Mijn patiënt heeft dementie. Wat nu? Symposium AZ Sint-Lucas in samenwerking met HABO en WEMEHAK
Infectie- en vaccinatiebeleid in de ouderenzorg - KGBN - HABO · © 2008 Universitair Ziekenhuis...
Transcript of Infectie- en vaccinatiebeleid in de ouderenzorg - KGBN - HABO · © 2008 Universitair Ziekenhuis...
© 2008 Universitair Ziekenhuis Gent 1
Infectie- en vaccinatiebeleid in de
ouderenzorg
Prof Dr Dirk Vogelaers
Dienst algemene inwendige ziekten
UZ Gent
AZ Alma, 15 oktober 2015
2 2 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Indeling
Pathogenese infecties bij ouderen
Pneumokokkenpneumonie
Enkele vaccinaties: pneumokokken, influenza, kinkhoest
en tetanos
Toenemende resistentie in de gemeenschap/WZC:
MRSA, ESBL en (in de toekomst) CPE
Belang van infectiepreventie
Enkele specifieke infecties
UWI
Weke delen infecties: decubitusulcera
Infectieuze endocarditis en bacteriëmie
Septische arthritis
Secundaire peritonitis
3 3 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Infectie bij ouderen
Vaak fulminanter verloop en meer
uitgesproken verwikkelingen
orgaanfunctie
vitale capaciteit, thoraxwand-compliantie en
elasticiteit van de luchtwegen, mucociliaire klaring
Residu’s tgv onvolledige mictie bij BPH
pH urine met kolonisatie door bv Proteus spp
steenvorming
neutrofiele functie bij diabetes mellitus
Immunosenescentie
4 4 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Immunosenescentie.
Meer uitgesproken afname van cellulaire dan humorale immuniteit.
IgG productie + antistoffen met lagere affiniteit (begrip “aviditeit”).
Frekwent auto-antilichamen of paraproteïnes
(tgv incidentie van benigne monoclonale gammapathie, multipele myeloom, amyloïdose of CLL)
T-cel functie: proliferatiecapaciteit, lagere stimulatie-index in mixed leukocyten culturen en IL-2 productie.
Vrij frekwent idiopathische CD4-penie; evenwel niet voorbeschikkend voor infecties.
5 5 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Indeling
Pathogenese infecties bij ouderen
Pneumokokkenpneumonie
Enkele vaccinaties: pneumokokken, influenza, kinkhoest
en tetanos
Toenemende resistentie in de gemeenschap/WZC:
MRSA, ESBL en (in de toekomst) CPE
Belang van infectiepreventie
Enkele specifieke infecties
UWI
Weke delen infecties: decubitusulcera
Infectieuze endocarditis en bacteriëmie
Septische arthritis
Secundaire peritonitis
6 6 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
7 7 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Pneumococcal pneumonia
8 8 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Pneumococcal pneumonia
9 9 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Community-acquired pneumonie
(CAP)
Frekwentiedistributie pathogenen bij CAP > 65j (CAP 2):
S. pneumoniae.
H. influenzae.
Moraxella catharralis.
(S. aureus en Gram neg bacillen).
Vaak weinig of geen (20%) koorts.
Soms infiltraat slechts duidelijk(er) na correctie van dehydratatie.
Sputumcultuur slechts positief in 25% maar geen duidelijke bijdrage in behandelingsplan.
10 10 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
CAP subgroep 2: ambulante patiënt met
comorbiditeit (incl. > 65 j.)
1ste keuze behandeling: amoxi/clav SR 2 x 2 g po voor PK/PD optimalisatie
bij IgE gemediëerde -lactam allergie of majeure -lactam intolerantie
moxi 400 mg q24 u
bij klinisch falen na 3 dagen -lactams moxi 400 mg q24 u of levo 500 mg bid po of associatie
met macrolide po
11 11 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Indeling
Pathogenese infecties bij ouderen
Pneumokokkenpneumonie
Enkele vaccinaties: pneumokokken, influenza, kinkhoest
en tetanos
Toenemende resistentie in de gemeenschap/WZC:
MRSA, ESBL en (in de toekomst) CPE
Belang van infectiepreventie
Enkele specifieke infecties
UWI
Weke delen infecties: decubitusulcera
Infectieuze endocarditis en bacteriëmie
Septische arthritis
Secundaire peritonitis
12 12 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Pneumokokken- en influenzavaccinatie
Hogere incidentie van invasieve
pneumokokkeninfecties, incl. pneumonie, bij
bejaarden
Duidelijk protectief effect tegen invasieve
pneumokokkeninfecties door vaccinatie vanaf 65 j
Herd-immunity naar ouderen (grootouders) toe
door vaccinatie met geconjugeerd vaccin < 2 jaar
Pneumokokkenvaccinatie bij ouderen
kosteneffectief
Influenzavaccinatie 60% effectief tevens
preventie van complicaties, zoals S. aureus
pneumonie
13 13 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Vaccinatieschema 19-85 jaar met verhoogd
risico op pneumokokkeninfectie
Primo-vaccinatie: PCV13 gevolgd door PPV23 na
minstens 8 weken
Revaccinatie: PPV23 om de 5 jaren
Personen die in het verleden gevaccineerd werden met
PPV23:
Eenmalige vaccinatie met PCV13, minstens 1 jaar na
laatste PPV23
Revaccinatie: PPV23 om de 5 jaren
Bijkomende aanbevelingen: zie fiche HGR nr. 8757:
“Vaccinatie-aanbevelingen ter voorkoming van S.
pneumoniae infecties bij kinderen met verhoogd risico
op invasieve pneumokokkenziekte (IPZ)”
14 14 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Vaccinatieschema 85+
Momenteel zijn er weinig gegevens over het
effect van pneumokokken vaccinatie boven de
leeftijd van 85 jaar. Op individuele basis, waarbij
het risico op een pneumokokkeninfectie en de
inschatting van het immuunantwoord op het
vaccin in overweging genomen worden, kan de
behandelende arts een persoon ouder dan 85
jaar vaccineren volgens hetzelfde schema en
met dezelfde overwegingen over volgorde van
PPV23 en PCV13
15 15 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Vaccinatie tegen seizoensgebonden griep
winter 2015-2016
Doelgroepen:
Voorrangsgroepen: Groep 1: personen met risico voor complicaties
zwangere vrouwen in 2e of 3e trimester van hun zwangerschap op ogenblik van griepseizoen. Vaccinatie vanaf het 2e trimester van de zwangerschap
alle patiënten vanaf 6 maanden met onderliggende chronische aandoening, ook indien gestabiliseerd, van de longen (inclusief ernstig astma1), het hart (uitgezonderd hypertensie), de lever, de nieren, aan metabole aandoeningen (inclusief diabetes), aan neuromusculaire aandoeningen of aan immuniteitsstoornissen (natuurlijk of geïnduceerd)
alle personen vanaf 65 jaar
alle personen die in een instelling opgenomen zijn
Kinderen 6 maanden - 18 jaar met langdurige aspirinetherapie
Groep 2: personen werkzaam in gezondheidssector
Groep 3: personen die onder zelfde dak wonen als Risicopersonen van groep 1
Kinderen jonger dan 6 maanden
Alle personen 50 – 65 jaar
Bepaalde beroepsgroepen
16 16 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Vaccinatie tegen seizoensgebonden griep
winter 2015-2016
Vaccin: Het op de markt brengen door bepaalde producenten, van verzwakte levende quadrivalente vaccins of geïnactiveerde quadrivalente vaccins, zal het vaccinaanbod wijzigen tijdens het griepseizoen 2015-2016.
Het verzwakte levende vaccin (Fluenz Tetra ® van Astra Zeneca) wordt via de neus toegediend en is geautoriseerd bij kinderen vanaf 2 jaar tot jongeren onder de 18 jaar. Het geïnactiveerde quadrivalente vaccin (Alpharix-Tetra ® van GSK)(vanaf 3 jaar) vervangt het voorheen beschikbare trivalente Alpharix ®.
17 17 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Vaccinatie tegen kinkhoest
Mortaliteit: 1-5 jonge zuigelingen per jaar
Vaccin voor volwassenen: Difterie-, tetanus-, acellulair kinkhoestvaccon (dTpa)
= difterie-toxoïd + tetanus-toxoïd + 3 kinkhoestantigenen
Monovalent kinkhoestvaccin niet beschikbaar in België
Doelgroepen: Iedereen
Adolescenten + volwassenen = vatbare groep om ziekte door te maken + infectie door te geven aan jonge zuigelingen
18 18 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Vaccinatieschema volwassenen
1 dosis dTpa ongeacht voorgeschiedenis van (volledige
of onvolledige) kinkhoestvaccinatie
Extra aanbevolen indien contact met zuigelingen :
‘cocoonvaccinatie’ (vb. grootouders,…)
Geen bijkomende herhalingsvaccinatie met dTpa
aanbevolen zolang er niet meer gegevens zijn over nut
van 10 jaarlijkse pertussisboosters (uitz.: zwangerschap)
19 19 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Vaccinatie tegen tetanus
Mortaliteit:
10-40%
Vaccin voor volwassenen:
Tetanus-toxoïd gecombineerd vaccin
(tetanus-difterie)
Monovalent tetanusvaccin bestaat niet
meer
20 20 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Vaccinatieschema volwassenen
Basisvaccinatie:
3 injecties: 2e injectie wordt toegediend 4 tot 6 weken na de 1e
3e injectie wordt toegediend 6 maanden tot 1 jaar na de 2e
Herhalingsvaccinaties:
levenslang om de 10 jaar
Indien de vorige injectie – bij iemand die vroeger volledig gevaccineerd werd – langer dan 20 jaar geleden is, is het starten van een volledige basisvaccinatie met 3 injecties niet nodig, maar worden 2 tetanus toxoïd bevattende inspuitingen aangeraden met 6 maanden interval (de tweede injectie is nodig om een goede en langdurende bescherming te waarborgen).
21 21 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Vaccinatieschema volwassenen
22 22 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Indeling
Pathogenese infecties bij ouderen
Pneumokokkenpneumonie
Enkele vaccinaties: pneumokokken, influenza, kinkhoest
en tetanos
Toenemende resistentie in de gemeenschap/WZC:
MRSA, ESBL en (in de toekomst) CPE
Belang van infectiepreventie
Enkele specifieke infecties
UWI
Weke delen infecties: decubitusulcera
Infectieuze endocarditis en bacteriëmie
Septische arthritis
Secundaire peritonitis
23 23 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Health-care associated pneumonia = nosocomiale
pneumonie buiten het ziekenhuis
ziekenhuis
(nosocomiale pneumonie)
IZ
(ventilator geassocieerde pneumonie)
“community”
(CAP)
rust- of verpleeghuis
(rusthuispneumonie)
24 24 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Health care associated pneumonia/ nosocomiale
pneumonie buiten het ziekenhuis
Toename “grijze zone” ziekenhuis-gemeenschap
Veroudering bevolking, toename (dependente) rusthuispopulatie
Verschuiving hospitalisatie naar semi-ambulante behandeling (dagkliniek, short stay, vervroegd ontslag) bv. neutropene fase thuis
Verbreding van het spectrum van populatie ‘at risk’: hemodialyse (ook ouderen), transplantatiepatiënten, oncologie, immunomodulerende therapie (bv. reumatoïde arthritis, PMR)
25 25 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
com
nos
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
19941995
19961997
19981999
20002001
20022003
0,0720640450,089130679
0,0699275080,060760109
0,0465966160,075815511 0,1002312
0,163183159
0,221232161
0,285937269
0,74684556
0,594204525
0,526121254
0,371311777
0,349474623
0,168112655
0,2672832
0,319567021
0,4560786090,487775341
MRSA evolution per 1000 hospital days
com
nos
26 26 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
2010
27 27 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
2011 2012
2013 2014
28 28 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Kolonisatie met CPE
= Asymptomatisch dragerschap
Verschillende sites
Gastro-intestinale tractus (rectale kolonisatie)
Respiratoire, urinaire tractus, chronische wonden, …
Akova, Carmeli et al. Clin Microbiol Infect 2012; 18: 439-48
29 29 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Kolonisatie met CPE
Risicofactoren: o.a.
Recent gebruik van antibiotica, bv. carbapenems,
quinolones
Langdurig ziekenhuisverblijf, opname op Intensieve Zorg
Kamergenoot van een gekende drager
Co-morbiditeiten (maligniteit), slechte functionele status,
…
PPI?
Belangrijk % geen duidelijke risicofactoren
Geen dekolonisatie mogelijk (i.t.t. MRSA)
Duur dragerschap? 6-9 mnd
Akova, Carmeli et al. Clin Microbiol Infect 2012; 18: 439-48
30 30 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Infecties met CPE
Wijd spectrum van infecties, incl. urineweg-,
bloedstroom-, wondinfectie en pneumonie
Risicofactoren voor infectie:
Hoge leeftijd
Ernstige onderliggende ziekte met hoge APACHE-II score
Mechanische ventilatie
Orgaan- of stamceltransplantatie
Langdurig hospitaalverblijf
Antibioticagebruik: carbapenems, quinolones, amoxi-
clav, pip-tazo, cefalosporines
Hogere mortaliteit (18.9-48%): door co-morbiditeiten en
het falen van de antibiotische behandeling; beperkte
therapeutische opties
Akova, Carmeli et al. Clin Microbiol Infect 2012; 18: 439-48
31 31 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Waarom een CPE beleid voor de
ziekenhuizen?
1. Multiresistente kiemen, zeer beperkte therapeutische
opties
2. Resistentiegenen op mobiele elementen (plasmiden)
die zich gemakkelijk verspreiden (bv. K. pneumoniae ->
E. coli)
3. Wisselende resistentieniveaus, moeilijke fenotypische
detectie (OXA-48)
4. Epidemieën in Belgische ziekenhuizen, vaak moeilijk in
te dijken
5. Toename van CPE buiten de ziekenhuisomgeving.
Moeilijk herkenbaar risicoprofiel. Wie screenen?
32 32 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
http://www.nsih.be/surv_carba/carbapenemase_nl.asp
• Site met nationale aanbevelingen, omzendbrieven, folder & FAQ’s,
surveillanceresultaten, aangifteformulieren, ….
33 33 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
CPE screening: wie? Voorbeeld UZ Gent
1. Transfer/recent verblijf (-3 mnd) in buitenlands ZH
2. Transfer/recent verblijf (- 3 mnd) in binnenlands ZH, indien
Ouder dan 70 jaar
Verblijf op Intensieve Zorgafdeling
3. Transfer/verblijf (-12 mnd) in epidemisch ziekenhuis
4. Periodieke screening van patiënten op afdeling van gekende
CPE+ patiënt (groepsscreening)
34 34 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Is CPE een probleem in onze WZC?
Acta Clin Belg 2014; 69: 30-32
Zeer lage prevalentie … Maar wat brengt de toekomst?
35 35 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Prevalentie van ESBL dragerschap in
Belgische WZC (2011)
Rodriguez-Villalobos H. J Antimicrob Chemother 2011; 66: 37-47
36 36 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Herhaling van het MRSA verhaal?
Bea Jans, WIV nationale surveillance, jaarrapport 2011
37 37 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Indeling
Pathogenese infecties bij ouderen
Pneumokokkenpneumonie
Enkele vaccinaties: pneumokokken, influenza, kinkhoest
en tetanos
Toenemende resistentie in de gemeenschap/WZC:
MRSA, ESBL en (in de toekomst) CPE
Belang van infectiepreventie
Enkele specifieke infecties
UWI
Weke delen infecties: decubitusulcera
Infectieuze endocarditis en bacteriëmie
Septische arthritis
Secundaire peritonitis
38 38 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Bewoners van woonzorgcentra als reservoir van MRSA Prevalentie van MRSA in WZC: 19% (B, 2005) 7% (VL, 2012))
39 39 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Centrale pijlers van
infectiepreventie en –beheersing
Identificatie van dragers
Screening (bv. MRSA, CPE)
Isolatie
Outbreak management
Eliminatie van reservoirs Omgeving: lucht, water, reiniging en
desinfectie (R&D) oppervlakken
Zorgmaterialen: R&D, sterilisatie
Dekolonisatie van patiënten (bv.
wassen met chloorhexidine)
Reductie van
antibioticumverbruik
Educatie
Restrictie
Stop transmissie Standaard voorzorgen en
handhygiëne
Horizontale aanpak
Vertik
ale
aan
pak
Surveillance & audit
Opdracht van de antibioticabeleidsgroep
40 40 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Klinisch relevante bacteriën kunnen enkele dagen
tot maanden overleven op oppervlakken
Micro-organisme Overlevingsduur
Acinetobacter spp. 3 dagen – 5 maanden
Clostridium difficile (sporen) 5 maanden
Escherichia coli 1,5 uren – 16 maanden
Enterococcus spp. 5 dagen – 4 maanden
Haemophilus influenzae 12 dagen
Klebsiella spp. 2 uren tot > 30 maanden
Proteus vulgaris 1 – 2 dagen
Pseudomonas aeruginosa 6 uren – 16 maanden
Serratia marcescens 3 dagen – 2 maanden
Staphylococcus aureus, incl. MRSA 7 dagen – 7 maanden
Streptococcus pneumoniae 1 - 20 dagen
Streptococcus pyogenes 3 dagen – 6,5 maanden
Kramer et al. How long do nosocomial pathogens persist on inanimate surfaces?
A systematic review: BMC Infect. Dis. 2006; 6: 130
41 41 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Omzendbrief Vlaamse overheid naar WZC
Nieuwe omzendbrief in
voorbereiding, CPE
MDRO (ESBL, CPE, VRE)
VRE: vancomycine
resistente enterokokken
42 42 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Voorzorgsmaatregelen in WZC (1/2)
• Risico op overdracht ZH >>> WZC
• Standaard voorzorgen toepassen
• Handhygiëne!
• Reiniging en desinfectie van omgeving (sanitair en
high touch oppervlakken) en zorgmateriaal
• Restrictief antibioticagebruik
• Geen systematische screening
• 1-persoonskamer met persoonlijk sanitair,
geen isolatie
• Zorgverstrekkers dragen beschermschort en
handschoenen tijdens zorgcontacten (masker
indien CPE+ in sputum)
43 43 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Voorzorgsmaatregelen in WZC (2/2)
• Mobiele niet-demente bejaarde:
• instrueer om de handen te wassen na toiletgebruik,
voor het eten en bij het verlaten van de kamer
• Toilet doorspoelen met gesloten deksel
• Bedlegerige en/of demente bejaarde:
• Was de handen in vermelde indicaties, propere, korte
nagels
• Persoonlijke bedpan en goed bedpanonderhoud!
• Bezoeker
• Was of desinfecteer de handen voor/na bezoek
• Geen gebruik maken van sanitair van bewoner
44 44 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
45 45 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Respecteer de
46 46 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Persoonlijke hygiëne van de zorgverstrekker
Vóór aanvang van het werk of pauze
Na toiletgebruik
Na snuiten van neus, niezen, hoesten, …
Geen plaats in de zorg, uitgezonderd…
Bij zichtbaar bevuilde handen
Bij contact met micro-organismen die alcohol resistent zijn,
m.n. Clostridium difficile
Scabiës (schurft) omwille van het mechanisch effect
(wegwassen van de mijten)
Handhygiëne: handen wassen
met water en zeep
47 47 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
“Gouden standaard”
Werking • 5 log kiemreductie van vnl. transiënte flora vs 1 à 2 log kiemreductie
bij wassen
Voordelen: Sneller dan handen wassen (30 sec vs. 40-60 sec)
Snellere werking en sterkere werkzaamheid
Hogere beschikbaarheid (geen wastafel nodig)
Minder uitdrogend en/of irriterend effect op de huid
Nadelen Niet werkzaam in aanwezigheid van organisch materiaal
bij zichtbare bevuiling eerst wassen !
Niet/minder werkzaam tegen bepaalde micro-organismen
(bv. C. difficile, rotavirus)
Handhygiëne: ontsmetten
met handalcohol
48 48 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Handhygiëne en handschoengebruik
≠
1 2
Handschoenen zijn een aanvulling,
maar vervangen handhygiëne niet
(microperforaties; contaminatie bij
aan- en uittrekken)
Enkel dragen bij een correcte indicatie
(risico op contact met bloed en
lichaamsvochten) en voldoende
wisselen (ook bij isolatie)
Handhygiëne voor aantrekken, bij het wisselen en na het
uittrekken van handschoenen
49 49 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Aandacht voor materiaal
en omgeving
Oppervlakken en meubilair
in de patiëntenzone:
Reiniging: verwijderen van vuil en 102-103 kiemreductie
Desinfectie: 105-106 kiemreductie
Ontsmetting van plaatsen met frequent handcontact
(high touch oppervlakken), bv. bedsponde, tafeltje
Van meest proper naar meest vuil, vervangen poetsdoekjes
50 50 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Aandacht voor materiaal
en omgeving
Zorgmateriaal:
Zo veel mogelijk disposable materiaal
Zo veel mogelijk patiëntgebonden materiaal
Indien niet mogelijk: reiniging en
desinfectie tussen patiëntencontacten
Aandacht voor faecale hygiëne
51 51 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Belang van algemene en faecale hygiëne
Faeces bevat 109-1012 micro-organismen per gram
Onvoldoende faecale hygiëne verspreiding +++
Handschoenen bij contact met faeces
Handhygiëne na toiletgebruik
Desinfectie van bedpannen, toiletstoelen (en urinalen)
Correct poetsen van sanitair
High level desinfectie
52 52 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Belang van goede communicatie
Transmissie van ‘besmettelijke ziekenhuisbacteriën’
wekt steeds vele, vaak emotionele reacties op,
Bv. weigeren van een patiënt/bewoner, familie komt niet
meer op bezoek, thuiszorg wil niet meer komen, etc.
Gevolgen: stigmatisering, psychische stress, minder
goede zorgen, …
Echter: risico op overdracht buiten ziekenhuizen is
beperkt, evenals risico voor gezonde personen. CPE is
een nieuwe realiteit (de ‘nieuwe MRSA’)
Informatie-overdracht: telefonisch , geschreven
(ontslagbrief team ZHH, transferdocument)
53 53 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Nieuw transferdocument van de Vlaamse
Overheid
54 54 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
55 55 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Indeling
Pathogenese infecties bij ouderen
Pneumokokkenpneumonie
Enkele vaccinaties: pneumokokken, influenza, kinkhoest
en tetanos
Toenemende resistentie in de gemeenschap/WZC:
MRSA, ESBL en (in de toekomst) CPE
Belang van infectiepreventie
Enkele specifieke infecties
UWI
Weke delen infecties: decubitusulcera
Infectieuze endocarditis en bacteriëmie
Septische arthritis
Secundaire peritonitis
56 56 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Urineweginfecties ouderen: epidemiologie
Toenemende incidentie asymptomatische bacteriurie (>105cfu/ml urine zonder symptomen)
Prevalentie bacteriurie bij bejaarde 10 % 20% (sobel,1990)
Jonge volwassenen bacteriurie V/M 30:1 Steeds frequenter bij vrouwen, maar afname M/V ratio met leeftijd Frequenter bij RVT-en gehospitaliseerde bejaarden
57 57 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Urineweginfecties ouderen: predisponerende
factoren
Obstructieve uropathie ( benigne
prostaathypertrofie: BPH)
Verminderde bactericide prostaat-secreties
Slechte blaaslediging door vesicale prolaps
Perineale contaminatie door faecale
incontinentie bij dementie
Neuromusculaire pathologie
Toegenomen instrumentatie en
blaascatheter
58 58 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Pyurie is geen marker van bacteriurie; zonder pyurie zelden
significante bacteriurie (4%)
60% met pyurie geen bacteriurie
59 59 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Quantitative and semi-quantitative urine cultures
“Classic” Kass criterium of 105 CFU/ml (studied in
asymptomatic infections) probably not even originally
intended to become standard for diagnosis of UTI in general
Best diagnostic criterion for diagnosis of coliform infection in acutely dysuric women ≥ 102 per ml (sensitivity 0.95; specificity
0.85; high predictive value of 0.88) in symptomatic women
(Stamm et al NEJM 1982; 307: 463-8)
Paradigm (further) challenged by prospective analysis of 202
paired midstream and catheter urines in women with acute
cystitis (Hooton et al, NEJM 2013; 369: 1883-91)
60 60 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Isolation of uropathogens from 202 paired specimens of
voided midstream and catheter urine
Hooton et al NEJM 2013
61 61 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Correlation between CFU in catheter vs midstream urine cultures
Hooton et al NEJM 2013
62 62 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Lowering of cut-off to 10-102 cfu/ml in order to reduce
false negatives in E coli and K pneumoniae infection
(high correlation)
No criteria for Gram positive infection (poor correlation)
→ cut off of 105 cfu/ml in order to discriminate between
true bacteriuria and perineal contamination
63 63 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Ongewijzigd spectrum van pathogenen
t.o.v. jongere volwassenen.
a) Niet- gehospitaliseerde bejaarden
Vergelijkbare microbiologie t.ov. jonge volwassenen
Overgrote meerderheid E. coli
b) Geïnstitutionaliseerde bejaarden
1/3 E. coli
1/3 Proteus spp.
X 6 frequentere gram-positieve infectie bij mannen.
Urineweginfecties ouderen:
pathogene micro-organismen
64 64 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Hoge frequentie van spontane genezing en reïnfectie
Bacteriurie vaak transiënt en frequente wijziging in geïsoleerde pathogenen in individuele pt. o.a. tgv. frequent gebruik antibiotica in “longterm care”
instellingen
Asymptomatische bacteriurie bij ouderen
geen indicatie voor antibiotherapie
65 65 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Behandeling v. asymptomatische bacteriurie
bij ouderen?
Identieke mortaliteit tgv. sepsis, pyelonefritis, nierinsufficientie of hypertensie in ptn. met of zonder bacteriurie
Geen verhoogde kans op sepsis of septische complicaties
Frequenter bacteriurie bij functioneel gedebiliteerde ptn. maar mortaliteit toeschrijfbaar aan onderliggende pathologie
Enkel transiënte klaring van bacteriurie door
antibiotica + frequente bijwerkingen antibiotica
66 66 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Asymptomatische bacteriurie: indicaties
voor behandeling.
Mannen < 60 j.
Na verwijderen van korte of lange termijn verblijfscatheters nooit behandelen met catheter ter plaatse (enkel uitselectie van resistentie in biofilm op cathetermateriaal) + enkel indien bacteriurie > 48 u na verwijderen van catheter persisteert.
Geplande invasieve urinaire procedure (behandeling voor procedure).
67 67 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Symptomatische urineweg-
infectie steeds behandelen
Onderscheid tussen hoge en lage UWI (niet
steeds duidelijk differentieerbaar!)
Empirische antibiotherapie volgens context:
Meer resistente flora te verwachten bij:
Verblijf in homes/verzorginginstellingen
Recente hospitalisatie
Voorafgaande antibiotherapie
Recidiverende UWI
Enterokokken/ S. aureus significante minderheid van
significante pathogenen
68 68 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Lage UWI
Lage UWI/cystitis (dysurie + frequente mictie +
urge zonder koorts)
10-14 d AB quinolone of cotrim
(CAVE: mogelijkheid van focus in prostaat)
3d. (geen voordeel bij langdurige kuur)
69 69 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
70 70 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Acute pyelonefritis bij ouderen
Bij hoge UWI frequenter hemodynamische instabiliteit bij bejaarden lagere drempel tot hospitalisatie en parenterale antibiotherapie dan bij jongere volwassenen
Amoxyclav 4 x 1 g IV, FQ po of IV of 3de generatie cefalosporine (2 g ceftriaxone IV of IM)
Bij vermoeden resistentie breed spectrum -lactam, temocilline of meropenem
71 71 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Empirische antibiotherapie (steeds) aanpassen
op basis van identificatie + antibiogram
Bij persisterende symptomen (koorts/rugpijn) of
positieve urineculturen eerder dan antibiotica te
switchen
Echo CT nieren met contrast
Detectie van perinefrisch abces
Acute bacteriële nefritis met wigvormige infractzones
Parenterale antibiotica tot minstens 72 u koortsvrij; kuur 2-4
weken afwerken met orale A.B.
Acute pyelonefritis bij ouderen
72 72 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
COMPLICATED UTI
MILD PYELONEPHRITIS
FQ AMOXICLAV
SEVERE REQUIRING HOSPITALISATION
NO RISK FACTORS
PCEPH 3
RISK FACTORS FOR RESISTANCE
TEMOCILLIN +
AMIKACIN
SEPTIC SHOCK
MEROPENEM +
AMIKACIN
73 73 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
a) Bacteriële infecties: Soms ernstiger expressie met toegenomen
mortaliteit bijv. cellulitis ( necrotiserende fasciitis)
b) Herpes zoster Hogere frekwentie
Ernstiger + langduriger postherpetische pijn
c) Decubitusulcera
Weke delen infecties
74 74 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Decubitusulcera
Frequentie: 10% na 1j. verblijf in verzorgingsinstelling in prospectieve studie op 20.000 ptn.
(Brandeis et al. JAMA 1990;264:2905)
Mogelijkheden van infectieuze complicaties (in volgorde van frequentie: dalende frequentie/toenemende ernst)
Locale infectie
Cellulitis rond decubitusulcus
Bacteriëmie
75 75 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Preventie belangrijker dan behandeling
Wisselhouding
Alternerende druk-matrassen
Behandeling
Ontlasten van drukplaatsen
Optimaliseren van bij voorkeur enterale voeding
Debridering
Reconstructieve plastische chirurgie: flapbedekking
Decubitusulcera
76 76 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Antibiotica bij decubitusulcera
Peri-operatieve profylaxe te kiezen in functie
van preoperatieve culturen + single shot
profylaxie
Systemische antibiotherapie niet zinvol,
behalve bij manifeste klinische infectie
Geen culturen op zich behandelen!
77 77 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Meestal polymicrobiële flora Aerobe flora: stafylokokken, enterokokken, P. mirabilis, E. coli, Pseudomonas spp.
Anaeroben: peptostreptokokken, B. fragilis, Clostridium spp.
Moeilijke differentiatie tussen koloniserende flora en echte pathogenen, gezien ook meestal oppervlakkige staalafname Aspiratiepunctie van rand of basis van ulcus doorheen
intacte huid
Antibiotica bij decubitusulcera
78 78 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Bacteriëmie meestal met P. mirabilis, S. aureus of
B. fragilis Geen twijfel over pathogene significantie isolaten
10-14 d. breedspectrum behandeling
(geen correcte informatie over betrouwbare behandelingsduur)
Detectie van onderliggende osteomyelitis
Klinisch
RX laatijdig positief/MRI langere behandelingsduur
Antibiotica bij decubitusulcera
79 79 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Infectieuze endocarditis (IE)
Toenemende frequentie bij bejaarden
>50 % bij > 60j. reumatisch kleplijden bij jongere ptn.
overleving na kunstklepimplantatie
Frequenter in nosocomiale context
invasieve procedures en prothesen bij bejaarden
toepassing van alle vormen van immunosuppressie
80 80 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Infectieuze endocarditis (IE)
68% niet gediagnosticeerd bij opname
Niet-specifieke symptomen/klinische afwijkingen,
zoals zwakte, malaise, vermagering, verwardheid
als enige tekenen van infectie, zelfs in afwezigheid
van koorts
Perifere vasculaire afwijkingen/splenomegalie
überhaupt reeds frequenter bij bejaarden
Interpretatie van hartgeruisen als benigne of tgv.
dystrofische klepverkalking
81 81 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Frequenter gram-positieve IE Pathogenen
E. faecalis (meestal van urinaire oorsprong)
Strep bovis (uit colon) relatie met coloncarcinoma
cardiale complicaties Evolutie naar congestief hartfalen (mede op onderliggende
extravalvulaire pathologie, zoals AMI, myocarditis of myocardabces)
arteriële embolisatie
Hogere mortaliteit dan bij jongere volwassenen
Belang van antibiotica profylaxe bij risicogroepen
Infectieuze endocarditis (IE)
82 82 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Zelfde indicaties + schema’s van empirische en gerichte behandeling op elke leeftijd
Voldoende bloedkweken afnemen!
Bij hemodynamisch stabiele/niet echt toxische ptn. wachten met antibiotica
Van zodra mogelijk ambulante parenterale behandeling bijv. IM ceftriaxone bij onverwikkelde streptokokken IE
Rigoreuze aminoglycosiden spiegelmonitoring op zoek naar vroege toxiciteit
Infectieuze endocarditis (IE)
83 83 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Afgezwakte klinische respons op bacteriëmie
Afebriele bacteriëmie
Afwezigheid van neutrofilie
Asthenie en wijzigingen in mentale status belangrijk presenting symptoms sepsis
Leukopenie prognostische determinant (multipel orgaanfalen/sekwestratie leukocyten in capillaire vaatbedden)
Bacteriëmie
84 84 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Bacteriëmie bij bejaarden: Oorzaken
Urinaire tractus !!!
Intra-abdominale pathologie
Respiratoire tractus
Weke delen/huid-infecties
85 85 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
86 86 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Gewrichts- en botinfecties :
algemene onderverdeling Septische arthritis
Infectie van gewrichtsprothese
Septische bursitis
Osteomyelitis (OM) Hematogene OM
Vertebrale OM of spondylodiscitis
OM vanuit naburige infectiehaard (contigüe focus) ± vasculaire insufficiëntie
Diabetische voet
87 87 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Septische arthritis: pathogenese
Bacteriële invasie van gewricht bij bacteriëmie
Directe inoculatie (gewrichtschirurgie, intra-
articulaire injectie, penetrerend trauma)
Factoren:
Duur en intensiteit van bacteriëmie
Type micro-organisme (tropisme) (N. gonorrheae)
Integriteit van gewricht
88 88 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Septische arthritis : pathogenese
Bij bejaarden frekwent(er): Voorafbestaand gewrichtslijden (RA, osteoarthrose)
Extra-articulaire infectie als bron van bacteriëmie (huid/weke delen infectie, UWI, endocarditis)
Ernstige chronische onderliggende pathologie (diabetes, chron nierinsufficiëntie, alcoholisme, maligniteit)
Immunosuppressieve behandeling
Gewrichtstrauma als bijkomende risicofactor
89 89 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Septische arthritis: microbiologie
S aureus : 43-67% bij bejaarden.
Aerobe Gram neg bacillen : 30% (niet duidelijk of werkelijk frekwenter bij bejaarden)
Verschillende streptokokken-species (bijv. groep C): 10-20%
Varia : B fragilis, Listeria, C. albicans, M. tuberculosis …
90 90 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Septische arthritis: kliniek en diagnose
Typische symptomen : Pijn, bewegingsbeperking, inflammatie (soms onduidelijk bij diepe gewrichten).
Systemische symptomen : variabel (sepsis tot afwezigheid koorts+rillingen).
Koorts: > 39°C (33%), 27-39°C (48%),
< 37°C (19%); koorts afwezig in tot 19%.
Meest frequent :
knie (36-64%)
Heup (5-36%)
91 91 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Septische arthritis: kliniek en diagnose
Perifere leukocytose:
(5-38.000/µl)(echter niet obligaat) meestal met
linksverschuiving (McGuire. J Am Geriatr Soc 1985)
= algemeen patroon bacteriële infectie bij bejaarden
(Wasserman. J Am Geriatr Soc 1989; 37: 537)
+ Sedimentatie (zelden normaal)
92 92 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Septische arthritis: diagnose
Gewrichtspunctie (al dan niet CT/echo-geleid bij diepe gewrichten, zoals heup, SI of schouders).
Snel transport naar labo + verwerking (gram, aerobe/anaerobe kweek/leuko + diff en glucose-gehalte).
Diagnostisch : > 50.000 leuko/µl; > 80% neutro en lage glucose-gehalte (< 50 mg/dl) of > 50% in vgl met glycemie.
Steeds bloedkweken afnemen Diagnostisch rendement bij bejaarden 25-78%.
Positieve hemoculturen +neg synoviavocht mogelijk.
93 93 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Secundaire peritonitis:
Klinische diagnose Bij bejaarden abdominale pijn geen adequate marker van klinische ernst (Fenyo, Am J surg 1982;143:751)
Minder koorts: >80j zelfs hypothermie frequenter dan koorts
Hypovolemie met eerder laattijdige oligurie ( renaal concentratievermogen)
Lage drempel voor diagnostische laparoscopie + verdere al dan niet louter laparoscopische behandeling bij bevestiging van intra-abdominale focus.
94 94 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Appendicitis
Slechts 10% gevallen >50 j.
Hoge incidentie gangreneuze/geperforeerde appendicitis, zelfs < 24u. begin van symptomen
Atypische manifestaties + niet opnemen in diff. diagnose!
Vaak geen klassieke centrale buikpijn met shift naar re onderste kwadrant + nausea + anorexia + koorts
Eerder diffuse of geen pijn; meestal ook langere duur symptomatologie.
95 95 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Appendicitis
Zelfde frequentie leukocytose
Frequenter paralytische ileus (40vs20%): marker van gangreen/perforatie!
Perforatie: 65% >50j. vs 21 % <50j.
Hogere mortaliteit diffuse peritonitis: 4.5% (51-70j.) vs. 15% (71-90j.)
Antibiotische afkoeling bij periappendiculair flegmoon.
Geen motivatie voor incidentele appendectomie
96 96 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Secundaire peritonitis
Chirurgie essentieel!
Antibiotherapie dient rekening te houden met TWO STAGE DISEASE CONCEPT
1. Vroege fase met sepsis en septische shock gemediëerd door gram-neg componente
2. Late fase met abcesvorming gemediëerd door anaerobe componente
Breedspectrum-antibiotherapie
97 97 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
Aminoglycosiden vermijden risico op nefrotoxiciteit meestal multifactorieel (hypovolemie/hypotensie/bestaande renale dysfunctie)
efficiëntie in zure, hypoctische micromilieu van geïnstalleerde infectie
Enterokokken in te dekken In principe niet in polymicrobiële infectie wel in monomicrobiële infectie
Antibiotherapie tot 48u afebriel + normalisatie leukocytose + staafkernigen < 3%
Secundaire peritonitis
98 98 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent