Ik ben klaar met de zwarte pieten discussie

3
Ik ben klaar met de Zwarte Pieten-discussie Ik ben er klaar mee. Ik ben klaar met de pseudo-polarisatie in dit land. Ik ben klaar met de paeudo- heldhaftige meningen. En ik ben klaar met de Zwarte Pieten-discussie. Het gekrakeel begon volgens mij in de tijd dat Pim Fortuijn naam maakte als politicus en Theo van Gogh Reviaans-ironisch vuurtjes opstookte. In die tijd ving een geschreeuw aan dat tot op heden voortduurt. Hoewel het meeste van het geschreeuw van links, van rechts en van de zogenaamde gevestigde orde valt binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting ben ik er klaar mee. Ooit zag ik, in 2002, hoe een gekleurde idioot het aan de stok kreeg met autochtone idioten in de tram. Wapens werden getrokken in een ruzie die slechts uit gebrulde cliché’s bestond. Ik stapte uit de tram omdat ik geen kant kon kiezen: idioten aan beide kanten. De Zwarte Pieten-discussie is voor mij de druppel. Ik wil niet meer uitstappen. Ik trek hier een streep. Ik wil leven in een land waar ik beoordeeld wordt als persoon en niet als onderdeel van een groep of van een structuur. Ik wil leven in een land waar gekwetst zijn geen recht is en niemand een groter goed verdedigt dan de eigen ethiek. Ik wil leven in een land waarin contact tussen individuen meer is dan een uitwisseling van monologen. De Zwarte Pieten discussie is niet zo moeilijk te duiden. Als we het werk van Zygmunt Bauman (Identity, 2004) erbij pakken, stuiten we al snel op karakteriseringen die de extreme kampen in de discussie aardig treffen. Aan de ene kant staan autochtonen” – mensen die hier geboren en getogen zijn en die als vanzelfsprekend deel uitmaken van de Nederlandse cultuur. Het kernwoord hier is “vanzelfsptrekend”. Voor deze mensen is het een automatisme om te behoren tot een groep die onderling een onlosmakelijke band heeft. Aan hen vraagt niemand wat zij hier doen of waarom zij dingen op hun manier doen. Alles gaat zoals het gaat, zodat reflectie geen vereiste is. Aan de andere kant staan Anderen. Deze individuen passen nergens automatisch. Zij moeten altijd iets uitleggen, altijd iets verdedigen en altijd onderhandelen over hun identiteit. Voor hen bestaat er geen automatisch behoren tot een groep. Als zij deel uitmaken van een groep dan is dat op grond van gedeelde ideeën of waarden. In de Zwarte Pieten-discussie zijn deze twee groepen op elkaar gebotst. Anderenstellen moeilijke vragen die autochtonen” dwingen om zich te uit te leggen, zich te verdedigen en te onderhandelen over hun identiteit. Dat is nieuw voor hen en daarom ongemakkelijk. Het simpelst voor hen is derhalve om proberen te ontkomen met behulp van drogredenen, zoals premier Mark Rutte dat af en toe doet: “Zwarte Piet is zwart. Ik kan daar niets aan doen. Want de naam is “Zwarte Piet”.” [http://nos.nl/video/627070-rutte-krijgt-vraag-over-zwarte-piet.html, 1:31 ff] Een andere, simpele ontwijkingsmaneuvre is om elke vorm van uitleg, verdediging of onderhandeling af te wijzen en “Anderen” die vragen stellen of onderdelen van de cultuur afwijzen weg te wensen uit Nederland. Maar de vraagstelling van Anderenaan de andere kant is ook niet per se neutraal. Een zeer luide en zichtbare groep “Anderen” beschuldigt “autochtonen” van racisme. Volgens hen is Zwarte Piet daar slechts een symptomen van. Deze Anderenhebben zich verenigd hebben in een groep op

Transcript of Ik ben klaar met de zwarte pieten discussie

Page 1: Ik ben klaar met de zwarte pieten discussie

Ik ben klaar met de Zwarte Pieten-discussie

Ik ben er klaar mee. Ik ben klaar met de pseudo-polarisatie in dit land. Ik ben klaar met de paeudo-

heldhaftige meningen. En ik ben klaar met de Zwarte Pieten-discussie.

Het gekrakeel begon volgens mij in de tijd dat Pim Fortuijn naam maakte als politicus en Theo van

Gogh Reviaans-ironisch vuurtjes opstookte. In die tijd ving een geschreeuw aan dat tot op heden

voortduurt. Hoewel het meeste van het geschreeuw – van links, van rechts en van de zogenaamde

gevestigde orde – valt binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting ben ik er klaar mee. Ooit

zag ik, in 2002, hoe een gekleurde idioot het aan de stok kreeg met autochtone idioten in de tram.

Wapens werden getrokken in een ruzie die slechts uit gebrulde cliché’s bestond. Ik stapte uit de tram

omdat ik geen kant kon kiezen: idioten aan beide kanten.

De Zwarte Pieten-discussie is voor mij de druppel. Ik wil niet meer uitstappen. Ik trek hier een streep.

Ik wil leven in een land waar ik beoordeeld wordt als persoon en niet als onderdeel van een groep of

van een structuur. Ik wil leven in een land waar gekwetst zijn geen recht is en niemand een groter

goed verdedigt dan de eigen ethiek. Ik wil leven in een land waarin contact tussen individuen meer is

dan een uitwisseling van monologen.

De Zwarte Pieten discussie is niet zo moeilijk te duiden. Als we het werk van Zygmunt Bauman

(Identity, 2004) erbij pakken, stuiten we al snel op karakteriseringen die de extreme kampen in de

discussie aardig treffen. Aan de ene kant staan “autochtonen” – mensen die hier geboren en getogen

zijn en die als vanzelfsprekend deel uitmaken van de Nederlandse cultuur. Het kernwoord hier is

“vanzelfsptrekend”. Voor deze mensen is het een automatisme om te behoren tot een groep die

onderling een onlosmakelijke band heeft. Aan hen vraagt niemand wat zij hier doen of waarom zij

dingen op hun manier doen. Alles gaat zoals het gaat, zodat reflectie geen vereiste is.

Aan de andere kant staan “Anderen”. Deze individuen passen nergens automatisch. Zij moeten altijd

iets uitleggen, altijd iets verdedigen en altijd onderhandelen over hun identiteit. Voor hen bestaat er

geen automatisch behoren tot een groep. Als zij deel uitmaken van een groep dan is dat op grond

van gedeelde ideeën of waarden.

In de Zwarte Pieten-discussie zijn deze twee groepen op elkaar gebotst. “Anderen” stellen moeilijke

vragen die “autochtonen” dwingen om zich te uit te leggen, zich te verdedigen en te onderhandelen

over hun identiteit. Dat is nieuw voor hen en daarom ongemakkelijk. Het simpelst voor hen is

derhalve om proberen te ontkomen met behulp van drogredenen, zoals premier Mark Rutte dat af

en toe doet: “Zwarte Piet is zwart. Ik kan daar niets aan doen. Want de naam is “Zwarte Piet”.”

[http://nos.nl/video/627070-rutte-krijgt-vraag-over-zwarte-piet.html, 1:31 ff] Een andere, simpele

ontwijkingsmaneuvre is om elke vorm van uitleg, verdediging of onderhandeling af te wijzen en

“Anderen” die vragen stellen of onderdelen van de cultuur afwijzen weg te wensen uit Nederland.

Maar de vraagstelling van “Anderen” aan de andere kant is ook niet per se neutraal. Een zeer luide

en zichtbare groep “Anderen” beschuldigt “autochtonen” van racisme. Volgens hen is Zwarte Piet

daar slechts een symptomen van. Deze “Anderen” hebben zich verenigd hebben in een groep op

Page 2: Ik ben klaar met de zwarte pieten discussie

grond van gedeelde ideeën en waarden. De ideeën en waarden die hen verenigen zijn echter

exclusief. Zij hanteren een schema waarin “wij” de goeden zijn, want modern en anti-racistisch, en

“zij” de slechten zijn, want traditioneel en racistisch. Waar dit toe kan leiden liet Quincy Gario zien in

zijn beruchte tweet over premier Rutte en de MH17 – “Witte levens zijn belangrijker dan bruine”: hij

paste een rigide schema toe op een volledig andere situatie.

Het gevolg is dat er twee discussies door elkaar lopen. De meest in het oog springende discussie gaat

tussen “Anderen” die zich onder een exclusieve vlag verenigd hebben en halstarrige “autochtonen”

die eveneens een exclusief wereldbeeld aanhangen: Je bent voor Zwarte Piet of je bent niet een van

ons en moet daarom oprotten. Maar onder deze discussie gaat een tweede, veel fundamentelere

discussie schuil die erover gaat of “autochtonen” over hun ongemak heen kunnen stappen en

reflectie kunnen hebben over mogelijk schadelijke elementen van hun automatisch gegeven cultuur.

De strijders binnen eerste discussie gebruiken de tweede discussie om luid hun eigen gelijk te

etaleren. En, omdat zij in simpele soundbites praten, krijgen zij een horend oor in de media. Derhalve

lijkt het alsof de door hen gebezigde posities de enige posities zijn die in de tweede discussie

mogelijk zijn. Natuurlijk is dat niet zo.

Om de tweede discussie weer inclusief te maken, dienen we twee argumenten uit deze discussie te

bannen die het extremisten mogelijk maken de discussie te domineren. Om te beginnen moeten we

ophouden met het argument dat alle voorstanders van Zwarte Piet racisten zijn omdat er elementen

van de “autochtone” cultuur als racistisch kunnen worden ervaren. De meeste “autochtonen” zijn

vriendelijke, niet-racistische mensen die het goed voor hebben met de wereld. Als we daar niet van

uit gaan, kunnen we geen inclusieve discussie voeren. De reden dat deze vriendelijke mensen een

grote moeite hebben om de Zwarte Pieten-discussie serieus te nemen, wordt verklaard door Tim

Wise: “als je een persoon met compassie bent die geeft om jouw omgeving en je naar iets lelijks kijkt

dan besef je dat je de klos bent. Je moet daar dan echt iets mee doen. Nu voel je je kut. ... Als

mensen met een echte compassie kijken we net zo snel weg van iets als dat we het opmerkten. Want

eraan herinnerd te worden ... zorgt ervoor dat we er iets mee moeten doen. En we hebben helemaal

geen zin om er iets aan te doen. Er zitten slechts 24 uur in een dag, 7 dagen in een week en 365

dagen in de meeste jaren. Als gevolg daarvan hebben we gewoon niet de tijd over om ons bezig te

houden met alle problemen die we hebben. Dus kijken we weg.”

[http://identifeye.wordpress.com/2013/12/26/addressing-racism-tim-wise/ 13:20 ff] Tegenstanders

van Zwarte Piet dienen deze worsteling van “autochtonen” om zich open te stellen met empathie te

beschouwen.

Een tweede argument dat niet past in de tweede discussie is dat alle tegenstanders van Zwarte Piet

“zeurpieten” zijn. De meeste “Anderen” zijn net als “autochtonen” vriendelijke, vrolijke mensen. Dit

aanvaarden is een tweede voorwaarde voor de inclusieve discussie. Echter, niet alle ervaringen van

leden van de verschillende groepen in de maatschappij zijn hetzelfde. De ervaringen van “Anderen”

zijn anders als van leden van de dominante groep. “Anderen” moeten zich uitleggen, verdedigen en

onderhandelen over hun identiteit en komen als gevolg daarvan in situaties terecht die voor leden

van de dominante groep een blinde vlek zijn. Mannen hebben geen idee van het sexisme dat

vrouwen regelmatig tegen komen. Hetero’s ervaren niet wat homo’s regelmatig mee maken. En

“autochtonen” komen niet tegen wat “allochtonen” tegen komen. Voorstanders van Zwarte Piet

Page 3: Ik ben klaar met de zwarte pieten discussie

dienen zich bewust te zijn van hun blinde vlekken om de emoties van “Anderen” met empathie aan

te horen.

Mijn hoop is dat we de twee discussies uit elkaar kunnen trekken. Laten degenen met een eng

gedefinieerde identiteit de eerste discussie voeren, terwijl de rest zich bezig kan houden met de

tweede discussie. De betrokkenen bij de tweede discussie moeten daarbij voortdurend uitkijken niet

in de valkuilen te vallen van de eerste discussie – niet hun identiteiten zo eng te definiëren dat

sympathie en empathisch luisteren naar de Ander onmogelijk worden.

Douglas Stone en Sheila Heen [Thanks for the feedback, 2014] geven een mooi beginpunt om de

eigen identiteiten wat op te rekken. Zij komen met drie zinnetjes die volgens mij uitgesproken dienen

te worden voorafgaand aan elke discussie: (1) Ik maak fouten; (2) Soms is mijn motivatie egoïstisch;

(3) Ik maak deel uit van het probleem. Als we deze drie zinnen uitspreken, kunnen we geen absoluut

gelijk meer claimen, geen aanspraken meer doen op een morele superioriteit en de samenleving niet

meer verdelen in “zij” die het gedaan hebben en “wij” die iets aangedaan wordt.

Het is moeilijk de zinnen uit te spreken. Het alternatief is echter dat we in een schadelijke impasse

komen waarin twee groepen met een exclusief wereldbeeld ons dwingen uit de werkelijkheid te

stappen. Ik spreek de zinnen uit en blijf dit keer zitten.