III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden...

13
III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in de echtscheidingsprocedure gegrond op bepaalde feiten ? Een blik op de rechtspraak sinds 1960 David Muls Het getuigenbewijs is van groot belang in echtscheidingszaken. Naast de verklaringen van niet-familieleden van partijen, kunnen vooral diegene van de verwanten doorslaggevend zijn. Art. 931 lid 2 Ger. W. beperkt echter aanzienlijk hun mogelijkheid om te getuigen. Hoe interpreteert de rechtspraak deze bepaling ? Op deze en andere vragen poogt de auteur een antwoord te bieden. La preuve testimoniale est de grande importance en matiere de divorces. A cote des declarations faites par des personnes hors du cercle familial, tes temoignages des parents peuvent etre determinants. L'article 931, 2 o du Code ]udiciaire limite neanmoins drastiquement leurs possibilites de te- moigner. L 'auteur analyse la jurisprudence qui concerne ['interpretation de cette disposition. Proof by testimony is of great importance in divorce cases. Beside the statements of non-family members of parties, those made by relatives can be crucial. However, art. 931,2 Code of Civil Procedure restricts in a substantial way their capacity to testify. How do the courts interpret this rule ? The author seeks to answer those and other questions. § 1. INLEIDING A. Getuigenbewijs in echtscheidingen gegrond op bepaalde feiten : alge- meenheden. 1. De feiten die aanleiding kunnen geven tot echtscheiding op grand van bepaalde feiten worden opgesomd in art. 229 en 231 B.W. Het betreft overspel, gewelddaden, mishandelingen of grove beledigingen. Het bewijs van genoemde feiten client in principe te geschieden volgens de regels van het gemeenrecht (1 ). Dit impliceert o.a. dat iedere partij de feiten waarop ze zich beroept, zelf moet bewijzen (2) en dat, aangezien het (1) DE LEVAL, «Droit judiciaire prive et divorce pour cause determinee, Ann. Fac. Dr. Liege, 1977, p. 327; DE PAGE, I, 3e ed., nr. 919, p. 1027; DE GRAVE, «Divorce et separation de corps», T.P.R., 1975, 215. 479

Transcript of III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden...

Page 1: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

III. GERECHTELIJK RECHT

Wie mag er getuigen in de echtscheidingsprocedure gegrond op bepaalde feiten ? Een blik op de rechtspraak sinds 1960

David Muls

Het getuigenbewijs is van groot belang in echtscheidingszaken. Naast de verklaringen van niet-familieleden van partijen, kunnen vooral diegene van de verwanten doorslaggevend zijn. Art. 931 lid 2 Ger. W. beperkt echter aanzienlijk hun mogelijkheid om te getuigen. Hoe interpreteert de rechtspraak deze bepaling ? Op deze en andere vragen poogt de auteur een antwoord te bieden.

La preuve testimoniale est de grande importance en matiere de divorces. A cote des declarations faites par des personnes hors du cercle familial, tes temoignages des parents peuvent etre determinants. L'article 931, 2 o du Code ]udiciaire limite neanmoins drastiquement leurs possibilites de te­moigner. L 'auteur analyse la jurisprudence qui concerne ['interpretation de cette disposition.

Proof by testimony is of great importance in divorce cases. Beside the statements of non-family members of parties, those made by relatives can be crucial. However, art. 931,2 Code of Civil Procedure restricts in a substantial way their capacity to testify. How do the courts interpret this rule ? The author seeks to answer those and other questions.

§ 1. INLEIDING

A. Getuigenbewijs in echtscheidingen gegrond op bepaalde feiten : alge­meenheden.

1. De feiten die aanleiding kunnen geven tot echtscheiding op grand van bepaalde feiten worden opgesomd in art. 229 en 231 B.W. Het betreft overspel, gewelddaden, mishandelingen of grove beledigingen. Het bewijs van genoemde feiten client in principe te geschieden volgens de regels van het gemeenrecht (1 ). Dit impliceert o.a. dat iedere partij de feiten waarop ze zich beroept, zelf moet bewijzen (2) en dat, aangezien het

(1) DE LEVAL, «Droit judiciaire prive et divorce pour cause determinee, Ann. Fac. Dr. Liege, 1977, p. 327; DE PAGE, I, 3e ed., nr. 919, p. 1027; DE GRAVE, «Divorce et separation de corps», T.P.R., 1975, 215.

479

Page 2: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

materiele feiten betreft, dit bewijs mag geleverd worden met alle middelen van recht (3 ). Het bewijsmiddel bij uitstek - en bijgevolg ook het meest aangevoerde - blijkt het getuigenbewijs te zijn ( 4 ). De rechter heeft de bevoegdheid om de bewijsvoering vrij te apprecieren (5): hij is noch door de verklaringen van de getuigen, noch door hun aantal gebonden ( 6). Al staat het dan principieel vast dat de bewijsvoering met betrekking tot de echtscheiding de gewone regels van het bewijsrecht volgt, toch dienen er een aantal speciale reglementeringen aangestipt te worden (7). Deze afwij­kingen betreffen, enerzijds procedurale aspecten, waar wij ons niet zullen in verdiepen, en anderzijds de getuigenis. Het is namelijk zo dat niet ieder­een die volgens het gemeenrecht mag getuigen, het tevens mag in een echtscheidingsprocedure. Deze constatering leidde ons naar de vraag: «Wie mag getuigen in de echtscheiding, gegrond op bepaalde feiten ?».

B. Probleemstelling

2. De feiten die aangevoerd dienen te worden tot staving van een vorde­ring tot echtscheiding behoren veelal tot de sfeer van het priveleven van de partijen. Niet iedereen kent deze feiten. Inderdaad is het vaak zo dat slechts de naaste kennissen en familieleden er weet van hebben (8). De familie is de groep die in de meest geschikte positie staat om de «rech­terlijke waarheid» aan het Iicht te brengen. Maar deze familieleden staan ook in een uniek relationeel verband met de partijen : hun gevoelens zullen onvermijdelijk een grote rol spelen in hun verklaringen. Hoe dichter de getuigen t.o.v. de partijen staan, hoe beter dit is vanuit het standpunt van de kennis van de feiten, maar hoe slechter vanuit het oogpunt van de sentimentele implicaties in de getuigenis (9). Het omgekeerde geldt natuur-

(2) DE LEVAL, «Droit judiciaire prive et divorce pour cause determinee, Ann. Fac. Dr. Liege, 1977, p. 327. (3) Rb. Brussel, 20 juni 1960, f. T., 1960, 722; Gent, 30 juni 1960, R. W., 1960-1961, 893; Brussel, 13 juni 1962, Pas., 1963, II, 161; Rb. Brussel, 19 juni 1963, f. T., 1963, 511 ; Rb. Luik, 14 oct. 1964, fur. Liege, 1964-1965, 82. (4) DEL VA, «Overzicht v.d. rechtspraak: personen- en familierecht ('60-'63)», T.P.R., 1964, 399; VIEUJEAN, «Examen de jurisprudence: personnes ('65-'69)», R.C.f.B., 1970, 535. (5) VIEUJEAN, op. cit., 535. (6) DE PAGE, op.cit., 1027. (7) DE PAGE, op.cit., 1027. (8) DE PAGE, I, 3e ed., nr. 919, 1027; Rb. Marche-en-famenne, 8 nov. 1969, fur. Liege, 1969-1970, 86; Brussel, 7 feb. 1958, Pas., 1958, II, 71; DE LEVAL, noot onder Rb. Luik, 24 feb. 1983, fur. Liege, 1983, 272. (9) Wij spreken van sentimentele implicaties en niet van objectiviteit omdat de vraag naar de objectiviteit slechts een deel van het probleem vormt. Bij voorbeeld: indien kinderen zouden mogen getuigen in de echtscheidingsprocedure van hun ouders, zou men uiteraard de vraag kunnen stellen naar de objectiviteit, maar daarnaast stelt zich de moeilijkheid van het moreel verantwoord zijn van zo'n getuigenis (cfr. infra). Het ene houdt natuurlijk verband met het andere.

480

Page 3: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

lijk ook: hoe verder de getuigen staan van de partijen, hoe slechter hun kennis van de feiten maar hoe beter hun betrokkenheid in de zaak. De analyse van de rechtspraak zal ons aantonen dat het fundamentele streefdoel van de rechter een compromis tussen deze tegengestelde waar­den is. Laten we ten laatste opmerken dat wat gezegd zal worden in het kader van de echtscheiding gegrond op bepaalde feiten, ook van toepassing is voor de scheiding van tafel en bed ( 10).

§ 2. GETUIGENIS DOOR FAMILIELEDEN

A. Kinderen van bet scheidend echtpaar

1. De wettelijke regeling

a Art. 931 lid 2 Ger. W.

3. Dit artikel bepaalt dat bloedverwanten in nederdalende lijn niet mogen gehoord worden in zaken waarin bloedverwanten in opgaande lijn tegen­gestelde belangen hebben. Zullen dus niet mogen getuigen in de echtscheidingsprocedure van twee personen: hun kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen enz ... We voelen ons zo vrij om in dit werk enkel te praten over de kinderen van partijen(11). Een tweetal redenen rechtvaardigen dit. Ten eerste: de bloedverwanten in nederdalende lijn die andere zijn dan kinderen bevin­den zich noodzakelijk verder van het echtelijk Ieven van hun scheidende bloedverwanten in opgaande lijn, wat de kans kleiner maakt dat ze iets cruciaals te verklaren hebben. Ten tweede: in alle gevallen uit de recht­spraak_sinds 1960 betrof het telkens kinderen van het scheidend echtpaar.

2. De grondslagen van art. 931 lid 2 Ger. W.

- Morele overwegingen ( 12)

4. Door het feit dat een kind afstamt van zijn vader en moeder ontstaat er tussen het kind en dit paar een band van eenheid die zijn getuigenis in de

(10) Zie art. 931 lid 2 Ger.W.: ook in de scheiding van tafel en bed zijn er tegengestelde belangen; Cass., 27 sept. 1974, Pas., 1975, I, 115; Cass., 11 okt. 1979, Pas., 1980, I, 199; Brussel, 27 sept. 1978, Pas., 1978, II, 118. (11) Of het kind aldan niet meerderjarig is, speelt geen enkele rol. Cfr. Brussel, 7 feb. 1958, Pas., 1958, II, 71. (12) Cass.,30april1970,R.W., 1970-1971, 124;Cass., 11 okt.1979,R.W., 1979-1980, 1625; Brussel, 7 feb. 1958, Pas., 1958, II, 71; Rb. Marche-en-Famenne, 8 nov. 1969, fur. Liege, 1969-1970, 86; noot GALLUS onder Cass., 11 okt. 1979, Rev. Trim. Dr. Fam., 1980, 55; Verslag-VAN REEPINGHEN, I, 378.

481

Page 4: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

echtscheidingsprocedure van zijn eigen ouders moreel ontoelaatbaar maakt. De getuigenis zou noodzakelijk in het voordeel van de een en in het nadeel van de andere uitdraaien. Dit zou al te zeer indruisen tegen de welvoegelijkheid en de morele belangen van kind en familie. De familiale openbare orde verzet zich hiertegen. Dit verklaart waarom het verbod om te getuigen enkel slaat op gemeen­schappelijke kinderen. De niet-gemeenschappelijke kinderen (m.a.w. de kinderen van een van de echtgenoten uit een ander huwelijk) mogen getui­gen in de echtscheidingsprocedure van hun ouders. Dit is volledig conform de ratio legis. Deze kinderen lopen niet het gevaar «innerlijk verscheurd» te worden als ze getuigen, omdat ze slechts afstammen van een van de partijen ( 13 ).

- W etteli jke bepalingen ( 14)

5. Volgens art. 371 B.W. zijn de kinderen, van welke leeftijd ook, eerbied en ontzag verschuldigd aan hun ouders. Dit zou volgens sommigen impli­ceren dat het niet toegelaten is dat kinderen de handelingen van hun

_ ouders beoordelen.

- Praktische overwegingen (15)

6. Men gaat ervan uit dat de echtscheiding van de ouders al volstaat. Hun eigen kinderen Iaten getuigen, noodzakelijk in het voordeel van de een of de ander, zou met zich meebrengen dat de al zeer hoog opgelopen gevoe­lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage dans une famille», meent een Luikse rechter (16).

2. De wettelijke regeling gei'nterpreteerd

7. Op basis van voorgaande motiveringen aanvaardt de rechtspraak tot het begin van de jaren 1970 dat kinderen in geen geval mogen getuigen in de echtscheidingsprocedure van hun eigen ouders ( 17). Vanaf 1970 komt

(13) Brussel, 21 dec. 1976, Rev. Trim. Dr. Fam., 1978, 91. (14) Noot GALLUS onder Cass., 11 okt. 1979, Rev. Trim. Dr. Fam., 1980, 55; Brussel, 7 feb. 1958, Pas., II, 1958, 71; Brussel, 17 juni 1967, ]. T., 1967, 556. (15) Noot GALLUS onder Cass., 11 okt. 1979, Rev. Trim. Dr. Fam., 1980, 55; Luik, 21 april 1970, ]. T., 1970, 360. (16) Noot Gallus onder Cass., 11 okt. 1979, Rev. Trim. Dr. Fam., 1980,55; Luik, 21 april 1970,]. T., 1970, 360. (17) Brussel, 7 feb. 1958, Pas., 1958, II, 71; Rb. Luik, 21 jan. 1961, fur. Liege, 1960-1961, 155; Brussel, 16 dec. 1964, Pas., 1965, II, 239; Brussel, 17 juni 1967, f. T., 1967, 556; Rb. Marche-en-Famenne, 8 nov. 1969, fur. Liege, 1969-1970, 86; Luik, 21 april 1970, f. T., 1970, 360.

482

Page 5: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

er daar verandering in. Drie arresten van het Hof van Cassatie breiden de mogelijkheden om te getuigen voor de kinderen uit. Het eerste arrest is klaar, het tweede is zeer onduidelijk en het derde poogt deze onduidelijk­heid weg te werken.

a) Het arrest van het Hof van Cassatie dd. 30 apri/1970(18)

8. Het Hof beseft dat het aantal getuigen in echtscheidingszaken, dat op zichzelf al zeer gering is, niet al te zeer mag worden beperkt. Daarom beslist het dat het verbod om te getuigen «niet kan worden uitgebreid ... tot gezonden brieven waarbij een van de kinderen klaagde over de feiten waarvan het slachtoffer zou zijn geweest en tot verklaringen van derden die zijn gezegden dienaangaande zouden hebben gehoord» (19). Vanaf 30 april 1970 formuleert de regel zich dus als volgt: kinderen mogen in principe niet getuigen in echtscheidingszaken van hun ouders. Uitzondering wordt gemaakt voor bepaalde vormen van onrechtstreekse getuigenis mits het vervullen van 2 voorwaarden :

1) de getuigenissen moeten gebeuren via brieven of derden (formele voorwaarde)

2) het moet gaan om feiten waarvan het kind persoonlijk het slachtoffer is (inhoudelijke voorwaarde).

b) Het arrest van het Hof van Cassatie dd. 27 september 1974(20)

9. Het Hof van Beroep van Gent had op 4 oktober 1973 (21) een echt­scheiding toegestaan op basis van verklaringen afgelegd door de dochters van de partijen. Deze getuigenis had een dubbel kenmerk: 1. Het betrof feiten waarvan de dochters zelf het slachtoffer waren (22). 2. De verklaringen werden afgelegd in een strafrechtelijk vooronderzoek. De partij die aan het kortste eind had getrokken in Beroep gaat in Cassatie met het argument dat het Hof van Cassatie in 1970 wei een bewijs van kinderen die persoonlijk het slachtoffer van bepaalde feiten zijn geweest, had aanvaard, maar dat dit slechts gold voor brieven en verklaringen van derden. De verklaringen afgelegd tijdens een strafrechtelijk vooronderzoek vallen daarbuiten.

10. Het Hof van Cassatie reageert als volgt: «Overwegende dat die wets­bepaling (nl. 931 lid 2 Ger.W.) beperkt is tot de rechtspleging van het getuigenverhoor in burgerlijke zaken ; dat zij niet betekent dat de rechter,

(18) Cass., 30 april 1970, R. W., 1970-1971, 124. (19) Toepassing: Bergen, 21 feb. 1980, Rev. Trim. Dr. Fam., 1980, 300. (20) Cass., 27 sept. 1974, Pas., 1975, I, 115 met speciale aandacht voor de eerste noot. (21) niet gepubliceerd arrest. (22) Dit blijkt uit de eerste noot onder Cass. 27 sept. 1974.

483

Page 6: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

die in '!en burgerlijk geding uitspraak doet, de verklaringen welke bloed­verwanten in nederdalende lijn aflegden in een strafrechtelijk vooronder­zoek, niet als bron van inlichtingen zou mogen in aanmerking nemen in een geding tussen bloedverwanten in opgaande lijn». Wat belangrijk is, is dat het Hof verklaringen van kinderen in een straf­rechtelijk vooronderzoek aanvaardt maar dat het zich niet uitspreekt over de vraag of de kinderen het slachtoffer moeten zijn van de door hen naar voor gebrachte feiten.

11. De combinatie van dit arrest met het voorgaande stelt nogal wat pro­blemen inzake interpretatie. Uit de twee arresten blijkt dat er in totaal drie al dan niet cumulatieve voorwaarden zijn om een kind te Iaten getuigen in de echtscheiding van zijn ouders:

1. het persoonlijke slachtoffer zijn 2. het strafrechtelijk vooronderzoek 3. de brieven en de derden

De moeilijkheden volgen uit de mogelijkheid om de drie voorwaarden op verschillende manieren te combineren :

1. het kind moet het slachtoffer zijn van de feiten die het aanhaalt en de getuigenis moet ofwel via brieven/ derden ofwel tijdens een vooron­derzoek gebeuren.

2. Het volstaat dat de getuigenis via derden/brieven of in een vooron­derzoek gebeurt zonder dat het vereist is dat het kind het slachtoffer is van de feiten waarvan het getuigt.

3. Gebeurt de getuigenis in een vooronderzoek, dan is het niet nodig dat het kind het slachtoffer is van wat het vertelt ; gebeurt ze echter via brieven of derden, dan is dit wei vereist.

4. Het volstaat dat het kind het slachtoffer was van bepaalde feiten om er te mogen over getuigen.

12. Rechtspraak en rechtsleer interpreteren de cassatie-arresten voorzich­tigheidshalve nogal letterlijk : brieven van kinderen en verklaringen van derden moeten slaan op feiten waarvan ze persoonlijk het slachtoffer zijn geweest, dit is niet vereist voor verklaringen afgelegd tijdens een strafrech­telijk vooronderzoek (23 ). Het Hof van Beroep van Brussel stelt zich iets genuanceerder op: verkla­ringen afgelegd door een zoon tijdens een strafrechtelijk vooronderzoek, kunnen in aanmerking genomen worden zonder dat ze betrekking hebben op feiten waarvan hij persoonlijk het slachtoffer is geworden, maar de

(23) BAETEMAN, DEL VA en BAX, «Overzicht van de rechtspraak: personen- en familie­recht ('64-'74)», T.P.R., 1976, 412; Rb. Brussel, 20 april1977, R. W., 1977-1978, 477.

484

Page 7: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

rechter moet «zeer voorzichtig zijn omtrent deze uitspraken en ze plaatsen in de algehele context van dit soprt betwistingen» (24 ). Pas in 1979 krijgt het Hof van Cassatie de kans om duidelijkheid te schep­pen in deze materie.

c) Het arrest van het Hof van Cassatie dd. 11 oktober 1979(25)

13. Het Hof van Beroep van Brussel had op 27 september 1978 (26) een getuigenis toegestaan van een zoon in een strafrechtelijk vooronderzoek. De verklaringen betroffen geen feiten waarvan de zoon persoonlijk het slachtoffer was. T egen deze beslissing wordt in Cassatie gegaan op grond van het argument dat «het algemeen rechtsbeginsel dat tot grondslag van art. 931 lid 2 Ger. W. heeft gediend, verbiedt gebruik te maken van de verklar~ngen van bloedverwanten in de nederdalende lijn voor het oplossen van een geschil tussen de bloedverwanten in opgaande lijn en betreffende feiten waar ze persoonlijk niets mee te maken hadden» (27).

14. Ons Hof van Cassatie antwoordt dat «Geen enkele verklaring van de bloedverwanten in nederdalende lijn, ongeacht de vorm waarin ze werd verkregen, tijdens een geding tussen hun ouders, in rechte mag worden overgelegd, behalve de verklaringen betreffende feiten waarvan ze per­soonlijk het slachtoffer zijn geweest».

15. De klassieke interpretatie van dit arrest ( 28) splitst zich in twee del en : - De kinderen mogen getuigen omtrent zaken waarvan ze persoonlijk het slachtoffer zijn ... Dit wordt als volgt verdedigd. Kinderen die het slachtoffer zijn van daden van hun eigen ouders zijn geen echte derden meer in de zaak omdat ze «het voorwerp zelf zijn van de feiten die ze aan het Iicht brengen» (29). Bijge­volg mogen ze natuurlijk getuigen in hun «eigen» proces. - ... op voorwaarde dat dit indirect gebeurt, d.w.z. via brieven, derden of een strafrechtelijk vooronderzoek. Indien men kinderen direkt zou Iaten getuigen in een echtscheidingsproce­dure zou dit al te zeer ingaan tegen de ware grondslag van art. 931lid 2, nl. kinderen niet Iaten getuigen tegen hun ouders. Sinds 11 oktober 1979 staat het in ieder geval vast dat het kind persoonlijk het slachtoffer moet zijn van de feiten waarvan het getuigt om toegelaten

(24) Brussel, 27 sept. 1978, Pas., II, 118. (25) Cass., 11 okt. 1979, R. W., 1979-1980, 1625. (26) Brussel, 27 sept. 1978, Pas., 1978, II, 118. (27) Cass., 11 okt. 1979, R. W., 1979-1980, 1625. (28) GALLUS, noot onder Cass., 11 okt. 1979, Rev. Trim. Dr. Fam., 1980, 55. (29) GALLUS, noot onder Cass., 11 okt. 1979, Rev. Trim. Dr. Fam., 1980, 55.

485

Page 8: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

te worden als getuige in de echtscheiding van zijn ouders. M.a.w. de in­houdelijke voorwaarde lijdt geen twijfel meer. Maar hoe zit het met de formele voorw'aarde ? Gallus (30) meent dat de formele voorwaarde nog altijd moet vervuld wor­den: de verklaringen moeten afgelegd worden ofwel in een strafrechtelijk vooronderzoek, ofwel via brieven of derden.

16. Wij gaan daar niet mee akkoord. Het Hof van Cassatie zei dat de getuigenis van een kind slechts aanvaardbaar is indien ze feiten betreft waarvan het persoonlijk slachtoffer is, «ongeacht de vorm waarin ze ver­kregen werd». Dit impliceert o.i. dat er slechts een enkele voorwaarde moet vervuld worden om het kind te Iaten getuigen in de echtscheidings­procedure van zijn ouders : het moet het slachtoffer zijn van de feiten die het aanhaalt. Meer is er niet vereist. Een aantal argumenten zouden tegen deze interpretatie ingebracht kunnen worden. V ooreerst zou men kunnen zeggen dat onze interpretatie niet strookt met de letter van art. 931 lid 2 Ger.W .. Dit is juist maar we zien niet goed in in welke mate het toelaten van getuigenissen van kinderen in een vooron­derzoek, via brieven of derden minder afwijkt van de tekst. Een mogelijk bezwaar is ook dat de progressieve interpretatie al te zeer indruist tegen de bedoeling van de wetgever: de moreel ontoelaatbare getuigenis van kinderen tegen hun ouders onmogelijk maken. Is het echter niet zo dat wanneer een van de ouders een bepaalde handeling stelt waar­van zijn eigen kind het slachtoffer is (vb. het bedreigen met moord(31)) de unieke band van eenheid tussen kind en ouder wordt verbroken ? lndien men dit aanvaardt, dan heeft de ratio legis, die juist steunt op het bestaan van deze band, geen enkele grondslag meer. Sommigen zouden kunnen beweren dat onze interpretatie tot gevolg zal hebben dat art. 931lid 2 Ger.W. compleet uitgehold zal worden: er zal altijd wel ergens een feit te vinden zijn dat tot nadeel strekt van het kind. Dit probleem kan uit de wereld geholpen worden door aan de rechter de bevoegdheid te geven om de ernst van het aangehaalde feit te apprecieren en te zien of het van die aard is, dat het aan de kinderen van partijen toelaat rechtstreeks te getuigen in de procedure.

17. Deze overwegingen indachtig, en in het Iicht van de bij de aanvang beperkte groep mogelijke getuigen menen we dat het niet verkeerd zou zijn om kinderen, zelfs rechtstreeks, te Iaten getuigen in de echtscheiding van hun ouders van zodra ze het slachtoffer zijn van de door hen aangehaalde feiten. En dit zonder bijkomende formele voorwaarden. -

(30) GALLUS, noot onder Cass., 11 okt. 1979, Rev. Trim. Dr. Pam., 1980, 55. (31) Cass., 27 sept. 1974, Pas., I, 115.

486

Page 9: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

Dit lijkt ook het standpunt van Baeteman, die van zijn vroeger standpunt, gebaseerd op het cassatie-arrest van 1974 (32), afstand neemt: «in princi­pe mag geen enkele verklaring van bloedverwanten in de nederdalende lijn, in rechte worden overgelegd, noch een rechtstreekse getuigenis, noch een brief, noch het verslag van een sociaal assistente over een verklaring van een bloedverwant in de nederdalende lijn, noch een getuigenis van een derde over die verklaring; uitzondering wordt alleen gemaakt voor verkla­ringen betreffende feiten waarvan de bloedverwanten in de nederdalende lijn persoonlijk het slachtoffer waren» (33 ). Uiteindelijk kan men zich de vraag stellen of het niet een tikkeltje hypo­criet is, een verklaring van kinderen tegen hun ouders te aanvaarden wan­neer ze indirect gebeurt, maar ze te weren wanneer ze direct gebeurt: in beide gevallen wordt de ouder geraakt door zijn eigen kind.

B. Schoonzonen en -dochters van bet scheidend echtpaar

18. Of schoonzonen en -dochters mogen getuigen in een echtscheidings­procedure is een betwiste kwestie. De discussie hestand al gedurende de zestiger jaren. In deze periode gold het inmiddels afgeschafte art. 246 B. W. dat bepaalde dat «de bloedverwanten, met uitzondering van de af­stammelingen, en het dienstpersoneel van de echtgenoten mogen gehoord worden als getuigen». De vraag was of schoonzonen en -dochters moesten gelijkgesteld worden met, of onderscheiden worden van de afstammelin­gen, wat als gevolg zou hebben gehad dat ze respectievelijk niet of wel had den mogen getuigen ( 34). Bij de invoering van het Gerechtelijk Wetboek werd art. 246 B.W. vervan­gen door art. 931 lid 2 Ger.W .. Het is te betreuren dat de wetgever niet de kans gegrepen heeft om eens en voor altijd te expliciteren of schoonzo­nen en -dochters wel of niet mogen getuigen (35). Moeten deze personen gelijkgesteld worden met de «hloedverwanten in nederdalende lijn» (het­geen hun getuigenis zou verbieden) of ervan onderscheiden worden (het­geen ze zou toelaten te getuigen)? Wij menen dat het aangewezen is de getuigenis van schoonzonen en -doch­ters te aanvaarden. In een echtscheidingsprocedure client een maximum aantal getuigen toegelaten te worden, inzonderheid diegene van de naas­ten, omdat ze het best op de hoogte zijn van de situatie. Art. 371 B.W.,

(32) BAETEMAN, DEL VA en BAX, «Overzicht van de rechtspraak: personen- en familie­recht ('64-'74)», T.P.R., 1976, 412. (33) BAETEMAN en GERLO, «Overzicht van de rechtspraak: personen- en familierecht ('75-'80), T.P.R., 1981, 810. (34) pro: Brussel, 7 feb. 1958, Pas., 1958, II, 71. contra: Rb. Luik, 26 jan. 1961,]ur. Liege, 1960-1961, 155; Brussel, 16 dec. 1964, Pas., 1965, II, 289; Luik, 21 april 1970, ]. T., 1970, 360. (35) VIEUJEAN, «Examen de jurisprudence: personnes ('65-'69)», R.C.].B., 1970, 585.

487

Page 10: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

een van de redenen waarom kinderen niet mogen getuigen tegen hun ouders (cfr. supra), is niet van toepassing op de relatie schoonzonen/ doch­ters--schoonouders. W aar er morele bezwaren zijn die zich verzetten tegen de getuigenis van kinderen tegen hun eigen ouders (de «band van een­heid», cfr. supra), bestaan deze niet ten aanzien van de getuigenis van schoonzonen en -dochters, omdat deze juist niet de echte kinderen zijn van hun schoonouders : de band van eenheid bestaat niet en kan dus ook niet verbroken worden. M.a.w. de ratio van art. 931lid 2 Ger.W. is niet van toepassing op schoonzonen en -dochters. Bovendien is art. 931 lid 2 een uitzonderingsbepaling. «Bloedverwanten in nederdalende lijn» client dus eng geinterpreteerd te worden. Bij"gevolg mag het verbod niet uitgebreid worden tot schoonzonen en -dochters. Strikt gesproken zou er eigenlijk geen discussie mogen bestaan. Art. 931 lid 2 Ger.W. spreekt uitsluitend van «bloedverwanten in nedetdalende lijn» en maakt helemaal geen gewag van aanverwanten. De tekst is duidelijk en vergt geen enkele interpretatie. Het zou verkeerd zijn om op arbitraire wijze de schoonzonen en -dochters gelijk te schakelen met de «bloedverwanten in nederdalende lijn». De rechtspraak schijnt onze stelling te bevestigen. De laatste keer dat ze zich over dit probleem boog was op 7 juni 1977. Het Hof van Beroep van Luik oordeelde dat art. 931 lid 2 Ger.W. de getuigenis van een aanver­want, zelfs in rechte linie (dus een schoonzoon of -dochter), niet uit­sluit (36).

C. De overige familieleden van het scheidend echtpaar

1. De overige bloedverwanten

19. Bedoeld worden aile bloedverwanten, behalve die in de nederdalende lijn. Bij voorbeeld: ouders, grootouders,"broers, zusters, enz ... Dit stelt geen problemen: ze mogen getuigen (37). Het oude art. 246 B.W. liet het expliciet toe, het nieuwe art. 931 lid 2 Ger.W. laat het impliciet toe. Laten we toch even preciseren dat, waar kinderen niet mogen getuigen in de echtscheidingen van hun ouders, ouders dit wei kunnen in de echtschei­ding van hun kinderen. Dit lijkt verwarrend, maar is logisch. Zoals reeds herhaalde malen gezegd, is de eerste hypothese verboden omdat kinderen zouden moeten kiezen voor een van hun «echte» ouders, wat moreel on­toelaatbaar is. In de tweede hypothese echter, zullen de ouders niet moeten kiezen tussen een van hun «echte» kinderen (broers en zusters mogen niet met elkaar huwen), wat, indien dit wei het geval was, gelijkaardige morele

(36) Luik, 7 juni 1977, Rev. Reg. Dr., 1977, 281. (37) Rb. Luik, 24 feb. 1983, fur. Liege, 1983, 272.

488

Page 11: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

bezwaren had opgewekt. Ze hoeven «slechts» te kiezen tussen hun echt kind en hun schoonzoon of -dochter wat moreel nog door de beugel kan.

2. De overige aanverwanten

20. Bedoeld worden alle aanverwanten die geen schoonzoon of -dochter zijn. Bij voorbeeld: schoonouders, schoonbroers, schoonzusters, enz ... Toen art. 246 B.W. nog gold, hestand er enige twijfel. Die werd veroor­zaakt door de formulering van dit artikel, dat enkel van bloedverwanten als mogelijke getuigen gewag maakte. De rechtspraak heeft relatief vroeg aanvaard dat ook deze· personen mogen getuigen (38), zodat dit in de praktijk geen probleem stelde. Sinds het in voege treden van art. 931 lid 2 Ger.W. is alle twijfel uit de weg geruimd.

§ 3. GETUIGENIS DOOR NIET-FAMILIELEDEN

A. Detectives

21. De getuigenis afgelegd door een detective zal meestal geweerd worden door de rechter. Dit geldt ook in geval van echtscheidingen ( 3 9). De reden daarvoor is nogal evident. Als een man een detective aanstelt om uit te pluizen wat zijn echtgenote allemaal uitspookt en hem daarvoor vergoedt, is het klaar dat de detective in kwestie geneigd zal zijn om de feiten, op zijn zachtst gezegd, te «interpreteren» in het voordeel van zijn client. Slechts in een geval wordt de getuigenis van een speurder mogelijks in acht genomen: als zijn verklaringen bevestigd worden door anderen die geheel onafhankelijk van hem zijn (40). W at indien de detective niet zelf getuigt, maar een bepaalde persoon vraagt zaken te observeren en daar later over te getuigen ? De vraag stelde zich aan het Hof van Beroep van Brussel ( 41 ). De rechter oordeelde dat de getuigenis geldig was, maar de verklaringen moesten gelezen worden met de grootste «omzichtigheid», niet alleen omdat het mogelijk is dat de verhouding tussen de getuigen van die aard is, dat zij de «absolute onpartijdigheid» in het gedrang brengt, maar ook omdat de detective hen vraagt te observeren in een welbepaalde zin en

(38) Brussel, 7 feb. 1958, Pas., 1958, II, 71; Rb. Luik, 19 dec. 1960, fur. Liege, 1960-1961, 155; Brussel, 16 dec. 1964, Pas., 1965, II, 289. (39) DE PAGE, I, 3e ed., nr. 911, 1027; DE GRAVE, «Divorce et separation de corps», T.P.R., 1975,215; BAETEMAN, DEL VA en BAX, «Overzicht van de rechtspraak: perso­nen- en familierecht ('64-'74)», T.P.R., 1976, 412; DE LEVAL, «Droit judiciaire prive et divorce pour cause determinee», Ann. Fac. Dr. Liege, 1977, 335; chronique de jurispruden­ce ('66-'68), ]. T., 1969, 348, nr. 35. (40) Zie (1), behalve DE PAGE. (41) Brussel, 25 nov. 1964, Pas., 1965, II, 261.

489

Page 12: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

omdat de getuigen dus geneigd zullen zijn hun opgedane ervaring ook in die zin te interpreteren.

B. Het dienstpersoneel

22. Het oude art. 246 B.W. bepaalde uitdrukkelijk dat het dienstperso­neel kon getuigen. Art. 931lid 2 Ger.W. spreekt daarover niet. Men zou kunnen aanvoeren dat wat niet verboden is door de wetgever toegelaten is. Een mogelijk obstakel is art. 17,3 o, a van de Wet op de Arbeidsovereen­komsten (42). Genoemd artikelleert ons dat «de werknemer verplicht is ... zowel gedurende de overeenkomst als na het beeindigen daarvan, zich ervan te onthouden ... geheimen in verb and met persoonlijke of vertrou­welijke aangelegenheden, waarvan hij in de uitoefening van zijn beroeps­arbeid kennis kan hebben, bekend te maken». Het dienstpersoneel kan waarschijnlijk dit arbeidsrechtelijk beroepsgeheim inroepen om ontslagen te worden van de plicht te getuigen ( 43).

C. Overige niet-familieleden

23. De andere niet-familieleden, men denke vooral aan de naaste vrien­den, kunnen getuigen in het echtscheidingsproces mits zij voldoen aan de algemeen geldende voorwaarden omtrent getuigenissen.

§ 4. HET SPECifiEKE GEVAL VAN DE GETUIGENIS UIT TWEEDE HAND

24. Laten we uitgaan van een concreet geval(44). Mevrouw D. en mijn­heer P. zijn getrouwd. De moeder van P. woont bij hen in. Het gaat slecht met het echtelijk Ieven. Het eindigt op een echtscheidingsprocedure. De moeder van P. was een uitstekende getuige in het voordeel van P. geweest, ware ze niet overleden in het begin van de procedure. Vandaar nu het probleem. De vrouw had alles wat ze meemaakte doorverteld aan haar andere zoon, broer van P .. Mag de rechter rekening houden met zijn getuigenis ? Men client twee varianten van getuigenissen uit de tweede hand te onder­scheiden naargelang de getuige (d.w.z. de persoon wiens waarnemingen door een derde ter kennis van de rechtbank gebracht worden) een afstam­meling van de scheidende personen is of niet. De eerste variante werd

(42) B.S., 22 aug. 1978. (43) BAETEMAN, DELVA en BAX, «Overzicht van de rechtspraak: personen- en familie­recht ('64-'74)», T.P.R., 1976,412; RESPENTINO, «Des repercussions de la loi du 24 avril 1970 relative au contrat de travail domestique sur les enquetes dans la procedure en divor­ce»,]. T., 1970, 539. (44) Brussel, 3 okt. 1978, Rev. Trim. Dr. Fam., 1980, 64.

490

Page 13: III. GERECHTELIJK RECHT Wie mag er getuigen in op bepaalde ... · lens nog meer onder druk zouden komen te staan. Dit dient vermeden te worden: «C'est deja trop d'un mauvais menage

hierboven reeds behandeld ( 45). Hier gaat het enkel over de tweede vari­ante. De rechtspraak formuleert de regel als volgt. «Getuigenissen uit de tweede hand dienen in principe te worden geweerd omwille van de onduidelijk­heid of de onzekerheid van het aldus gemelde feit, maar deze gedragslijn mag niet als een absolute regel worden beschouwd. Hiervan moet met name afgeweken worden wanneer uit de aard zelf van het feit blijkt dat een onrechtstreekse getuigenis aanvaardbaar is, of wanneer deze omwille van de omstandigheden als een voldoend bewijsmiddel kan worden aange­nomen» (46). Men kan zich de vraag stellen of deze rechtspraak ook geen nieuwe toe­laatbaarheidsvoorwaarde uitmaakt voor de getuigenis van kinderen van partijen via een derde.

§ 5. BESLUIT

25. Als antwoord op de vraag wie er mag getuigen in de echtscheidings­procedure client men een onderscheid te maken tussen familieleden en niet­familieleden. Heel de familie (bloed- en aanverwanten) mogen getuigen behalve de gemeenschappelijke afstammelingen van partijen. Deze laatste mogen het toch op voorwaarde dat ze persoonlijk het slachtoffer zijn van de feiten die ze aan het Iicht brengen en dat hun getuigenis indirect ge­beurt, d.w.z. via brieven, derden of een strafrechtelijk vooronderzoek. Deze laatste vereiste wordt door ons aangevochten. Aile niet-familieleden mogen getuigen behalve indien het detectives of dienstpersoneel betreft. Getuigenissen uit tweede hand worden slechts aanvaard in de mate dat de omstandigheden het rechtvaardigen.

(45) Zie het deel over de getuigenis van kinderen van het scheidend echtpaar. (46) Brussel, 3 okt. 1978, Rev. Trim. Dr. Fam., 1980, 64.

491