INHOUDSOPGAVE - Humanitas · 2017. 8. 17. · Voor Humanitas is Thuisadministratie een belangrijke...

29
1

Transcript of INHOUDSOPGAVE - Humanitas · 2017. 8. 17. · Voor Humanitas is Thuisadministratie een belangrijke...

  • 1

  • 2

    INHOUDSOPGAVE

    INLEIDING .................................................................................................................................... 3

    INZICHTEN.................................................................................................................................... 5 1. THUISADMINISTRATIE HEEFT EEN POSITIEF RENDEMENT .............................................................................. 5 2. HET MERENDEEL VAN DE DEELNEMERS HEEFT (FORSE) FINANCIËLE PROBLEMEN .............................................. 5 3. DE ONDERSTEUNING DOOR EEN VRIJWILLIGER BESTAAT VOORAL UIT PRAKTISCHE HULP .................................... 5 4. THUISADMINISTRATIE LEVERT DE DEELNEMERS ALLERLEI ZAKEN OP ............................................................... 5 5. DE DUURZAAMHEID VAN DE GEBOEKTE RESULTATEN WAS NIET GOED VAST TE STELLEN..................................... 6 6 DUIDING: EEN POSITIEF RESULTAAT IN EEN COMPLEXE OMGEVING ................................................................. 6

    1. HET BELANG VAN THUISADMINISTRATIE ................................................................................... 7 1.1 IN DE AFGELOPEN JAREN NAM DE SCHULDENPROBLEMATIEK ENORM TOE ..................................................... 7 1.2 IN DE SCHULDHULPVERLENING IS ZELFREDZAAMHEID HET UITGANGSPUNT GEWORDEN ................................... 8 1.3 DE ONTWIKKELING VAN DE VASTE LASTEN STAAT BIJ BEPAALDE HUISHOUDENS ONDER DRUK ........................... 9 1.4 MET NAME OVERHEIDSCREDITEUREN HEBBEN MEER EN INTENSIEVERE INCASSOBEVOEGDHEDEN GEKREGEN .... 11 1.5 THUISADMINISTRATIE OPEREERT IN EEN INGEWIKKELDE CONTEXT ............................................................. 12

    2. WIE MAKEN ER GEBRUIK VAN THUISADMINISTRATIE VANWEGE FINANCIËLE PROBLEMEN? ..... 13 2.1 DEMOGRAFISCHE BESCHRIJVING ......................................................................................................... 13 2.2 INKOMENSPOSITIE ............................................................................................................................ 14 2.3 SCHULDSITUATIE .............................................................................................................................. 14 2.4 DOEL VAN DE THUISADMINISTRATIE .................................................................................................... 15 2.5 BETROKKENHEID PROFESSIONELE HULPVERLENING ................................................................................. 16 2.6 HUISVESTING EN GEZONDHEID ............................................................................................................ 16

    3. WAAR BESTAAT DE ONDERSTEUNING UIT?.............................................................................. 17 3.1 DE ONDERSTEUNING VARIEERT VAN EEN ENKEL BEZOEK TOT VEEL BEZOEKEN .............................................. 17 3.2 ER WORDEN ALLERLEI ACTIVITEITEN VERRICHT ....................................................................................... 17

    4. WAT LEVERT THUISADMINISTRATIE VOOR DE DEELNEMERS OP? ............................................. 19 4.1 MATERIELE ONTWIKKELING ................................................................................................................ 19 4.2 IMPACT VAN DE BEGELEIDING OP DE SITUATIE VAN DE DEELNEMER ........................................................... 20 4.3 IMMATERIËLE ONTWIKKELINGEN ......................................................................................................... 21

    5. WAT IS HET MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT VAN THUISADMINISTRATIE? .............................. 23 5.1 KOSTEN VAN THUISADMINISTRATIE ..................................................................................................... 24 5.2 BATEN VAN THUISADMINISTRATIE ....................................................................................................... 24 5.3 VERHOUDING KOSTEN EN BATEN ......................................................................................................... 25

    6. WAT IS DE DUURZAAMHEID VAN THUISADMINISTRATIE? ........................................................ 26 6.1 DUURZAAMHEID IN DE FINANCIËLE POSITIE ........................................................................................... 26 6.2 DUURZAAMHEID VAN DE IMPACT VAN DE ONDERSTEUNING OP DE BEGELEIDER ........................................... 27

    BIJLAGE 1. OPZET EN VERLOOP VAN DE DATAVERZAMELING ....................................................... 28

    BIJLAGE 2. DUIDING VAN DE ACTIVITEIT THUISADMINISTRATIE ................................................... 29

  • 3

    Inleiding In de afgelopen jaren is Thuisadministratie een niet meer weg te denken voorziening in het sociaal domein geworden. Duizenden vrijwilligers bieden wekelijks ondersteuning aan mensen die niet (meer) weten hoe ze hun geldzaken en administratie op orde moeten brengen of houden. Door bijvoorbeeld samen een budgetplan te maken, inkomensondersteunende voorzieningen aan te vragen of beslagen te corrigeren, krijgen deelnemers weer grip op hun situatie. Bij problematische schulden kan meer grip de eerste stap zijn naar een schuldregeling met kwijtschelding. Voor Humanitas is Thuisadministratie een belangrijke activiteit. Mede onder invloed van de economische crisis groeide deze vorm van ondersteuning uit tot de Humanitas-activiteit waar de meeste vrijwilligers bij betrokken zijn. In 2016 waren er ongeveer 80 afdelingen die met 4.768 vrijwilligers 17.056 deelnemers ondersteunden. Elke afdeling heeft coördinatoren die een belangrijke rol spelen in de koppeling van de deelnemers en de ondersteuning van de vrijwilligers. Bij met name de grotere afdelingen komt het ook voor dat de coördinatoren een betaalde functie hebben. Vrijwilligers Thuisadministratie staan vaak voor een flinke opgave. Veel deelnemers hebben forse schulden, de incassowetgeving waar zij mee te maken hebben is complex en de schuldhulpverlening niet overal even toegankelijk. Daarnaast hebben veel deelnemers ook veel zorgen en stress door hun situatie. In de afgelopen jaren is er steeds meer literatuur beschikbaar gekomen waarin wordt beschreven hoe chronische (geld)stress doorwerkt in gedrag. Veel mensen gaan meer bij de dag leven, nemen minder weloverwogen beslissingen en hebben meer moeite om hun emoties te reguleren. Allemaal zaken die het juist lastiger maken om weer grip te krijgen op je financiën. De opgave waar vrijwilligers wekelijks voor staan is dus veelzijdig. Enerzijds bieden ze ondersteuning om hele concrete zaken op te pakken en anderzijds proberen ze deelnemers nadrukkelijk ook te motiveren om hun gedrag te wijzigen en hun doelen te bereiken. Om een vrijwilligersproject zoals Thuisadministratie goed te laten functioneren is er veel nodig. Vrijwilligers hebben behoefte aan opleiding, intervisie en feedback. Daarnaast maken zij onkosten en hebben afdelingen hele concrete zaken zoals vergaderruimte, websites, mailadressen en dergelijke nodig. Het voorzien in dit soort zaken kost geld. Er zijn tussen gemeenten grote verschillen in de mate waarin men het vanzelfsprekend vindt om de Thuisadministratie te subsidiëren. Humanitas wil graag voor gemeenten maar ook voor andere non-profit en profit organisaties inzichtelijk maken wat het rendement is van de ondersteuning die zij bieden. In 2011 verscheen de studie ‘Maatschappelijk rendement van vrijwilligersprojecten in de schuldhulpverlening’1. Ten behoeve van die studie zijn er goed onderbouwde schattingen uitgewerkt die inzage gaven in het rendement. De studie bevestigde het gevoel dat bij veel vrijwilligers leeft, te weten het idee dat hun werk nadrukkelijk rendement heeft. Om nog wat concreter in kaart te brengen wat de inzet van vrijwilligers oplevert heeft Humanitas de Hogeschool Utrecht gevraagd om een tweede rendement studie te doen en die –in tegenstelling tot de eerder genoemde- te baseren op geregistreerde data en niet op schattingen. In voorliggend rapport zijn de resultaten daarvan uitgewerkt. Er is antwoord gegeven op de volgende centrale vraag: Wat levert Thuisadministratie op voor deelnemers en voor de samenleving (in termen van maatschappelijk rendement)? Om deze centrale vraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

    1. Welke activiteiten verrichten deelnemers en vrijwilligers om (meer) grip te krijgen op de geldzaken en administratie?

    1 http://schuldhulpmaatje.nl/wp-content/uploads/2015/12/2011-Regioplan-conclusies-maatsch.-rendement.pdf

    http://schuldhulpmaatje.nl/wp-content/uploads/2015/12/2011-Regioplan-conclusies-maatsch.-rendement.pdfhttp://schuldhulpmaatje.nl/wp-content/uploads/2015/12/2011-Regioplan-conclusies-maatsch.-rendement.pdf

  • 4

    2. Hoe ontwikkelen zaken zoals zelfvertrouwen en competenties zoals het bijhouden van inkomsten en uitgaven en de omgang met schuldeisers zich bij de deelnemers?

    3. Wat is het maatschappelijk rendement van Thuisadministratie? 4. Wat is de duurzaamheid van de bereikte resultaten?

    De data om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn afkomstig uit drie deelonderzoeken: Het eerste deelonderzoek betreft de inzet van de vrijwilligers. De vrijwilligers van zes Humanitas afdelingen zijn gevraagd om samen met hun deelnemers bij de aanvang, afsluiting en zes maanden na de afsluiting van de ondersteuning een vragenlijst in te vullen. In de periode waarin de ondersteuning werd geboden is gevraagd om een logboek bij te houden van de activiteiten die zijn verricht. Het verzamelen van de data bleek een grotere opgave dan vooraf gedacht. Van de 168 vrijwilligers die zijn gestart met het aanleveren van data hebben er 34 informatie over het hele traject aangeleverd (aanvangsvragenlijst, logboek, afsluitingsvragenlijst en na zes maanden de nametingsvragenlijst). 106 vrijwilligers hebben logboeken aangeleverd over totaal 450 afspraken. De afsluitende vragenlijst is ten behoeve van 61 deelnemers ingevuld. Het tweede deelonderzoek betrof de kosten van het vrijwilligerswerk. Bij de zes betrokken afdelingen is in kaart gebracht wat het kost om een project Thuisadministratie te financieren. Het derde deelonderzoek betrof het in kaart brengen van uitgespaarde kosten. Door in kaart te brengen welke activiteiten zijn verricht door vrijwilligers en welke kosten er daardoor zijn bespaard kan een uitspraak gedaan worden over het maatschappelijke rendement. Bijlage 1. bevat een nadere uitwerking van de opzet en het verloop van de dataverzameling. Op deze plek is het van belang om op te merken dat de stevige afname van de respons een belemmering vormt om harde conclusies te trekken. Op basis van de beschikbare data moet geconcludeerd worden dat de deelnemers die deel uit maken van de deelverzamelingen (61 vragenlijsten bij de afsluiting en 34 na zes maanden) maar tot op zekere hoogte representatief lijken voor de totale groep die instroomde. De wel ter beschikking gekomen data leveren een aantal waardevolle inzichten op die in voorliggend rapport zijn uitgewerkt. Ook kon er met enige voorzichtigheid wel een berekening gemaakt worden van het rendement. Het belangrijkste inzicht is dat de verzamelde data indiceren dat Thuisadministratie niet alleen van toegevoegde waarde is voor de deelnemers die er gebruik van maken maar ook maatschappelijk rendement kent. De opzet van de rendementsstudie onderscheid zich van eerdere rendementsstudies door de aanpak. In eerdere studies werd het rendement uitgewerkt op basis van schattingen. Dit rapport bevat voor het eerst inzichten op basis van harde data, te weten de feitelijke activiteiten die zijn verricht in 450 contacten tussen vrijwilligers en deelnemers. Voorliggend rapport is als volgt opgebouwd. Om te beginnen wordt voorzien in een beknopte beschrijving van de belangrijkste inzichten die de studie heeft opgeleverd. In de hoofdstukken die volgen zijn de inzichten uit de beknopte beschrijving verder uitgewerkt. De onderwerpen van de hoofdstukken met de nadere uitwerkingen zijn als volgt: In hoofdstuk een is beschreven wat de maatschappelijke context is waarin het programma Thuisadministratie ondersteuning biedt. Vervolgens wordt beschreven wie er gebruik van maken (hoofdstuk 2) en welke activiteiten de vrijwilligers en deelnemers samen verrichten (hoofdstuk 3). Hoofdstuk vier bevat een beschrijving van hetgeen Thuisadministratie voor deelnemers oplevert. In de hoofdstukken vijf en zes is respectievelijk uitgewerkt wat het rendement is van de Thuisadministratie en wat de duurzaamheid is bij de 34 deelnemers waarvoor alle drie de vragenlijsten zijn ingevuld.

  • 5

    Inzichten Het programma Thuisadministratie biedt ondersteuning aan mensen die (weer) grip willen krijgen op hun administratie en uitgaven. Duizenden vrijwilligers bezoeken wekelijks mensen om hen te ondersteunen bij bijvoorbeeld het openen van de post, in kaart brengen van hun schulden en/of het corrigeren of aanvragen van toeslagen en andere inkomensondersteunende voorzieningen. Het merendeel van de deelnemers van Thuisadministratie heeft (forse) schulden. De vrijwilligers proberen in die situatie bij te dragen aan het stabiliseren en waar mogelijk oplossen van de financiële problematiek. In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste indicaties en resultaten van deze studie op een rij gezet.

    1. Thuisadministratie heeft een positief rendement Er is berekend wat het rendement is van Thuisadministratie. In eerdere rendementsstudies waren berekeningen gebaseerd op schattingen. In deze studie is voor het eerst gerekend op feitelijk verrichte activiteiten. Bij de berekening van het rendement is in de berekening betrokken 1) welke activiteiten er zijn verricht, 2) wat de kosten van Thuisadministratie zijn per deelnemer en 3) wat de baten zijn in termen van substitutie (vrijwilligers verrichten activiteiten die anders door een professional verricht zouden worden), het voorkomen van uithuiszettingen en afsluitingen van gas, water en/of licht. Het rendement is positief. Het rendement bedraagt ongeveer 450,- per traject als er geen betaalde coördinatie is en ongeveer 75 euro per traject als er wel betaalde coördinatie is. Het positieve resultaat aan de batenkant is met name toe te schrijven aan de hoge besparingen die geboekt worden als er wordt voorkomen dat een deelnemer uit huis wordt gezet. Betaalde coördinatie kan van grot belang zijn voor het goed functioneren van een afdeling maar drukt relatief zwaar op het rendement.

    2. Het merendeel van de deelnemers heeft (forse) financiële problemen Het programma Thuisadministratie biedt ondersteuning aan iedereen die daar behoefte aan heeft. In de zes onderzochte afdelingen zijn deelnemers met financiële problemen sterk oververtegenwoordigd. 85 procent heeft schulden en bij ruim een derde is de schuldsituatie hoger dan 5000,-. De helft van de deelnemers heeft op het moment van aanmelden geen overzicht van de rekeningen die nog betaald moeten worden en ruim een vijfde (23%) heeft achterstand op huur of gas, water of licht. De meeste deelnemers zijn tussen de 30 en de 60 (70%) en ruim de helft (54%) heeft een laag opleidingsniveau.

    3. De ondersteuning door een vrijwilliger bestaat vooral uit praktische hulp Er is een grote variëteit in de duur en inhoud van de ondersteuning die vrijwilligers bieden. In 106 trajecten hebben de vrijwilligers een logboek bijgehouden over de verrichte activiteiten. Uit deze registratie blijkt dat de vrijwilligers gemiddeld tien uur per traject besteden met een gemiddelde afspraakduur van anderhalf uur per afspraak. Het openmaken van de post en het maken van overzichten van de schuldeisers en de uitgaven en inkomsten zijn de meest gerapporteerde activiteiten. Het invullen van een formulier om schuldhulpverlening aan te vragen en het aanvragen of wijzigen van de huurtoeslag zijn de meest gerapporteerde eenmalige activiteiten (beide in 36 van de 106 trajecten).

    4. Thuisadministratie levert de deelnemers allerlei zaken op Voor 61 van de 168 deelnemers is er niet alleen in kaart gebracht hoe hun situatie was bij aanvang van het traject maar ook hoe de situatie was bij de afsluiting. Met de kanttekening dat er een gerede kans is dat met name de wat langer durende en wellicht wat succesvollere trajecten in deze groep zitten, leveren deze trajecten wel een aantal inzichten op. Het aantal deelnemers dat helemaal schuldenvrije is neemt toe van 10 naar 14 . Het aantal deelnemers met een schuld onder de 1.000,- stijgen van 5 naar 8 terwijl het aantal deelnemers met een schuld van 1000,- tot 5.000 euro juist daalt van 20 naar 13. Onder de 5.000,- schuld lijkt Thuisadministratie dus positief uit te werken op de

  • 6

    ontwikkeling van de schuldenlast, Boven de 5.000,- lijkt er gedurende de ondersteuning geen verandering te zijn. Gezien het relatief hoge percentage huishoudens met een uitkering mag aangenomen worden dat schulden boven de 5.000,- doorgaans problematisch zijn en dus doorgaans alleen opgelost kunnen worden door middel van een schuldregeling met kwijtschelding. Een dergelijk traject duurt langer dan de ondersteuning van Thuisadministratie en de effecten daarvan kunnen dus ook niet zichtbaar zijn in deze meting. In praktische zin lijkt Thuisadministratie de deelnemers op te leveren dat hun administratie op orde wordt gebracht (71%), zij hun administratie na afsluiting van de ondersteuning (weer) zelfstandig kunnen bijhouden (44%) en dat hun bureaucratische zelfredzaamheid (formulieren in kunnen vullen, zaken op internet kunnen opzoeken etc) toeneemt (52%). De deelnemers zijn aan de hand van een tien puntsschaal bevraagd op de ontwikkeling van hun zelfvertrouwen en op de mate waarin hun financiële situatie negatief doorwerkt in hun welbevinden. Deelnemers die hebben geleerd om hun financiën zelf te beheren en bij wie de bureaucratische zelfredzaamheid is vergroot, rapporteren dat hun financiële situatie minder negatief uitwerkt op hun welbevinden. Zij lijken in termen van welzijn dus te profiteren van Thuisadministratie. Daarnaast rapporteren deelnemers dat zij door de bank genomen beter weten wat belangrijke papieren zijn.

    5. De duurzaamheid van de geboekte resultaten was niet goed vast te stellen Om de duurzaamheid van de geboekte resultaten vast te stellen hebben de vrijwilligers de deelnemer zes maanden na het afsluiten van de begeleiding nogmaals opgezocht. Dit heeft ten behoeve van 34 trajecten een set opgeleverd waarbij de vragenlijsten zijn ingevuld bij aanvang, afsluiting en na zes maanden. Gezien de verschillen in kenmerken van de groep waarbij de set compleet was en de totale groep die bij aanvang de vragenlijst invulde, moet aangenomen worden dat de 34 geen representatieve afspiegeling zijn van de totale groep. Interessante indicaties die desondanks ontleend kunnen worden aan de 34 sets zijn dat er in de zes maanden na de afsluiting toch weer vijf deelnemers onder de beslagvrije voet van 90 procent bijstandsnorm doken. Als de schulden niet opgelost is, lijkt het voor deelnemers moeilijk om hun inkomen zelfstandig op peil te houden. Het positieve beeld dat geschetst kan worden op basis van de 34 sets is dat 21 deelnemers geen (nieuwe) schulden hebben gemaakt en dat geen van de deelnemers in de zes maanden na het afsluiten van de begeleiding schulden hebben gemaakt in de vaste lasten.

    6 Duiding: een positief resultaat in een complexe omgeving Humanitas wilde aan de hand van een feitelijke registratie weten wat het rendement is van de Thuisadministratie van haar afdelingen. De verzamelde data geven indicaties dat een beperkte groep dankzij Thuisadministratie haar financiële problemen oplost en een grotere groep meer grip krijgt op haar situatie. Bij het interpreteren van de resultaten is het van belang dat de complexe omgeving waarin vrijwilligers opereren in ogenschouw wordt genomen. In de afgelopen jaren name de schuldenproblematiek enorm toe, gemeenten verwachten een (te) grote zelfredzaamheid van mensen met financiële problemen terwijl bij een specifieke groep de vaste lastenontwikkeling stevig onder druk staat en nagenoeg alle huishoudens met financiële problemen last hebben van de uitgebreidere en meer intensieve incassobevoegdheden die (met name overheid)crediteuren in de afgelopen jaren kregen. Wie de complexiteit van de omgeving meeweegt mag concluderen dat de -bescheiden maar zeker positieve uitkomsten- van Thuisadministratie van echte toegevoegde waarde zijn voor zowel de deelnemers als de maatschappij.

  • 7

    1. Het belang van Thuisadministratie In de afgelopen toen jaar is Thuisadministratie een niet weg te denken activiteit geworden voor mensen met financiële problemen2. Duizenden vrijwilligers van tal van organisaties ondersteunen wekelijks mensen die het overzicht over hun financiën kwijt zijn en vaak diep in de schulden zitten. De groei van de Thuisadministratie vond plaats in een context van een economische crisis waarin veel huishoudens in financiële problemen kwamen, er flink werd bezuinigd op de uitvoering van schuldhulpverlening, bepaalde huishoudens te maken hadden met een flinke stijging van hun vaste lasten en (met name) overheidscrediteuren meer en intensievere bevoegdheden kregen om vorderingen te incasseren. In dit hoofdstuk worden bovengenoemde ontwikkelingen kort toegelicht. Zij vormen een context waarin zowel de behoefte als de opgave van Thuisadministratie enorm toenam. Het is van belang om de conclusies die in dit rapport worden geformuleerd te lezen in de context van deze ontwikkelingen. Een snelle lezer kan volstaan met het lezen van paragraaf 1.5.

    1.1 In de afgelopen jaren nam de schuldenproblematiek enorm toe Het aantal huishoudens met financiële problematiek is groot3. Ruim een derde (32,1%) van de Nederlandse huishoudens heeft achterstanden4. Bij bijna een op de vijf (18%) huishoudens is de problematiek zo ernstig dat de schulden risicovol of problematisch zijn5. In aantallen uitgedrukt worstelen ongeveer 1,5 miljoen huishoudens met serieuze financiële problematiek. Zij maken deel uit van de 2,8 miljoen huishoudens die een risico lopen op armoede of sociale uitsluiting6. De ontwikkeling van de armoede en schuldenproblematiek krijgt steeds meer aandacht. Recent heeft het College van de rechten van de mens in dat licht aandacht gevraagd voor de impact van armoede en schulden en de inbreuk die zij maken op de door ons geformuleerde gewenste mensenrechten7. De actuele cijfers zijn het resultaat van de forse groei van de problematiek die de afgelopen jaren plaatsvond. In de periode 2009-2015 nam het aantal huishoudens met risicovolle of problematische schulden met 54% toe (van ongeveer 893.000 naar 1.377.000).8 In de genoemde periode is het van belang om onderscheid te maken tussen risicovolle en problematische schulden. Bij risicovolle schulden kan een huishouden de situatie in principe nog wel zelfstandig oplossen. Althans als er aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan zoals geen extra tegenslagen, geen al te agressieve incasso en voldoende financiële kennis om een goed budgetplan op te stellen. Bij risicovolle schulden licht dat aanmerkelijk ingewikkelder. De situatie is dan zo ernstig dat een door de gemeente of de rechter verstrekte schuldregeling met kwijtschelding doorgaans de enige manier is om de schuldenproblematiek op te lossen. In de periode 2009-2015 zijn er twee ontwikkelingen zichtbaar. De eerste ontwikkeling is dat de sterke groei van de schuldenproblematiek lijkt af te vlakken. In de periode 2009-2012 nam het aantal huishoudens met risicovolle of problematische schulden toe met 35 procent. Terwijl de groei in de periode 2012-2015 ‘nog maar’ 14 procent bedroeg. Tegelijkertijd vindt er juist in de periode sinds

    2 Jungmann, N. Madern, T. (2011) Welkom vrijwilliger. Een nieuwe speler in de schuldhulpverlening. WMO magazine

    3 De inhoud van deze paragraaf is een bewerking van de vragen 1, 2 en 3 uit de publicatie De eindjes aan elkaar knopen

    Jungmann N., Wesdorp L.P. , Schruer, H.D.L.M. (2017) De eindjes aan elkaar knopen. Platform31, Den Haag 4 Westhof, F. Tom, M (2014) Monitor betalingsachterstanden 2014. Panteia, Den Haag

    5 Westhof, F. De Ruig, L.S., Kerckhaert, A. (2015) Huishoudens in de rode cijfers 2015. Over schulden van Nederlandse

    huishoudens en preventiemogelijkheden. Panteia, Den Haag 6 Rapportage Eurostat (statistiekbureau van de Europese Unie) gepresenteerd op 17 oktober 2016 http://ec.eu-

    ropa.eu/eurostat/documents/2995521/7695750/3- 17102016-BP-EN.pdf/30c2ca2d-f7eb-4849-b1e1- b329f48338dc. 7 College voor de Rechten van de mens (2017) 2016 jaarlijkse rapportage. Armoede sociale uitsluiting en mensenrechten.

    Den Haag 8 Westhof, F. De Ruig, L.S., Kerckhaert, A. (2015) Huishoudens in de rode cijfers 2015. Over schulden van Nederlandse

    huishoudens en preventiemogelijkheden. Panteia, Den Haag

  • 8

    2012 ook een zorgelijke ontwikkeling plaats. Er vindt binnen de groep huishoudens met schulden een verschuiving plaats. De groep huishoudens met risicovolle schulden wordt kleiner terwijl de groep met problematische schulden juist groeit. In de context van de afnemende groei van de schuldenproblematiek in het algemeen groeit dus juist de groep die ondersteuning nodig heeft. Figuur 1 bevat een weergave van de beschreven verschuiving van risicovolle naar problematische schuldsituaties.

    Figuur 1: weergave van de ontwikkeling van de schuldenproblematiek bij huishoudens en daarbinnen de verschuiving van het percentage huishoudens met risicovolle en problematische schulden. De weergave is een bewerking van data uit het rapport Huishoudens in de rode cijfers 2015. Over schulden van Nederlandse huishoudens en preventiemogelijkheden

    9

    1.2 In de schuldhulpverlening is zelfredzaamheid het uitgangspunt geworden De aanpak van schulden is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (WGS) is opgenomen dat er van gemeenten wordt verwacht dat zij burgers die daar behoefte aan hebben voorzien aan ondersteuning. De WGS is een kaderwet. Dit wil zeggen dat de wet voorschrijft dat gemeenten moeten voorzien in passende ondersteuning maar dat zij vrij zijn om te bepalen hoe zij dat organiseren. De WGS trad in juli 2012 in werking. Voor gemeenten betekende dit dat zij een actueel beleidskader moesten vaststellen waarin zij onder meer hadden uitgewerkt hoe zij zouden voorzien in preventie, schuldhulpverlening en nazorg. De inwerkingtreding viel midden in de forse groei van de problematiek en een grote landelijke en lokale bezuinigingsopgave. Deze combinatie van ontwikkelingen heeft er bij veel gemeenten toe geleid dat zij bij de inwerkingtreding van de WGS stevigere eisen zijn gaan stellen aan mensen die om hulp vragen. In 2012 hebben veel gemeenten een of meerdere van de volgende aanpassingen doorgevoerd in de uitvoering van de schuldhulpverlening:

    Uitsluiten van specifieke groepen (zoals huizenbezitters, mensen die nog in scheiding liggen of geen vast woonadres hebben);

    9 Westhof, F. De Ruig, L.S., Kerckhaert, A. (2015) Huishoudens in de rode cijfers 2015. Over schulden van Nederlandse huishoudens en preventiemogelijkheden. Panteia, Den Haag

    0

    2

    4

    6

    8

    10

    12

    14

    16

    18

    20

    2012 2015

    Problematische schuldenbekend bij SHV

    Problematische schuldenonbekend bij SHV

    Risicovolle schuldenonbekend bij SHV

  • 9

    het verzamelen van relevante papieren buiten het proces van schuldhulpverlening plaatsen (hiermee wordt bedoeld dat bijvoorbeeld het maken van een overzicht van de lijst met schuldeisers niet meer een activiteit is die de schuldhulpverlener op zich neemt maar die de schuldenaar ter hand moet nemen om in behandeling te komen);

    afbouwen of opheffen van het budgetbeheer;

    afbouwen van de coaching tijdens het lange en vaak taaie proces waarin de schulden worden gestabiliseerd of opgelost.

    De achtergrond van deze forse ingegrepen was in veel gemeenten de forse bezuinigingsopgave waar zij voor stonden. Toen aan het eind van 2008 duidelijk werd dat er een economische crisis van formaat aankwam, besloot het kabinet om gemeenten in de jaren 2009-2011 te voorzien van 130 miljoen extra geld om problematische schulden aan te pakken. Van dit bedrag was 110 miljoen bestemd voor het opvangen van de extra toeloop op schuldhulpverlening. In 2012 bleef de behoefte aan schuldhulpverlening groeien maar de middelen vielen weg. Daarboven op voerde het kabinet per 1 januari 2012 nog een structurele bezuinigingen op de schuldhulpverlening door van 25 miljoen per jaar. Voor veel afdelingen schuldhulpverlening betekende dit dat zij in de context van een groei die nog niet tanend was een korting op het bestaande budget moesten doorvoeren van vaak wel 25 à 30 procent. Voor schuldenaren betekende bovenstaande ontwikkeling dat er een veel groter beroep op hun zelfredzaamheid werd gedaan. In veel gemeenten is dit grotere beroep ook als een expliciet doel opgenomen in het beleidsplan schuldhulpverlening10. De praktijk van alledag leert echter dat voor veel mensen met financiële problemen geldt dat hun zelfredzaamheid nou juist onder druk staat. De onderzoekers Shafir en Mullainathan werkten dit proces heel helder uit in hun veelgelezen boek Schaarste11. De Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid heeft in meerdere publicaties aandacht gevraagd voor het gegeven dat we de zelfredzaamheid van burgers (zeker als zij financiële problemen hebben) niet moeten onderschatten12.

    1.3 De ontwikkeling van de vaste lasten staat bij bepaalde huishoudens onder druk De vaste lasten van elk huishouden omvatten onder meer kosten voor huur of hypotheek, energie, zorg, telefonie en verzekeringen. De mate waarin een huishouden te maken heeft met een stijging van de vaste lasten heeft in hoge mate te maken met een aantal kenmerken van het huishouden. Wie huurt in de vrije sector en vaak ziek is heeft gemiddeld een aanmerkelijk hogere vaste lasten druk gekregen in de afgelopen jaren dan iemand die al 15 jaar geleden een huis kocht en zelden ziek was. Deze paragraaf bevat geen uitgewerkte schets van de ontwikkeling van de vaste lasten maar zet wel ten aanzien van zorg en wonen enkele cijfers op een rij die laten zien dat er bepaalde groepen huishoudens zijn waarvoor geldt dat zij te maken hebben met een opwaartse vaste lasten druk. Het eigen risico in het kader van de zorgverzekeringswet nam in de periode 2008-2016 met 235 euro per jaar toe. Zeker voor een (echt)paar dat veel medische kosten heeft is dit een groot bedrag.

    10

    Jungmann, N. (2012) Schuldhulpverlening, een vraagstuk in transitie. Hogeschool Utrecht, openbare rede 11

    Mullainathan, S. Shafir, E. (2013) Schaarste. Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen. Maven, Amsterdam 12

    WRR (2017) Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid. WRR, Den Haag

  • 10

    Figuur 2: Ontwikkeling van het eigen risico in het kader van de zorgverzekeringswet

    Het CBS houdt bij hoe de woonquote zich ontwikkeld. Dit is de verhouding tussen inkomen en het bedrag dat mensen aan wonen uitgeven. De ontwikkeling van de woonquote in de afgelopen jaren hangt nauw samen met het soort woning waar iemand in woont. De woonquote van huurders in de private sector is bijvoorbeeld toegenomen tot 42% van het inkomen terwijl de woonquote bij eigenaren juist afnam naar 28%. Voor een individueel huishouden doet het er in termen van vaste lastenontwikkeling dus toe in wat voor type huis iemand woont. Tabel 1 bevat een overzicht van de ontwikkeling van de woonquote bij verschillende typen huishoudens. Jaar Totale woonquote Eigenaren Huurders

    particuliere sector Huurders woningcorporatie

    2009 32 30 39 33

    2012 34 31 41 35

    2015 33 28 42 38

    Tabel 1: overzicht van de ontwikkeling van de woonquote bij huishoudens uitgesplitst naar type wonen over de jaren 2009-210513 De toename van de woonquote bij huurders van woningcorporaties hangt samen met het gegeven dat woningcorporaties tot 1 januari 2016 ook huizen verhuurden aan mensen waarvoor gold dat de huur eigenlijk te hoog was voor hun inkomen. Inmiddels moeten woningcorporaties passend toewijzen. Dat wil zeggen: alleen een huis verhuren als de huur past bij het inkomen. Het onbegrensd toewijzen in combinatie met de toenemende financiële problematiek zoals geschetst in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk heeft bijgedragen aan het toegenomen betaalrisico bij huishoudens die een huis huren van een woningcorporatie. Figuur 3 bevat een weergave van de ontwikkeling van het percentage huurders dat een huis huurt bij een corporatie en een betalingsrisico heeft.

    13

    http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=82324NED&LA=NL

    150 155 160 170

    220

    350 360 375 385

    0

    50

    100

    150

    200

    250

    300

    350

    400

    450

    2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

  • 11

    Figuur 3: ontwikkeling van het betalingsrisico van huishoudens die een huis huren bij een woningcorporatie

    Bij zowel het ontstaan als het oplossen van financiële problematiek speelt de hoogte van de vaste lasten een (belangrijke) rol. De mate waarin deze zijn gestegen in de afgelopen jaren hangt nauw samen met de kenmerken van het huishouden. Er zijn huishoudens die te maken hadden met een matige ontwikkeling van de vaste lasten maar er is ook een groep die door de stijging van hun uitgaven aan bijvoorbeeld wonen en zorg (steeds meer) knel zitten.

    1.4 Met name overheidscrediteuren hebben meer en intensievere incassobevoegdheden gekregen Wie niet betaalt krijgt te maken met incasso. Een schuldeiser kan die zelf ter hand nemen of daarvoor een incassobureau of gerechtsdeurwaarder inschakelen. Een incassobureau mag alleen verzoeken om een betaling en een gerechtsdeurwaarder kan betaling afdwingen. De meest ingezette dwangmiddelen van de deurwaarder zijn beslag op het inkomen, inboedel, auto of andere zaken van waarde. Naast deze partijen hebben huishoudens in de afgelopen jaren steeds vaker te maken gekregen met overheidscrediteuren met eigen bevoegdheden. Met name in de periode 2006-2009 verstrekte de overheid nieuwe bevoegdheden aan partijen zoals de belastingdienst, waterschappen, provincies, gemeenten en zorgverzekeraars (uit hoofde van hun publieke functie). De toename van de nieuwe bevoegdheden heeft er voor huishoudens toe geleid dat zij tegenwoordig te maken hebben met een waaier aan bevoegdheden die er aan bijdragen dat het heel moeilijk is geworden om een huishoudboekje waarin incasso eenmaal haar intrede heeft gedaan stabiel te houden. Voorbeelden van incassobevoegdheden die een budgetplan om financiële problemen op te lossen stevig kunnen ontregelen zijn:

    een verrekening door bijvoorbeeld de belastingdienst, SVB, UWV etc.

    Een gijzeling (in hechtenis name) door het Centraal Justitieel Incassobureau (bijvoorbeeld vanwege een niet betaalde verkeersboete)

    Een afschrijving van een bedrag van iemands bankrekening (waar diegene geen toestemming voor heeft gegeven) door bijvoorbeeld de belastingdienst over een waterschap

    Een maandelijkse bestuursrechtelijke premie (een soort boete) van de zorgverzekering als iemand zes maanden achterloopt met de betaling van de zorgpremie

    In de afgelopen jaren is er door diverse partijen aandacht gevraagd voor het gegeven dat huishoudens met financiële problemen met regelmaat dieper in de problemen komen door de waaier aan incassobevoegdheden die zijn ontstaan14. Het rapport ‘Paritas Passe, debiteuren en

    14

    Nationale ombudsman (2016) Burgerperspectief op schuldhulpvelrening. Den Haag. WRR (2016) Eigen schuld. Een gedragswetenschappelijk perspectief op problematische schulden. Den Haag

  • 12

    crediteuren in de knel door ongelijke incassobevoegdheden’15 vormde in dit kader de aanleiding voor de rijksoverheid om te gaan werken aan een integrale visie op rijks incasso. In dat licht wordt per 1 januari 2018 de berekening van de beslagvrije voet aangepast waardoor huishoudens minder vaak onder de beslagvrije voet van 90 procent van de bijstandsnorm uit zullen komen. Dit is een waardevolle stap maar niet voldoende om de enorm ontregelende dynamiek die de verschillende incassobevoegdheden te weeg brengen op te lossen.

    1.5 Thuisadministratie opereert in een ingewikkelde context Vrijwillige inzet bij financiële problematiek is een hele opgave. Een groeiende groep huishoudens heeft behoefte aan ondersteuning voor steeds complexere problematiek in een context waarin het stabiliseren of oplossen van de schulden steeds ingewikkelder is. Gemeenten zijn een groter beroep op de zelfredzaamheid van schuldenaren gaan doen terwijl die zelfredzaamheid als gevolg van de schuldenproblematiek juist onder druk staat. De toegenomen incassobevoegdheden dragen er aan bij dat de dynamiek en onrust die financiële problemen geven enorm is toegenomen en bij bepaalde groepen zijn de vaste lasten flink gestegen waardoor ook een duurzame oplossing voor de financiële problematiek niet altijd haalbaar is. Vrijwilligers proberen in de hierboven geschetste context deelnemers te ondersteunen om (weer) grip te krijgen en indien mogelijk om de schuldenproblematiek op te lossen. Dat is een hele opgave waarvoor geldt dat het niet altijd mogelijk is.

    15

    Jungmann, N. Moerman, A. Schruer, H.D.L.M. Van den Berg, I. (2012) Paritas passe, debiteuren en crediteuren in de knel door ongelijke incassobevoegdheden. Hogeschool Utrecht/Losr

  • 13

    2. Wie maken er gebruik van Thuisadministratie vanwege financiële problemen? Thuisadministratie is een voorziening voor mensen die (weer) grip willen krijgen op hun administratie en budget. De doelgroep van Thuisadministratie bestaat zowel uit mensen met als zonder financiële problemen. Veruit de meeste mensen die een beroep doen op Thuisadministratie hebben financiële problemen. In de groep deelnemers die in dit onderzoek betrokken waren, was dat 85 procent. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de kenmerken zijn van de huishoudens die ondersteuning krijgen. De beschrijving is gebaseerd op 168 vragenlijsten die vrijwilligers uit zes afdelingen van Humanitas in 2015 hebben afgenomen16. Doordat niet alle koppels van vrijwilliger en deelnemer alle vragen hebben beantwoord, is er bij veel vragen sprake van een wisselend aantal respondenten (een wisselende n). Door in de beschrijving telkens het aantal van 168 als uitgangspunt te nemen, wordt een zo zuiver mogelijk beeld geschetst. De beschrijving is opgedeeld is zes onderwerpen: demografische beschrijving, inkomenspositie, schuldsituatie, betrokkenheid professionele hulpverlening, huisvesting & gezondheid. Per beschrijving wordt eerst met bullets een korte samenvatting op het betreffende onderwerp gegeven en vervolgens enkele verdiepende tabellen. De belangrijkste kenmerken zijn dat:

    Ruim de helft heeft een laag opleidingsniveau (zie tabel 3)

    12 procent (20 van 168 deelnemers) heeft een inkomen onder de beslagvrije voet

    85% van de deelnemers heeft financiële problemen

    De helft van de 143 deelnemers met financiële problemen heeft op het moment van aanmelden geen overzicht van de rekeningen die nog betaald moeten worden

    33 van de 143 deelnemers met financiële problemen maken gebruik van schuldhulpverlening op het moment van aanmelden (23% van de groep met financiële problemen)

    2.1 Demografische beschrijving Deze paragraaf bevat een beschrijving van de demografische kenmerken van de deelnemers. De belangrijkste kengetallen in dat kader zijn:

    Bijna zestig procent van de deelnemers aan Thuisadministratie zijn vrouw (57%) en ruim veertig is man (43%).

    Bijna zeventig procent van de deelnemers is tussen de 30 en 60 jaar (zie tabel 2).

    Ruim de helft heeft een laag opleidingsniveau (zie tabel 3)

    Bijna tachtig procent heeft geen partner (79%)

    Bijna de helft heeft inwonende minderjarige kinderen (41%). Als er kinderen thuis wonen dan zijn dat er in 55% twee of meer (zie tabel 4)

    Leeftijd Aantal %

    N=168

    jonger dan 30 jaar 26 16%

    30-39 jaar 39 23%

    40-49 jaar 43 26%

    50-59 jaar 30 18%

    60-66 jaar 8 5%

    67 jaar en ouder 22 13%

    Tabel 2: leeftijd van de deelnemers bij aanmelding

    16 Afdelingen: Tilburg, Zoetermeer, Rijnland, Hoogezand, ’T Hoogeland, Parkstad/Zuid-Limburg. .

  • 14

    Opleidingsniveau Aantal % N=167

    Laagst (lagere school of lager) 18 11%

    Laag (lbo, mavo, vmbo, mbo-1, onderbouw van havo en vwo)

    72 43%

    Middelbaar (havo, vwo, mbo-2-4) 32 19%

    Hoog: (hbo, wo) 12 7%

    Onbekend/ onduidelijk 34 20%

    Tabel 3: opleidingsniveau van de deelnemers

    Aantal kinderen Aantal %

    N=69

    1 31 45%

    2 22 32%

    3 11 16%

    4 4 6%

    5 1 1%

    Tabel 4: aantal kinderen bij de deelnemers met minderjarige inwonende kinderen

    2.2 Inkomenspositie Deze paragraaf bevat een beschrijving van de demografische kenmerken van de deelnemers. De belangrijkste kenmerken in dat kader zijn:

    Een kwart (26%) heeft inkomen uit betaald werk en bijna veertig procent (37%) een werkloosheidsuitkering (zie tabel 5)

    15 procent heeft bij aanmelding een inkomen lager dan de beslagvrije voet van 90 procent van de bijstandsnorm

    83 procent ontvangt een of meerdere toeslagen (zie tabel 6)

    Aantal % N=158

    Inkomen uit werk 41 26%

    Inkomen uit werk van partner 13 8%

    Werkloosheidsuitkering (Bijstand/ WW) 58 37%

    Overige uitkeringen (Wajong, WSW, AO etc.) 41 26%

    Studiefinanciering 3 2%

    Overig namelijk: ___ 44 28%

    Tabel 5: inkomstenbron van de deelnemers (meerdere antwoorden mogelijk)

    Aantal %

    N=149

    Ja, huurtoeslag 94 63%

    Ja, zorgtoeslag 114 77%

    Ja, kinderopvang-toeslag 6 4%

    Ja, kindgebonden budget 46 31%

    Nee 25 17%

    Tabel 6: toeslagen die ontvangen worden door het huishouden (meerdere antwoorden mogelijk)

    2.3 Schuldsituatie Deze paragraaf bevat een beschrijving van de kenmerken ten aanzien van de schuldsituatie van de deelnemers. De belangrijkste kenmerken in dat kader zijn:

    85% van de deelnemers heeft financiële problemen. Ruim een derde (38%) heeft een schuld die hoger is dan 5.000,- . Veertien procent heeft een schuld die hoger is dan 20.000,- Een vijfde heeft geen informatie gegeven over het al dan niet bestaan van financiële problemen en de hoogte daarvan (zie tabel 7)

  • 15

    De helft van de deelnemers met financiële problemen heeft op het moment van aanmelden geen overzicht van de rekeningen die nog betaald moeten worden. Bij de groep waarvan het wel bekend is heeft bijna de helft (41%) minder dan vijf schuldeisers. 4% heeft er meer dan twintig. (zie tabel 8)

    Een vijfde van de deelnemers heeft op het moment van aanmelden een achterstand op huur (23%) en/of energie (23%) (zie tabel 9)

    Bijna de helft van de deelnemers met financiële problemen heeft te maken met gerechtsdeurwaarders (39%).

    Er zijn 24 deelnemers die rapporteren dat er beslag is gelegd op het inkomen. Dan die groep rapporteren er 20 dat er meer geld wordt ingehouden dan volgens de berekening van de beslagvrije voet zou moeten gebeuren17

    Aantal %

    N=168

    Er is geen sprake van een schuld 25 15%

    minder dan 1.000 euro 8 5%

    1.000-5.000 euro 35 21%

    5.000-20.000 euro 40 24%

    20.000-50.000 euro 18 11%

    50.000-100.000 euro 2 1%

    meer dan 100.000 euro 3 2%

    Onbekend 34 20%

    Tabel 7: Bedrag dat de deelnemer uit heeft staan aan schulden op het moment van aanmelden

    Aantal schuldeisers Aantal Percentage t.o.v. groep die heeft

    geantwoord (N=142) Percentage ten opzichte van

    onderzoeksgroep (N=168)

    minder dan 5 58 41% 35%

    6 tot 10 36 25% 21%

    11 tot 20 4 3% 2%

    meer dan 20 1 1% 0,5%

    Onbekend 43 30% 26%

    Tabel 8: overzicht van het aantal schuldeisers dat de deelnemers rapporteren

    Aantal %

    N=142

    Ja, huurschulden 26 37%

    Ja, achterstanden m.b.t. betalingen gas, water, licht 26 37%

    Ja, achterstanden m.b.t. zorgpremie 37 52%

    Ja, anders namelijk, 40 28%

    Nee 18 13%

    Onbekend 33 23%

    Tabel 9: overzicht van het type achterstanden op vaste lasten bij de deelnemers bij aanmelding (meerder antwoorden mogelijk)

    2.4 Doel van de Thuisadministratie De meeste deelnemers stellen zichzelf meerdere doelen als zij zich aanmelden voor Thuisadministratie. Tabel 10 bevat een weergave van de doelen die de deelnemers bij aanmelding noemen.

    Aantal % N=165

    Administratie van de deelnemer op orden brengen 139 84%

    Ondersteuning bij acute nood 23 14%

    17

    24 van de 168 koppels van deelnemer en vrijwilliger hebben op de vraag of er loonbeslag ligt positief geantwoord. Twintig koppels hebben aangegeven dat het bedrag dat wordt ingehouden lager is dan zou moeten volgens de berekening van de beslagvrije voet. Er is geen controle uitgevoerd of de eigen inschatting van de koppels klopt.

  • 16

    Aanvullende ondersteuning bij gemeentelijk schuldhulpverleningstraject 59 36%

    Deelnemer zelfstandig de financiën leren beheren 81 49%

    Zelfredzaamheid vergroten 97 59%

    Anders namelijk 23 14%

    Tabel 10: Overzicht van de doelen die de deelnemer stellen bij aanvang van de Thuisadministratie

    2.5 Betrokkenheid professionele hulpverlening Deze paragraaf bevat een beschrijving van de kenmerken ten aanzien van de betrokkenheid van professionele hulpverlening van de deelnemers. De belangrijkste kenmerken in dat kader zijn:

    33 van de 143 deelnemers met financiële problemen maken gebruik van schuldhulpverlening op het moment van aanmelden (23% van de groep met financiële problemen)

    Ook met andere instanties is er vaak geen contact (zie tabel 11)

    Aantall % N=168

    MEE 7 4%

    Maatschappelijke opvang 5 3%

    Maatschappelijke werk 76 45%

    Verslavingszorg 3 2%

    GGZ 27 16%

    Politie/ justitie 7 4%

    Re-integratietraject sociale dienst/ UWV 15 9%

    Geen van bovenstaande instanties 42 24%

    Onbekend/ onduidelijk 29 17%

    Tabel 11: instanties waar de deelnemers in het jaar voorafgaand aan de aanmelding mee in contact waren

    2.6 Huisvesting en gezondheid Deze paragraaf bevat een beschrijving van de kenmerken ten aanzien van huisvesting en gezondheid van de deelnemers. De belangrijkste kenmerken in dat kader zijn:

    78 procent woont in een huurwoning en 13 procent in een koopwoning

    bij 2 procent dreigde een huisuitzetting op het moment van aanmelding (3 deelnemers van de 165 waarbij dit is geregistreerd)

    Ruim de helft (52%) rapporteert gezondheidsproblemen (zie tabel 12)

    Ruim een vijfde (22%) geeft aan geen verslaving te hebben. Roken is de meest voorkomende verslaving.

    Aantal % N=157

    Ja, geestelijke gezondheidsproblemen (depressie/ psychiatrische stoornis) 58 37%

    Ja, lichamelijke gezondheidsproblemen (heeft men lichamelijke klachten) 39 25%

    Nee 75 48%

    Tabel 12: zelf gerapporteerde gezondheidsproblemen bij de deelnemers

  • 17

    3. Waar bestaat de ondersteuning uit? In dit hoofdstuk wordt beschreven welke activiteiten de vrijwilligers met de deelnemers verrichten. De beschrijving is een indicatie. De beschrijving is gebaseerd op de bezoeken van activiteiten van 106 vrijwilligers in 450 bezoeken. Bij deze beschrijving is het van belang om twee zaken toe te lichten. Om te beginnen heeft het onderzoek betrekking op 168 deelnemers terwijl er maar over 106 deelnemers is gelogd. Dit betekent dat er ten behoeve van een derde van de ondersteuningstrajecten die door middel van de eerste vragenlijst zijn aangemeld geen logboeken zijn ingevuld. Het is niet bekend hoe representatief de ingevulde logboeken zijn ten opzichte van de totale groep. De coördinatoren hebben de indruk dat de logboeken met name bij deelnemers die maar een of twee keer zijn bezocht überhaupt niet zijn ingevuld. De tweede opmerking betreft de registratietrouw. Van de 106 vrijwilligers die de afspraken met deelnemers hebben gelogd is van 36 vrijwilligers bekend hoeveel afspraken er met zekerheid hebben plaatsgevonden. Gezien de verschillen met de totale groep mag aangenomen worden dat de vrijwilligers die afspraken hebben gelogd niet alle afspraken hebben gedocumenteerd.

    3.1 De ondersteuning varieert van een enkel bezoek tot veel bezoeken Gemiddeld duurt een afspraak tussen een vrijwilliger en een deelnemer 106 minuten. Dat is dus ongeveer anderhalf uur. De duur tussen het eerste bezoek en het laatste bezoek bedraagt gemiddeld 99 dagen. In het totaal besteden de vrijwilligers volgens de 36 volledig ingevulde logboeken gemiddeld 10 uur per deelnemer per traject. Totaal

    N=106

    1 bezoek 23%

    2-3 bezoeken 26%

    4-6 bezoeken 26%

    7-10 bezoeken 19%

    >10 bezoeken 7%

    Tabel 13: Aantal bezoeken dat is afgelegd

    3.2 Er worden allerlei activiteiten verricht In het totaal zijn er 450 afspraken gelogd in het kader van 106 trajecten. Tabel 14 bevat in procenten een overzicht van de activiteiten die de vrijwilligers en deelnemers samen of afzonderlijk ter voorbereiding op de afspraak hebben uitgevoerd. De tabel laat bijvoorbeeld zien dat het openen van de post onderdeel was van 83 procent van de afspraken. In 45 procent van de gevallen werd de post tijdens de afspraak geopend. In 32 procent van de afspraken opende de deelnemer de post al voorafgaand om deze tijdens de afspraak door te kunnen nemen. Activiteit Tijdens

    bijeenkomst Voorafgaand vrijwilliger

    Voorafgaand deelnemer

    Post openen en ordenen 45% 6% 32%

    Overzicht maken van uitgaven en inkomsten 32% 14% 9%

    Overzicht maken van achterstanden en/of schulden 28% 10% 8%

    Schuldeisers bellen 15% 4% 13%

    Checken of er recht is op kwijtscheldingen, armoedebeleid etc 8% 5% 4%

    Activiteiten om kwijtscheldingen, armoedebeleid etc aan te vragen (brieven, telefoontjes)

    6% 4% 5%

    Aanvraagformulier schulddienstverlening helpen invullen

    6% 1% 1%

    Beslagvrije voet controleren 1% 0% 0%

    Aanvragen/wijzigen gemeentelijke voorzieningen 5% 1% 0%

    Aanvragen/wijzigen huurtoeslag 2% 3% 3%

  • 18

    Aanvragen/wijzigen zorgtoeslag 2% 1% 1%

    Ondersteuning bij acute nood: dreigende huisuitzetting 1% 0% 0%

    Ondersteuning bij acute nood: dreigende afsluiting gas, water en licht

    1% 0% 0%

    Afstemming met andere organisaties die de deelnemer ondersteunen (Maatschappelijk werk, MEE, GGZ, verslavingszorg etc)

    6% 0% 0%

    Jaarlijkse aangifte belasting checken 4% 0% 0%

    Overig 46% 3% 3%

    Tabel 14: Activiteiten die voorafgaand of tijdens een afspraak tussen vrijwilliger en deelnemer zijn verricht in de 450 gelogde afspraken die plaatsvonden in het kader van 106 trajecten

    Het openen van de post, maken van overzichten en het bellen van schuldeisers zijn de meest voorkomende activiteiten. Dat deze activiteiten vaker worden gerapporteerd dan bijvoorbeeld het aanvragen of wijzigen van de toeslagen is toe te schrijven aan het feit dat het openen van de post een terugkerende actie is en het aanvragen of wijzigen een eenmalige activiteit. Het aanvragen of wijzigen van de huurtoeslag is 36 keer gerapporteerd. Afgezet tegen de 61 trajecten is er dan dus bij bij tweederde van de deelnemers een correctie of aanvraag doorgevoerd als onderdeel van de Thuisadministratie. Tabel 15 bevat een overzicht van de frequentie en het percentage waarin de eenmalige activiteiten zijn uitgevoerd afgezet tegen de 61 trajecten. Activiteit Uitgevoerd in absolute aantallen Afgezet tegen de 106 trajecten

    Aanvraagformulier schulddienstverlening helpen invullen

    36 34%

    Beslagvrije voet controleren 5 5%

    Aanvragen/wijzigen huurtoeslag 36 34%

    Aanvragen/wijzigen zorgtoeslag 18 17%

    Ondersteuning bij acute nood: dreigende huisuitzetting

    4 4%

    Ondersteuning bij acute nood: dreigende afsluiting gas, water en licht

    4 4%

    Jaarlijkse aangifte belasting checken 18 17%

    Tabel 15: overzicht van de frequentie en het percentage waarin de eenmalige activiteiten zijn uitgevoerd afgezet tegen de 106 trajecten

  • 19

    4. Wat levert Thuisadministratie voor de deelnemers op? Door bij aanvang en bij de afsluiting van de ondersteuning in kaart te brengen hoe de situatie van een deelnemer is, wordt inzichtelijk welke veranderingen er plaatsvonden. Van de 168 situaties waarover een eerste vragenlijst is ingevuld is er in 61 gevallen ook een tweede vragenlijst ingevuld. De tabellen in dit hoofdstuk hebben betrekking op de situaties waarin de twee vragenlijsten beide zijn ingevuld. Als gevolg daarvan kan het voorkomen dat er soms (kleine) verschillen zitten in de percentages tussen dit hoofdstuk en de percentages hoofdstuk twee. De coördinatoren Thuisadministratie die het onderzoek hebben begeleid vermoeden dat de tweede vragenlijst vooral niet is ingevuld als de ondersteuning weinig opleverde of het contact met de deelnemer plotseling ophield. De veranderingen die in dit hoofdstuk worden gerapporteerd moeten dus niet als een algemeen beeld worden aangenomen. Het algemene beeld over het totaal is waarschijnlijk wat minder positief. In de eerste en tweede meting zijn er vragen gesteld over de materiele ontwikkeling bij de deelnemer zoals de ontwikkeling van de hoogte van de schuld maar ook over immateriële zaken zoals de ontwikkeling van het zelfvertrouwen van de deelnemer gedurende de begeleiding. Daarnaast zijn de vrijwilligers bevraagd op de impact die hun begeleiding naar hun idee heeft gehad op de situatie van de deelnemer De meest in het oog springende veranderingen zijn:

    4.1 Materiele ontwikkeling Inkomen In de periode dat de deelnemers begeleiding kregen vond er met name een verandering in type inkomen plaats bij degenen die zich meldden zonder inkomen. Bij aanvang hadden 6 van de 61 deelnemers geen inkomen. Bij de afsluiting hadden ze allemaal een vast inkomen.

    Begin Einde

    Inkomen uit werk 28% 22% Inkomen uit werk van partner 10% 12% Werkloosheidsuitkering (Bijstand/ WW) 30% 30% Overige uitkeringen (Wajong, WSW, AO etc.) 34% 37% Studiefinanciering 3% 3% Overig namelijk: ___ 36% 17%

    Tabel 16: bron van inkomen bij aanvang en bij afsluiting van de ondersteuning bij de 61 deelnemers waarover de vragenlijst zowel bij aanvang als bij afsluiting is ingevuld

    Schuldsituatie Bij aanvang van de ondersteuning hebben 10 van de 61 deelnemers geen schulden. Bij de afsluiting zijn dat er 14. Als het schuldbedrag als maatstaf wordt genomen neemt het percentage huishoudens dat geen schuld of in ieder geval een schuld die lager is dan 5.000,- toe van 24 naar 36 procent. Bij schuldposities boven de 5.000 zijn er nagenoeg geen verschillen. Deze cijfers indiceren dat de vrijwilligers met name bijdragen aan een positieve ontwikkeling van de schuldsituatie als het uitstaand bedrag lager is dan 5.000,-. Figuur 4 bevat een weergave van de ontwikkeling van de schuldpositie van de deelnemers.

  • 20

    Figuur 4: weergave van de ontwikkeling van de schuldpositie van de deelnemers waarover zowel de vragenlijst bij aanvang als bij afsluiting is ingevuld (N=61)

    Aantal schuldeisers Het aantal bekende schuldeisers lijkt tussen het begin en het eind van de ondersteuning toe te nemen. De coördinatoren die betrokken waren bij het onderzoek geven daarvoor als verklaring dat er dankzij de Thuisadministratie zicht komt op schuldeisers die er wel waren maar die de deelnemer niet in beeld had. De twee veranderingen die deze veronderstelling het meest ondersteunen zijn de toename van het percentage deelnemers dat 11 tot 20 schuldeisers heeft (van 6 naar 19%) en de afname van het percentage deelnemers dat niet weet hoeveel schuldeisers r zijn (van 12 naar 6%).

    Aantal schuldeisers Bij aanvang van de begeleiding in procenten (n= 51)

    Bij afsluiting van de begeleiding in procenten (n=47)

    Onbekend 12 6

    1 tot 5 57 53

    6 tot 10 24 21

    11 tot 20 6 19

    Meer dan 20 2 0

    Tabel 17: ontwikkeling van het aantal schuldeisers (n=61)

    4.2 Impact van de begeleiding op de situatie van de deelnemer De vrijwilligers rapporteren dat zij bij de 61 deelnemers waarover de vragenlijst bij aanvang en na afloop is ingevuld een aantal zaken hebben gerealiseerd. De belangrijkste zijn dat de vrijwilligers aangeven dat:

    bij 43 deelnemers (71%) de administratie op orde is gebracht

    27 deelnemers (44%) hun administratie (weer) zelfstandig kunnen bijhouden

    bij 32 deelnemers (52%) de bureaucratische zelfredzaamheid is toegenomen (formulieren invullen, zaken opzoeken op internet etc)

    13 deelnemers (22%) er een acute noodsituatie is opgelost (waaronder 4 keer een dreigende huisuitzetting en 4 keer een afsluiting van energie)

    16% 23%

    8%

    13%

    33%

    21%

    25% 25%

    10% 12%

    4% 3%

    5% 3%

    0%

    10%

    20%

    30%

    40%

    50%

    60%

    70%

    80%

    90%

    100%

    Begin Einde

    Onbekend

    meer dan 50.000 euro

    20.000-50.000 euro

    5.000-20.000 euro

    1.000-5.000 euro

    minder dan 1.000 euro

    Er is geen sprake van eenschuld

  • 21

    De vrijwilligers hebben de deelnemers ook gevraagd om op een schaal van 1 tot 10 aan te geven in hoeverre ze het eens waren met drie stellingen over hun gedrag. Ten aanzien van alle drie de stellingen zijn de deelnemers iets optimistischer geworden. Gezien de lage respons is niet getoetst of de verandering significant was.

    Mee eens op een schaal van 1 tot 10 bij aanvang

    Mee eens op een schaal van 1 tot 10 bij afsluiten

    Ik hou bij waar ik mijn geld aan uitgeef 4,8 5,7

    Ik ben in staat om contact te leggen en te onderhouden met instanties over mijn financiën

    6,3 6,6

    Ik weet welke papieren ik kan weggooien en welke ik moet bewaren

    5,8 6,5

    Tabel 18: mate waarin de deelnemers het bij aanvang en bij afsluiting op een schaal van 1 tot 10 eens zijn met een stelling over hun gedrag (n=61)

    4.3 Immateriële ontwikkelingen Financiële problematiek is van grote invloed op ons functioneren. Onderzoek laat zien dat chronische geldstress op allerlei manieren doorwerkt in ons gedrag. Aan de deelnemers is op een schaal van 1 tot 10 gevraagd in hoeverre ze het eens zijn met een stelling over hun welbevinden en zelfvertrouwen. De antwoorden laten zien dat hun financiële situatie bij het afsluiten van de ondersteuning wat minder negatief doorwerkt in hun welbevinden dan bij aanvang en dat het zelfvertrouwen enigszins positief werd beïnvloed. Gezien de lage respons is niet getoetst of de verandering significant was.

    Mee eens op een schaal van 1 tot 10 bij aanvang

    Mee eens op een schaal van 1 tot 10 bij afsluiten

    Mijn financiële situatie heeft een sterk negatieve invloed op mijn gemoedstoestand

    7,0 6,3

    Ik geef mijn zelfvertrouwen het cijfer…. 5,4 6,1

    Tabel 19: het cijfer dat de deelnemers zichzelf geven op een schaal van 1 tot 10 over hun welbevinden (n=61)

    Samenhang tussen het beeld van de vrijwilligers en de zelfrapportage van de deelnemers De cijfers die de deelnemers zichzelf gaven, zijn ook afgezet tegen observaties van de vrijwilligers over de vooruitgang van de deelnemers. In paragraaf 4.2 is beschreven welke vooruitgang de vrijwilligers hebben geconstateerd bij de 61 deelnemers waarover zowel de vragenlijst bij aanvang als bij afsluiting is ingevuld. In deze paragraaf worden de constateringen van de vrijwilligers over 1) de vraag of de administratie op orde is gebracht, 2) de vraag of de deelnemer de financiën voortaan zelfstandig kan beheren en 3) of de bureaucratische zelfredzaamheid is toegenomen afgezet tegen de rapportage van de vrijwilliger over het eigen welbevinden (negatieve doorwerking financiën in welbevinden en zelfvertrouwen). De belangrijkste indicaties die deze verkenning oplevert zijn:

    1. Voor het welbevinden van de deelnemer lijkt het er echt toe te doen of hij of zij leert om de financiën zelf te beheren en in het algemeen bureaucratisch zelfredzamer te worden. Het op orde brengen van de administratie lijkt niet door te werken in het welbevinden.

    2. Thuisadministratie lijkt zowel bij de mensen die hun administratie al dan niet op orde kregen, al dan niet hun financiën (weer) zelf kunnen beheren en al dan niet bureaucratisch zelfredzamer werden positief uit te werken op het bijhouden van de uitgaven. Dat lijken mensen in alle groepen meer te zijn gaan doen.

    3. Thuisadministratie lijkt zowel bij de mensen die hun administratie al dan niet op orde kregen, al dan niet hun financiën (weer) zelf kunnen beheren en al dan niet bureaucratisch

  • 22

    zelfredzamer werden positief uit te werken op de kennis welke papieren bewaard moeten worden en welke weg mogen. Het bewaren van de juiste papieren lijken mensen in alle groepen meer te zijn gaan doen.

    Hieronder staan de toelichtingen en de tabellen die ten grondslag liggen aan bovenstaande indicaties. Gezien de lage aantallen en het gegeven dat de tabellen geen conclusies maar indicaties opleveren zijn er geen significantietoetsen uitgevoerd. 1. Mijn financiële situatie heeft een sterk negatieve invloed op mijn gemoedstoestand Bij de stelling ‘Mijn financiële situatie heeft een sterk negatieve invloed op mijn gemoedstoestand’ lijkt het uit te maken of de deelnemer al dan niet heeft geleerd om de financiën zelfstandig te beheren. De groep die dat geleerd heeft geeft bij afsluiting gemiddeld een ruime punt minder dan bij aanvang terwijl de groep die het niet heeft geleerd juist ruim 1,5 punt hoger geeft. Deze tegengestelde beweging lijkt te indiceren dat het al dan niet leren om de financiën (weer) zelf te beheren echt iets uitmaakt voor het welbevinden van de deelnemers. Een enigszins vergelijkbaar beeld is te zien ten aanzien van bureaucratische zelfredzaamheid. Daar waar deze toenam rapporteerde de deelnemers dat hun financiële situatie op een minder negatieve wijze doorwerkte op hun welbevinden terwijl er bij de groep waarin de bureaucratische zelfredzaamheid niet veranderde, ook geen wijziging was in de negatieve impact van hun financiële situatie op hun gevoel van welbevinden. Er is geen verschil gevonden ten aanzien van de vraag of de administratie al dan niet op orde is gebracht. Bij dat onderscheid is de groep waar dat niet voor geldt overigens ook erg klein (N=8).

    Begin Eind

    Administratie op orde gebracht

    Wel (N=35) 6,6 6,2

    Niet (N=8) 6,9 7,0

    Geleerd zelfstandig financiën beheren

    Wel (N=22) 6,8 5,5

    Niet (N=22) 5,6 7,2

    Bureaucratische zelfredzaamheid is vergroot

    Wel (N=24) 7,1 6,6

    Niet (N=20) 6,1 6,0

    Tabel 20: het cijfer dat de deelnemers op een schaal van 1 tot 10 geven over de impact van hun financiële situatie op hun welbevinden afgezet tegen de vraag of naar het oordeel van de vrijwilliger de administratie al dan niet op orde is gebracht, de deelnemer heeft geleerd de financiën zelfstandig te beheren en de mate waarin de bureaucratische zelfredzaamheid is vergroot.

    2. Ik houd bij waar ik mijn geld aan uitgeef Bij de stelling ‘Ik houd bij waar ik mijn geld aan uitgeef’ zijn enigszins andere patronen zichtbaar. Bij de groep die heeft geleerd om de financiën zelfstandig te beheersen is de vooruitgang minder groot dan de groep die dat niet heeft geleerd. Het is niet duidelijk waar dit verschil vandaan komt. Wellicht dat de groep die het wel geleerd heeft dit bij aanvang al vaker deed en daardoor minder vooruitgang boekte. Het gegeven dat de groep die niet heeft geleerd om de financiën zelfstandig te beheersen wel vaker bij lijkt te houden waar ze hun geld aan uitgeven, is wel een positieve constatering. Dit zelfde geldt voor het gegeven dat ook bij zowel de groep waar de bureaucratische zelfredzaamheid wel of niet werd vergroot op lijkt te gaan dat ze vaker bijhouden waar ze hun geld aan uitgeven.

  • 23

    Begin Eind

    Administratie op orde gebracht

    Wel (N=35) 4,9 5,8

    Niet (N=8) 3,8 5,9

    Geleerd zelfstandig financiën beheren

    Wel (N=22) 5,4 5,6

    Niet (N=22) 4,1 6,1

    Bureaucratische zelfredzaamheid is vergroot

    Wel (N=24) 4,5 5,7

    Niet (N=19) 5,0 6,0

    Tabel 21: het cijfer dat de deelnemers op een schaal van 1 tot 10 geven over de mate waarin ze bijhouden waar ze hun geld aan uitgeven afgezet tegen de vraag of naar het oordeel van de vrijwilliger de administratie al dan niet op orde is gebracht, de deelnemer heeft geleerd de financiën zelfstandig te beheren en de mate waarin de bureaucratische zelfredzaamheid is vergroot.

    3. Ik weet welke papieren ik moet bewaren en welke ik moet weggooien Bij de stelling ik weet welke papieren ik moet bewaren en welke ik moet weggooien is er nauwelijks verschil tussen de groepen waarbij al dan niet de administratie op orde is gebracht, die al dan niet hebben geleerd om hun financiën zelfstandig te beheersen en/of die bureaucratisch meer zelfredzaam zijn geworden. In alle situaties lijken de deelnemers aan het eind van de ondersteuning beter te weten welke papieren van belang zijn en dus bewaard moeten blijven.

    Begin Eind

    Administratie op orde gebracht

    Wel (N=35) 5,5 6,7

    Niet (N=8) 6,6 6,9

    Geleerd zelfstandig financiën beheren

    Wel (N=22) 5,8 6,6

    Niet (N=22) 5,8 6,9

    Bureaucratische zelfredzaamheid is vergroot

    Wel (N=24) 5,9 6,9

    Niet (N=19) 5,6 6,5

    Tabel 22: het cijfer dat de deelnemers op een schaal van 1 tot 10 geven over de mate waarin ze weten welke papieren van belang zijn en welke niet afgezet tegen de vraag of naar het oordeel van de vrijwilliger de administratie al dan niet op orde is gebracht, de deelnemer heeft geleerd de financiën zelfstandig te beheren en de mate waarin de bureaucratische zelfredzaamheid is vergroot.

    5. Wat is het maatschappelijk rendement van Thuisadministratie? Op basis van de verzamelde gegevens is geprobeerd om uit te rekenen wat het maatschappelijk rendement is van Thuisadministratie. Voor die berekening is enerzijds inzicht nodig in de kosten van het vrijwilligerswerk en anderzijds van de baten. In dit hoofdstuk worden om te beginnen de kosten op een rij gezet. Vervolgens worden de baten op een rij gezet voor zover die afgeleid konden worden uit de bijgehouden logboeken. Aan het eind van dit hoofdstuk worden de kosten afgezet tegen de baten. De uitkomst van deze berekening is positief. Waarbij het voorkomen van huisuitzettingen aan de batenkant en het al dan niet hebben van betaalde coördinatie aan de kostenkant van grote invloed zijn.

  • 24

    5.1 Kosten van Thuisadministratie De kosten van Thuisadministratie verschillen van afdeling tot afdeling. Om te beginnen maakt het financieel veel uit of de coördinatie van het programma al dan niet wordt verricht door betaalde krachten. Andere kostenposten die verschillen tussen afdelingen zijn bijvoorbeeld:

    Scholing (hoe vaak en in welke mate extern ingekocht)

    ICT en telefonie (in welke mate krijgen vrijwilligers compensatie voor telefoonkosten, aanschaf laptop en dergelijke)

    Vergaderruimte (in welke mate is een afdeling genoodzaakt om ruimten te huren of kunnen zij gratis of tegen een geringe vergoeding gebruik maken van (gemeentelijke) vergaderruimten)

    De kosten per vrijwilliger exclusief betaalde coördinatie varieerden in de zes onderzochte afdelingen van 130,- tot 350,- euro per jaar. Het midden bedrag tussen deze twee bedragen komt dus uit op 240,- per jaar. Gemiddeld schatten de afdelingen in dat elke vrijwilliger drie deelnemers per jaar begeleidt. Bij een bedrag van 240,- per jaar per vrijwilliger komt dit neer op 80,- per deelnemer per traject. Betaalde coördinatie wordt vaak ingezet bij afdelingen met meer dan 50 vrijwilligers. Per 50 vrijwilligers is gemiddeld 20 uur per week coördinatie nodig wat neerkomt op gemiddeld 55.000 euro bruto per jaar. Bij drie deelnemers per vrijwilliger komt dit bovenop de bovengenoemde 80,- op 367,- per deelnemer. Totaal komen de kosten per deelnemer in deze rekensom dan uit op 447,- per traject.

    5.2 Baten van Thuisadministratie De inzet van Thuisadministratie levert vier soorten baten op18:

    1. Voorkomen uitval uit de gemeentelijke schuldhulpverlening: door begeleiding van een vrijwilliger wordt uitval uit de gemeentelijke schuldhulpverlening voorkomen.

    2. Preventie en nazorg: dankzij de betrokkenheid van vrijwilligers wordt voorkomen dat deelnemers (opnieuw) een verzoek voor schuldhulpverlening aanvragen.

    3. Substitutie: vrijwilligers verrichten activiteiten die anders door professionals uitgevoerd zouden moeten worden.

    4. Voorkomen kosten door crisisinterventies: Voorkomen van kosten doordat wordt voorkomen dat een deelnemer uit zijn huis wordt gezet of wordt afgesloten van gas, water, of licht.

    De data die ten behoeve van dit onderzoek zijn verzameld bieden de mogelijkheid om ten aanzien van de laatste twee op basis van de feitelijk verrichte activiteiten uit te rekenen wat de baten zijn van de geboden Thuisadministratie. Het gegeven dat er maar voor twee van de vier batenplaatsen een berekening wordt gemaakt, betekent dat aangenomen mag worden dat de baten eigenlijk hoger zijn dan hier berekend. Berekening baten substitutie De vrijwilligers van Humanitas verrichten allerlei activiteiten waar professionals zoals schuldhulpverleners, sociaal raadslieden en medewerkers van welzijnsorganisaties en wijkteams ook hulp bij bieden. Denk in dit kader aan het in kaart brengen van de schuldeisers, het controleren van de beslagvrije voet, het aanvragen van inkomensondersteunende voorzieningen en/of inventariseren van openstaande saldi. In sommige gevallen zoeken zij ook contact met schuldeisers. Op basis van de logboeken van de 106 kan geschat worden dat de vrijwilligers van de tien uur die zij gemiddeld per deelnemer besteden ongeveer 5 uur besteden aan activiteiten die de deelnemer niet

    18

    Jungmann, N. Kruis, G. Blommesteijn, m. (2012) Maatschappelijk rendement van vrijwilligersprojecten in de schuldhulpverlening. Regioplan, Amsterdam

  • 25

    zelfstandig kan uitvoeren en die ook door een professional begeleid zouden kunnen worden. Als aangenomen wordt dat vrijwilligers meer tijd nemen voor de begeleiding dan professionals dan kan worden aangenomen dat een traject van tien uur door een vrijwilliger gelijk zou staan aan 2,5 uur begeleiding door een professional. De inzet van Thuisadministratie is dan dus gelijk aan een besparing van 2,5 uur aan professionele inzet. Aan deze berekening ligt geen inschatting ten grondslag of er ook deelnemers zijn die zelfs als ze het aangeboden zouden krijgen, geen gebruik zouden maken van professionele hulp. Bijvoorbeeld omdat ze als gevolg van slechte ervaringen geen vertrouwen meer hebben in professionals. Uitgaande van een tarief van 60 euro per uur voor professionele inzet, levert een traject Thuisadministratie een besparing op van 150,- euro per deelnemer. Berekening voorkomen kosten door crisisinterventies Vrijwilligers zijn ook betrokken bij het oplossen van crisissituaties. Het voorkomen daarvan genereert grote baten. In voorliggende berekening zijn de baten van het voorkomen van een huisuitzetting en het voorkomen van een afsluiting van gas, water en/of licht betrokken.

    1 Baten voorkomen huisuitzetting Vier keer heeft een vrijwilliger ondersteund bij een situatie van dreigende huisuitzetting. Het voorkomen van een huisuitzetting levert naar schatting 18.500,- euro op19. In twee van de vier gevallen was er naast de vrijwilliger ook professionele hulp betrokken. Op basis van de bestaande data is het niet mogelijk om na te gaan welk aandeel de vrijwilliger en welk aandeel de professional heeft gehad in het voorkomen. In de voorliggende berekening wordt daarom alleen gerekend met de situaties waarin de vrijwilliger de huisuitzetting heeft voorkomen. In dat geval luidt de berekening van de besparing (of te wel baten) 2 X 18.500 = 37.000 euro. Verdeeld over de 106 deelnemers waarvoor in dit onderzoek door de vrijwilligers logboeken zijn bijgehouden, levert dit een besparing op van ongeveer 350 euro per deelnemer per traject.

    2 Baten voorkomen afsluiting gas, water of licht

    Vier keer hebben vrijwilligers een dreigende afsluiting van gas, water en/of licht weten te voorkomen. Het voorkomen van een afsluiting levert naar schatting 1.100 euro op20. Ook in deze situatie was er bij twee situaties ook een professional betrokken. De besparing die bij deze vier deelnemers gerealiseerd wordt bedraagt dus 2 X 1.100 = 2.200 euro. Verdeeld over de 106 deelnemers waarvoor in dit onderzoek door de vrijwilligers logboeken zijn bijgehouden, levert dit een besparing op van ongeveer 20 euro per deelnemer per traject.

    5.3 Verhouding kosten en baten Door de vrijwilligers is voor 106 deelnemers bijgehouden welke activiteiten er zijn verricht. In 44 procent van de trajecten heeft de vrijwilliger gerapporteerd dat alle afspraken zijn gelogd. In de praktijk zijn er dus meer activiteiten verricht dan zijn meegenomen in de berekening in deze paragraaf. De data geen mogelijkheid om in te schatten of en in welke mate de ontbrekende data tot een positievere uitkomst zouden leiden. Aangezien de coördinatoren die de dataverzameling hebben begeleid aannemen dat er vooral minder goed gelogd is in trajecten die niet voorspoedig afliepen wordt er hier niet gerekend met een optimistischer uitkomst. Als de kosten van een traject (80,- zonder betaalde coördinatie en 447 euro met betaalde coördinatie) worden afgezet tegen de baten in de 106 gelogde trajecten komt het rendement neer op 440,- bij trajecten zonder betaalde coördinatie en 73,- bij trajecten met betaalde coördinatie. Als

    19

    Bron: Regioplan (2016) Geactualiseerde rekentool kosten en baten schuldhulpverlening (in opdracht van de NVVK). 20

    Bron: Regioplan (2016) Geactualiseerde rekentool kosten en baten schuldhulpverlening (in opdracht van de NVVK).

  • 26

    er gegevens waren geweest over de 168 trajecten waarvoor bij aanvang de eerste vragenlijst was ingevuld dan zou het kunnen dat de berekening iets lager uit was gekomen. De coördinatoren die de dataverzameling hebben begeleid hebben de indruk dat de logboeken met name niet zijn ingevuld bij kortdurende trajecten waarbij al snel duidelijk was dat die niet zo veel gingen opleveren. Kosten Baten per traject in de 106 gelogde

    trajecten

    Rendement inzet vrijwilliger

    Substitutie 150,- per traject

    Voorkomen twee huisuitzettingen

    350,- per traject

    Voorkomen van afsluiting gas, licht

    en/of water 20,- per traject

    Zonder betaalde coördinatie 80,- Totale besparing per traject 520,- Verschil 440,-

    Met betaalde coördinatie 447 Totale besparing per traject 520,- Verschil 73,-

    Tabel 23: overzicht van de kosten en baten in de 106 gelogde trajecten

    6. Wat is de duurzaamheid van Thuisadministratie? Om in kaart te brengen wat de duurzaamheid is van de resultaten die zijn bereikt in de periode van ondersteuning is de vrijwilligers gevraagd om zes maanden na het afsluiten van de ondersteuning de deelnemers opnieuw op te zoeken met een vragenlijst. De vrijwilligers zijn daar bij 34 deelnemers in geslaagd. De groep waarvoor alle drie de vragenlijsten zijn ingevuld, komen qua leeftijd en opleidingsniveau in redelijke mate overeenkomen met het beeld van de groep waarover bij aanvang de 168 vragenlijsten zijn ingevuld. Op andere kenmerken wijken zij wel sterk af. In de 168 ingevulde vragenlijsten waren er bijvoorbeeld 20 situaties waarin de deelnemer rond moest komen van een inkomen onder de beslagvrije voet. Dat is gelijk aan 11 procent van alle ingevulde lijsten. Onder de 34 deelnemers waarvoor alle drie de lijsten zijn ingevuld is dat percentage 50 procent. De 34 deelnemers waarover drie lijsten ter beschikking zijn vormen geen representatieve groep voor het totaal. Om die reden worden de ontwikkelingen in dit hoofdstuk uitgewerkt in absolute aantallen. De belangrijkste constateringen in dit hoofdstuk zijn:

    Het aantal deelnemers zonder schulden is toegenomen (van twee naar acht). Bij de groep die nog steeds schulden had bij de afsluiting zijn de toegepaste incassomaatregelen ongeveer gelijk gebleven (beslagen etc).

    Bij acht deelnemers is tijdens de ondersteuning de beslagvrije voet gecorrigeerd maar in de zes maanden zonder ondersteuning kwamen vijf deelnemers toch weer onder de beslagvrije voet uit.

    21 deelnemers hebben geen (nieuwe) schulden gemaakt en geen van de deelnemers heeft in de zes maanden na het afsluiten van de ondersteuning een nieuwe schuld in de vaste lasten gemaakt.

    De deelnemers houden zes maanden na de ondersteuning (nog steeds) veel vaker bij waar ze hun geld aan uitgeven, ze weten veel beter welke papieren ze moeten bewaren en ze hebben meer zelfvertrouwen gekregen.

    De deelnemers zijn iets beter geworden in het leggen van contact met instanties.

    6.1 Duurzaamheid in de financiële positie Beslagvrije voet Bij aanvang van de ondersteuning hadden elf deelnemers een inkomen onder de beslagvrije voet. Bij het afsluiten van de ondersteuning was dit aantal gedaald naar drie. Een half jaar na het beëindigen van de ondersteuning was het aantal weer opgelopen tot acht.

  • 27

    Schuldsituatie Bij aanvang van de ondersteuning hadden twee van de 34 deelnemers geen schulden. Bij het afsluiten was dit aantal toegenomen tot zeven. Een half jaar na het beëindigen van de ondersteuning waren het er acht. Van de 34 deelnemers hebben er zes na het beëindigen van de ondersteuning nieuwe schulden gemaakt. Van zeven is onbekend of ze nieuwe schulden hebben gemaakt. Er is niet bekend of de deelnemers het ontstaan van de nieuwe schulden hadden kunnen voorkomen. Veel deelnemers hebben een dusdanig ingewikkelde situatie dat het ontstaan van nieuwe schulden vaak niet te vermijden is. De nieuwe schulden hebben geen betrekking op de vaste lasten. Zowel ten aanzien van huur, als en aanzien van gas, water licht en zorgpremie was het aantal deelnemers dat op een van deze posten een achterstand had zes maanden na het beëindigen van de ondersteuning lager dan op het moment van de afsluiting. Het aantal deelnemers met een huurschuld daalde zelfs van 18 naar acht. Bij aanvang Bij afsluiting Zes maanden na afsluiting

    Huurschuld 13 18 8

    Gas, water en/of licht 15 13 13

    Zorgpremie 18 24 17

    Andere vaste last 14 11 5

    Geen achterstanden primaire vaste lasten 4 4 6

    Onbekend 4 2 8

    Tabel 24: ontwikkeling van achterstanden op de primaire vaste lasten in absolute aantallen (N=34)

    Bij de deelnemers die bij het afsluiten van de ondersteuning nog schulden hadden, is er op de ene deelnemer die schuldenvrij is geworden geen echte verandering gekomen in de incassomaatregelen waar ze mee te maken hebben. Na zes maanden hadden nog steeds vijf deelnemers te maken met loonbeslag en zeven met beslag op andere goederen. Bij het beëindigen van de ondersteuning waren dit er respectievelijk zeven en negen. Betaald werk Zes maanden na het beëindigen van de Thuisadministratie hadden van de 34 deelnemers er twee meer betaald werk dan bij aanvang. Bij aanvang hadden acht van de 34 deelnemers betaald werk. Bij het eind van de ondersteuning waren dat er zeven en zes maanden na het beëindigingen van de ondersteuning waren dat er 10.

    6.2 Duurzaamheid van de impact van de ondersteuning op de begeleider Aan de deelnemers is na zes maanden gevraagd om op een schaal van 1 tot 10 aan te geven in hoeverre ze het eens waren met vier stellingen over hun gedrag en welbevinden. Aan de cijfers die de bijna dertig deelnemers geven die de stelling op de drie meetmomenten hebben beantwoord is af te lezen dat ze veel vaker bijhouden waar ze hun geld aan uitgeven en veel beter weten welke papieren ze moeten bewaren. Ze zijn iets beter geworden in het leggen van contact met instanties en hebben meer zelfvertrouwen gekregen. Bij aanvang Bij

    afsluiting Zes maanden na afsluiting

    Ik houd bij waar ik mijn geld aan uitgeef (N=28) 4,7 6,6 7,1

    Ik ben in staat om contact te leggen en te onderhouden met instanties over mijn financiën (N=27)

    6,6 7,0 7,1

    Ik weet welke papieren ik kan weggooien en welke ik kan bewaren (N=28)

    5,7 7,0 7,4

    Ik geef mijn zelfvertrouwen het cijfer …. (N=28) 5,5 6,1 6,9

    Tabel 25: ontwikkeling in de cijfers die de deelnemers die hebben deelgenomen aan de drie metingen (bij aanvang, afsluiting en zes maanden na de afsluiting van de begeleiding) geven bij het voorleggen van de stelling op een schaal van 1 tot 10

  • 28

    Bijlage 1. Opzet en verloop van de dataverzameling Om antwoord te kunnen geven op de centrale vraag en te berekenen wat het rendement is van Thuisadministratie zijn vrijwilligers van zes afdelingen gevraagd om op drie momenten een vragenlijst in te vullen. De afdelingen waar het onderzoek heeft plaatsgevonden zijn: Tilburg, Zoetermeer, Rijnland, Hoogezand, ’T Hoogeland, Parkstad. Het aantal deelnemers bij deze afdelingen varieert van 85 deelnemers in Zoetermeer tot ongeveer 800 in Tilburg. De coördinatoren van de afdelingen hebben hun vrijwilligers in 2015 gevraagd om de vragenlijsten in te vullen over de mensen die zich nieuw aanmelden bij een afdeling. De instroom in het onderzoek vond plaats in de periode 2014 en 2015. De coördinatoren hebben de vrijwilligers gevraagd om bij hun deelnemers vragenlijst af te nemen met vragen over de financiële positie van de deelnemers, hun ondersteuningsbehoefte, demografische kenmerken en vragen over de beleving van het welzijn. Van de vrijwilligers is gevraagd om de vragenlijsten in te vullen bij aanvang, bij afsluitingen en zes maanden na de afsluiting van de begeleiding. In de periode tussen de aanvang en de afsluiting is van de vrijwilligers gevraagd om een logboek bij te houden waarin zij opnamen hoeveel tijd zij aan de deelnemer hebben besteed en welke activiteiten zij hebben verricht. Gedurende het onderzoek nam de respons af van 168 ingevulde vragenlijsten bij aanvang naar 43 vragenlijsten zes maanden na afsluiting van de dienstverlening. Bij slechts 34 deelnemers zijn alle drie de lijsten ingevuld. De afname van de respons is zo groot dat er geen harde conclusies getrokken kunnen worden. Deelnemers

    Vragenlijst bij start ondersteuning 168

    Logboeken bezoeken aan deelnemer 106

    Vragenlijst bij eind ondersteuning 63

    Vragenlijst half jaar na eindigen ondersteuning 34

    Tabel 26: verloop van de respons

    De vrijwilligers hebben over 106 deelnemers een logboek bijgehouden. Gezien de afname van de respons wordt vermoed dat niet alle afspraken zijn gedocumenteerd. In het totaal is er over 512 bezoeken bekend wat er in die bezoeken heeft plaatsgevonden.

  • 29

    Bijlage 2. Duiding van de activiteit Thuisadministratie Vrijwilligers van Humanitas bieden mensen met financiële problemen ondersteuning middels het programma Thuisadministratie. Ze helpen bij het (weer) op orde brengen van de administratie en het vergroten van de financiële zelfredzaamheid. De vrijwilliger biedt in principe maximaal een jaar ondersteuning. In de eerste fase komt de vrijwilliger wekelijks en naarmate de cliënt meer grip krijgt op de administratie wordt de contactfrequentie afgebouwd. De vrijwilliger komt thuis waar alle papieren bij elkaar gezocht kunnen worden. De cliënt krijgt individuele aandacht. Het gegeven dat het een vrijwilliger is in plaats van een professional wordt door een deel van de cliënten ook als een meerwaarde ervaren.

    Thuisadministratie is georganiseerd in groepen. Doorgaans zijn er twee a drie coördinatoren die een groep van 15 a 25 vrijwilligers ‘aansturen’. De coördinatoren nemen verzoeken om ondersteuning in behandeling en realiseren een match tussen cliënt en vrijwilliger. In de afgelopen jaren is het aantal vrijwilligers dat Thuisadministratie biedt via Humanitas flink gestegen. Op dit moment zijn het er ruim 4.500 per jaar en vooralsnog blijft hun aantal groeien. Thuisadministratie is een vrijwilligersactiviteit. In tegenstelling tot professionals krijgen vrijwilligers geen salaris. Dit betekent niet dat er aan het programma Thuisadministratie geen kosten zijn verbonden. Om te voorzien in zorgvuldige en activerende ondersteuning is het van belang dat de vrijwilligers goed getraind zijn. Ze moeten beschikken over ruime kennis van de sociale en financiële kaart en op de hoogte zijn van actuele wet- en regelgeving omtrent toeslagen, bevoegdheden van incassobureaus en deurwaarders en leerstijlen van cliënten om nieuwe vaardigheden aan te leren. Naast scholingskosten zijn er ook andere kosten. Denk daarbij aan vergoedingen voor de vrijwilligers voor telefoonkosten, kopiëren of internetgebruik. Humanitas wordt door verschillende partners financieel gesteund om het vrijwilligerswerk vorm te geven. Belangrijke partners zijn onder meer gemeenten die subsidies verstrekken.