief leerklimaat thuis, of het vertrouwen van ouders in leraren. Door alles onder één noemer te scharen lopen we snel het risico om te generaliserend over bijvoorbeeld de ‘niet-betrok-ken ouder’ te praten.

Niet alle vormen van ouderbe-trokkenheid zijn effectief voor leerlingen.Het effectiefst blijkt de betrokken-heid in de thuissituatie te zijn. Betrokkenheid op school of een frequent contact met de leraar dragen niet of nauwelijks bij aan de leerprestaties of het welzijn van leerlingen. De betrokkenheid thuis kan echter ook negatief uitpakken. Overmatige controle, te veel helpen met huiswerk of

een te grote druk om te pres - teren werken contraproductief.

Leraren kunnen bijdragen aan de effectiviteit van ouderbe-trokkenheid.Belangrijk is dat leraren een uitnodigende houding hebben voor alle ouders, bijvoorbeeld om thuis bepaalde activiteiten met hun kinderen te ondernemen, zoals voorlezen of helpen met huiswerk. Ouders hebben behoefte aan concrete vragen van leraren. Een veelbelovende aanpak is TIPS: Teachers Involving Parents in School-work**. TIPS bestaat uit zeer con-crete werkbladen voor leerlingen met opdrachten of experimenten die ze thuis met hun ouders kunnen doen.

Ouderbetrokkenheid stimule-ren is meer dan een trucje.Als leraren willen bijdragen aan effecten van ouderbetrokkenheid, zullen zij in eerste instantie een positieve houding jegens alle ouders moeten ontwikkelen. Daaraan ontbreekt het in de praktijk nogal. Vooral de betrokkenheid van lager op geleiden en niet-Nederlandse ouders wordt – vaak ten onrechte

– als laag ingeschat. Ook zijn leraren geneigd om zelf de voorwaarden te dicteren voor ouderbetrokkenheid en hebben ze er moeite mee als ouders zich bemoeien met hun pedagogisch -didactisch handelen in de klas. Open communicatie over weder zijdse verwachtingen, waarin leraren blijk geven van respect voor de opvattingen en gewoonten in de gezinnen van hun leerlingen, is een belangrijke sleutel tot een positieve relatie tussen leraren en ouders die uiteindelijk bijdraagt aan de beste uitkomsten voor de kinderen.

Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO ***) stelt voor de komende jaren een onderzoekssubsidie beschikbaar voor praktijkonderzoek gericht op de rol die leraren spelen bij effectieve vormen van ouderbe-trokkenheid. Er valt de komende jaren dus meer nieuws te ver- wachten over leraren en ouder- betrokkenheid. NVO kan een platform bieden voor de discus- sie van pedagogen en onderwijs - kundigen over de wijze waarop zij leraren kunnen ondersteunen om een goede relatie met ouders vorm te geven.

Ouders doen ertoe, en leraren ook

// Afgelopen jaar hebben wij in opdracht van het ministerie van OCW een reviewstudie uitgevoerd naar de effecten van ouderbetrokkenheid en de rol die leraren daarbij kunnen vervullen*. Los van de weten-schappelijke waarde – er is nog weinig kennis over de rol van leraren bij ouderbetrokkenheid – levert zo’n review veel stof op voor discus-sies en biedt het handreikingen voor de praktijk. Hieronder vat ik vier belangrijke inzichten samen die onze reviewstudie heeft opgeleverd. //

Eddie Denessen Onderwijskunde, Radboud Universiteit Nijmegen

* Joep Bakker, Eddie Denessen, Marjolein Dennissen en Helma Oolbekkink-Marchand (2013). Leraren en ouderbetrok-kenheid: Een reviewstudie naar de effectiviteit van ouderbetrokkenheid en de rol die leraren daarbij kunnen vervullen. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen. Bron: Reviewstudie ** Op de website van het Amerikaanse National Network of Partnership Schools. Bron: Partnership Schools *** Bron: NWO Onderzoek naar ouderbetrokkenheid

Page 37: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

Met grote regelmaat hoor ik ergernissen over mondige (lees brutale) jeugd, mensen die zorg eisen en burgers die in hun eigen kracht moeten komen. Het zal zo zijn. Maar ik word dagelijks gecon-fronteerd met mensen met dusda-nige beperkingen, dat eenvoudige dagelijkse handelingen ongelofe-lijk complex zijn. Bijvoorbeeld door een extreme prikkelgevoelig-heid, een zeer beperkt begrip van situaties of het ontbreken van een basaal vertrouwen in mensen. De ouders of verzorgers van deze groep mensen gaan dagelijks met veel liefde, geduld en profes-sionaliteit de relatie aan, voeren de benodigde handelingen uit en proberen het leven van deze mensen zo aangenaam mogelijk te maken.

Het ondersteunen van die ouders en verzorgers en het samen zoeken naar mogelijkheden en vooruitgang, hoe klein die ook is: niets geeft meer voldoening dan dat. Voor aankomende hulpverle-ners is dit meestal niet de doel-groep die ze voor ogen hadden toen ze orthopedagogiek gingen studeren. Maar vaak lukt het om ook bij hen het vuur aan te wak-keren om zich juist voor die groep in te zetten. De allerzwaksten ondersteunen bij het vinden van hun plekje in de wereld, daar doe ik het voor. Zelfs het lezen van taaie wetteksten, lange vergade-ringen met beleidsmakers en het wikken en wegen van woorden voor een tekstje voor de NVO neem ik daarvoor lief, als het het grote doel maar dient!

Yvette Dijkxhoorn, Vice-voorzitter NVO

Nieuwsbrief KoersNVO 1 november

Niet iedereen is mondig genoeg

Page 38: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 38

Houd de rug recht!

‘ Gedurende de zes maanden bij “Op de Rails” waren er wel meer dan 69 gesprek-ken met gedragswer-kers en andere hulp-verleners. ’

Iris was door haar school geschorst en uiteindelijk opgegeven. Ze werd doorverwezen naar het zorgtraject van het Samenwerkings-verband Voortgezet Onderwijs waarbinnen de deskundigheid beschikbaar zou zijn om haar weer “op de rails” te krijgen. Iris wilde daar weg en ze werd een thuiszitter. Het slechte nieuws was dat we daardoor in gevecht kwamen met instanties zoals AMK, Jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming en de leerplichtambtenaar. Het goede nieuws was dat er weer ruimte kwam voor onderwijs. Iris werd toegelaten tot het volwassenenonderwijs; ze haalde een diploma en studeert nu wiskunde. Soms geeft ze les op een school. Het gaat goed met haar.

Scholen bieden tegenwoordig niet alleen onderwijs maar ook (leerlingen)zorg. Steeds vaker leidt dit tot botsende zorgverleners rond een leerling. Het advies van de hulpverlener vanuit school kan haaks staan op het advies van de behandelaar. De laatste wordt veelal betrokken na doorverwijzing door de huisarts. Er zijn scholen die de behandelaar niet zomaar geloven. Zij eisen inzage in alle rapportage om te beoordelen of de behandelaar zijn werk goed gedaan heeft. Immers de behandelaar van de leerling handelt in opdracht van de ouders en is “dus” partijdig.

Niet alleen scholen maar ook de hulpverleners dragen bij aan de chaos. Zo zijn er “agogen” die op verzoek verklaren dat kinderen niet “leerbaar” zijn en zo meewerken aan een groeiende groep vrijgestelde kinderen. Zij gaan er daarmee aan voorbij dat scholen ook moeten zorgen voor onderwijs aan zieke kinderen en kinderen met een (niet zichtbare) beperking. Met de vrijstelling worden deze kinderen voor het onderwijs afgeschreven en kunnen zij geen aanspraak meer maken op het onderwijsbudget dat hen toekomt.

Laten we het tij keren. Laten we weer gaan doen waarvoor we zijn opgeleid en de vakbekwaamheid centraal stellen. Elkaar de ruimte gunnen maar elkaar ook aanspreken op ieders verantwoordelijkheid. Dat is de rol van een beroepsgroep zoals de NVO, elkaar bij de les houden. Niet meer dat schipperen of onderhandelen als het gaat om het belang van dat kwetsbare kind. Sta voor je opdracht, ook bij tegenslagen. Houd de rug recht!

// Dit schreef ik in 2010 in een column voor Balans over Iris. Haar moeder hield van die gesprekken een lijstje bij in haar agenda. Toen ik Iris later vroeg hoe zij voor al die gesprekken het geduld kon opbrengen antwoordde ze laconiek: “Ach, het is even wennen maar het wordt routine...op een gegeven moment weet je wat ze willen horen....” //

Katinka Slump Juridisch adviseur onderwijsrecht en mediator onderwijsgeschillen www.adviesonderwijsrecht.nl

Page 39: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 39

Uitzicht op werk en participatie in de samenleving is ook voor deze jongeren zeer belangrijk. Is dat perspectief er niet, dan wordt de school een tijdverdrijf. Gedragsproblemen en sociaal-emotionele problematiek liggen op de loer. Want ook leerlingen met een beperking gedijen bij uitdaging en perspectief.

De NVO zou, meer dan nu, een rol moeten spelen in de discussie over de positie, de kwaliteit en inhoud van het praktijkonder-wijs (pro) en het voortgezet speciaal onderwijs (vso) in verband met toeleiding naar arbeid. De helft van de leden werkt in het onderwijs, een groot deel in daarvan in het (voortgezet) speciaal onderwijs of het praktijkonderwijs. Zij ondersteunen leerlingen, ouders en docenten en komen dus direct in aanraking met dit vraagstuk.

ToelichtingDe stap van school naar arbeid is voor veel pro en vso-leerlingen een hachelijke onderneming. Vaak gaat het mis. Pedagogen moeten zich hiermee bezighouden.

Ook leerling met een beperking moet aan de bak!

// Te veel ex-leerlingen van het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs komen niet of moeizaam aan het werk. Velen komen rechtstreeks in de Wajong terecht. //

Page 40: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 40

Kees van der Wolf Prof.dr. Kees van der Wolf is verbonden aan Van der Wolf en Van Beukering, onderwijsad-viseurs www.deonderwijsadviseurs.nl

› Zij zouden antwoorden moeten aandragen op de volgende vragen:

› Zijn de professionals die binnen het pro en vso werken voldoende op toekom-stige arbeid georiënteerd, of zijn zij (of de docenten die zij ondersteunen) te veel ‘zorggericht’?

› De complexiteit van de jongeren vraagt om meer dan ‘schoolse vaardigheden’. Wordt er voldoende aandacht besteed aan ‘leren werken’?

› Wordt er voldoende rekening gehouden met de onderwijsbehoeften van veel van de jongeren uit deze doelgroepen? Deze zijn in algemene zin: ‘Help mij realistische werkervaring op te doen, leer mij frustraties en teleurstelling te overwinnen en laat mij succes ervaren.’

› Wat kunnen professionals én de docenten die zij ondersteunen leren van succesvolle werkmeesters in de bedrijven? Die werkmeesters werken dagelijks met dit type jongeren: zij confronteren en disciplineren op de werkvloer en werken daardoor vanuit een houding van persoonlijke betrok-kenheid bij de jongere al doende aan gedragsbeïnvloeding. ‘Stevig op de inhoud, ondersteunend op mogelijkhe-den, zacht en betrokken op de relatie’, schrijft Hans Werdmölder in zijn blog van 13 december 2012 (http://www.pedagogiek.nu/de-x-factor-van-de-werkmeester/1024765)

Een startkwalificatie is in de ogen van de Nederlandse overheid het minimale onderwijsniveau dat nodig is om serieus kans te maken op duurzaam geschoold werk. Jongeren tot 23 jaar, zonder een afgeronde opleiding die geldt als startkwa-lificatie, worden als voortijdig schoolverla-ter gekenmerkt. Om de kans op werk te vergroten wil de overheid de jongeren zo lang mogelijk in de schoolbanken houden. De vraag is of dit voor deze doelgroepen de enig juiste weg is. Moet er gezocht worden naar alternatieven voor entree-opleidingen en ROC-diplomering? Is het niet beter om in samenwerking met de branche-organisaties branche-diploma’s, diploma’s met ‘werkkracht’, te ontwikkelen, bijvoorbeeld op het gebied van de productie van fietsen of het scheiden van afval?

Conclusie: Toeleiding naar arbeid is een belangrijk thema voor leerlingen met een beperking die op het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs zitten. De NVO moet haar leden die in dit type onderwijs werken, stimuleren en ondersteunen in hun rol zodat zij hieraan actief kunnen bijdragen. Pedagogen, help ook leerlingen met een beperking aan de bak te komen!

Page 41: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

// 41

De transitie jeugdzorg en de bezuinigingen die we moeten realiseren geven ons de kans. We zijn nu ‘als systeem’ uit evenwicht en dat is een voorwaarde voor beweging. Veranderen doet pijn, maar we zijn nu toch bezig. Als we nou eens beginnen met wat we wel weten, en wat we wel kunnen beïnvloeden. Het gaat dan niet om theoretische discussies over hoe het allemaal (niet) moet, en wel om praktische oplossin-gen. We moeten het gewoon gaan doen.

In de nieuwe Jeugdwet staat dat we gegevens gaan verzamelen via de BSN, dus dat is geregeld. We kunnen een slim, landelijk systeempje maken om de resultaten te monitoren. Het NJI heeft al goede cliëntprofielen gemaakt, er zijn voldoende gevalideerde vragenlijsten beschikbaar die meten hoe het met een kind en gezin gaat, we kunnen bijhouden welke zorg geboden wordt en voor welke prijs. Dus dat is te doen. Dan

hebben we over een paar jaar het eerste zicht op resultaat. Intussen gaan we aan de slag met de randvoorwaarden. We weten dondersgoed wat er moet gebeuren: Eigen kracht, keuze en regie bij de burger (behalve als dat niet kan, daar hebben we jeugdbescherming voor), hulp in het gewone leven, werken vanuit de cliënt met integraal maatwerk. Demedicaliseren, ruimte voor professionals, al werkend innoveren en zakelijke afspraken tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers. De principes van wraparound care vormen een mooie leidraad. Internationaal onderzocht, dus dat werkt vast ook in Nederland. Hier zijn de gemeenten en verzekeraars aan zet.

En we stoppen met verspillen. We willen namelijk heel snel van die wachtlijsten af en de kosten moeten omlaag. Op dit punt wil-len wij graag de ervaringen delen die we bij de Opvoedpoli hebben. Wij hebben vijf jaar de kans gehad (nou ja, gegrepen)

om al op de nieuwe manier te werken. We hebben cijfers over de ‘toegevoegde waarde’. Deloitte heeft het doorgerekend: Als je de zorg integraal organiseert verdwijnen de wachtlijsten, gaan de doorloop-tijden drastisch omlaag en kunnen we overall ruim 30% goedkoper werken. Hiermee kan de BV Nederland in totaal zo’n 700 miljoen besparen. De helft is nodig voor de bezuinigingen, met de andere helft kunnen we de uitvoering versterken. Een mooie taak voor de zorg zelf!

Wij orthopedagogen hebben vanuit ons vakgebied veel te bieden in de zorg voor jeugd. Juist als het gaat om de praktische insteek gericht op het voorkomen en oplossen van problemen. Maar omdat we liever ‘gewoon’ met ons werk bezig zijn dan met politiek en beleid, laten we ons te weinig horen. En hebben we dus weinig invloed. Daar kunnen we wat aan doen als we meer actief worden als NVO!

Doen Wat Werkt?!

//Om het effect van jeugdzorg te kunnen meten hebben we drie dingen nodig: een termijn van een jaar of tien (resultaten op de korte termijn zeggen niet zo veel). Gegevensverzameling per unieke cliënt, over de verschillende sectoren heen, anders kunnen we nooit zien wat wel en niet werkt. En voorwaarden waaronder we ons werk goed kunnen doen. Aan deze dingen is nog niet voldaan. We denken in de korte termijn, we hebben geen enkel zicht op de unieke cliënt, en de organisatie van de jeugdzorg is bepaaldelijk niet optimaal. //

Linda Bijl Linda Bijl is medeoprichter en directeur van de Opvoedpoli.

Page 42: Inhoudsopgave · vraagt van iedereen werkend in dit veld een attitude die consistent is met inzichten uit de gehechtheidstheorie en de affectieve neurowetenschappen. De relatie centraal:

Colofon

Deze gelegenheidsuitgave bevat blogs die op verzoek van de NVO werden geschreven voor de campagnewebsite www.koersnvo.nl

Door de inhoud is de tekst van de nieuw s-brieven verweven die tijdens de campagne onder het motto ‘Daar doen wij het voor!’ in het najaar van 2013 wekelijks zijn verzonden.

NVOSt. Jacobstraat 3313511 BP Utrecht030 2322407www.nvo.nl

©NVO 2013 Vormgeving en druk: De Toekomst – Hilversum