Misericordiae Vultus - Bisdom ParamariboFranciscus, Bisschop van Rome, dienaar der dienaren Gods ....
Transcript of Misericordiae Vultus - Bisdom ParamariboFranciscus, Bisschop van Rome, dienaar der dienaren Gods ....
1
Misericordiae Vultus – Het gelaat van barmhartigheid –
Bul ter afkondiging van het buitengewoon Jubeljaar van Barmhartigheid
Franciscus, Bisschop van Rome, dienaar der dienaren Gods
Genade, barmhartigheid en vrede aan allen die deze brief lezen
1. Jezus Christus is het gelaat van de barmhartigheid van de Vader. Deze woorden
vormen nagenoeg een samenvatting van het mysterie van het christelijk geloof.
Barmhartigheid werd levend en zichtbaar in Jezus van Nazaret, en bereikte in Hem
haar hoogtepunt. De Vader, die “rijk is aan barmhartigheid” (Ef. 2,4), en die zijn
naam aan Mozes heeft geopenbaard als “een barmhartige en genadige God,
geduldig, groot in liefde en trouw” (Ex. 34,6), is sindsdien nimmer opgehouden om
in de loop van de geschiedenis op verschillende manieren zijn goddelijke aard te
tonen. In de “volheid van de tijd” (Gal. 4,4), toen alles geordend was volgens zijn
heilsplan, heeft Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden, geboren uit de Maagd
Maria, om zijn liefde voor ons op een beslissende manier te openbaren. Wie Jezus
ziet, ziet de Vader (vgl. Joh. 14,9). Door zijn woorden, zijn daden, en zijn totale
persoon1 openbaart Jezus van Nazaret de barmhartigheid van God.
2. Het mysterie van barmhartigheid vraagt om voortdurende contemplatie. Het is
een bron van blijdschap, sereniteit en vrede. Ons heil is ervan afhankelijk.
Barmhartigheid: het woord openbaart het wezenlijk mysterie van de allerheiligste
Drie–eenheid. Barmhartigheid: de ultieme en opperste daad waardoor God ons
tegemoet komt. Barmhartigheid: de fundamentele wet die zich bevindt in het hart
van elke persoon, die oprecht kijkt in de ogen van zijn broeders en zusters op hun
1 Vgl. Tweede Vaticaans Concilie, Dogmatische Constitutie over de Goddelijke Openbaring, Dei Verbum, nr. 4.
2
levensweg. Barmhartigheid: de brug die God en mens verbindt, onze harten
openstelt voor de hoop om eeuwig bemind te worden ondanks onze zondigheid.
3. Op bepaalde momenten worden wij gevraagd om aandachtiger onze blik te
werpen op barmhartigheid, opdat wij krachtiger tekenen worden van de
werkzaamheid van de Vader in ons leven. Om deze reden heb ik een buitengewoon
Jubeljaar van Barmhartigheid uitgeroepen als een bijzondere tijd voor de Kerk; een
tijd waarin de getuigenis van de gelovigen sterker en krachtiger mag groeien.
Het heilig jaar zal op 8 december 2015 geopend worden, op het hoogfeest van de
Onbevlekte Ontvangenis. Deze liturgische feestdag brengt in herinnering Gods
werk vanaf het begin van de geschiedenis van de mensheid. Na de zonde van Adam
en Eva wilde God de mensheid, die worstelde met het kwaad, niet in de steek laten.
Daarom richtte Hij zijn blik op Maria, heilig en onbevlekt in liefde (vgl. Ef. 1,4), en
verkoos haar om de Moeder te worden van de Verlosser der mensen. In de
confrontatie met de ernst van de zonde antwoordt God met de volheid van
barmhartigheid. Barmhartigheid zal altijd groter zijn dan elke zonde, en niemand
kan grenzen opleggen aan de liefde van God, die altijd gereed staat om te vergeven.
Ik zal met vreugde de Heilige Deur openen op het hoogfeest van de Onbevlekte
Ontvangenis. Op die dag wordt deze Heilige Deur een deur van barmhartigheid en
eenieder die er binnentreedt zal de liefde ervaren van God die troost, vergeeft, en
hoop inboezemt.
Op de daaropvolgende zondag, de derde zondag van de Advent, zal de Heilige Deur
van de kathedraal van Rome – d.i. de basiliek van Sint Jan in Lateranen – geopend
worden. In de daaropvolgende weken zullen de heilige deuren van de andere
pauselijke basilieken worden geopend. Op dezelfde zondag zal ik aankondigen dat
in elke lokale kerk, in de kathedraal – de moederkerk van de gelovigen in een
bepaald gebied – of, bij wijze van alternatief, in de co–kathedraal of een andere
kerk die een bijzondere betekenis heeft, een deur van barmhartigheid geopend zal
worden voor de duur van het heilig jaar. Naar goeddunken van de lokale
ordinarius kan een soortgelijke deur geopend worden bij elk heiligdom, die vaker
door grote groepen pelgrims wordt bezocht, aangezien dergelijke bezoeken aan
3
deze heilige plekken zo vaak genadevolle momenten zijn waar mensen het pad tot
bekering ontdekken. Elke particuliere kerk is aldus rechtstreeks betrokken in het
beleven van dit heilig jaar als een buitengewoon moment van genade en geestelijke
vernieuwing. Zo zal het Jubeljaar zowel in Rome als in de particuliere kerken
gevierd worden als een zichtbaar teken van universele gemeenzaamheid van de
Kerk.
4. Ik heb de datum van 8 december uitgekozen omdat het rijk is aan betekenis in
de recente geschiedenis van de Kerk. In feite zal ik de Heilige Deur openen op de
vijftigste verjaardag van de sluiting van het Tweede Vaticaans Oecumenisch
Concilie. De Kerk voelt een grote behoefte om deze gebeurtenis levend te houden.
Met het Concilie betrad de Kerk een nieuwe fase in haar geschiedenis. Als een ware
adem van de heilige Geest hadden de concilievaders nadrukkelijk de behoefte
gevoeld om tot de mannen en vrouwen van hun tijd op een meer begrijpelijke
wijze te spreken over God. De muren die de Kerk te lang hadden gemaakt tot een
fort werden neergehaald en de tijd was aangebroken om het Evangelie op een
nieuwe manier te verkondigen. Het was een nieuwe fase in dezelfde evangelisatie
die er vanaf het begin had bestaan. Het werd een frisse onderneming voor alle
christenen om met grotere enthousiasme en overtuiging te getuigen van hun
geloof. De Kerk werd zich bewust van een verantwoordelijkheid om een levend
teken te zijn van de liefde van de Vader in de wereld.
Wij herinneren ons de doordringende woorden van Sint Johannes XXIII, toen hij bij
het openen van het Concilie de weg aanwees die gevolgd moest worden: “Nu wenst
de Bruid van Christus het medicijn van barmhartigheid te gebruiken in plaats van
naar de wapens van gestrengheid te grijpen ... De katholieke Kerk, die de toorts van
de katholieke waarheid hoog houdt bij dit Oecumenisch Concilie, wil haarzelf tonen
als een liefdevolle moeder voor allen; geduldig, zachtmoedig, bewogen door
medelijden en goedheid tot haar afgedwaalde kinderen.”2 De zalige Paulus VI sprak
op gelijke toon bij de afsluiting van het Concilie: “Wij geven er de voorkeur aan om
te tonen hoe liefdadigheid het voornaamste religieuze aspect is geweest van dit
2 Openingstoespraak bij het Tweede Vaticaanse Concilie, Gaudet Mater Ecclesia, 11 oktober 1962, nrs. 2 en 3.
4
Concilie ... het oude verhaal van de Barmhartige Samaritaan heeft model gestaan
voor de spiritualiteit van het Concilie ... een golf van genegenheid en bewondering
vloeide vanuit het Concilie over de moderne wereld van de mensheid. Dwalingen
werden inderdaad veroordeeld, omdat het evenzeer een vereiste was van
liefdadigheid als van waarheid, maar voor de personen zelf was er slechts vermaning,
respect en liefde. In plaats van deprimerende diagnoses waren er bemoedigende
remedieën; in plaats van afschrikwekkende voorspellingen, boodschappen van
vertrouwen die vanuit het Concilie werden uitgevaardigd aan de hedendaagse
wereld. De waarden van de moderne wereld werden niet alleen gerespecteerd maar
ook geëerd, diens pogingen goedgekeurd, en diens verlangens gezuiverd en gezegend
... Een ander punt dat wij willen benadrukken is dit: al deze rijke leerstellingen
worden gestuurd in één richting, de dienstbaarheid aan de mensheid van elke
toestand, in elke zwakheid en behoefte.”3
Met deze gevoelens van dankbaarheid voor alles wat de Kerk heeft ontvangen, en
met een besef van verantwoordelijkheid voor de taak die voor ons ligt, zullen wij
de drempel van de Heilige Deur betreden, in de volledige overtuiging dat de kracht
van de verrezen Heer, die ons ononderbroken bijstaat op onze pelgrimstocht, ons
in stand zal houden. Moge de heilige Geest, die de schreden van de gelovigen leidt
in hun deelname in het verlossingwerk door Christus bewerkstelligd, de weg
wijzen en het volk Gods bijstaan opdat zij zich mogen bezinnen op het gelaat van
barmhartigheid.4
5. Het Jubeljaar zal worden afgesloten met het liturgisch hoogfeest van Christus
Koning op 20 november 2016. Op die dag, wanneer wij de Heilige Deur verzegelen,
zullen wij bovenal vervuld zijn met een gevoel van dankbaarheid en dankzegging
aan de allerheiligste Drie–eenheid, dat die ons een buitengewone tijd van genade
heeft geschonken. Wij zullen het leven van de Kerk, heel de mensheid en heel het
heelal toevertrouwen aan de heerschappij van Christus, en Hem vragen zijn
barmhartigheid over ons uit te storten als de ochtenddauw, opdat iedereen mag
samenwerken aan de bouw van een lichtende toekomst. Hoezeer verlang ik ernaar 3 Toespraak bij de openbare slotsessie van het Tweede Vaticaans Concilie, 7 december 1965. 4 Vgl. Tweede Vaticaans Concilie, Dogmatische Constitutie over de Kerk, Lumen Gentium, nr. 16; Pastorale Constitutie over de Kerk in de Moderne Wereld, Gaudium et Spes, nr. 15.
5
dat het aankomend jaar doordrenkt zal zijn van barmhartigheid, opdat wij erop uit
kunnen gaan naar elke man en vrouw om de goedheid en de tederheid van God te
bezorgen! Moge het balsem van barmhartigheid eenieder bereiken, zowel
gelovigen als hen die ver weg zijn, als een teken dat het koninkrijk van God reeds
aanwezig is in ons midden.
6. “Het is eigen aan God om barmhartigheid te beoefenen, en Hij openbaart zijn
almacht bij uitstek op deze manier.”5 De woorden van Sint Thomas van Aquino
tonen aan dat Gods barmhartigheid niet zozeer een teken van zwakheid is, maar
het kenmerk van zijn almacht. Om deze reden laat de liturgie, in een van zijn
oudste collectagebeden, ons bidden: “O God, die uw macht bovenal openbaart in uw
barmhartigheid en vergeving.”6 Doorheen de geschiedenis van de mensheid zal God
altijd Degene zijn die aanwezig is, dichtbij, vooruitziend, heilig en barmhartig.
“Geduldig en barmhartig.” Deze woorden gaan vaak samen in het Oude Testament
wanneer Gods aard beschreven wordt. Zijn barmhartig–zijn wordt concreet
gedemonstreerd in zijn vele handelingen door heel de heilsgeschiedenis heen,
waar zijn goedheid het overwint van straf en vernietiging. Op een bijzondere
manier plaatsen de Psalmen de grootsheid van zijn barmhartig handelen op de
voorgrond: “Hij vergeeft al je misgrepen, Hij geneest al het leed dat je lijdt; je leven
koopt Hij vrij van het graf, en kroont je met liefde en erbarmen” (Ps. 103,3–4). Een
andere psalm getuigt op een meer nadrukkelijke wijze van de concrete tekenen
van zijn barmhartigheid: “Voor het recht van de onderdrukten komt Hij op, Hij geeft
de hongerigen brood, de Heer maakt gevangenen vrij, de Heer opent blinden de ogen,
de Heer richt verslagenen op, de Heer heeft de rechtvaardigen lief; de Heer neemt de
vreemdeling in bescherming, wees en weduwe staat Hij bij; maar de bozen zet Hij op
een dwaalspoor” (Ps. 146,7–9). Hier zijn enkele andere uitdrukkingen van de
psalmist: “Hij heelt hun hart, dat gebroken is, Hij verbindt hun wonden. De Heer is
een steun voor de armen, maar de hoogmoedigen laat Hij in het zand buigen” (Ps.
147,3.6). Kortgezegd, Gods barmhartigheid is geen abstract begrip, maar een
5 Sint Thomas van Aquino, Summa Theologiae, II–II, q. 30, a. 4. 6 Zesentwintigste zondag in de tijd door het jaar. Dit collectagebed verschijnt reeds in de achtste eeuw onder de euchologische teksten (teksten uit de Byzantijnse liturgie) van het Gelasiaanse Sacramentarium (1198).
6
concrete werkelijkheid waardoor Hij zijn liefde openbaart als die van een vader of
een moeder, tot het diepste uit liefde bewogen voor hun kind. Het is nauwelijks een
overdrijving om te zeggen dat dit een ‘inwendige’ liefde is. Het gutst
natuurlijkerwijs voort uit de diepte, vol van tederheid en mededogen, bevrediging
en barmhartigheid.
7. “Zijn barmhartigheid kent geen grenzen.” Dit is het refrein dat na elke vers in
Psalm 136 wordt herhaald terwijl het de geschiedenis van Gods openbaring
vertelt. Op grond van barmhartigheid zijn alle gebeurtenissen van het Oude
Testament vol van diepgaande heilsbetekenis. Barmhartigheid vertolkt Gods
geschiedenis met Israël tot een heilsgeschiedenis. Het aldoor herhalen van “zijn
barmhartigheid kent geen grenzen,” zoals de psalm dat doet, lijkt de dimensies van
ruimte en tijd te doorbreken, en voegt daarbij alles in het eeuwige mysterie van
liefde. Het is alsof er gezegd wordt dat niet alleen in de geschiedenis, maar voor
alle eeuwigheid de mens zal vallen onder de barmhartige blik van de Vader. Het is
niet toevallig dat het volk van Israël deze psalm – het ‘Grote Hallel’ zoals het
genoemd wordt – wilde opnemen in zijn belangrijkste liturgische feestdagen.
Vóór zijn lijden bad Jezus met deze psalm van barmhartigheid. Matteüs getuigt
hiervan in zijn Evangelie wanneer hij zegt dat “na het zingen van de psalmen”
(26,30) Jezus en zijn discipelen naar de Olijfberg gingen. Toen Hij de Eucharistie
instelde als een eeuwigdurende gedachtenis van zichzelf en zijn paasoffer, plaatste
Hij deze opperste daad van openbaring symbolisch in het licht van zijn
barmhartigheid. Tegen dezelfde achtergrond van barmhartigheid trad Jezus zijn
lijden en dood tegemoet, zich bewust van het grote mysterie van de liefde dat Hij
aan het kruis zou vervolmaken. De wetenschap dat Jezus zelf deze psalm had
gebeden maakt het zelfs nog belangrijker voor ons als christenen, en het daagt ons
uit om het refrein op te nemen in ons dagelijks leven door deze woorden van
lofprijzing te bidden: “zijn barmhartigheid kent geen grenzen.”
8. Met onze ogen gericht op Jezus en zijn barmhartige blik ervaren wij de liefde van
de allerheiligste Drie–eenheid. De zending die Jezus had gekregen van de Vader
was het openbaren van het mysterie van goddelijke liefde in al zijn volheid. “God is
7
liefde” (1 Joh. 4,8.16), bevestigt Johannes voor de eerste en de enige keer in heel de
heilige Schrift. Deze liefde is thans zichtbaar en tastbaar gemaakt in het totale
leven van Jezus. Zijn persoon is niets anders dan liefde, een liefde die onverdiend
wordt geschonken. De relaties die Hij aangaat met de mensen die Hem benaderen
openbaren iets dat compleet uniek en niet voor herhaling vatbaar is. De tekenen
die Hij verrichtte, in het bijzonder ten overstaan van zondaren, de armen, de
gemarginaliseerden, de zieken en de lijdenden, zijn allen bedoeld om
barmhartigheid te tonen. Alles in Hem spreekt van barmhartigheid. Niets in Hem is
verstoken van mededogen.
Bij het zien van de menigte mensen die Hem volgde realiseerde Jezus zich dat zij
moe en uitgeput waren, verdwaald en zonder leidsman, en Hij voelde een diep
medelijden voor hen (vgl. Mt. 9,36). Op basis van deze mededogende liefde genas
Hij de zieken die Hem werden voorgedragen (vgl. Mt. 14,14), en met slechts enkele
broden en vissen verzadigde Hij de enorme menigte (vgl. Mt. 15,37). Wat Jezus in
al deze situaties raakte was niets anders dan barmhartigheid, waarmee Hij de
harten van hen, die Hij ontmoette, kon doorgronden en beantwoorden aan hun
diepste noden. Toen Hij de weduwe van Naïn, die haar zoon ten grave droeg,
tegenkwam voelde Hij een groot medelijden voor het immense lijden van deze
bedroefde moeder, en Hij gaf haar haar zoon terug door hem uit de doden te doen
opstaan (vgl. Lc. 7,15). Nadat Hij de bezetene in het land van de Gerasenen had
bevrijd, vertrouwde Jezus hem deze zending toe: “Ga naar huis, naar uw familie, en
vertel hun wat de Heer voor u gedaan heeft en hoe Hij zich over u heeft ontfermd”
(Mc. 5,19). De roeping van Matteüs wordt ook gepresenteerd tegen de achtergrond
van barmhartigheid. Toen Hij langs het loket van de tollenaar liep keek Jezus heel
vastberaden naar Matteüs. Het was een blik vol van barmhartigheid die de zonden
vergaf van die man, een zondaar en tollenaar, die door Jezus werd verkozen –
strijdig met de aarzeling van de discipelen – om een van de Twaalf te worden. De
heilige Beda Venerabilis, die een commentaar schreef op deze passage uit het
Evangelie, schreef dat Jezus met een barmhartige liefde naar Matteüs keek en hem
8
verkoos: ‘miserando atque eligendo.’7 Deze uitdrukking heeft zoveel indruk op mij
gemaakt dat ik het koos als bisschoppelijke spreuk.
9. In de parabels die aan barmhartigheid zijn gewijd openbaart Jezus de aard van
God als die van een vader, die nooit opgeeft totdat hij het onrecht heeft vergeven
en afwijzing heeft overwonnen met mededogen en barmhartigheid. Wij kennen
deze parabels heel goed, in het bijzonder drie daarvan: het verloren schaap, het
verloren muntstuk, en de vader met twee zonen (vgl. Lc. 15,1–32). In deze parabels
wordt God steeds voorgehouden als te zijn vol van blijdschap, vooral wanneer Hij
vergeeft. Daarin vinden wij de kern van het Evangelie en van ons geloof, omdat
barmhartigheid wordt gepresenteerd als een kracht die alles overwint, het hart
vervult met liefde en troost biedt door vergeving.
Uit een andere parabel plukken wij een belangrijke leerstelling voor ons christelijk
leven. In antwoord op de vraag van Petrus over hoeveel keren het nodig is te
vergeven, zegt Jezus: “Niet tot zeven keer toe, zeg Ik je, maar tot zeventig maal zeven
keer toe” (Mt. 18,22). Hij vervolgt met het vertellen van de parabel van de
‘onbarmhartige dienaar,’ die op zijn knieën valt en smeekt om barmhartigheid
wanneer zijn meester hem oproept om een groot bedrag terug te betalen. Zijn
meester scheldt hem zijn schuld kwijt. Maar dan ontmoet hij een mededienaar die
hem een paar centen schuldig is en die op zijn beurt op zijn knieën smeekt om
barmhartigheid; maar de eerste dienaar wijst dit verzoek af en gooit hem de
gevangenis in. Wanneer de meester hierover hoort wordt hij woedend en
sommeert de eerste dienaar om terug te komen en zegt tot hem: “Had juist jij geen
medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik medelijden heb gehad met
jou?” (18,33). Jezus beëindigt met: “Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen,
als niet ieder van jullie zijn broeder van ganser harte vergeeft” (18,35).
Deze parabel bevat een diepe boodschap voor ons allen. Jezus bevestigt dat
barmhartigheid niet slechts een daad is van de Vader, maar het wordt een
criterium om zich ervan te verzekeren wie zijn ware kinderen zijn. Kortgezegd, wij
zijn geroepen om barmhartigheid te tonen, omdat barmhartigheid eerst aan ons is 7 Vgl. Preek 22: CCL, 122, 149–151.
9
betoond. Het vergeven van vergrijpen wordt de duidelijkste uiting van
barmhartige liefde, en voor ons christenen is het een gebod waar wij onszelf niet
aan kunnen onttrekken. Hoe moeilijk lijkt het soms niet om te vergeven! En toch is
vergeving het instrument dat in onze broze handen is gelegd om sereniteit in het
hart te bereiken. Het loslaten van woede, toorn, geweld en wraak zijn
noodzakelijke voorwaarden om een blij leven te leiden. Laat ons daarom gehoor
geven aan de oproep van de Apostel: “De zon mag over uw boosheid niet
ondergaan” (Ef. 4,26). Bovenal, laat ons luisteren naar de woorden van Jezus die
barmhartigheid stelt als ideaal voor het leven en een voorwaarde voor de
geloofwaardigheid van ons geloof: “Gelukkig die barmhartig zijn, want zij zullen
barmhartigheid ondervinden” (Mt. 5,7): de zaligspreking waarnaar wij in dit heilig
jaar bijzonder moeten streven.
Zoals we hebben gezien in de heilige Schrift is barmhartigheid een sleutelwoord
dat wijst op Gods handelen naar ons toe. Hij beperkt zichzelf niet tot slechts het
bevestigen van zijn liefde, maar Hij maakt het zichtbaar en tastbaar. Uiteindelijk
kan de liefde nooit slechts een abstract begrip zijn. Door zijn eigen aard wijst het
op iets concreet: intenties, attitudes en gedrag die vertoond worden in het
dagelijks leven. Gods barmhartigheid is zijn liefdevolle zorg voor elk van ons. Hij
voelt zich verantwoordelijk; d.i. Hij verlangt ons welzijn en Hij wil ons gelukkig en
vredig zien. Dit is de weg die de barmhartige liefde van christenen ook moet gaan.
Zoals de Vader liefheeft, zo ook zijn kinderen. Zoals Hij barmhartig is, zo zijn wij
geroepen om barmhartig te zijn tegenover elkaar.
10. Barmhartigheid is in feite het fundament van het kerkelijk leven. Al haar
pastorale activiteit moet bevangen zijn in de tederheid die zij tegenwoordig maakt
voor de gelovigen; niets van haar verkondiging en getuigenis tot de wereld mag
een gebrek aan barmhartigheid hebben. De wezenlijke geloofwaardigheid van de
Kerk wordt zichtbaar in de wijze waarop zij barmhartige en mededogende liefde
toont.8 Misschien zijn we reeds lang vergeten hoe wij de weg van barmhartigheid
moeten tonen en leven. De verleiding, aan de ene kant, om ons geheel en al te
richten op gerechtigheid, heeft ons doen vergeten dat dit slechts een eerste stap is, 8 Apostolische Exhortatie Evangelii Gaudium, nr. 24.
10
ofschoon het noodzakelijk en onontbeerlijk is. Maar de Kerk moet verder gaan en
streven naar een hoger en belangrijker doel. Aan de andere kant moeten wij
jammergenoeg toegeven dat de beoefening van barmhartigheid in de wijdere
gemeenschap aan het afnemen is. In sommige gevallen lijkt het woord in onbruik
te zijn geraakt. Echter, zonder een getuigenis van barmhartigheid wordt het leven
vruchteloos en steriel, als afgezonderd in een dorre woestijn. De tijd is
aangebroken dat de Kerk de blijde oproep tot barmhartigheid wederom doet
klinken. Het is tijd om terug te keren naar de basis en de zwakheden en
worstelingen van onze broeders en zusters te dragen. Barmhartigheid is de kracht
die ons opnieuw opwekt tot nieuw leven en ons de moed inboezemt om hoopvol
naar de toekomst uit te zien.
11. Laat ons niet vergeten welk een geweldige leer ons is geboden door Sint
Johannes Paulus II in zijn tweede encycliek, Dives in Misericordia, die toen
onverwachts uitkwam en wiens thema velen verraste. Er zijn twee passages in het
bijzonder waarvoor ik de aandacht wil vragen. Ten eerste, Sint Johannes Paulus II
benadrukte het feit dat wij het thema van barmhartigheid waren vergeten in het
hedendaagse culturele milieu: “De hedendaagse mentaliteit, misschien meer dan dat
van mensen in het verleden, lijkt gekant te zijn tegen een God van barmhartigheid, en
heeft in feite de neiging om het idee van barmhartigheid zelf te verbannen uit het
leven en te verwijderen uit het menselijk hart. Het woord en het begrip van
‘barmhartigheid’ lijken een onbehaaglijkheid te veroorzaken in de mens, die, dankzij
de enorme ontwikkelingen van wetenschap en technologie, ongekend in de
geschiedenis, meester der aarde is geworden en haar heeft onderworpen en
overheerst (vgl. Gen. 1,28). Dit heersen over de aarde, wat soms op een eenzijdige en
oppervlakkige manier begrepen wordt, lijkt geen ruimte te hebben voor
barmhartigheid. ... En dit is waarom, in de toestand van de Kerk en de wereld van
vandaag, vele personen en groepen die geleid worden door een levendig besef van het
geloof zich, bijna spontaan zou ik zeggen, keren tot Gods barmhartigheid.”9
Verder dringt Sint Johannes Paulus II aan op een dringender verkondiging en
getuigenis van barmhartigheid in de hedendaagse wereld: “Want hiertoe word ik 9 Idem, nr. 2.
11
gedwongen door de liefde voor de mens en voor alles wat menselijk is en wat, naar de
mening van de meeste mensen van onze tijd, aan een geweldig gevaar wordt
blootgesteld. Het mysterie van Christus ... verplicht mij ook de barmhartigheid te
verkondigen als de mededogende liefde van God die in dit mysterie van Christus
belicht wordt. Op dezelfde wijze nodigt dit mysterie uit mij tot deze barmhartigheid
te wenden en ze in dit moeilijke en beslissende historische uur van de Kerk en de
wereld af te smeken.”10 Deze leer is nu meer dan ooit relevant en verdient het om
wederom te worden aangehaald in dit heilig jaar. Laat ons nogmaals naar zijn
woorden luisteren: “De Kerk leeft echt als zij de barmhartigheid belijdt en
verkondigt – die hoogst wonderbaarlijke eigenschap van de Schepper en Verlosser –
en als zij de mensen voert tot de bronnen van de barmhartigheid van de Verlosser, die
zij in haar schoot bewaart en uitdeelt.”11
12. De Kerk is gezonden om Gods barmhartigheid, het kloppend hart van het
Evangelie, aan te kondigen, die op zijn eigen manier het hart en de ziel van elke
persoon moet doordringen. De Bruid van Christus moet haar gedrag vormen naar
de Zoon van God die uitging naar iedereen, zonder uitzondering. Heden ten dage,
waar de Kerk belast is met de opdracht van de nieuwe evangelisatie, behoort het
thema van barmhartigheid steeds weer voorgelegd te worden met nieuw
enthousiasme en vernieuwde pastorale actie. Het is absoluut essentieel voor de
Kerk en voor de geloofwaardigheid van haar boodschap dat zij zelf de
barmhartigheid leeft en daarvan getuigt. Haar taal en haar gebaren moeten
barmhartigheid overdragen, opdat de harten van alle mensen geraakt worden en
zij wederom geïnspireerd worden om het pad te vinden dat leidt naar de Vader.
De eerste waarheid van de Kerk is de liefde van Christus. De Kerk maakt haarzelf
tot dienaar van deze liefde en brengt het over naar alle mensen: een liefde die
vergeeft en tot uiting komt in het wegschenken van zichzelf. Dientengevolge moet
overal waar de Kerk aanwezig is de barmhartigheid van de Vader zichtbaar zijn. In
onze parochies, communiteiten, verenigingen en bewegingen, in één woord, waar
er christenen zijn daar moet iedereen een oase van barmhartigheid aantreffen.
10 Sint Johannes Paulus II, Encycliek Dives in Misericordia, nr. 15. 11 Idem, nr. 13.
12
13. Wij willen dit Jubeljaar beleven in het licht van de woorden van de Heer:
barmhartig als de Vader. De evangelist herinnert ons aan de leer van Jezus die zegt:
“Wees barmhartig, zoals jullie Vader barmhartig is” (Lc. 6,36). Het is een
levensprogram dat even veeleisend is als het rijk is aan vreugde en vrede. Het
gebod van Jezus is gericht aan eenieder die bereid is te luisteren naar zijn stem
(vgl. Lc. 6,27). Om in staat te zijn tot barmhartigheid moeten wij daarom eerst en
vooral onszelf schikken tot het luisteren naar Gods Woord. Dit houdt in het
herontdekken van de waarde van stilte om te kunnen mediteren op het Woord dat
tot ons komt. Om deze manier zal het mogelijk zijn om te bezinnen op Gods
barmhartigheid en het als onze levensstijl aannemen.
14. De traditie van de bedevaart heeft een speciale plek in het heilig jaar, omdat het
een weergave is van de reis die elk van ons onderneemt in dit leven. Het leven zelf
is een bedevaart, en de mens is een reiziger, een pelgrim die op reis is, op weg naar
de verlangde bestemming. Net als het bereiken van de Heilige Deur in Rome of in
elke andere plaats in de wereld, zal eenieder overeenkomstig zijn of haar
mogelijkheden, een bedevaart moeten afleggen. Dit zal een teken zijn dat
barmhartigheid ook een doel is om te bereiken en het vraagt om toewijding en
opoffering. Moge de bedevaart een prikkel zijn tot bekering: door het betreden van
de drempel van de Heilige Deur zullen wij de kracht vinden om Gods
barmhartigheid te omarmen en onszelf te wijden aan barmhartig zijn met anderen
zoals de Vader met ons is geweest.
De Heer Jezus toont ons de stappen van de bedevaart om ons doel te bereiken:
“Werp je niet op als rechter, dan zullen jullie niet berecht worden. Veroordeel niet,
dan zullen jullie niet veroordeeld worden. Spreek vrij, dan zullen jullie vrijgesproken
worden. Geef, dan zal jullie gegeven worden. Een mooie maat, stevig aangedrukt,
goed geschud en overvol zal je in de schoot geworpen worden. Want met de maat
waarmee jullie meten, zul je gemeten worden” (Lc. 6,37–38). De Heer vraagt ons
bovenal om niet te oordelen en niet te veroordelen. Als iemand wenst te ontkomen
aan Gods oordeel moet hij zichzelf niet tot rechter maken van zijn broeder of
zuster. Wanneer mensen oordelen kijken zij niet verder dan de oppervlakte, terwijl
13
de Vader tot diep in de ziel kijkt. Hoeveel schade richten woorden niet aan
wanneer zij gedreven zijn door gevoelens van jaloezie en afgunst! Kwaad spreken
over anderen plaatst hen in een kwaad daglicht, ondermijnt hun reputatie en
maakt hen tot prooi van de grillen van roddel. Zich onthouden van oordelen en
veroordelen betekent, in positieve zin, weten hoe het goede in elke persoon te
aanvaarden en hem elk lijden te besparen dat veroorzaakt kan worden door ons
vooringenomen oordeel en onze veronderstelling alles over hem te weten. Maar dit
is nog niet voldoende om barmhartigheid te tonen. Jezus vraagt ons ook om te
vergeven en te geven, om instrumenten van barmhartigheid te zijn, omdat wij
vooreerst barmhartigheid van God hebben ontvangen. Grootmoedig zijn tegenover
anderen, wetende dat God zijn goedheid over ons uitstort met immense
grootmoedigheid.
Barmhartig zoals de Vader is daarom het ‘motto’ van dit heilig jaar. In
barmhartigheid vinden wij het bewijs van hoe God ons bemint. Hij schenkt zijn
volledige zelf, altijd, vrijelijk, en vraagt niets ervoor terug. Hij komt ons te hulp
wanneer wij Hem ook maar aanroepen. Hoe mooi is het dat de Kerk haar dagelijks
gebed begint met de woorden “O God, red mij, kom spoedig, Heer, en help mij toch”
(Ps. 70,2). De hulp waar wij om vragen is reeds de eerste stap van Gods
barmhartigheid naar ons toe. Hij komt ons bijstaan in onze zwakheid. En zijn hulp
is door ons te helpen zijn aanwezigheid en nabijheid aanvaarden. Dag na dag,
geraakt door zijn mededogendheid kunnen ook wij mededogend worden naar
anderen toe.
15. In dit heilig jaar zien wij uit naar de ervaring van het openen van ons hart voor
hen die leven aan de uiterste rand van de maatschappij: de randgebieden die de
moderne maatschappij zelf creëert. Hoeveel onzekere en pijnlijke situaties bestaan
er niet in onze hedendaagse wereld! Hoeveel zijn de wonden niet die gedragen
worden door het vlees van hen die geen stem hebben omdat hun roepstem wordt
gedempt en verdrongen door de onverschilligheid van de rijken! Gedurende dit
Jubeljaar zal de Kerk meer dan ooit geroepen zijn om deze wonden te helen, om ze
te verzachten met de olie van troost, om ze te verbinden met barmhartigheid en ze
te genezen met solidariteit en waakzame zorg. Laat ons niet vervallen in
14
vernederende onverschilligheid of een monotone routine die ons verhindert om te
ontdekken wat nieuw is! Laat ons afbrekend cynisme afweren! Laat ons de ogen
openen en de ellende van de wereld zien, de wonden van onze broeders en zusters
wiens waardigheid wordt ontkend, en laat ons erkennen dat wij gedwongen zijn
acht te slaan op hun hulpgeroep! Mogen wij de hand naar hen uitstrekken en hen
ondersteunen opdat zij de warmte kunnen voelen van onze aanwezigheid, onze
vriendschap, onze broederschap! Moge hun hulpgeroep de onze worden, en mogen
wij tezamen de barrières van onverschilligheid neerhalen, die te vaak overheersen
en onze hypcrisie en egoïsme verhullen.
Het is mijn brandend verlangen dat gedurende dit Jubeljaar het christenvolk zich
zal bezinnen op de fysieke en geestelijke werken van barmhartigheid. Het zal een
manier zijn om ons geweten, dat te vaak afgestompt raakt tegenover armoede,
weer op te wekken. En laat ons dieper binnengaan in het hart van het Evangelie
waar de armen een bijzondere ervaring hebben van Gods barmhartigheid. Jezus
laat ons in zijn verkondiging kennis maken met deze werken van barmhartigheid
opdat wij kunnen weten of wij nou wel of niet leven als zijn leerlingen. Laat ons
deze fysieke werken van barmhartigheid herontdekken: de hongerigen voeden, de
dorstigen laven, de naakten kleden, de vreemdeling herbergen, de zieken
bezoeken, de gevangenen bezoeken, en de doden begraven. En laat ons de
geestelijke werken van barmhartigheid niet vergeten: de zondaars vermanen, de
onwetenden beleren, de bedroefden troosten, in moeilijkheden goede raad geven,
het onrecht geduldig lijden, beledigingen vergeven, en bidden voor de levenden en
overledenen.
We kunnen de woorden van de Heer tot ons niet ontlopen, en zij zullen dienen als
de criteria waarop wij beoordeeld zullen worden: of wij hongerigen hebben
gevoed en de dorstigen te drinken hebben gegeven, de vreemdeling hebben
ontvangen en de naakten gekleed, of tijd doorgebracht met de zieken en hen in de
gevangenis (vgl. Mt. 25,31–45). Bovendien zullen wij gevraagd worden of wij
anderen geholpen hebben om te ontkomen aan de twijfel die hen doet vervallen in
wanhoop en die vaak de oorzaak is van eenzaamheid; als wij hebben bijgedragen
aan het te boven komen van de onwetendheid, waarin miljoenen mensen leven, in
15
het bijzonder kinderen beroofd zijn van de noodzakelijke middelen die hen kunnen
bevrijden van de ketens van armoede; als wij de eenzamen en diepbedroefden
nabij zijn geweest; als wij vergiffenis hebben geschonken aan degenen die ons
hebben gegriefd en alle vormen van woede en haat, die leiden tot geweld, hebben
afgewezen; als wij het soort geduld hebben opgebracht welke God toont, die zo
geduldig met ons is; als wij onze broeders en zusters in gebed hebben opgedragen
aan de Heer. In elk van deze ‘minsten’ is Christus zelf aanwezig. Zijn lichaam wordt
zichtbaar in het lichaam van de gemartelden, de vertrapten, de gegeselden, de
ondervoeden, en de verbannelingen ... die door ons moeten worden erkend,
geraakt en verzorgd. Laat ons de woorden van Sint Johannes van het Kruis niet
vergeten: “Als wij ons erop voorbereiden om dit leven te verlaten, zullen wij
beoordeeld worden op basis van liefde.”12
16. In het Evangelie van Lucas vinden wij een ander belangrijk element dat ons zal
helpen om het Jubeljaar met geloof te beleven. Lucas schrijft dat Jezus op de Sabbat
terugging naar Nazaret en, zoals de gewoonte was, betrad Hij de synagoge. Ze
nodigden Hem uit om de Schrift te lezen en die toe te lichten. De tekst was uit het
boek van Jesaja, waar staat geschreven: “De geest van de Heer God rust op mij, want
de Heer heeft mij gezalfd. Hij heeft mij gezonden om de armen het blijde nieuws te
brengen, om gebroken harten te verbinden, om de gevangenen vrijlating te melden,
en de geketenden de terugkeer naar het licht; om het genadejaar van de Heer te
melden” (Jes. 61,1–2). Een “genadejaar van de Heer”: dat is wat de Heer verkondigd
had en dit is wat wij nu willen beleven. Het heilig jaar zal de rijkdom van Jezus’
missie, die weerklinkt in de woorden van de profeet, op de voorgrond plaatsen: om
een woord en gebaar van troost te brengen tot de armen, om bevrijding aan te
kondigen aan hen die geketend zijn door nieuwe vormen van slavernij in de
moderne maatschappij, om het zicht te herstellen bij hen die niet langer kunnen
zien omdat ze in zichzelf gevangen zijn, om de waardigheid te herstellen van allen
die ervan beroofd zijn. De verkondiging van Jezus wordt wederom zichtbaar
gemaakt door het antwoord van geloof dat christenen geroepen zijn te geven door
hun getuigenis. Moge de woorden van de Apostel ons daarbij vergezellen: Hij die
12 St. Johannes van het Kruis, Woorden van Licht en Liefde, 57.
16
werken van barmhartigheid verricht, laat hem dat doen met blijmoedigheid (vgl.
Rom. 12,8).
17. Het jaargetijde van de Veertigdagentijd tijdens dit Jubeljaar zal ook veel
intenser beleefd moeten worden als een uitgelezen moment om Gods
barmhartigheid te vieren en te ervaren. Hoeveel pagina’s van de heilige Schrift zijn
niet geschikt voor meditatie tijdens de weken van de Veertigdagentijd om ons te
helpen het barmhartig gelaat van de Vader te herontdekken! Wij kunnen de
woorden van de profeet Micha herhalen en tot de onze maken: U, o Heer, bent een
die de ongerechtigheid vergeeft, die voorbijgaat aan de zonde, die zijn toorn niet
altijd laat duren, maar zijn vreugde vindt in goedheid. U, Heer, zal U opnieuw over
ons ontfermen. U zal onze schuld onder uw voeten verpletteren en al onze zonden
verwijzen naar de bodem van de zee (vgl. Mi. 7,18–19).
De bladzijden van de profeet Jesaja kunnen ook concreet gebruikt worden voor
meditatie gedurende dit seizoen van gebed, vasten, en werken van naastenliefde:
“Is dít niet het vasten zoals Ik het verkies: boosaardige boeien losmaken, de banden
van het juk losmaken, de onderdrukten hun vrijheid hergeven, en alle jukken
doorbreken? Is vasten niet dit: uw brood delen met wie honger heeft; arme zwervers
opnemen in uw huis; een naakte kleden die u ziet en u niet onttrekken aan de zorg
voor uw broeder? Dan breekt uw licht als de dageraad door en groeien uw wonden
spoedig dicht; dan gaat uw gerechtigheid voor u uit, en sluit de heerlijkheid van de
Heer uw stoet. Als u dan roept, geeft de Heer u antwoord, en smeekt u om hulp, dan
zal Hij zeggen: ‘Hier ben ik!’ Als u het juk uit uw midden verwijdert, geen vinger
bedreigend meer uitsteekt en geen valse aanklachten indient; de hongerige aanbiedt
wat u voor uzelf verlangt en de onderdrukte met voedsel verzadigt, dan zal uw licht
in de duisternis opgaan, uw nacht als de heldere middag zijn. Dan zal de Heer u
steeds blijven leiden, in verschroeide oorden uw honger stillen. Hij zal uw krachten
sterken en u zult als een rijk besproeide tuin zijn, als een bron die nooit teleurstelt als
men om water komt” (Jes. 58,6–11).
Het initiatief van ’24 Uren voor de Heer,’ dat gevierd wordt op de vrijdag en
zaterdag voorafgaand aan de vierde week van de Veertigdagentijd, zou in elk
17
bisdom geïntroduceerd moeten worden. Zoveel mensen, waaronder ook jongeren,
keren terug naar het sacrament van verzoening; door deze ervaring ontdekken zij
opnieuw het pad terug naar de Heer, beleven een moment van intens gebed en
vinden betekenis in hun leven. Laat ons het sacrament van verzoening wederom
op de voorgrond plaatsen, zodanig dat het de mensen in staat stelt om de
grootsheid van Gods barmhartigheid met hun eigen handen te raken. Voor elke
boeteling zal het een bron zijn van ware innerlijke vrede.
Ik zal niet moe worden om te benadrukken dat biechtvaders authentieke tekenen
zijn van de barmhartigheid van de Vader. Wij worden niet automatisch goede
biechtvaders. Bovenal worden wij goede biechtvaders wanneer wij toegeven dat
wij zelf boetelingen zijn op zoek naar zijn barmhartigheid. Laat ons nimmer
vergeten dat biechtvader zijn betekent deelnemen in de feitelijke missie van Jezus
om een concreet teken te zijn van de standvastigheid van de goddelijke liefde die
vergeeft en redt. Wij als priesters hebben de gave van de heilige Geest ontvangen
voor de vergeving van zonden en daarvoor zijn wij verantwoordelijk. Geen van ons
bezit macht over dit sacrament; wij zijn veeleer Gods trouwe dienaren door dit
sacrament. Elke biechtvader moet de gelovige ontvangen zoals de vader in de
parabel van de verloren zoon: een vader die rent om zijn zoon te ontmoeten,
ondanks dat hij zijn erfdeel heeft verkwanseld. Biechtvaders zijn geroepen de
boetvaardige zoon die naar huis terugkeert te omarmen en uiting te geven aan de
blijdschap dat hij weer in ons midden is. Laat ons nooit moe worden om ook uit te
gaan naar de andere zoon, die buiten blijft en niet in staat is zich te verheugen, om
aan hem uit te leggen dat zijn oordeel streng, onrechtvaardig en zinloos is in het
licht van de grenzeloze barmhartigheid van de vader. Mogen biechtvaders geen
nutteloze vragen stellen, maar zoals de vader in de parabel, het verhaal dat de
verloren zoon vooraf had voorbereid, onderbreken, opdat biechtvaders de
smeekbede om hulp en barmhartigheid, die gutst uit het hart van elke boeteling,
leren aanvaarden. Kortgezegd: biechtvaders zijn geroepen om een teken te zijn van
het primaatschap van barmhartigheid, altijd, overal en in elke situatie, hoe dan
ook.
18
18. Tijdens de Veertigdagentijd van dit heilig jaar wil ik missionarissen van
barmhartigheid erop uit sturen. Zij zullen een teken zijn van de moederlijke zorg
van de Kerk voor het volk Gods, om hen in staat te stellen binnen te treden in de
diepe rijkdom van dit mysterie, dat zo fundamenteel is voor het geloof. Het zullen
priesters zijn aan wie ik het gezag zal verlenen om vergeving te schenken, zelfs
voor die zonden die zijn voorbehouden aan de Heilige Stoel, opdat de reikwijdte
van hun mandaat als biechtvaders nog duidelijker zal zijn. Zij zullen bovenal
levende tekens zijn van de bereidheid van de Vader om hen die zoeken naar zijn
vergeving te verwelkomen. Zij zullen missionarissen van barmhartigheid zijn
omdat zij katalysators zullen zijn van een waarlijke menselijke ontmoeting, welke
een bron van bevrijding is, rijk aan verantwoordelijkheid om obstakels te
overwinnen en het nieuwe leven van het doopsel te hervatten. Zij zullen op hun
missie geleid worden door de woorden van de Apostel: “Zo heeft God allen in hun
ongehoorzaamheid opgesloten, om allen in te sluiten in zijn ontferming” (Rom.
11,32). In feite is eenieder, zonder uitzondering, geroepen om de oproep tot
barmhartigheid in zich op te nemen. Mogen deze missionarissen deze roep beleven
met de zekerheid dat zij hun ogen kunnen vestigen op Jezus, “de barmhartige en
getrouwe hogepriester bij God” (Heb. 4,16).
Ik vraag mijn broeder bisschoppen om deze missionarissen uit te nodigen en te
verwelkomen opdat zijn bovenal overtuigende verkondigers van barmhartigheid
kunnen zijn. Mogen de individuele bisdommen ‘missies tot het volk’ organiseren
op een manier waarop deze missionarissen boodschappers van vreugde en
vergeving kunnen zijn. De bisschoppen worden gevraagd om het sacrament van
verzoening te vieren met hun volk zodat de tijd van genade, die het Jubeljaar biedt,
het mogelijk zal maken voor veel van Gods zonen en dochters om wederom de reis
te ondernemen naar het huis van de Vader. Mogen pastores, vooral gedurende het
liturgisch seizoen van de Veertigdagentijd, toegewijd zijn aan het terugroepen van
de gelovigen “tot de troon van Gods genade, om barmhartigheid en genade te
vinden” (Heb. 4,16).
19. Moge de boodschap van barmhartigheid eenieder bereiken, en moge niemand
onverschillig staan tegenover de roep om barmhartigheid te ervaren. Ik richt deze
19
uitnodiging tot bekering nog vuriger aan hen wiens gedrag hen verwijdert van
Gods genade. Ik denk in het bijzonder aan mannen en vrouwen die behoren tot
misdaadorganisaties van elke soort. Voor hun eigen bestwil smeek ik hen om hun
levens te veranderen. Ik vraag hen dit in de naam van de Zoon van God die, hoewel
Hij de zonde afwees, nooit de zondaar heeft afgewezen. Trap niet in die vreselijke
val door te denken dat het leven van geld afhankelijk is en dat in vergelijking met
geld al het andere verstoken is van waarde of waardigheid. Dit is niets anders dan
een illusie! Wij kunnen geld niet meenemen naar het leven in het hiernamaals. Geld
brengt ons geen geluk. Geweld dat wordt aangedaan ten behoeve van het
accumuleren van rijkdom dat in bloed is gedrenkt, maakt niet machtig noch
onsterfelijk. Eenieder zal, vroeg of laat, Gods oordeel ondergaan, waaraan er geen
ontkomen is.
Dezelfde uitnodiging wordt gericht aan hen die corruptie plegen of eraan
deelnemen. Deze etterende zweer is een ernstige zonde die ten hemel schreit om
wraak, omdat het een bedreiging vormt voor de fundamenten van persoonlijk en
maatschappelijk leven. Corruptie weerhoudt ons ervan om hoopvol naar de
toekomst te kijken, omdat zijn tyrannieke gierigheid de plannen van zwakken
vergruizeld en de armsten der armen vertrapt. Het is een kwaad dat zich verankert
in de handelingen van het dagelijks leven en zich verspreidt, en groot
maatschappelijk schandaal veroorzaakt. Corruptie is de zondige verharding van
het hart, die God vervangt met de illusie dat geld een vorm van macht is. Het is een
werk van de duisternis, gevoed door achterdocht en samenzwering. “Corruptio
optimi pessima,” heeft de heilige Gregorius de Grote met goede reden gezegd, en
daarmee bevestigd dat niemand zichzelf kan beschouwen als immuun voor deze
verleiding. Als wij het willen verjagen uit persoonlijk en maatschappelijk leven
hebben we wijsheid, waakzaamheid, trouw en transparantie nodig, tezamen met
de moed om elke overtreding aan te klagen. Als het niet openlijk wordt bestreden
zal vroeg of laat iedereen daaraan medeplichtig worden, en zal het uiteindelijk ons
heel bestaan vernietigen.
Dit is het geschikte moment om ons leven te veranderen! Dit is de tijd om ons hart
geraakt te laten worden. Wanneer wij geconfronteerd worden met kwade daden,
20
zelfs tegenover ernstige misdaden, is het de tijd om te luisteren naar de roep van
onschuldige mensen die beroofd zijn van hun eigendom, hun waardigheid, hun
gevoelens, en zelfs hun leven. Blijven vasthouden aan het pad van het kwaad leidt
tot een dwaalspoor en verdriet. Het ware leven is iets heel anders. God wordt nooit
moe om zijn hand naar ons te reiken. Hij is altijd bereid te luisteren, zoals ook ik,
samen met mijn broeder bisschoppen en priesters. Het enige dat men moet doen is
de uitnodiging tot bekering aanvaarden en zich onderwerpen aan het recht
gedurende deze bijzondere tijd van barmhartigheid die de Kerk biedt.
20. Het is niet misplaatst om op dit punt te verwijzen naar de relatie tussen
gerechtigheid en barmhartigheid. Dit zijn niet twee tegenovergestelde realiteiten,
maar twee dimensies van een enkele realiteit die zich voortschrijdend ontvouwt
totdat het culmineert in de volheid van liefde. Gerechtigheid is een fundamenteel
concept voor de burgermaatschappij, die door het recht dient te worden geleid.
Gerechtigheid wordt ook opgevat als datgene dat elk individu rechtmatig toekomt.
In de Bijbel zijn er vele verwijzingen naar de goddelijke gerechtigheid en naar God
als ‘rechter.’ In deze passages wordt gerechtigheid gezien als de volledige naleving
van de Wet en het gedrag van elke goede Israëliet in overeenstemming met Gods
geboden. Een dergelijke visie heeft echter niet zelden geleid tot legalisme door de
vervorming van de oorspronkelijke betekenis van gerechtigheid en het
verdoezelen van diens diepgaande waarde. Om over deze legalistische zienswijze
heen te komen moeten wij in herinnering brengen dat in de heilige Schrift
gerechtigheid in wezen wordt opgevat als de gelovige overgave van zichzelf aan
Gods wil.
Op zijn beurt spreekt Jezus verschillende keren over het belang van geloof boven
de naleving van de wet. In deze zin moeten wij zijn woorden opvatten wanneer Hij,
liggend aan tafel met Matteüs en andere tollenaars en zondaren, zegt tot de
Farizeëen die daar bezwaren tegen maken: “Ga heen, u moet maar eens leren wat
dit zeggen wil: ‘Barmhartigheid wil Ik en geen offer. Want Ik ben niet gekomen om
rechtvaardigen te roepen, maar zondaars’” (Mt. 9,13). Tegenover een opvatting van
gerechtigheid als niets anders dan enkel de naleving van de wet die mensen
beoordeelt door hen simpelweg te verdelen in twee groepen – de rechtvaardigen
21
en de zondaren – is Jezus gericht op het openbaren van het grote geschenk van
barmhartigheid die zondaren opzoekt en hen vergeving en verlossing biedt. Men
kan begrijpen waarop Jezus op basis van een dergelijke bevrijdende visie op
barmhartigheid, als bron van nieuw leven, werd afgewezen door de Farizeëen en
de andere wetsgeleerden. In een poging trouw te blijven aan de wet legden zij
slechts lasten op de schouders van anderen en ondermijnden zo de
barmhartigheid van de Vader. Het appelleren aan een trouwe naleving van de wet
mag niet verhinderen dat aandacht wordt geschonken aan zaken die de
waardigheid van de persoon raken.
De verwijzing die Jezus maakt naar de tekst uit het boek van de profeet Hosea –
“Want barmhartigheid wil Ik, en geen offer” (Hos. 6,6) – is in dit geval belangrijk.
Jezus bevestigt dat vanaf dat moment de levensregel voor zijn leerlingen
barmhartigheid in het centrum plaatst, zoals Jezus zelf had getoond door
maaltijden te delen met zondaren. Barmhartigheid wordt nogmaals geopenbaard
als een fundamenteel aspect van de missie van Jezus. Dit is een ware uitdaging
voor zijn toehoorders, die paal en perk stelden aan een formeel respect voor de
wet. Daartegenover gaat Jezus verder dan de wet; de omgang die Hij heeft met hen
die door de wet als zondaren worden beschouwd doet ons beseffen hoe diep zijn
barmhartigheid ging.
De apostel Paulus gaat een soortgelijke weg. Vooraf aan de ontmoeting met Jezus
op de weg naar Damascus had hij zijn leven toegewijd aan het ijverig nastreven
van de gerechtigheid van de wet (vgl. Fil. 3,6). Zijn bekering tot Christus leidde
hem ertoe om die opvatting ondersteboven te keren, tot het punt waarop hij aan de
Galaten zou schrijven: “Ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, om
gerechtvaardigd te worden door het geloof in Christus en niet door de werken van de
wet, want door de werken van de wet zal geen mens gerechtvaardigd worden” (Gal.
2,16).
De opvatting van Paulus over gerechtigheid verandert radicaal. Hij plaatst nu
geloof voorop, niet gerechtigheid. Verlossing wordt niet verkregen door het
naleven van de wet, maar door geloof in Jezus Christus, die in zijn dood en
22
verrijzenis verlossing schenkt samen met een barmhartigheid die rechtvaardigt.
Gods gerechtigheid wordt nu de bevrijdende kracht voor hen die gebukt gaan
onder de verslaving aan de zonde en de gevolgen ervan. Gods gerechtigheid is zijn
barmhartigheid (vgl. Ps. 51,11–16).
21. Barmhartigheid is niet tegenovergesteld aan gerechtigheid maar is veeleer een
uiting van Gods manier van een hand uitsteken naar de zondaar, en hem een
nieuwe kans bieden om naar zichzelf te kijken, te bekeren en te geloven. De
ervaring van de profeet Hosea kan ons helpen inzien op welke manier
barmhartigheid gerechtigheid overtreft. Het tijdperk waarin de profeet leefde was
een van de meest dramatische in de geschiedenis van het joodse volk. Het
koninkrijk wankelde en stond aan de rand van instorting; het volk was niet trouw
gebleven aan het verbond; zij waren van God afgedwaald en het geloof van hun
voorvaderen waren ze kwijtgeraakt. Volgens de menselijke logica lijkt het redelijk
dat God eraan dacht om een ontrouw volk af te wijzen; zij hadden zich niet
gehouden aan hun pact met God en verdienden daarom gerechtvaardigde straf.
Met andere woorden: verbanning. De woorden van de profeet getuigen hiervan:
“Moet hij dan niet terugkeren naar Egypte en zal Assur niet zijn koning worden, nu
zij weigeren zich te bekeren?” (Hos. 11,5). En toch, na dit beroep op gerechtigheid,
verandert de profeet radicaal zijn woorden en openbaart het ware gelaat van God:
“Hoe zou Ik u echter kunnen opgeven, Efraïm, u kunnen uitleveren, Israël? Hoe zou Ik
u kunnen opgeven, alsof u Adma bent, of met u kunnen doen zoals met Seboïm? Mijn
hart slaat over, heel mijn binnenste wordt week. Nee, Ik zal mijn vlammende woede
toch niet koelen, Efraïm niet opnieuw te gronde richten, want Ik ben God, Ik ben geen
mens, Ik ben de Heilige in uw midden. Ik laat mij niet gaan in mijn toorn” (Hos. 11,8–
9). Sint Augustinus, die bijna een toelichting lijkt te geven op deze woorden van de
profeet, zegt: “Het is voor God gemakkelijker om zich te weerhouden van boosheid
dan van barmhartigheid.”13 En zo geschiedt het. Gods boosheid is slechts van
kortstondige duur, zijn barmhartigheid is voor eeuwig.
Indien God zich slechts zou beperken tot gerechtigheid, zou Hij ophouden God te
zijn, en zou in plaats daarvan als de mens zijn, die slechts vraagt dat de wet wordt 13 Sint Augustinus, Preken over de Psalmen, 76, 11.
23
nageleefd. Maar enkel gerechtigheid is niet voldoende. De ervaring leert dat het
zich beroepen op enkel de wet zal resulteren in diens vernietiging. Dat is waarom
God verder gaat dan gerechtigheid, met zijn barmhartigheid en vergeving. Dit
betekent echter niet dat gerechtigheid gedevalueerd moet worden of als overbodig
moet worden beschouwd. Integendeel, eenieder die een fout begaat moet daarvoor
de prijs betalen. Het is echter slechts het begin van bekering, niet het einde, want
men begint de tederheid en barmhartigheid van God te voelen. God ontkent
gerechtigheid niet. Hij omhult het echter en gaat het te boven met een nog grotere
gebeurtenis waarin wij liefde ervaren als het fundament van ware gerechtigheid.
Wij moeten aandachtig luisteren naar wat Sint Paulus zegt als wij willen
voorkomen dezelfde fouten te maken waarvan hij de joden van zijn tijd verwijt:
“Met hun miskenning van Gods gerechtigheid en hun pogen een eigen gerechtigheid
op te richten, hebben zij zich niet aan de gerechtigheid van God onderworpen. Want
Christus is het doel van de wet tot gerechtigheid voor ieder die gelooft” (Rom. 10,3–
4). Gods gerechtigheid is zijn barmhartigheid die aan eenieder geschonken wordt
als een genade die voortvloeit uit de dood en verrijzenis van Jezus Christus. Aldus
is het kruis van Christus Gods oordeel over ons allen en de hele wereld, want door
het kruis biedt Hij ons de zekerheid van liefde en nieuw leven.
22. Een Jubeljaar houdt ook in het toekennen van aflaten. Dit gebruik zal een nog
belangrijkere betekenis aannemen in het heilig jaar van barmhartigheid. Gods
vergeving kent geen grenzen. In de dood en verrijzenis van Jezus Christus maakt
God zijn liefde en diens macht om alle menselijke zonde te vernietigen nog meer
zichtbaar. Verzoening met God wordt mogelijk gemaakt door het paasmysterie en
de tussenkomst van de Kerk. Alzo is God altijd bereid tot vergeving, en Hij wordt
nooit moe van vergeven, op manieren die aldoor nieuw en verrassend zijn.
Desalniettemin, wij kennen allen heel goed de ervaring van de zonde. We weten
dat wij geroepen zijn tot volmaaktheid (vgl. Mt. 5,48), en toch voelen wij de zware
last van de zonde. Hoewel wij de transformerende kracht van genade voelen,
voelen wij ook de effecten van de zonde, wat typerend is voor onze gevallen staat.
Ondanks vergeven te zijn blijven de conflicterende gevolgen van onze zonden. In
het sacrament van verzoening vergeeft God onze zonden, die Hij ook werkelijk
uitwist; en toch laat zonde een negatief effect achter op de manier waarop wij
24
denken en handelen. Maar Gods barmhartigheid is zelfs sterker dan dat. Het wordt
een aflaat voor de Vader die, door de Bruid van Christus, zijn Kerk, de vergeven
zondaar bereikt en hem bevrijdt van elk restant dat door de gevolgen van zonde is
achtergebeleven, en stelt hem in staat om te handelen met liefde, om te groeien in
liefde in plaats van terug te vallen in zonde.
De Kerk leeft binnen de gemeenschap der heiligen. In de Eucharistie wordt deze
gemeenschap, die een gave van God is, een spirituele eenwording die ons verbindt
met de heiligen en zaligen, wiens aantal ontelbaar is (vgl. Apok. 7,4). Hun
heiligheid komt onze zwakheid te hulp op een manier die de Kerk, met haar
moederlijke gebeden en haar manier van leven, in staat stelt om de zwakheid van
sommigen te versterken met de kracht van anderen. Derhalve is het beleven van de
aflaat in het heilig jaar het benaderen van de barmhartigheid van de Vader met de
zekerheid dat zijn vergeving zich uitstrekt over het totale leven van de gelovige.
Een aflaat verkrijgen is het ervaren van de heiligheid van de Kerk, die aan allen de
vruchten van Christus’ verlossing schenkt, opdat Gods liefde en vergeving zich
overal mogen uitstrekken. Laat ons dit Jubeljaar intens beleven, en de Vader
smeken dat Hij onze zonden vergeeft en ons wast in zijn barmhartige ‘aflaat.’
23. Er is een aspect van barmhartigheid dat verder gaat dan de grenzen van de
Kerk. Het brengt ons in verband met het jodendom en de islam, die beiden
barmhartigheid beschouwen als een van Gods belangrijkste attributen. Israël
ontving als eerste deze openbaring en door heel de geschiedenis is dit gebleven als
een bron van onuitputtelijke rijkdom die met heel de mensheid gedeeld moest
worden. Zoals we gezien hebben zijn de bladzijden van het Oude Testament
doordrenkt van barmhartigheid, omdat zij de werken verhalen die de Heer
verrichte ten gunste van zijn volk op de momenten van de grootste beproevingen
in hun geschiedenis. Onder de eervolle namen die de islam toekent aan de
Schepper zijn ‘Barmhartig en Mild.’ Deze aanroeping ligt vaak op de lippen van
gelovige moslims, die zich in hun dagelijkse zwakheden vergezeld en gesteund
voelen door barmhartigheid. Ook zij geloven dat niemand een beperking kan
opleggen aan de goddelijke barmhartigheid omdat diens poorten altijd open staan.
25
Ik heb het vertrouwen dat dit Jubeljaar waarin wij Gods barmhartigheid vieren een
aanmoediging zal zijn tot een ontmoeting met deze religies en met andere nobele
religieuze tradities; moge het ons open stellen tot een meer hartstochtelijke
dialoog opdat wij elkaar beter kennen en begrijpen; moge het elke vorm van
bekrompenheid en oneerbiedigheid uitbannen, en elke vorm van geweld en
discriminatie verdrijven.
24. Mijn gedachten wenden zich nu tot de Moeder van Barmhartigheid. Moge de
beminnelijkheid van haar gelaat over ons waken in dit heilige jaar, opdat wij allen
de vreugde van Gods tederheid mogen herontdekken. Niemand is zo diep
doorgedrongen tot het diepzinnig mysterie van de menswording als Maria. Haar
totale leven was gevormd naar de aanwezigheid van de mensgeworden
barmhartigheid. De Moeder van de Gekruisigde en Verrezene is binnengetreden in
het heiligdom van goddelijke barmhartigheid omdat zij op intieme wijze deel heeft
gehad in het mysterie van zijn liefde.
Uitverkoren om de Moeder van de Zoon van God te zijn, was Maria vanaf het begin
door Gods liefde voorbereid om het Ark des Verbond te zijn tussen God en mens.
Zij koesterde goddelijke barmhartigheid in haar hart in perfecte harmonie met
haar Zoon Jezus. Haar loflied, dat zij zong op de drempel van het huis van Elizabet,
was toegewijd aan Gods barmhartigheid die zich uitstrekt van “generatie op
generatie” (Lc. 1,50). Ook wij zijn opgenomen in die profetische woorden van de
Maagd Maria. Dit zal een bron van troost en kracht voor ons zijn wanneer wij de
drempel van het heilig jaar betreden om de vruchten van goddelijke
barmhartigheid te ervaren.
Aan de voet van het kruis was Maria, tezamen met Johannes, de discipel van liefde,
getuige van de woorden van vergeving die Jezus uitsprak. Deze opperste uiting van
barmhartigheid aan degenen die Hem hadden gekruisigd tonen ons hoe ver Gods
barmhartigheid kan reiken. Maria getuigt dat de barmhartigheid van de Zoon van
God geen grenzen kent en zich tot eenieder uitstrekt, zonder uitzondering. Laat
ons haar aanroepen met de woorden van het Salve Regina, een gebed dat zowel
oeroud als nieuw is, opdat zij er nimmer genoeg van krijgt om haar barmhartige
26
ogen naar ons te richten en ons waardig te maken om te bezinnen op het gelaat van
barmhartigheid, haar Zoon Jezus.
Ons gebed reikt ook tot de heiligen en zaligen die de goddelijke barmhartigheid tot
hun levensmissie hadden gemaakt. Ik denk heel bijzonder aan de grote apostel van
barmhartigheid, Sint Faustina Kowalska. Moge zij, die geroepen was om de diepten
van de goddelijke barmhartigheid te betreden, voor ons bidden en voor ons de
genade verkrijgen om altijd te leven en te wandelen volgens Gods barmhartigheid
en met een onwankelbaar vertrouwen in zijn liefde.
25. Daarom presenteer ik dit buitengewoon Jubeljaar, dat toegewijd is aan het in
ons dagelijks leven uitdragen van de barmhartigheid die de Vader onophoudelijk
ons allen aanreikt. Laat ons God toelaten om ons in dit Jubeljaar te verrassen. Hij
wordt er nooit moe van om de poorten van zijn hart open te gooien en Hij herhaalt
dat Hij ons bemint en zijn liefde met ons wilt delen. De Kerk voelt de dringende
behoefte om Gods barmhartigheid te verkondigen. Haar leven is slechts authentiek
en geloofwaardig wanneer zij een overtuigende boodschapper wordt van
barmhartigheid. Zij weet wat haar primaire taak is, vooral op een moment dat vol
is van grote hoop en tekenen van tegenstrijdigheid: het leiden van iedereen tot het
grote mysterie van Gods barmhartigheid door te bezinnen op het gelaat van
Christus. De Kerk is bovenal geroepen om een geloofwaardige getuige te zijn van
barmhartigheid, door het te belijden en te beleven als de kern van de openbaring
van Jezus Christus. Vanuit het hart van de Drie–eenheid, vanuit de diepte van het
mysterie van God, zwelt de grote rivier van barmhartigheid aan en loopt
onafgebroken over. Het is een bron die nooit droog zal raken, ongeacht hoeveel
mensen het ook benaderen. Iedere keer wanneer iemand in nood is kan hij of zij
het benaderen, omdat Gods barmhartigheid nimmer ophoudt. De diepte van het
mysterie eromheen is even ontuitputtelijk als de rijkdom die eruit opwelt.
Moge de Kerk in dit Jubeljaar Gods woord doen weerklinken, dat luid en duidelijk
weergalmt als een boodschap en teken van vergeving, kracht, hulp en liefde. Moge
zij nimmer afgemat raken van het verstrekken van barmhartigheid, en immer
geduldig zijn in het bieden van mededogen en troost. Moge de Kerk de stem
27
worden van elke man en vrouw en vol vertrouwen zonder einde herhalen: “Heer,
denk aan uw barmhartigheid en uw liefde van eeuwen geleden” (Ps. 25,6).
Gegeven te Rome in de Sint Pieter op 11 april, de vigilie van de tweede zondag van
Pasen, of de zondag van de Goddelijke Barmhartigheid, in het jaar des Heren 2015,
het derde van mijn pontificaat.
FRANCISCUS