Implementatieplan: Artsenvisite -...
-
Upload
phungthuan -
Category
Documents
-
view
220 -
download
0
Transcript of Implementatieplan: Artsenvisite -...
1
Implementatieplan:
Artsenvisite
Nick Tuninga, 500631309, 4AMC4
Joyce Pama, 500666660, 4AGZ3
Projectbegeleider: Miriam Vonk
Examinator 1: Daaf Kronenburg
Examinator 2: Joop Bouwman
Studieonderdeel: Afstudeerproject zorgverbetering; Implementatieplan
Studiedeelnummer: G-verp 4500AFZV12
Opdrachtgever:
Aline Coenraadts (hoofdverpleegkundige) & Irha Bitreyson (senior verpleegkundige)
& Malou Westmas (verpleegkundige)
Academisch Medisch Centrum (AMC) Amsterdam, F7 Zuid
Maag-, Darm-, Lever-, en Longziekten
Meibergdreef 9
1105 AZ, Amsterdam Zuidoost
Inlever datum: 06-06-2014
Aantal woorden: 5984
2
1. VOORWOORD
Geachte Lezer,
Voor u ligt het implementatieplan van de projectgroep Artsenvisite. In dit verslag zal duidelijk
naar voren komen welke aanbevelingen er ontwikkeld zijn. De aanbevelingen zijn ontwikkeld op
basis van twee focusgroepen, analyse van de huidige situatie rondom artsenvisite op de afdeling
en twee literatuurstudies. In het verslag is beschreven welke stappen er genomen moeten
worden om ervoor te zorgen dat de efficiëntie rondom de artsenvisite verbeterd. Ook wordt er
een duidelijke koppeling naar de projectgroep EVV-schap gemaakt.
De projectgroep hoopt dat u het implementatieplan met plezier leest.
Amsterdam, Mei 2014
3
2. INHOUDSOPGAVE
1. Voorwoord ...................................................................................................................................................... 2
3. Inleiding ........................................................................................................................................................... 5
4. Analyse huidige situatie .................................................................................................................................. 7
Stap 1 Analyse van de huidige situatie (met bijbehorende gesignaleerde problemen en goede ervaringen)
& Stap 3: analyse van doelgroep en setting .................................................................................................... 7
4.1 De huidige situatie en setting ................................................................................................................... 7
4.2 De doelgroep ............................................................................................................................................. 7
4.3 Afdelingscultuur ........................................................................................................................................ 8
4.4 Veranderingspotentieel ............................................................................................................................ 9
5. Verbeterplan ................................................................................................................................................. 11
Stap 2: Het ontwikkelen van een verbetervoorstel voor verandering .......................................................... 11
5.1 Aanbevelingen......................................................................................................................................... 11
6. Implementatie ............................................................................................................................................... 12
6.1 Randvoorwaarden ................................................................................................................................... 12
6.2 Zorginnovatie .......................................................................................................................................... 13
6.2.1. Veranderingsproces ............................................................................................................................ 13
6.2.3 gedragsverandering. ............................................................................................................................ 17
6.2.5. Sterkte- en zwakte analyse ................................................................................................................. 20
7. Implementatie: theorieën en strategieën ..................................................................................................... 23
Stap 4: Ontwikkeling en selectie van strategieën en interventies om praktijk te veranderen. .................... 23
De PDCA Cirkel toegespitst op artsenvisite ....................................................................................................... 23
8. Uitvoering van implementatie ...................................................................................................................... 24
Stap 5: Ontwikkeling, testen en uitvoering van implementatieplan ............................................................. 24
Indelen op specialisme handleiding .............................................................................................................. 26
9. Integratie ....................................................................................................................................................... 29
Stap 6: Integratie in routines......................................................................................................................... 29
10. Evaluatie ...................................................................................................................................................... 29
Stap 7: (Continue) evaluatie (en indien nodig) bijstelling van implementatieplan. ...................................... 29
4
Hoofddoel: .................................................................................................................................................... 29
Subdoelen: .................................................................................................................................................... 29
11. Conclusie & discussie .................................................................................................................................. 30
12. Literatuurlijst. .............................................................................................................................................. 32
1. Bijlagen .......................................................................................................................................................... 33
1. Bijlage: Blauwdruk visite ........................................................................................................................... 33
Bijlage 2 Sterkte- en zwakte analyse ..................................................................................................................... 34
Bijlage 3 Template indelen artsenvisite op specialisme en zorgzwaarte .............................................................. 37
5
3. INLEIDING
Dit implementatieplan beschrijft de totstandkoming van een verandering in de indeling van de
artsenvisite op de afdeling F7-zuid van het AMC. Dit plan is het resultaat van een proces dat
bestaat uit meerdere stappen, met als uiteindelijke doel het efficiënter maken van de
artsenvisite om kwaliteit en continuïteit van zorg te verbeteren. Allereerst is data verzameld door
de projectgroep. Deze data is verkregen uit drie verschillende bronnen: focusgroepen, analyse
van de huidige situatie rondom artsenvisite op de afdeling en twee literatuurstudies. De
bevindingen uit deze fase zijn gebruikt om een verbeterplan te schrijven, waarin uiteindelijk
concrete aanbevelingen gedaan zijn. Deze aanbevelingen zijn gebruikt om dit implementatieplan
te schrijven. Dit plan zal geïmplementeerd worden op de afdeling F7-zuid, waarbij gebruik
gemaakt zal worden van een implementatiemodel. Ten slotte zal, na implementatie, evaluatie
plaatsvinden van het nieuwe beleid.
Bovengenoemde stappen zijn gestructureerd op basis van het model van Grol en Wensing,
“Implementatie van veranderingen” (1) , dat is weergegeven in Figuur 1.
Figuur 1. Model implementatie van veranderingen
6
Voor dit project is deze figuur aangepast, wat heeft geleid tot een zevental stappen die samen zullen
leiden tot een verandering in beleid omtrent artsenvisite op de afdeling F7-zuid. Een overzicht van
deze stappen is weergegeven in Figuur 2. De projectgroep heeft ervoor gekozen om stap 1 en 3
samen te voegen omdat de analyse van de doelgroep en setting is uitgevoerd tijdens de analyse van
de huidige situatie. Deze onderwerpen overlappen elkaar en worden in één hoofdstuk beschreven.
Figuur 2. Stappenplan Verandering (1).
De stappen uit dit model zullen in dit implementatieplan verder toegelicht worden.
Daarnaast is het van belang om de rol die de projectgroep heeft gespeeld tijdens dit proces toe te
lichten. De projectgroep heeft het onderzoek uitgevoerd en het verbeterplan opgesteld op basis van
literatuurstudies, focusgroepen, het observeren van de huidige situatie rondom de artsenvisite
observeren en het uitvoeren van het indelen op specialisme. Dit laatste zal worden uitgevoerd door
de projectgroep in samenwerking met een seniorverpleegkundige, zodat de eerste keer (en tevens
de lastigste) is uitgevoerd.
De projectgroep draagt door middel van een verbeterplan, implementatieplan, handleiding en een
overdrachtsgesprek het project over aan de afdeling. Voordat de afdeling het zal overnemen geeft de
projectgroep een presentatie op de afdeling F7-zuid waarin naar voren zal komen wat er is
onderzocht en wat de nieuwe aanbevelingen/werkwijze zal worden om het team te informeren.
Vervolgens kan de afdeling zelf verder gaan met de nieuwe werkwijzen waarbij de handleiding die
ontwikkeld is door de projectgroep gebruikt kan worden.
Stap 1 •Analyse van de huidige situatie (met bijbehorende gesignaleerde problemen en goede ervaringen)
Stap 2 •Het ontwikkelen van een verbetervoorstel voor verandering
Stap 3
•Analyse van doelgroep en setting
Stap 4 •Ontwikkeling en selectie van strategieen en interventies om praktijk te veranderen
Stap 5 •Ontwikkelen, testen en uitvoeren van implementatieplan
Stap 6 •Integratie in routines
Stap 7 •(Continue) evaluatie en (indien nodig) bijstelling van implementatieplan
7
4. ANALYSE HUIDIGE SITUATIE
STAP 1 ANALYSE VAN DE HUIDIGE SITUATIE (MET BIJBEHORENDE GESIGNALEERDE
PROBLEMEN EN GOEDE ERVARINGEN) & STAP 3: ANALYSE VAN DOELGROEP EN
SETTING
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van de afdeling beschreven, met daarbij behorende
gesignaleerde problemen en goede ervaringen. Ook vindt een analyse plaats van de doelgroep en de
setting waarin de verandering dient plaats te vinden. De projectgroep heeft de analyse van de
huidige situatie al uitgebreid besproken in het verbeterplan, waardoor hier overlap tussen zit.
4.1 DE HUIDIGE SITUATIE EN SETTING
Het probleem waar de verpleegkundigen op de afdeling F7-zuid in het AMC tegen aanlopen is als
volgt: de afdeling F7-zuid is vorig jaar samengevoegd. Daarbij is de afdeling Maag-, Darm-, en
Leverziekten (MDL) samengevoegd met de afdeling Longziekten. Hierdoor zijn er op de afdeling
meerdere specialismen gekomen, met als gevolg dat er meerdere gespecialiseerde artsen op de
afdeling zijn. Hierdoor zijn er twee verschillende long visites; een visite voor leverziekten; en tot slot
nog een artsen visite voor maag- en darmziekten.
Zoals in het verbeterplan staat beschreven, is het indelen van de verpleegkundigen over de patiënten
niet efficiënt wanneer gekeken wordt naar de artsenvisite. De gevolgen hiervan staan in
onderstaande tabel weergegeven.
De gevolgen:
Er wordt later geanticipeerd op het behandel beleid van de patiënt, omdat het medische beleid
laat bekend is. Dit leidt tot het later starten van medische behandeling/onderzoeken, wat tot een
langere opnameduur kan leiden. Daarnaast heeft de patiënt ook langer onduidelijkheid over
zijn/haar behandeling.
De patiënten worden later voorbereid op onderzoeken die zij eventueel moeten ondergaan.
Gebrek aan continuïteit van zorg gedurende opname (geen vast aanspreekpunt voor de patiënt)
Doordat de visites lang duren ontstaat tijdsgebrek voor andere belangrijke taken. Denk hierbij
aan de verpleegkundige zorg en begeleiding, het geven van voorlichting en het feit dat de artsen
laat langslopen bij de patiënt.
Tabel 1. Gevolgen niet efficiënt indelen artsenvisite.
4.2 DE DOELGROEP
Tot de primaire doelgroep behoren de verpleegkundigen en de artsen van de afdeling F7-zuid. Dit
project heeft daarnaast invloed op de overige medische staf waaronder fysiotherapeuten en
maatschappelijk werkers. Zij zullen merken dat zij eerder in consult worden gevraagd door de arts of
verpleegkundige, omdat de artsenvisite sneller zal verlopen. Ten slotte zullen de patiënten bij
8
invoering van dit zorg-verbeteringsproject hoogstwaarschijnlijk niet heel veel merken. Echter, zullen
de lang liggende patiënten mogelijk wel merken dat er een verbetering is rondom de efficiëntie van
zorg. Zo kan het zijn dat de patiënt eerder weet waar hij/zij aan toe is en kan deze persoon eerder
zijn/haar vragen aan de arts en verpleegkundigen stellen.
Als de doelgroep op de micro-, meso-, en macroniveau wordt ingedeeld ziet deze indeling er als volgt
uit.
Microniveau: Dit zijn de verpleegkundigen en artsen van de afdeling F7-zuid.
Mesoniveau: Dit zijn de overige zorgdisciplines (fysiotherapeuten, maatschappelijk werkers)
die op de afdeling F7-zuid werken.
Macroniveau: Dit is de afdelingscultuur die wordt veranderd.
4.3 AFDELINGSCULTUUR
Afdelingscultuur kan beschreven worden als het patroon dat een afdeling toont wanneer het in
aanraking komt met problemen en nieuwe kansen (Westrum)(2). De manier waarop een afdeling
geleid wordt is sterk bepalend voor haar cultuur. Zo zal een leider die sterk de focus legt op
persoonlijke behoeften leiden tot een “pathological” cultuur; een leider die zich focust op de regels
van de afdeling tot een “bureaucratic” cultuur en een leider die zich richt op de missie van de
afdeling tot een “generative” cultuur.
Deze klimaten leiden tot verschillende manieren van informatie verwerking, maar ook verschillende
manieren van communicatie, samenwerking, innovatie en probleem oplossing. Het verwerken van
informatie heeft niet alleen betrekking op hoe veel informatie verwerkt wordt, maar vooral hoe
relevant deze informatie is. Afdelingen met een “generative” cultuur krijgen op een pro-actieve
manier de juiste informatie bij de juiste persoon op het juiste moment, mits de leider er de nadruk
op legt dat de missie het belangrijkst is, en niet persoonlijke belangen of regels. Hierbij is het van
groot belang dat de individuen die deel uitmaken van het team zich kunnen vinden in de missie en
het idee hebben dat zij hiervoor belangrijk zijn. Daarnaast worden zij in een “generative” cultuur
actief geïnformeerd over de verschillende variabelen die bepalend zijn voor het eindresultaat en
wordt van hen verwacht dat zij meedenken en zich coöperatief opstellen.
De afdeling F7-zuid kan beschouwd worden als een leergierige cultuur -omdat de afdeling een
leerwerkplaats is - die het meest lijkt op het “generative” type. Uitwisseling van informatie is
belangrijk, zowel binnen het team als naar de studenten toe. Zo wordt er veel geëvalueerd en
klinisch geredeneerd. Doordat de afdeling F7-zuid is samengevoegd moesten de verpleegkundigen
zich opnieuw ontwikkelen in het nieuwe specialisme. Hiervoor werden veel klinische lessen gegeven.
Op de afdeling zie je daarnaast terug dat de verpleegkundigen zich willen blijven ontwikkelen. Dit
gebeurt bijvoorbeeld door medische kennis op te zoeken, samen te redeneren en klinische lessen te
volgen. De verpleegkundigen van de afdeling hebben over het algemeen een duidelijke mening waar
niet snel van wordt afgeweken. Nieuwe implementaties worden hierdoor kritisch bekeken en een
goede onderbouwing is nodig om de afdeling te overtuigen. Door het samenvoegen van de afdeling
hebben de verpleegkundigen al veel moeten investeren. Denk hierbij aan het vergroten van kennis
(nieuw specialisme leren), nieuwe collega’s, nieuwe werkwijzen en werken op een LWP, wat voor de
Longverpleegkundigen nieuw was. Dit heeft al veel energie gekost en hierdoor is het team niet altijd
even gemotiveerd als het gaat om veranderingen.
9
Zoals hierboven beschreven is, is het op een afdeling met “generative” cultuur zeer belangrijk dat alle
leden van het team actief betrokken worden bij zorginnovaties (de missie) en dat hun leider (in dit
geval de hoofdverpleegkundige en seniorverpleegkundigen) de nadruk blijft leggen op het belang van
de zorginnovatie. Daarbij is de onderbouwing erg belangrijk om het team te overtuigen van de
voordelen van het verbeterproject. Ook is het van belang dat erkend wordt dat alle leden van het
team een rol spelen bij het bereiken van deze missie. Deze elementen worden in dit project in
beschouwing genomen door gebruik te maken van focusgroepen, waarbij het team actief
geïnformeerd wordt en waarbij ruimte is voor meedenken en discussie, om op deze manier de kans
zo groot mogelijk maken dat de zorginnovatie succesvol is.
4.4 VERANDERINGSPOTENTIEEL
Hieronder wordt met behulp van de innovatie-diffusie theorie van Rogers het veranderingspotentieel
verduidelijkt (3). Met deze theorie van Rogers wordt duidelijker welk deel van de afdeling de
implementatie zal accepteren en welk deel van de afdeling dit minder goed zal doen.
Innovatoren
(innovators)
Onder deze groep vallen de verpleegkundigen van de afdeling die tegen het
probleem aanlopen en die dit graag verbeterd zien. Deze groep is op zoek naar
eventuele oplossingen voor het probleem. Voor dit onderzoek spelen de
opdrachtgevers (kwaliteitsverpleegkundigen, senioren en
hoofdverpleegkundige) de belangrijke rol van innovatoren.
Pioniers (early
adopters)
Deze groep zijn via de opdrachtgevers op de hoogte gebracht van het project
‘artsenvisite’. Deze groep is enthousiast over het concept omdat deze groep
het probleem op de afdeling ook als belastend ervaart. Deze groep
verpleegkundigen en artsen vindt de huidige situatie dusdanig slecht dat zij voor
alle verbeteringen open staan.
Voorloper (early
majority)
Deze groep is tijdens de focusgroep enthousiast geworden over het concept dat
de projectgroep voordroeg. Doordat deze groep kennis heeft gekregen over het
probleem en eventuele oplossingen, staan zij voor de verandering open. Tot
deze groep behoren bijvoorbeeld de artsen en verpleegkundigen die het
probleem door de focusgroepen duidelijk inzien en dit graag anders willen zien.
Achterlopers
(late majority)
Deze groep verpleegkundigen van de afdeling twijfelt over het probleem en
staat niet echt open voor het eventuele verbeterplan. Deze groep wacht de
aanbevelingen af. Deze groep artsen en verpleegkundigen zijn er tijdens de
focusgroepen nog niet van overtuigd geraakt dat het eventuele nadelige
effecten van het verbetervoorstel (bv. verhoging werkdruk) opweegt tegen het
probleem.
Achterblijvers
(laggards)
Deze groep verpleegkundigen van de afdeling hebben niet zoveel zin meer in
veranderingen omdat er al zoveel op de afdeling is gebeurd na het
samenvoegen (bijvoorbeeld verpleegkundigen die bijna met pensioen mogen).
10
Tabel 2:Rogers (3).
In figuur 3 is te zien hoe een gemiddeld team is onderverdeeld in verschillende groepen en hoe groot
bepaalde groepen zijn binnen een team. In figuur 3 is af te lezen dat de groepen early majority en
late majority even groot zijn. Voor de ontwikkelde aanbevelingen geldt dat de groep
verpleegkundigen die in de late majority groep zitten niet enthousiast waren in eerste instantie en
zullen daarom moeten worden gemotiveerd om de ontwikkelde aanbevelingen uit te voeren. De
projectgroep wil deze groep motiveren door de positieve kanten van de aanbevelingen toe te lichten
tijdens de presentatie. Daarnaast worden ook de negatieve kanten benoemd zodat deze groep goed
weet waar hij aan toe is. De motivatie zal moeten komen doordat de late majority gaat inzien
(wanneer er mee gewerkt wordt) dat de aanbevelingen de huidige situatie verbeteren.
Figuur 3:Rogers
Hieronder worden de aanbevelingen aan de hand van de theorie van het innovatie-diffusie theorie
van Rogers toegelicht.
‘Blauwdruk artsenvisite’:
De innovators van de ‘Blauwdruk artsenvisite’ is een kleine groep van het team die het probleem
graag aangepakt ziet worden. De innovators in dit geval zijn de opdrachtgevers en de
hoofdverpleegkundige. De innovators zien in dat met de ‘Blauwdruk artsenvisite’ de artsenvisite
efficiënter zal gaan lopen. De early adopters zijn een groepje verpleegkundigen die door de
innovators op de hoogte zijn gebracht dat het probleem van de artsenvisite aangepakt wordt. De
early adopters willen het probleem graag oplossen en gaan de ‘Blauwdruk artsenvisite’ toepassen in
de visite om zo het probleem op te lossen. De early majority zijn de groep verpleegkundigen die
tijdens de focusgroep op de hoogte zijn gebracht van het project. Deze groep ziet het probleem in en
zal ook de blauwdruk gaan toepassen in de artsenvisite. De late majority is de groep
verpleegkundigen die weerstand kan gaan bieden tegen de ‘Blauwdruk artsenvisite’. Deze groep zal
dan ook enthousiast moeten worden gemaakt door te zien dat de artsenvisite efficiënter wordt
uitgevoerd. De laggards ziet het nut van de ‘Blauwdruk artsenvisite’ niet in en zal deze waarschijnlijk
ook niet direct gaan toepassen. Deze groep zal door de regieverpleegkundige moeten worden
aangesproken op het feit dat de ‘Blauwdruk’ wel in de visite moet worden toegepast omdat het een
werkwijze is die AMC-breed is ingevoerd. (4)
Indelen op specialismen: De innovatoren zijn als eerste op de hoogte gebracht van deze nieuwe
werkwijze en zijn erg enthousiast. De early adopters zien dat het met de huidige situatie niet werkt
en zullen de nieuwe werkwijze met open armen ontvangen. De early majority staat voor de
verandering open maar zullen wel goed ingewerkt moeten worden op deze nieuwe werkwijze. De
late majority is een groep verpleegkundigen die ook de knelpunten inzien van de nieuwe werkwijze
en zullen moeten zien of het werkt voordat zij enthousiast worden. De laggards is de groep die het
11
nut van de nieuwe werkwijze nog niet inziet en deze groep zal ook enthousiast moeten worden
gemaakt, eventueel door de regieverpleegkundigen.
Regieverpleegkundige: De projectgroep verwacht dat er vanuit het team van F7-zuid weerstand zal
komen op het nieuwe takenpakket van de stipdienst. Dit omdat er taken en verantwoordelijkheden
bijkomen. De projectgroep zal duidelijk moeten maken dat het noodzaak is dat er iemand in de
dagdienst verantwoordelijk is voor het aansturen en coordineren van de artsenvisite. Vanuit de
groep late Majority en laggards zal de meeste weerstand komen. De projectgroep is van mening dat
deze groep enthousiast zal worden als zij in de loop van de tijd zien dat het werkt.
5. VERBETERPLAN
STAP 2: HET ONTWIKKELEN VAN EEN VERBETERVOORSTEL VOOR VERANDERING
Voordat het implementatieplan is ontwikkeld is er een verbeterplan geschreven. In het verbeterplan
is de volgende hoofdvraag beantwoord: Hoe kunnen artsenvisites efficiënt georganiseerd worden
waarbij de continuïteit en kwaliteit van zorg gewaarborgd blijft? Om de hoofdvraag te beantwoorden
zijn deelvragen opgesteld, welke zijn beantwoord door middel van twee literatuurstudies, twee
focusgroepen en de analyse van de huidige situatie rondom de artsenvisite. Op basis van deze
resultaten zijn de aanbevelingen ontwikkeld, welke hieronder beschreven staan.
5.1 AANBEVELINGEN
Op basis van de literatuurstudies, focusgroepen en analyse van de huidige situatie zijn meerdere
aanbevelingen geformuleerd. Voor meer informatie over deze aanbevelingen verwijst de
projectgroep naar het verbeterplan.
Aanbevelingen
1. Er zou een checklist toegepast moeten worden tijdens de artsenvisite. In het AMC kan de
‘Blauwdruk artsenvisite’ gebruikt worden als checklist om ervoor te zorgen dat de
inhoudelijke artsenvisite efficiënter en gestructureerder verloopt, wat zal leiden tot
tijdswinst (4,5).
2. De arts dient de verpleegkundigen te bellen die naar de visite mogen komen om de
wachttijden te verkorten.
3. De regieverpleegkundige is verantwoordelijk voor de indeling van de artsenvisite;
daarnaast moet hij/zij ervoor zorgen dat alle piepernummers van alle verpleegkundigen
correct in het planbord staan zodat de artsen hier toegang toe hebben.
4. Er moeten meer telefoons op de afdeling komen zodat de verpleegkundigen en artsen
hun pieper eenvoudiger en sneller kunnen beantwoorden. Als er geen extra telefoons bij
komen moeten zowel verpleegkundigen als artsen geregeld zoeken naar een beschikbare
telefoon, wat leidt tot tijdverlies.
12
5. Het dient voor de artsen, verpleegkundigen en patiënten duidelijk te zijn wanneer het
medisch beleid bekend is. Als dit om uiterlijk 13:00uur bekend is hebben de
verpleegkundigen namelijk genoeg tijd om hier op te anticiperen.
6. De verpleegkundigen van de afdeling dienen zo te worden ingedeeld dat zij niet naar
meer dan twee verschillende artsenvisites gaan. Hiervoor adviseert de projectgroep om
verpleegkundigen op specialisme in te delen.
7. In het planbord dienen kleuren te worden gebruikt zodat het indelen van de visite
overzichtelijk en efficiënt verloopt.
Tabel 3: de aanbevelingen.
6. IMPLEMENTATIE
Om te kunnen implementeren is het belangrijk om te weten wat implementatie betekent.
Implementatie is het invoeren van een nieuw beleid of handelswijze. Het Zorgonderzoek Nederland
en Medische Wetenschappen (ZonMw) heeft de volgende definitie voor implementatie: ‘’een
procesmatige en planmatige invoering van vernieuwingen en/of verbeteringen (van bewezen
waarde) met als doel dat deze een structurele plaats krijgen in het (beroepsmatig) handelen’’(6).
6.1 RANDVOORWAARDEN
Om de aanbevelingen te laten slagen heeft de projectgroep randvoorwaarden ontwikkeld die op de
afdeling F7-zuid uitgevoerd moeten worden. Dit zal ervoor zorgen dat de zorginnovatie zo soepel
mogelijk verloopt. Deze randvoorwaarden zijn als volgt:
1. Op alle artsenkamers van de afdeling F7-zuid zijn geplastificeerde A4tjes opgehangen bij de
computers. Op deze A4tjes staat de ‘Blauwdruk’ voor de artsenvisite.
2. De arts belt de eerstvolgende verpleegkundige nadat de arts klaar is met de visite.
3. De verpleegkundigen dienen hun pieper te beantwoorden (met uitzondering van
noodsituaties).
4. Er moeten meer telefoons op de afdeling komen, zodat de piepers sneller beantwoord
kunnen worden.
5. Het medisch beleid is om 13:00 uur bekend bij de verpleegkundigen, zodat zij daarna alles
goed in het dossier kunnen verwerken.
6. De verpleegkundigen ruilen onderling geen patiënten om de continuïteit van de zorg te
waarborgen. De enige uitzondering hierop is ruilen onder bepaalde omstandigheden (bv. een
conflict met de patiënt).
7. De verpleegkundigen staan gedurende alle diensten die zij achtereenvolgend werken bij
dezelfde patiënt om de continuïteit van de zorg te waarborgen.
8. De regieverpleegkundige is verantwoordelijk voor de uitvoering en het coördineren van de
artsenvisite. Om dit haalbaar te maken staat de regieverpleegkundige uit zorg. Als de
13
regieverpleegkundige ziek is, dan lost het team het op door samen te werken en de taken
onderling te verdelen.
6.2 ZORGINNOVATIE
Om de innovatie procesmatig en planmatig in te voeren heeft de projectgroep de onderstaande
punten uitgevoerd.
1. Veranderingsproces
2. Stakeholderanalyse
3. Gedragsverandering
4. Uitgebreide beschrijving van de implementatie.
5. Sterkte- en zwakte analyse
Deze vijf stappen zijn als volgt tot stand gekomen: punt één “veranderingsproces” en punt vijf
“sterkte- en zwakte analyse” zijn vanuit de theorie van Grol geschreven (7,8). De projectgroep vond
de informatie die met deze methodes was beschreven echter te summier om het zo aan de afdeling
over te dragen. De projectgroep heeft er daarom voor gekozen om een stakeholderanalyse te
ontwikkelen met als doel de afdeling inzicht te geven in wie er betrokken is bij de implementatie.
Daarnaast is de projectgroep zich ervan bewust dat de implementatie gepaard moet gaan met een
gedragsverandering bij het team en vond het daarom noodzakelijk om dit te beschrijven. Op die
manier is het voor de afdeling inzichtelijk wat ze kunnen verwachten. Bij het kopje
“gedragsverandering” is er gekozen voor de zes fasen van verandering van M.F.K Balm (9)
6.2.1. VERANDERINGSPROCES
Grol en Wensing (2001) onderscheiden verschillende fasen in het veranderingsproces. Deze fasen
moeten door de subgroepen stapsgewijs doorgemaakt worden om innovatie te integreren (7).
Oriëntatie
In deze fase is het team nog niet op de hoogte van de zorginnovatie die gaat plaatsvinden. Het is
belangrijk dat het team zich bewust wordt van de zorginnovatie die gaat plaatsvinden. De
projectgroep wil met een presentatie (op 5 Juni) aan het team gaan vertellen wat er is onderzocht en
welke aanbevelingen er zijn ontwikkeld. De projectgroep is zich bewust van het feit dat een
presentatie niet voor gedragsverandering gaat zorgen. Hier zal later dieper op worden ingegaan. De
projectgroep hoopt dat de interesse en betrokkenheid van het team F7-zuid door de presentatie
geprikkeld wordt.
Inzicht
De projectgroep wil aan het team F7-zuid verduidelijken wat de nieuwe werkwijze inhoudt en wat er
van het team verwacht wordt omtrent de artsenvisite. Het begint bij de presentatie. Daarnaast heeft
de projectgroep een handleiding ontwikkelt die gebruikt kan worden bij het indelen van de
verpleegkundigen op specialisme. Deze is terug te vinden onder het kopje ‘uitvoering van
implementatie’. Daarnaast zal het team ook inzicht moeten krijgen in het feit dat de ‘Blauwdruk’ een
14
werkwijze is die AMC-breed is ingevoerd en dat deze toegepast moet worden tijdens de artsenvisite
(4).
Acceptatie
Het team van F7-zuid zal tijdens de presentatie de voor- en nadelen horen van de nieuwe werkwijze.
Hierin zal het team de voor- en nadelen afwegen en overtuigd raken dat de nieuwe werkwijze van de
artsenvisite effectief en nuttig is. Het team zal na de presentatie gemotiveerd zijn om de
veranderingen op de afdeling toe te passen. Met de presentatie en het overdrachtsgesprek hoopt de
projectgroep dat het team van F7-zuid besluit om de huidige situatie te veranderen. De acceptatie
van de zorginnovatie gaat tijd kosten. Het team werkt al heel lang op een bepaalde manier en het
team zal moeten inzien wat het nut en positieve gevolgen van de aanbevelingen zijn.
Verandering
De nieuwe werkwijze zal worden ingevoerd in de praktijk: er zal worden ingedeeld op specialisme, de
regieverpleegkundige wordt ingevoerd en de ‘Blauwdruk’ wordt tijdens de visite toegepast. De
projectgroep is zich ervan bewust dat dit veel verandering in één keer is. Als gevolg hiervan zal het
tijd gaan kosten voordat alles soepel verloopt. De projectgroep vindt echter wel dat de
aanbevelingen in één keer ingevoerd dienen te worden omdat deze pas efficiënt zijn als ze worden
gecombineerd. Het team zal het indelen op specialismen (van elkaar) moeten leren en de
sleutelfiguren zullen erop toe moeten zien dat de aanbevelingen worden nagestreefd. Tussentijds zal
er geëvalueerd worden of de nieuwe werkwijze bevalt en wordt deze zo nodig aangepast.
Behoud
De nieuwe werkwijze van de artsenvisite wordt vervolgens structureel geïntegreerd in de bestaande
routines. De terugval in oude gewoontes zal voorkomen moeten worden. De sleutelfiguren zullen dit
bewaken (de sleutelfiguren worden later in het verslag geïntroduceerd). Tenslotte moet de nieuwe
werkwijze zodanig verankerd worden en ondersteund worden dat de afdeling F7-zuid dit zal blijven
toepassen. Organisatorische, financiële en structurele randvoorwaarden (zie Hoofdstuk 6.1) moeten
vervuld worden.
6.2.2. STAKEHOLDER ANALYSE.
Door de projectgroep is een overzicht gemaakt van de betrokken stakeholders. Deze personen zijn
betrokken bij de implementatie (10).
Stakeholders zijn belanghebbenden die belangen hebben ten aanzien van een beleidsprobleem en/of
de oplossingen ervan. Zij worden op een negatieve of positieve manier geraakt door het plan. In het
boek van Grol staat een checklist stakeholderanalyse beschreven. Met de stakeholder analyse
(omgevings,- actoren,- en doelgroep analyse) worden de betrokkenen (doelgroepen) en de manier
waarop iedereen betrokken is bij het project beschreven. Met deze analyse kan worden vastgesteld
welke doelgroep welke informatie nodig heeft en welke acties nodig zijn om een projectgroep of een
stuurgroep te formeren.
15
De stakeholder analyse is uitgevoerd en beschreven in onderstaande tabel.
Stakeholder Vertegenwoordig
er
Rol Belang Relatie
Verpleegkundigen
en artsen (primaire
doelgroep).
Team F7-zuid. Denkt mee over
het project.
Denkt mee in de
focusgroepen.
Heeft veel
belang bij het
project.
Heeft veel
invloed op het
project.
Er is een geringe
overeen
stemming over
het
projectresultaat.
Er is onderling
vertrouwen.
Patiënt
(secundaire
doelgroep).
n.v.t Geen actieve rol in
uitvoeren van
artsenvisite.
Echter, de visite
gaat om de patiënt
en deze speelt
daarom een
hoofdrol.
Een efficiënte
visite waardoor
de kwaliteit van
zorg hoog is zal
ertoe leiden dat
de patiënt
sneller
geïnformeerd
wordt. Daarom
heeft deze
belang bij het
project.
De visite draait
om de patiënt.
Hoofdverpleegkun
dige/senior
verpleegkundigen/
kwaliteitsverpleegk
undige.
Aline Coenraadts
(hoofdverpleegku
ndige) & Irha
Bitreyson (senior
verpleegkundige)
& Malou
Westmas
(verpleegkundige)
Beoordeelt project.
Is verantwoordelijk
voor de
implementatie.
Beslist mee.
Denkt mee, levert
informatie en
denkt over de
deskundigheid na.
Heeft veel
invloed in het
project.
Heeft veel
belang bij het
project.
Er is een grote
overeenstemming
over het
projectresultaat.
Er is onderling
vertrouwen.
Fysiotherapeut/ma
atschappelijk
werker.
n.v.t. Beslist niet mee.
Werkt niet mee
aan het project.
Weinig belang
bij project
resultaat.
Geringe
overeenstemming
en met
projectresultaat.
Projectgroep. Nick Tuninga en
Joyce Pama.
Denkt mee, levert
informatie en
Groot belang
voor project
Grote
overeenstemming
16
denkt over de
deskundigheid na.
Werkt mee aan het
project.
Beslist mee.
resultaat.
Ondervindt
voordeel van
projectresultaat
.
Heeft veel
invloed op
project.
met
projectresultaat.
Veel onderling
vertrouwen.
Tabel 2: Stakeholder analyse van de afdeling F7-zuid (9).
Verpleegkundigen en artsen
De verpleegkundigen en de artsen zijn de primaire doelgroep.
Patiënt
De patiënt is de secundaire doelgroep. De patiënten staan los van de uitvoering van het
aanbevelingsproject. De nieuwe patiënten zullen waarschijnlijk nauwelijks iets merken van
de veranderingen. Echter, zullen de lang-liggende patiënten wel verandering merken. Zo
zullen deze patiënten mogelijk merken dat er eerder een medisch beleid is gevormd. Omdat
de visites efficiënter verlopen zal de kwaliteit van zorg verbeteren; iets dat de patiënt zou
kunnen merken en baat bij zou kunnen hebben.
Hoofdverpleegkundige/senior verpleegkundigen/klinisch A verpleegkundigen.
Deze groep zal nadat het project is overgedragen de implementatie overnemen. In dit verslag
zal naar hen verwezen worden als “sleutelfiguren” omdat zij een centrale rol vervullen in het
implementeren van de aanbevelingen van de projectgroep. De innovatie zal tijdens de
werkbesprekingen geëvalueerd worden. Daarnaast is het de taak van de
seniorverpleegkundigen om dit op te pakken en volgens de cyclus van de “Deming Plan Do
Check Act (PDCA)” methode uit te voeren (10).
Projectgroep.
De projectgroep heeft het verbeterplan en implementatieplan ontwikkeld voor de afdeling
F7-zuid. Daarnaast zijn er twee literatuurstudies geschreven door de projectgroep om het
onderwerp te onderbouwen en inzichtelijker te maken.
Fysiotherapeut/maatschappelijk werker
Deze groep heeft weinig te maken met het invoeren van de aanbevelingen maar zal de
gevolgen van de verbetering op de afdeling merken. Deze zorgdisciplines zullen bijvoorbeeld
eerder in consult worden gevraagd. Dit kan ervoor zorgen dat zij meer tijd hebben voor de
patiënt.
17
6.2.3 GEDRAGSVERANDERING.
M.F.K Balm heeft een 6-fasen model van gedragsverandering ontwikkeld. De projectgroep vindt dit
model passen bij de afdeling F7-zuid omdat hierin beschreven staat dat wanneer mensen bepaalde
werkwijzen al voor een langere tijd hebben, het veranderingsproces geduld, kennis van gedrag en
flexibiliteit vraagt. zuid Op afdeling F7-zuid werkt het team al een langere tijd volgens bepaalde
werkwijzen (verpleegkundigen indelen op persoonlijke voorkeur en het niet gebruiken van de
‘Blauwdruk’), waardoor onderstaande veranderingsfasen goed passen bij deze situatie (4,9).
De zes fasen van verandering:
1. Openstaan: Het team F7-zuid staat open voor verandering omdat uit de focusgroepen is
gebleken dat het team tegen het probleem van inefficiënte artsenvisites aanlopen. Dit is een
positief gegeven om het gedrag van de afdeling F7-zuid te veranderen.
2. Begrijpen: Het team zal moeten inzien wat het nieuwe gedrag inhoudt. Dit is pas geslaagd als
de verpleegkundigen in eigen woorden kunnen omschrijven wat het gewenste gedrag is en
welke voordelen het biedt. De projectgroep wil dit bereiken door middel van de presentaties
die gegeven zullen worden
3. Willen: Dit is een cruciaal punt tijdens de verandering. Zoals in het innovatie-diffusie theorie
van Rogers te lezen is, behoort 34% van het team tot de late majority zit en 16% tot de groep
laggards. Dit betekent dat 50% van het team niet volledig openstaat voor verandering. De
projectgroep is zich hiervan bewust en weet dat het tijd zal kosten en weerstand zal
opleveren voordat het hele team zijn gedrag zal veranderen. Het gedrag zal daadwerkelijk
veranderen als iemand zelf wilt veranderen. Dit gebeurt alleen als het voor deze persoon
duidelijk is dat de voordelen zwaarder wegen dan de nadelen. De projectgroep is van mening
dat het indelen op specialisme en het gebruiken van de ‘Blauwdruk’ gaan zorgen voor een
snellere en efficiëntere artsenvisite en dat deze voordelen zwaarder wegen dan de nadelen.
4. Kunnen: Verandering is alleen mogelijk wanneer men kennis heeft van de wijze waarop de
aanbevelingen zullen moeten worden uitgevoerd. De sleutelfiguren zullen geregeld moeten
peilen of iedereen het indelen op specialisme en het gebruiken van de ‘Blauwdruk’ nog
begrijpt en hier zo nodig scholing over geven.
5. Doen: In deze fase is de verandering volledig in de praktijk ingevoerd. De projectgroep schat
dat het drie maanden zal duren voordat de nieuwe werkwijze door iedereen goed zal worden
uitgevoerd.
6. Volhouden: Als de resultaten positief zijn zal de gedragsverandering aanblijven. Een goede
steun speelt hierbij een belangrijke rol. Dit laatste is de verantwoordelijkheid van de
sleutelfiguren. Als in de praktijk echter blijkt dat het indelen op specialisme, het hebben van
een regieverpleegkundige en het gebruiken van de ‘Blauwdruk’ zorgen voor veel nadelen dan
zullen de nieuwe werkwijzen niet meer goed worden nageleefd.
18
Figuur 4: zes fasen van gedragsverandering (8).
6.2.4 UITGEBREIDE BESCHRIJVING VAN DE IMPLEMENTATIE
6.2.4.1. VOORBEREIDINGEN VAN DE AANBEVELINGEN
Voordat de aanbevelingen uitgevoerd kunnen worden dienen er vooraf voorbereidingen op de
afdeling te worden getroffen. Het tijdspad staat verwerkt in hoofdstuk 8: Uitvoering en
implementatie. De implementatiefase loopt synchroon met het project EVV-schap.
1. Het nieuwe EVV-schap en de organisatie van de artsenvisite wordt op de afdeling
aangekondigd. Dit wordt gedaan door middel van het overdrachtsgesprek. Tijdens dit
gesprek zullen de opdrachtgever, projectleider en de projectgroep aanwezig zijn. De
projectgroep bereidt dit gesprek voor met een overdrachtsrapportage.
2. Voordat de aanbevelingen op de afdeling worden geïmplementeerd is het belangrijk dat de
senior verpleegkundigen en de klinisch A verpleegkundige kennis hebben van de
veranderingen die zullen gaan plaatsvinden. De klinisch A verpleegkundige zal nadat het
project is overgedragen het project verder oppakken. Om de kennis en methode over te
dragen wordt er een presentatie gegeven aan de senior verpleegkundigen over de
aanbevelingen en over de vernieuwde taken van de regieverpleegkundige. De projectgroep
zal de eerste keer de patiënten indelen volgens het nieuwe systeem, hierna nemen de
regieverpleegkundigen dit over.
3. De projectgroep zal door middel van een presentatie (op 5 juni) het team van F7-zuid
voorlichten. In deze presentatie komt duidelijk naar voren met welke veranderingen het
team in aanraking komt. Het is van belang dat de artsen ook aanwezig zijn bij de presentaties
zodat de artsen ook op de hoogte zijn van de veranderingen die gaan plaatsvinden op de
19
afdeling. In de praktijk is het niet haalbaar dat het hele team van de verpleegkundigen en
artsen aanwezig is. Daarom wordt er aan alle verpleegkundigen en artsen van F7-zuid een e-
mail gestuurd waarin de veranderingen duidelijk staan beschreven.
4. Daarnaast worden ook de sleutelfiguren genoemd waar het team zijn/haar vragen aan kan
stellen.
5. Er worden meer telefoons op de afdeling opgehangen zodat de verpleegkundigen en artsen
eenvoudiger en sneller hun pieper kunnen opnemen.
6.2.4.2. UITVOERING VAN DE AANBEVELINGEN
1. Tijdens de visite wordt de ‘Blauwdruk artsenvisite’ toegepast (4). De projectgroep ontwikkelt
een A4tje met hierop duidelijk de ‘Blauwdruk’ (zie bijlage 1). Dit wordt geplastificeerd zodat
dit formulier voor een langere tijd kan worden gebruikt. Deze lijst wordt in elke artsenkamer
opgehangen bij de computers zodat deze zowel door de arts als door de verpleegkundigen bij
elke artsenvisite gebruikt kan worden. De projectgroep is zich bewust van het feit dat er
zakkaartjes zijn ontwikkeld. In de praktijk echter komt naar voren dat deze vaak worden
vergeten. Als de ‘Blauwdruk’ in artsenkamer hangt kan het vergeten van de zakkaartjes geen
barrière meer zijn voor het gebruiken van de ‘Blauwdruk’. De projectgroep wil door middel
van het op een A4tje zetten van de punten van de ‘Blauwdruk’, het makkelijker maken voor
de artsen en verpleegkundigen om deze daadwerkelijk te gebruiken.
2. De stipdienst wordt veranderd in een regieverpleegkundige, welke verantwoordelijk zal voor
de indeling van de artsenvisite en zorgt ervoor dat de juiste piepernummers van de
verpleegkundigen bij de arts bekend zijn. Meer informatie hierover is te vinden bij het
project EVV-schap.
3. De arts heeft voordat de artsenvisite begint een lijst met de piepernummers van de
verpleegkundigen. De arts piept de verpleegkundige op als deze naar de artsenvisite kan
komen.
4. De ‘Blauwdruk artsenvisite’ wordt bij elke artsenvisite gebruikt. Er moet duidelijk worden
gemaakt naar het team toe dat dit een werkwijze is die AMC-breed is ingevoerd en dat deze
daarom gebruikt dient te worden door het team. Wanneer leden van het team de
‘Blauwdruk’ niet gebruiken, dienen zij hierop aangesproken te worden door andere leden
van het team.
5. De verpleegkundigen worden op specialisme ingedeeld. Hierdoor gaan de verpleegkundigen
tijdens de dagdienst maar naar één artsenvisite, in sommige gevallen naar maximaal twee.
Als hulpmiddel kan de handleiding die de projectgroep heeft ontwikkeld worden gebruikt.
6. Om het indelen op specialisme overzichtelijk te maken wordt er in het planbord gebruik
gemaakt van kleuren;
a. Longarts 1: krijgt de kleur geel
b. Longarts 2: krijgt de kleur groen
c. Maag- en Darmziekte (MD) arts: krijgt de kleur blauw
d. Leverarts: krijgt de kleur rood.
Zo is het overzichtelijk met indelen en werkt het efficiënter. De huidige situatie is
niet erg overzichtelijk, de projectgroep is daarom van mening dat het scheiden door
middel van kleuren dit op een eenvoudige manier kan oplossen. Tijdens de stage die
de projectgroep heeft gelopen op F7-zuid bestond het onderdeel “dagindeling
maken”. Hier heeft de projectgroep ervaren dat dit veel tijd kostte. Iets dat door het
20
indelen m.b.v. kleuren eenvoudig opgelost kan worden. De projectgroep heeft met
de ICT-afdeling besproken dat het haalbaar is om dit in te voeren. De projectgroep
zal hier verder zorg voor dragen.
7. De koppeling met het EVV-schap vindt ook plaats in het kleurgebruik. Het project van EVV-
schap gebruikt dezelfde kleuren in het planbord. Hierbij worden de verpleegkundigen zo
ingedeeld dat ze de dagen die ze werken bij dezelfde patiënt staan om op deze manier de
continuïteit van zorg te waarborgen.
6.2.4.3. EVALUATIE VAN DE AANBEVELINGEN.
Tijdens de werkbesprekingen zal aan de hand van PDCA-cyclus van Deming (11,12) worden
geëvalueerd. Daarbij zal gekeken worden of het indelen op specialisme effectief werk, de
‘Blauwdruk’ wordt gebruikt en of de continuïteit van zorg met het indelen wordt gewaarborgd.
Indien er onduidelijkheden vanuit het team zijn zullen de sleutelfiguren dit oppakken. Ditzelfde geldt
voor verbeterpunten aan het systeem.
6.2.5. STERKTE- EN ZWAKTE ANALYSE
Op basis van het werk van Grol kan een sterkte- en zwakte analyse gedaan worden (8). Deze analyse
kan de projectgroep helpen om de bevorderende en belemmerende factoren inzichtelijk te maken
die een rol spelen bij de implementatie van de aanbevelingen. Daarnaast heeft de projectgroep de
implementatiewijzer van het VUmc als aanvulling gebruikt welke gebruikt kan worden om specifiek
te kijken naar het implementatieproces. Een uitwerking van de sterkte- zwakte analyse volgens deze
implementatiewijzer is te vinden in bijlage 2. Omdat de implementatiewijzer van VUmc zich meer
richt op het implementatieproces, terwijl de analyse van Grol zich specifiek richt op interventies zal
deze laatste in dit hoofdstuk toegelicht worden. De projectgroep vindt het vooral belangrijk om de
bevorderende en belemmerende factoren van de interventies naar voren te laten komen. Het
implementatieproces komt daarna en staat om deze reden in de bijlage. De projectgroep is van
mening dat de afdeling F7-zuid deze sterkte- zwakte analyse goed kan gebruiken om de
belemmerende factoren te voorkomen en om gebruik te maken van bevorderende factoren. Een
overzicht van deze analyse is gegeven in tabel 3.
Interventie Doelgroep Bevorderende factoren Belemmerende factoren
‘Blauwdruk’ wordt
in de visite
toegepast.
Verpleegkundige - De visite verloopt
efficiënter
- Kwaliteit van visite
is hoger dan
zonder
‘Blauwdruk’.
- Alle
verpleegkundige
aandachtsvelden
worden tijdens de
visite besproken,
hierdoor wordt er
- Artsen en
verpleegkundigen
moeten wennen
aan de nieuwe
werkwijze; dit kost
tijd.
- Nog een checklist
kan als belastend
worden ervaren.
Arts
21
niks vergeten.
De
verpleegkundigen
van de afdeling
worden zo
ingedeeld dat zij
niet naar meer dan
twee verschillende
artsenvisites
hoeven (ingedeeld
op specialisme)
Verpleegkundigen - De
verpleegkundigen
hoeven naar
minder
artsenvisites
- De artsen zien
minder
verschillende
verpleegkundigen
(waardoor er
minder wachttijd
tussen de visite
zit). Hierdoor
wordt visite
efficiënter.
- Verpleegkundigen
worden ingedeeld
op specialisme:
hiertegen kan
weerstand
ontstaan.
Artsen
De arts belt de
verpleegkundigen
die naar de visite
mogen komen om
de wachttijden te
verkorten.
Verpleegkundigen - Verpleegkundigen
hoeven minder te
zoeken naar de
volgende
verpleegkundige
(tijdsbesparing)
- De viste neemt
minder tijd in
beslag.
- De arts heeft een
taak erbij.
- De
regieverpleegkundi
ge heeft er een
taak bij.
Artsen
De
regieverpleegkundi
ge coördineert de
artsenvisite. Hierbij
stuurt de regie
verpleegkundige
de
verpleegkundigen
aan om naar de
juiste artsenvisite
te gaan. De
regieverpleegkundi
ge is
verantwoordelijk
voor de indeling
van de artsenvisite
en dat de indeling
en piepernummers
van de
Regieverpleegkundi
ge (stipdienst)
- Heeft overzicht
over de afdeling en
artsenvisites,
waardoor de
artsenvisites
efficienter zullen
gaan lopen
- De artsenvisite
wordt
gecoördineerd en
aangestuurd
waardoor de
artsenvisite
efficiënter loopt.
- De stipdienst
verandert: deze
wordt vervangen
door een
regieverpleegkundi
ge, in de begin fase
kan dit worden
ervaren als een
verhoogde
werkdruk
- De
regieverpleegkundi
ge is
verantwoordelijk
voor de visite, wat
als een grote
verantwoordelijkh
eid kan voelen
voor degene die
22
verpleegkundigen
bij de arts terecht
komt. Daarnaast
lost de
regieverpleegkundi
ge problemen rond
de artsenvisite op.
dit moet gaan
uitvoeren.
Meer telefoons op
de afdeling zodat
de
verpleegkundigen
hun pieper kunnen
beantwoorden
De Afdeling - Kost geld
Verpleegkundigen - Zijn makkelijker te
bereiken.
- Duurt minder lang
om pieper op te
nemen.
- Meer telefoons
beschikbaar om
taken te regelen.
- Worden meer
gestoord tijdens
patiëntenzorg.
Artsen - Kunnen overal op
de afdeling pieper
opnemen
Het is voor de arts
en
verpleegkundigen
duidelijk wanneer
het medisch beleid
bekend is. Dan kan
hierop
geanticipeerd
worden in de
planning, zodat de
dossiers completer
zijn.
Verpleegkundigen - Duidelijkheid
- Verpleegkundigen
hebben meer tijd
om beleid uit te
werken.
- Er is meer tijd voor
andere taken.
- Artsen kunnen
meer werkdruk
ervaren.
Artsen
Kleuren invoeren
in het planbord
Verpleegkundigen - Planbord is
overzichtelijk en
duidelijk.
- Indelen is
efficiënter.
- Nieuwe werkwijze
zal moeten
worden
aangeleerd.
- Kost in het begin
meer tijd.
Tabel 3: Sterkte- en zwakte analyse volgens het model van Grol (8).
23
7. IMPLEMENTATIE: THEORIEËN EN STRATEGIEËN
STAP 4: ONTWIKKELING EN SELECTIE VAN STRATEGIEËN EN INTERVENTIES OM PRAKTIJK
TE VERANDEREN.
De cirkel van Deming gaat over procesbesturing. Doordat het proces van de implementatie constant
wordt bekritiseerd, wordt het resultaat constant geëvalueerd en worden doelen zo nodig bijgesteld.
De Plan Do Check Act cirkel (PDCA) is ontwikkeld in de vorm van een cirkel, waarbij de werkwijze
constant wordt geëvalueerd (check); dit wordt vervolgens zo nodig bijgesteld (plan en act). De PDCA
cirkel kan op een heuvel worden gezet (figuur 2). Dit geeft aan dat de PDCA cirkel zorgt voor steeds
betere kwaliteit. In het figuur is er ook een wig onder de PDCA cirkel te zien. De wig is een belangrijk
onderdeel omdat deze ervoor zorgt dat de cirkel niet terugrolt en dat de kwaliteit niet verminderd
wordt. Deze wig symboliseert binnen dit traject waarborging van kwaliteit. De PDCA cyclus staat in
het tijdspad in het volgende hoofdstuk verder uitgewerkt.
Figuur 5: PDCA van Deming (11).
DE PDCA CIRKEL TOEGESPITST OP ARTSENVISITE
Plan De projectgroep heeft gemerkt dat het indelen van de patiënten niet efficiënt gebeurt. Zo
hebben de verpleegkundigen soms bij vier verschillende artsen patiënten, waardoor ze naar
vier artsenvisites moeten. Dit kost veel tijd en is inefficiënt.
Het plan is om de patiënten in te delen op specialisme. Op deze manier hoeven de meeste
verpleegkundigen maar naar 1 artsenvisite en sommige zullen mogelijk naar maximaal twee
hoeven.
Do De afdeling start met het indelen van patiënten op specialisme.
Daarnaast wordt er rekening gehouden met de continuïteit van zorg. Het is belangrijk dat de
verpleegkundigen gedurende hun dienst bij dezelfde patiënten staan ingedeeld en niet
patiënten onderling gaan ruilen. Zo wordt de continuïteit van zorg gewaarborgd.
Check Gedurende 6 weken wordt de nieuwe manier van artsenvisie indelen uitgevoerd.
In de werkbespreking van week 26,28,30 en 32 wordt de werkwijze besproken en
geëvalueerd.
24
Act De positieve en negatieve punten worden na de vier uitgevoerde werkbesprekingen
geïnventariseerd. Aan de hand daarvan zullen er mogelijk aanpassingen worden toegepast.
De sleutelfiguren stellen nieuwe doelen op en passen de aanbevelingen zo nodig aan. De
fase van plan wordt beschreven en besproken, waarna aanpassingen in de do-fase worden
uitgevoerd.
Tabel 4: PDCA uitgewerkt voor de afdeling F7-zuid (7,13).
8. UITVOERING VAN IMPLEMENTATIE
STAP 5: ONTWIKKELING, TESTEN EN UITVOERING VAN IMPLEMENTATIEPLAN
In het onderstaande tijdspad staat per week beschreven welke activiteit moet plaatsvinden, wie
hiervoor verantwoordelijk is en wat precies het doel is. Ook is er de gelegenheid om aan te vinken of
dit is gedaan of niet, om zo goed overzicht te houden van de stand van zaken. Binnen het tijdspad
wordt onderscheid gemaakt tussen de vijf verschillende fasen die door Grol en Wensing
onderscheiden worden als fasen die door subgroepen doorlopen moet worden om innovatie van een
verandering te bereiken (7).
Tijdspad
Week Activiteit Wie Doel Gedaan
☐ / ☒
Fase 1: Oriëntatie
8-10 Literatuurstudie Projectgroep
(individueel)
Bestaande onderzoeken
bestuderen om er achter te
komen wat werkt en waar
eventueel meer onderzoek
naar gedaan moet worden.
☐
10 De afdeling op de hoogte
stellen van de data van de
focusgroepen.
Projectgroep &
Opdrachtgever
Het team enthousiast maken
voor de afstudeerprojecten.
☐
14 Focusgroepen
(02-04-2014 en 04-04-
2014)
Projectgroep &
Opdrachtgever
Het doel van de focusgroep is
een duidelijk beeld krijgen van
wat de afdeling vindt van de
huidige situatie en of zij
mogelijke ideeën hebben over
hoe dit verbeterd kan worden.
☐
14 Dataverzameling Projectgroep Het doel hiervan is informatie
verzamelen omtrent de
indeling van de artsenvisite.
☐
Fase 2: Inzicht
20 Data aankondiging
wanneer de
verbetervoorstellen aan de
Projectgroep Het aankondigen aan de
afdeling zal plaats vinden via
een presentatie.
☐
25
afdeling worden
gepresenteerd.
22-23 Presentatie bevindingen,
projectgroep
Projectgroep &
Afdeling
Hierin worden de bevindingen
gepresenteerd van de
verbetering rondom de
artsenvisite en het nieuwe
EVV-schap
☐
23 Overdrachtsgesprek Projectgroep &
Opdrachtgever
Het project overdragen aan de
opdrachtgevers, die het
vervolgens gaan overnemen.
☐
Fase 3: Acceptatie
23-24 Bij de verpleegkundigen
navragen of het nut van
het nieuwe indelen van de
artsenvisite duidelijk is.
Daarnaast worden
eventuele
onduidelijkheden
toegelicht.
Projectgroep &
Sleutelfiguren
Navragen of alles duidelijk is
rondom de implementatie en
of er nog eventuele vragen zijn,
of struikelblokken waar zij
tegen aan lopen.
☐
23-25 Bij verpleegkundigen
navragen of de rol van
regieverpleegkundige
duidelijk is en of er
onduidelijkheden of
struikelblokken worden
ervaren.
Sleutelfiguren Peilen of de rest van het team
van F7-zuid de rol van
regieverpleegkundige goed kan
uitvoeren en beantwoordt
eventuele vragen die zij
hebben. Struikelblokken
worden in de
werkbesprekingen besproken.
☐
Fase 4: Verandering
24 Invoering van de
zorgverbetering rondom de
artsenvisite
Projectgroep &
sleutelfiguren
Het daadwerkelijk van start
gaan met de nieuwe manier
van indelen van de artsenvisite.
☐
26-34 Eventuele feedback die
naar voren is gekomen
indien dit relevant is.
Opdrachtgever
& sleutelfiguren
De zorginnovatie van het
nieuwe indelen van de
artsenvisite en het
regieverpleegkundige-schap
nog beter aanpassen aan de
wensen en behoeften van de
afdeling, zodat de kans groter
wordt dat de zorginnovaties
behouden worden. Dit wordt
aan de hand van de PDCA-
cyclus uitgevoerd.
☐
Fase 5: Behoud
26 Na een aantal weken Opdrachtgever Het verbetervoorstel van de ☐
26
feedback vragen aan de
collega’s van de afdeling
& sleutelfiguren projectgroep passend maken
voor de wensen van de
afdeling.
26-34 Evaluatie tijdens de
werkbesprekingen
Opdrachtgever
& sleutelfiguren
De nieuwe manier van indelen
van de artsenvisite krijgt een
vaste plaats binnen de
werkwijze van de afdeling.
☐
35-40 De tevredenheid en
gedragsverandering van
het team van F7-zuid wordt
besproken. Hier wordt een
bijeenkomst voor gepland.
Opdrachtgever
& sleutelfiguren
Door het bespreken van de
ervaringen van het team
kunnen plannen zo nodig
worden aangepast volgens de
PDCA-cyclus
☐
Tabel 5: Tijdspad.
INDELEN OP SPECIALISME HANDLEIDING
Aan de hand van de volgende twee tabellen wordt het indelen op specialisme verduidelijkt. In Bijlage
3 is een template te vinden die gebruikt kan worden bij het indelen.
Tabel 6. Indelen op specialisme voor de eerste keer
Start
situatie
Planbord is ingedeeld volgens de oude manier van indelen.
Stap 1: Bekijk hoeveel patiënten elke arts heeft.
Stap 2: Bekijk hoeveel verpleegkundigen gedurende de dienst werken (hieruit kun je
afleiden hoeveel patiënten een verpleegkundige gemiddeld zou moeten hebben
gedurende de dienst)
Stap 3: Bereken de gemiddelde zorgzwaarte die elke verpleegkundige zou moeten
hebben (dit doe je door het totaal aantal punten (van zorgzwaarte) van de dag te
delen door het aantal verpleegkundigen). Nu weet je hoeveel punten elke
verpleegkundige ongeveer krijgt.
Stap 4: Haal alle verpleegkundigen van het planbord!
Stap 5: Deel de verpleegkundigen één voor één in op specialisme (bijvoorbeeld: Irha
krijgt 3 longpatiënten bij longarts 1, met de juiste totale zorgzwaarte).*
Stap 6: Nadat de eerste verpleegkundige is ingedeeld: start met de volgende, etc…
Stap 7: Houd er rekening mee dat de zorgzwaartes ongeveer eerlijk verdeeld zijn tussen
de verpleegkundigen
Stap 8: Iedereen is nu ingedeeld op specialisme voor de dienst van de volgende dag.
27
Tabel 7. Indelen op specialisme ( bij deze tabel wordt er vanuit gegaan dat de stappen van tabel 6, al
een keer goed zijn doorlopen. Zo niet, ga naar tabel 6)
Start
situatie
Planbord is ingedeeld volgens de nieuwe manier van indelen.
Stap 1: Bekijk hoeveel patiënten elke arts heeft.
Stap 2: Bekijk hoeveel verpleegkundigen gedurende de dienst werken (hieruit kun je
afleiden hoeveel patiënten een verpleegkundige gemiddeld zou moeten hebben
gedurende de dienst)
Stap 3: Bereken de gemiddelde zorgzwaarte die elke verpleegkundige zou moeten hebben
(zie stap 3 van tabel 1)
Stap 4: Haal alle verpleegkundigen die de eerstvolgende dienst niet werken van het
planbord. Laat alle verpleegkundigen die de eerstvolgende dienst werken bij
dezelfde patiënten staan!
Stap 5: De verpleegkundigen die de eerstvolgende dienst starten met een nieuwe reeks
diensten moeten verdeeld worden over de openstaande patiënten. Hierbij moet
erop gelet worden dat alle patiënten per verpleegkundige tot hetzelfde specialisme
behoren. Indien hier niet genoeg patiënten voor zijn mag er één extra specialisme
worden gegeven aan de verpleegkundige, wat leidt tot een maximum van twee
specialismen per verpleegkundigen (meer dan twee specialismen mag de
verpleegkundige niet krijgen).*
Stap 6: Herhaal stap 5 voor alle verpleegkundigen die eerstvolgende dienst van start gaan
met hun diensten reeks.
Stap 7: Houd er rekening mee dat de zorgzwaartes ongeveer eerlijk verdeeld zijn tussen de
verpleegkundigen
Stap 8: Iedereen is nu ingedeeld op specialisme voor de dienst van de volgende dag.
*Bij afwijkende relatie tussen verpleegkundige en patiënt (bv. conflict of familie situatie) kan
afgeweken worden van het criterium dat onderling ruilen tussen verpleegkundigen niet toegestaan
is. In zo een situatie kan geruild worden, mits de patiënt geruild wordt voor een patiënt die tot
hetzelfde specialisme behoort. Wanneer dit niet mogelijk is, is het toegestaan een verpleegkundige
een extra specialisme toe te wijzen (tot maximaal twee).
28
Tabel 8. Visueel voorbeeld indelen op specialisme
Start situatie
Stap 5:
Stap 8:
29
9. INTEGRATIE
STAP 6: INTEGRATIE IN ROUTINES
De projectgroep wil graag dat het team van F7-zuid de zorginnovaties gaat integreren in hun routine.
Om ervoor te zorgen dat de zorginnovatie goed wordt uitgevoerd heeft de projectgroep twee
sleutelfiguren aangewezen waaraan zij het zullen overdragen. Deze twee sleutelfiguren zijn
gedurende de hele periode betrokken geweest bij het begeleiden van de projectgroep. Hierdoor
beschikken zij over voldoende kennis om de taak van sleutelfiguur op zich te nemen. Deze twee
sleutelfiguren zijn:
-Irha Bitreyson, Senior verpleegkundige F7-zuid met als aandachtsveld kwaliteitszorg.
-Malou Westmaas- van Egmond, verpleegkundige F7-zuid.
Deze twee sleutelfiguren zullen ervoor zorgen dat de zorginnovatie na het vertrek van de
projectgroep nageleefd gaat worden en indien nodig nog aangepast wordt.
10. EVALUATIE
STAP 7: (CONTINUE) EVALUATIE (EN INDIEN NODIG) BIJSTELLING VAN
IMPLEMENTATIEPLAN.
De stap van het evalueren en bijstellen van het implementatieplan komt bij de afdeling F7-zuid
terecht. De projectgroep heeft hiervoor twee sleutelfiguren aangewezen om de taken van de
projectgroep over te nemen bij hun afwezigheid. Hiervoor heeft de projectgroep doelen ontwikkeld
zodat de afdeling kan controleren of de gestelde doelen ook worden behaald. Onderstaande doelen
worden in de werkbesprekingen naar voren gebracht en aan de hand van de PDCA-cyclus
geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
HOOFDDOEL:
1. De organisatie van de artsenvisite op de afdeling F7-zuid verloopt efficiënt waardoor de
continuïteit en kwaliteit van zorg wordt verbeterd.
SUBDOELEN:
1. De artsen viste wordt uitgevoerd aan de hand van de ‘Blauwdruk artsenvisite’.
2. De aanbevelingen worden uitgevoerd op de afdeling. In week 34 worden de volgende punten
geëvalueerd via de cirkel van Deming (8,13):
a. Indelen op specialisme.
b. Verpleegkundigen gaan naar één of maximaal twee artsenvisites.
c. Arts piept verpleegkundigen op voor artsen visite.
d. Medisch beleid is tijdig bekend volgens afspraak.
e. Arts en verpleegkundige gaan samen naar de patiënt.
3. In week 34 vindt er een evaluatie plaats met alle betrokken disciplines (tijdens de
werkbespreking(en)) om te zien of de nieuwe werkwijze effectief is en/of aangepast zal
moeten worden. De werkwijze zal mogelijk aangepast moeten worden. Zie hiervoor de
kwaliteitscirkel van Deming.
30
4. In week 30 worden er patiënten enquêtes afgenomen om de patiënt tevredenheid te
onderzoeken omtrent de nieuwe werkwijze.
11. CONCLUSIE & DISCUSSIE
De projectgroep is de afgelopen weken bezig geweest met het zorgverbeteringsproject: Artsenvisite.
Alle opgedane informatie en uitgevoerde onderzoeken hebben tot dit implementatieplan geleid.
De projectgroep heeft de volgende bevindingen gedaan. Allereerst zal de afdeling F7-zuid de
patiënten van de afdeling per specialisme gaan verdelen onder de verpleegkundigen. Uit het gedane
onderzoek is naar voren gekomen dat indelen op specialisme efficiënter is dan de huidige manier van
F7-zuid. De verpleegkundigen zullen in de meeste gevallen met het nieuwe systeem maar naar één
artsenvisite hoeven, in sommige gevallen kan het zijn dat één of twee verpleegkundige(n) naar
maximaal twee verschillende artsenvisites moeten gaan.
Om dit nog overzichtelijker te maken adviseert de projectgroep de afdeling om de verschillende
specialismes verschillende kleuren te geven op het planbord, denk hierbij bijvoorbeeld aan:
Longziekten geel/groen, Maag- en Darmziekten blauw en Leverziekte rood. Naast de voordelen voor
de verpleegkundigen zullen de artsen hier ook veel profijt van hebben, doordat de arts ook niet
zoveel verschillende verpleegkundigen ziet.
De projectgroep is er tijdens de focusgroepen achter gekomen dat het team van F7-zuid geen gebruik
maakt van de checklist ‘Blauwdruk artsenvisite’. De projectgroep adviseert de afdeling toch gebruik
te gaan maken van de ‘Blauwdruk artsenvisite’ , die tevens AMC-breed is ingevoerd en door de JCI is
goedgekeurd. Dit willen zij stimuleren onder het team van F7-zuid, onder zowel artsen als
verpleegkundigen. De projectgroep heeft daarom de Blauwdruk uitvergroot op een A4tje (zij bijlage
1); het is de bedoeling dat deze A4tjes geplastificeerd worden en bij elke artsenkamer komen te
hangen naast de computer. Hierdoor is het in één oogopslag duidelijk welke volgorde er tijdens de
artsenvisite moet worden aangehouden. Dit zal uiteindelijk lijden tot tijdwinst.
De stipdienst krijgt een andere functie met betrekking tot het indelen van de artsenvisites. De
stipdienst zal namelijk de regieverpleegkundige worden, welke verantwoordelijk is voor het
coördineren en bijsturen van de artsenvisite. De regieverpleegkundige staat uit zorg zodat hij/zij de
volgende taken kan uitvoeren: 1.) in het begin van de dagdienst zal van alle verpleegkundigen het
pieper nummer in het planbord worden ingevoerd, 2.) hiervan wordt een uitdraai gemaakt, 3.) de
uitdraai wordt aan de vier artsen gegeven, 4.)op de uitdraai zet de regieverpleegkundige de volgorde
van de verpleegkundigen die naar de betreffende arts moeten. De artsen bellen naar de pieper van
de verpleegkundigen die naar de visite moet komen. Op deze manier hoeven de verpleegkundigen
niet naar hun collega’s te zoeken die naar de visite moeten gaan. 5.) de regieverpleegkundige
bewaakt de tijd van de artsenvisite en peilt bij de artsen en verpleegkundigen door na te vragen of de
‘Blauwdruk artsenvisite’ wel wordt gebruikt. 6.) in de beginfase zal de regieverpleegkundige artsen
en verpleegkundigen op gedrag kunnen aanspreken (na verloop van tijd zullen artsen en
verpleegkundigen elkaar moeten aanspreken op gedrag). 7.) in de loop van de middag zal de
regieverpleegkundige de planning voor de volgende dag gaan maken (indelen op specialisme). Hierbij
wordt er rekening gehouden met de continuïteit: verpleegkundigen staan gedurende de diensten die
ze werken bij dezelfde patiënten.
31
De projectgroep is zich ervan bewust dat al deze punten in het begin van de implementatie mogelijk
extra tijd zullen kosten. Echter, naar verwachting zullen deze uiteindelijk tot tijdwinst leiden. De
projectgroep hoopt dan ook dat de afdeling F7-zuid veel baat heeft bij de verbetervoorstellen van de
projectgroep.
32
12. LITERATUURLIJST.
1. Grol R, Wensing M. Implementatie. Effectieve veranderingen in de patiëntenzorg. Maarssen:
Elsevier Gezondheidszorg; 2001. p.71-72
2. Westrum R. A typology of organisational cultures. BMJ Quality & Safety; 2004. 13; 22-27
3. Rogers EM. Diffusion of Innovations, 4th ed. New York: The Free Press A Division of Simon &
Schuster Inc. 1995.
4. Verhaehg K, Selier-Boersma A, Simons R, Steenbruggen J, Burrman B. Multidisciplinaire visite:
ontwikkeling en implementatie van een blauwdruk. Tijdschrift voor verpleegkundige, 2012;
5: P.51-55
5. Calswell G, Herring R, Desai T. Quality and safety at the point of care: how long should a ward
round take? Clinical Medicine; 2011 Feb;11(1):20-2.
6. ZonMw. Stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie; 2014. URL;
http://www.zonmw.nl/nl/ (geraadpleegd op 4 mei 2014)
7. Grol R, Wensing M. Implementatie. Effectieve veranderingen in de patiëntenzorg. Maarssen:
Elsevier Gezondheidszorg; 2001. p.74-78
8. Grol R, Wensing M. Implementatie. Effectieve verbetering van de patiëntenzorg. Amsterdam:
Reed Business Education; 2011
9. Balm, M.F.K Exercise Therapy and Behavioural Change. Purdue University Press; 2002.
10. Grit R. Projectmanagement. Groningen: Noordhoff Uitgever; 2011
11. BTSG Bibliotheek. Cirkel van Deming; 2014. URL:
http://www.btsg.nl/infobulletin/Deming%20cirkel.html (geraadpleegd op 4 mei 2014)
12. Grol R, Wensing M. Implementatie. Effectieve veranderingen in de patiëntenzorg. Maarssen:
Elsevier Gezondheidszorg; 2001. p56,81-83
13. VUmc. Universitair Netwerk Ouderenzorg (UNO-VUmc) & Centrum voor Ouderenonderzoek
(CVO-VU/VUmc). De implementatie wijzer. URL: https://www.vumc.nl/afdelingen-
themas/4851287/27785/5214110/ImplementatieWijzer.pdf (geraadpleegd op 4 mei 2014)
33
1. BIJLAGEN
1. BIJLAGE: BLAUWDRUK VISITE
Blauwdruk artsenvisite
1. Hoofdbehandelaar
2. Reden van opname
3. (Voorlopige) Diagnose
4. Behandelcode
5. Parameters*
6. Diagnostisch beleid
7. Therapeutisch beleid
8. Medicatie
9. Geplande ontslagdatum
10. Ontslagbeleid
11. Vragen van de patiënt
12. Instemming patiënt therapeutische beleid
Vitale controles (Temp, RR, Pols, Saturatie, AF), gewicht, vochtbalans, pijn, decubitus,
benauwdheid, SNAQ-score, mobiliseren, psychische situatie.
34
BIJLAGE 2 STERKTE- EN ZWAKTE ANALYSE
Het VUmc heeft een implementatiewijzer ontwikkeld welke de projectgroep kan helpen om de
bevorderende en belemmerende factoren inzichtelijk te maken op micro,- meso,- en macroniveau.
De implementatiewijzer is een leidraad om belemmerende en bevorderende factoren in de
verschillende fasen van het implementatieproces voor te zijn. Het proces is in drie fasen verdeeld:
voorbereiding, invoering en continuering (12).
De implementatiewijzer is gericht op het uitvoeren van het implementatieproces. De projectgroep is
van mening dat de afdeling F7-zuid dit goed kan gebruiken om de belemmerende factoren te
voorkomen en positief gebruik te maken van bevorderende factoren.
Hieronder zijn de bevorderende en belemmerende factoren op micro,- (het team van F7-Zuid),
meso,- (de afdeling F7-Zuid) en op macroniveau (AMC) niveau beschreven.
Bevorderende factoren Belemmerende factoren.
Voorbereidingsfase
Micro niveau - De innovatie sluit aan bij
de doelgroep.
- De behoefte aan
innovatie omtrent het
onderwerp artsenvisite
is groot.
- De klinisch A
verpleegkundige is
enthousiast en neemt
de verantwoordelijkheid
van de innovatie op
zich.
- De materiele
randvoorwaarden zijn
goed te realiseren.
- Het team F7-zuid heeft
al veel veranderingen
meegemaakt door de
reorganisatie.
Meso niveau - De innovatie is een
antwoord op de
behoefte van de
afdeling F7-zuid.
- De uitgangspunten van
de innovatie passen bij
de tijdsgeest. Het zorgt
voor betere kwaliteit
van zorg.
- De afspraken zijn helder
en het is duidelijk welke
senior verpleegkundige
de taken op gaat
- De innovatie is nog niet
opgenomen in
werkprocessen en
zorgplannen. Dit zal
veel tijd gaan kosten.
- Of de aanschaf van de
nieuwe telefoons in het
kosten plaatje past is
nog niet duidelijk.
- Er zijn nog geen
afspraken over wie de
financiële
verantwoording op zich
35
pakken.
- Patiënttevredenheid
staat centraal.
- De innovatie is
geïntegreerd met het
project EVV-schap zodat
de innovatie tegelijk kan
plaatsvinden.
- Het team van F7-zuid
werkt goed samen.
neemt.
- Het nut van de
‘Blauwdruk’ wordt door
de afdeling nog niet
ingezien.
Macro niveau - Kosten van
implementatie zijn laag.
- De innovatie is niet
AMC-breed maar
afdelingsgericht.
Invoeringsfase
Micro niveau - Er is een innovatie
coördinator (Irha
Bitreyson en Malou
Westmaas- van
Egmond,
- Het team van F7-zuid is
vernieuwend; zij staan
open voor verbetering
en zijn ondernemend.
- Een belemmerende
factor kan zijn dat Irha
en Malou beide niet
aanwezig zijn in de
begin periode om
eventuele vragen van
het team te
beantwoorden.
Meso niveau - De afdeling is zo
ingericht dat het
mogelijk is om de
implementatie te
implementeren.
- De implementatie past
binnen de
werkprocessen.
- De implementatie wordt
door middel van
presentatie(s) aan het
team van F7-zuid
overgedragen, hierdoor
is het team op de
hoogte van de
veranderingen die gaan
plaatsvinden.
- De innovatie heeft een
theoretische
(wetenschappelijke)
onderbouwing wat
- Het is druk op de
afdeling (door ziekte
hoofdverpleegkundige;
tijd kan daardoor een
factor spelen.
- Het aanschaffen van
telefoons kost de
afdeling geld.
- De senior
verpleegkundigen
krijgen er taken bij, wat
de werkdruk voor hen
kan verhogen.
36
bijdraagt aan de status
ervan.
Macro niveau - Doordat de artsenvisite
efficiënter gaat verlopen
heeft dit op langere
termijn effect op het
AMC: onderzoeken
worden eerder
uitgevoerd en de ligduur
van de patiënten zal
korter worden, wat
kosten bespaart.
- De gebruikte methode
komt niet overeen met
het beleid van het
AMC.
Continueringsfase
Micro niveau - De implementatie moet
worden ingevoerd in de
werkprocessen.
- Het nut van de
implementatie wordt
vergeten en de
aanbevelingen worden
niet nageleefd.
Meso niveau - Tijdens de
werkbesprekingen
wordt er geëvalueerd
en zo nodig
aanpassingen gemaakt
(plan-do-check-act)
- Op de afdeling lopen er
meer projecten en
zaken die geregeld
moeten worden.
Hierdoor kan het zijn
dat het project niet als
prioriteit wordt gezien.
Macro niveau - De innovatie past
binnen de tijdsgeest. De
kwaliteit en effectieve
worden verbeterd. Dit
speelt nu in de zorg.
- De meerwaarde van de
innovatie moet worden
ingezien.
Tabel 6: Fasen van het implementatieproces door middel van micro-, meso-, macroniveau
37
BIJLAGE 3 TEMPLATE INDELEN ARTSENVISITE OP SPECIALISME EN ZORGZWAARTE
Template indelen artsenvisite op specialisme en zorgzwaarte
Totale zorgzwaarte Zorgzwaarte per verpleegkundige (totale
zorgzwaarte / totaal aantal vpk per dienst)
Aantal patiënten per arts
Arts long 1:
Arts long 2:
Arts MD:
Arts lever:
Leenbedden:
Totaal aantal patiënten
Naam verpleegkundige Namen verpleegkundigen
volgende dagdienst
Aantal
patiënten
Totale
zorgzwaarte
Aantal
artsen
Dagdienst
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.