Informatievaardigheden aan de Universiteit van … Marijke Niessen. De studenten moesten daar...

7

Click here to load reader

Transcript of Informatievaardigheden aan de Universiteit van … Marijke Niessen. De studenten moesten daar...

Page 1: Informatievaardigheden aan de Universiteit van … Marijke Niessen. De studenten moesten daar opdrachten uitvoeren over humanistieke onderwerpen met behulp van de papieren bibliografieën

Informatievaardigheden aan de Universiteit van Humanistiek Betteke Tordoir LOOWI bijeenkomst op 25 februari 2005 Universiteitsbibliotheek Utrecht. De Universiteit van Humanistiek (UVH) De UvH is in 1989 ontstaan uit het Humanistisch Opleidingsinstituut in Utrecht. Dat instituut leidde op tot humanistisch raadsman en vrouw, in ziekenhuizen, in gevangenissen, bij defensie. In 1989 is het HOI veranderd in een officiële universiteit. De opleiding kent 2 hoofdlijnen: zingeving en humanisering. Bij zingeving ligt het accent op de levensbeschouwelijke, filosofische kant, bij humanisering mee op de praktische, sociale kant. Er zijn onderwijsonderdelen met namen als: “De mens is de mens een zorg”, “existentieel biografisch onderzoek”. Wijsbegeerte, godsdienstwetenschappen, geschiedenis, sociale wetenschappen zijn belangrijke hulpvakgebieden. Humanistiek is een multidisciplinaire studie. De UvH leidt op voor geestelijk raadswerk en humanistisch vormingsonderwijs. Er zijn vooral veel docenten humanistisch onderwijs in het basisonderwijs werkzaam, men wil dit uitbreiden naar het voortgezet onderwijs. Verder wordt opgeleid tot academisch onderzoeker in de humanistiek, en last but not least, een belangrijke toekomstmogelijkheid voor studenten is consultancy, bedrijfsadviezen geven, en met name adviezen over zingeving in bedrijven, over een ethisch verantwoorde werkwijze in bedrijven en management. Ontwikkeling Bibliotheekvaardigheden (BiVa) De cursus bibliotheekvaardigheden die ik nu geef is indertijd ontstaan uit de cursus ommat, omgaan met wetenschappelijk materiaal, die werd gegeven in de Bibliotheek Centrum Uithof. Deze cursus is ontwikkeld door Kees Hopstaken en Jan Kooistra, en ook hebben een belangrijke bijdrage daaraan geleverd Jeroen Bosman en Jan Hastrich. Ommat was bedoeld voor de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Toen ik in de BCU werkte was het een heel grootschalige cursus voor wel duizend studenten. In het jaar 2000 ben ik in dienst gekomen van de UvH, gedetacheerd vanuit de UU, en heb ik op basis van de cursus Ommat aan de BCU een cursus voor de UvH ontwikkeld, die meer aangepast was aan de Universiteit voor Humanistiek. Naam: Bibliotheek & Computer; later: cursus Bibliotheekvaardigheden, vind ik minder algemeen dan informatievaardigheden. Ik heb de cursus steeds, noodgedwongen, aan kleine groepen van ca 13 studenten gegeven vanwege de beperkte capaciteit van het pc-lokaal. Uiteraard was dit wel een didactisch voordeel, de studenten kregen daardoor veel individuele aandacht. De cursus kent geen elektronische leeromgeving in de zin van het gebruik van Blackboard etc. Wel heb ik enige handleidingen op de website van de UvH gezet. Ik heb een tijdje geëxperimenteerd met een virtueel klaslokaal (Shared Work Place), maar dit leverde niet zoveel voordelen op. Van 2000-2003 was de cursus bibliotheekvaardigheden een zelfstandige cursus, en gold als een studiepunt. De bedoeling was eigenlijk geweest om de cursus te verdelen over een aantal jaren. In de propedeuse zou dan alleen les gegeven worden in het zoeken naar verplichte literatuur, gaandeweg zou de cursus zich meer richten op het systematisch zoeken naar literatuur, maar helaas kon de cursus niet over verschillende jaren verdeeld worden, onderwijstechnisch gezien; omdat het een

Page 2: Informatievaardigheden aan de Universiteit van … Marijke Niessen. De studenten moesten daar opdrachten uitvoeren over humanistieke onderwerpen met behulp van de papieren bibliografieën

studiepunt was kon dat niet over verschillende jaren worden verspreid. Daarom werd toch de hele cursus steeds in het eerste studiejaar gegeven. Vanaf 2003 tot heden is de cursus helemaal opgenomen in het onderwijs en de bamastructuur, dat wil zeggen dat de cursus is verdeeld in drie stukken, biva deel 1, biva deel 2 en biva deel 3, resp. gegeven in bama jaar 1, 2 en 3. Biva deel 1 is opgenomen in historisch onderzoek, biva deel 2 in filosofisch onderzoek, biva deel 3 is gericht op begeleiding bij een eindwerkstuk voor het onderdeel Zingeving. In biva 1 worden vooral basisvaardigheden aangebracht , waartoe toch ook behoort een rudimentair zoekplan maken, omdat al historisch onderzoek wordt gedaan in het eerste jaar. Verder is er niet zozeer een nivoverschil, als wel een accentverschil. Nivo 1 concentreert zich op historische bronnen, biva 2 op filosofische bronnen, biva 3 op begeleiden bij een werkstuk op het gebied van zingeving. Hierbij kunnen alle soorten bronnen aan de orde komen. Dit onderdeel (biva 3) moet nog nader worden uitgewerkt. Het eerste bamajaar wordt de cursus 4 x 2 uur gegeven, het tweede jaar wordt de cursus 1 x 2 uur gegeven en het derde jaar ook 1 x 2 uur. Het eerste jaar is dus het meest uitgebreide jaar. Toetsing en beoordeling Er wordt getoetst op presentie, dat wil zeggen studenten moeten gewoon alle lessen aanwezig zijn. Verder moeten ze werkstukken inleveren. Vorig jaar was dat een bibliotheeklogboek, waarin studenten voor historisch onderzoek moeten laten zien op welke manier welke literatuur gevonden is. Het komend jaar zullen tijdens iedere les opdrachten gemaakt moeten worden die aan het einde van de les worden ingeleverd. Ze worden binnen een week nagekeken en kunnen net zo lang worden verbeterd tot ze voldoende zijn. Beoordelingscriteria zijn vooral gebaseerd op de vormgeving, dat wil zeggen de titelbeschrijving. De inhoud is minder belangrijk omdat die heel moeilijk door mij te beoordelen is, omdat het echt om vakinhouden gaat, en ook omdat ik zelf andere criteria aanleg dan de docent. Bijvoorbeeld, ik ben al heel gauw tevreden als iemand een bibliografie over een bepaald onderwerp heeft gevonden, terwijl de docent heel precies een heel bepaalde bibliografie over een bepaald onderwerp wil. De waardering bestond de eerste drie jaar uit een cijfer, omdat het om een studiepunt ging, maar het laatste jaar en dit jaar is dat voldaan/niet voldaan geworden, omdat de cursus nu deel uitmaakt van een onderwijsonderdeel, de studenten moeten de cursus afgemaakt hebben om het onderwijsonderdeel, bijvoorbeeld historisch onderzoek of filosofisch onderzoek te kunnen afronden. Ik beoordeel zelf de werkstukken, dus voornamelijk inderdaad op vormgeving, maar ook op inzet en globaal op inhoud. De docenten beoordelen hun eigen werkstukken, zoals bijvoorbeeld een onderzoekslogboek. Leselementen Een onderzoeksvraag vertalen in een booleaanse zoekformule. Wat is een bibliografie en wat is het verschil tussen een catalogus en een bibliografie. Ook leren de studenten waar ze bepaalde bibliografieën over hun onderwerp kunnen vinden, op websites, via catalogi etc. Belangrijke elementen zijn: catalogusinstructie (PiCarta, catalogus van de UvH en de UBU); ook het kunnen vinden van andere catalogi via de lijsten van de KB. Full text zoeken is belangrijk. De studenten moeten leren op welke wijze ze naar full text kunnen zoeken, bijvoorbeeld via Omega, ook via LexisNexis Academic, en naar de klassieke teksten die door het project Gutenberg

Page 3: Informatievaardigheden aan de Universiteit van … Marijke Niessen. De studenten moesten daar opdrachten uitvoeren over humanistieke onderwerpen met behulp van de papieren bibliografieën

op het net ter beschikking worden gesteld. Internet: Aan de orde komt hoe zoekmachines en hoe onderwerpsgidsen te gebruiken zijn, waarvoor ze wel maar ook waarvoor ze niet te gebruiken zijn. Op internet zoeken is toch vooral veel minder wetenschappelijk, vooral geschikt voor encyclopedische kennis. Wanneer het aankomt op zoeken naar wetenschappelijk materiaal zijn de databases nodig, de catalogi, en dan is Google onvoldoende. Wel kunnen zoekmachines gebruikt worden voor grijs materiaal zoals rapporten, fact sheets, jaarverslagen etc. In die zin valt er heel wat te halen. De docent filosofisch onderzoek wil dat studenten “googlefree” zoeken. Ik maak een duidelijk onderscheid tussen systematisch zoeken op internet (via onderwerpsgidsen) en “toevallig” zoeken via zoekmachines. Het evalueren is ook steeds aan de orde gekomen, het evalueren van internetbronnen met name, aan de hand van bepaalde criteria, zoals de autoriteit van de bron, de gebruikersvriendelijkheid, de accuraatheid. Veel van deze citeria zijn afkomstig uit het programma Internetdetective. Ik vind dat zelf een heel leuk programma, maar de studenten waren minder enthousiast. Het nadeel van het programma is dat het veel tijd kost om het door te werken. Later heb ik het systeem “CARS” gebruikt, op het internet heel makkelijk terug te vinden. De C staat voor credibiblity, A voor accuracy, R voor readabiblity (objectiviteit), en S voor support, bijvoorbeeld of er bibliografieën in de internetbron te vinden zijn, of er bronnen worden genoemd e.d. De studenten moeten zelf met deze criteria aan de slag, en in een paar zinnen een oordeel geven over de bron aan de hand van deze criteria, gestaafd met argumenten. Een aantal jaren gelden was er tijdens een excursie in het Informatiecentrum van de Universiteitsbibliotheek Utrecht ook een opdracht om naar een boekrecensie te zoeken in de papieren naslagwerken aldaar – op dit moment is dit element niet in de cursus opgenomen. Met vormgeving bedoel ik het beschrijven van titels en digitale bronnen. Het is een hele kluif geweest om dit goed voor elkaar te krijgen aan de UvH. Men volgde aan de UvH “het systeem Buck”. Buck is een historicus en hij heeft een systeem waarbij geen uitgevers worden genoemd, en dat vond men aan de UvH toch niet zo erg handig. Dus uiteindelijk is men overgegaan op het systeem van de APA, de American Psychological Association, en dat is sterk aangepast aan Nederlandse toestanden, zoals aan de FOBID, de regels van de titelbeschrijving voor bibliothecarissen. Verder was in het begin, en nu ook weer, een onderdeel van de les het maken van een zoekplan. Studenten moeten dit jaar voor Historisch Onderzoek een rudimentair zoekplan maken. Vaak werden excursies ingelast. Hierdoor leerden de studenten om ook andere bibliotheken te raadplegen; het was ook noodzakelijk omdat de UvH niet over internationale bestanden beschikt en hiervoor een beroep gedaan moest en moet worden op de Letterenbibliotheek. Vorig jaar werd een instructie verzorgd door informatiespecialisten van de Letterenbibliotheek (LB), Anja Bastenhof en Truus van Schoot. Deze excursie was een groot succes. De studenten vonden het jammer dat deze niet al in de tweede les had plaats gevonden. Een andere excursie vond plaats in het Informatiecentrum van de Universiteitsbibliotheek Utecht, in samenwerking met informatiespecialist Marijke Niessen. De studenten moesten daar opdrachten uitvoeren over humanistieke onderwerpen met behulp van de papieren bibliografieën en naslagwerken, ook omdat de historici van de UvH deze onderbelicht hadden gevonden. Ook deze excursie werd zeer gewaardeerd. De eerste jaren hebben verschillende rondleidingen door de LB plaats gevonden, waar veel nadruk werd gelegd op praktische zaken zoals de opbouw van de signatuur, maar ook op de

Page 4: Informatievaardigheden aan de Universiteit van … Marijke Niessen. De studenten moesten daar opdrachten uitvoeren over humanistieke onderwerpen met behulp van de papieren bibliografieën

collectie sociale geschiedenis van de LB, interessant voor humanisten. Ook deze excursies werden zeer gewaardeerd. Inbedding in onderwijs De cursus bibliotheekvaardigheden is eigenlijk steeds verder ingebed in het onderwijs. Het eerste jaar was er eigenlijk nog helemaal geen sprake van inbedding. Wel heb ik toen de docenten om onderwerpen voor de studenten gevraagd. Het tweede en derde jaar is de cursus gekoppeld aan het vak Probleemanalyse, dat is het analyseren van een ethisch probleem ten einde tot een verantwoorde keuze te kunnen komen in een ethisch dilemma: al dan niet klonen, al dan niet euthanasie etc. De studenten moesten voor de bibliotheekinstructie een casus schrijven, al dan niet fictief, en daar literatuur bij zoeken, over euthanasie, of over klonen van mensen etc. De docent Probleemanalyse kwam dan het eerste kwartiertje van de les iets uitleggen over deze casus. De casus werd door de docent probleemanalyse beoordeeld, en zou later door hem behandeld worden. Helaas is dit niet gebeurd, voor de studenten heel demotiverend. Vorig jaar en dit jaar is BiVa 1 geïntegreerd in Historisch Onderzoek. Biva 2 is geïntegreerd in Filosofisch Onderzoek, en Biva 3 in het onderdeel Zingeving (een cluster van onderwijsonderdelen). Voorwaarde voor het afronden van het onderwijsonderdeel is dat de cursus biva ook is afgerond. Belangrijk voor het inbedden in het onderwijs zijn goede contacten met het wetenschappelijk personeel. De bibliothecaris heeft aan de UvH daar een belangrijke rol in gespeeld. Hij heeft ervoor gezorgd dat bibliotheekvaardigheden werd gekoppeld aan probleemanalyse en nu is geïntegreerd in Historisch Onderzoek. Belangrijk voor de inbedding is dat de studenten binnenkomen in de bibliotheekcursus met een onderwerp, besproken met de docent van het betreffende onderwijsonderdeel. Ze zijn dan veel gemotiveerder om naar literatuur te zoeken. Bij Historisch Onderzoek is dat het geval. Het leuke bij HO is dat de studenten een volstrekt eigen keuze kunnen maken. Zo was er verleden jaar een Iraanse jongen die wilde onderzoeken of Sodom en Gomorra echt hadden bestaan en ook echt vernietigd waren. Je komt dan helemaal in het theologisch wetenschappelijk apparaat terecht. Een Chinees meisje wilde onderzoek doen naar het inburgeren van Chinese eetgewoonten in Nederland aan het begin van de vorige eeuw, een meisje dat op kamers woonde aan het Wilhelminapark wilde onderzoek doen naar de geschiedenis van het Willhelminapark etc. Ik heb dit jaar voor het eerst ook biva deel 2 gegeven, dat was gekoppeld aan Filosofisch Onderzoek, en daar waren de onderwerpen nog niet helemaal duidelijk. Ik heb toen de studenten gevraagd om een tentatief onderwerp te nemen, dus iets wat wel met het filosofisch onderzoek te maken had. Het ontbreken van een vastgelegd onderwerp was een handicap voor de lessen. Ik heb twee belangrijke bibliografische bronnen op filosofisch gebied behandeld, Philosopher’s Index en het Bibliografisch Repertorium van de Wijsbegeerte. De studenten moesten leren om vanuit deze twee bibliografieën terecht te komen in catalogi. Wat ik ook steeds gedaan heb is lessen van de betreffende onderwijsonderdelen volgen, zodat je toch een beter beeld krijgt van waar de studenten mee bezig zijn. Ik heb bijvoorbeeld ontdekt dat bij historisch onderzoek iets heel anders wordt verstaan onder secundaire literatuur dan in de bibliotheekwetenschappen. Met secundaire literatuur bedoelt men geschiedschrijving, en met primaire literatuur bedoelt men archiefstukken, literatuur uit de tijd zelf etc., dus documenten op basis waarvan historisch onderzoek wordt gedaan. Dat is dus een hele andere invulling van het begrip.

Page 5: Informatievaardigheden aan de Universiteit van … Marijke Niessen. De studenten moesten daar opdrachten uitvoeren over humanistieke onderwerpen met behulp van de papieren bibliografieën

Heel belangrijk is de afstemming van het rooster biva op het rooster van het betreffende onderwijsonderdeel, zodat de studenten kunnen binnenkomen met een onderwerp. Nu biva 1, met historisch onderzoek is dat ook zo. De studenten krijgen 10 lessen historisch onderzoek, dan krijgen ze 4 lessen bibliotheekvaardigheden, en dan krijgen ze weer 10 lessen historisch onderzoek. Het vak bibliotheekvaardigheden zit dan helemaal ingebed tussen de kop en de staart van HO, en als de studenten het bibliotheekvaardighedenleslokaal binnenkomen dan hebben ze dus het onderwerp al. En ook besproken met hun docent. Soms is het nog niet helemaal afgebakend, maar daarbij kan ik dan helpen. Ze zijn dan al heel gemotiveerd om aan de slag te gaan, dat werkt heel erg goed. Zoekplan Ik heb de eerste keer dat ik de cursus gaf een zoekplan laten maken. Ook het komend jaar gaat dat weer gebeuren. De studenten moeten dan heel rudimentair een zoekplan maken voor hun onderwerp. Ze doen dit tijdens de les, en krijgen hiervoor een beperkte tijd. Ze krijgen de opdracht: Stel wetenschapsgebied vast (dit is belangrijk omdat de studenten moeten weten in welk wetenschappelijk apparaat ze moeten zoeken), ontleedt in deelaspecten (belangrijk om zoektermen te kunnen groeperen), stel geschiedkundige periode vast (belangrijk voor historisch onderzoek), verzamel zoektermen (varianten, verwante termen, synoniemen, vertalingen etc.), noteer verschillende typen bronnen (juiste volgorde: algemene werken, bibliografieën, catalogi). Lesmateriaal Aanvankelijk waren de werkboeken voor B&C zelfstandig, maar sinds de cursus een onderdeel is geworden van het onderwijs zijn de handleidingen opgenomen in de werkboeken voor het desbetreffende onderwijsonderdeel. In het vorige werkboek heb ik een alfabetisch naslagwerk opgenomen met allerlei begrippen uit de bibliotheekinstructie, zoals de Z voor zoekplan, B voor bibliografieen etc. Uiteraard is dit een onsystematisch naslagwerk, daarom heb ik hieraan tijdens de cursus een handleiding systematisch literatuur zoeken aan toegevoegd, met uitgewerkte opdrachten. De studenten vonden de veelheid aan lesmateriaal verwarrend, daarom heb ik dit jaar in het werkboek HO alleen een sterk vereenvoudigde handleiding “Omgaan met wetenschappelijk materiaal” opgenomen, waarin behalve systematisch zoeken naar literatuur ook evalueren en noteren van het materiaal aan de orde komen. Ik hoop geen verder lesmateriaal te hoeven leveren. Ook de opdrachten staan in het werkboek. Didactiek Studentgerichtheid: Ik heb geprobeerd aan de hand van bepaalde verhalen interactief te les te geven Ik vertelde bijvoorbeeld een verhaal over een expeditie naar de Zuidpool, en vertaalde dat in een ethisch probleem. Vervolgens moesten de studenten deze probleemstelling met behulp van zoveel mogelijk trefwoorden vertalen in een booleaanse zoekformule. Ik heb gemerkt dat interactiviteit heel erg veel tijd kost. Het is wel heel motiverend. Dit jaar zal ik zo min mogelijk klassikaal uitleggen en de studenten meteen aan het werk zetten met opdrachten, waarbij ik dan individueel coachend optreed. Eigen initiatief

Page 6: Informatievaardigheden aan de Universiteit van … Marijke Niessen. De studenten moesten daar opdrachten uitvoeren over humanistieke onderwerpen met behulp van de papieren bibliografieën

Studenten vertelden mij vaak achteraf dat ze niets geleerd hadden van oefeningen waarin precies beschreven was hoe ze in een database moesten zoeken, op de manier van: doe dit, klik hierop, klik vervolgens daarop etc. Ze doen dit dan zo automatisch en zonder erbij na te denken dat er niets van blijft hangen. Eigen initiatief in deze is belangrijk, studenten moeten zelf uitvinden hoe ze moeten zoeken.1 Leervragen: Een idee van het IVLOS (Instituut voor Lerarenopleiding en Studievaardigheden van de Universiteit Utrecht). Je kunt in een les leervragen laten beantwoorden. Je formuleert een aantal leervragen en de studenten moeten daar antwoorden voor opschrijven tijdens de uitleg van de docent. Opdrachten tijdens les: Wat ook erg motiverend werkt is opdrachten laten maken tijdens de les, waarvoor ze een beperkte tijd krijgen. De opdrachten hoeven niet af te zijn, maar wel met inzet gemaakt. Ze leveren dan die opdrachten meteen aan het einde van de les in, en dat werkt heel motiverend. Studenten doen dat graag, dat heeft ook het voordeel dat ze niet na de les nog extra werk hebben, het beperkt de werkdruk waarover ze altijd klagen. Individuele aanpak: Een belangrijk ding dat ik ontdekt heb tijdens het lesgeven is dat meeliften een bezwaar kan zijn. Het eerste jaar heb ik een zoekplan laten maken door een team van drie studenten en dat leverde toch wel op dat sommige studenten heel veel werk eraan besteed hadden en anderen heel weinig en omdat op grond van dat zoekplan ook een cijfer werd gegeven vond ik dat oneerlijk, dus in de jaren daarop heb ik individuele opdrachten laten maken. Duur van de lessen: In het eerste jaar duurden de lessen 4 uur, veel te lang. Ik ’t tweede jaar heb ik dat afgeschaft, de lessen duurden toen twee uur, en de studenten konden blijven als ze dat wilden om onder begeleiding aan hun opdrachten te werken. Dat deden ze meestal ook. Ze zaten dan toch wel 4 uur in het PC-lokaal. Ze werkten dan heel gemotiveerd en vonden het niet vervelend om daar 4 uur te zitten Opnamevermogen: Ik heb in ’t begin de fout gemaakt dat ik veel te veel stof per les wilde geven, ik behandelde bijvoorbeeld in een les zowel PiCarta als de aleph-catalogus, en dat vrij grondig, en dat was gewoon teveel Praktische aanpak: In het begin heb ik ook de fout gemaakt dat ik teveel theorie gaf, bijvoorbeeld dat ik uitgebreid uitleg gaf over de soorten bibliografieën die er zijn, over de geschiedenis van het internet, ik deed dat aan de hand van diapresentaties. Ik heb dat later laten vallen omdat ik dat toch te weinig praktisch vond Computervaardighedenniveau: In het begin was er ook het bezwaar van een ongelijk computerniveau. Studenten kwamen op hele verschillende niveau’s binnen. Ik heb dit ondervangen door de studenten per niveau in te delen. Naderhand is dat steeds minder een bezwaar geworden, de studenten werden steeds computervaardiger. Inpassing excursies: Het bleek dat mensen vooral graag in het begin van het curriculum een excursie hadden. Ik heb verschillende keren excursies wat later ingepland omdat ik dan eerst bepaalde dingen wilde behandelen voordat daar een excursie over plaats vond, bijvoorbeeld eerst bibliografieën theoretisch behandelen en dan pas een excursie naar bijvoorbeeld het informatiecentrum. Dat bleek niet zo goed te werken, want men gaf bijna altijd aan dat ze toch liever eerst de excursie hadden gehad. Dus eerst de praktijk toch weer en dan pas de theorie. Begeleiding: Ik heb verschillende keren kritiek gehad van de studenten dat ik te betuttelend was, dus dat is iets wat studenten niet plezierig vinden. Ik heb wel

1 Na de lezing vertelde iemand die instructies geeft aan de Hogeschool Utrecht mij dat het toch goed is dat

studenten een geleide oefening doen, omdat haar ervaring was dat ze er anders niet uitkomen. Het is dan wel

belangrijk dat direct daarna geoefend kan worden met een eigen onderwerp.

Page 7: Informatievaardigheden aan de Universiteit van … Marijke Niessen. De studenten moesten daar opdrachten uitvoeren over humanistieke onderwerpen met behulp van de papieren bibliografieën

gemerkt dat als de studenten niet aanwezig waren geweest dat ze dan toch graag hadden dat ik hen daarop aansprak en dat ze dan de volgende keer wel kwamen. Het ging steeds om parallellessen, de studenten konden daardoor heel makkelijk bepaalde lessen inhalen. Daarover bestaan verschillende meningen. Mijn baas de bibliothecaris vond dat ik niet achter hen aan moest lopen als ze een les gemist hadden, dat het hun eigen verantwoordelijkheid was, maar de hoogleraar methodologie, onder wiens verantwoording de cursus valt vond het juist heel prima en vond dat ik ze wel achterna moest lopen. Het is natuurlijk ook heel vervelend als studenten een hele cursus niet kunnen voltooien alleen omdat het onderdeel bibliotheekvaardigheden niet is afgerond. Door het achterna lopen had ik heel weinig uitval.