IMPACT VAN DE SERVICESCAPE OP DE OPERATIONELE...
Transcript of IMPACT VAN DE SERVICESCAPE OP DE OPERATIONELE...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2005 - 2006
IMPACT VAN DE SERVICESCAPE OP DE
OPERATIONELE DIENSTVERLENING EN
KLANTENPERCEPTIE
Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van Licentiaat in de Toegepaste
Economische Wetenschappen
Stefanie Boone
Onder leiding van
Prof. Dr. P. Gemmel
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2005 - 2006
IMPACT VAN DE SERVICESCAPE OP DE
OPERATIONELE DIENSTVERLENING EN
KLANTENPERCEPTIE
Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van Licentiaat in de Toegepaste
Economische Wetenschappen
Stefanie Boone
Onder leiding van
Prof. Dr. P. Gemmel
Stefanie Boone bevestigt hierbij dat onderhavige scriptie mag worden geraadpleegd en vrij
mag worden gefotokopieerd. Bij het citeren moet steeds de titel en de auteur van de scriptie
worden vermeld.
WOORD VOORAF
I
Het schrijven van een licentiaatverhandeling is geen sinecure en is bijgevolg niet mogelijk
zonder de hulp en de steun van anderen. Graag zou ik deze mensen willen bedanken voor hun
bijdrage aan deze scriptie.
In de eerste plaats richt ik mijn dank tot mijn promotor Prof. Dr. Paul Gemmel, van de
vakgroep Operationeel Beheer aan de Universiteit Gent. Mijn bijzondere dank geldt ook voor
Darline Vandaele, als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de Universiteit Gent. Zij
stond steeds klaar met nuttig advies en kritische aanmerkingen.
Verder gaat mijn oprechte dank uit naar de vier personen die genegen waren tijd vrij te maken
om mee te werken aan mijn onderzoek. Dhr. De Weert, Dhr. Storme, Mevr. Vander Plaetse
en Dhr. Declerq waren bereid om mij de nodige informatie te verlenen aan de hand van een
interview.
Tot slot wens ik mijn familie en vrienden te bedanken. In het bijzonder wens ik mijn ouders te
danken voor de morele en financiële steun tijdens de voorbije vier jaar.
Mei 2006
Stefanie Boone
WOORD VOORAF
INHOUDSOPGAVE
II
INLEIDING 1
DEEL I: LITERATUURSTUDIE
HOOFDSTUK 1: DE SERVICESCAPE 3
1. Definitie van de servicescape 6
2. Typologie van de servicescape 7
2.1 Servicescape-gebruik 7
2.2 Complexiteit van de servicescape 9
3. De functies van de servicescape 9
3.1 Verpakking 9
3.2 Facilitator 10
3.3 Socializer 10
3.4 Differentiator 11
4. De twee dimensies van de servicescape 11
4.1 De fysieke omgeving 11
4.1.1 Atmosfeer – Sfeerelementen 13
4.1.1.1 Zicht 13
4.1.1.2 Geluid 14
4.1.1.3 Geur 15
4.1.2 Ruimtelijke lay-out en functionaliteit 15
4.1.3 Tekens, symbolen en kunstvoorwerpen 16
4.2 De sociale omgeving 16
4.2.1 De service encounter 16
4.2.1.1 Definitie 17
4.2.1.2 Significantie van de service encounter 17
4.2.1.3 Typologie van service encounters 18
4.2.2 Andere klanten 19
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
III
4.2.2.1 Incidenten veroorzaakt door andere klanten 19
4.2.2.2 Conversaties tussen klanten 20
4. Impact van het internet 22
4.1 De fysieke omgeving 22
4.2 De sociale omgeving 23
5. Conclusie 23
HOOFDSTUK 2: DE IMPACT VAN DE SERVICESCAPE OP DE KLANTENPERCEPTIE 25
1. De impact op de kwaliteitsperceptie 27
2. De fysieke omgeving 29
2.1 Interne reactie op de fysieke omgeving 29
2.1.1 Cognitieve reactie 29
2.1.2 Emotionele reactie 30
2.1.3 Fysiologische reactie 31
2.1.4 Diversiteit in individuele reacties 31
2.2 Gedrag in de fysieke omgeving 32
2.2.1 Individueel gedrag 32
2.2.2 Sociale interacties 33
3. De sociale omgeving 33
3.1 De service encounter 33
3.1.1 Service Encounter Model 34
3.1.1.1 Gehanteerde termen 34
3.1.1.2 Het model en marketingmix effecten 36
3.1.2 (On)tevredenstellende service encounters 39
3.1.2.1 Fout in de dienstverlening 41
3.1.2.2 Behoefte/verzoek van de klant 41
3.1.2.3 Spontane en vrijwillige acties 42
3.2 Andere klanten 42
3.2.1 Incidenten veroorzaakt door andere klanten 42
3.2.1.1 Etiquette-incidenten 43
3.2.1.2 Sociabiliteitincidenten 44
3.2.1.3 Invloed op de klantenervaring 44
3.2.2 Conversaties tussen klanten 45
INHOUDSOPGAVE
IV
4. Conclusie 46
HOOFDSTUK 3: IMPACT VAN DE SERVICESCAPE OP DE OPERATIONELE
DIENSTVERLENING 48
1. Algemeen kader voor managers 49
1.1 Geïntegreerd raamwerk voor managers 49
1.1.1 Wat moet gecontroleerd worden? 50
1.1.2 Wat moet begrepen worden? 50
1.1.3 Wat is het gewenste resultaat? 50
1.1.4 Wederkerige gevolgen 51
1.2 Methodes voor het begrijpen van servicescape-invloeden 51
1.2.1 Omgevingsonderzoek 51
1.2.2 Directe observatie 52
1.2.3 Experimenten 52
1.2.4 Fotografische blauwdruk 53
2. De fysieke omgeving 53
2.1 De impact van de fysieke omgeving inzien 54
2.2 De fysieke omgeving in kaart brengen 54
2.3 De functie van de fysieke omgeving bepalen 54
2.4 Mogelijkheden identificeren en beoordelen 55
2.5 De fysieke omgeving moderniseren 56
2.6 Multifunctioneel werken 56
3. De sociale omgeving 57
3.1 De service encounter 57
3.1.1 Het juiste personeel aanwerven 57
3.1.1.1 Nodige vaardigheden 57
3.1.1.2 Selectieprocedure 58
3.1.2 Het personeel opleiden 58
3.1.3 Het nastreven van klanttevredenheid in elke service encounter 59
3.1.3.1 Een effectief herstelprogramma ontwerpen 60
3.1.3.2 Flexibiliteit en aanpassingsvermogen bevorderen 61
3.1.3.3 Spontaneïteit stimuleren 61
3.1.3.4 Zorgen dat werknemers het hoofd kunnen bieden aan probleemklanten 61
INHOUDSOPGAVE
V
3.1.3.5 De kwaliteitsdimensies beheren op het encounterniveau 62
3.1.4 Het juiste personeel behouden 62
3.2 Andere klanten 62
3.2.1 Incidenten veroorzaakt door andere klanten 63
3.2.2 Conversaties tussen klanten 64
4. Impact van het internet 66
4.1 De fysieke omgeving 66
4.2 De sociale omgeving 67
5. Conclusie 68
DEEL II: PRAKTIJKONDERZOEK
HOOFDSTUK 4: KWALITATIEF ONDERZOEK 70
1. Methodologie 70
1.1 Kwalitatief onderzoek 70
1.2 Bedrijvenselectie 71
2. Resultaten 73
2.1 De algemene servicescape 73
2.1.1 Beheer van de servicescape 73
2.1.1.1 Beslissingsproces 74
2.1.1.2 Inzicht krijgen in de servicescape-invloeden 75
2.1.1.3 Het realiseren van organisatorische doelstellingen 77
2.1.2 Servicescape en marketing 78
2.1.2.1 Verpakking 78
2.1.2.2 Differentiator 79
2.1.2.3 Facilitator 80
2.1.2.4 Socializer 81
2.1.2.5 Conclusie betreffende servicescape-functies 82
2.1.2.6 Het realiseren van marketingdoelstellingen 83
2.2 De fysieke omgeving 85
2.2.1 Omgevingsdimensies 85
2.2.1.1 Atmosfeer – Sfeerelementen 85
INHOUDSOPGAVE
VI
2.2.1.2 Ruimtelijke lay-out en functionaliteit 87
2.2.1.3 Tekens, symbolen en kunstvoorwerpen 87
2.2.2 Moderniseren van de fysieke omgeving 88
2.2.3 Input van de werknemer 90
2.2.4 Conclusie fysieke omgeving 91
2.3 De sociale omgeving 91
2.3.1 De service encounter 91
2.3.1.1 Personeelsmanagement 92
2.3.1.2 Tevredenstellende en ontevredenstellende service encounters 93
2.3.2 Andere klanten 96
2.3.2.1 Incidenten 96
2.3.2.2 Conversaties 99
2.3.3 Conclusie sociale omgeving 100
3. Conclusie 100
ALGEMEEN BESLUIT 103
LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN IX
BIJLAGEN XX
BIJLAGE 1: VRAGENLIJST XXI
LIJST VAN FIGUREN
VII
Figuur 1.1: Schema gericht op het begrijpen van omgeving-gebruiker relatie in
service organisaties 12
Figuur 1.2: Observeerbare orale participatie tussen vreemden (OOP2) in een
dienstenomgeving 21
Figuur 2.1: Model van Flipo 25
Figuur 2.2: De vijf dimensies van dienstenkwaliteit 27
Figuur 2.3: Conceptueel model dat het rechtstreekse en onrechtstreekse effect van de 28
servicescape op de gepercipieerde dienstenkwaliteit insluit
Figuur 2.4: Het service encounter model 37
Figuur 2.5: Gebeurtenissorterend proces 40
Figuur 2.6: Incidenten door andere klanten 43
Figuur 3.1: Geïntegreerd raamwerk voor managers 49
Figuur 3.2: Mogelijke herstelstrategieën 60
Figuur 3.3: Het cyberscape model 67
LIJST VAN FIGUREN
LIJST VAN TABELLEN
VIII
Tabel 1.1: Fysieke elementen 4
Tabel 1.2: Typologie van dienstenorganisaties op basis van variaties in gebruik en
vorm van de servicescape 7
Tabel 2.1: Verschillende types servicescapes 30
Tabel 4.1: Overzicht geselecteerde bedrijven en contactpersonen 71
Tabel 4.2: Beslissingsproces met betrekking tot de servicescape 75
Tabel 4.3: Realisatie van organisatorische doelstellingen aan de hand van de
servicescape 77
Tabel 4.4: Verschillende functies van de servicescape 82
Tabel 4.5: Realisatie van marketingdoelstellingen aan de hand van de servicescape 84
Tabel 4.6: Gehanteerde sfeerelementen 86
Tabel 4.7: Tekens, symbolen en kunstvoorwerpen 88
Tabel 4.8: Nodige vaardigheden 93
Tabel 4.9: Gedragsregels voor personeel 95
Tabel 4.10: Gedragsregels voor klanten 97
Tabel 4.11: Geïntegreerd overzicht 101
LIJST VAN TABELLEN
INLEIDING
1
Onze economie bestaat voornamelijk uit een diensteneconomie. De tertiaire sector vormt de
grootste werkgever van ons land en heeft een aandeel van ongeveer 67% in het Belgische
BBP. Desondanks wordt in onze opleiding weinig aandacht besteed aan deze economische
sector. Daardoor wenste ik mij, aan de hand van deze scriptie, verder te verdiepen in dit
onderwerp.
Sedert het begin van de jaren negentig wordt er steeds meer aandacht besteed aan de
servicescape of dienstenomgeving. Deze toenemende aandacht vloeit grotendeels voort uit het
groeiend dienstenaanbod en uit de karakteriserende kenmerken van een dienst. Omwille van
de gelijktijdigheid van consumptie en productie bevindt de klant zich namelijk meestal binnen
de organisatie waardoor de klanttevredenheid mede bepaald wordt door de dienstenomgeving.
Daarnaast brengt de ontastbaarheid van de dienst met zich mee dat de klant de servicescape
hanteert om de onderneming te beoordelen en te categoriseren. Deze perceptie van de
servicescape bepaalt de uiteindelijke keuze en tevredenheid van de klant.
Door zijn determinerende invloed op de klantenperceptie is het uitermate belangrijk dat
ondernemingen zich bewust zijn van de servicescape. Deze bewustwording heeft zich de
laatste jaren, in verschillend tempo, sterk gemanifesteerd in alle dienstensectoren.
Organisaties trachten, aan de hand van de servicescape, zich te differentiëren en een bepaalde
sfeer te creëren om zo een unieke ervaring aan de klant te bezorgen. Naast de fysieke
omgeving wordt er door de ondernemingen veel aandacht besteed aan de dienstverlener, die
deel uitmaakt van de sociale omgeving. Deze persoon zal namelijk eveneens een
doorslaggevende invloed hebben op de klanttevredenheid. Het opbouwen van een gepaste
strategie betreffende de dienstenomgeving is derhalve noodzakelijk. Het vormen van deze
strategie is echter geen sinecure aangezien de onderneming rekening dient te houden met de
preferenties en behoeftes van de klant maar tevens van de werknemer. Deze persoon is
namelijk eveneens een gebruiker van de servicescape.
INLEIDING
INLEIDING
2
De bedoeling van dit eindwerk is de belangrijkheid van de servicescape in onze samenleving
na te gaan. Aangezien de dienstenomgeving een belangrijke factor is bij de klantenperceptie
en operationele dienstverlening, kan het verrijkend zijn om dit begrip van nabij te bestuderen.
De term “servicescape” werd in 1992 door Bitner geïntroduceerd en gaf aanleiding tot een
reeks van verdere onderzoeken. In deze scriptie wordt getracht een grondige synthese aan te
bieden van de reeds verschenen literatuur. Deze literatuurstudie wordt tevens aangevuld met
een eigen kwalitatief onderzoek
De literatuurstudie bestaat uit drie hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk biedt een
gedetailleerde omschrijving van het begrip servicescape en toont het belang van de
dienstenomgeving aan. Hoofdstuk twee bestudeert de impact op de klantenperceptie en gaat
na hoe de servicescape kan leiden tot een positieve of negatieve ervaring voor de klant. In het
derde hoofdstuk wordt de impact op de operationele dienstverlening nagegaan. In dit
hoofdstuk worden een aantal strategieën voorgesteld die ondernemingen kunnen toepassen
om de servicescape optimaal te beheren. Doorheen de literatuurstudie wordt getracht
eenzelfde structuur te hanteren. Per hoofdstuk wordt eerst een algemeen kader aangeboden
waarna de twee componenten van de servicescape – de fysieke en de sociale omgeving – meer
gedetailleerd bestudeerd worden.
De empirische studie heeft voornamelijk betrekking op de operationele dienstverlening en hoe
de servicescape in praktijk kan aangewend worden om bepaalde doelstellingen te realiseren.
Dit praktijkonderzoek gebeurt aan de hand van een kwalitatief onderzoek waarin gepeild
wordt naar het gebruik van de dienstenomgeving in bepaalde organisaties. Er wordt onder
meer onderzocht in welke mate ondernemingen zich bewust zijn van de servicescape en zijn
impact op de klantenperceptie. In het empirisch onderzoek wordt dezelfde structuur gevolgd
als in de literatuurstudie waardoor de fysieke en sociale omgeving eveneens uitvoerig
besproken worden.
De voertaal in de wetenschappelijke vakliteratuur is uiteraard het Engels. In de mate van het
mogelijke werden de Engelse vaktermen vervangen door hun Nederlandstalige equivalent.
Indien de initiële betekenis in het gedrang kwam, werd voor de Engelse term geopteerd. Deze
term wordt veelal tussen aanhalingstekens geplaatst.
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
3
HOOFDSTUK 1: DE SERVICESCAPE
In de huidige samenleving komt men tot de vaststelling dat het belang van diensten toeneemt.
Deze sectoren worden gekenmerkt door een viertal eigenschappen, namelijk ontastbaarheid,
simultanëiteit van productie en consumptie, heterogeniteit en vergankelijkheid. Het zijn
voornamelijk de twee eerste eigenschappen die aanleiding hebben gegeven tot de groeiende
belangstelling voor de servicescape of de dienstenomgeving.
Omwille van de ontastbaarheid is het voor de klant geen sinecure om de dienst te evalueren
vóór de aankoop en bij tijden ook na de aankoop. Voor de klant tot aankopen overgaat, gaat
hij op zoek naar bewijselementen betreffende de capaciteit en de kwaliteit van de
onderneming (Berry en Clark, 1986). Walker (1995) onderscheidt drie categorieën kenmerken
die kunnen helpen bij het evalueren van een dienst. Een eerste categorie kenmerken zijn de
“search qualities”, dit zijn attributen die de consument kan vaststellen voor de aankoop. De
“experience qualities” vormen de tweede categorie. Deze attributen kan men pas na de
aankoop beoordelen. Als laatste zijn er de “credence qualities”, deze zijn door de consument
moeilijk vast te stellen, zelfs na de aankoop. Door dit complex gegeven is het zeer belangrijk
dat de onderneming een aantal “hints” verschaft over wat de klant mag verwachten van de
dienst. De klant zal zich dan ook laten leiden door zaken die hij kan waarnemen, met andere
woorden door fysieke elementen (Bitner, 1992). Tabel 1.1 biedt een aantal voorbeelden van
mogelijke fysieke elementen.
Sommige diensten maken in grote mate gebruik van fysieke elementen bij het communiceren,
bvb. ziekenhuizen, kinderdagverblijven of vakantieoorden. Andere diensten daarentegen
voorzien weinig fysieke signalen, zoals bvb. een verzekeringskantoor (Bitner en Zeithaml,
2003). Desondanks stelt Rapoport (1982) dat de fysieke omgeving een gevarieerdheid aan
elementen biedt en dat deze een belangrijke functie hebben bij het communiceren van het
bedrijfsimago.
HOOFDSTUK 1: DE SERVICESCAPE
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
4
Servicescape Andere tastbaarheden
Exterieur
- exterieur design
- signalisatie
- parking
- landschap
Interieur
- interieur design
- lay-out
- uitrusting
- temperatuur
- businesskaart
- uniform
- brochures
- website
- rapporten
- virtuele servicescape
Tabel 1.1: Fysieke elementen (Bitner en Zeithaml, 2003, p. 282)
Een tweede belangrijk kenmerk is de gelijktijdigheid van productie en consumptie waardoor
de klant deelneemt aan het productieproces. Omwille van deze simultanëiteit zal de klant zich
vaak “in het bedrijf” bevinden, met andere woorden in de fysieke faciliteiten van de
onderneming. De onderneming kan niet verborgen worden en zal derhalve een sterke invloed
uitoefenen op de klantenperceptie van de dienst (Bitner, 1992).
Deze eigenschap heeft ook tot gevolg dat de klant persoonlijk contact onderhoudt met de
dienstverlener. Als gevolg moet de organisatie veel aandacht schenken aan de werknemers die
met de klanten in wisselwerking komen te staan. Zij vertegenwoordigen immers het bedrijf en
de consument zal vaak hun gedrag en handelingen veralgemenen naar het ganse bedrijf toe
(Desmet et al., 2003). Doordat klanten en werknemers interageren in eenzelfde fysieke
omgeving zou deze omgeving de voorkeuren en behoeftes van klanten en werknemers
simultaan dienen te ondersteunen (Bitner, 1992).
Omwille van deze karakteriserende kenmerken van diensten, worden dienstenorganisaties
aangeraden om bijkomende variabelen te hanteren naast de traditionele “vier P’s” (Prijs,
Promotie, Plaats en Product).
Booms en Bitner (1981) hebben de traditionele marketingmix uitgebreid met drie extra
variabelen. De eerste variabele vormt het fysisch bewijs, namelijk de fysieke omgeving en
andere tastbare aanwijzingen. De tweede variabele bestaat uit de participanten. Dit zijn alle
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
5
menselijke medespelers in de service encounter zoals het personeel en de andere klanten. De
derde variabele omvat de processen, procedures, mechanismen en activiteitenstromen. Deze
laatste variabele is in deze context van ondergeschikt belang. De andere variabelen maken
deel uit van de servicescape.
In 1992 introduceerde Bitner het begrip servicescape in haar paper “Servicescapes: The
Impact of Physical Surroundings on Customers and Employees”. Dit artikel legde de basis
voor heel wat verder onderzoek door Bitner, maar ook door diverse andere auteurs. Zo werd
er meer belangstelling ontwikkeld voor dit specifiek element van dienstenmanagement. Het
was pas vanaf de jaren negentig dat men meer aandacht ging schenken aan de
dienstenomgeving.
De manier waarop de fysieke omgeving vroeger ontworpen werd, werd bijna nooit als een
tastbaar organisatiemiddel beschouwd (Becker, 1981). Het management van de fysieke
omgeving werd vaak als oppervlakkig beoordeeld in vergelijking met andere organisatorische
variabelen die helpen bij het motiveren van werknemers, zoals promotie, voordelen of
beloningen. Dit fenomeen bestond ook aan de consumentenzijde. Variabelen zoals prijs,
reclame, speciale promoties, etc. kregen meer aandacht dan de fysieke omgeving als een
middel om klanten aan te trekken. Niet alle ondernemingen hechten echter veel belang aan de
fysieke omgeving en is deze bijgevolg amper significant. Desondanks kan de fysieke
omgeving de realisatie van interne en externe doelstellingen belemmeren of ondersteunen
(Bitner, 1992).
Het eerste hoofdstuk wordt gewijd aan de servicescape. Eerst wordt de definitie besproken en
een typologie van de servicescape. Daarna worden de verschillende functies van de
servicescape behandeld. Hierop volgt een beschrijving van het begrip aan de hand van de
twee grote componenten waaruit deze is samengesteld, namelijk de fysieke ruimte en de
sociale omgeving. Deze elementen worden verder gedefinieerd en opgesplitst naar hun
specifieke deelcomponenten. Als laatste wordt de impact van het internet besproken. De
komst van het internet heeft namelijk voor een herdefiniëring van de servicescape gezorgd.
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
6
1. DEFINITIE VAN DE SERVICESCAPE
Niettegenstaande dat klanten de dienst niet kunnen waarnemen, kunnen zij nochtans
verschillende tastbaarheden associëren met de dienst. Deze tastbaarheden vormen dan een
aanwijzing voor de “onzichtbare” dienst. Eén van de belangrijkste aanwijzingen is de
servicescape (Aubert-Gamet, 1997).
De servicescape wordt door Bitner (1992, p. 58) omschreven als “de architecturale omgeving
die de dienst omringt”.
Deze definitie heeft betrekking op de fysieke omgeving. Doordat de fysieke ruimte - en zijn
impact - kunnen worden gemaakt en beïnvloed door mensen, wordt de sociale omgeving
eveneens opgenomen in de definitie (Baker et al., 1992). Deze definitie zou nog verder
kunnen uitgebreid worden door eventueel de natuurlijke, culturele, tijdelijke of politieke
omgeving op te nemen, maar dit is, in deze context, van ondergeschikt belang (Bitner, 2000).
De nieuwe definitie wordt dan: “De onmiddellijke fysieke en sociale omgeving die een
service-ervaring, -transactie of -evenement omringt” (Baker et al., 1994).
Beide definities worden vaak gehanteerd in verdere literatuurstudies. Sommige auteurs
prefereren de eerste definitie, zoals Reimer en Keuhn (2005) of Hoffman et al. (2003).
Anderen daarentegen houden tevens rekening met de sociale omgeving zoals Tombs en
McColl-Kennedy (2003) die een conceptueel model van de sociale servicescape ontwikkeld
hebben.
In deze scriptie wordt verder gebruik gemaakt van de definitie volgens Baker en collega’s
(1994). Beide componenten, de fysieke en sociale omgeving, worden bovendien uitgebreid
besproken. Algemeen kunnen we stellen dat de fysieke omgeving allerlei fysieke elementen
omvat, zoals vermeld in tabel 1.1. De sociale omgeving heeft dan eerder betrekking op de
sociale contacten die klanten onderhouden in deze fysieke omgeving, namelijk met de
dienstverlener en/of andere aanwezige klanten.
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
7
2. TYPOLOGIE VAN DE SERVICESCAPE
De servicescape kan bijdragen in het realiseren van organisatorische en
marketingdoelstellingen. Deze bijdrage is afhankelijk van een tweetal factoren, namelijk de
complexiteit en de effectieve gebruiker van de servicescape. Tabel 1.2 biedt een raamwerk om
dienstenorganisaties te categoriseren op basis van deze twee dimensies. Organisaties die zich
in éénzelfde cel van de matrix bevinden, zullen geconfronteerd worden met gelijkaardige
problemen en beslissingen betreffende de servicescape (Bitner en Zeithaml, 2003).
Complexiteit van de servicescape
Servicescape-gebruik Gedetailleerd Eenvoudig
Selfservice
(enkel klant)
golfterrein
zwembad
bankautomaat
internet service
bioscoop
Interpersonele service
(klant en werknemer)
hotel
restaurant
ziekenhuis
bank
school
droogkuis
kapsalon
Service op afstand
(enkel werknemer)
telefoonmaatschappij
verzekeringsmaatschappij
openbare voorziening
service gebaseerd op
automatische geluids-
boodschappen
postorderdesk
Tabel 1.2: Typologie van dienstenorganisaties op basis van variaties in gebruik en vorm van
de servicescape (Bitner, 1992, p. 59)
2.1 SERVICESCAPE-GEBRUIK
Organisaties verschillen met betrekking tot wie beïnvloed zal worden door de servicescape.
Te weten, wie bevindt zich daadwerkelijk in de dienstenfaciliteiten en zal beïnvloed worden
door het design - de klant, de werknemer of beide? Het antwoord op deze vraag zal tevens een
antwoord bieden op de vragen wie geconsulteerd dient te worden bij het nemen van
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
8
beslissingen omtrent de servicescape en welke doelstellingen ondersteund kunnen worden aan
de hand van het servicescape-ontwerp.
Op basis van deze determinant kunnen we drie types van dienstenorganisaties onderscheiden
(Bitner, 1992).
Enerzijds hebben we de selfserviceomgeving. In deze omgeving zal de klant grosso modo
alle activiteiten uitvoeren en zijn weinig of geen werknemers aanwezig. De onderneming zal
zich dan ook voornamelijk focussen op de behoeftes en preferenties van de consument. In
deze selfserviceomgeving kan de organisatie de servicescape ontwerpen in functie van de
marketingdoelstellingen zoals het aantrekken van de juiste marktsegmenten en zorgen dat de
faciliteiten aangenaam en eenvoudig te gebruiken zijn (Bitner en Zeithaml, 2003).
Anderzijds is er de service op afstand waar er geen of weinig betrokkenheid is vanwege de
klant. Het betreft diensten waar de klant de faciliteiten niet dient te aanschouwen waardoor
deze faciliteiten zich, bijvoorbeeld, ook in het buitenland kunnen bevinden. Bij deze diensten
kan het ontwerp van de servicescape exclusief afgestemd worden op de preferenties en
behoeftes van de werknemer. Men kan de omgeving gebruiken om de werknemers te
motiveren, teamwork aan te moedigen of de productiviteit en efficiëntie te bevorderen (Bitner
en Zeithaml, 2003).
Tussen deze twee extremen in bevindt zich een derde variant, namelijk de interpersonele
diensten. Deze diensten representeren situaties waarin zowel de klant als de werknemer
aanwezig horen te zijn in de servicescape. De servicescape moet zo ontworpen worden om
simultaan klanten en werknemers aan te trekken, tevreden te stellen en om de activiteiten van
respectievelijk klanten en werknemers te vereenvoudigen. De preferenties van beide groepen
moeten afgewogen worden waardoor de organisatie geconfronteerd wordt met een zeer
moeilijk beslissingsproces. Deze organisaties dienen speciale aandacht te schenken aan de
aard en de kwaliteit van de sociale interacties tussen en onder klanten en werknemers. Bij
interpersonele diensten kunnen zowel marketing- als organisatorische doelstellingen
ondersteund worden. Het is echter zo dat een oplossing voor één bepaalde set van
doelstellingen niet compatibel kan zijn met een andere set (Bitner, 1992).
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
9
2.2 COMPLEXITEIT VAN DE SERVICESCAPE
De horizontale dimensie van tabel 1.2 veronderstelt een tweede factor die het managen van de
servicescape beïnvloedt en tevens bepaalt hoe complex de beslissingen zijn omtrent de
servicescape. Sommige dienstenomgevingen zijn vrij ongecompliceerd met weinig elementen
en ruimtes. Deze omgevingen worden als “eenvoudig” beschouwd. Voor dit type
servicescape zijn de beslissingen relatief rechtlijnig, voornamelijk bij selfservice of service op
afstand waar geen interactie plaatsvindt tussen klant en werknemer (Bitner, 1992).
Andere omgevingen zijn vrij complex met veel elementen en ruimtes. Deze omgevingen
worden gezien als “gedetailleerd”. Een voorbeeld van een dergelijke omgeving vinden we
terug in een ziekenhuis met de verschillende verdiepingen, kamers, gesofisticeerde uitrusting
en de gecompliceerde variabiliteit aan functies die dient uitgevoerd te worden in deze
servicescape. Voorzichtig management van de servicescape is aangewezen om de realisatie
van marketing- en organisatorische doelstellingen te ondersteunen (Bitner, 1992).
Het is duidelijk dat de beslissingen complexer zijn voor een gedetailleerde servicescape dan
voor een eenvoudige servicescape. Hoe gedetailleerder de omgeving is - in termen van
ruimtes, uitrusting en de diversiteit van de geleverde diensten - hoe complexer de beslissingen
betreffende het omgevingsontwerp. Hoe gecompliceerder de beslissingen, hoe meer tijd, geld
en mensen betrokken zijn bij het beslissingsproces. De meest complexe beslissingen zijn
terug te vinden bij gedetailleerde, interpersonele dienstencellen doordat men rekening dient te
houden met multipele behoeftes (Bitner en Zeithaml, 2003).
3. DE FUNCTIES VAN DE SERVICESCAPE
De servicescape kan volgens Bitner (1992) verschillende functies uitoefenen, al dan niet
simultaan. Deze vier functies worden tevens erkend door andere auteurs (o.a. Hoffman et al.,
2003) en omvatten verpakken, faciliteren, socialiseren en differentiëren.
3.1 VERPAKKING
Volgens Bitner (2000) “verpakt” de servicescape de dienst en brengt deze een exterieur beeld
over zoals de verpakking van een tastbaar product dit doet. Productverpakkingen worden
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
10
ontworpen om een bepaald imago te portretteren en een bepaalde emotionele reactie uit te
lokken. De dienstenomgeving doet dit ook door de interactie van verschillende complexe
stimuli. De servicescape is de uitwendige verschijning van de organisatie en kan derhalve
kritisch zijn bij het vormen van initiële impressies en klantenverwachtingen. De servicescape
is m.a.w. de visuele metafoor voor een ontastbare dienst.
Deze verpakkingsfunctie is belangrijk bij het creëren van verwachtingen voor nieuwe klanten
en voor nieuwe organisaties die een bepaald imago proberen op te bouwen. De verpakking
kan uitgebreid worden naar het voorkomen van het contactpersoneel aan de hand van hun
uniformen of andere elementen van hun uitwendige verschijning (Bitner en Zeithaml, 2003).
3.2 FACILITATOR
De servicescape kan ook dienen als facilitator, namelijk als hulp bij het uitvoeren van
bepaalde handelingen door de personen in de omgeving. De manier waarop de omgeving
ontworpen wordt, zal de efficiëntie van de activiteitenstroom bevorderen of weerhouden en
zal de realisatie van de klanten- en werknemersdoelstellingen al dan niet vereenvoudigen. Een
functionele faciliteit kan er toe bijdragen dat de dienst als een aangename ervaring
gepercipieerd wordt door de klant. Daarnaast kan een functionele faciliteit er voor zorgen dat
de dienst een genoegen wordt om uit te voeren voor de werknemer (Bitner, 2000).
Een passagier op een vliegtuig, bijvoorbeeld, zal ontevreden zijn met de dienst wanneer hij
zich in een vliegtuig bevindt dat abominabel ontworpen is, met weinig zitplaatsen, signalisatie
en ventilatie. Ook de werknemers zullen weinig gemotiveerd zijn om hun taken uit te voeren
in deze omgeving. Dit voorbeeld toont aan dat een gebrekkig ontwerp zowel de klant als de
werknemer kan teleurstellen (Bitner en Zeithaml, 2003).
3.3 SOCIALIZER
Het ontwerp van de servicescape helpt in de socialisering van werknemers en klanten. De
servicescape draagt namelijk bij tot het overbrengen van verwachte taken, gedragingen en
verhoudingen. Het ontwerp van de fysieke faciliteiten suggereert welke functies de klant moet
vervullen, welke delen van de omgeving toegankelijk zijn voor de klanten en welke niet, hoe
de klanten zich moeten gedragen in de dienstenomgeving en welke interacties aangemoedigd
worden (Bitner, 2000).
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
11
3.4 DIFFERENTIATOR
Bitner (2000) gaat ervan uit dat het servicescape-ontwerp de onderneming in staat stelt om
zich te differentiëren van de concurrentie. Rekening houdend met zijn vermogen tot
differentiator, kunnen wijzigingen in de fysieke omgeving benut worden om de onderneming
te herpositioneren en/of nieuwe marktsegmenten aan te trekken. Het ontwerp van de fysieke
omgeving kan eveneens één ruimte onderscheiden van een andere ruimte binnen de
dienstenorganisatie. Dit is nagenoeg een algemeen fenomeen in de hotelindustrie.
Prijsdifferentiatie wordt vaak gerealiseerd door variaties in de fysieke omgeving.
Bijvoorbeeld, grotere kamers met verschillende fysieke voordelen zijn duurder, net zoals
ruimere zitplaatsen in een vliegtuig (Bitner en Zeithaml, 2003).
4. DE TWEE DIMENSIES VAN DE SERVICESCAPE
De definitie van Baker et al. (1994) toonde aan dat de servicescape uit twee grote dimensies
bestaat, namelijk de fysieke omgeving en de sociale omgeving.
4.1 DE FYSIEKE OMGEVING
Figuur 1.1 biedt een raamwerk aan om de impact van de fysieke omgeving te onderzoeken.
Dit raamwerk is gebaseerd op de Stimuli-Organisme-Reactie-theorie van Mehrabian en
Russel (1974). In dit geheel zijn de omgevingsdimensies de stimuli terwijl de klanten en
werknemers de organismes zijn die reageren op deze stimuli. De reacties omvatten de
gedragingen van klanten en werknemers in de servicescape.
Het raamwerk van Bitner (1992) veronderstelt dat verschillende omgevingsfactoren
gepercipieerd worden door werknemers en klanten en dat beide groepen hier cognitief,
emotioneel of fysiologisch kunnen op reageren. Deze interne reacties kunnen een invloed
uitoefenen op het gedrag van de individuele klant of werknemer in de servicescape en kunnen
tevens de sociale interacties tussen en onder werknemers en klanten beïnvloeden. Deze
reacties worden verder onder hoofdstuk twee besproken.
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
12
In dit hoofdstuk ligt de focus op de verschillende dimensies van de fysieke ruimte. Deze
dimensies omvatten volgens Bitner (1992) alle objectieve, fysische factoren die kunnen
gehandhaafd worden door de onderneming om handelingen van de werknemer of klant aan te
moedigen. Deze factoren kunnen zeer uiteenlopend zijn zoals licht, kleur, kwaliteit van
gebruikte materialen, lay-out, temperatuur, etc.
Bitner (1992) heeft aangetoond dat drie dimensies relevant zijn in deze context, namelijk de
atmosfeer of sfeerelementen, ruimtelijke lay-out en functionaliteit en tenslotte tekens,
symbolen en voorwerpen. Deze elementen kunnen door marketing- en operationele managers
aangewend worden om de servicescape te creëren (Bateson en Hoffman, 1999).
Omgeving- Holistische Moderators Interne reacties Gedrag dimensies omgeving
Figuur 1.1: Schema gericht op het begrijpen van omgeving-gebruiker relatie in service organisaties (Bitner, 1992, p. 60)
Cognitief Emotioneel Fysiologisch - overtuiging - stemming - comfort - categori- - attitude - tempo sering - last - symbolische - fysieke fit betekenis
Reactie
werknemer
Reactie
consument
Cognitief Emotioneel Fysiologisch - overtuiging - stemming - comfort - categori- - attitude - tempo sering - last - symbolische - fysieke fit betekenis
Nadering
- Langer blijven - Onderzoek - Connectie - Plan uitvoeren
Vermijding (tegengestelde van nadering)
Sociale interacties tussen en onder consumenten en
werknemers
Nadering
- Langer blijven - Onderzoek - Connectie - Plan uitvoeren
Vermijding (tegengestelde van nadering)
Werknemer’s
reactie
moderators
Consument’s
reactie
moderators
Waargenomen
servicescape
Atmosfeer/
Sfeerelementen - Temperatuur - Luchtkwaliteit - Lawaai - Muziek - Geur - Etc.
Ruimte/Functie
- Lay-out - Uitrusting - Meubilair - Etc. Tekens, Symbolen en Voorwerpen - Tekens - Persoonlijke kunstvoorwerpen - Decorstijl - Etc.
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
13
4.1.1 ATMOSFEER – SFEERELEMENTEN
Sfeerelementen omvatten o.a. temperatuur, licht, muziek, geur, etc. Deze elementen hebben
voornamelijk betrekking op de vijf zintuigen en mogen niet rechtstreeks gepercipieerd
worden door de klant of de dienstverlener. Sfeerelementen zijn in hoofdzaak merkbaar
wanneer ze extreem aanwezig zijn, wanneer de klant of werknemer een lange tijd doorbrengt
in de fysieke ruimte of wanneer de sfeerelementen niet overeenstemmen met de
verwachtingen van de klant of de dienstverlener (Bitner, 1992).
Net zoals het onmogelijk is voor de organisatie om alle mensen te behagen, is het voor de
atmosfeer eveneens onmogelijk om voor alle klanten aantrekkelijk te zijn. Om deze redenen
moeten ondernemingen faciliteiten oprichten die een bepaald marktsegment voor ogen hebben
(Bateson en Hoffman, 1999). Kotler (1973) stelt dat, vóór de organisatie overgaat tot het
implementeren van het atmosferisch ontwikkelingsplan, het zich de vraag zal stellen wie de
doelgroep is van de onderneming en welke sfeerelementen kunnen bijdragen tot het
versterken van bepaalde overtuigingen en reacties.
Ondernemingen kunnen bijgevolg het vermogen van zicht, geluid of geur toepassen bij het
creëren van zintuiglijke aantrekkingskrachten die de reacties van klanten en werknemers
intensiveren (Lewison, 1995).
4.1.1.1 Zicht
Het zicht levert meer informatie op voor de consument dan elk ander zintuig, waardoor het
voor de onderneming het ultieme middel vormt bij het ontwikkelen van de bedrijfsatmosfeer.
Het zicht is een proces dat bestaat uit het interpreteren van stimuli. Deze stimuli bestaan uit
grootte, vorm en kleur (Bateson en Hoffman, 1999).
De grootte heeft hoofdzakelijk betrekking op de grootte van de faciliteiten en departementen.
Algemeen geldt dat hoe groter de onderneming is, hoe meer consumenten de onderneming
gaan associëren met belangrijkheid, sterkte, succes, zekerheid en stabiliteit. Veel
consumenten zijn immers van mening dat grote ondernemingen meer competent zijn
waardoor het risico van de aankoop afneemt. Niettegenstaande kunnen grote ondernemingen
beschouwd worden als onpersoonlijk. Sommige consumenten zullen bijgevolg kleinere
ondernemingen verkiezen die, in hun ogen, intiemer en vriendelijker zijn (Bateson en
Hoffman, 1999).
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
14
Verschillende vormen kunnen verschillende emoties teweegbrengen. Verticale vormen
representeren sterkte en stabiliteit, terwijl horizontale vormen een gevoel van ontspanning en
rustgevendheid teweegbrengen (Hills en Paul, 1982). Het gebruik van gelijkaardige vormen
zal volgens Bateson en Hoffman (1999) de gewenste relatie tussen harmonie, contrast en
tegenstrijdigheid creëren.
De kleur van fysieke elementen vormt vaak de eerste indruk bij de consument. De
psychologische impact van kleur op individuen is het resultaat van drie kenmerken, namelijk
schakering, lichtverdeling en intensiteit (Bateson en Hoffman, 1999).
Schakering wijst op het onderscheid tussen warme en koude kleuren. Warme kleuren geven
aanleiding tot gevoelens van comfort en vrijheid. Deze kleuren bevorderen snelle beslissingen
en zijn het meest toepasselijk in een dienstenomgeving waar er een lage betrokkenheid
vanwege de klant verondersteld wordt. Koude kleuren dragen niet bij tot het aantrekken van
klanten maar zijn echter dienstig wanneer de klant tijd nodig heeft om een belangrijke
beslissing te nemen. Lichtverdeling heeft betrekking op de duisternis of lichtheid van kleuren
en de intensiteit definieert de helderheid van de kleurschakeringen (Bateson en Hoffman,
1999).
4.1.1.2 Geluid
Het geluid heeft in een organisatie drie belangrijke functies volgens Bateson en Hoffman
(1999), namelijk gemoedszetter, aandachtstrekker en een informerende functie. Een veel
voorkomend voorbeeld van geluid is muziek. Onderzoek heeft aangetoond dat
achtergrondmuziek de klantenperceptie van de bedrijfsatmosfeer beïnvloedt, wat op zijn beurt
een impact heeft op de gemoedstoestand van de klant. Daarnaast zal muziek vaak de tijdsduur
bepalen die een klant doorbrengt in de onderneming (Mason et al., 1993). Empirische studies
hebben aangetoond dat aangename muziek - in tegenstelling tot onaangename muziek - vaker
leidt tot een langere consumptietijd, langere tijdsperceptie, minder negatieve reacties op
wachttijden, positieve evaluatie en een groter verlangen om in contact te treden met de
dienstverlener (Dubé en Morin, 2001).
Andere studies hebben aangetoond dat consumenten muziek als storend interpreteren wanneer
het gaat om belangrijke aankopen. Wanneer het echter om lage betrokkenheidaankopen gaat,
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
15
wordt muziek gezien als een hulpmiddel bij het nemen van beslissingen (Bateson en
Hoffman, 1999).
4.1.1.3 Geur
De atmosfeer van de onderneming kan sterk beïnvloed worden door geur. Bateson en
Hoffman (1999) stellen dat deze geuren eventueel gerelateerd kunnen zijn aan producten in de
omgeving. In deze situatie zijn de geuren niet omringend. Een omringende geur is namelijk
een algemeen verspreide geur en kunnen al dan niet opgemerkt worden door de klant.
Geur heeft meestal drie verschillende dimensies. Een eerste determinant is de affectieve
kwaliteit van de geur, namelijk hoe aangenaam is de geur. Als tweede dimensie is er de
prikkelende aard, te weten de kans dat de geur een psychologische reactie uitlokt. De derde en
laatste dimensie bestaat uit de intensiteit, de sterkte van de geur (Spangenberg et al., 1996).
Onderzoek heeft aangetoond dat de geur een invloed kan hebben op de perceptie van de tijd
die men heeft doorgebracht in een bepaalde ruimte. Een aangename geur zal leiden tot een
lagere gepercipieerde tijdsduur. Wanneer geen specifieke geur aanwezig is, percipiëren de
klanten de gespendeerde tijd langer dan de werkelijk doorgebrachte tijd. (Spangenberg et al.,
1996).
4.1.2 RUIMTELIJKE LAY-OUT EN FUNCTIONALITEIT
Aangezien de fysieke omgeving een betekenisvolle omgeving is - de omgeving bestaat om
specifieke klantenbehoeftes te bevredigen -, zijn ruimtelijke lay-out en functionaliteit
uitermate belangrijk (Bitner, 1992). Volgens Bateson en Hoffman (1999) verwijst ruimtelijke
lay-out naar de wijze waarop machines, uitrusting en meubilair zijn opgesteld, de grootte van
deze items en de ruimtelijke relatie tussen deze items. Functionaliteit refereert naar de
mogelijkheid van deze items om de realisatie van de doelstellingen te vereenvoudigen.
De ruimtelijke lay-out en functionaliteit van de omgeving zijn bijzonder belangrijk voor
klanten in een selfserviceomgeving, waar de klant de dienst moet uitvoeren en geen of weinig
beroep kan doen op een dienstverlener (Bitner en Zeithaml, 2003).
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
16
4.1.3 TEKENS, SYMBOLEN EN KUNSTVOORWERPEN
Verschillende items in de fysieke omgeving dienen als expliciet of impliciet
communicatiemiddel voor de gebruikers. Tekens en symbolen vormen dan ook een belangrijk
bestanddeel in het overbrengen van het bedrijfsimago en tevens bij het helpen leiden van de
klant doorheen de omgeving. De fysieke kenmerken van de omgeving voorzien de klant van
informatie die elementair is bij het zich oriënteren in de onderneming (Bateson en Hoffman,
1999). Deze tekens kunnen gehanteerd worden als labels (bvb. naam van het bedrijf of
departement), richtingsaanwijzers of verbod- en gebodsborden (bvb. rookverbod). Het
adequaat gebruik van tekens kan gepercipieerde drukte en stress in de servicescape reduceren
(Bitner en Zeithaml, 2003).
Andere objecten kunnen op een minder directe manier een aanwijzing vormen voor de klant,
bvb. kunstvoorwerpen, foto’s of persoonlijke objecten. Deze voorwerpen communiceren een
bepaalde symboliek en creëren een esthetische indruk. Deze symbolische communicatie is een
zeer complexe aangelegenheid aangezien er meerdere interpretaties mogelijk zijn (Bitner,
1992).
4.2 DE SOCIALE OMGEVING
De marketingmix voor diensten werd door Booms en Bitner (1981) uitgebreid met onder
andere de variabele “Participanten”. Deze participanten omvatten enerzijds het personeel en
anderzijds de aanwezige klanten. Hierna volgt een bespreking van de interacties van de klant
met deze beide types participanten.
4.2.1 DE SERVICE ENCOUNTER
Hier volgt een uiteenzetting over de interactie tussen klant en dienstverlener. Eerst wordt een
definitie van het begrip service encounter voorzien waarna de belangrijkheid van deze term en
de verschillende types besproken worden.
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
17
4.2.1.1 Definitie
De service encounter onderscheidt zich van andere sociale interacties doordat zij doelmatig
plaatsvindt, de dienstverlener niet onbaatzuchtig is, voorafgaande betrouwbaarheid niet
noodzakelijk is, de functies van klant en dienstverlener goed gedefinieerd zijn en de
uitwisseling van taakgerelateerde informatie domineert (Lewis en Entwistle, 1990).
Surprenant en Solomon (1987) definiëren het begrip service encounter als “de tweevoudige
interactie tussen een klant en een dienstverlener”. Deze definitie legt voornamelijk de nadruk
op de functies die beide partijen moeten uitvoeren. De focus ligt met andere woorden op het
interpersonele element van de ondernemingsprestatie (Solomon et al., 1985).
Shostack (1985) hanteert een ruimere definitie van de uitdrukking service encounter. “De
service encounter is een tijdsperiode gedurende dewelke een klant rechtstreeks interageert met
de dienst.” Deze definitie omvat alle aspecten van de dienst waar de consument mee in
wisselwerking kan treden, zoals het personeel, de fysieke faciliteiten en andere waarneembare
elementen.
Beide definities worden vaak samen vermeld in de literatuur. In deze scriptie ligt de focus
voornamelijk op de eerste definitie aangezien de interactie met de fysieke faciliteiten reeds
eerder aan bod is gekomen. De interactie met andere aanwezige klanten wordt later
behandeld.
4.2.1.2 Significantie van de service encounter
Vanuit het perspectief van de klant is de service encounter vaak het uur van de waarheid. In
deze ontmoeting bekomt de klant een momentopname van de dienstenkwaliteit en elke
encounter draagt bij tot de globale klanttevredenheid en bereidheid om zaken te doen met de
desbetreffende organisatie. Vanuit het perspectief van de onderneming vormt elke encounter
een mogelijkheid om de potentiële kwaliteit weer te geven en om de klantloyaliteit te
versterken. De service encounter kan eveneens bijdragen tot de motivatie, prestatie en
tevredenheid van de werknemer. Daardoor is het belangrijk dat deze effectief beheerd wordt
zodat het voordelen biedt voor enerzijds de klant en anderzijds de werknemer (Lewis en
Entwistle, 1990).
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
18
Elke ontmoeting is bijgevolg belangrijk bij het determineren van de klanttevredenheid en –
loyaliteit. Wanneer een klant voor de eerste maal interageert met de organisatie, zal deze
ontmoeting een eerste indruk van de onderneming met zich meebrengen. Bitner en Zeithaml
(2003) stellen namelijk dat, in deze situatie, de klant geen andere alternatieven heeft om de
organisatie te beoordelen waardoor de initiële ontmoeting met een
organisatieverantwoordelijke een significante invloed heeft op de klantenperceptie.
Wanneer de klant reeds meerdere interacties onderhouden heeft met de organisatie, blijft elk
contact belangrijk in het creëren van een samengesteld ondernemingsimago. Verschillende
positieve ervaringen leiden tot een perceptie van hoge kwaliteit. Wanneer de klant een
combinatie van positieve en negatieve interacties ervaart, zal deze onzeker zijn wat betreft de
kwaliteit en leveringsconsistentie, waardoor men gevoelig is voor het aanbod van de
concurrentie. Significante positieve ontmoetingen kunnen soms bijdragen tot een
klantenrelatie voor het leven. Anderzijds kunnen belangrijke negatieve contacten het
wegjagen van de klant tot gevolg hebben (Bitner en Zeithaml, 2003).
4.2.1.3 Typologie van service encounters
Shostack (1985) onderscheidt drie groepen service encounters, namelijk ontmoetingen op
afstand, telefooninteracties en rechtstreeks contact. De klant kan één van deze types of een
combinatie van deze drie soorten ontmoetingen ervaren in zijn relatie met de
dienstenorganisatie.
Ontmoetingen op afstand kunnen voorkomen zonder rechtstreeks menselijk contact, bvb.
wanneer een klant interageert met de dienstverlener aan de hand van een website.
Niettegenstaande dat er geen rechtstreeks menselijk contact plaatsvindt, vormt iedere
ontmoeting een mogelijkheid voor de organisatie om de klantenperceptie te versterken. Bij
deze ontmoetingen vormen de tastbare elementen van de dienst en de technische processen de
primaire basis om de kwaliteit van de dienst te beoordelen (Shostack, 1985).
Bij vele organisaties is het meest frequente type van encounter de telefooninteractie. Bijna
alle dienstenorganisaties doen beroep op telefooninteracties voor hun reserveringen, enquêtes
of klantendienst. De kwaliteit van deze contacten wordt beoordeeld aan de hand van andere
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
19
variabelen dan bij de ontmoeting op afstand. Hier zal de klanktoon, de kennis van de
werknemer, de efficiëntie en effectiviteit doorslaggevend zijn (Shostack, 1985).
Als laatste type is er volgens Shostack (1985) het rechtstreeks contact tussen een werknemer
en een klant. Bij deze interacties is het begrijpen en determineren van de kwaliteitselementen
zeer complex. Voor de klantenperceptie zijn namelijk zowel verbale als non-verbale
gedragingen doorslaggevend, net als andere tastbare elementen zoals kleding, uitrusting,
fysieke ruimte of brochures. Bij deze ontmoetingen kan de klant zelf kwaliteit creëren aan de
hand van het eigen gedrag tijdens de interactie.
4.2.2 ANDERE KLANTEN
Naast de noodzakelijke coöperatie tussen de dienstverlener en de klant, wordt de sociale
omgeving gekarakteriseerd door de aanwezigheid van verschillende klanten. Hun
aanwezigheid kan een positieve of negatieve invloed hebben op de ervaring van een
specifieke klant (Grove en Fisk, 1997). De andere klanten hebben niet alleen een impact op de
beoordeling van de service encounter, maar deze mensen kunnen ook een reden zijn waarom
een klant een bepaalde dienstenorganisatie verkiest boven een andere organisatie. Dit toont
aan dat klanteninteracties kunnen leiden tot loyaliteit tegenover een bepaalde
dienstenorganisatie en een positieve “mond tot mond reclame”. Deze klanteninteracties
kunnen aangemoedigd worden door een bepaalde atmosfeer in de fysieke omgeving (Moore
et al., 2005).
4.2.2.1 Incidenten veroorzaakt door andere klanten
Sociale conflicten zijn één van de belangrijkste, menselijke problemen. Deze conflicten
kunnen ook voorkomen in de dienstenomgeving. Aan de hand van hun onderzoek konden
Grove en Fisk (1997) twee grote groepen incidenten onderscheiden waarin andere klanten een
positieve of negatieve invloed uitoefenen, namelijk etiquette-incidenten en
sociabiliteitincidenten. Etiquette-incidenten komen voor wanneer een klant tijd en ruimte
moet delen met andere aanwezige klanten. Zijn ervaring zal deels beïnvloed worden door het
al dan niet respecteren van de gedragsregels door anderen. Sociabiliteitincidenten
weerspiegelen gelegenheden waar anderen extreem vriendelijk of extreem vijandig zijn.
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
20
De impact van deze incidenten op de klantenervaring wordt nader verklaard onder hoofdstuk
twee.
4.2.2.2 Conversaties tussen klanten
De consumptie van een dienst vindt vaak plaats in de aanwezigheid van andere klanten
waardoor conversaties tussen klanten vaak voorkomen (Bloch et al., 1994). Allereerst dient er
een onderscheid gemaakt te worden tussen conversaties tussen vreemden in een
dienstenomgeving, conversaties tussen klanten en werknemers en conversaties tussen
vrienden. Klanten willen vaak hun conversaties met andere klanten of werknemers relateren
aan hun conversaties met vrienden (Baron et al., 1996).
Deze orale participatie beschouwd men als observeerbaar. Harris et al. (1995) definieert deze
participatie als de observeerbare, orale participatie (OOP2) tussen klanten die onbekenden
zijn voor elkaar. De aard van de verkochte dienst en de kenmerken van de dienstenomgeving
kunnen een invloed uitoefenen op de frequentie en de inhoud van deze conversaties. Zo zal
een OOP2 aangemoedigd worden wanneer het een gecompliceerd product betreft of wanneer
de klant zich in een selfserviceomgeving bevindt (Baron et al., 1996).
Onderzoek heeft aangetoond dat klanten waarde kunnen toevoegen aan de ervaring van
andere klanten aan de hand van een mondelinge bijdrage, bvb. een eerlijke mening of een
bevestiging die een dienstverlener niet kan verlenen (Davies et al., 1999).
Figuur 1.2 biedt een verklaring voor de klantenconversaties aan de hand van stimuli,
manifestatie en consequenties van OOP2 (Harris en Baron, 2004).
Er werden vier stimuli geïdentificeerd, namelijk individuele karakteristieken,
consumentenbehoeftes, de dienstverlener en de dienstenomgeving.
De individuele karakteristieken van de klanten omvatten demografische kenmerken,
persoonlijke interesse en betrokkenheid, de bereidheid en de mogelijkheid om te reageren op
een verzoek tot productgerelateerde informatie. Consumentenbehoeftes bevatten twee types
stimuli, te weten risicoreductie en sociaal contact maken. De dienstverlener kan OOP2
aanmoedigen of ontmoedigen. De ontoegankelijkheid van de dienstverlener kan eveneens een
situatie creëren waar andere klanten de enige bron van informatie vormen. De fysieke
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
21
omgeving en de gespendeerde tijd in deze ruimte fungeren tevens als stimulus (Harris en
Baron, 2004).
Figuur 1.2: Observeerbare orale participatie tussen vreemden (OOP2) in een
dienstenomgeving (Harris en Baron, 2004, p. 288)
De manifestatie van OOP2 heeft volgens Harris en Baron (2004) betrekking op de inhoud
van de conversaties, de processen die optreden en de functies die door de klanten vervuld
worden.
De inhoud slaat op de taal, scenario en betekenis die klanten hanteren tijdens het gesprek. Een
grondige analyse van de inhoud van de conversaties toont aan dat klanten elkaar vaak
voorzien van product- of dienstgerelateerde informatie. De werknemer wordt geacht deze
informatie te verschaffen. In dit opzicht kunnen we de klant als een partiele dienstverlener
beschouwen.
Klanten doorlopen vaak verschillende fases tijdens een dienstenproces. De mogelijkheden om
een conversatie aan te gaan tijdens deze fases en de potentiële belangrijkheid van deze
engagementen, hebben hier een belangrijke invloed (Harris en Baron, 2004).
STIMULI VOOR OOP2
Individuele karakteristieken
Consumenten- behoeftes
Dienstverleners
Diensten-omgeving
MANIFESTATIE VAN OOP2
Inhoud
Processen en functies
CONSEQUENTIES VAN OOP2
Voor consumenten
Voor dienstverleners
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
22
Studies hebben aangetoond dat de klant drie belangrijke functies vervuld in zijn gesprekken
met onbekenden. Zij zijn derhalve hulpzoekers, pro-actieve helpers en re-actieve helpers
(Harris et al., 1999). Hulpzoekers zijn pro-actieve consumenten die ijverig op zoek gaan naar
informatie door het ondervragen van andere klanten. Deze consumenten beschikken over
weinig informatie en proberen het risico te reduceren aan de hand van het advies van andere
aanwezige klanten. Pro-actieve helpers zijn steeds bereid om klanten bij te staan met goede
raad. Ze voelen een grote behoefte om anderen te helpen en niet-gevraagd advies te verlenen.
Een re-actieve helper tenslotte wordt vaak aangesproken door een hulpzoeker. Zijn/haar
houding of verschijning wekt de indruk bij de hulpzoeker dat hij/zij een goede bron van
informatie vormt (McGrath en Otnes, 1995).
De consequenties van OOP2 kunnen voor de consument positief – bvb. risicoreductie – of
negatief – bvb. schending van privacy – zijn. De dienstverlener kan voordeel halen uit
situaties waar de consument als een partiële dienstverlener optreedt door het geven van
fysische of mondelinge assistentie aan andere aanwezige klanten (Harris en Baron, 2004).
De belangrijkheid van OOP2 wordt benadrukt door de bijdrage die deze conversaties leveren
aan een brede range van gedragingen die kunnen voorkomen in de dienstenomgeving.
Daarnaast is OOP2 significant door zijn grote impact op de klantenervaring, voornamelijk bij
diensten waar uitingen van ontevredenheid niet opmerkelijk zijn (Harris en Baron, 1997).
4. IMPACT VAN HET INTERNET
Sommige organisaties in de dienstensector doen steeds meer beroep op het internet om
bepaalde diensten aan te bieden. Reserveren van concerttickets, reistickets, hotelkamers of het
uitvoeren van bankverrichtingen, gebeurt steeds vaker online. De opkomst van het internet
heeft bijgevolg een impact op de fysieke en sociale omgeving.
4.1 DE FYSIEKE OMGEVING
De komst van het internet heeft de fysieke omgeving geherdefinieerd. De consument dient
zich niet langer naar de fysieke faciliteiten van de organisatie te begeven, maar kan de website
van de organisatie raadplegen om informatie in te winnen of om een bepaalde dienst aan te
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
23
schaffen (Koernig, 2003). Dit fenomeen leidde tot de introductie van het begrip “cyberscape”,
dat kan gezien worden als de vervanging van de servicescape (Williams en Dargel, 2004).
Een detailhandel als Amazon heeft geen fysieke faciliteiten die de klant kan bezoeken, de
klant kan namelijk thuis zijn aankopen uitvoeren. Wanneer de klant echter een bepaalde
reservering doorvoert (bvb. hotel, vliegtuig, concert) dient hij desalniettemin de fysieke
omgeving te bezoeken. Het internet biedt de onderneming dan de mogelijkheid om de klant te
beïnvloeden vooraleer deze de fysieke faciliteiten bezoekt. Hoe de onderneming het internet
als communicatiemiddel kan gebruiken, wordt in hoofdstuk 3 verder behandeld (Rosenbaum,
2005).
4.2 DE SOCIALE OMGEVING
Kredietinstellingen, reisagentschappen en besprekingbureaus proberen het contact tussen
dienstverlener en klant te reduceren door een aantal diensten online aan te bieden. Deze
tussenkomst van het internet is evident voor diensten waar de transacties geen interpersonele
interactie vereisen zodat het internet als nieuw distributiekanaal kan fungeren (Van den Poel
en Leunis, 1999). Maar de invloed van het internet is eveneens significant voor diensten die
gekenmerkt worden door een hoog interactieniveau en waar een belangrijke
dienstencomponent informatie en expertise is. Voor deze diensten vormt het internet
voornamelijk een informatiebron en niet zo zeer een distributiekanaal. Het internet kan op die
manier toch voor een fundamentele wijziging zorgen in de manier waarop de klant interageert
met de dienstverlener (Hogg et al., 2003).
De afwezigheid van een contactpersoon en het persoonlijk contact kunnen niet zonder moeite
vervangen worden in een elektronische omgeving. De klantenverwachtingen liggen in deze
omgeving hoger dan in een sociale omgeving. De verwachtingen omvatten niet enkel de
service encounter maar tevens de onderliggende technologie. Bijgevolg zijn deze
klantenverwachtingen moeilijker te sturen (Papadopoulou et al., 2001).
5. CONCLUSIE
Sinds de jaren negentig schenken organisaties meer aandacht aan de omgeving waarin de
dienst geleverd wordt. Dit leidde tot het begrip “servicescape”. Een eerste component van
deze servicescape betreft de fysieke ruimte. Het model van Bitner (1992) toonde aan dat de
HOOFDSTUK 1 DE SERVICESCAPE
24
fysieke omgeving uit sfeerelementen, ruimtelijke lay-out en functionaliteit en tenslotte tekens,
symbolen en voorwerpen bestaat. De servicescape bestaat echter niet enkel uit een fysieke
omgeving maar ook uit een sociale omgeving. In deze sociale omgeving kunnen enerzijds
interacties plaatsvinden met werknemers en anderzijds met aanwezige klanten. Omwille van
de ontastbaarheid van een dienst zijn beide omgevingen doorslaggevend bij het creëren van
een eerste indruk en bij de klantenperceptie van de kwaliteit aangezien de klant zich zal
focussen op mogelijke, tastbare elementen. Om deze reden zullen beide aspecten verder
besproken worden in de volgende hoofdstukken. Door de komst van het internet is het echter
mogelijk dat de fysieke en/of sociale omgeving vervangen worden door een online alternatief.
De onderneming dient zich er bewust van te zijn dat zij, via de e-scape, eveneens klanten kan
beïnvloeden.
In dit hoofdstuk werd ook behandeld hoe de servicescape verschilt naargelang de gebruiker en
wat de implicaties hiervan zijn voor het management. Zo konden drie categorieën
onderscheiden worden: enerzijds de selfservice waar enkel de klant aanwezig is, anderzijds de
service op afstand waar de werknemer de enige gebruiker is en als laatste de interpersonele
diensten. Bij deze diensten is het belangrijk dat de onderneming aandacht schenkt aan beide
participanten en hun interacties aangezien beiden zich in de servicescape bevinden. De
omgeving dient namelijk de behoeftes en preferenties van beide groepen te ondersteunen. Het
is dan ook belangrijk dat het management hierin op een gepaste manier voorziet.
Algemeen kunnen we stellen dat de servicescape een belangrijke functie heeft bij het vormen
van de klantenverwachtingen, het differentiëren van de onderneming tegenover de
concurrentie, het vereenvoudigen van de realisatie van klanten- en werknemersdoelstellingen
en bij het beïnvloeden van de aard van de klantenervaring.
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
25
In hoofdstuk 1 werden reeds twee belangrijke kenmerken van diensten bediscussieerd,
namelijk ontastbaarheid en simultanëiteit van productie en consumptie. Aangezien de klant
zich binnen de organisatie bevindt en op zoek gaat naar specifieke tastbaarheden om de
bekwaamheid en de kwaliteit te beoordelen, is de dienstenomgeving uitermate belangrijk bij
het overbrengen van een bepaald imago. Bijgevolg oefent de servicescape een determinerende
invloed uit op de klantenperceptie. Dit wordt bevestigd in het Model van Flipo (Flipo, 1988)
dat wordt weergegeven in figuur 2.1. Dit model stelt dat de wijze waarop een klant een dienst
percipieert, beïnvloed wordt door zeven factoren. De laatste vier factoren - klanten,
omgeving, atmosfeer en personeel - maken deel uit van de servicescape.
Figuur 2.1: Model van Flipo (Flipo, 1988, p. 291)
Om de impact van de servicescape op de klantenperceptie na te gaan, wordt dit begrip eerst
nader verklaard. Klantenperceptie is volgens Bitner en Zeithaml (2003, p. 33) “een
subjectieve beoordeling van een actuele service-ervaring.” Deze klantenperceptie staat steeds
in verband met de klantenverwachtingen.
HOOFDSTUK 2: DE IMPACT VAN DE SERVICESCAPE OP DE
KLANTENPERCEPTIE
Dienstenimago
Algemeen imago van het contactpersoneel
Imago van dienstenbedrijf versus concurrentie
Klanten
Plaats en omgeving
Atmosfeer
Personeel en materiaal
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
26
De klantenverwachting vormt “een standaard of een referentiepunt om de prestatie van de
onderneming te beoordelen in vergelijking met deze gehanteerde standaard” (Bitner en
Zeithaml, 2003, p. 33). Deze verwachtingen worden vaak geformuleerd aan de hand van wat
de consument verwacht dat er zal gebeuren. Wanneer men, bijvoorbeeld, een duur restaurant
bezoekt, verwacht de klant een bepaald serviceniveau. Dit niveau is aanzienlijk verschillend
van het niveau dat men in een fastfood-restaurant veronderstelt. Deze verwachtingen worden
enerzijds gevormd door factoren die door de marketingverantwoordelijke beheersbaar zijn,
zoals prijs en reclame. Anderzijds ondervinden de verwachtingen een invloed van factoren die
niet beheersbaar zijn, bvb. mond-tot-mond reclame, het concurrentieaanbod of persoonlijke
behoeftes (Bitner en Zeithaml, 2003).
In een perfecte situatie zijn de verwachtingen en de percepties van de klant identiek. Zo’n
situatie resulteert in klanttevredenheid, de klant ontvangt namelijk wat hij verwacht had te
krijgen. Wanneer de perceptie de verwachting overtreft, zal men te maken hebben met
“delighted customers” (Churchill en Surprenant, 1982). In realiteit bestaan er echter vaak
negatieve discrepanties tussen beide, wat meestal tot ontevredenheid leidt bij de klant. Deze
discrepanties tussen klantenverwachtingen en –percepties kunnen, bijvoorbeeld, ontstaan
doordat de onderneming niet weet wat de klant verwacht of doordat de prestaties en de
beloftes van de organisatie niet overeenstemmen (Bitner en Zeithaml, 2003).
In dit hoofdstuk wordt de impact van de servicescape op de klantenperceptie nagegaan. Eerst
wordt de algemene invloed van de dienstenomgeving op de kwaliteitsperceptie bestudeerd.
Onderzoek hieromtrent toonde aan dat de dienstenomgeving een rechtstreekse en een
onrechtstreekse invloed heeft op de kwaliteitsperceptie en dat deze invloed vroeger
grotendeels ondergewaardeerd werd. Daarna worden, net zoals in hoofdstuk 1, de fysieke en
sociale omgeving meer in detail bestudeerd. Bij de fysieke omgeving worden de
klantenreacties – emotioneel, cognitief en fysiologisch – en het resulterende gedrag tot deze
omgeving onderzocht. Hierna wordt de sociale omgeving behandeld. Hier wordt nagegaan
hoe de klant een service encounter evalueert en welk werknemersgedrag leidt tot
(dis)satisfactie bij de klant. Als laatste worden enkele incidenten besproken die kunnen
plaatsvinden tussen verschillende klanten en die aanleiding kunnen geven tot een
(on)tevredenstellende ervaring.
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
27
1. DE IMPACT OP DE KWALITEITSPERCEPTIE
Verschillende auteurs (Areni en Kim (1994), Yalch en Spangenberg (2000), Spangenberg et
al. (1996)) hebben reeds de impact van bepaalde, specifieke servicescape-elementen op de
kwaliteitsperceptie onderzocht. Naar de invloed van de gehele servicescape is echter weinig
onderzoek verricht. Parasuraman et al. (1991) namen nagenoeg de meeste aspecten van de
servicescape op in hun onderzoek en bestudeerden de impact van de dienstenomgeving in
combinatie met andere determinerende factoren van dienstenkwaliteit. In hun onderzoek
stelden zij vijf dimensies van kwaliteitspercepties vast. Deze dimensies worden weergegeven
in figuur 2.2.
Figuur 2.2: De vijf dimensies van dienstenkwaliteit (Reimer en Kuehn (2005) gebaseerd op Parasuraman et al., (1991), p. 789)
Vier van deze dimensies zijn hoofdzakelijk ontastbaar, namelijk betrouwbaarheid,
verantwoordelijkheid, zekerheid en empathie. De vijfde dimensie, tastbaarheden, omvat de
fysieke faciliteiten, uitrusting, personeel en communicatiemateriaal. Deze vijfde dimensie
omvat m.a.w. de servicescape (Sureshchandar et al., 2001).
De resultaten van het onderzoek toonden aan dat de tastbaarheden, in vergelijking met de
andere dimensies, een meer bescheiden invloed hebben op de gepercipieerde
dienstenkwaliteit. Deze resultaten staan echter in contrast met de belangrijkheid die sommige
auteurs (Baker et al. (1988) en Llosa et al. (1998)) aan de servicescape toekennen.
Verschillende aspecten van de servicescape, waaronder de sfeerelementen, werden echter niet
Tastbaarheden
Betrouwbaarheid
Verantwoordelijkheid
Zekerheid
Empathie
Dienstenkwaliteit
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
28
opgenomen in het onderzoek van Parasuraman et al. (1991). Daarnaast veronderstelden deze
auteurs dat de vijf dimensies onafhankelijk zijn van elkaar.
Er bestaat, volgens Reimer en Kuehn (2005), nochtans theoretisch bewijs dat er een
interrelatie bestaat tussen de tastbaarheden en de overige vier dimensies. Aangezien de andere
vier dimensies niet observeerbaar zijn, heeft de enige observeerbare dimensie een invloed op
de overige vier. De tastbaarheden kunnen voor de aankoop waargenomen worden en fungeren
bijgevolg als signaal om de dienstenkwaliteit te evalueren. Aan de hand van de tastbaarheden
kan de klant een conclusie maken over de andere dimensies. Een modern kantoor,
bijvoorbeeld, kan bekwaamheid, betrouwbaarheid en seriositeit impliceren. Figuur 2.3 toont
aan dat de servicescape niet enkel een rechtstreeks effect heeft op de gepercipieerde
dienstenkwaliteit maar tevens een onrechtstreeks effect waardoor het totale resultaat veel
hoger is (Reimer en Kuehn, 2005).
Figuur 2.3: Conceptueel model dat het rechtstreekse en onrechtstreekse effect van de
servicescape op de gepercipieerde dienstenkwaliteit insluit (Reimer en Kuehn, 2005, p. 789)
De servicescape is niet enkel een indicator voor de dienstenkwaliteit, maar heeft eveneens een
invloed op de evaluatie van de ontastbare dimensies. De dienstverlener dient zodoende veel
aandacht te besteden aan de dienstenomgeving. Deze servicescape mag niet beperkt blijven
tot tastbare elementen, maar dient ook sfeerelementen te bevatten zoals geur of muziek. De
dienstverlener moet m.a.w. trachten een unieke servicescape te ontwikkelen die de ontastbare
bekwaamheid en kwaliteit het best vertegenwoordigt (Reimer en Kuehn, 2005).
Tastbaarheden
Empathie
Zekerheid
Verantwoordelijkheid
Betrouwbaarheid
Dienstenkwaliteit
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
29
Na deze algemene omschrijving van de impact van de servicescape op de klantenperceptie
worden hierna de invloed van de fysieke en de sociale omgeving behandeld.
2. DE FYSIEKE OMGEVING
Om de impact van de fysieke omgeving na te gaan, wordt gebruik gemaakt van het model van
Bitner (1992) (Cfr. Figuur 1.1). In hoofdstuk 1 werd dit model geïntroduceerd om de
verschillende dimensies van de fysieke omgeving weer te geven. In dit hoofdstuk wordt het
raamwerk gehanteerd om de reacties – en het resulterende gedrag – van de klant op de
gepercipieerde omgeving te bestuderen.
2.1 INTERNE REACTIE OP DE FYSIEKE OMGEVING
Klanten reageren emotioneel, cognitief en fysiologisch op de verschillende dimensies van de
fysieke omgeving. Deze reacties hebben een invloed op het klantengedrag in de servicescape.
De gepercipieerde omgeving veroorzaakt m.a.w. onrechtstreeks een bepaald klantengedrag.
Zoals figuur 1.1 aantoont, leidt de gepercipieerde servicescape tot bepaalde emoties,
overtuigingen en fysiologische gevoelens. Deze hebben op hun beurt specifieke
klantenreacties tot gevolg (Bitner, 1992).
Hierna worden deze drie mogelijke reacties afzonderlijk besproken. Er bestaat echter een
onderlinge afhankelijkheid tussen deze reacties. De overtuiging van een individu over een
bepaalde omgeving, m.a.w. de cognitieve reactie, kan een invloed hebben op de emotionele
reactie. Wanneer, bijvoorbeeld, een patiënt een tandartspraktijk binnentreedt dat ontworpen is
om de patiënt te kalmeren (emotionele reactie), kan deze patiënt er van uitgaan dat de tandarts
bekwaam en zorgzaam is (cognitieve reactie) (Bitner en Zeithaml, 2003).
2.1.1 COGNITIEVE REACTIE
De gepercipieerde omgeving kan een invloed uitoefenen op de overtuigingen van een individu
over een plaats en over de mensen en producten in die specifieke plaats. De fysieke omgeving
kan met andere woorden beschouwd worden als een vorm van non-verbale communicatie
(Rapoport, 1982). Onderzoek van Bitner (1990) toonde bijvoorbeeld aan dat het kantoor van
een reisagent de overtuiging van de klant beïnvloedde over het gedrag van de reisagent.
Reisagenten waar de faciliteiten goed georganiseerd en professioneel overkwamen, werden
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
30
als positief gepercipieerd. Percepties van de servicescape hebben bijgevolg een impact op de
overtuigingen over de omgeving, maar hebben eveneens een invloed op de overtuigingen over
andere dienstenkenmerken. De perceptie van de fysieke omgeving kan tevens bijdragen tot de
mentale categorisering van de organisatie. Mensen kunnen hun overtuigingen over de
servicescape hanteren als surrogaatindicatoren om een mening te vormen over de
dienstenkwaliteit en andere dienstenkenmerken (Bitner, 1992).
2.1.2 EMOTIONELE REACTIE
De gepercipieerde omgeving kan rechtstreeks emotionele reacties uitlokken, die op hun beurt
een invloed uitoefenen op het individuele gedrag. Het aanwezig zijn in een bepaalde plaats
kan iemand blij, vrolijk en relaxed maken. Een andere plaats kan iemand daarentegen een
verdrietig, depressief en zwaarmoedig gevoel bezorgen. De kleuren, decor, muziek en andere
sfeerelementen kunnen een onverklaarbare en onderbewuste invloed hebben op de
gemoedstoestand van een klant (Bitner en Zeithaml, 2003).
Russel en Snodgrass (1987) verrichtten onderzoek omtrent de emotionele reacties tot de
fysieke omgeving. Zij kwamen tot de conclusie dat elke omgeving, natuurlijk of
geconstrueerd, emoties uitlokt die bestaan uit twee dimensies. Deze dimensies omvatten
genoegen/ongenoegen en de prikkelingsgraad. Op basis van deze dimensies kunnen vier types
van servicescapes onderscheiden worden. Deze verschillende types worden weergegeven in
tabel 2.1.
Prikkelend Niet-prikkelend
Aangenaam Stimulerende servicescape Ontspannende servicescape
Onaangenaam Relaxerende servicescape Sombere servicescape
Tabel 2.1: Verschillende types servicescapes
(Eigen inbreng gebaseerd op Russell et al. (1981))
Mehrabian en Russell (1974) toonden aan dat een aangename servicescape een omgeving
vormt waar de klant meer tijd en geld spendeert terwijl onaangename omgevingen vermeden
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
31
worden. Prikkelende omgevingen daarentegen worden als positief beschouwd tenzij de
prikkel gepaard gaat met ongenoegen.
2.1.3 FYSIOLOGISCHE REACTIE
De gepercipieerde omgeving kan eveneens een fysiologische impact hebben op de klant.
Lawaai dat te luid is kan fysiek ongemak veroorzaken, een bepaalde temperatuur kan rillen of
transpireren tot gevolg hebben, de luchtkwaliteit kan ademen moeilijk maken en de
lichtschittering kan de zichtbaarheid belemmeren. Deze fysiologische reacties kunnen op hun
beurt een rechtstreekse invloed uitoefenen op het gedrag van de klant (Bitner en Zeithaml,
2003). Daarnaast kunnen deze reacties onrechtstreekse overtuigingen over de plaats en de
mensen in deze plaats beïnvloeden. Griffitt (1970) toonde aan dat wanneer mensen
fysiologisch oncomfortabel zijn, omwille van bvb. temperatuur, hun affectieve reacties
tegenover vreemden minder positief zijn dan wanneer deze mensen fysiologisch comfortabel
zijn.
2.1.4 DIVERSITEIT IN INDIVIDUELE REACTIES
Algemeen reageren mensen cognitief, emotioneel en fysiologisch op de omgeving. Deze
reacties hebben vervolgens een invloed op hun gedrag. De reactie zal echter verschillend zijn
naargelang de klant en naargelang de situatie. Deze factoren worden in het model van Bitner
(1992) als reactie-moderatoren aangeduid. Persoonlijkheidsverschillen en de tijdelijke
gesteldheid – zoals gemoedstoestand of aanwezigheidsreden – kunnen diversiteit in
individuele reacties veroorzaken (Mehrabian en Russell, 1974). Deze twee factoren worden
hierna verder toegelicht.
Een eerste element dat de individuele reacties diversifieert, zijn de
persoonlijkheidsverschillen. Een determinerend persoonlijkheidskenmerk is volgens Bitner
(1992) de mate waarin een persoon opwinding nastreeft. Mensen die dit nastreven genieten
van en gaan op zoek naar een hoog niveau van stimulatie. Sommige mensen zijn echter betere
doorlichters van omgevingsstimuli dan anderen. Deze mensen zijn in staat om een hoger
niveau van stimulatie te ervaren, maar worden hier niet door beïnvloed. De andere groep
wordt echter sterk beïnvloed door de omgevingsstimuli en kan extreme reacties vertonen
(Mehrabian, 1977).
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
32
Een tweede element betreft de tijdelijke gesteldheid. Deze factor wordt verder opgesplitst in
twee subfactoren, namelijk de aanwezigheidsreden en de tijdelijke gemoedstoestand.
De aanwezigheidsreden kan volgens Bitner en Zeithaml (2003) een impact hebben op de
persoonlijke reactie van de klant. Een patiënt die, bijvoorbeeld, slechts één dag in het
ziekenhuis doorbrengt zal minder gevoelig en eisend zijn betreffende de omgeving dan een
patiënt die twee weken in het ziekenhuis moet doorbrengen.
Tijdelijke gemoedstoestand kan eveneens voor diversiteit zorgen in de individuele reacties
van mensen. Iemand die, bijvoorbeeld, moe en gefrustreerd is na een lange dag werken zal op
een andere manier beïnvloed worden door een sterk prikkelend restaurant dan een persoon die
net een vakantie achter de rug heeft (Bitner en Zeithaml, 2003).
De individuele reactie tot de omgeving is tenslotte eveneens afhankelijk van de
klantenverwachtingen. Wanneer de verwachtingen negatief weerlegd worden, zal de klant een
afkeer hebben van de betreffende servicescape (Bitner, 1992).
2.2 GEDRAG IN DE FYSIEKE OMGEVING
Het menselijke gedrag ondervindt een grote invloed van de fysieke omgeving waarin het
gedrag optreedt. In het model van Bitner (1992) gaat men er van uit dat de
omgevingsdimensies een belangrijke impact hebben op het gedrag van de klant. Dit gedrag
omvat zowel het individuele gedrag als de sociale interacties tussen de klant en de
werknemer.
2.2.1 INDIVIDUEEL GEDRAG
Individuen reageren op plaatsen met twee tegengestelde vormen van gedrag, namelijk
nadering en vermijding. Naderingsgedrag omvat elk positief gedrag zoals het verlangen om te
blijven, te ontdekken en te werken in een bepaalde plaats. Vermijdingsgedrag daarentegen
omvat elk negatief gedrag (Mehrabian en Russell, 1974). Het onderzoek van Donovan en
Rossiter (1982) toonde aan dat de perceptie van de omgeving een invloed heeft op het
naderings- of vermijdingsgedrag.
Zoals reeds vermeld wordt de individuele handelwijze bepaald door de hierboven behandelde
individuele reacties. Algemeen kan men aannemen dat positieve reacties leiden tot
naderingsgedrag (Bitner, 1992).
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
33
Elke persoon gaat naar een bepaalde dienstenorganisatie met een specifiek doel dat kan
gerealiseerd worden dankzij de dienstenomgeving. Bedrijven willen het naderingsgedrag
aanmoedigen en tevens de mogelijkheid scheppen voor de klant om zijn plan uit te voeren.
Bijvoorbeeld, een reiziger die een luchthaven binnentreedt en niet de juiste signalisatie
terugvindt om zich naar de opgegeven gate te begeven, kan zijn doel maar met moeite
realiseren. De servicescape staat m.a.w. de voltooiing van het doel in de weg (Bitner, 1992).
2.2.2 SOCIALE INTERACTIES
De fysieke omgeving heeft eveneens een impact op de aard en de kwaliteit van de interacties
tussen klant en werknemer. Bennet en Bennet (1970) stellen dat elke interactie beïnvloed
wordt door de fysieke “container” waarin de interactie plaatsvindt. Deze fysieke container kan
een invloed uitoefenen op de aard van de interactie, meer bepaald de duur en de werkelijke
progressie. In de meeste situaties zal de onderneming trachten een bepaalde progressie te
garanderen en trachten de duur van de dienst te beperken.
Empirische studies bevestigen de invloed van de fysieke omgeving op de aard van de sociale
interacties. Gedragingen zoals een interactie in een kleine groep, vriendschapsvorming,
participatie, agressie, etc. worden beïnvloed door de omgevingscondities (Holahan, 1982).
Voor dienstenorganisaties is het een grote uitdaging om een omgeving te ontwerpen die het
individuele naderingsgedrag en de aangewezen sociale interacties aanmoedigt. Een optimaal
ontwerp voor één bepaalde persoon of groep kan niet optimaal zijn voor een andere persoon
of groep (Bitner, 1992).
3. DE SOCIALE OMGEVING
3.1 DE SERVICE ENCOUNTER
Naarmate dienstenorganisaties aan belang winnen, uiten klanten vaker irritatie, frustratie en
ontevredenheid over individuele service encounters (Koepp, 1987). Vanuit het standpunt van
de klant vormen deze encounters, in vele gevallen, de dienst. Om deze reden wordt er meer en
meer aandacht besteed aan de tevredenheid over de service encounter en de dienstenkwaliteit.
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
34
De manier waarop de organisatie deze interacties beheert en controleert zal een grote invloed
uitoefenen op de klanttevredenheid (Parasuraman et al., 1985). Volgens Bowen en Schneider
(1988) is het bestuur van de individuele service encounter ingebed in een ruimer
managementkader van organisatorische structuur, filosofie en cultuur die de dienstverlening
kan beïnvloeden, net als de klantenperceptie.
Hierna wordt het Service Encounter Model besproken waarin wordt nagegaan wat de
antecedenten en gevolgen zijn van klant(on)tevredenheid over de service encounter en hoe de
marketingmix de klanttevredenheid positief kan beïnvloeden. Daarnaast worden enkele
specifieke gebeurtenissen behandeld die kunnen leiden tot tevredenstellende of
ontevredenstellende service encounters.
3.1.1 SERVICE ENCOUNTER MODEL
In 1990 stelde Bitner het Service Encounter Model op om na te gaan hoe de klant een
bepaalde service encounter evalueert. Alvorens het feitelijke model te bespreken, worden
eerst een aantal, in het model, gehanteerde termen nader verklaard.
3.1.1.1 Gehanteerde termen
Het begrip service marketingmix werd reeds in hoofdstuk 1 gedefinieerd.
Dienstenorganisaties worden aangeraden om naast de traditionele vier P’s drie extra
variabelen te hanteren. Deze variabelen omvatten het fysische bewijs, participanten en
processen (Booms en Bitner, 1981).
Klanttevredenheid betreffende de service encounter wordt hier gedefinieerd volgens het
paradigma van disconfirmatie van verwachtingen (Churchill en Surprenant, 1982). Deze
auteurs beweren dat de tevredenheid gerelateerd is aan de omvang en de richting van de
disconfirmatie-ervaring. Deze ervaring hangt samen met de initiële klantenverwachtingen
waardoor er drie mogelijke scenario’s bestaan. Een eerste scenario omvat klanttevredenheid,
dit vindt plaats wanneer de prestaties van de dienstverlening zijn zoals verwacht. De
verwachtingen van de klant worden m.a.w. bevestigd. Een tweede scenario heeft plaats
wanneer het prestatieniveau lager is dan het verwachtingsniveau. Er bestaat bijgevolg een
negatieve confirmatie, wat resulteert in klantontevredenheid. In het laatste scenario
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
35
overtreffen de prestaties de klantenverwachtingen. Zo ontstaat er een positieve confirmatie
waardoor de klanten meer dan tevreden zijn. In deze context spreekt men ook over “delighted
customers”.
Churchill en Surprenant (1982) hebben verder onderzoek verricht om, naast disconfirmatie,
de invloed van prestaties en verwachtingen na te gaan op de klanttevredenheid. Men kwam tot
de conclusie dat bij duurzame goederen de tevredenheid bepaald wordt door de prestaties van
de organisatie. De combinatie van prestaties en verwachtingen heeft wel een invloed op de
disconfirmatie-ervaring maar heeft geen significante impact op de klanttevredenheid. Bij niet-
duurzame goederen hebben de prestaties en de verwachtingen, via hun impact op de
disconfirmatie, een onrechtstreekse relatie met de klanttevredenheid.
Klanttevredenheid kan onderscheiden worden van de gepercipieerde dienstenkwaliteit.
Parasuraman et al. (1988) definiëren gepercipieerde kwaliteit als “de klantenbeoordeling over
de algemene superioriteit van de organisatie.” Deze definitie stelt dat gepercipieerde kwaliteit
gelijkaardig is aan de individuele attitude tegenover de organisatie. Klanttevredenheid
daarentegen heeft te maken met de evaluatie van individuele transacties.
Volgens Lee et al. (2000) bestaat er in de literatuur veel discussie over klanttevredenheid en
dienstenkwaliteit. Leidt klanttevredenheid tot service kwaliteit of vice versa? Parasuraman et
al. (1988) stellen, aan de hand van hun definities, dat tevredenstellende gebeurtenissen
doorheen de tijd resulteren in gepercipieerde dienstenkwaliteit. Sommige auteurs volgen deze
visie [o.a. Bolton en Drew (1991)] terwijl anderen van mening zijn dat de gepercipieerde
dienstenkwaliteit een antecedent is van klanttevredenheid [(o.a. Cronin en Taylor (1992) en
Spreng en MacKoy (1996)]. Zoals uit het model zal blijken, volgt Bitner (1990) de eerste
denkwijze. Uit haar empirisch onderzoek bleek namelijk dat klanttevredenheid over de
service encounter een invloed heeft op de gepercipieerde dienstenkwaliteit.
Het Service Encounter Model integreert eveneens de klantenattributies in het
tevredenheidsparadigma. Attributies bestaan uit “wat mensen waarnemen als de oorzaken
achter hun persoonlijk gedrag, het gedrag van anderen of bepaalde gebeurtenissen die men
observeert” (Bitner, 1990, p. 70). De meeste oorzaken kunnen ondergebracht worden op basis
van drie dimensies, namelijk verantwoordelijkheid, controle en stabiliteit. Deze dimensies
hebben respectievelijk betrekking op wie verantwoordelijk is voor de oorzaak, of de
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
36
verantwoordelijke controle had over de oorzaak en of de oorzaak zich zal herhalen in de
toekomst. De aard van de attributies heeft een invloed op de affectieve reacties en op het
gedrag (Weiner, 1985).
3.1.1.2 Het model en Marketingmix effecten
Het Service Encounter Model, voorgesteld in figuur 2.4, representeert de antecedenten en
gevolgen van klanttevredenheid betreffende service encounters. Het eerste deel stelt dat de
vooringesteldheid een invloed zal uitoefenen op de verwachtingen van de klant over een
bepaalde service encounter (Oliver, 1980). Het tweede deel suggereert dat de onmiddellijke
reactie na consumptie afhankelijk is van de vergelijking tussen de klantenverwachtingen en de
gepercipieerde prestaties. Dit resulteert volgens Bitner (1990) in een confirmatie of een
positieve/negatieve disconfirmatie van verwachtingen.
Het model impliceert in het derde deel dat de oorzakelijke attributies voor deze disconfirmatie
de klanttevredenheid beïnvloeden. Vóór de consument zijn niveau van klant(on)tevredenheid
determineert, zal hij namelijk de oorzaken van disconfirmatie vaststellen. Afhankelijk van de
waargenomen aard van de oorzaken, zal het niveau van klant(on)tevredenheid en de
daaropvolgende handelingen afgezwakt worden (Bitner, 1990). Als laatste toont het model
aan dat de tevredenheid over de service encounter dient als input voor de meer algemene
houding of de gepercipieerde dienstenkwaliteit. Dit leidt op zijn beurt tot specifieke
toekomstige gedragingen van de klant ten opzichte van de onderneming (Oliver, 1980).
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
37
Figuur 2.4: Het Service Encounter Model (Bitner, 1990, p. 71)
Service Marketingmix
Gepercipieerde diensten-
perfomantie
Voor- ingesteldheid
Verwachtingen
Disconfirmatie
Attributie
Service Encounter
tevredenheid
Gepercipieerde diensten-kwaliteit
Service Marketingmix
Service Marketingmix
Mond aan mond reclame
Switching gedrag
Service loyaliteit
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
38
Niettegenstaande dat alle elementen van de marketingmix een invloed hebben op de
tevredenheid, is de doelstelling van dit model om te begrijpen hoe deze invloed plaatsvindt
door het illustreren van hun invloed op de tevredenheidsantecedenten. De marketingmix heeft
een impact op drie antecedenten, namelijk de verwachtingen, de gepercipieerde
dienstenperformantie en de attributies. Dit model richt zich voornamelijk op twee specifieke
marketingmixelementen: het fysische bewijs en de participanten (Bitner, 1990).
Een eerste tevredenheidsantecedent bestaat uit de klantenverwachtingen. Omwille van de
ontastbaarheid van diensten gaan klanten op zoek naar tastbaar bewijs met betrekking tot de
dienstenervaring in een bepaalde service encounter (Langeard et al., 1981). Fysisch bewijs
zoals het design, decor of businesscards sturen signalen naar de klant die helpen bij het
overbrengen van het bedrijfsimago en die doorwerken op de klantenverwachtingen (Baker,
1987). De participanten leveren echter eveneens signalen over wat de klant mag verwachten.
Visuele inspectie van het personeel en cliënteel helpen de klant bij het categoriseren van de
organisatie en dragen bij tot het vormen van verwachtingen (Bitner, 1990).
Een tweede antecedent waarop de marketingmix een invloed uitoefent is de gepercipieerde
dientenperformantie. Deze gepercipieerde prestatie kan namelijk eveneens beïnvloed
worden door fysische elementen zoals temperatuur, kleur, textuur, geluid of comfort en door
het gedrag van het personeel (Bitner, 1990).
Als laatste veronderstelt het model dat de marketingmixelementen de tevredenheid
beïnvloeden door hun impact op de attributies voor dienstendisconfirmatie. Wanneer er iets
fout gaat tijdens de service encounter zal de dienstverlener een humeurige klant proberen
tevreden te stellen door zich te verontschuldigen, een verklaring te bieden of een compensatie
te presenteren (Clemmer en Schneider, 1989). Dit gedrag beïnvloedt de attributies van de
klant met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de organisatie voor de storing.
Het onderzoek van Bitner (1990) toonde aan dat beheersbare variabelen - zoals verklaringen
vanwege de dienstverlener, het aanbieden van een compensatie en het uitzicht van de
omgeving - een invloed uitoefenen op de klantenperceptie van de oorzaak van de storing. Het
model toont tevens aan hoe belangrijk het is om de klantenattributies te begrijpen en te weten
hoe ze gevormd worden.
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
39
3.1.2 ONTEVREDENSTELLENDE EN TEVREDENSTELLENDE SERVICE ENCOUNTERS
De dienstensector is in onze huidige maatschappij uitermate belangrijk doch simultaan daalt
de gepercipieerde kwaliteit (Koepp, 1987). Voor de consument is het observeerbare
symptoom de dalende kwaliteit in de service encounter. Deze encounter is voor de klant vaak
doorslaggevend. Desondanks zijn werknemers veelal niet opgeleid om de klant te begrijpen
en beschikken zij niet over de nodige vrijheid en oordeelkundigheid om een effectieve
dienstverlening te verzekeren (Bitner et al., 1990).
Werknemers die in contact staan met de klant worden vaak onderbetaald en hebben niet de
juiste opleiding. Dit resulteert bijgevolg in een laag motivatieniveau, werkontevredenheid en
uiteindelijk in ontevreden klanten. Sommige bedrijven hebben deze neerwaartse spiraal
vermeden door het begrijpen van de service encounter en het herkennen van de
marketingfunctie die de werknemer uitoefent (Albrecht en Zemke, 1985). Een effectief
management van de service encounter omvat volgens Bitner et al. (1990) het begrijpen van de
complexe gedragingen van werknemers die een tevredenstellende dienst kunnen
onderscheiden van een ontevredenstellende dienst en het opleiden, motiveren en belonen van
deze gedragingen.
Op basis van het onderzoek van Bitner et al. (1990) kunnen een aantal gebeurtenissen
onderscheiden worden die leiden tot (on)tevredenstellende service encounters. Tevens werd
onderzocht hoe werknemers bijdragen tot het veroorzaken van deze gebeurtenissen en hoe zij
optimaal kunnen reageren om de klant desalniettemin tevreden te stellen. Aan de hand van dit
onderzoek konden de auteurs een schema opstellen om bepaalde incidenten te categoriseren.
Dit schema wordt weergegeven in figuur 2.5. De onderscheiden incidenten worden hierna
verder besproken.
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
40
Figuur 2.5: Gebeurtenissorterend proces (Bitner et al., 1990, p. 76)
Totale sample
Is er een fout in de dienst-
verlening?
Is er een impliciete/ expliciete
aanvraag voor accommodatie?
Groep 1
Groep 1a
Groep 1b
Groep 1c
Groep 2a
Groep 2b
Groep 2c
Groep 2d
Groep 3a
Groep 3b
Groep 3c
Groep 3d
Aard van werknemers-
actie
Aard van verzoek/ behoefte
Aard van fout in dienst- verlening
Groep 2
Groep 3
Nee
Ja
Ja
Nee
Is er een spontane actie door
werknemer?
Ja
Nee
onbeschikbaar
traag
andere
speciaal
klantenpreferentie
klantenfout
andere
aandachtniveau
gestalt
Groep 3e vijandig feit
culturele norm
ongewone actie
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
41
3.1.2.1 Fout in de dienstverlening
Wanneer het systeem faalt, moeten de werknemers reageren op klachten en teleurstellingen
van klanten. De inhoud en de manier waarop de dienstverlener reageert, zal een invloed
uitoefenen op de waargenomen tevredenheid of ontevredenheid. Deze incidenten komen voor
wanneer er een fout optreedt in de “core service”. De mogelijkheid en/of bereidheid van de
werknemer om te reageren kan resulteren in een incident dat als (on)tevredenstellend zal
herinnerd worden. Fouten in de dienstverlening omvatten o.a. een onbeschikbare dienst, een
onverklaarbare trage dienstverlening of andere fouten in de “core service” (Bitner et al.,
1990).
Een eerste type fout kan uit een onbeschikbare dienst bestaan. Diensten die normalerwijze
beschikbaar zijn, kunnen door bepaalde omstandigheden tijdelijk niet voor handen zijn. De
manier waarop deze afwezigheid wordt behandeld, beïnvloedt de klantenperceptie. De klant
zal de service encounter op een positieve manier herinneren wanneer hij, bijvoorbeeld, een
gratis drankje of maaltijd ontvangt. Daarenboven kan het geven van een verklaring en het
assisteren van de klant bij het zoeken naar een alternatief leiden tot een gunstige ervaring
(Hoffman et al., 2003).
Een trage dienstverlening vertegenwoordigt incidenten waarin de dienstverlening of
werknemersprestatie als traag wordt gepercipieerd. Wanneer de werknemer de vertraging
erkent, verklaart en een compensatie aanbiedt, zal de ontevredenheid getemperd worden en
zal dit eventueel resulteren in een positieve herinnering bij de klant (Bitner et al., 1990).
Als laatste kunnen gebeurtenissen voorkomen waarin andere aspecten van de “core
service” niet voldoen aan het minimumprestatieniveau, bvb. koude maaltijd. De reactie van
de werknemer zal hier eveneens de klantenperceptie beïnvloeden. De optimale reactie is ook
hier het erkennen van het probleem en het zoeken van een oplossing (Bitner et al., 1990).
3.1.2.2 Behoefte/verzoek van de klant
Wanneer de klant de werknemer verzoekt om de dienstverlening aan te passen aan zijn unieke
behoeftes, zal de reactie van de dienstverlener de tevredenheid of ontevredenheid bepalen.
Customisatie wordt vanuit het standpunt van de klant beschouwd. Het is namelijk mogelijk
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
42
dat de klant bepaalde behoeftes als speciaal percipieert terwijl ze voor de dienstverlener
routine zijn. Het al dan niet bevredigen van zijn specifieke behoefte is voor de klant het meest
doorslaggevend (Hoffman et al., 2003).
Bepaalde klantenbehoeftes kunnen te maken hebben met bepaalde medische, psychologische,
sociologische, eet- of taalproblemen. Wanneer de organisatie deze problemen erkent en
adequaat behandelt, zal dit resulteren in een tevredenstellende ervaring. Daarnaast kunnen
klanten speciale verzoeken maken die bepaalde persoonlijke preferenties vertegenwoordigen.
Eventueel zal de werknemer het systeem moeten aanpassen om het verzoek in te willigen.
Wanneer de klant merkt dat de dienstverlener een poging onderneemt, zal dit leiden tot
tevredenheid (Bitner et al., 1990).
3.1.2.3 Spontane en vrijwillige werknemersacties
Deze categorie omvat gedragingen van de werknemer zoals ze door de klant gepercipieerd
worden. Tevredenstellende incidenten representeren aangename verrassingen zoals speciale
aandacht, een kleine attentie ontvangen waar niet om gevraagd werd of een speciale
behandeling krijgen. Ontevredenstellende incidenten daarentegen omvatten negatief en
onaanvaardbaar gedrag van de werknemer, discriminatie of het negeren van de klant (Bitner
en Zeithaml, 2003).
3.2 ANDERE KLANTEN
In hoofdstuk 1 werd aangetoond dat de klant beïnvloed kan worden door incidenten die
veroorzaakt worden door andere aanwezige klanten of door conversaties die men aangaat met
deze klanten. In dit hoofdstuk worden deze incidenten en conversaties verder besproken en
wordt nagegaan welke gebeurtenissen leiden tot een aangename ervaring in de
dienstenorganisatie.
3.2.1 INCIDENTEN VEROORZAAKT DOOR ANDERE KLANTEN
In het vorige hoofdstuk werd reeds gewezen op het bestaan van etiquette-incidenten en
sociabiliteitincidenten. Hierna worden deze groepen verder onderverdeeld in subcategorieën,
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
43
zoals voorgesteld in figuur 2.6. Aan de hand van deze opdeling wordt duidelijk welke
handelingen, gesteld door andere klanten, leiden tot klanttevredenheid of ontevredenheid.
Figuur 2.6: Incidenten door andere klanten (Grove en Fisk, 1997, p. 70)
3.2.1.1 Etiquette-incidenten
Aan de hand van het onderzoek van Grove en Fisk (1997) worden de etiquette-incidenten
verder opgesplitst in fysische incidenten, verbale incidenten of andere incidenten in een rij en
resterende etiquette-incidenten.
Klantenervaringen worden sterk beïnvloed door het gedrag van anderen terwijl men in een rij
staat te wachten. Tijdens het wachten in rij kunnen fysische incidenten ontstaan die mensen
tevreden stellen, bijvoorbeeld wanneer anderen vriendelijk zijn. Maar deze gebeurtenissen
kunnen tevens tot ongenoegen leiden wanneer andere klanten, bijvoorbeeld, duwen of
voorsteken (Bitner en Zeithaml, 2003)
Incidenten veroorzaakt door andere klanten
Groep 1: Etiquette- incidenten
Groep 2: Sociabiliteit-incidenten
1a: Fysische incidenten in rij
1b: Verbale incidenten in rij
1c: Andere incidenten in rij
1d: Andere etiquette-incidenten
2a: (On)vriendelijke incidenten
2b: Sfeerincidenten
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
44
Wanneer mensen een aangename conversatie aangaan met andere wachtenden in de rij, zullen
zij tevreden zijn en het gevoel hebben dat de wachttijd minder lang duurt. In dit geval heeft
men het over tevredenstellende, verbale incidenten in rij (Grove en Fisk, 1997). Anderzijds,
wanneer anderen luid schreeuwen of praten, zal dit in een gevoel van ontevredenheid
resulteren (Bitner en Zeithaml, 2003).
Andere incidenten in een rij zijn situaties waarin mensen elkaar helpen, bijvoorbeeld
iemand in een rolstoel voorrang verlenen. Dit zal, volgens Grove en Fisk (1997), leiden tot
genoegen bij de klant en resulteert bijgevolg in een positieve gebeurtenis. Wanneer mensen
daarentegen roken of alcohol drinken zal de ervaring van de klant op een negatieve manier
beïnvloed worden (Moore, 2005).
Als laatste subgroep zijn er, volgens Grove en Fisk (1997), de overige etiquette-incidenten.
Tevredenstellende incidenten omvatten in deze categorie: het terugbezorgen van verloren
zaken, het helpen zoeken van verloren zaken of, bijvoorbeeld, een foto nemen. Misnoegende
incidenten omvatten echter spuwen of gejammer van kinderen (Brady en Cronin Jr., 2001).
3.2.1.2 Sociabiliteitincidenten
De sociabiliteitincidenten zijn onder te verdelen in twee subgroepen, namelijk de
(on)vriendelijke incidenten en de sfeerincidenten.
Onvriendelijke of vriendelijke incidenten komen voor wanneer andere aanwezigen
respectievelijk afstandelijk of hartelijk zijn. Dit resulteert in een gevoel van ongenoegen of
genoegen. De laatste subgroep bestaat uit sfeerincidenten. Tevredenstellende incidenten zijn,
bijvoorbeeld, wanneer mensen enthousiast en opgewonden zijn terwijl ontevredenstellende
incidenten klachten over drukte en boosaardigheid omvatten (Grove en Fisk, 1997).
3.2.1.3 Invloed op de klantenervaring
In het onderzoek van Grove en Fisk (1997) werd tevens duidelijk dat mensen aangeven dat de
aanwezigheid van andere klanten een grote invloed heeft op hun tevredenheid. Dit toont aan
dat dienstenorganisaties meer aandacht moeten schenken aan het beheren van de klantenmix
en de comptabiliteit. Wanneer de organisatie deze interacties over het hoofd ziet, kunnen deze
de gehele performantie van de organisatie ondermijnen. Dit aspect wordt in hoofdstuk 3
verder behandeld.
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
45
Andere klanten hebben de mogelijkheid om de ervaring van een klant positief of negatief te
beïnvloeden. Wachten in een rij is voor veel mensen een grote uitdaging waardoor
ontevredenstellende incidenten in een rij zeer vaak voorkomen. Het gedrag van anderen zal
het wachten in de rij bemoeilijken of vereenvoudigen (Bateson, 2002). Aangezien
consumenten veel aandacht schenken aan het overtreden van gedragsregels zullen etiquette-
incidenten voornamelijk een negatieve invloed hebben en sociabiliteitincidenten een
overwegende positieve invloed hebben (Grove en Fisk, 1997).
3.2.2 CONVERSATIES TUSSEN KLANTEN
Er ontstaan niet enkel incidenten tussen aanwezige klanten maar eveneens conversaties. In
hoofdstuk 1 werden deze conversaties aangeduid met de term OOP2, namelijk observeerbare,
orale participatie. Klanten kunnen een andere aanwezige klant naar zijn mening vragen, maar
deze conversaties kunnen, bijvoorbeeld, ook leiden tot een bepaalde vertrouwensrelatie. Soms
vormen deze klanten de reden waarom een consument de dienstenorganisatie trouw blijft.
Andere klanten beïnvloeden m.a.w. niet enkel de evaluatie van de service encounter maar
tevens de reden waarom de klant een bepaalde organisatie verkiest (Moore et al., 2005).
Tevredenstellende OOP2’s versterken de kwaliteitsperceptie en hebben zodoende een
positieve invloed op de klantentrouw (Pranter en Martin, 1991).
Het onderzoek van Harris en Baron (2004) suggereert dat OOP2 een stabiliserende impact
heeft op de klantenverwachtingen en –percepties over de dienstenervaring. Dit resulteert in
een reducering van de ontevredenheid. Het stabiliserende effect is zichtbaar in drie
componenten, namelijk angstreductie, vaststelling van de partiële werknemersfunctie en het
aanbod van sociale interactie. Wanneer mensen onzeker of angstig zijn, gaan zij vaak op zoek
naar bevestiging bij andere aanwezige klanten. Sommige klanten zijn zodanig vertrouwd met
de dienst dat zij kunnen optreden als een partiële werknemer. Het aanbod van sociale
interactie bevordert eveneens het genot van de dienst. Zo worden wachttijden minder
vervelend wanneer mensen een conversatie kunnen aangaan met andere aanwezige klanten.
Elk van deze componenten bestaat uit een cognitieve en affectieve dimensie. De
stabiliserende componenten hebben een positieve impact op de klantenverwachtingen en –
percepties door het verhogen van de tolerantiedrempel betreffende dienstongeschiktheid
(Harris en Baron, 2004).
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
46
De manier waarop klanten deze OOP2’s percipiëren is eveneens afhankelijk van de functie
die de klant vervult. In hoofdstuk 1 werd reeds het bestaan van hulpzoekers, pro-actieve hulp
en re-actieve hulp aangetoond. Hulpzoekers gaan vaak op zoek naar advies of informatie. De
perceptie over de dienstenkwaliteit wordt bij deze hulpzoekers meer beïnvloedt door de
toegankelijkheid van deze conversaties dan door de inhoud van de OOP2. Pro-actieve
helpers verkiezen kennis te verlenen aan andere mensen en nemen vaak het initiatief. Zij
percipiëren andere aanwezigen als weinig geïnformeerd aangezien zij zichzelf als goed
geïnformeerd beschouwen. Re-actieve helpers zijn eveneens bereid anderen te helpen maar
zijn beslist geen initiator. Bij het percipiëren van de dienstenkwaliteit zijn het gedrag en de
vaardigheden van de klanten uitermate belangrijk (Parker en Ward, 2000).
4. CONCLUSIE
Klanten vormen steeds bepaalde verwachtingen over een dienst die men vervolgens zal
toetsen aan de gepercipieerde service. Wanneer deze klantenperceptie overeenstemt met de
verwachtingen zal dit leiden tot klanttevredenheid. Toch bestaan er vaak negatieve verschillen
tussen beide, wat zodoende resulteert in klantontevredenheid. Recent onderzoek (Reimer en
Kuehn, 2005) toonde aan dat de invloed van de servicescape op de klantenperceptie
behoorlijk onderschat wordt. De servicescape heeft een invloed op de gepercipieerde
dienstenkwaliteit, maar heeft tevens een impact op de overige dimensies van de
dienstenkwaliteit waardoor het uiteindelijke effect groter zal zijn.
Om de perceptie van de fysieke omgeving te bestuderen werd gebruik gemaakt van het model
van Bitner (1992). Dit model toonde aan dat de gepercipieerde omgeving drie mogelijke
reacties kan uitlokken. Deze reacties omvatten cognitieve, emotionele en fysiologische
reacties en zullen op hun beurt een bepaald gedrag veroorzaken. De klant zal nadering- of
vermijdingsgedrag vertonen tegenover een specifieke servicescape.
Bij de sociale omgeving werd er enerzijds gebruik gemaakt van het Service Encounter Model
(Bitner, 1990) om het contact tussen werknemer en klant te evalueren. Ook hier werd gebruik
gemaakt van het disconfirmatieparadigma van klantenverwachtingen. De uiteindelijke
klanttevredenheid wordt beïnvloed door deze (dis)confirmatie en de klantenattributies.
Anderzijds werd er nagegaan hoe incidenten en conversaties tussen klanten de perceptie
HOOFDSTUK 2 IMPACT OP DE KLANTENPERCEPTIE
47
beïnvloeden. Bepaalde incidenten en conversaties zullen namelijk een belangrijke impact
hebben op de gepercipieerde kwaliteit, wat eventueel kan leiden tot klantenloyaliteit.
Algemeen kunnen we stellen dat de dienstverlener de nodige aandacht dient te schenken aan
de servicescape aangezien deze zowel een indicator als een dimensie is van de
dienstenkwaliteit. De klant gaat op zoek naar tastbare signalen voor de ontastbare dienst en de
servicescape zal de kwaliteit op een belangrijke manier vertegenwoordigen, waardoor een
goed ontwerp uitermate belangrijk is. Hoe de organisatie de servicescape dient te ontwerpen
en te controleren wordt in hoofdstuk 3 verder behandeld. In dit hoofdstuk wordt namelijk de
impact van de servicescape op de operationele dienstverlening bestudeerd.
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
48
Na een uitgebreide omschrijving van het begrip servicescape en de impact op de
klantenperceptie, wordt in dit derde hoofdstuk de invloed op de operationele dienstverlening
nagegaan. In het vorig hoofdstuk werd duidelijk dat de dienstenomgeving een belangrijke
invloed uitoefent op de reacties van de klant en de klanttevredenheid. Bijgevolg is het uiterst
belangrijk voor dienstenorganisaties om voldoende aandacht te besteden aan de servicescape.
Aan de hand van creatief servicescape-management is de organisatie namelijk in staat om
zowel marketing- als organisatorische doelstellingen te realiseren (Bitner, 1992).
Organisatorische doelstellingen omvatten, volgens Bitner (1992), enerzijds human resource
doelstellingen – zoals werknemersproductiviteit, -tevredenheid of -retentie – en anderzijds de
operationele doelstellingen zoals efficiëntie en kostenreductie. Marketingdoelstellingen
bestaan voornamelijk uit klanttevredenheid en -attractie.
Beslissingen omtrent belangrijke wijzigingen in de servicescape of het ontwerpen van nieuwe
faciliteiten dienen normalerwijze door de managers van deze drie departementen genomen te
worden. Het is tevens belangrijk dat de klant en/of de werknemer enige vorm van input kan
leveren (Bitner, 1992). In veel ondernemingen worden deze beslissingen echter routineus
genomen door een manager van facilitaire diensten zonder aandacht te schenken aan de
impact op de werknemer of klant (Becker, 1981).
In dit hoofdstuk wordt nagegaan hoe dienstenorganisaties de servicescape dienen te besturen.
Eerst wordt een algemeen raamwerk voor managers voorgesteld betreffende het beheer van de
servicescape. Hierbij worden enkele methodes besproken die managers kunnen toepassen om
de effecten van de servicescape te begrijpen. Daarna worden de fysieke en sociale omgeving
afzonderlijk besproken. Bij de fysieke omgeving wordt er nagegaan hoe men de fysieke
faciliteiten het best bestuurt en welke strategieën optimaal zijn. Bij de sociale omgeving ligt
de focus meer op het managen van de service encounter en human resource management. Ook
het aspect andere klanten komt hier aan bod. Als laatste wordt de groeiende impact van het
internet nagegaan en wordt tevens behandeld hoe managers hierop dienen te reageren.
HOOFDSTUK 3: IMPACT VAN DE SERVICESCAPE OP DE
OPERATIONELE DIENSTVERLENING
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
49
1. ALGEMEEN KADER VOOR MANAGERS
Om een algemeen kader voor managers te creëren, wordt hier eerst een geïntegreerd
raamwerk aangeboden betreffende het besturen en controleren van de servicescape. Daarna
worden enkele methodes besproken die managers kunnen hanteren om de reacties en
voorkeuren van werknemers en klanten te onderzoeken.
1.1 GEINTEGREERD RAAMWERK VOOR MANAGERS
Managers kunnen zich verschillende vragen stellen omtrent de servicescape. Hoe kan de
servicescape ontworpen worden om de meest winstgevende klanten aan te trekken? Hoe kan
de servicescape opgesteld worden om de klanttevredenheid te verhogen en de klanten te
behouden? Hoeveel dient men te investeren in de servicescape ten opzichte van andere
marketingvariabelen? Het model van Bitner (2000) biedt een antwoord op deze vragen en
wordt voorgesteld in figuur 3.1. In dit schema worden zowel de fysieke omgeving als de
sociale omgeving opgenomen en wordt de wederzijdse relatie tussen omgevingsinvloeden en
menselijk gedrag erkent.
Wat kan gecontroleerd worden? Wat moet begrepen worden? Gewenste resultaat?
Figuur 3.1: Een geïntegreerd raamwerk voor managers (Bitner, 2000, p. 46)
Het model is opgebouwd rond drie managementvragen omtrent de servicescape, namelijk wat
kan gecontroleerd worden, wat moet er begrepen worden en wat zijn de gewenste resultaten
(Bitner, 2000).
Servicescapedimensies
- Gevormde omgeving
- Sfeer
- Functie
- Design
- Sociale omgeving
Reactie van klant en werknemer op de
servicescape - Emotioneel
- Cognitief
- Fysiologisch
Gedrag in de servicescape
- Individueel gedrag
- Sociale interacties
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
50
1.1.1 WAT MOET GECONTROLEERD WORDEN?
De servicescape moet volgens Bitner (2000), net als andere marketingvariabelen,
geprogrammeerd en gecontroleerd worden, doordat de verschillende dimensies implicaties
hebben voor klanten en werknemers. Controle van de fysieke omgeving houdt in dat men een
specifieke sfeer, een functionele lay-out en bepaalde decorelementen dient te ontwerpen om
bepaalde reacties en gedragingen aan te moedigen. Niet enkel de fysieke omgeving heeft een
invloed op de dimensies van de servicescape, maar ook de sociale omgeving. Deze kan
slechts in beperkte mate en minder gemakkelijk gecontroleerd worden in vergelijking met de
fysieke ruimte. Er zijn echter verschillende benaderingen om de sociale omgeving te
controleren. Men kan, bijvoorbeeld, een zorgzame segmentatie toepassen zodat niet alle
consumenten toegang krijgen tot de servicescape. Het gedrag en voorkomen van werknemers
kan eveneens beheerd worden aan de hand van training en bepaalde dress-codes zodat een
aangewezen sociale omgeving ontwikkeld wordt. Als laatste kunnen bepaalde signalen in de
omgeving een onrechtstreekse gids vormen voor klanten en werknemers betreffende hun
gedrag in de servicescape (Bitner, 2000).
1.1.2 WAT MOET BEGREPEN WORDEN?
Om de dimensies van de fysieke en sociale omgeving goed te beheren, dient men de reacties
van werknemers en klanten te begrijpen. Deze reacties worden onderverdeeld in drie
categorieën, namelijk cognitief, emotioneel en fysiologisch (Bitner, 1992) (Cfr. 2.1). Om de
gewenste resultaten te kunnen bereiken, is het belangrijk dat de onderneming inzicht krijgt in
de fysieke en ergonomische implicaties van het servicescape-ontwerp (Bitner, 2000).
1.1.3 WAT IS HET GEWENSTE RESULTAAT?
Voor men overgaat tot het ontwerpen of het controleren van de servicescape, zal de manager
eerst dienen te verwoorden welk gedrag men van de klanten en werknemers verlangt.
Individuele reacties bestaan enerzijds uit naderingsgedrag en anderzijds uit vermijdingsgedrag
(Cfr. 2.2.1). De servicescape heeft eveneens implicaties op de realisatie van klanten- en
werknemersdoelstellingen. Klantendoelstellingen omvatten, bijvoorbeeld, de dienst kopen of
consumeren op een, door de klant, gewenste manier of het bereiken van een gewenst resultaat.
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
51
Werknemersdoelstellingen hebben, bijvoorbeeld, betrekking op een servicescape die het werk
vereenvoudigt, de productiviteit verhoogt, etc (Bitner, 2000).
Naast het individuele gedrag heeft de dienstenomgeving eveneens een invloed op de sociale
interacties die plaatsvinden in de fysieke ruimte. Voor deze sociale interacties wordt verwezen
naar 2.2.2.
1.1.4 WEDERKERIGE GEVOLGEN
De servicescape heeft volgens Bitner (2000) geen éénzijdige impact op de reacties van
klanten en werknemers, aangezien deze reacties op hun beurt een invloed hebben op de
servicescape. Door hun aanwezigheid en hun interactie kunnen klanten en werknemers een
wederkerige impact hebben op de omgeving. Zij kunnen immers de dimensies wijzigen,
vernietigen of herschikken. Dit kan de betekenis van de servicescape beïnvloeden. Een
werknemer kan, bijvoorbeeld de lay-out van zijn kantoor wijzigen om het meer functioneel te
maken. Een hotelgast kan, bijvoorbeeld, roken in een niet-rokerkamer waardoor de
geurdimensie voor de volgende gast grondig verstoord is. Deze wederkerige gevolgen tonen
aan dat de servicescape een dynamisch concept is dat voortdurend ontleed en geconstrueerd
wordt door zijn gebruikers.
1.2 METHODES VOOR HET BEGRIJPEN VAN SERVICESCAPE-INVLOED EN
Aan de hand van het model van Bitner (1992) (Cfr. Figuur 1.1) kan aangetoond worden dat de
servicescape een grote impact heeft op klanten en werknemers. Om een omgeving te
ontwerpen die bijdraagt tot de realisatie van marketing- en organisatorische doelstellingen,
moeten organisaties het nodige onderzoek verrichten en hun beslissingen strategisch plannen.
Bitner en Zeithaml (2003) introduceren vier methodes die ondernemingen kunnen toepassen
om de reacties en de preferenties van de gebruikers te begrijpen. Elke methode heeft echter
specifieke voor- en nadelen.
1.2.1 OMGEVINGSONDERZOEK
Een omgevingsonderzoek vraagt klanten of werknemers hun behoeftes en voorkeuren te
betuigen met betrekking tot verschillende omgevingsconfiguraties door het beantwoorden van
vooraf bepaalde vragen in een enquête. Het voordeel van dit type onderzoek is de eenvoudige
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
52
resultatenadministratie en -interpretatie. De data worden via gestandaardiseerde vragen
verzameld en de resultaten kunnen eenvoudig ingevoerd worden in de computer. Duizenden
enquêtes kunnen verstuurd of telefonisch uitgevoerd worden. De steekproef is m.a.w. vrij
groot en er kunnen verschillende variabelen simultaan onderzocht worden. Het nadeel van
een omgevingsonderzoek is dat de resultaten minder gegrond zijn dan resultaten die via
andere methodes vergaard worden. De antwoorden kunnen namelijk occasioneel niet
overeenstemmen met wat de mensen echt voelen (Bitner en Zeithaml, 2003).
1.2.2 DIRECTE OBSERVATIE
Bij directe observatie zullen, volgens Bitner en Zeithaml (2003), opgeleide observatoren
gedetailleerde uiteenzettingen maken over de omgevingscondities en -dimensies. Daarnaast
zullen zij de reacties en het gedrag van klanten en werknemers in de servicescape observeren
en rapporteren. Het voordeel van directe observatie is de accuraatheid van de verkregen
informatie. De interrelatie tussen de omgevingselementen en de reacties van de deelnemers in
de omgeving kunnen onopvallend waargenomen worden waardoor de validiteit van de
resultaten gegarandeerd wordt. De resultaten kunnen zeer nuttig zijn bij het herontwerpen van
de servicescape of bij het vergelijken van verschillende faciliteiten. Directe observatie vereist
volgens De Pelsmacker en Van Kenhove (2002) echter zeer veel tijd en geld, wat een groot
nadeel met zich meebrengt. De onderzoekers, die de servicescape observeren, moeten hoog
opgeleid zijn in etnografische methodes waardoor de gegevensverzameling vrij duur is. De
onderzoekers moeten tevens de toelating hebben om de servicescape te observeren gedurende
enige tijd. De interpretatie van de gegevens kan eveneens arbeidsintensief zijn aangezien deze
data niet simpelweg in een computer kunnen ingevoerd worden zoals bij het
omgevingsonderzoek (Bitner en Zeithaml, 2003).
1.2.3 EXPERIMENTEN
Experimentele methodes zijn de beste manier om specifieke klanten- en werknemersreacties
te beoordelen wanneer het belangrijk is de ware reacties en preferenties te kennen. Bij
experimenten worden bepaalde groepen blootgesteld aan verschillende
omgevingsconfiguraties en worden hun specifieke reacties gemeten. Doordat
omgevingsdimensies vaak een onderbewuste invloed hebben op de mens, is het zeer moeilijk
om accurate antwoorden te verkrijgen op vragen omtrent de omgeving. Wanneer het
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
53
experiment echter nauwgezet uitgevoerd wordt, levert deze proefneming zeer valide
resultaten. Ook deze methode heeft als nadeel dat er veel geld en tijd vereist is. Idealiter
zouden actuele servicescape-prototypes moeten ontworpen worden waarna verschillende
groepen klanten kunnen reageren op mogelijke alternatieven (Bitner en Zeithaml, 2003).
Omgevingspsychologen en marketingverantwoordelijken hebben aangetoond dat
gesimuleerde omgevingen kunnen bijdragen tot het bereiken van gelijkaardige resultaten die
men eveneens zou behalen in een geconstrueerde omgeving (Bateson en Hui, 1992).
1.2.4 FOTOGRAFISCHE BLAUWDRUK
Volgens Bitner en Zeithaml (2003) voorziet een fotografische blauwdruk een visualisatie van
de dienst bij iedere stap die de consument onderneemt. Deze visualisatie kan bestaan uit een
dia, een foto of een video van het gehele dienstenproces. Door het combineren van een
blauwdruk met foto’s kunnen managers en werknemers de dienst bekijken vanuit het
standpunt van de klant. Fotografische blauwdrukken hebben als voordeel dat zij voornamelijk
nuttig zijn bij het leveren van logische en duidelijke documentatie over de dienstenomgeving.
Voor men tot wijzigingen overgaat, dient de huidige staat van de servicescape voor alle
betrokkenen duidelijk te zijn. Het nadeel van deze methode is dat deze blauwdrukken enkel
een start zijn voor verder onderzoek. De foto’s of video’s geven geen antwoord op specifieke
vragen. Het materiaal geeft geen aanwijzingen met betrekking tot bepaalde behoeftes of
voorkeuren van klanten en werknemers. Deze methode kan echter wel gebruikt worden als
katalysator bij het peilen naar de opinies van werknemers en klanten.
2. DE FYSIEKE OMGEVING
Bij het maken van tactische en strategische beslissingen omtrent de fysieke faciliteiten
worden managers met verschillende dilemma’s geconfronteerd. Hoe moeten ze de fysieke
omgeving managen om een differentiërend voordeel te creëren in een steeds wijzigende,
competitieve industrie (Hightower, 2002)? Literatuurstudies tonen immers aan dat
organisaties die aandacht schenken aan de fysieke omgeving beter in staat zijn om een
competitief voordeel te creëren, te behouden of uit te breiden (Hightower et al., 2002).
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
54
In wat volgt worden enkele strategieën besproken die managers kunnen toepassen om de
fysieke ruimte optimaal te besturen.
2.1 INZICHT KRIJGEN IN DE IMPACT VAN DE FYSIEKE OMGEVING
De fysieke omgeving kan een prominente functie vervullen bij het bepalen van de
klantenverwachtingen en -percepties over de dienstenkwaliteit. Voor sommige organisaties is
het louter erkennen van de impact van de fysieke omgeving reeds een belangrijke stap. Na
deze stap kan de organisatie voordeel halen uit de fysieke ruimte en kan men deze strategisch
gaan plannen. Doordat omgevingsbeslissingen vaak definitief en vrij duur zijn, dienen deze
beslissingen zorgvuldig gepland en uitgevoerd te worden (Bitner, 1993). Om een effectieve
strategie te ontwikkelen dient het beleid gekoppeld te worden aan de algemene visie en
doelstellingen van de organisatie. Men dient m.a.w. het serviceconcept te definiëren, de
doelgroep te identificeren en de toekomstige visie van de organisatie te bepalen. Empirische
studies hebben aangetoond dat organisaties die in staat zijn hun doelgroep te determineren en
in beschouwing te nemen, betere beslissingen maken omtrent het gebruik van de fysieke
faciliteiten (Hightower, 2002).
2.2 DE FYSIEKE OMGEVING IN KAART BRENGEN
Nadat de organisatie zich bewust is van de impact van de fysieke omgeving, kan ze de fysieke
ruimte in kaart brengen. Alle leden van de organisatie zouden, volgens Bitner (1993), in staat
moeten zijn om de bestaande elementen van de fysieke omgeving te aanschouwen. Een
efficiënt hulpmiddel om de fysieke omgeving voor te stellen is de blauwdruk. Aan de hand
van deze blauwdrukken is de organisatie in staat om de verschillende mogelijkheden voor de
fysieke omgeving visueel vast te leggen. Ondernemingen die het gebruik van de fysieke
faciliteiten effectief plannen en in kaart brengen, zullen winstgevender zijn dan organisaties
die dit niet doen (Hightower, 2002).
2.3 DE FUNCTIE VAN DE FYSIEKE OMGEVING BEPALEN
De verschillende functies en de typologie van de servicescape kwamen reeds in hoofdstuk 1
aan bod. Aan de hand van deze typologie kunnen organisaties zichzelf lokaliseren in een
bepaalde cel en kunnen zij de verschillende functies voor die specifieke cel identificeren. Een
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
55
kinderdagverblijf, bijvoorbeeld, zal zichzelf lokaliseren in de cel “gedetailleerd,
interpersoonlijk”. De omgeving is gedetailleerd, aangezien de fysieke ruimte uit verschillende
elementen en deelruimtes bestaat, namelijk speelruimtes, slaapruimtes of verzorgingsruimtes.
Daarnaast bevinden de werknemer en de klant - respectievelijk verzorger en kleuter - zich
beiden in de fysieke omgeving waardoor de dienst als interpersoonlijk gecategoriseerd wordt.
De beslissingen omtrent de fysieke omgeving zullen in dit geval vrij complex zijn. De
strategie zal namelijk rekening moeten houden met de behoeftes van kinderen en werknemers
en zal daarnaast een invloed hebben op de marketing- en organisatorische doelstellingen
(Bitner, 1993).
Door het determineren van de functie van de fysieke omgeving zal de organisatie beter in
staat zijn om bepaalde opportuniteiten te identificeren en te bepalen met welke behoeftes men
rekening dient te houden bij het nemen van faciliteitenbeslissingen. Wanneer de organisatie
bij het ontwerpen van de fysieke omgeving aandacht schenkt aan de behoeftes van
werknemers en klanten, zal deze omgeving volgens Hightower (2002) de betreffende
werknemers en klanten meer tevredenstellen.
2.4 MOGELIJKHEDEN IDENTIFICEREN EN BEOORDELEN
Na de voorgaande fases kunnen mogelijke wijzigingen en verbeteringen geïdentificeerd
worden. De organisatie dient zich de vraag te stellen of er gemiste opportuniteiten zijn bij het
leveren van fysiek bewijs naar de klant toe. De blauwdruk bij een verzekeringskantoor kan,
bijvoorbeeld, aantonen dat er weinig of geen fysiek bewijs geleverd wordt aan de klant. Men
kan zodoende een strategie ontwikkelen om meer signalen te verstrekken zodat de klant kan
zien waarvoor hij betaalt (Bitner, 1993).
Er kan eventueel ook vastgesteld worden dat de signalen een verkeerd imago overbrengen
naar de klant toe, namelijk een imago dat niet overeenstemt met de doelstellingen van de
organisatie of dat niet overeenstemt met de klantenverwachtingen. Het is, bijvoorbeeld,
mogelijk dat het prijsniveau en het design van een restaurant niet overeenstemmen. De prijs is
hoog terwijl het design wijst op een familierestaurant. Deze organisatie kan enerzijds de prijs
wijzigen of anderzijds het design aanpassen. Dit zal afhankelijk zijn van de strategie van het
restaurant. Andere vragen kunnen betrekking hebben op de overeenstemming tussen de
fysieke omgeving en de behoeftes van de doelgroep en de overeenstemming tussen de
strategie en de behoeftes van werknemers en klanten (Bitner, 1993). Om de juiste sfeer te
creëren, moeten managers het doel en de functie achterhalen die klanten aan de omgeving
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
56
toekennen. Zo kan men de juiste kleurencombinaties, muziek en decorelementen
samenbrengen om de fysieke omgeving te ontwerpen (Lin, 2004).
2.5 DE FYSIEKE OMGEVING MODERNISEREN
Sommige aspecten van de fysieke omgeving vergen regelmatige of periodieke herzieningen.
Al wijzigen de doelstellingen en objectieven van de organisatie niet, er is desalniettemin een
modernisering van de fysieke omgeving vereist omwille van het tijdsaspect. Het mode-
element speelt hier een bepalende rol. Verschillende kleuren, stijlen en ontwerpen kunnen
verschillende boodschappen overbrengen doorheen de tijd (Bitner, 1993). Het is belangrijk
dat de organisatie een comfortabele en aangename omgeving biedt aan de klant aangezien
deze fysieke omgeving tevens doorslaggevend is bij het aantrekken, het behouden en het
overtuigen van klanten (Hightower, 2002).
Niet enkel het moderniseren van de fysieke omgeving is belangrijk, maar tevens het
onderhouden. Veel problemen kunnen vermeden worden door regelmatige kwaliteitscontrole
in de fysieke omgeving. Een hotel kan, bijvoorbeeld, haar werknemers opdragen de kamers te
inspecteren wanneer deze terug vrij komen. Zo zal een bepaald probleem ontdekt worden
door de werknemer en niet door de volgende klant (Hoffman et al., 2003).
2.6 MULTIFUNCTIONEEL WERKEN
De fysieke omgeving draagt in belangrijke mate bij in het communiceren van een bepaald
bedrijfsimago. De organisatie tracht consistente en compatibele boodschappen te versturen
die de doelgroep wenst en begrijpt. Desondanks worden beslissingen omtrent de fysieke
omgeving door verschillende departementen afzonderlijk genomen (Bitner, 1992). Zo
worden, bijvoorbeeld, beslissingen omtrent het werknemersuniform vaak door het
personeelsdepartement genomen terwijl de beslissingsbevoegdheid betreffende de fysieke
omgeving meestal bij de facilitaire afdeling ligt. Daardoor is het niet verwonderlijk dat de
consistentie wel eens in het gedrang komt. Ook hier kunnen blauwdrukken gehanteerd
worden om de communicatie binnen de organisatie te bevorderen. Daarnaast kunnen deze
blauwdrukken bijdragen tot het identificeren van de bestaande fysieke omgeving en het
voorzien van een springplank om de fysieke omgeving te wijzigen. Werken met
multifunctionele teams is vaak aangewezen en vereist, voornamelijk wanneer het beslissingen
omtrent de fysieke omgeving betreft (Bitner, 1993).
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
57
3. DE SOCIALE OMGEVING
3.1 DE SERVICE ENCOUNTER
In hoofdstuk 2 werd aangetoond dat de service encounter, vanuit het standpunt van de klant,
vaak de dienst vormt. De ontmoeting met de dienstverlener is dikwijls het moment van de
waarheid. Bijgevolg dienen organisaties voldoende aandacht te schenken aan deze interacties.
Het aanwerven en behouden van het juiste personeel, het opleiden van het personeel en het
nastreven van klanttevredenheid zijn m.a.w. bijzonder belangrijk.
3.1.1 HET JUISTE PERSONEEL AANWERVEN
Dienstverleners zijn uitermate belangrijk aangezien zij vaak de dienst uitmaken en de
organisatie en de merknaam vertegenwoordigen. Bij sommige persoonlijke diensten - o.a.
kapper, consultant, kinderverzorging, etc. - wordt de dienst enkel en alleen door de
dienstverlener geleverd. Maar ook bij andere diensten, die niet volledig door één enkele
werknemer geleverd worden, vertegenwoordigt het contactpersoneel de organisatie. Deze
dienstverleners hebben tevens een marketingfunctie aangezien zij een rechtstreekse invloed
hebben op de klanttevredenheid (Bitner en Zeithaml, 2003). Door deze belangrijke functie
zullen dienstverleners over bepaalde vaardigheden dienen te beschikken.
3.1.1.1 Nodige vaardigheden
Dienstverleners dienen meestal aan een specifiek profiel te beantwoorden. Deze werknemers
zullen bijgevolg vaak over bepaalde vaardigheden moeten beschikken om efficiënt te
presteren tijdens de service encounter. Deze vaardigheden kunnen ondergebracht worden in
technische kundigheid, interpersonele vaardigheden, voldoende flexibiliteit of
aanpassingsvermogen en empathie (Lewis en Entwistle, 1990).
Technische deskundigheid was vroeger de meest significante vereiste bij de selectie- en
trainingsprocedure. Tegenwoordig verliest deze deskundigheid aan belang terwijl de
interpersonele vaardigheden steeds doorslaggevender worden. Aangezien de service
encounter beschouwd wordt als het moment van de waarheid, hechten veel ondernemingen
belang aan de menselijke vaardigheden. Er bestaat zodoende een ruim aantal technieken die
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
58
de manager kan toepassen om deze vaardigheden aan te leren. Aan de hand van de
dienstenkenmerken worden dienstverleners verondersteld over enige flexibiliteit en
aanpassingsvermogen te beschikken. Elke klant is uniek en reactief waardoor de dienst
verschilt van klant tot klant en m.a.w. onvoorspelbaar wordt. De dienstverlener moet hier in
voldoende mate op kunnen reageren. Als laatste geldt dat de werknemer over enige empathie
dient te beschikken. Een empathische werknemer is in staat om de dienst te percipiëren vanuit
het standpunt van de klant. Daardoor is deze werknemer niet alleen flexibel maar is hij tevens
een belangrijke informatiebron voor het management. De dienstverlener kan het management
immers adviseren welke diensten moeten aangeboden worden en hoe ze moeten aangeboden
worden (Lewis en Entwistle, 1990).
3.1.1.2 Selectieprocedure
Om het juiste personeel aan te werven, moet de organisatie de potentieel, juiste
dienstverleners identificeren en dient ze te concurreren met ander organisaties om deze
personen aan te werven. Berry en Parasuraman (1991) suggereren dat ondernemingen moeten
opereren als “marketeers” bij het aanwerven van personeel. De organisatie dient immers aan
segmentatie, job-design en promotie te doen bij het aantrekken van lange termijn personeel.
Eens de mogelijke dienstverleners geselecteerd zijn, worden er normalerwijze
sollicitatiegesprekken afgenomen. Nochtans opteren, volgens Bitner en Zeithaml (2003),
verschillende bedrijven voor meer innoverende methodes dan de traditionele interviews. Een
veel voorkomende methode is het simuleren van een bepaalde werksituatie. Zo kunnen de
kandidaten demonstreren hoe ze zouden handelen in een specifieke omstandigheid.
Om het juiste personeel te rekruteren kan de organisatie trachten de meest geprefereerde
werkgever te zijn in een bepaalde sector. Deze doelstelling kan men realiseren door,
bijvoorbeeld, opleidingen, carrièremogelijkheden, interne ondersteuning of aantrekkelijke
incentives aan te bieden (Bitner en Zeithaml, 2003). Zo kunnen bedrijven, bijvoorbeeld, een
gratis kinderopvang aanbieden voor de werknemers om de combinatie werk-gezin te
vereenvoudigen.
3.1.2 HET PERSONEEL OPLEIDEN
Personeelsmanagement hecht veel waarde aan het opleiden van de dienstverleners en
investeert bijgevolg veel tijd en geld in deze programma’s. Er dient aan vier voorwaarden
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
59
voldaan te zijn om een effectief trainingsprogramma uit te voeren. Het is vooreerst belangrijk
dat er een engagement is vanwege de hogere niveaus in de organisatie. Daarnaast moet het
trainingsprogramma gevolgd worden door iedereen, niet enkel door het contactpersoneel. De
onderneming dient m.a.w. het concept van de interne klant te hanteren. Verder moet men de
visie van de werknemers nagaan bij het begin van het proces en deze visie moet tijdens het
proces opgenomen worden. Als laatste moet het trainingsprogramma ontwikkeld worden door
de hoofddirecteur, eventueel met de hulp van een deskundige. Dit trainingsprogramma dient
in overeenstemming te zijn met de totale marketingstrategie (Lewis en Entwistle, 1990).
Naast de juiste opleiding is het belangrijk dat de dienstverlener over de nodige autoriteit,
vaardigheden en instrumenten beschikt om de behoeftes van de klant te kunnen bevredigen.
De organisatie dient bijgevolg aan “empowerment” te doen, namelijk de werknemer autoriteit
verschaffen zodat deze beslissingen kan maken in het belang van de klant. Maar om deze
beslissingen te kunnen nemen, dient de dienstverlener eveneens over kennis en middelen te
beschikken en kan de organisatie hem bepaalde incentives aanbieden zodat de werknemer
aangemoedigd wordt om de juiste beslissingen te nemen (Bitner en Zeithaml, 2003).
3.1.3 HET NASTREVEN VAN KLANTTEVREDENHEID IN ELKE SERVICE ENCOUNTER
Iedere service encounter kan determinerend zijn in het behoud van bestaande klanten. Vele
bedrijven streven zodoende naar “zero defects” bij de dienstverlening. Om dit te kunnen
realiseren dient de organisatie alle contactpunten tussen dienstverlener en klant te
documenteren. Daarnaast moet de onderneming inzicht ontwikkelen in de
klantenverwachtingen voor elke encounter. Hierna kan de onderneming haar strategie
opstellen om aan deze verwachtingen te kunnen voldoen (Bitner en Zeithaml, 2003).
In hoofdstuk 2 werd reeds gewezen op het bestaan van tevredenstellende en
ontevredenstellende service encounters. Die tevredenheid hing grotendeels af van de reactie
van de werknemer op fouten in de dienstverlening of een speciaal verzoek vanwege de klant.
Het spontaan gedrag van de dienstverlener kon eveneens leiden tot een positieve service
encounter (Bitner, 1990). De organisatie dient dan ook de nodige aandacht te schenken aan de
reacties van de werknemer en moet trachten positief gedrag aan te moedigen. Dit kan door
een effectief herstelprogramma te ontwerpen, flexibiliteit en spontaneïteit te stimuleren,
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
60
zorgen dat de werknemer het hoofd kan bieden aan probleemklanten en door alle
kwaliteitsdimensies te beheren bij elke service encounter (Bitner en Zeithaml, 2003).
3.1.3.1 Een effectief herstelprogramma ontwerpen
Wanneer er een fout optreedt in de dienstverlening, zal de klant sterke herinneringen creëren
aan het gehanteerde herstelprogramma. Wanneer de dienstverlening de eerste maal fout
verloopt, is het zeer belangrijk dat de tweede poging correct verloopt (Berry en Parasuraman,
1991). Om dit mogelijk te maken, dient de organisatie een analyse te maken van de
dienstenprocessen en -procedures om de oorzaak van de fout op te sporen zodat een
herontwerp een hogere betrouwbaarheid kan verzekeren (Bitner en Zeithaml, 2003). “Zero
defects” is zelfs voor de beste organisaties quasi onmogelijk. Ondernemingen dienen
zodoende een herstelprogramma te ontwikkelen zodat de dienstverlener de fout kan omkeren
en de klant tevreden is (Hart et al., 1990). In figuur 3.2 worden enkele mogelijke
herstelstrategieën voorgesteld.
Figuur 3.2: Mogelijke herstelstrategieën (Bitner en Zeithaml, 2003, p. 198)
Herstel-
strategieën
Leren van verloren klanten
Leren uit
ervaringen
Klanten eerlijk
behandelen
Snel reageren
De dienst “fail-safe”
maken
Klachten
aanmoedigen
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
61
3.1.3.2 Flexibiliteit en aanpassingsvermogen bevorderen
Klantenpercepties over flexibiliteit en aanpassingsvermogen hebben een invloed op de
klanttevredenheid. De dienstverlener moet weten wanneer en hoe hij het systeem kan
aanpassen en wanneer en hoe hij aan de klant moet uiteenzetten waarom een bepaald verzoek
niet kan ingewilligd worden. Wanneer de werknemer kennis heeft over het service concept,
het dienstverleningssysteem, de operaties en de systeemmaatstaven, is hij in staat om de klant
te informeren over wat er gebeurd is, wat er gaat gebeuren en waarom bepaalde behoeftes niet
bevredigd kunnen worden. Deze kennis en de bereidheid om deze kennis te leveren, kan een
positieve indruk nalaten bij de klant (Bitner, 1990).
3.1.3.3 Spontaneïteit stimuleren
Sommige service encounters blijven in het geheugen van de klant gegrift omwille van het
spontaan gedrag van de dienstverlener. Het gedrag van de werknemer is grotendeels
willekeurig en onbeheersbaar, maar de organisatie kan desalniettemin proberen dit gedrag aan
te moedigen. Aanwervings- en selectieprocedures kunnen gebruikt worden om werknemers te
rekruteren met sterke dienstenoriëntatie en met een natuurlijke aanleg voor service (Schneider
en Schechter, 1991). Daarnaast kunnen een sterke servicecultuur, autorisatie, effectieve
supervisie en een snelle feedback bijdragen tot het stimuleren van spontaan gedrag (Bitner en
Zeithaml, 2003).
3.1.3.4 Zorgen dat werknemers het hoofd kunnen bieden aan probleemklanten
Een klant kan ontevreden zijn over een bepaalde service encounter door toedoen van de
werknemer of de organisatie. Maar ontevredenstellende encounters kunnen eveneens
veroorzaakt worden door de klant zelf. Het is daarom belangrijk dat managers en klanten
erkennen dat de klant niet altijd juist is of dat de klant zich niet altijd gepast gedraagt.
Dienstverleners krijgen vaak te horen dat “de klant koning is” en krijgen m.a.w. geen
aangepaste training om met deze probleemklanten om te gaan. Het contactpersoneel dient
echter over de nodige vaardigheden te beschikken om deze probleemklanten het hoofd te
bieden en het probleem te kunnen oplossen. De organisatie zou, bijvoorbeeld, beroep kunnen
doen op “oefenklanten” zodat de werknemer weet wat te verwachten en weet hoe hij zich
dient te gedragen in zo’n situatie (Bitner, 1990).
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
62
3.1.3.5 De kwaliteitsdimensies beheren op het encounterniveau
De vijf dimensies van dienstenkwaliteit – betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid, zekerheid,
empathie en tastbaarheden – worden algemeen toegepast op de totale dienstenkwaliteit van de
organisatie. Nochtans kan men deze dimensies volgens Bitner en Zeithaml (2003) relateren
aan elke encounter. Wanneer de organisatie deze methode toepast, kan zij een strategie
ontwikkelen die de klanttevredenheid over de service encounter moet verzekeren.
3.1.4 HET JUISTE PERSONEEL BEHOUDEN
Organisaties die in staat zijn om het juiste personeel aan te werven en op te leiden, moeten
tevens hun personeel kunnen behouden. Wanneer een bepaalde dienstverlener de
onderneming verlaat, kan dit een bepalende invloed hebben op de klanttevredenheid,
werknemersmoraal en dienstenkwaliteit (Bitner en Zeithaml, 2003).
Om het juiste personeel te behouden is het belangrijk dat de werknemers inzicht krijgen in de
visie van de organisatie. Wanneer deze visie voor hen geheim is, zal het personeel niet
gemotiveerd zijn. Het is m.a.w. belangrijk dat de managers regelmatig communiceren met het
personeel betreffende de ondernemingsvisie (Gadiesh en Gilbert, 2001). Een tweede manier
om de werknemersretentie aan te moedigen is het waarderen van de werknemers. Om deze
doelstelling te realiseren moeten ondernemingen hun personeel als klanten beschouwen,
werknemerstevredenheid nastreven en de werknemers betrekken in het beslissingsproces
(Hegge-Kleiser, 1993). Als laatste is het belangrijk dat de onderneming sterke performanties
erkent en beloont. Deze performanties moeten in overeenstemming zijn met de visie. Een
dienstverlener kan, bijvoorbeeld, veel verkopen, maar niet bijdragen tot de klanttevredenheid,
die net een essentieel onderdeel vormt van de ondernemingsvisie (Bitner en Zeithaml, 2003).
3.2 ANDERE KLANTEN
In hoofdstuk 2 werd de invloed van andere klanten op de dienstenervaring aangetoond. Het is
bijgevolg belangrijk dat ondernemingen de nodige aandacht schenken aan mogelijke
incidenten en conversaties die kunnen plaatsvinden tussen aanwezige klanten. Diverse
marketingorganisaties bieden speciale cursussen die dienstenondernemingen kunnen volgen
om de klanttevredenheid te verzekeren door opmerkzaam te zijn voor de rol die andere
klanten spelen in iemands dienstenervaring (Grove en Fisk, 1997).
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
63
Verschillende auteurs argumenteren dat de organisatie naast de werknemers eveneens de
klanten dient te managen. Gummeson (1993) beweert dat het aanwerven van de juiste klanten
even belangrijk is als het aanwerven van het juiste personeel om obstakels te voorkomen.
Martin en Pranter (1989) suggereren dat organisaties zich moeten inlaten met “compatibility
management” om zo tot een geschikte klantenmix en klant-tot-klantrelaties te komen.
Compatibility management wordt door deze auteurs (p.7) gedefinieerd als “het aantrekken
van homogene klanten in de dienstenomgeving, waarna fysieke en sociale omgeving zodanig
beheerd worden dat tevredenstellende ontmoetingen gestimuleerd worden”. Indien deze
methode succesvol uitgevoerd wordt, zal dit bijdragen tot het aantrekken van nieuwe klanten
en het behouden van bestaande klanten. Lovelock (1996) benadrukt eveneens hoe
noodzakelijk het is om de klantenportfolio te beheren met betrekking tot gedrag, leeftijd,
voorkomen, etc. Soms dient de organisatie op te treden om het gewenste gedrag te
verzekeren. Hierna wordt besproken hoe ondernemingen incidenten en conversaties dienen te
sturen.
3.2.1 INCIDENTEN VEROORZAAKT DOOR ANDERE KLANTEN
Het is quasi onmogelijk om alle klanten met eenzelfde dienstverlening tevreden te stellen.
Mensen hebben namelijk andere ideeën en opvattingen over geschikt en aanvaardbaar gedrag.
Een bepaalde groep kan, bijvoorbeeld, een aangenaam gesprek hebben terwijl een andere
groep vindt dat deze conversatie te luidruchtig gebeurt. Bijgevolg is het aangewezen dat
managers de klanten informeren over het gedrag dat van hen verlangd wordt (Bowers et al.
1990). Men kan hiervoor gebruik maken van specifieke signalisatie, opgenomen
boodschappen of instructies vanwege het personeel. Het personeel moet tevens in staat zijn
om bepaalde klantenconflicten op te lossen.
In hoofdstuk 2 werd reeds gewezen op een aantal incidenten die kunnen voorkomen tijdens
het wachten. Wachten in een rij is voor de meeste mensen een grote uitdaging en ongewenst
gedrag zoals voorsteken, duwen of porren komt vaak voor. Desondanks schenken slechts
weinig organisaties aandacht aan dit fenomeen en wordt dit proces amper bestuurd. Katz et al.
(1991) stellen voor dat ondernemingen de klanten dienen te vermaken wanneer deze aan het
wachten zijn zodat de tevredenheid toeneemt. Men kan hiervoor een beroep doen op
videoanimatie of op werknemers die de mensen vermaken tijdens het wachten.
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
64
Uit het onderzoek van Grove en Fisk (1997) blijkt dat niet enkel negatieve incidenten
plaatsvinden maar tevens positieve incidenten. Klanten die helpen zoeken naar verloren
voorwerpen, foto’s nemen of rolstoelpatiënten tegemoetkomen, hebben een positieve impact
op de dienstenervaring. Ondernemingen moeten trachten dit gedrag aan te moedigen,
voornamelijk bij diensten waar de organisatie verscheidene klanten simultaan dient te
bedienen. De onderneming kan, bijvoorbeeld, de belangrijkheid en de voordelen van dit
ondersteunend gedrag communiceren tijdens de dienst om deze gedragingen te stimuleren
(Grove en Fisk, 1997).
Veel ontevredenstellende incidenten zijn toe te schrijven aan verschillende karakteristieken
zoals leeftijd, nationaliteit, etc. Klanten zijn compatibel met bepaalde klanten maar niet met
andere. Dit probleem kan door managers en werknemers ondervangen en voorkomen worden
aan de hand van “compatibility management”. Een aantal principes van deze
managementtechniek kunnen toegepast worden om bepaalde incidenten te vermijden. De
onderneming kan, bijvoorbeeld, bepaalde gedragsregels voor klanten communiceren of
benadrukken (Martin en Pranter, 1989).
3.2.2 CONVERSATIES TUSSEN KLANTEN
Naast incidenten hebben ook conversaties met andere klanten (OOP2) een belangrijke impact
op de klantenperceptie. Andere klanten kunnen aangesproken worden om informatie in te
winnen, een mening te vragen of louter voor het aangaan van een vriendelijk gesprek tijdens
het wachten in een rij. Bij sommige diensten – groepsreizen, conferenties of
sportevenementen – maken deze conversaties deel uit van de “core service”. Bij deze diensten
is het m.a.w. uitermate belangrijk dat de organisatie deze interacties organiseert en bestuurt.
Bij andere diensten – ziekenhuizen of selfservice restaurant – vormen deze OOP2’s niet de
“core service”, maar deze diensten worden wel gekenmerkt door weinig contactpersoneel en
de nabije aanwezigheid van vele, andere klanten. Daardoor is het management van OOP2’s
ook bij deze diensten uiterst belangrijk (Harris en Baron, 2004). Het stimuleren van deze
interacties kan gebeuren aan de hand van compatibility management. De onderneming kan,
bijvoorbeeld, de fysieke ruimte gebruiken om compatibele klantenrelaties aan te moedigen.
De onderneming kan zodoende zitruimte voorzien om interacties te stimuleren (Martin en
Pranter, 1989).
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
65
Andere klanten fungeren vaak als partiële werknemers in de dienstenomgeving. Onderzoek
heeft aangetoond dat klanten bereid zijn en in staat zijn om deze functie te vervullen (Harris et
al., 1999). Andere klanten worden tevens aanzien als een meer betrouwbare informatiebron
dan de dienstverlener (Adelman et al., 1994). Deze resultaten moeten de onderneming
aansporen om klanten als een goed geïnformeerde bron op te nemen in hun strategie. Dit
vormt namelijk een grote opportuniteit voor de organisatie om de kennis van het cliënteel aan
te wenden en dit op te nemen in hun human resource managementstrategie (Harris en Baron,
2004). Klanten zijn namelijk een onbetaalde menselijke bron. Zij zijn bereid deel te nemen
aan het dienstverleningssysteem zonder training en zonder economische beloning (Harris et
al., 1995).
Deze resultaten tonen eveneens aan dat ondernemingen de traditionele functies van klanten en
werknemers moeten herzien en herdefiniëren. Momenteel verwachten klanten dat de
dienstverlener productgerelateerde informatie kan verlenen en de dienstverlener ervaart
eveneens dat hij deze informatie zou moeten beheersen (Harris en Baron, 2004). De
onderneming zou echter een strategie kunnen ontwikkelen die goed geïnformeerde klanten
omvat om andere klanten en werknemers advies en informatie te verlenen (Anon, 1999). Deze
strategie vereist echter een culturele verschuiving in de verwachtingen van klanten en
werknemers. Dit vormt een grote uitdaging voor dienstenorganisaties maar is desalniettemin
te overwegen aangezien in veel ondernemingen een gebrek aan contactpersoneel is. In deze
strategie zou de klantenfunctie zich nauwer aansluiten bij de werknemersfunctie en zouden
werknemers aangespoord worden om een meer natuurlijke, eerlijke en realistische aanpak te
hanteren. De klanten en de werknemers worden dan samen als de human resource factor in de
dienstenomgeving beschouwd (Harris en Baron, 2004).
Het succes van deze strategie hangt af van de mate waarin de organisatie op de hoogte is over
het kennisniveau van de klant en hun bereidheid om mee te werken. De organisatie zal
eveneens de nodige tijd en energie moeten besteden aan het aanpassingsproces van beide
partijen (Baron et al., 1996). Solomon et al. (1985, p.104) stelt namelijk dat “een
gemeenschappelijke begrip van functieverwachtingen essentieel is voor een tevredenstellende
ervaring”. Bateson (1992) veronderstelt dat deze strategie een verschuiving in de controle tot
gevolg heeft, namelijk de gepercipieerde controle van de klant zal toenemen.
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
66
Niet alle OOP2’s zijn echter positief, te weten in het voordeel van de dienstverlener.
Negatieve interacties dienen ook gecontroleerd te worden aangezien deze een bepalende
impact kunnen hebben op de klantenperceptie en de dienstenkwaliteit. Een groot aantal
klanten wensen geen conversatie aan te gaan, namelijk klanten die de nodige privacy zoeken
(Goodwin, 1994). Wanneer het klantenbestand van een organisatie voornamelijk bestaat uit
“privacy seekers”, dient men de omgeving zo te ontwerpen dat de klant niet in interactie hoeft
te treden met andere klanten of dienstverleners (Harris et al., 1995).
4. IMPACT VAN HET INTERNET
In hoofdstuk 1 werd reeds gewezen op de opkomst van het internet in de dienstensector.
Doordat bedrijven vaker beroep doen op het internet om informatie te verlenen of diensten
aan te bieden, heeft dit implicaties voor het beheren van de fysieke en sociale omgeving.
4.1 DE FYSIEKE OMGEVING
De komst van het internet heeft er voor gezorgd dat voor sommige diensten de fysieke
omgeving verdwijnt. Men kan de dienst namelijk rechtstreeks online aanschaffen. Andere
diensten vereisen wel degelijk een aanwezigheid in de fysieke omgeving. Maar bij deze
diensten ondervindt de klant een invloed vanwege de elektronische omgeving vooraleer hij de
fysieke omgeving betreedt. Het is bijgevolg belangrijk dat de onderneming de e-scape
hanteert als een communicatiemiddel om de klant van bepaalde informatie te voorzien en de
organisatie te differentiëren van de concurrentie (Rayport en Jaworski, 2001). Het internet
biedt de onderneming tal van mogelijkheden om de dienst meer tastbaar te maken voor de
klant. Men kan een duidelijke beschrijving van de dienst voorzien en foto’s van de mogelijke
voordelen op de website plaatsen. Door deze aanwijzingen aan te bieden, wordt de dienst
minder ontastbaar voor de klant. Dit heeft op zijn beurt een positieve invloed op de evaluatie
van de dienst en van de website en leidt tot een hogere klantenloyaliteit (Koernig, 2003).
Williams en Dargel (2004) hebben in hun paper “From Servicescape to Cyberscape” het
model van Bitner (1992) toegepast op internetsites. In dit nieuwe model, dat wordt
weergegeven in figuur 3.3, werd de term “Cyberscape” geïntroduceerd. Deze term verwijst
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
67
naar de dimensies waaruit een site is opgebouwd en die tevens een invloed uitoefenen op het
gedrag van de klant.
Figuur 3.3: Het Cyberscape Model (Williams en Dargel (2004) gebaseerd op Bitner (1992))
De onderneming dient, volgens Rosenbaum (2005), de nodige aandacht te schenken aan de
verschillende dimensies en moet trachten hun site gelijkwaardig te maken met deze van de
concurrentie. Eens deze doelstelling gerealiseerd is, kan de organisatie een “waw-factor”
toevoegen door zich te richten op een aantal specifieke dimensies. Zo kan de onderneming
nieuwe gebruikers verrassen door enige vorm van vermaak aan te bieden terwijl ze
gevorderde gebruikers kan tevreden stellen aan de hand van een eenvoudige navigatie.
4.2 DE SOCIALE OMGEVING
Door de opkomst van het internet moeten organisaties de traditionele service encounter, die
voornamelijk gericht is op interacties binnen het domein van de dienstverlener, op een andere
manier te bekijken. De service encounter dient beschouwd te worden vanuit het standpunt van
de klant. Deze encounter werd door Laing en Hogg (2002) aangeduid met de term virtuele,
parallelle service encounter. Deze interactie omvat het verzamelen en het uitwisselen van
informatie. In de virtuele encounter wordt het rechtstreeks contact tussen dienstverlener en
klant getransformeerd in een encounter waar de klant controle verwerft over het aspect
informatieverschaffing. Dit aspect was voordien de verantwoordelijkheid van de
dienstverlener. De service encounter omvat niet langer de activiteiten van de dienstverlener
Cyberscape dimensies
- Navigatie - Informatie - Levering - Presentatie - Privacy - Reputatie - Gemeenschap - Vermaak - Product - Betrouwbaarheid - Vertrouwen
Gepercipieerde cyberscape
Naderingsgedrag - Affiliatie - Exploratie - Langer verblijven - Engagement - Plan uitvoeren Vermijdingsgedrag (tegengestelde van naderingsgedrag)
Moderatoren - Bezoekreden - Internetvaardigheden
Klantenreacties
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
68
maar tevens de selfservice activiteiten van de klant die onafhankelijk van de werknemer
kunnen gesteld worden. De onderneming zal bijgevolg een gepaste strategie moeten
ontwikkelen om deze activiteiten op een gepaste manier te kunnen sturen (Hogg et al., 2003).
Niet enkel het contact tussen klant en dienstverlener verdwijnt maar eveneens het contact
tussen klanten. Dit contact vindt echter ook een online alternatief aan de hand van “global
communities” en e-mail discussiegroepen. “Global communities” worden opgericht door
mensen met gelijkaardige interesses en worden gebruikt om informatie uit te wisselen over
bepaalde diensten. Deze communiteiten worden beheerd door een toezichthouder. E-mail
discussiegroepen leveren een gedecentraliseerd, anarchistisch netwerk van
informatieverzameling. Deze discussiegroepen worden niet beheerd door een toezichthouder
(Hogg et al., 2003). Voor dienstenorganisaties is het vrij moeilijk om hier controle over te
verwerven.
5. CONCLUSIE
Het belang van de servicescape voor de operationele dienstverlening werd reeds enige tijd
door “marketeers” erkend door het opnemen van deze variabele in de service marketingmix.
De servicescape draagt echter niet enkel bij tot het realiseren van marketingdoelstellingen,
ook operationele en human resource doelstellingen kunnen ondersteund worden door de
dienstenomgeving. In dit hoofdstuk werd een algemeen kader voorgesteld voor managers om
de servicescape te controleren en te beheren.
Ook voor de fysieke en de sociale omgeving werden enkele strategieën voorgesteld die
ondernemingen kunnen toepassen om de dienstenomgeving optimaal te benutten. Bij de
fysieke omgeving is het uitermate belangrijk dat de organisatie de impact van de fysieke
ruimte inziet en poogt mogelijkheden te identificeren om deze omgeving te wijzigen of te
moderniseren. Bij de sociale omgeving speelt human resource management een
determinerende rol. Het aanwerven, opleiden en behouden van het juiste personeel is namelijk
doorslaggevend voor de klanttevredenheid. Als laatste werd de impact van het internet
behandeld. Ondernemingen dienen namelijk aangepaste strategieën te voorzien aangezien de
klant beter geïnformeerd is en de fysieke en sociale omgeving voor sommige diensten
verdwijnen.
HOOFDSTUK 3 IMPACT OP OPERATIONELE DIENSTVERLENING
69
Algemeen kunnen we stellen dat de dienstenomgeving een belangrijke invloed heeft op het
aantrekken en behouden van klanten. Bijgevolg dienen ondernemingen de nodige aandacht te
schenken aan de servicescape en moet deze op een gepaste manier bestuurd worden. Het is
echter ook belangrijk werknemers en/of klanten bij dit proces te betrekken zodat hun
behoeftes optimaal kunnen bevredigd worden. In het volgende hoofdstuk, het empirisch
onderzoek, wordt nagegaan hoe ondernemingen in realiteit omgaan met de servicescape.
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
70
In de voorgaande hoofdstukken werd een uiteenzetting gegeven van de literatuur omtrent de
servicescape. In het derde hoofdstuk kwam de invloed van de servicescape op de operationele
dienstverlening aan bod, waarin het belang van de dienstenomgeving voor de organisatie
werd aangetoond. Na de theoretische benaderingen wordt nu gepeild hoe de servicescape bij
bepaalde dienstenorganisaties wordt bestuurd en gecontroleerd. Eerst wordt de methodologie
toegelicht. Hier wordt beschreven hoe de gewenste informatie verzameld werd en hoe de
bedrijven geselecteerd zijn. Daarna worden de resultaten weergegeven.
1. METHODOLOGIE
1.1 KWALITATIEF ONDERZOEK
De bedoeling van het onderzoek is na te gaan hoe dienstenorganisaties gebruik maken van de
servicescape om bepaalde doelstellingen te realiseren en hoe deze dienstenomgeving bestuurd
wordt. Het gevoerde onderzoek is een typisch kwalitatief onderzoek en is explorerend van
aard. Het onderzoek heeft betrekking op ondervraagden die op een toevallige wijze
geselecteerd zijn (De Pelsmacker en Van Kenhove, 2002).
De gewenste informatie kan moeilijk verzameld worden via het doorsturen van
gestandaardiseerde vragenlijsten. De vragen zijn immers open vragen, waar een concreet
antwoord op verwacht wordt. Om tot die concrete informatie te komen, wordt er gebruik
gemaakt van een diagnostisch diepte-interview. Dit interview gebeurt aan de hand van een
goed voorbereide vragenlijst, zoals opgenomen in bijlage 1. Deze vragenlijst dient als leidraad
en het diepte-interview biedt de mogelijkheid op bepaalde onderwerpen dieper in te gaan,
wanneer het antwoord onduidelijk blijkt (De Pelsmacker en Van Kenhove, 2002). Er wordt
getracht dezelfde structuur te hanteren als gebruikt in de literatuurstudie.
In de vragenlijst kunnen drie delen onderscheiden worden. In het eerste deel wordt het
algemeen beleid van de servicescape nagegaan en wordt tevens onderzocht hoe de
HOOFDSTUK 4: KWALITATIEF ONDERZOEK
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
71
servicescape gebruikt wordt in bepaalde marketingpraktijken. Het tweede deel handelt over
het beheren van de fysieke ruimte. Er wordt gepeild naar de mate waarin de onderneming
aandacht schenkt aan de fysieke ruimte bij het creëren van een bepaalde sfeer. In het derde
deel komt de sociale omgeving aan bod. Dit deel kan opgesplitst worden in twee
componenten, namelijk de service encounter en de andere klanten. Bij de service encounter
wordt voornamelijk gepeild naar het human resource management. Bij het onderdeel andere
klanten wordt er nagegaan hoe ondernemingen proberen het gedrag van klanten te sturen om
incidenten te vermijden.
Omwille van tijdsgebrek kan geen representatieve steekproef van dienstenorganisaties
geselecteerd worden. De verzamelde gegevens worden niet gekwantificeerd, noch wordt de
statistische significantie ervan beoordeeld. Het gaat om een kwalitatief onderzoek. Er mogen
uit dit onderzoek geen harde en snelle conclusies getrokken worden voor de Belgische
populatie (De Pelsmacker en Van Kenhove, 2002).
1.2 BEDRIJVENSELECTIE
Het is quasi onmogelijk een representatieve steekproef van dienstenorganisaties te bekomen.
Er werd evenwel geopteerd om bedrijven uit verschillende sectoren te selecteren en
voornamelijk sectoren waar er een interactie tussen klant en dienstverlener plaatsvindt. De
onderzochte ondernemingen kunnen grotendeels ondergebracht worden onder een
“gedetailleerde, interpersoonlijke servicescape”, volgens de typologie van Bitner (1992). De
geselecteerde bedrijven en contactpersonen worden voorgesteld in tabel 4.1.
Onderneming Sector Gecontacteerde persoon Functie Plaats Datum AZ Maria Middelares Ziekenhuis Dhr. Patrick De Weert Kwaliteitscoördinator Gent 10/02/06
KBC Kredietinstelling Dhr. Wim Storme Hoofd exploitatie Directie dienstverlening Kantoren
Gent 16/02/06
Kunstencentrum Vooruit
Schouwburg Mevr. Karen Vander Plaetse Marketing- en communicatieverantwoordelijke
Gent 14/03/06
Keizershof Hotel Hotel Dhr. Jan Declerq Marketing- en communicatieverantwoordelijke
Aalst 23/03/06
Tabel 4.1: Overzicht geselecteerde bedrijven en contactpersonen
Hierna volgt een korte omschrijving van elke onderneming waarin de activiteit van elke
dienstenorganisatie toegelicht wordt.
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
72
AZ Maria Middelares is een ziekenhuis te Gent met ongeveer 554 bedden. Dit ziekenhuis
streeft voornamelijk een specialistische verzorging op kwalitatief hoog niveau na. Deze
organisatie werd in 1934 opgericht en vormde in 1998 een fusie met het ziekenhuis Sint-Jozef
te Gentbrugge. In 2015 worden beide ziekenhuizen ondergebracht in een nieuw gebouw op de
huidige locatie van AZ Maria Middelares. Deze onderneming stelt verder circa 1.271
personeelsleden te werk. De omzet bedroeg in 2005 bij benadering 118 miljoen euro.
KBC is in 1998 ontstaan uit een fusie van ABB, CERA en Kredietbank. KBC bestaat uit KBC
groep NV en verschillende dochter- en kleindochterondernemingen. Deze dienstenorganisatie
is voornamelijk een multikanaalbankverzekeraar voor hoofdzakelijk particulieren en
middelgrote ondernemingen, met een geografische focus op Europa. Op haar twee
thuismarkten (België en Centraal-Europa) bekleedt de groep zeer belangrijke tot leidende
posities. In België telt KBC ongeveer 946 kantoren en heeft een marktaandeel van circa 22%.
Het personeelsbestand en klantenbestand bestaan uit respectievelijk 19.179 en 3,3 miljoen
leden. In 2005 haalde KBC een nettowinst van 2.249 miljoen euro.
Het Kunstencentrum Vooruit te Gent is voornamelijk een internationaal centrum voor muziek
en podiumkunsten. Sinds 1982 tracht deze organisatie verschillende kunstdisciplines aan te
bieden aan het publiek, zoals muziek, podiumkunst, media art, visuele kunst, literatuur, etc.
Naast het kunstcentrum is de Vooruit eveneens een ontmoetingsplaats. Enerzijds is er het
restaurant “Kafee” en anderzijds zijn er de verschillende feestzalen die vaak aangewend
worden voor studentenfuiven, concerten of business events. Deze organisatie stelt ongeveer
80 mensen te werk, die jaarlijks circa 275.000 bezoekers ter dienst staan. Financieel is deze
onderneming afhankelijk van de subsidies die men ontvangt van de Europese Gemeenschap,
de Vlaamse Gemeenschap, de Provincie Oost-Vlaanderen en de stad Gent.
Het Keizershof Hotel te Aalst is een modern viersterren hotel dat in 1990 werd opgericht.
Deze organisatie maakt deel uit van de hotelketen “Best Westeren Premier”. In 2004
onderging het hotel een grote uitbreiding waarbij extra kamers, restaurant, fitness en sauna
voorzien werden. Het hotel telt nu 71 kamers waaronder een aantal suites en
luxeappartementen. Aangezien het Keizershof Hotel voornamelijk een zakenhotel is, voorziet
het hotel verschillende vergaderzalen voor seminaries en meetings. Deze organisatie telt 17
medewerkers. In 2005 bedroeg de omzet 2.030.780 euro.
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
73
2. RESULTATEN
Er wordt, indien mogelijk, getracht een geïntegreerde informatieverwerking aan te bieden,
eerder dan de verschillende ondernemingen afzonderlijk te beschrijven. Af en toe worden de
theoretische benaderingen gerelateerd aan de praktijk, vandaar dat er ook verwijzingen naar
het literatuuronderzoek opgenomen worden.
Zoals vermeld wordt de structuur van de literatuurstudie doorgetrokken in het empirisch
onderzoek. Dit betekent dat er eerst een algemene beschouwing volgt van de servicescape,
namelijk hoe wordt deze bestuurd en gecontroleerd. Hierbij wordt eveneens de functie van de
dienstenomgeving in de marketingpraktijken nagegaan. Daarna wordt de fysieke omgeving
behandeld waarin wordt onderzocht hoe de ondernemingen gebruik maken van de
verschillende omgevingsdimensies om een bepaalde sfeer te creëren. Als laatste wordt de
sociale omgeving bestudeerd. Hier wordt voornamelijk het personeelsmanagement
onderzocht en het sturen van klantengedrag om incidenten te vermijden en conversaties aan te
moedigen.
2.1 DE ALGEMENE SERVICESCAPE
Initieel wordt gepoogd inzicht te krijgen in hoe de servicescape gepercipieerd wordt bij de
verschillende bedrijven. Eerst wordt nagegaan hoe de servicescape algemeen beheerd wordt.
Daarna wordt bestudeerd hoe de servicescape kan bijdragen bij de marketingpraktijken.
2.1.1 BEHEER VAN DE SERVICESCAPE
Bij het beheer van de servicescape wordt voornamelijk gepeild naar het beslissingsproces en
welke partijen over enige beslissingsbevoegdheid beschikken. Daarnaast wordt er nagegaan
hoe de ondernemingen inzicht krijgen in de servicescape-invloeden om kennis te hebben van
de aspecten die belangrijk zijn voor klanten en werknemers. Als laatste werd onderzocht hoe
de servicescape bijdraagt tot de realisatie van bepaalde organisatorische doelstellingen in de
bestudeerde ondernemingen.
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
74
2.1.1.1 Beslissingsproces
Bij het bekijken van het beslissingsproces kunnen grote verschillen waargenomen worden
tussen de onderzochte bedrijven. Bitner (1992) suggereerde dat deze beslissingen niet door
één enkel departement mogen genomen worden maar in samenspraak dienen te gebeuren
tussen de operationele, human resource en marketingafdeling. In realiteit wordt deze methode
echter amper toegepast, namelijk bij drie ondernemingen – AZ Maria Middelares, Keizershof
Hotel en Kunstencentrum Vooruit – vindt het beslissingsproces plaats in één enkel
departement.
Bij AZ Maria Middelares en het Keizershof Hotel worden de beslissingen hoofdzakelijk door
de algemene directie genomen. Bij het Keizershof Hotel wordt eventueel overleg gepleegd
met een architectenbureau. Bij het Kunstencentrum Vooruit beslist eveneens één enkele
afdeling over de servicescape. Er wordt echter een onderscheid gemaakt voor het
bespreekbureau en voor het restaurant waar respectievelijk de marketingafdeling en de
horecaverantwoordelijken over de beslissingsbevoegdheid beschikken.
Bij KBC daarentegen gebeurt het nemen van beslissingen met betrekking tot de servicescape
in collegiaal verband. Alle beslissingen worden genomen in samenspraak tussen de eigenlijke
gebruikers, zijnde de commerciële directie en de facilitaire, organisatorische en
marketingdirecties. Het is niet zo dat de servicescape door één afdeling of door één persoon
wordt uitgedacht aangezien het onderwerp te breed is. Het beslissingsproces gebeurt
vervolgens op een zeer parallelle manier en met vrij intens overleg.
In tabel 4.2 wordt een overzicht gegeven van de deelnemende partijen bij het
beslissingsproces in de onderzochte ondernemingen. Aan de hand van dit overzicht blijkt dat
er grote verschillen bestaan tussen de dienstenorganisaties. Het aangewezen bestuur wordt
slecht door één onderneming in praktijk uitgevoerd, namelijk KBC.
Er kan evenwel worden opgemerkt dat bij de drie overige ondernemingen er enige vorm van
inspraak is vanwege de werknemer. Het personeel van AZ Maria Middelares, bijvoorbeeld,
beschikt ook over enige autonomie. Hoofdverpleegkundigen van een bepaalde afdeling
kunnen beslissen om de afdeling meer aangenaam of aantrekkelijk te maken. Het personeel
wordt eveneens uitgenodigd op het interdisciplinaire overleg waar zij vrij hun mening kunnen
geven waarna deze mening in rekening wordt gebracht. Bij het Kunstencentrum Vooruit
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
75
kunnen de werknemers eveneens bepaalde suggesties maken betreffende de servicescape. Bij
het Keizershof Hotel hebben de werknemers enkel inspraak omtrent de service encounter
waar zij grotendeels voor verantwoordelijk gesteld worden. Bij KBC is de inspraak van de
werknemer eerder beperkt mede door het groot personeelsbestand.
Onderneming Algemene
Directie
Marketing-
directie
Commerciële
Directie
Organisatorische
Directie
Facilitaire
Directie
Horeca Afdeling
AZ Maria Middelares X
KBC X X X X
Kunstencentrum Vooruit
- Bespreekbureau
- Kafee
X
X
Keizershof Hotel X
Tabel 4.2: Beslissingsproces met betrekking tot de servicescape (Eigen inbreng gebaseerd op gegevens verzameld uit interviews)
2.1.1.2 Inzicht krijgen in de servicescape-invloeden
In het model van Bitner (1992) werd aangetoond dat de servicescape een belangrijke invloed
heeft op de klant en op de werknemer. Om bepaalde doelstellingen te kunnen realiseren, is het
belangrijk dat de ondernemingen inzicht krijgen in deze servicescape-invloeden om een
optimale dienstenomgeving te creëren.
De meeste ondernemingen - AZ Maria Middelares, KBC en Keizershof Hotel - gaan de
impact van de servicescape bij de klant na aan de hand van enquêtes waarvan de
dienstenomgeving een bepaald onderdeel is. Daarnaast worden door het Keizershof Hotel en
KBC eveneens andere methodes gehanteerd aangezien de responsgraad van deze enquêtes vrij
laag is.
Het Keizershof Hotel maakt naast de “guest survey” gebruik van de mondelinge navraag.
Wanneer een bedrijf een seminarie of banket organiseert, krijgt men achteraf een telefoontje
om te controleren of de dienst aan de verwachtingen voldeed. Aan de hand van deze kritiek
wordt dan nagegaan hoe men de zaken kan bijsturen naar de toekomst toe. Sinds kort maakt
deze onderneming gebruik van een derde methode om de mening van de klant te
onderzoeken. Het hotel maakt namelijk deel uit van een boekingsite waar klanten een
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
76
hotelkamer kunnen reserveren. Wanneer de klant terug thuis komt na zijn verblijf, ontvangt
hij een evaluatieformulier vanwege de boekingsite. De klant kan dit formulier online invullen
en wordt daarna rechtstreeks op het net geplaatst. Deze evaluatiemethode kent een hogere
responsgraad omwille van de gemakkelijkheidgraad en de anonimiteit. Aan de hand van deze
evaluaties kan men nagaan welke aspecten van de servicescape als belangrijk worden
gepercipieerd door de klant. Deze nieuwe methode toont tevens de impact van het internet
aan. De onderneming dient voldoende aandachtig te zijn want zowel positieve als negatieve
evaluaties verschijnen op het net. Deze evaluaties kunnen door potentiële klanten
geraadpleegd worden.
Bij KBC wordt de impact van de servicescape quasi permanent nagegaan door voeling te
houden met de klanten. De kantoormedewerkers hebben dagelijks contact met de cliënten en
zij melden bepaalde bezorgdheden of klachten. Deze klachten worden dan uiteraard verder
onderzocht om opgelost te worden. Er bestaat m.a.w. een dagdagelijkse controle.
Het Kunstencentrum Vooruit maakt geen gebruik van tevredenheidsenquêtes aangezien deze
methode vrij duur is. Voor het “Kafee” wordt momenteel een uitzonderlijk
tevredenheidsonderzoek uitgevoerd maar dit gebeurt door een student in het kader van zijn
scriptie. De impact van de servicescape wordt via andere kwalitatieve methodes nagegaan. Dit
gebeurt enerzijds door de feedback die men ontvangt en anderzijds aan de hand van eventuele
klachten.
De methodes die door Bitner en Zeithaml (2003) voorgesteld werden – omgevingsonderzoek,
directe observatie, experimenten en fotografische blauwdrukken – worden in praktijk amper
gehanteerd. AZ Maria Middelares maakt occasioneel gebruik van experimenten bij de
werknemers. In 2015 gaat deze onderneming een nieuw ziekenhuis bouwen ter vervanging
van het bestaande ziekenhuis. De ziekenhuiskamers zijn echter al ontworpen. Het personeel
had de kans om een geconstrueerd prototype van deze kamer te bekijken, waarna men
opmerkingen en suggesties kon maken. Aan de hand van deze aantekeningen werd beslist de
kamers groter te bouwen om ze op die manier meer functioneel te maken.
De andere ondernemingen rekenen voornamelijk op de feedback van werknemers om hun
behoeftes kenbaar te maken. Bij KBC heeft de werknemer voor elk probleem of suggestie een
specifiek aanspreekpunt. Voor facilitaire problemen, bijvoorbeeld, kan die persoon terecht bij
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
77
de facilitaire afdeling. Daarnaast maakt KBC tevens gebruik van een werknemersenquête
waarvan de servicescape een onderdeel vormt.
2.1.1.3 Het realiseren van organisatorische doelstellingen
Organisatorische doelstellingen omvatten enerzijds de operationele doelstellingen - efficiëntie
en kostenreductie - en anderzijds de human resource doelstellingen zoals
werknemerstevredenheid, motivatie en productiviteit. Met behulp van de servicescape kan de
onderneming deze doelstellingen al dan niet realiseren.
Alle ondernemingen hechten veel belang aan werknemerssatisfactie. In de interviews gaat
men er grotendeels van uit dat deze tevredenheid een positief effect heeft op de motivatie,
productiviteit en efficiëntie. Om dit te realiseren, trachten de ondernemingen een servicescape
aan te bieden die aantrekkelijk en functioneel is. Het is namelijk belangrijk dat de werknemer
zich goed voelt in de dienstenomgeving. Bij KBC wordt de servicescape niet specifiek gericht
op het realiseren van tevredenheid maar desalniettemin heeft de servicescape een belangrijke
impact op de werknemerssatisfactie, motivatie en efficiëntie waardoor er wel rekening mee
gehouden wordt.
Tabel 4.3 biedt de realisatie van enkele mogelijke, organisatorische doelstellingen.
Onderneming Werknemer-
satisfactie
Motivatie Productiviteit Efficiëntie Kosten-
reductie
AZ Maria Middelares X X
KBC X X X X
Kunstencentrum Vooruit X X X X
Keizershof Hotel X X X
Tabel 4.3: Realisatie van organisatorische doelstellingen aan de hand van de servicescape
(Eigen inbreng gebaseerd op gegevens verzameld uit interviews)
Uit de perceptie van de managers kan men afleiden dat de dienstenomgeving voornamelijk
gericht is op werknemerssatisfactie en motivatie. Productiviteit en efficiëntie worden niet
altijd gecontroleerd. Daaruit blijkt dat de lijn tevredenheid ⇒ motivatie ⇒ productiviteit ⇒
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
78
efficiëntie, zoals beoogd door de ondernemingen, mogelijk niet altijd gerealiseerd wordt.
Kostenreductie wordt door de ondernemingen niet verwezenlijkt aan de hand van de
servicescape. Desondanks tracht het Kunstencentrum Vooruit, door het aanbieden van een
functionele servicescape, de productiviteit op te voeren aangezien personeel vrij duur. Zij
trachten m.a.w. op een onrechtstreekse manier de kosten te reduceren.
2.1.2 DE SERVICESCAPE EN MARKETING
In de literatuurstudie werd aangetoond dat de servicescape een belangrijke functie vervult bij
de marketingpraktijken van de onderneming. Hier wordt nagegaan in welke mate de
servicescape bijdraagt tot het verpakken, differentiëren, faciliteren of socialiseren van de
dienst. Daarnaast wordt tevens onderzocht hoe de servicescape bijdraagt tot het realiseren van
bepaalde marketingdoelstellingen.
2.1.2.1 Verpakking
De servicescape brengt volgens Bitner (2000) een exterieur beeld van de dienst. De
bestudeerde ondernemingen zijn zich hier geheel van bewust. Enkel voor AZ Maria
Middelares is de situatie enigszins anders. Een ziekenhuis moet voornamelijk functioneel en
“clean” zijn. Maar toch wint deze functie van de servicescape aan belang. Wanneer men
veranderingen aanbrengt, probeert men per afdeling een bepaalde sfeer te creëren aan de hand
van de servicescape. Zo moet de kraamafdeling, bijvoorbeeld, de sfeer van nieuw leven
weergeven en niet zozeer een ziekenhuissfeer. Hierna volgen enkele ondernemingsspecifieke
voorbeelden met betrekking tot de verpakkingsfunctie van de servicescape.
Het Kunstencentrum Vooruit vindt de servicescape zeer belangrijk bij het opwekken van een
eerste indruk. Bij het moderniseren van het bespreekbureau heeft men zodoende getracht de
attractiviteit en de opvallendheid te verhogen.
Het Keizershof Hotel tracht voornamelijk een modern en luxueus beeld naar voor te brengen
aan de hand van een hedendaagse huisstijl. De balie en de aansluitende lobby brengen aan de
hand van de leren fauteuils en het parket reeds het beoogde resultaat over. Het hotel staat
tevens gekend voor z’n netheid. Deze factoren zorgen er voor dat de klant vaak onder de
indruk is bij een eerste bezoek.
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
79
Sinds de fusie van 1998 ondergingen de kantoren van KBC grote veranderingen. De kantoren
werden grondig verbouwd of herbouwd. Bij alle instellingen werd ongeveer dezelfde lay-out
toegepast. Elk kantoor bestaat dermate uit een automatenruimte en een kantorenruimte. Deze
ruimtes hebben allen hetzelfde uitzicht ongeacht de grootte van het kantoor. De gehanteerde
huisstijl geeft een bepaald imago weer dat uitnodigend is voor nieuwe klanten, maar tevens
voor bestaande klanten. Men poogt via het kwalitatief hoogstaande aanbod een goede eerste
indruk bij de klant te verwezenlijken.
2.1.2.2 Differentiator
De servicescape kan door de onderneming grotendeels aangewend worden om zich te
differentiëren van de concurrentie. Bij de onderzochte ondernemingen wordt dit in
verschillende mate toegepast. De differentiatorfunctie kunnen we voornamelijk terugvinden
bij het Keizershof Hotel en KBC terwijl bij de twee overige ondernemingen deze functie niet
kenbaar aanwezig is. We kunnen echter een onderscheid maken tussen de twee
ondernemingen. Terwijl het Keizershof Hotel zich voornamelijk differentieert aan de hand
van de fysieke omgeving, tracht KBC zich hoofdzakelijk te onderscheiden via de sociale
omgeving. Beide ondernemingen worden verder in detail besproken.
Het Keizershof Hotel had twee jaar terug nog geen concurrentie in Aalst. Nu dienen zij in
concurrentie te treden met een tweesterren hotel. Dit hotel ziet er evenzeer nieuw en modern
uit maar qua uitzicht is het enigszins goedkoper. Het gebruikte materiaal is eerder lowbudget.
Initieel was de onderneming van mening dat het hotel geen concurrentie vormde. Luxe en
comfort waren namelijk goed ingeburgerd bij hun cliënteel. Men heeft deze visie echter
moeten herzien. Te weten, de mensen opteren weldegelijk voor dit hotel aangezien de prijs
lager ligt. Het uitzicht en het materiaal zijn m.a.w. van ondergeschikt belang. Om de
concurrentie het hoofd te kunnen bieden, heeft het hotel momenteel een aantal
standaardkamers in de aanbieding. Deze kamers zijn kleiner, hebben een minder mooi uitzicht
en bestaan ook uit minder extra’s dan de overige kamers. Maar aan de hand van deze kamers
kan het hotel de prijzenoorlog enigszins onder controle houden.
In de financiële sector beschikken alle financiële instellingen over een bepaalde huisstijl die
expliciet gedefinieerd is en uitgebreid geëtaleerd wordt. Maar in wezen verschillen deze
stijlen niet fundamenteel van elkaar. Er zijn voldoende visuele afwijkingen om elke instelling
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
80
van een andere te onderscheiden maar qua principes en concepten zijn er geen wezenlijke
verschillen. Door dit fenomeen probeert KBC voornamelijk via de dienstverlening aan
differentiatie te doen. Het dienstenaanbod is vrij gelijkaardig met andere instellingen maar
men tracht bij KBC een persoonlijke relatie op te bouwen met de klant aan de hand van
relatie-bankieren. Daarnaast wordt er gericht geïnvesteerd in capaciteit en beschikbaarheid
van de dienstverlening. Er wordt zodoende veel aandacht besteed aan de geavanceerde
automatenruimte en het personeel. Elk kantoor beschikt over een groot aantal
personeelsleden, die gespecialiseerd zijn in verschillende ervaringsdomeinen.
2.1.2.3 Facilitator
Naast het verpakken en het differentiëren van de dienst, kan de servicescape het uitvoeren van
bepaalde handelingen in de omgeving vereenvoudigen. Deze handelingen kunnen enerzijds
door klanten of anderzijds door werknemers gesteld worden. Deze functie wordt slecht door
één onderneming in mindere mate toegepast, namelijk KBC. Bij KBC kunnen klanten vrij de
automatenruimte betreden en de nodige verrichtingen uitvoeren. Voor het betreden van de
kantorenruimte is er echter een kogelwerende perimeter aanwezig, namelijk de
beveiligingsgrens tussen de buitenwereld en het kantoor. Dit maakt het uitvoeren van
bepaalde handelingen niet eenvoudiger.
Bij AZ Maria Middelares is functionaliteit prioritair. Het is namelijk belangrijk dat de patiënt
op een gemakkelijke manier kan behandeld worden door het personeel. De organisatie is in
dit kader ook aan enige wetmatigheden gebonden. Sommige ruimtes dienen een
standaardoppervlakte te hebben om de functionaliteit en het comfort van de patiënt te
garanderen.
Bij het Keizershof Hotel wordt ongeveer dezelfde strategie gevolgd. De omgeving moet de
werknemer in staat stellen zijn werk professioneel te kunnen uitvoeren. Bepaalde ruimtes zijn
echter niet alleen functioneel voor de werknemer maar dragen tevens bij tot de privacy van de
bezoekers. Het restaurant, bijvoorbeeld, bestaat uit 20 tafels en dit is voldoende om de
functionaliteit en de privacy niet in het gedrang te brengen.
Het Kunstencentrum Vooruit heeft bij het moderniseren van het bespreekbureau meer
aandacht besteed aan de facilitator-functie van de servicescape. Momenteel is het bureau
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
81
efficiënter voor zowel de klant als de werknemer. De indeling van het gebouw is echter niet
zo evident waardoor bepaalde bezoekers occasioneel problemen ondervinden bij het vinden
van een bepaalde zaal.
2.1.2.4 Socializer
Als laatste kan de servicescape bijdragen tot de interactie tussen werknemer en klant. De
dienstenomgeving kan namelijk het contact tussen de dienstverlener en de klant
vereenvoudigen. Alle onderzochte ondernemingen hechten veel belang aan deze functie van
de servicescape. Onderstaande voorbeelden tonen dit grotendeels aan.
Het Kunstencentrum Vooruit heeft ook deze functie in rekening gebracht bij het moderniseren
van het bespreekbureau. Vroeger bestond dit bureau uit een zeer lange desk wat het contact
tussen werknemer en klant niet bevorderde. De klant moest namelijk een lange weg afleggen
waardoor de desk niet uitnodigend overkwam. Momenteel bestaat het bespreekbureau uit een
compacte desk in een opvallende kleur waardoor het contact vereenvoudigd wordt.
Bij KBC wordt veel aandacht besteed aan de onthaalfunctie omwille van de grote barrière die
gevormd wordt door de sasdeur. Hierdoor is er een zeer expliciete onthaalzone aanwezig in
elk kantoor. In deze onthaalzone wordt iedere cliënt ontvangen en wordt naar de behoefte van
de cliënt gevraagd. Daarnaast is ook het contact tussen de klant en de medewerker bijzonder
belangrijk. De organisatie streeft er naar om elke klant een vaste contactpersoon te geven
binnen zijn/haar kantoor. Dit bevordert eveneens het contact.
Het Keizershof Hotel probeert zo weinig mogelijk barrières te creëren die het contact tussen
klant en dienstverlener in de weg staan. Men probeert dit zo goed mogelijk in de omgeving te
integreren zodat de klant zich niet dient af te vragen waar hij bepaalde informatie kan
verkrijgen of verlegen dient te zijn om deze informatie te vragen. De balie vormt uiteraard het
centrale punt van het hotel waar de gasten alle informatie kunnen verkrijgen maar zij kunnen
eveneens ander personeel raadplegen voor bepaalde informatie.
AZ Maria Middelares volgt dezelfde strategie als het Keizershof Hotel. Ook in deze
organisatie vormt het onthaal een belangrijke component. Deze onthaalzone is voorzien van
de nodige ruimte en een grote ontvangstbalie om het contact tussen patiënt en dienstverlener
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
82
aan te moedigen. Daarnaast worden bepaalde faciliteiten voorzien om het contact tussen
patiënt en werknemer te bevorderen aangezien een ziekenhuis gebaseerd is op contact. Een
voorbeeld van deze faciliteiten is het beloproepsysteem.
2.1.2.5 Conclusie betreffende servicescape-functies
Tabel 4.4 biedt een samenvattend overzicht van de verschillende functies van de servicescape
in de onderzochte ondernemingen. Hieruit blijkt voornamelijk dat de servicescape bijdraagt
tot het bevorderen van het contact tussen dienstverlener en klant. Deze socializer-functie is
vrij logisch aangezien alle diensten een rechtstreeks contact vereisen.
Tabel 4.4: Verschillende functies van de servicescape (Eigen inbreng
gebaseerd op gegevens uit interviews)
Het gebruik van de servicescape als differentiator om eventueel een concurrentievoordeel op
te bouwen, wordt minder vaak toegepast. Het ontbreken van deze functie kan voor de
bestudeerde ondernemingen verklaard worden door enerzijds het beleid en anderzijds de
sector. Het Kunstencentrum Vooruit hecht geen belang aan deze functie aangezien zij een
beleid implementeren dat niet gericht is op het voeren van concurrentie. Beslissingen worden
genomen in het kader van de huisstijl, maar niet zo zeer om zich te differentiëren van de
concurrentie. Voor AZ Maria Middelares is dit aspect van de servicescape minder evident
aangezien het een non-profit organisatie betreft. De patiënten laten zich bij hun
ziekenhuiskeuze eerder leiden door de behandelende arts dan door de servicescape. Bij het
ontwerpen van de servicescape is de organisatie eveneens gebonden aan het klinisch karakter
van de omgeving. Dit verklaart eveneens waarom de servicescape geen echte verpakking van
de dienst vormt.
Het ontbreken van de facilitator-functie bij KBC is het gevolg van de vereiste
veiligheidsmaatregelen. Men speelt echter met de idee deze sasdeur te elimineren en over te
Onderneming Verpakking Differentiator Facilitator S ocializer
AZ Maria Middelares X X
KBC X X X
Kunstencentrum Vooruit X X X
Keizershof Hotel X X X X
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
83
gaan naar een open kantoorconcept. Zo komt cliënt of niet-cliënt onmiddellijk in de
kantorenruimte. Maar dit concept bevindt zich evenwel nog in een beginfase.
2.1.2.6 Het realiseren van marketingdoelstellingen
Bitner (1992) suggereerde dat de servicescape ondernemingen in staat kan stellen om
bepaalde marketingdoelstellingen te realiseren. Deze doelstellingen omvatten, bijvoorbeeld,
klantenattractie, klanttevredenheid en het opbouwen van een klantenrelatie.
Klantenattractie aan de hand van de servicescape werd slechts in één onderneming
vastgesteld, namelijk het Keizershof Hotel. Aangezien de klanten slechts de servicescape
kunnen waarnemen na hun reservering, gebeurt het aantrekken van klanten voornamelijk door
de website. De website van het hotel voorziet verschillende foto’s en beschrijvingen van de
hotelvoorzieningen waardoor de klant reeds een duidelijk beeld krijgt van de
dienstenomgeving. Het Kunstencentrum Vooruit heeft bij de modernisering van het
bespreekbureau aandacht besteed aan het aantrekken van klanten. Desondanks wordt deze
klantenattractie amper gerealiseerd doordat het bespreekbureau moeilijk zichtbaar is voor de
mensen door de vele affiches.
Klanttevredenheid wordt door alle ondernemingen grotendeels gerealiseerd. Bij KBC wordt,
bijvoorbeeld, bij de definiëring van de servicescape klanttevredenheid voorop gesteld,
namelijk de graad die men wenst te bereiken en de investering die daar tegenover staat. Het
Kunstencentrum Vooruit en het Keizershof Hotel trachten voornamelijk een aangename sfeer
te creëren die de klant tevreden stelt. Klantensatisfactie wordt door AZ Maria Middelares
eveneens nagestreefd maar is niet altijd eenvoudig te realiseren aan de hand van de
servicescape. Desalniettemin worden ziekenhuizen gewezen op het belang van
klanttevredenheid vanwege de overheid.
Relatiebinding wordt in drie ondernemingen verwezenlijkt. KBC tracht aan de hand van het
concept relatie-bankieren een langdurige en persoonlijke relatie met de cliënt op te bouwen.
Bij het Kunstencentrum Vooruit wordt met een abonnementensysteem gewerkt. Hierdoor
kunnen trouwe klanten genieten van een aantal voordelen zoals reducties, mooiere zitplaatsen
of worden zij gecontacteerd wanneer er een interessante voorstelling plaatsvindt. Aangezien
het Keizershof Hotel voornamelijk een zakenhotel is, onderhoudt deze organisatie
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
84
klantenrelaties met verschillende bedrijven. Op die manier blijven zij voor hun seminaries of
overnachtingen beroep doen op het Keizershof Hotel.
In tabel 4.5 wordt een overzicht gepresenteerd betreffende de marketingdoelstellingen die de
ondernemingen realiseren met behulp van de servicescape.
Onderneming Klantenattractie Klantensatisfactie Relatiebinding
AZ Maria Middelares X
KBC X X
Kunstencentrum Vooruit X X
Keizershof Hotel X X X
Tabel 4.5: Realisatie van marketingdoelstellingen aan de hand van de servicescape
(Eigen inbreng gebaseerd op gegevens verzameld uit interviews)
Alle ondernemingen gebruiken de servicescape om klantensatisfactie te bereiken. Daarnaast
draagt de servicescape voornamelijk bij tot het opbouwen van een klantenrelatie.
Relatiebinding is voor AZ Maria Middelares minder voor de hand liggend. Desondanks kan
een bepaalde arts er onbewust voor zorgen dat een patiënt het ziekenhuis trouw blijft.
Klantenattractie wordt nauwelijks gerealiseerd met behulp van de servicescape. Nochtans zou
het Kunstencentrum Vooruit, via hun website, dezelfde strategie als het Keizershof Hotel
kunnen toepassen. Op de website bevinden zich echter weinig foto’s en beschrijvingen van de
dienstenomgeving. Klantenattractie bij AZ Maria Middelares is een zeer moeilijk gegeven
aangezien patiënten liever niet in deze servicescape aanwezig zijn. Ondanks het gericht
servicescape-bestuur slaagt KBC er niet in om via deze omgeving klanten aan te trekken.
Mogelijk worden klanten meer aangetrokken door het aanbod en minder door de omgeving
aangezien zij zich slechts gedurende een korte periode in deze omgeving bevinden. Daarnaast
wordt de omgeving minder aantrekkelijk gemaakt door het aanwezig zijn van een grote
beveiligingsdeur.
2.2 DE FYSIEKE OMGEVING
Net zoals in de literatuurstudie wordt de fysieke omgeving in detail bestudeerd. Er wordt
nagegaan in welke mate de ondernemingen aandacht schenken aan de verschillende
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
85
omgevingsdimensies, de moderniseringsgraad en de eventuele input van de werknemer bij het
ontwerpen van de fysieke ruimte.
2.2.1 OMGEVINGSDIMENSIES
Het model van Bitner (1992) toonde aan dat de omgeving uit drie dimensies bestaat, namelijk
de sfeerelementen, ruimtelijke lay-out en functionaliteit en tenslotte tekens, symbolen of
kunstvoorwerpen. Hierna wordt nagegaan hoe de onderzochte ondernemingen deze
omgevingsdimensies besturen, want deze elementen kunnen namelijk aanleiding geven tot
bepaalde klantenpercepties.
2.2.1.1 Atmosfeer – Sfeerelementen
Sfeerelementen hebben voornamelijk betrekking op de vijf zintuigen en omvatten o.a.
temperatuur, geur, licht of muziek. Alle onderzochte ondernemingen maken gebruik van
kleuren om een bepaalde sfeer te creëren en het bedrijfsimago over te brengen. Bij AZ Maria
Middelares speelt kleur een significante rol, bepaalde afdelingen worden namelijk met een
bepaalde kleur geassocieerd. Zo staat rood voor spoed, groen voor radiologie terwijl
diensteningangen een neutrale kleur hebben. Verder maakt deze organisatie weinig gebruik
van sfeerelementen aangezien het functionele aspect primeert.
De overige ondernemingen schenken naast kleur eveneens veel aandacht aan licht . Het
Kunstencentrum Vooruit heeft het “Kafee” van de nodige sfeerverlichting voorzien.
Daarnaast bevindt er zich een lichtband boven de bar die de eerstvolgende concerten
weergeeft. Bij KBC gelden er een aantal principes met betrekking tot het licht en dit is
voornamelijk in het belang van de werknemer. Het lichtniveau, de kwaliteit van de
kleurweergave, de warmte van het licht en andere aspecten worden welbestudeerd.
Naast kleur en licht vormt geluid een ander belangrijk element. Bij KBC, Keizershof Hotel en
Kunstencentrum Vooruit wordt achtergrondmuziek toegepast. Deze muziek vormt een
bepaalde gemoedszetter, maar wordt bij KBC tevens gebruikt om het discretiegevoel te
verhogen. Om deze discretie te maximaliseren, wordt er eveneens veel aandacht besteed aan
de akoestiek van de kantoren. Het Kunstencentrum Vooruit moet er echter op toezien dat het
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
86
geluid in de concertzalen geen geluidsoverlast vormt voor de buurt. Om dit te vermijden
werden de concertzalen voorzien van geluidswerende isolatie.
Enkel bij het Keizershof Hotel en KBC wordt er veel belang gehecht aan temperatuur. Er
wordt altijd een zekere minimumtemperatuur gewaarborgd. Daarnaast beschikken deze
ondernemingen over airconditioning en verwarming die de klanten of werknemers vrij
kunnen bedienen.
KBC heeft voor alle sfeerelementen een specifiek beleid en derhalve ook voor geur. Wanneer
er zich een storende geur manifesteert in een bepaald kantoor, wordt dit probleem dezelfde
dag nog opgelost zodat de onaangename geur snel verwijderd wordt.
Tabel 4.6 biedt een overzicht van de gehanteerde sfeerelementen in de bestudeerde
ondernemingen. Hieruit kunnen we afleiden dat voornamelijk kleur, licht en muziek vaak
aangewend worden om een bepaalde sfeer te creëren. Bovendien kunnen nog een aantal zaken
opgemerkt worden. Momenteel wordt door AZ Maria Middelares slechts in beperkte mate
gebruik gemaakt van sfeerelementen. Er worden echter acties ondernomen naar de toekomst
toe. Zo worden de kamers van de nieuwbouw, bijvoorbeeld, naar het bos gericht om meer rust
te creëren en wordt er meer aandacht besteed aan lichtinval, geluidsoverlast van het verkeer
en dergelijke meer. Daarnaast kan opgemerkt worden dat KBC voor elk sfeerelement een
bepaald beleid heeft maar dit beleid is meestal in functie van de werknemer en in mindere
mate voor de klant aangezien de werknemer een langere tijd in de omgeving doorbrengt. Bij
de andere ondernemingen is het beleid eerder op de klant gericht.
Onderneming Kleur Licht Muziek Geluid Temperatuur G eur
AZ Maria Middelares X
KBC X X X X X X
Kunstencentrum Vooruit X X X X
Keizershof Hotel X X X X
Tabel 4.6: Gehanteerde Sfeerelementen (Eigen inbreng gebaseerd op gegevens
verzameld uit interviews)
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
87
2.2.1.2 Ruimtelijke lay-out en functionaliteit
Bij ruimtelijke lay-out en functionaliteit worden de verschillende elementen voornamelijk
geplaatst met het oog op een vlotte dienstverlening en het leveren van de nodige
functionaliteit voor de medewerker. Alle ondernemingen hechten veel belang aan ruimtelijke
lay-out en functionaliteit. Deze elementen kunnen werknemers- of cliëntgebonden zijn.
De kamers in AZ Maria Middelares of het Keizershof Hotel, bijvoorbeeld, behouden altijd
hun huidige lay-out om het functioneel te houden voor de werknemer. Bij de vernieuwing van
het bespreekbureau bij het Kunstencentrum Vooruit heeft men getracht de nieuwe desk meer
praktisch te maken voor de medewerker.
Bij KBC heeft de lay-out echter een cliëntgebonden karakter. Het is namelijk belangrijk dat
de cliënt een bepaalde logica ervaart wanneer hij zich van de voordeur naar een medewerker
begeeft. Bovendien is het belangrijk dat de klant op zijn weg de discretie niet verstoort. In het
restaurant van het Keizershof Hotel wordt bij de ruimtelijke lay-out eveneens rekening
gehouden met de discretie. Daarnaast wordt de lay-out van de vergaderzalen door de klant
bepaald. De klant kan hier kiezen tussen een theateropstelling, een U-vorm of een cabaretstijl.
Deze lay-out is m.a.w. in functie van de klant en minder in functie van de onderneming.
2.2.1.3 Tekens, symbolen en kunstvoorwerpen
Tekens en symbolen kunnen al dan niet bijdragen tot het overbrengen van het bedrijfsimago.
Deze tekens en symbolen omvatten o.a. labels, kunstvoorwerpen, wegwijzers of foto’s. Bijna
alle ondernemingen proberen de klant te helpen aan de hand van duidelijke signalisatie en
bewegwijzering. Er wordt tevens veel aandacht besteed aan de uniformiteit van deze
wegwijzers. Daarnaast moeten er wettelijk bepaald een aantal aanduidingen aanwezig zijn die
instructies geven bij, bijvoorbeeld, brand. Bij Kunstencentrum Vooruit zou de signalisatie
geoptimaliseerd kunnen worden. Veel mensen lopen immers wezenloos te zoeken naar een
bepaalde zaal of toilet. De organisatie is zich echter bewust van dit probleem.
Kunstvoorwerpen zijn bij het Kunstencentrum Vooruit een belangrijk onderdeel aangezien
zij vaak kunstenaars de kans geven hun werk te exposeren. Ook fototentoonstellingen worden
vaak georganiseerd in het kader van bepaalde evenementen. Bij KBC maken
kunstvoorwerpen deel uit van de sfeerschepping. Er geldt een bepaald beleid voor het
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
88
verwerven en het etaleren van kunstvoorwerpen in de kantoren. De andere ondernemingen
hechten minder belang aan kunstvoorwerpen.
Vloerbekleding wordt meestal bepaald in functie van de ruimte. Dit concept wordt toegepast
door het Keizershof Hotel en KBC. Bepaalde ruimtes in het hotel bestaan uit tapijt terwijl
andere ruimtes uit parket bestaan doordat tapijt niet optimaal is in deze ruimtes, bijvoorbeeld
in het restaurant. Bij KBC verschilt, bijvoorbeeld, de vloerbekleding in de inkom van deze in
de advieszone.
De manier waarop de onderzochte ondernemingen gebruik maken van tekens, symbolen en
kunstvoorwerpen wordt samengevat in tabel 4.7. Wegwijzers en verbodsborden of
gebodsborden zijn merendeels terug te vinden in de fysieke omgeving. Het aanwezig zijn van
verbod- en gebodsborden is namelijk vaak wetmatig bepaald. Sinds januari 2006 zijn de
meeste ruimtes rookvrij waardoor het rookverbod kenbaar dient gemaakt te worden aan de
hand van deze borden. Kunstvoorwerpen en foto’s worden door sommige organisaties soms
geweerd aangezien deze voorwerpen verschillende interpretaties kunnen teweegbrengen
waardoor bepaalde klanten het heel mooi of net ontzettend lelijk kunnen vinden. Differentiatie
in vloerbekleding is niet in alle ondernemingen realiseerbaar. Bij AZ Maria Middelares is
tapijt, bijvoorbeeld, absoluut uitgesloten. Het Kunstencentrum Vooruit is voorts gebonden aan
het respecteren van de wet betreffende monumentenzorg.
Onderneming Wegwijzers Foto’s -
Kunstvoorwerpen
Vloerbekleding Verbodsborden -
Gebodsborden
AZ Maria Middelares X X
KBC X X X X
Kunstencentrum Vooruit X X
Keizershof Hotel X X X
Tabel 4.7: Tekens, symbolen en kunstvoorwerpen (Eigen inbreng gebaseerd op gegevens
verzameld uit interviews)
2.2.2 MODERNISEREN VAN DE FYSIEKE OMGEVING
Aanpassingen aan de servicescape zijn grotendeels afhankelijk van het budget. Dit is
voornamelijk het geval bij AZ Maria Middelares en Kunstencentrum Vooruit. Deze laatste
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
89
organisatie vormt namelijk een vzw en is zodoende afhankelijk van de subsidies die men
ontvangt. De organisatie moet dan ook jaarlijks een beleidsplan opstellen en de relevantie van
eventuele aanpassingen verantwoorden. Het gebouw is groot en bestaat bijna 100 jaar
waardoor er altijd zaken zijn die kunnen aangepast worden. Veranderingen kunnen ook
doorgevoerd worden op basis van suggesties van het personeel. Zo stelde het personeel,
bijvoorbeeld, voor om een mediahoek op te richten in het “Kafee”. Aangezien het gebouw een
beschermd monument is, is de organisatie soms beperkt bij het doorvoeren van aanpassingen.
Bepaalde elementen – zoals de glasramen, balkons, trappen, etc. – kan men niet wijzigen.
Bij AZ Maria Middelares gebeuren de grote aanpassingen in vlagen, eveneens afhankelijk van
het budget. Drie jaar geleden kreeg het ziekenhuis, bijvoorbeeld, veel klachten over de
afdeling pediatrie. Deze afdeling was sterk verouderd en bestond voornamelijk uit kleine
ruimtes. Aan de hand van deze klachten werd beslist om de afdeling te moderniseren. Zo
werd de afdeling helemaal op maat van kinderen gemaakt rond het thema de zee. Wanneer
klachten of opmerkingen vaak voorkomen, wordt er door de organisatie iets ondernomen om
deze problemen te verhelpen. Momenteel vinden er werkzaamheden plaats aan de
kraamafdeling. Er worden derhalve regelmatig aanpassingen doorgevoerd om afdelingen up-
to-date te houden.
De veranderende marktomstandigheden en veranderende technische mogelijkheden bepalen
bij KBC of er bepaalde servicescape-elementen dienen bijgestuurd te worden. Deze
mogelijkheden maken dat er extra dienstverlening kan aangeboden worden. Daarnaast vindt
er een bewaking van het behoud van kwaliteit plaats. Dit gebeurt vrij gedetailleerd en wordt
permanent opgevolgd. Hieruit kan blijken dat er aanpassingen moeten gebeuren. Dit varieert
dan van ingrepen in een bepaald kantoor dat moet bijgestuurd worden tot het ontdekken van
behoeften om een bepaald concept bij te sturen. Wanneer blijkt dat er een grote afwijking
bestaat tussen wat de klant wenst en aangeboden wordt, wordt er uitgekeken naar een
gewijzigd concept om dit terug op elkaar af te stemmen.
Bij Keizershof Hotel worden wekelijks bepaalde aanpassingen doorgevoerd. Iedere week
komt een schilder en een technicus langs om bepaalde zaken bij te werken of te vernieuwen.
Het onderhoud is zeer belangrijk in deze onderneming zodat de kwaliteit niet in het gedrang
komt. Problemen worden meteen behandeld zodat er niet op elke kamer of op elke gang iets
defect is. Grote veranderingen - zoals het herinrichten of bijbouwen van ruimtes - worden niet
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
90
zo vaak uitgevoerd aangezien dit grote investeringen inhoudt. Twee jaar terug werd er een
grote uitbreiding doorgevoerd aan het hotel. Bij deze uitbreiding heeft men voornamelijk de
wensen van de klant in rekening gebracht door het voorzien van een restaurant, fitness en
sauna.
Algemeen kunnen we stellen dat de onderzochte ondernemingen veel belang hechten aan het
onderhouden en het up-to-date houden van de fysieke omgeving. Uitgebreide modernisaties
zijn echter niet altijd mogelijk omwille van budgettaire redenen. Desalniettemin trachten deze
ondernemingen de wensen van de klant en de werknemer grotendeels in te willigen.
2.2.3 INPUT VAN DE WERKNEMER
Bij het ontwerpen van de servicescape is het belangrijk dat de onderneming rekening houdt
met de behoeftes en preferenties van de werknemer om de motivatie te bevorderen. Deze
voorkeuren kunnen kenbaar gemaakt worden door eventuele inspraak van de werknemer bij
het ontwerpen van de fysieke omgeving. Bij de bestudeerde ondernemingen gebeurt deze
inspraak op verschillende manieren en in verschillende mate.
Bij AZ Maria Middelares is er een zeer sterke communicatie tussen de directie en de
uiteindelijke gebruikers, namelijk het verplegende personeel en de artsen. Zij kunnen hun
suggesties kenbaar maken en deze worden in grote mate in rekening gebracht mits de nodige
compromissen. Bij elke verandering wordt naar de mening van het personeel gevraagd en
krijgen zij tevens inkijk in de eerste ontwerpen. Deze methode wordt ook door het
Kunstencentrum Vooruit gevolgd. Werknemers kunnen steeds suggesties doen. Deze
suggesties dienen desalniettemin binnen het budget te passen en moeten conform de huisstijl
zijn. De kleuren van de Vooruit zijn rood en wit, een werknemer kan, bijvoorbeeld, niet
voorstellen om paars te gebruiken.
Bij het Keizershof Hotel hebben de werknemers enkel inspraak wanneer het praktische of
functionele zaken aanbelangt. In het restaurant werden, bijvoorbeeld, een buffetkast en een
tafel geplaatst op vraag van een werknemer. Zo kon deze medewerker zijn werk functioneler
uitvoeren. Wanneer het om de inrichting gaat, hebben zij daarentegen geen inspraak. Bij de
vorige verbouwing kregen de werknemers geen inkijk in de ontwerpen en konden m.a.w. geen
suggesties maken. De werknemers bij KBC krijgen wel inkijk in de ontwerpen betreffende
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
91
hun kantoor, maar gezien de conceptuele normen en de huisstijl waarbinnen gewerkt dient te
worden, is hun inspraak vrij beperkt. Het gebruikte materiaal en de inrichting liggen
grotendeels vast in functie van een bepaalde stijl waardoor er geen verregaande wijzigingen
kunnen gesuggereerd worden. De werknemersvertegenwoordigers hebben echter wel
inspraak. Op deze manier en door het naleven van bepaalde wettelijke normen wordt de
kwaliteit van de fysieke omgeving gewaarborgd.
De input van de werknemer wordt in de literatuur vaak aangewezen doordat deze personen in
de fysieke omgeving dienen te werken en soms beter op de hoogte zijn van de vereisten van
deze omgeving. Desondanks wordt dit concept niet in alle onderzochte ondernemingen
toegepast. De input van de werknemer verschilt zodoende zeer sterk naargelang de
onderneming. KBC, bijvoorbeeld, volgt een welomschreven huisstijl en bestaat uit een groot
personeelsbestand waardoor de inspraak van de werknemer eerder beperkt is.
2.2.4 CONCLUSIE FYSIEKE OMGEVING
De onderzochte ondernemingen zijn zich bewust van de verschillende omgevingsdimensies.
Toch kunnen er grote verschillen opgemerkt worden in het gebruik van bepaalde elementen.
Deze verschillen zijn te wijten aan de dienstensector, het beleid of het budget. Maar algemeen
kunnen we stellen dat de ondernemingen in toenemende mate belang hechten aan het creëren
van een bepaalde sfeer. Alle organisaties proberen de fysieke omgeving regelmatig aan te
passen en te moderniseren. Daarnaast kunnen we vaststellen dat de werknemer vaak inspraak
krijgt in het ontwerp. Dit heeft voornamelijk het verhogen van de functionaliteit tot doel.
2.3 DE SOCIALE OMGEVING
In de literatuurstudie werd reeds gewezen op de twee onderdelen waaruit de sociale omgeving
bestaat, namelijk het contact tussen dienstverlener en klant en het contact tussen klanten
onderling. In dit onderzoek wordt deze opsplitsing doorgetrokken.
2.3.1 DE SERVICE ENCOUNTER
De servicescape kan ontworpen worden om het contact tussen dienstverlener en klant te
vereenvoudigen. Dit aspect werd reeds besproken bij de servicescape-functie facilitator.
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
92
Literatuurstudies hebben frequent het belang van contactpersoneel benadrukt. Vaak vormen
zij de dienst vanuit het standpunt van de klant. De service encounter heeft bijgevolg dikwijls
een doorslaggevende rol bij de klantenperceptie (Bitner et al., 1990). Daardoor is het
belangrijk dat ondernemingen voldoende aandacht schenken aan hun contactpersoneel zodat
deze voorbereid zijn op allerlei omstandigheden. Hier wordt voornamelijk nagegaan hoe
werknemers opgeleid worden tot dienstverlener, hoe zij voorbereid worden op mogelijke
fouten in het dienstverleningsproces en in welke mate zij kunnen ingaan op persoonlijke
behoeftes van klanten. Deze laatste twee factoren kunnen namelijk een doorslaggevende
invloed hebben op de klanttevredenheid.
2.3.1.1 Personeelsmanagement
Omwille van de determinerende functie die dienstverleners vervullen tijdens de service
encounter is het aanwerven van het juiste personeel doorslaggevend. Bij de selectieprocedures
wordt bijgevolg veel aandacht besteed aan de nodige vaardigheden die op verschillende
manieren kunnen getest worden. Het Kunstencentrum Vooruit simuleert, bijvoorbeeld, een
bepaalde werksituatie waar de kandidaat zijn capaciteiten kan aantonen.
Alle ondernemingen hechten veel belang aan sociale vaardigheden. De werknemers dienen
immers occasioneel slecht nieuws te brengen of dienen om te gaan met probleemklanten.
Naast sociale vaardigheden is bij AZ Maria Middelares empathie eveneens doorslaggevend.
Het bijstaan van een patiënt, die moeilijke tijden tegemoet gaat, is uitermate belangrijk. Om
klanten op een persoonlijke manier te kunnen helpen, wordt een bepaalde graad van
flexibiliteit vereist bij alle ondernemingen. Technische vaardigheden zijn voornamelijk bij
KBC en AZ Maria Middelares belangrijk. Deze ondernemingen eisen een bepaald
scholingsniveau van hun nieuwe medewerkers. Deze technische vaardigheden worden aan de
hand van verschillende proeven getest.
Tabel 4.8 geeft de nodige vaardigheden weer in de bestudeerde ondernemingen. We kunnen
vaststellen dat sociale vaardigheden en flexibiliteit als hoogst noodzakelijk beschouwd
worden voor een optimale dienstverlening. Een nieuwe tendens die we kunnen aanschouwen
is de achteruitgang van de technische vaardigheden. Vroeger werd er meer belang gehecht aan
deze vaardigheden terwijl tegenwoordig de sociale vaardigheden determinerend zijn. Het
Kunstencentrum Vooruit en het Keizershof Hotel gaan er van uit dat de technische
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
93
vaardigheden “on the job” worden aangeleerd en voorzien een initiële opleiding voor nieuwe
werknemers.
Onderneming Technische
vaardigheden
Sociale
vaardigheden
Flexibiliteit Empathie
AZ Maria Middelares X X X X
KBC X X X
Kunstencentrum Vooruit X X
Keizershof Hotel X X
Tabel 4.8: Nodige vaardigheden (Eigen inbreng gebaseerd op gegevens
verzameld uit interviews)
Naast het voorzien van een initiële opleiding bieden sommige ondernemingen bijscholingen
aan. Zo beschikt KBC over een groot aantal interne opleidingsdiensten. Deze opleidingen
hebben betrekking op een specifiek vakgebied of een bepaalde taal. Deze opleidingen kunnen
facultatief of verplicht zijn. Wanneer bepaalde wetgevingen veranderen, moeten de bevoegde
werknemers aan bijscholing doen. Dit principe geldt ook bij AZ Maria Middelares waar
artsen en verpleegkundigen technische bijscholingen dienen te volgen. Bij het Keizershof
Hotel hebben deze opleidingen eerder betrekking op de sociale vaardigheden, bijvoorbeeld,
het overtuigen van een klant. Het Kunstencentrum Vooruit is de enige onderzochte
onderneming die bijscholingen als niet noodzakelijk acht.
2.3.1.2 Tevredenstellende en ontevredenstellende service encounters
Verschillende service encounters kunnen tot een tevredenstellende of ontevredenstellende
ervaring leiden, afhankelijk van de reactie van de werknemer. Er werden drie verschillende
oorzaken geïdentificeerd die de klanttevredenheid kunnen bepalen, namelijk de reactie van de
werknemer op een fout in de dienstverlening, een speciaal verzoek van de klant en het
spontane gedrag van de dienstverlener (Bitner et al., 1990).
• Fout in de dienstverlening
Fouten in de dienstverlening worden in alle ondernemingen bestreden maar zijn desondanks
moeilijk te vermijden. Deze fouten zijn voornamelijk ondernemingsspecifiek. In de literatuur
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
94
werd gewezen op het belang van het verlenen van een verklaring aan de klant (Hoffman et al.,
2003). De meeste ondernemingen zijn zich hiervan bewust. Wanneer er zich
reservatieproblemen voordoen in het Keizershof Hotel zal de werknemer trachten de oorzaak
van het probleem op te sporen terwijl de klant in de bar met een drankje kan wachten. Indien
de klant via een foutieve reservatie niet in het hotel kan verblijven, zal het hotel een andere
verblijfplaats zoeken voor deze persoon. Ook in het Kunstencentrum Vooruit wordt deze
strategie gevolgd. De dienstverlener kan een klant, bijvoorbeeld, voorstellen zich op de
wachtlijst te plaatsen wanneer een bepaalde voorstelling uitverkocht is.
Bij eventuele problemen kan de werknemer van KBC een beroep doen op de ondersteunende
diensten. Via deze methode en via het intranet kan men een oplossing zoeken voor een
bepaald probleem. Wanneer er een ernstige faling optreedt in het computersysteem is er geen
dienstverlening meer mogelijk. De klanten worden dan op de hoogte gebracht en mogelijk
worden nota’s genomen zodat eventuele verrichtingen nadien kunnen doorgevoerd worden.
Uit onderzoek bij AZ Maria Middelares is echter gebleken dat vele klachten te maken hebben
met een gebrek aan communicatie. Wanneer er zich een probleem voordoet waardoor de
patiënt even moet wachten, krijgt hij vaak geen verklaring voor deze wachttijd. Nochtans is
de reden bij het personeel gekend. Men dient bij het personeel m.a.w. meer de aandacht te
vestigen op het belang van communicatie.
• Behoefte/Verzoek van een klant
Sommige klanten kunnen bepaalde behoeftes of verzoeken uiten. De mate waarin deze
behoefte bevredigd wordt, bepaalt de klanttevredenheid. Het is echter niet altijd mogelijk om
te reageren op elke behoefte. Het Keizershof Hotel probeert elke klant op een persoonlijke
manier te helpen en tracht elke behoefte in te willigen. Maar deze behoeftes en verzoeken
dienen haalbaar te zijn. Wanneer één bepaalde klant een dure investering vereist, is dit niet
realiseerbaar. Dit geldt ook voor het Kunstencentrum Vooruit.
Bij KBC wordt een basispakket aangeboden dat ruim genoeg is om aan persoonlijke
dienstverlening te doen. Dit pakket kan m.a.w. voldoende gepersonaliseerd worden. Maar het
pakket is zo samengesteld dat de werknemer binnen de grenzen van dit pakket moet blijven.
De werknemer is zodoende niet in staat om in te gaan op bepaalde verzoeken van een cliënt.
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
95
Omwille van gezondheidsredenen moet aan bepaalde persoonlijke behoeftes voldaan worden
bij AZ Maria Middelares. Specifieke behandelingen, verzorgingen of diëten moeten
opgevolgd worden voor elke patiënt. Vroeger werden persoonlijke behoeftes in grotere mate
ingewilligd. Destijds konden patiënten, bijvoorbeeld, kiezen wat ze die dag op het menu
wouden. Dit is echter niet langer realiseerbaar omwille van budgettaire redenen.
• Spontaan gedrag
Sommige service encounters worden een unieke ervaring voor de klant door het spontane
gedrag van de dienstverlener. Bij de meeste ondernemingen is de werknemer grotendeels vrij
in de manier van dienstverlening. Iedere werknemer werkt namelijk op zijn manier en als de
klant bediend wordt en tevreden is, is de hoofddoelstelling gerealiseerd. Er is m.a.w. plaats
voor spontaan gedrag.
Daarnaast gelden er in alle ondernemingen bepaalde gedragsregels voor werknemers die
occasioneel het spontane gedrag van de werknemer kunnen beperken. Bij de meeste
ondernemingen omvatten deze gedragsregels het naleven van bepaalde regels omtrent
klantvriendelijkheid en het respecteren van een bepaalde dress-code. Deze dress-code heeft
als functie het contact tussen dienstverlener en klant te vereenvoudigen. Aan de hand van een
uniform of badge weet de klant welke personen hij kan aanspreken. De geldende
gedragsregels in de onderzochte ondernemingen worden weergegeven in tabel 4.9.
Onderneming Dress-
code
Rookverbod Badge GSM-
verbod
Klant-
vriendelijkheid
Communicatie-
regels
Regels i.v.m. gebruik
van middelen
AZ Maria Middelares X X X X X
KBC X X X X X
Kunstencentrum Vooruit X X
Keizershof Hotel X X X X
Tabel 4.9: Gedragsregels voor personeel (Eigen inbreng gebaseerd op gegevens
verzameld uit interviews)
Algemeen kan gesteld worden dat de werknemers in de meeste ondernemingen op de juiste
manier reageren op bepaalde omstandigheden zoals een fout in de dienstverlening of een
bepaald verzoek van de klant. Enkel in AZ Maria Middelares kan er een betere communicatie
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
96
nagestreefd worden bij fouten in de dienstverlening. Dit zal namelijk de klanttevredenheid
bevorderen. Om dit te bewerkstelligen kan de onderneming eventueel communicatietraining
voorzien voor het personeel. Het personeel is namelijk meestal op de hoogte van de
probleemoorzaak maar communiceert deze reden in onvoldoende mate naar de klant toe.
Daarnaast krijgen de werknemers in de bestudeerde ondernemingen voldoende ruimte om
spontaan op te treden tijdens de service encounter. Enkele gedragsregels kunnen eventueel
deze vrijheid beperken.
2.3.2 ANDERE KLANTEN
Niet enkel de dienstverlener kan een bepalende invloed uitoefenen op de klanttevredenheid
maar ook de aanwezige klanten in de dienstenomgeving. In de literatuurstudie werden
verschillende incidenten en conversaties geïdentificeerd die kunnen voorkomen in de
servicescape. Het is belangrijk dat ondernemingen rekening houden met de interacties die
kunnen voorkomen tussen klanten. Zij moeten trachten incidenten te vermijden en
conversaties aan te moedigen. Hierna worden deze beide interacties besproken.
2.3.2.1 Incidenten
Veel incidenten vinden plaats tijdens het wachten op de dienst. De ondernemingen moeten
trachten deze wachttijden te beperken of eventueel enige animatie voorzien (Katz et al.,
1991). Incidenten kunnen tevens vermeden worden door enkele gedragsregels op te leggen
aan de klanten. Wanneer er desalniettemin incidenten optreden, is het belangrijk dat de
werknemer op een gepaste manier reageert. Deze reactie zal een belangrijke impact hebben op
de tevredenheid van de overige klanten.
• Wachttijden
In de meeste onderzochte ondernemingen zijn wachttijden moeilijk te vermijden aangezien
men te maken heeft met piekmomenten. De ondernemingen hanteren verschillende methodes
om deze wachttijden te vermijden en/of aangenamer te maken. In de horeca - Keizershof
Hotel en “Kafee” van Kunstencentrum Vooruit - zijn er altijd piekmomenten rond het
middag- en avonduur. Wie dan als laatste het restaurant betreedt, zal langer moeten wachten.
Wanneer men drukke momenten verwacht, wordt extra personeel ingezet om alles vlot te
doen verlopen. Maar andere alternatieven worden niet toegepast.
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
97
Bij het bespreekbureau van het Kunstencentrum Vooruit kunnen eveneens piekmomenten
ontstaan. Bij het moderniseren van de fysieke omgeving heeft men een zithoek voorzien waar
mensen kunnen wachten en waar er muziek en literatuur te vinden is om de tijd te doden.
KBC hanteert eveneens dit principe van een wachtruimte met de nodige
ontspanningsmogelijkheden. Maar zij trachten het verblijf in deze ruimte te beperken. Men
zal, bijvoorbeeld, zorgen dat er voldoende adviesbureaus aanwezig zijn zodat er een vlotte
dienstverlening kan plaatsvinden.
Bij AZ Maria Middelares vormen wachttijden een groot probleem. De organisatie is op de
hoogte van deze wachttijden maar er werden nog geen specifieke acties ondernomen. Elke
afdeling beschikt over een bepaalde wachtruimte, maar zonder veel animatie. Ook aan het
onthaal zijn er dikwijls wachttijden, wat problematische gevolgen kan hebben voor de OK-
planning. Men tracht dit probleem op te lossen door in de toekomst een afzonderlijk onthaal te
voorzien voor de dagkliniek.
• Gedragsregels
Sinds de nieuwe wetgeving van 1 januari 2006 geldt in alle ondernemingen een rookverbod.
Bij AZ Maria Middelares wordt momenteel de infrastructuur aangepast aan deze nieuwe
wetgeving. Op deze manier worden er plaatsen voorzien waar patiënten en bezoekers kunnen
roken.
In tabel 4.10 wordt een overzicht gegeven van de gehanteerde gedragsregels.
Onderneming Rookverbod GSM-verbod Verbod op
audiovisuele
opnames
Dress-code Verbod op
storende
elektronica
AZ Maria Middelares X X X X
KBC X
Kunstencentrum Vooruit
- Bespreekbureau
- Kafee
X X
X X
Keizershof Hotel X
Tabel 4.10: Gedragsregels voor klanten (Eigen inbreng gebaseerd op gegevens
verzameld uit interviews)
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
98
Naast het rookverbod gelden in het Keizershof Hotel en KBC geen specifieke gedragsregels.
Bij het Kunstencentrum Vooruit wordt gevraagd tijdens voorstellingen geen audiovisuele
opnames te maken en geldt er eveneens een gsm-verbod. Bij AZ Maria Middelares wordt aan
de patiënten gevraagd zoveel mogelijk op de kamer te blijven, een kamerjas te dragen en na
22 uur de rust van medepatiënten te respecteren door het uitschakelen van televisie, radio of
gsm. Conflicten tussen patiënten op eenzelfde kamer komen namelijk frequent voor. Klachten
over bezoekers die te lang blijven, televisie die te luid staat, luide conversaties, etc. zijn vaak
voorkomend. Door het gebruiken van gedragsregels poogt men deze incidenten te vermijden
of toch te reduceren.
• Reactie van de werknemer
In de meeste ondernemingen geldt het principe “klant is koning” niet onvoorwaardelijk. De
werknemer mag of moet reageren op ongepast gedrag. Bij het Kunstencentrum Vooruit wordt
het personeel uit het “Kafee” en uit het bespreekbureau hierop voorbereid. In het “Kafee”
kunnen namelijk incidenten optreden door dronken klanten die andere aanwezigen storen. In
het bespreekbureau kunnen sommige mensen heftig reageren wanneer zij te horen krijgen dat
een bepaalde voorstelling uitverkocht is. Het personeel mag de klant steeds aanmanen om
zich rustig te gedragen. Dit concept wordt eveneens toegepast bij KBC.
Bij AZ Maria Middelares bestaan voor sommige incidenten bepaalde procedures. Agressieve
of psychiatrische patiënten worden op een specifieke manier aangemaand. Wanneer er
conflicten plaatsvinden tussen patiënten mogen verpleegkundigen deze personen aanspreken
en aantonen dat zo’n gedrag niet getolereerd wordt. Het Keizershof Hotel daarentegen houdt
er een soepel beleid op na waardoor de klanten grotendeels vrij zijn. Wanneer het gedrag van
de klant echter uit de hand loopt, mag de werknemer uiteraard reageren.
We kunnen besluiten dat de voorgestelde strategieën in de literatuurstudie in verschillende
mate worden toegepast door de onderzochte ondernemingen. Sommige ondernemingen
voorzien inderdaad enige animatie tijdens het wachten om mogelijke incidenten te vermijden.
Bij andere ondernemingen – AZ Maria Middelares en Keizershof Hotel – is er geen specifiek
beleid betreffende wachttijden terwijl dit nochtans wenselijk is. Alle ondernemingen hanteren
bepaalde gedragsregels om aan te tonen welk gedrag van de klant verwacht wordt. Deze
gedragsregels kunnen enerzijds vrij beperkt zijn – KBC – of anderzijds vrij omvangrijk,
bijvoorbeeld AZ Maria Middelares. De omvang van deze gedragsregels is opnieuw
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
99
dienstgerelateerd. Een cliënt van KBC brengt slechts een korte periode door in de omgeving
terwijl patiënten soms een lange tijd in het ziekenhuis dienen te verblijven. Omwille van de
gezondheidsconditie van de patiënt, is het belangrijk dat deze persoon de nodige rust neemt.
Hierdoor zijn bepaalde gedragsregels voor medepatiënten en bezoekers uitermate belangrijk.
Tenslotte mogen in alle ondernemingen de werknemers reageren op ongepast gedrag. Dit
bevordert bijgevolg de tevredenheid van andere aanwezige klanten.
2.3.2.2 Conversaties
Een aangename conversatie kan leiden tot een unieke service-ervaring. De ondernemingen
kunnen al dan niet conversaties tussen klanten aanmoedigen. Bij KBC wordt echter een beleid
gevoerd dat voornamelijk gericht is op discretie waardoor conversaties tussen klanten juist
niet aangemoedigd worden. Het gebouw is zo ontworpen dat, bijvoorbeeld, klanten in de
wachtruimte geen notie hebben van andere klanten. Dit concept werd eveneens toegepast in
de automatenruimte. Mensen die hun rekeningafschriften afhalen staan vaak om zich heen te
kijken. Om deze reden werden deze automaten gescheiden van de automaten waar klanten
geld afhalen en hun code dienen in te tikken.
De bar en het restaurant van het Keizershof Hotel en het “Kafee” van Kunstencentrum
Vooruit zijn sociale aangelegenheden waar mensen met elkaar in wisselwerking kunnen
treden. Maar deze conversaties worden niet op een specifieke manier aangemoedigd door de
ondernemingen. De lobby in het Keizershof Hotel is mooi en luchtig gemaakt zodat klanten
hier gebruik van kunnen maken om eventueel samen te komen. Het Kunstencentrum Vooruit
organiseert occasioneel rondleidingen om het gebouw te bezichtigen of in het kader van een
bepaalde voorstelling. Tijdens deze rondleidingen vinden vaak conversaties plaats tussen de
deelnemers die dan achteraf eventueel in het “Kafee” samen verder praten.
Bij AZ Maria Middelares zijn conversaties tussen patiënten op eenzelfde kamer
vanzelfsprekend. Nochtans opteren meer en meer mensen voor een eenpersoonskamer. In de
ontwerpen voor het nieuwe ziekenhuis worden meer eenpersoonskamers voorzien omwille
van de grote vraag. Daarnaast zijn er bepaalde ruimtes waar patiënten en bezoekers kunnen
interageren, zoals de ontvangstruimte of de cafetaria.
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
100
Volgens de principes van “compatibility management” is het belangrijk dat ondernemingen
conversaties tussen klanten aanmoedigen (Martin en Pranter, 1989). De meeste onderzochte
bedrijven voeren echter geen specifiek beleid om deze interacties te stimuleren. Het
Keizershof Hotel en het Kunstencentrum Vooruit bieden een aangename omgeving aan waar
eventuele conversaties kunnen plaatsvinden. De andere ondernemingen zijn eerder op privacy
en discretie gericht.
2.3.3. CONCLUSIE SOCIALE OMGEVING
Door de belangrijke functie die de dienstverlener vervult, kunnen we vaststellen dat alle
ondernemingen een uitvoerig personeelsmanagement toepassen. De ondernemingen vereisen
een aantal specifieke vaardigheden van de werknemers en verplichten hen occasioneel tot het
volgen van bepaalde bijscholingen. Om de kwaliteit van de dienstverlening te garanderen
worden deze werknemers op regelmatige basis geëvalueerd. Daarnaast beschikken de
dienstverleners over voldoende informatie zodat zij op een gepaste manier kunnen reageren
op fouten in de dienstverlening of op een speciaal verzoek. Incidenten tussen klanten worden
op verschillende manieren vermeden, o.a. door een wachttijdbeleid of het invoeren van
bepaalde gedragsregels. Het aanmoedigen van conversaties komt in de praktijk niet zo vaak
voor omwille van het ontbreken van een specifiek beleid of omwille van de dienstensector.
3. CONCLUSIE
Uit het onderzoek blijkt dat de bestudeerde ondernemingen zich bewust zijn van de
servicescape en zijn impact. De manier waarop deze dienstenomgeving ontworpen en
aangewend wordt in het ondernemingsbeleid verschilt naargelang de dienstenorganisatie. In
ondernemingen waar de servicescape minder voor de hand liggend is, bijvoorbeeld een
ziekenhuis, merkt men echter dat dit aspect ook hier aan belang wint.
In dit onderzoek werden verschillende aspecten van de servicescape behandeld, namelijk een
algemene uiteenzetting van de dienstenomgeving en zijn bijdrage aan bepaalde doelstellingen,
de fysieke omgeving en de sociale omgeving. Wanneer we deze aspecten samen in
beschouwing nemen, kan een integrale tabel opgesteld worden. Aan de hand van tabel 4.11
kan vastgesteld worden in welke mate de organisaties hun doelstellingen realiseren met
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
101
behulp van de servicescape en in welke mate ze aandacht schenken aan de fysieke en sociale
omgeving. Zo kunnen een aantal interessante conclusies getrokken worden voor elke
onderneming.
Onderneming Algemene Servicescape Fysieke Omgeving
Sociale Omgeving
Operationeel Human Resource Marketing
AZ Maria Middelares XX X X XX
KBC X XXX XX XXX XXX
Kunstencentrum Vooruit X XXX XX XX XX
Keizershof Hotel XXX XXX XXX XX
Tabel 4.11: Geïntegreerd overzicht (Eigen inbreng gebaseerd op gegevens
verzameld uit interviews)
Terwijl KBC zeer veel aandacht besteedt aan de fysieke en sociale omgeving worden niet alle
doelstellingen gerealiseerd. Dit kan te maken hebben met het feit dat de fysieke omgeving in
grote mate afgestemd wordt op de werknemer en diens comfort en in mindere mate op de
klant. De personeelsdoelstellingen worden namelijk wel grotendeels verwezenlijkt. Deze
onderneming heeft eveneens te kampen met grote barrières die het gevolg zijn van de
veiligheidsmaatregelen. Dit kan de verwezenlijking van bepaalde doelstellingen in de weg
staan.
Het Keizershof Hotel voert geen specifieke marketingacties en heeft er niet echt nood aan
aangezien de marketingdoelstellingen in ruime mate gerealiseerd worden met behulp van de
servicescape. Over de impact van de servicescape op de operationele doelstellingen kunnen
geen duidelijke vaststellingen gemaakt worden aangezien deze invloed door de onderneming
niet werkelijk gecontroleerd wordt. Het is echter mogelijk dat de onderneming een aantal
operationele doelstellingen realiseert aangezien ze veel aandacht schenkt aan de fysieke en
sociale omgeving.
Het Kunstencentrum Vooruit voert een licht eigenzinnig beleid. Deze organisatie is namelijk
niet gericht op het voeren van concurrentie met andere schouwburgen. Alle beslissingen
worden conform de huisstijl genomen en er wordt verondersteld dat de klant deze stijl
apprecieert. Ondanks deze strategie slaagt de onderneming er in een groot aantal
HOOFDSTUK 4 KWALITATIEF ONDERZOEK
102
doelstellingen te verwezenlijken, eveneens marketingdoelstellingen alhoewel de onderneming
niet over het budget beschikt om grote marketingacties te voeren. Door de werknemer in het
ontwerpproces te betrekken, tracht deze organisatie een aantal operationele doelstellingen te
realiseren.
AZ Maria Middelares is de onderneming die het minste aandacht besteed aan de servicescape.
Dit is voornamelijk het gevolg van de dienstensector. Deze sector vereist namelijk een zeer
functionele en klinische omgeving. Hierdoor worden tevens minder doelstellingen
gerealiseerd als in de overige ondernemingen. We kunnen echter wel opmerken dat de
servicescape aan belang wint in deze dienstenorganisatie. Bij moderniseringen wordt meer
rekening gehouden met het creëren van een bepaalde sfeer. Aan de hand van deze strategie
zullen waarschijnlijk meer doelstellingen verwezenlijkt worden. Het realiseren van
marketingdoelstellingen is geen evidentie aangezien er in deze sector weinig aan marketing
gedaan wordt en de onderneming een non-profit organisatie is.
Algemeen kunnen we stellen dat praktijk en theorie niet altijd overeenstemmen. In de praktijk
worden soms meer traditionele methodes toegepast terwijl de literatuur al innoverende
mogelijkheden aanbiedt. Om de invloed van de servicescape na te gaan bij werknemers en
klanten gebruiken de onderzochte ondernemingen vaak traditionele enquêtes. Enkel AZ Maria
Middelares hanteert occasioneel experimenten. Deze methode levert meer betrouwbare
informatie op. Bij het beslissingsproces volgt slechts één onderneming de aangewezen
procedure, namelijk KBC waar de beslissingen in onderling overleg genomen worden. Deze
discrepanties tussen praktijk en theorie zijn voornamelijk het gevolg van budgettaire redenen
en/of omwille van het ondernemingsbeleid. Anderzijds worden sommige aangewezen
strategieën in ruime mate toegepast door de onderzochte ondernemingen. Zo wordt de fysieke
omgeving regelmatig aangepast en hebben de ondernemingen een zicht op de impact van de
fysieke omgeving. Ook de aangewezen personeelsstrategieën worden grotendeels
geïmplementeerd. Alle ondernemingen hechten veel belang aan het juiste personeel en het
opleiden van dit personeel. Een specifiek klantenbeleid is in de bestudeerde ondernemingen in
mindere mate aanwezig maar dit kan in de toekomst eventueel aan belang winnen.
ALGEMEEN BESLUIT
103
In onze samenleving worden diensten op continue basis geproduceerd en geconsumeerd. Het
is echter kenmerkend voor diensten dat het evalueren van een service vóór de aankoop geen
sinecure is. Omwille van de ontastbaarheid gaat de klant vaak op zoek naar fysieke
bewijselementen die een beeld kunnen geven over de kwaliteit van de dienst en de
bekwaamheid van de onderneming. Deze fysieke elementen zijn terug te vinden in de
dienstenomgeving zoals bvb. het interieur en lay-out van de organisatie, de atmosfeer of het
voorkomen van het personeel. Door de simultaniëteit van productie en consumptie bevindt de
klant zich vaak binnen de organisatie zodat deze reeds een aantal fysieke elementen kan
aanschouwen.
Sinds de jaren negentig zijn organisaties zich meer bewust geworden van de
dienstenomgeving. Dit gaf aanleiding tot de introductie van het begrip “servicescape” door
Bitner (1992). De oorspronkelijke definitie van de servicescape had voornamelijk betrekking
op de fysieke omgeving. Deze definitie werd echter uitgebreid door eveneens rekening te
houden met de sociale omgeving (Baker et al., 1994). Door de gelijktijdigheid van productie
en consumptie vindt er namelijk vaak een interactie plaats tussen dienstverlener en klant
waardoor deze werknemer een belangrijke invloed heeft op de klantenervaring. Hierdoor
werden in deze scriptie beide omgevingen behandeld.
Terwijl de servicescape vroeger oppervlakkig beheerd werd, kan de algemene
dienstenomgeving tegenwoordig vier belangrijke functies uitoefenen bij een goed
servicescape-management. De dienstenomgeving kan toegepast worden als verpakking,
differentiator, socializer en facilitator (Bitner, 2000). De servicescape kan namelijk een
exterieur beeld overbrengen van de dienst. Dit beeld kan de organisatie differentiëren van de
concurrentie en kan eventueel een onderscheidend voordeel met zich mee brengen. Daarnaast
kan de dienstenomgeving het realiseren van klanten- en werknemersdoelstellingen
vereenvoudigen en het contact tussen dienstverlener en klant aanmoedigen. In realiteit komen
deze functies vaak voor. Desondanks kunnen we vaststellen dat het simultaan toepassen van
de vier functies een uitzondering vormt. Bij de onderzochte ondernemingen slaagde slechts
ALGEMEEN BESLUIT
ALGEMEEN BESLUIT
104
één onderneming in deze doelstelling. Het ontbreken van de overige functies kan in verband
staan met het gevoerde beleid, de sector of bepaalde maatregelen die dienen nageleefd te
worden. Enkel de socializer-functie werd door alle bestudeerde ondernemingen toegepast.
Omwille van deze verschillende functies, oefent de servicescape een belangrijke invloed uit
op de klantenperceptie. Wanneer een klant een bepaalde dienstenomgeving betreedt, heeft hij
reeds bepaalde verwachtingen geformuleerd (Bitner en Zeithaml, 2003). Een klant van het
bestudeerde viersterren hotel verwacht enige vorm van luxe en comfort. Het is dan aan de
onderneming om deze verwachtingen in te lossen. De perceptie van de servicescape zal
namelijk de verwachtingen al dan niet bevestigen. Deze confirmatie of disconfirmatie leidt
respectievelijk tot klanttevredenheid of klantontevredenheid.
Bij de perceptie van de dienstenkwaliteit werd de impact van de servicescape lang
ondergewaardeerd. De servicescape werd – naast betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid,
zekerheid en empathie – beschouwd als een van de vijf dimensies van dienstenkwaliteit. Maar
deze dimensie had een meer bescheiden invloed op de gepercipieerde dienstenkwaliteit dan de
overige vier dimensies (Parasuraman et al., 1991). Recent onderzoek toonde echter aan dat de
servicescape niet enkel een impact heeft op de dienstenkwaliteit maar tevens op de overige
vier dimensies waardoor er sprake is van een rechtstreeks en onrechtstreeks effect. De totale
impact is m.a.w. veel groter dan eerst werd verondersteld (Reimer en Kuehn, 2005). Dit toont,
naast de invloed op de klanttevredenheid, eveneens het belang van de servicescape aan.
Hierdoor moeten dienstenorganisaties trachten een uniek ontwerp te creëren en te beheren.
Het ontwerpen van een juiste servicescape is een complexe taak voor het management. Een
dienstenomgeving creëren die door elke klant als aangenaam gepercipieerd wordt, is quasi
onmogelijk. Daarnaast worden ondernemingen vaak geconfronteerd met budgettaire
restricties waardoor men niet altijd de gewenste moderniseringen aan de servicescape kan
doorvoeren. Om een goed ontwerp van de servicescape te creëren, is het belangrijk dat de
organisatie een duidelijk inzicht krijgt in de voorkeuren en behoeftes van de klanten en
werknemers (Bitner en Zeithaml, 2003). Deze personen zijn namelijk de gebruikers van de
dienstenomgeving. Ondernemingen kunnen hiervoor beroep doen op enquêtes, experimenten,
observaties of blauwdrukken. In de praktijk kunnen we vaststellen dat de onderzochte
ondernemingen voornamelijk gebruik maken van enquêtes en feedback vanwege klanten en
werknemers. Dit zijn echter niet de meest adequate methodes. Er zijn namelijk innoverende
ALGEMEEN BESLUIT
105
technieken voor handen die meer betrouwbare informatie opleveren. Slechts één onderneming
hanteerde zo’n methode bij haar werknemers, te weten een experiment waar de medewerkers
een geconstrueerd prototype van een kamer konden bekijken en opmerkingen geven.
De onderneming dient er echter rekening mee te houden dat de servicescape niet enkel een
invloed heeft op de werknemer en de klant maar dat deze gebruikers eveneens een
wederkerige invloed hebben op de servicescape. De onderneming kan een goed ontwerp
uitwerken dat later door de klant of werknemer verstoord wordt. Wanneer, bijvoorbeeld, de
klanten van een restaurant verschillende tafels verplaatsen, kan dit de functionaliteit van de
servicescape in het gedrang brengen.
In de literatuur wordt verondersteld dat een goed ontwerp kan bijdragen tot het realiseren van
operationele, human resource en marketingdoelstellingen. Om de realisatie van deze
doelstellingen te stimuleren, is het belangrijk dat de beslissingen omtrent de servicescape door
deze drie departementen in onderling overleg genomen worden (Bitner, 1992). Bij de
onderzochte ondernemingen was deze werkwijze eerder een uitzondering. Bij de meeste
organisaties werden de beslissingen uitsluitend door één bepaalde afdeling genomen. Bij deze
organisaties bestond er echter wel enige input van de werknemer terwijl dit bij de
onderneming die de aangewezen methode hanteerde heel beperkt was. Dit is mogelijk een
reden waarom in de bestudeerde ondernemingen desalniettemin allerlei doelstellingen
gerealiseerd worden met behulp van de servicescape. Frequente doelstellingen zijn
klantensatisfactie, relatiebinding, werknemerstevredenheid en motivatie.
Na een algemene beschouwing van de servicescape volgt nu een meer gedetailleerde
omschrijving van de fysieke omgeving. De definitie van de servicescape volgens Bitner
(1992) had voornamelijk betrekking op de fysieke omgeving. Aan de hand van deze definitie
stelde zij een raamwerk op om de impact van de fysieke ruimte te onderzoeken. In dit model
wordt gesuggereerd dat de fysieke omgeving uit verschillende omgevingsdimensies bestaat,
namelijk sfeerelementen, ruimtelijke lay-out en functionaliteit en als laatste tekens, symbolen
en kunstvoorwerpen. Uit het kwalitatief onderzoek blijkt dat de bestudeerde ondernemingen
zich bewust zijn van deze verschillende dimensies, evenwel in verschillende mate.
Bij de sfeerelementen zijn het voornamelijk kleur en licht die een belangrijke functie
vervullen. Dit fenomeen kan verklaard worden door het feit dat het zicht het meest
ALGEMEEN BESLUIT
106
doorslaggevend is bij de klantenperceptie. Een onderneming waar het gebruik van
sfeerelementen niet voor de hand liggend is, zoals een ziekenhuis, tracht aan de hand van
kleur evenwel een bepaalde sfeer te creëren. De meeste ondernemingen kiezen voor een
neutrale kleur om een groot publiek te behagen of voor een specifieke kleur die kenmerkend
is voor de organisatie. Daarnaast speelt muziek eveneens een belangrijke rol als
gemoedszetter en kan tot een positieve klantenevaluatie leiden.
Ruimtelijke lay-out en functionaliteit kan klant- of werknemersgebonden zijn. Het meubilair is
zo opgesteld dat ze de realisatie van respectievelijk klanten- of werknemersdoelstellingen
bevorderd. Alle onderzochte ondernemingen hechten veel belang aan deze dimensie. Bij de
meeste organisaties is de functionaliteit werknemersgebonden met als doel een vlotte
dienstverlening en een hoge productiviteit te garanderen.
Bij tekens, symbolen en kunstvoorwerpen zijn het voornamelijk gebod-, verbodsborden en
wegbewijzering die gehanteerd worden. Deze symbolen hebben namelijk een bepaalde functie
in de dienstenomgeving. Alle ondernemingen hebben tevens een specifiek logo wat eveneens
een bepaald bedrijfsimago weergeeft. Kunstvoorwerpen worden minder aangewend in de
praktijk aangezien er meerdere interpretaties mogelijk zijn waardoor dit communicatiemiddel
vrij complex kan zijn.
Deze verschillende omgevingsdimensies zullen bepaalde reacties en gedragingen bij de klant
veroorzaken. Een klant kan cognitief, emotioneel of fysiologisch reageren op de fysieke
omgeving. De gepercipieerde omgeving zal een invloed hebben op de overtuigingen van de
klant over de omgeving en andere dienstenkenmerken, m.a.w. een cognitieve reactie. Deze
overtuigingen dragen bij tot het vormen van een mening over de dienstenorganisatie.
Daarnaast kan een bepaalde omgeving iemand blij of verdrietig maken en m.a.w. een
emotionele reactie uitlokken. Als laatste kunnen de sfeerelementen voor bepaalde zintuiglijke,
fysiologische reacties zorgen. Percepties van de atmosfeer kan in een bepaalde
dienstenomgeving namelijk tot fysiek ongemak leiden.
Deze reacties zullen vervolgens een impact hebben op het klantengedrag in de fysieke
omgeving. Klanten zullen enerzijds naderingsgedrag vertonen of anderzijds
vermijdingsgedrag. Het is belangrijk dat ondernemingen kennis hebben van de gewenste
ALGEMEEN BESLUIT
107
reacties en gedragingen om zo een bepaalde fysieke omgeving te creëren die positieve reacties
en naderingsgedrag aanmoedigt.
Om positieve reacties in de fysieke omgeving op te wekken, kunnen ondernemingen bepaalde
strategieën volgen. Vooreerst is het belangrijk dat de onderneming inzicht krijgt in de impact
van de fysieke omgeving. Aan de hand van deze inzichten kan men de fysieke ruimte
strategisch plannen en in kaart brengen. Op basis van deze blauwdrukken kan ze mogelijke
aanpassingen of verbeteringen identificeren en kan de organisatie overgaan tot het
moderniseren van de dienstenomgeving (Bitner, 1993). Uit het empirisch onderzoek bleek dat
de onderzochte ondernemingen veel aandacht besteden aan het up-to-date houden van de
fysieke omgeving. De meeste ondernemingen voeren eveneens een uitvoerig
onderhoudsbeleid. Grote aanpassingen gebeuren meestal wanneer er veel klachten geuit
worden vanwege klanten en/of wanneer er financiële middelen voor handen zijn.
Bij het ontwerpen van de fysieke omgeving is het aangewezen dat de ondernemingen de
werknemers in het ontwerpproces betrekken. Deze personen dienen namelijk in de omgeving
te functioneren en kunnen eventueel nuttige suggesties vormen met betrekking tot de
ruimtelijke lay-out en functionaliteit. Daarnaast hebben werknemers een beter zicht op de
klantenbehoeftes door hun dagdagelijks contact. Aan de hand van hun suggesties kan de
organisatie beter inspelen op de voorkeuren van de klanten. Vaak dienen deze suggesties in
overeenstemming te zijn met de gehanteerde huisstijl waardoor deze voorstellen occasioneel
gelimiteerd worden.
Naast de fysieke omgeving wordt in deze scriptie eveneens aandacht besteed aan de sociale
omgeving. Deze sociale omgeving heeft enerzijds betrekking op de interactie tussen
dienstverlener en klant – de service encounter – en anderzijds op de interactie tussen andere
aanwezige klanten.
De service encounter vormt een belangrijk onderdeel van de dienstverlening. Tijdens de
ontmoeting met de dienstverlener krijgt de klant inzicht in de kwaliteit van de dienst. De
service encounter kan echter op verschillende manieren plaatsvinden (Shostack, 1985). Vele
organisaties maken frequent gebruik van de telefooninteracties o.a. als klantendienst of voor
bepaalde reserveringen. Sommige diensten vereisen echter een rechtstreeks contact. Bij deze
contacten zal de klant niet enkel de verbale maar tevens de non-verbale component
ALGEMEEN BESLUIT
108
percipiëren waardoor deze contacten complexer zijn om te beheren. Een derde type service
encounter, dat steeds meer aan belang wint, is de ontmoeting op afstand. Bij deze encounter
interageert de klant via een website met de dienstverlener. Veel ondernemingen proberen aan
de hand van deze interacties het rechtstreeks contact te reduceren. Financiële verrichtingen
kunnen tegenwoordig meestal via home banking uitgevoerd worden waardoor de cliënt zich
niet meer naar de bank dient de begeven. Elke encounter kan bijdragen tot klanttevredenheid
en –loyaliteit maar tevens tot werknemerstevredenheid (Bitner en Zeithaml, 2003). Een
effectief beheer van de service encounter is bijgevolg elementair.
De klanttevredenheid over de service encounter is vaak afhankelijk van het gedrag van de
werknemer (Bitner et al., 1990). Wanneer de dienstverlening uitzonderlijk niet kan doorgaan
of traag verloopt, kan de ontevredenheid van de klant in tevredenheid resulteren wanneer de
dienstverlener een verklaring en/of een oplossing aanbiedt. De reactie op een specifieke
behoefte of verzoek zal eveneens de klantensatisfactie beïnvloeden. Wanneer de
dienstverlener geen enkele poging onderneemt om het systeem aan te passen aan de
klantenbehoefte, zal dit tot ongenoegen leiden.
Door de bepalende functie die de dienstverlener vervult tijdens de service encounter en zijn
grote invloed op de klanttevredenheid is personeelsmanagement een zeer belangrijke
aangelegenheid binnen de organisatie. Het is voor de onderneming bepalend dat zij het juiste
personeel aanwerven met de juiste vaardigheden om een optimale dienstverlening te
garanderen (Bitner en Zeithaml, 2003). Tegenwoordig wordt zeer veel aandacht besteed aan
sociale vaardigheden, m.a.w. het kunnen omgaan met klanten en eventuele probleemklanten.
Technische vaardigheden worden zo minder doorslaggevend. Sommige ondernemingen gaan
er immers van uit dat de werknemers deze vaardigheden “on the job” aanleren. Er worden dan
ook vaak bepaalde opleidingen voorzien door de ondernemingen. De meeste organisaties in
het kwalitatief onderzoek bieden extra opleidingen aan na de initiële opleiding. Deze
bijscholingen kunnen betrekking hebben op enerzijds sociale vaardigheden of anderzijds op
technische deskundigheid.
Om een correcte reactie vanwege de medewerker op een trage dienstverlening of speciaal
verzoek te stimuleren, kan de organisatie bepaalde maatregelen ondernemen. Zo kan de
onderneming een effectief herstelprogramma ontwikkelen waar de werknemer beroep op kan
doen om meervoudige fouten te vermijden. Sommige ondernemingen gebruiken deze
ALGEMEEN BESLUIT
109
incidenten om hun dienstverleningsproces te optimaliseren of te moderniseren. In de
onderzochte ondernemingen zijn de medewerkers grotendeels goed op de hoogte van de
procedure die men dient te volgen. Daarnaast kan de organisatie pogen de flexibiliteit en de
spontaneïteit van de werknemer te bevorderen. Om dit te realiseren is het belangrijk dat de
dienstverlener inzicht heeft in het serviceconcept. Hierdoor heeft hij kennis van wat hij met
het huidig dienstverleningssysteem kan realiseren. Het spontaan gedrag vanwege de
dienstverlener kan echter beperkt worden door enkele gedragsregels die de organisatie
nastreeft. Deze gedragsregels zijn meestal in functie van de klant en hebben in de bestudeerde
ondernemingen voornamelijk betrekking op klantvriendelijkheid en het naleven van een
bepaalde dress-code om het contact tussen dienstverlener en klant te vereenvoudigen.
In de sociale omgeving heeft de klant niet alleen contact met de dienstverlener maar eveneens
met andere aanwezige klanten. Deze klanten kunnen een belangrijke invloed uitoefenen op de
klantenervaring. Klanteninteracties kunnen enerzijds uit incidenten bestaan en anderzijds uit
conversaties.
Incidenten worden vaak door andere klanten veroorzaakt tijdens het wachten in een rij.
Klanten die duwen, schreeuwen of roken kunnen tot ongenoegen leiden bij de klant en
kunnen bijgevolg resulteren in een negatieve ervaring (Grove en Fisk, 1997). Ondernemingen
kunnen proberen om wachttijden te vermijden. Wanneer dit evenwel niet mogelijk is, kunnen
zij enige vorm van animatie voorzien om het wachten meer aangenaam te maken zodat er
minder conflicten plaatsvinden tussen de aanwezige klanten. In het kwalitatief onderzoek
blijkt dat alle ondernemingen te maken hebben met wachttijden. Bepaalde ondernemingen
bieden de klanten een wachtruimte aan waar verschillende media aanwezig zijn om de tijd te
doden. Andere ondernemingen zijn zich bewust van het probleem maar ondernemen geen
specifieke acties.
Aangezien consumenten veel aandacht schenken aan gedragsregels ontstaan de meeste
incidenten wanneer bepaalde klanten deze regels overtreden. Om deze incidenten te
vermijden kan de onderneming gebruik maken van specifieke signalisatie die bepaalde
gedragsregels communiceren. Sinds de nieuwe wetgeving geldt sinds 1 januari 2006 een
algemeen rookverbod. Andere gedragsregels zijn afhankelijk van het type onderneming.
Naast incidenten vinden eveneens conversaties plaats tussen aanwezige klanten. Bepaalde
klanten kunnen minder ervaren klanten helpen door bepaalde informatie te verlenen of hun
ALGEMEEN BESLUIT
110
mening te uiten. Andere conversaties vinden plaats tijdens het wachten in een rij en maken het
wachten aangenamer. Tevredenstellende conversaties zorgen voor een positieve
klantenperceptie en kunnen eveneens voor klantenloyaliteit zorgen (Martin en Pranter, 1991).
Hierdoor is het belangrijk dat ondernemingen trachten conversaties aan te moedigen. Men
kan, bijvoorbeeld, een specifieke ruimte voorzien waar klanten kunnen samenkomen en
interageren. Uit het onderzoek blijkt echter dat de ondernemingen geen specifieke acties
ondernemen om conversaties tussen klanten aan te moedigen. Bij sommige ondernemingen,
waar privacy prioritair is, wordt net een tegenovergesteld beleid gevoerd.
De literatuur raadt ondernemingen aan om goed geïnformeerde klanten op te nemen als
human resource in hun strategie. Deze klanten beschikken namelijk over de nodige kennis en
eisen geen vergoeding (Harris et al., 1995). In de onderzochte ondernemingen wordt deze
strategie nergens geïmplementeerd. De implementatie is immers niet vanzelfsprekend en zorgt
voor meer gepercipieerde controle bij de klant terwijl de controle bij de onderneming
afneemt.
In de toekomst zal de servicescape meer en meer vervangen worden door de cyberscape.
Verschillende dienstensectoren maken reeds gebruik van het internet om hun diensten aan te
bieden. Andere sectoren gebruiken het internet voornamelijk als informatiebron voor de klant.
Vóór het aankopen van een dienst, zal de klant vaak de website van de onderneming
raadplegen om informatie in te winnen. De onderneming kan m.a.w. de klant beïnvloeden
vooraleer hij de fysieke faciliteiten betreedt. Hierdoor is het belangrijk dat de organisatie over
een website beschikt die enerzijds de nodige informatie verleent aan de klant op een
eenvoudige manier en anderzijds de organisatie differentieert van de concurrentie door een
bepaalde “waw-factor”. Voor sommige dienstenorganisaties valt, door de komst van het
internet, de fysieke omgeving weg waardoor de e-scape uitermate belangrijk wordt.
Naast de impact op de fysieke omgeving heeft het internet eveneens een invloed op de sociale
omgeving. Informatie die normalerwijze door de dienstverlener verleend werd, wordt
tegenwoordig via het net verspreid. Daarnaast kunnen klanten via discussiegroepen
communiceren over hun dienstenervaringen. Deze uitingen kunnen positief of negatief zijn en
zijn door de onderneming zeer moeilijk te controleren en te besturen. In de onderzochte
ondernemingen wordt het internet, indien mogelijk, voornamelijk gehanteerd voor het
ALGEMEEN BESLUIT
111
doorvoeren van reserveringen. Men tracht dit grotendeels te stimuleren omdat deze transacties
minder tijdrovend zijn voor de klant en voor de onderneming.
CONCLUSIE EN SUGGESTIES VOOR VERDER ONDERZOEK
Algemeen kunnen we stellen dat sinds de literatuur meer aandacht is gaan schenken aan de
servicescape, ondernemingen deze tendens eveneens gevolgd hebben. Deze bewustwording
van de dienstenomgeving gebeurde echter in een verschillend tempo. We merken dat
ondernemingen waar de servicescape minder voor de hand liggend is, bijvoorbeeld een
ziekenhuis, tegenwoordig eveneens aandacht schenken aan de omgeving waarin de dienst
geleverd wordt. Wanneer we de theorie en praktijk vergelijken kunnen we vaststellen dat de
ondernemingen in verschillende mate bewust zijn van de verschillende omgevingsdimensies.
Deze verschillen zijn te wijten aan het gevoerde beleid of de dienstensector. Bepaalde
strategieën worden in grote mate geïmplementeerd, voornamelijk wat het
personeelsmanagement betreft. Anderzijds blijven de ondernemingen trouw aan traditionele
methodes terwijl meer innoverende methodes efficiënter zijn. Dit is voornamelijk zo bij het
beslissingsproces en bij het verwerven van inzicht in de servicescape-invloeden.
Dit eindwerk had als doel een overzicht te bieden van de reeds verschenen literatuur. Ik heb
getracht het begrip servicescape algemeen te kaderen en de impact op de klantenperceptie en
operationele dienstverlening na te gaan. Hiervoor was ik vaak aangewezen op onderzoeken en
literatuurstudies van Bitner. Deze auteur was de grondlegger van dit deelgebied van
dienstenmarketing en heeft zich hier in grote mate in verdiept. Om deze reden wordt deze
auteur vaak als referentiebron gehanteerd. Voor sommige aspecten van de fysieke of sociale
omgeving was er geen recent onderzoek voor handen waardoor ik beroep moest doen op
vroegere onderzoeken.
De literatuurstudie werd aangevuld met een eigen kwalitatief onderzoek. Dit onderzoek
gebeurde aan de hand van een diagnostisch diepte-interview met behulp van een voorbereide
vragenlijst. Het is echter quasi onmogelijk om een representatieve steekproef van
dienstenorganisaties te bekomen. De onderzochte bedrijven betreffen allen
dienstenorganisaties waar er een contact tussen dienstverlener en klant plaatsvindt. Deze
bedrijven werden op toevallige wijze geselecteerd. Er moet opgemerkt worden dat de studie
slechts een beperkt aantal ondernemingen betreft, zodat geen algemene conclusies kunnen
ALGEMEEN BESLUIT
112
getrokken worden. Bovendien wordt de visie van één persoon weergegeven, die kan
verschillen van de visie van andere leden van de organisatie. Daarnaast dient opgemerkt te
worden dat in dit eindwerk enkel de impact op de operationele dienstverlening werd
nagegaan. De impact van de servicescape op de klantenperceptie werd hier niet bestudeerd.
Tot slot kunnen er nog een aantal suggesties gedaan worden voor verder onderzoek. Het zou
interessant zijn de impact van de algemene servicescape na te gaan op de klantenperceptie en
de operationele dienstverlening. In de literatuur vindt men namelijk veel onderzoek terug
omtrent specifieke sfeerelementen zoals geur, temperatuur, kleur, etc. Een algemeen
onderzoek, dat alle omgevingsdimensies van de servicescape insluit, is echter een
zeldzaamheid. Het kan eveneens boeiend zijn dit onderzoek uit te breiden naar de
verschillende dienstenomgevingen waar respectievelijk klant, werknemer of beiden aanwezig
zijn. Aangezien veel bedrijven aandacht schenken aan de ruimtelijke lay-out en functionaliteit
kan het onderhoudend zijn om de impact van dit element op de operationele dienstverlening
na te gaan. In de toekomst kan het tevens interessant zijn om de impact van de cyberscape op
de klantenperceptie te bestuderen. Er zijn reeds een aantal mogelijke strategieën voor handen
voor ondernemingen die gebruik maken van het internet maar de invloed hiervan op de klant
werd nog niet in detail onderzocht. Aangezien meer en meer klanten het internet gebruiken
om bepaalde diensten aan te schaffen, kan dit onderzoek wel zinvol zijn.
GERAADPLEEGDE WERKEN
IX
LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN
ADELMAN, M.B., AHUVIA, A. en GOODWIN, C. (1994), “Beyond Smiling: Social
Support and Service Quality” in Service Quality: New Directions in Theory and Practice,
Rust, R.T. en Oliver, R., eds. Thousand Oaks, CA: Sage, p. 139 - 172
ALBRECHT, Karl en ZEMKE, Ron (1985), Service America, Homewood, IL: Dow Jones-
Irwin
ANON (1999), “Meet Bill and Ben, the Odd-Job Men – Your Consumers and Your
Consumers’ Advisers”, Journal of Services Marketing, 13 (1), p. 36 - 37
ARENI, C. en KIM, D. (1994), “The Influence of In-store Lighting on Consumers’
Examination of Merchandise in a Wine Store”, International Journal of Research in
Marketing, vol. 11, p.117 - 125
AUBERT-GAMET, Véronique (1997), “Twisting Servicescapes: Diversion of the Physical
Environment in a Re-Appropriation Process”, International Journal of Service Industry
Management, vol. 8 (1), p. 26 - 41
BAKER, Julie, GREWAL, Dhruv en PARASURAMAN, A. (1994), “The Influence of Store
Environment on Quality Inferences and Store Image”, Journal of Academy of Marketing
Science, vol. 22 (4), p. 328 – 339
BAKER, Julie, LEVY, Michael en GREWAL, Dhruv (1992), “An Experimental Approach to
Making Retail Store Environment Decisions”, Journal of Retailing, vol. 68 (4), p. 445 – 60
BAKER, J., BERRY, L.L. en PARASURAMAN, A. (1988), “The Marketing Impact of
Branch Facility Design”, Journal of Retail Banking, vol. 10, p. 33 - 42
LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN
GERAADPLEEGDE WERKEN
X
BAKER, Julie (1987), “The Role of Environment in Marketing Services: The Consumer
Perspective” in The Services Challenge: Integrating for Competitive Advantage, Czepiel,
John A., Congram, Carole A. en Shanahan, James, eds. Chigago: American Marketing
Association, p. 79 - 84
BARON, S., HARRIS, K. en DAVIES, B. (1996) “Oral Participation in Retail Service
Delivery: A Comparison of Roles of Contact Personnel and Consumers”, European Journal
of Marketing, vol. 30 (9), p. 75 - 90
BATESON, John E.G. (2002), “Are Your Customers Good Enough for Your Service
Business?”, Academy of Management Executive, vol. 16 (4), p. 110 - 120
BATESON, John E.G. en HOFFMAN, K.D (1999), Managing Services Marketing, The
Dryden Press
BATESON, John E.G. (1992), “Managing Services Marketing Text and Readings” (2nd ed.),
Dryden Press, Orlando, FL
BATESON, John E.G. en HUI, M. (1992), “The Ecological Validity of Photographic Slides
and Videotapes in Simulating the Service Setting”, Journal of Consumer Research,
september, p. 271 - 281
BECKER, Franklin D. (1981), Workspace, New York: Praeger Publishers
BENNETT, D.J. en BENNETT, J.D. (1970), “Making the Scene”, in Social Psychology
through Symbolic Interactionism, ed. Stone, G. en Farberman, H., Waltham, MA: Ginn-
Blaisdell, p. 190 – 196
BERRY, Leonard L. en PARASURAMAN, A. (1991), “Marketing Services”, New York:
Free Press, chap. 3 en chap. 9
BERRY, Leonard L. en CLARK, Terry (1986), “Four Ways to Make Services More
Tangible”, Business, Oktober - December, p. 53 - 54
GERAADPLEEGDE WERKEN
XI
BITNER, M.J. en ZEITHAML, V.A. (2003), Services Marketing: Integrating Customer
Focus Across the Firm, McGraw-Hill/Irwin, New York, N.Y.
BITNER, M.J. (2000), “The Servicescape” in Handbook of Services Marketing and
Management, ed. Swartz, Theresa A. en Iacobucci, Dawn, Thousand Oaks, Sage
BITNER, M.J. (1993), “Managing the Evidence of Service”, in The Service Quality
Handbook, ed. Scheuing, E.E. en Christopher, W.F. (New York: AMACOM), p. 358 - 370
BITNER, M.J. (1992), “Servicescapes: The Impact of Physical Surroundings on Customers
and Employees”, Journal of Marketing, vol. 56 (april), p. 57 – 71
BITNER, M.J. (1990), “Evaluating Service Encounters: The Effects of Physical Surroundings
and Employee Responses”, Journal of Marketing, vol. 54, p. 69 – 82
BITNER, M.J., BOOMS, B.B. en TETREAULT, M.S. (1990), “The Service Encounter:
Diagnosing Favorable and Unfavorable Incidents”, Journal of Marketing, vol. 54 (januari), p.
71 - 84
BLOCH, P.H., RIDGEWAY, N.M. en DAWSON, S.A. (1994) “The Shopping Mall as
Consumer Habitat”, Journal of Retailing, 70 (1), p. 23 – 42
BOLTON, R.N. en DREW, J.H. (1991), “A Multistage Model of Customers’ Assessments of
Service Quality and Value”, Journal of Consumer Research, vol. 17, Maart, p. 375 - 384
BOOMS, B.H. en BITNER, M.J. (1981) “Marketing Strategies and Organizational Structures
for Service Firms, in Marketing of Services ed. Donnely, J.H. en George, W.H., Chigago,
American Marketing Association, p. 47 - 51
BOWEN, David E. en SCHNEIDER, Benjamin (1988), “Services Marketing and
Management: Implications for Organizational Behavior”, in Research in Organizational
Behavior, vol. 10, Staw, B.M. en Cummings, L.L., eds, Greenwich, CT: JAI Press, Inc.
GERAADPLEEGDE WERKEN
XII
BOWERS, Michael R., MARTIN, Charles L. en LUKER, Alan (1990), “Trading Places,
Employees as Customers, Customers as Employees”, Journal of Service Marketing, 4
(spring), p. 56 - 69
BRADY, M.K en CRONIN Jr., J.J (2001), “ Some New Thougths on Conceptualizing
Perceived Service Quality: A Hierarchichal Approach”, Journal of Marketing, vol. 65 (3), p.
34 - 49
CHURCHILL, Gilbert A. en SURPRENANT, Carol (1982), “An Investigation Into the
Determinants of Customer Dissatisfaction With Waiting During Peak Demand Times”, in
Designing a Winning Service Strategy, Bitner, M.J. en Crosby, L.A., eds, Chigago: American
Marketing Association, p. 87 - 91
CLEMMER, Elizabeth C. en SCHNEIDER, Benjamin (1989), “Toward Understanding and
Controlling Customer Dissatisfaction With Waiting During Peak Demand Times”, in
Designing a Winning Service Strategy, Bitner, M.J. en Crosby, L.A., eds. Chigago: American
Marketing Association, p. 87 - 91
CRONIN Jr., J.J. en TAYLOR, S.A. (1992), “Measuring Service Quality: A Reexamination
and Extension”, Journal of Marketing, vol. 56, Juli, p. 55 – 68
DAVIES, B., BARON, S. en HARRIS, K. (1999) “Observable Oral Participation in the
Servuction System: Toward a Content and Process Model”, Journal of Business Research,
vol. 44 (1), p. 47 - 53
DE PELSMACKER, Patrick en VAN KENHOVE, Patrick (2002), “Marktonderzoek,
Methoden en Toepassingen”, Garant, Antwerpen/Apeldoorn, p. 133 - 146
DESMET, Steven, VAN LOOY, Bart en VAN DIERDONCK, Roland (2003), Kenmerken
van Diensten in Services Management: An Integrated Approach, Van Looy, Bart, Gemmel,
Paul en Van Dierdonck, Roland (2003), Harlow, Prentice Hall
DONOVAN, R. en ROSSITER, J. (1982), “Store Atmosphere: An Environmental Psychology
Approach”, Journal of Retailing, vol. 58, p. 34 – 57
GERAADPLEEGDE WERKEN
XIII
DUBE, Laurette en MORIN, Sylvie (2001), “Background Music Pleasure and Store
Evaluation Intensity Effects and Psychological Mechanisms”, Journal of Business Research,
vol. 54, p. 107 – 113
FLIPO, Jean-Paul (1988), “On the Intangibility of Services”, Service Industries Journal, vol.
8 (3), p. 286 - 298
GADIESH, O. en GILBERT, J.L. (2001), “Transforming Corner-Office Strategy into
Frontline Action”, Harvard Business Review, May, p. 73 - 79
GOODWIN, C. (1994), “Private Roles in Public Encounters: Communal Relationships in
Service Exchanges”, Proceedings of the 3rd International Research Seminar in Service
Management, May 24 – 27, La-Londe-Les-Maures, France
GRIFFITT, William (1970), “Environmental Effects on Interpersonal Affective Behavior:
Ambient Effective Temperature and Attraction”, Journal of Personality and Social
Psychology, vol. 15 (3), p. 240 - 244
GROVE, Stephen J. en FISK, Raymond P. (1997) “The Impact of Other Customers on
Service Experiences: A Critical Incident Examination of “Getting Along””, Journal of
Retailing, vol. 73 (1), p. 63 - 85
GUMMESSON, Evert (1993), “Quality Management in Service Organizations”, St. Johns
University, NY: International Service Quality Association
HARRIS, K. en BARON, S. (2004) “Consumer-to-Consumer Conversations in Service
Settings”, Journal of Service Research, vol. 6 (3), p. 287 - 303
HARRIS, K., BARON, S. en DAVIES, B. (1999) “What Sort of Soil Do Rhododendrons
like? Comparing Consumer and Employee Responses to Requests for Product-Related
Information”, Journal of Services Marketing, vol. 13 (1), p. 21 – 37
GERAADPLEEGDE WERKEN
XIV
HARRIS, K., DAVIES, B en BARON, S (1997), “Conversations during Purchase
Consideration: Sales Assistants and Consumers”, The International Review of Retail,
Distribution and Consumer Research, vol. 7 (3), p. 173 - 190
HARRIS, K., BARON, S. en RATCLIFFE, J. (1995) “Consumers as Oral Participants in a
Service Setting”, Journal of Services Marketing, 9 (4), p. 64 - 76
HART, C.W.L., HESKETT, J.L. en SASSER Jr., W.E. (1990), “The Profitable Art of Service
Recovery”, Harvard Business Review, July – August, p. 148 - 156
HEGGE-KLEISER, C. (1993), “American Express Travel Related Services: A Human
Resources Approach to Managing Quality”, in Managing Quality in America’s Most Admired
Companies, ed. Spechler, J.W., San Francisco: Berrett-Koehler Publishers, p. 205 - 212
HIGHTOWER, Roscoe, BRADY, Michael K. en BAKER, Thomas (2002), “Investigating the
Role of the Physical Environment in Hedonic Service Consumption: an Exploratory Study of
Sporting Events”, Journal of Business Research, vol. 55 (9), p. 697 - 707
HIGHTOWER, Roscoe (2002), “Framework for Managing the Servicescape: A Sustainable
Competitive Advantage”, The Marketing Management Journal, vol. 13 (2), p. 84 - 95
HILLS, Kenneth M. en PAUL, Judith E. (1982), Applied Visual Merchandising, Englewood
Cliffs, NJ: Prentice-Hall
HOFFMAN, Douglas K., KELLY, Scott W. en CHUNG, Beth C. (2003), “A CIT
Investigation of Servicescape Failures and Associated Recovery Strategies”, Journal of
Services Marketing, vol. 17 (4), p. 322 - 340
HOGG, Gillian, LAING, Angus en WINKELMAN, Dan (2003), “The Professional Service
Encounter in the Age of the Internet: An Exploratory Study”, Journal of Services Marketing,
vol. 17 (5), p. 476 – 494
HOLAHAN, Charles J. (1982), “Environmental Psychology”, New York: Random House, Inc
GERAADPLEEGDE WERKEN
XV
KATZ, Karen L., LARSON, Blaire M. en LARSON, Richard C. (1991), “Prescription for the
Waiting-in-Line Blues: Entertain, Enlighten and Engage”, Sloan Management Review, 32
(winter), p. 44 - 53
KOEPP, Stephen (1987), “Pul-eeze! Will Somebody Help Me?”, Time, February 2, p. 28- 34
KOERNIG, Stephen K. (2003), “E-Scapes: The Electronic Physical Environment and Service
Tangibility”, Psychology and Marketing, vol. 20 (2), p. 151 - 167
KOTLER, Philip (1973), “Atmosphere as a Marketing Tool”, Journal of Retailing, winter
1973-1974
LAING, A.W. en HOGG, G. (2002), “Reconceptualising the Service Encounter”, paper
presented to the 31st EMAC Conference, Braga
LANGEARD, Eric, BATESON, John E.G., LOVELOCK, Christopher en EIGLER, Pierre
(1981), “Services Marketing: New Insights from Consumers and Managers”, Report No. 81 –
104, Marketing Science Institute
LEE, Haksik, LEE, Yongki en YOO, Dongkeun (2000), “The Determinants of Perceived
Service Quality and its Relationship with Satisfaction”, Journal of Services Marketing, vol.
14 (3), p. 217 - 231
LEWIS, Barbara R. en ENTWISLTE, Thomas W. (1990), “Managing the Service Encounter:
A Focus on the Employee”, International Journal of Service Industry Management, vol. 1 (3),
p. 41 - 52
LEWISON, Dale M. (1995), Retailing, 4th ed., New York, Macmillan
LIN, Ingrid Y. (2004), “Evaluating a Servicescape: The Effect of Cognition and Emotion”,
Hospitality Management, vol. 23, p. 163 - 178
LLOSA, Sylvie, CHANDON, Jean-Louis en ORSINGHER, Chiara (1998), “An Empirical
Study of SERVQUAL’s Dimensionality”, Service Industries Journal, vol. 18 (2), p. 16 - 44
GERAADPLEEGDE WERKEN
XVI
LOVELOCK, Christopher H. (1996), “Services Marketing”, 3rd ed. Englewood Cliffs, NJ:
Prentice-Hall
MARTIN, C.L. en PRANTER, C.A. (1989), “Compatibility Management: Customer-to-
Customer Relationships in Service Environments”, The Journal of Services Marketing, vol. 3,
Summer, p. 5 - 15
MASON, Barry J., MAYER, Morris L. en WILKINSON, J.B. (1993), Modern Retailing:
Theory and Practice, 6th ed, Homewood, IL: Irwin
MCGRATH, M.A. en OTNES, C. (1995), “Unacquainted Influences: When Strangers Interact
in the Retail Setting”, Journal of Business Research, vol. 32, p. 261 - 272
MEHRABIAN, A. (1977), “ Individual Differences in Stimulus Screening and Arousability”,
Journal of Personality, vol. 45 (2), p. 237 - 250
MEHRABIAN, A. en RUSSELL, J.A. (1974) An Approach to Environmental Psychology,
Cambridge, MA, MIT Press
MOORE, Robert, MOORE, Melissa L. en CAPELLA, Michael (2005) “The Impact of
Customer-to-Customer Interactions in a High Personal Contact Service Setting”, Journal of
Services Marketing, vol. 19 (7), p. 482 - 491
MOORE, R.S. (2005), “The Sociological Impact of Attitudes Toward Smoking: Secondary
Effects of the Demarketing of Smoking”, Journal of Social Psychology, vol. 145 (6), p. 703 -
718
OLIVER, Richard L. (1980), “A Cognitive Model of the Antecedents and Consequences of
Satisfaction Decisions”, Journal of Marketing Research, vol. 17 (november), p. 460 - 469
PAPADOPOULOU, Panagiota, ANDREOU, Andreas, KANELLIS, Panagiotis en
MARTAKOS, Drakoulis (2001), “Trust and Relationship Building in Electronic Commerce”,
Internet Research: Electronic Networking Applications and Policy, vol. 11 (4), p. 322 - 332
GERAADPLEEGDE WERKEN
XVII
PARASURAMAN, A., BERRY, L. en ZEITHAML, V. (1991), “Refinement and
Reassessment of the SERVQUAL Scale”, Journal of Retailing, vol. 67, p. 420 - 50
PARASURAMAN, A., ZEITHAML, V. en BERRY, L.L. (1988), “SERVQUAL: A Multi-
Item Scale for Measuring Consumer Perceptions of Service Quality”, Journal of Retailing,
vol. 64 (1), p. 12 - 40
PARASURAMAN, A., ZEITHAML, V en BERRY, L.L. (1985), “A Conceptual Model of
Service Quality an Its Implications for Further Research”, Journal of Marketing, vol. 49
(Fall), p. 41 - 50
PARKER, Cathy en WARD, Philippa (2000), “ An Analysis of Role Adoptions and Scripts
During Customer-to-Customer Encounters”, European Journal of Marketing, vol. 34 (3/4), p.
341 - 358
PRANTER, C.A. en MARTIN, C.L. (1991), “Compatibility Management Roles in Service
Performers”, The Journal of Services Marketing, vol. 5 (2), p. 43 - 53
RAPOPORT, Amos (1982), The Meaning of the Built Environment, Beverly Hills, CA: Sage
Publications, Inc.
RAYPORT, J.F. en JAWORSKI, B.J. (2001), “E-Commerce”, New York: McGraw-Hill
REIMER, Anja en KUEHN, Richard (2005), “The Impact of Servicescape on Quality
Perception”, European Journal of Marketing, vol. 39 (7/8), p. 785 - 808
ROSENBAUM, Mark S. (2005), “Meet the Cyberscape”, Marketing Intelligence and
Planning”, vol. 23 (7), p. 636 - 647
RUSSEL, J.A. en SNODGRASS, J. (1987), “Emotion and the Environment”, in Handbook of
Environmental Psychology, vol. 1, ed. Stokols, D. en Altman, I., New York, 1987, p. 245 –
281
GERAADPLEEGDE WERKEN
XVIII
RUSSELL, J.A., WARD, L.M. en PRATT, G. (1981), “Affective Quality Attributed to
Environments”, Environment and Behavior, vol. 13 (3), p. 259 - 288
SCHNEIDER, B. en SCHECHTER, D. (1991), “Development of a Personnel System for
Service Jobs”, in Service Quality: Multi-disciplinary and Multi-national Perspectives, ed.
Brown, S.W., Gummeson, E. en Edvardsson, B., Lexington, MA: Lexington Books, p. 217 -
236
SHOSTACK, G.L. (1985) “Planning the Service Encounter”, in The Service Encounter,
Czepiel, J.A., Solomon, M.R. en Surprenant, C.F., eds Lexington, MA: Lexington Books, p.
243 - 254
SOLOMON, Michael R., SURPRENANT, Carol, CZEPIEL, John A. en GUTMAN, Evelyn
G. (1985) “A Role Theory Perspective on Dyadic Interactions: The Service Encounter”,
Journal of Marketing, vol. 49 (winter), p. 99 – 111
SPANGENBERG, E.R., CROWLEY A.E. en HENDERSON, P.W. (1996) “Improving the
Store Environment: Do Olfactory Cues Affect Evaluations and Behaviors?”, Journal of
Marketing, vol. 60 (april), p. 67 - 80
SPRENG, R.A. en MACKOY, R.D. (1996), “An Empirical Examination of a Model of
Perceived Service Quality and Satisfaction”, Journal of Retailing, vol. 72 (2), p. 201 - 214
SURESHCHANDAR, G.S., RAJENDRAN, C. en KAMALANABHAN, T.J. (2001),
“Customer Perceptions of Service Quality: A Critique”, Total Quality Management, vol. 12,
p. 111 - 124
SURPRENANT, Carol F. en SOLOMON, Michael R. (1987) “Predictability and
Personalization in the Service Encounter”, Journal of Marketing, 51 (april), p. 73 - 80
TOMBS, Alastair en MCCOLL-KENNEDY, Janet R. (2003), “Social – Servicescape
Conceptual Model”, Marketing Theory, vol. 3 (4), p. 447 - 475
GERAADPLEEGDE WERKEN
XIX
VAN DER POEL, D. en LEUNIS, J. (1999), “Customer Acceptance of the Internet as a
Channel of Distribution”, Journal of Business Research, vol. 45, p. 249 - 256
WALKER, James L. (1995), “Service Encounter Satisfaction: Conceptualized”, Journal of
Services Marketing, vol. 9 (1), p. 5 - 14
WEINER, Bernard (1985), “An Attributional Theory of Achievement Motivation and
Emotion”, Psychological Review, vol. 92 (4), p. 548 – 573
WILLIAMS, Russell en DARGEL, Miriam (2004), “From Servicescape tot “Cyberscape””,
Marketing Intelligence and Planning, vol. 22 (3), p. 310 - 320
YALCH, R. en SPANGENBERG, E. (2000), “The Effects of Music in a Retail Setting on
Real and Perceived Shopping Times”, Journal of Business Research, vol. 49, p. 139 - 147
BIJLAGEN
GERAADPLEEGDE WERKEN
XXI
Algemeen
1. Wie neemt de beslissingen met betrekking tot de servicescape?
2. Hoe wordt de servicescape algemeen bestuurd en gecontroleerd?
3. Wordt de servicescape regelmatig aangepast?
4. Wordt de impact van deze wijzingen op de klant en de dienstverlening nagegaan?
5. Hebben de werknemers inspraak in het ontwerp van de servicescape?
6. Wordt bij het ontwerpen van de servicescape rekening gehouden met de behoeftes van
de klant/werknemer?
Marketingpraktijken
1. Hoe wordt de servicescape gebruikt om zich te differentiëren van de concurrentie?
2. In welke mate wordt de servicescape gebruikt om een concurrentievoordeel op te
bouwen?
3. Hoe draagt de servicescape bij tot het opwekken van een eerste indruk bij de klant?
4. Wordt de servicescape gebruikt om bepaalde organisatorische doelstellingen
(werknemerssatisfactie, motivatie, productiviteit,…) te realiseren? En hoe wordt dit
achteraf gemeten?
5. Wordt de servicescape gebruikt om bepaalde marketingdoelstellingen
(klanttevredenheid, relatiebinding met de klant,…) te realiseren? En hoe wordt dit
achteraf gemeten (vb. aan de hand van een enquête)?
6. Wat is de doelgroep van de onderneming en hoe wordt daar via de servicescape op
ingespeeld?
Fysieke Ruimte
1. In welke mate wordt er aandacht besteed aan sfeerelementen (temperatuur, geur, licht,
muziek, geluid,…)?
2. In welke mate wordt er aandacht besteed aan ruimtelijke lay-out en functionaliteit (hoe
zijn de meubels, machines,… functioneel geplaatst)?
BIJLAGE 1: VRAGENLIJST
GERAADPLEEGDE WERKEN
XXII
3. In welke mate wordt er aandacht besteed aan tekens, symbolen en kunstvoorwerpen
(labels, wegwijzers, foto’s, vloerbedekking, verbodsbordjes,…)?
4. In welke mate heeft de werknemer inspraak?
5. Wordt de invloed van deze elementen nagegaan op de klant/werknemer?
Service Encounter
1. Hoe wordt de servicescape ontworpen/gebruikt om het contact tussen werknemer en
klant te vereenvoudigen?
2. Hoe worden dienstverleners opgeleid of voorbereid op het contact met de klant? Dient
men aan bijscholing te doen?
3. Wat gebeurt er wanneer er een fout optreedt in de dienstverlening (vb. een
reservatieprobleem)? Hoe worden dienstverleners hierop voorbereid? (Zoeken zij een
oplossing, geven ze informatie aan de klant,…)
4. In welke mate wordt de klant op een persoonlijke manier geholpen? Hoe wordt er
ingespeeld op de persoonlijke behoeftes/preferenties van de klant tijdens de
dienstverlening?
5. Worden dienstverleners geëvalueerd door de onderneming/klant?
6. Gelden er specifieke gedragsregels voor werknemers (vb. uniform,…)?
Andere klanten
1. Hoe wordt de servicescape ontworpen/gebruikt om drukte te vermijden, om
wachttijden te vermijden of aangenamer te maken (vb. wachtruimte, animatie,…)?
2. Gelden specifieke gedragsregels voor klanten en hoe worden deze kenbaar gemaakt
(vb. dress-code, rookverbod,…)?
3. Hoe wordt er gereageerd op ongepast gedrag? Mag de werknemer reageren of geldt
het principe “klant is koning”?
4. Worden conversaties tussen klanten aangemoedigd via bepaalde ruimtes (vb. lobby)?