In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

70
In het huis van een humanist In het huis van een humanist

description

Tegen het einde van zijn architectuurloopbaan werd Gerrit Thomas Rietveld (1888 – 1964) geconfronteerd met een wens die hij tot drie maal toe zou hebben geprobeerd te weigeren. In de nadagen van de wederopbouwperiode was de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Gemeente van Uithoorn op zoek gegaan naar een architect die vanuit haar hervormde beginselen een waarachtige hoeksteen voor de uitbreidingswijk 'Zijdelwaard' vorm zou kunnen geven — haar zoektocht eindigde bij een humanist.In een periode waar het seculiere denken het theocentrische wereldbeeld onomkeerbaar naar een maatschappelijk zijpad had verdrukt, vielen op een kruispunt aan de oever van de Amstel ogenschijnlijke tegenstellingen weg in een merkwaardige synthese tussen kerk en wereld, religie en profanatie, sacraliteit en utiliteit, christendom en humanisme. Met zijn ontwerp voor het Nederlands Hervormd Kerkelijk Centrum ‘De Hoeksteen’ had Gerrit Th. Rietveld eigenhandig het bewijs geleverd dat zijn ‘goddeloze’ gezicht nog altijd overeenkomstige gelaatstrekken vertoonde met het gezicht waar hij zich voor goed van had afgezet — Jezus van Nazareth.

Transcript of In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Page 1: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

In het huisvan eenhumanist

In het huisvan eenhumanist

Page 2: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt
Page 3: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

BachelorthesisFaculteit GeesteswetenschappenDepartement Geschiedenis en KunstgeschiedenisUniversiteit UtrechtJuni 2009

Page 4: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

In het huis van een humanistG. Th. Rietveld op een kruispunt

R. M. KingmaUniversiteit Utrecht

Page 5: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Gegevens

ObjectNederlands Hervormd kerkelijk centrum ‘De Hoeksteen’

PlaatsUithoorn

AdresHugo de Grootlaan 1 / Alfons Ariënslaan 11422 BR – P / Uithoorn (Noord-Holland)

OpdrachtgeverKerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Gemeente Uithoorn

ArchitectArchitectenbureau Rietveld, Van Dillen en Van Tricht (Utrecht)

OntwerpGerrit Thomas Rietveld (1888 – 1964)

MedeontwerperJohan van Tricht (1928)

Ontwerpjaren1960 – 1965

Gerealiseerd doorJohan van Tricht (1928)

Oorspronkelijke bestemmingKerkelijk centrum

Huidige bestemmingOpenbare bibliotheek (Amstelland Bibliotheken)

Page 6: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Jezus zegt:

Wie alles kent, behalve zichzelf, weet niets.

Logos 67

In het huis van een humanist

Page 7: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt
Page 8: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Inhoud

WortelsProloog 10

KruispuntInleiding 12

ZinFundament 18

IdeeRuimte 24

BeeldSymbool 32

DuurEpiloog 38

AchtergrondWoord 44

Verwijzingen 46

Bibliografie 60

Archief 62

Illustraties 66

8

Page 9: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Wortels

‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,’ zei hij, ‘dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’

Genesis 28 : 17

Page 10: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Proloog

In retrospectief is de synthese van kerk en beschaving binnen de Europees historische context een waarachtig fenomeen.

De kerkbouw is daar het pluriforme bewijs van. Door het christendom te volgen aan de hand van haar verschillende ver-

schijningsvormen lijkt haar imago dan ook opgebouwd te zijn uit een opeenstapeling van vormloze uiterlijkheden.1 De vraag

of deze vormloosheid de bewuste expressieve eigenschap van een universele identiteit moet voorstellen, of gezien moet

worden als het toevallige synthetische karakter tussen individuele levensovertuigingen en een collectief geloofsinstituut,

heeft mij vanaf de start van mijn verhaal geïntrigeerd. Het christendom lijkt zo veel gezichten te hebben aangenomen, terwijl

zij in haar overgeleverde oorsprong enkel met één is begonnen.

Het gezicht van een mens weerspiegelt zijn hart, in het goede en het kwade.

Sirach 13 : 25

Mijn verhaal herleid één van die vele gezichten — het ‘goddeloze’ gezicht van Gerrit Thomas Rietveld (24 juni 1888 – 26

juni 1964).2 Religie en architectuur vormen het middelpunt van een beschouwing waarin ik op zoek ga naar de elementen

die aantonen dat juist dit gezicht overeenkomstige gelaatstrekken moet hebben gehad met het gezicht dat het uiteindelijke

begin- en eindpunt van mijn verhaal vormt, Jezus van Nazareth. Immers, beiden waren mens. Herleiden is binnen deze

beschouwing essentieel. Volledig aangewezen op tekstueel en visueel bewijs probeer ik vanuit mijn hedendaagse context

de ideeën van andere tijden te herleven. Voor mij vormt dit niet een beweging die vanuit een beginpunt start en bij een

eindpunt stopt, maar een verzameling van verbonden gebeurtenissen — los van tijd en ruimte — waartussen ik mij over

en weer beweeg; een beweging die ik in mijn verhaal letterlijk probeer aan te houden. Daarmee vormt mijn verhaal niet

een uitgemeten chronologische vertelling rond een moment uit de kerk- en architectuurgeschiedenis, maar herleid het een

specifiek fenomeen, herleefd door de ogen van een gezicht uit de eenentwintigste eeuw.

Het christelijke verrijzenisgeloof onderscheidt zich van de mythologische doordat het de mens op een heel nieuwe wijze naar zijn leven op aarde verwijst. Niet om het hiernamaals gaat het, maar om deze wereld, hoe zij geschapen, behouden, georganiseerd, verzoend en vernieuwd wordt.

Dietrich Bonhoeffer

10

Page 11: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

De steen die de bouwers afkeurden,is een hoeksteen geworden.

Psalm 118 : 22

Kruispunt

Page 12: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

In onze beste momenten wijst onze intuïtie ons dikwijls de weg naar de oerwaarden van het leven; maar voor iedere dag moeten we een richtlijn proberen vast te stellen. Om in vaktermen te spreken; we zullen een soort van doorsnede maken van het leven en daarin de plaats van de architectuur aanwijzen. We kunnen ons dan op onderdelen bezinnen, zonder de hoofdlijnen te verliezen.

Gerrit Thomas Rietveld

Lange tijd hebben kerk en beschaving twee zijden van dezelfde munt gevormd — kerkbouw verpersonifieerde een evo-

luerende beschaving. Onzeker over het exacte moment van afslaan verkoos de kerk met de oorsprong van de moderne

beschaving in ijdele heimwee een alternatieve weg.3 Waar de kerk voorheen met sluimerend genoegen het deïstisch pad

van de haar omsluitende samenleving bewandeld had, achtte zij zich vanaf dit keerpunt genoodzaakt ruim baan te moeten

maken voor een revolutionair opgekomen geseculariseerde gedachte. Vanuit een achterhaalde positie manoeuvreerde de

kerk zichzelf naar een eenzame hoogte van waaruit zij met een academisch vormgegeven sacraliteit haar betekenisvolle

baan binnen de beschaving probeerde te heroveren. Daarmee begon de synthese van moderne kerkbouw en moderne

beschaving zich voorgoed af te spelen op een kruispunt waar de laatstgenoemde blijvend voorrang zou worden verleend

— de kerk zou haar beurt af moeten wachten.

Hij heeft er het meetlint van de chaos gespannen,

hij weegt het met de weegstenen van de woestenij.

Jesaja 34 : 11

Na de tweede wereldoorlog vormde chaos het meest nadrukkelijke teken van de herwonnen vrijheid. Te midden van

een verwoestende verscheurdheid die het nationaalsocialisme in Europa had achtergelaten ontving de kerk een unieke

uitnodiging om vanuit haar religieuze overtuiging mee te werken aan de opbouw van de ‘stad van de mens’ — vanuit een

beschavingsoffensief tegen de extreem ontwortelde individualistische geest werd de kerk een sociaal-personalistische

voorrang verleend naar het pad van de wederopbouwende samenleving.4 — Maar zij kende de verkeersregels niet. Hoe-

wel zij zich in haar vorm aanvaardbaar wilde maken voor de moderne wereld, bleef zij zich in haar wezen vasthouden aan

Inleiding

12

Page 13: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt
Page 14: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

haar historische maatschappelijk-representatieve functie en haar traditioneel-wezenlijke betekenis. In de hoop een waar-

achtig vormgeworden houvast te ontdekken op een pad buiten de evolutie van de moderne beschaving om, bleek de kerk

zichzelf met deze isolerende manoeuvre van haar eigenlijke houvast afgesneden te hebben — door in het midden te willen

blijven staan had de moderne kerkbouw haar marginaliteit juist goed in het licht gesteld.5

De aanloop en afloop van deze essentiële baanwisselingen hadden voor een deel plaats gehad binnen een periode van

één mensenleven, welke Gerrit Thomas Rietveld (24 juni 1888 – 26 juni 1964) bewust en onbewust zal moeten hebben

meegemaakt. Geboren als tweede kind binnen een streng gereformeerd Utrechts middenstandsgezin, werd hij opge-

voed volgens de zuivere calvinistische leer. Door in 1911 de tevens streng gereformeerde Hattemse Vrouwgien Hadders

(1883 – 1957) te huwen zette Gerrit Th. Rietveld zijn streng christelijke achtergrond voort in zijn gezinsleven. Het waren

de contacten in zijn vroege architectuurstudie tussen 1911 en 1915 onder Pieter J. C. Klaarhamer (1874 – 1954), en

zijn relatie met de binnenhuisarchitecte Truus Schröder-Schräder (1889 – 1985), die hem de wereld van de beeldende

kunsten, de moderne architectuur, de filosofie en de literatuur dichterbij brachten, maar hem tegelijkertijd verder van de

wereld van zijn gezin en geloof deden afdrijven. Door in de eerste jaren van zijn huwelijk sterk verbonden te zijn geweest

in de zekerheid van zijn christelijke geloofsovertuiging, kwam Gerrit Th. Rietveld door nieuwe contacten in aanraking met

levens—beschouwingen die zijn geloofszekerheid rigoureus ondermijnden.6

Het exact omschreven calvinistische levensschema wat de christelijke godsleer hem in zijn opvoeding en gezinsleven als

onomstotelijke waarheid had voorgehouden, kwam niet overeen met de opvattingen die hij als zelfstandig denkend mens

in deze periode had weten op te bouwen. Visies uit enkele vroegtwintigste-eeuwse filosofische stromingen — waaronder

de ‘levensfilosofie’ — vormden voor Gerrit Th. Rietveld fundamentele aanknopingspunten in de constructie van een per-

soonlijke ‘levenshouding’ waarbinnen hij de grenzen en mogelijkheden van het menselijk bestaan opnieuw probeerde vast

te stellen.7 De spirituele metamorfose die Gerrit Th. Rietveld aan de oorsprong van zijn architectonische identiteit onder–

ging — door zich van het institutionele en traditionele christendom af te keren — vormde daarmee een merkwaardige pre-

figuratie op de latere identiteitscrisis en de daaruit ontstane bestaansgeldige bezinning die de moderne kerkbouw tijdens

de wederopbouwperiode in haar greep zou houden. Zowel architect als kerk waren binnen een individuele evolutie tot

inzicht gekomen dat wat ‘binnen’ gebeurde niet langer overeenkwam met dat wat zich ‘buiten’ afspeelde.

Tegen het einde van zijn architectuurloopbaan werd Gerrit Th. Rietveld geconfronteerd met een onverwachte vraag.8 Het

vijftien kilometer ten zuiden van Amsterdam gelegen Uithoorn was begin 1960 tot de voorbereidingen gekomen van het

uitbreidingsproject ‘Zijdelwaard’, dat tijdens de tweede wereldoorlog tussen de toenmalige burgemeester C. M. A. Koot

en de stedenbouwkundige adviseur prof. Wieger H. Bruin (1893 – 1971) tot stand was gekomen. Met het plan voor

een nieuw kerkgebouw — als ‘sluitsteen’ van de uitbreidingswijk — werd de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde

Gemeente van Uithoorn in haar keuze voor een architect door zowel prof. Wieger H. Bruin als door de Bouw- en Restau-

ratiecommissie van de Nederlands Hervormde Kerk uit Den Haag sterk aangeraden haar keuze op het architectenbureau

Rietveld, Van Dillen en Van Tricht te laten vallen. De keuze voor een ontwerp van Gerrit Th. Rietveld werd door de Bouw- en

Restauratiecommissie zelfs tot daad van cultuurhistorisch belang verheven.9 Vijf jaar later was het de toenmalige voor-

zitter van de Bouw- en Restauratiecommissie, prof. dr. ir. H. G. van Beusekom, die bij de ingebruikname van het kerkelijk

14

Page 15: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

centrum ‘De Hoeksteen’ nogmaals de uitzonderlijke betekenis en allure van het ontwerp van de destijds gekozen architect

had benadrukt.10 Gerrit Th. Rietveld was echter een jaar voor de realisatie van het kerkgebouw komen te overlijden, waar-

door medeontwerper Johan van Tricht (1928) de ruimschoots geuite lof en complimenten, al dan niet terecht voorbijgaand

aan de oorspronkelijke architect, in ontvangst kon nemen.11

Drie maal had Gerrit Th. Rietveld het voorstel van de kerkvoogdij af moeten wijzen om tot de ontdekking te komen dat

de wens voor een religieusarchitectonisch ontwerp van een ‘goddeloze’ tot de onveranderlijke gedachte van een aan de

oever van de Amstel gelegen gemeenschap was verworden.12 Ondanks de geestelijke discrepantie tussen architect en

opdrachtgever begreep Gerrit Th. Rietveld — als een vooraanstaande begrenzer van onbegrensde utilitaire ruimte — dat

moderne kerkbouw de modern-christelijke mens een spirituele ruimte moest bieden waarin deze de contouren van de

werkelijkheid kon leren kennen en verleggen. Zowel voortbouwend op de vooraanstaande rol van de werkelijkheidsver-

ruimende kunsten in zijn gereconstrueerde ‘levenshouding’, als teruggrijpend op zijn streng christelijke achtergrond, stond

hij dicht bij zijn onderwerp — hij was bekend met haar traditioneel-wezenlijke inhoud welke hij evenwel bij de oorsprong

van zijn architectonische identiteit de rug had toegekeerd. Deze gezamenlijke ontmoeting tussen mens en God in woord

en sacrament kon hem daarom niet wezensvreemd zijn.13

Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel,

braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden

in een geest van eenvoud en vol vreugde.

Handelingen 2 : 46

Daarmee vormt deze naoorlogse kruising tussen moderne kerkbouw en moderne beschaving het verdere uitgangspunt

van een beschouwing waarin ogenschijnlijke tegenstellingen wegvallen in een merkwaardige synthese tussen kerk en

wereld, religie en profanatie, sacraliteit en utiliteit, christendom en humanisme. Door de context waarin deze synthese

heeft plaatsgevonden met behulp van historische en kunsthistorische bronnen te herleiden, wordt vanuit een spiritueel per-

spectief stapsgewijs zichtbaar dat in de gelaatstrekken van Gerrit Th. Rietveld overeenkomsten moeten hebben geschuild

met die van de persoon waar hij zich voorgoed in volle overtuiging van had afgezet. Zijn religieusarchitectonisch ontwerp

voor Uithoorn kan vanuit dit zinrijke standpunt niet anders beschouwd worden als het eigenhandig geleverde bewijs dat

zijn christelijke wortels hem nog steeds niet hadden verlaten — in zijn ‘vreugde’ beschouwde en benoemde hij zijn wereld

echter anders. Op dit naoorlogse kruispunt had de moderne architectuur laten zien hoe zij nog altijd niet geleerd had te

leven zonder God.14 Immers, in het huis van een humanist zouden mensen ook samenkomen.15

15

Page 16: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

16

Page 17: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

‘Geloof me’, zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg,noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden.’

Johannes 4 : 21

Zin

Page 18: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Er blijken polaire spanningen te zijn ontstaan tussen kerk en staat, en het is niet meer zo goed mogelijk de kerk met het koninkrijk der hemelen te identificeren. De hemel ráákt misschien nog wel aan de aarde, maar hij staat daar niet zo alzijdig meer overheen gewelfd. En of ‘God’ nog wel in de kerk woont, onlosmakelijk verbonden met het altaargeheim, is dan ook een open vraag geworden.

Willem Gerard Overbosch

De geïsoleerde positie die de kerk zich in haar zoektocht naar een waarachtig vormgeworden houvast eigenhandig had

toebedeeld moest worden beschouwd als de essentiële beweging richting een hernieuwde existentiële beleving van haar

vorm.16 Verder uitstel van deze manoeuvre had haar waarschijnlijk voorbij laten gaan aan de bovengenoemde moderne

discrepantie tussen ‘binnen’ en ‘buiten’. In haar inzicht was de kerk met de moderne kerkbouw bij een nieuw vertrekpunt

aanbeland: liturgie en kerkbouw terugschenken aan de mens, die er meer dan ooit behoefte aan zou hebben gehad.17

Zoals Gerrit Th. Rietveld voor zichzelf de grenzen en mogelijkheden van het menselijk bestaan opnieuw had moeten vast-

stellen, schiep de kerk de mogelijkheid haar pluriforme imago van vormloze uiterlijkheden te reconstrueren door zich op

overeenkomstige wijze af te wenden van een verstarde institutionele traditie. Te midden van een dynamische moderne

samenleving greep zij in haar bestaansgeldige bezinning terug op haar oorspronkelijke motief — Jezus van Nazareth.18

Weet u niet dat u een tempel van God bent en dat de Geest van God in uw midden woont?

1 Korintiërs 3 : 16

Staand in de Joodse traditie was het Jezus van Nazareth die zich op voorbeeldige wijze buiten de heersende formele religi-

euze structuren wist te plaatsen en de kans zag direct tot het hart van de mens te spreken om hem te vertellen waar hij

de werkelijkheid zou vinden: in zichzelf, in zijn persoonlijke relatie tot de godheid, in zijn eigen goddelijkheid. Zoals voor de

Joodse gemeenschap van het Oude Testament de tempel het fundamentele middelpunt van het religieuze bestaan had

gevormd, nam Jezus van Nazareth in zijn verschijning deze tempel als zijn persoon en in zijn persoon over.

Fundament

18

Page 19: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Maar een tempel zag ik niet in de stad,

want God, de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het lam.

Openbaring 21 : 22

Daarmee richtte de kerk zich in haar reconstructie van moderne kerkbouw op haar bestaansgeldige expressieve oor-

sprong — welke evenwel direct vanaf haar ontstaan in samenhang met de haar omsluitende culturele invloeden was

geëvolueerd tot een sacraal-monumentale ruimte waarbinnen het heilige, dat met het evangelie juist onder de mensen was

gekomen, wederom van humaniteit werd gescheiden.19 Echter, vanuit een alternatief standpunt bekeken verbeelde deze

onherleidbare evolutie niet een gebrek aan vormgeworden houvast wat de gretig naar oplossingen zoekende kerk juist tot

probleem had gemaakt. In zijn Suprematistisch Manifest constateerde Kasimir Malewitsch

Als echter de heidense tempels zozeer met de vorm van het christendom overeenkwamen, dan kan het christendom zich niet ver van

het heidendom verwijderd hebben, want iets waarachtigs nieuws vindt voor zijn nieuwe inhoud ook een nieuwe vorm.

Door genoegen te nemen met de oorspronkelijke betekenis van de evangelische boodschap zou de afwezigheid van een

vormgeworden houvast door de kerk niet gevoeld moeten worden — van een identificatie tussen christendom en religie,

tussen christendom en beschaving, tussen christendom en ideologie zou geen sprake geweest zijn zolang de mens

tegenover de werkelijkheid bestand was gebleven waar God hem persoonlijk de toegang tot had verleend. Daarentegen

trachtte de christelijke religie volgens Martin Buber aan haar evangelische natuur te willen ontsnappen zoals aan haar

profane gemeenschap: de werkelijkheid was haar onverdraaglijk en God vormde de macht die haar uit die onverdraaglijke

werkelijkheid had ontzet.20

Ondanks deze ontsnapping was het kerkgebouw in de daaropvolgende eeuwen in wezen een huis op aarde gebleven

waarbinnen de christen zichzelf en God terug kon vinden. De positie die het kerkgebouw werd toebedeeld in de wederop-

bouwende samenleving benadrukte dit ‘huis-zijn’ eens te meer. Misschien vormde het naar voren treden van deze kara-

kteristiek het benodigde besef om tot het fundamentele inzicht te komen dat, met de invoeging van de geseculariseerde

gedachte, het oorspronkelijke evangelische ‘mens-zijn’ een niet eerder gerealiseerde brug kon slaan tussen wereld en kerk

zoals Dietrich Bonhoeffer dat had geformuleerd

In Christus bezitten wij de mogelijkheid tegelijk aan de godswerkelijkheid en de wereldwerkelijkheid deel te hebben, het ene niet zonder

het andere. De werkelijkheid van God openbaart zich niet anders dan door mij geheel midden in de wereldwerkelijkheid te plaatsen en

die wereldwerkelijkheid vind ik steeds reeds gedragen, aangenomen en verzoend in de werkelijkheid van God.

In deze zin had de kerk geldige redenen gevonden om in haar moderne architectuur te breken met historisch dogmatisme

en academisch formalisme welke in wezen nooit onvoorwaardelijk waren gebleken. Evenals in andere tijden was zij ook

binnen de moderne samenleving gevrijwaard om zich door middel van morfologische emulatie binnen haar milieu in te

19

Page 20: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

passen. Niet geheel verwonderlijk werd deze hoopvolle inpassingmogelijkheid, welke het moderne kerkgebouw met onder-

steuning van de naoorlogse wijkgedachte in Nederland kreeg aangeboden, door de kerk beschouwd als de uitgelezen

kans om te bewijzen dat zij wel degelijk kon meewerken aan de opbouw van de ‘stad van de mens’. Immers, door haar

nieuw verworven inzichten was zij tot besef gekomen dat zij zowel vanuit haar universele oorsprong, als vanuit haar toe-

stand van een met de naoorlogse cultuur gelijkende verscheurdheid, op gelijke hoogte stond met de moderne mens.21

Volgens Geert Bekaert bleek de christelijke religiositeit te midden van deze ontwikkelingen fundamentele overeenkomsten

te hebben met de reeds ingevoegde geseculariseerde gedachte, toen hij teruggreep op Augustinus’ verantwoording over

de humane universaliteit van de evangelische boodschap

De religiositeit van de hedendaagse mens ligt niet meer in het voltrekken van een ritus, het onderhouden van een voorschrift, het erken-

nen van een taboe; in het onderwerpen van de mens aan een of ander abstract ideaal (dat alles komt nog voor, zowel binnen als buiten

het christendom), maar in de onvoorwaardelijke overgave aan de aardse werkelijkheid, die hij niet alleen wil leren kennen in al haar

mogelijkheden, maar opbouwen en humaniseren.

Het was deze ontdekkingstocht waarin een meer gehumaniseerde moderne kerkbouw het ‘vreugdevolle’ pad van Gerrit

Th. Rietveld zou kruisen en in dialoog tot de creatie van een fenomeen zou komen, die zich zou openbaren in de be-

grenzing van een ruimte waarin mens en kerk een gelijke plaats in toebedeeld zouden krijgen. Los van elkaar waren zij op

zoek gegaan naar een nieuw beeld van de menselijke werkelijkheid, los van elkaar hadden zijn in hun zoektocht de eigen-

schappen van de moderne architectuur gebruikt om de contouren van dit nieuwe beeld scherp te slijpen — om elkaar

op een naoorlogs gelegen kruispunt in Uithoorn tegemoet te treden.22 Vanuit een latente voortzetting van de vooroorlogse

verzuilde omstandigheden zag voornamelijk de Nederlands Hervormde Kerk een kans zich in de wederopbouwende

samenleving als ‘gemeenschapshervormer’ te profileren.23 — Een kans die zij nadrukkelijk aangreep met het samenstellen

van commissies en een instituut die in de daaropvolgende jaren verscheidene voorlichtingsrapporten over de moderne

kerkbouw en moderne samenleving zouden uitbrengen.24 Goede intenties om zichzelf tegenover de moderne mens te

actualiseren — en daarmee in passende navolging op Jezus van Nazareth de ingevoegde geseculariseerde gedachte niet

tegen te werken, maar in hoopvolle tolerantie te omarmen — werden zwart op wit gesteld.25 Paradoxaal gesterkt door de

naoorlogse geestelijke verscheurdheid, zag de kerk kans om met een door de overheid vormgegeven wijkgedachte de

moderne mens geheel terug te brengen tot het besef dat hij een naaste had.26

Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn.

Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in de liefde,

want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’

Galaten 5 : 13 – 14

20

Page 21: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Evenwel behorend tot de invloedrijkste vormgevers van een a-sacrale architectuur waar de moderne mens zich met ge-

noegen door liet omringen, voldeed Gerrit Th. Rietveld niet volledig aan het signalement van de a-christelijke moderne

mens zoals de naoorlogse kerk deze — alom argwaan opwekkend vanwege het voorbijgaan aan haar tolerante intenties

— tot missionair doelwit had verheven.27 Ondanks afstand te hebben gedaan van de christelijke levensvisie, was Gerrit

Th. Rietveld zijn gehele leven een diep spiritueel persoon gebleven in zijn verbondenheid met het allesomvattende geheel

waar hij zich in gedachten en ervaring op oriënteerde.28 Of moderne theologische geluiden — door hernieuwde aandacht

te schenken aan de oorspronkelijke wereldwerkelijke boodschap van het christendom — aanvaardbare uitgangspunten

hadden gecreëerd, waaruit een voorzichtige toenadering tot de moderne ‘ervaringswereld’ van Gerrit Th. Rietveld mogelijk

werd, bleef moeilijk te herleiden.29 — Een theologische toenadering vanuit zijn positie was zeer waarschijnlijk uitgesloten.30

Hoewel kerk en architect hun wereld op verschillende manieren beschouwden en benoemden, bleven zij in wezen samen-

hangen, onderdeel uitmakend van één werkelijkheid, overkoepeld door eenzelfde sterrenhemel.

In zijn persoonlijke reconstructie van de grenzen en mogelijkheden van het menselijk bestaan, legde Gerrit Th. Rietveld de

wezenlijke rol van de zintuiglijke waarneming bloot als spiegelbeeld voor de ontwikkeling van bewust-bestaan en bewust-

zijn. Het waren de ‘groei’ van dit bestaan en zijn, en de ‘vreugde’ die aan deze ontwikkeling beleefd kon worden, welke hij

respectievelijk tot hoogste doel en hoogste geluk van het leven had gesteld.31

Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog.

Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.

1 Korintiërs 13 : 12

Vanwege het direct waarneembare karakter van de kunsten kregen deze, in samenhang met haar prominent verworven

positie binnen zijn gereconstrueerde ‘levenshouding’, een confronterende taak toebedeeld. — De kunsten en haar kunst-

enaars zouden zich met de opgedane ontdekkingen van nieuwe zinsuitdrukkingen binnen de waarneembare werkelijkheid

in dienst moeten stellen van een verruiming van de werkelijkheidszin van de beschouwer: door de beperkende geaardheid

van de zintuiglijke waarneming konden de kunsten zich daarentegen onmogelijk met de vormgeving van abstract-spirituele

onderwerpen bezig houden. De te kennen wereld werd opgebouwd uit een opeenstapeling van waargenomen ervaringen

die enkel door aanvulling van onconventionele waarneembare ervaringen tot verdere ontwikkeling kon komen. Daarmee

werden deze werkelijkheidsverruimende kunsten door Gerrit Th. Rietveld verheven tot de essentiële verhelderende weg die

de mens naar het hoogste doel binnen zijn bewust-bestaan en bewust-zijn zou kunnen leiden — hijzelf zou in zijn ‘vreugde-

volle’ beoefening van de architectuur het hoogste geluk komen te leren kennen: de werkelijkheid die zijn architectuur kon

scheppen was de ruimte.32

21

Page 22: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

22

Page 23: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Idee

En hij ging op weg zonder te weten waarheen.

Hebreeën 11 : 8

Page 24: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Ruimte

Van deze architecten kon men de meditatie over het wezen van de gemeenschap, van het Avondmaal, dan de doop, van het Woord, en de doorwerking van die bezinning in een archi-tectonische vorm van de twintigste eeuw moeilijk verwachten. De opdrachtgever had er kennelijk niet over nagedacht en was er blijkbaar van overtuigd, dat een twintigste-eeuws kerkgebouw betekende een gebouw ontworpen door een twintigste-eeuwse architect.

Albert Buffinga

Pretenderen dat Gerrit Th. Rietveld ondanks een vroegtijdige afkering van zijn christelijke geloofsovertuiging in wezen zijn

verdere leven ‘christelijk’ was gebleven gaat ronduit te ver. Aannemen dat hij in zijn spirituele metamorfose al zijn evan-

gelische bagage had afgeschud blijft daarentegen even ongeloofwaardig. Het heersend ‘menselijk’ verlangen naar een

modern-christelijke uitkleding van het kerkgebouw, dat — met het teruggrijpen op haar oorspronkelijke motief als het religi-

euze ‘monument’ van het wereldwerkelijke bestaan — zou worden doorgezet tot het bereiken van een kern van loutere

inwendigheid, tot een onuitgesproken beweegreden van alle menselijke activiteit, bleef evenzogoed op het Noord-Hol-

landse kruispunt onvervuld.33 Daarmee vervolmaakte deze onvervuldheid niet het bewijs van een onoverbrugbare afstand

tussen een nimmer op te lossen probleem en een haar ‘wezenloos’ in-vorm-gegeven oplossing. Integendeel, ondanks

de bijkomende onzekerheden en tegenstellingen onder en tussen de deelnemende partijen, waren na de realisatie van

het Uithoornse ontwerp zowel de vanuit kerkelijke hoek geuite dankbare lofbetuigingen, als de uit onbegrip geschreven

kritieken vanuit architectuurtheoretische hoek, merkwaardig maar ‘wezenlijk’ te noemen; er werd over gesproken, dus was

het onder de mensen.34

Ze trokken door een onbewoonde woestijn en sloegen op onbetreden plaatsen hun tenten op.

Wijsheid 11 : 2

Zoals voor Gerrit Th. Rietveld de moderne bouwkunst zich in dienst moest stellen voor de verruiming van werkelijkheids-

zin, concentreerde de moderne kerkbouw zich in wezen op eenzelfde taakgerichtheid. Door haar gebrekkigheden op

de prijzige koop toe te nemen, werd het door Gerrit Th. Rietveld torenloos vormgegeven kerkgebouw evenwel in al haar

dienende eenvoud met open armen ontvangen door de Nederlands Hervormde Kerk.35

24

Page 25: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Zelfstandig de totale fundamentele problematiek van de christelijke gemeenschap uit de twintigste eeuw verwerken in

ruimte- en dienstvormen kon de kerk — zelfs in haar meest voorkomende opvattingen en beste intenties — van Gerrit Th.

Rietveld niet verwachten; hij had hun gezegd dat ze niet meer zouden krijgen, en zij hadden meegedeeld dat dat voldoende

was.36 Het bleek een genoegdoening met en vanuit een onvolmaaktheid; de kerk had durf getoond het onbegane pad

te betreden, maar had ondanks haar verworven inzichten tijdens haar reis nog niet de vormgeworden houvast gevonden

waar zij oorspronkelijk naar op zoek was gegaan. Tegen haar uit decreten opgebouwde institutionele traditie indruisend,

leek de kerk haar vormvraagstuk op kwetsbare wijze in het midden te laten — zij wist het zelf niet.37

‘En men kan niet zeggen: “Kijk, hier is het!” of: “Daar is het”

Maar weet wel: het koninkrijk van God ligt binnen uw bereik.’

Lucas 17 : 21

Of hier sprake was geweest van een op overtuiging berustende overgave aan inkleuring en dialoog met de moderne

samenleving, of een op verhulling berustende poging de moderne a-christelijke mens op schijnheilige wijze terug — de

heilige ruimte in — te lokken, vormde het vraagstuk waar de moderne kerkbouw zich steeds verder in verstrengeld zag

komen te zitten.38 Zeker was dat Uithoorn met haar keuze voor Gerrit Th. Rietveld zuivere ‘architectuur’ had ontvangen —

de begrenzing van onbegrensde ruimte waar zij in haar gemeenschappelijke bijeenzijn ‘tot in lengte van jaren’ gebruik van

kon gaan maken.39 — In haar oprechte trots had zij echter het ware onvermogen van deze religieusarchitectonische gift

over het hoofd gezien.40 Grondslagen voor deze verblinding waren gelegen in een overheersend architectonisch dualisme

binnen de kerkelijke bestaansgeldige bezinning, waarbij de uit de reeds beschreven fundamenten opgetrokken ruimtelijke

begrenzingen de ingebeelde sleutels moesten vormen tot een herstel in samengaan met de moderne beschaving. Dit

dualisme werd beschouwd als het gevolg van latent scheefgegroeide verhoudingen tussen functie en vorm, welke in de

groeiende discrepantie tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ zichtbaar was geworden.41 Vanuit een spagaathouding voelde de kerk

zich genoodzaakt te verantwoorden tegenover zowel haar christelijke als haar maatschappelijke gemeenschap — in liturgie

en architectuur.

Liturgie moest gelijk aan de moderne kerkelijke architectuur de christelijke gemeenschap een evoluerende ruimte bieden,

waarbinnen de contouren van de werkelijkheid gekend en verlegd konden worden. Juist door deze schijnbare eenheid leek

de problematiek van liturgie en kerkbouw vanuit dezelfde vormloze oorsprong te zijn ontstaan, en daarmee een overeen-

komstige bezinning nodig te hebben — binnen de christelijke openbaring bleef de mens totaal op zichzelf aangewezen.42

Buiten de historisch institutionele traditie met haar formele kaders om, werd de wezenlijke functionaliteit van het kerkgebouw

met deze ‘liturgische’ bezinning teruggebracht tot de universele expressie van dienstbare ondersteuning aan het mense-

lijke en gemeenschappelijke gods- en wereldwerkelijkheidsbesef.43 De herontdekking van deze oorspronkelijke dienende

functie vormde het bewijs van de eeuwenoude aanwezigheid van een met monumentale sacraliteit dichtgegooide kloof

tussen liturgie en architectuur — nu het uitgraven was begonnen werden de oorspronkelijke verhoudingen weer zichtbaar.

25

Page 26: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Met deze ontdekking werden liturgie en architectuur opnieuw tegen het licht gehouden — ‘Liturgie Bauherr der Kirche’ —

waarmee de vormgevingsprincipes van de moderne kerkbouw vanuit twee verschillende bestaansgeldige vertrekpunten

konden worden voortgezet: een beweging van binnenuit, waar de bestaansgeldige reden van een ‘dragende’ kerkbouw

binnen het wezenlijke programma van haar liturgie, in haar interieur, verscholen zou moeten liggen.44 — Of een beweg-

ing van buitenaf, waar deze reden in de vorm-gevende architectuur verweven zou moeten zitten.45 Evenwel was de kerk

met de utilitaire beschouwing van haar liturgische binnenruimte — als ‘speelplaats’ voor de gemeenschappelijke gods-

en wereldwerkelijkheidsbeleving — op onverwachte wijze bij het naoorlogse kruispunt aanbeland, waar zij zich aan de

hand van de door Gerrit Th. Rietveld gecreëerde opvattingen — over een met ruimtebeleving te ontwikkelen ‘vreugdevol’

werkelijkheids-bewustzijn — met nieuwe vormen kon verrijken.46

Door begrenzing van het onbegrensde wordt de waarheid werkelijk.

Dat wil zeggen, dat wat er is voor ons gaat bestaan doordat het binnen ons bereik komt.

Rabindranath Tagore

Of het geheim van de bereikbaarheid van het koninkrijk van God voor de modern-christelijke mens werkelijk binnen de

primaire ruimtebegrenzing van ‘De Hoeksteen’ — in haar nieuwe vormen — verscholen zou liggen, bleef voor Gerrit Th.

Rietveld evenwel een vraag die geen enkele wezenlijke aandacht had te verdienen — zonder doordrongen te zijn van een

door Salomo gepredikte ‘vreugde’ zou niemand het antwoord kunnen vinden.47

Neen, het Koninkrijk is al uitgebreid op de aarde en de mensen zien het niet.

Logos 11348

Met zijn religieusarchitectonisch ontwerp had Gerrit Th. Rietveld ruimte gecreëerd waarbinnen de christelijke liturgie haar

plaats opnieuw kon vinden en innemen; hij had de liturgie niet tot een onveranderlijke gestalte teruggebracht, maar haar

de mogelijkheid geboden zich binnen de gemeenschapsbeleving te kunnen ontplooien. Door de grootse beheersing van

de verhoudingen tussen de ruimtebegrenzende elementen en de bovennatuurlijke orde die deze composities wisten uit te

stralen, zou de kerkzaal al snel als één van de hoogtepunten uit zijn gerealiseerde oeuvre beschouwd worden.49 De nadruk

welke Gerrit Th. Rietveld in zijn gehele oeuvre op de levensvoorwaarden onthullende ruimtebepaling van de architectuur

had gelegd, werd in ‘zichtbare verwondering en bewondering’ verweven met het meditatieve karakter van de kerkzaal — zij

vormde een nadrukkelijke binnenruimte.50 Wandhoge raampartijen aan de lange noordoostzijde van de ruimte moesten

een communicatie tussen de godsdienstige binnenwereld en de maatschappelijke buitenwereld op gang brengen, zonder

aan de destijds veelvuldig verworpen gedachte dat deze twee werelden in wezen een eenheid moesten vormen verdere

26

Page 27: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt
Page 28: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt
Page 29: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

ruimte te bieden.51 Hier moest het glas niet als een onverschillig doorlaatbaar vlies, maar als een van werkelijkheid bewuste

doorbreking van nadrukkelijke begrenzing geïnterpreteerd worden; daarbij moest het de primaire aanwezigheid van de ruw

afgewerkte muren versterken.

De vraag of Gerrit Th. Rietveld met zijn creatie in bewuste onschuld het volledige vormvraagstuk van de moderne kerkbouw

had weten op te lossen, bleef na de kerkzaal in haar spirituele eenvoud te hebben ervaren een ondubbelzinnig antwoord

schuldig. Moest het tegen een sober blauwgrijze aandachtswand geëtaleerde en op een geelgrijze vloer van kunststof

gepositioneerde liturgische centrum — aangevuld met enkele door hemzelf ontworpen kerkelijke utensilia — werkelijk een-

zelfde herkenbare hervormde schraalheid bij haar bezoekers oprakelen zoals deze voorheen gewend waren geweest?52

In tegenstelling tot het scala aan ruimtelijk-visuele experimenten, gebaseerd op de vooroorlogse ontwikkelingen binnen de

‘liturgische beweging’, straalde de nauwelijks noemenswaardige schikking van de Uithoornse sacramentssymbolen een

doffe passiviteit uit — aan de avondmaalstafel zou zelfs nooit iemand plaats hebben genomen.53 Samen met het cilinder-

vormige roodgranieten doopvont vormden de gelijkvloers geplaatste in parana pine uitgewerkte kerkbanken de enige

robuuste elementen binnen de asymmetrisch doorbroken eenrichtingsopstelling van de kerkzaal — met de balkonplaatsen

bood het bankenplan in een bewust ongedwongen concentratie, vanuit twee aandachtsassen richting het liturgische cen-

trum gepositioneerd, vierhonderdvijftig kerkgangers een overzichtelijke positie.

Gerrit Th. Rietveld gaf met zijn ontwerp blijk van een ‘weelde van soberheid’, waarbinnen naar zijn idee enkel door gebruik

van geometrische vormen een intensere beleving van de werkelijkheid mogelijk werd.54 Het was echter deze niets verhul-

lende soberheid waarin het reeds genoemde onvermogen tot het oplossen van de liturgische en architectonische problem-

atiek het meest zichtbaar naar voren kon treden. Op zoek gegaan naar een helderheid die de rust van een meer humane

bezinning op de naar bezinning zoekende mens kon overdragen, was Gerrit Th. Rietveld met zijn liturgische binnenruimte

bij een aan onlichamelijkheid grenzende absolute orde uitgekomen, die op een unieke sacraal-monumentale wijze haar

essentiële banden met ‘buiten’ alsnog had doorgesneden.55 — Door de nadrukkelijke grenzen van deze ‘onbewoonbare’

ruimte af te kunnen zien, werd zij enkel meer sektarisch.56 Sporen van bovennatuurlijkheid waren op onontkoombare wijze

tussen het intentionele labiele overwicht van zijn architectuur terechtgekomen; voor een dergelijke utopische loskoppeling

was Gerrit Th. Rietveld te diep verweven met de ‘traditie’ waar hij uit voort was gekomen — architectuur zou waarschijnlijk

niet langer tot één van zijn werkelijkheidsverruimende kunsten behoren als het zich van haar symbolische karakter zou

ontdoen.57

Binnen de naoorlogse religieusarchitectonische omstandigheden — waarin het leek alsof niemand in bezit van antwoorden

op enkele fundamentele en zelfgeformuleerde vragen bleek te zijn — hadden de formalistische gissingen die de kerk met

haar bestaansgeldige bezinning over de liturgie had uitgesproken, niet naadloos bij de architectuuropvattingen van Gerrit

Th. Rietveld aan weten te sluiten. Gezien de aanwezigheid van wezenlijke verschillen in de gods- en wereldwerkelijksheids-

beleving kon deze moeizame aansluiting dan ook niet verwonderlijk genoemd worden. Eerder waren het de uit het zicht ont-

nomen overeenkomsten in de uitgangspunten over de humane verhoudingen binnen de liturgische binnenruimte — waar

de ontdekkingstochten van beide partijen elkaar wederom gekruist moeten hebben — die als wonderbaarlijke raakvlakken

beschouwd moesten worden. Zoals volgens Gerrit Th. Rietveld enkel het onbegane ‘ervaringspad’ naar de uitbreiding en

29

Page 30: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

verheldering van een bewust-bestaan en bewust-zijn zou kunnen leiden, zo zou het onderweg zijn naar het onbekende —

zoals Abraham was vertrokken zonder te weten waar hij uit zou komen — volgens Geert Bekaert de wezenlijke beweging

en het ware doel van de christelijke liturgie moeten vormen — nooit zou iemand het antwoord kunnen vinden tijdens een

ontdekkingstocht waar het stellen van de juiste vragen tot hoogst bereikbare bestemming was verheven.58

Zonder de spanningen of zelfs de strijd uit te willen schakelen, moet de kerk de plaats zijn waar men elkaar als mens herkent en aan-

vaardt, waar alle spanningen en tegenstellingen hun betekenis krijgen in de uitbouw van een meer humane wereld.

30

Page 31: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Beeld

De stad was vierkant,even lang als breed.Hij mat de stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie,zowel in de lengte als in de breedte en in de hoogte.

Openbaring 21 : 16

Page 32: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Symbool

Het kan bestaan in een vrije, voortdurend nieuwe opbouw van levendige symbolen, waarin en waardoor een bewuste existentiële participatie aan de diepste, laatste, totale werkelijkheid mogelijk wordt. Die symbolen schept een religie niet zelf. Zij wordt zich slechts bewust in de symbolen welke de mens in zijn kunst schept.

Geert Bekaert

Zonder te weten waar hij uiteindelijk terecht zou komen verbleef Abraham aan het einde van zijn ontdekkingstocht in af-

wachting van een belofte die Johannes in zijn visioen uit de hemel zou zien neerdalen — het door God zelf ontworpen

en gebouwde Jeruzalem.59 Zoals tijdens de tweede wereldoorlog vooruitstrevende landvernieuwers hoopvol dachten

en schreven over de aanstaande naoorlogse samenleving, zo had Johannes tijdens de christenvervolging in Klein-Azië

met overeenkomstige bemoedigende intenties de hem ingegeven beelden van een glorieuze nieuwe hemel en aarde in

aantocht omschreven. Zijn visionaire Jeruzalem zou in een directe naoorlogse verwijzing vanuit ‘de onzichtbaarheid de

zichtbaarheid in treden’ — als verruiming van de werkelijkheid door het bereik van de waarneming — naar aanleiding van

een op voorlopige schetsen gebaseerde gedachtewisseling tussen Gerrit Th. Rietveld en de stedenbouwkundige adviseur

prof. Wieger H. Bruin.60 In de weerspiegeling van het water zouden de kenmerkende contouren van het kerkgebouw de

vierkante Godsstad moeten verbeelden in woord, daad en gedachte — als het driedimensionale symbool van de vierde

dimensie in een verscheurde samenleving.61

Mensenkind, neem een kleitablet voor je en teken daarop een stad: Jeruzalem.

Ezechiël 4 : 1

Opgetrokken uit een zichtbaar gelaten regelmatig betonframe, ingezet met speciaal vervaardigde witte B-2 blokken, moest

het lichtgetinte kerkgebouw het vooroplopende bindingsaccent van de uitbreidingswijk ‘Zijdelwaard’ voorstellen — niet

alleen op zondag, maar ook doordeweeks. De naoorlogse religieuze architectuur moest in navolging op de mensgecen-

treerde ‘liturgische beweging’ zich als onnadrukkelijk dienstbaar symbool binnen haar humaniserende milieu opstellen.62

Het kerkvoogdelijk eisenprogramma liet daarbij niets te raden over: ‘Niet meer en niet minder dan een opsomming van

32

Page 33: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt
Page 34: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

zodanige ruimten, dat het kerkgebouw zowel kerkelijk centrum, kerk als wijkcentrum zou kunnen zijn.’ Reeds bij het aan-

vaarden van de opdracht had Gerrit Th. Rietveld de hervormde opdrachtgever op zijn persoonlijke voorwaarden gewezen;

dat het kerkgebouw ook voor andere doeleinden zou dienen.63 Door in het kerkgebouw tevens een toneelzaal, een foyer,

een hobbykamer en een crèche onder te brengen, ontstond geen ‘opsomming’, maar een netwerk van ruimten, opge-

bouwd uit ‘vormen die overeenstemmen met de aard van het Christendom’ — de eenvoud en rechtlijnigheid van het

kerkvoogdelijk woordgebruik omtrent het kerkgebouw vormden daarbij de directe inspiratiebron voor haar karakteristieke

simpele vormen- en kleurentaal; niet meer maar ook niet minder.64

In de wereldwerkelijke taal die hij meesterlijk beheerste, wist Gerrit Th. Rietveld zijn zorg voor de mens in zijn ruimtelijke

behoeften en verlangens tot in de kleinste details binnen onopvallende structuren tussen ruimten en verdiepingen uit te

drukken.65 — Zijn taal bleek vanuit een godswerkelijk dialect echter minder verstaanbaar voor buitenstaanders. Ondanks

de vrijblijvende multifunctionele bedoelingen van het naar buiten gerichte kerkelijk centrum, bleef het geheel van aaneen-

geschakelde binnenruimten op een inconsequent punt binnen de uit te stralen ideologie van de onvoorwaardelijke open

ontmoeting steken; haar architectuur was met het onontkoombare karakter van ‘bescherming’ behept.66 Geborgen onder

een blauwgeschilderde luifel had Gerrit Th. Rietveld de hoofdingang aan de noordwestgevel als een ontfermend open

portaal geaccentueerd — een met banken verrijkt bordes waar ‘ieder op zijn gemak de ander kan ontmoeten’ — en in een

eenvoudige interactie tussen zuivere horizontale en verticale vlakken begrensd. Echter, door de kleur- en vormgegeven

nadruk op dit onthaal te leggen creëerde hij reeds bij het ingaan een duidelijke scheiding tussen ‘binnen’ en ‘buiten’, zoals

hij deze ook in het communicerende karakter van de kerkzaal had weten aan te brengen; zij predikte immers voornamelijk

voor zichzelf. Door de rode spiltrap van buitenaf in pure ruimtelijke openheid over vier verdiepingen van de zuidwestgevel

aan te brengen werd dit dualisme niet verder doorbroken. Het gebruik van immense monotone wandvlakken bood immers

genoeg ruimte voor misinterpretaties; de vrijblijvende ‘kerkfabriek’ werd al vlug opgevat als een sektarische ‘betonbunker’.67

— Door de moderne mens recht in de ogen te kunnen kijken, moest de kerk niet denken dat zij hem met deze inzichten

volledig wist te doorgronden.68 Gerrit Th. Rietveld had met zijn klare taal van de eenheidsmaat ‘zowel in de lengte als in

de breedte en in de hoogte’ — Ezechiël en Johannes hadden deze immers al in de opmeting van de heilige stad te zien

gekregen — niet de wezenlijke verbeelding van zijn tijd in heldere volmaaktheid op de argwanende voorbijganger over

weten te brengen.69

Een goddeloze zet een trots gezicht, de oprechte gaat de weg die hij moet gaan.

Spreuken 21 : 29

Leven ontkennende trots was echter wel het laatste gezicht wat Gerrit Th. Rietveld met zijn betrekkelijke, sobere en ruimte-

lijke creatuur aan durfde te nemen — in zijn streven naar een democratisering van de ruimte had hij met enkelvoudige

elementen een gezicht aan willen nemen dat de mens juist vanuit een hernieuwd bewust-zijn en bewust-bestaan op zijn

‘mens-zijn’ zou wijzen; in merkwaardige overeenkomst met de gelaatstrekken van Jezus van Nazareth.70

34

Page 35: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Los van de onontkoombare vormkritieken, was de wens van de Nederlands Hervormde Gemeente van Uithoorn vijf jaar

na het uitbrengen van haar opdracht — vanuit een merkwaardige synthese tussen kerk en wereld, religie en profanatie,

sacraliteit en utiliteit, christendom en humanisme — als een zuiver toonbeeld van de hervormde bouwbeginselen in ver-

vulling gegaan.71 Met de kruising tussen de theologische en functionele bedoelingen van de kerkelijke opdrachtgever en

de ruimtebegrenzende aanleg van de in verontwaardiging gekozen ‘goddeloze’ architect, was op het kruispunt in Uithoorn

een beeld ontstaan — een begrensd symbool — van een mens, een gemeenschap, een natie, een wereld in ontwikkel-

ing.72 In deze wonderbaarlijke naoorlogse ontmoeting moesten architect en opdrachtgever de eeuwige ‘vreugde’ van deze

‘groei’ ervaren hebben binnen de door Geert Bekaert besproken beweeglijkheid van de kerkbouw; in de dimensies van

religie, architectuur en leven — al was het maar voor een moment.

De orde die door deze sacrale architectuur geschapen wordt, is niet die van een eindeloze, monotone, willekeurig herhaalbare geo-

metrie, maar heeft iets van een fugatische compositie, die vanuit één of meerdere monumentale thema’s een beweeglijk leven niet alleen

tot samenhang en herkenbaarheid vormt, maar ook in zijn beweeglijkheid zelf stimuleert.

35

Page 36: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

36

Page 37: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Duur

Onze stad is immers niet blijvend, wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt.

Hebreeën 13 : 14

Page 38: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Epiloog

Zo liggen ze er dan, die kerkelijke complexen, met alle artistieke zorg eraan besteed, een beetje vreemd in de nieuwe stadsuitbreidingen. Ze vertonen een subtiel silhouet, dat het af-legt tegen de forse bouwblokken er om heen en een verfijnde detaillering, die geen weerklank vindt in het bouwprocedé van vandaag.

Adriaan Evers

Vanuit de naoorlogse wederopbouwideologie mocht zij dan een stedenbouwkundig gecentreerde positie hebben weten

te bemachtigen, in de naoorlogse belevingswereld was de kerk als ‘gemeenschapshervormer’ reeds voor aanvang van

de wijkgedachte al op onherstelbare wijze richting de rand van de moderne samenleving geschoven.73 Staand op het

kruispunt leek concessie de laatste inzet die de snel aftakelende kerk de moderne beschaving te bieden had; eenmaal

voorrang verleend was zij niet in staat geweest haar dynamische gids bij te houden — logisch, gezien het feit dat zij sinds

haar zelfverkozen vertrek niet langer bekend was met het voor haar onherkenbaar doorontwikkelde pad.74 Ondanks de

stimulerende aanwezigheid van verhelderende bewegwijzering, verloor zij te veel tijd met op adem komen, oriënteren

en het zich eigen maken van de vernieuwde verkeersregels — met één fundamentele manoeuvre bleek een dominante

richting-aangever zoekende geworden. Of deze ontwikkelingen het gevolg waren van een uit bewuste onwil verkozen be-

slissing, of een met invaliditeit te verhalen overrompelende onmacht bleef evenwel onbeslist.75

Als er geen verschil tussen de tonen is,

hoe kan men dan horen welke melodie er wordt gespeeld?

1 Korintiërs 14 : 7

Gerrit Th. Rietveld had ‘op verzoek’ een religieusarchitectonisch ontwerp gecreëerd in een periode waar — hij had de twijfel

bij de oorsprong van zijn architectonische identiteit persoonlijk ondervonden — de geseculariseerde gedachte zich steeds

dieper binnen de geloofszekere haarscheuren van verscheidene ‘uit het lood geslagen’ binnenkerkelijken wist te nestelen.

Hoewel hij met zijn ontwerp de door de Bouw- en Restauratiecommissie voorzichtig gedicteerde ‘soberheid, rust, licht

zonder nuchterheid, kunstrijke eenvoud en adel’ op waarachtige wijze tastbaar had weten te maken, was het hoopvolle

38

Page 39: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

37

Page 40: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

uitzicht op een hersteld maatschappelijk-representatief imago uit de tijd waarin zij deze kenmerken had vastgesteld lang

vervlogen.76 In navolging op de buitenstaanders, sloeg deze uitstraling, verspreiding en vertoning van godswerkelijkheid

met de jaren ook minder aan bij het wereldwerkelijker wordende kerkgaande volk. Opnieuw rees de vraag of deze ont-

kerkelijking enkel aan de hand van binnenkerkelijke incompetenties uitgelegd kon en mocht worden; vanuit voorbeeldige

intenties ondernomen experimenten om haar liturgische binnenruimte in functionele dienst van zicht en gehoor verder te

ontwikkelen, bleken voor niets te zijn geweest.77 — Het klonk alsof haar prediking onverstaanbaar was geworden, het zag

er naar uit dat haar oersymbolen onherkenbaar vervormd waren.78 Het waren echter niet de liturgische taal en de sym-

bolische beelden die tot onbereikbare hoogte waren geëvolueerd en zich boven de maatschappij hadden gesteld — de

kerk had haar starheid immers ‘toegegeven’ toen zij doorkreeg dat zij met deze hooghartige manoeuvre haar levensvat-

bare rijbaan had afgestaan — maar de moderne samenleving die met een onnavolgbare vooruitgang in wetenschap en

techniek de christelijke godswerkelijkheid had afgeschud en bij de rand had achtergelaten.79 Evenwel bleven de wezenlijke

redenen voor deze kerkelijke inflexibiliteit onderzoekswaardig; als zij zich door middel van haar oorverdovende prediking en

haar oogverblindende trots eigenhandig invalide had gemaakt, kon zij voor haar ‘oponthoud’ enkel aan de hand van een

gewetensloze berechting aansprakelijk worden gesteld.

Spreek geen vloek uit over een dove en plaats geen obstakel voor de voeten van een blinde.

Leviticus 19 : 14

Onder druk van een zorgwekkend zichtbare leegloop had de kerk in de vorm van moderne kerkelijke concessies op non-

verbale wijze ‘schuld’ betoond en ‘toegegeven’ dat zij in haar recente kerk- en architectuurverleden de haar omringende

samenleving verkeerd had begrepen.80 De kerk was tot inzicht gekomen dat zij met een angstvallig teruggrijpen naar een

allesomvattende orderning niet oog in oog met een op vrijheid afgestemde moderne mens kon komen te staan — zij

moest door haar sacraal-monumentale knieën zakken. In navolging op haar ‘aangezichtsgever’ moest zij de krampachtige

wetmatigheden van de even onwetende instituten laten voor wat ze waren, om in hoopvolle tolerantie de niet te bevatten

veranderlijke wereld te kunnen omarmen — zij moest inzien dat haar stad niet blijvend zou zijn.81 Dat de boodschap niet

langer via theologische wetmatigheden werd doorgesluisd, maar voortaan in de wereldwerkelijke beweging van humanist-

ische ontdekkingstochten zou worden gevonden, was een ontwikkeling die zich reeds bij de oorsprong van het evang-

elie al had voorgedaan. De geschiedenis had zichzelf herhaald; naar het overgeleverde messiaanse voorbeeld zou de

moderne kerkbouw vanuit een volwassen zelfbewustzijn — door haar historisch bepaalde karakter van ijdel egocentrisme

voorgoed te temperen — de humanistische werkelijkheid van de moderne mens in dienstbare gebaren ten toon moeten

spreiden — als allerlaatste, als al de voorlaatste dingen voltooid zouden zijn.82

40

Page 41: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Daarop zei Jezus:

‘Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u voor

bij het binnengaan van het koninkrijk van God.’

Mattheüs 21 : 31

Ondanks de wijder wordende kloof tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ had de Nederlands Hervormde Kerk met haar keuze voor

een religieusarchitectonisch ontwerp van Gerrit Th. Rietveld een ‘glinsterende’ steen uitgehouwen, die ter ondersteuning

tussen de fundamenten van haar eigenhandig opgezette brug kon worden aangebracht.83 Nog voor de eerste paal van

‘De Hoeksteen’ de grond had kunnen raken, had dit overbruggende kerkvoogdelijk besluit — richting een ‘goddeloze’ —

ongetwijfeld de wenkbrauwen van vele in argwanende afwachting verkerende kerkkennende toeschouwers doen laten

optrekken — een humanist had zich over hun huis mogen buigen. Met dit op een kruispunt geplaatste nieuwe Jeruzalem

voorafbeelde de kerk haar toekomstige inpassing waarmee zij zich aan de moderne beschaving zou overleveren; in vijf jaar

was een ruimtebegrenzend teken tot stand gekomen dat de tijd van kerken achter zich had gelaten en een periode van

nieuwe religieuze bezinning in moest luiden.84

Het is een ontmoetingsplaats, dat Nieuwe Jeruzalem, die geweldige kubus. Het is niet een plaats om te botsen, het is niet een plaats

waar men samenkomt met een vooropgezette mening, het is die plaats, waar de mensen elkaar waarachtig en in grote openheid ont-

moeten en daarbij bereid zijn ook zichzelf in de waagschaal te stellen. Daar zullen de mensen elkaar niet meer met de waarheid te lijf

gaan, maar daar zullen zij in die waarachtige ontmoeting de waarheid zelve zijn. Waarheid is nimmer los te denken van de eenheid en

menselijkheid. Waarheid ontstaat altijd alleen maar in werkelijke ontmoeting. Waarheid is ontmoeting.

God schiep de mens als zijn evenbeeld.

Genesis 1 : 27

Binnen de spirituele, de ruimtelijke en de symbolische dimensies van de naoorlogse kerkbouw hadden Gerrit Th. Rietveld

en de Nederlands Hervormde Kerk elkaars pad op merkwaardige wijze weten te kruisen. Door de fundamenten van zijn

religieusarchitectonish ontwerp aan de hand van zijn ‘levenshouding’ te herleiden en deze steunpunten met de inzichten uit

de bestaansgeldige bezinning van de moderne kerkbouw te vergelijken, werd het mogelijk vanuit een zinrijke beschouwing

enkele uit het zicht ontnomen overeenkomsten te herontdekken en toe te passen op de historische interpretaties van het

in 1965 gerealiseerde kerkgebouw. Voorbij de vooropgestelde uiterlijke verschillen kijkend, kon in de ‘vreugdevolle’ creatie

van Gerrit Th. Rietveld een universeel spiritueel-christelijke schepping herkend worden.85 — Vanuit een dergelijke homo-

centrische beschouwing was het zowaar mogelijk geworden vanuit zijn ‘goddeloze’ gezicht overeenkomstige gelaats-

trekken met het gezicht van Jezus van Nazareth te herleiden.86

41

Page 42: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Niet langer dan twintig jaar heeft ‘De Hoeksteen’ zich voor de uitbreidingswijk ‘Zijdelwaard’ als religieus ontmoetings-

centrum dienstbaar mogen maken — door de aanhoudende ontkerkelijking waren de Nederlands Hervormde Gemeente

en de Gereformeerde Kerk vanaf 1985 genoodzaakt de individuele ontdekkingstocht gezamenlijk te vervolgen. Ondanks

deze uittocht zou het religieusarchitectonisch ontwerp van Gerrit Th. Rietveld tot op de dag van vandaag als ‘glimlachende

kubus’ een dienstbaar gebaar richting de omringende gemeenschap blijven uitstralen — kort na te zijn afgestoten werd

het voormalige kerkelijk centrum vanuit een fortuinlijk herbestemmingsplan als openbare bibliotheek ingericht. Zoals met

zoveel noemenswaardige naoorlogse architectuur, en in het bijzonder de met leegstand bedreigde of onbestemde mod-

erne kerkbouw, moest het volgen van de oplopende monumentenwet-grens enkele ‘zorgdragers’ de afgelopen jaren een

hoopvol toekomstperspectief hebben geboden; de rijke verscheidenheid aan architectuurpublicaties na de grensover-

schreiding van ruim ingedeelde ‘monumentenperiodes’ is daar het voorspelbare bewijs van geworden. Onderzoeken naar

de architectuur tijdens de bezettingsjaren en de daaropvolgende wederopbouwperiode (1940 – 1965) zijn in volle gang,

terwijl met het jaar meer aandachteisende bouwwerken ‘lijstgerechtigd’ worden.87 Merkwaardig genoeg zal het voormalige

kerkgebouw van Gerrit Th. Rietveld de op de helft van de jaren tachtig ondergane metamorfose — naar een voor ieder

mens toegankelijke ‘openbaring’ — voorbij deze ‘lijstgerechtigde’ leeftijd in zich dragen — de toekomst zal bekend maken

of zijn religieusarchitectonische inzet om ‘het wezen van de dingen voor eeuwig vast te leggen’ voor eeuwig zal worden

vastgelegd.88

Voor de nieuwe vormgeving is dat wat eender is in alle mensen,

belangrijker dan hun verschillen.

Gerrit Thomas Rietveld

42

Page 43: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Achtergrond

Page 44: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Woord

[1] Het bouwvak is een vak geworden, waarbij het voldoen aan vele eisen, verordeningen, regels, afspraken en

gewoonten de hoofdzaak dreigt te worden. [2] Voor zover in ons vak nog spontaan gehandeld kan worden, is er kans zich

te kunnen bevrijden van oude en nieuwe sleur: en in zóverre kan er in dit vak nog sprake zijn van kunstzin. [3] Als men

vooraf, van wat men denkt te doen, de zin zou willen weten, zou men tot niets komen, doch achteraf vermoei ik me dikwijls

met het proberen in woorden te brengen van wat de eigenlijke betekenis van ons werk kan zijn, buiten het voldoen aan de

praktische eisen, waarvan ik de waarde dikwijls erg betrekkelijk vind. [4] Ik praat dan tot mezelf als volgt:

[5] Als we een deeltje van wat we geneigd zijn te noemen de algemene onbegrensde ruimte voor een bepaald

doel hebben afgezonderd, afgepaald, begrensd en tegen bepaalde invloeden hebben geïsoleerd en op menselijke schaal

gebracht, dan is er (als het goed is) een stukje, als werkelijkheid te beleven ruimte ontstaan — zo’n speciaal stukje ruimte is

dan in ons menselijk stelsel opgenomen. [6] Was die algemene ruimte dan niet als werkelijkheid te beleven? Niet voordat er

ergens een begrenzing was (wolken, bomen of iets anders, dat er maat aan gaf en licht en geluid reflecteerde). [7] Eigenlijk

is het zó, dat het begrip ‘algemene ruimte’, die we als aanwezig vóór-onderstelden, pas duidelijk wordt als voortzetting

van zo’n stukje door begrenzing ontstane realiteit. [8] Een dergelijke ontdekking en beleving van realiteit ontstaat in ieder

kunstvak op eigen wijze en het is voornamelijk daarom, dat ik de schilder- en beeldhouwkunst, die zich opnieuw dreigen

te vermengen met de architectuur, zo graag in vrijheid zou zien ontwikkelen. [9] We werken ook zonder deze menging allen

samen aan de verbeelding van ons bestaan, als kleine bijdrage tot het opbouwen van ons wereldbeeld. [10] Dit wereld-

beeld moet wel één op een speciaal menselijk stelsel gericht beeld zijn; maar ons gelijkgericht en begrensd waarnemings-

en denkvermogen, waant zich, als in een onkenbaar groot universum.

Levenshouding als achtergrond van mijn werkGerrit Thomas Rietveld

44

Page 45: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

[11] Zo stel ik me voor, dat ook bijvoorbeeld die platte grijze diertjes, die onder losliggende platte stenen leven, zich een

wereldbeeld vormen, oneindig in hun eigen stelsel. [12] En dat de eendagsvlieg een vermoeden van eeuwigheid moet

hebben, want elk stelsel heeft z’n eigen volledigheid, waarbuiten een eindeloos niets. [13] Ook binnen het menselijk stelsel

heeft men genoeg aan eigen, nog steeds groeiend wereldbeeld — ik neem zelfs aan, dat er meer mensen zijn, die in

staat zijn (bij ongeluk of ziekte bijvoorbeeld) de afbraak van deze verbeelding met volle teugen ondergaan, dan hen, die de

vreugde volledig kunnen dragen, die bij de groei van deze illusie beleefd kan worden. Deze vreugde te beoefenen is voor

mij de zin der kunst.

[14] De in ons vak tegenwoordig zo hoog geprezen menselijke schaal moeten we vooral niet als cultureel hoog-

staand overschatten, want in wezen is het brengen op menselijke schaal tegenover het niet menselijke in de natuur, een

daad van toe-eigening, alleen noodzakelijk uit oogpunt van zelfhandhaving — overigens een onontkoombare neiging in al

het bestaande. [15] Van mineraal tot organisme, vanaf de eenvoudigste chemische stoffen, tot de meest samengestelde

groeperingen, alles zoekt eigen evenwicht te koste van het andere op eigen wijze en als centrum van eigen omgeving. [16]

Dit zelfbehoud brengt mee zich te beschermen en die voorzieningen, die de enkeling niet kan bereiken, gemeenschap-

pelijk veilig te stellen in de vorm van een maatschappij. [17] Waar echter de te vele spelregels het levensspel dreigen te

verdringen, missen ze hun doel — dit geldt ook en niet het minst voor stedebouw en architectuur.

[18] Verder lijkt het me goed te bedenken, dat al onze daden slechts als begeleidende verschijnselen kunnen zijn

van een buiten ons stelsel vallend eeuwig gebeuren. [19] We behoeven dan nooit trots te zijn op het zogenaamde goede

dat we denken of doen, en ook geen angst of zorg te hebben, dat we in staat zijn iets te bederven. [20] Weet te heb-

ben van eigen bestaan, het eigen zelf te onderscheiden van het andere en ontwaken tot zelfbewustzijn schijnt mij zin en

hunkering in de acties van al het bestaande. [21] Te midden hiervan neemt de mens een zeer bevoorrechte positie in, wat

hem mijns inziens nog niet het recht geeft al het andere (ook levend volgens eigen wetmatigheden) aan zich dienstbaar te

maken — alleen hierom reeds in soberheid van wensen en eisen geboden. [22] Het is niet de afmeting of de hoeveelheid

verf die de waarde van een schilderij bepaalt — zó zijn ook bezit en macht geen levensvoorwaarde voor hen, waarvoor het

werkwoord zijn meer betekent dan hebben en doen. Dit soort egoïsme ontaardt niet in zelfzucht, die met haar poging tot

verontschuldiging, de zelfopofferende liefde eeuwenlang als grondslag voor de samenleving heeft gepredikt — [23] Voor

onze goede daden moeten we ons wel het meest schamen — [24] Daarom zie ik architectuur liever als sobere zelfhand-

having dan als sacraal-doenerij. [25] Het leven in z’n geheel is als een eeuwig naar z’n zwaartepunt zoekend, uit het lood

geslagen evenwicht — [26] Vanuit dit standpunt zie ik ook de architectuur meer als een labiel overwicht, dan als onwrikbare

monumentaliteit! Verder is ieder werk maar een deel van de oneindig vele uitdrukkingsmogelijkheden en zou een poging

tot volledigheid in een enkel werk de samenklank schaden. [27] Deze woorden zijn geen waarheden, maar pogingen ter

oriëntering.

Bandopname, donderdag 27 juni 1957, Stemmenarchief Stedelijk Museum, Amsterdam.

45

Page 46: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Verwijzingen

‘De specifieke vormelijkheid van het christendom is zijn vormloosheid.’ G. Bekaert, In een of ander huis. Kerkbouw op

een keerpunt, Tielt / Den Haag 1967, p. 17.

‘Goddeloze’ naar een woord van de Duitse godsdienstfilosoof Romano Guardini (1885 – 1968). Bekaert 1967 (zie

noot 1), p. 11.

‘In deze toestand komt verandering vanaf het ogenblik dat het kerkgebouw uit de evolutie van de algemene geschie-

denis treedt en nog slechts beschouwd kan worden als een produkt van de binnenkerkelijke ontwikkelingen, zodra

met andere woorden de godsdienstige gemeenschappen uitsluitend voor zichzelf gaan bouwen en niet meer voor de

gemeenschap van de mensen.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 7.

‘Aanleiding tot deze studie is het tijdens de oorlog bij de samenstellers gegroeide besef, dat de mensheid betrokken is

in een wereldcrisis, waarin een proces van algemene geestelijke ontworteling steeds sterker tot uitdrukking komt. Wij

zijn er ons van bewust geworden, dat deze crisis met de beëindiging van de oorlog allerminst overwonnen is en dat de

ernst van deze tijd vraagt, dat allen die dit beseffen, hun krachten thans geven aan de opbouw van een nieuwe samen-

leving.’ A. Bos e.a. (red.), De stad der toekomst, de toekomst der stad. Een stedebouwkundige en sociaal-culturele

studie over de groeiende stadsgemeenschap, Rotterdam 1946, p. 7.

‘Juist in zijn poging om van deze tijd te zijn heeft de moderne kerkbouw het traditionele begrip van het kerkgebouw

volledig uitgehold en de onmogelijkheid aangetoond om het in een modern perspectief te herwaarderen.’ Bekaert 1967

(zie noot 1), p. 12.

‘Hij [Gerrit Th. Rietveld] sprak daarover met zijn vrouw. Hij vond dat ze zich van het traditionele geloof moesten afkeren.

Op haar vraag: ‘Ger, wat geef je mij daarvoor terug’, kon hij alleen maar opmerken dat het geen kwestie was van het

ruilen van de ene zekerheid voor de andere, maar dat een nieuwe levenshouding vanuit een nulpunt, door zelfstandig

denken verworven moest worden. Hij dacht dat de filosofie hierbij richtinggevend zou kunnen zijn. Voor haar was dit

echter een rigoureuze omwenteling; ze kon hem hierin niet volgen.’ B. Mulder, Gerrit Thomas Rietveld. Een schets van

zijn leven, denken en werken, Nijmegen 1994, pp. 21 – 23.

1

2

3

4

5

6

46

Page 47: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

‘De zogeheten Levensfilosofie, waarvan Henri Bergson in Frankrijk de belangrijkste vertegenwoordiger was. In Duitsland

waren dit Ludwig Klages en Georg Simmel. In de notities van Rietveld komen regelmatig citaten van deze filosofen

voor. Verder blijkt uit zijn aantekeningen dat hij teksten van de filosofen Schopenhauer, Nietzsche, Helmholtz, Plessner,

Dewey, James en Emmerson heeft gelezen. Ook valt uit zijn notities op te maken dat de geschriften van Bergson, met

name diens boek De scheppende evolutie, en Plessners Einheit der Sinne belangrijke bronnen voor zijn denken zijn

geweest.’ Mulder 1994 (zie noot 6), pp. 61 – 62.

‘Hoewel Rietveld aanvankelijk meende, dat er een vergissing gemaakt werd (gezien zijn humanistische levensbeschou-

wing), aanvaardde hij na de eerste kennismaking met de kerkvoogdij en de predikanten van harte deze opdracht.’ J.

van Tricht, ‘Hervormd kerkelijk centrum “De Hoeksteen” te Uithoorn’, Bouwkundig Weekblad 84 (1966) 5 (maart), p.

65.

M. Küper (red.) en I. van Zijl, Gerrit Th. Rietveld, 1888 – 1964. Het volledige werk, uitgave bij tent. Utrecht (Centraal

Museum) 1992, p. 338.

‘Dat ik desondanks vandaag hier wel naar Uithoorn gekomen ben, dat is in de eerste plaats wel een gevolg van het

feit, dat wij groot respect hebben voor de wijze waarop de gemeente Uithoorn zich ingezet heeft om dit gebouw [‘De

Hoeksteen’] tot stand te brengen, en in de tweede plaats omdat we hier te doen hebben met een bouwwerk van

zeer uitzonderlijke betekenis — De Bouw- en Restauratiecommissie die heeft bepaaldelijk wel invloed gehad op de

keuze van de heer Rietveld als architect van dit gebouw. De gemeente Uithoorn heeft op architectonisch en op stede-

bouwkundig gebied een hele goede naam in Nederland; ik heb meermalen gelezen en ik mag dat hier wel zeggen,

ondanks het feit dat de heer Wieger Bruin hier ook bij is, dat de gemeente Uithoorn eigenlijk het beste voorbeeld in

Nederland is van de stedebouwkundige ontwikkeling van een kleinere gemeente, met een modern woongebied. En

de Bouw- en Restauratiecommissie vond dat in een dergelijke gemeente toch wel plaats was voor een kerkgebouw

van meer dan gewone allure. En vandaar dan ook dat wij het bijzonder hebben toegejuicht dat de kerkvoogdij de heer

Rietveld heeft uitgekozen om een ontwerp voor dit gebouw te maken.’ (H. G. van Beusekom). Wat er gesproken werd

bij de opening van ‘De Hoeksteen’, zaterdag 10 juli 1965, Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam (NAi), archief

Rietveld, Van Dillen en Van Tricht, inv.nr. 705, pp. 15 – 16.

‘Buiten de insiders zullen velen van u wellicht verwachten dat ik als jongere collega en als mede-opvolger van onze

voorganger Rietveld, mij slechts zal kunnen aansluiten bij de vele woorden en uitingen van bewondering voor de hier in

architectonisch opzicht bereikte resultaten. Toch is dit voor mij minder eenvoudig, in de eerste plaats omdat ik Rietveld

niet zag als iemand die op onbereikbare hoogte zijn creaties tot stand bracht, maar meer als een oudere vriend, als een

mens, een collega, met wie wij samen onze activiteiten, onze zorgen en onze beroepsvreugde deelden. In de tweede

plaats omdat ik door bewonderende opmerkingen te maken over dit kerkgebouw mij aan een zekere onbescheidenheid

schuldig zou maken, aangezien ik mij vooral bij dit gebouw mede verantwoordelijk weet in bijna alle architectonische

opzichten. In de derde plaats meen ik mij te moeten onthouden van het uitspreken van een mening over de bereikte

resultaten, omdat daartoe voor ons het nemen van afstand noodzakelijk is.’ (J. van Tricht). NAi 1965 (zie noot 10), p.

3. Deze woorden stonden tegenover de daaropvolgende toespraak van prof. dr. ir. H. G. van Beusekom, ‘Deze man

[Gerrit Th. Rietveld] nu heeft nooit een bankgebouw gebouwd, nooit een groot raadhuis gebouwd en daarom verheugt

het me zo heel bijzonder dat deze man nu deze kerk heeft mogen bouwen. Helaas is hij een jaar geleden overleden,

zodat hij de ingebruikneming van dit gebouw niet meer kan meemaken, maar wij mogen dan toch wel op deze plaats

7

8

9

10

11

47

Page 48: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

ook tegenover de familie van wijlen de heer Rietveld, getuigen van onze grote waardering, dat deze man juist dit ge-

bouw tot stand heeft mogen brengen.’ (H. G. van Beuseukom). NAi 1965 (zie noot 10), p. 17, en de beschouwing door

Albert Buffinga, ‘Omdat de opzet van de opdrachtgevers de keuze van juist Rietveld was en omdat de hoofdvorm door

Rietveld is bepaald, zal men de Hoeksteen in ieder geval moeten zien als een werk uit zijn handen en van zijn bureau.’

A. Buffinga, ‘Hervormd kerkelijk centrum De Hoeksteen te Uithoorn‘, Bouw 50 (1965) 2 (december), p. 1947.

‘Vaststaat in ieder geval dat Rietveld — uit welke motieven ook — de desbetreffende “steen” heeft “versmaad” [Psalm

118 : 22] en dat hij deze opvatting driemaal — we raken niet uit de symboliek — aan zijn opdrachtgevers heeft

meegedeeld, in de overtuiging dat men dan van de opdracht zou afzien.’ Buffinga 1965 (zie noot 11), p. 1944.

Deze gedachte staat tegenover de beschouwing van Albert Buffinga, ‘Het karakter van de bezinning — in de termen

der kerken: de gemeenschap der heiligen en de gezamenlijke ontmoeting van God in Woord en sacramenten — bleef

buiten beschouwing, omdat deze kenmerken van de christelijke “bezinning” Rietveld wezensvreemd waren.’ Buffinga

1965 (zie noot 11), pp. 1944 – 1945.

‘De moderne architectuur is helemaal niet zo modern als ze de indruk geeft: ze beantwoordt slechts in zeer gebrekkige

mate aan de reële dimensies van het moderne leefpatroon. En dit geldt ook voor die architectuur die op zoek is naar

de expressie van de eigen religiositeit. Nog steeds, en niet minder dan vroeger, is architectuur een religieus begrip en

bouwen een religieuze daad.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 11.

[1] Een pelgrimslied van David. Verheugd was ik toen ik hoorde: ‘Wij gaan naar het huis van de H E E R ,’ [2] verheugd ben

ik, nu onze voeten staan binnen je poorten, Jeruzalem. [3] Jeruzalem, als een stad gebouwd, hecht en dicht opeen.

[4] Daar komen de stammen samen, de stammen van de H E E R , om Israëls plicht te vervullen, te prijzen de naam van

de H E E R . [5] Daar zetelt het gerecht, daar troont het huis van David. [6] Vraag om vrede voor Jeruzalem: ‘Dat rust heb-

ben wie van je houden, [7] dat vrede heerst binnen je muren en rust in je vesting.’ [8] Om mijn verwanten en vrienden

zeg ik: ‘Vrede zij in jou.’ [9] Om het huis van de H E E R , onze God, wens ik je al het goede. (Psalm 122 : 1 – 9). Neder-

lands Bijbelgenootschap, De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), Haarlem 2004, pp. 997 – 998.

‘Als we het over de christelijke kerkbouw willen hebben, moet dit ongetwijfeld op een heel concrete basis gebeuren,

maar deze omvat méér dan alleen maar stijlkenmerken. De vorm van de architectuur kan niet beperkt worden tot zijn

visuele verschijning, hij heeft ook een geestelijke betekenis, en dit wil zeggen dat hij méér is dan expressie van een

beperkte historische verhouding. Hoe historisch gebonden ook, de vorm is op de eerste plaats een existentiële belev-

ing.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 17.

‘Met liturgie en kerkbouw zoals ze zichzelf overleven kan de moderne mens niets of bitter weinig aanvangen. De chris-

ten moet gaan inzien — eerlijkheidshalve ook tegenover zichzelf — dat hij geen liturgie bedrijft, en niet kan bedrijven

voor zichzelf alleen. Zijn daden kan hij in deze wereld niet apart zetten zonder dat ze meteen vals worden.’ Bekaert

1967 (zie noot 1), p. 14.

‘Hij [Jezus van Nazareth] was niet gekomen om op te heffen, maar om te vervolmaken. Niet in deze zin, dat hij de

wet wilde aanpassen, omvormen, vervolledigen of vervangen. Zijn boodschap sloot ook niet direct bij de wet aan. Hij

maakte de relatie tot de godheid die in de wet was neergelegd, geheel nieuw; hij stelde ze boven en buiten de wet.’

Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 18.

‘Zoals de tempel van Jeruzalem, zoals alle religieuze monumenten, werd het kerkgebouw het symbool van het geheil-

igd-zijn van de wereld door een boven-wereldlijke macht. Het werd de plaats waar het heilige zichtbaar in de wereld

12

13

14

15

16

17

18

19

48

Page 49: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

door een boven-wereldlijke macht. Het werd de plaats waar het heilige zichtbaar in de wereld ingreep, om vanuit een

monumentaal kosmisch middelpunt het menselijke leven en het menselijke landschap een zinvolle gestalte te geven,

dat wil zeggen om ze uit hun profaniteit, hun niet-bestaan, hun absurditeit te redden.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p.

22.

‘Maar dit is nu juist iets wat de God van Israël niet doet. Hij heeft de mens in de werkelijkheid geplaatst om er tegenover

stand te houden.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 23.

‘De harmonie in het bouwwerk geve uitdrukking aan de verzoening der diepste tegenstellingen tussen de mensen en

hun God en aan de vernieuwde verhouding tussen de mensen onderling: huis Gods en huis der gemeente. Niet van de

verscheurdheid van onze cultuur en van de aardse tijd zij het kerkgebouw uitdrukking, maar van de vrede met Hem, die

over alle tijden heerst en die, het is reeds gezegd, eenmaal “alles in allen” (1 Korintiërs 15 : 28) zal zijn.’ Beginselen van

kerkbouw. Rapport uitgebracht aan de Generale Synode der Nederlands Hervormde Kerk door de daartoe benoemde

commissie, ‘s-Gravenhage 1954, p. 11.

‘Zoals in Frankrijk iedereen, die belang stelt in architectuur, in Lonchamps [sic!] gaat kijken naar de kapel die Le Cor-

busier daar op die heuvel in het zuiden van de Elzas gebouwd heeft, zo zal straks wellicht Uithoorn een plaats zijn, waar

de beminnaars van architectuur van alle kanten naar toe komen om te kijken naar dat gebouw, dat daar op die hoek

van die twee singels in Uithoorn tot stand is gebracht.’ (H. G. van Beusekom). NAi 1965 (zie noot 11), p. 16 – 17.

Over de naoorlogse voortzetting van de verzuiling, welke tijdens de oorlogsjaren doorbroken leek te worden door een

toenaderende beweging onder de hogere kaders van de verschillende partijen, zei prof. dr. ir. Willem Schermerhorn:

‘Het verschil is dat ik later begrepen heb, dat er geen werkelijke discontinuïteit in het leven en de geestelijke structuur

van ons volk door de oorlog was gebracht.’ (W. Schermerhorn). W. Schermerhorn e.a. (red.), Minister-President van

herrijzend Nederland, Naarden 1977, p. [–].

‘Een vergelijkbaar geluid horen wij van de al eerder geciteerde ds. H. R. Blankesteijn, die in 1986 op een studiedag

van de kring ‘Kerkbouw en Eredienst’, georganiseerd door de Prof. dr. G. van der Leeuwstichting, een voordracht

heeft gehouden onder de titel ‘Terugtocht uit de wijken’. Hij komt tot de slotsom, dat ‘de kerkorde van de Nederlands

Hervormde Kerk het kind is van de gemeenteopbouw-geestdrift en deze sociologie’ [aldus de sociologie van Ban-

ning] (H. R. Blankesteijn, ‘Terugtocht uit de wijken; een studiedag in Zutphen van de kring Kerkbouw en Eredienst’,

Mededelingen Prof. dr. G. van der Leeuwstichting 62 (1986), p. 5489). In het naoorlogse Nederland werden vanuit

deze mentaliteit door de kerken meer dan tweeduizend kerkgebouwen in nieuwe stadswijken neergezet. Door de

ontkerkelijking, stelt Blankesteijn verder, is een overschot aan gebouwen en vooral ruimten ontstaan. Bovendien zijn

de kerkgebouwen door de teruglopende belangstelling en de veranderingen in de liturgie sterk verouderd. Een bek-

end feit is verder, dat de in omvang sterk teruggelopen kerkelijke gemeenten deze gebouwen uit een oogpunt van

draagkracht vaak niet meer kunnen onderhouden.’ K. Doevendans en R. Stolzenburg, ‘De kerken en de wijkgedachte.

Een opmerkelijke geschiedenis’, in: K. Doevendans en G. J. van der Harst (red.), Het kerkgebouw in het postindustriële

landschap, Zoetermeer 2004, p. 271.

‘Op deze wijze zal het ook mogelijk zijn, dat christenen en niet-christenen tezamen in de staatsgemeenschap een geza-

menlijke verantwoordelijkheid ontdekken en realiseren in het politieke leven. De consequentie van het bovenstaande

is, dat het de taak van de christenen en van de Kerk is, de verkregen vrijheid in elke concrete situatie zo te gebruiken

en zo te vullen, dat deze vrijheid een inhoud krijgt die in overeenstemming is met de zin die zij voor de christen heeft

20

21

22

23

24

25

49

Page 50: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

ontvangen in de ontmoeting met Jezus Christus (Galaten 5 : 13). Maar in elk geval zal het ook voor de niet-christen

daarbij duidelijk moeten worden, dat de christen in gehoorzaamheid aan zijn Heer zich niet onttrekt aan de solidariteit

met de ander en dat hij zich verantwoordelijk voelt voor diens vrijheid. Alleen zo zal het ook voor een niet-christen dui-

delijk kunnen worden, wat de christen met de beloften en geboden Gods bedoelt.’ Kerk en humanisme. Nota van de

Generale Synode der Nederlands Hervormde Kerk, behandeld in haar vergadering van 20 november 1963, z.p. z.j.

[1964], pp. 8 – 9.

Door de vooraanstaande theoloog prof. dr. G. van der Leeuw werd ‘De stad der toekomst, de toekomst der stad’ in een

commentaar uit 1946 gekarakteriseerd als: ‘Een voortreffelijke bijdrage tot den wederopbouw. Men zou het ook kunnen

noemen een poging om den modernen stadsmens weer terug te brengen tot het besef, dat hij een naaste heeft.’ G.

van der Leeuw, ‘Bespreking van De stad der toekomst, de toekomst der stad’, Wending 1 (1946 – 1947), p. 761.

‘In de eerste plaats omdat in de kringen van het Humanistisch Verbond velen nog van mening zijn, dat de christelijke

Kerk alleen maar op grond van opportunistische overwegingen tolerant is, maar in wezen de vrijheidsrechten van an-

dersdenkenden niet erkent. Niets wat het verdwijnen van dit misverstand kan bevorderen, dient te worden nagelaten.’

Kerk en humanisme 1964 (zie noot 25), p. 11. De vraag is of het wegwerken van misverstanden door verdere toe-

nadering van de kerk richting het Humanistisch Verbond positieve gevolgen heeft gehad.

‘Door het gevoel ben ik kosmisch gebonden — ik voel me met het Al verbonden, het nog ongevormde, tijdloze, on-

begrensde Al — dit is de zekerheid van mijn bestaan, mijn geloof, mijn vast vertrouwen, het één zijn met het Al. Al het

tijdelijke, het bestaande, begrensde dat me zou willen deren, valt bij deze eeuwigheid in het niet. Deze toestand geldt

alleen voor de werking van mijn ononderscheiden vormloos gevoel.’ (G. Th. Rietveld). Mulder 1994 (zie noot 6), pp.

69 – 70.

Daar tegenover staat, ‘Een menselijke werkelijkheid waarvan de grens wordt bepaald door het menselijke waarnem-

ingsvermogen is natuurlijk heel wat anders dan de werkelijkheid waar Rietveld als gelovig christen mee te maken had.

Dat was een werkelijkheid met een ondergeschikt gedeelte, het aardse leven, dat helemaal was gericht op het belan-

grijkste deel: de uiteindelijke bestemming in het hiernamaals. Het eerste deel was voor de mens ervaarbaar. Van het

tweede deel bestond een duidelijke voorstelling, maar die moest op gezag worden aanvaard.’ Mulder 1994 (zie noot 6),

p. 72. Over de voorstelling van het tweede deel was geen enkele christen het ooit volledig met elkaar eens geweest.

‘Rietveld vond dat de mens moet werken aan zijn eigen individuele ontplooiing en dat hij zich daar door zaken van buit-

enaf niet al te zeer van moet laten afleiden. Hij sprak vaak over de theorie van het ‘gezonde egoïsme’ als tegenhanger

van naastenliefde en opofferingsgezindheid, die hij lapmiddelen vond. Sociale en politieke verbanden waren voor hem

alleen van belang voor zover ze de individuele ontplooiing dienden. Hij was lid van het Humanistisch Verbond, maar

had kritiek op opvattingen en ontwikkelingen binnen het verbond die te veel in de richting van kerken gingen.’ Mulder

1994 (zie noot 6), p. 53.

‘De wijsgeren die bespiegelingen houden over de betekenis en de bestemming van het leven en het lot van de mensen

hebben zelf niet genoeg ingezien dat de natuur de moeite heeft genomen, ons zelf daarop te wijzen. Zij waarschuwt

ons door een zeer duidelijk teken dat onze bestemming is bereikt. Dit teken is de vreugde.’ (Henri Bergson). Mulder

1994 (zie noot 6), p. 69.

‘Als we een deeltje van wat we geneigd zijn te noemen de algemene onbegrensde ruimte voor een bepaald doel

hebben afgezonderd, afgepaald, begrensd en tegen bepaalde invloeden hebben geïsoleerd en op menselijke schaal

26

27

28

29

30

31

32

50

Page 51: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

gebracht, dan is er (als het goed is) een stukje, als werkelijkheid te beleven ruimte ontstaan — zo’n speciaal stukje

ruimte is dan in ons menselijk stelsel opgenomen.’ G. Th. Rietveld, ‘Levenshouding als achtergrond van mijn werk’, in:

Th. M. Brown, The work of G. Rietveld architect, Utrecht 1958, p. 163.

‘Ik begrijp heel goed de haast onoverwinnelijke afschuw die men van het actuele religieuze vertoon kan hebben, maar

dit is geen argument om iedere vorm van religieuze explicitatie van het bestaan voor onmogelijk te verklaren. Zelfs het

feit dat men helemaal niet ziet welke vorm dit zal aannemen, is nog geen bewijs.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 28.

De reeds geciteerde beschouwing door Albert Buffinga (zie noot 11) en de reeds geciteerde openingstoespraak van

prof. dr. ir. H. G. van Beusekom (zie noot 10) vormden daarbij spontane tegenpolen.

‘En ja, als ik het nu zeggen mag, wij vonden uw kerk toch wel erg duur. Maar we zijn toch verheugd, dat het mogelijk

geweest is om met behulp van de subsidie en met behulp van de rijksbijdrage, de financiering zoals men dat noemt,

“rond” te krijgen en wij verheugen ons er op dat dit gebouw hier nu staat en dat dit nu zijn diensten gaat bewijzen.’ (H.

G. van Beusekom). NAi 1965 (zie noot 10), p. 17.

‘De bouw “massa’s” bleven voor hem [Gerrit Th. Rietveld] huiden of immateriële grenzen tussen ruimten en tussen bin-

nen en buiten. Ze delen niets meer mee dan het ontstaan, bestaan en verbonden zijn van ruimte. Zodoende vinden

we in Uithoorn geen subjectieve mystiekerigheid. We vinden er architectuur. Dat is op zichzelf al heel wat: hoeveel

gemeenten kunnen er op bogen dat ze een kerkgebouw bezitten dat ook nog bouwkunst is?’ Buffinga 1965 (zie noot

11), p. 1945. Daar had Gerrit Th. Rietveld voor gewaarschuwd: ‘Het enige wat ik kan maken is een heerlijke ruimte,

een glimlachende kubus, en de functie moeten jullie zelf maar invullen.’ (G. Th. Rietveld). Bekaert 1967 (zie noot 1),

p. 95.

‘Het is duidelijk, dat de algemene houding als factor in de kerkbouwkunst de invloed kan vertonen van, laat ons zeg-

gen, de oude romaanse of gothische vormen, van hallenkerk of Grieks kruis, of van welke Protestantse oplossing

ook. Op zichzelf zijn deze niets méér waard dan moderne vormen, hetzij streng liturgisch beheerste, hetzij zelfs de z.g.

abstracte, waarmede men slechts het “geestelijk zijn” tot uitdrukking heeft willen brengen en niets anders. Een geijkte

sacrale kerkbouw bestaat niet. De stijl moet ieder nieuw kerkgebouw weder zelf scheppen. De beslissing hierover dient

gevonden te worden in de overeenstemming, die architect en opdrachtgevende gemeente bereiken moeten inzake

hun geestelijke overtuiging en de bouwkundige materialisering daarvan.’ Beginselen van kerkbouw 1954 (zie noot 21),

p. 43.

‘Net zoals men de kerkgang (met name voor de ‘buitenkerkelijken’) wil aanmoedigen door een ‘aantrekkelijke liturgie’

(waarbij de liturgie eigenlijk de verpakking wordt voor de preek die men kwijt wil), zo wordt het kerkexterieur de verpak-

king van de samenkomst der gemeente; en inderdaad, sommige kerk-exterieurs lijken hun maniertjes en modernismen

meer ontleend te hebben aan reclame en verpakkingsindustrie dan aan de architectuur. Misschien doorziet niet ieder-

een onmiddellijk zulke façades. Toch vallen ze spoedig door de mand. In de regel hoeft men alleen maar naar binnen

te gaan; net als bij menig aantrekkelijk verpakt artikel valt de inhoud tegen. Zulke kerken zijn ook niet werkelijk modern,

maar modieus; na korte tijd vervelen ze iedereen schrikbarend.’ H. R. Blankesteijn (red.) en W. G. Overbosch, Een hut

om in te schuilen. Kerken van nu en morgen, Baarn z.j. [1964], p. 13.

‘Er is reden tot grote blijdschap en wij zullen ons hoeden om ons op de borst te slaan. Er is gebouwd door de gehele

gemeente uit geloof in de kracht van het Evangelie, dat voelbaar wordt in de ontmoeting. Moge het kerkelijk centrum

De Hoeksteen tot in lengte van jaren staan in het teken van Geloof en Ontmoeting.’ (J. N. Wagenaar, secretaris-

33

34

35

36

37

38

39

51

Page 52: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

kerkvoogd). NAi 1965 (zie noot 10), p. 11. ‘Vandaag zijn wij hier in de kerk tesamen, als Joden en niet-Joden, als Katho-

lieken en Protestanten van allerlei signatuur, als Christenen en humanisten, als kerkelijken en on-kerkelijken. Moge het

de wil van God zijn, dat dit bijeenzijn een sprekend voorteken wordt van de toekomst van ‘De Hoeksteen’. Amen.’

(Wijdingsdienst ‘De Hoeksteen’ door ds. B. Holl, zondag 11 juli 1965). NAi 1965 (zie noot 10), p. 26.

‘Wanneer Ronchamp in zekere zin ergerlijk is, omdat het meer Le Corbusier is dan geloof en offer, dan is Uithoorn

in zekere zin teleurstellend, omdat het noodgedwongen meer Rietveld is dan de gemeente van Uithoorn. Doch die

teleurstelling is toch minder groot, omdat Rietveld niet hetzelfde is als persoonlijke coquetterie, maar gelijk is aan ver-

heven ruimte.’ Buffinga 1965 (zie noot 11), pp. 1946 – 1947.

‘Maar aan de andere kant moeten we erkennen, dat de buitenkant van een kerk een eigen leven leidt, los van de bin-

nenkant. Wat al te makkelijk wordt wel eens gezegd, dat innerlijk en uiterlijk onlosmakelijk verbonden zijn, eenvoudig

twee kanten zijn van dezelfde zaak. Interieur en exterieur van een kerk worden dan eenvoudigweg gelijkgesteld aan

innerlijk en uiterlijk, en de conclusie luidt, dat het exterieur van een kerk eenvoudig de ‘buitenkant van de binnenkant’ is,

en geen eigen problemen oproept. — De binnenkant van de kerk omsluit de ruimte waar God en de gelovigen elkaar

ontmoeten. De buitenkant getuigt van de manier, waarop de kerk in de wereld present wil zijn. Dat zijn twee aparte

problemen, al staan ze niet los van elkaar; zeker niet in de moderne architectuur, waar het exterieur vaak weinig meer is

dan een dunne huid, gespannen over en om de binnenruimte heen.’ Blankesteijn 1964 (zie noot 38), p. 12.

‘Zowel kerkbouw als liturgie moeten gezien worden als expressie van de éne menselijke religiositeit, zoals deze zichzelf

steeds zuiverder ontdekt en steeds verder realiseert. Voor de christenen krijgt de sacraliteit haar eigenlijke en laatste

bevestiging in de christelijke openbaring, wat niet wil zeggen dat zij daaruit haar concrete expressie kan putten. De

christelijke openbaring stelt de mens meer dan ooit open voor zijn eigen toekomst; zij plaatst hem meer dan ooit mid-

den in de dynamiek van zijn eigen evolutie, zij levert hem helemaal aan zichzelf over.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 35.

‘De concrete mens herkent in de ontdekking van zichzelf ook zijn solidariteit met alle mensen van de wereld, de totaliteit.

Hij leeft niet meer in een verticale verhouding, alleen nog voor zichzelf verantwoordelijk ten overstaan van een opperste

macht, maar weet zich wezenlijk verbonden met alle mensen. Door zich te richten op de concrete, individuele mens,

ontdekt de architectuur ook haar universaliteit. Ze staat niet meer in dienst van één geprivilegieerde, maar in dienst

van allen. Ze is een rechtstreekse expressie van de menselijke solidariteit en als zodanig gericht op de totaliteit van het

levensmilieu.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 36.

‘Als er nog een exterieur is, als de kerk nog als een afzonderlijk gebouw verschijnt, dan moet dit én zijn toebehoren

tot het woonmilieu duidelijk maken én verwijzen naar zijn enige bestaansgeldigheid: het interieur. Dit interieur moet

hetzelfde uitnodigende en verwachtende karakter bezitten, het moet de gemeenschap samenbrengen, maar ze niet

bepalen, niet vastzetten. Het moet ze een tonus geven waardoor ze helemaal zichzelf kan worden.’ Bekaert 1967 (zie

noot 1), pp. 38 – 39.

‘Die leus [‘Liturgie Bauherr der Kirche’] is ook niet juist. Met een liturgisch programma bouwt men geen kerk. Er zijn vele

malen correcte muren opgetrokken rondom correct opgestelde kansel, tafel en doopvont, waarbinnen niettemin elke

architectonische articulatie ontbreekt. Ook komt het voor, dat alleen het liturgisch centrum deze articulatie ontvangt,

terwijl de gemeente in een weinig gevormde ruimte zit — een situatie die weinig beantwoord aan de protestantse the-

ologie en practijk. In werkelijkheid bepaalt de architectuur of een gebouw al dan niet kerk is, en de eredienst kan dan

daarbinnen plaatshebben, beweeglijk en ruim.’ Blankesteijn 1964 (zie noot 38), p. 21.

40

41

42

43

44

45

52

Page 53: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

‘Naar westerse opvatting is liturgie toch niet zozeer het zich-invoegen in een heilsorde, maar de viering van heilsdaden.

Eerder een drama dan een proces. Als de term intussen niet zo belast was geraakt, zouden we zeggen: een spelen

voor Gods aangezicht. En van de wendbaarheid van dat spel moet ook de kerkruimte getuigen.’ Blankesteijn 1964

(zie noot 38), p. 20.

‘Daarom, zo heb ik vastgesteld, is het maar het beste voor een mens dat hij vreugde put uit alles wat hij onderneemt.

Dat is wat hem is toebedeeld, want wie zal hem van iets laten genieten na zijn dood?’ (Prediker 3 : 22). Gerrit Th.

Rietveld had dit vers uit de prediking van Salomo veelvuldig geciteerd. Mulder 1994 (zie noot 6), p. 75. — Daarnaast

citeerde hij de woorden van Jezus van Nazareth aan zijn leerlingen: ‘Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat

voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan!’ (Lucas 18 : 17).

In het evangelie van Thomas waren aan een soortgelijke spreuk van Jezus van Nazareth [Lucas 18 : 17] woorden

toegevoegd of omgezet welke als benadrukking van een, door sacraliteit-georiënteerde beleving, ‘vergeten’ aandacht

voor de wereldwerkelijkheid geïnterpreteerd konden worden. G. Quispel, Het Evangelie van Thomas. Uit het Koptisch

vertaald en toegelicht door Gilles Quispel, Amsterdam 2005, pp. 323 – 328.

‘Wat de architecten konden, hebben zij hier meesterlijk laten zien. De kerkzaal is een der hoogtepunten uit Rietvelds

oeuvre geworden, vooral ook, omdat ze een der grote ruimten is die naar zijn ontwerp zijn gerealiseerd en omdat ze in

vergelijking met die paar andere (betrekkelijk grote: de aula in Arnhem, het paviljoen in Venetië) een grootser beheersing

van de verhoudingen laat zien.’ Buffinga 1965 (zie noot 11), p. 1945.

‘Rietveld blijft trouw aan het uitgangspunt dat hij voor het eerst en definitief vastlegde in zijn Schröderhuis te Utrecht

(1924): architectuur is objectieve ruimtebepaling die levensvoorwaarden onthult en niet vastlegt.’ Bekaert 1967 (zie

noot 1), p. 95.

‘Maar heeft het dan geen goede zin, als de wereld kan zien, hoé wij daar bezig zijn. — Nauwelijks. In de eerste plaats

is zichtbaarheid via een glaswand geen werkelijke communicatie. De buitenstaander beleeft eerder een parodie van

wat binnen gebeurt, een glaswand zal hem ook nooit het gevoel geven, daarbij betrokken te zijn. Eventueel denkt hij:

ik hoef niet naar binnen, ik kan het zo ook zien. In de kerk worden de heilsgeheimen gehoed en geoefend — men

komt ze geen stap nader, als men ze bekijkt. De meest wezenlijke en diepe dingen van het leven . . . wij weten allen

dat ze er zijn en hoe ze er zijn tussen de mensen; maar ze worden ontluisterd, ze ontsnappen ons, als we ze op straat

te kijk zetten, of soms zelfs als we er openlijk over spreken. Een geheimenis wordt pas levenwekkend, als het in de

om-slotenheid wordt geoefend, en tot die oefening moeten we ons zetten: daarom heeft de kerk een deur, en die kan

dicht zijn, we kunnen haar opendoen of ze kan voor ons worden opengedaan en dat is beide malen een wonder.’

Blankesteijn 1964 (zie noot 38), p. 16.

‘Het ligt voor de hand dat de “oudere gemeenteleden” die van de keuze van de architect nogal waren geschrokken

en wier onrust bij het rijzen der muren niet minder werd, volkomen gerust zijn gesteld: ze vinden liturgisch dezelfde

schraalheid waaraan ze gewend waren. Dan nemen ze die gladde buitenkant zonder toren wel op de koop toe.’ Buff-

inga 1965 (zie noot 11), p. 1946.

‘Vóórin bevindt zich dus het vlak met de kerkelijke untensilia, kansel, doopvont en tafel. Die tafel is sier, want voor de

Avondmaalsdiensten moet men de twee voorste rijen banken verwijderen om een andere tafel neer te zetten. Kortom:

van de gehele liturgische vernieuwing is hier niets te vinden.’ Buffinga 1965 (zie noot 11), p. 1946.

‘Soberheid was voor hem [Gerrit Th. Rietveld] geen verarming. Integendeel: hij zag haar als een middel om de werk-

46

47

48

49

50

51

52

53

54

53

Page 54: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

elijkheid intens te beleven. Naar zijn opvatting wijst de werking van de zintuigen ons hierin de weg. Deze zijn immers

gericht op primaire, ongedeelde indrukken die een maximale groei en verheldering van het bewustzijn teweegbrengen.

Hij was ervan overtuigd dat minder onder bepaalde omstandigheden altijd leidt tot meer, en hij riep op gezamenlijk de

‘weelde van de soberheid’ te beleven.’ Mulder 1994 (zie noot 6), p. 86.

‘Rietveld stelt dan ook geen vragen naar het programma. Elk programma is voor hem slechts aanleiding tot architectuur,

dat wil zeggen ruimteschepping. Maar ruimte staat voor hem gelijk met de ervaring van orde, helderheid, beheersing,

men is geneigd te zeggen onlichamelijkheid. In de mate dat hij die vergeestelijking als absolute waarde poneert, wordt

zijn architectuur idealistisch en onwerkelijk, verliest ze haar band met het dynamische en beweeglijke leven, gaat ze

zichzelf als autonome en sacrale waarde poneren en wordt onbewoonbaar. De oorspronkelijke chaos ordent ze niet,

ze poneert tegenover de absolute chaos en absolute orde.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 95.

‘Maar dan moet ook de ruimte dat beleefbaar maken: dat we niet onder-ons zijn, dat Hij ons heeft uitgenodigd, ons met

een niet te overziene schare anderen. De al te overzichtelijke ruimten, waarvoor de moderne architectuur zo’n voorkeur

heeft, zouden wel eens een wezenlijke hinderpaal kunnen zijn om dat te beleven.’ Blankesteijn 1964 (zie noot 38), p.

8.

‘Daarom zie ik architectuur liever als sobere zelfhandhaving dan als sacraal-doenerij. Het leven in z’n geheel is als een

eeuwig naar z’n zwaartepunt zoekend, uit het lood geslagen evenwicht. — Vanuit dit standpunt zie ik ook de architec-

tuur meer als een labiel overwicht, dan als onwrikbare monumentaliteit!’ Rietveld 1958 (zie noot 32), p. 163.

‘In dit relatieve beeld moeten we leren het absolute van de godmenselijke werkelijkheid te realiseren. Het proces dat

daarmee is ingezet — en dat reeds volop aan de gang is — zal dan wellicht op een zelfontleding gaan lijken, maar

misschien wordt het ook duidelijk dat dit juist het wezen van het christendom is.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 53.

Paulus had Abraham dan wel als zijn vader genoemd, Israël was volgens hem niet tot ‘zelfontleding’ gekomen, maar

over de hoeksteen in Sion gestruikeld, ‘Maar Israël, dat ernaar streefde door de wet rechtvaardig te worden, heeft dat

niet bereikt.’ (Romeinen 9 : 31).

[8] Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit zou

krijgen, en hij ging op weg zonder te weten waarheen. [9] Door zijn geloof trok hij naar het land dat hem beloofd was

maar hem nog niet toebehoorde. Samen met Isaak en Jakob, mede-erfgenamen van de belofte, woonde hij daar in

tenten [10] omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd. (Hebreeën 11 :

8 – 10). NBV 2004 (zie noot 15), p. 2288.

‘De hemel, dat is datgene wat uit de onzichtbaarheid moet treden, het is datgene wat verborgen is, maar wat door God

op deze aarde gerealiseerd zal worden en wat in onze aardse verhoudingen ook door Zijn volk en door Zijn gemeente

moet worden verwerkelijkt.’ (B. Holl). NAi 1965 (zie noot 10), p. 22.

[1] Ontdoe u dus van alles wat slecht is, van alle bedrog en huichelarij, alle afgunst en kwaadsprekerij, [2] en verlang als

pasgeboren zuigelingen naar de zuivere melk van het woord, opdat u daardoor groeit en uw redding bereikt. [3] U hebt

toch ondervonden hoe goed de Heer is? [4] Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd

maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, [5] en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw

van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus

Christus, welgevallig zijn. [6] In de Schrift staat immers: ‘In Sion leg ik een hoeksteen die ik heb uitgekozen om zijn

kostbaarheid; wie daarop vertrouwt, komt niet bedrogen uit.’ [7] Kostbaar is hij voor u, die erop vertrouwen. Voor wie er

55

56

57

58

59

60

61

54

Page 55: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

niet op vertrouwen, geldt echter: ‘De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden.’ [8] En: ‘Het is een

steen waarover men struikelt, een rotsblok waaraan men zich stoot.’ Zij struikelen omdat ze Gods woord niet gehoor-

zamen, daartoe zijn ze bestemd. [9] Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige

natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft

geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht. [10]Eens was u geen volk, nu bent u Gods volk; eens viel Gods ontferming

u niet ten deel, nu wordt zijn ontferming u geschonken. (1 Petrus 2 : 1 – 10). NBV 2004 (zie noot 15), pp. 2306 –

2307.

‘Nu de religieuze beleving naar de binnenkant van de aardse werkelijkheid gekeerd staat, moet het kerkgebouw ook

van deze houding een expressie zijn. Het zal dus helemaal in de aardse werkelijkheid opgenomen moeten worden en

als gebouw een plaats vinden in de nieuw-ontdekte continuïteit van het architectonisch milieu. Het mag die continuïteit

niet verbreken of opheffen. Zoals elk ander gebouw vandaag slechts authentiek kan zijn wanneer het tegelijk een

symbool én een element is van de dynamische totaliteit van het universele menselijke woonmilieu, dient ook het kerk-

gebouw, in een functionele dienstbaarheid, op zijn eigen plaats en wijze het behoren tot het geheel uit te drukken. Het

moet deze totaliteit zelfs op een bijzondere wijze symboliseren, omdat religie juist de meest ongespecificeerde uiting is

van het bestaan, omdat ze op de totaliteit als totaliteit betrekking heeft, anders bijvoorbeeld dan de wetenschap of zelfs

de filosofie.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 28.

Anoniem, ‘Kerk van Rietveld bijna klaar’, in: Trouw, 29 mei 1965.

‘Het programma van eisen was door de opdrachtgever in korte en duidelijke taal geformuleerd: niet meer en niet minder

dan een opsomming van zodanige ruimten, dat het gebouw zowel kerkelijk centrum, kerk, als wijkcentrum zou kunnen

zijn. Maten en bedragen werden niet genoemd, wel werd de wens te kennen gegeven, dat het gebouw sober zou

zijn, gezien de voorkeur van deze kerkelijke gemeenschap en gezien de beperkte middelen. Deze eenvoudige en dui-

delijke taal ook tijdens de latere veelvuldige contacten met de bouwcommissie gaf de architecten de mogelijkheid en

de inspiratie een eveneens eenvoudige en duidelijke vormen- en kleurentaal te kiezen.’ Van Tricht 1966 (zie noot 8), pp.

65 – 67. Dit hing samen met de vertrekpunten die Gerrit Th. Rietveld voor zijn ruimtebeleving had bepaald, ‘Hij heeft

zich altijd verweerd tegen diegenen die architectuur zagen als een louter functionele en technische aangelegenheid.

Voor hem was architectuur in eerste instantie een kunstvorm. Hij zag niets in het pure functionalisme, omdat de functie

van een gebouw wordt afgeleid van de menselijke behoeften en die zijn sterk veranderlijk.’ Mulder 1994 (zie noot 6),

p. 110.

‘De architecten [Gerrit Th. Rietveld en Johan van Tricht] die zorg hebben voor de mens in zijn ruimtelijke behoeften en

verlangens, hebben die zorg hier tot in de kleinste details uitgestrekt. Die zorg vinden we in de kleine vergaderzalen en

in de keukens, in de gangen en in het bedrijfskantoor van de “kerkfabriek”, in de slaapkamers van het kostershuis en

in de situering in het dorp.’ Buffinga 1965 (zie noot 11), p. 1947.

‘Voor Rietveld was de overgang van de ruimte binnen en buiten een belangrijk gegeven. Maar hij hing zich niet op aan

zijn eigen principe. Het is niet zo dat in zijn werk de buitenkant altijd een letterlijke afspiegeling is van de binnenruimte.

Hij groepeerde de vormelementen aan de buitenkant tot het beeld dat hem voor ogen stond, ook als hij daarmee zaken

koppelde die binnen gescheiden waren.’ Mulder 1994 (zie noot 6), p. 137.

‘Iemand heeft gezegd: Jullie hebben geen kerk gebouwd, maar een betonbunker. Het is onze opdracht broeders en

zusters, om met ons hele leven waar te maken, dat de kerk van zijn levensdagen geen betonbunker kan en mag zijn.

62

63

64

65

66

67

55

Page 56: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Dat de kerk eigenlijk alleen maar een open deur kan wezen. Een ruimte voor allen. Een ruimte voor de ontmoeting, in

de meest wezenlijke zin van het woord.’ (B. Holl). NAi 1965 (zie noot 10), p. 26.

Door haar nieuw verworven inzichten was de kerk tot besef gekomen dat zij op gelijke hoogte stond met de moderne

mens. (Zie noot 21)

‘De klaarheid van de ruimtewerking is gebaat bij een strenge doorvoering van een eenheidsmaat. Goedbegrepen en

werkelijk streng doorgevoerd werken volgens maateenheden geeft aan het bouwwerk een kristallen helderheid; ook

bij de allereenvoudigste bouwsels. Als U een gebouw ziet, dat streng volgens een maateenheid is gemaakt, dan ziet

U eigenlijk aan dat gebouw niets, maar U ondergaat een helderheid die U nergens anders vindt. Dit moet niet alleen in

de lengte en de breedte zijn, maar ook in de hoogte. En het is heel duidelijk merkbaar, zonder dat je het ergens kunt

aanwijzen, je vindt het soms nergens in terug. Het is voornamelijk ook deze helderheid die het eigenlijke wezen van

onze tijd en die der naaste toekomst op de juiste wijze verbeeldt.’ (G. Th. Rietveld). Mulder 1994 (zie noot 6), p. 93.

‘Monumentaliteit is altijd een uitdrukking geweest van macht. Zij wordt gemaakt om te imponeren en dat paste niet in

de gedachtenwereld van Rietveld.’ Mulder 1994 (zie noot 6), p. 113.

‘En dan wordt die nieuwe stad voorgesteld als een geweldige kubus, de lengte en de hoogte en de breedte zijn gelijk.

In alle culturen is altijd de kubus evenals de bol het symbool geweest van de volmaaktheid, van de volheid en van de

volledigheid en met deze kubistische beschrijving wil de profeet ons leren, dat alles af is in de nieuwe Godsstad. Dat

alles echt is en dat alles oprecht is. Alle tegendelen zijn daar verzoend, Israël en de volkerenwereld, de kerk en de

wereld.’ (B. Holl). NAi 1965 (zie noot 10), p. 23.

‘Wel meen ik ook de gedachte te vertolken die Rietveld indertijd ook vele malen uitsprak, wanneer hier gesteld wordt,

dat het ontwerpen en realiseren van dit kerkgebouw toch voor ons een zeer boeiende en een dankbare opgave is

geweest. Zelfs wil ik hier van harte aan toevoegen dat het door ons als een eer werd aangevoeld dat een kerkelijke

gemeenschap in een prachtige harmonie wist samen te werken, met architecten die een geheel andere levensbes-

chouwing hebben. Wij hebben dit steeds gezien als een overwinning op minder verheven tradities.’ (J. van Tricht). NAi

1965 (zie noot 10), pp. 3 – 4.

‘De Kerk ziet zich momenteel geconfronteerd met de omstandigheid, dat zij een randverschijnsel is geworden. Bij zeer

grote groepen, de zogenaamde rand- en buitenkerkelijken, neemt de kerk geen plaats meer in hun leven in. Ten hoog-

ste is zij één van die aan bepaalde ruimten, tijden en personen gebonden complexe eenheden, afgescheiden van an-

dere werelden, zoals de kaartclub, het werk en het gezin [ . . . ] Terwijl het moderne “leven in meervoud” op zichzelf dus

al een scheiding tussen de Kerk en “de rest” als het ware opdringt, ligt voor de Kerken het zwaartepunt van het prob-

leem in de omstandigheid, dat velen zich niet persoonlijk aangesproken weten door de lokale Kerk, de wijkgemeente,

zoals deze in hun woonplaats functioneert.’ P. G. Swanborn e.a. (red.), Kerk in stedelijk perspectief. Mogelijkheden

van gemeentevormen in de stadssamenleving. Studie in opdracht van de Commissie voor de Deltazaken vanwege de

Nederlandse Hervormde Kerk, ’s-Gravenhage 1965, pp. 103 – 104.

‘Zonder nog een wezenlijk aandeel te hebben in de opbouw van de nieuwe beschaving, zal de kerk voortaan op de

evolutie van de mensheid achternahinken. Het middel om bij te blijven is de concessie. Een van die concessies is de

moderne kerkelijke kunst. Na geprobeerd te hebben een eigen zelfstandige stijl te ontwikkelen, die als een vorm van

esperanto opgebouwd was met elementen uit de klassieke stijlperioden (de al te recente niet meegerekend), gaat de

kerk, naarmate de moderne kunst meer veld wint in het hedendaagse bewustzijn, sommige vormverschijnselen over-

68

69

70

71

72

73

74

56

Page 57: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

nemen om zichzelf voor de moderne wereld weer iets meer aanvaardbaar te maken. Om dit veilig te kunnen doen,

vertoont zij de neiging de moderne vormen echter pas over te nemen wanneer ze in de kunst alweer uitgehold zijn. De

moderne kerkelijke kunst is een zuivere koketterie tegenover de wereld.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 9.

‘Al gebeurt het met het volste recht, toch is het iets te simplistisch deze ontwikkelingsgang alleen maar vanuit die hoek

te bekijken. Tegen alle schijn in zijn de concessies van de kerk aan de wereld niet enkel door publicitaire overwegingen

ingegeven. Ergens vormen ze ook een reële, hoewel niet erg adequate en heel rechtzinnige, uiting van een waarachtig

religieus bewustzijn dat de religieuze waarden terug aan de mens en de menselijke waarden terug aan de kerk wil

schenken, dat met andere woorden de scheidingslijn tussen kerk en wereld teniet wil doen. Ten onrechte wordt de

oppositie tussen de verschillende mensopvattingen die in de tegenstelling tussen de profane en kerkelijke kunst tot

uiting komt als een absolute tegenstelling tussen wereld en kerk geïnterpreteerd. In feite loopt deze scheidingslijn dwars

door deze tegenstellingen van ideologieën of instituten heen. De moderne mens is daar overheen gegroeid.’ Bekaert

1967 (zie noot 1), p. 9.

‘Het kenmerk van het beste Nederlands Hervormde kerkgebouw en zijn inrichting zij soberheid, rust, licht zonder

nuchterheid, kunstrijke eenvoud en adel, in staat om geslachten lang de gemeente te verzamelen in het Huis des

Heren, het Huis des Gebeds “om te horen de stem des lofs en om te vertellen al de wonderen des Heren” (Psalm

26 : 7).’ (Aanwijzingen voor gemeenten en bouwmeesters ten gebruike bij het ontwerpen en bouwen of restaureren

en inrichten van Nederlandse Hervormde kerkgebouwen, vastgesteld op 9 juni 1947 door de Generale Synode der

Nederlandse Hervormde Kerk). Beginselen van kerkbouw 1954 (zie noot 21), p. 126. — Het commentaar van Albert

Buffinga werd daarmee wederom ontkracht: ‘De aanvaarding en versterking van de hoek waarop de kerk staat, door

de toepassing van de halve kubische vorm, het gebruik van het water, waarin de kerk gedeeltelijk staat en waardoor

de kerk met spiegeling mee de kubus “vol maakt”, zijn stedebouwkundige vondsten die deze kerk in het wijkplan grote

waarde geven. Overigens heeft de kerkeraad zich ook in dit opzicht ondergeschikt gemaakt aan “de” architectuur en

“de” stedebouw. Veel dringt er niet door van het rapport “Beginselen van kerkbouw”. De verwerpelijke tendens om de

kerk sluitsteen en hoeksteen van een uitbreidingsplan te maken, heeft ook hier zijn werk gedaan. Ten gunste van de

stedebouw. Ten gunste van de eigen positie van de kerk?’ Buffinga 1965 (zie noot 11), p. 1947.

‘Eveneens in 1954 verscheen het hervormde synoderapport ‘Beginselen van kerkbouw’. Het is voorzichtig en meer

evenwichtig in zijn formulering van uitgangspunten en prototypen voor plattegronden, in die zin dat naast langsgerichte

varianten ook diverse dwars- en L-vormige opstellingen worden gepresenteerd. Na alle beoordeeld te zijn op voor- en

nadelen wordt wel voorkeur voor bepaalde opstellingen uitgesproken. De schema’s en hun beoordeling doen in eerste

instantie nuchter aan, functioneel beredeneerd vooral vanuit overwegingen van zicht en gehoor. Hier lijkt het modern-

isme, begrepen in de zin van functionalisme, dan toch voet aan de grond gekregen te hebben. Maar tevens zette het

rapport zo een eeuwenoude protestantse traditie voort, waarin overwegingen van goed gehoor en goed gezicht altijd

belangrijk waren. Bij nader inzien kon de werkzijze in het rapport voor een goede verstaander juist winst zijn. De sche-

matische prototypen zijn grafisch losgekoppeld van de niet getekende gebouwomtrek. We mogen het beschouwen

alsof men het aan de ontwerpers wilde laten om de gebouwvorm zelf te bepalen, op grond van andere architectonis-

che aspecten.’ G. J. van der Harst, ‘‘Jong’ kerkelijk erfgoed. Hervormde en gereformeerde kerkarchitectuur van de

Wederopbouw’, in: Doevendans 2004 (zie noot 24), p. 123.

‘Met de kerkbouw zal het gaan als met de vertaling van de liturgische teksten. Deze heeft de problemen van de volks-

75

76

77

78

57

Page 58: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

taalliturgie niet opgelost, maar eerst voorgoed gesteld. Pas in de vertaling geeft men er zich tenvolle rekenschap van

hoe weinig de liturgische teksten ons nog aanspreken, hoe onverstaanbaar ze ook in de eigen taal geworden zijn, hoe

veel grotere dimensies een taal, vooral een rituele taal, bezit dan die van een rationele inhoudsoverbrenging, de enige

die vertaalbaar is.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 14.

‘Wanneer we onbevangen ‘van het leven zijn’ en we gericht zijn op de vervulling van eigen wezen, zal het ‘van de wereld

hebben’ ons geen moeite geven, integendeel. De uitgebreidheid van onze cosmos hangt af van eigen ontvankelijkheid.

Op eigen instelling komt het aan; die dingen krijgen slechts waarde voor ons voor zover wij ze kunnen bevatten.’ G. Th.

Rietveld, ‘Iets over de plaats van de kunst in het proces van bewustwording en de betekenis van de kunstzinnigheid

voor de toekomstige samenleving’, in: H. van Rens, Gerrit Rietveld Teksten. Een keuze uit de geschriften van Gerrit

Rietveld, Utrecht 1979, p. [–].

‘Hier werd definitief duidelijk hoezeer de christenheid zich met een bepaalde vorm van beschaving had geïdentificeerd

en als religieus fundament ervan mét deze verdwijnende beschavingsvorm ten dode was opgeschreven.’ Bekaert

1967 (zie noot 1), p. 7.

‘In onze tijd over kerkbouw spreken is bijna een wanhopige onderneming. Het zou allemaal veel vlotter te formuleren

zijn als men gewoon aanvaardde dat de tijd van de kerken voorbij is. Maar juist deze logica houdt geen stand wanneer

men ze confronteert met de concrete werkelijkheid in haar volle totaliteit. Ik geloof dat er altijd voort kerken gebouwd

zullen worden, kerken die geen kerken meer zijn, maar die juist op die manier de lege plaats van het huidige kerkge-

bouw zullen in kunnen nemen. De breuk met het verstarde schema is voor het kerkgebouw in deze tijd de enige uitweg

om te kunnen blijven bestaan in een wereld waarin stuk voor stuk alle heilige omheiningen worden opgebroken. Het

heilige is in de mens zelf verlegd. Het kerkgebouw moet die religieuze grond van het bestaan ergens gestalte helpen

geven. De kerkbouw is er niet de enige en totale beleving van. Integendeel, hij is — om een uitdrukking van Bonhoef-

fer te parafraseren — het allerlaatste als al de voorlaatste dingen voltooid zijn. Kerkbouw moet achtergesteld worden

bij de bewustwording van dringender taken, zeker in onze tijd nu de religieuze dimensie van christendom en wereld

dringende opheldering behoeft. Op zijn eigen manier kan hij wellicht ook tot die opheldering bijdragen.’ Bekaert 1967

(zie noot 1), p. 110.

‘Het christendom is uit zijn kerken gegroeid. Het heeft er eigenlijk niets meer mee van doen. Zich eraan vast te blijven

hechten als een levensbehoefte, is gewoon een vorm van onvolwassenheid.’ Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 103.

[18] De muur was gemaakt van jaspis, en de stad zelf was van zuiver goud, helder als glas. [19] De grondstenen van

de stadsmuur waren versierd met allerlei edelstenen. De eerste was van jaspis, de tweede van lazuursteen, de derde

kornalijn, de vierde smaragd, [20] de vijfde sardonyx, de zesde sarder, de zevende olivijn, de achtste aquamarijn, de

negende topaas, de tiende turkoois, de elfde granaat en de twaalfde amethist. [21] De twaalf stadspoorten waren twaalf

parels, elke poort een parel op zich. De straten van de stad waren van zuiver goud en schitterden als glas. (Openbaring

21 : 18 – 21). NBV 2004 (zie noot 15), p. 2360.

‘Dan kon ik tenslotte nog tot een heel andere vraag: wanneer wij zo eens kennis nemen van de kerkelijke pers van de

laatste jaren, dan komen wij daar de vraag tegen: Ja, moeten we nu nog wel kerken bouwen? Is het wel verantwoord

om dergelijke grote sommen gelds te steken in die kostbare kerkgebouwen? En men zegt dan ja, de tijd is voorbij, dat

op zondag iedereen met zijn gezin naar de kerk ging. Waar zitten de mensen op zondag? De mensen op zondag, die

werken misschien ergens in de havens van Amsterdam in een ploegendienst, of die zitten op het strand in Zandvoort,

79

80

81

82

83

84

58

Page 59: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

of die zitten aan de Loosdrechtse plassen of die zitten in een zomerwoning ergens op de Veluwe, of misschien wel in

een recreatiecentrum van de Hervormde Kerk, maar in ieder geval, de mensen zijn voor een groot deel ‘s zondags niet

meer thuis. En daarom, schei nu maar uit met het bouwen van kerken en zoek de mensen daar maar op. Je moet ze

opzoeken in hun beroep, je moet ze opzoeken in hun ontspanning en daar moet je groepjes gaan vormen, daar moet

je clubs gaan vormen, daar moet je, wat men noemt, huisgemeenten vormen en dan hebben we in die wereld van deze

tijd zo hier en daar nog een enkel vast punt.’ (H. G. van Beusekom). NAi 1965 (zie noot 10), p. 17.

‘Het dualisme tussen God en mens verdwijnt. De mens is god zelf. Er bestaat slechts één schepper, zoals er slechts

één architectuur, slechts één ruimte kan zijn.’ (F. L. Wright). Bekaert 1967 (zie noot 1), p. 30.

‘Voor de nieuwe vormgeving is dat wat eender is in alle mensen, belangrijker dan hun verschillen.’ (G. Th. Rietveld). G.

Bekaert, ‘G. T. Rietveld leeft voort’, Streven (1964), p. 12.

‘In de Cultuurnota 2001 – 2004 is aan de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg (nu Rijksdienst voor Arche-

ologie, Cultuurlandschap en Monumenten) opdracht gegeven onderzoek te doen naar, en beleid te ontwikkelen voor,

de omgang met de architectuur en stedenbouw uit de Wederopbouwperiode (1940 – 1965).’ < http://www.racm.nl/ >

(november 2008).

‘Enkele kunstwerken zijn voldoende om het wezen van de dingen voor eeuwen vast te leggen; niemand ontkomt aan

dien greep.’ (Gerrit Th. Rietveld). Bekaert 1964 (zie noot 86), p. 12.

85

86

87

88

59

Page 60: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Bibliografie

Literatuur

Beginselen van kerkbouw. Rapport uitgebracht aan de Generale Synode der Nederlands Hervormde Kerk

door de daartoe benoemde commissie, Boekencentrum N. V.: ‘s-Gravenhage 1954.

Bekaert, G., ‘G. T. Rietveld leeft voort’, Streven (1964), pp. 11 – 12.

Bekaert, G., In een of ander huis. Kerkbouw op een keerpunt, Lannoo: Tielt / Den Haag 1967.

Blankesteijn, H. R., ‘Terugtocht uit de wijken; een studiedag in Zutphen van de kring Kerkbouw en Eredienst’,

Mededelingen Prof. dr. G. van der Leeuwstichting 62 (1986).

Blankesteijn, H. R. en W. G. Overbosch, Een hut om in te schuilen. Kerken van nu en morgen, Bosch &

Keuning N. V.: Baarn z.j. [1964].

Bos, A. e. a. (red.), De stad der toekomst, de toekomst der stad. Een stedebouwkundige en sociaal-culturele

studie over de groeiende stadsgemeenschap, Voorhoeve: Rotterdam 1946.

Brown, Th. M., The works of Gerrit Rietveld architect (diss. Rijksuniversiteit Utrecht), A. W. Bruna & Zoon:

Utrecht 1958.

Buffinga, A. en J. van Tricht, ‘Hervormd kerkelijk centrum De Hoeksteen te Uithoorn’, Bouw 50 (1965) 2

(december), pp. 1944 – 1947.

Doevendans, K. (C. H.) en G. J. van der Harst (red.), Het kerkgebouw in het postindustriële landschap,

Uitgeverij Boekencentrum: Zoetermeer 2004.

Kerk en humanisme. Nota van de Generale Synode der Nederlands Hervormde Kerk, behandeld in haar

vergadering van 20 november 1963, z.p. z.j. [1964].

Küper, M. (red.) en I. van Zijl, Gerrit Th. Rietveld, 1888 – 1964. Het volledige werk, uitgave bij tent. Utrecht

(Centraal Museum) 1992, pp. 338 – 339.

60

Page 61: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Leeuw, G. van der, ‘Bespreking van De stad der toekomst, de toekomst der stad’, Wending 1 (1946 –

1947).

Mulder, B., Gerrit Thomas Rietveld. Schets van zijn leven, denken en werken, SUN: Nijmegen 1994.

Nederlands Bijbelgenootschap, De Nieuwe Bijbelvertaling, E. M. Querido’s Uitgeverij B. V. en Uitgeverij

Jongbloed: Haarlem 2004.

Quispel, G., Het Evangelie van Thomas. Uit het Koptisch vertaald en toegelicht door Gilles Quispel, In de

Pelikaan: Amsterdam 2005.

Rens, H. van, Gerrit Rietveld Teksten. Een keuze uit de geschriften van Gerrit Rietveld, Impress: Utrecht

1979.

Rietveld, G. Th., ‘Kerkelijk centrum te Uithoorn’, Bouw 23 (1963) 1 (juni), p. 749.

Swanborn, P. G. (red.), W. Eichholtz en C. M. Warners, Kerk in stedelijk perspectief. Mogelijkheden van

gemeentevormen in de stadssamenleving. Studie in opdracht van de Commissie voor de Delta-

zaken vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk, Boekencentrum: ’s-Gravenhage 1965.

Tricht, J. van, ‘Hervormd kerkelijk centrum “De Hoeksteen” te Uithoorn’, Bouwkundig Weekblad 84 (1966)

5 (maart), pp. 65 – 69.

Bronnen

Wat er gesproken werd bij de opening van ‘De Hoeksteen’, zaterdag 10 juli / zondag 11 juli 1965,

Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam (NAi), archief Rietveld, Van Dillen en Van Tricht, inv.nr. 705.

61

Voor alle uit de bijbel ontleende teksten in de hoofdtekst is De Nieuwe Bijbelvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap gebruikt.

Page 62: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Archief

Nederlands Architectuurinstituut (NAi)

Museumpark 25 / 3015 CB Rotterdam

Archief architectenbureau Rietveld, Van Dillen en Van Tricht (RvDvT).

Uithoorn: Bouw kerk “De Hoeksteen”, Hugo de Grootlaan 1, Rietveld en Van Tricht, 1960.

Inventarisnummers 195 – 209

195 Plattegrondschetsen

196 Gevelaanzicht – doorsnedeschetsen

197 Interieurperspectieven

198 Overige, betreffende interieur

199 “Schetsontwerp” nr. 1. (60)

200 Serie (voorlopig ontwerp) (1 – 62)

nrs. 03 – 014

201 Serie “publicatietekeningen” (4 – 60)

202 Serie, betreffende ramen

nrs. 1A–B, 2A–B, 3 – 4

62

9b

10b

15b

8b

1b

12b

6b

6b

Page 63: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Inventarisnummers 203 – 208

Serie (bestek- en werktekeningen) (62 – 66)

203 nrs. 1 – 10

204 nrs. 11 – 20

205 nrs. 21 – 28, 29A, 30

206 nrs. 31 (2x), 32, 34-40

207 nrs. 41 – 49

208 nrs. 50-51, 52 (2x), 53 – 56

209 Ongenummerd

Inventarisnummers 703 – 705

Supp.

703 schetsen (z. j.)

704 tekeningen kerkbanken, stoelen,

tafel, preekstoel en lessenaar (63 – 64)

705 “Wat er gesproken werd bij de opening van de Hoeksteen”, 10 juli 1965.

63

10b

10b

10b

10b

9b

8b

11b

6b

4b

Page 64: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

64

Noord-Hollands Archief (NHA)

Jansstraat 40 / 2011 RX Haarlem

Archief Gemeentebestuur van Uithoorn (1906 – 1965)

Band 601A.2 (toegangsnummer: 1913)

Inventarisnummers 1 – 1316

828 Verslagen van besprekingen inzake uitbreidingsplannen, 1950-1965.

839 Dossier inzake de vaststelling van het uitbreindingsplan-in-onderdelen

Zijdelwaard I, 1959-1960.

841 Stukken betreffende de vaststelling van het uitbreidingsplan-in-onderdelen

Zijdelwaard II, alsmede de eerste herziening, 1960-1963.

842 Dossier inzake de vaststelling van het uitbreidingsplan-in-onderdelen

Zijdelwaard III, 1961-1963.

843 Dossier inzake de vaststelling van het uitbreidingsplan-in-onderdelen

Zijdelwaard IV, 1964-1965.

1280 Stukken betreffende kerkgebouwen 1957-1965.

Page 65: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

65

Archief Gemeentebestuur van Uithoorn (1966 – 1975)

Band 601A.3 (toegangsnummer: 1914)

Inventarisnummers 1 – 963

496 Verslag van een onderzoek naar de leefbaarheid in Zijdelwaard IV, 1970.

Dossiers inzake vaststelling en wijziging van het bestemmingsplan “Zijdelwaard”, 1966-1975; met tekeningen.

508 Deelplan III, wijziging, 1966.

509 Deelplan IV, 1966-1970.

510 Deelplan IV A, 1971 -1972.

511 Deelplan III, 1972-1973.

512 Deelplan I en II, 1973-1975.

960 Stukken betreffende kerkgebouwen en -genootschappen, 1965-1972.

Page 66: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

66

Illustraties

Detail van publicatiefoto interieur kerkzaal, in: Buffinga, A., en J. van Tricht, ‘Hervormd kerkelijk centrum De Hoek-

steen te Uithoorn’, Bouw 50 (1965) 2 (december), p. 1947.

Detail van portretfoto Gerrit Th. Rietveld, in: Rietveld, G. Th., ‘Het echte nieuwe bouwen moet nog beginnen’, Bouw

[–] (1964) 1 (datum), p. 262.

Eerste ontwerpschets voor Uithoorn door Gerrit Th. Rietveld, in: Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam (NAi),

archief Rietveld, Van Dillen en Van Tricht, inv.nr. 703.

Publicatietekeningen langsdoorsnede over toneelzaal / dwarsdoorsnede over kerkzaal / langsdoorsnede over

kerkzaal, in: Tricht, J. van, ‘Hervormd kerkelijk centrum “De Hoeksteen” te Uithoorn’, Bouwkundig Weekblad 84

(1966) 5 (maart), p. 69.

Impressieschets interieur kerkzaal door Gerrit Th. Rietveld [?], in: Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam (NAi),

archief Rietveld, Van Dillen en Van Tricht, inv.nr. 197.

Detail van publicatiefoto presentatiemaquette, in: Rietveld, G. Th., ‘Kerkelijk centrum te Uithoorn’, Bouw 23 (1963)

1 (juni), p. 749.

Publicatietekeningen zijaanzichten van noordwestgevel / zuidwestgevel / zuidoostgevel / noordoostgevel, in: Tricht,

J. van, ‘Hervormd kerkelijk centrum “De Hoeksteen” te Uithoorn’, Bouwkundig Weekblad 84 (1966) 5 (maart), pp.

66 – 67.

Detail van publicatiefoto interieur crèche, in: Buffinga, A., en J. van Tricht, ‘Hervormd kerkelijk centrum De Hoek-

steen te Uithoorn’, Bouw 50 (1965) 2 (december), p. 1945.

Detail van impressieschets exterieur in stedenbouwkundige situering, in: Nederlands Architectuurinstituut, Rotter-

dam (NAi), archief Rietveld, Van Dillen en Van Tricht, inv.nr. 197.

Publicatietekening grondplan begane grond / verdieping, in: Buffinga, A., en J. van Tricht, ‘Hervormd kerkelijk cen-

trum De Hoeksteen te Uithoorn’, Bouw 50 (1965) 2 (december), p. 1946.

7

13

16

22

27 – 28

34

36

39

68

69

Page 67: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

Colofon

AuteurR. M. (Marius) Kingma 0494054

TitelIn het huis van een humanist. G. Th. Rietveld op een kruispunt.

Onderzoeksbegeleiderdr. R. (Rob) Dettingmeijer

Onderzoekswerkgroep

Rietveld’s Universe (2007 – 2008)

[email protected]

OntwerpNeue Helvetica® Linotype Std. 10 / 15

BachelorthesisFaculteit GeesteswetenschappenDepartement Geschiedenis en KunstgeschiedenisUniversiteit UtrechtJuni 2009

Page 68: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt
Page 69: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt
Page 70: In het huis van een humanist. Gerrit Th. Rietveld op een kruispunt

In het huis van een humanistG. Th. Rietveld op een kruispunt / R. M. Kingma

En dit alles gericht op de voleindigende humaniteit,

dit alles gericht op de mens, dit alles met de mens als inzet.

Tegen het einde van zijn architectuurloopbaan werd Gerrit Thomas Rietveld (1888 – 1964) geconfronteerd met een wens die hij tot drie maal toe zou hebben geprobeerd te weigeren. In de nadagen van de wederop-bouwperiode was de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Gemeente van Uithoorn op zoek gegaan naar een architect die vanuit haar hervormde beginselen een waarachtige hoeksteen voor de uitbreidings-wijk ‘Zijdelwaard’ vorm zou kunnen geven — haar zoektocht eindigde bij een humanist.

In een periode waar het seculiere denken het theocentrische wereldbeeld onomkeerbaar naar een maatschappelijk zijpad had verdrukt, vielen op een kruispunt aan de oever van de Amstel ogenschijnlijke tegenstellingen weg in een merkwaardige synthese tussen kerk en wereld, religie en profanatie, sacraliteit en utiliteit, christendom en humanisme. Met zijn ontwerp voor het Nederlands Hervormd Kerkelijk Centrum ‘De Hoeksteen’ had Gerrit Th. Rietveld eigenhandig het bewijs geleverd dat zijn ‘goddeloze’ gezicht nog altijd overeenkomstige gelaatstrekken vertoonde met het gezicht waar hij zich voor goed van had afgezet — Jezus van Nazareth.