JAARVERSLAG 2014 - MAKEMEWEBJAARVERSLAG 2014 Inhoud 1 INHOUD ... 2014 werd gekenmerkt door een...
Transcript of JAARVERSLAG 2014 - MAKEMEWEBJAARVERSLAG 2014 Inhoud 1 INHOUD ... 2014 werd gekenmerkt door een...
JAARVERSLAG 2014
1Inhoud
INHOUD
Inleiding ................................................................................................................................................... 2
Beleid ....................................................................................................................................................... 4
Loopbaan ............................................................................................................................................... 12
Examens ............................................................................................................................................ 13
Vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage ........................................................... 13
Examen inzake beroepsbekwaamheid .......................................................................................... 14
Mondelinge evaluatie‐examen ...................................................................................................... 15
Beleid, tendensen en evoluties ..................................................................................................... 16
Benoemingen en aanwijzingen ......................................................................................................... 20
Inleiding ......................................................................................................................................... 20
Kerncijfers ...................................................................................................................................... 21
Tendensen en evoluties ................................................................................................................ 28
Beleid en aanbevelingen ............................................................................................................... 32
Vorming ............................................................................................................................................. 36
Advies .................................................................................................................................................... 37
Controle ................................................................................................................................................. 40
Klachten ............................................................................................................................................. 41
Audits en bijzondere onderzoeken ................................................................................................... 48
Communicatie ....................................................................................................................................... 56
Internationaal ........................................................................................................................................ 59
Leden en personeel ............................................................................................................................... 61
Rekeningen ............................................................................................................................................ 62
2Inleiding
INLEIDING
Overeenkomstig artikel 151 van de Grondwet en hoofdstuk Vbis van het Gerechtelijk Wetboek heeft
de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) in 2014 doorlopend activiteiten vervuld op het vlak van:
Aanwerving, selectie en benoeming van de leden van de rechterlijke orde;
Behandeling van klachten over de werking van de rechterlijke organisatie;
Verstrekken van adviezen aan de minister van Justitie, de regering en het parlement over de
werking van de rechterlijke organisatie;
Doorlichting en bijzonder onderzoek van de werking van de rechterlijke organisatie.
Op het vlak van beleid heeft de Hoge Raad in 2014 gewerkt aan de uitvoering van zijn meerjarenplan
2012‐2016.
Over deze activiteiten wordt gerapporteerd in dit verslag.
3Inleiding
HRJ IN HET KORT
De Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) ijvert sinds 2000 voor een betere werking van de rechterlijke
orde in België. Hij doet dat op drie manieren.
Loopbaan: De HRJ organiseert de examens voor de magistratuur en draagt magistraten voor
ter benoeming door de minister van Justitie.
Controle: De HRJ voert externe controle uit op de werking van de rechterlijke orde, via
audits, bijzondere onderzoeken en de behandeling van klachten over de werking.
Advies: De HRJ neemt initiatieven en geeft adviezen ter verbetering van de werking van
justitie, ten behoeve van de burger.
De Hoge Raad voor de Justitie telt 44 leden die een mandaat van vier jaar uitoefenen.
Om de vier jaar worden 22 magistraten verkozen door de voltallige Belgische magistratuur en
worden 22 niet‐magistraten aangeduid door de Senaat. Hiervoor is een meerderheid van tweederde
van de stemmen nodig.
De HRJ is dus een gemengde instelling. Aan het eind van hun mandaat van vier jaar kunnen de leden
zich één keer herverkiesbaar stellen.
In september 2012 is het vierde mandaat (2012‐2016) van start gegaan.
Onafhankelijk
De leden hoeven geen verantwoording af te leggen aan een externe instantie, wel aan de eigen
Algemene Vergadering van de Hoge Raad, onder meer in verband met een strikt na te leven
deontologie.
4Beleid
BELEID
De Hoge Raad voor de Justitie heeft in 2003 beslist zijn beleid voor het volgende decennium in een
“managementplan” vast te leggen. Dit plan omvat volgende strategische doelen:
de selectie en loopbaan van de magistraten optimaliseren;
voorwaarden scheppen voor een beter management in de rechterlijke orde;
de toezichtsbevoegdheid van de Hoge Raad professionaliseren;
de adviesverlening optimaliseren;
een externe samenwerkingscultuur bevorderen;
een communicatiebeleid ontwikkelen;
de interne werking van de Hoge Raad optimaliseren.
Bij het begin van ieder mandaat (4 jaar) worden een aantal van deze doelen vertaald in projecten die
opgenomen worden in een meerjarenplan. Dit plan wordt uitgevoerd gedurende het mandaat. De
projecten hebben tot doel bij te dragen tot de realisatie van de voormelde strategische doelen.
5Beleid
Het meerjarenplan 2012‐2016, dat op 12 december 2012 werd goedgekeurd, groepeert in drie
programma’s een geheel van activiteiten die het uiteindelijke doel hebben de dienstverlening van
justitie aan de burger te verbeteren en zijn vertrouwen in justitie te versterken:
1. Programma “De relatie tussen de burger/de maatschappij en justitie verbeteren”
2. Programma “Verbetering werking rechterlijke organisatie”
3. Programma “Verbetering dienstverlening Hoge Raad voor de Justitie”
De twee eerste programma’s zijn extern gericht, enerzijds op de relatie burger‐justitie en anderzijds
op de rechterlijke organisatie. Het derde programma is intern gericht.
MEERJARENPLAN: ENKELE PROJECTEN
Project “Interne controlesysteem rechterlijke organisatie”
Hoofddoelstelling van dit project is het stimuleren van het management van een rechtbank of parket
om de beheersing van de risico’s bij de uitvoering van de management‐ en operationele activiteiten
binnen de organisatie te verbeteren.
In 2013 werd beslist de rechtbanken en parketten kennis te laten maken met « interne controle » (IC)
ten einde het gebruik ervan te stimuleren. Workshops in control self assessment worden hen
aangeboden. Zo kan de interne organisatie verbeteren, zal de HRJ met audits de IC in beeld kunnen
brengen en aanbevelingen doen voor de verbetering ervan.
De resultaten van een in 2014 beëindigede audit betreffende het gebruik van beleidsplannen bij de
rechtbanken van eerste aanleg (zie onder het hoofdstuk CONTROLE) wijzen duidelijk op de noodzaak
om dergelijke workshops te organiseren.
6Beleid
Project “Deontologische code leden HRJ”
Het opstellen van een deontologische gids voor zijn leden heeft tot doel het vertrouwen in de
objectiviteit en de onafhankelijkheid van de HRJ te vergroten.
De gids werd voorbereid door de Deontologische Cel, die binnen de HRJ werd opgericht om adviezen
te verstrekken over deontologische kwesties en om eventuele tekortkomingen van de leden te
onderzoeken (art. 22 en 37 van het huishoudelijk reglement van de HRJ). De gids werd door de
algemene vergadering van de HRJ goedgekeurd op 25 juni 2014.
In de inleiding ervan wordt erop gewezen dat de burger en de magistraten recht hebben op een HRJ
die de hoogste mate van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit garandeert en streeft naar
de grootst mogelijk transparantie. Van alle leden van de Hoge Raad wordt dan ook verwacht dat zij
hun rechten en plichten kennen, zich hiervan bewust zijn en overleg plegen met hun collega’s. De
gids dient als een basis voor dit overleg en voor die zelfreflectie.
Het algemeen deel van de gids bevat de deontologische principes die gelden ongeacht de commissie
waarvan een lid deel uitmaakt: de onafhankelijkheid, de onpartijdigheid, het beroepsgeheim, de
loyauteit, de integriteit en de vrijheid van meningsuiting.
In het tweede deel van de gids worden deze principes waar nodig verduidelijkt of aangevuld in
functie van de commissie waarvan het lid deel uitmaakt.
Project “standaard functiebeschrijvingen en competentieprofielen van de magistratuur”
Dit project heeft tot doel het opstellen van standaardfunctiebeschrijvingen voor de magistratuur.
Ingevolge de wet van 18 februari 2014 tot invoering van een verzelfstandigd bestuur voor de
rechterlijke organisatie werden de door de HRJ aangemaakte functieprofielen (zijnde
functiebeschrijvingen en bijhorende competentieprofielen), met uitzondering van deze van
korpschef, overgezonden aan het College van de Hoven en rechtbanken en het College van het
Openbaar Ministerie die hiervoor bevoegd werden vanaf 1 april 2014.
Voor de functieprofielen van korpschef (“standaardprofielen” genoemd) blijft de Raad evenwel
bevoegd. Het standaardprofiel van voorzitter van de vrederechters en rechters in de
politierechtbank, een nieuwe functie die in het kader van de hervorming werd opgericht, werd op 28
januari 2014 bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
In 2015 zal de FOD Justitie een volledige aanpassing van het koninklijk besluit van 15 maart 2000 tot
vastlegging van de categorieën van standaardprofielen bekendmaken in het Belgisch Staatsblad.
Daaropvolgend zal de Raad de nieuwe standaardprofielen in het Belgisch Staatsblad bekendmaken.
7Beleid
Project “Opinieonderzoek ‐ 4de justitiebarometer”
Hebt u vertrouwen in Justitie? Vindt u dat de rechtspraak in alle onafhankelijkheid plaatsvindt?
Worden burgers op gelijke wijze behandeld door de rechters? Bent u voorstander van een volksjury
of eerder van beroepsrechters? Moet de bemiddeling worden aangemoedigd? Moeten gevangenen
het einde van hun straf uitzitten? Kan een vervroegde invrijheidstelling worden overwogen?
Deze vragen en nog vele andere werden aan 1.511 Belgen gesteld tijdens een telefonische enquête
die werd uitgevoerd op vraag van de Hoge Raad voor de Justitie naar aanleiding van de vierde editie
van de Justitiebarometer na de barometers van 2002, 2007 en 2010.
Dankzij de actieve medewerking van de burgers kon de Hoge Raad voor de Justitie meten wat de
Belgen denken over deze eigensoortige openbare dienstverlening die Justitie is, en of hun opvatting
mettertijd is veranderd.
Tijdens deze grote opiniepeiling kon de burger zijn magistraten en de werking van Justitie
beoordelen. Er werd ook een specifieke ruimte voorzien voor personen die in de afgelopen tien jaar
met een burgerlijke of strafrechtelijke rechtbank in contact zijn gekomen, om beter te weten te
komen hoe ze dit contact met Justitie werkelijk hebben ervaren.
Een centrale vraag heeft betrekking op het vertrouwen van de Belgische bevolking in 6 instellingen : Ik ga u een lijst voorleggen met Belgische instellingen. Kan u mij voor elke instelling in het algemeen zeggen of u vertrouwen in deze instelling heeft? U kan antwoorden met ja, eerder wel, eerder niet, neen.
70%
32%
30%
21%
48%
18%
21%
29%
31%
27%
33%
20%
4%
16%
19%
24%
9%
22%
4%
16%
17%
25%
8%
32%
Onderwijs
Parlement
Justitie
Pers
Politie
Religieuzeinstellingen
Ja
Eerder wel
Eerder niet
Neen
2014 Algemee
8%
38
34
36
49
17
55
81
48
61
61
91
8Beleid
Het onderwijs (91%) en de politie (81%) zijn de instellingen die inzake vertrouwen het best scoren (met name de optelsom van de antwoorden “ja” en “eerder wel”). Het parlement en justitie verkrijgt een vertrouwen van 61%, de pers 48% en de religieuze instellingen (38%). De resultaten voor het vertrouwen in deze instellingen in 2002, 2007, 2010 en 2014 zijn als volgt:
De volledige versie van de Justitiebarometer 2014 kan je terugvinden op de website van de HRJ:
http://www.hrj.be/sites/5023.b.fedimbo.belgium.be/files/press_publications/justitiebarometer_2014.pdf.
9Beleid
COLLOQUIA EN SEMINARIES
De interneringsproblematiek
Op 7 mei 2014 heeft de Hoge Raad in de Congreszaal van de Kamer van volksvertegenwoordigers een
colloquium georganiseerd omtrent de interneringsproblematiek met als titel NO EXIT ‐ Is er hoop
voor geïnterneerden?
Dit colloquium dat meer dan 200 mensen heeft bijeengebracht, was
bedoeld om een stand van zaken op te maken van de interneringssituatie
van personen die een strafbaar feit hebben gepleegd of
ontoerekeningsvatbaar werden verklaard. De Hoge Raad wilde met dit
colloquium de mensen en de beleidsverantwoordelijken bewust maken
van deze problematiek door expertise en kunst te verenigen. Het
colloquium werd immers verfraaid door een tentoonstelling van
portretten van geïnterneerden van de Gentse fotograaf, Lieven NOLLET, en de thematiek werd
ingeleid door de vertoning van de film 9999 van de filmmaakster Ellen VERMEULEN.
De 14 veroordelingen van België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
betreffende het lot van de geïnterneerden illustreren in overvloed de structurele aard van de
interneringsproblematiek in ons land. De HRJ wilde openlijk het aanhoudende gebrek aan gepaste
verzorging en behandelingen van de geïnterneerden in de gevangenissen aan de kaak stellen en
heeft erop gewezen om hen dringend een geschikte therapeutische begeleiding te verzekeren.
Zowel het onderdeel verzorging en het gerechtelijk onderdeel en het wetgevend kader kwamen
tijdens dit colloquium aan bod. Er waren ook sprankjes hoop, zoals het nieuw Forensisch
Psychiatrisch Centrum in Gent dat zijn deuren opende, ook al werden er vragen gesteld over het
privébeheer van dit centrum, de werking ervan (272 plaatsen voor een totale bevolking van 1100
geïnterneerden) en de decennia dat het duurde vooraleer het ontstaan van een dergelijke
gespecialiseerde opvang van hogerisicopatiënten kon worden vastgesteld. De nieuwe “wet Anciaux”
werd gunstig onthaald onder voorbehoud dat er voldoende middelen worden voorzien. Zo niet dreigt
ze tevergeefs te zijn zoals bij een vorige wet over de internering van 2007. In dergelijk geval blijft
België een wet over de internering toepassen die dateert van 1964!
Het zijn niet enkel wetenschappers en mensen uit de praktijk, maar ook beleidsverantwoordelijken –
de minister van Volksgezondheid, Laurette Onkelinx, en vertegenwoordigers van Justitie en van de
Gemeenschappen – die ten overstaan van de deelnemers hebben gedebatteerd en ervoor hebben
gepleit dat geïnterneerden de gevangenissen verlaten waarin ze niets te winnen hebben maar alles
te verliezen.
10Beleid
De HRJ ontmoet de korpschefs van het nieuwe gerechtelijke landschap
2014 werd gekenmerkt door een grondige hervorming van het gerechtelijk landschap. Op 1 april zijn
de 27 gerechtelijke arrondissementen die we tot dan toe kenden, verdwenen om er voortaan slechts
12 te vormen.
De gerechtelijke organisatie is niet enkel op territoriaal maar ook op organisatorisch vlak hervormd.
De hervorming strekt er namelijk toe om een grotere autonomie op het niveau van de middelen en
het personeel toe te kennen aan deze nieuwe gerechtelijke arrondissementen. In deze context
moeten de korpschefs van de zittende magistratuur (voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg,
van de arbeidsrechtbank en van de rechtbank van koophandel) en van het parket (procureur des
Konings en arbeidsauditeur) binnen elk arrondissement een sleutelrol spelen in het beleid en het
beheer dat er zal worden gevoerd.
Een van de belangrijkste taken van de HRJ in 2014 was de voordracht van de meest geschikte
kandidaten om deze nieuwe functies te bekleden en uitvoering te geven aan de decentralisatie van
de gerechtelijke organisatie (zie Hoofdstuk “Loopbaan ‐ De nieuwe korpschefs” bladzijde 26).
Na deze voordrachten wilde de HRJ deze korpschefs ook ontmoeten nadat ze hun mandaat enkele
maanden hadden uitgeoefend om met hen van gedachten te wisselen over hun opvatting van de
gerechtelijke organisatie zoals ze nu is en zal worden, alsook over hun deelname aan de
werkzaamheden van de HRJ en hun interactie ermee.
Niet minder dan 70 korpschefs hebben gehoor gegeven aan de uitnodiging van de HRJ en hebben
actief deelgenomen aan de zeven vergaderingen die tussen 21 november 2014 en 12 januari 2015
georganiseerd zijn. De succesvolle gedachtewisselingen in dit kader hebben ontegenzeglijk
bijgedragen tot een beter begrip van de respectievelijke werkingswijzen en tot het optimaliseren van
de samenwerking.
11Beleid
Seminarie “De externe controle op de werking van justitie na de invoering van het
verzelfstandigd beheer bij de rechterlijke organisatie”.
Op 4 en 5 december 2014 heeft de Verenigde Advies‐ en Onderzoekscommissie een seminarie voor
haar leden georganiseerd met als thema “De externe controle op de werking van justitie na de
invoering van het verzelfstandigd beheer bij de rechterlijke organisatie”.
Aanleiding hiertoe is de inwerkingtreding op 1 april 2014 van de wet van 18 februari 2014 tot
invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie. Deze voorziet onder meer
dat het College van de Hoven en rechtbanken en het College van het Openbaar Ministerie een
interne auditfunctie organiseren voor respectievelijk de rechtscolleges en de parketten(‐generaal).
Dit biedt de Hoge Raad voor de Justitie de mogelijkheid om ten volle in te zetten op het externe
toezicht
De eerste dag van het seminarie was gewijd aan de inzichten van de FOD Justitie met betrekking tot
de implementatie van deze wet.
Tijdens de tweede dag werd het externe toezicht op de werking van justitie van justitie uitvoering
besproken en de activiteit omschreven die de Hoge Raad voor de justitie daarbij zal vervullen.
Als externe auditor zal de Hoge Raad toezien op de goede werking van de rechterlijke organisatie
door het gericht uitvoeren van prestatie‐audits.
Bij middel van prestatie‐audits zal de Hoge Raad de resultaten van het beleid van de rechterlijke
organisatie in de samenleving beoordelen.
Met prestatie‐audits beoogt de Raad tevens te zorgen voor een significante verbetering van de
werking van de rechterlijke organisatie mits opvolging van de aanbevelingen.
Dank zij deze audits zullen ook de stakeholders van de rechterlijke organisatie (parlement, burger, …)
zich een goed beeld kunnen vormen van de kwaliteit, betrouwbaarheid en performantie van de
rechterlijke organisatie. Dergelijke audits dragen immers bij tot het verhogen van de transparantie en
accountability van de rechterlijke organisatie.
12Loopbaan
LOOPBAAN
In België kan toegang tot de magistratuur enkel worden verkregen door te slagen voor een examen.
Er zijn drie soorten examens: het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage, het
examen inzake beroepsbekwaamheid en het mondelinge evaluatie‐examen.
Deze examens worden ingericht door de Hoge Raad voor de Justitie. Wie voor een
magistratenexamen geslaagd is en desgevallend de stage doorlopen heeft, wordt niet automatisch
magistraat. Om te beginnen blijft het wel degelijk wachten op een vacature. Eens die in het Belgisch
Staatsblad verschenen is, heb je een maand tijd om je kandidaat te stellen. De Hoge Raad voor de
Justitie moet de meest geschikte kandidaat voordragen voor een benoeming in een vacature van
magistraat of een aanwijzing in een mandaat van korpschef.
Zoals in alle sectoren van de samenleving staat het belang van een goede (bij)scholing voor
magistraten buiten kijf. De Hoge
Raad voor de Justitie schrijft de
algemene richtlijnen voor de
gerechtelijke stage en de
permanente opleiding van de
magistraten. De opleiding wordt
verzorgd door het Instituut voor
Gerechtelijke Opleiding.
Deelnemersexamens
Voordrachten Vacanteplaatsen
0 9 13
481
186 202
413
154 185
894
349400
Kerncijfers Verenigde commissie
NL commissie
FR commissie
Totaal
13Loopbaan
PROFIEL GESLAAGDEN Aantal 55 Man 31% Vrouw 69% Gem. leeftijd 30 jaar Balie‐ervaring 82%
EXAMENS VERGELIJKEND TOELATINGSEXAMEN TOT DE GERECHTELIJKE STAGE
Het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage is bedoeld voor jonge juristen met
weinig beroepservaring (minimum 1 jaar juridische ervaring) die snel een loopbaan als magistraat
willen beginnen. Dit is een onrechtstreekse toegangspoort tot de magistratuur omdat de geslaagden
van dit examen eerst nog met succes een stage moeten doorlopen, alvorens ze kunnen solliciteren
voor een vacante post.
Aan het vergelijkend toelatingsexamen tot de
gerechtelijke stage namen tijdens het
gerechtelijk jaar 2014‐2015 (oproep tot
kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad
van 8 september 2014 bekendgemaakt) 242
Nederlandstalige kandidaten, 152 Franstalige
kandidaten en 1 Duitstalige kandidaat deel.
26 Nederlandstalige kandidaten (of 10,7%) en
29 (of 18,9%) Franstalige kandidaten zijn
geslaagd. Met het oog op een indiensttreding
op 1 oktober 2015 werden er 26 plaatsen van Nederlandstalige gerechtelijke stagiairs en 22 plaatsen
van Franstalige stagiairs opengesteld.
DEELNEMERS Aantal 395 Man 27% Vrouw 73% Gem. leeftijd 31 jaar Balie‐ervaring 71%
14Loopbaan
EXAMEN INZAKE BEROEPSBEKWAAMHEID
Het examen inzake beroepsbekwaamheid kan worden beschouwd als een “rechtstreekse”
toegangsmogelijkheid tot de magistratuur. Dit examen is bedoeld voor ervaren juristen. Hoewel de
enige voorwaarde voor de inschrijving voor het examen bestaat in het bezitten van een
licentie/master in de rechten, moeten geslaagden voor dit examen een beroepservaring van ten
minste vijf jaar doen gelden om nuttig te kunnen solliciteren voor een plaats bij het parket, en tien
jaar voor een plaats bij de zetel.
Een geslaagd examen levert een getuigschrift van beroepsbekwaamheid op, dat zeven jaar geldig is
te rekenen vanaf de datum van het proces‐verbaal van het examen.
Ook gedurende het jaar 2014 werd een examen inzake beroepsbekwaamheid georganiseerd (oproep
tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad van 23 december 2013).
Aan dit examen hebben 231 Nederlandstalige kandidaten en 246 Franstalige kandidaten
deelgenomen. 29 Nederlandstalige kandidaten (of 12,5%) en 33 (of 13,5%) Franstalige
kandidaten zijn geslaagd.
DEELNEMERS Aantal 477 Man 36% Vrouw 64% Gem. Leeftijd 35 jaar Balie‐ervaring 83%
PROFIEL GESLAAGDEN Aantal 62 Man 37% Vrouw 63% Gem. Leeftijd 34 jaar Balie‐ervaring 85%
15Loopbaan
PROFIEL GESLAAGDEN Aantal 9 Man 56 % Vrouw 44 % Gem. leeftijd 52 jaar Balie‐ervaring 28 jaren
MONDELINGE EVALUATIE‐EXAMEN
Het mondelinge evaluatie‐examen, dat
gewoonlijk “de derde toegangsweg” wordt
genoemd, is bedoeld voor ervaren advocaten.
Om te kunnen deelnemen moet men
gedurende 20 jaar als voornaamste
beroepsactiviteit het beroep van advocaat
hebben uitgeoefend of minstens 15 jaar als
voornaamste beroepsactiviteit het beroep van
advocaat hebben uitgeoefend en minstens vijf
jaar een functie hebben bekleed die een
gedegen kennis van het recht vereist. Het mondelinge evaluatie‐examen wordt tweemaal per jaar
georganiseerd. De geslaagden kunnen zich, gedurende drie jaar te rekenen vanaf de datum van de
afgifte van hun machtiging, kandidaat stellen voor een vacante betrekking als magistraat.
Het aantal personen dat via deze weg tot de magistratuur kan toetreden, is per rechtsgebied beperkt
tot 12%, naar gelang van het geval, van het totaal aantal vrederechters en rechters in de
politierechtbank van het rechtsgebied van het hof van beroep (art. 187ter van het Gerechtelijk
Wetboek), of van het totaal aantal rechters bij de rechtbanken van eerste aanleg, de rechtbanken
van koophandel en de arbeidsrechtbanken gelegen in het rechtsgebied van het hof van beroep of
van het arbeidshof (art. 191ter van het Gerechtelijk Wetboek).
Aantal deelnemers aan het mondelinge evaluatie‐examen in 2014: 8 Nederlandstalige
kandidaten en 14 Franstalige kandidaten.
Aantal geslaagden: 4 Nederlandstalige kandidaten (hetzij een slaagpercentage van 50%) en
5 Franstalige kandidaten (hetzij een slaagpercentage van 36%).
DEELNEMERS Aantal 22 Man 64 % Vrouw 36 % Gem. leeftijd 51 jaar Balie‐ervaring 26 jaren
16Loopbaan
BELEID, TENDENSEN EN EVOLUTIES
Examenbeleid
Het programma van het examen inzake beroepsbekwaamheid georganiseerd in 2014 werd
bekrachtigd bij een ministerieel besluit van 26 september 2013, gepubliceerd in het Belgisch
Staatsblad van 30 september 2013. De programma's van het examen inzake beroepsbekwaamheid
en van het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage voor het gerechtelijk jaar 2014‐2015 werden bekrachtigd bij ministerieel besluit van 15 juli 2014, dat op 8 september 2014 in het
Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd. In verband met die programma’s benadrukken we met
prioriteit de volgende punten:
Sinds 2013 worden het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage en het examen
inzake beroepsbekwaamheid georganiseerd op een wijze die meer de nadruk legt op het
“kunnen” van een kandidaat‐magistraat, eerder dan op het “kennen”. Deze examenvorm werd
behouden voor de betrokken periode. Met de nieuwe examenvorm wordt onder meer gepeild
naar het juridisch denkvermogen van de kandidaten, naar hun vermogen om een casus te
analyseren en, rekening houdend met alle elementen die eigen zijn aan die praktijkgeval, een
(juridisch) correcte oplossing naar voren te schuiven die tevens een maatschappelijk effectieve
oplossing is. Van de kandidaten wordt verwacht dat zij bij het formuleren van de (juridische)
oplossing optimaal rekening houden met de specifieke en breed‐maatschappelijke context die
de casus kenmerkt.
De beide examens bestaan voortaan uit twee onderdelen, een schriftelijke proef en een
mondelinge proef.
De psychologische testen, die aanvankelijk een proefproject waren, werden behouden in het
kader van de examens inzake beroepsbekwaamheid in 2014 en het vergelijkend
toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage van de zittijd 2014‐2015. Deze testen kunnen een
cognitief‐analytische test en/of een persoonlijkheidsvragenlijst omvatten. Toch werd er een
zekere soepelheid in de examenprogramma’s gelaten zodat elke commissie kan beslissen of ze
deze testen al dan niet organiseert, of op welk moment ze deze inlast (voor de deelnemers aan
de schriftelijke proef, dan wel enkel voor de deelnemers aan de mondelinge proef). Met dit
project neemt de Hoge Raad voor de Justitie een voorbeeld aan de normen inzake
selectieprocedures en ‐methoden die voor een hele brede waaier functies gehanteerd worden.
Zoals voorgaande jaren zijn die testen niet eliminerend, maar dienen zij enkel om de commissie
in te lichten over bepaalde competenties van de kandidaten ten aanzien van de competenties die
van een magistraat mogen worden verwacht (adequaat omgaan met macht, besluitvaardigheid,
stressbestendigheid enz.) en zo het onderhoud tijdens het mondelinge examengedeelte voor te
bereiden.
17Loopbaan
Sensibiliseren en informeren
De Hoge Raad voor de Justitie was opnieuw present op de jobinfobeurzen die de universiteiten voor
de studenten rechten organiseren. Op die jobinfobeurzen kregen de aanwezigen informatie over de
examens die de HRJ organiseert en over de loopbaanmogelijkheden binnen de magistratuur. Zo kan
er bij potentiële kandidaten die anders misschien moeilijk kunnen worden bereikt, de interesse voor
een loopbaan in de magistratuur gericht en prospectief worden gewekt. Burgers bewust maken van
hun mogelijke toekomst binnen de magistratuur, is een investering die behouden moet blijven.
Een opvallende vaststelling bij de laatstejaarsstudenten is hun belangstelling voor een loopbaan als
parketmagistraat en voor de bijzondere mandaten van onderzoeks‐ en jeugdrechter.
Net zoals de voorgaande jaren hebben de benoemingscommissies algemene infosessies
georganiseerd voor de kandidaten die voor de examens zijn ingeschreven. Daarin werd vooral
toelichting verschaft over de examenprogramma’s, de concrete modaliteiten van de examens en
over de verwachtingen van de jury’s.
Opdat de kandidaten zich optimaal zouden kunnen voorbereiden, zijn er diverse documenten op de
website van de HRJ gezet zoals de powerpointpresentaties van de infosessies, enkele goede
examenkopijen van vorige jaren (Franstalige commissie) of een tijdsplanning van de examens zodat
(potentiële) kandidaten ruimschoots op voorhand kunnen inschatten op welke tijdstippen zij zich
dienen vrij te maken voor de diverse proeven.
Bovendien werd voor de kandidaten die dit wensten voorzien in feedbacksessies met diverse leden
van de examenjury.
18Loopbaan
Tendensen en evoluties1
Wat het aantal inschrijvingen voor de examens betreft hebben we in 2014 een lichte stijging
waargenomen van het aantal inschrijvingen voor het examen inzake beroepsbekwaamheid (547
inschrijvingen ten opzichte van 522 voor de tweede zittijd 2012‐2013).
Het aantal inschrijvingen voor het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage 2014‐
2015 is relatief stabiel gebleven in verhouding tot de zittijd 2013‐2014 (463 inschrijvingen ten
opzichte van 460 voor de zittijd 2013‐2014).
1 De cijfers weergegeven in dit onderdeel betreffen globale cijfers (Nederlandstalige + Franstalige kandidaten).
0
200
400
600
800
1000
1992-199
3 .
1993-199
4 .
1994-199
5 .
1995-199
6 .
1996-199
7 .
1997-199
8 .
1998-199
9 .
1999-200
0 .
2000-200
1 .
2001-200
2 .
2002-200
3 .
2003-200
4 .
2004-200
5 .
2005-200
6 .
2006-200
7 .
2007-200
8 .
2008-200
9 .
2009-201
0 .
2010-201
1 .
2011-201
2 .
2012-201
3 1°
2012-201
3 2°
2013-201
4 .
2014-201
5 .
Evolutie inschrijvingen toegang tot de magistratuur (FR + NL)
Vergelijkend toelatingsexamen tot degerechtelijke stageExamen inzake beroepsbekwaamheid
19Loopbaan
De meeste kandidaten komen van de balie, zowel voor het toelatingsexamen tot de gerechtelijke
stage (71%) als voor het examen inzake beroepsbekwaamheid (83%). Die cijfers zijn nog meer
uitgesproken bij de geslaagden (respectievelijk 82% advocaten bij het toelatingsexamen en 85% voor
het examen inzake beroepsbekwaamheid). De meeste deelnemers aan de examens zijn vrouwen
(73% vrouwen tegenover 27% mannen voor het toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage en 64% vrouwen tegenover 36% mannen voor het examen inzake beroepsbekwaamheid). Bij het aantal
geslaagden kunnen min of meer dezelfde verhoudingen worden vastgesteld: we zien 69% vrouwen
en 31% mannen geslaagd voor het toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage en 63% vrouwen en
37% mannen geslaagd voor het examen inzake beroepsbekwaamheid. Die tendens zien we ook op
Europees niveau.
Voor wat het mondelinge evaluatie‐examen (3de weg) betreft werd een tegenovergestelde evolutie
vastgesteld: het aantal geslaagde mannen ligt hier hoger (56%).
Modernisering van de examenprocedures
Sinds 2013 worden de schriftelijke proeven van de examens via computer afgenomen. Hiervoor
wordt jaarlijks een specifiek budget vrijgemaakt, teneinde gebruik te kunnen maken van de
infrastructuur van SELOR. De budgettaire impact hiervan is belangrijk en bedroeg 71.191 euro voor
de examens georganiseerd in 2014 (473 Nederlandstalige kandidaten en 399 Franstalige
kandidaten)2. De samenstelling van de examendossiers en de verbetering der examenkopijen blijkt
uiteraard een exclusieve bevoegdheid van de leden van de benoemings‐ en aanwijzingscommissies.
De overstap naar geïnformatiseerde proeven vormt een significante verbetering voor het comfort
van de kandidaten, terwijl tevens een voordeel wordt gerealiseerd op het vlak van de verbetering
door de leden van de examenjury’s.
Vanuit deze optiek beoogt de HRJ in de toekomst tevens over te gaan tot een vereenvoudiging en
modernisering van de inschrijvingsprocedure voor de examens. Het doel bestaat erin aan de
kandidaten de mogelijkheid te bieden om zich on‐line, via de website van de HRJ, in te schrijven.
Bovendien zouden bepaalde stavingstukken, zoals het diploma, indien deze reeds eerder werden
overgemaakt aan de HRJ, niet opnieuw gevraagd worden. In dit verband dringt zich een wijziging van
de wettelijke en reglementaire bepalingen op.
2 De kostprijs bedraagt +/‐ 80 euro per kandidaat.
20Loopbaan
BENOEMINGEN EN AANWIJZINGEN
INLEIDING
De benoemings‐ en aanwijzingscommissies van de HRJ dragen de magistraten voor die benoemd of
“aangewezen” (in het geval van korpschefs) worden door de Koning (lees: de minister van Justitie).
Na de dossiers te hebben onderzocht en de kandidaten te hebben gehoord, kan de commissie:
ofwel een kandidaat voordragen, omdat zij bij tweederde meerderheid van haar leden van
oordeel is dat hij de voor de functie vereiste kwaliteiten en competenties bezit;
ofwel geen enkele kandidaat voordragen (in welk geval de vacante plaats door de Federale
Overheidsdienst Justitie automatisch opnieuw wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad).
De voordracht wordt meegedeeld aan de minister van Justitie.
Vervolgens kan de Koning:
ofwel de keuze van de commissie “bekrachtigen” door de kandidaat te benoemen;
ofwel deze voordracht weigeren en zijn beslissing met redenen omkleden (in welk geval het
dossier opnieuw wordt bezorgd aan de commissie, die een nieuwe beslissing moet nemen);
ofwel de beslissing niet nemen binnen de voorgeschreven termijn van 60 dagen na de ontvangst
van het proces‐verbaal van voordracht; in dat geval beschikt de commissie over een termijn van
15 dagen om een aanmaning aan de Koning te betekenen; wanneer de Koning binnen 15 dagen
na de betekening geen beslissing treft, staat zijn weigering gelijk met een afwijzende beslissing
waartegen beroep kan worden aangetekend bij de Raad van State, en de vacature wordt dan
opnieuw bekendgemaakt.
21Loopbaan
Voordrachten worden slechts uitzonderlijk geweigerd (zie onder).
Aantal voordrachten
(CND + BAC + VBAC) **
Aantal benoemingen of aanwijzingen
(CND + BAC + VBAC) **
Weigeringen
(CND + BAC + VBAC) **
2001 333 307 25
2002 316 308 25
2003 300 294 6
2004 247 245 1
2005 243 239 4
2006 298 293 5
2007 236 234 1
2008 225 225 0
2009 217 216 1
2010 239 232 6
2011 210 204 6
2012 248 244 4
2013 288 288 2
2014 349 348 4
** CND: Franstalige Benoemings‐ en aanwijzingscommissie (commission de nomination et de désignation) BAC: Nederlandstalige benoemings‐ en aanwijzingscommissie VBAC: Verenigde benoemings‐ en aanwijzingscommissie
KERNCIJFERS
De Nederlandstalige benoemings‐ en aanwijzingscommissie
(BAC)
De Nederlandstalige Benoemings‐ en
aanwijzingscommissie heeft de dossiers van 791
kandidaten voor 202 vacant verklaarde plaatsen
onderzocht, en heeft 186 voordrachten gedaan. Voor
2014 resulteerden 185 voordrachten in een effectieve
benoeming of aanwijzing. Van de in 2014 gedane
voordrachten werd er één geweigerd door de minister
van Justitie, waarop een nieuwe voordracht werd
gedaan.
73 6146
22
367
300
86
38
Hoeveel kandidaten voor hoeveel plaatsen in 2014?
vacante plaatsen aantal kandidaten
22Loopbaan
Voor 17 vacante plaatsen heeft de BAC geen enkele
kandidaat voorgedragen. Verschillende redenen
kunnen worden aangevoerd voor deze beslissingen:
Alle kandidaten werden reeds voor een andere vacante plaats voorgedragen, werden zeer recent op
een andere plaats benoemd of hadden hun
kandidatuur ingetrokken (7 gevallen);
De kandidaten werden door de commissie onvoldoende
bekwaam en geschikt geacht om in aanmerking te
komen voor een voordracht (8 gevallen).
De kandidaten voor de functie vervulden de
benoemingsvoorwaarden voor de vacante betrekking
niet (2 gevallen).
Eén voordracht werd geweigerd door de Koning (lees: de minister van Justitie), op grond van de
vaststelling dat de voorgedragen kandidaat afstand deed van zijn kandidatuur voorafgaand aan
zijn benoeming. Voor de desbetreffende vacante plaats werd door de BAC een andere nuttig
opgekomen kandidaat voorgedragen. Dit verklaart de discrepantie tussen het aantal door de BAC
voorgedragen kandidaten en het aantal benoemde kandidaten.
791 KANDIDATEN Mannen 45% Vrouwen 55%
Beroepservaring:
33 % magistraat, 22 % gerechtelijk stagiair, 36 % advocaat of 9 % andere (jurist in de overheids‐ of in de privésector, bedrijfsjurist, parketjurist, referendaris …)
186 VOORGEDRAGEN KANDIDATEN Mannen 49 % Vrouwen 51 %
Beroepservaring:
36 % magistraat, 16 % gerechtelijk stagiair, 40 % advocaat of 8 % andere (jurist in de overheids‐ of in de privésector, bedrijfsjurist, parketjurist, referendaris …)
zetel parket
53%32%
47%
68%
Voorgedragen als magistraat
mannen vrouwen
23Loopbaan
De Franstalige benoemings‐ en aanwijzingscommissie (CND)
De Franstalige Benoemings‐ en aanwijzingscommissie
heeft de dossiers van 627 kandidaten voor 185 vacant
verklaarde plaatsen onderzocht (sommige plaatsen
werden meermaals vacant gesteld), en heeft 154
voordrachten gedaan. Daarvan resulteerden er 154 in
een effectieve benoeming of aanwijzing. Van de in
2014 gedane voordrachten werden er drie geweigerd
door de minister van Justitie. Deze hebben het
voorwerp uitgemaakt van een nieuwe voordracht.
Voor 31 vacante plaatsen heeft de CND geen enkele
kandidaat voorgedragen.
Daar zijn verscheidene redenen voor:
1. De kandidaten waren al voorgedragen voor een
andere vacante plaats (22 gevallen). Wanneer een kandidaat die
voor verscheidene vacante plaatsen postuleert, reeds werd
voorgedragen (maar nog niet werd benoemd), heeft de
commissie de gewoonte om hem niet voor te dragen voor een
andere vacante plaats, omwille van de coherentie in haar
voordrachtbeleid. Het zou immers weinig zin hebben om een
kandidaat voor te dragen die kort daarna naar alle
waarschijnlijkheid elders benoemd zal worden.
2. De kandidaten voor de functie beschikten niet over het vereiste
profiel voor de vacante betrekking (6 gevallen).
3. De kandidaten voor de functie vervulden de
benoemingsvoorwaarden voor de vacante betrekking niet (2
gevallen).
4. De (enige) kandidaat voor de functie had zijn kandidatuur
ingetrokken (1 geval).
zetel parket
41% 40%
59% 60%
Voorgedragen als magistraat
mannen vrouwen
627 KANDIDATEN Mannen 47 % Vrouwen 53 %
Beroepservaring:
36 % magistraat, 24 % gerechtelijk stagiair, 29 % advocaat of 10 % andere (jurist in de overheids‐ of in de privésector, bedrijfsjurist, parketjurist, referendaris …)
154 VOORGEDRAGEN KANDIDATEN Mannen 53 % Vrouwen 47 %
Beroepservaring:
48 % magistraat, 14 % gerechtelijk stagiair, 30 % advocaat of 8 % andere (jurist in de overheids‐ of in de privésector, bedrijfsjurist, parketjurist, referendaris …)
86
4925 25
381
158
43 45
Hoeveel kandidaten voor hoeveel plaatsen in 2014?
vacante plaatsen aantal kandidaten
24Loopbaan
Drie voordrachten werden geweigerd
door de Koning (lees: de minister van
Justitie):
‐ weigering van de voordracht van een
kandidaat voor de vacante plaats van
rechter in de arbeidsrechtbank te Luik ;
‐ weigering van de voordrachten voor
twee vacante plaatsen van rechter in de
rechtbank van eerste aanleg te
Luxemburg.
Deze drie weigeringen waren gegrond op kritiek ten aanzien van de kwaliteit van de motivering van
de voordrachten. Na de dossiers aan een nieuw onderzoek onderworpen te hebben en na een
nieuwe beraadslaging heeft de commissie beslist om dezelfde kandidaten voor te dragen, zij het op
grond van gewijzigde motieven. De kandidaten werden vervolgens door de Koning benoemd.
De Verenigde benoemings‐ en aanwijzingscommissie (VBAC)
De Verenigde benoemings‐ en aanwijzingscommissie (VBAC) bestaat uit de 14 Franstalige leden van
de CND en de 14 Nederlandstalige leden van de BAC; ze volgt de pariteit magistraten/niet‐
magistraten. Ze is bevoegd om de programma’s vast te leggen van het examen inzake
beroepsbekwaamheid, van het toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage en van het mondelinge
evaluatie‐examen, maar ook om, ten behoeve van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding, de
algemene richtlijnen voor de vorming van de magistraten en de gerechtelijke stage voor te bereiden.
De VBAC is ook bevoegd om kandidaten voor te dragen voor een benoeming in het gerechtelijk
arrondissement Brussel, wanneer de wet vereist dat de kandidaat wettelijk tweetalig is (bijvoorbeeld
voor de vrederechters), en voor de vacante plaatsen bij het federaal parket.
Sinds 12 september 2014 wordt de VBAC voor een periode van twee jaar voorgezeten door de
voorzitter van de Nederlandstalig commissie.
In 2014 is de VBAC 7 keer samengekomen om de dossiers van 25 kandidaten te onderzoeken voor 13
vacante plaatsen. Ze heeft 9 kandidaten voorgedragen. Geen enkele voordracht werd geweigerd
door de minister van Justitie.
Voor 4 vacante plaatsen heeft de VBAC geen enkele kandidaat voorgedragen:
Alle kandidaten werden reeds voor een andere vacante plaats voorgedragen (2 gevallen);
De kandidaten werden door de commissie onvoldoende bekwaam en geschikt geacht om in
aanmerking te komen voor een voordracht (2 gevallen).
25Loopbaan
De nieuwe korpschefs
In 2014 dienden de benoemings‐ en aanwijzingscommissies in het kader van de hertekening van het
gerechtelijk landschap, te voorzien in de vervanging van de bestaande korpschefs en in de aanwijzing
van de voorzitters van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank van de nieuwe
gerechtelijke arrondissementen.
In het Belgisch Staatsblad van 23 december 2013 en van 31 januari 2014 werden 41 plaatsen van
korpschef bij de zetel en bij het parket vacant verklaard. De benoemings‐ en aanwijzingscommissies
hebben in dit kader 77 kandidaten gehoord en hebben 41 kandidaten voorgedragen aan de minister
van Justitie.
Naast deze nieuwe aanwijzingen zijn de benoemings‐ en aanwijzingscommissies overgegaan tot de
hernieuwing van 6 mandaten van korpschef.
De Verenigde benoemings‐ en aanwijzingscommissie heeft 1 kandidaat voorgedragen voor het
vacante mandaat van procureur‐generaal bij het hof van beroep te Brussel (gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad van 16 december 2013).
Ter herinnering, wat de voordracht voor de mandaten van korpschefs betreft moeten de leden van
de commissie niet enkel de bekwaamheid en de geschiktheid3 van de kandidaten evalueren maar ook
hun overeenstemming met de algemene en specifieke competenties die bepaald zijn door de
standaardprofielen voor de functies van korpschef4. Hiertoe beschikken de leden over de
kandidaatsdossiers, de adviezen van de korpschefs en van de vertegenwoordiger van de balie, en ook
over de beleidsplannen die door de kandidaten zijn opgesteld. De betrokkenen worden overigens
gehoord5. Vóór hun hoorzitting dienen de kandidaten een simulatieoefening (een analyse‐ en
presentatieoefening) voor te bereiden aan de hand waarvan de commissie bepaalde technische
vaardigheden maar ook “gedragsvaardigheden” kan toetsen.
3 Art. 259quater, § 3, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, dat verwijst naar art. 259ter, § 4, van datzelfde wetboek (zie in het bijzonder de tiende alinea). 4 De standaardprofielen werden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 september 2000. Zie, voor wat het standaardprofiel voor de voorzitters van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank betreft, het Belgisch Staatsblad van 28 januari 2014. 5 De hoorzitting is verplicht voor wat de kandidaten voor de mandaten van korpschef betreft (art. 259quater, § 3, tweede alinea, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek).
26Loopbaan
Voordrachten in 2014 (CND, BAC en VBAC) (*) De vacatures die in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt en geen kandidatuur hebben ontvangen,
zijn niet in de onderstaande tabel opgenomen. Deze vacatures worden automatisch opnieuw door de FOD
Justitie bekendgemaakt.
Type vacatures
Aantal vacante plaatsen
(*)
Aantal kandidaten
Aantal kandidaten dat werd gehoord
Aantal voordrachten
Aantal weigeringen
Aantal benoemingen
en aanwijzingen
Eerste voorzitter van het hof van beroep 1 1 1 1 0 1
Eerste voorzitter van het arbeidshof 2 2 2 2 0 2
Procureur-generaal bij het hof van beroep 1 2 2 1 0 1
Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg
9 15 15 9 0 9
Voorzitter van de rechtbank van koophandel
5 10 10 5 0 5
Voorzitter van de arbeidsrechtbank 6 11 11 6 0 6
Voorzitter van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank
10 14 14 10 0 10
Procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg
10 20 20 10 0 10
Arbeidsauditeur bij de arbeidsrechtbank 4 10 10 4 0 4
Federaal magistraat bij het federaal parket 2 4 4 2 0 2
Raadsheer in het Hof van Cassatie 1 8 8 1 0 1
Raadsheer in het hof van beroep 20 93 80 19 0 19
Raadsheer in het arbeidshof 3 10 9 3 0 3
Plaatsvervangend raadsheer in het hof van beroep
9 22 21 9 0 9
Substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep
5 14 12 4 0 4
Substituut-generaal bij het arbeidshof 2 3 1 1 0 1
Vrederechter 30 90 76 27 1 26
Rechter in de politierechtbank 10 36 33 7 0 7
27Loopbaan
Type vacatures
Aantal vacante plaatsen
(*)
Aantal kandidaten
Aantal kandidaten dat werd gehoord
Aantal voordrachten
Aantal weigeringen
Aantal benoemingen
en aanwijzingen
Rechter in de rechtbank van eerste aanleg 74 420 282 59 2 59
Rechter in de rechtbank van koophandel 15 58 44 14 0 14
Rechter in de arbeidsrechtbank 15 51 44 15 1 15
Plaatsvervangend rechter in de rechtbank van eerste aanleg
7 17 16 7 0 7
Plaatsvervangend rechter in de rechtbank van koophandel
17 31 31 14 0 14
Plaatsvervangend rechter in de arbeidsrechtbank 6 8 8 6 0 6
Plaatsvervangend rechter in de politierechtbank 9 21 17 5 0 5
Plaatsvervangend rechter in het vredegerecht 24 31 29 23 0 23
Substituut-procureur des Konings 83 407 322 68 0 68
Substituut-procureur des Konings, gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden
2 2 2 2 0 2
Substituut-arbeidsauditeur 18 32 26 15 0 15
Total 400 1443 1150 349 4 348
28Loopbaan
TENDENSEN en EVOLUTIES
De magistraat van de zetel
Over het algemeen stelt zich geen probleem met betrekking tot het aantal kandidaten die voor een
effectieve plaats binnen de zittende magistratuur solliciteren. Tot nu toe worden voor elke vacature
voldoende kandidaturen ingediend. We melden alleen enkele moeilijkheden om een aantal plaatsen
in te vullen van tweetalige vrederechters in het gerechtelijk arrondissement van Brussel. Die
vacatures moesten meermaals worden bekendgemaakt. Enkele plaatsen van plaatsvervangende
rechters en plaatsvervangende raadsheren werden overigens niet ingevuld door een gebrek aan een
voldoende aantal kandidaten.
Het aantal vrouwelijke (50%) en mannelijke kandidaturen (50%) voor de zetel was gelijk.
De voorgedragen kandidaten zijn afkomstig uit verschillende beroepsmilieus: 59 % is al magistraat,
31 % is afkomstig van de balie, 5 % was gerechtelijke stagiair en 5 % bekleedde andere juridische
functies (bijv. jurist in de overheidssector of in de privésector, parketjurist, referendaris …).
mannen50%vrouwen
50%
magistraten59%
advocaten31%
gerechtelijke stagiairs
5%
andere5%
29Loopbaan
De parketmagistraat
Het probleem van het tekort aan kandidaten voor sommige vacatures (zowel eentalig als tweetalig)
in de parketten bestaat nog, ook al neemt het geleidelijk af. De commissies werden opnieuw
geconfronteerd met een aantal in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte vacatures waarvoor geen
enkele kandidatuur werd ingediend. Deze plaatsen werden bijgevolg door de FOD Justitie opnieuw in
het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het betreft in hoofdzaak plaatsen van substituut‐procureur
des Konings (eentalig of tweetalig), van fiscale substituut en van substituut‐arbeidsauditeur.
Deze problematiek heeft altijd bestaan voor wat het parket van Brussel betreft en was een bijzonder
aandachtspunt in het kader van de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel‐Halle‐
Vilvoorde. Door de organisatie van een tweede zittijd van het examen inzake beroepsbekwaamheid
in mei/juni 2013 kon de situatie gunstig evolueren want een aantal geslaagden hebben zich
kandidaat gesteld als substituut bij de parketten van Brussel en van Halle‐Vilvoorde. Niettemin werd
vastgesteld dat 6 plaatsen van substituut‐procureur des Konings bij het parket te Brussel eind 2014
nog steeds niet waren ingevuld.
De benoemings‐ en aanwijzingscommissies blijven echter overtuigd van de noodzaak om het huidige
imago van de parketten ten aanzien van de kandidaat‐magistraten te verbeteren, waarbij de nadruk
dient te worden gelegd op het belang, de verantwoordelijkheid en het dynamische karakter van de
functie van een parketmagistraat.
Het groter aantal vrouwelijke kandidaturen dan mannelijke kandidaturen dient te worden
aangestipt, met name 64% vrouwen ten opzichte van 36% mannen. Dit gegeven moet worden
gekoppeld aan het aantal deelnemers aan het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke
stage en aan het examen inzake beroepsbekwaamheid, waaraan telkens een groter aantal vrouwen
dan mannen heeft deelgenomen.
De voorgedragen kandidaten voor de parketten komen vanuit verschillende professionele
achtergronden: 16% was reeds magistraat, 19% komt uit de advocatuur, 47% was gerechtelijk
stagiair en 18% vervulde andere juridische functie (bijv. jurist in de overheidssector of in de
privésector, parketjurist, referendaris …).
magistraten
16%
advocaten19%
gerechtelijke stagiairs47%
andere18%
mannen36%
vrouwen64%
30Loopbaan
Beroepen bij de Raad van State
Verenigde benoemings‐ en aanwijzingscommissie
Beroepen ingediend met betrekking tot de voordrachten die in 2014 werden gedaan door de
Verenigde benoemings‐ en aanwijzingscommissie:
Een kandidaat heeft twee afzonderlijke vorderingen tot schorsing en tot nietigverklaring ingediend
tegen de voordracht van een tegenkandidaat tot vrederechter van het derde kanton Brussel en tegen
het koninklijk besluit houdende de benoeming van de betrokken kandidaat in dat ambt. De Raad van
State heeft in zijn arrest nr. 230.437 van 9 maart 2015 de vordering tot schorsing gericht tegen de
voordracht van de VBAC verworpen bij gebrek aan spoedeisendheid.
Franstalige benoemings‐ en aanwijzingscommissie
Beroepen ingediend met betrekking tot de voordrachten die in 2014 werden gedaan door de
Franstalige benoemings‐ en aanwijzingscommissie:
o aanwijzingen tot de mandaten van korpschef:
Een kandidaat heeft een beroep tot nietigverklaring ingediend tegen het koninklijk besluit houdende de aanwijzing van de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Nijvel. De Raad van State heeft de vordering tot schorsing verworpen in zijn arrest nr. 228.625 van 2 oktober 2014. De Raad van State heeft zich nog niet uitgesproken over het beroep tot nietigverklaring.
o benoemingen:
Nihil.
Door de Raad van State in 2014 genomen beslissingen met betrekking tot de door de Franstalige
benoemings‐ en aanwijzingscommissie vóór 2014 gedane voordrachten:
In zijn arrest nr. 228.366 van 16 september 2014 heeft de Raad van State de vordering tot
nietigverklaring van het Koninklijk besluit houdende de aanwijzing van de voorzitter van de
rechtbank van eerste aanleg te Nijvel verworpen.
In zijn arrest nr. 228.367 van 16 september 2014 heeft de Raad van State de vordering tot
nietigverklaring van het koninklijk besluit houdende aanwijzing van de eerste voorzitter van het hof
van beroep te Bergen gedeeltelijk ongegrond verklaard en werden de debatten heropend met het
oog op het verrichten van een aanvullend onderzoek.
31Loopbaan
Nederlandstalige benoemings‐ en aanwijzingscommissie
Beroepen ingediend met betrekking tot voordrachten die in 2014 werden gedaan door de
Nederlandstalige benoemings‐ en aanwijzingscommissie:
o aanwijzingen tot de mandaten van korpschef:
Een kandidaat heeft een verzoek tot nietigverklaring ingediend tegen het koninklijk besluit houdende
aanwijzing van de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Gent. De Raad van State heeft zich
nog niet uitgesproken over dit beroep.
o benoemingen:
Een kandidaat heeft twee verzoeken tot nietigverklaring ingediend tegen de koninklijke besluiten
houdende de benoeming van twee rechters in de Nederlandstalige arbeidsrechtbank te Brussel. De
Raad van State heeft zich nog niet uitgesproken over deze beroepen.
Een kandidaat heeft een verzoek tot nietigverklaring ingediend tegen het koninklijk besluit houdende
de benoeming van een rechter in de arbeidsrechtbank te Leuven. De Raad van State heeft zich nog
niet uitgesproken over dit beroep.
Een kandidaat heeft een verzoek tot nietigverklaring ingediend tegen het koninklijk besluit houdende
de benoeming van een raadsheer in het Hof van Cassatie. De Raad van State heeft zich nog niet
uitgesproken over dit beroep.
Door de Raad van State in 2014 genomen beslissingen inzake de door de Nederlandstalige
benoemings‐ en aanwijzingscommissie vóór 2014 gedane voordrachten:
In zijn arrest nr. 227.763 van 19 juni 2014 heeft de Raad van State de vordering tot nietigverklaring
van het koninklijk besluit houdende aanwijzing van de procureur des Konings bij de rechtbank van
eerste aanleg te Turnhout gedeeltelijk ongegrond verklaard en werden de debatten heropend met
het oog op het verrichten van een aanvullend onderzoek. De verzoeker heeft vervolgens afstand
gedaan van zijn beroep, afstand die door de Raad werd vastgesteld bij arrest nr. 229.308 van 25
november 2014.
De Raad van State heeft in zijn arrest nr. 227.764 van 19 juni 2014 de vordering tot nietigverklaring
van het Koninklijk besluit houdende benoeming van de vrederechter van het tweede kanton Hasselt
verworpen.
De Raad van State heeft in zijn arrest nr. 228.971 van 30 oktober 2014 de vordering tot
nietigverklaring ingesteld tegen het koninklijk besluit houdende benoeming van een advocaat‐
generaal bij het Hof van Cassatie verworpen.
32Loopbaan
BELEID EN AANBEVELINGEN
Inleiding
Sinds de oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie hebben de benoemings‐ en
aanwijzingscommissies hun plaats in het institutionele landschap ten volle bevestigd. Bij de
motivering van de voordracht leggen de benoemings‐ en aanwijzingscommissies de kwaliteitseisen
voor de vergelijking van de profielen, de objectiviteit en juridische juistheid erg hoog. Deze
commissies nemen de wet en de rechtspraak van de Raad van State daarbij als leidraad. De
benoemings‐ en aanwijzingscommissies hanteren een positieve motiveringsstijl die, uitgaande van de
kwaliteiten van de meest geschikte en meest bekwame kandidaat, een vergelijking maakt met de
niet‐voorgedragen kandidaten, in functie van de motieven die doorslaggevend waren voor de keuze
van de voorgedragen kandidaat. Door te blijven waken over de kwaliteit van de voordracht van de
kandidaten, hopen de benoemings‐ en aanwijzingscommissies de hoge verwachtingen die in hen zijn
gesteld in te lossen.
De benoemings‐ en aanwijzingscommissies hebben er ook uitdrukkelijk voor gekozen alle kandidaten
ambtshalve te horen, niettegenstaande artikel 259ter, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek de
mogelijkheid voorziet om enkel de kandidaten te horen die tijdig hierom verzoeken6. De keuze om
alle kandidaten te horen kadert eveneens in het streven om een weloverwogen afweging tussen
kandidaten te kunnen maken en niet enkel op de dossierstukken te beslissen.
Gerechtelijke stagiairs
1. De benoemings‐ en aanwijzingscommissies betreuren nog steeds het ontbreken van een
duidelijke visie inzake de vaststelling van het aantal vacante stageplaatsen voor de gerechtelijke
stagiairs.
Voor het gerechtelijk jaar 2014‐2015 werden de stageplaatsen vastgelegd op 48 (26 plaatsen voor
de Nederlandse taalrol en 22 plaatsen voor de Franstalige taalrol)7. Dit aantal, dat bij een in de
ministerraad overlegd koninklijk besluit is bepaald, is sinds 2008 ongewijzigd gebleven8. De
toekomst is verontrustend in het licht van het gegeven dat 36% van de magistraten die thans
actief zijn, ouder is dan 55 jaar9 en dat er bijgevolg de komende jaren vele opruststellingen zullen
volgen. De Hoge Raad is van mening dat rekening moet worden gehouden met de problematiek
van de leeftijdspiramide binnen de magistratuur en dat zich aangepaste maatregelen opdringen,
met name een verhoging, in de toekomst, van het aantal vacante plaatsen voor de gerechtelijke
stagiairs.
6 De hoorzitting is verplicht voor de kandidaten voor het mandaat van korpschef. 7 Koninklijk besluit van 11 september 2013 (Belgisch Staatsblad van 30 september 2013). 8 Behoudens voor de jaren 2012 (68 plaatsen) en 2013 (77 plaatsen), wegens de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel‐Halle‐Vilvoorde. 9 Cijfers op 22 juli 2014.
33Loopbaan
2. De Hoge Raad is ook zeer bezorgd over de bijzondere situatie van de geslaagden voor het
vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage van de examenperiode 2014‐2015.
Ingevolge een wetswijziging van 201410 hebben de geslaagden die nog op de reservelijst van het
vergelijkend examen van de vorige jaren staan en de geslaagden van de volgende examenperiode
2015‐2016 voorrang op de geslaagden van de examenperiode 2014‐2015. Hierdoor dreigt een
aantal van deze laatsten nooit de stage te kunnen aanvatten. De Hoge Raad heeft de minister van
Justitie hierover geïnterpelleerd door – opnieuw – te pleiten voor een verhoging van het aantal
stageplaatsen, en voor de goedkeuring van een specifieke maatregel voor de geslaagden 2014‐
2015.
3. Er moet overigens een structurele oplossing worden overwogen voor de gerechtelijke stagiairs die
hun stage met succes hebben volbracht en die door een tekort aan vacante plaatsen niet kunnen
worden benoemd voor het einde van de tweede verlenging van hun stage. Op dat ogenblik
eindigt hun stage namelijk onherroepelijk.
4. In het kader van hun sollicitatie voor de vacante plaatsen van magistraat dingen de gerechtelijke
stagiairs voor elke plaats mee met andere kandidaten die een getuigschrift van beroeps‐
bekwaamheid hebben voor de uitoefening van gerechtelijke functies of die reeds magistraat zijn.
Elke categorie kandidaten voor een vacante plaats (gerechtelijke stagiairs, houders van een
getuigschrift inzake beroepsbekwaamheid en magistraten) heeft evenwel haar eigen kwaliteiten
en vaardigheden. Om de meest geschikte en meest bekwame kandidaat voor elke vacante plaats
voor te dragen, moeten de benoemings‐ en aanwijzingscommissies voor elke plaats de delicate
afweging maken tussen de kandidaten van de voornoemde categorieën. Hiervoor wordt er onder
meer rekening gehouden met de bijzondere eigenschappen van elke vacant verklaarde plaats en
met de bijzondere behoeften van het rechtscollege, zoals ze door de korpschef te kennen zijn
gegeven. De benoemingscommissies stellen echter vast dat het huidige aantal gerechtelijke
stagiairs die aan het einde van hun stage komen, de afweging niet vergemakkelijkt tussen de
bijzondere en de specifieke kwaliteiten van de kandidaten van de verschillende categorieën.
5. Naar aanleiding van het regeerakkoord van 9 oktober 2014, waarin een hervorming van de
gerechtelijke stage wordt voorgesteld, heeft de Hoge Raad voor de Justitie opnieuw nagedacht
over de organisatie en de inhoud van de gerechtelijke stage. Er zullen proactief concrete
voorstellen aan de minister van Justitie voorgelegd worden via een eventuele aanpassing van de
aanbeveling omtrent de gerechtelijke stage (op 30 juni 2004 door de Algemene Vergadering
goedgekeurd).
10 Art. 259octies, § 1 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd door art. 13 van de wet van 25 april 2014, bepaalt dat ‘’de kandidaten die geslaagd zijn voor het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage uiterlijk drie jaar na de afsluiting van het examen benoemd kunnen worden tot gerechtelijk stagiair. Onder geslaagden voor twee of meer vergelijkende toelatingsexamens tot de gerechtelijke stage, wordt voorrang verleend aan de kandidaten die geslaagd zijn voor het vergelijkend examen waarvan het proces‐verbaal op de recentste datum is afgesloten’’. Bovendien bepaalt art. 14 van dezelfde wet dat “de kandidaten die geslaagd zijn voor het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage voor de inwerkingtreding van artikel 13 het recht op voorrang behouden waarbij voorrang wordt verleend aan de geslaagden waarvan het proces‐verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten’’. Het voornoemde art. 13 is op 24 mei 2014 in werking getreden.
34Loopbaan
Te formalistisch en rigide
De commissies blijven betreuren dat artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek, of de te
formalistische en rigide toepassing ervan, als negatief effect heeft dat een zeker aantal valabele
kandidaten niet de kans krijgt om hun bekwaamheid en competenties te laten vergelijken met die
van de andere kandidaten voor een vacante plaats.
Krachtens artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek moet sinds begin januari 2004 namelijk
elke kandidatuur voor een benoeming of voor een aanwijzing tot korpschef in de magistratuur
vergezeld zijn van (in tweevoud):
alle stavingstukken met betrekking tot de studies en beroepservaring;
een curriculum vitae overeenkomstig een door de minister van Justitie, op voorstel van de Hoge Raad voor de Justitie, bepaald standaardformulier.
In zijn huidige formulering kan artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek moeilijk als een
voorbeeld van administratieve vereenvoudiging worden beschouwd.
Zo moet iemand die zich kandidaat stelt voor verscheidene vacante plaatsen die in hetzelfde Belgisch
Staatsblad werden gepubliceerd, elk van die stukken bij elke kandidaatstelling voegen. Indien de
kandidaat zich hier niet aan houdt, wordt zijn kandidatuur beschouwd als niet‐ontvankelijk (aan deze
eis moet worden voldaan op straffe van verval). Dat geldt ook als niet alle vereiste stukken binnen de
maand zijn overgemaakt. Overigens begrijpen vele kandidaten op dit moment nog steeds niet precies
welke stavingstukken aan de minister van Justitie moeten worden overgemaakt.
Een gunstige evolutie kan verwacht worden van de implementatie door de FOD Justitie van de
recente wet van 5 mei 201411, die het principe van eenvormige gegevensverzameling invoert.
In het algemeen staat de Hoge Raad voor de Justitie een vereenvoudiging en een modernisering van
de procedures voor, zowel inzake benoemingen/aanwijzingen als wat de toegangsexamens tot de
magistratuur betreft. Het voorstel tot het afschaffen van bepaalde aangetekende zendingen, het
gebruik van e‐mails, de invoering van een elektronische inschrijvingsprocedure voor de examens en
de vrijstelling van verzending van bepaalde reeds meegedeelde documenten (bijvoorbeeld het
diploma van licentiaat of master in de rechten) liggen in deze lijn.
11 Wet van 5 mei 2014 houdende verankering van het principe van de unieke gegevensinzameling in de werking van de diensten en instanties die behoren tot of taken uitvoeren voor de overheid en tot vereenvoudiging en gelijkschakeling van elektronische en papieren formulieren (Belgisch Staatsblad van 4 juni 2014). Deze wet is van kracht maar bepaalde federale instanties hebben een termijn tot 1 januari 2016 om aan deze vereisten te voldoen (art. 14).
35Loopbaan
Hernieuwing van de mandaten van korpschef
In september 2008 heeft het Grondwettelijk Hof verschillende bepalingen van de wet van 18
december 200612 vernietigd “voor zoverre zij van toepassing zijn op de korpschefs van de hoven en
rechtbanken”. Het arrest van het Hof heeft als gevolg dat de evaluatie van de korpschef van de zetel
afgeschaft is.
Het probleem is dat de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek nog steeds niet werden herzien
teneinde het rechtsvacuüm op te vullen dat door het arrest is ontstaan en een specifieke procedure
te organiseren als een korpschef van de zetel de hernieuwing van zijn mandaat aanvraagt. In die
hypothese vloeit daaruit voort dat het dossier dat aan de benoemingscommissies wordt
overgemaakt enkel bestaat uit de hernieuwingsaanvraag van de uittredende korpschef zelf, met
uitsluiting van elk ander objectief document (bijv. curriculum vitae, adviezen van verschillende
autoriteiten ...).
Dat stelt uiteraard problemen voor de bevoegde commissie wanneer deze zich over de bekwaamheid
en de geschiktheid moet uitspreken, behalve als ervan wordt uitgegaan dat het horen van de
kandidaat (wat verplicht blijft) op zich alleen al de commissie kan overtuigen in de ene of de andere
zin. Dat veroorzaakt eveneens rechtsonzekerheid in verband met de vraag van mogelijke beroepen
bij de Raad van State (beroep van de korpschef waarvan het mandaat niet wordt hernieuwd, of, in
geval van hernieuwing, beroep van potentiële kandidaten die belang hadden bij het openstellen van
het mandaat).
Er werden door de commissies punctuele oplossingen uitgedacht teneinde hun informatie aan te
vullen (horen van korpschefs, verzoek aan de kandidaat om bepaalde stukken voor te leggen …).
Die “oplossingen” zijn evenwel niet toereikend. De Hoge Raad voor de Justitie heeft herhaaldelijk
maar tevergeefs aangedrongen op het wegwerken van dit rechtsvacuüm.
12 Wet van 18 december 2006 tot wijziging van de artikelen 80, 259quater, 259quinquies, 259novies, 259decies, 259undecies, 323bis, 340, 341, 346 en 359 van het Gerechtelijk Wetboek, tot herstel in dit Wetboek van artikel 324 en tot wijziging van de artikelen 43 en 43quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.
36Loopbaan
VORMING
In 2012, heeft de HRJ richtlijnen opgesteld die gelden voor de vorming van magistraten,
beroepsmagistraten en niet‐beroepsmagistraten, alsook de gerechtelijke stagiairs.
In twee algemene richtlijnen wordt aan het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding of IGO gevraagd
zijn activiteiten binnen het eigen wettelijke kader te laten verlopen en tot een onderbouwd
opleidingsplan te komen, onder meer gestoeld op een diepgaande omgevings‐ en behoeftenanalyse.
De bijzondere richtlijnen vormen echter de hoofdbrok van
de HRJ‐richtlijnen inzake opleiding. Deze zijn gebaseerd op
de Standards of Exellence for the Public Administration
Education and Training’ ontwikkeld door het United
Nations Department of Economic and Social Affairs (2008).
Dit kader is ontwikkeld voor de opleiding van professionals
met een functie in de publieke sector.
Niet alle richtlijnen kunnen onmiddellijk en op een
optimale manier worden uitgevoerd. Daarom heeft de HRJ
een aantal prioritaire lijnen uitgezet waarop het IGO zich,
volgens de HRJ, de komende jaren best concentreert.
Deze prioriteiten zijn de volgende:
1. Opleidingsprogramma’s uitbouwen met
oriëntaties, doelstellingen en strategieën op maat
gesneden van de doelgroepen;
2. Decentraliseren en technologisch vernieuwen
zodat het IGO aan haar volledige doelpubliek meer
opleidingen kan geven (bijv. e‐learning);
3. Organisatie van meer opleidingen bestemd voor
de pas benoemde magistraten en de niet‐beroepsmagistraten. Deze zouden minstens een
“basisopleiding” moeten krijgen, met een bijzondere aandacht voor de rechtspleging, de
deontologie en de contouren van het beroepsgeheim;
4. Optimalisering van de samenwerking met de universiteiten en de hogescholen in het kader
van de bij wet voorziene mogelijkheden;
5. Terbeschikkingstelling aan de korpschefs van meer managementopleidingen of opleidingen
die gericht zijn op het verwerven van niet‐juridische vaardigheden die zouden kunnen
bijdragen tot een verbetering van hun rechtscollege/korps, in het bijzonder op het vlak van
human resources.
De HRJ wilde de opvolging van de richtlijnen in 2014 evalueren, maar door de vertraging die is
opgelopen bij het verkrijgen van de nodige informatie is deze evaluatie naar volgend jaar uitgesteld.
Luidens de Grondwet oefent deHRJzijnbevoegdhedenmetnameuit op het vlak van de opleidingvan rechters en ambtenaren vanhetOpenbaarMinisterie.De wet van 31 januari 2007verduidelijkt dat de door het IGOopgestelde opleidings‐programma’sinovereenstemmingdienen te zijn met de richtlijnendiedoordeHRJzijnvoorbereidenbekrachtigd, voor ingeval zebetrekking hebben op deberoepsmagistraten van derechterlijke orde, de plaats‐vervangende magistraten, deraadsheren en rechters in socialezaken, de rechters inhandelszakenendeassessoren instrafuitvoeringszaken en degerechtelijkestagiairs.
37Advies
ADVIES
Zowel de Kamer en de Senaat als de minister van Justitie kunnen de Hoge Raad voor de Justitie om
advies vragen over hun wetgevende initiatieven. De Hoge Raad kan ook het initiatief daartoe nemen.
De Verenigde advies‐ en onderzoekscommissie is bevoegd om de adviezen of voorstellen voor te
bereiden, waarna de Algemene Vergadering ze goedkeurt.
Weliswaar hebben de adviezen geen formeel‐bindende of zelfs maar schorsende kracht. Er wordt
echter geluisterd wanneer de Raad advies uitbrengt over een wetsvoorstel of een justitiehervorming.
Precies zijn samenstelling én zijn onafhankelijkheid van zowel de uitvoerende, de rechterlijke als de
wetgevende macht geven de Hoge Raad voor de Justitie immers recht van spreken.
Omwille van de federale verkiezingen in 2014 en de daaropvolgende regeringsvorming ontving de
Hoge Raad geen aanvragen voor advies.
In 2014 heeft de Hoge Raad voor de Justitie ambtshalve 1 advies uitgebracht.
38Advies
ADVIES VAN 17 DECEMBER 2014 MET BETREKKING TOT DE CONTROLE OP HET BEWIND OVER BESCHERMDE PERSONEN
Naar aanleiding van enkele belangrijke fraudegevallen, werd een werkgroep van de Hoge Raad gelast
met de evaluatie van de controle door de vredegerechten op de bewinden over beschermde
personen.
Na verschillende actoren van het veld te hebben gehoord, besloot de werkgroep dat de wijze waarop
de bewinden worden gecontroleerd door de vredegerechten moet worden verbeterd,
geharmoniseerd en geprofessionaliseerd. De Wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de
regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt
met de wenselijke waardigheid moet de basis vormen voor het uitbouwen van een performant en
geharmoniseerd risicobeheersysteem.
Dit advies heeft tot doel de grote lijnen te schetsen van een dergelijk controlesysteem. Het is aan de
betrokken actoren om een systeem te ontwikkelen en te implementeren.
De HRJ beveelt maatregelen aan op drie vlakken:
1. De selectie en de aanwijzing van de bewindvoerders:
‐ De regelmatige uitoefening van de functie van bewindvoerder dient afhankelijk te worden
gemaakt van het volgen van een gespecialiseerde opleiding waarvan het programma wordt
bepaald door de representatieve organen van de vrederechters en de ordes.
‐ Voor occasionele bewindvoerders dient een gids te worden opgesteld met op zijn minst een
overzicht van de wettelijke bewindsregels en de taken die zij dienen te vervullen.
‐ het aantal dossiers dat gelijktijdig door een zelfde bewindvoerder kan worden beheerd moet
worden beperkt tot 100.
2. De administratieve opvolging binnen de vredegerechten;
‐ De administratieve opvolging van de bewinden en de communicatie met de beschermde
persoon en de bewindvoerders dient te gebeuren door één of meerdere griffiemedewerkers,
die daarvoor over de nodige kennis en vaardigheden te beschikken en de vereiste opleiding
te krijgen.
‐ Een geïnformatiseerd instrument dient te worden ontwikkeld dat de stipte opvolging van de
neerlegging van de verslagen verzekert en ervoor zorgt dat het administratief dossier wordt
voorgelegd aan de vrederechter telkens wanneer de wet actie vereist (bv. de evaluatie na
twee jaar) of bepaalde “knipperlichten” in werking treden.
39Advies
3. Het uitvoeren van financiële controles.
De financiële controles dienen te worden uitgevoerd in drie fases:
‐ Eerstelijns controle door een griffiemedewerker (zie hierboven), die toeziet op de stipte
inlevering van de verslagen, controleert of de verslagen formeel volledig zijn en zijn
opgesteld volgens het voorgeschreven model.
‐ Tweedelijns controle door de vrederechter die de dossiers, na voorafgaand nazicht door de
griffiemedewerker, ontvangt voor goedkeuring en het nemen van een beschikking tot
toekenning van beheersloon en kostenvergoeding, alsmede telkens wanneer specifieke
vragen of anomalieën rijzen;
‐ Een derdelijns controle door een technisch adviseur, daartoe aangesteld door de
vrederechter:
indien er ernstige aanwijzingen zijn van tekortkomingen in het beheer van een bewind
of wanneer de complexiteit van de rekeningen dit rechtvaardigt.
steekproefsgewijs volgens vooraf vastgestelde doelstellingen en criteria (omvang
vermogen, periodiciteit, het aantal bewinden beheerd door de bewindvoerder, …).
40Controle
CONTROLE
Door klachten te behandelen, audits en bijzondere onderzoeken bij de rechterlijke orde uit te
voeren, moet de Hoge Raad bijdragen aan een betere werking van justitie, ten dienste van de burger.
Bovenop deze externe controles, kan de Raad ook de aanwending van interne controlemiddelen bij
de rechterlijke orde systematisch doorlichten. Daartoe moeten de instanties die bevoegd zijn voor
deze controles jaarlijks verslag uitbrengen aan de VAOC.
De externe controle behoort tot de bevoegdheid van de Verenigde advies‐ en onderzoekscommissie
(VAOC), en tot de bevoegdheid van de Nederlandstalige (AOC) en Franstalige (CAE)
klachtencommissie van de Hoge Raad.
41Controle
KLACHTEN
WELKE KLACHTEN BEHANDELT DE HRJ?
De Hoge Raad voor de Justitie ontvangt en
behandelt klachten over de werking van de
rechterlijke orde.
De behandeling van klachten maakt deel uit
van de waaier van bevoegdheden van de
Verenigde advies‐ en onderzoekscommissie
(VAOC) van de Hoge Raad en vormt één van
de instrumenten waarover deze commissie
beschikt om haar toezichtsbevoegdheid op de
werking van de rechterlijke orde uit te
oefenen.
Iedereen kan bij de Hoge Raad voor de Justitie een
klacht indienen, op voorwaarde dat hij een
rechtmatig belang heeft.
Verder moet een klacht schriftelijk worden ingediend
met handtekening, datum en identiteit van de
indiener van de klacht (naam, voornaam, adres,
postcode en woonplaats).
De Hoge Raad is enkel bevoegd voor klachten over de werking van de rechterlijke orde. Zelfs als een klacht duidelijk de werking van de rechterlijke orde betreft, moet de commissie rekening houden met vijf bijkomende onbevoegdheidsgronden. Zo is de Hoge Raad niet bevoegd voor: • klachten die behoren tot de strafrechtelijke of
tuchtrechtelijke bevoegdheid van andere overheden;
• klachten over de inhoud van een rechterlijke beslissing;
• klachten waarvan het doel kan/kon worden bereikt door het aanwenden van een gewoon of buitengewoon rechtsmiddel;
• klachten die reeds behandeld zijn en geen nieuwe elementen bevatten;
• klachten die kennelijk ongegrond zijn. In deze gevallen verwijst de Hoge Raad de indiener van de klacht steeds naar de bevoegde instantie. Voor een klacht over een advocaat, bijvoorbeeld, verwijst de Raad door naar de stafhouder.
42Controle
PROCEDURE
Binnen de Verenigde advies‐ en onderzoekscommissie (VAOC) gebeurt de klachtenbehandeling door
de bevoegde taalcommissie, respectievelijk door de Nederlandse taalcommissie (AOC) en de Franse
taalcommissie (CAE).
Indien de klacht gegrond is, kan de Hoge
Raad een oplossing voorstellen aan de
bevoegde rechtsinstanties, een
aanbeveling formuleren of een advies
verlenen om de werking van justitie te
verbeteren, een bijzonder onderzoek
laten instellen of een audit laten opstarten.
En wat als de klacht ongegrond is?
Indien de commissie geen disfunctie van de werking van de rechterlijke orde kon vaststellen, wordt
het klachtendossier afgesloten. Tegen de beslissingen van de commissie kan geen beroep worden
aangetekend.
De klachtenprocedure bestaat uit vijf fases: 1. de ontvangst van de klacht 2. het ontvankelijkheidsonderzoek 3. het bevoegdheidsonderzoek 4. het onderzoek naar de gegrond‐
heid van de klacht 5. de beoordeling van de klacht. Doorheen de klachtenprocedure
wordt de indiener van de klacht
steeds op de hoogte gebracht van de
beslissingen die de commissie heeft
genomen in zijn dossier.
43Controle
KLACHTEN IN 2014
In 2014 werden er 244 nieuwe dossiers
ingediend. Er werden 228 dossiers afgesloten,
die samen 357 klachten bevatten: 158 klachten
bij de AOC en 199 klachten bij de CAE. Op
31 december 2014 waren er 129 dossiers
hangende.
Voor 240 klachten van de 357 (hetzij 67,23% van de
klachten die in 2014 afgesloten zijn), hebben de
commissies zich onbevoegd verklaard. De AOC
verklaarde zich onbevoegd voor 96 klachten, de CAE
voor 144 klachten.
De klachten van de in 2014 afgesloten dossiers hadden
vooral betrekking op de inhoud van rechterlijke
beslissingen (94 of 26,33%), op advocaten of
justitiemandatarissen (38 of 10,64%), of op het verloop
van de procedure (36 of 10,08%).
Vervolgens komen de klachten die geen betrekking
hebben over de werking van de rechterlijke orde (35 of
9,80%) en traagheid van de rechtsgang (34 of 9,52%).
Procedures slepen vaak lang, soms zelfs
onaanvaardbaar lang aan. De traagheid van justitie
blijft één van de hoofdredenen van de ontevredenheid
van de burger, naast het gevoel “slecht behandeld” te
worden door het gerecht.
Bij de behandelde klachten waren er nog andere redenen van ontevredenheid bijvoorbeeld over het
gedrag van een magistraat, een griffier of een deskundige, die als ongepast of respectloos werd
ervaren (28 of 7,84%)
Nog andere klachten omvatten een verzoek tot tussenkomst (12 of 3,36%) van de Hoge Raad eerder
dan een klacht in strikte zin of een vraag om juridisch advies (11 of 3,08%) .
Net zoals de vorige jaren weerspiegelt een
groot aantal klachten de ontevredenheid
van de burger over de rechterlijke beslissing
die werd genomen in zijn zaak. Zo is de
burger vaak niet akkoord met het vonnis of
het arrest, met de aanstelling van een
deskundige, met het sepot van een klacht
door de procureur des Konings, met het
(niet) uitvoeren van bepaalde
onderzoeksdaden door de
onderzoeksrechter etc.
Sommige burgers beschouwen de Hoge
Raad verkeerdelijk als een soort
beroepsinstantie die rechterlijke
beslissingen kan wijzigen of ongedaan
maken, of zelfs in een lopende procedure
kan tussenkomen om het verloop ervan een
andere wending te geven.
Een klachtendossier kan één of meerdere
klachten bevatten. Bijvoorbeeld een persoon
klaagt 1) over de trage rechtsgang, 2) over de
beslissing in zijn zaak en 3) over de
partijdigheid van de rechter. In dit geval opent
de commissie slechts één dossier dat uit drie
klachten bestaat.
44Controle
GEGRONDE KLACHTEN IN 2014
Van de 117 klachten (van de 357 klachten die in 2014 zijn afgesloten) waarvoor de commissies zich
bevoegd hebben verklaard (zijnde 32,77%), werden er 75 ongegrond verklaard en 42 gegrond (hetzij
11,76% van het totale aantal klachten dat in 2014 werd afgesloten).
Door de AOC werden er 31 klachten ongegrond verklaard en 31 klachten gegrond. De CAE verklaarde
44 klachten ongegrond en 11 klachten gegrond.
De gegronde klachten gaan hoofdzakelijk over de trage rechtsgang (15 van 42) en de gebrekkige
communicatie met justitie (9 van 42) .
De klachten die ongegrond werden beoordeeld,
zijn ofwel klachten waarvan het vaststond dat ze
onterecht waren, ofwel klachten waarvan het
onderzoek van de klacht geen onregelmatigheden
had aangetoond, ofwel klachten waarvoor de
commissies niet met zekerheid hebben kunnen
vaststellen of ze terecht waren.
Verder gebeurde het regelmatig dat de commissies een klacht ongegrond moesten verklaren omdat
zij na het onderzoek van de klacht geen disfunctie van de werking van de rechterlijke orde konden
vaststellen wegens het gebrek aan objectieve elementen. Dit doet zich wel eens voor bij klachten
over het onbeleefd gedrag van een magistraat of bij klachten over de trage rechtsgang waarvoor de
partijen zelf, of hun raadslieden, mee verantwoordelijk zijn.
In een burgerlijke procedure blijven de partijen immers meester van het geding. Als zij geen actie
ondernemen, kan de rechtbank de zaak ook niet bespoedigen.
Voornaamste redenen gegronde klachten in 2014 > Traagheid van de procedure > Gebrek in de communicatie met justitie (zetel, parket en griffie)
45Controle
ENKELE BESLISSINGEN GENOMEN IN 2014
De commissie heeft de klacht niet‐ontvankelijk verklaard
De heer X en/of mevrouw Y beklaagde(n) zich over de benoeming en het zogenaamde wanbeleid van
een voorzitter van de rechtbank van koophandel. Uit vrees voor represailles zag hij/zij zich
genoodzaakt om een anonieme klacht in te dienen.
Beslissing:
De AOC verklaarde de klacht onontvankelijk omdat de heer X en/of mevrouw Y zijn/haar klacht
anoniem had ingediend. Een regularisatie van de klacht was niet mogelijk.
Klacht waarvoor de commissie zich onbevoegd heeft verklaard De heer X, een gedetineerde, beklaagde zich ove rde slechte materiële omstandigheden van zijn
detentie in de penitentiaire inrichting waarin hij zijn straf uitzat (ondervoeding, slechte behandeling
…).
Beslissing:
De CAE verklaarde zich onbevoegd omdat zij van mening was dat deze niet de werking van de
rechterlijke orde betrof in de zin van artikel 259bis‐15, §1 van het Gerechtelijk Wetboek, aangezien de
penitentiaire instellingen afhankelijk zijn van het directoraat‐generaal penitentiaire inrichtingen van
de Federale Overheidsdienst Justitie.
2 klachten waarvoor de commissie zich bevoegd heeft verklaard (1) De rechtbank van eerste aanleg veroordeelde de heer X tot een voorlopige betaling van een
alimentatievergoeding na echtscheiding aan zijn ex‐echtgenote.
In april 2013 meldde de heer X aan de CAE dat de magistraat die het betwiste vonnis had gewezen,
bevriend zou zijn met de advocaat van zijn ex‐echtgenote op de sociaalnetwerksite Facebook. Hieruit
bleek dat hij met deze laatste een onbetwistbare intimiteit zou hebben. De heer X stelde zich vragen
over de onafhankelijkheid van de magistraat die het betwiste geschil had gewezen en over zijn
onpartijdigheid in het kader van de betwiste procedure.
Beslissing:
Bij een eerste onderzoek van het dossier verklaarde de CAE zich bevoegd om kennis te nemen van de
klacht, waaruit bleek dat de heer X kennis kreeg van de relatie van de magistraat en de advocaat van
zijn ex‐echtgenote na de uitspraak van het vonnis en dat hij dus geen nuttig gebruik had kunnen
maken van de wrakingsprocedure. De CAE wees op het openbare karakter van de situatie die door de
klager werd aangekaart, en besliste om de betrokken overheden hierover te ondervragen.
46Controle
Door het ontbreken van reacties van deze overheden onderzocht de CAE het dossier opnieuw. Naar
aanleiding hiervan hield ze rekening met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat iedere persoon het toegangsrecht garandeert
op een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank. Zij herinnerde heeft eraan dat krachtens de
rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het adagium “justice must not
only be done it must also be seen to be done”, elke partij de zekerheid moet hebben dat de rechter
niet vooringenomen is en geen persoonlijk belang heeft. Deze “objectieve” onpartijdigheid van de
rechter vormt een fundamentele vereiste voor de regelmatigheid van het proces. In dit geval meende
de CAE dat de betrokken magistraat niet meer de vereiste schijn van onpartijdigheid had om te zaak
te beoordelen en hij zich onbevoegd had moeten verklaren aangezien zijn relatie met de advocaat van
de ex‐echtgenote van de klager (bovendien op het sociaal netwerk Facebook openbaar gemaakt)
door deze laatste rechtmatig kan worden opgevat als een gebrek aan “objectieve” onpartijdigheid in
de zin van de voornoemde bepaling. Bijgevolg verklaarde de CAE de klacht gegrond te verklaren.
Bovendien herinnerde de CAE eraan dat de “Gids voor magistraten” die door de Hoge Raad voor de
Justitie en de Adviesraad van de magistratuur werd gepubliceerd, de magistraat aanraadt “om ervoor
te zorgen dat hij noch door zijn beroepsuitoefening, noch door zijn persoonlijke houding zijn eigen
imago of dat van het gerecht of Justitie in gevaar brengt”. Wat meer bepaald de sociale netwerken
betreft wijst deze gids erop dat “het deelnemen aan geïnformatiseerde sociale netwerken een
persoonlijke keuze is maar grote voorzichtigheid vergt om te vermijden dat de onafhankelijkheid, de
onpartijdigheid en de integriteit van de magistraat in het gedrang komen”. Na deze beslissing van de
CAE hebben de orde‐instanties een forum voor advocaten georganiseerd over deze problematiek.
(2) De heer X, die optreedt als raadsman van een NV en een BVBA, beklaagde zich over de trage
werking van de rechtbank van eerste aanleg. De NV verhuurde een appartement waarvan de
bewoners op 7 oktober 2010 overleden. Naar aanleiding van de verwerping van de nalatenschap
door de erfgenamen diende de NV op 6 juni 2011 een verzoekschrift in om de aanstelling van een
curator te verkrijgen. Na lang aanslepen bij het parket werd het verzoekschrift terug overgemaakt
aan de burgerlijke griffie met het oog op de aanstelling van de curator. Via de griffie vernam de NV
dat de rechter pas in 2012 uitspraak zou doen. Maar op het einde van 2012 kwam er nog geen schot
in de zaak. Intussen was de NV, gezien de ernstige financiële gevolgen van het uitblijven van een
gerechtelijke beslissing, genoodzaakt om het appartement door te verkopen aan de BVBA. Ondanks
talloze brieven die aan de rechtbank werden verstuurd, liet de rechtbank na om het nodige te doen.
De BVBA liet ondertussen het appartement door de vrederechter ontzegelen en staat/stond zelf in
voor de bewaring van de goederen die zich in het appartement bevonden.
47Controle
Beslissing:
Uit het onderzoek van de AOC bleek dat er bij het gerecht te X inderdaad een ernstig probleem van
vertraging was geweest inzake de behandeling van de verzoekschriften tot aanstelling van curatoren
bij onbeheerde nalatenschappen. Tot voor kort werden de verzoekschriften tot aanstelling van een
curator over een onbeheerde nalatenschap steeds voor advies overgemaakt aan het parket. Nadat
het parket in de periode 2011‐2012 echter besliste om geen adviezen meer te verlenen inzake
onbeheerde nalatenschappen werden tientallen dossiers teruggestuurd naar de rechtbank, wat een
grote achterstand veroorzaakte. In casu werd pas op 31 december 2012 een bevelschrift uitgesproken
en een curator van de onbeheerde nalatenschap aangeduid. De AOC verklaarde de klacht dan ook
gegrond wegens de te lange duur van de procedure. Inmiddels werd de achterstand weggewerkt en
worden de verzoekschriften tot aanstelling van een curator over een onbeheerde nalatenschap
opnieuw onmiddellijk behandeld.
48Controle
AUDITS EN BIJZONDERE ONDERZOEKEN
Sedert 2014 heeft de Hoge Raad voor de Justitie drie audits, de opvolging van een audit, en een
bijzonder onderzoek gerealiseerd:
1. Audit van het gebruik van beleidsplannen door de korpschefs (VAOC 20 maart 2014)
2. Audit van de Nederlandstalige Rechtbank van Koophandel te Brussel (VAOC 26 februari 2015)
3. Bijzonder onderzoek ‘voorrecht van rechtsmacht’ (AV 25 maart 2015)
4. Opvolging van de audit van het beleid inzake bijzondere mandaten in de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen (VAOC 26 maart 2015)
5. Audit van de Rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen (VAOC 18 juni 2015)
AUDIT GEBRUIK BELEIDSPLANNEN
De Verenigde advies‐ en onderzoekscommissie (VAOC) heeft op 20 maart 2014 de audit van het
gebruik van beleidsplannen door korpschefs van de rechtbanken van eerste aanleg goedgekeurd. Net
voor het einde van de audit wordt op 4 maart eveneens de wet op het verzelfstandigd beheer van de
rechterlijke orde gepubliceerd die op 1 april van datzelfde jaar in werking is getreden. Deze
belangrijke hervorming geeft een aanzienlijke uitbreiding aan de beheersbevoegdheden van de
korpschefs. Opvolging van prestatie wordt in de moderne rechterlijke organisatie noodzakelijk.
Tijdens deze audit zijn volgende 17 vaststellingen gedaan:
A. Regelgeving
1. De hervorming van het gerechtelijk landschap is een uitgelezen opportuniteit voor de
implementatie van een systematiek van interne beheersing voor zowel de verschillende
gerechtelijke entiteiten als voor de rechterlijke organisatie als geheel;
2. De gehanteerde terminologie in het bestaande en toekomstige wettelijke kader houdt een
risico op begripsverwarring in zich (beleidsplan vs beheerplan);
49Controle
B. Gebruik beleidsplannen – interne beheersing
1. De beheersingsomgeving in de rechtbanken van eerste aanleg is weinig tot niet ontwikkeld;
2. De rechtbanken van eerste aanleg zijn niet vertrouwd met het begrip interne beheersing in
de bedrijfskundige zin;
3. Bijna alle rechtbanken van eerste aanleg maken geen actief gebruik van hun beleidsplannen.
Er bestaan op het terrein dan ook geen specifieke instrumenten om dit plan naar de
organisatiepraktijk te vertalen;
4. Doorgaans beschikt men niet over een aan de omgeving aangepast beleidsplan;
5. Doelstellingen zijn doorgaans niet voldoende duidelijk gedefinieerd;
6. Er bestaat geen praktijk van risicoanalyse in de rechtbanken van eerste aanleg;
7. 54% van de rechtbanken volgt de achterstand in het beraad slechts gedeeltelijk of helemaal
niet actief op, zoals voorzien in het Gerechtelijk Wetboek, en 73% van de rechtbanken
koppelt aan een grote achterstand in het beraad slechts zelden de wettelijk voorziene
sancties;
8. De personeelsleden van de rechtbank van eerste aanleg worden niet geïnformeerd over hun
taken en plichten in het verwezenlijken van de doelstellingen van de organisatie zoals deze
staan beschreven in het beleidsplan;
9. 88% van de rechtbanken van eerste aanleg geven aan niet of slechts gedeeltelijk te
beschikken over uitgeschreven processen, procedures of handboeken;
C. Analyse beleidsplannen
1. 77% van de beleidsplannen geeft aan een grote waarde te hechten aan integriteit en
ethische waarden. Vaak ontbreekt het echter aan een plan van aanpak over hoe men de
integriteit en het respecteren van ethische waarden binnen de gerechtelijke entiteit wil
bevorderen en garanderen;
2. 58% van de beleidsplannen geeft aan een grote waarde te hechten aan de ontwikkeling van
competenties van personeel;
3. 50% van de beleidsplannen formuleert de doelstellingen ofwel te vaag ofwel te
gedetailleerd. Dit is verwarrend voor de gebruiker. Deze doelstellingen worden eerder
geformuleerd op operationeel dan op strategisch niveau;
4. 4% van de beleidsplannen maken melding van de nood aan een organisatiebrede
risicoanalyse en 0% van de beleidsplannen maakt melding van het risico op fraude;
5. 42% van de beleidsplannen melden de nood aan interne beheersingsactiviteiten. Slechts 8%
van de beleidsplannen geeft hier concrete invulling aan;
6. 38% van de beleidsplannen maakt melding van de nood aan specifieke beheerinformatie en
slechts 11% van de beleidsplannen geeft de nood aan dat deze informatie tijdig aan de juiste
persoon dient gemeld te worden;
50Controle
Op basis van deze vaststellingen zijn volgende 17 aanbevelingen geformuleerd:
1. De begripsverwarringen in het huidige en toekomstige wettelijke kader dienen te worden
uitgeklaard en weggewerkt door de wetgever;
2. Bij de hervorming van het gerechtelijk landschap moeten de wetgever, de uitvoerende
macht en de rechterlijke organisatie de omstandigheden creëren die een stapsgewijze
implementatie van een systematiek van interne beheersing mogelijk maken voor zowel de
verschillende gerechtelijke entiteiten als voor de rechterlijke organisatie als geheel;
3. De rechterlijke organisatie moet werk maken van het implementeren van een systeem van
interne beheersing volgens een internationaal erkend raamwerk. Er moet worden gestreefd
naar een organisatiecultuur waarin interne beheersing een centrale rol speelt;
4. De beleidsmakers moeten de nodige personele en materiële middelen voorzien om de
implementatie van een systeem van interne beheersing te faciliteren;
5. Het management van de rechterlijke organisatie moet er voor zorgen dat het
beleidsplan/beheerplan aangepast is aan de actuele realiteit waarin de gerechtelijke entiteit
opereert;
6. Er moet door het management van de rechterlijke organisatie worden gewaakt over het
systematisch formuleren van duidelijke doelstellingen op alle niveaus;
7. Er moet door het management van de rechterlijke organisatie worden geïnvesteerd in het
informeren van personeelsleden over hun specifieke taken en verantwoordelijkheden in het
bereiken van doelstellingen;
8. Het management van de rechterlijke organisatie moet er voor zorgen dat het
beleidsplan/beheerplan op een gepaste manier wordt gecommuniceerd naar de leden van
de rechtbank toe met het oog op het verhogen van de participatie;
9. De achterstand in het beraad moet door het management van de rechterlijke organisatie als
beheersingsmaatregel worden opgevolgd volgens de procedure van artikel 770 Ger.W.;
10. Het management van de rechterlijke organisatie moet de mogelijke obstakels voor het
behalen van de doelstellingen van de gerechtelijke entiteit in kaart brengen en hieraan
aangepaste reacties en acties koppelen;
11. Het management van de rechterlijke organisatie moet nagaan welke informatie nodig is
voor het bijsturen en opvolgen van doelstellingen, alsook bepalen op welke wijze en door
wie deze gegevens wordt verzameld en hoe en door wie deze informatie dient te worden
verwerkt/gebruikt;
12. Er moet door het management van de rechterlijke organisatie worden voorzien in duidelijk
uitgeschreven procedures, draaiboeken, processen met oog voor de interne beheersing en
gebruik en toezicht door derden;
13. Er moet door eenieder die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is bij de werking van de
rechterlijke organisatie werk worden gemaakt van het verhogen van het bewustzijn inzake
het nut van interne beheersing bij de leden van de organisatie door opleiding,
informatievergaderingen, documenten en andere hiervoor nuttige activiteiten;
51Controle
14. Het management van de rechterlijke organisatie moet in het beleidsplan/beheerplan
duidelijke doelstellingen formuleren en dit op elk niveau;
15. Het management van de rechterlijke organisatie moet er op toezien dat het taalgebruik in
het beleidsplan/beheerplan aangepast is aan de doelgroep;
16. Het management van de rechterlijke organisatie dient te waken over een duidelijke
congruentie tussen de missie, de visie en de doelstellingen van het beleidsplan/beheerplan;
17. Het management van de rechterlijke organisatie moet er over waken dat de inhoud van het
beleidsplan/beheerplan de beheersing van de organisatie kan faciliteren.
De Hoge Raad voor de Justitie wijst erop dat er zo snel mogelijk werk dient te worden gemaakt van
de implementatie van een interne beheersingssysteem. Dit betekent dat men bewust de organisatie
moet sturen en moet organiseren in functie van de vooropgestelde doelstellingen. Dit gaat gepaard
met het formuleren van duidelijke en meetbare strategische en operationele doelstellingen waarvan
de risico’s worden geëvalueerd en de gepaste reacties bepaald. Op die manier kan er redelijke
zekerheid komen dat de doelstellingen van de organisatie worden behaald. Het al dan niet
beschikken over een effectief interne beheersingssysteem is de verantwoordelijkheid van het
management.
Dit zijn principes die reeds jaren gekend zijn in de publieke sector en waarvan de implementatie in
een moderne rechterlijke organisatie niet kunnen uitblijven.
Het welslagen van de gerechtelijke modernisering is de taak en de gedeelde verantwoordelijkheid
van eenieder die rechtstreeks of onrechtstreeks bij de werking van Justitie is betrokken. Ook de Hoge
Raad voor de Justitie wenst zijn verantwoordelijkheid niet te ontlopen en heeft zijn know how
aangeboden om hier actief aan mee te werken (zie project interne controlesysteem rechterlijke
organisatie p. 6).
52Controle
AUDIT VAN DE NEDERLANDSTALIGE RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE BRUSSEL
Er werd vastgesteld dat de problemen binnen de rechtbank hoofdzakelijk te maken hebben met de
communicatie.
De voorzitter heeft bij haar aantreden een aantal zaken willen veranderen (‘orde op zaken stellen’).
Daartoe heeft ze een aantal maatregelen genomen die – alhoewel ze misschien verdedigbaar zijn –
bij een groot deel van de rechtbank op onbegrip zijn gestoten, mede omdat ze heeft nagelaten
hierover op een behoorlijke manier te communiceren, de betrokkenen te betrekken en de
beslissingen duidelijk te onderbouwen, ondanks de intenties die op dat vlak in het beleidsplan zijn
geuit.
De sleutel tot succesvolle verandertrajecten ligt vaak bij goede intermenselijke relaties. Indien men
bepaalde doelstellingen voor ogen heeft, dient men die duidelijk te formuleren en te communiceren
en ook aan de medewerkers uit te leggen wat van hen wordt verwacht om die doelstellingen (mee)
te helpen realiseren en daarna op te volgen of ze worden bereikt. Er bestonden tot juni 2014 echter
weinig tot geen duidelijke richtlijnen voor de magistraten over wat van hen wordt verwacht
(bijvoorbeeld inzake kwaliteit en kwantiteit van vonnissen) en er was geen systematische opvolging.
De doorlichting door de Hoge Raad en de aanbevelingen moeten het aanknopingspunt en het
momentum zijn voor elkeen om de ambitie waar te maken, de missie van de rechtbank mee te
helpen realiseren: reasonable justice within reasonable delays at a reasonable cost. Er is geen enkel
ander motief dat de magistraten en medewerkers van de rechtbank mag drijven.
Het auditrapport reikt hiertoe 26 aanbevelingen aan.
53Controle
BIJZONDER ONDERZOEK VOORRECHT VAN RECHTSMACHT
In de rand van het gerechtelijk onderzoek naar de omstandigheden van het overlijden van Jonathan
JACOB werd een gerechtelijk onderzoek gevoerd naar eventuele valsheid in geschrifte gepleegd door
een substituut‐procureur des Konings van het Antwerpse parket. De Hoge Raad voor de Justitie heeft
een bijzonder onderzoek gevoerd naar de procedure voorrecht van rechtsmacht lastens deze
magistraat. Het verslag van dit onderzoek werd op 25 maart 2015 goedgekeurd door de algemene
vergadering.
De beslissing om een bijzonder onderzoek te voeren werd reeds op 7 maart 2013 genomen door de
verenigde advies‐ en onderzoekscommissie (VAOC). Pas op 19 maart 2014 werd een kopie van het
afgesloten dossier voorrecht van rechtsmacht lastens de betrokken magistraat ontvangen. Pas dan
kon het eigenlijke onderzoek worden opgestart, omdat de VAOC nog steeds geen toegang heeft lot
lopende gerechtelijke dossiers.
De Hoge Raad meent dat de huidige procedure voorrecht van rechtsmacht voorbijgestreefd is en
pleit er voor om deze procedure te wijzigen en nauwer te laten aansluiten bij de gewone regels van
de strafrechtsprocedure. Deze gewone regels bieden voldoende garanties op een onpartijdige en
serene rechtsbedeling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat tijdens de procedure lastens de magistraat van het Antwerpse
parket de geldende regels correct toegepast lijken te zijn. De maatregelen die door het parket en het
parket‐generaal werden genomen om nietige onderzoekshandelingen te vermijden en om de
perceptie van partijdigheid weg te nemen, waren wettelijk.
Het bijzonder onderzoek heeft ook aangetoond dat het documentenbeheer bij gerechtelijke
onderzoeken in de rechtbank van eerste aanleg en het parket te Antwerpen grote risico’s inhoudt.
Op elk moment kan een stuk worden toegevoegd, vervangen of verwijderd. Voor een goed
functionerend rechtssysteem is het essentieel dat dit wordt aangepakt. De verantwoordelijkheid
voor deze situatie is gedeeld. Er is zowel een probleem van onvoldoende aandacht, van gebrek aan
risicobewustzijn, van ingesteldheid, als een probleem van onvoldoende en adequate middelen. Een
digitalisering en modernisering van het dossierbeheer dringt zich dan ook op. De Hoge Raad roept de
wetgever, de uitvoerende macht en de Colleges (parket en zetel) op om de modernisering en
digitalisering van het dossierbeheer te bevorderen en te faciliteren.
De Hoge Raad doet in zijn verslag ook 18 aanbevelingen aan de wetgever, de Colleges (zetel en
parket), het parket‐generaal, de rechtbank van eerste aanleg en het parket.
4 aanbevelingen gaan over het systeem voorrecht van rechtsmacht en de toepassing ervan. De
andere 14 gaan over het dossierbeheer (modernisering en digitaliseren, interne beheersing,
risicobeheer, inventarisering, ketengericht denken, enz.).
54Controle
OPVOLGING VAN DE AUDIT BELEID INZAKE BIJZONDERE MANDATEN IN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN.
De Hoge Raad voor de Justitie heeft in 2013 een doorlichting uitgevoerd van het beleid in de
rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen met betrekking tot de bijzondere mandaten.
De Hoge Raad heeft in 2014, zoals aangekondigd in de conclusie van het auditverslag, de evolutie van
de situatie in de Antwerpse rechtbank van eerste aanleg in 2014 strikt opgevolgd. Dit resulteerde in
een opvolgingsverslag dat op 26 maart 2015 door de VAOC werd goedgekeurd.
Er is bij de beoordeling rekening gehouden met:
1. De veranderde omgeving. Sinds de hervorming van het gerechtelijk landschap bestaat de
rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen uit drie afdelingen (Antwerpen, Mechelen en
Turnhout).
2. Het gewijzigde management. Sinds 12 mei 2014 is er een nieuwe voorzitter in de rechtbank van
eerste aanleg te Antwerpen, en sinds 22 oktober 2014 is er een (nieuwe) afdelingsvoorzitter
voor de afdeling Antwerpen.
Er is gebleken dat:
‐ Alle 16 aanbevelingen uit het auditverslag 2013 gedeeltelijk (5) of volledig (11) zijn opgevolgd
‐ De wettelijke voorschriften inzake aanwijzing en benoeming in bijzondere mandaten lijken te
worden gerespecteerd sinds het aantreden van de nieuwe leiding van de rechtbank.
‐ Tot het aantreden van de nieuwe voorzitter er door alle partijen ad hoc inspanningen zijn
geleverd om conflicten te vermijden. Ondanks meervoudig aandringen door de Hoge Raad bij de
vorige voorzitter, werd geen plan van aanpak opgesteld. Dit kan wijzen op het niet onderkennen
van de problematiek die werd vastgesteld tijdens de audit, versterkt door het feit dat vaststond
dat zijn mandaat van voorzitter bij het aantreden van de nieuwe voorzitter zou worden
beëindigd. Sinds de komst van de nieuwe voorzitter lijken de bestaande spanningen onder
controle en momenteel te zijn ontmijnd. De beslissingen van de nieuwe leiding van de rechtbank
lijken ook te worden gerespecteerd en aanvaard. De nieuwe voorzitter en afdelingsvoorzitter
moeten er echter waakzaam voor blijven dat hun beslissingen blijvend worden gerespecteerd en
aanvaard, zodat zij tijdig kunnen anticiperen en de nodige initiatieven kunnen nemen om de
onderlinge relaties op een aanvaardbaar niveau en beheersbaar te houden.
‐ De huidige voorzitter is zich bewust van het belang van een systeem van interne beheersing dat
hem toelaat om op een adequate wijze te kunnen nagaan of zijn organisatie nog op de juiste
koers zit ten aanzien van het uitgestippelde beleid, en of de door het beleid vooropgestelde
doelstellingen worden bereikt of worden bedreigd. Het laat ook toe tijdig te reageren op
mogelijke verstoringen en waar nodig de gepaste beleidsmaatregelen te nemen.
55Controle
De VAOC heeft geconcludeerd dat het in deze opvolging geen elementen ziet die een onmiddellijk
verder onderzoek noodzaken.
AUDIT VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN HENEGOUWEN
In de nabije toekomst komt het beheer van de budgetten, van het personeel en van de materiële
middelen bij de korpschefs te liggen. De toekenning van de begrotingsmiddelen wordt gekoppeld aan
een evaluatie van de prestaties (een resultaatgerichte budgettering) teneinde de gerechtelijke
instanties aan te sporen om de efficiëntie en de doeltreffendheid van hun prestaties te verbeteren.
In deze context wil de VAOC alle leden van de rechterlijke organisatie (korpschefs, magistraten en
administratief personeel) bewustmaken van de nood om zich aan te passen aan de hedendaagse
vereisten voor het beheer van een openbare dienst. Dat houdt noodzakelijkerwijs de versterking van
de interne controle binnen de gerechtelijke instanties in.
Deze versterking is des te meer gerechtvaardigd omdat de vergroting van de gerechtelijke
arrondissementen en het toenemende belang van de beheerstaken waarmee de korpschefs worden
belast, hen in de toekomst niet meer toelaten om hun korps enkel als goede huisvader te beheren
(informeel beheer op basis van praktijkkennis), zonder implementering van stelselmatige en
gecontroleerde beheersingsacties.
Teneinde de gerechtelijke overheden nog meer bewust te maken van het belang van de versterking
van de interne controle binnen hun respectievelijke instanties en van de risicobeheersing
(“meerjarenplan 2012‐2016” van de Hoge Raad voor de Justitie), heeft de VAOC in oktober 2014 een
audit gestart bij de rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen, de grootste rechtbank van eerste
aanleg in Wallonië.
56Communicatie
COMMUNICATIE
Inleiding
In 2014 heeft de communicatiedienst zijn courante activiteiten vervuld: Dagelijkse monitoring &
reporting; Dagelijkse persrelaties ; Redactie en versturen van persberichten; Advies aan
bureau/commissies/leden i.v.m. mogelijke persrelaties ; (Maandelijkse) reporting over communicatie
en debriefing van leden van het bureau.
57Communicatie
Enkele perscommuniqués
PERSBERICHT 10/10/2014 :
REGEERAKKOORD: DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE HEEFT VERTROUWEN MAAR IS WAAKZAAM!
Het regeerakkoord dat openbaar werd gemaakt, formuleert de plannen van de volgende regering
voor de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ).
De HRJ staat positief ten aanzien van de beslissing af te zien van het voorstel om de HRJ niet enkel de
meest geschikte kandidaat voor het ambt van korpschef te laten voordragen, maar twee of meerdere
kandidaten waarna de Minister van Justitie de vrijheid zou krijgen de door hem gekozen kandidaat
voor te dragen voor benoeming aan de Koning.
De HRJ ziet in dat de evaluatie die de toekomstige regering wil uitvoeren met betrekking tot zijn
bevoegdheden, zijn samenstelling en zijn werking een logische stap kan zijn na zijn meer dan tienjarig
bestaan en op een moment dat de recente hervorming het gerechtelijk landschap grondig heeft
gewijzigd.
De HRJ is daarentegen bezorgd door de voorgenomen versterking van het toezicht op de werking van
Justitie voor zover dit zou toevertrouwd worden aan een interne dienst van de FOD Justitie of aan
een specifieke parlementaire commissie.
Waar Justitie, zoals elke openbare dienst, verantwoording voor haar werking moet afleggen, moet
evenwel ten stelligste de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht die borg staat voor de
bescherming van de burger, bewaard blijven. De HRJ is van mening dat dit niet meer het geval zou
kunnen zijn wanneer het toezicht op de werkzaamheden van Justitie (opnieuw) politiek terrein wint,
hetzij rechtstreeks hetzij via haar administratie. De HRJ die juist werd opgericht om een dergelijk
belangenconflict tegen te gaan, blijft om deze reden waakzaam, maar is bereid hierover in overleg te
treden met de nieuwe minister van Justitie. Op basis van zijn verworven knowhow inzake audit en
bijzonder onderzoek, biedt de HRJ aan mee te werken aan de uitwerking van een goed
functionerende interne controle door de nieuwe colleges. Daarnaast wil de HRJ zijn inzichten
omtrent de nieuwe invulling van de externe controle op de werking van justitie, gegeven de
beheersautonomie, delen met de minister van Justitie om te komen tot betere werkprocessen, een
grotere efficiëntie en een verantwoordelijk beheer van de middelen.
58Communicatie
PERSBERICHT 10/09/2014
HRJ REAGEERT OP DE VOORSTELLEN VAN DE ONDERHANDELAARS VAN DE TOEKOMSTIGE REGERING
De Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) heeft vernomen dat tussen de voorstellen inzake Justitie die
momenteel door de onderhandelaars van de toekomstige regering worden besproken, zich een
voorstel bevindt om de modaliteiten inzake voordracht van de toekomstige korpschefs van de
rechterlijke orde te wijzigen. Er is sprake om de Minister van Justitie de bevoegdheid te geven om de
korpschef te selecteren uit een lijst van twee kandidaten die worden voorgesteld door de
benoemings‐ en aanwijzingscommissies van de HRJ.
Actueel is het zo dat deze commissies de korpschefs voordragen op basis van een hoorzitting met alle
kandidaten en na analyse van hun dossiers en de zich daarin bevindende adviezen. Op basis van een
afweging van de respectievelijke verdiensten van de kandidaten, wordt de meest bekwame en
geschikte kandidaat voor het uitoefenen van de functie voorgedragen. De Minister mag hierbij zijn
appreciatie niet in de plaats stellen van de HRJ.
Het thans geformuleerde voorstel zou erin bestaan aan de Minister van justitie opnieuw de keuze toe
te kennen van de personen die een sleutelrol vervullen binnen de rechterlijke organisatie. Dit houdt
niet enkel opnieuw een politisering in van de benoemingsprocedure van magistraten – waarvan men
nochtans 14 jaar geleden bewust was afgestapt met de oprichting van de HRJ – maar doet bovendien
afbreuk aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.
Informeren van burger over klachtenafhandeling
Informatie over klachten en FAQ is te vinden op de HRJ website;
Een uitgebreid verslag over het afhandelen van klachten in 2014 is eveneens op de HRJ website
beschikbaar.
59Internationaal
INTERNATIONAAL
De Hoge Raad voor de Justitie is stichtend lid van het European Network of Councils for the Judiciary
(ENCJ), dat voor de lidstaten van de Europese Unie de nationale instellingen verenigt die
onafhankelijk zijn van de uitvoerende en wetgevende macht of autonomie genieten, en die
verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van de rechterlijke orde in zijn opdracht van
onafhankelijke rechtsbedeling.
Het ENCJ is een internationale vereniging zonder winstoogmerk naar Belgisch recht. Het beschikt
over een vast secretariaat in Brussel.
De Algemene Vergadering van het Netwerk is in Rome samengekomen van 11 tot 13 juni 2014.
Het algemene thema van de vergadering was "Independence and Accountability of the Justice System”.
Tijdens deze bijeenkomst hebben de ongeveer 100 deelnemers de werkzaamheden van het werkjaar
2013‐2014 bekeken en de rapporten van volgende projecten goedgekeurd:
Independence and Acountability of the Judiciary. Het samengaan van onafhankelijkheid van de
rechterlijke organisatie en het afleggen van verantwoording;
Standards on allocation of cases. Standaarden met betrekking tot het toebedelen van zaken in
rechtbanken (Minimum standards IV)
Distillation of ENCJ guidelines. Distilleren van ENCJ richtlijnen, aanbevelingen en principes uit
alle door het netwerk tot dan toe aangemaakte documenten.
60Internationaal
In de Rome Declaration wordt naar aanleiding van de 10de verjaardag van het netwerk vastgesteld
dat:
‐ De ENCJ zijn hoofddoel om de samenwerking en het wederzijds vertrouwen te verbeteren
tussen de raden voor de justitie en de rechterlijke organisaties van EU lidstaten en kandidaat
lidstaten heeft bereikt;
‐ De ENCJ een cruciale rol speelt in het behoud van de rechterlijke onafhankelijkheid, welke
zorgt voor de bescherming van de rechten van de burgers in Europa;
‐ De ENCJ de unieke vertegenwoordiger is van instellingen die bevoegd zijn voor de organisatie
van de justitiesystemen in Europa;
‐ De ENCJ het vertrouwen van de burger in de justitiesystemen in Europa promoot.
De verslagen en de Rome Declaration kunnen worden geraadpleegd op de site van het ENCJ,
www.encj.eu.
Op diezelfde bijeenkomst werd beslist om tijdens het werkjaar 2014‐2015 volgende nieuwe
projectgroepen op te starten:
a) Independence and accountability : het ontwikkelen van indicatoren voor het vaststellen van
onafhankelijkheid en afleggen van rekenschap door zowel de zetel als het openbaar
ministerie;
b) Minimum Standards V (inzake tuchtregels voor rechters)
In 2014 heeft de HRJ zijn programma van bilaterale ontmoetingen voortgezet: delegaties van
advocaten, rechters, procureurs en/of professoren werden ontvangen op de Hoge Raad.
De HRJ was eveneens aanwezig op de stichtingsvergadering van het Réseau francophone des conseils
de la magistrature judiciaire op 5 november 2014 in Ottawa.
61Leden en personeel
LEDEN EN PERSONEEL
LEDEN
De Hoge Raad voor de Justitie bestaat uit 44 leden, 4 van deze
leden vormen het Bureau. Hij bestaat uit 22 magistraten en 22
niet‐magistraten (van wie 8 advocaten, 6 professoren van een
universiteit of hogeschool en 8 leden uit het middenveld).
De 44 leden zijn onderverdeeld in twee taalcolleges (NL/FR),
waarin telkens 22 leden zitten: 11 magistraten en 11 niet‐
magistraten. In elke taalgroep moeten er bij de 11 niet‐
magistraten tenminste 4 advocaten en 3 hoogleraren zijn.
In 2014 hebben twee Nederlandstalige leden‐ magistraat en een
Nederlandstalig lid niet‐magistraat ontslag genomen uit de
Raad. Hun vervangers werden onmiddellijk aangewezen.
PERSONEEL
Op 31 december 2014 waren 41 personeelsleden in dienst: 18 niveau A (master‐diploma) 9 niveau B (bachelor‐diploma) 14 niveaus C en D (middelbare studies) Dit is 73 percent van de 56
betrekkingen die het
personeelskader voorziet:
20 niveau A 14 niveau B 20 niveau C 2 niveau D
62Rekeningen
REKENINGEN
DUBBELE BOEKHOUDING
Voor de opmaak van haar rekeningen houdt de HRJ rekening met de principes van het ‘deugdelijk
bestuur’. Sinds 2004 werd deze werkwijze vastgelegd in een door de Algemene Vergadering
goedgekeurd reglement.
De HRJ houdt haar rekeningen op basis van een dubbele boekhouding. Er is dus te allen tijde niet
enkel inzage in de kosten en opbrengsten mogelijk, maar ook in de financiële positie en de toestand
van alle bezittingen, vorderingen en schulden.
Hoewel dit geen verplichting is, beoogt de HRJ daarmee een grotere transparantie en wenst de HRJ
vooruit te lopen op toekomstige verplichtingen.
63Rekeningen
INTERNE EN EXTERNE CONTROLE
Na de opmaak worden de rekeningen van de Hoge Raad nagezien door twee commissarissen der
rekeningen, die worden aangeduid door en uit de Algemene Vergadering van de leden. Daartoe
voeren zij een grondig nazicht uit van de boekhoudkundige stukken. Daarna wordt de boekhouding
ter goedkeuring voorgelegd aan de Algemene Vergadering. Het Rekenhof heeft een permanente
controlebevoegdheid op de rekeningen van de HRJ, die zij uitvoert in opdracht van de Kamer.
Verdeling uitgaven 2009 2010 2011
Leden van HRJ € 1.226.944,07 23,87% € 1.356.416,83 24,41% € 1.287.260,65 22,06%
Administratief personeel € 2.438.773,54 47,44% € 2.647.942,84 47,66% € 2.997.654,75 51,36%
Gebouwen € 822.095,31 15,99% € 837.988,44 15,08% € 858.075,34 14,70%
Andere werkingskosten € 580.036,54 11,28% € 685.832,26 12,34% € 661.503,69 11,33%
Kapitaaluitgaven € 72.615,95 1,41% € 28.060,41 0,51% € 31.805,00 0,54%
Totaal van de uitgaven € 5.140.465,41 100,00% € 5.556.240,78 100,00% € 5.836.299,43 100,00%
Verdeling uitgaven 2012 2013 2014
Leden van HRJ € 1 357 139,46 23,23% € 1 524 431,38 23,43% € 1 368 887,68 22,57%
Administratief personeel € 2 844 233,29 48,69% € 3 114 878,70 47,87% € 3 167 871,86 52,24%
Gebouwen € 964 957,00 16,52% € 1 080 892,77 16,61% € 803 623,54 13,25%
Andere werkingskosten € 643 758,97 11,02% € 709 667,61 10,91% € 669 805,08 11,04%
Kapitaaluitgaven € 31 805,00 0,54% € 76 584,63 1,18 % € 54 404,42 0,90%
Totaal van de uitgaven € 5 841 893,72 100,00% € 6 506 455,09 100,00 % € 6 064 592,58 100,00 %
64Rekeningen
UITGAVEN 2014
Waar de uitgaven in 2013 met meer dan 11 % stegen, keerden zij nu terug naar het niveau van voorheen.
De personeelskosten en de vergoedingen voor de 44 leden van de HRJ nemen de grootste hap uit de
begroting. Dit grote aandeel is een evidentie bij elke dienstverlenende organisatie.
€ 0,00
€ 500.000,00
€ 1.000.000,00
€ 1.500.000,00
€ 2.000.000,00
€ 2.500.000,00
€ 3.000.000,00
€ 3.500.000,00
2009 2010 2011 2012 2013 2014
Membres du CSJ / Leden van HRJ
Personnel administratif / Adminsitratief personeel
Bâtiments / Gebouwen
Autres frais de fonctionnement / Andere werkingskosten
Dépenses de capital / Kapitaaluitgaven
€ 1.368.887,68
€ 3.167.871,86
€ 803.623,54
€ 669.805,08
€ 54.404,42
Membres du CSJ / Leden van HRJ
Personnel administratif /Adminsitratief personeel
Bâtiments / Gebouwen
Autres frais de fonctionnement /Andere werkingskosten
Dépenses de capital /Kapitaaluitgaven
IJzerenkruisstraat 671000 Brussel
Telefoon: 02/535.16.16FAX: 02/535.16.20
www.hrj.be
VU: France Blanmailland, HRJ-voorzitster