IIIS ABE TB i EUNIKE MSMSwmmm M - dbnl.org · ELISABETH ZERNIKE DE OUDSTE ZOON ROMAN-J MCMXXXVII...

208
I I I S ABE T B i EUNIKE MSMSwmmm M

Transcript of IIIS ABE TB i EUNIKE MSMSwmmm M - dbnl.org · ELISABETH ZERNIKE DE OUDSTE ZOON ROMAN-J MCMXXXVII...

I I I S ABE TB i EUNIKE MSMSwmmm M

DE OUDSTE ZOON

ELISABETH ZERNIKE

DE OUDSTE ZOONROMAN

-J

MCMXXXVIIN.V. EM. QUERIDO'S UITGEVERS-MIJ .

AMSTERDAM

I

Korenvelden aan weerskanten van den weg, linksleek de ondergaande zon to balanceeren op tweehooge, rechte aren. Achter de kromming was hetdorp; ho, vaart minderen hier. Hij reed nog niet vol-komen veilig, misschien vond hij het nog to leuk, eenbeetje opwindend, en hij keek naar alles, die roodezon, dansend op het koren, Nu voelde hij Sander'shoof d in zijn nek,- Ik stuur door het dorp, wacht, ik klim wel overde bank, schuif dan naar rechts, jo .Neen, dit hadden ze nooit eerder gedaan, onder hetrijden van stuur verwisselen, dat moesten de oudjesniet zien .

Gek gaat dat, zei Sander grinnikend ; probeer nogeven dat stuur to houden . Zoo . Hij gleed van deleuning of op de bank, de wagen schokte . Een serconde leek het waanzin, ze lachten met open mond .- Nu gaan we onze voorgangers inhalen, maar zon-der dik to doen, zoo heel gewoon, weet je, zelf s meteen voorzichtige slier. Hij meerderde hun vaart . Eenhonderd meter voor hen reed een auto van oud mo-del, die zwaar onder het stof zat . - Miel, zei Sander,dat lijkt wel het hobbel-de-bobbel-Fordje van jevader.- Waarachtig, zei Miel, maar denk aan de bocht .Sander gaf een lang signaal, het Fordje week niet .

5

- lk ruik een verf lucht, hij is het ; uithalen, oompje,toe dan!De grijze wagen voor hen nam de bocht zonder veelvaart to minderen, maar hield flu rechts. De jongensschoten vooruit. Een oogenblik zag Miel bet scherpegezicht van zijn vader, hij stak zijn hand tot groetomhoog, die nauwelijks boven zijn schouder hef fend,zag in een flits dat Sander op dezelf de manier groet-te, zoo mogelijk nog achteloozer, en dacht : vader isoud geworden. Zijn neef grinnikte .- Even ongeschoren als de Ford .Zevoelden beiden lets heldhaf figs, door bun wildleerren handschoenen, en de vaart van hun wagen, maartoch kwam er over Miel ook een lichte beklemming,hij besef to plotseling dat de vacantie haast voorbijwas en hij wist niet wat zijn vaders terugkomst zouuitwerken .- De oude Fiat is er een dandy bij, zei Sander .Miel trok even met zijn schouders ..-r lk zie vader al een auto schoonmaken, hij heef tnatuurlijk geschilderd zoolang het licht was .Meteen voelde hij zich benieuwd naar zijn vaderswerk, en hij wist dat het hem hinderen zou als moe-der lets zei over dilettantisme, of tante jet een op-merking maakte, waarop vader niet inging . Hij wilrde nu graag thuis zijn, en tegelijkertijd huiverde hijeen beetje voor de groote menschen, oom Sander,tante jet, grootvader, zijn moeder,6

Na deze berken kwam de boerderij van Floris, endan „De Veldbloem", het huffs van grootvader, eenlaag, wit huffs, achter een verwilderd weiland . Hijhad het vreemde gevoel, dat deze zomer al herinne-ring was geworden. 1VIaar och> dacht hij haastig>dat had ik immers een week geleden ook, toen hetzoo najaarsachtig regende, en moeder uit haar hu-meur was, dat gaat weer voorbij .Het oude hek van den oprit was half dicht gevallen .- Ha, zei Sander, met een heel zacht stootje hetopenduwend. Nou, hoe doe ik dat?Viak achter hen hoorden ze het signaal van de Ford .

Den volgenden morgen liep Miel om het huffs heenvoor hij ging ontbijten . Hij merkte wel dat hij eenbeetje onrustig was, zelfs voelde hij iets spiedends inzijn blik. De kleintjes, Wim en Doortje, had hij al inde wei gezien . Nu hij stil stond onder het raam vanhun slaapkamer, hoorde hij de stemmen van zijn varder en moeder . Een moeder had hij eigenlijk niet,moest hij denken, die was gestorven toen hij een jaarwas, maar vader trouwde opnieuw . Eigenlijk wisthij natuurlijk niet anders, of de moeder van de kin-deren was ook de zijne, maar een enkelen keer wildehij zich graag vreemd voelen aan haar, zooals gisterravond, toen vader thuis kwam . r--+ Ach, ben je daar?dus je komt werkelijk nog terug . Haar gezicht stondstrak en onverzettelijk. Toen legde ze haar handen

7

op vaders schouders en keek hem glimlachend aan .Als een groot schilder?- Dag vrouw; ja, ik heb veel gewerkt. Maar van-avond laten we de boel rusten, ik heb de garage opslot gedaan . Hij keek naar den sleutel in zijn hand .Morgen is het weer licht . Zoo, waar zijn de kin-deren?De jongen wist niet of hij zich zijn vaders thuiskomstanders had voorgesteld . Hij liep nu langs de studeer-kamer, de deuren naar den tuin stonden open, maarer was niemand. Grootvader had jets gezegd overzaken doen in de stad, maar hij kon nu toch nog nietweg zijn? of wilde hij vader ontloopen? Och nee, hijsliep natuurlijk nog. Vader was even goed zijnschoonzoon als oom Sander, waarom zou hij hier danniet logeeren met zijn vrouw en kinderen? Bovendienwas hij vier weken weg geweest.Weer stond Miel een oogenblik stil . Hij tilde dendeksel op van de regenton, en keek naar het heldere,donkere water . 1k alleen, dacht hij, ik hoor er niet bij .En ik weet niet wat ik worden wil, vader zal ernaarvragen, en ik heb eigenlijk vergeten erover to dervken. Nou ja, het was vacantie . Maar hij voelde hetontoereikende van dat excuus . Hij liep langs de keu-ken en ging de eetkamer binnen .Aan de taf el zaten Eva en jetty, tusschen hen in lageen boek dat ze aandachtig bekeken; blijkbaar had-den ze hem niet hooren aankomen,8

- Morgen, zei hij, en zag een schok door Eva gaan .Maar Jetty hief haar gezicht op .- Zoo, Michiel Jacobszoon, kom je ontbijten? Zesloeg het boek onhoorbaar dicht en verborg het ophaar schoot .Hij dacht dat hij wel zoo ongeveer wist wat ze in 'tgeheim lazen; in grootvaders boekenkast stondenwel vier van zulke boeken, over sexueelen omgangen zoo. Hij las ze ook, maar bovenop het bibliotheekrtrapje, met zijn handen vlak bij de open plek, waarhet boek in paste, op de hoogste plank, en hij begreepde onbeschaamdheid van de meisjes niet, die het zoover dorsten mee to nemen . Hij liep naar het buffet,en schonk zich thee in .- Zijn er al menschen geweest? vroeg hij, en voeldezelf dat hij geprikkeld was . Daar zaten die kinde .ren, ze hadden waarachtig a11e twee een moeder,maar niemand lette op hen .- Nee, zei jetty, en lachte met dichten mond ; gerlukkig niet. Kom, Eef .Hij stond nog met zijn rug naar hen toe,- Zetten jullie dat boek op zijn plaats, bovensteplank, en blijf er in 't vervoig met je vingers of,zei hij .jetty liep fangs hem, en sloeg hem met haar kleinehand op zijn schouder,- Dag joggie, je bent braaf, hour! en toen met halfgesmoorde stem, alsof ze wild stoeiend tegen een

9

hond sprak; zoete knul, zoete knul .Miel ging in de open deur staan en dronk langzaamzijn thee ; de meisjes li -epen grinnikend weg, het boekhielden ze bij zich, Een oogenblik was hij bang, datze naar de kinderen in de wei zouden gaan, maarblijkbaar kwam dat niet in hun hoof d op . Ze wendden zich meer naar links, en verdwenen tusschen hetdonkere dennenhout . Kon je in dat veel to dichteboschje loopen? Of moest je er als een dier doorheengaan? „Het heksenbosch", zeiden de kleintjes, om~dat het er geheimzinnig was; hij vond het er vooralvaal en doodsch . Dus daar kropen die twee in, verrborgen zich met het boek, en hun ouders kwamennog niet tevoorschijn. Het was al urenrlang licht,maar misschien deden zij, waarover de meisjes lazen .Hij herinnerde zich dat zoo straks bij oom Sander entante Jet de overgordijnen nog gesloten waren ge-weest; bij zijn vader en moeder stond tenminste eenraam open. Daardoor had hij hun stemmen gehoord.Het was misschien erger dan kibbelen, wat ze de-den, zoo volmaakt beheerscht en koel kon moederzijn . Hij schrok van de drift die in hem opwelde, beetzich op zijn lippen . Verdomd, dacht hij, je zoudt haarop haar bloote billen slaan. Toen was er een prop inzijn keel, en hij moest harder bijten, om zijn mond inbedwang to houden . Hij zette haastig zijn theekopjeop den grond en liep weg . Waarheen? dacht hij, nietnaar Floris en niet naar het heksenbosch ; de wei1 0

over, en bet open pad fangs de velden, Zaten Wimen Doortje daar nog? Speelden ze met bet witte ko-nijn? Hij zag Doortje's lichtblauwe jurkje, en wistplotseling weer hoe dat was: vijf jaar zijn en dan eenzomerdag als deze . Je rekende nog niet met maaltij-den, met morgen, middag en avond, je stond maarzoo los van alles in een snort eeuwigheid . Was datbet beroemde geluk van je kinderjaren, dat je onbe-wust leefde, als de dieren? Hij wist bet niet . Kon jeooit van een dier zeggen, dat het gelukkig was?- Miel, riep Doortje . Miel, hoor eens; het konijnheeft jonkies, zoo klein, ik durf ze niet . . . . Ze zijn echtlevend. Ze knikte eenige malen met haar hoofd, enkeek Miel ernstig aan .- Wat durf je niet? vroeg hij .- Beetpakken, want als ik dan hard knijp, gaan zedood .- Ja, zei hij, pas maar op . Hij stale zijn vinger in eenkrulletje boven haar nor. Hebben jullie al ontbe-ten?- Bij Marianne, zei Wim, we krijgen chocolarmelken krentebrood, maar niet verklappen, boor!Miel glimlachte .- Weten jullie wel dat vader thuis is?

Ja, zei Doortje . Kom Wim, we gaan naar het ko-nijn. Ze stonden op en liepen langzaam, pratend,weg. Hij dacht : Kan het hun niets schelen dat vaderer weer is, zoolang ze bet konijn hebben? Maar mis-

11

schien vallen ze hem straks om zijn hals, als hij maareerst tevoorschijn komt . Of zijn ze vanmorgen deslaapkamer al binnen geloopen in hun nachtkleerrtjes? Gek, hij wist niet met zekerheid, of de slaap-kamerdeur onaf gesloten bleef . Met gebogen hoof dliep hij voort, en schamplachte . Er waren meer din-gen die hij niet wist, bijvoorbeeld of moeder blij wasmet de kinderen, Natuurlijk hield ze van Eef en Her-man, die waren al zoo groot, en ze zou zich stellighaar leven niet kunnen voorstellen zonder die twee .Maar de kleintjes? Waren die niet als door louterCoeval geboren? Wim was heel schrander, en Door-tje had wel de echte levenslust in zich ; het waren ^--hoe noemde je dat? - waardevolle kinderen. Mielstond stil en keek om, maar hij zag hen niet meer.Wim met zijn groote achterhoof d, een teer ventje,en dan dat eigenwijze praten . Een pons geledenkwam hij met een rijmpje aan : ,,Moeder heef t eencorset, anders is ze to vet" .- Heb je dat zelf bedacht, Wim?- Ja, zei hij, ik heb het gezien . Dus bleef de slaap-kamerdeur toch zeker open. Miel trok even met zijnschouders, Al die dames droegen een corset, zewarren

to lui om veel to loopen, of to zwemmen. Je zagdoor hun japon heen de lijn waar zoo'n ding ophield,erg leelijk. Eigenlijk was moeder een heel gewonevrouw, en het heel gewone was onvoldoende, datbleek uit alles, uit den toestand van de wereld . Het1 2

ergste was haar zelfverzekerdheid. Ze wist, o, eenheeleboel, maar in de eerste plaats wist ze dat ze vol-

maakt was. Wat kon ze lachen met tante jet! Dietwee leken heel veel op elkaar . Hun man hadden zenatuurlijk noodig voor . - voor het materieele leven,en voor dat andere, dat ook niet bepaald vergeesterlijkte,maar eigenlijk lachten ze hem uit .,,Ben je teruggekomen als een groot schilder?" had moeder gervraagd, alsof hij alleen dan mocht terugkomen .Plotseling voelde hij zich weer benieuwd naar zijnvaders werk; zou hij terug gaan en kijken? Als oomSander de Fiat wilde hebben, moest de garage tochopen. Maar moeder zat gewoonlijk eindeloos langaan taf el met tante jet, en oom Sander drenteldeheen en weer, of las een detectivewerhaal . Hij konnog wel even omloopen, tot aan dat hoekj e, waar deGeldersche roos stond . Als hij kweeker werd, hoezou dat zijn? Maar hij had eindexamen gymnasium ;jets studeeren dan, een Arvak. Hm, thuis wonen aldien tijd en was daar geld voor? je hoorde niets anrders dan dat de zaak slecht ging . Wel had vaderscompagnon dit voorjaar een nieuwe auto gekocht .Moeder zei; het heele leven is een kwestie van durf .Nou ja, die vrouwenpraatjes. . . . Toch was het vrijdun van hem, dat hij niet over zijn toekomst gedachthad; had hij wel veel anders geleef d dan de kinderren, dezen tijd? was de Fiat van oom Sander nietzijn konijn geweest? en het kreeg niet eens jonkies,

13

die je zoudt kunnen dooddrukken, als je niet oppasrte. En de meisjes stelden zich tenminste op de hoogtevan hun toekomstige task, hij alleen . . . . Goed, hetwas toch ook maar een losgeslagen zoodje bij hen ;dat hij het nooit eerder zoo gevoeld had, beweesniets, je kon jets plotseling weten, en dan heelscherp. Moeder deugde niet ; misschien was ze goedvoor de kleintjes, en voor vader, als vrouw, maar alsmensch schoot ze tekort. Ze was to zelfingenomen,en lachte teveel met tante jet. Nooit zouden ze hunmond houden, omdat de kinderen erbij waren . JouwSander is een bescheiden bedelaar, zei moeder laatst,Loch ben ik maar blij met mijn paar weken huwelijks~vacantie. 0, ze zei het zoogenaamd voor anderen,maar ze kon niet fluisteren en hij had het gezicht vanEef gezien, een en al spanning om to begrijpen. Eefhad een goed gezicht, open en (link, met een rechte,breede news. „Kus de kinderen," schreef vader, entoen nog, door het blauw van de lucht heen : „eenzoen voor Eef op haar evenwichtige snoetje ." Hijhad die brief kaart stilletjes gelezen ; moeder las nooitjets voor, ze zei : groeten van vader, ze kuste niet .Hier was de Geldersche roos met zijn schijnbloemen,mooi, dat wit, en de echte bloempjes klein, groen-achtig ; hij geurde niet. De hemel was vandaag ongerlooflijk blauw. Hoe had hij het ook weer gezegd? eenlosgeslagen zoodje . Nou ja, nu was vader tenminsteweer terug . Zou hij dan maar zeggen dat hij naar14

Boskoop wilde? Later buiten wonen, een gezond leryen, San stil laten kletsen en opa, wat had hij metopa to waken? Mr. Hugo de Kierk lijkt meer op eenFransch dichter, dan op een Hollandsch advocaat,zei moeder, en lachte met tante Jet om zijn „verove-ringen,' f Een muizengezicht, en fijne, vrouwelijkehanden. Nare, onoprechte handen, dacht de jongenen voelde weer die plotselinge drift in zich stijgen .Ze moesten nu ook maar weggaan, naar de stad terrug, Maandag begon Wim's school . Opa hartelijkbedanken voor alle gastvrijheid, het gewone liedje .Hartelijk bedankt, misschien ben ik hier voor hetlaatst geweest. „De Veldbloem" ; - als kind dachthij: later ga ik daar wonen, voor altijd, dat vindt opawel goed. Maar hij had niet de minste rechten . Vanhet weiland zou anders een prachtig gazon to marken zijn op den duur, en er konden coniferen enheesters omheen geplant worden. Achter het huffskonden kassen komen, en het heksenbosch lief hijverbranden. Nu lachte hij even, en liep snel in derichting van het huffs .In de eetkamer zaten vader, moeder en tante jet .- Morgen, zei hij . Achter hem aan stapte oom San-der . - Wat is dat voor nonsens, ik kan de sleutelvan de garage niet vinden .- Goeden morgen, die heb ik in mijn zak, zei vader .- Jij? waar dient dat voor?- Mijn werk ligt nog in de auto .

1 5

- Nou kerel, dat zal toch niemand stelen .Moeder lachte schallend .- Misschien niet, zei vader rustig, maar het krioelthier van de onmondigen . Een oogenblik, ik ga metje mee.- Gewichtigheid is maar alles, zei tante jet, enknipoogde naar moeder. Vader deed of hij het niethoorde, en begon een ei to pellen .Oom Sander liep naar hem toe, iets dreigends in zijnvoile, weinig intelligence gezicht, en hield zijn handop voor den sleutel .- Asjeblief t, nou geen praatjes .- Nu gaan ze vechten, zei moeder, Miel, roep dekinderen eens .Miel bewoog zich niet; in zijn hart gaf hij zijn vaderongelijk: de garage was voor algemeen gebruik, desleutel hoorde op een spijker in de keuken to hanrgen .De oude heer de Klerk kwam binnen, zorgvuldig ge-kleed en geschoren, zijn parfum had een natuurlijkenbloemengeur.- Goemorgen, zei hij achteloos en lichtelijk geaf rf ecteerd. Het verheugt me dat ik niet alleen hoef toontbijten. Hij keek Sander aan, Kom je er ook nogbij zitten?- Mie1, zei vader, hier is de sleutel, last geen kin-deren toe, en doe de deur weer dicht als de Fiat er-uit is .1 6

Sander lief een verachtelijk geknor hooren .- Nou, toe dan maar, De jongen voelde dat degrootste bescheidenheid gevraagd werd van zijnhouding . Toch gaf hij den sleutel niet of, maar lieshem haastig in zijn broekzak glijden .De beide auto's stonden naast elkaar . Zwijgendstapte oom Sander in, sloeg hard met het portier .Miel was op de treeplank van de Ford gaan staan,rook de verf lucht, dorst nauwelijks to kijken . DeFiat schokte, reed langzaam achteruit .Wim kwam aanrennen, Miel joeg hem met wijdearmen en beenen terug naar den ingang. Maar hetkindergezichtje stond strak van ernst .- Of je de Ford achterom wil rij den, tot de studeerrkamer.- Wie vraagt dat?- Vader.- Ga terug, en vraag het nog eens .Het kind bleef staan .r Heusch, Miel, vader wil de schilderijen uitpakrken . De jongen kon nog maar nauwelijks rijden, achrteruit sturen vond hij moeilijk, en nu, met al vaderswerk in den wagen . . .. Waarom kwam hij zelf niet?De onzin, om nou juist een ei to moeten eten . Hijschudde drif fig met zijn hoof d . - Vraag of vaderhier komt .- Waarom? zei Wim, jij kunt toch wel sturen?Hij liep naar de auto toe. Vooruit, zei hij tegen zich-

1 7

zelf, Wim denkt dat ik het kan. Langzaam dacht hijna: de handrem stond los, de motor sloeg bijna onrmiddellijk aan, debrailleeren, eerste versnelling, hetging. Zweet brak hem uit, de verf lucht hinderde hemplotseling hevig . Omkijkend zag hij Wim kaarsrechtstaan met een hand opgeheven naar een denkbeeldigverkeer uit andere richting . Hij beet op zijn lip, hetmoeilijkste was voorbij . Kruipend bleef hij voort-gaan. Nu verscheen vader in de open deur van destudeerkamer en knikte hem toe . Malle vader, dachtde jongen en voelde meteen zijn liefde voor dien va-der in alle volheid .

In de dagen die volgden, voelde Miel meer dan tovoren de heerlijkheid van den laten zomer . Hij werk-te buiten. Allereerst had hij met zijn vader hour gerkocht bij den timmerman, blank hour, zonder knoes-ten, daar maakten ze lijsten van . Van boer Florisleenden ze een taf el op schragen, die kwam opzij vande garage to staan, tusschen de berkjes. De vaderdeed het echte snijr en beitelwerk, de jongen schuurrde, beitste, schilderde . Ze spraken en dachten voor-namelijk over de tentoonstelling, die half Septembermoest worden geopend. De kleintjes, Wim en Door-tje, stonden vaak bij hen en babbelden wat . Sanderging zijn eigen weg, en Herman had zich bij hemaangesloten. Bij het naar binnen rij den van de Fiatriep Sander wel : Zoo, krullejongen! maar als hij de

1 8

garage uitliep, de handen in de zakken van zijn grijsflanellen broek, dan keek hij niet meer achterom .Eva en Jetty hadden dien eersten morgen bij het uitrladen groote belangstelling getoond voor de schilrderijen, ze slaakten kreten van verbazing over defelle kleuren, en het groote aantal doeken, maar toenalles zoo goed mogelijk was neergezet, op stoelen enlage kastjes, toen wendden ze hun oogen al weer af .^--+ Kom, zei Jetty . Miel had jets schuws gezien inEva's houding, hij begreep dat ze wel kijken wilde,maar niet wist hoe. Stootten de kleuren haar of ? datwas niet onmogelijk .- De paarsewerf rleverancier heeft veel aan je ver-diend, zei moeder, en tame Jet zei met haar donkerelachstem : Hij heef t een eigen coloriet . Mooi? hm,wat is mooi? Oom Sander had verscheidene malenmet zijn hoof d geknikt . Ja, ja, zei hij, en Miel haat-te hem op dat oogenblik, - paars, rood en blauwzijn Jaap's zielekleuren . En het muizengezicht vanopa was nog jets spitser geworden. Frisch envroolijk, zooiets als de oorlog was voor den exrkroonprins, ik mag dat wel . Miel was toen weg-geloopen, hoewel hij het laf vond van zichzelf, maarvaders werk verdedigen tegenover al die grootemenschen, dat kon hij niet . En vader zelf stond erglimlachend bij en zei niets, maar telkens verschiktehij nog wat aan de doeken, alsof hij het niet na konladen, ze met zijn handen to lief koozen . - De jongen

1 9

had de auto teruggebracht in de garage ; hij deeddaar lang over, en bleef rondslenteren bij de var-kenshokken van boer Floris . Na een poosje had hijzijn vaders stem gehoord: Miel, waar is de Ford? wegaan naar den timmerman .En toen was alles beter geworden, hij werkte, voeldede zonnewarmte op zijn hoof d, ademde den dierlijrken geur van zijn lichaam, zag het f ijne, blonde hout-schraapsel op zijn behaarden handrug, en hield vande kleintjes, voor wie het leven nog spel was . Vaderswerk zou, ingelijst, veel beter tot zijn recht komen .r Je zult eens zien, zei hij, als het daar hangt, tegeneen of f en muur en onder goede belichting . Het is nietkwaad, ik zou er zelf critiek op kunnen schrijven : VanReewijk heeft een sprong vooruit gedaan; nog misthij zelfvertrouwen, en die overgegevenheid aan hetwerk, die geboren wordt uit het besef van eigen kun-nen. Zijn kleurgevoeligheid zal zich moeten blijvenontwikkelen, enzoovoort, ik weet het allemaal wel .Liever hoorde de jongen hem vertellen over kleinebelevenissen, ontmoetingen, tegenslagen op zijntochten, en het allerprettigste werkte hij, als vaderf loot. Hij dacht, die eerste dagen, dat handenarbeidin de open lucht hem volkomen bevredigde en hijdacht over de cursus in Boskoop, wanneer die berginnen zou, en of hij er niet to oud voor zou zijn . Hijwilde er met zijn vader over praten, maar stelde hettelkens uit en de vader vroeg niets. Dat ging Miel

20

toen wel hinderen, langzamerhand gaf het een knargend gevoel van to worden vergeten, van los tostaan, als een boom zonder wortels . Maar het onrmiddellijke en nabije troostte hem . Vader kwamvroeg beneden en ze begonnen to werken, ze legdenhun boterhammen naast zich op de ruwhouten taf el .Vaak waren de kinderen om hen heen, ze hoorden destem van Marianne uit de keuken . Vader mat dentijd aan de hoogte van de zon, om elf uur riep hij omeen kop kof f ie . Miel voelde den dag langzaam vorderen, hij hoopte op meer zulke dagen en wilde tege-lijkertijd dat het leven veranderen zou .Op een morgen reden ze naar de stad om verf enkwasten. Het was nevelig en windstil, gras en lagestruiken waren sterk bedauwd . Miel stuurde, zepraatten wat over kleine dingen . Plotseling minderde de jongen hun vaart .

lk geloof, zei hij, dat deBruiling's vanmorgen zouden weggaan .- Ja, zei zijn vader onbewogen, rijd maar door, zezullen niet zoo vroeg zijn .- Maar ze hebben een heele tocht .- Hm, we zien hen nog wel, tenzij we ons erg op-houden met die kwasten .We zullen hen niet meer zien, dacht de jongen, enhet speet hem, want hij wilde goed blijven met San-der en jetty, al wist hij nauwelijks waarom .De boodschappen liepen vlot van stapel ; toen steldevan Reewijk voor, de auto to laten nazien : hij ver

2 1

trouwde de veeren niet. Miel stemde toe . Ze gingenbuiten de stad wandelen, fangs de rivier . Nu zal varder naar mijn plannen vragen, dacht de jongen .Het water ging met kleine golf jes, die sterk glansrden, de nevel werd ij ler, hier en daar kwam het he-'melblauw tevoorschijn, tintelend licht . Een schip metdonkere zeilen voer naar de stad, om een oud veer-huis vlogen duiven .- Hier is het goed, zei van Reewijk, ik zou een schipkunnen koopen, en wekenrlang vastgemeerd liggenop een plek als deze . Een klein roef je, en een grootvoorronder, maar er mocht geen rat aan mijn linnenknagen. Miel gaf zijn vader een vluchtigen blik, enkeek toen, aarzelend, langer . Hij zag een gelijkenismet het kindergezichtje van Wim, als die op het puntstond to gaan huilen ; de oogen waren klein getrokrken, de lippen weken vaneen. Beklemd zei hij : - Datdoet u dan een volgend jaar.De vader antwoordde niet, maar keerde zijn gezichtof en liep voort . Na een paar minuten van zwijgenzei hij traag : - lk denk dat Sander nu de motor aanrslaat .Die woorden kwamen den jongen onverwacht . Hijvroeg : - Houdt u niet van de Bruiling's?- Och, ze zijn niet erger dan de meeste menschen .Behalve in eigen oogen, zijn we allemaal wel eenbeetje belachelijk. Sander is geen held, maar morreele cooed is zeldzaam .22

- En tante Jet? zei de jongen aarzelend, want hijwist dat hij een oordeel vroeg over zijn moeder . Ennu verwonderde hij zich over zijn vaders lack . - Ditkeer mag jji het zeggen, de vrouwen begrijp jk nietzoo goed .Miel bloosde, en sprak niet. Ze liepen voort, het wa-ter kabbelde dichtbij en had zijn eigen geur ; de zonbegon to steken in hun nek . Nu moet ik over mezelfbeginners, dacht Miel, misschien loopen we daaromwel hier, dat ik praten zal, het moet vroeg of lasttoch gezegd worden . Maar vader is zoo vervuld vanzijn tentoonstelling, of misschien nog van veel anrdere dingen, ik weet het niet . Nu vroeg hij naar desamenstelling van de catalogue, en ze praatten daarwat over, dat het niet to duur mocht worden, maardat het drukwerk heel correct en goed moest zijn . Zegingen bij een elzenboschje zitten .- Hebben we jets to kauwen? nee? Ook goed, wezullen in de stad wat eten .- Duurt het lang met de Ford?- Ja, dat duurt vrij lang .De jongen dacht: was jk maar thuis ; hij verlangdenaar ziljn werktaf el. Achter hen, in wat oude bladeren, ritselden spreeuwen en meesjes, dicht boven hetwatervlak vlogen zwaluwen .- Moeder zal haar zuster missen, zei van Reewijk,de vriendschap tusschen vrouwen is wonderlijk, in-nig, maar onloyaal, ze kunnen elkaar liefhebben en

23

tegelijkertijd wantrouwen, Hij keek naar de zwalu-wen; Het wordt herfst, maar wat een dag vandaag .Zullen we gaan zwemmen? vroeg hij plotseling .- Goed, zei Miel. Ze kleedden zich in het boschjeuit, het was maar heel weinig, wat ze aan kleerendroegen. De jongen aarzelde, toen hij naakt stond,het was vreemd, zoo in de openheid en het voile lichtto komen. Toen zag hij zijn vader enkele stappendoen naar de rivier, de linker voet in het water ste-ken, - Kom Miel, voor we verjaagd worden! Enbukte zich om zijn borst nat to waken . Zijn lichaamwas goud-bruin verbrand, het was slank, maar ge-vuld. De jongen stond nu naast hem, voelde eenzachten, koelen wind over zich gaan, die hem deedhuiveren, en hem blij maakte, Vader pakte zijn hand .- Je durft toch? we gaan niet ver . Ze liepen voorten glimlachten naar elkaar, het water steeg tot hunkuiten; toen werd het plotseling dieper, zoodat zezich neerlegden en zwommen .- Voel die stroom ; pas op, we willen niet verdrin-ken .Even later lagen ze op hun buik aan den veiligennever, en hielden zich vast aan vat wilgenrijs . - Eenmensch moest als een wier zijn, vast zitten en tochmeevlotten. Maar het is moeilijk, voegde hij er pein-zend aan toe. Toen keek hij naar zijn zoon . Heb jijdezen zomer veel gezwommen?

Nee, lang niet genoeg .24

- Dat dacht ik al, je bent zoo wit . Zullen we naarden overkant zwemmen? tol betalen aan den stroom,maar vooruit alspreken hoeveel .De jongen keek naar bet boschje, waar bun kleerenlagen .- Ben je bang voor roovers? ik heb haast geen geldbij me, maar bet horloge, dat jouw moeder me gege-yen heeft. We blijven bier. Ze zwegen een paar mi-nuten .- Is bet dat gouden horloge? vroeg de jongen toen .

Ja, dat weet je toch wel . Ze gaf bet me eens, entwee dagen later vroeg ze me geld teleen voor haarkamerhuur. Ik legde bet horloge in haar hand, enzei: Breng dat naar den lommerd . Toen heeft ze erggehuild . En later . . . . Hij rukte een bloempje uit datonder zijn bereik stond. Miel wist niet waaraan bijdacht . - Later heb ik een vrouw getrouwd, die omzulke dingen zou lachen. Kom, we wagen ons nogeens in den stroom .

Toen ze bet oude hek van „De Veldbloem" door-reden, zagen ze niemand om bet huffs, geen kind inde wei .

Het is st l geworden, zei Miel . Ze vonrden de kleintjes bij Marianne in de keuken, Eva enHerman in groote leunstoelen voor den koudenhaard in de studeerkamer . - Is jullie zomer voorbij? vroeg van Reewijk. Waar is moeder?Eva keek niet op uit haar boek . - Met tante jet

25

mee, er ligt een briefje voor u binnen .rte-+ En opa?r--+ Die is ook weg, ik weet niet waarheen .Miel volgde zijn vader, aarzelend, en zonder tospreken.Het briefje was blijkbaar maar kort, hij zag hoe hetineengefrommeld werd, en in de prullemand ge~gooid .

Na, ik loop even naar de post, die kerel inZwolle moet een cheque hebben .Miel bleef alleen achter ; hij haalde het papiertje uitde prullemand en streek het glad . „jaap," had moerder geschreven, „doe jij maar, dan doe ik ook maar .Overmorgen kom ik terug, tenzij jij in dien tijd metde kinderen naar huffs gaat, maar dat zal je wel nietdoen, want dan moet je alleen pakken . Dus tot zoolang. Dolly." Het was den jongen of hij haar stemhoorde, haar lack . - Doe jij maar, dan doe ik ookmaar, hij begreep dat dit de voornaamste woordenwaren, en dat er een luchthartige vijandschap inschool. Hij wist niet wat to doen, duidelijk voelde hijde spanning tusschen zijn ouders . Vader had alleenwillen zijn; zou hij moeder misschien opbellen? maarze was waarschijnlijk nog onderweg .Hij liep naar de werktafel, schuurde een oogenblikaan een stukje hour, liet het weer rusten . Zou hij Eefvragen, hem den weg to wijzen door het heksen-bosch? Zou hij de kleintjes buiten roepen? Hij slenrterde naar de keuken; door het open raam kwam de26

gear van heete olie, hij zag Wim op een stoof staanbij het fornuis . - Miel! riep Doortje, we bakkenpof f ertjes . Marianne was in haar rol .- Komt u binnen, mijnheer, wat wenscht u? een do-zijn, een half dozijn? vlugge bediening .- Maar er moet ook wat voor vader overblijven, zeiWim.Miel stapte door het open raam naar binnen .Ze aten dien dag buiten, aan de lange, ongedektetaf el van hoer Florist Marianne maakte geen scha-len vuil en kwam bij hen zitten . Voor de kinderenwerd het een feest . - Morgen weer, zeiden ze, toenze verzadigd opstonden, ja he vader, morgen weer?- Als morgen de zon weer opkomt .- Dus als de aarde blij f t draaien, zei Eef .Herman bukte zich en sloeg met beide handen opden bodem .

Dat doet hij wel, he, goeie aarde?-Het gebed van een kind, zeivan Reewij k ; Miel hoor-de de ontroering in zijn stem . Als een fladderendtroepje musschen waren de kinderen om hen heen .Den volgenden dag straalde de zon aan een puurblauwen hemel . Miel hoorde al vroeg de kinderstemrmen, helder en dartel, en zag, toen hij naar buitenliep, de drie kleinste bovenop zijn werktaf el mar-cheeren in korte, tricot zwempakj es . Ze liepen metuitgespreide armen zoo dicht mogelijk langs denrand, Herman voorop, dan Wim, dan Doortje . Hijdacht aan het gebruinde lichaam van zijn vader. Chit

2 7

de keuken klonk schallend Marianne's stem : - He,was words het hier voor een apenhuis? vallen julliemaar niet!Om den hoek van het huffs kwam Eva, een bos wittemargrieten in haar arm. Ze keek Miel met een gum-lack aan, en het trof hem hoe anders ze nu was, dandien morgen met jetty, het schuldige boek tusschenhen in, - hoeveel jonger. Ze haalde een melkkan uitde keuken voor haar bloemen, en kwam toen naasthem staan. - Doortje is leuk om to zien, zei ze, zouvader haar niet willen schilderen? als hij dat kan,menschenvleesch is erg moeilijk .- Hij vindt ons to wit, zei Miel .Ze knikte ernstig . - Dat komt door de lange win-ters, en in een dag, of twee dagen hoogsten, zullenwe niet meer verbranden,- We zijn er een beetje last mee begonnen .De kinderen waren op de taf el gaan zitten en haddeneen spelletje bedacht met hun bungelende beenen .- Nu hoort Mans ineens tot de kleintjes, zei Miel .Hij voelde een krachtige hand op zijn schouder .- Zoo, ja, de natuur verjongt. Eef, zoo zou ik je wil-len schilderen, met die bloemen, ook jij bent nogmaar een klein meisje .Miel zag haar blozen. - Maar ik heb een jurk overmijn badpak heen, omdat, e . . . .-0, zeker, de jurk mag aanblijven . Kom, een bo-terham eten en dan werken .28

Dit werd voor Miel de mooiste dag van zijn vacantie: hij zag zijn vader schilderen, uren achtereen . Hij-zelf schuurde aan de lijsten, en Eefje liep of en aan .De omtrek van haar voeten was in de aarde gekrast,zoodat ze aldoor op dezelfde plek terug kon komen .Wim en Doortje zochten de wei op, Herman stondveel in stille aandacht achter zijn vaders elleboog .

Word je niet moe, Eef? vroeg van Reewijk her-haaldelijk. Dan schudde ze haar hoofd, maar eenmaal voegde ze er met een verlegen lachje bij : - Hetis wel vreemd, nu heb ik voor altij d een lichaam .Miel zag het werk vorderen, hij dacht : flu ziet varder de dingen net als ik: Eef in haar lichte jurk tegenden vuil-witten muur met de wingerd, en de bruinaarden kan, en de bloemen . En toch is het ook weerniet de werkelijkheid, het is minder scherp, mooier,het lijkt een herinnering. Moeder zal niet kunnenspotten met : al dat paars, alleen de aarde heeft eenbruinpaarse tint, die ik daar niet zie, en Eef's voerten zijn zoo grauw . daar een poosje later zei hijzichzel f, dat hij het doek mooier vond dan de natuur,en vader zei plotseling dat Eef weg mocht blijven,hij kon het nu verder wel alleen . Nog werkte hij gerruimen tijd, ingespannen en zwijgend, toen borg hijzijn penseelen op . - Miel, zei hij, de dag is om .Zoo moeten de dagen zijn, en hij stond op en rektezich .De jongen dorst niets to vragen, maar voelde zich

29

gelukkig en beklemd als hij dacht aan den tijd, diekomen zou .Den volgenden morgen kwam de heer de Klerk terrug, en had een kunstkooper zij zich . Hij vroegzijn schoonzoon verlof, de studeerkamer binnen togaan,Van Reewijk trok met zijn schouders . Het is uwhuffs, maar ik zal u laten zien, wat ik gisteren gemaaktheb. Zijn stem was plotseling veranderd . Als laatstetrad Miel binnen . - Mag ik erbij zijn? vroeg hij,stroef van verlegenheid .- Natuurlijk, zei zijn vader.Mijnheer de Kouter, een zware man van een jaar ofzestig, knikte voortdurend met zijn hoof d . Hij zaghet portret van Eva, vele landschappen en enkelestillevens. Miel, die naast hem stond, hoorde hemademen, kort en stootend . Hij had een of keer vandezen man met zijn slappe, vale gezicht ; het moestvader hinderen, dacht hij, dat zijn werk door zoo'nolif ant werd bekeken. Nu zag hij plotseling een paarwaterige oogen op zich gevestigd. - Schildert uook?- Neen! de jongen voelde dat hij bloosde, hij dorstniemand aan to kijken, vreesde een opmerking vanzijn grootvader, maar die bleef uit .- Wat raadt u mij to koopen, mijnheer de Kouter?De ander vroeg ontwijkend om nadere gegevens .- Ik wil een schilderijtje hebben voor mijn priver30

kantoor, dat kaal en netjes is, en waar ik geen cri-tiek heb to duchten, noch op mijn familie, noch opmijn wandversiering .Zijn schoonzoon lachte schamper. Prettig, zoo'nvrij staat .

Niet waar? onontbeerlijk .De kunstkenner had een doekje in zijn handen ge-nomen. Dit vind ik in ieder geval een verdiensterlijk stuk, zei hij murmelend, vooral de kleur is voor-naam.Mijnheer de Kierk bewoog zijn fijne neusvleugels .- Dat paars, he? vroeg hij strak .- Zeker, zei de ander ernstig, hoewel er bijna geenpaars in is. Niet waar? - hij wendde zich tot denschilder - dat lijkt maar zoo, door die fijne, preciesafgewogen kleurstellingen. Dit partijtje hier, en dit .Hij praatte voort, zweefde met zijn vingertoppendicht boven de verf .Hij zwetst, dacht Miel .^--1k heb liever dat kind op bloote voetjes, zei deoude heer .- Tja, dat is toch veel minder oorspronkelijk, watzegt u zelf, mijnheer van Reewijk?Miel week naar de open deuren terug, flu stapte hijover den drempel, liep haastig, dicht langs het huffs,zijn stappen waren onhoorbaar . Dat kind op blootevoetjes, minder oorspronkelijk, hij haatte de grootemenschen.

3 1

's Middags kwam Dolly terug .Den volgenden dag voelde Miel zijn onrust, er moesteen beslissing vallen, hij wist niet precies waaromrtrent. Vader en moeder speelden comedie, waar wasdat goed voor? praatten niet over terug gaan, lagennaast elkaar in de wei, zelfs lag moeder met haarhoofd op vaders heup . .--- Wat is zoo'n man bonkig,zei ze, en schuurde haar hoofd wat heen en weer,dichte oogen, een lachje om haar mond. De jongenhad zich afgedraaid, kon Loch niet dadelijk wegloo-pen, voelde zich geboeid . Toen steeg het bloed naarzijn hoofd .Vaders belangstelling in bet lijstenmaken was weg .Grootvader kwam afscheid nemen, weer een daglater .- Blijven jullie nog? vroeg hij .Zijn dochter antwoordde : - Het is zulk mooi weer,ik weet niet wat Jaap wil .- En moeten de kinderen niet naar school?-0, de kleintjes wel, maar dat kan wachten .Niemand vraagt naar mij, dacht Miel, zouden ze mewerkelijk vergeten, hoe spelen ze dat klaar?- Nou, we zien elkaar wel weer in de stad, zal jeaan mijn verjaardag denken?--- Twintig September, zei Dolly, natuurlijk; geeft ueen diner?- Ja, en een gang meer dan gewoonlijk: ik word65 jaar .32

Ze omhelsden elkaar lachend, praatten nog wat overhet feest, Miel kreeg een handdruk, geen blik . Hijdacht: ik kom niet op dat diner, dit jaar niet meer .Toen hielp hij grootvader met het inladen van zijnkof f ers in de auto en het portret van Eefje moest ookmee.- Heef t u dat gekocht? vroeg Miel, maar niemandhoorde hem, want vader begon to toeteren our dekleintj es to waarschuwen . Ze kwamen ook werkerlijk aanloopen, en kregen een kus, dit was het ge-wove afscheid, maar andere jaren had de jongen zichdan beklemd gevoeld our hun eigen terugtocht, diegauw zou volgen. Nu verlangde hij weg to komen,en zag geen uitkomst .Hij zwierf naar alle bekende plekjes, een boek onderzijn arm, waarin hij zoo goed als niets las ; hij speeldewat met de kinderen, werkte sours nog aan de lij srten, zonder plezier . Vier dagen later hoorde hij zijnmoeder tegen Marianne zeggen : Morgen gaan wenaar huffs ; hij schrok ervan .Den volgenden ochtend kwam hij pas our half Lienbeneden, de ontbijttaf el was al ontruimd .

Miel,help eens, zei zijn vader. De Ford stond voor hethuffs, alle schilderijen werden er zorgvuldigingepakt.- En jij zult straks zoo moeten gaan zitten, dat jealles in bedwang houdt, je rijdt vandaag niet voor jeplezier .- Wie gaan er nog meer mee? vroeg hij .

33

--1VIet ons? niemand, ik kan onmogelijk meer stou-wen. Een paar koffers kunnen achterop. Dolly! waarblijven die koffers?1VIie1 merkte dat moeder uit haar humeur was .Om half elf reden ze weg, nagewuifd door de klein~tj es .

34

II

De maan stond achter een ijle wolk, door het openvenster kwam het zoeven van den nachtwind. Mieldraaide zich wat om in zijn slaap; een wollen dekenreikte tot aan zijn middel, hij sjorde die wat hoogerop, onhandig, droomend . De zoldertrap kraakte, hijdroomde van den tocht met vader, de schilderijenbedekten hem meer en meer, hij schuurde nog aan delijsten, maar zijn houding was zoo ongemakkelijk,dat hield hij niet uit, de wagen schokte en hij hoordedat er geroepen werd, zijn naam . Nu was het geendroom meer, hij moest zijn oogen open doen, maarkon nog niet .- Miel, hoor eens .In het maanlicht stond Herman, een kleine, bleekejongen. - Mie1, mag ik bij jou slapen? ze kibbelenzoo, en ik hg aldoor wakker .Hij kon zich nog niet bewegen, voelde dat hij zwaaren vermoeid neer lag . - Wie kibbelen er?- Vader en moeder, hoor je het niet?Hij zag het kind luisteren, met even geopenden monden angstige oogen ; hij luisterde flu zelf ook. Eenoogenblik was het volmaakt stil, toen klonk moedersstem tot hen door, vast en eentonig ; vader antwoordrde, veel doffer, maar luid. Miel schikte de dekens,sloeg ze op .r-•+ Kom maar, ben je koud? Het kind antwoordde

35

niet, maar kroop zuchtend in bed, Miel voelde eenharden, steenrkouden voet .- Praten ze al lang?- 0 ja, al door .- Is Wim er niet wakker van geworden?- Ja, ook even, maar hij zei dat hij weer ging slapen .Ze luisterden opnieuw, hun hoof den dicht bijeen .Miel lag op zijn rug, de kleinere jongen, die minderruimte had, op zijn smalle zijde, ongemakkelijk, eenvuist tegen Mielrs ribben, om hem niet overal to rarken. De stemmen klonken nu tegelijk, die van moe-der scherp en bits. Het verwonderde Miel, dat juistHerman bij hem was gekomen, hij had veel eerderWim verwacht, maar misschien dorst Wim nieteens zijn bed uit .- Heb je niet gevraagd of ze hun mond wilden how-den?- Nee, zei het kind schuchter. .- Zal ik het gaan doen?Er kwam niet dadelijk antwoord .- Zou het helpen? blij f maar hier . Ze luisterdenweer, hoorden voetstappen, toen een smak, alsof ereen stoel werd omgegooid . Miel richtte zich haastigop, stapte over Herman heen . r Ik ben dadelijk te-rug, zei hij, stop je hoof d maar onder de dekens . Opbloote voeten liep hij den zolder over, de trap af, zijnhart bonsde. In de bovengang was alles stilt eenoogenblik stond hij besluiteloos, als ze uit zichzelf36

ophielden? Maar flu hoorde hij moeders stem vanmeer nabij, hoonend, onbeheerscht, en hij voelde zichdriftig worden . Hij bracht zijn mond naar het sleurtelgat . - Kunt u niet stil zijn? iedereen wordt wak~ker, het is me een lawaai!De deur ging open, moeder stond voor hem, haarhals en armen waen bloot . Wie is er zoo straksnaar boven gegaan? vroeg ze met haar gewone stem,alsof het dag was.- Herman.- Zoo, hij moet in zijn eigen bed terug komen .- Als u en vader niet meer kibbelen . Toen huiverdehij door moeders blik, zoo hard en minachtend keekze . Hij voelde zich daar staan in zijn gekreukeldepyjama, waarvan de broek to kort was, hij wilde haareen draai om haar ooren geven, haar in haar dikkearmen knijpen, of nog liever wegloopen, haar nooitmeer zien. Een gevoel van misselijkheid was diep inzijn keel,- Die wil ons de wet voorschrijven, mask dat jeweg komt .rte•+ Mie1, riep vader plotseling, ga maar rustig sla-pen .Hij keek niet om, deed een paar wankele stappen,trok uit angst zijn rug in tusschen zijn schouderblarden, en liep de trap weer op, trillend over zijn heelelichaam .- Het zal flu wel stil blijven, zei hij tegen het broer-

37

tje, dat hem met groote oogen aankeek . Is er niet nogeen deken? hier, de sprei, ik heb het koud .Het holletje van het bed was warm gebleven, maardat troostte hem niet, evenmin de verteedering omHerman's adem, dien hij op zijn voorhoof d voelde .Na een half uur sliep Herman in; Miel bleef wak-ker, hij was zich bewust van een innerlijke spanning,die hij niet kon ophef f en . Hij beef de nu niet meer,maar zijn gedachten waren ongeordend, zwaar enpijndoend. Moeder hield niet van hem, hij kon nietlanger thuis blijven, als het dag werd, moest hijgaan, waarheen? Overmorgen werd vaders ten-toonstelling geopend, hij had gedacht daarna metvader to overleggen . Hij hoorde nog aldoor die stem-men, zacht murmelend nu, het kon ook zijn dat hij hetzich verbeeldde . De f amilie van zijn eigen moederkende hij niet, ze had twee zusters, die in Indiewoonden, daar kon hij moeilijk heen gaan . Een paarjaar geleden was hij op een Indische boot geweest,van Amsterdam tot IJmuiden, met vader en oom Ru,die naar Batavia terug moest. En toen hadden dekolonisten gezongen en geschreeuwd naar den wal,waar menschen stonden to wuiven . In Indie zoudenze soldaat worden. Ze hadden niet veel ruimte aanboord, ze vormden een samengedrongen troep, diemeeging bij wijze van lading, of zooals de rattenmeegingen. Hij had altijd een afkeer gehad van eenmenschenmenigte, en van mannen in uniform . Naar

38

een troep soldaten, die buiten marcheerde, keek hijliever niet, en een kazerne vond hij jets verschrikke-lijks. Dit jaar nog moest hij zich aangeven voor denmilitairen dienst, maar hij deed het niet, hij had al-tijd gedacht, dat er wel jets gebeuren zou waardoorhet niet zou hoeven . Vader zei, dat hij zou wordenafgekeurd om zijn linker arm, die krom was; hij haddien als kind gebroken, en waarschijnlijk had dedokter hem verkeerd gezet . Dat rauwe zingers vandie manners aan boord, hij zou zich stellig verdrin-ken, als hij daarbij moest zijn. Dat hoefde ook na-tuurlijk niet, maar wat moest hij wel beginners? Pasop, Herman zou wakker worden, als hij zoo woelde .Moeder haatte hem, zou hij opstaan en zijn kleerenpakken? Plotseling dacht hij aan de mogelijkheid datvader weer weg zou gaan om to schilderen, en hijmee mocht, maar ook die gedachte leidde niet tot eenuitkomst. Hij moest immers werken, hij was achttienjaar, en had einddiploma gymnasium . Morgenochrtend wilde hij weg zijn, voor moeder op was . Wegzijn en de kinderen in den steek laten? de kleintjes,Wim en Doortje. Hij moest goed nadenken, nietkletsen als een kind . Moeder deed morgenochtendmisschien weer heel gewoon, of ze bleef in bed hg-gen

imet hoof dpijn en dan was hij met vader alleen .

r Miel, zou vader zeggen, Miel, hoor eens . . . .Hij keek naar het maanlicht, zijn kin in zijn hand ge-steund, zijn elleboog op het kussen. Hij voelde een

39

doffe pijn in zijn hoof d, en zijn oogleden warenzwaar. Wat moest vader zeggen? Vanmorgen had-den ze nog samen door de stad geloopen en warenmijnheer Brucker tegen gekomen, vaders compag-non. - Er is zeker niets to doen?- Och; mijnheer Brucker had aandachtig langs va-der heen gekeken, - je kunt nog wel een beetje weg-blijven, ik zou zeggen dat er een kleine opleving is,maar. . . .- Maar die noodzaakt je nog niet tot overwerken,zei vader lachend .- Dat niet, nee .Ze waren doorgeloopen . - Die opleving kan Bruc-ker beter gebruiken dan ik, de man heef t een to lagebloeddruk. Wat had vader daarmee bedoeld? wildehij zijn wegblijven van kantoor goed praten? Mor-gen zouden ze misschien weer samen door de stadloopen, en alles bleef bij het oude, niemand dachtaan zijn toekomst, maar hij voelde zich uitgestooten .Herman bewoog in zijn slaap, sloeg zijn oogen op,blijkbaar zonder iets to zien, zuchtte en sliep voort .Hij is een kind, dacht Miel, hij heef t vader en moerder hooren kibbelen, maar morgen denkt hij er nietmeer aan, Ik ben de oudste zoon, en ik heb een stiefmoeder, die me kwijt wil. Hij legde zijn hoof d neer,wilde er flu grondig aan denken, wat hem to doenstond, maar zijn gedachten verwarden zich, en eenoogenblik later sliep hij in .40

- Kom, zei van Reewijk, en gooide de kraut neer .Miel stond al bij de deur . - lk ga mee. Dat klonkuitdagend en angstig tegelijk .De ander fronste zijn wenkbrauwen . --- Vanmorgenniet, ik heb allerlei kleine beslommeringen, en moetnaar kantoor .Maar de jongen week niet van zijn plaats, en dwongzijn vader hem aan to zien . Ze hadden dezelfde lichtgrijze oogen. Hun blik werd ernstig, van Reewijkzag dat hij zijn zoon niet meet kon ontgaan, en Mielvoelde alle, zelfs dien nacht nog niet vermoede,zwaarte van het leven . Hij schrok ervan, maar wistzich to beheerschen .- Vooruit dan maar, zei van Reewijk .Het was een zonnige herfstdag, Miel ademde onwil-lekeurig lichter nu hij buiten stond, en de zoele windhem omvatte. Ze begonnen naast elkaar voort toloopen .- Zoo, zei de vader, en nu geen uitstel meet ; ik gaop refs, wat denk jij to doen? Brucker kan me missen,de zaak heeft altijd beter gemarcheerd als ik me erniet mee bemoeide . Maar ik kan niet thuis zitten, ikzou voortdurend ruzie hebben met moeder ; we hebrben afgesproken dat ik weg zal gaan voor onbepaalrden tijd, ik hoop met mijn schilderen nog jets to verrdienen. Wat wil jij doen? je bent geen kind meet .- Ik wil ook weg, zei Miel, en hoorde hoe vaag datklonk .

41

De ander zweeg, Op dat oogenblik voelde de jon-gen. dat hij werd losgelaten en alleen stond, meernog dan dien nacht, want toen had vader hem jetstoegeroepen. Er kwam een wags voor zijn oogen, hijtrachtte er doorheen to kijken, scherp en helder . Jebent geen kind meer, had vader gezegd .- Misschien kan mijnheer Brucker mij gebruiken,gisteren zei hij : Er is een kleine opleving - en nu uweggaat. . ., voor langen tijd?- Weliicht voor goed, zei van Reewijk .- Juist, en het is uw eigen wil, ik bedoel . .,. Hij brakof, wilt plotseling niet meer wat hij bedoelde, de we-reld was zoo vreemd .- Je verdringt mij niet, zei de ander, nee, dat zal ikje nooit kunnen verwij ten. Ik wilde wel dat jij mijzoo weinig verweet als ik jou . We zullen met Bruc-ker praten. Wilde je . . . . e. . . . buitenshuis gaan wornen?De jongen voelde een ongekende slapte in zijn knieren . - Ja, zei hij, liefst wel .- Hoe oud ben je, achttien? dat is wel jong .Nu zwegen ze een oogenblik, maar het was Miel,alsof hij hun beider gedachten hardop hoorde uit-spreken . Toen begon de vader: - Ik zal je een dingzeggen: probeer je niet met vrouwen to bemoeien, ikdoe dat ook. Wat ons in een vrouw kan bekoren, isaltij d een zekere mate van onbeschaamdheid en nietsanders dan dat. Tenminste, houd je daar voorloopig42

aan, geloof het zoolang je kunt. lk heb ervaring,Miel, geloof me .Zijn dringende toon trof den jongen .- Andere vaders houden hun zoon misschien langepredikaties, dat kan ik niet, maar blijf op jezeif staan,zooveel je kunt, zoek geen steun bij anderen, vooralniet bij vrouwen . Een vrouw steunt nooit, ze kan jealleen opvangen als je valt, en dan val je samen methaar. Geloof me, jongen; het lijkt misschien onbillijk,maar het is de waarheid .Miel dacht niet aan zijn eigen moeder, evenminkwam hem de herinnering aan een andere vrouw ofmeisje. Hij wilde zijn vader iets zeggen tot ant-woord, een geruststelling . Hij overwoog de woor-den: lk ben nog nooit verlief d geweest, maar dorstze niet to spreken . Zoo liepen ze zwijgend voort .De heer Brucker toonde zich niet heel verwonderd .Hij keek Miel eens aan, de jongen zag dat hij lichtbruine, bijna gele oogen had, en dat de lijnen vannews en kin week en rond waren .- Dus je stelt je oudste zoon tot plaatsvervanger,heef t hij niet jouw zwerversbloed?Van Reewijk trok met zijn schouders . - Misschienhoudt hij het ook twintig jaarvol opdenkantoorstoel .-1k heb geen kunstzinnige neigingen, zei Miel enbong zijn hoof d ; hij wist niet of hij dit als aanbeve-ling had bedoeld, of als de bekentenis van een terkort .

43

Er werd over zijn werk gepraat, typen en stenogra-f ie moest hij zichzelf zoo gauw mogelijk leeren . Zijnsalaris werd voorloopig vastgesteld op 40 gulden inde maand .Toen ze weer buiten stonden, zei van Reewijk : - Nuzoeken we eerst een kamer voor jou. Het was Mielof hij den grond onder zijn voeten niet meer voelde .Ze liepen naar een woning-bureau . - Wat dunkje? een zitrslaapkamer natuurlijk, 15 gulden in demaand, meer zeker niet, in de oude stad? ja, je moetnaar kantoor kunnen loopen, dat is het zuinigste .Het wordt toch armoe troef, maar dat kan je nietschelen, wel? Een enkele maal stuur ik je een doekje,dat zie je to verkoopen, en de opbrengst is voor jou .Dan kan je je schoenen laten lappen, of misschienzelf s je pak laten keeren. Ja Mie1, zoo is het leven ;wie weet wat jij er nog van maakt .Een oogenblik later bekeken ze de woning-brief jes .- Prinsengracht, Waterlooplein, Kerkstraat bij deAmstel, Tweede Weteringdwarsstraat, dat kan aarrdig zijn. Kom mee, we nemen voor het laatst eentaxi .Toen ze reden, zei Miel : Alles gaat zoo snel, heeftu wel eens op kamers gewoond?De ander loosde een diepe zucht . - Ja, in Indie flog,ik alleen met mijn moeder, die was toen doodrziek,maar kon niet sterven. We hadden bitter weinigcomfort, het land en het klimaat in aanmerking ger44

nomen, we waren arm, en we hadden geen vrienden .- Was uw vader dood?Van Reewijk schudde zijn hoofd . - Die had ons al-leen gelaten, leefde in Schmaus and Braus met eenandere vrouw. Toen heb ik gezworen dat ik nooitzou trouwen, om nooit zoo wreed to kunnen zijn .- Hoe oud was u toen?

Zestien jaar.Ze zwegen een oogenblik, zagen het stadsverkeer inhet heldere herfstlicht aan zich voorbij gaan . - Mijnvader bedoelde het niet slecht, zei van Reewijk, hetleven zelf is wreed, veel meer dan de menschen, demenschen munten eerder uit door domheid .Ze zagen een kleine kamer met een ijzeren ledikant,een raam dicht met vuile gordijnen behangen, eenheel ouden, scheeven leunstoel .- Dank u, juffrouw, hoorde Miel zijn vader zeg-gen, dit is wat klein en somber . Ze waren nog geenminuut binnen geweest .- Zoo zijn er meer, zei van Reewijk, toen ze in deauto stapten, en we zullen ze moeten zien ook .Vervolgens kwamen er toen nog vij f, maar de zevende was anders . Een ruime zolderkamer, drie steek-raampjes gaven voldoende licht ; er stond een divanbed, een ronde taf el met een Oud-Hollandschen pal-mendoek, er waren rieten stoelen . De vloer was kaal,maar zindelijk. Miel keek zijn vader aan, ze kniktenelkaar verheugd toe . -Dit huren we, zei van Reewijk .

45

De huisjuff rouw begon to praten, --- ze had nog eensnort schrijf taf eltje voor den jongen mijnheer, en eennude, maar beste kachel, bovendien, de zolder wasniet koud. Miel keek maar, en voelde een groote op-luchting . In deze ruimte zou hij kunnen leven, alleen,hier zou hij veilig zijn . Hij voelde dat nu zijn man-nenleven begon en dat dit besef hem geheel zou gaanvervullen . - Wanneer kan ik komen? vroeg hij aande juffrouw, die nog met zijn vader sprak .Ze keek hem aan . - Als u wilt, morgen al .

Ja, uiterlijk morgen; kan het niet vanavond? Toenhief hij toevallig zijn hoof d op naar zijn vader en zagdiens blik, wonderlijk bewogen . - Morgen is vroeggenoeg, Mie1, de kleintjes zullen ervan ophooren .De jongen wendde zich af, duwde een steekraampjeopen en dacht aan Herman, zooals die in het maanrlicht voor zijn bed had gestaan . Miel, ze kibbelenzoo. Nu ging hij weg, en vader ook. Hoe zou datworden in huffs, zonder man? De kinderen kondenhem hier komen opzoeken, hij had meer recht om henalleen to laten dan vader. En waar moesten ze eigenrlijk van leven, was er geld? Ja, moeder had wel jetsvan zichzelf. En terwijl hij daar dat raam omhoogduwde en weer zakken liet, bedacht hij dat hij haarvoortaan „Dolly" wilde noemen, als hij alleen was .

Morgen is het de vij f tiende, hoorde hij de jufrf rouw zeggen, dat tref t goed . Morgen wordt vaderstentoonstelling geopend, dacht hij .

46

- Ja. Hier heeft u mijn naamkaartje, en een maandhuur vooruit. Miel, dat krijg je van me cadeau . In 'tvervolg moet hij het zeif verdienen. Nou, we gaan .Op straat zei hij tegen Miel :

Het is een prachtvan een mansarde, ik kan je erom benij den .De jongen wist niet hoe hij bedanken moest voor diemaand huur .- Ga jij flu naar huffs, dan doe ik mijn boodschap-pen. Prinsengracht, onthoud het nummer .- Maar het is al last, zei Miel . Hij zag plotselinghevig tegen de thuiskomst op .

Hm, zei van Reewijk, is het al last. Heb jij eengoed horloge? mijnheer Brucker zal erop gesteld zijn,dat je op tijd komt . Hij betaalde den taxi-chauffeur .Kom mee, nu warden we weer zuinig .- Ja, zei Miel, dank u voor het geld . Ze liepen nogeens naast elkander voort .

Aan bet ontbijt, den volgenden morgen, kuste vanReewijk de kinderen . - Als jullie uit school komt,ben ik weg en Miel gaat vanavond, „la journee desdeparts" . Hij sprak luchtig, zonder iemand aan tokijken. Hij wil de kleintjes niet bedroefd maken,dacht Miel, daarom zegt hij maar de halve waarrheid ; moet ik dat ook doen? Hij voelde zijn hart bon-zen. Maar hij bleef in de stall, en morgen konden zeal komen om zijn kamer to zien . Morgen was betZondag.

47

- Vader, zei Eefje, als u terugkomt, moet u een be-roemd schilder zijn, zooals Rembrandt, of . . . .- Vincent van Gogh, vulde Herman aan .Vader keek verrast . - Wat weet jij van Vincent?Hij komt niet terug, dacht Miel, en stond haastigvan taf el op, mij heef t hij bet gezegd, en ik heb betweer kunnen vergeten, een oogenblik . Dit is ergerdan dood gaan: niet terug komen, veel erger . Zoumoeder bet weten? Ik ben nu volwassen, ik ga straksuit huffs, ook voorgoed, maar dat is toch anders, ikkan bet niet helpen. Hij voelde zijn keel gezwollen,en slikte een paar maal . De kinderen praatten nogover Rembrandt, en over den man in bet geel, voor-op „De Nachtwacht" .- Waarom neemt u niet zulk geel? vroeg Wim, hetis de mooiste kleur, die ik van mijn leven heb ge-zien .Kortaf zei moeder : - Jullie moet naar school, en bergon meteen tegen Miel to praten, of hij wel wist waardie oude, ijzeren koff er stond en dat hij geen boekenmocht meenemen, die de anderen nog zouden kunrnen gebruiken .

Mijn eigen schoolboeken, zei hij, en probeerdevaders stem niet to hooren, en het ernstig langzamepraten van Wim .- Dag vader, zei Eef, komt u gauw terug?- Niet zoo heel gauw, er moeten veel tubes verrsmeerd worden, voor ik . . . .48

- En veel kwasten verharen, zei Herman lachend .Een vers voor mijn poezie-album, riep Eef, die al

in de gang stond. „Kwasten verharen, kleuren ver-gaan", ze kwam weer binnen, een helder blauwmutsje op haar hoof d .- Maar onze maagschap blijft eeuwig bestaan, zeivan Reewijk, en sloeg zijn armen om haar heen, eenoogenblik. Miel trommelde hard op de ruit .Goddank, de kinderen gingen en moeder was blijk-baar weggeloopen . Wat had ze ook gezegd van eenkof f er? zoo'n oude, ijzeren hutkof f er, had vader diezelf niet noodig? Had hij hem meegebracht uit In-die, toen zijn moeder gestorven was? Nu eindelijkwist hij al die dingen-en grootvader met een anderevrouw. . . . Ze sloegen hard met de buitendeur, zij wisrten van niets . Kwasten verharen, kleuren vergaan,op den duur zouden ze het wel merken, het drongdoor als een langzaam vergif . Ze wuif den niet meeraan den overkant van de straat. Waar had hij dattoch gelezen, een vergif, dat iemand werd ingedrup-peld? 0, de geest van Hamlet's vader kwam het ver-tellen,Hij hoorde iemand binnenkomen . - Toe jongen,schiet op, zei moeder . Hij beet op zijn lip. In 't verrvolg wilde hij denken : Dolly .

Vaders eerste tentoonstelling, hij en Eefje liepen ernaartoe. 1VIoeder had schouderophalend gezegd :

49

^--1k moet wel thuisblijven, en haastig, hakkelend,hood Eefje aan, op de kinderen to passen, maar moe-der wilde er natuurlijk niet heen . Ze kantte zich tergen de zwerversnatuur van vader, ze minachtte zijnleven. Ze had hem „vagebond" genoemd, waar allekinderen bij waren . Hij kon haar niet heelemaal onrgelijk geven, hijzelf geloof de niet dat vader eengroot schilder was, die alles doen mocht terwille vanzijn kunst . Hij dacht aan de tentoonstelling, die hijhad helpen inrichten, een zaaltj a met een matglazendak, en grijzig-witte muren, waarop nu vaders werkhing, hij voelde zich onrustig temidden van al datpaars, hij wist niet waarheen hi) kijken moest . Ditwas misschien geen criterium, hij had geen verstandvan kunst. Vanmiddag zouden er bekende critici ko-men, maar vader was weg, om twaalf uur voer hij uitde haven van Scheveningen. Wat hadden de kinde-ren een plezier gehad om dien zin als uit een geschie-denisboekje! 1Vloeder had gevraagd of op een traw-ler ook alles paars was ; ze sprak verbitterd, ze werdalleen gelaten. Waarom moest het juist een trawlerzijn, waarop vader wegging? het leek zoo willekeurrig, bijna jongensachtig avontuurlijk. Het zou heeliets anders zijn geweest, als vader den trein had ge-nomen naar Parijs, hij had dan morgen kunnen gaan .

We zijn vroeg, zei Eef je, zullen we buiten wachrten?1Vliel keek op zijn horloge.

Kom mee, zei hij kortr50

of. Hij haalde zelf s zijn uitnoodigingskaart niet te-voorschijn, knikte vluchtig een jongen man in dedeuropening toe, en trad in het zaaltje . Er waren eendertig menschen, die elkaar opnamen . Aan zijn rech-terarm voelde hij Eef je's elleboog . - Je lijkt nietsop je portret, zei hij, in deze kleeren .Ze glimlachte vaag. Ze had haar dansschoenen aan,en een donkeren vilthoed op haar kleine hoof d, zelfzag ze heel goed het verschil met dat meisje in dewitte jurk, en de kinderlijk rechte, bloote beenen . Zewist niet hoe ze liever was : zoo modieus als nu, of . . . .Plotseling trok ze Miel aan zijn moues . Kijk, zei zef luisterend, vader heef t eronder geschreven : „Veld-bloem" .- Dat wist ik . Ze keken beiden, en voelden weerhet geluk van den dag waarop dit portret was ont-staan, een geluk, to groot voor dat oogenblik, op dieplaats . Toen ze hun blik of wendden, zagen ze grootrvader met mijnheer de Kouter binnenkomen . Mieldeed hun enkele stappen tegemoet . Tot zijn verwon-dering voelde hij zich eensklaps rustig, alsof hij jarren ouder was geworden . Mijnheer de Kouter vroeghem: Waar is je vader? en hij g de nog van hetloopen .Hij antwoordde: - Die is weer op refs, om to werrken en knikte den wand tegenover zich toe . - Dit,wat of is, boeit hem niet meer .De eigenaar van den kunsthandel trad tusschen de

5 1

menschen en begon to spreken, - Het is voor heteerst, zei hij, dat wij een uitgebreide en belangrijkeverzameling zien van van Reewijk's werk . Het moetden aandachtigen beschouwer opvallen, 'dat het gerheel de schijnbare toevalligheden van ieder doek op-heft. Voor mij althans is dit een verrassing geweest :wat ik gewoon was het grillige to noemen in vanReewijk's kunst, het niet geheel verantwoorde, dat zieik nu als een markante noodzakelijkheid . - De be-teekenis van dien laatsten zin drong onmiddellijk totMiel door; hij kon verder niet meer luisteren, maarwist dat hij dit wilde onthouden: het grillige eennoodzakelijkheid. Hoe was bet mogelijk dat eenvreemde zulke dingen zei? Toen dacht hij : bet werkopenbaart den maker en vroeg zich of, hoe hij zooplotseling aan deze woorden kwam, stonden ze inden Bijbel? Ook zei hij zichzelf, dat moeder wasweggebleven, omdat ze niet in die noodzakelijkheidwilde gelooven en voelde opnieuw den twij f el opkormen in zijn eigen hart . Die man praatte goed, vlot enovertuigend, maar deed het er iets toe voor hemzelf,,wat hij geloofde? Ernst of gril, de ernst was waar-schijnlijk beter voor den verkoop .Nu zou bet gauw uit zijn, hij maakte bet to mooi,„een eerlijk zoeker, een integre mensch." Eefje zoubet woord integre misschien niet begrijpen, ze leer-de geen Latijn. Het was ook goed, dat moeder ditalles niet hoorde . De menschen bewogen zich weer .52

Miel ving een blik op van zijn grootvader, een gum-lack en een knipoogje, hij voelde dat hij bloosde enopzij wijkend, zag hij Eefje niet meer naast zich .Voor hem stond mevrouw Brucker, een groote, f or-sche vrouw met een regelmatig gezicht .- \Vel, Michiel, zei ze, ik hoor, jij hebt grootscheplannen.Hij wist geen antwoord .- Je hebt jezeif meerderjarig verklaard, en je gaatuit huffs, het is een waagstuk, ik mag dat wel, Je klimtom zoo to zeggen in den toren, zooals die andereMichiel, was dat niet in Vlissingen?- Ja mevrouw, Haar nieuwsgierige kijken hinder-de hem, en haar overvloedige glimlach .- Je moet eens bij me komen eten, heb je al een ka-mer?Hij noemde het adres .- Och, en wat zegt je moeder daarvan?- Ze heels de kamer nog niet gezien, mevrouw .- Nee, dat begrijp ik . Is ze niet hier?Mid, die zijn blik even had laten aldwalen, werdgetrof f en door de houding van mijnheer Hendriks,den eigenaar van den kunsthandel, die met beide arrmen aan den wand omhoog reikte. Nu las hij „Verrkocht", bij het doek dat mijnheer de Kouter zijngrootvader had aanbevolen, die paarse struiken, enhet roodachtige water . Zijn hart gaf een bops .- Verkocht, zei hij, dit is al het tweede, dag me-

53

vrouw. Hij drong tusschen enkele menschen door,voelde zich verlegen om dit abrupte of scheid, stoottetegen den heer Hendriks, en vroeg : Wie heef t datding gekocht?De ander glimlachte nog uit zelf voldaanheid overzijn speech - een vrouw had hem er joist lets vleirends over gezegd - dus viel voor hem de bottevraag van den jongen uit den toon . Hij f ronste zijnwenkbrauwen. - lk weet niet of ik het zeggen mag,vraag mijnheer De Kouter .Miel wist genoeg, hij zoo het vader schrijven. Waarwas Eefje? En vanavond, zijn koff ers waren gepakt .Hij voelde een vreemde opwinding . Eefje stond te-genover de Kouter, zijn zware hand lag bij haar hals .Ze keek naar hem op, verlegen en toch geboeid, enweer zag de jongen dat heel grille vrouwelijke inhaar. Haastig zei hij :- Dus u hebt dat landschapje gekocht? bedachtmeteen, dat hij toch eerst een oogenblik de woordenvan den ander had moeten of luisteren,De Kouter keek Miel aan, zijn kleine, fletse oogenblikten scherp .- Jongmensch, je hebt een to inquisitieven toon .Zelfs, of liever joist, als gevolmachtigde van je varder moest je beleefder zijn .Miel voelde zijn neusvleugels trillen . U weet datik dat niet ben, u kunt hier alles koopen, zonder mijerin to kennen .54

De Kouter had zijn hand teruggetrokken . Eefje gingnaast haar broer staan . - Tja, dat zou ik niet graagdoen, alles koopen . Uw vader heeft zeer zeker ta-lent, maar . . . . Hij stak zijn lippen vooruit, keek be-denkelijk. Onevenwichtig, niet heelemaal serieus gernoeg . Nou jongelui, veel plezier verder. Hijdraaide zich of .De olif ant, dacht Miel, maar hij voelde dat de woorrden over zijn vader diep in hem waren gedrongen .Een oogenblik stonden hij en zijn zusje weif elend termidden van de menschen .- Zeg, zei Eefje zacht, hij was tegen mij wel aar-dig, hij zei dat ik honderd kansen zou hebben gehadom verkocht to worden, ik bedoel mijn portret .De jongen schamplachte even. Hij vond Eefje lief opdat oogenblik, maar volmaakt kinderlijk .

En erzijn niet meer dan veertig menschen, zei hij .- Nou ja ; - flu ze haar hoof d afwendde, was haarstem bijna filet to hooren . --- Het is ook pas de eerstedag .Het zaaltje werd Miel to klein, hij zag telkens me-vrouw Brucker staan, en mijnheer Hendriks en deKouter, het was hem of hij zich alle menschen totvijand moest maken . Hij wilde wel eens bij de Bruc-ker's eten, want hij zou niet altijd geld hebben, omhet zelf to betalen, en als vader hem een doekjestuurde, dan moest hij zien het mijnheer de Kouter toverkoopen . 's Zondags at hij thuis, morgen ook al?

55

dat wist hij niet, Het gekke was, dat hij en Eefje nietnaar vaders werk keken . Hij ging voor een landschapje staan, dacht : niet heelemaal serieus genoeg,waaraan ziet die kerel dat? en de kleuren heef t hijeens voornaam genoemd . De jongen keek, maar zijngedachten dwaalden af . Hij zag een omgeploegdstuk land, vette aardkluiten, violetrzwart, omhoogloopend naar den horizont ; links vooraan stond eenmand met een blauwe boezeroen erover gegooid, eneen koffiekannetje ernaast, van een heel anderekleur blauw. Hij dacht aan den trawler, waarop va-der naar Noorwegen voer, en aan de kleintjes, Wimen Doortje, die geen besef hadden van tijd en af-stand. Als vader wegbleef, wellicht voorgoed, hoezouden ze dan gaan kijken? Misschien vergaten zehem, en kon hij als eenvadervoor hen worden, hij wasimmers zooveel ouder, en maakte zich al zelfstandig .Hij staarde op de schilderij, zijn lippen weken van-een. De gedachte was zoo groot en diep, dat die hemgeheel leek to vullen, van zijn voeten tot zijn kruin,hij moest roerloos staan, om niets to verstoren. Maartoen ineens kwam het hem niet meer nieuw voor, dathij een vader wilde zijn voor de kinderen, hij was imr

mers niet naar Boskoop gegaan, om bij hen to blij-yen, en had deze kamer gehuurd, omdat . . . . Nee, omrdat het de eenige goede was. Een pracht van eenmansarde, had vader gezegd . Miel glimlachte .Mevrouw Brucker sprak hem weer aan . - Ik vind56

het mooi werk, maar wel vreemd, erg vreemd, of benik kleurenblind? Dus je komt eens bij ons eten? danzeg je het maar aan mijn man .- Graag, mevrouw, maar ik geloof dat u me lievermoet uitnoodigen .Ze keek hem aan, en hij vond haar gezicht mooi . r--r

Je bent toch niet verlegen? xk heb een dochter thuis,maar die is veel ouder dan jij en ze wil je graag leerren kennen .De heer Hendriks kwam voor hen staan met een da-me. - Dit vind ik een heel mooi ding, hoorde Mielhem zeggen ; een landschap, gezien als stilleven enhet is niet alleen begonnen om de kleur, ook om hetmachtige van het land, dat naar den horizont klimt .Mevrouw Brucker liep voort, Eefje kwam naasthem. Miel, zullen we naar huffs gaan? Hij beduidrde haar to luisteren . - Een sterk doek, zei Hendriks,volkomen verantwoord . De vrouw knikte, schoollangzaam twee passen naar rechts . - lk vertrouwdie Hendriks niet, dacht Miel . Hij voelde zich plot-seling moe . - Goed, we gaan naar huffs, zei hij, maarbleef nog staan voor de aardkluiten met de blauweboezeroen en wist niet of zijn vader een waarachtigschilder was .Buiten waren alle kleuren anders .

Miel lag in bed, en begon de dingen in de kamerwee- langzaam to onderscheiden . De wolkenhemel

57

weerkaatste flauw den lichtschijn van de avondlijkestad. Bij het to zwakke en to zeer zich verspreidendelamplicht was de kamer hem tegengevallen . Eef enHerman brachten hem, droegen ieder een koffer . Zehadden rond gekeken zonder veel to zeggen, en 1VIie1voelde hun teleurstelling .r Komen jullie morgen maar terug, een zolderkarmer moet je bij dag zien . Hij had zich ook nog nooitvan zijn leven zoo moe gevoeld .

Het is leuk, zei Eef, we kunnen er een heeleboelaan opknappen> als moeder helpen wil, --r en metSinterklaas vraag je een lamp .Ze bleven staan, de kof fers aan hun voeten, moederhad gezegd : onmiddellijk terug komen . Hem had zeeen zoen gegeven, zoo'n snort zoen waarvan je nietsvoelde. Misschien kwam ze morgen mee met dekleintjes, ze zou niet openlijk vijandig doen, daar-voor was ze to slim . Miel sloot zijn oogen; hij voeldedoor de matras heen het ijzeren geraamte van het ler

dikant. In huffs was het stilt beneden woonde de con-cierge met zijn vrouw, verder waren er kantoorloka-len en bergruimten, hij zou het altij d rustig hebben's avonds. Hij dacht zich zittend aan de tafel, onderde lamp, uren lang, hij moest werken . Stenografie,boekhouden, heel wetenschappelijk was dat allesniet, iedere boekhouding die precies en consequentwerd doorgevoerd, was goed, en ieder snelschrift,dat je zelf weer lezen kon, ook .58

.--+ Misschien houdt hij het twintig jaar vol op denkantoorstoel, net als ik, had vader gezegd . Twintigjaar leek een heel leven. Maar hij zag flu tegen allesop, doordat hij zoo moe was, en hij wist niet hoe hijmet zijn geld moest rondkomen . De kamer was be-taald, maar wanneer kreeg hij salaris? hij bezat on-geveer zeven gulden en vader was weg, hij moestzichzelf redden. Dolly zou niet vijandig doen, watkon zij nog doen? ze had hem het huffs uitgejaagddoor to kibbelen met vader . La journee des departs,15 September 1930, zulke data moest hij onthouden .Het gekke was, dat hij niet begreep wat er verderkomen zou .Op school hadden ze gedacht dat hij zou gaan stu-deeren . Kom maar eens met mij praten, had derector gezeg ; - nu had dat geen zin meer . Hij zag delaatste klasse weer voor zich, een werkelijke vriendhad hij niet gehad, maar er was een saamhoorig-heidsgevoel geweest, ja, waarachtig, al zou hij datnooit eerder hebben gevoeld, dan toch nu . En toenFreek de Vries gestorven was, en ze met elkaar naarhet kerkhof gingen. . .. Hij gooide zich weer om, zoo-dat het ledikant hevig kraakte. Die moeder had erzoo ellendig uitgezien, heelemaal in 't zwart, en zeknielde, toen de kist daalde, ze keek over den randvan het graf en gooide een bloem naar beneden, toenhaar handschoenen, toen een ring, misschien was heteen oogenblik van waanzin geweest . Maar het was

59

eigenlijk niet zoo gek, hij had er met Tonny de Geusover gesproken. Die vrouw had natuurlijk het ge~voel, dat ze haar kind nog jets wilde meegeven .- Maar heef t ze aan haar houding gedacht? vroegTonny, als er ook maar een procent pose bij was, danheef t die voor mij geen waarde meer . Tonnyy gingletteren studeeren. En Jan Mastenbroek wilde orga-nist worden, zou hij door het toelatings-examen con-servatorium zijn gekomen? Een wonderlijke vent, hijhad een meisje, van zijn twaalf de jaar af, en zei : mijnoudsten zoon noem ik Johan Sebastiaan . Hij compo-neerde ook. Ze zouden bij elkaar komen op 30 No-vember, dat was de sterf dag van Freek de Vries .Met z'n negenen waren ze geweest en vijf meisjes,maar die kenden de of spraak niet, Dus nu nog acht,bij Otto Ramscheid, een villa op het Museumplein,s avonds om acht uur . Wie niet komt, beschouwtzichzelf als verloren, had Theo Sikkesz gezegd . Zouhij gaan? dacht de jongen . Ja, waarom niet? hij wasaltij d populair geweest. En Piet Bril moest ook zijnvader opvolgen, in een assurantierzaak, en Henk deVos wend heereboer, en later burgemeester van hetondergeloopen dorp, zooals hij zelf zei, maar die hadvalsche schaamte, dat kon je aan alles merken . Nartuurlijk zou hij gaan, 30 November, en desnoodsheelemaal niet over zichzelf praten, maar de anderenterugzien, het kon leuk zijn .Weer gooide hij zich om in bed. Zou dit jets worn60

den, waarnaar hij uitkeek? Maar als de anderen hetdan vergaten? Hij moest voorzichtig zijn, liever zichnergens op verheugen, aan de reeele dingen denken :het kantoor, en deze kamer, bet leven zonder de an-deren. Een nieuw leven, toe dan maar, hij zou er zijntanden inzetten,

6 1

III

- Het hout is vochtig, zei mijnheer Brucker, en buk~to moeizaam naar den kleinen blaasbalg, waarvanhet blauwe leer met de hand bewerkt was .Mevrouw praatte alweer . Waarom moest hij juistop Vrijdag dien ellendigen haard branden, die niettrekken wilde, en zoo vroeg in het jaar, al haar koperbesloeg, dat dien middag gepoetst was . Ze sprak,moest de jongen denken, met een doodsche, machi-nale opgewektheid, de woorden schoven uit haarmond als de vellen papier uit een drukmachine, zonrder hapering, grijzewoorden op grauw papier . Hij zatin een diepen leunstoel en keek naar het rookendehout, dat even opvlamde, als het aangeblazen werd .Mevrouw bewoog langzaam door de kamer, haarbewegingen werden vertraagd door haar woorden-stroom. Kon ik maar gaan, dacht Miel, maar hij moestwachten op de kof f ie, die hem was aangeboden .- Het vorig jaar heb je pas op 2 November denhaard gestookt, want we hadden de Grotjohans, endoor de radio werd Schubert's „Allerseelen" gezonrgen. Ken je dat lied, Miel? en nu is bet nauwelijkshalf October..--r Het is de achttiende, zei mijnheer, en de avondenworden kil .Hij richtte zich op en bond Mie1 een cigaret aan .De jongen bedankte . Kort geleden had hij, na lang

62

aarzelen, goedkoope cigarettes gekocht en hadvoor-al van den geur gewalgd . Het was een avond ge-weest, waarop hij zich ongelukkig voelde, hij hadnog altij d geen sterkere lamp, hij probeerde een stukvan de Odyssee to vertalen, maar zijn hoof d bleekmoe to zijn, en toch had hij den heelen dag maar watomgehangen op kantoor. Hij koos een fragment, datop school gelezen was, maar ook in die woordenhoorde hij een leegen galm zonder beteekenis, Hijwist niet meer waar het to zoeken, hij was den vor-gen avond pas „thuis" geweest . Hem leek dat langgeleden, maar de kinderen zouden hun hoofd nietoptillen als hij binnen kwam . Toes liep hij de straatop, zei zichzelf dat hij geen cent mocht uitgeven,maar kreeg een onweerstaanbaren lust in alles, wathij achter de winkelruiten zag, brood en worst entaartjes . Hij voelde zich daar loopen als een dief,zonder doel, maar in de ban van zijn begeerte . Em-delijk

~gooide hij twee dubbeltjes in een cigarettenr

automaat, en ging naar zijn kamer terug . Van deslechte tabak was hij misselijk geworden, en de ge-dachte aan het verspilde geld hinderde hem . Vaakging hij naar bed met de woorden in zijn hoofd : morngen zal alles beter zijn-en dan was de volgende dagtoch even traag en moeilijk als de vorige . Hij hoordeniets van vader, die nu langer dan een maand wegwas . Eefje en Herman hadden een brief kaart gekre-gen, het leek niet mogelijk dat vader hem steeds yen-

63

geten zou, maar iederen morgen pijnigde hij zichmet de gedachte : er zal natuurlijk niets over de postzijn en voelde dan toch nog, diep in zich, een schrikom de werkelijkheid . Het leven ging over zijn hoof dheen en vergat hem, Dan liep hij naar kantoor, eenslapte in zijn knieen, alsof hij een oud man was . Mis-schien deugt mijn hart niet, dacht hij, het zou welkunnen zijn, dat ik plotseling stierf . En hij spon diegedachte verder uit, hij werd er heelemaal week van,met tranen achter zijn oogen . Telkens kwamen hemnadere bijzonderheden in den zin, hij dacht zelf s aanberouw van Dolly, om dien nacht, toen hij voor haarkamerdeur stond, en ze hem gezegd had : mask datje weg komt. Hij was nu weggegaan voor goed .Maar dan ineens schaamde hij zich over zijn week-heid, en hij wist dat hij voorloopig niet sterven zou .Hij wilde zijn leven groot waken, was hij niet al goedbegonnen met werk en onaf hankelijkheid? Hoeveelgeld had hij nog? vanmiddag moest hij zuinig zijn ophet eten. Hij kende dezen omzwaai van zijn gedachrten naar het geld, naar het eindeloos gerekenmet kleine getallen . In het Arbeiders Tehuis, waarhij dikwijls at, kwam een jongen die, als hij verzardigd was, zijn overgebleven aardappelen in een leegjampotje schepte en mee naar huffs nam . Dat zou hijonmogelijk kunnen doen, hij zei zichzelf dat hij weirnig trek had, als hij niet mee- dan 35 cent voor eenmaaltijd wilde besteden, en liep het restaurant uit,64

als had hij koninklijk gedineerd . En als hij bij ande-r'en at, kon hij zich niet to goed doen, Hier, bij deBrucker's, maakte mevrouw iederen hap smakeloosdoor haar zanderige woorden.Nu was ze blijkbaar de kamer uitgeloopen, en mijn-heer rookie zwijgend een cigaret . Was dit misschiennog het beste van het Ieven : een gemakkelijke stoel,en zwijgen?r•-+ Je bent toch niet ziek? vroeg mijnheer Bruckerplotseling .

Neen, waarom?De ander gooide zijn cigaret in den haard . - Omdatje niet wilt rooken .De jongen wist geen antwoord . Als hij zei : lk heb ergeen geld voor, dan was het of hij bedelde . De gerdachte aan geld maakte hem op dat oogenblik tries-tig. Veertig gulden in de maand kreeg hij van dezenman cadeau dat hij ervoor werkte, was maarschijn. Maar mijnheer Brucker zelf werkte evenmin,en verdiende Loch waarschijnlijk meer? Och nee,misschien minder, dan had hij vroeger veel verdiend,en gespaard, of zijn ouders hadden hem geld nagerlaten. Niet iedereen hoef de voortdurend to wer-ken, dat werd het yolk maar zoo ingeprent, om hetzoet to houden. Zoet, niet opstandig, tevreden. Wastevredenheid geluk? of beteekende het een toestandvan halven slaap, van verdooving, zooals hij op ditoogenblik kende?

65

Het hout was nu toch gaan vlammen, en straalde eenzengende hitte of. Hij wilde opstaan en uit dit huffswegloopen; in zijn eigen kamer zou hij de werkelijk .heid terug vinden . Hij zei: Ik wil vanavond nog wataan de stenograf ie doen .Mijnheer Brucker antwoordde niet . Even later vroeghij :

Hoor je iets van je vader?- Neen, zei de jongen, eigenlijk niet . Hij schijnt welveel to werken .- Ja? Ijverig was hij nooit, maar hij is nu een bezertene. De ijver is goed voor de mieren, maar demensch, die iets bereiken wil, werkt ook in zijn slaap .

Zou vader iets willen bereiken? vroeg Miel .- Zeker, hij wil erkend worden, zijn bestaan rechtrvaardigen. Na vinden we hem misschien nog eenprutser, een zwakkeling, straks nemen we ons petjeof en zeggen: cher maitre; daar wil je vader het heensturen.Miel voelde een kneep om zijn hart. - Ja, zei hijheesch .De deur ging open en een vrouw zei, zacht en vrienrdelijk: Goeden avond, Het was Tony Brucker . Zekwam naderbij, ze was lang en slap als een ledepop .

Is dit Michiel? de nieuwe firmant? Hoe gaat het?Hij was opgestaan en mompelde iets . Alles aan dezevrouw leek hem kostbaar, haar japon, haar schoernen, de ring aan haar vinger, haar handen ook, enhet rood-blonde haar . Vroeger, toen hij een kind

66

was, had hij haar ook eens gezien; hij vond haar flu

jonger dan toen, en veel mooier . Aarzelend bleef hijstaan .Mevrouw kwam binnen met de kof f ie. Ben je eral? vroeg ze haar dochter . - Het is niet beleefd, zoogauw weg to loopen, als je ergens hebt gegeten .Tony antwoordde niet, ze reikte de koffie rond enbegon to praten, luchtig, zacht, en toch met grooteindringendheid. Het was Miel, alsof deze vrouw alrles wist van het leven en de wereld . Ze had eenblank gezicht, en heldere, grijze oogen . Al pratendlegde ze nog wat houtblokken op het vuur, en mervrouw maakte geen aanmerking . De sfeer was voorMiel veranderd; hij wilde dat de avond duren zou,dat hij altij d dit gevoel zou hebben, veilig to zijn inde nabijheid van een ander, een volwassene, eenvrouw. Neen, waarom juist een vrouw? Hij had zijneigen moeder niet gekend, flu hij alleen woonde, zouhij haar portret ophangen, waarom had hij dat niet aleerder gedaan? Als er ooit een jongen op zijn kamerkwam, Otto Ramscheid bijvoorbeeld, dan zou hijzeggen: Dat is mijn moeder. Otto Ramscheid, diehij vijf jaar lang niet had kunnen uitstaan, maar inde zesde klas had hij wel geweten, dat hij hem eir

genlijk graag mocht. Ze hadden geen van beideneen vriend gehad . 30 November zou hij hem zien,het was nu pas October . Dat hinderde niet, zoolanghij hier zat, hij zou nu het allerergste kunnen beden-

67

ken, zonder het als groot verdriet to voelen, maarstraks en morgen . . . .Tony Brucker vroeg, of hij ook schilderde, en wathij anders in zijn vrijen tijd deed .Hij zei: Dikwijls loop ik naar huffs, en speel een beet-je met de kinderen .Ze keek hem opmerkzaam aan. 0 ja, natuurlijk,je hebt als 't ware een gezin .- Nou, nou, zei haar vader of keurend .Miel was geschrokken . Hij zag de ernstige trekkenvan Wim voor zich, en de heel jonge, vrouwelijkegestalte van Eefje. Hij zou in de toekomst misschienvoor hen moeten werken, en hij vergat het zoo vaak .Er was daar geen man in huffs, vader zou wel altij dwegblijven, en Dolly . . .. Haatte hij Dolly? eigenlijkwist hij het niet . Hoe zou een vrouw als Tony overzijn vader oordeelen? Kon ze oordeelen? hij zou hethaar nooit vragen . Hij moest een tehuis opbouwenvoor de kleintjes, maar hoe? als er in den handelniets verdiend werd en hij was pas achttien . InAmerika zou het misschien mogelijk zijn, maar inAmsterdam . . .. Het was een onderwerp voor eenfilm, als Dolly er eerst van door ging . Hoeveel film-scenario's hadden ze niet geschreven, het laatstejaar op school? Theo Sikkesz had een cahier vol enPiet Bril wist maar een onderwerp: de vrouw alsvampyr, en hij had zulke leelijke, brave zusjes .Miel zuchtte; natuurlijk dwaalden zijn gedachten68

telkens of, vanavond in bed zou hij eens probeeren,voet bij stuk to houden . „Hoe moet ik genoeg verdie-nen?" hij kon zijn patroon moeilijk na vijf weken omopslag vragen . Nu moest Tony plotseling een voor-stel doen, jets dat uitkomst bracht. Onzin, hij moestwerken, en stag voor stag opklimmen, diploma ty-pen halen, dan stenograf ie, dan boekhouden .Langzaam kwam hij overeind . r 1k moet eens naarhuffs .- Ga je al? vroeg mijnheer .Hij bedankte mevrouw voor de hartelijke ontvangst ;Tony zei dat ze hem uit zou laten . In de gang vroegze: - Hoe is 't, heb je erg het land aan het kantoorrleven?Hij antwoordde niet .r 1k doe ook werk dat ik naar vind, ging ze voort,ik moet arme menschen controleeren, omdat ze eenklein beetje steun krijgen . 1k moet allerlei dingenvragen, die ik liever niet vragen zou, dikwijls schaamik me voor mezelf, maar ik ga ermee voort, dag-in,dagruit. Ze leunde tegen een jas van haar vader, dieaan den kapstok hing . Miel keek naar haar blankegezicht en het rossig-blonde haar daarboven . - 1kzou kunnen trouwen, zei ze, maar een huwelijk is zoozelden gelukkig .De jongen draaide zijn hoed tusschen zijn vingers,hij vond het vreemd, dat Tony zoo sprak . Plotselingzei hij :

U zult nog wel eens trouwen, en stak zijn

69

hand uit. Ze glimlachte . - Wat een raar menschben ik, he? vergeet het maar. Dag . r-- Haar stemklonk week, en ze leek bedroef d .Op straat moest hij daarover denken, ze hield waar-schijnlijk van een getrouwden man . Een vrouw dieniet lief heeft, dat komt om zoo to zeggen niet voor,had Tonny de Geus eens beweerd .Zijn gedachten versprongen . In de zesde klas washeel weinig gevuilbekt, toevallig misschien, Ottomoest er niets van hebben, Cor Swart ook niet. Swartwas een wonderlijke vent, begaafd, hij droeg prachrtig voor en kon iedereen uniteeren . Maar dat deed hijniet dikwijls ; - het is een goedkoop kunstje, zei hij .Naar school en naar huffs liep hij altij d met een veeljonger broertje, dat Isaac heette . Hij kon het Swartnog hooren zeggen : Saak. Saak was een blond jog-gie met een smal gezichtje ; misschien zou Cor kunrnen begrijpen . . .. Nou ja. Miel trok met zijn schourdens . Kunnen begrijpen dat hij van de kinderen hield,maar hij zou het nooit kunnen zeggen, Eerst maareens dien 30sten November afwachten, wie weetwat daaruit voortvloeide, mogelijk kwam Cor eensbij hem, hij moest er maar niet op hopen . Uiterlijkkende hij hen allemaal zoo door en door, kende hunstem, de houding van hun hoof d. Vrienden moet jein je jeugd waken, wend er gezegd, lief st op de Fro-belschool. Hij had geen vriend, was hij een to weiniguitgesproken mensch, grauw, karakterloos? mis-70

schien wel, maar waarom had Tony Brucker zoo te~gen hem gepraat? haar lichte hoofd tegen die don-kere jas geleund . - Ik zou kunnen trouwen, maareen huwelijk is zoo zelden gelukkig . Onzin, iedereenwaagde den sprong . - Miel keek op zijn horloge.Negen uur, hij kon nog even thuis gaankijken, hoorenof er iets was van vader, en Eefje zou nog wel op zijn .Even later stak hij den sleutel in het slot en liep naarboven. De kamerdeur werd opengegooid, hij hoordegelach, en toen de luide stem van Dolly : - Ha dieMiel! De woorden deden hem onprettig aan . TanteJet was er, en een vreemde man, ze stonden alle drievoor de tafel, wilden ze juist weggaan? Hij werdvoorgesteld, luisterde niet . -Waar is Eefje?- Wij namen afscheid, zei tante jet, de groeten vanSan, die wilde wel dat hij zoo ver was als jij . Zederreen praatte nu, Miel hoorde zijn moeder zeggen : Datjorigmensch heeft nog altijd een sleutel, en die woor-den hinderden hem, hij omklemde den sleutel in zijnbroekzak. Straks zou hij dien op tafel leggen, maardan moest hij ook nooit meer terugkomen, en datverdomde hij. Tante jet stak haar arm door dien vanden vreemde, - Nu gaan we, he Joep? en knipoog-de tegen moeder .Miel bleef alleen in de kamer staan, bekeek den blan-ken sleutel . Hij gaf dien niet af, dit was het huffs vanzijn vader . Maar vader had zijn sleutel aan Hermangegeven, had gezegd: Nu ben jij de oudste zoon in

71

huffs. Toen hij Dolly hoorde terug komen, trok hijzijn hand haastig uit zijn broekzak, Kortaf vroeg hij :- Is er bericht van vader?Dolly dacht een oogenblik na. Neen, zei ze . Mielvoelde dat ze bog. Eefje kwam binnen, haar strakketrekken ontspanden zich toen ze den jongen zag .Hij merkte het, en zag ook duidelijk, dat ze bleekwas. Heb je hoof dpijn?Ze schudde nee . Ben je er al lang? Hier moeder,of u dit teekenen wilt. Ze legde volgeschreven vellenpapier op de taf el,- Alweer straf werk? vroeg Dolly .- Heelemaal niet: alweer. Ik heb u toch gezegd :dien eenen avond kon ik geen huiswerk waken. Eefje's stem klonk hard en bits. Tot Miel's verwonderring vroeg Dolly niet verder, maar nam haar vulpenen teekende .- Welken avond, Eef?Ze schokte met haar schouders : - Och, verledenweek, toen was moeder naar den Haag en eerst heef tDoortje aldoor gehuild, ik weet niet waarom, enWimhad koorts, ik heb bij zijn bed gezeten tot twaalfuur .--- Dat had je heelemaal niet moeten doen, zei Dollyrustig, maar alsof ze aan andere dingen dacht .Het kind schamplachte. - Nou, vroeger had ik hetook, en dan zat vader altij d bij me, je doet het nietvoor je plezier .72

- Het zijn gewone groeikoortsjes .- Niet waar, de kamerr wordt heel diep, je ziet alledingen klein, in de verte, net als door een omgekeerrden tooneelkijker. Het zit in je hoofd, en groeikoortsis in je beenen .

Ga nu maar naar bed, zei de moeder streng .- Nee, want nou is Miel er, en ik wil nog wat drierken .De jongen kende haar zoo niet. Vroeger was zenooit brutaal geweest, evenmin als de anderen . Tochwilde hij haar niet afvallen, hij voelde dat hij altijdhaar partij zou kiezen .Moeder schonk zwijgend thee in . Ze voelt zichschuldig, dacht Miel, anders zou ze haar wil door-drijven. Toen bedacht hij dat tame jet jarig was ge-weest, de vorige week, hij had het vergeten en moe-der was altijd diep dag naar den Haag gegaan, zoo-lang hij zich kon herinneren. Waarom moest Door-tje dan juist diep avond huilen? en Wim? Alleellende was begonnen toen vader wegging, iedereenvoelde zich natuurlijk ongelukkig, moeder ook, zewilde lachen met tame jet, maar ze zou het niet meerkunnen, niet van harte .Eef zette hard haar kopje nee- . - Die thee is koud,zei ze .- Ga dan naar bed, zei Miel, je ziet zoo bleek .Ze vroeg waar hij geweest was, en hij vertelde ; moe-der was aan de tafel gaan zitten en spreidde de kraut

73

voor zich uit . Hij kon niets zeggen over Tony Bruc-ker, alleen dat ze binnen was gekomen, en een beetjegepraat had; hij hoorde zelf hoe 'n onbelangrijk, kin-derlijk gesprek dit was .- Ik ga naar huffs, zei hij, kom maar weer eens bijme, ik denk dat ik gauw een nieuwe lamp troop .Eefje keek hem aan, - Heb je geld?--- Nee, nog niet .Nu sloeg ze plotseling haar armen om zijn hals, haarwarme adem kriebelde aan zijn oor . - Niets zeggen,maar Herman maakt een lampekap voor je met zijnfiguurzaag, en ik naai de zij, uit een oude blouse vanmoeder.

Je kunt het wel hard-op zeggen, zei Dolly strak .Miel voelde zich blozen ; het ging door hem heen, dathij de toestand hier thuis niet zoo haastig mocht beroordeelen.Even later liep hij weer buiten. We zijn allemaal onrgelukkig, dacht hij, en niemand heef t de schuld. Eef-je zit bij het bed van Wim, maar ze is zelf nog eenkind, dat bang is voor een koorts-visioen . En moe-der?Hij wist het niet. Het was gemakkelijk, haar verwij-ten to doen, maar als vader gestorven was, zou ieder-een haar beklagen, en nu . . . . Cher maitre, of eenzwakkeling en een prutser, waarschijnlijk nog hetlaatste, volgens het oordeel van de menschen en datwas hard voor moeder . Ze hoef de er zich niets van74

aan to trekken, nou ja, in ieder geval lag haar huwerlijk tegen de vlakte. Werd zooiets ooit weer goed?Miel keek omhoog, aan den strakken hemel stondende sterren, bevend van licht . Hij had het gevoel, alsofzijn hart in een leege diepte zonk . Nee, dat was nuwel voorbij, verknoeid, bedorven . Dezen zomer leekalles nog goed, een oogenblik tenminste, ze lagensamen in de wei, moeder legde haar hoof d op vadersheup. Maar vader was zeker al to lang weggeweest .Vroeger gingen de mannen in den oorlog, misschienwaren de vrouwen dan blij, in hun hart, als ze nietterug kwamen . „Frailty, thy name is woman" . Zwak-heid van karakter, ontrouw, dat altij d weer ; on-trouw .Er verschoot een ster, het was dus geen ster meer ;hij hield van de dingen, die onveranderlijk waren .Onzin, hij hield van de menschen, van Eef je, enWimen . . . . Goed, een opsomming was niet noodig, maarEef je moest niet zoo snerpend praten .Hij kwam thuis, raapte iets van den vloer op in zijnkamer, post, onder de deur doorgeschoven! Een briefen een buitenlandsche postwissel, van vader. Eenlange brief, waarachtig . - Beste jongen, nog geendoekje, ik gun me den tij d niet, wat voor je in to pakrken, ik werk, en mijn paars doet hier opgeld, van-daar het tientje . Zeg dat maar niet thuis, ze lijdendaar voorloopig nog geen honger, bovendien heb ikmoeder enkele dagen geleden een cheque gestuurd .

75

Dat is een leven hier, Miel, een prachtige, Porscheherfst, en die kleuren . Neen, ik laat me niet verleidentot een zacht glooienden heuvel met goud bruin ge-bladerte, maar de kleur van het water tusschen deharde rotsen en de visschen om de romp van onsschip .Miel voelde zijn handen trillen, hij keek op : met diehalve duisternis 's avonds zou het flu voorbij zijn .Den brief legde hij op tafel, bong er zich staandeoverheen, de kleine, maar ronde letters begonnen toverschuiven voor zijn blik, een groote druppel viel ophet papier, de inkt vloeide onmiddellijk uit . Hij be-gon door de kamer to loopen, probeerde to neurien,gooide zijn jas over een stoel . Een brief, hij had hemtog niet gelezen, vier slordige kantjes . Dus een Phi-lips' Bi-Arlita-lamp, duur, maar deugdelijk, het zouzijn stenografie ten goede komen . Hij moest zien dathij een diploma haalde, niet to lang meer zeuren, wasdat eenmaal achter den rug, dan kon hij andere din-gen doen. De kleur van het water tusschen de rotsen

er was een grijsrgroen, dat hij verrukkelijk vond .Wat een meisjesachtig woord : verrukkelijk . Hoe zeivader het ook - mijn paars doet hier opgeld?Hij greep den brief .

76

IV

Miel wist zich alleen op kantoor. Hij had dien daghard gewerkt, er was een duidelijke opleving in zarken en nooit had hij kunnen denken, dat dit hem zoo-veel vreugde geven zou . De brieven die op zijn taf ellagen lief hij door zijn handen gaan, de adressen con-troleerend, toen stond hij op om de kachel to verzorrgen. De wind drukte tegen de ruiten, deed ze evenrammelen in hun sponning. De groote roode cij f ersvan den scheurkalender keken hem aan : 30. Hij lieper heen, trok het papiertje af, toen ook het blad vanden maandkalender. December nu al, morgen. Deklok tikte, door de nauwe straat gierde de wind .Miel voelde een prettige loomheid in zijn lichaam,hij hoef de zich niet to haasten, hij wist nog niet waarhij eten zou, tegen acht uur belde hij wel aan bij Otrto Ramscheid . Hij zag de stoep voor zich, de zwaredeur, die voor hem geopend zou worden . - Is dejonge mijnheer thuis? dienstdoende vrouwen intirmideerden hem niet - maar bij Ramscheid haddenze misschien een huisknecht? hij was er nooit gerweest. Eerst zou hij langzaam naar Hendriks loopen,de zaak sloot om zeven uur . Hij had het doekje vanvader nu een week in huffs, en de kinderen haddenhet gezien. Eef zei dat ze het mooi vond, en dat hijhet niet moest verkoopen, het maakte zijn heele ka-mer anders, rijker, nee, warmer . - Lichter, had Her-

77

man spottend gezegd. Wel verkoopen, Miel, en danbij ons Sinterklaas komen vieren, anders krijgen wedit jaar niets . Moeder zegt . . .. Wim trommelde metzijn vuist op taf el . - Maar vader stuurt een pak, ofhij komt zelf over.

Wat heb je voor ons meegebracht, magogrma-gog-magoggeltje,zong Eef dansend .De herinneringbracht een glimlach op Miel's gezicht. Als de kinde-ren bij hem waren, zon hij op een middel our hen vastto houden, maar ze waren sours zoo vluchtig, zemoesten nog dit en dat, ze hadden moeder beloofd . . .Doortje had njets our mee to spelen, en Herman konniet alleen gaan zitten met een boek . Hij moest zichleeren instellen op hun komst, hun jets voorlezen, eeneindeloos lang en boeiend verhaal, maar wat?Nu zette hij het doekje op zijn schrij ftaf el, tegen eenpaar woordenboeken aan . Ben donkey schilderijtje,zwartrbruine rotswanden, een enkele spar daarop,en beneden het water, waarin een lichtscheut vielen een wonderlijke visch zichtbaar werd, tusschenlange, ijle bladstengels . Aardig dat Eefje dit zoomooi vond. Hem leek het weinig oorspronkelijk, hijherkende vaders hand niet; miste hij nu toch hetpaars?De wind loeide langs het huffs, een luchtstroom deedhem opkijken. In de open deur stond Tony Brucker,en hield haar hoof d schuin met een verwonderdenglimlach .78

Hij liep haar tegemoet. - Uw vader is al weg, weleen half uur .

Ach, zei ze, en jij bent achter gebleven, moet jegeen inkoopen doen voor Sinterklaas?Hij keek naar haar blanke gezicht tusscben bet zwartvan een f luweelen mutsje en een glanzenden bontenkraag, en vergat to antwoorden .Tony Brucker liep verder de kamer in, bet verwon-derde Miel niet, dat ze door zijn vaders scbilderijbleek to worden aangetrokken, maar hij bloosde,want hij had mijnbeer Brucker niets van dit doekjegezegd. Enkele oogenblikken keek ze ernaar zonderto praten .- Is dit nieuw? vroeg ze toen, heb jij bet gescbilrderd?--- Nee, zei hij, en bloosde nog meer, mijn vader .Ze wendde haar blikken of . - Zoo, gaat de f irmaook in olieverf bandelen? het is een aanverwant arrtikel .Hij gaf haar den uitleg : voor zeven uur wilde hij bijHendriks zijn, die indertijd iets van zijn vader hadgekocbt, maar hij geloof de dat ze niet luisterde, enhij begreep baar houding niet .Ze ging op zijn schrij f taf el zitten ; voorzicbtig nambij achter haar rug bet doekje weg . - Bevalt bet jewel op kantoor? hoe lang denk jij bet vol to hourden?Hij voelde zijn hart trillen . - 1k heb geen keus . . . .

79

en-ne., . . Neen, hij kon haar niets zeggen over dekinderen .

Dat is het juist, zei ze, je bent jong, en flu verrbeeld je je misschien dat je een man wordt door towerken en geld to verdienen. Maar je blij f t een kind,want je hebt niet mogen kiezen. En je vader reist enschildert; waarom jji niet? Ja, ik wil je opstandig marken, Je hebt een diploma typen gehaald, je wordt eenheel bruikbare kracht in de zaak, al ontbreekt het jenog aan warenkennis . Ga je met me eten in de stad,dan kunnen we verder praten.Mie1 stond voor haar, het doekje in zijn rechterhand .De hardnekkigheid, dacht hij, waarmee ze me wil la-ten schilderen. Er kwam een vreemde starheid inhem . Ik geloof niet, zei hij, dat u deze dingen hee-lemaal kunt beoordeelen, en had plotseling het gervoel, dat hij zich oefende voor dien avond, dat hij zijnmannelijkheid toonde, zijn eigen wil . Hij zette hetpaneeltje tegen den muur, trok zijn jas aan, stale debrieven bij zich . - Zoo, ik zal achter u sluiten .Tony zette haar voeten op den grond . Als hij naarhaar gekeken had, zou hij haar blos hebben gezien,nu hij niet keek, sloeg die nog feller uit . Ze liep voorhem, telkens draaide hij een lichtschakelaar om, zezeiden geen woord. Buiten woei onmiddellijk dewind tegen hen aan. Tony had zich haastig be-heerscht. Ze glimlachte en sloeg haar oogen naarhem op. - En?80

r•-r Dank voor uw uitnoodiging, zei hij, maar van-daag heb ik geen tijd ; - dag juffrouw Brucker .Toen hij eenige stappen verder was, dacht hij : ik hebhaar eenvoudig laten staan, het is onhebbelijk, maarwaarom bemoeit ze zich met me? zou ze geweten hebrben, dat ik alleen boven zat? - „Ik wil je opstandigwaken." Hm, en dan verder, daarna? Als hij gezegdhad: ik verdom het, maakte zij dan alles goed? Hijzag zich weer op zijn bloote voeten voor de kamerrdeur staan, dien nacht, de broek van zijn pyjamawas to kort, en boven, in zijn bed, lag Herman . Welwaarachtig had hij toen gekozen . Hij klemde hetschilderijtje steviger tegen zich aan. Ze bedoeldenatuurlijk: zonder dwang van de omstandigheden .Ja, kon iemand de omstandigheden ophef fen?Nu was hij benieuwd wat mijnheer Hendriks zegrgen zou, in het ergste geval lachte hij hem uit en zei :ik zit nog altijd met jets dergelijks in mijn maag . Envader had geschreven: Al to goedkoop moet je hetook niet van de hand doen, dat zou mijn reputatieschaden. Hij kon wijzen op het ongewone coloriet,en op het verrassende van die visch in het water . Dejongen schamplachte. Kostelijk, het leek een parodieop het gedaas van kunstcritici in de kraut . En tochwas het niet heelema. l gek, hij zou het kunnen verrdedigen. „Het verrassende van die visch in het wa-ter" . Het was een hobby van Theo Sikkesz geweest,jets kroms to zeggen, en to probeeren het recht to

81

praten. Zou Theo komen? hij hoopte het, maar zehadden elkaar in geen vij f maanden gezien . Nog eenpaar huizen, he, er brandde geen licht bij Hendriks .„Gesloten wegens sterlgeval". Toe maar . Het erg-ste was, dat hij nu met zijn visch bij Ramscheid moestbellen, want in het Tehuis voor Arbeiders zou hijhem wel niet verkoopen. Krankzinnig, maar hij dorstveel vanavond .Het was juist zooals hij gedacht had : een dienstmeis-je in 't zwart, met een witte Iludder op haar hoold,deed de deur open . - Is de jonge mijnheer thuis?- Ja mijnheer. Hij zette het doekje zorgvuldig neer,achterstevoren, dreigde het meis j e met zijn wij svin-ger: pas op, dat u daar niet aan komt. Ze antwoord-de niet, zei iets over de zooveelste deur in een gang,zijn hart bonsde . Nu liep hij de trap op, was iedereaanwijzing vergeten . Gelukkig brandde er overallicht, Philips' Bi-Arlita, had hij zelf ook. Nog eentrap, weer een gang met deuren, als hij in godsnaamniemand tegen kwam . Hij draaide op goed geluk eenhoek om, ha, een kaartje : Otto Ramscheid, jur . stud .Otto's stem : Binnen!Een groote kamer, twee menschen . - God, Miel!dat 's een reuze-idee .- Goeden avond, ben ik de eerste? Otto had hetvergeten.- De eerste? Verdraaid, het is dertig November .Miel stond tegenover den vreemde. - Van Reewijk.

82

- Izenburg .Otto was opgesprongen en sloeg Miel op zijn schou-der,

Prachtig, kerel, prachtig . Iez, je moet weg .Miel glimlachte, hij voelde een bijna huilende dankbaarheid . - Dat heef t geen haast, zei hij .Otto drukte een hand tegen zijn voorhoof d . - Laatme denken, heb ik alles in huffs? zijn de winkels nogopen? het is vijf minuten voor acht, Miel, je verraadtme niet .- Ik ben altijd to vroeg, zei Miel, als ik dat of leer,zal ik gauw sterven . Otto praatte al door de huis-telef oon . - Ja, ik verwacht nog een paar vrienden,kan je straks wat boven brengen? drank, ja, en cir

garen, Thee? wacht even . - Hij keek over zijnschouder . - Miel, jij thee?- Ja, veel thee en geen Schiedam .- Mooi. Thee, met water .- Bent u geheei-onthouder? vroeg Izenburg .- Nee, maar ik krijg zoo'n dorst van drinken . Hijhad het gevoel dat hij praten moest, het hinderdeniet wat of waarover, maar toevallig sprak hij nunog de waarheid ook .

En binnenin je gloeit hetals vuur, maar op zoo'n rare plek, lager dan je hart,ik kan me daar niet mee vereenigen .Izenburg lachte, en Otto kwam naar hen toe . - Wiekunnen er nog komen?- Iez, we hebben rerunie van onze kiss, we haddenhet zoo machtig aardig, ondanks de meisjes .

83

- Theo Sikkesz, zei Miel, Cor Swart .- Die zit in Leiden, is jurist en theoloog tegelijk .- Och, en wat zegt Saak daarvan?- Ik begrijp het, zei Izenburg, ik moet nu werkelijkgaan. Hij drukte Miel's hand . Als u ooit lust hebt,bij mij aan to komen . - Hij noemde zijn adres, zageen paar glanzende oogen op zich gericht .Otto begeleidde hem niet verder dan tot aan de ka-merdeur. - Een prettige vent, zei hij terugkeerend,tweederjaars .- Welk yak? vroeg Miel .- Wis- en natuurkunde .- Ja? en ik heb zoo on-exact tegen hem gekletst .Nu zag ook Otto dien stralenden blik. --- Verteleens. Maar er werd aan de deur geklopt . Theo Sikrkesz en Tonny de Geus kwamen binnen .- Hallo, lui!Er volgde een drukke begroeting .

Miel, gisteren noemde ik toevallig je naam en eenvrouw was er verrukt van, ze proefde honing enheldhaftigheid .--- Een verrukkelij ke combinatie voor een vrouw .- Maar het wordt geweldig, waar blijven de an-deren?- Zullen we den heelen avond allemaal tegelijkpraten?- Natuurlijk, daarvoor zijnwe gekomen. Een dienstrmeisje bracht thee binnen. - Een paar dagen ge-84

leden heb ik onzen rector gezien, zei Tonny de Geus,ik zag aanmerkelijk minder tegen hem op dan vroer,

ger. Idioot, in zoo'n korten tijd . . . .- Een eerste~jaars zou zich ook wel eens to veelkunnen voelen .- Nicht moglich!Miel haalde oude herinneringen op met Otto Ram-

scheid . Wat later kwamen nog Piet Bril en Jan Mas-

tenbroek binnen. De laatste droeg een donkey groenfluweelen pak.- Hij zat ergens bovenop een orgel, en speelde metzijn voeten, zei Piet, vertaal die zin in het Latijn, en

geef blijk hem to hebben begrepen . Het stemmenla-waai nam nog toe. - Stilte! riep Otto, of ik sla metde pook op tafel . Smoel houden, jullie! De afspraakis, niet waar? dat we eerst Preek de Vries zullen her-denken. Tonny, laat die flesch nog staan .- Nou ja, lui, alles goed en wel, maar de levendenhebben eischen . . . .n-•+ Laten we ieder een woord zeggen dat we karak--erisniek vinden voor Freek, Meteen nam Otto depook op. Theo Sikkesz lachte alweer met Piet Bril,en Jan Mastenbroek had zich omgedraaid. Maar hijzag Miel's oogen weer, vast en helder, en dacht :zoo heb ik hem vroeger niet gekend .Er viel een onverwachte stilte .- Eenvoud, zei Miel .Otto antwoordde snel : - Oprechtheid .

85

Nee, zei Tonny de Geus, eenvoud is beter .- Zalig zijn de armen van geest, zei Jan Masten-broek, nog altijd met of gewend hoof d . Wie begrijptdat? 1k heb een vage notie dat Freek onder hen is,maar ik weet het niet. . . .- We bedoelen toch allemaal hetzelfde, zei TheoSikkesz, iets nieuws kan ik niet meer bedenken .- De armen van geest zijn zij, die uit oprechtheidhaast geen woorden hebben . Otto draaide zich ofen legde den pook weg . - Jullie ziet : ik verdedigmijn oprechtheid.- God, ik zie nog die moeder voor me . Ze praattenweer door elkaar heen, en er was een lichte verle-genheid, die overwonnen moest worden .- Ha, lui, nu mogen we drinken!

Miel zat op den kop van den divan en hield zijnhoof d opgericht. Zijn oogleden staken door den ci-garettenrook, en om zijn slapen leek een ijzeren bandto knellen, maar hij wilde de vermoeidheid nog nietvoelen. Hij was er veel beter aan toe dan de anderen,die gedronken hadden, en die nu zoowat op dengrond lagen . Jan Mastenbroek was in slaap gevallenen snurkte zachtjes, Piet Bril lachte, en Tonny deGeus declameerde verzen . 1k studeer niet, nee ikben op kantoor. Hij merkte dat Otto, die benedenhem op den divan lag, naar hem luisterde . - Eenoude zaak, in olien en vetten, opgericht in 1741, mijn86

vader is er door zijn eerste huwelijk ingekomen . Mijnmoeder is dood. Ik heb een stief moeder, en half rbroertjes en zusjes. Maar dit tweede huwelijk houdtniet meer, en toen vader wegging, vond ik dat ik ookmaar op moest stappen. Het kantoor is heel geschikt .- Verdien je daar wat?

Ja, een kleinigheid, ik heb een kamer op de Prin-sengracht, kaal en zoo, maar dat kan goed worden,en hoef t eigenlijk niet veel beter . Snap je? mijn toe-komst ligt in 't duister, en dat is precies de goedeJigging . Heeft Mastenbroek dat meisje nog? HaarJ ohan Sebastiaan zal zoo normaal komen to liggenals mijn toekomst. Ik meen het, god, schuine praatrjes hebben we nooit veel gehouden,- Nee. Maar kan je rond komen en is dat werk nietsaai?

Ik weet het niet, bet lijkt me eigenlijk wel grappigom de menschheid van olien en vetten to voorzien,maar ik heb nog geen „warenkennis", dat heef t dedochter van mijn chef me vanmiddag verteld . Mis-schien zal ik moeten gaan proeven .- Is er een dochter? zal je de zaak erven als je methaar trouwt?Miel lachte . - Ja, wellicht, maar ik zal haar niettrouwen. Ze doet of ik haar schoothondje ben en aaitme, maar wil dat ik zal bijten .- Pas op, kerel, vrouwen zijn gevaarlijk .Nu weten we eigenlijk niet waarover we praten,

87

dacht Mie1 . Maar hij ging voort, het was hem of hijzijn woorden met rook schreef , ze hingen even bovenOtto's hoof d en vervluchtigden dan . De lucht in dekamer was broeierig en bedorven, Miel vertelde vandien zomer, dat hij naar Boskoop had gewild, wantde wei voor „De Veldbloem" zou zoo prachtig toomzoomen zijn met conif eren en heesters . Maar „DeVeldbloem" was het huffs van zijn stief -grootvader,hij was tot de ontdekking gekomen dat hij geen f a-milie had; alleen de kinderen van zijn vader, die vie-len hem als 't ware toe, zoodra zijn vader ging zwer-yen, en waarschijnlijk wegbleef voorgoed . Hij, deoudste zoon, moest zich dus onaf hankelijk makenom de opengevallen plaats to kunnen innemen, datwil zeggen : hij was geen Oedipus, met Dolly be-moeide hij zich niet .Piet Bril was overeind gekomen en ging op den randvan den divan zitten; hij bracht een geur van sterkendrank mee, die Miel uit zijn woordenroes deed ontrwaken. - Ik moet van Reewijk ook eens hoorenzwetsen, zei de jongen loom, zeg, schik jij een beetjeop. Hij porde Otto in zijn ribben . Miel kwam met eenuitgestrekten voet tusschenbeide,- Kalmpjes an, he? Ik mis Cor Swart, waarom stu-deert die in Leiden?Otto geeuwde. Hij is Remonstrant, en ze zeggen dathij theologie studeert, om de militaire dienst to ont-~gaan .88

- Wat een varken, zei Piet .Miel voelde zijn aandacht gespannen . - Nee, maardat is prachtig, Cor, die een Saak tot voorbeeld moetzijn, dat ga ik onderzoeken! Hij komt toch zeker weleens thuis, een week-end?- Waarschijnlijk, bel hem eens op .- Wat doen jullie? vroeg Piet, ik krijg natuurlijkuitstel, wegens mijn studie .Miel lachte met open mond. Piet Bril, die in de assurrantierzaak van zijn vader moest komen, heette voorrloopig nog student in de rechten .- Grinnik niet, idioot! Ik heb maar vier teenen aanmijn rechtervoet, maar daar schijn je niet op to worrden of gekeu.rd. Een neef van me gaat kleurenblind-held simuleeren, dat lijkt me gevaarlijk, weet je .Ze praatten door over dat onderwerp . Na een poosrje werd Jan Mastenbroek wakker en kroop naar dendivan . - Waarover kletsen jullie?In een anderen hoek van de groote kamer hingenTonny de Geus en Theo Sikkesz in lage stoelen, hunarmen slap naar beneden, to lui om to rooken, eenhand nog geklemd om hun leege glas, dat op dengrond stond .r--+ God, zei Jan, ik ben communist, heb met die heelerotzooi niets to waken en als bet Laatste Oordeelkomt, wag ik op het orgel spelen, maar dan zal julliewat hooren!r•••+ Ben je aangesloten bij de Communistische Partij?

89

- Natuurlijk .- En laten ze je dan ongemoeid?- Maar voel je er lets voor, of is het als de theolo-gische faculteit van Cor Swart?De jongen in het groene pak haalde zijn schoudersop. - Ik voel natuurlijk alleen voor de muziek, maarmijn vader is een overtuigd communist, en zegt datik er stellig bij zal gaan hooren . Mijn eenige angstis, dat de Gemeenschap geen orgels zal laten bow .'wen, maar zoolang ze de bestaande niet last of brerken . . . . Het kerkorgel moet worden losgemaakt vanalle godsdienstige gevoel, want dat gaat er an, in hetCommunisme. Johan Sebastiaan bijvoorbeeld, wasgoddelijk wereldsch, maar dat begrijpen de men-schen niet .- Hoor de groene boomkikker, zei Tonny de Geus,maar Theo Sikkesz hoorde niets .Mie1 haalde diep adem, drukte toen met zijn voet opOtto's schouder .- Kan hier niet wat open? ik stik bijna .- Zeker, zei Otto, als ik mag blijven liggen .Nu drong de koude nachtlucht in Miel's longen . Hijvoelde zich fel leven, hij had al deze jongens noodig,en moest dat gevoel vasthouden, niet morgen latenverslappen . De vader van Jan Mastenbroek was duscommunist, en hij kon diep Izenburg opzoeken . Amrsteldijk, welk nummer? dat vond hij wel weer. Eigen-lijk moest hij nu naar huffs gaan, morgen de olien en90

vetten proeven. Hij stond bij den divan, hoe kwamhij daar weer bovenop, over al die hoof den heen?- Zeg, Miel, mijn oude heer heeft een ding van jevader gekocht op die tentoonstelling, maar schilderrde hij vroeger ook al? ik heb er nooit van gehoord .- Welk ding?- Je kunt wel eens kijken, het hangt ergens .- Zoo. lk heb beneden nog een doekje staan, toe-vallig, dat moet ik zien to verpatsen, ja, niet aan jul-lie. Wist je dat een goed schilderij tijdelijk zijn waarrde verliezen kan, als het in een verkeerde omgevinghangt? Dat is heel merkwaardig . Hij was op dengrond gaan zitten onder het raam, een frissche luchtrstroom streek langs zijn hoof d . lk kan kou vat-ten, dacht hij, maar afkoelen niet - en hij praattevoort .

Hij was de laatste die wegging, nog altijd branddende lichten in het trappenhuis . Otto had zijn vrien-den een voor een de deur gewezen ; - de eenzaam-heid ontnuchtert, zei hij, en je stommelt dus niet . Nusloop hij onhoorbaar achter Miel aan naar beneden .Die toonde hem „de verrassende visch" zonderwoorden. Otto knikte en trok zijn wenkbrauwenwaardeerend omhoog . Hij nam het doekje in zijnhanden, drukte het bijna tegen zijn borst en hief zijnkin op, maar Miel begreep hem niet meer en glimrlachte. Toen hun gebarenspel luid dreigde to worr

91

den, deed Otto een kamerdeur open en maakte licht .- Wil je het hier laten, zei hij, dan kan ik er metvader over spreken,- Och ja, ik had het naar Hendriks willen brengen,maar. . . .- Direct naar den verbruiker is voordeeliger, zeiOtto .- Ja? Hangt hier ook dat eerste ding van mijn va-der? Miel keek om zich heen, hij had nooit een betergemeubileerde kamer gezien, alles was licht en Lochverzadigd van kleur .- Nee, zei Otto, ik weet niet waar dat is, dat zie jeeen volgend keen wel . Ik bel je dus op . Brucker, inde Warmoesstraat, heel goed .De deuren in dit huffs piepten niet . Nog op zijn tee-nen liep Miel de stoep af. Eerst een straat verdervoelde ook hij de ontnuchtering door het alleenrzijn .

Den volgenden morgen herinnerde het kantoorlo-kaal hem aan het bezoek van Tony, maar hij wildedaar niet aan denken. Mijnheer Brucker belde op enzei dat hij wat later kwam, tegen elf uur, Miel moestmaar beginners de post door to nemen, en zien wathij verder doers kon .Hij ging aan zijn schrij f taf el zitten en sneed de brieryen open, Tot zijn verwondering werd hij niet of rgeleid door al wat hij den vorigen avond had ge-praat en gehoord, maar tot een ding keerde hij telr92

kens terug : hi) wilde mijnheer Brucker vragen . . ., enhier stokten zijn gedachten. Hij wist heel goed wathij vragen wilde, maar de verwoording was moeilijk .- ,,Of het ook dienstig kon zijn, dat hij op de hoog-te kwam van hun handelsrartikel" . - Nee, hetwoord „handels-artikel" stuitte hem togen de borst .„Wat hij doen moest, om warenrkennis to verkrijgen" . Maar dat kionk to vaag . „Hoe kan ik onzekoopwaar leeren kennen?" dat was beter, maar ei-genlijk zou hij het lief st over olien en vetten praten,hij hield van die woorden, ze klonken zoo reeel . Hijliep met enkele bestellingen naar den magazijn-knecht, lief zich kruiken en eaten wijzen . Er hieldeen vrachtrauto stil voor hun deur, een dozijn man-den, waarin groote glazen f lesschen stonden, werdof geladen en in hun kelders geborgen, Miel teekenrde de vrachtbrieven, hield daarna zijn eersten onder-zoekingshochi door alle opslagruimten . De kelderswaren schemerrduister en bijna leeg. Hier en daarstonden wat oude, half vergane manden, ook was ereen groote weegschaal, met ijzeren gewichten. Heteigenlijke pakhuis lag gelijkvloers ; de terrier kef te,toen Miel daar zonder den knecht doorliep . Hij wil~de her beest aanhalen, maar Barrels kwam naar hemtoe . - Past u op, mijnheer, hij is valsch, hij zal aanu moeten wennen .- Is een terrier beter dan een poes? vroeg Miel,- Ja, voor de ratten ; hij bijt ze dood. Vroeger had-

93

den we twee terriers, de oude heef t uw vader eensgebeten, weet u dat nog?- Nee. Kwam vader dikwijls hier beneden?- Haast nooit, daardoor kende het dier hem niet. Jemoet maar doen of hij niet bestaat, dan went hij hetgauwst, net als kleine kinderen .- Ik zal iederen dag even komen kijken, zei Miel .Toen hielp hij Bartels met het klaarmaken van deverzending . Hij was een beetje bang voor den hond,en zei zichzelf dat hij evenmin slag had met dieren alszijn vader. Maar het rondneuzen in het magazijnboeide hem . Hij liep opzettelijk nog eens naar hetachterhuis, voelde den terrier op zijn hielen en moestzich bedwingen, niet met zijn voeten terug to slaan .In een rommeligen hoek, temidden van houtwol,stond een groote aarden kruik, geel-achtig, geglarzuurd, maar met een grijze stof laag bedekt . Met zijnwijsvinger trok de jongen een geultje door het stof,de gloed van het glazuur verraste hem . Toen nam hijde kruik op, de terrier gromde, en droeg hem voorzich uit . - Bartels, is er ook een stof doek?- In die kruik, zei Bartels, is eens heele f ijne Fran-sche olij f olie geweest, die hebben we bij uitzonderring in halve fleschjes verkocht .

Zoo; ik zou hem mee naar boven willen nemen, hijis niet leelijk,- Ga uw gang, mijnheer. De man wreef nog eenslangs de kruik met de moues van zijn jasje en op dat94

oogenblik dacht Miel : ik zou hem willen schilderen .Maar dan moest hij weer ergens in den kelder staan,met wat stroo eromheen, en een klein raampje erbo-yen. Schilderen, kon hij dat?Hij nam de kruik op en liep weg, hij voelde een heelnieuwe, en hevige ontroering .Tegen hall twaall kwam de heer Brucker . - Zoo,heb jij wat kunnen doers?Miel gal hem de post . - En ik ben beneden ge-weest, zei hij .- Dat begrijp ik, wat moet die kruik?- Och, niets, ik vond het een mooi ding .- Je kunt hem mee naar huffs nemen, als je wilt,maar hier breek ik er mijn beenen over .- Goed mijnheer, graag .- Zoo, heb je daar beneden rondgekeken met eenschildersoog, of . . . .- 1k heb nog nooit geschilderd .- Dat vraag ik je niet ; je zoudt ermee kunnen be-ginner .- 1k wilde liever beginners met jets a1 to weten vanolien en vetten .De heer Brucker keek hem doordringend aan .- Hm, ik ben vandaag uit mijn humeur, als jij menou nog voor den gek houdt ook, dan wordt het erniet beter op .---1k houd u niet voor den gek . Tot zijn eigen ver-wondering voelde de jongen zich niet terneergesla~

95

gen door den toon van den ander . Hij hield ook rus-tig diens blik uit, hij wist niet dat zijn eigen oogenglansden, zooals ze het den vorigen avond haddengedaan.- Hoor eens, Miel, ik heb twee zoons, dat weet jewel, ze zijn beiden ingenieur en zitten ver van meaf, bovendien bemoeien ze zich niet met hun vader .Ik heb er dus niets op tegen jou in de zaak op toleiden, en je die perslot heelemaal over to dragen,maar die woorden „olien en vetten", die mag je nietmet eenige minachting, zelfs niet met lichte spotuitspreken, dat zijn goede, eerlijke woorden, ergaardsch, en daardoor ook weer niet aardsch, kos-telijk, heilig zelf s, denk maar aan de Gezalf de desHeeren. Niet dat ik mijn zaken doe met godsdienrstige overwegingen, ik doe ze alleen heel nuchteren reeel, begrij p je, en ik zou willen dat jij ze ook zoodeed. Dan mag je voor mijn part op een goeden dagwegloopen en schilderen, of God weet wat doen,maar dan ben je tot op dat oogenblik een goed zarkenman geweest . En ik wil niets ten nadeele van jevader zeggen, maar als hij denkt dat hij is weggeloo-pen van de olien en vetten, kept hij zichzelf niet.Het bleef een oogenblik stil . Miel had graag zijnhand willen uitsteken, om de hand van den ander todrukken, maar hij dorst niet goed . Hij wist niet of hijdat laatste, over zijn vader, wel begrepen had, maarde rest des to beter. Mijnheer Brucker zei „Fetten",96

met een f, hijzelf deed dat ook . Dat wilde hij flu welzeggen, maar misschien viel dat niet in goede aarde .Het was moeilijk, een ander to doen gelooven, datje zonder eenigen spot over olien en vetten sprak entoch was het zoo .- Ga nu maar naar huffs, kof f iedrinken en kom van-middag terug .Miel bleef onbewegelijk staan, maar wist niets tozeggen .- Wat wilde je, wat wilde je ook? onze koopwaarbestudeeren?r•-+ Ja, mijnheer .Brucker nam een boek van zijn bureau .

Alsje-blief t, begin dat to lezen. Miel nam het boek aan enlas den titel : „Technologic der Oele and Fette" .- Je hoef t het niet alles uit je hoof d to leeren, maarje moet het begrijpen, en er practische kennis uit opr

diepen .- Ja mijnheer.Nu stak Brucker zijn hand uit en 1Vfiel greep diehaastig .- Goed zoo. De oogen van den jongen bevielenhem. - Maar vergeet niet to eten, voegde hij erbij .

Dien dag werd er niet opgebeld door Otto Ram-scheid, ook den volgenden dag niet . Miel zei zich-zelf:Otto is een beschaafd enheelwellevend mensch,hij heeft dien avond aan zijn oude schoolmakkers

97

gewijd, omdat het was afgesproken, maar flu is hijons allemaal weer vergeten, en hij heel t honderd anrdere dingen to doen. Het was hem duidelijk, dat hijOtto niets kwalijk wilde nemen, maar dan dacht hijweer aan het doekje van zijn vader, dat moest daarergens in huffs rondzwerven en telkens in het oogvallen .Den vierden dag gebeurde het, dat mijnheer Bruckerdoor de telefoon zei : Zeker, wacht u een oogenblik,en opkijkend: Miel, voor jou.Hij hoorde Otto's stem : Ik had het dit keer niet verrgeten, maar mijn vader was op refs, den volgendendag, dus had het geen zin, je op to bellen . Wat of jehebben moet voor dat doekje. Nou? zeg maar wat .- Ik weer niet, zei Miel, hoe vind je vader het?Nu was er een korte aarzeling aan Otto's kant . -0, goed, geloof ik, wel een f ijn ding . Wi! je eroverkomen praten? Ja, vanavond, als je precies om halfacht zoudt kunnen komen .Het werd een heel ander bezoek aan het huffs op hetMuseumplein dan de eerste maal . De groote werk-kamer van den heer Ramscheid bleek vol schilderijento hangen; in een aangrenzende serre, die helder ver-licht was, zag Miel de beide doekjes van zijn vader .Het eene was een riviergezicht, donkey, grauwigpaars, de heer Ramscheid zag hem daarvoor staan .- Zoo, van Reewijk, ik heb helaas maar een oogenrblik. Je kijkt naar dat water, ik vind de metaalkleur98

ervan zoo goed, somber, onheilspellend, je vader

moet wel volop een romanticus zijn, fk bied je honrderd gulden voor dat nieuwe werkje en dan heb ik

voorloopig genoeg schilderijen .- u hebt er veel, zei Mie1, en voelde dat hij zich

aan het snelle tempo van den ander niet kon aan-

passen .- Ja, er gaat wel eens jets af, als er iemand jubi-

leert, bijvoorbeeld, Zullen we de koop sluiten?- Graag. Hij teekende een ontvangbewijs, pakteeen biljet van honderd gulden aan, en stond aarze-lend bij het schrij f bureau. lets moest hij nog zeggen,dacht hij, jets neutraals, dat Loch niet onnoozelklonk, jets van dank, maar als tusschen gelijken .- lk ben heel blij met djt doekje, zei de ander, als

je je vader schrij f t, wil je dat wel zeggen? Hij liepweer naar de serre, Miel volgde hem . De compositieis misschien niet zoo gelukkig, het valt wat uiteen in

boven- en onderstuk, die spar op de rots, en benedende visch, maar dat geef t ook jets verrassends .De jongen voelde zich plotseling blij . - Ja, zei hij .Ze praatten nog even voort, toen kwam Otto bin-nen .- Miel, het spijt me, ik heb vanavond debating-

club .Het hjndert niet, dacht Mid, al zou ik hier noon meer

komen. Hij nam of scheid. Als ik je ooit met jets

van dienst kan zijn, hoorde hij zich toevoegen . Otto

99

liep met hem mee naar de buitendeur.Tot ziens, heb je al een poging gedaan bij Swart?

Och nee, het heeft Been haast.Hij liep buiten . Het duurde nog even voor het tothem doordrong dat hij honderd gulden bezat .

1 00

v

Miel kwam uit de Universiteits-bibliotheek, een Za-terdagmiddag in Maart, en weer ademde hij diepde zonnige lentelucht . Hij voelde voldoening om de-ze uren van toegewijde aandacht en genoot van hetlevendig en helder stadsbeeld. Er vlogen meeuwenboven het water, musschen twetterden in de fijnetakken van een nog winterschen iep . Langzaam ginghij voort, enkele zinnen herhalend uit het laatst gerlezen boek. De scheikunde boeide hem . Hij was erbijna van vorenraf-aan mee begonnen, toen het hembleek, dat hij de grondslagen niet voldoende kende .Bij deze studie vergeleken, dacht hij, was de steno-grafie een spelletje voor kinderen, en nog kon de gerdachte hem verontrusten, dat Tony Brucker hem hadmoeten wijzen op zijn totaal gebrek aan vakkennis .Maar nu zou hij zichzelf verder helpen, hij begreeptenminste dat hij economie moest studeeren, wat so-dale aardrijkskunde, wat biologie, de handel inolien en vetten leidde gelukkig tot velerlei . 0f zijnvader dit wel had ingezien?Hij besloot, nog niet naar zijn kamer to gaan, maareen uurtje in de Cineac to zitten, daarna to eten, endan de kinderen op to zoeken . Het was gewoontegeworden, dat hij Zaterdagsavonds thuis kwam, eneen enkele maal bracht hij iets lekkers mee . Met hetnieuwe jaar had hij opslag gekregen, hij verdiende

101

flu 50 gulden in de maand, maar had nogal eens eenextra'tje: vader stuurde een postwissel, of Bruckergaf hem een fool, zooals enkele weken geleden, toenhij zijn diploma stenograf ie had gehaald . Hij moestnatuurlijk altijd zulnig zijn, en had gemerkt, dat gelduitgeven prettig was, onverschillig wat je ervoorkreeg, het bloote neertellen van geld: alsjeblieft . Hetgaf zelfvertrouwen, wellicht ook een machtsgevoel .Hm, die beide waren dan wel heel goedkoop in dewereld? Hij liep de Cineac binnen, de deur ging opendoor zijn nadering. Hij voelde lust, naar links enrechts genadiglijk to buigen, want ook dit gafmachtsgevoel, ,a raison van 15 cent, dacht hij grinnikend. Het wereldnieuws boeide hem, onderwijidacht hij erover ; of hij voor de film zou kunnen speclen. Zijn f iguur was goed, maar zijn gezicht? „Pretrtig door gewoonheid",had opa deKierk eensgezegd,en Dolly had daarmee ingestemd. Hij wist niet of dateen aanbeveling zou zijn . Natuurlijk dacht hij nieternstig over de film, hij werd handelsman, hij zoueens trouwen, een eigen gezin hebben . Van die ge-dachte schrok hij Loch even, Ten eerste waren er dekinderen van zijn vader, voor wie hij later zou wil-len zorgen en dan, er moest nog zoo veel gebeuren .Die dienstplicht zat hem dwars . Hij had zich lateninschrijven, want als hij geweigerd had en burger-dienst kreeg, dan zou hij maandenlang van kantoorweg zijn. Nu hoopte hij to worden of gekeurd om zijn1 02

linkerarm, dien hij niet heelemaal kon strekken .Wees onzen ouden huisdokter dankbaar, had vadergeschreven, dat hij dien gebroken arm indertij d zooslecht gezet heef t, en word niet onnoodig martelaar .Hij wist hoe die woorden door zijn hoof d kondenspoken en trachtte zijn aandacht to bepalen tot dewisselende beelden op het doek .Toen hij weer buiten kwam, was het donkey geworrden, en van de eerste voorjaarsmildheid viel nietsmeer to bespeuren . In het Tehuis voor Arbeiders athij haastig, hij verlangde plotseling naar de kind&yen. Onderweg voelde hij, dat hij nog wel jets meerhad willen eten, uit zuinigheid had hij geen toespijsgenomen. Maar het was Zaterdagavond, gewoon-lijk gaf moeder dan krentebrood bij de thee .Nu stak hij den sleutel in het slot, en voelde een vol-doening om de werkweek, die achter hem lag . In degang bleef alles nog stil . Onwillekeurig trommeldehij even op de kamerdeur, voor hij binnen liep .In de huiskamer was niemand. Hij draaide het lichtaan, de taf el was opgeruimd, in het midden stondeen vacs met bloemen, gele trompetrnarcissen, Zezullen wel gauw thuiskomen, dacht Miel. Hij hingzijn jas op, nam de versche avondkrant, die hij opeen zijtaf eltje zag liggen . Hij vond dat de kamer ergezellig uitzag, de kinderen hebben het toch niet zooslecht, ging het door hem heen .Toen hij een minuut of tien had zitten lezen, hoorde

1 03

hij Dolly zingen . Het geluid kwam uit de zijkamer,waar zij sliep . Een hooge haal, zonder woorden -ennog een. Het klonk onnatuurlijk, dacht de jongen ;hij herinnerde zich niet, haar ooit vroeger to hebbenhooren zingen . Waarom had ze hem niet dadelijklets toegeroepen? ze moest hem hebben hooren bin-nenkomen. En waren de kinderen met elkaar uit? Hijbleef aan de taf el zitten, maar las niet meer, eenoogenblik voelde hij het bloed suizen in zijn slapen .Nu ging de deur open en Dolly kwam binnen . Zezag er vreemd uit, dacht hij, haar japon paste bij hetongewone van haar schelle zingen .- Miel, vroeg ze, waarom zit jij hier?Hij wist niet dadelijk een antwoord, maar voeldedat er lets gebeurd was .

De kinderen eten bij opa, ik heb een brief je bij jelaten bezorgen om je dat to zeggen .

0, ik ben sinds vanmiddag twee uur niet op mijnkamer geweest . Hij wilde denken : er is niets bijzon-ders, maar kon niet goed .Dolly lachte even. - Waarom kijk je me zoo aan?)a, ik draag een nieuwe japon, ik had gedacht van-avond vrij to zijn, alleen in huffs, heel rustig .Maar hij zag aan haar, dat ze niet rustig was, zestond stil tusschen de taf el en de deur, alsof ze luis-terde; liep toen rond, verzette een stoel .

De kinderen komen toch zeker gauw terug, zei hij .- Dat weet ik niet; ja, een uur of negen, misschien,

1 04

ze worden met een auto thuis gebracht . Je begrijpt:opa moet spelletjes met hen doen . En ze praatte nogdoor, over halma en ganzebord .Miel dacht: Ze hebben geen poging gedaan om mijmee to krijgen, ik wist van niets, ze zijn met hun vie-ren gegaan, Zou Eefje niet gezegd hebben : MagMiel ook komen? Hardop zei hij : - Opa is toch nietjarig, wel?- Nee, zei Dolly, ze zijn zonder eenige aanleidinguitgenoodigd en ze lachte weer, maar hield plotserling op. 1k wilde nog even uit, een paar bood-schappen in de buurt, daarom had ik je gezegd, wegto blijven .- Goed, zei de jongen, ik zal gaan. Maar, verlegenmet zijn houding, sloeg hij de kraut nog eens open,bekeek de foto-paging .- Veel tij d heb ik niet meer .Miel verschoof zijn stoel . Op dat oogenblik dacht hijaan den stillen avond op zijn kamer, en aan de luid-ruchtige thuiskomst van de kinderen, maar Dolly'slaatste woorden hadden hem voldoende gewaarrschuwd. Hij liep de gang in, ze kwam hem achterna .- Gaat u zoover met me mee?- Nee, ik wacht tot je weg bent .Hij zag dat ze naar iets keek, naar zijn hand? Hij hadeen vreemden hoed van den kapstok genomen endien had hij daarstraks ook al zien hangen, maartoen was dat niet tot hem doorgedrongen .

1 05

- Neen, zei hij, dat is mijn hoed niet en hij wist datDolly bloosde. Hij stond daar en had het gevoel alsrof zijn gedachten elkaar besprongen . Hij tastte inzijn zak, greep den huissleutel . Schichtig, langs Dol-ly heen, liep hij de kamer weer in, legde den sleutelop tafel, veegde zijn klamme hand of aan zijn broek .Dolly was sprakeloos, hij zag den bins tot diep inhaar hals, walgde piotseling van haar vurige gezichten haar mooie, glanzende japon . Nu liep hij de trapaf, voelde zijn voeten over den kokoslooper glijden,de laatste treden roetschte hij naar omlaag, en be-reikte de deur. Buiten gekomen stond hij stil op dentrottoirrand en keek omhoog. Ja, er brandde licht inde slaapkamer . Hij trok rukkend zijn schouders op .Hm, ze moest het zelf weten, misschien wist vaderhet ook al . Ze had dus een minnaar, vader had ookschuld. Maar zij, hoe dorst ze tegenover de kinderren, Eefje, die zestien was geworden, die de luchtvan dien man zou ruiken in haar moeders slaapkamer .Ze had het mooi uitgepikt en nu had hij geen sleutelmeer, hoe moest dat in 't vervolg? Liet hij de kinde-ren aan haar over?, was opa in het complot?, diejuichte zooiets waarschijnlijk toe. Als hij er heenging, en dien ouden schuinsmarcheerder eens dewaarheid zei? maar hij speelde flu ganzebord met dekinderen. Morgen dan . 0 God, hij wist wel dat hijniet gaan zou, wat had hij met Dolly to waken? Jetsanders was, dat hij niet heelemaal wijken moest, tern1 06

wille van de kinderen, hij moest blijven komen, aanrbellen, desnoods ook ganzebord spelen met de klein-tjes, nooit over trouwen denken . Mijnheer Bruckernam wel een villa'tje in Hilversum, als hij zich vol-doende inwerkte in de zaak . Vanmiddag had hijtoch nog goed gestudeerd, het kwam alles wel in or-de, maar hij moest natuurlijk veel meer verdienen .Voor den militairen dienst liet hij zich of keuren, metCor Swart praten had geen zin meer. Toch zou hijgraag met iemand praten, Otto Ramscheid? Alsdiens vader dat schilderijtje niet gekocht had, nu zouhet zijn of hij weer kwam bedelen, Bovendien . . . . Hijschokte met zijn schouders, had het vage besef dathij met een jongen van zijn eigen leeftijd alleen maarkwaad kon spreken, en zoo'n beetje modderen insexueele dingen, als overspel en onbevredigde verrlangens .Toen hij op zijn kamer was gekomen, ging hij lang-uit op het divanbed liggen . Otto was eenmaal bijhem geweest, had hem van allerlei beloof d voor derze kamer, een studeerlamp, die hij zelf missen kon,een luien stoel. Misschien kwam dat nooit . Ottovond het „reuze", dat hij zich zelf standig had ge-maakt, maar begreep waarschijnlijk niet heelemaalwat het inhield. Waarmee eigenlijk had Dolly haarschuld bekend, met haar bios, of haar zwijgen? Mid-den op taf el lag nog haar brief je, dat zou hij ook weleens lezen, hij wist, woordelijk bijna, hoe het luidde .

1 07

Ze had een gevaarlijk spel gespeeld, en had het ver-loren. Of misschien was ze onbeschaamd genoeg omhet niet als verloren to beschouwen . Miel zou welzwij gen en anders? aan de verhouding met vaderwas haar zeker niets meer gelegen? Plotseling dachthij aan het brief je dat ze op „De Veldbloem" ge-schreven had : „jaap, doe jij maar, dan doe ik ookmaar." De jongen schamplachte. Het was dus zoo-jets als een eerlijke of spraak geworden tusschen hen .Maar vader ging weg om to schilderen, en zij namrustig een anderen man . De kinderen eten bij opa,maar wat wist opa? Niet dat het er veel toe deed, hijstond flu toch overal buiten . Vader had deze kamermet hem gehuurd, die wist dus dat ook hij de kinderren in den steek lief. Maar vader kon niet weten datDolly een minnaar had . Hij .sprong op en scheurdehaar brief je open . „Lieve Miel" . Stel je voor : LieveMiel, de slang .,, Je moest vanavond maar niet komen,de kinderen eten bij opa . Het is een heel f eest voorze, ze komen vanavond last in een auto thuis . Wel-licht ben ik ook even weg . Gaat het goed? Moeder ."Misschien was het Coeval, de komst van dien kerel .Een oogenblik voelde hij zijn twij f el, toen dacht hijtriest, dat hij maar steeds denken moest : wat kan hetme schelen .Er werd aan de deur geklopt . Bent u thuis? er zijntwee heeren voor u, en ze dragen wat naar boven .Het bleken Otto en Izenburg to zijn .1 08

- Hallo, eindelijk de beloofde spullen, een zwijntje,dat je thuis bent .Miel kon de goede houding niet onmiddellijk vinden,hij stond wat verwezen in de kamerdeur. Otto zagde spanning in zijn gezicht . - Kerel, je hoef t niet toschrikken, het is maar een oud taf eltje . Toe Iez, pakaan .- Storen we? vroeg Izenburg .- Ga mee, je kunt ook wel wat dragen . Er is nogeen grappig klein kastje, daar stop je boorden in . Zeliepen snel de trappen of. Miel dacht aan die laatstetreden, hoe hij was uitgesuld over den stuggen loo-per. Voor het huffs stond een oude auto . Ze begon-nen uit to laden ; een luien stoel, een ouderwetsch lardenkastje, een studeerlamp .- Heb je die wagen ervoor gehuurd? vroeg Miel enprobeerde door die gewone woorden in een neutralestemming to komen,- Nee, het is een oudje, dat onze chauffeur in zijnvrijen tijd gebruikt . Otto droeg het kastje met hemnaar boven, en ze verzetten het na elkaar, lachend,waar ze meenden dat het het beste stond . Wat zijnwe een kinderen, dacht Miel, maar toen zag hij in-eens dat zijn kamer behagelijker was geworden . Hijschoof de gordijnen dicht voor de kleine raampjes,er zwol jets in zijn borst, hij dacht dat hij zijn levenzou kunnen waken buiten Dolly, zelf s buiten zijn va-der om .

1 09

Met een lack bedankte hij Otto, vroeg aan Izenburgof hij niet jaloersch was .- Lieve Miel, zei Otto, en verontschuldigde zichhaastig, ik ben onbeschof t, lees de aanhef van eenbrief, maar je hebt die open laten liggen,- Duvelt niet, zei Miel, een krabbeltje van mijnmoeder.- Een mooie hand .

Ja. Ze praatten nu over graphologie ; Otto bleekdaar belang in to stellen,, hij gaf de beide andereneen lesje, gebruikte nu ongevraagd het brief je vanDolly als studiermateriaal. Ze moesten eens weten,dacht Miel, en tot zijn verwondering voelde hij zichgevleid door Otto's gunstig oordeel over Dolly's ka-rakter. Ze had f antasie en f ierheid . - Jij beminthaar misschien niet, beste kerel, maar dan ben jebevooroordeeld door de klank van het woord : stiefrmoeder.-0, zei Miel glimlachend, ik kende haar lang voor-dat ik het woord stiefmoeder had gehoord .Otto keek hem onderzoekend aan . - Ik weet niet,Miel, of die solidariteit met je vader to verdedigen is .- Hij words een goed advocaat, zei Iez, was rechtis, leers hij krom praten .Otto vroeg plotseling of ze lust hadden in een biorscope. Miel f ronste zijn wenkbrauwen . - Nog meerdrama's? zei hij, en bloosde . Hij zag zichzelf weerstaan met dien hoed van den ander in zijn hand . Wat1 1 0

een misselijk goedkoope truc, dacht hij, Dolly heefteen kwartier genomen om haar houding to bepalen,ze heef t zich zorgvuldig aangekleed, maar vergeetzijn kleeren van den kapstok to nemen .- Drama's van het witte doek lijken nooit op dewerkelijkheid, zei Otto, daardoor kan je er zoo rus-tig naar kijken . Gaan we?- Ik niet, zei Miel en trachtte de prop in zijn keelweg to slikken . - Het lijktweer de dag dat ik op dezekamer gekomen ben, toen was ik ook zoo waanzin-nig moe. Hij bloosde opnieuw, want hij had het zelf rbeklag in zijn stem gehoord. Haastig stond hij op enliep naar het ladenkastje . - Het is een pracht vaneen meubel, ik ben er ontzettend mee in mijn schik . 0zeg, op Zaterdagavond krij g ik nooit thee, wantdan hoor ik er niet to zijn, ik ben een beest van eengastheer .- Morgen kan je uitslapen, zei Izenburg .Morgen Zondag, ging het door Miel heen, en als dekinderen niet uit zichzelf komen, dan kan ik hen nietgaan halen . Hil ' besef to plotseling, wat de breuk metDolly beteekende, hij stond geisoleerd, hij had nietsvan zijn vader gehoord, den laatsten tijd, hij voeldezich een verlaten kind. Er liep een traan langs zijnwang, hij trachtte zich nog to beheerschen, maar konniet en stond daar boven het ladenkastje to huilen .Na een oogenblik voelde hij een hand op zijn schou-der.

Kerel, wat is er gebeurd? kan je het niet ver-1 1 1

tellen? aan een van ons, bijvoorbeeld aan Iez? danzal ik weggaan en ik zal het je nooit kwalijk nemen .Hij werd plotseling weer kalm . - Het is niet zooveelbijzonders, jullie zoudt er misschien om lachen .- Eerst vertellen, zei Izenburg .Hij liep terug naar de tafel . Kijk, je moet beden-ken dat je, als je alleen bent, de dingen onzinnig felvoelt, maar dat begrijpen jullie niet .- Zeg nou eerst, zoo kort mogelijk, wat er ge-beurd is .Hij vertelde, had het gevoel dat hij Dolly onrechtdeed en dorst de anderen niet aan to kijken .Toen hij zweeg, bleef het een oogenblik stil . Hij wasbang voor hun woorden . - Het is misschien krankrzinnig dat ik daarom huil, maar zie je, ze is toch altij dmijn moeder geweest, ik bedoel : zoolang ik me kanherinneren .- Je hebt natuurlijk van haar gehouden, zei Izenrburg .Otto zei, en bloosde : - Je houdt waarschijnlijk nogvan haar, anders zou je je dit niet zoo aantrekken .Mid voelde zich volstroomen van dankbaarheid,maar toen glimlachte hij en wist dat hij toch alleenstond .Wat later liep hij met Izenburg mee op. Otto hadzich nog uit den wagen gebogen, en had gezegd : Ganaar bed, Miel, maar hij antwoordde : de buitenluchtdoet me goed. Hij had een gevoel alsof hij ziek was

1 1 2

geweest en nu beterde . Een poosje liepen ze zwij-gend; toen begon Miel over de scheikunde to praten,en de ander ging daar levendig op in, Dit gesprek, alloopend door de avondlijke stad, kreeg voor Mieleen groote bekoring . Hij voelde dat hij zijn laatstekrachten gebruikte, maar hij won een vriend en werdeen volledig mensch : na het verdriet kwam de troostvan het zuiver verstandelijke praten . Izenburg wistmeer van de chemie aI dan hij, en bond hem boekenaan. Ze bespraken glimlachend de ideale opleidingvan een handelaar in olien en vetten . Onderwiji konMiel zijn moeheid bijna niet meer verbergen . Een-maal stond hij stil bij een brugleuning en keek naarhet donkere water .

Ik had daareven een visioen,zei hij, van een bed als een groote zomerwolk . Dolly,dat is mijn stielmoeder, schijnt een wapen to hantee-ren dat onuitsprekelijk loom maakt, wij menschenlaten toch oak wel vreemde reacties zien .Izenburg antwoordde : We zijn nu dicht bij mijn huffs,je zoudt in mijn bed kunnen slapen, dan ga ik terugnaar het jouwe. Ze stonden naast elkaar en haddenhun armen op de leuning gelegd .- Wel nee, ik keer straks om . ---r Nu zwegen ze eenoogenblik .--- Otto is een goeie vent, ging Miel voort, misschienis hij zells to goed, ik bedoel : zal hij ooit rekeningleeren houden met „de booze wergild?"- Ja, zei Izenburg, hij heels een aangeboren hoog-

113

hartigheid, die hem beschermt. Ik heb eens bijge-woond, hoe hij iemandwegkeek, die hem to na kwam .Later vroeg een ander: wat heb je op den kerel te-gen? hij is wel grappig ; maar Otto last zich nietenteren .- Ik heb zes jaar noodig gehad, zei Miel peinzend,om hem nader to komen, en wat waren we voor jog-gies, in 't begin . Ik weet flu dat ik zijn hooghartig-heid onuitstaanbaar heb gevonden,- Dat kan ik me voorstellen .Er liepen twee meisjes achter hen langs . - Niet in 'twater springen, hoor, zei de een, en de ander lachte .De jonge mannen bleven angstvallig zwijgen . Toende meisjes buiten hun gehoor waren, zei Miel :- Wat een zorgelooze kinderen, Hij richtte zich open liep verder.Na een poosje zei Izenburg: - Ik heb een zusjethuis, dat heel dikwijls mijn stemmingen raadt, ikschrik er sours van, maar zij blij f t er altij d goeds-moeds onder . Ze zal bijvoorbeeld merken dat ik som-ber ben, maar dat tilt ze niet zwaar . Ken jij dat ge-voel, dat het alles zoo zijn moet als het is?- Jawel, zei Miel, en hoopte dat de ander door zoupraten .- Een vrouw heeft dikwijls veel intuitie, maar wei-nig begrip. Door het eerste kan ze je verrukken, endoor het tweede stelt ze teleur . Denk eens dat jetrouwt met een vrouw als Greetje, ze weerspiegelt

1 1 4

alles, en je voelt je beantwoord, maar het volgendoogenblik is alles weer uitgewischt .Miel dacht aan Dolly . - Natuurlijk zijn niet allevrouwen zoo, zei hij aarzelend .- Nee, dat zijn de beste; gevoelig, maar ondiep .Hun ziel is gauw weer glad gestreken, klaar voornieuwe indrukken ; het is niet zoo gek . Ik ben bangdat je nooit meer buiten het vrouwelijke kunt, als jeeenmaal een vrouw gekend hebt .Miel zweeg - hij vond dat Iez nu liever niet verdermoest gaan met zijn overwegingen. Een oogenbliklater stonden ze stil voor zijn huffs .- Woon je hier? nou, ik kom later wel eens .De ander ontsloot de deur . Je bent moe, ga even meenaar binnen.Het was een klein heerenhuis, dat ze betraden . In degang stond een groote klok, die gedempt tikte . Terrwijl Miel zijn jas ophing, zag hij zijn gezicht in eenspiegel, het was vaalrbleek, en droeg een verschrikrto uitdrukking. Een oogenblik was het hem of hijduizelde en zichzell verloor, maar hij hoorde Izenrburg zeggen: Ga binnen - en hij liep een lichte karmer in. Een brandende lamp hing boven een rondetalel ; hij zag een blond meisje, dat hem aankeek, entoen iets misprijzends had in haar gezicht . Eenoogenblik later zat hij tusschen haar en haar moederin. Er werd hem wijn aangeboden, waarvoor hij be-dankte .

1 1 5

- We gaan jets kinderachtigs drinken, zei Iez, bij-voorbeeld anijsmelk .Het meisje vroeg : Is mijnheer van Reewijk nog eenkind?- Vanavond wel, zei Miel, ik begrijp tenminste niet,dat ik zoo last mag opblijven . Hij zag dat de klok opden schoorsteenmantel tien uur wees .Het meisje lachte met een hoog vogelgeluidje .- Wij zeiden vroeger: Er is feest aan het Hof, numogen alle kinderen een uur langer opblijven, weetje nog, Luut? Maar eigenlijk ziet hij er uit als denieuwsgierige grins uit het sprookje, die alle gehei-men van de hof dames had of geluisterd .- Greet, zei mevrouw, ga eens warme melk halen .Greet stond op, maar keek Miel nog haastig evenaan, hij zag haar oogen glanzen . Toen ze de kameruit was, begon mevrouw over het boek to praten, datvoor haar lag, ze las er zelf s een stukje uit voor . Hetwas in het Duitsch geschreven, herinnerde Miel zichlater, maar jets meer onthield hij er niet van . Hij wil'de weg uit dit huffs, hij wist niet of hij het gorgelendelachen van Greet aardig vond of of stootend, maarwel voelde hij duidelijk, dat het alles hem to veelwerd . Toch kon hij niet laten naar het meisje to kijrken, zoodra ze weer binnen was gekomen . Ze wasklein en tenger, de korte news vormde een lijn methet voorhoof d. Haar blonde haar was kort geknipt,en toch had ze niets jongensachtigs . Haar wangen1 1 6

waren rond en blozend, haar lippen boogvormig .1kvind haar niet mooi, dacht Miel, maar ze heef t jetsbijzonders. Hoe oud zou ze zijn? ze is een volwassenvrouw bij Eefje vergeleken ; twee en twintig mis~schien? dap is ze to oud voor mij .Ze zette een kop anijsmelk voor hem neer . - Alsje~blieft, Ze droeg een ring met een schitterenden steep,en haar vingers waren heel f ijn en rozig . Toen hijvan de warme, geurende melk dronk, had hij hetwonderlijke gevoel, dat hij jets van haar naar binnenkreeg . Wat een onzin, dacht hij, en zette haastig denkop weer neer . De blos die hem naar het hoof d steeg,brandde zoo hevig, dat hij de opwelling voelde, zichto verontschuldigen, maar hij bleef zwijgend zitten,hoorde als in een droom het gesprek naast zich voortrgaan,- Luut, brand j e bekkie niet, het is zoo warm .- Waarom schenk je het niet wat minder heet?Ze lachte weer. - De geur is het f elst bij een tempe-ratuur van 100 graden, en je drinkt dit om de geur .Mevrouw vroeg hem of zijn vader nog steeds op refswas.- Ja mevrouw, ik weet niet of hij weer thuis zal ko-men.- Dat denk ik toch wel, zei ze, een kunstenaar kanook naar zijn kinderen verlangen .Hij dacht aan de kleintjes, Wim en Doortje . Mor-gen wilde hij hen zien, het was bijna morgen, hij

1 1 7

moest naar huffs, natuurlijk zou hij dit meisje weervergeten. Hij wilde opstaan, maar zag den nog vollen kop met anijsmelk.- Stel je voor, zei Greet, dat zooiets niet afkoelde .Hij dacht aan die woorden, toen hij een uur later inzijn bed lag .

1 1 8

VI

Miel nam zijn hoed af . - Dag juffrouw Brucker,hartelijk dank voor den avond . Ze keek hem aan,moest hij denken, met den glimlach van een oudevrouw .- Dag jongen, dank voor je gezelschap . Ik zal derol spelen, die jij me toebedeelt . Ze bukte overdre-yen diep en stapte haastig in de wachtende auto, Hijnoemde den chauffeur haar adres, en begon voort toloopen. Eigenlijk een verloren avond, dacht hij enf ronste zijn wenkbrauwen, maar wat had hij anderskunnen doen dan haar volgen? Ze was hem van kan-toor komen halen, ze aten bij Kras, heel lekker, maarwat gaf hij daarom? ze keken er naar het dansen .Hij had niet gevraagd of zij dansen wilde, had zedaarop gehoopt? maar hij was geen gigolo en boven-diep had hij er niet de minste lust in gevoeld .Hij liep met groote stappen, verlangend naar zijn karmer.Qtto was niet meer bij hem geweest, rinds die meurbeltjes er stonden ; Iez wel, maar ze namen ieder eenboek en verdiepten zich daarin, ze konden niet altij dover een brugleuning hangen en over vrouwen prarten. Dat zusje van Iez was een jong kind, achttienjaar, vroolijk als een sijsje. Trip, trip, ging ze doorhaar kooitje en zong, want ze besefte haar gebon-denheid niet, het enge van haar leven, daar in die

1 1 9

huiskamer, naast haar moeder. Dan werd Eefje amders groot, alle wanden waren zoo langzamerhandweggeslagen, een vader die zwierf, en een moederdie overspel pleegde.Hij trok met zijn schouders en verhaastte nog zijnpas. Als de kinderen flu maar niet bij hem waren ge-weest, terwijl hij met Tony Brucker in de bioscoopzat. Hij zou in 't vervolg altijd een uitvlucht zoekenals ze kwam, of eenvoudig zeggen dat hij werkenmoest. De gedachte aan haar irriteerde hem, hij konhet toch niet helpen, dat ze geen man had? en ze wasto oud voor hem, al vond hij de kleuren van haar gerzicht prachtig . 0 God, natuurlijk had ze wee- overzijn „schilderen" gepraat, hij had een oude oliekruikmee naar huffs genomen, was het een goed ding gerworden?- Wat bedoelt u? zei hij, het is nog altijd hetzelfdeding, een f orsche kruik, - hij gebaarde met zijn hanrden .- Ja, heb je er nog geen stilleven van gemaakt?Haar oogen waren werkelijk groen, en haar wimpersdonkey. Hij dacht plotseling, dat hij haar gezicht opde kruik kon schilderen, verwrongen als in een lach-spiegel; en haar die dan sturen . Natuurlijk zou hijhet niet doen, hij was geen kwajongen meer . Lieverzou hij een krijtteekening van haar waken, ze hadeen grooten kop, breede wangen en een hoog voor-hoof d, heel merkwaardig, en de kleuren waren tee- .

1 20

Het verwonderde hem eigenlijk, dat hij zijn vadernooit over haar had hooren spreken, maar vader hadheel weinig portretten gemaakt tot nog toe . Eefjetegen den witten muur, - en dat was geen portret inden eigenlijken zin . Vader beheerschte de techniekniet volkomen, toch was hij ook geen dilettant meer .lemand die vrouw en kinderen in den steek liet omto schilderen, het waren de allures van een Holbein,maar bij een waarachtig kunstenaar viel het accentanders, dan zei je: hij volgde zijn roeping .-Miel hadzijn huffs bereikt. Nou ja, dacht hij, deze praatjes kenik. Dat hij zijn vader veroordeelde, was niets nieuwsvoor hem, toch stak het hem altij d weer .Er was een brief onder zijn kamerdeur geschovenvan Eef j e, dus toch! Waarom hen je niet thuis? lashij, zit je weer bij dat lachende meisje? Ik heb mevreeselijk gerept met mijn huiswerk, om naar je toeto mogen. Waarom kom je nooit meer? heb je ruziegehad met moeder? Waarover? Kom vooral Zaterrdagavond. Eef .Hij glimlachte om de woorden : dat lachende meisje,toen dacht hij : wat weet Eef van ruzie? en wat wetende anderen? Herman bijvoorbeeld . Hij zou nooit verrgeten, dat Herman bij hem in bed was gekropen enflu waren de kinderen alleen met Dolly . Als hij nogthuis was, zou ze zich niet zoo kunnen laten gaanmet dien vreemden man, maar hij was geen politie-agent. Zeden-politie, dacht hij schamper . Hij steun-

121

de zijn hoof d in zijn handen, Kom vooral Zaterdag-avond. Neen, hij zou niet komen, Maar hij had nogwat geld, en de maand was bijna om, hij zou de kin-deren bij zich vragen, hen tracteeren . Niet eraandenken dat Dolly dan bet huis voor zich had en veinliger dan dien eersten keer, zelf s vader kon haar nietbetrappen.Weer overdacht hij dien avond, bet ongeloof lijkevan dien hoed aan den kapstok en hoe bet hem plot-seling was ingevallen, zijn sleutel of to geven . Hijhad sindsdien niet aan zijn vader kunnen schrijven,en hij was eenzaam geweest . Hij zou aan een ver-standig mensch willen vragen : wat moet ik doen te-gen de eenzaamheid? is er iets dat of doende helpt?Dat deed zelfs de nabijheid van Izenburg niet, ten-minste niet altijd . Maar Zaterdagavond moesten dekinderen komen, al zou Dolly een bordeel wakenvan bet huis .Plotseling dacht hij : Ze is misschien ook eenzaam.Hij zat daar aan de taf el, en er ging een stroom vandroefheid door hem been . Hij haatte Dolly niet, zewas ook maar een vrouw, hij bedoelde : een mensch .Ze moest natuurlijk aan haar kinderen denken, maarin een normaal huwelijk veronderstelde de vrouwook wel eens dat haar kinderen sliepen en haar nietnoodig hadden . Hij had met Iez over sexueele din-gen gepraat. De sexueele omgang is zooiets als etenen drinken, had Iez gezegd, hij geef t niet meer ge-1 22

not, en wordt ook gewoonlijk niet hooger aangesla^gen. Als je jong bent, denk je je het veel to uitzon-derlijk en to romantisch . Lees eens een eerlijk, man-nelijk boek, dan leer je die dingen in de juiste ver-houding zien .- lk weet het niet, had hij gezegd-ik weet het niet .

Jij denkt aan „liefde", dat is heel wat anders .Toen hadden ze weer gezwegen .- Ja, hij dacht dat Dolly dien man lief had, dat zehem met andere oogen zag dan alle andere manners,dat ze naar hem verlangde, haar armen om zijn halssloeg, zoodra hij voor haar stond. Misschien had zevader al lang geschreven, en zouden ze binnenkortgescheiden zijn. En dan? Miel staarde voor zich uit,ver over de taf el gebogen . Ja, God, die kinderenwerden wel groot, de ouders konden zich daar te-genwoordig niet to veel om bekreunen, ze haddenhun eigen rechten. ,,We hebben nu lang genoeg gercoquetteerd met „het kind", had hij grootvader eenshooren zeggen, ja, bij welke gelegenheid was datook geweest? Eefje's oogen hadden vol tranen ge-staan. Gecoquetteerd - hm, maar „het kind" liefgehad? -misschien moest die periode nog beginners,zooals het Christendom nog altij d beginners moest .Hij dacht aan Wim en Doortje, de kleintjes, datgroote achterhoof d van Wim en Doortje's tengerlijf je . Vader had de kinderen wel gemakkelijk opge-geven. Och, zijn gedachten keerden altijd tot het-

1 23

zelfde terug, hij zou naar bed gaan en slapen . Watwist hij van vader?Een week later vond hij een brief kaart onder zijndeur geschoven. Gretig las hij vaders woorden : Miel,ik ben al dicht bij huffs, je weet niet hoe wonderlijkdat is, na zooveel zwerven . Kom je me of halen metde rest? 1k stuur nog een telegram hoe last precies iker zijn zal . Groet Brucker van me, en last hij je, zoonoodig, vrij-af geven .Hij voelde blij dschap, maar wist meteen, en scherp,dat dat laatste zinnetje daaraan al jets had bedor-yen. Hij was geen kind meer, dat vrij-af kreeg, va-der begreep zijn leven niet, de moeilijkheden, maarvooral: den ernst ervan. Miel klemde zijn lippen opelkaar, las de woorden opnieuw . Groet Brucker vanme, hij wist dat hij dat niet doen zou . Hij liet vaderniet toe tot zijn leven daar op kantoor, zijn werk,hetzelf de werk, dat vader voor iets beters had gerruild . Hem was het goed genoeg, als hij er zijn broodmee kon verdienen. Gisteren had Brucker gezegddat de zaak opleef de . - Mogelijk wel door jouwenergie. En het wonderlijke was, dat het meerderewerk nog nauwelijks meer tijd kostte, zoodat hij zichging afvragen, hoeveel hij wel op een dag zou kunrnen verzetten . Vader zou hem misschien om dezebelangstelling uitlachen, evenals Tony Brucker .Goed, hij zou daar in 't vervolg rekening mee hou-den .1 24

Nu stond hij op en nam een van zijn studieboekenter hand .Den volgenden morgen om een uur of elf belde Do!-'ly op . - Miel, vaders trein komt om 4 .28, de kinderren kunnen dan joist aan bet station zijn, als ze zorrgen niet to hoeven schoolblijven . En jij?r-•r 1k natuurlijk niet, zei hij haastig .- Hm, beelemaal onmogelijk? Maar kom dan eten .- Graag. Zoodra hij dat gezegd had, schrok hij .Het bleef een oogenblik stil .

Tja, zei Dolly toen,ik had liever gewild dat jij mee ging, met het oog opde kleintjes .De jongen voelde een aarzeling . - Eef kan toch welop Doortje passen ..-*r Och ja. Haar stem klonk ineens onverschillig.Nou, kom maar niet to last .Hij legde den hoorn neer. Mijnheer Brucker zat aanhet bureau waarop de telef oon stond . Miel liet zichontvallen: vader komt vanmiddag thuis . Meteen hadhij er spijt van .'-•• + Zoo, zei Brucker langzaam, komt hij terug . Erwas verwondering in zijn toon en een lichte afkeurring. Miel antwoordde niet, maar liep naar zijn eigenschrijftafel. Daar legde hij een vel wit papier voorzich, waarop hij ging staren . Wat bedoelde Bruc-ker? moest vader maar blijven zwerven, onder dendoem van niet to mogen landen? Waarom? Mis-schien zoo zijn terugkomst wel moeilijkheden geven,

125

maar het kon ook zijn, dat vader al op de hoogte wasen hij de eerste stappen zou doen voor eeri scheiding .Moesten de kinderen het dan ook dadelijk weten?Maar ze moesten hem niet vragen wie er gelijk had!Nu zou hij weer werken . 4 uur 28, de kinderen zourden zich reppen uit school, hij zag hen op het don-kere perron staan in hun lichte zomerkleeren, eenaarzelend troepje, - en als hij dan kwam aanloopen,zouden ze gerustgesteld glimlachen. Maar hij zouniet komen,- Miel, zei mijnheer Brucker, kom eens hier .Hij schrok op als uit een Broom .- Wil je een antwoord schrijven op deze brief?Eerst een klad, natuurlijk, maar doe het zelf standig .Hij reikte Miel een langen, Franschen brief over .Probeer 't eens, je mag er den heelen Bag over doen .- Ja mijnheer. Het beeld van de wachtende kinderren was weggevaagd .Om zes uur stond hij voor het oude huffs en geboodzichzelf : aanbellen, maar deed het nog niet . Eersttoen hij bedacht had, Bat hij naar omhoog kon roe-pen: Zijn ze er? en dan wel iets tot antwoord zouhooren, gaf hij het signaal .Herman deed open, riep op zijn vraag : Joe! en bleefniet op hem wachten . Miel voelde zijn hart kloppen,hij wist plotseling Bat hij to last kwam, Bat het eerstevreugdeschuim al zou zijn neergeslagen, maar hadgeen tijd, daar langer over to denken . Nu ging hij1 26

binnen en zag dat zijn vader was veranderd, nogmagerder geworden, en nog meer verweerd .- Hallo, Miel, hoe staat het leven? Vaders handdruk was krachtig . De jongen merkte dat hij bloosdevan blijdschap, maar het volgend oogenblik voeldehij zich teleurgesteld, want vaders blik was alweerTangs hem gegleden. De kinderen praatten alle viertegelijk; Dolly kwam binnen en zette een schaal opde gedekte taf el . - Zoo, zei ze, is mijn laatste klan-tje gekomen? Miel wist niet hoe hij haar groetenmoest, en dus zei hij niets, maar onwillekeurig ginghij op de plaats staan waar hij altijd aan taf el hadgezeten. - Kom, kinderen!- Is alles goed gegaan op het station? vroeg Miel .Dolly antwoordde : - Dat denk ik wel, want ik heber niets over gehoord .Ze schoven flu hun stoelen aan, - Hoe vind je datvader eruit ziet?Die vraag kon alleen maar voor hem bedoeld zijn,dacht de jongen .- Och, zei hij, - slecht .Dolly uitte een klein, schamper lachje .

Omdat hijwager is .- Nee, zei Miel, en verwonderde zich haastig overde f elheid van zijn gevoel, - toch niet ; het is moeilijkto zeggen, misschien ligt het aan de oogen .- Maar je moet niet zoo nauwkeurig kijken, zei vanReewijk, moeder bedoelt : oppervlakkig gezien .

1 27

.•• •r Oppervlakkig gezien bent u van brons, zei Her-man.Het gesprek werd algemeen, de vader vertelde vanzijn reizen, Het bleek dat hij zijn kof f ers nog niet ge-opend had, daarmee had hij gewacht tot zijn oudstezoon erbij zou zijn . - Maar veel bijzonders heb ikniet, zei hij, een heeleboel vuil ondergoed, dat ik aanmoeders reinigende handen geef, denk eraan: „laveren f amille" - en daartusschen ligt een enkel snuiste-rijtje. Miel moet wachten op mijn kisten met werk,ik heb weinig verkocht den laatsten tij d .- En eerst ging het zoo goed? vroeg Dolly .--- Eerst geld als water, zei Herman luid, toen wa-ter inplaats van brandewijn.- Juist , zei van Reewijk, dat is zeker een mopje vangrootvader?Miel zag dat hij bleek werd, de kinderen lachten .- Hebt u veel gewerkt?- Ja, toch niet zoo heel veel, ik had niet altij d derechte lust.- Dat wil, hoop ik, nog niet zeggen : verkeerde lus-ten? vroeg Dolly strak,Hoe durf t ze? dacht Miel. Hij zag dat zijn vader hemaankeek met opgetrokken wenkbrauwen, en hij wilrde zijn blikken in bedwang houden, dat hij niet Eef-je's oogen zou zien . Als een vrouw door de maddergaat, had Iez tegen hem gezegd, blijf t er altijd wataan haar kleven .1 28

- Miel, vroeg Wim, mocht je niet weg van kan-toor?Hij was het kind dankbaar voor die of leiding. lkheb het niet gevraagd, kerel ; kantoor is anders danschool, zie je .- Hij heef t zich daar al onmisbaar gemaakt, zeiDolly.- Dan heef t hij het verder gebracht dan ik.r--+ He, laten we nou weer prettig gaan praten, zeiWim, en bong zijn hoofd over zijn bord, als our hetgelach van de ouderen over zich heen to laten gaan .Miel knikte hem toe, hij dacht op dat oogenblik dathij van Wim het allermeeste hield .- Kom, jullie eten niet .- Het eten is niet zoo erg lekker, zei Doortje .- Jullie zijn verwend. Als je, zooals ik, dagen langniets anders kreeg dan gedroogde visch met hardbrood - en het yolk leef de sours nog van minder .- Alleen de visch? of alleen het brood? vroeg Eef je .- Jij bent in ongeloof lijk korten tij d een nest gewor-den, zei Miel, en schrok, nu hij aan de woorden vanWim dacht. Moest vaders thuiskomst dan in alleopzichten mislukken?- En jij een ouwe heer .- Stil jongens, zei Dolly, en lachte even, fk ben hetniet meer gewend, ook die oudste zoon van je to moe-ten verbieden .r--+ Nee, die verbiedt gewoonlijk zichzelf, maar als

1 29

hij het vergeet, dan mag zelfs u het nog doen .-Wimgaf hem een trap onder taf el, het deed hem pijn,maar hij beheerschte zich . - Vader, hoe was uwlaatste refs? van waar tot waar?- Van Helsingfors naar Hamburg, dat kostte meook bijna mijn laatste duiten .---1k heb nog wel een spaarpot, zei Doortje .

Maar grootvader, zei Wim ernstig, geef t nietmeer zooveel als vroeger .Dolly lachte . - Aan mij wel, Wim .Het kind keek verheugd op . Ook Miel had gehoord,dat Dolly's stem ineens veel warmer had geklonken .Het dessert kwam op taf el. Vader vertelde van eenbedelaar in Finland, die hem ten eten had genoordigd, toen hij merkte dat die vreemde mijnheer welverf had, maar geen geld .- En een goede maaltijd, gebraden kapoentjes metrinsche wijn . - Werken heb ik niet geleerd, had debedelaar gezegd, maar gierig zal ik nooit worden .

Vertelt u nog eens van die boerenvrouw? vroegWim.- De vrouw die mijn schilderij van haar varkens zoomooi vond? en ze heef t het doekje gekocht ook, hethangt in haar keuken .- Paarse varkens? vroeg Miel,- Mooie rote, ze graasden onder een bloeiendenappelboom .,--- En de vrouw zei . . . . begon Wim.1 30

Van Reewijk vulde aan : - u moet wel een goedmensch zijn, dat u mijn beesten zoo mooi kunt schilrderen. Dat bedoel je toch, vent? Toen ben ik danook dien heelen verderen dag een goed mensch gerweest.- In de oogen van de varkens? vroeg Dolly-of vande boerin?- Vrouw, je moet me niet zoo afvallen .Miel schrok. Vader weet niets, dacht hij, en plotse-ling ging het door hem heen dat moeder misschienniet van plan was hem jets to vertellen .Dolly lachte. - Maar zoolang je schilderijen ver-koopt aan de boeren, wanhoop ik nog niet aan jezakenwerstand.Kortaf zei van Reewijk : Miel doet de taken beterdan ik .Toen stond hij op en haalde een valies uit de gang .De kinderen gooiden hun servetjes neer, drongenzich om hun vader, alleen Miel en Dolly bleven zitten .- Wij zijn de verwachtingloozen, Miel .Hij antwoordde : - u krij gt de vuile wasch .Van Reewijk hief even zijn hoof d op . - Moederweet nog niet wat ze krij gt .- Toe vader, zei Doortje dringend . Hij begon hetvalies uit to pakken .Miel zette zijn ellebogen op taf el . - Sinds wanneerheeft Eef die jongenskop? vroeg hij .

1 3 1

Dolly antwoordde : - Al een poosje, maar jij komtzoo zelden meer hier .Zijn hart begon to bonzen . - Sinds ik geen sleutelmeer heb . . . .

Je kunt altijd aanbellen,- Als u me dan altijd wilt toeroepen of de kinderenthuis zijn .- Goed. Kom je alleen voor alle vier boven, of ookvoor drie, twee, misschien zelf s voor een?- Ja, ook voor een. Het was hem of ze een spelletjespeelden, opwindend, gevaarlijk, alsof ieder oogen-blik het wapen van de tegenpartij hem tref f en kon tus-schen zijn schouderbladen . En hij wist datvader luis-terde, ook al praatten de kleintjes flu alien tegelijk .- lk zal eraan denken . Het is natuurlijk gemakke-lijker dat Eef je jouw sleutel heeft, ze gaat en komteenige malen per dag .Het was Miel alsof Dolly haar geheim bijna nietmeer verzwijgen kon ; hij bong zijn hoof d. Maar flukwam het eerste geschenkje bloot : een groote vogelvan Deensch aardewerk, - een reiger, zei Herman,die de vogels kende. Het was voor Eefje, en ze liethet haar moeder zien . Wim kreeg een boekje in berrkebast gebonden, hij drukte het aan zijn hart . Toenkeken Miel en Dolly elkaar glimlachend aan, enplotseling vond de jongen haar gezicht mooi, en anrders dan gewoonlijk . Ze stond op en begon de taf elto ordenen .1 32

Een oogenblik later riepen de kinderen om een spel-letje .

De jongen was om half tien naar huffs gegaan . Hijhad gemerkt, dat zijn vader moe was, en ook zag hijer tegenop met hem en Dolly alleen in de kamer toblijven. Nu lag hij in bed en kon niet slapen. Vanden Westertoren zeilden de dreunende klokkesla-gen door de lucht, Miel telde er twaalf . Hierna zouhet stiller worden, tot drie maal toe een enkele slag,en als hij zich ging verwarren in den tij d, dan sliephij bijna in .Hij dacht aan de schilderij, die hij zou krijgen, enaan wien hij hem ditmaal verkoopen zou . Gemakke-lijk zou dat wel niet gaan, flu vader zelf tientallendoeken overhield. Door zijn terugkomst-neen, nietzeggen - bedierf hij hier de marks.Er werd gebeld, lang aanhoudend . Miel bleef dood-stil liggen en staarde in het duister; was kon datzijn? een inbreker, die probeerde of het huffs berwaakt werd? Misschien sliepen Joosen en zijnvrouwwel heel vast . \Veer sneed de electrische bel doorde stilte. Het zou vader kunnen zijn, dacht Mieleensklaps, en stond al naast zijn bed . Hij wilde zoogauw mogelijk beneden komen, lief st voor de con-cierge jets merkte . Zijn handen beef den, en zijn spie-ren waren plotseling zoo stij f, alsof hij een oud manwas. Voorzichtig opende hij de kamerdeur, tastte

1 33

naar de schakelaar en vond die niet, bedacht toendat hij links inplaats van rechts had gegrepen . Alskind was ik links, ging het door hem heen . Hij hoopto beneden to zijn voor er opnieuw gebeld werd, endat lukte ook . Nu schoof hij de grendels van de deur .-1k ben het, Miel, hoorde hij zijn vader zeggen. Zestonden tegenover elkaar .- Sluit de deur weer goed of .De jongen deed het ; daarna liepen ze zwijgend naarboven. Toen ze de zolderkamer waren binnen gergaan, vroeg van Reewijk : - Was je nog wakker?

Ja, zei Miel, en deed zi>jn jasje uit, maar bedachtzich en trok het weer aan . - Wilt u in mijn bed sla-pen?- Graag, Maar jij dan?De jongen keek om zich heen . - 0, ik, - het is gerlukkig niet koud .- Nee, het is zelf s een heel mooie avond, maar ikben moe .- Gaat u dan meteen liggen, ik neem die stoel .Maar ze gingen naast elkaar op het bed zitten . Weleen minuut lang wachtten ze op elkaars woorden .Toen zei van Reewijk : - Misschien begreep je weldat ik komen zou, ik kon niet goed een andere morgelijkheid bedenken, een hotel, maar ik heb geengeld meer, bovendien zijn de hotels in Amsterdamaltijd vol .De jongen wist daarop niets to antwoorden .1 34

- Er is ook een Tehuis voor Dakloozen, maar datlijkt me zoo luguber . 1k ben in Stockholm in zoo'nding geweest . - Hollandsche schilder, waarschijn-lijk geen Rembrandt, zei de directeur . Maar daarkwam ik vroeg aan, want dien dag was ik koortsig ;de dokter heeft een zee'tje van me gekocht, toen konik weer even voort .1k heb veel meegemaakt, en nuwil moeder niet meer met me naar bed . Gelukkigpraat ze niet over een scheiding, wie zou dat moetenbetalen? haar minnaar is een getrouwd man. Jij hadthet me kunnen schrijven, maar ik begrijp wel dat jedat niet gedaan hebt. Ja jongen, zoo zijn de vrou-wen; we zijn vij Mien jaar bij elkaar geweest, en inminder dan een jaar neemt ze een ander . Ze zegtnatuurlijk dat ik haar heb opgegeven, ik weet nietwanneer ik dat zou gedaan hebben . Mag een manniet meer reizen? en ik heb haar telkens geschreven,ik heb geld gestuurd, als ik het kon doen . Ze zegtdat ze al lang niet meer van me houdt, omdat ik eenslecht handelsman ben geweest, en toen een slechtschilder ben geworden . Ze wil een man hebben dieuitblinkt in zijn yak en zij wil uitblinken als minnarres. God, dat vind ik prachtig, maar ze praat haarzuster na, alleen heeft Jet geen kans gezien, en Dollywas een verlaten vrouw! Een verlaten vrouw, stel jevoor. Heb jij je ook een verlaten zoon gevoeld?De jongen bloosde . - Ja, sours wel, zei hij met moei~te. Zijn mondholte was droog als zand .

1 35

- Goed, zei van Reewijk ; maar jij bent zoo jong,achttien jaar!

Negentien .- En jij zit hier inderdaad alleen, maar een vrouwals Dolly. . . . En toch heb ik haar geen verwijten ge-maakt, ik hen er zeker van dat Jet haar heeft opgerstookt. Een zoo bloed-warme vrouw als jij, ik hoordat. En hoe zouden vrouwen elkaar kennen op datpunt? ze kennen zichzelf niet eens en als ze er metelkaar over praten, dan liegen ze . Ja jongen. . . .En het is ook de leef tij d, Dolly is twee en veertig ; zeheef t zich goed gehouden vanavond, maar ik kreegden indruk dat ze al begint to weifelen, Weet je, dediepere oorzaak van alles is mijn f inancieele ontoerreikendheid . Dolly wil geen armoe lij den, en als zezich van mij of keert, zal haar vader helpen .- Ze moet toch ook voor de kinderen zorgen, zeiMiel blozend .- Natuurlijk, ik neem het haar niet kwalijk . Maarals ik met een buidel geld was thuisgekomen, had ikhaar morgen terug. Ik ken de vrouwen . En waarmoet ze mijn kunstenaarschap anders aan of metendan aan mijn verdiensten? Geld is tastbaar, Miel, enik heb op het oogenblik nog maar de fractie van eengulden. Ergens, aan het grensstation misschien, staanmijn kisten met schilderijen, die zal ik zonder geldzelfs niet kennen inlossen. Maar daar vind ik welwat op, morgen, als ik eerst eens geslapen heb . - Hij1 36

geeuwde, Je weet niet hoe afmattend zoo'n refs is,en die noordelijke landen zijn zoo enorm groot, je be-seft een oneindig aantal mogelijkheden, en denkt dotje noon weer thuis komt . Dat is heel vreemd, allegrenzen vallen weg, ook die van de dood, je wordtde eeuwige zwerver. En geen voorspoed bekoort jemeer, want er moet altijd tegenspoed op volgen .- u hebt toch een pooslang goed verdiend? vroegde jongen . Hij trachtte zijn lippen not to waken metzijn tong, maar die was nog altijd zoo droog alsleer ..--r Ja, in 't begin, toen was ook alles nog anders,want ik dacht steeds over naar huffs gaan ; maar langrzamerhand raakte ik het contact met mijn vroegereleven kwijt. Niet dot ik mijn kinderen vergat, maarik ging denken dot jullie me konden missen .Sours dacht ik: Ben ik nu zoo eenzelvig geworden?Maar dot is het niet, juist niet. Als je schildert, Miel,en heel veel buiten loopt, dan verlies je jezeif . Moe-der heeft me gevraagd of ik naarBrucker terug wildegaan - ik kan dot niet . Als ik weer ga zwerven, dankomt, hoop ik, dot gevoel terug, dot er geen grenzenzijn. Begrijp je? dan wag ik de varkens van een boe-revrouw schilderen, en dot is dan even goed als geldverdienen voor mijn kinderen . Ik vind het een nietbeter dan het andere, God bewaar' me, maar ik houdnou eenmaal van schilderen .Het bleef een oogenblik stil, Miel keek naar de lamp,

1 3 7

en dacht hoe vreemd het was, dat die zonder ophourden kon branden . Hij wilde zijn vader graag jetszeggen, maar wist niet wat. Hij voelde zich heel jongen onervaren, maar toch dacht hij dat hij met zijnleven in het goede spoor was . Toen vroeg hij :.-r Wanneer zouden die kisten met uw werk kunnenkomen? moet u invoerrechten betalen?Van Reewijk lachte even met gesloten mond .- Neen, alleen de vracht. Een douane-beambteheef t een doekje gezien, en heef t toen de heele col-lectie waardeloos verklaard, dus dat is nogal plei-zierig, maar de vracht zal een paar gulden zijn .- Die kan ik u natuurlijk wel geven, zei de jongen,en bong zijn hoof d. Het verwonderde hem, dat hijniet al veel eerder zijn vader geld had aangebodenen ook nu nog deed hij het met tegenzin .- Je zult anders niet veel kunnen missen, zei vanReewijk, ik zal morgen eens naar Hendriks loopen .---- Hij heeft dat landschapje van u altijd nog, hetstond eergisteren voor het raam .- Nou, maar hij leent me wel wat . Zullen we gaanslapen? je kamer is goed geworden . Ik ben benieuwdwat je van mijn kleuren zult zeggen, ik heb het paarsnog niet overwonnen, maar het is toch minder heerrschend. Portretten heb ik heel weinig, ik denk datdat later komt .Het bleef een oogenblik stil .- Kent u.de dochter van Brucker? vroeg Miel toen .1 38

- Tony, ja zeker, vind je haar mooi?- Och, dat weet ik niet .- Haar tint, he? net een perzik .1k geloof dat het eenlieve meid is .- Ik heb laatst met haar gegeten .- Zoo. Heb je ook vrienden?Miel dacht een oogenblik na. Hij voelde zich plotse-ling evenwichtiger en minder jong; ook was het hemweldadig dat er geen enkele schampere opmerkingwas gevallen over Tony Brucker . - Ik heb OttoRamscheid, met wien ik al die jaren op het gym bengeweest, zei hij, maar we zien elkaar niet dikwijls .En ik mag mijnheer Brucker erg graag .- Zoo. Je moet toch zorgen dat je niet van de men-schen vervreemdt . Kom je vaak thuis?Hij kneep zijn handen samen . - Den laatsten tijdniet .- Bedoel je: heelemaal niet?De jongen voelde dat hij van opzij werd aangeke-ken. Hij knikte .- Om moeder? Toch is zij geen slechte vrouw, Miel .Ze heeft zich in zichzelf vergist, je zult eens zien hoegauw ze deze liaison verbreekt . Je oordeelt heelstreng, dat is je goed recht, maar je oordeelt ookover dingen die je niet begrijpt .Miel antwoordde niet ; hij dacht aan dien avond, toenOtto gezegd had : je houdt nog van haar. Hoe anrders was er toen over moeder gepraat dan nu . Var

1 39

ders houding verwarde hem ; had hij niet gezegd : lkzou haar met geld kunnen terugkoopen? en veroor~deelde hij haar dan Loch niet? Opnieuw voelde dejongen zijn moeheid, maarr het leek hem onmogelijk,het g esprek to staken .- lk heb nu jets met moeder of gesproken, zei hij, zezal me toeroepen of de kinderen thuis zijn,Van Reewijk stiet een klein, verontschuldigend lach-je uit, - Ik heb zooiets gehoord, Och, je moet zelfmaar zien, dat je je in deze situaties terecht vindt . Ennu gaan we slapen ; geef mij maar een paar stoelen,ik ben aan alles gewend . - Hij bukte zich en trokzijn schoenveters los .

1 4 0

VII

De avond was gevallen ; door het dakraam zag Mieleen ster flikkeren in het rossig grauw van den stads-hemel. Hij dacht hoe anders hij dien zomer de ster-ren had gezien boven het stille heuvelland . Traagrookie hij een cigaret, zijn oogen half dicht gekne-pen, bij iederen haal twee vingers tegen zijn lippendrukkend . Totdat hij dit gebaar voelde als een lief-koozing, en hij het smeulend vuur tegen zijn schoen-zool doofde. Tony Brucker had hem een dons Abrdulla's gegeven,in het bijzijnvan haarvader .-flier,ik heb ze voor mezelf gekocht, maar rooken deugtniet meer voor me .- Probeer het eens met een goede Havanna, zeiBrucker.Tony liet hem overigens wel met rust, den laatstentij d; geen wonder, hij was saai in haar gezelschap .Daar buiten was er eens een meisje met hem opgerloopen, een kind als Eef je, nee, jonger flog . Ze vroeghem al gauw of hij niet praten kon, - Pas en Fran-cais, had hij geantwoord . Toen had ze haar tong te-gen hem uitgestoken, maar was gaan lachen, omdathij lachte . Daarna had hij toch met haar gepraat, enbij het of scheid wilde ze hem zoenen. Ze had hem bijzijn haar gepakt en zijn hoofd naar zich toe getrok-ken, hij lief haar een oogenblik begaan . De herinnerring was wel grappig, hij had ook haar kleine borsten

1 4 1

gezien. En ze fluisterde plotseling : - Tu n'osesrpas,toi? Toen had hij haar los gelaten, en had „adieu"gezegd. Ze bleef stil staan op het pad, hij hoopteeven dat ze hem weer volgen zou - en toch ook niet,hij had het niet goed geweten, Nu was het jets gerworden, waaraan hij wel graag terug dacht. In zijnherinnering was trouwens alles mooi van dien tocht,ook het moeilijke begin, dat hem toch zoo had gerdrukt . - Ik krijg twee weken vacantie, had hij opeen avond thuis gezegd,- Zoo, zei moeder, en heb je al plannen gemaakt?Herman keek hem met groote oogen aan . - Je gaattoch mee naar „De Veldbloem?"Daarop had hij niets durven antwoorden, en moederhad zich afgewend .- Ik zal er eens met grootvader over praten, zei ze .Kort daarna was hij bij den ouden heer de Klerk ont-boden, die gaf hem geld voor een voetreisje. Eerstzou Iez meegaan, maar dat sprong of . Hij was toeneen beetje wantrouwig geworden tegenover diemenschen, hij dacht: Ik ben toch ook maar een kanrtoorklerkj e, dat een voettocht gaat waken door degoedkoope Ardennen ; - en de f amilie Izenburg wasnaar Schotland gereisd. Maar flu waren ze toch weerheel hartelijk, hij zou in het vervolg zelf s iederenWoensdag bij hen eten .Vroeger was een vacantie van zes weken kort ge-weest, nu leken deze veertien dagen hem lang! Een1 42

jonge man van jouw leeftijd moet eens jets anderszien dan „De Veldbloem", had grootvader gezegd .Ik geloof niet, dat je het zwerversbloed van je vaderin je hebt ; ben je al eens van huffs weggeloopen?Het was zoo ellendig, dat hij nooit dadelijk het goe-de antwoord wist, maar hij had gevoeld dat hij vlam-mend rood werd .- Och kerel, ik bedoel het niet kwaad, geloof me, ikheb geen critiek op je vader - en hij stak hem eenhand toe. Natuurlijk had hij die gegrepen, en had hetgeld aangenomen, 60 gulden, waarvan hij er twintighad overgehouden . Hij kon tegen een man als groot-vader niet op, een man met een slim, oud gezichtje eneen altij d helderen woordenstroom . Er waren men-schen die hij onsympathiek vond, en voor wie hij tochbewondering had ; maar nee, hij vond mijnheer deKlerk zelf s niet onsympathiek .Hij hoorde voetstappen en er werd op zijn deur ge-klopt. - Ja!In het duistere licht van een spaarbrander zag hij eenmeisje staan . Nu lachte ze, het was Greet Izenburg .- Altij d zou ik al je kamer komen zien en nu zie iknog niets, maar je hebt goede cigarettes .Hij liep naar de schakelaar en maakte licht; plotse-ling dacht hij weer aan het Belgische meisje, dat hemgezoend had .-0, zei Greet, en keek rond, het is toch anders danik me voorstelde. Vind je't gek, dat ik gekomen ben?

1 43

- Nee, het is een verrassing, .ik dacht dat je het al-tij d wel beloof de, maar -het nooit zoudt doen .--- En die vrouw beneden dacht dat ik het nooit hadmoeten doen, ze trok zoo'n of keurend gezicht .

Daar hoeven we ons gelukkig niet aan to storen,zei Miel. Wil je een cigaret?Ze gingen zitten en rookten.- Je ziet er nu heel anders uit, zei Greet, dan dienavond, toen ik je voor't eerst zag, weet je nog?- Ja, ik ben verbrand op mijn tocht .Het meisje schoof wat vooruit op haar stoel . Hebje het heusch prettig gevonden, alleen?- De eerste twee dagen niet, zei hij openhartig, ikhad ook geen goed plan gemaakt en alles was anrders dan ik dacht . 1k voelde me nogal ongelukkig ;maar de derde dag ging het beter .- En toen? vroeg Greet.- Nou, toen heb ik erg veel genoten .Ze trok langzaam aan haar cigaret . Je bent er eenander mensch door geworden .Miel glimlachte vaag. Hoe zou jij dat weten, dachthij, maar toch voelde hij zich eenigszins gevleid . Zepraatten verder over hun beider vacantie . Toenwerd er opnieuw geklopt en Eefje kwam binnen,maar bleef verwonderd bij de deur staan . - Go, hebje bezoek?Miel had de tegenwoordigheid van geest, de meis-jes aan elkaar voor to stellen .1 44

- Ik heb „Eva" altij d zoo'n leuke naam gevonden,zei Greet, en knikte de ander vroolijk toe . Hoeheeten jullie verder thuis? ,,Mie1" is ook grappig .Miel stond besluiteloos in de kamer .

Blijven jullienog wat? zal ik om thee vragen?- Voor mij niet, zei Eef je, ik wil weg wezen, maarer is groot nieuws, kan je luisteren?De jongen schrok en voelde zich verward .- Zal ik weggaan? vroeg Greet .- Welnee, jij mag het ook hooren : lk heb een baan .r--+ Wat zeg je?Eefje hief haar hoof d op en knikte ermee . Weetje niet wat een baan is? den heelers dag de kost voor't kauwen, en tiers gulden in de maand toe .Ze ging op het divan-bed zitten, haar jonge gezichtstraalde.- Ben je van school af? vroeg Greet .- Ja, eindrexamen gedaan, Meisjes-Burger, en deheele vacantie gepiekerd over wat ik doers moest . lkheb een pension willen beginners in „DeVeldbloem",dat is het buitenhuis van mijn grootvader, maar datheb ik eigenlijk aan niemand durven zeggen . En nu ishet al October en thuis . . . . nou ja, ik had telkens ruziemet moeder, ik zei dat ik me als dienstmeisje wildeverhuren, maar ik heb erg veel gebreid en genaaidvoor de kinderen . En vanavond had ik een kleinbeetje vol noodig,een strengetjevan vijf cent,ik hadhet aan den overkant kunnen koopen, maar ik wist

145

zoo'n leuke handwerkwinkel in de van Baerlestraat,daar kom ik wel meer, en ik kijk er altijd stiekum partronen of. Nou, en vanavond was er niemand anrders in de winkel, en ik raakte aan bet praten met demevrouw, een heel oud mensch, met wit haar, en zebeeft me aangenomen als winkeljuf frouw, als mijnmoeder bet goed vindt, ik moet morgen een briefmeebrengen. Ik heb gezegd dat mijn vader nietschrijven kon, ze zal denken dat hij analphabeet is,maar dat duvelt niet . He, nu moet ik eens diep adem-balen .- Heb je altijd zoo'n f lux-de-bouche? vroeg Greet,en lachte; dat klonk als bet kwinkeleeren van eenvogel. Eef je stemde met haar in, ze keken elkaar aanen lachten nog schallender . De jongen voelde zichplotseling als buiten gesloten . - Is bet, begon hij,en f ronste zijn wenkbrauwen, hij kon zich niet verrstaanbaar waken . - Hoor eens, wat is bet voor eenzaak?- Dat heb ik tocb gezegd : een dol~gezellige handwerkwinkel, ik wag er ook ontwerpen, borduur-partronen, en modellen voor jumpers, en alles wat ikmaar wil. Ze wendde haar gezicht naar Miel, zeinadrukkelijk : - En er wordt hard gewerkt. Benoogenblik zagen ze elkaars ontroering, toen zwegenze alle drie, maar dat duurde niet lang .- Zou je moeder bet goed vinden? vroeg Greet .

Ik weet bet niet, wat denk jij, Miel? Moeder146

praat nooit over geld, zijn we erg arm?Hij hoorde flu wel de onrust in haar luchtigen toonen voelde zich gehinderd, want hij wist geen ant-woord .- Hoe het zij, ging Eelje voort, straks zal ik hetweten, en ik doe vannacht geen oog dicht, van blijd-schap of teleurstelling .-Nu had ze den rechten babrbeltoon weer to pakken . - 's Morgens om negen uurbeginners, vaste etenstijden hebben we niet, je gooitgauw wat door je keelgat, als er geen kianten zijn .En 's avonds sluiten we om acht uur, dan poeier ikme zorgvuldig en zwier de straat op, geld in mijnzak, en de vrijheid in mijn beenen .- Eef! zei Miel waarschuwend, maar Greet Izen-burg lachte .

Ik kom bij je koopen, zeg .- Goed, dan noem ik je: „mevrouw" . Maar we zetrten de menschen af, heel voorzichtig en ongemerkt .Miel bond nog eens een cigaret aan, Eelje praattevoort, had een Iijn handgebaar, Eigenlijk hoopte hijdat Greet zou opstappen, maar hij zag wel dat ze be-koord werd door zijn zusje .-„Zijn we erg arm?" diewoorden kon hij niet vergeten, want hij wist het niet .Hijzell was arm, daardoor meende hij wellicht datalle menschen rijker waren dan hij, met uitzonderingmisschien van vader. Hij rookie en verzonk in eigengedachten. Wat later hoorde hij Greet zeggen : Ikga flu pharmacie studeeren. Verleden jaar ben ik alvan school gekomen, maar toen was ik zoo gek moe,

147

ik had nogal geblokt, weet je, en daardoor mocht ik

een pons j e niets uitvoeren, toen is het een heel jaar

geworden .

Hij dacht : Dat heeft Iez me nooit verteld, en keekopmerkzaam naar Greet ; ze was kinderlijk van gerstale, maar zag er niet ongezond uit.- Nu stap ik op, zei ze plotseling, en Miel meende dat

zijn kijken haar gehinderd had. Eefje liet haar uit .

Een oogenblik later zei de jongen : -Eel, nu in alle

ernst, - hij pakte haar pollen, wat beteekent dit?De uitdrukking van haar gezicht werd verwonderd

en lichtelijk misprijzend .- Vind je het zoo gek? jij hebt Loch hetzelf de ger

daan?- Maar ik verdien flu 75 gulden .- Goed, na een jaar . En ik? man, ik krijg meer dan

jij, ik houd 10 gulden in de maand over voor mijnkleeren alleen. Ze trok haar handen los en wenddezich af. - Dat wil zeggen: Ik wil wat sparen ook,

en dan na een pons eens een postwisseltje sturen aanvader, bijvoorbeeld . Als je mee wilt doen, ja, hij is

ook jouw vader. Dat moet ik altij d weer bedenken,

hoe. jij en ik aan elkaar vast zitten . Ze lachte even .

Ga j e mee naar huffs? doe het maar, moeders reactieopvangen, ik heb geen idee wat ze zal zeggen . Die

vriend van haar is nogal hoog in 't wapen, maar zekan hem moeilijk uitspelen, he? dus dat valt mis-schien mee .

148

Miel zweeg nog . Hij wilde wel vragen : Zeg het al-les nog eens over. Hij had het Loch goed gehoord,maar zijn gedachten verdrongen elkaar .- Gaan we? vroeg Eelje weer, ik ben al zoo langweggebleven,- Ja, zei hij en liep naar de deur, maar langzaam,alsol hij het doel alweer vergeten was. Wat verstondEefje onder het woord „vriend"?Nu liepen ze op de gracht. Het was vrij donkey, enwindstil .- Ken je dien man? vroeg Miel plotseling .Eefje antwoordde niet onmiddellijk, ze moest uitwij-ken voor een auto . - Hij is een paar maal op „DeVeldbloem" geweest, oom Sander is een keer boosgeworden, opa was toen niet thuis, die is er eigenlijknooit lang achter elkaar,Het verwonderde Miel, dat ze zoo gemakkelijk vanhet brandende onderwerp aldwaalde ; was het oprzet, of argeloosheid?- Wat, is het voor een snort man?- 'k Weet niet, kan me niet schelen . Haar stemklonk korxal .Ze zwegen een poosje. Wil ze misschien niet dat ikhaar moeder zal veroordeelen? dacht Miel . Hij stel-de haar heel hoog, veel hooger dan Greet Izenburg,ze was ook geen kind meer, ze wist wat ze wilde. Demanier waarop ze zei, pratend over dien winkel : Erwordt hard gewerkt! Hij voelde plotseling dat hij

149

haar besluit zou verdedigen met alle kracht . Maartoen ze weer begonnen to praten, was het over anrdere dingen . - Ze kwamen thuis .

Zoo, zei Dolly, dag Miel, en toen tegen Eefje :Ben je eindelijk terug? Ze zat aan de taf e1 en stoptekousen. Het trof den jongen, dat ze er een beetjeshabby uitzag, en grauw, vermoeid van tint . Zou hetavontuur al op zijn einde loopen? dacht hij haastig .Tegelijk met Eefje stond hij voor den kapstok in degang; ze legde een oogenblik haar hand op zijn arm,en hij wilde haar toeknikken, maar ze liep alweer dekamer binnen .- Eef heeft een kloek besluit genomen, zei hij, eenbeetje eigengereid, misschien, maar dat moet u haarvergeven .

Ik heb werk, viel Eef je in .Haar moeder keek even op, en antwoordde: Dat hadje hier ook.- Ja, maar ik wil wel eens onder vreemden zijn enik verdien 10 golden in de maand, met de voile kost .- Dat is veel minder dan een dienstmeisje verrdient .Van die woorden schrok het kind, en Miel wildehaar to huip komen, maar wist niet dadeiijk hoe, Eef^je trok met haar schouders . - Nou ja, het is tochjets. Ze begon nu uitvoerig to vertellen . Onderwijlzag Mie1 bovenop den verstelmand een brief van zijnvader liggen ; toch luisterde hij naar Eef je, en hoorr150

de dat alle blijdschap uit haar stem wag was .Na een pons zei Dolly : - Ik heb er wellicht niets optegen, maar ik zou eens met die mevrouw moetenpraten .r--•r Doet u dat dan morgen?- Als hat me zoo uitkomt, ik weet hat nog niet, jul-lie hebt zoo'n belachelijke haast .De woorden brandden Miel op de lippen : Is er eenbrief van vader? maar hij hield ze nog in, hij moestEef je bijstaan .- u moat vragen, zei hij, of er ook opslag mogelijkis ; als Eef goede dingen ontwerpt, moat ze die vrouwtoch veal maar waard zijn .Hij zag Eefje blozen, hat gesprek ging voort .Wat later reikte Dolly zelf den brief aan Miel .r-•r Hier, lees maar eens .De aanhef luidde: Lieve vrouw en kinderen . Het waseen lange brief . Toen de jongen hem had uitgelezen,was hij in een stemming van lichte melancholia gerkomen. Vader klaagde niet, hij vertelde zelf s vanallerlei dat mooi en goad was, toch, dacht Miel, hadhij hat moeilijk, verlangde hij naar huffs, misschienook naar een goede verhouding met moeder . Telkensward ze genoemd ; moeder moat weten dat ik sourseen schilderijtje geef in ruil voor herstel aan mijnkleeren, en wasschen en strijken. Moeder zou geno-ten hebben van dit f iksche, bedrijvige boerenleven,enzoovoort . Geld scheen vader haast niet to verdie-

151

nen, maar hij schilderde, en liet zijn werk achter bijde menschen, die hem huisvesting en maaltij den had-den gegeven .- Deze ruilhandel doet me heel veel plerzier, schreef hij, - en het leven is goed, maar telkensdreigt het speak to loopen: ik moet sours to lang zoe-ken naar een huffs dat me wil opnemen, den ben ik tomoe, en heb geen lust our to werken . Sours last eenboer me van zijn erf jagen door blaf f ende honden eneen heel enkelen keer zou ik den grand seigneur wil-len spelen, „af stappen" in een voornaam hotel, enme laten bedienen en eeren . Daarom vermij d ik degroote steden, wear ik toch wel eens zijn moet ourverf en linnen to koopen. Op 't laatst stond er eenadres genoemd en de woorden : „hierheen schrijryen", waren onderstreept .Miel zat geruimen tijd met den brief in handen. Hijzou er graag met iemand over praten, maar met wie?als moeder erover dorst to beginners . . . . Hij zuchttezonder het to weten, en zag dat Dolly hem aankeekmet een vreemden blik, niet spottend en evenminhooghartig . Alsof ze zeggen wilder Waartoe dientdit alles, deze verlatenheid en dit. . . . dit . . . . Het wasden jongen onmogelijk, zijn gedachten langer daar-op to concentreeren . Hij keek naar Eefje, ze steundehear hocfd in hear handen en keek voor zich uit . Hijvroeg : Wear denk je aan, Eef ?Ze trok hear schouders op . - Och, als moeder wil,ken ik natuurlijk wel wachten tot de nieuwe maand .152

Maar ik moet er morgenochtend om negen uur zijn .want ik heb het beloof d .- Je kunt wel zoo veel beloven, zei Dolly .- Ja, maar ik ben oud genoeg om er voor in to staan .- Zeventien jaar? jullie hebt wel een vroeg ontwik-keld verantwoordelijkheidsgevoel, als het zoo in jekraam to pas komt .Die woorden kionken toch niet of keurend, dachtMiel . Nu boog moeder haar hoof d nog meer overhaar handen; vreemd, op haar kruin werd ze zoogrijs . Ze was eigenlijk geen vrouw voor een Liebrschaf t, ze was to ernstig, en to oud .- We kunnen morgenochtend wel samen gaan, zeize, dan heb je je zin .Eefje antwoordde niet .Moeder ging voort : Den heelen dag uit huffs en onrder vreemden, jullie hebt wel andere idealen dan wijin onze jeugd,- Nou ja, zei Eef je peinzend, alles zal ook wel an-ders zijn .Toen bleven ze alle drie een poosje zwijgen .

1 53

VIII

Het was het laatste jaar wel meer gebeurd, dat Bruc-ker last kwam, dacht Miel, maar gewoonlijk beldehij dan toch op. Nu sloeg het buiten elf uur, de tijdvloog om, het was een drukke Maandagmorgen .Moest hij niet in ieder geval inf ormeeren? louter uitbelangstelling, den angst om het werk zelfstandig todoen, had hij langzamerhand wel verloren . Hij pre-velde het telef oonrnummer, maar hoorde geruchtbuiten de deur .

Brucker? neen, iemand klopte .Binnen!

Het was Otto Ramscheid . - Goemorgen.- Zoo, jij hier? hoe gaat het?

Hij had Otto nadien zomer niet meer gezien .r Goed, ben je alleen? ga mee een kop kof f ie drinrken in de buurt . Otto was veranderd, dacht Mie1haastig, werd hij mannelijker, of eenvoudiger? Mis-schien beide .- Mijn bags is er niet, zei hij, ik kan onmogelijkweg, spijt me.

Ach, zei de ander .- En ik kan niet eens zeggen : blijf wat. Maar komvanavond bij me an .Otto keek nadenkend . - Misschien, ik werk's avonds. Tenminste. . . . Je gaat dus niet mee, jam-mer. Heb ik een college verzuimd om naar je toe toloopen .154

- Een enkele keer speel je de verwende jongen, zeiMiel glimlachend, maar hij voelde zijn hart naar Otrto uitgaan. Spreken we jets of? nou ja, we zien elrkaarwel,-Nog bleven ze een oogenblik praten, toenknikten ze elkaar toe en wendden zich beiden om.Miel nam de telef oon van den hack en draaide betnummer van Brucker. Terwijl hij de bel daar in bethuffs hoorde ratelen, bedacht hij dat mevrouw uitwas, sinds enkele dagen, maar er zou toch wel ie-mand in huffs zijn? Ha, een stem . - Met bet meisjevan mevrouw Brucker .- Ja, met van Reewijk, is mijnheer Brucker ziek?Het meisje antwoordde niet onmiddellijk . - Neemijnheer, eigenlijk niet .- Zoo, is mijnheer niet thuis?\Veer een weif elen . - Hij is wel thuis, maar ik maghem niet onnoodig storen.- Ja, ik ben van Reewijk, verstaat u me? van kanrtoor. Is er jets gebeurd met mevrouw?- lk geloof dat de juffrouw ziek is .---- De juffrouw, hm, ernstig? toch geen ongeluk?Stilte .

U kunt bet mij wel zeggen .- 0 nee, geen ongeluk.

Zoo. Zou mijnheer vanmiddag op kantoor ko-men?- Daar weet ik niets van .

Wat heef t de juffrouw? is er een dokter bij?- Nee, mijnheer, dat niet .

1 55

Miel voelde zich ongeduldig worden . - Nou, hetbeste, zei hij kortaf, en legde de telefoon neer . Daarrna stond hij een oogenblik voor zich uit to kijken .Gekke geschiedenis, dacht hij, Tony, misschien eenof andere liefdesrtragedie; maar hij glimlachte on-willekeurig, want het was druk, en hij moest zooveelmogelijk alleen afhandelen . Ook speelde daar nogonderdoor de gedachte aan Otto's bezoek ; Otto hadwaarschijnlijk met hem , willen praten . Waarover?dat wist hij in de verste verte niet . Maar dat konwachten. Nu moest hij eerst die correspondentie afrwaken .- Om half zeven, dien middag, sloot Miel het kanrtoor, nadat hij eerst zorgvuldig de ronde had gedaan .Bartels was , al weg, zijn grijze stofjas hing op eenspijker aan de deur ; de terrier sliep naast zijn etens-bak. Het laatste jaar was de opslag toegenomen,maar hij wisselde snel . - Het is niet wat het vroegerwas, zei Bartels, maar we krij gen het Loch weer aarrdig aan 't rollen . Brucker had opgebeld, en had Mielgevraagd, 's avonds to komen .- Hoe is het met uw dochter? had, hij gevraagd,maar een rechtstreeksch antwoord kreeg hij niet .Ach, ik zal vanavond probeeren, je het een en anderto vertellen, als er gelegenheid is ;

tegen Tony zegik natuurlijk dat ik de post moet teekenen, ze wagniet vermoeden dat je iets weer .-1k weet inderdaad van niets .156

- Nou ja, goed kerel, we zullen zien .Dus lief des-smart - en daarvoor bleef haar vaderden heelen dag thuis? Miel voelde plotseling dat hijdeware reden van dit thuisblijven nog niet kende . Hijliep flu buiten; de zon had dien dag geschenen, hetwas herf stig en f risch, Hij hief zijn hoof d op. Hoogaan den hemel stonden enkele sterren, lager was delucht nevelig en rood door de stadslichten ; hij dachthoe pittig het flu zou geuren in een loofbosch en toenf litste het door hem heen: misschien heef t TonyBrucker zelfmoord willen plegen . Hij wist niet hoezijn gedachten zoo plotseling waren versprongen,maar hij voelde dat hij flu wellicht den toestand be-naderde : de verlegenheid van het dienstmeisje, deernst van Brucker en ook dat milde in zijn stem, toenhij zei : „goed, kerel ." Een poging, een heel dwaze porging misschien, van to voren gedoemd om to misluk-ken, maar Loch . . ., Waarom was een vrouw als Tonyniet al lang getrouwd? waarom niet voor haar drieren-twintigste jaar, voor de eerste teleurstelling? Zewas mooi en schrander, natuurlijk ook eigenzinnig,maar, nou ja, je nam Loch geen vrouw om een speelrpop to hebben . Toch waren er misschien mannen gerweest, die haar niet aandorsten? Vreemd, dacht dejongen, want als je naar zoo'n vrouw werd toegedreryen en als zij wilde, dan kon je niet anders dan haartrouwen, en dan was het ook goed . Tony zou welheel lief zijn, en moederlijk . Een pons lang had hij

157

van alle vrouwen die hij kende de onmacht gezien,hat ontoereikende; van Dolly in de eerste plaats, vantante jet, van die vrouw waar Eefje bij werkte, ookiemand, die door haar man verlaten was . Maar denlaatsten tijd stond hij toch ook dikwijls met eerbiedtegenover moeder, hat meest wel dan, als hij haarvaste hand voelde tegenover de kinderen. Ze warensours opstandig en veeleischend, Herman en Doortjevooral-en Wim had buien van melancholia . Hij hadhaar laatst hooren zeggen : Van alle kinderen mistWim hat meest zijnvader ; datwas in een gesprek metmevrouw Brouwer, uit den handwerkwinkel, - Deteugels kort houden, kan ik beter dan mijn man, maarwat Wim noodig heeft, begrijp ik niet altijd . Hij waseen oogenblik bang geweest, dat de ander zou zeg-gen: lief de, er was een uitdrukking in haar gezicht,alsof ze daaraan dacht. Maar ze had geantwoord :Misschien geduld, mevrouw en toen beet Dolly ophaar lippen, - Tja, dat ligt me nou juist niet. Mervrouw Brouwer was er niet verder op door gegaan .Miel at dien middag zonder veal to proeven, en gingnaar zijn kamer our to zien of er post voor hem was .Toenhij eenkwartierlangruitopzijnbedhadgelegen,dacht hij : flu moest ik me maar scheren en een schoonoverhemd aantrekken . Hij lachte, want hij schoorzich iederen morgen, maar, zei hij zichzelf, flu zal hatmaar terwille van hat parf um zijn danvan jets anders .Meteen trok hij zijn jasje uit en deed zijn boord af .158

Het scheren en wasschen verfrischte hem, Nu eenoverhemd met een heel licht streepje; dat ladenkastjevan Otto kon hij niet genoeg prijzen . Een zijden zakrdoekje? Och, Tony had er laatst een voor hem mee-gebracht uit Londen, heel licht grijs, Zoo .Toen hij weer buiten kwam, sloeg het acht uur . Hijnam, na een korte aarzeling, de eerste zijstraat ; erwas daar, enkele huizen verder, een bloemenwinkel .Asters en chrysanten en rozen ; - neen, anjelieren .In den winkel trad een meisje hem tegemoet . Hijvroeg wat de anjelieren kostten .- Een kwartje per stuk,- Geeft u me dan vier roode en vier witte .Het meisje deed hem aan Greet Izenburg denken, zewas even klein en tenger . Terwiji ze de bloemen uitde vacs nam, zei ze : - Ik zal er u tien geven, omdatu op het sluitingsuur bent gekomen .Hij glimlachte om de reden, maar zei : Heel graag .Het was een grappig meisje, ze had heel fijne sproe-ten op haar news .- Een prettig baantj e? vroeg hij, zoo altij d tusschende bloemen?Ze keek hem even aan, haar oogen waren heldergroen. - Och, als ze verwelken voor ze gekochtworden, . . . Ze zei het niet sentimenteel, maar heel zarkelijk,Toen Miel weer buiten liep, dacht hij : verwelkendebloemen irriteeren haar, vandaar die gulheid . Hij

159

zou Tony Brucker kunnen vertellen, dat hij de helf tvan deze anjelieren had cadeau gekregen, Maar To-ny was van een vorige generatie, zou ze de staalhar-de oogen van zoo'n meisje kunnen waardeeren?Een hall uur later belde hij aan het huis van Brucker .Het dienstmeisje dat hem open deed, keek verwonrderd naar zijn bloemen, of verbeeldde hij het zich?Hij vroeg, opzettelijk luchtig : Hoe is het hier? enhing zijn jas aan den kapstok . Het meisje had geenantwoord . In den salon, waar ze hem binnen lief, wasniemand. Het is ook saai, zoo'n huis, dacht hij, Tonyis er niet alleen, zooals ik op mijn kamer, ze woont bijhaar vader en moeder, ze is hun kind, maar ze is evenoud als zij . Sours doet ze misschien jeugdig, maardan schaamt ze zich, en wordt weer wijs, o, veel verrstandiger dan de oudjes, veel wereldwijzer . Wat eendwaze slingeringen, waarom kan ze niet eenvoudigsouverein zijn in haar eigen huis?De deur ging open en mijnheer Brucker kwam bin-nen . - Zoo Miel, het is goed dat je gekomen bent .Hij keek den jongen aan, alle angst en zorgelijkheidnog in zijn blik,- Hoe is 't met uw dochter? vroeg Miel .

Ga even zitten. Heb jij die bloemen meegebracht?- ik weet niet . . .. Brucker streek met zijn hand overzijn oogen . - Je weet nog van niets en denk eraandat je zwijgt .- Ja, natuurlijk .160

Ze zaten flu tegenover elkaar, Miel tipte even aanzijn pochette . Schei uit, zei hij zichzelf . De geur vande anjelieren drong tot hem door, of was het dievan zijn scheerzeep? Brucker's gezicht was vaal ; flubong hij zich wat voorover en dempte flog zijn stem .- Tony heeft een liaison gehad, de iaatste maanden- en vannacht schijnt die man haar to hebben beleerdigd ; - in ieder geval, ze is drif tig geworden, enheeft hem bijna gewurgd . Ja, ja . . . In den morgen is zethuis gekomen, heel vroeg, een uur of vij f , - en heeftme gewekt . - Ik heb een man vermoord, zei ze, watmoet ik doen? Ze was een oogenblik heel kalm, onbergrijpelijk; maar toen ze mijn schrik zag, begon ze toschreeuwen, hard to schreeuwen . Ik probeerde methaar to praten, ik drukte eindelijk mijn hand tegenhaar mond, zoo bang was ik voor de buren en voorhaarzelf. Toen was het even alsof ik haar flu gingwurgen . En. . . .Miel luisterde gespannen. Het was niet erger dan hijzich had voorgesteld, en toch was het tienmaal ergerflu hij het hoorde, van dezen man, die het had meege-maakt. Brucker's oogen waren zoo dof, alsof er geenlicht meer inviel . Hij ging voort : En ik wilde een putswater over haar heengooien, dat leek me nog hetbeste, maar die vaste waschtaf els van tegenwoordig,- ik had niets anders dan een glas . Ik heb haar opden grond gelegd, dat kostte me heel veel inspan-fling, - maar ze bleef liggen ; toen heb ik haar het

161

water in haar gezicht gegooid. Dat ik dat heb kunrnen doen, in haar gezicht! Maar het hielp wel, ten-minste . . . . Ze werd heel bleek en is gaan braken . Enik wilde den dokter opbellen, maar ik dorst niet, erging me zoo veel door mijn hoof d .Hij zweeg even,- En nu? vroeg Miel .De ander keek hem een oogenblik aan, er kwam eenmenschelijker uitdrukking in zijn gezicht, - Schrikmaar niet, zei hij, nu is apes veel beter. Ik heb het nogaan niemand kunnen vertellen, begrijp je, daaromvroeg ik iou to komen, maar, ie moet het trachten tovergeten . Kijk, ik wilde dat er niet over gepraat zouworden, maar we konden Dina, ons meisje, er nietheelemaal buiten houden, ik heb haar gezegd, datmijn dochter een groot verdriet heef t . Vanmorgenben ik in een taxi heen en terug naar dien man ge-gaan; hij leef t-hij was zelf sweer heel goed, en hij zalapes op zijn beloop laten . Het was een of schuwelijketocht, toch had ik in mijn hart niet geloof d dat deman dood was. Dina heef t toen zoolang bij Tony gerzeten, en ik heb de dear aan den buitenkant op slotgedaan, ik was zoo bang, maar er is niets gebeurd,toen ik terug kwam, lag ze nog rustig in haar bed .Toen ben ik verder bij haar gebleven . De dag waszoo heerlijk, vergeleken bij de nacht . Ik had wel heelgraag een dokter geraadpleegd, maar Tony wil hetniet. Ze zegt dat ze niet zwanger is, ik was daar bang162

voor. Ze zegt dat ze dien man om een kind heeft ge-smeekt, en dat hij haar toen gehoond heeft - en

daarop is ze drif tig geworden . Hoe het zij . . . . Hijschrok plotseling. - Ik ga flu weer naar boven, ze ligt

voor het eerst zoo lang alleen, en ik hen bang . . . .

Miel stond op en liep naar Brucker toe, hij legde zijn

hand op diens schouder. - Waarvoor bent u bang?vroeg hij, en herkende zijn eigen stem niet . Het bleef

een oogenblik stil. Toe dan, zei de jongen zichzelf,

en balde zijn vrije vuist . - Voor haar verstand?maar ze is toch zoo'n normale, sterke vrouw, ieder

mensch wordt wel eens driftig, ze zal hier gauwoverheen komen.- Geloof je dat? In Brucker's stem was haast geen

klank meer. - En was ze normaal? Maar ik moetnaar haar toe, wacht hier op me, wil je?De jongen antwoordde niet .Langzaam kwam Brucker overeind en liep de kameruit. De bloemen geurden sterk . Mie1 bleef nog staan,tot zijn verwondering gleed er een glimlach om zijnmond, hij vond dit een mooie geschiedenis . Natuurlijkwas het goed, dat de man leefde en eigenlijk was

er niets gebeurd, hij zou dat Tony willen zeggen. Ja,natuurlijk moest ze niet in bed blijven liggen, en doen

alsof ze ziek was. - Staat u nu maar weer op . Het

is vreeselijk, om zoo driftig to zijn en het geef t een

uitgeput, lamlendig gevoel, dat wil ik graag geloo-ven. Maar flu moet u de straat opgaan, en alle men-

163

schen weer gewoon aankijken, u moet uzelf niet dentijd geven een of stand to scheppen tusschen u en debuitenwereld .Hij had nogal eens over psychiatric geboomd metvan Oort, een vriend van Iez, die medicus werd . Ja,hij moest zien dat hij tot Tony doordrong, hij zouhaar zijn bloemen geven, en vertellen van het meisjemet de hardgroene oogen, Maar dat „verwelkenvoor ze gekocht zijn" kon hij misschien beter verrzwijgen? Hm, dus toch haar ontzien? de tactiek vanhaar vader? Maar zelf s die vader had een puts wa-ter over haar heen gegooid, hij had dat gekund : inhaar gezicht, over haar mooie perzikrwangen. Dusnu zoo voortgaan, bij haar binnenloopen, haar zeg-gen dat hij alles wist . Het is een goede waarschurwing voor me, juffrouw Brucker, als ik ooit eenvrouw zou hoonen, omdat ze een kind wil hebben,dan weer ik wat me to wachten staat, - M aar hij konhaar vader niet zoo trotseeren, en hij was to jong, hijzou het heel ernstig moeten zeggen, niet als eengrapje. Hij kon dat, ernstig zijn, tegenover iemandvan zijn leeftijd, niet tegenover Tony Brucker .Miel stond nog altij d middenin de kamer, maar voelrde zijn houding onzeker worden . Hij zou natuurlijkwachten, hij haalde de brieven uit zijn binnenzak, enlegde die op tafel. Morgen zou hij de post waar-schijnlijk weer moeten brengen, hij was in dit huffseigenlijk niet anders dan een klerk van kantoor .164

Mijnheer Brucker kwam weer binnen . - Heb jedaar de brieven? Goed, misschien kan ik ze bovenlezen. Morgen bel ik wel weer op .- U moest toch niet to lang wegblijven van kantoor,zei Miel, en bloosde.Brucker keek hem aan . Heb je vandaag moeilijkrheden gehad?- Och, dat niet . Ik heb naar mijn beste weten deboel beantwoord, u moet maar eens zien .r Ja, Ik weet niet wanneer mijn vrouw terug komt,en ne . . . .- Hoe is het nu met uw dochter?De ander haalde zijn schouders op . - 1k weet hetniet, ze ligt heel stil, en zegt niets meer .De jonge opstandigheid kwam weer in Miel boven .- Zal ik haar gaan groeten, en die bloemen brenrgen?- Durf je dat? De oogen van Brucker stonden nogeven dof, en hij tastte nerveus langs zijn horlogerketting .- Natuurlijk, waarom niet? Hij wikkelde de bloermen uit het papier, schrok bijna van hun felle kleur,maar nam de buigzame stengels beet .Brucker aarzelde flog . - Heel even dan? Hij deedeen paar stappen naar de deur en stond weer stil .- Wat wil je zeggen?- Dat weer ik niet, maar dat komt vanzelf goed .- En als ze boos wordt?

1 65

Ze stonden flu tegenover elkaar bij de deur . Mielvoelde zijn hart kloppen .Een oogenblik nog,, dacht hij, dan zou hij niet meerdurven .- Ze wordt niet boos om bloemen, zei hij haastig .Nu liepen ze op hun teenen naar boven .- Tony, zei Brucker, en verder kwam hij niet . Erbrandde een schemerlamp in de kamer, Miel gingnaar het bed toe . Hij zag Tony's gezicht, dat bleekwas, de rimpelige, grauwe oogleden gesloten, endaarboven het vlammend roode haar . Een ontroe.'ring klopte in zijn keel . - Hoe is 't met u? vroeg hij,en bong zich voorover . Ze sloeg haar oogen op, hijknikte haar toe . - Heef t u al jets ingenomen voordie erge hoofdpijnf mijn moeder neemt altijd cachetde Faivre, dat schijnt goed to helpen . - Ze keek hemverwonderd aan, en hij voelde dat hij verder moestpraten . - lk heb anjelieren voor u meegebracht, zalik ze in 't water zetten? Het meisje waarvan ik zekocht, had zulke wonderlijke oogen, groen als dezee. Uw vader ziet er nog beroerd uit, ik hoop dathij morgen ook beter is, een heelen dag alleen opkantoor maakt me zenuwachtig . - Nu glimlachte hijmaar weer naar haar, hij vond de situatie toch welheel pijnlijk .- Miel, zei ze, dank je wel, ik zal jets innemen om toslapen .- Ja, lekker slapen. Het was of hij tegen een kind166

sprak. Dag! Hij kon onmogelijk „julf rouw Brucker"zeggen, De bloemen legde hij in de waschbak en liefdie vol water loopen, zijn handen trilden, maar hijzei zichzell: het is op een oor na gevild .Mijnheer Brucker lief hem uit . - Zou ik haar alleendurven laten slapen?- Natuurlijk, zei de jongen, stug opeens .- Dank je wel voor je komst, tot morgen . De huis-deur viel achter hem dicht .In de donkere straat begon hij zacht to neurien .

1 67

IX

Miel kwam aanloopen, het huffs van Ramscheid leekmassaal en hoog als een oude burcht, flu hij tegendien bijna blinden noordermuur opkeek . Daar voorkon hij zich een diepe gracht denken, omzoomd doorde Italiaansche populieren, die den tuin alsloten .Miel bleef naar die boomen kijken, in het schemer-duister zag hij bet geel van hun bladeren . Ze bewo~gen zacht in den wind, het leken twijgen, maar danreusachtig vergroot . Op den hoek stond een straatrlantaarn, en voor hem lag nu het Museumplein, metzijn verlichte wegen en zijn snelle auto's . Dit beeldmoest hij vasthouden, later kwam hij misschien nooitsneer bij Otto, of bet plein werd volgebouwd . Lang-zaam wendde hij zich naar links, de deur ging juistopen, onder bet baldakijn brandde een sterk licht, enOtto kwam naar buiten, daalde vlug de stoep af .--- Hallo Miel! Aan den toon van die beide woordenhoorde Miel, dat de ander niet op weg was gegaannaar hem toe. Daarom zei hij haastig : Ik moet naarBrucker, en had je dat even willen zeggen . Ben jegisteravond nog bij me geweest?- Nee, zei Otto, er is niets meer van gekomen . Erwas nu een lichte verlegenheid in zijn stem, - Ikwerk voor mijn doctoraal . Wat heeft Brucker?- Och, verkouden, ik moet hem de correspondentielaten zien .168

- luist, Ze liepen in de richting van het Concertge-bouw. Na een oogenblik begon Miel to praten overeen krantenbericht omtrent den kerkelijken strijd inDuitschland. Otto antwoordde niet . Even later zeihij : Ik heb dat niet allemaal meer gevolgd .- 0 nee? zei Miel verwonderd, en je was zoo goedop de hoogte .- Ja, och, er zijn ook andere dingen .- Natuurlijk . Voor welk tentamen zit je?- Rechts-philosophic .Miel dacht een oogenblik na . - Daar zou ik graagjets over lezen, zei hij, - het ontstaan van het begrip„recht" . Hij lachte even . Er is tegenwoordig zooveel, waarover ik wel wat weten wil .- Dot begrijp ik, zei Otto. Nou, als ik je ooit helpenkan - Na een kleine stilte voegde hij erbij : Ik bens avonds veel thuis, tegenwoordig . Ze liepen flu inde van Baerlestraat . Overigens kom ik ook nogeens bij jou aan, Iez zegt, dat je kamer hoe langerhoe beter wordt .Miel knikte . Ik heb nu iets op den vloer, zeg, ge-weldig vind ik dat. Ik had ook kunnen verhuizen,maar daar voelde ik niet voor, ik woon liever royaalop een zolder, dan . . . .- Natuurlijk, viel de ander in - en je hecht je waarrschijnlijk ook aan een kamer .Otto vertraagde zijn stag . Hij zal aan zijn doel zijn,dacht Miel, en wil me kwijt . Een meter of vijltig verr

169

der was Eefje's winkel, Miel moest daar fangs, hijzou even naar binnen kunnen loopen, het was ongerveer acht uur .Het langzame loopen werd slenteren . Ik heb Lochvalsche schaamte, dacht Miel, ik wil niet zeggen :hier werkt mijn zusje, terwijl Otto werkelijk niethooghartig is . Hij screed tegen dat belachelijk gervoel van minderwaardigheid . Ze bleven voor denwinkel staan . Nu nog mooier, zei Miel zichzelf, ik stastil, en geef toch de verklaring niet. Hij keek straknaar een wit babyrjurkje.- In dezen winkel werkt mijn zusje, zei hij .- Dat weet ik, zei Otto, ik wilde haar of halen .Een oogenblik keken ze elkaar aan, zagen in een flitselkanders gevoelens .- Ik heb haar bij Iez ontmoet, ze is bevriend metGreetje .- Ja, zei Mie1, wel al een jaar .- Hm. Maar ik ken haar sinds een week. Otto keekop zijn horloge.- Het is vij f minuten over achten, ze zal wel gauwkomen.De ander probeerde to denken . Wanneer was hijthuis geweest? en had hij Eefje toen gezien? maar hijkon niet denken . Onzinnig was dat; sinds een week,wat had hij dan de laatste week gedaan?

En jij moet naar Brucker, hoorde hij Otto zeggen,doe hem mijn hartelijke groeten .170

Nu lachten ze, keken elkaar onomwonden aan, entoch nog verlegen .- lk ga, zei Miel, maar plotseling voelde hij zichernstig worden. Eefje en Otto, mijn God, Eefje wasnog geen achttien jaar . Zijn hart trilde . Weet jedat het een kind is? vroeg hij, en toen was hij op~nieuw en anders ontroerd, want Otto's gezicht werdstrak .

Zullen we daar een anderen keer over praten?zei hij, en stak zijn hand uit . Miel greep die hand,toen liep hij weg, zonder nog een woord to spreken .Liep weg, zonder omkijken, en pas enkele stratenverder, op het Roelof Hartplein, waar het verkeerhem deed opschrikken, bedacht hij dat hij naar Bruc-ker moest. Tony! na Eefje en Otto . Hij had EefjeLoch graag een oogenblik willen zien, alleen maarzien, haar glimlach en zoo . Otto meende het; hij hadhonderd uitvluchten kunnen bedenken, als hij dathad gewild, maar hij ging recht op zijn doel af . Engisteren immers had Otto het hem willen vertellen ;„ik heb een college verzuimd, om bij jou aan to loo-pen." Een liefde op het eerste gezicht, hij kon diekinderen benijden . Ja, vreemd, hij wist flu plotselingdat Eefje mooi was .Met een omweg bereikte hij het huffs van Brucker .Terwiji hij al had aangebeld, zei hij zichzelf flog :laat ik oppassen, hier heerscht de „chagrin d'amour" .Toen schoot het hem to binnen, dat hij Brucker den

171

heelen dag niet op kantoor had gezien en hij f ronstezijn wenkbrauwen, want het alleen werken was hemzwaar gevallen .Het dienstmeisje vroeg, of hij maar naar boven wildegaan, de kamer links in den hoek. Het bleek Tony'szitkamer to zijn ; ze lag op een divan in een zwart zij-den, bloemig gewaad, en bij het voeteneind zat haarvader. Nu kon hij weer „juff rouw Brucker" zeggen .- Hoe gaat het, vroeg hij, u ziet nog wat bleek .

Maar ik: ben veel beter, zei Tony, en vader komtmorgen stellig op kantoor .- Gelukkig, zei Miel, u weet niet hoe onzelf standigen klein ik me voel, zoo'n heelen dag . Gisteren ginghet nog, maar vandaag . . .. Morgen zou ik Bartels omraad gaan vragen, en overmorgen de fox .- En dat is toch de manier voor jou om het to leeren,zei Brucker en Tony lachte even om Miel's onsteldegezicht .- Gisteren heb je de zaakjes nogal goed opgeknapt,een paar dingen wil ik anders hebben, maar dat hoorje morgen wel . Hoe lang ben je nu bij me?- Twee jaar, mijnheer .- En zou je willen blijven?- Ja, graag, als u me houden wilt . De jongen voeldezijn hoof dhuid prikken, een dergelijk gesprek hadhij nu niet verwacht .Brucker keek nadenkend . - Dan moet je zorgen,zei hij, dat je na nog twee jaar genoeg zelfvertrou .172

wen hebt om desnoods alles alleen to doen .- Ja, zei Miel, maar ik zou eerder willen zorgenvoor kennis, dan voor zellvertrouwen en ik weet flu

nog maar zoo weinig . lk bedoel : een goed handels-man, heelt, dunkt me, lantasie en lantasie ken alleenontstaan op een bodem van heel solide kennis .- lk heb u altijd gezegd, vader, zei Tony, dat hijjets Hamletrachtigs heeft .- Houd jij nog even je mond, zei Brucker .- Neemt u me niet kwalijk, als u een dergelijk ge-sprek in mijn kamer voert. . .. Ze keken elkaar eenoogenblik aan, verwonderd, en niet heelemaal kunrnende begrijpen, dat die zware druk flu al was weg-genomen, maar Tony was to eerlijk om een last toveinzen, - Zk zal eens een japofl aantrekken, zei ze,en vragen waar de thee blijft, dan krijgt u nog eenkwartier voor uw zakelijk gesprek . Ze stond van dendivan op en gal hear vader een kus op zijn kruin .- Miel, zei ze toen, je bloemen zijn toch zoo mooi .Ze stonden op een lage, ronde tafel .Miel glimlachte en plotseling dacht hij aan Otto . . . .Otto, die uit zijn vaders huffs kwam en een winkel-meisje ging alhalen, maar dat winkelmeisje was Eel-je. Ze glimlachten alle drie en Tony liep de kameruit .Nu hield Brucker een hand voor zijn oogen . - Watheb je ook gezegd, jongen? ik weet het niet meer, lkben zoo blij, dat Tony het leven nog aandurlt, en jij

173

hebt haar daarbij geholpen, je moet dus ook meerzelf vertrouwen hebben, dan ik wel weet .Miel antwoordde niet onmiddellijk, en het bleef eenoogenblik stil .

Als u me nog twee jaar geef t, zeihij toen, dan zal misschien dat gevoel van dilettan-tisme zijn afgesleten. Ik ben niet voor den handel op-geleid, ik heb zoo'n beetje oude talen geleerd en . . . .- Je hebt geleerd to denken, zei Brucker .Toen Tony terug kwam, in een pastel-blauwe japon,praatten de mannen nog over kennis en f antasie.- Miel, vroeg ze, kleurt dit blauw goed bij mijn ko-perdraad, of niet?- Ja, zei hij, ik vind van wel, maar het is natuurlijkwat Eef je zou noemen „voyant" .Ze lachte even . - Je bent zoo echt een jongen metbroertjes en zusjes, vindt u ook niet, vader? „Voyrant", ja, ik zou wel graag zwart haar willen hebben,dat lijkt me zoo rustig, niet altijd die vlammende kop .- Een vrouw is nooit tevreden met haar uiterlijk .- Een mooie vrouw misschien wel? zei Miel vra-gend en quasi-argeloos .Het gesprek ging voort, licht, maar toch vertrouwerlijk. Miel zag dat Tony er plezier in had, en dat haarvader oneindig was opgelucht door haar houding .Hijzelf voelde zich volop en bijna juichend leven .Na een pons vroeg Brucker: Hoe is het met je vader,Miel? en het was den jongen plotseling, alsof hijnaar deze vraag had verlangd .174

- Goed, zei hij en dacht over dat eene woord na,het was natuurlijk nog onomlijnd en kleurloos, maartoch was het, als uitgangspunt, het goede woord . Hijbegon to vertellen. Zijn vader had vrienden gemaaktin Denemarken, menschen die op een groot buitenaan een meer woonden, en heel sober en natuurlijkleefden, ook hard werkten . De eigenaar, niet jongmeer, vader van een groot gezin, was boer en land-bouwer, en had verstand van vischteelt en van boormen. Hij was een in zijn land bekend dendroloog, hijschreef wetenschappelijke verhandelingen ; hij wasrozenkweeker en houtvester, Die man had, met zijnzonen en zijn knechten, in een week tijds een huffsvoor vader gebouwd, een atelier, met een slaapkarmertje en een keuken eraan, en had gezegd : De we-reld is veel mooier den jij hear ziet, maar als je hiereen pons blijft, zal je wel beter leeren kijken . Zehadden ook heel veal connecties in Scandinavia, diemenschen, Dezen zomer had vader twee doeken neareen tentoonstelling in Stockholm gestuurd, ze warenaangenomen en al gauw verkocht . Vader had weleen heel moeilijken tijd achter zich, hij had zoo ge-zworven, en ook vaak gebrek geleden. En dat wasnog hat ergste niet geweest, maar dat hij nooit er-kend ward, niet meer den geduld . . . . Toch had hij ge-meend to moeten leven tusschen de allereenvoudig,step, boeren en daglooners . En hat zou wel ergensgoad voor zijn geweest, maar een arbeider had recht

175

meend to moeten leven tusschen de allereenvoudig-

op moeheid en op slaap, hij niet, want hij had nietgewerkt, volgens hun begrip . Nu kreeg hij heel gun-stige critieken in Zweedsche bladen, en over een hadhij gehuild, niet als een kind, zooals de menschen gerdachteloos zeiden, maar als een veel geknauwd man,die onverwachts weer goedheid ondervindt . Hij zounu wel in die Noordelijke landen blijven, zijn vriendwilde, dat hij zich zou laten naturaliseeren tot Deen,„niet omdat je kunt schilderen, maar omdat je eenkerel bent ."Vader voelde natuurlijk niet voor grenzen en nationnaliteitsrbesef , maar hij was dan toch een Hollander,en hij zou wel eens terug komen om zijn kinderen tozien .- Hij moet niet to lang wachten, zei Brucker, an-ders zijn de kinderen groot geworden . Maar omdathij dit niet als aanmerking had bedoeld, voegd , ijerbij : lk zal hem eens schrijven, dat zijn oudste zoonook al een heele kerel is .Tony begon zich to verdiepen in het leven aan datmeer. Huisden die menschen in een boerderij of eenvilla? zijzelf had altijd verlangd aan het water towonen, veel to roeien en to zwemmen tusschen wa-terlelies .Miel f ronste zijn wenkbrauwen . U moet er geenidylle van waken, zei hij, en had even spijt van zijnverhaal, - het is alles echt, en dus ook wel heelnuchter, denk ik .176

- Ja, zei Tony, je zult wel gelijk hebben, maar ikhen to oud voor de werkelijkheid .Is dat een f raze? dacht Miel . Het bleef een oogen-blik stilt alle drie besef ten ze, dat de avond over zijnhoogtepunt heen was .Den volgenden morgen kwam de heer Brucker omnegen uur op kantoor, en praatte met Miel niet meerover zijn dochter. Alleen 's middags, bij het weg-gaan, zei hij plotseling : Vergeet ons vooral niet, int vervolg .Het was een drukke dag geweest, Miel liep slente-rend naar het restaurant waar hij gewoonlijk at, enverheugde zich op een kop kof f ie en een cigaret . Eenpons zat hij soezend zijn rookwolkjes na to kijken inhet warme lokaal, dacht over alle menschen die hemna stonden, maar vaag, zonder duidelijke woordenen: ij voorbaat al bevredigd .Tegen sluitingstij d van de winkels had hij weer devan Baerlestraat bereikt. Otto zit nu voor zijn ten-tamen to werken, dacht hij, ik had me daar eerst vankunnen overtuigen, maar dan was het to last geworrden voor Eef je. Bovendien . . .. Neen, hij wilde nietverder denken, hij wilde, voor dit oogenblik nog,zoomaar domrweg gelooven .Hetzelf de baby-jurkje, waarop hij gisteren gestaardhad. Hij wist hoe Eef zooiets in haar handen hield enze zei niet : wat snoeperig, maar: een kwartje verdienik daar wel op, dertig cent, misschien . Moeder was

177

ook aangestoken en breide voor den winkel, de huis-vlijt keerde terug .Nu liep hij naar binnen . Eefje stond bovenop eentrap en borg een doos weg . - Do-do, zei ze . Achterde toonbank stond mevrouw Brouwer; Miel groettehaar. --- Iederen avond een andere cavalier? vroeghij en trok zijn wenkbrauwen op .De vrouw met bet witte haar bleef spelenderwijsernstig . - 0 nee, zoo bunt makers we bet niet, datzou niet passers bij bet cachet van onze zaak .- En u bent voor alles zakelijk?

Jij Loch ook?- Mevrouw, zei Eef je, ik neem dus die groene wolmee naar huffs ; vier strengen, en een knot parelgrijs,teekent u bet even aan? 11 .85 .Miel wachtte geduldig ; het duurde trouwens nietlang meer .- Hoor eens, opscbieten, zei Eefje, toen ze buitenkwamen, ik moet vanavond nog aan een nieuwe jum-per beginners .- Denk jij maar aan een ding? vroeg de jongen .- Hm, nee. Jij wilt natuurlijk over Otto praten, maardaar valt niet zoo veel over to zeggen . We hebbenelkaar gezien, dat is tot nog toe eigenlijk alles .Miel zweeg en dacht na . ,,We hebben elkaar gezien,"wat was dat scherp uitgedrukt. Maar ook Romeo enJulia, Tristan en Isoude, hadden elkaar enkel gezien,en hielden van elkaar. Wist Eef je zelf hoe reeel en178

hoe romantisch ze was? Een straat verder vroeg hij :- En zullen jullie elkaar in 't vervolg dikwijls zien?Ze antwoordde: - Dat weet ik niet .Haar houding verwarde hem Loch ; wat had ik eigenrlijk willen vragen? dacht hij . Dat ze hem zoo tege-moet zou komen, daarop was hij niet voorbereid ge-weest.lVlaar zag ze het werkelijk zoo eenvoudig alsze hem wilde doers gelooven?- Hoor eens, Eef, begon hij, Otto's vader is ontzetrtend rijk .Ze liep in denzelf den snellen pas voort . - 0, zei ze,weet je het zeker? Maar wat heb ik met Otto's varder to maken?- Misschien heef t Otto jets met hem to maken .- Misschien, herhaalde ze .Nu pakte hij haar arm . - Je doet wel erg kinderachtig .Ze keken elkaar aan, Eef je grijnslachte en trok haaroogen dicht . - 0 ja?Neen, dacht hij, eigenlijk doe je onbereikbaar„groot" . Hij zuchtte en lief haar arm los . - Nou, jewilt er dus niet over praten, dat is je goed recht . Al-leers: als je eens zoudt willen praten, wie heb jedan?Het bleef een oogenblik stilt toen zei Eefje : - 0, ikvecht het wel met Otto uit en mevrouw Brouwer iser ook nog. Met moeder ben ik niet zoo vertrouwerlijk, omdat ze mijn moeder is . Als je haar jets vertelt,

179

vergeet ze het niet meer . Ik bedoel: als je dan thuis-komt, moet je aldoor tegen zoo'n wetend gezichtaankijken, begrijp je? aan een moeder rack je de din-gen niet echt kwijt .De jongen was opnieuw verbaasd . - En als je jetsaan een broer zou vertellen? vroeg hij na veel aarzerlingen .- 0, zei ze luchtig, jij bent een man, en een vrouwmoet met een vrouw praten .Maar toen ze voor het huffs stonden, knikte ze hemtoe, en hij had in lang niet zoo'n lieven blik in haaroogen gezien .

Begin November werd Eef je achttien jaar . Ze zoudien dag om zes uur vrij krijgen, en had Miel enGreet Izenburg ten eten gevraagd .Toen Miel om kwart over zessen binnenkwam, zaghij Dolly en de kinderen, en een groote, feestelijk gerdekte tafel, de beide meisjes nog niet. Dolly wenktehem met haar oogen, hij liep ongemerkt de kamerweer uit, volgde haar naar de slaapkamer .- Hoor eens, Miel, heef t Eefje jou jets verteld overdien Otto Ramscheid?- Neen, zei hij, maar Otto is een vriend van me . Hetvie! hem op dat het groote bed er niet meer was ; erstonden nu twee smalle, witgespreide bedden, iederaan een muur. Zoo hebben ze meer ruimte, dacht hij,moeder en Doortje, maar hij zei niets .180

Een vriend van jou, zei ze, en sprak met halvestem, ja, maar hoe zijn de jonge menschen tegenrwoordig? Een beetje haastig en wat luider voegde zeerbij : Ik zou niet graag willen dat hij Eefje voor dengek hield .Hij dacht: Als Eefje maar zichzell niet voor den gekhoudt en wilde ook graag vender denken, maar datlukte hem niet. Hij keek Dolly aan, voelde zelf hetonnoozele van zijn blik, en begreep dat ze meer vanhem verwachtte..•-r Ben jij daar niet bang voor? vroeg ze .- Neen, eigenlijk niet, zei hij . Ik heb eenmaal metOtto gepraat, hij was toen heel ernstig . Op datoogenblik hoorden ze een sleutel in het slot steken .- Daar is ze, zei Dolly, en liep de kamer uit .Even later sloeg Eefje haar armen om Miel's hats .- Dag Michiel Jaapszoon, nou ben ik achttien .Hij klopte haar zachtjes op haar rug . ---- Ja kind, nouwords het erg, houd je maar taai, en veel geluk enzoo . Een oogenblik sloot hij haar in zijn armen, enwas er zich wel van bewust, dat Greet Izenburg, dietegelijk met Eefje was gekomen, op hem lette,Ze gingen al gauw aan talel . Toen ze de soep op-hadden, wend er gebeld ; Miel zag Eefje blozen, Hijvroeg haar zacht hij zat tegenover haar - zit jeop heete kolen? Ze glimlachte, ze geeft zich gewon-nen, dacht hij, maar ze zei nog zachter terug, metsterk bewegende lippen: Ik heb niets van vader ge-

181

hoord. Herman, die had open gedaan, zwaaide meteen brief: Uit Noorwegen, expresse! en meteenjuichten de kinderen .Eefje scheurde den brief met haar vork open . Rustignam ze er een groen bankbiljet uit, las den aanhef enhet slot, zei toen : de rest kan wachten, allemaal groenten en prachtrrecensies in Noorwegen . Hoe veel zoudit waard zijn? alles in een adem .- Ze is zoo'n geldwolf, zei Miel hoof dschuddendtegen Greetje .Dolly bracht de schalen op .- Hoe gaat dat hier? vroeg Greet, toen ze langzaamvan het dessert genoten, komt er vanavond nog veelvisite?Miel gaf Eefje een veelbeteekenenden blik . - Datzullen we moeten of wachten, zei hij, we weten niets .- Jij misschien niet, zei Eef je, ik we! - mevrouwBrouwer komt flog . En Luut? vroeg ze haar vrienrdin.- We! ja, riep Herman, ik zou heel „Dallas" latenkomen! Hij zat met Prits, een broertje van Otto, inde klas, en die beide jongens verlangden vurig naarhet studenten-leven .- Luut wilde mij komen halen, zei Greet .Miel voelde een plotselingen schrik, Eefje zou tochniet ook over Iez denken? Otto was een veel f ijnerekerel. Greet bond hem op haar vlakke hand eenamandel aan .182

- Een philippine? vroeg hij .- Ja, maar we hoeven niets of to spreken . Nu lachteze haar jubelend vogelgeluid ; - ik zou het toch win-nen.Er kwam kof f ie - voor de kleintjes met veel melken room: Eefje had haar brief toch weer tevoorschijngehaald; eenmaal keek ze peinzend op, Miel zaghaar oogen glanzen. Nu zijn we gelukkig, ging hetdoor hem heen, dezen avond en waarom eigenlijk?Meteen gaf hij zichzelf ten antwoord : Waaromniet?De kinderen werden luidruchtig .Terwiji de meisjes nog met Dolly aan't afwasschenwaren, werd er opnieuw gebeld . - Mevrouw Brou-wer, kondigde Eefje aan, en zocht Miel's oogen, omhem plagend to kunnen toeknikken . De jongen voel-de zijn spanning stijgen: zou Otto niet komen?- Kind, zei mevrouw Brouwer, je dag is goed, ikheb vijf minuten voor het sluiten je bonte theemutsverkocht . Alsjeblieft . Ze telde drie kwartjes op detaf el neer,-0, zei Eef met een wij den mond, dat is bijna hetprettigste, wat me vandaag kon overkomen . U weetwel, moeder, dat ding, dat half mislukte mormel .Haastig wendde ze zich weer tot mevrouw Brouwer ..--r Wie heef t hem gekocht?- Een man. Een groote man, van middelbaren leef rtijd, met snorren . En de theemuts moest in zijn bin-

183

nenzak, en kon erwerkelijk niet in, dat heeft ons bei-de vij f minuten gekost .Eefje borg het geld op . Vandaag word ik rijk, zeize ernstig . Greet trok haar de banden van haar boe-zelaar los . - Zoo, jji hebt gasten, en we zijn bijnaklaar in de keuken .Eindelijk kwam Otto ; Miel zag hem de kamer bin-nen komen en snel om zich heen kijken .

Dit ismijn moeder, zei Eefje met een klein handgebaar .Moeder, Otto Ramscheid . MevrouwBrouwer, Greetken je en de kinderen, Herman, Wim en Doortje .Otto groette en wenschte geluk, Miel legde hij eveneen hand op den schouder . Onder zijn linkerarmklemde hij een pakje, dat hij flu overreikte . - Eef,ik geloof dat dit een wensch van je was .Ze begon het papier of to wikkelen, het werd stil inde kamer. Miel dacht plotseling : Wat zou hij haarwel niet kunnen geven? en voelde twij f el in zich oprkomen: wat beteekende deze „vriendschap"?-0, zei Eef, daar ben ik erg blij mee, dank je wel .Het bleek een boek to zijn over „De kunst van hetornament", Ze stak Otto haar hand toe .

De vier jonge menschen verlieten het huffs gelijktij-dig, maar splitsten zich op den eersten straathoek .Miel en Otto liepen nu samen ; een paar minutenspraken ze niet. Toen zei Otto: Het was niet gemak-kelijk, iets voor Eef je to koopen, ik mocht hoogstens184

twee gulden uitgeven . Dit boek heb ik antiquarischkunnen krijgen voor fl .90, maar ik zal haar eenszeggen dat ik meer dan een dubbeltje aan mijnschoenen versleten heb, op mijn tochten door destad .Miel wist geen antwoord .- Laat niet merken dat ik het je verteld heb, zei Otrto, ik had het eigenlijk niet moeten doen .- Neen, ik zal mijn mond houden.- Maar het is merkwaardig, vind je niet? Ze heef tgezegd: je may komen, maar niet als Nabob, ik hebgeen zin om een kleur to krijgen, en je hoef t de kin-deren niet to epateeren .- Ja, zei Miel, en toch is ze dol op geld .Otto antwoordde nadenkend: Ik weet het niet, zebeef t een groote vereering voor jullie vader, en diehecht niet aan geld .Miel had een gevoel, alsof hij verschrompelde, hij,die zich zoo had ingespannen om geld to verdienenvoor de kinderen, voor vader zelf s ook ; nu vielen zehem een voor een of . Een oogenblik vocht hij metzijn gedachten. - Vader hecht niet aan geld, zei hijtoen, maar wel aan waardeering en wij menschen,die maar gewoon handel drijven, in olien en vetten,of in theemutsen en slabbetjes, wij krijgen geen an~dere waardeering dan bet geld, dat we ermee verrdienen .- Daar is iets van waar, zei Otto, maar ieder mensch

185

krijgt ook de waardeering, die hem toekomt. Als jijlater trouwt, en je vrouw houdt van je, dan weegtdat op tegen de mooiste critieken van je vader. Envraag een kunstenaar wat hij liever wil : erkenning,desnoods opgevoerd tot een goddelijke vereering,of het gewone menschelijke geluk van vrouw en kin-deren.Ze praatten nog wat voort over dat onderwerp . Naeen poosje vroeg Miel: Wat was ook weer ons uitrgangspunt? Och ja, Eefje .- Eefje, herhaalde Otto, en bleef zwijgen .Toen volgde ieder zijn eigen gedachten .

186

X

Het was een vriesrheldere avond in Februari ; Mielzat onder de lamp to lezen. Hij las veel, den laatstentij d, boeken van Otto en Iez, ook wel eens een romanvan Tony. Hoewel het Zondag was, had hij nietthuis gegeten, hij was op schaatsen geweest met To-ny Brucker, daarna aten ze stamppot bij Dorrius .Tony reed goed, hij voelde zich altijd zoo meegenormen door haar, nu zelfs ook al op het ijs . Toen ze inOuderkerk stonden, had ze gezegd : Nu gaan we on-ze krachten verspillen op dien weg naar Abcou . Devaart kronkelde, maar telkens woei de Oostenwindhun pal tegen . Het land was mooi geweest, dachtMiel, die boerderijen tusschen de kale boomen, zoostrak en toch teer van lijn . Een wintersche boom,wat een schamel ding, niet meer dan een geraamte,en toch vol leven .- Nu terug, zei Tony, naast elkaar, we hebben dewind verdiend . - Ze stak hem zoo moederlijk haarhanden toe. En als ze gegeten hadden, legde ze onrgemerkt haar beurs onder zijn bereik, en keek of hijhet goede gebaar van het betalen al had geleerd .Haar mooie, blanke gezicht had ze op haar handengesteund, en was wat naar hem toegeschoven .- Miel, zoodra je een meisje hebt, zal ik je niet meerlastig vallen, maar nu kan ik niet helpen to denken :hij is toch ook alleen . En ik weet wat ik kan, schaat-

187

senrijden gaat nog vrij goed, vind je niet? Haaroogen waren beschaduwd geweest, ze leken donkeyen diep .- Heel goed, zei hij -en is er wel lets dat u niet kan?Ze droeg een zwarte japon met kant aan demouwen ;ze had altijd jets wereldsch', en was toch zoo echt.- 0 ja, zei ze, heel veel; de moeilijkheid is, me daarrin to leeren schikken . Ik heb oorspronkelijk een heelhoogen dunk van mezelf gehad. - Nu kon hij dattooneeltje bij Dorrius niet goed kwijt raken, anderemenschen hadden nieuwsgierig naar hen gekeken .Het was hem als zag hij het op een schilderij : aaneen wit-gedekte taf el een vrouw van achter in dedertig, voornaam van kleuren, het haar bleek~bruinmet een rozen gloed . Een jonge man zat bij haar, zijngezicht zag Miel niet duidelijk, alleen zijn houding :altijd nog jongensachtig onzeker . En toen was het,als speurde hij ook de onmacht van de vrouw in diepsmallen jongensrug, haar zijn daar met hem en haardonkere, diepe oogen, die hunkerend bleven,Er werd op zijn -deur geklopt . Zoo was hij in ge-dachten geweest, dat hij geen voetstap had gehoord .- Ja!De vrouw die binnenkwam was Dolly .- Moeder, zei hij, en ging haar tegemoet .- Het is hier lekker warm ; en dit is dus je kamer, ja,die had ik me wel goed voorgesteld .Het viel hem op dat ze er oud en zorgelijk uitzag .188

- Geeft u mij uw mantel, is er iets bijzonders?Ze trok haar handschoenen uit, toen haar mantel, enbleef half starend voor zich kijken . - Neen, nietsbijzonders . Otto heeft bij ons gegeten, nu zullen hijen Eefje zorgen, dat de kinderen op tijd naar bedkomen, ze vinden dat wel grappig voor een keer,Otto wilde er bij de kleintjes zelfs op letten, dat ertanden worden gepoetst . En jij? vroeg ze, we heb-ben je den heelen dag niet gezien .Dat klonk lichtelijk klagend, en de jongen was geenklachten van haar gewoon . Hij keek haar vluchtigaan, ze had een stoel bij de kachel geschoven, enwarmde haar handen en voeten . - Neen, zei hij, ikben op het ijs geweest, en heb in de stad gegeten .Meer to zeggen vond hij plotseling niet noodig .Dolly ging er niet verder op in .Hij dacht dat ze wel weer over Otto en Eefje zouwillen praten, en het maakte hem een beetje kriegel,- alsof er niets anders is dan die twee, zei hij zichzelf. Maar ze bleef nog zwijgen, en aaide den nikke-len kop van de kachel .- Bent u zoo koud? vroeg hij .Ze keek op . - Ja, het vriest, acht graden, zeggen dekinderen .r--+ Ze hebben alle drie, - Eef moet al voor zichzelfzorgen, - alle drie een nieuwe winterjas gekregenen de jongens zijn op goede kleeren gesteld, Doortjeniet, dat is een kind .

1 89

Miel luisterde verwonderd .Dolly ging voort : Nou, en een maand geleden moestik plotseling een nieuwe stofzuiger hebben, de oudevampyr was totaal op - en-ne, flu zit ik op zwartzaad. Zou jij me misschien jets kunnen leenen? Zeglimlachte gedwongen . - Je verdient tegenwoordigzoo goed, tenminste, voor een jofigen van jouw leef-tijd. Je ben flu meerderjarig, ik zou je een „man"kunnen noemen.- 0 ja, zei Miel, als u niet to veel noodig hebt, hon-derd gulden, bijvoorbeeld? De honderd gulden, dieop zijn spaarbankboekje stonden, hadden hem eenkapitaal beteekend ; nu kromp dat, door moederswoorden, wel erg in, en hij bloosde bij de gedachtedat ze het verwerpen zou .Maar ze zei : Heel graag, als je die missen kunt .En ik weet niet wanneer ik ze je terug zal kunneng even .Mijn eigen geld is natuurlijk erg geslonken, en ik wilfilet altijd aan grootvader vragen . Straks zal ik nietmeer weten, waarvan ik leven moet.De jongen dacht aan de onmogelijkheid voor hem, ineen jaar meer dan honderd gulden over to sparen .Dolly steunde haar ellebogen op haar knieen . - Va-der zou immers thuis komen, zei ze, in December,toen heb ik onwillekeurig gedacht, dat hij geld zoumeebrengen, heel dwaas misschien. Maar ik dacht :als hij zoo normaal doet om terug to komen, dan zal190

hij ook. . . . Ze brak af, als was ze to moedeloos om hetalles to zeggen .Miel dacht hardnekkig na, - Het moest toch kun-nen, hij moest meer kunnen overleggen . In 't begin,toen hij nog maar f 40.- verdiende, ja, wierp hijzichzelf tegen, toen had je nog geen nieuwe kleerennoodig, Maar het was toch altij d zijn bedoeling ge-weest, een klein beetje mee to zorgen voor de kinde-ren. Nu gaf hij zijn eerstgespaarde honderd gulden,en voelde ze gaan als een gierigaard .Hij vroeg: Kan u niet wat van tante jet leenen?Dolly keek verwonderd op : Van jet? hoe kom jedaarbij?- Ik dacht dat oom Sander nogal in goeden doenwas .Ze schamplachte. - Tja, maar daarom leenen ze mijgeen geld. Ze hebben zoo veel critiek op vader .De jongen voelde zich driftig worden . Des tomeer reden om u to helpen . Maar toen beet hij opzijn lippen en dacht: u valt vader immers ook af . Ervie! een stilte .Miel bukte bij de kachel en porde in het vuur . Hijvoelde lust, al die helder gloeiende kolen door hetrooster to zien vallen, maar bedwong zich . Terwijlhij zich weer oprichtte, vroeg hij : Hoe gaat het tus^schen Eefje en Otto?Dolly antwoordde niet onmiddellijk.

Och, ik gerloof dat Eef hem niet hebben wil .

1 9 1

- Wat zegt u?r-.+ Ze laat het zich zoo'n beetje aanleunen, maar zelijkt me meer in haar schik met Greet, de vriendin,dan met dezen pretendent .- Ze schijnt er vader toch over to hebben geschre-yen .Dolly trok met haar schouders . - Zoo, nou ja .Na eenige aarzeling vroeg Miel : Mag u Otto niet?Ze schoof haar onderlip naar voren . -1k? wat komtdat er op aan?Op dat oogenblik vond de jongen haar onbegrijpe-lijk, en bijna of stootend .- Ze is uw dochter, zei hij .Dolly legde haar hoofd tegen de rugleuning vanhaar stoel, haar gezicht was vaal bleek . - Ja, enwaar ik tegen ben, daar zal zij voor zijn .Even bleef het stil .

1k ben niet tegen Otto, maarik laat niets merken . Een arme moeder verliest haarkind op de zekerste manier door haar een rijk huwe-lijk to laten doen .- Moeder, dacht de jongen . Hij voelde verzet inzich tegen die woorden, en liefde voor haar, die zezoo bijna barsch had uitgesproken,- Maar Eefje, begon hij, en wist niet verder .Na een oogenblik probeerde hij het nog eens .- Als u geestelijk arm was, dom, ongevoelig ; maarnu. . . .r--+ Vergeet het maar weer, zei Dolly . Opnieuw stak1 92

ze haar handen uit naar het vuur . Eef is een goedkind, maar nog zoo jongEven later stond ze op .

lk moet naar huffs .- Zal ik u brengen? vroeg hij .- Doe dat maar niet, het is koud . 1'anneer krijg ikhet geld?- Morgen? Hij hield haar mantel op .- Goed. Kom dan eten als je wilt, rolpens met roo-de kool .- Ja, graag, ik zal licht waken .Hij volgde haar de trappen af .

Je krijgt het geld zoo gauw mogelijk terug .-0, daar is anders geen haast bij . Dag moeder, totmorgen .Met even omhoog getrokken schouders liep ze weg .Hij wilde zich weer aanwennen, haar ook in gedach-ten „moeder to noemen .Een paar dagen later ; het dooide, en er viel een nattesneeuw. Toen Miel op zijn kamer kwam, snoof hijeen sterke roetlucht op ; de kachel was koud . Dewoorden van een oude onderwijzeres schoten hem tobinnen, met die bijzondere stembuiging, waarmee hijze haar bij iedere gebroken grif felpunt had hoorenzeggen; „dat zijn van die kleine tegenslagen . . . ." Jarwel, maar zijn avond werd hierdoor bedorven, Toenbedacht hij, dat er jets in den Stadsschouwburg ging,waarover hij had gehoord, mijnheer Brucker was ermet Tony geweest .

1 93

Twee minuten later liep hij weer buiten .Hij hield van het tooneel, en hij kon er zich aan ergerren, De schmink haatte hij, de „permanent wave" ende altij d correcte vouw-in-derbroek, maar een goedacteur kon hem door het kleinste gebaar verrukken .Het meest kantte hij zich misschien tegen overdrij-ving, in welk opzicht ook, ieder teveel stuitte hem on-middellijk ; maar een tekort maakte hem op den duurneerslachtig .Hij nam een plaats op den hoogsten rang, en zat totzijn groote voldoening op de voorste rij : ver voorrover leunend kon hij zoo, behalve het tooneel, ook dezaal bespieden .Hij was op het uiterste nippertje gekomen, het gor~dijn werd weggetrokken zoodra hij zat . Een kamer,gelukkig, een kamer was altijd het beste ; tooneelrtuirnen leken gewoonlijk naar niets . Een vrouw en eenman komen binnen, de vrouw hooghartig, de manblijkbaar „geladen". Kijkt of de deur goed dicht is,- to dik-op, dat. - Je hebt je meer dan dwaas aanrgesteld, onzinnig, hoor je, en als je dat nou maar vanme wilde aannemen . . .,- 0 ja, zegt de vrouw met heel weinig stem, zoo onrverschillig mogeli jk, - in jouw oogen was dat na-tuurlijk „dwaas" .Ze boeide Miel, hij las bij voorbaat de woorden uithaar houding af . Zijn armen wijdruit op de balustra-de, zijn kin op zijn handen, zijn knieen tegen het har-194

de houten beschot, zoo zat hij en keek .Toen het gordijn vie!, loosde hij een diepe zucht .Klappen deed hij niet, daarvoor was dit spel nog toonbeslist, to willekeurig verbroken, zoodat hij er noggeheel in voortleefde. Hij tuurde naar de zwareplooien van het gordijn, prevelde wat, had een gum-lack, een onwillekeurig hoofdgebaar . Lang hoefdehij trouwens niet to wachten, hetzelfde tooneel keer-de weer, het stuk ging voort . Het werd flu kleuriger,er traden meer personen op, de dialoog was geestig,maar de groote lijn ging wat verloren . Dit hinderdeMiel, hij kon niet naar alle spelers tegelijk kijken, enhij had het gevoel dat ook Lyda, de jonge vrouw, erniet meer voortdurend in was, ze tastte to vaak enveel to vluchtig naar haar kapsel . Hm, dacht hij,mijnheer Brucker had dit samenspel geroemd, maarwat speelden deze menschen samen? de verwikkerlingen die ontstonden, leken hem onnoodig .Na het tweede bedrij f stond hij al gauw op en keekde zaal in . Beneden, in de stalles, zag hij allereerstOtto, toen, naast hem, Eefje, daarnaast de heerRamscheid. De vrouw aan Otto's andere hand zouzijn moeder kunnen zijn. Dus Eefje was in hunmidden opgenomen, ze ging met haar aanstaandeschoonouders uit . Hem had ze daarover niet verteld .Hij wilde naar haar toe, tegenover haar staan, mis-schien met den vader praten. Nu schoven ze de rijuit; Eefje droeg een witte blouse, waarschijnlijk

195

weer zooiets dat ze zelf gemaakt had, en een f luweerlen rok, dien hij moeder veel had zien dragen, geenzwart, heel donkey grijsrbruin . Nu wendde ze haarhoof d om en praatte over haar schouder met Otto'svader, die aandachtig wat naar haar toeboog, als omgeen woord to verliezen .Miel wist dat hij van zijn hoogen rang of benedenniet zou worden toegelaten, maar hij wilde het pro-beeren. De eerste trappen nam hij zonder weerstand,toen trad hem een suppoost in den weg . Ze praatteneen oogenblik, en de jongen ging vlug verder . Detoon doet het hem, dacht hij, f ooien geven is zoo ver-nederend .In de groote foyer moest hij even rondkijken, voorhij de Ramscheid's zag. Ha, ze hadden een taf eltjebemachtigd . Er kwam een f eestelijk gevoel overhem ; hij schoof tusschen de menschen door, stondvoor Otto's vader .- Kent u me nog? Miel van Reewijk .- Natuurlijk, jongen, hoe gaat het?Hij werd aan mevrouw voorgesteld, een aardigevrouw, dacht hij, pientere oogen, en rustig .- Waar zit je? vroeg Otto .- Ergens in de lucht ; ik vond het grappig, om evennaar hier door to dringen .

Was je verbaasd ons to zien? vroeg Eef je . Voormij is het ook onverwachts, Otto kwam me van denwinkel halen, ik moest ineens mee .196

Miel vertelde van de roetlucht in zijn kamer, en vande anbehagelijke temperatuur .- Een warme stank is nog to verdragen, zei mijn-heer Ramscheid, een koude niet .Ze praatten wat over het stuk, en over andere spe-lers, die ze gezien hadden, maar al gauw voelde Mieldat mevrouw Ramscheid hem aankeek, en hem als 'tware binnen den cirkel van haar aandacht trok .- Hoe zijn de berichten van uw vader? vroeg ze .- Wel goed, mevrouw. Hij had terug willen komen,in December, maar toen kwam er wee- een tentoon~stelling in Oslo, waar hij kon exposeeren .- Ik zou graag eens wat meer werk van hem zien,we hebben dat schilderijtje met die visch in de rots-holte .r-•+ Dat weet ik, zei hij . Ze keken elkaar een oogen-blik peilend aan .- Schildert u ook?.-r Nee mevrouw, ik word handelsman . In een flitsdacht hij aan Tony Brucker .- Eef je heeft wel eenig talent in die richting, zegtOtto, misschien juist zooveel als haar to pas zal ko-men bij haar werk .Hij glimlachte. Eef is heel zakelijk. Maar meteenvoelde hij zich trotsch op haar . Hij zag mevrouwRamscheid naar haar kijken . - Ik ben blij voor Ot-to, zei ze toen, hij heef t nooit een zuster gehad, enhet studentenleven geef t ook zoo'n mannelijke om-

1 97

gang, deze jonge verloving is waarschijnlijk heelgoed voor hem .- Beschouwt u het al als een verloving? vroeg Miel .Ze had een vaag handgebaar . - Het schijnt publiekto zullen worden als Otto door zijn doctoraal is, deouders worden daar tegenwoordig niet meer in gerkend, gelukkig, het ontneemt ons een verantwoorrdelijkheid, die we toch niet konden dragen .- Geen zware gesprekken daar in die hoek, zeiOtto .Er begon een bel to luiden . Onder het wegloopenzei mijnheer Ramscheid tegen Mie1 : Je hebt een kra-nige zuster. Hij had plotseling behoef to aan eenenkel woord van Eefje zelf, het leek alsof ze hem verkwam to staan, flu deze menschen haar zoo prezen .Hij deed een stag dichter naar haar toe . - Heb jeplezier, Eef? Nu zag hij haar gezicht, zijn woordenwerden banaal en leeg voor den glans van haar oorgen, de welving van haar rustig gesloten mond, hetgladde, hooge voorhoofd . Ze knikte bijna onmerk-baar, maar pakte plotseling zijn neerhangende hand .- Dag, zei ze.Hij liep toen zonder groet weg, zijn borst was eenoogenblik to vol om to ademen .

Terug naar huffs, door de avondstad. Even haddenze nog staan praten buiten den schouwburg, Ottohad zijn arm door dien van Eef je gestoken .198

- Drinken we nog jets, vrouw, waar wil je zitten?- lk geloof, zei mevrouw, dat Eefje naar huffs wil .- Ja, eigenlijkwel, anders heb ik morgen zoo'n slaap .Ze waren in een taxi weggereden .Voor Miel had het voornaamste stuk zich in denfoyer of gespeeld; de rest leef de nog wel daarnaastin zijn herinnering, maar alsof hij het lang geledenhad gezien. Een geestig stuk, ja, maar Eefje . . . .- lk geloof dat ze Otto niet hebben wil, had moedergezegd. Hij glimlachte een heel klein beetje spottend . Romeo en Julia, ze hadden elkaar gezien, datwas genoeg, en wederzijdsche familie bestond erniet. Eef wist nu wel dat Otto het meende, even echtals zij .Het sneeuwde niet meer, maar een koude, vochtigewind woei in zijn rug en om zijn hoof d . Op de grachtliepen weinig menschen ; toch kreeg Miel geen gervoel van rust, lichten f likkerden in het water, overde bruggen reden de auto's met schel signaal . Eenonrust woelde door zijn geest, hij voelde een drukrkende pijn op zijn slapen . Eefje en Otto, de kinde-ren thuis bij moeder, vader ver weg, die exposeerdein Oslo en had mooie critieken ; hij, Miel, was eenrzaam, zelf s zijn gespaarde geld had hem in den steekgelaten. Hij schamplachte even . Onzinnig, dat jegeld zou kunnen voelen als een kameraad en tochhad het er jets van . Otto zou hij als vriend wel moe-ten missen, en ez. . . .

1 99

Toen stond plotseling het beeld van Greetje voorhem, ze lachte, natuurlijk,maar de lijnenvan haar ge-zicht waren strak, - die rechte news onder het rechtevoorhoof d. Hij zag hoe ze haar hand naar hem oprhield, hij hoorde haar weer zeggen : We sprekenniets af, ik win het Loch . Nou ja, dat had ze heel let-terlijk bedoeld . Hij dacht aan haar omdat ze het eenirge meisje was dat hij kende, de eenige van zijn leeftijd. Vroeger waren er wel meisjes in zijn klas ge-weest, maar die had hij uit het oog verloren . Haarlachen was heel bekoorlijk en de ernst van haaroogen daarbij, maar hij had tot nog toe nooit aanGreetje gedacht . Eens had Iez over haar gepraat, hijwas dat al lang weer vergeten . Dat ze zijn stemminrgen raadde, of zooiets, zijn gevoelens misschienzelf s wel . Och ja, een vrouw stelde zich graag in opeen ander, Maar hij was eenzaam .Moeder zou in 't vervolg wel al zijn spaarduitjesnoodig hebben voor de kinderen . Hij trok met zijnschouders. Het was toch ook zijn bedoeling geweest,voor hen to zorgen, een tehuis voor hen op to bou-wen. Tja, wat een illusies . En nu voelde hij zich eenrzaam? of to zwaar belast? Misschien beideHij kwam op zijn kamer, waar het nog altijd naarroet rook. Hij duwde een raampje open, ging er metzijn gezicht voor staan. Altijd hetzelfde : de wind, ende bedorven, miskleurde stadshemel, hij zou buitenwillen zijn, en schilderen,200

Onzin, hij kon niet schilderen .

Nee mevrouw,had hij gezegd, ik word handelsman, Natuurlijk,over twee jaar moest hij zel f standig kunnen zijn . Endan, in zijn vrijen tijd . . . . en hij zou dat prof iel vanGreet wel altij d kunnen . . . . Hij stootte een luide zuchtuit . - Ik moet eerst slapen, dacht hij, ik heb hoof drpijn, en ik wind me op als een gek .Hij sloot zijn oogen en lief den avondwind over zijngezicht spelen, zijn mondhoeken trokken naar om-laag, hij wist niet meer of hij eenzaam, of heel ge-lukkig was .

201