Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een...

35
Natuurlandschappen en Erfgoed Het Eeuwige Landschap Willem Overmars (Gepubliceerd in 2 delen in Vitruvius: januari en april 2010, op hoofdstuk 7 na) Inhoud 1 Natuurlandschap...............................................................................................................1 2 Veranderlijkheid in het natuurlandschap...........................................................................2 3 De eeuwige vorm van natuurlijke systemen.....................................................................3 4 Het snelheid van landschappen........................................................................................7 5 De leesbaarheid van het landschap.................................................................................7 6 Roofbouw en veerkracht...................................................................................................9 7 De vier arcadia's.............................................................................................................10 7.1 Het symmetrische Arcadia.......................................................................................11 7.2 Het romantische Arcadia.........................................................................................13 7.3 Het boeren Arcadia en de natuurbescherming.......................................................14 7.4 Het nieuwe Arcadia, of het wekken van de slapende prinses ................................16 8 Natuurontwikkeling in de praktijk....................................................................................18 8.1 Het snelle landschap: de Waal................................................................................18 8.2 Totale vernieuwing: de Grensmaas.........................................................................26 9 Authenticiteit en vervalsing.............................................................................................32 10 Bibliografie....................................................................................................................33 1 Natuurlandschap Wat is een natuurlandschap ? De purist moet er de permafrost gebieden van Canada voor in trekken, waar hij dan weemoedig bedenkt dat er in de negentiende eeuw nog een reiziger door dit dal is getrokken, zodat het landschap niet onberoerd is door mensenhand. In die zin heeft het Europese landschap na de laatste ijstijd geen natuurlandschap meer gekend, er waren immers altijd wel mensen. Schrappen we de mens uit de definitie van natuurlandschap, dan liggen de kaarten ineens heel anders. In ieder landschap liggen krachten verborgen die specifiek zijn voor dat landschap. Op ieder landschap werken natuurlijke krachten in die het een eigen gezicht en inhoud geeft. Het gaat om simpele zaken als regen en wind, stromend water en stuivend zand, groeiend veen, de enorme neiging van ons landschap om bos te worden, en de tegenkrachten daarop als overstroming, zout, storm, ijzel en begrazing. Mensen exploiteren het landschap, en hebben de sterke neiging om zulke natuurlijke krachten aan banden te leggen door dammen te bouwen, bossen te kappen, venen te ontwateren, en alles heftig te overbegrazen. Het cultuurlandschap dat daardoor ontstaat overleeft bij de gratie van de handhaving van de cultuurdruk. Op hetzelfde moment dat een boer besluit een laag stukje veengebied niet langer te onderhouden, beginnen de veenvormende processen opnieuw. Op het moment dat de voorste duinenrand niet meer jaarlijks in de helm gezet wordt, herstart het dynamische proces van opbouw en afbraak tussen duin en zee. In dit hoofdstuk is het natuurlandschap de onderliggende neiging van alle natuurlijke processen in ons landschap om weer actief te worden zodra de knevelende cultuurdruk wegvalt. Het is een abstract niet-bestaand landschap waar we alleen op de plekken waar we deze processen toestaan als door een venster een glimp van mogen

Transcript of Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een...

Page 1: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Natuurlandschappen en Erfgoed

Het Eeuwige Landschap

Willem Overmars

(Gepubliceerd in 2 delen in Vitruvius: januari en april 2010, op hoofdstuk 7 na)

Inhoud 1 Natuurlandschap...............................................................................................................1 2 Veranderlijkheid in het natuurlandschap...........................................................................2 3 De eeuwige vorm van natuurlijke systemen.....................................................................3 4 Het snelheid van landschappen........................................................................................7 5 De leesbaarheid van het landschap.................................................................................7 6 Roofbouw en veerkracht...................................................................................................9 7 De vier arcadia's.............................................................................................................10

7.1 Het symmetrische Arcadia.......................................................................................11 7.2 Het romantische Arcadia.........................................................................................13 7.3 Het boeren Arcadia en de natuurbescherming.......................................................14 7.4 Het nieuwe Arcadia, of het wekken van de slapende prinses ................................16

8 Natuurontwikkeling in de praktijk....................................................................................18 8.1 Het snelle landschap: de Waal................................................................................18 8.2 Totale vernieuwing: de Grensmaas.........................................................................26

9 Authenticiteit en vervalsing.............................................................................................32 10 Bibliografie....................................................................................................................33

1 Natuurlandschap

Wat is een natuurlandschap ? De purist moet er de permafrost gebieden van Canada voor in trekken, waar hij dan weemoedig bedenkt dat er in de negentiende eeuw nog een reiziger door dit dal is getrokken, zodat het landschap niet onberoerd is door mensenhand. In die zin heeft het Europese landschap na de laatste ijstijd geen natuurlandschap meer gekend, er waren immers altijd wel mensen.Schrappen we de mens uit de definitie van natuurlandschap, dan liggen de kaarten ineens heel anders. In ieder landschap liggen krachten verborgen die specifiek zijn voor dat landschap. Op ieder landschap werken natuurlijke krachten in die het een eigen gezicht en inhoud geeft. Het gaat om simpele zaken als regen en wind, stromend water en stuivend zand, groeiend veen, de enorme neiging van ons landschap om bos te worden, en de tegenkrachten daarop als overstroming, zout, storm, ijzel en begrazing.Mensen exploiteren het landschap, en hebben de sterke neiging om zulke natuurlijke krachten aan banden te leggen door dammen te bouwen, bossen te kappen, venen te ontwateren, en alles heftig te overbegrazen. Het cultuurlandschap dat daardoor ontstaat overleeft bij de gratie van de handhaving van de cultuurdruk. Op hetzelfde moment dat een boer besluit een laag stukje veengebied niet langer te onderhouden, beginnen de veenvormende processen opnieuw. Op het moment dat de voorste duinenrand niet meer jaarlijks in de helm gezet wordt, herstart het dynamische proces van opbouw en afbraak tussen duin en zee. In dit hoofdstuk is het natuurlandschap de onderliggende neiging van alle natuurlijke processen in ons landschap om weer actief te worden zodra de knevelende cultuurdruk wegvalt. Het is een abstract niet-bestaand landschap waar we alleen op de plekken waar we deze processen toestaan als door een venster een glimp van mogen

Page 2: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

opvangen.In dit hoofdstuk worden een aantal aspecten van de relatie tussen het natuurlandschap en het cultuurlandschap verkend. Landschappen veranderen voortdurend, maar verschillende landschappen doen dat in heel verschillende tempo's. Cultuurlandschappen kennen een heel eigen specifieke vorm. Natuurlandschappen daarentegen kunnen over heel lange periode bij gelijkblijvende omstandigheden een heel constant uiterlijk hebben. Vervolgens wordt er in gegaan op een aantal aspecten van de leesbaarheid van het landschap, zoals eenduidigheid, interne logische samenhang en gelaagdheid. Het denken over natuur in de afgelopen eeuwen heeft sterk bepaald hoe de mensen met het landschap omgingen, niet alleen welk gebruik ze ervan maakten, maar ook welke dromen ze erover droomden. In een aantal voorbeelden worden deze overwegingen geïllustreerd. Tenslotte wordt ingegaan op de praktijk van natuurontwikkeling zoals deze zich de laatste decennia heeft ontwikkeld.

2 Veranderlijkheid in het natuurlandschap

Landschappen veranderen voortdurend. Natuurlandschappen zijn onderhevig aan de grote geologische, morfologische en ecologische processen die kenmerkend zijn voor hun geografische ligging en klimaat. Veranderingen in natuurlandschappen hebben een eigen maat in de tijd. Het ritme van eb en vloed heeft een tijdinterval dat voor mensen goed te begrijpen is. Overstromingen die eens in de 200 jaar voorkomen, gaan ons bevattingsvermogen al wat te boven. Het ritme van de ijstijden, waarbij de Noordzee bijvoorbeeld vol- en weer leeg loopt gaat ons inlevingsvermogen ver te boven. Laat staan dus de echt grote geologische processen - waarom er steenkool en kalk voorkomt in Limburg bijvoorbeeld, waarom de Alpen bestaan.Geschiedsschrijving dient ertoe om de menselijke maat van het beleven van de tijd op te rekken. In dit hoofdstuk gaat het om natuurlandschappen in het Europa van de laatste duizenden jaren, waarin een klimaat heerste dat binnen zekere schommelingen gelijk is aan het onze. In deze periode zijn er wel warme en koude periodes geweest, maar geen echt grote variaties. De zee is in deze tijd geleidelijk gestegen – zeker nu we weten dat de Duinkerke-transgressies niet hebben bestaan.

In deze korte, relatief stabiele klimaatperiode zijn extreme veranderingen – van loofbos naar toendra bijvoorbeeld – niet voor gekomen. De veranderingen in het landschap hebben zich in deze periode binnen de marges van het gematigde, door de warme golfstroom bepaalde klimaat afgespeeld.

De veranderlijkheid ligt daarom binnen de landschapsonderdelen in het gebied. Meanderende rivieren verleggen hun bedding voortdurend, maar dat doen ze binnen de grenzen die door hun dalvorm wordt bepaald. Extreme hoogwaters bepalen de buitengrenzen, en de dagelijkse verschijningsvorm wordt door de gemiddelden bepaald.Natuurlijke, stuivende duinen schuiven onder invloed van het stijgende water langzaam landinwaarts, maar verschillen niet wezenlijk van de duinen die nu langs onze kust zouden kunnen voorkomen als wij ze uit het keurslijf van windschermen en helm zouden bevrijden. Veel van het lage land heeft een niet te onderdrukken neiging tot veenvorming, die uiteindelijk zou uitmonden in hoge veenkoepels. Catastrofes – grote stormen, barre vloeden hebben successie in zulke processen vaak tijdelijk teruggezet, waarna het hele proces weer opnieuw kon beginnen.

De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden: de veranderlijkheid is constant binnen bepaalde grenzen. In de bergen valt sneeuw, rivieren meanderen door hun dalvlakte, en boomgrenzen naar boven en naar het noorden zijn min of meer hetzelfde.

Page 3: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

3 De eeuwige vorm van natuurlijke systemen

“Twee keer per etmaal komt de Oceaan daar met geweldige watermassa's over een onmetelijke afstand opzetten en bedekt eeuwig door de natuur omstreden gebied waarvan het onduidelijk is of het bij het vasteland hoort of deel uitmaakt van de zee. Daar bewoont het arme volk hoge terpen of dammen die ze eigenhandig hebben opgeworpen tot de hoogste waterstand die ze hebben gemaakt. Met hun hutten die ze erop hebben gebouwd lijken ze wel zeelieden wanneer het water het omliggende land bedekt maar schipbreukelingen wanneer het water zich heeft teruggetrokken. (...) Ze drinken uitsluitend regenwater, dat ze in kuilen bij de ingang van hun huis bewaren.” (Plinius, De Wereld, vert. Joost van Gelder et al. 2005)

Onder gelijkblijvende omstandigheden van klimaat en geologie hebben natuurlijke systemen een kenmerkende, gelijkblijvende vorm. Een waddenzee zag er in Romeinse tijd uit als onze Waddenzee, ook al lag die zee misschien op een wat andere plaats. Als het natuurlijk systeem dat inwerkt op een landschap hetzelfde is, zal het er in grote lijnen ook hetzelfde uitzien en bewoond worden door dezelfde planten en dieren.

Afb. 1. Avondlicht rond een terpboerderij, op een van de Halligen, in de Duitse Waddenzee.

Page 4: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Afb. 2. Veenkoepel – 8 meter hoog - direct achter de duinen. Nida Purv, Letland.

Page 5: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

De mens is te gast in de Waddenzee. Hij heeft een list bedacht in de vorm van een rondlopende dam, een dobbe, die hem beschermt tegen hoogwater, en meteen het regenwater opvangt in een zoetwaterbel die drijft op het zoute water. In Friesland Buitendijks zijn nog steeds van zulke dobbes te vinden, en op de Duitse Halligen staan er nog altijd bewoonde boerderijen op de rand.

De Hollandse veenweidegebieden zijn directe afstammelingen van de gigantische veenkoepels die ooit die gebieden overdekten. Dat veenkoepellandschap in door smalle duinenrijen afgesloten baaien langs de zee kwam voor van Vlaanderen langs de Noordzeekust tot in Denemarken. Vandaar ging het verder langs de Oostzeekust tot in de Baltische Staten. In Nederland zijn zulke veenkoepels door ontwatering en landbouwkundige exploitatie vanaf de middeleeuwen vrijwel verdwenen, maar in Letland en Estland overdekken ze nog 10 - 20 % van het land. Heel kenmerkend en karakteristiek voor Nederland, maar onzichtbaar geworden.

Afb. 3. Grindrivier Allier.

Een grindrivier als de Allier of de Loire ziet er in de Romeinse tijd hetzelfde uit als in de middeleeuwen, of als nu. Het is ander grind, ander water, er groeien andere bomen, de vorm van de eilanden en zandbanken is anders, maar de karakteristieken zijn het gevolg van het verloop van de natuurlijke processen, en het uiterlijk blijft daarmee constant. Op verschillende plaatsen in Europa komen rivieren voor met soortgelijke karakteristieken: de Donau voorbij Bratislava (maatje XL), en onze gemeenschappelijke Nederlands – Belgische Maas.Voor de verschillende natuurlijke systemen gelden ook verschillende tijdschalen. Een grindrivier ziet er anders uit na ieder hoogwater. Een veenkoepel groeit millimeter voor millimeter in eeuwen omhoog. Op de Veluwe sta je op een bodem die 100.000 jaar oud is. De kerncentrale van Borssele staat in een landschap waar 100 jaar geleden nog geen land was.

Page 6: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

(nieuwe alinea)

De archetypes van de verschillende natuurlijke systemen hebben een vast en oud gezicht, dat diep verankerd zit in de eigenschappen van de plaats, in het klimaat en in de kenmerkende fysische en ecologische processen die zich er afspelen.

Menselijk gebruik kan de natuurlijke processen dempen of stilleggen, en dan verandert ook het uiterlijk van het landschap. Techniek en organisatiekracht hebben de mens geholpen om de natuur terug te dringen. Het landschap verandert daardoor van een natuurlandschap in een cultuurlandschap. In tegenstelling tot het eeuwige uiterlijk van het natuurlandschap is het cultuurlandschap tijdelijk bepaald – als de cultuur wijzigt, verandert het landschap mee. De veranderingen die landschappen ondergaan tengevolge van menselijke exploitatie zijn tijdsbepaald, tijdelijk, en raken snel in onbruik.Hoe machtig de aanwezigheid van de mens in het landschap ook is, de natuurkrachten blijven volop werkzaam en zullen toeslaan zodra zij daartoe de kans krijgen.

Dat bepaalt het eeuwige gezicht van de natuurlijke systemen. Als het menselijk gebruik van een cultuurlandschap stopt, begint het landschap vanuit die nieuwe startpositie meteen aan een terugkeer naar het daar ter plekke kenmerkende natuurlijke systeem. Een van de mooie historische voorbeelden daarvan is de geschiedenis van de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden. De Romeinen troffen daar, net als ten noorden en ten zuiden ervan, veenkoepels met enkele riviermondingen aan. Door exploitatie van het veen, ontwatering, landbouw, brandstofwinning en zoutwinning waren de veenkoepels heftig aangetast, en veranderd in een cultuurlandschap dat veel lager lag, en tegen de zee verdedigd moest worden. .Toen de Romeinen na ca 275 AD het gebied opgaven, kreeg de zee vrij spel. Het veen werd opgeruimd, overspoeld, verzilt, en het hele gebied raakte onder invloed van de zee. Sedimentatie processen hadden vele eeuwen voor nodig voordat een aantal eilanden hoog genoeg waren opgeslibd om weer een veilige plek te zijn voor mensen op terpen. Het duurde nog langer voordat er met succes bedijkt kon gaan worden.

Afb. 4. Zeeland AD 50. Zandeilanden langs de kust, enorme veenkoepels, en de monding van de Schelde.(bron : presentatie RWS )

Afb. 5. Zeeland AD 350.Na het vertrek van de romeinen krijgt de zee vrij spel, en breekt in het gehele gebied in.

Afb. 6. Zeeland AD 1000. De veenkoepels herstellen zich niet, maar wel een nieuw natuurlijk systeem: een door het getij bepaald schorrenlandschap.

De kennis van het “eeuwige beeld” en de karakteristieke processen van de onderliggende natuurlijke systemen zijn belangrijk voor het begrijpen van de manier waarop de mens in deze systemen heeft ingegrepen, en voor de nieuwe verschijningsvormen die de

Page 7: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

systemen in hun gedaante als cultuurlandschappen in de loop der geschiedenis achtereenvolgens gehad hebben.Deze kennis is al evenzeer van belang als er – bewust of per ongeluk – een cultuurlandschap zo aan zijn lot wordt overgelaten, dat het weer terugkeert naar een natuurlijk systeem. In de discussie over wat natuurontwikkeling is of zo kunnen zijn, speelt dit aspect een grote rol.

4 Het snelheid van landschappen

De veranderingen in landschappen voltrekken zich in heel verschillende tempo's. Binnen de grenzen van hun eigen karakteristieken ontwikkelen zowel natuur als cultuurlandschappen zich op een geheel eigen wijze. In het rivierenlandschap liggen half gefossiliseerde eikestammen van duizenden jaren oud diep onder rvierafzettingen verborgen. Ze hebben een paar honderd jaar geleefd, en zijn al duizenden jaren dood. Het rivierengebied is zo dynamisch, dat het eigenlijk al te snel is voor bosvorming. Langs de Allier bijvoorbeeld is maar een procent of 30 van de bomen in het gebied van de actieve meanders ouder dan 40 jaar. De bomen worden steeds weer opnieuw door de rivier onderuit gehaald. Op de Veluwe daarentegen, zijn bomen gevonden die honderden jaren oud zijn, en nog leven. Ze zijn deels overstoven door zand, maar in de kring van hun kronen is het oude individu nog te herkennen.Het rivierengebied is een snel landschap. De Veluwe is een traag landschap.

Ook cultuurlandschappen kennen dit tempoverschil. In sommige landschappen, zoals de oude zandgronden, zijn in de perceelsvormen zeer oude landbouwvormen herkenbaar. Eens ontgonnen blijft ontgonnen, of tenminste blijven de sporen van die ingreep over lange tijd zichtbaar in het landschap. In snelle landschappen als het rivierengebied of het estuarium, vervaagt het cultuurlandschap veel sneller. Een perceelsgrens in een uiterwaard is zelden ouder dan een paar honderd jaar. Het wegslaan van land op de ene plaats, en het weer aangroeien van land op een andere plaats is zelfs de overheersende karakteristiek.

Bij het bepalen van een behouds- of ontwikkelingsstrategie voor landschappen is het tempo van het onderhavige landschap van groot belang. In snelle landschappen kun je nu een maal andere dingen aantreffen en doen dan in langzame landschappen.

5 De leesbaarheid van het landschap

De culturele betekenis van een landschap wordt sterk bepaald door zijn leesbaarheid. Of dat nu onbewust of bewust beleefd wordt, de interne samenhang, de logica en de begrijpbaarheid van een landschap voor de menselijke waarnemer bepalen in hoge mate de kwaliteit ervan. Gewoonlijk wordt deze samenhang uitgedrukt in de gelaagdheid van een landschap. De basis wordt gevormd door de geologie, de fysische omstandigheden en de natuurlijke krachten die er werkzaam zijn ( of waren). De tweede laag wordt gevormd door de manier waarop natuurlijke processen daarop inwerken, en een specifieke flora en fauna voortbrengen. De derde laag is de manier waarop de mens gebruik maakt van dat landschap. In die laatste laag zit natuurlijk de cultuurhistorische betekenis van het landschap: wat hebben mensen in de loop der tijd allemaal uitgespookt om het landschap naar hun hand te zetten.

Het cultuurlandschap is in zichzelf ook weer gelaagd. Er bestaat een gelaagdheid in de tijd: in Zuid Limburg is de Romeinse perceelsindeling op een aantal plekken nog in het

Page 8: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

huidige landschap herkenbaar, maar ook lagen van daarvoor en daarna zijn zichtbaar. Er bestaat ook een functionele gelaagdheid: het rivierenlandschap kent een steenfabrieken-laag met fabrieksgebouwen, infrastructuur, kleiputten die logisch met elkaar samenhangen en bij het landschap passen, maar ook een scheepvaart-laag met kribben en bakens, een landbouwlaag met weilanden en afrasteringen, en tegenwoordig ook weer een natuurontwikkelingslaag, waarbij de natuur die bij de rivier hoort een plek heeft.

afb. Het Rivierenlandschap 1938 in lagen: de groene uiterwaarden met enkele bomen, de rivier met boten en kribben, en de hoge schoorstenen van de steenfabrieken. Jac. P. Thijsse, Onze Groote Rivieren, 1938.

Page 9: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

De interne logica van ieder van deze lagen apart, en de logica van de interactie tussen de lagen onderling bepaalt de ruimtelijke kwaliteit van een landschap.

Het natuurlandschap dat ten grondslag ligt aan een cultuurlandschap hoort in dit complexe gelaagde bouwwerk van een landschap thuis. Zelfs als het natuurlandschap zelf niet meer levend is, zoals in het veenweidegebied, ligt dat natuurlandschap altijd nog aan de basis ervan.

Voor de gedachtenvorming over het herstel van natuurlandschappen in onze tijd is het van groot belang om dit te beseffen. Op het moment dat de druk van het menselijk gebruik van een cultuurlandschap wordt afgehaald, beginnen de natuurlijke landschapsvormende processen die op die specifieke plek kenmerkend zijn weer actief te worden. In het veenweide gebied zal dat veenvorming zijn, in het rivierengebied meandering, erosie en sedimentatie. Als de resultaten van natuurontwikkeling de basiscomponenten van een natuurlandschap waarop het cultuurlandschap ter plekke is gebaseerd weer tevoorschijn tovert, is dat geen uitwissen van de geschiedenis, maar een verijking van de complexe gelaagdheid van het landschap.

6 Roofbouw en veerkracht

Het menselijk gebruik van het landschap is veelal een vorm van exploitatie, en als de bevolkingsdichtheid in een periode groeit, gaat dat al gauw over in overexploitatie en roofbouw. Die roofbouw gaat vaak zover dat er van het geëxploiteerde onderliggende natuurlandschap nog maar weinig overblijft. Veel van onze landschappen, eigenlijk overal waar geen water, zout of veen voorkomt, zijn bebost/begraasde landschappen. Bos is altijd zowel een leverancier van grondstoffen geweest als een hinderpaal voor ander landbouwkundig gebruik. Geen wonder dat er een nauwe relatie bestaat tussen de bevolkingsdruk in een gebied en de mate van ontbossing. In Romeinse tijd werden door de economische welvaart en de bevolkingsgroei grote delen van Europa ontbost. Toen de bevolking na de (pest)epidemieën van AD 275 en 542 drastisch terugviel, begonnen de natuurlandschappen zich weer te herstellen, en keerden op heel veel plekken de bossen weer spontaan terug, inclusief de fauna aan grote grazers en roofdieren die daarbij horen.Toen in de eeuwen daarna de bevolking zich langzaam herstelde, begon de overexploitatie van de natuurlandschappen opnieuw, en verdwenen de bossen weer geleidelijk. Na de Zwarte Dood van 1347 kregen de natuurlandschappen weer een nieuwe kans op herstel, maar op het eind van de middeleeuwen resteerde er toch vooral slechts een overgeëxploiteerd cultuurlandschap. Venen waren door ontwatering, gebruik als akkerland en door brandstofwinning vergaan. Bossen waren uit onze landen verdwenen. De landbouw kon de groeiende bevolking niet meer voeden, en de behoefte aan die essentiële grondstoffen graan en hout lagen dan ook aan de basis van de bloeiende Oostzee-handel van Holland. Exploitatie van natuurlandschappen gaat dus vaak zover dat het overexploitatie wordt, het natuurlandschap leeggeroofd wordt, en uiteindelijk de productiecapaciteit instort. Tegelijkertijd is de veerkracht van landschappen zo groot, dat een overgeëxploiteerd cultuurlandschap dat aan zichzelf wordt overgelaten, terugkeert naar zijn eigen kenmerkende natuurlijke systeem.In ons moderne, overbevolkte land komt dat op een speciale manier tot uiting. Vanaf de uitvinding van nieuwe revolutionaire landbouwkundige methodes, zoals de introductie van kunstmest in de negentiende eeuw, en de opbloei van de wereldhandel waardoor veevoer en wol bijvoorbeeld beter elders op de wereldgeproduceerd konden worden, zijn grote delen van ons areaal, met name de droge heidegebieden vrij gekomen van exploitatie. Gedeeltelijk is dit areaal hergebruikt voor intensieve houtteelt in productiebossen, maar

Page 10: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

voor een groot deel bleven de heidevelden ook gewoon liggen, en kregen langzamerhand de status van natuurgebieden.In de 2de helft van de twintigste eeuw zette zich dat voort. De regelmatig overstroomde, reliëfrijke uiterwaarden waren minder interessant voor de landbouw, en worden nu geleidelijk uit de productie genomen. Ook het veenweidegebied wordt minder geschikt voor de landbouw met zijn zware machines. De duinen hebben een eeuw lang de drinkwatervoorziening van de randstad verzorgd, maar daar komt langzamerhand een einde aan, zodat ook op dat areaal de cultuurdruk afneemt.Als het oude gebruik afneemt, kan het slapende natuurlijke proces terugkeren. Op hetzelfde moment waarop de bevolking van het rivierengebied geen behoefte meer had aan gerief- en brandhout van wilgen, trok het grijsgroen van zich spontaan vestigende wilgenbossen over de uiterwaarden van Rijn, Waal en Maas, even later, ook spontaan, gevolgd door het heldere groen van de ooit bijna uitgestorven zwarte populier. De duinen krijgen nieuwe perspectieven als natuurgebieden, waarbij natte duinvalleien, stuivende duinen en een dynamische zeereep weer mogelijk worden. Allerwege breekt men zich het hoofd over het behoud van de veenweidegebieden - de landbouw is er niet sterk genoeg meer om de functie overeind te houden, en tot dusver is er nog geen goed alternatief, hoewel waterberging zich als nieuwe functie aandient.Daaraan kan nog de spectaculaire herbebossing van suburbia toegevoegd worden: de enorme oppervlaktes aan stadsgebieden met tuinen en tuintjes, vol geplante sierstruiken en bomen, vol open plekken en grasveldjes, waar de gemiddelde bosrandvogel geen verschil met een natuurlijk begraasde bosrand mee ziet.Nederland is de laatste 1000 jaar nooit zo sterk bebost geweest als nu. De ontbossingen die ons van wol, vlees, melk, eieren, energie en hout voorzien zijn verplaatst naar andere werelddelen.

Kortom, in de huidige cultuurlandschappen is het onderliggende natuurlandschap helemaal niet verdwenen. Het ligt te wachten op veranderingen in exploitatie, en reageert ogenblikkelijk door spontaan herstel op basis van de natuurlijke omstandigheden ter plekke.

7 De vier arcadia's

Vanaf de zeventiende eeuw wordt er bewust nagedacht over de manier waarop ons landschap gebruikt en ingericht moet worden. Dat is op heel verschillende manieren gebeurd, in samenhang natuurlijk met de maatschappelijke opvattingen van die dagen. Inspiratiebron was daarbij steeds het idee van een onberoerd en zuiver Arcadia, of, in bijbelse vorm, Aards Paradijs. Het thema is, dat er een betere wereld zou bestaan, waar kwaad en ziekte uitgebannen zijn, en dat de gedaante heeft van een parklandschap. Literair zit dat Arcadië in de zeventiende en achttiende eeuw grondig verpakt in de klassieke literatuur, en de voorstelling ervan wordt sterk gestimuleerd door de schilderkunst. In de zeventiende en achttiende eeuw gaat het vooral om de schoonheid die in symmetrie en rationaliteit verborgen zit, en om het nuttig maken van de omgeving. Op het eind van de achttiende eeuw verandert dat, en verschuift het beeld naar een nog altijd geheel door mensenhanden gefabriceerd kunstmatig landschap van bossen, open plekken en waterpartijen. In de negentiende eeuw vindt er weer een verandering plaats wanneer de aandacht zich richt op de natuur die aanwezig is in het agrarische cultuurlandschap zelf: de eenvoudige landman die op zijn dorps-es behalve rogge ook roggelelies en korenbloemen voortbrengt. Op het eind van de twintigste eeuw verschuiven de opvattingen nogmaals van natuur die aan de landbouw gebonden is naar de ontwikkelingsmogelijkheden die in het onderliggende slapende natuurlandschap verborgen liggen.

Page 11: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

7.1 Het symmetrische Arcadia

Op het eind van de zestiende eeuw verkeerde het Nederlandse landschap in een uitgemergelde, ruïneuze staat. Voor zover er nog bomen over waren werden deze als hakhout of knotbomen geëxploiteerd, of rekten zij, hoog opgekroond, een moeizaam leven. Hout was een van de meest vitale bouwstoffen van het land,. Het werd gebruikt als bouwhout, voor vervoersmiddelen en voor energie. Men ging uiterst zuinig en deskundig om met deze hulpbronnen. Met een paar bundels takhout kon een oven broden gebakken worden. Maar het hout was op in eigen land, en dus werden er buitenlandse bronnen aangeboord. Het kwam per schip uit het Oostzee-gebied, of per vlot de Rijn af uit het Schwarzwald.. Met het veen was het al net zo gesteld. Door ontwatering en gebruik was het ingeklonken tot op of onder zeeniveau. Er vormden zich meren die zich door oeverafslag vergrootten , en hele landstreken bedreigden. Op de zandgronden, nat en droog, waren enorme gebieden ontbost en tot heideveld gereduceerd door de schapenteelt. De opbrengst aan mest kon slechts een te klein areaal voor de voedselproductie bemesten.Wat de natuurlijke systemen betreft moet dit landschap een van de meest uitgeklede en verarmde periodes geweest zijn.De oplossingen kwamen uit wetenschap, techniek en rijkdom. De bedreigingen van de 'waterwolf' werden technisch opgelost. De uitvinding van de windmolen, en de mogelijkheid om meren droog te malen redden Holland van het gevaar van de zich steeds uitbreidende meren. De rijkdom van de zeventiende eeuw bracht investeerders ertoe te investeren in droogmakerijen. Aan het begin van de zeventiende eeuw was de in grote rechthoeken aangelegde Beemster daarvan het grandioze voorbeeld.

Op de boomloze zandgronden ontstonden grote symmetrisch aangelegde ontginningslandgoederen.Het eerste grote voorbeeld daarvan was de Slangenburg. (afb. kaart Slangenburg) Op de natte hei tussen Doetinchem, Zelhem en Varsseveld legde Baron van Baer, generaal in het leger van Willem III, op een geheel nieuwe manier een groot landgoed aan. Waar in het uitgemergelde landschap van de Doetinchemse stadsheide een laagproductieve vegetatie met rijsbes en beenbreek groeide, begon hij een uitgekiend bedrijf met bosbouw in lange (laanbomen) en korte (hakhout) omlopen, met weilanden in het beekdal en akkerbouw op de hogere gronden. De aanleg startte in 1676, en werd gefinancierd uit het aandeel van de generaaI in de plundering van Atrecht, tijdens de oorlog van de Republiek met Frankrijk. De theorie ervoor was al even eerder (1669) geformuleerd door de prinselijke hovenier Jan van der Groen:"doch om tot ons voorneemen te komen (om lusthoven aan te leggen) seggen wij, dat de natuur, die sich veeltijts wanschikkelijk vertoont, door de konst kan opgeschikt, opgepronkt, in goede orde, cierlijk en vermakelijk gemaekt worden."

Wat er precies gebeurde bij zo'n landgoedontginning staat verwoord in een gedicht op een 18de eeuwse copie van een 17de eeuwse kaart van het landgoed Schoonheeten:

"Dit vrughteloos Velt, te laagh en ook te hoogh,Des winters alte nat Des Soomers alte droogh, Is binnen twintigh jaer door onvermijt bollijt,met Graaven planten Mest Soo daenigh toebereyt, Dat Hoogtens voeden Visch,laegten Schoone Boomen,Dat mensch en Vee vindt hier sijn Noodt Druft en Vermaek/ (..)”.

Page 12: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

afb. De Slangenburg in 1774. aanleg van Van Baar uit 1676. De rechte lanen van het eerste ontginningslandgoed liggen strak over de oorspronkelijke, natuurlijke vormen van het achterhoekse zandlandschap heen. Gelders Archief.

Page 13: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Dat alles gebeurde in de vormentaal die men voor bijzonder geschikt hield om de wanschikkelijkheid van het wilde landschap te boven te komen. Van der Groen: "daer men alles regulier, dat is beyde de zijden gelijkformigh maekt."De bron voor deze symmetrische vormentaal lag in Italië, en was door boeken en voorbeelden als de centrale laan van paleis Honselaarsdijk en de zeventiende eeuwse aanleg in Kleef verspreid.

Vanuit het natuurlandschap gezien was deze ontginningsdrift nog een stap verder weg van de natuurlijke situatie. Was er eerder sprake van overexploitatie, nu werd diep ingegrepen in de hoogteligging en de waterhuishouding.

Net zoals de Beemster van heel groot belang geweest is voor de droogmakerijen in West-Nederland, is de Slangenburg ruim een eeuw lang hèt voorbeeld geweest voor de grote ontginningen op de zandgronden. In heel Oost- en Zuid -Nederland ontstonden tientallen grote ontginningslandgoederen, die nieuwe productiviteit brachten aan de uitgemergelde gronden, en het bos terugbrachten in het landschap.

7.2 Het romantische Arcadia

De Slangenburg is Nederlandse best bewaarde zeventiende eeuwse 'Gesamtkunstwerk'. Niet alleen is de oorspronkelijke 17de eeuwse aanleg nog geheel in tact, ook het interieur van het kasteel is nog vrijwel helemaal beschilderd in zeventiende eeuwse stijl, in opdracht van dezelfde opdrachtgever.

En wat een contrast ! Heerst buiten de symmetrie en de rationaliteit, de schilderingen binnen bestaan uit herderslandschappen met groepen mythologische figuren op open plekken in een half bebost landschap, met ruïnes van klassieke gebouwen overal in het rond. Ook in Engeland heerste dat opmerkelijke verschil tussen formele symmetrische tuinen en landgoederen buiten, en romantisch schilderijen met asymmetrische, diagonale gezichten op de schilderijen binnen.

(toevoegen)

afb. Herderslandschap De Slangenburg

Kennelijk zijn dat twee kanten van de menselijke aard: aan de ene kant de rationele exploitatie van het landschap, aan de andere kant de hang naar het schone en lieflijke landschap.

In het midden van de achttiende eeuw verschoof dat evenwicht, en ging men er in Engeland toe over om de schilderingen die men binnen aan de wanden zo bewonderde nu ook buiten in de werkelijkheid aan te leggen. Die mode, de landschapsstijl, werd gevoed door nieuwe filosofische ideeën over een andere maatschappij en door nieuwe natuuropvattingen.

Ook in dit romantische Arcadia gaat het om kunstmatig naar een voorbeeld (schilderij) geconstrueerde natuurbeelden. In wezen zijn de landschapsparken even gewild en kunstmatig als de symmetrische landschappen van de achttiende eeuw, maar het esthetische beeld en de achterliggende opvattingen zijn hetzlefde. Natuurbeleving werd een sport op zich. De ruimtelijke structuur van de kunstmatige landschappen zorgt in zijn afwisseling van licht en donker, open en gesloten, koel en warm, voor emotionele belevenissen waar de slingerende paden de bezoekers op een haast filmische manier in

Page 14: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

drie dimensies en met alle zintuigen naar de juiste ervaringen leiden.

Ook deze romantische landsschappen zijn dus in hoge mate kunstmatig, en brengen het oude cultuurlandschap in feite nog verder weg van de onderliggende archetypische natuurlijke systemen. Nog aan het begin van de negentiende eeuw werd de heide ook door aanhangers van de romantische parken gezien als een afstotelijke wildernis, waar geen schoonheid of natuurbeleving te genieten viel. Het romantische Arcadia ijlde in de hele negentiende eeuw na in de vele parken die in die tijd werden aangelegd, en letterlijk volgestouwd met de flora – en soms ook wat fauna – uit de hele wereld.

7.3 Het boeren Arcadia en de natuurbescherming

In de periode van het romantische Arcadia bloeide de belangstelling voor natuur op, eerst voor de geconstrueerde kunstmatige natuur, maar al spoedig ook voor de natuur die voorkwam in het landschap van alledag. De heide, de duinen en de andere 'woeste gronden' hoorden daar bij .

Een andere bron van inspiratie daarvoor kwam uit de wetenschap. De wetenschappelijke traditie was breed en krachtig. In het midden van de achttiende eeuw was Linnaeus gekomen met zijn methode van indeling van het plantenrijk Species Plantarum. Later bracht hij zelfs enkele jaren in Nederland door op de Hartecamp. Die wetenschappelijke traditie zette zich voort, en uitte zich in het midden van de negentiende eeuw in het werk van Suringar en de publicatie van de eerste Nederlandse Flora (1870).

Het systematisch en empirisch ordenen van de natuur zoals men deze buiten waarnam was de basis voor de waarnemingen. Het landschap dat men aantrof was nog altijd dat van het uitgemergelde land, verrijkt met de landgoederen die er als beboste eilanden uit oprezen.

Er heerste een permanent gebrek aan voedsel, dat door de arme boerenbevolking moest worden opgebracht. Dat leidde er toe dat alle mogelijkheden van het land gebruikt werden. Ook het land leed aan een gebrek aan voedingsstoffen in de bodem. De kunstmest was nog niet geïntroduceerd. Die voedselarmoede van de bodem bracht een schier oneindige schakering aan kleine overgangen met zich mee, die zich manifesteerde in een uiterst subtiel netwerk van levensgemeenschappen. De rijkdom die daar werd aangetroffen vormde de basis voor een nieuw natuurgevoel dat in de 2de helft van de negentiende eeuw aanzwol. Dankzij de grote meesters Heimans en Thijsse en anderen resulteerde dat nieuwe natuurgevoel uiteindelijk in de oprichting van de Vereniging Natuurmonumenten.

Tegelijkertijd ijkte zich de ecologische rijkdom van de natuur van het voedselschaarse landschap tot het referentiepunt voor de natuurbescherming voor de hele twintigste eeuw.

De natuurbeschermingsbeweging groeide in de twintigste eeuw uit tot een – ook internationaal gezien – uiterst succesrijke strategie. Grote natuurgebieden werden verworven, zeker toen naast Natuurmonumenten ook de provinciale landschappen zich ontplooiden en het grote Staatsbosbeheer zich van houtboer ontwikkelde tot natuurbeheerder.

Wetenschappelijk werden er enorme stappen gezet. In de tweede helft van de twintigste eeuw ontwikkelde de biologie zich tot ecologie, en dat leidde tot inzicht in de samenhang der dingen. Het boek in drie delen Wilde Planten van Victor Westhoff bracht de plantensociologie onder de aandacht van heel veel mensen. Politiek veroverde de natuurbescherming in deze periode een goede positie. Biodiversiteit, als geobjectiveerde maatstaf voor het natuurbehoudsgevoel, werd ontwikkeld, en drong door in de nationale en europese wetgeving. Met biodiversiteit, rode lijst soorten en het compensatie-beginsel werd heel succesvol een hele wetgeving opgetuigd die veranderingsprocessen in het landschap ging begeleiden.

Page 15: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Afb. Floristische rijkdom in het boerenland: stroomdalflora langs de IJssel, 1938. Jac. P. Thijsse, Onze Groote Rivieren. De stroomdalflora is zich aan het terugtrekken op de dijkhellingen. Overdekking met klei na de aanleg van de kribben, en intensiever landbouwkundig gebruik zorgde er ook toen al voor dat de uiterwaarden zelf floristisch veel minder rijk waren.

Page 16: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

7.4 Het nieuwe Arcadia, of het wekken van de slapende prinses

In de eerste helft van de negentiende eeuw werden de grote complexen gemeenschappelijke gronden als collectief door groepen mensen (dorpen) gebieden opgeheven. De wet op de Markeverdeling verdeelde het gemeenschappelijke eigendom over de individuele rechthebbenden. Het gevolg was een ongekende versnippering van de grote heide- en moerasgebieden in nieuwe kavelpatronen. Omdat de nieuwe eigenaren meer wilden met hun land, werd deze nieuwe kavelindeling al spoedig gevolgd door een intensieve ontwatering, met een ontwrichting van de bestaande waterhuishouding tot gevolg.

In de tweede helft van denegentiende eeuw kwam de kunstmest. Dat betekende het begin van een sterke eutrofiëring van het Nederlandse landschap. De door kunstmest veroorzaakte voedselrijkdom werkt op een verwoestende manier nivellerend op het ingewikkelde mozaïek van levensgemeenschappen van het oude cultuurlandschap. Een handvol kunstmest erover, en weg zijn alle nuances.

Toen in de tweede helft van de twintigste eeuw de ruilverkavelingsmachine op gang kwam, ging zowat heel Nederland op de schop. De waterhuishouding werd grootschalig aangepakt, historische verkavelingspatronen bezweken onder schaalvergroting van percelen, en het grondgebruik werd zozeer eenvormig gemaakt dat er voor andere organismen dan landbouwgewassen nauwelijks nog plaats was.

Merkwaardig is de dubbele moraal van de 20ste eeuwse natuurbescherming. Enerzijds werd het landschap van 1850 een soort ideale situatie, ook al waren de moderniseringen toen al in volle gang. Anderzijds werden de moderniseringen van de twintigste eeuw gezien als bedreigend voor dat geïdealiseerde ideaal.

Met het ideaal van1850 voor ogen probeerde men in de ruilverkavelingen van de 20ste eeuw te redden wat er te redden viel, en voor een deel was het succes daarvan ook groot. In de landinrichtingsprojecten kwam meer en meer aandacht voor behoud van cultuurhistorische kenmerken, en er werden volop natuurreservaten gesticht, en overgedragen aan de natuurorganisaties.

Ondanks dat grote succes begon er toch een schoen te wringen. Het herverkavelde, gerationaliseerde landbouwproductiegebied nam wel het grootste deel van de oppervlakte van het landelijk gebied in. Er waren nog maar weinig organismen van het oude landschap die zich op de drijfmestvlaktes van de landbouw thuis voelden. Historische kavelpatronen – soms oeroud , soms uit 1850 – verwenen op grote schaal. Natuur was teruggedrongen tot de reservaten, en daarbuiten raakte de koek op. Al wilden, en willen, veel natuurbeschermers dat niet zien, de landbouw is niet langer meer de drager van de ecologische inhoud van het landschap.

In de 2de helft van de 20ste eeuw werd een deel van de pas drooggemalen polder Flevoland apart gehouden voor de aanleg van een industriegebied. In enkele jaren tijd ontwikkelde het ondiepe plassengebied zich tot een weergaloos natuurgebied. Op basis van een vrij eenvoudig samengestelde flora ontwikkelde zich een faunistische rijkdom die zijn weerga niet had. Met een schok realiseerde de Nederlandse natuurliefhebbers zich, dat, als de omstandigheden geschapen werden, de natuur zich vanzelf spectaculair kon ontplooien.

Toen een van de archetypische vormen van Nederlandse natuur – ondiepe kleimoerassen – opeens weer beschikbaar was, reageerde de natuur daar simpelweg op door dat te doen wat het altijd op zulke plaatsen deed en zal doen. Er ontwikkelden zich rietmoerassen, afgewisseld met open water, en lage natte graslanden aan de randen ervan. De gebeurtenis zou van doorslaggevende betekenis worden in het besef, dat als de

Page 17: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

gelegenheid en de omstandigheden geboden werden, de kenmerkende Nederlandse natuur, waar ons hele cultuurlandschap op gefundeerd is, weer in en originele gedaante zou kunnen terugkeren.

In dezelfde tijd begonnen een aantal ecologen die zich hadden samengevoegd in Kritisch Bosbeheer zich vragen te stellen over het werkelijke wezen van het Nederlandse bos. Na de kaalslag van de vorige eeuwen was er geen natuurlijk bos meer in Nederland, alleen aangeplante bossen. De vraag was terecht hoe Nederlands bos er uit zou zien, en welke processen het zou reguleren. Een regen aan nieuwe ideeën ontstond : omgetrokken bomen, de betekenis van dood hout, spontane verjonging, en natuurlijk, de grote betekenis van begrazing door grote zoogdieren voor boslandschappen. Deze ideeën leverden de basishouding op die de natuur steeds meer vrijheid gaf om zich in eigen richting te ontwikkelen, terwijl de natuurliefhebber met verbazing en bewondering toe staat te kijken.

Page 18: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

afb. Soms is er een glimp van de Waal vol zandbanken en eilanden uit de tijd voor de normalisatie van de rivier op te vangen. Dat is de slapende prinses die met natuurontwikkeling gewekt kan worden. Plaat in Ewijk.

In 1984 werden een aantal van deze ideeën – begraasd boslandschap – natuur van wilde rivieren – gecombineerd, en tegelijkertijd in een politiek-economische context geplaats ten opzicht van andere ruimtelijke functies met name ten opzichte van de landbouw. Plan Ooievaar schafte de moderne intensieve landbouw als drager van de natuur in het landschap af, en richtte zich op de onderliggende potentiële ontwikkelingsmogelijkheden van de natuur in ons landschap. Neem de cultuurdruk weg, en de oorspronkelijke natuur herstelt zich vanzelf.

Sinds die tijd zijn er op tal van plaatsen in het land projecten tot ontwikkeling gebracht. Natuurontwikkeling is een rage geworden. Rivieren en beken krijgen weer de ruimte, kuddes grazers zijn een heel gewoon beeld geworden, en zelfs de duinen mogen weer door de zee aangevallen en afgeslagen worden. Daarbij komen natuurlijk een heleboel vragen en discussiepunten op, waarvan er hierna, en in de voorbeelden een aantal besproken zullen worden.

Page 19: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

8 Natuurontwikkeling in de praktijk

Bij natuurontwikkeling gaat het erom de natuurlijke processen die nog aanwezig zijn in hun kenmerkende en authentieke vorm weer tot ontwikkeling te brengen. Dat kan in alle landschappen. De voorbeelden die volgen gaan over de Rijntakken en de Maas, met twee heel verschillende strategieën: de Rijntakken en de Grensmaas.

Dat zijn beide snelle landschappen, maar soortgelijke principes gaan ook op voor de zandgebieden, het estuarium, de duinen en het veen. Ieder landschap heeft zijn specifieke processen, gebaseerd op de eigen 'Genius of the Place', en steeds zal er dus en andere strategie nodig en mogelijk zijn.

8.1 Het snelle landschap: de Waal

Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan, rijen ondenkbaar ijle populieren als hooge pluimen aan den einder staan;

Hendrik Marsman, 1936

Het stereotyp van het rivierengebied in het midden van de 20ste eeuw is duidelijk in dit overbekende gedicht. Een eindeloze groene vlakte, weinig bomen, veel lucht en wolken erboven vormen de basis. Bij nadere beschouwing blijken er in het rivierenlandschap aantal duidelijke te onderscheiden lagen te onderscheiden: het groene gras en de opdeling met prikkeldraad in percelen van de landbouw, de hoge schoorstenen met (vroeger) rookpluimen van de steenfabrieken, de schepen op de rivier, en de rivier zelf die strak tussen de basalten kribben ligt. (afb. *verkadealbum rivier*) Die kribben hebben een enorme verandering teweeg gebracht in rivierenland. Ze lagen er in 1950 nog maar 80 jaar. Daarvoor hadden de rivieren en de uiterwaarden een compleet andere gedaante. Zonder de negentiende eeuwse kribben meanderden de grote rivieren onstuimig door het landschap. Een uiterwaard had altijd wel een 'schaar', een oever met steilrand die bezig was weg te eroderen, en een 'aangroeiend sand', een oever die via een hoger en breder wordende zandbank aangroeide. Dat proces verliep, op de schaal van een landschap, heel snel. In honderd jaar verlegde de Waal bij Ewijk zijn loop van de Betuwse kant naar de Maas-en-Waalse kant.

De mensen hadden de grootste moeite om de rivieren binnen de kunstmatige grens van de dijken te houden. Dat lukte ook niet altijd, er zijn heel wat dorpen half in de rivier gezakt, en er moesten steeds nieuwe dijken rond nieuwe uitbochtingen van de Waal worden aangelegd. Het had ook zijn betekenis voor de aard van de uiterwaarden. Omdat alle land elke 100 - 200 jaar geheel verspoelde, kwamen er maar sporadisch, op vergeten plekjes, dikke kleilagen voor. De jonge uiterwaarden waren zandig, dor en droog, met een daarbij horende vegetatie. Pas later kwam er een dun laagje klei op te liggen, dat daarna evenwel weer snel verdween, als de volgende meanderbocht van de rivier de boel weer opruimde. Niets kon oud worden in de uiterwaarden. De grote hoeveelheden zand die voortdurend in beweging kwamen zorgden er ook voor dat de rivier zelf breed en ondiep

Page 20: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

was, en vol zandbanken en eilanden lag.Daar komt het beeld tevoorschijn dat een paar paragrafen geleden het "eeuwige' uiterlijk van de rivier genoemd is. Natuurlijk zijn de dijken erg kunstmatige elementen, en de hoge cultuurdruk zorgde voor weinig bomen, maar tot het einde van de negentiende eeuw waren de rivieren zeer beweeglijk, vol eilanden, en de uiterwaarden waren dor en zandig. Wat flora betrof stond er wat de rivier aan zaden meebracht en hier kon gedijen: de later zo beroemde rivierdalflora. Met de bouw van de kribben veranderde dat beeld compleet. Het landschap werd omstreeks 1880 compleet gefixeerd. Erosie en sedimentatie vielen grotendeels stil. De uiterwaarden werden binnen een generatie bedekt door een steeds dikker wordende laag klei die het zandige karakter deed verdwijnen, geulen opvulde en het reliëf deed vervagen. Het landbouwkundig beeld veranderde van schraal zand naar vette klei. De stroomdalflora vertrok.

Op dit moment zijn de meeste uiterwaarden verkleid. Alleen de hoogste plekken van het oude rivierenlandschap steken nog als zandige heuvels boven de kleivlaktes uit. Ze worden gekoesterd door botanici, vanwege de langzaam verdwijnende stroomdalflora die er nog te vinden is. Er zijn een páár kleine plekken waar het zandige karakter nog door de rivier zelf in stand wordt gehouden, zoals het Millingerduin, en de Plaat in Ewijk.

De uiterwaarden tussen de dijken zijn dus jong, erg jong. De veranderlijkheid was zo groot, dat er ook voortdurend ruzies waren. Want er verdween land, en dat wilde men voorkomen met allerlei maatregelen. Er groeide land aan, en de ruzie ging er dan over van wie dat nieuwe land dan was. Om deze problematiek ontwikkelde zich het beroemde Gelderse waterrecht. Er werden vele processen gevoerd, en daar waren kaarten voor nodig. De archieven liggen dan ook vol met kaarten van de uiterwaarden. Op die kaarten staan vaak heel gedetailleerd de actieve morfologische processen aangegeven. Die kaarten maken het voor bijna alle uiterwaarden mogelijk om een nauwkeurige reconstructie te maken van de ontstaansgeschiedenis van die jonge landschappen.

Over natuurontwikkeling in de uiterwaarden wordt veel gediscussieerd. Punt van discussie is vaak het gegeven dat de oude perceelsvormen met hun historische informatiewaarde door het weghalen van de perceelsgrenzen zal vervagen. Dat argument is kenmerkend voor het gebrek aan kennis van het gebied. Grote delen van de uiterwaarden kenden geen perceelsindeling, hoogstens eigendomsgrenzen. Vlak na de aanleg van de kribben was het een hele tijd lang zelfs verboden om perceelsscheidingen in de uiterwaarden te hebben. In ieder geval is er in het jonge, snelle landschap van de uiterwaarden niets te vinden dat de historische betekenis van bijvoorbeeld celtic fields in het oude landschap van Drente kan evenaren.

Page 21: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

afb. De gedaante van de Waal voor de aanleg van de kribben. Het eiland de Plaat bij Ewijk, met ondergedoken zandbanken, droge zandvlaktes en ooibos. Het eiland wandelde in ruim honderd jaar van de zuid naar de noordoever, en omgekeerd. Het is nu op weg naar het noorden. Aan de noordkant de resten van geulen uit eerdere eeuwen. In de rivier staan de eerste voorbeelden van het toen nieuwe type kribben ingetekend. Nationaal Archief, 's-Gravenhage, WCAP 3590.

Afb. De normalisatie van de Waal. De noordelijke helft van de Plaat bij Ewijk, hier Loenense Wel genoemd, zal worden afgegraven. De zuidelijke rivierarm wordt door een dam afgesloten, en er worden nieuwe kribben aangelegd. Rivierkaart van de Waal, 1870. Hier werd de Waal gefixeerd in de gedaante die de rivier nu nog heeft.

Page 22: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Afb. De vastgelegde, bekribde rivier. De Waal en de Plaat in Ewijk, omstreeks 1995.

Natuurlijk zijn er historische gegevens te over in de uiterwaarden, maar die stammen bijna allemaal uit de tamelijk recente geschiedenis. Een romeinse wachttoren in Meinerswijk bij Arnhem is al heel erg oud. Er zijn oude plekken van kastelen, zoals Doorwerth of Loevestein. Hier en daar liggen ook oude dijken en dammen, zoals op het Munnikenland bij Loevestein.. Oude eilanden zijn soms te herkennen in de uiterwaarden, zoals in de Winssense Waard en de Rijnstrangen. Terwijl de Millingerwaard in enkele eeuwen kilometers opschoof, bleef de grens tussen het Hertogdom Gelre en het Graafschap Kleef constant. De waard schoof als het ware onder die politieke grens door. Nog altijd is deze grens te herkennen.

Natuurontwikkeling is langs de genormaliseerde, soms gekanaliseerde rivieren van ons land niet onbeperkt mogelijk. Het is ondenkbaar om de morfologische processen van de eilandenrivier de Waal weer vrij spel te geven. Het is daarom altijd een compromis. Waar zich nog zandige processen afspelen, zoals in Millingen, Ewijk, en in smalle randen overal langs de Midden Waal, keert het zandige karakter met z'n specifieke uiterlijk, rijke flora en grote recreatieve kwaliteiten terug. Ook in de nieuwe situatie steekt het 'eeuwige beeld' van de rivier op onderdelen de kop op.De uiterwaarden zijn van oudsher, maar vooral na de accumulatie van klei in de laatste anderhalve eeuw, bron van grondstof voor de baksteenfabricage. Er ligt voor deze industrie in feite een onbeperkte hoeveelheid grondstof gereed, niet in de laatste plaats omdat het materiaal steeds weer opnieuw wordt afgezet. Tot voor kort gebeurde de kleiwinning in de vorm van min of meer geometrisch gevormde gaten, waarbij de geometrie bepaald werd door de gebruikte graafmachines en smalspoortjes. In plan Ooievaar is aanbevolen om die werkwijze te verlaten, en in plaats daarvan de klei voorzichtig van de zandige, reliëfrijke onderlaag af te pellen. Daarmee kwam een stuk

Page 23: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

landschap dat sinds de normalisatie van de rivier bedolven werd onder de klei, weer aan de oppervlakte. De historischje geulen en eilanden werden weer zichtbaar, en de natuur van zandige uiterwaarden kreeg een nieuwe toekomst. Reliëfvolgende ontkleiing is op dit moment de normale prakjtijk.

In het project Ruimte voor de Rivier is er voor gekozen om de dijken zo min mogelijk te gaan verhogen. In plaats daarvan moeten de uiterwaarden omlaag. In feite keert daarbij een nieuwe vorm van morfologische dynamiek terug in de uiterwaarden. Niet meer de rivier zet de uiterwaarden op zijn kop, maar de graafmachines namens Rijkswaterstaat. Dat biedt enorme mogelijkheden voor natuurontwikkeling. Vanuit historisch perspectief zou het daarbij van het grootste belang zijn om deze projecten zorgvuldig te begeleiden. Er zullen op veel plaatsen geulen door de uiterwaarden gegraven worden. Het maakt natuurlijk veel verschil of daar zorgvuldig een geulencomplex dat ontstond in de 17de, 18de en 19de eeuw onder de afdekkende kleilagen tevoorschijn wordt gehaald, of dat er zonder daar veel op te letten een nieuwe fantasiegeul wordt gegraven. Met zorgvuldige reliëfvolgende ontkleiing is het alsof een oud gebouw van eeuwen pleisterlagen, kalk en roet wordt ontdaan om zichzelf weer te mogen worden. Fortificaties en waterstaatkundige werken zijn natuurlijk ook overal in de uiterwaarden te vinden.

Het is dus niet mogelijk om de rivier van gisteren te herstellen. Het is wel mogelijk om toekomstgericht de historische continuïteit van de uiterwaarden te bewaren en zichtbaar en beleefbaar te maken. Het maakt echt heel veel uit of een watertje een toevallige loop heeft, voortkomend uit de rekentuigen van ingenieursbureau's, of dat hetzelfde waterstandsverlagende effect bereikt wordt door het weer zorgvuldig openen van een achttiende eeuwse geul.

Natuurontwikkeling en behoud van erfgoed kunnen hier heel goed samengaan. In de oude geulen, en op de weer zichtbaar gemaakte eilanden zal de vegetatie van het rivierenlandschap zich herstellen, met bloemrijke graslanden en de verschillende soorten ooibos. De 'eeuwige vorm' van de rivieren keert voor een deel terug, en ook dat beeld hoort bij het rievierenland en heeft historische informatie in zich.

Kennis en onderzoek De afgelopen twintig jaar is er heel veel ervaring opgedaan met natuurontwikkeling in de uiterwaarden. Jammer genoeg kan dat van de geschiedschrijving niet gezegd worden.Gezien het feit dat heel veel uiterwaarden de komende jaren op de schop gaan zou dat moeten veranderen. Om de band met het verleden te behouden, en de historische informatiewaarde te behouden zou de aandacht veel sterker naar de geschiedenis van de dynamische uiterwaarden moeten uitgaan. Het gaat dan om de volgende zaken.

BouwwerkenSteenovens hebben sinds enige tijd veel belangstelling van onderzoekers, en hetzelfde geldt voor forten. Daaraan zouden waterstaatswerken toegevoegd moeten worden: oude sluizen, duikers, onderdoorgangen zijn nog op veel plekken te vinden, maar verdwijnen ook nog met grote regelmaat.

Dijken en dammen.Er zijn eindeloos veel dijken, dijkjes en dammen in de uiterwaarden aangelegd. Sommige daarvan hebben een grote historische informatiewaarde, en zouden het verdienen om in hun vorm, of in ieder geval in de loop van hun tracé bewaard te blijven.

Page 24: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Afb. De Bijland bij Herwen in 1772. Op de aangroeiende zandpunt is aangegeven op welke plek de kerk van Herwen, die een tiental jaar eerder verzwolgen werd, onder het zand ligt. Nationaal Archief 's-Gravenhage, VTH 551B.

Geulen en eilandenIn de ondergrond van de uiterwaarden zit een complex mozaiek aan oeverwallen, eilanden, steilranden en geulen verborgen die getuigen van de aard van dit landschap in de periode voor de normalisatie van de rivieren. De archieven liggen boordevol kaarten waarop de situaties vanaf ongeveer 1550 in vaak groot detail te zien zijn. Er staan aanwijzingen op die een goed beeld geven van de morfologische processen die actief waren.

Steden en dorpenOmstreeks 1760 verdween de kerk van Herwen in de Waal. De buitenbocht ondermijnde de dijk en daarna de kerk. De muurwerken moeten nog steeds te vinden zijn: op een meter of tien in de voormalige buitenbocht, begraven onder zand en klei in de Bijland.Herwen is niet het enige dorp dat dit lot onderging. De woest uithalende meanders van de Waal, de Grensmaas, de Beneden Maas en de Nederrijn naderden steeds weer op nieuwe plekken de dorpen en steden langs de rivier. Het meest spectaculair gebeurde dat met de Nederrijn bij Arnhem, en met de Maas bij Elsloo in de zestiende - zeventiende eeuw, waar in de archieven tekeningen van spectaculaire ondermijningen van de oevers, met steilranden van tientallen meters hoogte te zien zijn.Het rivierengebied is het land van de halve dorpen. Eigenlijk overal waar een oude dorpskerk vlak aan de rivier ligt is de hypothese gewettigd dat de rivier een deel van het oude dorp heeft opgeruimd. Als de naderende catastrofe de kerk naderde, intensiveerden de inwoners hun inspanningen om het gebedshuis te bewaren. Het lijstje van halve dorpen en steden is spectaculair: Emmerich, Kleef, Herwen, kasteel Millingen, Kasteel

Page 25: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Engelenburg, Kekerdom, Gendt, Bemmel, Hulhuizen naast Arnhem, Nijmegen, Heerewaarden, Tienhoven aan de Lek, en een hele reeks dorpen langs de Grensmaas, zoals Elsloo met kasteel, en Meers.Het bijzondere van deze half verdwenen dorpen en steden is, dat de ramp zich in de buitenbocht van de rivier voltrok. Die stroomt daar het snelst, en is er dus het diepst. De Waal kan op zulke plekken vijftien meter diepte halen, de Grensmaas een meter of vijf. Als daar in stukken en brokken gebouwen in terecht kwamen, liggen die dus nu op een flinke diepte, begraven onder zand waarin geen enkele historische gelaagdheid is te onderscheiden.

Bijzondere gebeurtenissenFrederik Hendrik sloeg de winterkwartieren voor zijn leger vele jaren lang op de Kleine Gelderse Weerd in de Rijnstrangen op. Omringd door water, op een splitsingspunt van rivieren, klaar om snel in actie te kunnen komen op een aantal strategische plekken. Het waren geen gebouwen, maar een eenvoudig veldkamp in de uiterwaarden, die ook regelmatig overstroomden. De Geldersche waard wordt op dit moment reliëfvolgend ontkleid, en het kan bijna niet anders of daar komen sporen van dit zeventiende eeuwse legerkamp te voorschijn.

ConclusieNatuurontwikkeling en aandacht voor het behoud van erfgoed kunnen heel goed samengaan. De natuurbeelden die bij natuurontwikkeling tevoorschijn komen, zijn natuurlijk nieuw en gebaseerd op de nieuwe situatie. Maar die natuurbeelden hebben zoveel van het 'eeuwige beeld' van het riviersysteem in zich, dat de natuurbeelden als door een venstertje een blik veroorloven op de verschijningsvorm van het landschap van voor de ontginningen.Het rivierengebied heeft een jonge, eigen geschiedenis. De dynamiek van de rivier, de hoge mate van veranderlijkheid dus, wordt vaak niet goed onderkend. De geschiedschrijving van de morfologie van het gebied, en van specifieke zaken als verzwolgen dorpen en steden is onderbelicht.Om vanuit overwegingen van het behoud van historische continuïteit in het landschap een bijdrage te kunnen leveren aan de grootschalige herinrichting van het rivierengebied door kleiwinning en het project Ruimte voor de Rivier is veel meer historisch onderzoek nodig. Dat onderzoek zal zich dan ook nog eens niet moeten richten op een statische situatie, maar op dynamische landschap waarvan tot de normalisatie van omstreeks 1880 veranderlijkheid het vaste kenmerk was.

Page 26: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Afb. Ook de Millingerwaard is een dynamische uiterwaard, die vroeger steeds van plaats verschoof. De top van de buitenbocht ( de 'schaardijk') lag in 1638 een paar kilometer naar het oosten.

Afb. Het jonge landschap. De ontstaansperiode van de verschillende delen van de Milliniger en Kekerdomse waard.

Page 27: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

8.2 Totale vernieuwing: de Grensmaas

De Grensmaas, het stuk Maas tussen Borgharen en Maaseik, is een heel ander verhaal.Grind komt in Nederland vrijwel alleen voor in Limburg en op de Noordzee. Het Limburgse grind voorziet al decennia lang voor een heel groot deel in onze nationale behoefte. Het is overal te vinden in het beton van onze gebouwen en viaducten.Tot 1990 gebeurde de winning ervan in diepe gaten in de omgeving van Roermond. Aanvankelijk was dat een vorm van roofbouw, waarbij gewoon alles uit de grond gehaald werd en er een vrij willekeurig gevormd gat in de grond achterbleef. Langzamerhand kwam er meer aandacht voor de latere functie van de meren die zo ontstonden: waterrecreatie, jachthavens, stranden. Maar omstreeks 1990 was de stemming in Limburg fel gekant tegen uitbreiding van de grindwinning. "Haal het maar uit de Noordzee" was het motto. Zowel de provinciale overheid als de landelijke waren het daar mee eens. Er was evenwel een praktisch probleem. De overschakeling zou geleidelijk moeten gebeuren, en Limburg moest nog enkele tientallen miljoenen m3 grind leveren.Op die manier ontstond er een 'window of opportunity' in de publieke opinie en de politiek om een nieuwe manier te vinden om die laatste miljoenen - het werd uiteindelijk zo'n vijftig miljoen - te winnen. Niet meer op de oude manier met diepe gaten, die als verwoesting van het landschap ervaren werd, maar op een andere manier waardoor de provincie er mooier op zou worden.

Dat was het begin van het Grensmaas project. Op de 50 kilometer van Maastricht naar Maaseik stroomt de Maas heel steil naar beneden. Zestig tot zeventig cm per kilometer, dat is heel wat steiler dan de tien tot 15 centimeter op de boven Waal. Bovendien stroomt de Maas daar over grof grind, waar de rivier zich niet diep een bedding in kan vormen. Het gevolg was dat meanders zich op dat traject heel erg beweeglijk toonden. Het landschap was nog veel dynamischer dan het landschap langs de Rijntakken.Ook de Grensmaas werd in de 2de helft van de 19de eeuw genormaliseerd, net als de Rijntakken. Van de beweeglijke ondiepe rivier werd een smalle goot gemaakt met in steen gelegde oevers, die onbeweeglijk in het landschap bleef liggen. Door grindwinning in het bed van de rivier werd deze meters verdiept, tot er eigenlijk alleen een smalle goot over was. Nevengeulen werden gesloten. Ook hier verdween het oude relief van geulen en eilanden langzaam onder een dikke laag van latere afzettingen.Wat de scheepvaart betreft was de situatie anders. Op de Rijntakken ontwikkelde die zich zo sterk, dat de Waal nu de drukst bevaren rivier van de wereld is. Bij de Grensmaas gebeurde dat niet. Er waren weliswaar plannen voor kanalisatie, maar uiteindelijk waren het drie kanalen die de scheepvaart afwikkelden. De Zuidwillemsvaart op de westelijke oever, het Julianakanaal op de oostelijke oever, terwijl de scheepvaart vanaf het Waalse industriegebied naar zee door het Albertkanaal werd verzorgd. Geen scheepvaart op de Grensmaas dus, en dat leidde ertoe dat de rivier vrijwel vergeten werd. De kunstmatige goot waartoe de rivier verworden was, speelde vooral een rol als afvoer van water. Af en toe trad de rivier nog wel eens buiten de oever, maar dat was zelden vergeleken bij de dominante rol die de rivier vroeger had.Het nieuwe plan voor de verplichte grindwinning in Limburg werd begin jaren negentig ontwikkeld in samenspraak tussen Provinciale ambtenaren en politiek en natuurontwikkelaars. Herstel van de oorspronkelijke rivierprocessen door het openen van de oude geulen - het recept van de Rijntakken - had geen zin. Daarvoor lag de rivier al veel te diep. Bovendien zou het geen grind opleveren, alleen met kolengruis uit de mijnen vervuilde klei. Het idee ontstond om de héle oude riviervlakte, voor zover die nog bestond, enkele meters te laten zakken. Daarbij zou de gevraagde hoeveelheid grind ruimschoots gewonnen kunnen worden. Door maar iets minder dan de helft van de in de overstromingsvlakte aanwezige grind af te graven, en de rest te laten zitten, zou de rivier een heel nieuw gebied krijgen om zijn eigen karakteristieke gedrag van meandering en

Page 28: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

zich vaak verleggende bochten tentoon te kunnen spreiden.

Afb. Het dorpje Vissersweert aan de Maas, omgeven door de grind- en zandbanken van een rivier met meerdere geulen, en eilanden begroeid met ooibos. De dikke lijnen geven de dammen en de nieuwe standaard geul aan van de genormaliseerde Maas. Rond 1860 werd de normalisatie uitgevoerd. Rivierkaart Maas, 1880.

Page 29: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Afb. Artist impression van de nieuwe Grensmaas. Het oude dorpje Vissersweert moet ook vroeger zo tussen de zich verleggende geulen en grindbanken gelegen hebben. Tekening Jeroen Helmer. Voorlopig Ontwerp Grensmaas.

Page 30: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Vrijwel totale vernietiging van het bestaande landschap dus. De bestaande riviervlakte was ook heel jong, maar de morfologie uit het verleden zou volledig worden afgegraven, en enkele meters lager zou een nieuwe mogen ontstaan. Op enkele plekken in het gebied lagen elementen met een hogere ouderdom, die niet in later eeuwen verspoeld waren. In Borgharen een nederzetting op een eilandje uit de ijzertijd, een romeinse villa en een merovingische nederzetting. Vissersdorpen op oude eilanden bij Maasband en Vissersweert. Een oude boerderij bij Meers. Deze elementen werden zorgvuldig gespaard in de plannen. Maar het algemene beeld is toch dat het oude landschap geheel verdwijnt, en er zich een nieuw landschap mag ontwikkelen.

Hoe dat landschap eruit zou gaan zien was in grote lijnen wel bekend. Sterke morfologische activiteit, met een meergeulensysteem en zich steeds verleggende meanders en parallelle geulen. Op de oevers en eilanden zou ooibos gaan groeien van wilg en zwarte populier. Openheid zou overheersen door de sterke eroderende kracht van de rivier, die een krachtige tegenkracht tegen bosvorming zou vormen.Er waren twee bronnen voor dit beeld van de toekomst. Op de eerste plaats de overvloed aan kaarten die ook hier nauwkeurig het morfologische gedrag van de oude Maas in beeld bracht. Hoewel de omstandigheden natuurlijk anders werden - nieuwe begrenzingen van de dalvlakte, andere waterafvoeren - was dit beeld toch goed uit de oude kaarten af te leiden. De andere bron was een rivier in Frankrijk met karakteristieken die erg op de Grensmaas leken: de Allier. Die rivieren zijn niet hetzelfde, maar lijken op een aantal punten wel sterk op elkaar.

Bij de plannen voor de Grensmaas gaat het dus van de ene kant om de totale vernietiging van het bestaande landschap. Van de andere kant kwam daar wel de archetypische 'eeuwig durende gedaante' van een grindrivier voor in de plaats. De nieuwe, vrijwel natuurlijke rivier zal de gedaante aannemen die bij de omstandigheden van bodem, klimaat, afvoer en helling hoort. De oude rivier zal verdwijnen. Deze leek nog maar erg weinig op de rivier die er de duizenden jaren tussen de laatste ijstijd en de normalisatie van 1880 had gelegen. De rivier die er gaat komen is helemaal nieuw, maar zal in zijn gedaante en werking naar de toekomst toe naadloos aansluiten bij de Maas van voor 1880.

Het concept van een nieuwe rivier vol oorspronkelijke en authentieke verschijnselen sprak in Limburg aan. Toen het concept ook nog eens een eind kon maken aan alle overstromingen op dat traject was het pleit beslecht. Na wat proefnemingen bij Meers ging het project in oktober 2008 bij Borgharen-Itteren officieel van start.

De filosofie achter het plan maakt een rare kronkel door een wedergeboorte uit een verworden situatie te bewerkstelligen. Een volkomen verlaten van het oude, en een sprong naar het authentieke in de toekomst.

De kwaliteit van wat er zal gaan gebeuren hangt af van de integere manier waarop de nieuwe rivier aan zijn eigen morfologische processen zal worden toevertrouwd. Er dreigen van verschillende gevaren. Maximaliseren van de grindwinning is de grootste bedreiging. Waarom moet de helft van het grind blijven zitten ? als we alles eruit halen brengt dat meer geld op, en de bedding kan worden opgevuld met die grove stenen uit de grindwinning die toch onverkoopbaar zijn. Dat zou oppervlakkig gezien wel líjken op een grindrivier, maar in de praktijk zou het namaak worden. Voor de rijke morfologische processen van zo'n rivier is nu eenmaal het hele scale aan bodemmateriaal nodig, van

Page 31: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

heel fijn zand via verschillende soorten grind tot grote stenen. Een kunstrivier zou het resultaat zijn, zonder eilanden, zonder zand- en grindbanken, zonder veranderlijkheid en beweeglijkheid, zonder steile oevers voor oeverzwaluwen.Menselijke bemoeizucht is een tweede gevaar. Nu al worden er in de rivier drempels aangelegd, die de afloop van de natuurlijke processen zullen hinderen. De stroomversnelling in de Maas bij Meers is het zichtbare effect van een breuk in de diepe ondergrond van het gebied, de geologie die zichtbaar is. In de nieuwe Maas zullen een paar stroomversnellingen komen die het gevolg zijn van een compromis aan de vergadertafel over een probleem ergens op de oever. Het verschil in informatiewaarde en afleesbaarheid van het landschap is enorm. Voor de recreant zal het niet veel uitmaken, die gaat ook op een door een ambtelijk compromis gevormde stroomversnelling wel joelend naar beneden. Voor de authenticiteit van de rivier is het ernstig.

Het project Grensmaas is met de betere naam 'Gemeenschappelijke Maas' ook aangeslagen aan de Vlaamse kant, waar met voortvarendheid en vanuit de eigen situatie ook aan het plan wordt gewerkt.

Het plan voor de Vlaams-Nederlandse Maas gaat 20 jaar in beslag nemen. Tot die tijd levert het ons een groot deel van het benodigde zand en grind.Het resultaat kàn een mooie, natuurlijke rivier zijn in een dichtbevolkt gebied, waar velen van kunnen genieten. Een rivier met een breuk naar het verleden, maar met continuïteit in zijn verschijningsvorm.De laatste jaren is veel onderzoek gedaan naar de ecologische aspecten. Er is er morfologisch onderzoek gedaan. Vergelijkingen met de Allier zijn uitgewerkt.

Maar ook hier heeft de geschiedsbeoefening een achterstand. De archieven in Maastricht liggen vol met kaarten waar de morfologische processen die kenmerkend zijn voor de rivier op staan. Vanuit dat kaartmateriaal zou het erfgoed van het 'eeuwige gezicht ' van de rivier de komende 20 jaar bewaakt moeten worden.

Page 32: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

Afb. De bocht bij in de Maas bij Elsloo en Meers, 1670. De meander die de Maas in de zestiende en zeventiende eeuw vormde, vaagde een deel van de dorpen Klein en Groot Meers weg. De route tussen Meers en Elsloo verdween ook (op de kaart bij L), en de rand van het Limburgse heuvelland bij Elsloo (kerkje) werd steil ondergraven, waarbij grote stukken land onstabiel werden, afbraken en naar beneden gleden. Kasteel Elsloo verdween in de rivier, kasteel Stein (voorgrond) bleef gespaard.

Afb. De Allier heeft karakteristieken die op de Grensmaas lijken. Een steilrand zoals er zich in de zeventiende eeuw zich bij Elsloo voordeed is daar nog steeds morfologisch actief aanwezig.

Page 33: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

9 Authenticiteit en vervalsing

Natuurontwikkeling heeft zich na enkele decennia van vaak heftige kritiek en discussie ontwikkeld tot de toonaangevende natuurstrategie. Zelfs onze trotse Nederlandse strijd tegen het water is er nu op geënt. Als het kan geen dijkverhoging meer is het adagium, en de uiterwaarden en weerden van de grote rivieren worden ingericht met verlaagd maaiveld, nevengeulen en veel riviernatuur.

Natuurlijk ontstaan er ook meteen ontsporingen. Hier en daar zijn de ideeën over natuurontwikkeling zijn ontworteld geraakt van hun oorsprong. Het lijkt er soms op of in natuurontwikkelingsland alles mag en kan. Wat je ook doet, het levert altijd wel een leuk natuurbeeld op.

Onder het mom van “natuurtechnisch grondverzet” wordt op allerlei plaatsen een kunstmatig microreliëf aangelegd, dat geen enkele relatie meer heeft met de aardkundige processen die tot de kenmerkende en historische bodemvormen hebben geleid. Een maaiveld op de Veluwe dat gevormd is door ijs, geboetseerd door smeltwater, en dat zijn huidige vorm heeft gekregen door inwerking van wind en stuifzand, wordt zonder blikken of blozen op de bulldozer genomen en kapot gereten tot er een 'ecologisch veelbelovend' microreliëf ontstaat. Daarmee wordt de informatiewaarde van het landschap teniet gedaan, en de continuïteit van de millennia lange ontwikkeling verbroken. Er zal zich best een mooie natuur ontwikkelen, maar de diepe wortels met het oude landschap zijn afgescheurd.

Eenzelfde proces doet zich voor bij de beken. De voorbije generaties van waterbeheerders hebben de Nederlandse waterhuishouding drastisch aangepast, en al wat krom was rechtgetrokken. Nu raakt het omgekeerde in de mode. Op steeds grotere schaal worden rechte sloten weer vergraven tot kromlopende watergangen. Ook hier is de naïviteit vaak groot. Een meanderende beek is in deze opvatting kennelijk een beek waar een bocht in zit, en dus worden met de graafmachine de beddingen in bochten gelegd. Maar dat is namaak. Een sloot waar een bocht in zit, is evenwel weinig meer dan en sloot waar een bocht in is gemaakt, en ver verwijderd van een beek met een levend meanderingsproces. . In een meanderende beek zorgt het proces van erosie en sedimentatie en niet de graafmachine ervoor dat er zich in de loop der tijd steeds verleggende bochten ontwikkelen, die zich vervlechten tot een dynamisch netwerk van oude en nieuwe, levende en afgesneden bochten. Dat is natuurontwikkeling, dat is ook het historisch beeld van de beek van voor de rechttrekking.

Tot overmaat van ramp worden vaak ook nog beken aangepakt die in hun vorm en ligging een grote historische informatiewaarde hebben. Middeleeuwse rechte watergangen die quasi-kronkelende natuurvriendelijke oevers krijgen – daar is de verkeerde keuze gemaakt. Vormen die horen bij beken in het zand worden overgedragen op beken in het veen. Geulen van rivieren die horen bij het getijdegebied worden nagegraven in de middenloop.

Goedbedoelende biologen hebben nog een andere manier van natuurbouw ontwikkeld. Door de eisen die organismen aan hun leefomgeving stellen groepsgewijs te bundelen, komen ze tot plannen voor biotoop- of habitatbouw. Als de kenmerken van de leefomstandigheden van een bepaalde ecologische groep bekend zijn – bijvoorbeeld de planten en dieren van een zoetwatergetijde gebied – dan wordt een plan gemaakt waarin staat hoeveel vierkante meter diep water, hoeveel ondiep water en hoeveel droog land er nodig is. Dat wordt dan gegraven, en de nieuwe natuur kan van start. Bij zulke plannen is niet het onderliggende landschap en de werkzame processen richtinggevend, maar van die processen en van de geschiedenis losgekoppelde verschijningsvormen. Een

Page 34: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

namaaklandschap dus, een gemanipuleerd lego-landschap waar planten groeien en dieren leven op plekken die door biologen berekend zijn. De authenticiteit van zulke natuurbouw is ver te zoeken. Het heeft weinig te maken met het revitaliseren van de oorspronkelijk in het landschap aanwezige krachten. De relatie met het bijbehorende cultuurlandschap dat ontstond door de menselijke bewoning van dat natuurlandschap is zoek. Zulke manipulatieve natuurbouw is als het aanleggen van een dierentuin, leuk om naar de dieren te kijken misschien, maar als natuurlandschap pure namaak, en schadelijk voor de authentieke informatiewaarde van het historische zowel als het natuurlijke landschap.

Het verbreken van de historische continuïteit èn veronachtzamen van de authentieke morfologische en ecologische processen, is een grote bedreiging voor de samenhang, de ruimtelijke kwaliteit en de culturele / natuurlijke eenheid van ons landschap.

De bedoeling van natuurontwikkeling is om binnen de samenhang van hier thuishorende gebeurtenissen te blijven. In de loop der geschiedenis zijn veel natuurlijke processen in ons landschap stilgelegd en onwerkzaam geworden. Deze eerbiedwaardige oorspronkelijke processen liggen in een soort slaaptoestand te wachten tot ze zich weer kunnen ontplooien. Door deze aloude en authentieke processen te analyseren, en weer een kans te geven, worden de slapende prinsessen weer wakker, en krijgt de natuur die hier thuishoort weer de kans zich te ontplooien. Dat schaadt de authenticiteit niet. De mens heeft in de loop der tijd de natuurlijke systemen zo beïnvloedt dat er een cultuurlandschap ontstond dat getuigt van ons rijke culturele verleden. Door nu hier en daar de cultuurdruk te verlichten, keert diezelfde oorspronkelijke natuur daar weer terug. Daar zit een relatie van oorzaak en gevolg tussen. Het cultuurlandschap is een antropogene afgeleide van het natuurlandschap. Terugkeer van een stukje van dat natuurlandschap laat het cultuurlandschap zijn plaats van geboorte zien. Die samenhang verrijkt het palet van wat er waargenomen en beleefd wordt, dat verrijkt de historische betekenis en de natuurlijke rijkdom. Het sluit de cirkel tussen heel vroeger en nu.

10 Bibliografie

Bruin, Dick de, Dick Hamhuis, Lodewijk van Nieuwenhuize, Willem Overmars, Dirk Sijmons en Frans Vera. 1986.Plan Ooievaar, De Toekomst van het Rivierengebied. Arnhem

Helmer, W., A. Klink, W. Overmars & G. Litjens, 1992. Levende Rivieren. Studie in opdracht van het Wereld Natuur Fonds. WNF-rapport. (N/E/D/Fr) ISBN 90 74595 014 bijlagen- De Rijn, een broodmager ecosysteem met meer dan genoeg voedsel. A. Klink-De Waal en de Winssense Waard. W. Overmars-Rivierkundige aspekten van op grote schaal meestromende nevengeulen. Waterloopkundig Laboratorium, Hermjan Barneveld-Nevengeulen langs de Nederlandse rivieren. W. Overmars

Helmer, W., W. Overmars & G. Litjens, 1991. Toekomst voor een grindrivier. Hoofdrapport.Studie in opdracht van de Provincie Limburg. 64 p. Stroming bv. ISBN 90 74647 06 5Deelrapporten:deel 1. Lokatiestudie Stadsmaas. Overmars, W., G. Litjens & W. Helmerdeel 2. Lokatiestudie Grensmaasvallei. Overmars, W., W. Helmer & G. Litjensdeel 3. Lokatiestudie Eiland in de Maas. Overmars, W., W. Helmer & G. Litjensdeel 4. Lokatiestudie Maasplassen. Overmars, W., W. Helmer & G. Litjens

Page 35: Inhoud - wildernis.eu en erfgoed V6.pdf · De veranderlijkheid in het natuurlandschap is dus op een hoger schaalniveau gevat in een constante staat van bestaan. Met andere woorden:

deel 5. Rivierkundige aspekten van natuurontwikkeling. Helmer, W., G. Klaassen & W. Silvadeel 6. Hydrologie. Garritsen, A.C. & W. Helmerdeel 7. Milieuaspekten van natuurontwikkeling. Botterweg, J. & W. Helmerdeel 8. Agrarische betekenis van het Maasdal. Derks, W.deel 9. Economische haalbaarheid van het Grensmaasprojekt. Afd. Bodem, Hoofdgroep Verkeer, Waterstaat en Milieu, Provincie Limburgdeel 10.Landschapsecologische visie. Helmer, W.

Jonge, Jannamarie de, en Nicoline van der Windt. 2007. Doorbraken in het Rivierengebied. De levensloop van transformerende concepten en hun netwerken in het centrale rivierengebied 1970-2005. Alterra Rapport 1502, Wageningen.

Marsman, Hendrik, 1936. Herinneringen aan Holland

Overmars, Willem, 1992. De Rijnstrangen, Historisch-Morfologische studie. Laag Keppel.

Overmars, W, W.Helmer, G.Litjens, W. Bosman en G. Kurstjens, 1994. Beuningse Uiterwaarden, levende rivieren, natuurontwikkeling langs de Waal.. Laag Keppel.

Overmars, Willem, 2008. Historisch-morfologische Atlas van de Rijntakken in de Gelderse Poort. Millingerwaard - Kekerdomsche Waard - Erlecomse Waard. Pdf op: www.wildernis.eu - atlas Rijntakken.

Overmars, Willem, 2008. Ontwikkeling van Buiten Ooij, Oude Waal en Stadswaard 1650-2000. Pdf op: www.wildernis.eu - atlas Rijntakken.

Ploegmaker, Huub, 2008. Doorbraken in beleid. Crises en hervorming in de Ruimtelijke Ordening & de rol van voorstanders van verandering in dit proces. Masterthesis Planologie, Radboud Universiteit Nijmegen. Hoofdstuk 6.

Thijsse, Jac. P. Onze Groote Rivieren. Verkade album 1938.

Saeijs, Henk, Toine Smits, Willem Overmars and Daphne Willems, Changing estuaries, changing Views.Nijmegen 2004.

Vos, PC & R.M. van Heeringen (1997) Holocene geology and occupation history of the Province of Zeeland. In: M.M. Fischer (ed) Holocene evolution of Zeeland (SW Nether-lands), Haarlem,

Woerdeman,Trudi drs.1984-2008. Het landgoed Slangenburg, een gaaf bewaarde Neder-landse barokaanleg uit 1679, deel III in Slangenburg, huis, landgoed en bewoners, Histori-sche Vereniging Deutekom, Doetinchem, 1ste druk 1984, 5de druk 2008.

Woerdeman,Trudi en Willem Overmars, 2002. Vier eeuwen natuurbeleving in Nederland in tuinkunst en landschapsschilderkunst. "De wildernis overwonnen, geïdealiseerd en herontdekt: naar een nieuwe wildernis". Artikelenreeks in Groen 2002: De wildernis overwonnen, 17de en 18de eeuw, maart 2002,blz 53-61; de wildernis geïdealiseerd, eind 18de en 19de eeuw, mei 2002, blz 43-49; de wildernis herontdekt, 21ste eeuw, juni 2002, blz 44-52.