Ida Wasserman Lezing door Theu Boermans

8
Ida Wassermanlezing, 18 september 2011 Ida Wasserman lezing 2011: Theu Boermans 1 www.tin.nl Theu Boermans Wie of wat zijn de inspiratiebronnen van onze grote theatermakers? Daarover gaat de Ida Wasserman lezingen, genoemd naar één van de grote actrices uit de Nederlandse theatergeschiedenis. Het TIN en de Koninklijke Schouwburg organiseren de reeks lezingen sinds 2011. Illustere voorgangers van Boermans zijn Johan Doesburg (2010), Peter Oosthoek (2009), Annet Nieuwenhuizen (2008), John Lanting (2006), Hans Croiset (2004) en Elisabeth Andersen (2001). In 2009 verscheen ter ere van het lustrum een bundel met een aantal lezingen onder de titel '…tenslotte dat onzegbare…'. Goedenavond Dames en Heren, De Wassermanlezing: Een regisseur of acteur wordt gevraagd een persoonlijk portret te schetsen van zijn inspiratiebron. Denken over deze opdracht is stroomopwaarts roeien op de rivier der herinnering, voortdurend turend naar beide oevers in de hoop daar mensen te ontwaren, de cruciale gebeurtenissen uit je verleden weer in het centrum van je bewustzijn rukken. Maar wie of wat zoek je wanneer je beroepsmatig leven je tot nu toe voorkomt als een stuk drijfhout dat stroomafwaarts wordt meegevoerd op een rivier van toevalligheden? Theu Boermans. Foto: Carli Hermès/ Unit CMA Drijfhout, dat in elke kromming in de rivier op eerder gestrand drijfhout stoot om vervolgens verder te drijven tot de volgende bocht. Er zijn bij mijn weten veel mensen en vele gebeurtenissen van invloed geweest op mijn denken en werk en waarschijnlijk meer mensen van grotere invloed geweest dan ik weet. Het zijn per slot van rekening je tegenpolen tegenover wie je je het sterkst profileert, het zijn de tegenslagen die je vormen. Wanneer ik dus iemand of iets favoriseer doe ik mijn artistieke tegenstanders en mijn favoriete tegenslagen tekort. Is er wel een enkele bron? En is dat een mens, een object of een voorval? Ontspringt die bron wel binnen mijn beroepsmatig leven? Is hij niet veeleer gevormd door diverse stromen en stroompjes die op hun beurt hun oorsprong vinden in de tijd lang daarvoor? ‘God is dood’ Ik ben vanzelfsprekend katholiek opgevoed en ben dan ook, tot ik de jaren des verstands bereikte - dat moet zo rond mijn veertiende zijn geweest - vol verwachting naar de kerk gegaan. Dat God bestond leed voor mij geen twijfel. Tot het historische moment, waarop ik bij het nauwkeurig bestuderen van de lingerieaanbiedingen in de Wehkampcatalogus naast het schaars geklede model dat haar zondige pikanterieën poserend op een bed aanbood, een boek op het nachtkastje zag liggen. En nieuwsgierig naar wat zo’n vrijpostig meisje zoal las, kon ik met de loep van mijn postzegelverzameling een zin ontcijferen, die mijn metafysische zekerheid in een klap aan gruzelementen sloeg. ‘God is dood’, stond op de flap. Ik heb maanden met die zin in mijn hoofd gelopen, vervolgens uitgeprobeerd op mijn vriendjes en uiteindelijk met krijt op de plavuizen van het kerkplein geschreven. Ik ben naar huis gerend, onder mijn bed gekropen, in angstige afwachting van de bliksem die me

description

De 7e Ida Wasserman Lezing is uitgesproken door Theu Boermans, artistiek leider van Het Nationale Toneel. De lezing was daarom onderdeel van het TheuBoermans@work festival in Den Haag. Boermans hield een hartstochtelijk pleidooi om terug te keren naar het vertellen van grote en kleine verhalen op het toneel. Verhalen die een krachtig medicijn vormen tegen de ironie en scepsis in een steeds fictiever wordende werkelijkheid. Deze 7e Ida Wasserman Lezing is opgenomen in het Theatertijdschrift TM van oktober 2011.

Transcript of Ida Wasserman Lezing door Theu Boermans

Page 1: Ida Wasserman Lezing door Theu Boermans

Ida Wassermanlezing, 18 september 2011

Ida Wasserman lezing 2011: Theu Boermans 1 www.tin.nl

Theu Boermans Wie of wat zijn de inspiratiebronnen van onze grote theatermakers? Daarover gaat de Ida Wasserman

lezingen, genoemd naar één van de grote actrices uit de Nederlandse theatergeschiedenis. Het TIN en de

Koninklijke Schouwburg organiseren de reeks lezingen sinds 2011. Illustere voorgangers van Boermans zijn

Johan Doesburg (2010), Peter Oosthoek (2009), Annet Nieuwenhuizen (2008), John Lanting (2006), Hans

Croiset (2004) en Elisabeth Andersen (2001). In 2009 verscheen ter ere van het lustrum een bundel met een

aantal lezingen onder de titel '…tenslotte dat onzegbare…'.

Goedenavond Dames en Heren,

De Wassermanlezing: Een regisseur of acteur wordt

gevraagd een persoonlijk portret te schetsen van zijn

inspiratiebron. Denken over deze opdracht is stroomopwaarts

roeien op de rivier der herinnering, voortdurend turend naar

beide oevers in de hoop daar mensen te ontwaren, de cruciale

gebeurtenissen uit je verleden weer in het centrum van je

bewustzijn rukken. Maar wie of wat zoek je wanneer je

beroepsmatig leven je tot nu toe voorkomt als een stuk

drijfhout dat stroomafwaarts wordt meegevoerd op een rivier

van toevalligheden?

Theu Boermans. Foto: Carli Hermès/ Unit CMA

Drijfhout, dat in elke kromming in de rivier op eerder

gestrand drijfhout stoot om vervolgens verder te drijven tot

de volgende bocht. Er zijn bij mijn weten veel mensen en

vele gebeurtenissen van invloed geweest op mijn denken en

werk en waarschijnlijk meer mensen van grotere invloed

geweest dan ik weet. Het zijn per slot van rekening je

tegenpolen tegenover wie je je het sterkst profileert, het zijn

de tegenslagen die je vormen. Wanneer ik dus iemand of iets

favoriseer doe ik mijn artistieke tegenstanders en mijn

favoriete tegenslagen tekort. Is er wel een enkele bron? En is

dat een mens, een object of een voorval? Ontspringt die bron

wel binnen mijn beroepsmatig leven? Is hij niet veeleer

gevormd door diverse stromen en stroompjes die op hun

beurt hun oorsprong vinden in de tijd lang daarvoor?

‘God is dood’

Ik ben vanzelfsprekend katholiek opgevoed en ben dan ook,

tot ik de jaren des verstands bereikte - dat moet zo rond mijn

veertiende zijn geweest - vol verwachting naar de kerk

gegaan. Dat God bestond leed voor mij geen twijfel. Tot het

historische moment, waarop ik bij het nauwkeurig

bestuderen van de lingerieaanbiedingen in de

Wehkampcatalogus naast het schaars geklede model dat haar

zondige pikanterieën poserend op een bed aanbood, een boek

op het nachtkastje zag liggen. En nieuwsgierig naar wat zo’n

vrijpostig meisje zoal las, kon ik met de loep van mijn

postzegelverzameling een zin ontcijferen, die mijn

metafysische zekerheid in een klap aan gruzelementen sloeg.

‘God is dood’, stond op de flap. Ik heb maanden met die zin

in mijn hoofd gelopen, vervolgens uitgeprobeerd op mijn

vriendjes en uiteindelijk met krijt op de plavuizen van het

kerkplein geschreven. Ik ben naar huis gerend, onder mijn

bed gekropen, in angstige afwachting van de bliksem die me

Page 2: Ida Wasserman Lezing door Theu Boermans

Ida Wassermanlezing, 18 september 2011

ongetwijfeld zou treffen. Die bleef uit en zo verloor ik mijn

onschuld.

En niet alleen dat. Ik was meer kwijt dan ik mij op dat

moment realiseerde. Het ritueel van de Heilige Mis had ik tot

die tijd altijd als iets magnifieks, iets magisch, ondergaan.

Een gemeenschap van mensen van alle leeftijden, rangen en

standen herinneren zich eensgezind dat een man zich meer

dan duizend jaar geleden voor ons heeft geofferd. Enkel en

alleen om ons te redden. En dat niet alleen. Onder

meerstemmige samenzang en voorgegaan door een meneer

in een prachtig goudbestikt gewaad daalde deze held weer in

levende lijve in onze kerk naar beneden. Prachtig uitgelicht

in een wolk van wierook. Niemand zag hem, want het was

tenslotte verbeelding. Maar niet voor mij. Ik had hem gezien!

Absoluut. Want ik had een sterk geloof. De figuur Jezus

Christus fascineerde mij mateloos. Stel je voor, je hebt een

hele zooi volgelingen, je kunt zo de politieke macht grijpen

als je dat wilt. Maar je doet dat niet, je legt dat je volgelingen

niet uit, maar mompelt iets over ’mijn rijk is niet van deze

wereld’ om je vervolgens willens en wetens te laten geselen

en aan een kruis te laten spijkeren. Dan moet je toch wel erg

in dat rijk, in die andere wereld geloven. Maar waar ligt die

dan en hoe ziet dat rijk er dan uit en hoe kom je daar? Grote

vragen die mij als puber bezighielden. Maar toen God stierf,

stierf ook de behoefte aan een antwoord en werd Jezus

bijgezet bij die andere masochistische idioten van de

geschiedenis.

Limburgs

In de streek waar ik vandaan kom, Midden-Limburg, wordt

in het algemeen veel toneel gespeeld en er komen dan ook

opvallend veel beroepstoneelspelers vandaan. De provincie

Limburg grenst aan Duitsland, maar de streek strekt zich uit

tot in het Rijnland, waar elk dorp zijn toneelvereniging of

passiespel heeft. Ook daar komen veel Duitse toneelspelers

vandaan. Uiteraard vindt dat fenomeen zijn oorsprong in de

katholieke volkscultuur, de rederijkerij, het patronaatstoneel,

het carnaval. Daarin is Midden-Limburg niet uniek. Waar het

wel in verschilt van andere streken is de taalgevoeligheid.

Het dialect in het land tussen Maas en Rijn vindt zijn

oorsprong in het Rijnlands en het Nederduits en kent

dezelfde rijkdom en poëzie. Woorden met meerdere

betekenissen, zinnen met dubbele lagen, hyperbolen,

metaforen en symbolen. De overdrijving als stijlfiguur. Als

kind hield je je tegenover leeftijdsgenoten staande met het

verhaal dat je vertelde en de manier waarop je het vertelde.

Je hoorde de volwassenen elkaar aftroeven met

uitdrukkingen, wisecracks en pointes. Ook het zwijgen

speelde daarin een grote rol. Ook het zwijgen is hoorbaar en

zwanger van betekenis. Het is de stilte voor de storm, voor

de klap van de volgende briljante formulering, de

fantastische pointe. Daar ergens moet de oorsprong van mijn

fascinatie voor de taalmuziek liggen.

Carnaval

Merkwaardig genoeg ben ik als kind nooit een groot

carnavalsvierder geweest. Terwijl het toch volksfeest

nummer een was en alle andere kinderen zich in

vermomming te buiten gingen aan wat door het jaar heen niet

was toegestaan. Ik daarentegen trok ik mij in mijzelf terug en

werd toeschouwer. Het fascineerde me buitengemeen om

tijdens het carnaval naar mensen te kijken, naar de

verandering die zich in hen voltrok. Onder invloed van

alcohol uiteraard, maar ook bij diegene die geen alcohol

dronken, kwam iets los dat ze gewoonlijk verborgen hielden.

En in tegenstelling tot velen die deze transformatie

kleinburgerlijk vonden en verachtten, begreep ik intuïtief al

vroeg wat er met hen gebeurde. De laatste drie dagen voor de

Vastentijd, waarin de opgelegde rol die men moet vervullen

binnen de strenge gegeven kaders, even kan worden

losgelaten en de onzin, het zinloze, dat wil zeggen het

absurde en relatieve van dit ondermaanse, mag worden

toegelaten. Tot Aswoensdag wanneer men afscheid neemt

van het vlees, carne vale, en zich in de kerk het Assekruisje

op het voorhoofd laat zetten ter herinnering aan onze

sterfelijkheid. Omdat het bij mij echter altijd carnaval was,

stierf ik die drie dagen en met het Assekruisje op mijn

voorhoofd kwam ik weer tot leven.

Vader

Mijn vader. Ik had deze hele lezing ook aan hem kunnen

wijden. We leken op elkaar en dat kon behoorlijk botsen. Hij

was in de wieg gelegd om dat te doen wat ik nu doe, maar

helaas nooit heeft kunnen doen. Toen ik na mijn middelbare

school geen idee had wat ik aan moest met mijn leven, heeft

hij me tegen mijn zin opgegeven voor de Toneelacademie in

Maastricht. Later, veel later toen hij mijn eerste

voorstellingen zag en vond dat je met die modernistische

flauwekul geen publiek bereikte, is hij zelf weer

toneelstukken gaan schrijven. Ik kon hem niet beter danken

Page 3: Ida Wasserman Lezing door Theu Boermans

Ida Wassermanlezing, 18 september 2011

dan ze voor hem te regisseren. Een merkwaardige sensatie.

Ik heb mijn vader pas leren kennen door zijn stukken. Wat in

de werkelijkheid werd verzwegen, werd in de verbeelding

uitgesproken.

Literatuur

Uit mijn adolescentie herinner ik mij twee boeken. ‘Onder

het Melkwoud’ van Dylan Thomas in de vertaling van Hugo

Claus. Ik heb het wel honderd maal gelezen, uitgevlooid en

doorgespit en ontdekte telkens nieuwe vergezichten in dit

bacchanaal van taalmuziek. Het andere was ‘De Komst van

Joachim Stiller’ van Hubert Lampo. Mijn fascinatie betrof

meer het concept. Het was een ware ontdekkingstocht om de

parallellen te zoeken tussen het Nieuwe Testament en

Lampo’s hedendaagse variant. Sinds die tijd is de literatuur

mijn passie en lezen mijn dagelijks brood. Ik heb alles

verzwolgen.

Eerst de literatuur, later de filosofen. Want ik was er van

overtuigd: Een regisseur die geen Kantcrisis heeft gehad,

Nietzsche niet huilend heeft omarmd, niet wekenlang heeft

gezwegen na het lezen van Wittgenstein, zich niet orgiastisch

heeft gewenteld in Bataille, blijft eeuwig een dilettant.

Toneel(school)

Voor zover de vele kleine riviertjes van inspiratie die zijn

ontsproten in mijn jeugd. Ik roei nu de brede rivier op. En op

de oever staan tal van mensen:

Eerste klas toneelschool. Oudere docenten. Antoinette de

Visser, Willem Tollenaar, Herr Otthein Haas, Jonge

docenten ; Anne Wil Blankers, Kees Coolen, Jan van

Kasteren, Herman Lutgerink, Jules Croiset.

Tweede klas toneelschool: Willy van Heesvelde, Zdenek

Kraus, Elise Hooymans, Minas Christides, de gevluchte

Griekse acteur. Allemaal mensen waarvan ik de kunst heb

afgekeken, de noodzaak, de liefde. En toen plotseling die

sleutelervaring, de bom die insloeg. De schouwburg van

Maastricht. De Haagsche Comedie. Twee mannen op een

bankje. Paul Steenbergen en Ko van Dijk. ‘Mooi Weer

Vandaag’. Waren ze normaal of waren ze gek? Zaten ze nou

echt in de tuin van een psychiatrische inrichting of

verbeeldde ik me dat? Wisten ze het zelf of ontkenden ze

het? De rillingen liepen me over de rug, de tranen rolden

over mijn wangen, van het lachen? Het huilen? Het was

hetzelfde.

Mijn eerste beroepsmatige schreden op het toneel heb ik

gezet onder de hoede van Hans Croiset. Ik had mij geen

betere mentor kunnen wensen. Ik heb gezwegen, gekeken,

geleerd, gevraagd en altijd antwoord gekregen. De passie en

de bevlogenheid, de intellectuele scherpte, maar ook de

drammerigheid, de wanhoop en het lijden, kortom de niet

aflatende energie en de noodzaak. Een gezelschap inspireren

en leiden op basis van respect voor talent, heb ik geleerd van

Hans Croiset.

Van Ulrich Greiff, een Duitse regisseur, leerde ik het belang

van tekstanalyse, tekstbewustzijn, tekstbehandeling en

tekstregie. Dat toneelspelen denken is. Die ontdekking gaf

me het gereedschap om later de moeilijkste, meest

hermetische, poëtische toneelteksten van Rainald Goetz,

Heiner Muller, Werner Schwab, Thomas Bernhard en

Elfriede Jelinek te ontsluiten en acteurs bewust te maken van

wat ze zeiden.

Deconstructie en Duits theater

En toen volgden twaalf jaar Zuidelijk toneel Globe onder

leiding van Gerard-Jan Rijnders en Paul Vermeulen

Windsant. Waren de voorgaande jaren leerjaren geweest, nu

volgde de toepassing. Het was een periode van deconstructie,

afbraak en het zoeken naar een nieuwe betekenis en

inhouden van het theater. We sprongen daarbij op de

bagagedrager van de conceptuele ontwikkelingen die zich in

de Duitse ‘Stadttheaters’ voltrokken. In Duitsland moest een

jonge generatie theatermakers in hun klassieke

toneelbibliotheek nieuwe ethische en morele coördinaten

zien te ontdekken aan de hand waarvan het leven na de

gruwel van de Holocaust voorstelbaar was. De voorstellingen

van Claus Peymann, Peter Stein, Peter Zadek, Georg Tabori

braken het repertoire open en wij in Nederland lieten ons

daar maar al te graag door beïnvloeden. Vooral de

voorstellingen van Klaus-Michael Gruber en Andrea Breth

die eyeopeners waren. Bij hen was de emotionele, visuele en

vooral intellectuele sensatie die een voorstelling kan zijn, in

perfecte balans. Wat deze voorstellingen gemeen hadden,

was de zorgvuldige omgang met taal. Daarnaast en daartegen

waren er de internationale voorstellingen die Ritsaert ten

Cate naar het Mickerytheater in Amsterdam haalde. Ik heb ze

allemaal gezien, bewonderd en alles opgezogen.

Page 4: Ida Wasserman Lezing door Theu Boermans

Ida Wassermanlezing, 18 september 2011

De Trust en het Compagnietheater

Tegelijkertijd deed zich echter een merkwaardige

ontwikkeling in mij voor. Ik vond het steeds interessanter om

over voorstellingen na te denken dan om er in te spelen. Ik

was me zeer bewust van het belang en de noodzaak van

conceptuele vernieuwing van het toneel, maar ik kwam in

een loyaliteitsconflict terecht tussen mijn autonoom

kunstenaarschap als acteur en mijn dienstbaarheid aan de

visie van de regisseur die ik hogelijk respecteerde. Enerzijds

wilde je die visie recht doen, anderzijds vermoedde je

inhoudelijke diepten en lagen die de schrijvers in de rollen

hadden gelegd, maar die door de regisseur niet werden

herkend of werden gewenst.

Elke acteur kan u vertellen wat voor een marteling het kan

zijn wanneer je de kern van een rol ziet schitteren, maar die

niet mag of kan pakken. Ik miste in vele regies de

uitgebalanceerde combinatie van vorm en inhoud. Ik begon

me te storen aan concepten, die mijns inziens in de meeste

gevallen altijd slechter waren dan het stuk dat je voor je had.

In de behoefte die discrepantie te overbruggen vermoed ik de

oorsprong van mijn regisseurschap.

Op dat moment gaf ik les aan een klas getalenteerde

toneelschoolleerlingen. Ik weet niet wat er in mij is gevaren,

maar de sensatie van het ontdekken en wegwijs maken van

talent in combinatie met het ontdekken en wegwijs maken

van mezelf in het tekstmateriaal, bleek zo’n enerverende

sensatie dat die het tot nu toe nog steeds gewonnen heeft van

het louter acteren.

Ik heb de Trust opgericht, een eigen theater verworven en me

naar de zijlijn van het toneelbestel gemanoeuvreerd om

vanuit die positie te werken aan een alternatief voor het

bestaande theaterbestel: Een organisatie waarin gezelschap

en theater in een hand zijn, waar voorstellingen meerder

seizoenen op het repertoire blijven om er in artistiek en

financieel opzicht een zo hoog mogelijk rendement uit te

halen.

Ik houd de periode Trust en Theatercompagnie kort, omdat

de vruchtbaarste periode van je leven meestal ook de saaiste

is om te vertellen. In dit kader is alleen vermeldenswaard dat

de mensen waarmee ik in die tijd heb mogen werken mijn

grootste bron van inspiratie zijn geweest.

Maar het meest bewonderenswaardige vind ik nog steeds dat

we er in die tijd als cultureel ondernemers avant la lettre in

zijn geslaagd een eigen theater te verwerven, te verbouwen

en het een kleine twintig jaar succesvol hebben weten te

exploiteren zonder een cent subsidie van de gemeente

Amsterdam. De tegenwerking die de Trust, en later de

Theatercompagnie, heeft ondervonden, is in die periode mijn

belangrijkste bron van inspiratie geweest. Het heeft me niet

enkel strijdbaar en vasthoudend gemaakt, het scherpte de

geest aan. En ik verkeerde in de gelukkige omstandigheid dat

ik alles wat mij en de mijnen overkwam, onmiddellijk kon

thematiseren in de voorstellingen die ik maakte. Alles is

tenslotte materiaal. In die zin beschouw ik dan ook niet de

Trust, maar de tijd van de Theatercompagnie als mijn meest

essentiële, vruchtbaarste en dierbaarste periode tot nog toe.

In die zin ben ik mijn tegenstanders dan ook buitengewoon

erkentelijk.

Geloof in individu

En nu ben ik hier in Den Haag. Een nieuwe bocht in de

rivier. Het was een slechte zomer met veel regen en bitter

weinig zon. Volgens de kranten de slechtste zomer sinds de

Tweede Wereldoorlog. Voor de milieubewusten onder ons

zitten we dan ook midden een catastrofale en blijvende

klimaatverandering. Voor de onverschilligen en

bewustelozen onder ons is het slechte weer niet meer dan een

toevallige samenloop van klimatologische omstandigheden

buiten onze macht en invloed en ze hebben zich nu al

voorgenomen volgend jaar wat dieper naar het zuiden af te

zakken.

Wat beide partijen bindt, is dat ze worden gedreven door

angst. Het is niet meer maar ook niet minder dan de projectie

van de angst voor de chaos, die in het diepst van ons allen

schuilt. En het is de strijd tegen en de beheersing van deze

angst die bepalend is hoe wij met de externe bedreigingen in

het leven omgaan en in welke mate we ontvankelijk zijn voor

irrationele oplossingen. Oplossingen die ons tegenover

elkaar plaatsen en verleiden tot het inzetten van geweld. Op

dit moment is het niet alleen het slechte weer dat ons

verdeelt in gelovigen en niet-gelovigen. Neem de financiële

crisis waar de wereld in verkeert. De opstand in de Arabische

wereld en in Israel. De sociale ontrust in de voorsteden van

Europa. Of de bezuinigingen in het Nederlands theater.

Geloof je dat de bezuinigingen in de kunst de wraak is van

rechts op dertig jaar links georiënteerde cultuurpolitiek dan

zul je ervan overtuigd zijn dat de bezuinigingen de doodklap

zullen blijken voor ons rijke, veelzijdige, unieke toneelbestel.

Geloof je anderzijds dat het kunstenveld zich de laatste

dertig jaar in zelfgenoegzaamheid en overgewicht heeft

Page 5: Ida Wasserman Lezing door Theu Boermans

Ida Wassermanlezing, 18 september 2011

vervreemd van de maatschappelijke werkelijkheid, dan zul je

ervan overtuigd zijn dat de bezuinigingen de juiste remedie

zullen blijken tegen overaanbod en middelmaat. Beide

posities zijn gebaseerd op angst voor wat nog niet is.

Dat geldt ook voor mijzelf. In het volle besef dat het leven

zinloos is, de mens zichzelf een wolf en chaos en geweld ons

wacht, klamp ik mij vast aan mijn geloof in democratie,

vrijheid van godsdienst en individu, gelijkheid tussen man en

vrouw en meer van die voor mij vanzelfsprekende

strategieën, die voortkomen uit een onwrikbaar geloof in de

verlichte Westerse waarden zoals mensenrechten. Dit geloof

is voor mij een psychologische noodzaak en de basis voor

een gemeenschappelijke cultuur. Vanuit dit geloof en in die

cultuur regisseer ik toneelstukken. Toch is mijn geloof voor

anderen helemaal niet vanzelfsprekend. Er zijn vele religies,

filosofieën en overtuigingen waar het belang van het individu

ondergeschikt is aan het belang van de gemeenschap, waar

het in stand houden van patriarchale familieverbanden en

religie de hoogste prioriteit heeft en grote persoonlijke offers

eist van het individu.

Factionele fictie

Gevoed door de angst voor chaos en verlies kunnen beide

geloofsovertuigingen hun fundamentele intuïtie tot het

axioma maken van al hun gedachten en handelen. Alles moet

ondergeschikt worden gemaakt aan die ene eigen waarheid,

de wereld wordt in goed en kwaad verdeeld en in de naam

van het eigen geloof worden politieke programma’s

ontwikkeld die niet op basis van rationele argumenten, maar

op emotionele gronden worden omgezet in gewelddadig

handelen ten einde de andere overtuiging te vernietigen. We

zitten er momenteel midden in. Dit politieke en

maatschappelijke geweld neemt voor de doorsnee burger

inmiddels surreële dimensies aan. Dimensies, die worden

versterkt door het feit dat de media zich door de

kijkcijfermarkt gedwongen zien deze geweldsuitbarstingen

steeds meer als sensatie, als amusement te verkopen.

Hierdoor ondergaat de doorsnee krantenlezer en

televisiekijker deze werkelijkheid steeds meer voor als

‘factionele fictie’. De wereld komt hem voor als een

rampenfilm, een verhaal waarin hij meespeelt, maar waarvan

het scenario voortdurend door onbekenden wordt

omgeschreven. De uitkomst van deze rollercoaster kent hij

niet, maar hij voelt instinctief dat hij zeker niet tot de

hoofdrolspelers behoort die het wellicht zullen overleven.

Angst regeert hier en laat hem geen ruimte voor andere

emoties, laat staan voor empathie met de andere personages,

de slachtoffers van het geweld. Verstard door eigen angst

laten ze hem wezenloos koud. En nu de werkelijkheid hem

als angstaanjagende fictie voorkomt is het vanzelfsprekend

dat hij voor zijn emotionele werkelijkheid zijn toevlucht

zoekt in de ‘factionele fictie’. En ook daar speelt de

mediamarkt op in. Televisieprogramma’s als Big Brother,

Temptation Island, Boer zoekt vrouw en Spoorloos doen een

appel op emoties en empathie die in de werkelijkheid niet

meer als zodanig worden gevoeld. Emotietelevisie heet het

dan ook. En ook de kunst ontkomt er niet aan.

Ironie

In de kunstdisciplines is de vervagende grens tussen fictie en

werkelijkheid al enkele decennia het centrale thema. In de

podiumkunsten is de vierde wand, de imaginaire scheiding

tussen podium en zaal, tussen acteurs en publiek al geruime

tijd geleden gesloopt. Het postdramatische theater, waarin

verhalen en personages zijn ingeruild voor gebeurtenis en

individuele expressie, werd geboren. We hebben niet langer

een gezamenlijk verhaal omdat de religieuze

levensinterpretaties en alle ideologieën hebben gefaald. We

zijn afkerig geworden van idealen en utopieën. Ironie en

sepsis is de onze enig denkbare levenshouding. Ironie is dan

ook de basisattitude van het postmodernisme, het antwoord

op de onmacht tegenover een constant veranderende

werkelijkheid en de onmogelijkheid om daar morele

coördinaten aan te ontlenen.

En dat zit niet lekker. Immers, ironie maakt draaglijk wat in

wezen onverdraaglijk moet blijven en scepsis weerhoudt ons

van handelen. Wanneer niets er meer toe doet, maakt het ook

niet meer uit hoe we ons gedragen. Hoe we ons verhouden

tot de werkelijkheid. Of we ons überhaupt nog verhouden tot

de werkelijkheid. En ook dat is angst. Angst om positie te

kiezen tegenover de angst voor de chaos, tegenover de

verdeling in goed en kwaad en het geweld dat daaruit

voortvloeit. Het is veiliger jezelf te verschansen in ironie en

scepsis en ad libitum te pendelen tussen werkelijkheid en

fictie, in een wanhopige poging in de fictie te ervaren wat in

de werkelijkheid wordt verdrongen omdat het te

onaangenaam is. In de psychiatrie spreek men in zo’n geval

van een borderliner.

Page 6: Ida Wasserman Lezing door Theu Boermans

Ida Wassermanlezing, 18 september 2011

Maar deze vrij zwevende ironie en scepsis als

levensinstelling is een illusie en kan gevaarlijk zijn. Want de

schokkend gemakkelijke manier waarop onlangs

bezuinigingen in de kunstsector werden doorgevoerd, geven

aan hoe irrelevant kunst blijkbaar is geworden en is

illustratief voor ons gebrek aan weerbaarheid. En dat is

beangstigend ironisch.

‘We Need a new Story’

Wat dan? Hoe zorg ik ervoor dat de ironie en de scepsis niet

verlammend werken maar functioneel worden. Doordenken.

En daar schiet de historicus Philipp Blom ons te hulp. Hij

herinnert ons er aan in zijn artikel ‘We Need a new Story’:

“Onze identiteit, onze referentiepunten, komen tot ons door

het verhaal van onze beschaving, door de verhalen uit onze

kindertijd, van onze familie. Onze herinnering bestaat uit

verhalen, de grote verhalen uit bijbel, Griekse en Romeinse

mythes etc., en de kleine persoonlijke familie-

geschiedenissen. We leren ons te bewegen in de wereld van

onze eigen geest door verhalen, die telkens opnieuw worden

verteld en zodoende paden vormen door de chaos. Tot grote

hoogte zijn we het product van de verhalen die we onszelf

vertellen. Daarom hebben we fictie, verhalen, nodig. We

vertellen elkaar verhalen om de kloof te overbruggen tussen

onze fundamentele intuïtie en de schijnbare toevalligheid van

onze ervaringen. We dramatiseren onze morele instincten in

vertellingen die handleidingen worden voor ons omgaan met

de wereld. Ze voorzien ons van een lijn die ons gidst naar

een atmosfeer waarin toevallige feiten een dramatische

structuur aannemen, met een begin, een midden en een eind.

Wanneer deze structuren worden vertaald in esthetische

vormen noemen we het kunst. Wanneer ze inspireren tot

handelen noemen we het politiek.

Wanneer we zelf geen fanatici willen worden, is het de

uitdaging om de plot en de structuur, die we door ons

verbeeldingsvermogen winnen, in balans te brengen met een

luciditeit van denken. Zonder verhalen zouden we geen

voetpaden door het leven hebben. We halen psychologisch

voordeel uit verhalen door sociale lessen te leren: zoals het

idee dat morele handelingen het gewenste resultaat

opleveren; dat streven beloning kan opleveren; dat

rechtvaardigheid wordt beloond en onrechtvaardigheid wordt

bestraft. En we leren persoonlijke lessen: zoals de blijvende

en transformatieve kracht van de liefde en de verwerking van

diepe trauma’s. Van wezenlijk belang is echter dat we deze

fantastische verhalen niet voor werkelijk aannemen. Doen

we dat wel, vervallen we in fanatisme.”

En hier komen ironie en scepsis in hun juiste functie weer

van pas. Ironie doet als zelfbeschermend mechanisme

namelijk precies op dat moment zijn intrede, wanneer we

extatisch door het verhaal dreigen te worden meegesleurd,

het voor werkelijkheid dreigen aan te nemen. Ironie neemt

ongerijmdheden en dissonanten in het vertelde waar en stelt

onszelf in perspectief. We zien plotseling onze menselijke

natuur, onze menselijke dwaasheid. Ironie geeft ons hoop

tegen beter weten in. Ironie lucht ons op, maakt ons van

onszelf bewust, bevrijdt ons van de meeslepende kracht van

de tragedie en van de teleurstelling niet langer in het verhaal

voor te komen.

Verhalen geven zin en betekenis

We moeten elkaar verhalen vertellen en erin geloven. Niet

als een kind dat in een sprookje gelooft, maar als een

volwassene die een roman leest. We moeten onze behoefte

aan zin en betekenis niet opgeven. We moeten een verhaal

vertellen en het onderzoeken en tegelijkertijd blijven

beseffen dat het slechts een verhaal is. Het is onze enige

bescherming tegen een fanatisme, dat overal loert, vooral in

onszelf. Afhankelijk van de mate waarin we er in zullen

slagen de donkere hoeken van onze instinctieve attitudes te

verlichten en onze persoonlijke en collectieve verhalen te

vinden, zullen we in staat zijn om een samenleving op te

bouwen, waarin we ons kunnen identificeren met een

gemeenschappelijk verhaal.

Met deze gedachte, die ik maar meteen beschouw als een

opdracht, ben ik nu aangespoeld in Den Haag, de stad waar

de Haagse Comedie jaren geleden ‘Mooi Weer Vandaag’ op

het repertoire nam. Het is mij vergund om de opvolger van

dat legendarische gezelschap, Het Nationale Toneel, artistiek

te gaan leiden. Het Nationale Toneel, opgericht door mijn

vroegere mentor Hans Croiset en door wijlen Evert de Jager

en collega Johan Doesburg, heeft zich ontwikkeld tot het best

bezochte gezelschap van Nederland. Een gezelschap met

fantastische acteurs en uiterst professionele medewerkers.

Het heeft zijn thuisbasis in een stad waarin de Nederlandse

regering resideert, waar het Internationaal Gerechtshof en het

Vredespaleis zijn gevestigd. Bovendien is het de hofstad.

Een nieuwe bron van inspiratie. Want zo’n stad heeft niet

alleen recht op een hofnar, ze heeft hem ook nodig. Een

Page 7: Ida Wasserman Lezing door Theu Boermans

Ida Wassermanlezing, 18 september 2011

hofnar die de machthebbers en uitvoerders de eeuwenoude

verhalen vertelt over het slagen en falen van hun

voorgangers. Hen middels de grote werken uit de

toneelliteratuur confronteert met de mogelijke gevolgen van

hun denken en handelen voor de mensen die hen hebben

gekozen. En die de mensen in het land die hen hebben

gekozen, de verhalen vertelt over al die machthebbers en

uitvoerders, over hun overwinningen en nederlagen, hun

drama’s en komedies. Want zij zijn uiteindelijk mijn enige

en echte bron van inspiratie, een bron die nooit zal opdrogen:

De mensen en hun niet aflatende strijd voor vrijheid, geluk

en liefde.

Ik dank u.

- Theu Boermans

Page 8: Ida Wasserman Lezing door Theu Boermans

Ida Wassermanlezing, 18 september 2011

Ida Wasserman lezing 2011: Theu Boermans 8 www.tin.nl

Colofon

Deze uitgave hoort bij de Ida Wasserman lezing 2011 van

Theater Instituut Nederland (TIN).

Met dank aan

Theu Boermans, Koninklijke Schouwburg Den Haag

WWW.TIN.NL

Sarphatistraat 53

1018 EW Amsterdam

Nederland

Postadres:

Theater Instituut Nederland

Postbus 10783

1001 ET Amsterdam

Nederland

T 020 551 33 00

F 020 551 33 03

E [email protected]

Ida Wasserman. Foto: Lemaire en Wennink/ MAI