In deze vastentijd staat Ignis Webmagazine stil bij de ... Webmagazine over Barmhartigheid.pdf ·...
Transcript of In deze vastentijd staat Ignis Webmagazine stil bij de ... Webmagazine over Barmhartigheid.pdf ·...
In deze vastentijd staat Ignis Webmagazine stil bij de werken van barmhartigheid.
Dries van den Akker SJ beschreef de werken in een zesdelige serie
Bron: www.igniswebmagazine.nl
Legervliegtuig dropt voedsel en medicijnen na de aardbeving in Haïti, 2010.
Barmhartig (1): De hongerigen voeden
Vandaag deel 1: “Ik had honger en jullie hebben me te eten gegeven.”
Sinds de middeleeuwen kent de christelijke traditie de zogenoemde ‘zeven werken van
barmhartigheid’. We zullen ze in de komende weken één voor één de revue laten passeren.
Herkomst
In het evangelie noemt Jezus er zes en past ze op zichzelf toe:
Ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben Me te
drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen. Ik was naakt en jullie
hebben Me gekleed, Ik was ziek en jullie hebben naar Me omgezien, Ik zat in de gevangenis
en jullie kwamen naar Me toe.
(Mt. 25:35-36)
Waarom Jezus de laatste – het begraven van de doden – niet noemt, zullen we zien als we daaraan
toe zijn.
Uitnodiging
Barmhartigheid is één van de belangrijkste eigenschappen die aan de God van de Bijbel wordt
toegeschreven. Andere woorden zijn ‘genade’ of ‘aalmoes’. Voordat ik word gevraagd aan anderen
barmhartigheid te betonen, word ik opgeroepen mij te binnen te brengen wanneer en hoe aan mij
barmhartigheid werd bewezen. Daarin zal ik de uitnodiging voelen aan anderen door te geven wat
ikzelf zomaar, gratis heb ontvangen.
De profeten van het Oude Testament leerden zelfs dat barmhartigheid belangrijker was dan welk
religieus ritueel dan ook. In navolging van hen verkondigde ook Jezus:
Leer van mij: ik heb liever barmhartigheid dan offers!
(Mt. 9:13)
Hongerigen
Het eerste werk van barmhartigheid luidt: wie honger hebben te eten geven. Voor de mensen van
het Oude Testament was het niet moeilijk zich te binnen te brengen, hoe en wanneer God hun te
eten had gegeven. Toen Mozes zijn volk door de woestijn leidde, kwamen manna en kwartels zomaar
in het kamp van de uitgehongerde menigte uit de hemel vallen (Ex. 16).
In het uitstrooien van broden vlak na de oorlog hebben mijn ouders een levensles gezien
Ook Jezus heeft herhaaldelijk mensen te eten gegeven: denken we aan de wonderbare
broodvermenigvuldiging (Mc. 6:30-44). “Zo moet ook gij te eten geven aan wie honger hebben.”
Ervaring
Mijn ouders hebben de hongerwinter meegemaakt. Zij wisten uit ervaring wat het was: honger. Met
ontroering en dankbaarheid hebben zij de geallieerde vliegtuigen begroet die meteen na de
bevrijding brood kwamen uitstrooien. Zij hebben daarin een les gezien voor het leven. Zoals hun te
eten was gegeven toen zij honger hadden, zo hebben zij sindsdien altijd aan anderen gedaan wat ooit
aan hen werd gegeven.
Geestelijke betekenis
Maar Jezus wees er ook op dat ‘honger’ een geestelijke betekenis kon hebben. Je kon hongeren naar
gerechtigheid. En toen hem eens werd gesuggereerd iets spectaculairs te doen door stenen in brood
te veranderen, antwoordde hij: “Een mens leeft niet van brood alleen, maar van het woord dat
voortkomt uit de mond van God.”
En toen hij zijn leerlingen leerde bidden, bevatte zijn gebed de regel: “Geef ons heden ons dagelijks
brood.” Wat is het waar daar om gebeden wordt?
Foto: Tóth István/Freeimages.com
Barmhartig (2): Dorstigen te drinken geven
In deze vastentijd staat Ignis Webmagazine stil bij de werken van barmhartigheid. Deel 2: “Als
iemand dorst heeft: kom naar mij toe!”
Het tweede werk van barmhartigheid luidt: wie dorst hebben te drinken geven. In de traditie van
Jezus zelf, het Oude Testament, kwam dat geregeld voor.
Water is ook het woord van God, dat je doet overleven in de woestijn van het leven
Tijdens de tocht door de woestijn op weg naar het Beloofde Land, zorgde Mozes op aanwijzingen van
God zelf herhaaldelijk voor water om te drinken. Hij maakte bitter water drinkbaar (Ex. 15:25), of
sloeg het uit een harde rots te voorschijn (Ex. 17:6).
Dubbelzinnige betekenis
Honderden jaren later roept de profeet Jesaja tot het volk:
Kom hierheen, als je dorst hebt: hier is water. Laat je niet afschepen met iets van mindere
kwaliteit!
(Jes. 55:1)
Maar daar heeft water al een dubbelzinnige betekenis: het slaat op het woord van God, dat – net als
water – je doet overleven in de woestijn van het leven.
Jezus zal precies die woorden overnemen tijdens zijn onderricht in de tempel:
Als iemand dorst heeft: kom naar mij toe! Wie in mij gelooft: drink van mijn woord.
(Joh. 7:37-38)
Met andere woorden: wie zich door Jezus laten inspireren, zullen zien hoe hun diepste verlangens
vervuld worden.
Ervaring
Het was de laatste zaterdag van onze vakantie. We zouden diep vanuit Frankrijk in één keer
doorrijden naar Nederland. Kon makkelijk; we waren met vier chauffeurs. Al gauw bleek dat we niet
de enigen waren die die kant op gingen. File. Wachten. Het werd almaar heter. Het drinken dat we
bij ons hadden, was al gauw op. We zouden wel langs een benzinepomp komen, hadden we gedacht.
Als we tenminste weer gingen rijden. Staan. Uren. Stemming beneden nul. En dorst. We hadden
zeker vier uur gestaan zonder een meter te zijn opgeschoten. En toen verschenen daar langs de
auto’s mensen van de Franse wegenverkeersdienst. Met flesjes water. Nog nooit had water zo
heerlijk gesmaakt.
Geestelijke betekenis
In zijn Bergrede zegt Jezus:
Zalig die hongeren en dorsten naar gerechtigheid...
(Mt. 5:6)
Want die dorst zelf is al in zekere zin begin van gerechtigheid. En wat een werk van barmhartigheid is
het, wanneer iemand tegemoet komt aan die dorst!
'Vreemdeling' in Mexico. Foto: Bob Wick/BLM California/Flickr.com (cc)
Barmhartig (3): Vreemdelingen opnemen
In deze vastentijd staat Ignis Webmagazine stil bij de werken van barmhartigheid. Deel 3: “Je bent
zelf vreemdeling geweest in Egypte!”
Het derde werk van barmhartigheid luidt: vreemdelingen opnemen. Jezus wist er alles van. Toen hij
met zijn leerlingen door het vijandig gezinde gebied van de Samaritanen kwam, weigerde men hem
daar onderdak te verlenen. Twee van zijn leerlingen stelden voor om vuur uit de hemel te vragen en
die ongastvrije lieden te verdelgen. Hij wees ze streng terecht (Lc. 9:52-56).
Beloofde land
God zelf was met dit werk van barmhartigheid begonnen. Immers, Hij heeft het volk een land
gegeven om te wonen, hoewel ze daar geen recht op hadden. Als ze nog in de woestijn op weg zijn
naar dat land, krijgt het van Mozes de Wet, samengevat op twee stenen platen (Ex. 31:18).
Daar hebben we geleerd hoe goed het doet als vreemdeling onthaald te worden
Wanneer we eenmaal in het land wonen dat God ons gratis geeft – aldus Mozes – wees dan goed
voor de vreemdeling in je midden, want “je bent zelf vreemdeling geweest in Egypte” (Dt. 5:15). En
dat was geen leven. Egypte: dat was het slavenhuis. Dus als je je uit eigen ervaring herinnert hoe het
niet moet, maak dan gebruik van die ervaring door te doen zoals het wel moet en de vreemdeling te
behandelen, zoals je destijds zelf behandeld had willen worden.
Ervaring
Ooit bracht ik met een handvol leerlingen de grote vakantie door aan de rand van Mexico-Stad.
Uitgenodigd door een medebroeder die daar zielzorg deed te midden van armen en paupers.
‘Natuurlijk’ logeerden we niet in een hotel. De novicen van een schamel zusterhuis ruimden hun
piepkleine, geheel lege kamertjes uit, zodat wij daar al die tijd konden verblijven.
Vaak werden we bij arme mensen te eten uitgenodigd. Ze gaven hun laatste geld voor ons uit. Ze
wilden er niets voor terug hebben. Daar hebben we geleerd hoe goed het doet als vreemdeling
onthaald te worden. En ook: hoe moeilijk het is als vreemdeling te ontvangen wat je gratis wordt
aangeboden.
Geestelijke betekenis
Eens kwamen er leerlingen bij Jezus met het bericht dat ze iemand hadden ontmoet die in zijn naam
genezingen verrichtte, terwijl hij niet eens tot de eigen kring behoorde. Ze hadden geprobeerd het
hem te beletten. Jezus antwoordde dat ze dat juist niet moesten doen (Mc. 9:38-40). Mensen een
plek geven in je leven, je gedachten en gevoelens terwijl ze daar eigenlijk niet thuishoren: werk van
barmhartigheid. Nergens wordt gezegd dat het ‘geen probleem’ is.
Man geeft zijn shirt aan een halfnaakte dakloze in de metro van New York, in januari dit jaar.
Barmhartig (4): Naakten kleden en doden begraven
In deze vastentijd staat Ignis Webmagazine stil bij de werken van barmhartigheid. Deel 4: “Ik was
naakt, en jullie hebben mij gekleed.”
Volgens Matteüs (Mt. 25:31-46) vermeldt Jezus de werken van barmhartigheid op het moment dat
hij als hemelse koning onder de mensen terug zal komen. Dan zal de koning zeggen: “Komt,
gezegenden van mijn Vader, want ik was naakt, en jullie hebben mij gekleed.” Geschrokken zullen die
‘gezegenden’ dan vragen: “Maar majesteit, wanneer hebben wij ú naakt gezien?” Dat was, toen Jezus
werd ontkleed met het oog op zijn kruisiging. Aan het kruis kon niemand meer iets voor hem doen.
Maar toen hij gestorven was, kochten enkele leerlingen een linnen doek, en hebben hem in alle
eerbied daarin gewikkeld.
Luister naar onze zegswijzen: hoe onprettig is het niet, wanneer je met 'de billen bloot' moet, of 'in je
hemd' wordt gezet?
Zo is ook ‘doden begraven’ een werk van barmhartigheid geworden, het zevende. Maar Matteüs ging
niet zo ver dat hij Jezus de woorden in de mond legde: “Ik was dood en jullie hebben mij begraven.”
Dat paste niet.
Joodse traditie
De joodse traditie kent een uitvoerig commentaar op de Heilige Boeken, de Talmoed. Het bevat de
opmerkingen en discussies die rabbijnen in de loop der eeuwen hebben gemaakt bij allerhande
Bijbelteksten die voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Zo werpt een zekere rabbi Chama de vraag op:
Er staat geschreven dat wij de Heer onze God moeten navolgen (Deuteronomium 13:5). Maar
hoe zouden wij dat kunnen?
Hijzelf geeft het antwoord:
Bedoeld wordt dat je zijn handelwijze moet navolgen. Hij kleedde bijvoorbeeld naakten. Er
staat immers geschreven: ‘De Heer God maakte kleden van huiden voor de mens en zijn
vrouw, en Hij deed hun die aan’ (Genesis 3:21). Zo moet ook u naakten kleden.
Even verderop voegt diezelfde rabbi aan zijn overweging toe:
De Heilige – geprezen zij zijn Naam – begroef doden, zoals er geschreven staat: ‘Mozes werd
begraven in het dal van Bet-Peor in Moab, tot op heden weet niemand waar zijn graf ligt’
(Deuteronomium 34:6). Zo moet ook u doden begraven.
In dit verband is het goed om te bedenken dat in de Bijbelse traditie heel vaak de passieve vorm
wordt gebruikt (in dit geval werd begraven) om op eerbiedige manier aan te duiden dat God aan het
werk is.
Het begraven van doden is een werk van barmhartigheid, omdat – in de beeldvorming van de
gelovigen – de dode daarmee wordt voorbereid en ‘klaar gelegd’ voor de opstanding aan het einde
der tijden.
Ervaring
Terug naar het kleden van de naakten. In 1989 verscheen een film over het leven van Oscar Romero,
de bisschop die het voor de armen in zijn land opnam, en dat in 1980 met zijn leven moest bekopen.
De film doet verslag van zijn strijd tegen het geweld in zijn land, waar vooral de armen het slachtoffer
van worden. Gaandeweg blijkt dat het verhaal het patroon volgt van Jezus’ lijdensgeschiedenis.
Compleet met het gebed in doodsangst op een eenzame plek, en de ontkleding. Maar als soldaten
Romero van zijn kleren ontdoen, komen de arme gelovigen om hun bisschop heen staan en
bedekken aldus zijn naaktheid.
Geestelijke betekenis
We hoeven maar naar de uitdrukkingen en zegswijzen in onze eigen taal te luisteren om te beseffen
hoe barmhartig het is om naakten te kleden. Hoe onprettig is het niet, wanneer je ‘met de billen
bloot’ moet? Of, iets eerbiediger, wanneer je in je hemd wordt gezet?
Wie zo iemand in bescherming neemt en ‘kleedt’ – wellicht te midden van anderen die er plezier in
hebben om smadelijk naar de naaktheid te wijzen – doet een moedig werk van barmhartigheid.
Foto: Jano De Cesare/Flickr.com (cc)
Barmhartig (5): Zieken bezoeken
In deze vastentijd staat Ignis Webmagazine stil bij de werken van barmhartigheid. Deel 5: “Ik was
ziek, en jullie hebben naar me omgezien.”
Het vijfde werk van barmhartigheid luidt: zieken bezoeken. Jezus zelf heeft dat tijdens zijn leven veel
gedaan. Sterker, hij genas veel zieken. Door ze aan te raken. Of door zich te láten raken door hun lot.
Dat is misschien voor ons vanzelfsprekend, in zijn tijd lag dat bepaald anders.
Context
Zijn tijdgenoten beschouwden zieken als onrein. Hun ziekte werd gezien als een straf voor een eerder
begane zonde. Daardoor had God zich van hen teruggetrokken en zo had de boze geest van de ziekte
de kans gekregen bezit van de zieke te nemen. Wie een zieke aanraakte, kwam met de boze geest in
aanraking en zou zich daardoor ‘verontreinigen’, van God vervreemden. Zieken moesten gemeden
worden. Als je ze aanraakte, werd je net zo onrein als zij. Zo gezien is in Jezus’ tijd het bezoeken van
zieken bijna een heldhaftig werk van barmhartigheid. Ziekenbezoekers doorbraken daarmee niet
alleen het isolement waarin de zieke terecht was gekomen, maar ook het religieuze denken van hun
tijd.
Hoe die barmhartigheid van Jezus doorwerkt in het leven van zijn leerlingen, horen we in de brief van
Jakobus (Jak. 5:14):
Is iemand onder u ziek? Roep de priester erbij, zodat die een gebed over hem kan uitspreken
en hem met olie zalven in de naam van de Heer.
Joodse traditie
Toch vinden we ook in de joodse traditie de oproep om zieken te bezoeken. Vorige week lazen we in
de Talmoed dat rabbi Chama de vraag stelde hoe wij de Heer onze God zouden kunnen navolgen. Dat
kan ook door zieken te bezoeken. Immers, aldus de rabbi:
De Heilige – geprezen zij zijn Naam – bezocht zieken. Er staat immers geschreven: ‘Eens
verscheen de Heer aan Abraham bij de eik van Mamre’ (Genesis 18:1).
Om de logica van deze uitleg te begrijpen moeten we weten dat volgens de joodse traditie dat
bezoek van God plaats vond drie dagen nadat Abraham zich had laten besnijden. Hij was dus nog
herstellende van die ingreep, toen God hem kwam opzoeken. "Dus", zo concludeert rabbi Chama, "zo
moet ook u zieken bezoeken."
Ervaring
Toen ik nog studeerde, zocht ik elke zaterdagmorgen een zieke man op. Van tien tot twaalf. Hij lag
thuis. Eenzaam mens met nauwelijks familie of kennissen. Ik ervoer die bezoeken als een beproeving.
Saai. Ongedurigheid speelde mij parten. Ik ging altijd zo zitten dat ik oog had op de klok. De wijzers
leken niet vooruit te branden. Nog anderhalf uur. Weer maar een paar minuten voorbij. Ik wist niks
te zeggen; zat daar maar wat hulpeloos. Had het gevoel hopeloos te kort te schieten. Na zijn dood
had hij voor mij in zijn karakteristieke hanenpoten een briefje achtergelaten: “Dank je wel voor je
trouwe bezoeken op de zaterdagmorgen. Niet om wat je allemaal zei, maar dat je er was.”
Geestelijk
Die man heeft mij een kostbare les geleerd. Soms zijn mensen ‘ziek’, omdat ze God niet kennen; van
vergeving en belangeloze liefde niet weten. Dan is het niet het moment daarover te vertellen of met
woorden aan te tonen dat God wel degelijk bestaat. Dan zou ik er zelf maar even moeten zijn en
doen als God, al naar het in mijn vermogen ligt.
Toeristen in Alcatraz. Foto: davebloggs007/Flickr.com (cc)
Barmhartig (6): Gevangenen bezoeken
In deze vastentijd staat Ignis Webmagazine stil bij de werken van barmhartigheid. Deel 6 (slot): “Ik
zat in de gevangenis en jullie kwamen naar me toe.”
Het zesde van de zeven werken van barmhartigheid luidt ‘gevangenen bezoeken’. Voor zover ik weet,
heeft Jezus nooit iemand in de gevangenis opgezocht; ook niet Johannes de Doper, toen deze hem
vanuit de gevangenis vroeg of Hij nou echt de Messias was (Mt. 11:2-3). Toen Jezus zelf gevangen
genomen werd, zijn al zijn leerlingen gevlucht (Mc. 14:50). Zijn procesgang en terdoodveroordeling
zijn zo snel verlopen dat een bezoek aan Hem in de tussentijd er eenvoudig niet in zat.
Op hoeveel manieren kan ik niet ‘gevangen’ zitten?
Wel hoorde Hij tijdens zijn proces op de achtergrond een van zijn geliefde leerlingen tot drie keer toe
zeggen dat die Hem helemaal niet kende. Hij heeft zich toen nog even omgedraaid en die leerling
aangekeken (Lc. 22:61). Petrus was dat. Die zou later zelf in de gevangenis terecht komen. En eruit
verlost worden door iemand die een engel wordt genoemd (Hn. 12:1-11). Kortom, meerdere
belangrijke personen in de Bijbel kennen gevangenschap uit eigen ervaring.
Oude Testament
Dat geldt ook voor het Oude Testament. Ruim duizend jaar vóór Jezus horen we hoe Jacobs geliefde
zoon, Jozef, terecht komt in de gevangenis van de Egyptische farao. En er door toevallige
omstandigheden, die aan God worden toegeschreven, uit wordt bevrijd (Gn. 39-40).
Het volk van de Bijbel heeft meer dan vierhonderd jaar gevangenschap moeten verduren in datzelfde
Egypte. Daar werd het door God bezocht, in de persoon van Mozes. Hij heeft het na veel moeizame
pogingen uit die gevangenschap bevrijd en naar een nieuwe toekomst geleid (Exodus). Zo heeft de
profeet Jeremia een tijdje gevangen gezeten in een put (Jer. 38:6-13). En dan is er nog dat curieuze
verhaal uit de tijd dat de profeet Daniël in de stad Babel in de leeuwenkuil gevangen zat. Meer dan
duizend kilometers verderop in het zuiden van Palestina was op dat moment de profeet Habakuk
onderweg.
Hij had wat moes gekookt en enkele broden in een schotel gebrokkeld en ging naar het veld
om het de maaiers te brengen. Maar een engel van de Heer beval Habakuk: ‘Breng het maal
dat u daar hebt naar Babel, naar Daniël in de leeuwenkuil.’ Habakuk antwoordde: ‘Heer, ik
ben nooit in Babel geweest en de kuil is mij onbekend.’ Toen greep de engel hem bij de haren
van zijn kruin vast en droeg hem met de snelheid van de geest naar Babel, waar hij hem
boven de kuil zette. Daar riep Habakuk: ‘Daniël! Daniël! Neem het maal dat God u zendt.’
Daniël zei: ‘God, U hebt werkelijk aan mij gedacht; nog nooit hebt U degenen die U liefhebben
verlaten.’ Toen stond Daniël op en at. En Gods engel bracht Habakuk onmiddellijk terug naar
de plaats vanwaar hij hem had weggevoerd.
(Daniël 14:33-39)
Vooral dat detail dat de weldoener – om zo te zeggen – ‘van ver moet komen’ en ‘er met de haren bij
gesleept moet worden’, maakt het verhaal extra menselijk.
Ervaring
Een jonge vader zat in de gevangenis. Had een stommiteit uitgehaald. Had nu spijt als haren op zijn
hoofd. Hoe dun is de grens tussen wel en niet in de gevangenis. Ik ging met moeder en de beide
kleine kinderen op bezoek. Mama had het extra spannend voorgesteld: met poortjes waar je
doorheen moest, die niet mochten piepen. Maar bij de jongste, nog geen vier, piepte het poortje wel
en bleef maar piepen. Het arme kereltje tot bijna op het blote lijf uitgekleed. Er bleek ijzer verwerkt
in de steunschoentjes. Huilend: “Ik vind het een rothuis waar papa nu woont.” Hoe maak je aan zo’n
kind duidelijk dat het bezig is aan een werk van barmhartigheid?
Geestelijke betekenis
Op hoeveel manieren kan ik niet ‘gevangen’ zitten? Waar ben ik allemaal ‘gevangene’ van? Meestal
heel gênant; iets om je voor te schamen. De mensen die ons daar hebben opgezocht worden in de
Bijbel engelen genoemd.
Over de auteur
Dries van den Akker SJ is jezuïet en oud-docent godsdienst, catechese en levensbeschouwing.
Verzorgt ook een website over heiligen: www.heiligen.net. Hij is redacteur van Ignis Webmagazine.