id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

103
Hogeschool Utrecht Opleiding: Lerarenopleidingen; hbo-master Locatie: Utrecht Varianten: deeltijd Visitatiedata: 15, 16 en 17 september 2009 © Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2009

Transcript of id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

Page 1: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

Hogeschool Utrecht

Opleiding: Lerarenopleidingen; hbo-master Locatie: Utrecht Varianten: deeltijd

Visitatiedata: 15, 16 en 17 september 2009

© Netherlands Quality Agency (NQA)

Utrecht, december 2009

Page 2: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 2/103

Page 3: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 3/103

MASTERS OF EDUCATION VAN HOGESCHOOL UTRECHT

Croho

Cluster Exacte vakken en Maatschappijvakken

45109 M Aardrijkskunde (Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste

graad in Aardrijkskunde, deeltijd 90, ECTS)

45099 M Biologie (Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in

Biologie, deeltijd, 90 ECTS)

45518 M Natuurkunde (Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad

in Natuurkunde, deeltijd, 90 ECTS)

45106 M Wiskunde (Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in

Wiskunde, deeltijd, 90 ECTS)

Croho

Cluster Talen

45110 Master Duits (Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in

Duits, deeltijd, 90 ECTS)

45112 Master Engels (Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad

in Engels, deeltijd, 90 ECTS)

45113 Master Frans (Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in

Frans, deeltijd, 90 ECTS)

45119 M Nederlands (Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad

in Nederlands, deeltijd, 90 ECTS)

45124 M Spaans (Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in

Spaans, deeltijd, 90 ECTS)

Page 4: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 4/103

Inhoud

Page 5: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 5/103

Inhoud 5

Deel A: Onderwerpen 7

1.1 Voorwoord 9

1.2 Inleiding 10

1.3 Werkwijze 11

1.4 Oordeelsvorming 13

1.5 Oordelen per facet en onderwerp 14

Deel B: Facetten 17

Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 19

Onderwerp 2 Programma 22

Onderwerp 3 Inzet van personeel 32

Onderwerp 4 Voorzieningen 36

Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 38

Onderwerp 6 Resultaten 41

Deel C: Nadere onderbouwing van opleidingsspecifieke facetten 45

Deel D: Bijlagen 73

Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 74

Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 87

Bijlage 3: Bezoekprogramma 100

Bijlage 4: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties 103

Page 6: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 6/103

Page 7: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 7/103

Deel A: Onderwerpen

Page 8: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 8/103

Page 9: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 9/103

1.1 Voorwoord

Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de masters of education van

Hogeschool Utrecht heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de

conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere

beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in juli 2009, toen het zelfevaluatierapport bij

NQA werd aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding

gevisiteerd op 15, 16 en 17 september 2009.

Het kernpanel bestond uit:

De heer dr. J. Vedder (voorzitter, opleidingsdeskundige en domeindeskundige Wiskunde);

De heer drs. W.R. van den Berg (werkvelddeskundige);

De heer dr. E.J. Kwakernaak (vakdeskundige cluster talen, domeindeskundige Duits);

De heer dr. L.J.A.E. Vankan (vakdeskundige cluster exact en maatschappij,

domeindeskundige Aardrijkskunde);

De heer dr. J.C. Nierstrasz (student panellid);

Mevrouw drs. P. Göbel (NQA-auditor);

Aan het panel zijn adviseurs toegevoegd op de onderscheiden opleidingsdomeinen:

De heer drs. J.C.M. Wegman (domeindeskundige Nederlands);

Mevrouw drs. M.J. Bodde-Alderlieste (domeindeskundige Engels);

De heer dr. A. Hoeflaak (domeindeskundige Frans);

De heer drs. J.M. Espinola Vazquez (domeindeskundige Spaans);

De heer drs. C.J. Smeets (domeindeskundige Biologie);

De heer dr. H. Vos (domeindeskundige Natuurkunde);

De heer drs. W.A.J. van Uden (NQA-auditor).

Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en

Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is bijzondere aandacht besteed aan de

kwaliteit van de panels voor de visitaties van de lerarenopleidingen. In verband daarmee

heeft voorafgaand aan de visitatie overleg plaatsgevonden met de NVAO over de

samenstelling van de panels voor deze visitatie. Tijdens dat overleg zijn de samenstelling

van het panel en de kwaliteit van de panelleden besproken.

Het rapport bestaat uit vier delen:

• Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel

over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met

daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om

oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel

geformuleerd.

• Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en

argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit

van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het

voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6. Als gevolg van aanvullende

instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit

Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport.

Page 10: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 10/103

• Deel C: bevat een aanvullende onderbouwing voor met name de facetten 2.1, 2.2, 2.3,

2.7, 2.8, 6.1 per opleiding.

• Deel D: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.

1.2 Inleiding

Instituut Archimedes maakt deel uit van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht.

Deze faculteit is één van de grootste educatieve faculteiten van Nederland met ruim 8.000

studenten, circa 800 medewerkers, 16 bachelor- en 15 masteropleidingen. Onderdeel van de

faculteit zijn:

- Instituut Theo Thijssen (ITT), lerarenopleiding primair onderwijs;

- Instituut Archimedes (IA), lerarenopleiding voor voortgezet onderwijs,

beroepsonderwijs en volwasseneneducatie;

- Seminarium voor Orthopedagogiek (SvO), opleidingen voor speciaal onderwijs;

- Instituut Gebaren Taal en Dovenstudies (IGT&D), opleidingen voor

dovenstudies/gebarentaal;

- Interfacultair Instituut Pedagogiek (IIP), opleidingen pedagogiek;

- Kenniscentrum FE, waarin de acht lectoraten van de faculteit samenwerken.

Het beleid van de Faculteit Educatie wordt vorm gegeven door facultaire beleidsteams

(bijvoorbeeld het beleidsteam onderwijs) die onder leiding staan van een instituutsdirecteur

(portefeuillehouder) en waarin lijnmanagers van de diverse instituten vertegenwoordigd zijn.

Onder het beleidsteam onderwijs valt een werkgroep ‘profilering masteropleidingen’ die

onder andere de samenhang en samenwerking tussen de masteropleidingen bevordert.

De Faculteit Educatie (FE) voert daarnaast landelijk op een breed terrein nascholings- en

contractactiviteiten uit in de educatieve en pedagogische sector (PO, VO, MBO,

lerarenopleidingen, jeugdzorg en dovenstudies).

Instituut Archimedes verzorgt beroepsopleidingen tot leraar voortgezet onderwijs,

beroepsonderwijs en volwassenen educatie. Met de opleidingen wil het instituut aansluiten

bij het startniveau en de studiewensen van de studenten en bij behoeften van het

beroepenveld. Met de masters of education biedt Archimedes docenten op scholen voor

voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs een loopbaanperspectief. Studenten worden

opgeleid tot bekwame eerstegraads docenten en vakexperts, die een constructieve rol

kunnen spelen als educatief onderzoeker en ontwikkelaar.

Het programma van de opleidingen wordt in deeltijd aangeboden op een vaste lesdag. Twee

derde van het programma bestaat uit vakinhoudelijke en vakdidactische cursussen. De

beroepscomponent omvat ongeveer een derde van het programma.

Page 11: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 11/103

Alle masteropleidingen van het Instituut Archimedes zijn de laatste jaren gegroeid:

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Aardrijkskunde 57 59 58 55 65 67 66 64

Biologie 35 40 46 51 63 76 82 98

Duits 41 53 56 59 57 61 68 71

Engels 34 35 40 44 57 52 40 62

Frans 22 9 5 23 31 34 32 38

Natuurkunde 37 38 40 37 41 40 47 65

Nederlands 22 26 27 33 44 53 62 74

Spaans 5 3 3 9 13 16 17 19

Wiskunde 46 45 48 47 62 60 64 79

Totaal 299 308 323 358 433 459 478 570

1.3 Werkwijze

De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is

neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder

beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader

dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1).

NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek

door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.

De voorbereidingsfase

Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en

compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Het panel heeft

de kwaliteit van het zelfevaluatierapport positief gevalideerd. Vervolgens bereidden de

panelleden zich in de periode augustus en september 2009 inhoudelijk voor op het bezoek

op 15, 16 en 17 september 2009.

Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige

oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun

bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen

inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor

materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek

door het panel voorbereid.

De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek

referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel

bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling

dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke

beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is

gebaseerd.

Page 12: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 12/103

Het bezoek door het panel

NQA heeft een programma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel

dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden

gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en

met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter

inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte

ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve

(tussen)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde

van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele

indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken.

Specifieke werkwijze visitaties lerarenopleidingen 2009

Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en

Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is de visitatie uitgebreid met een extra

bezoekdag. Tijdens deze extra dag is dieper ingegaan op het hbo-masterniveau, door middel

van intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken,

toetsen, portfolio’s et cetera. Bovendien zijn er extra afstudeerproducten bestudeerd. Er zijn

extra gesprekken gevoerd met (derde- en vierdejaars) studenten, docenten en externe

begeleiders/beoordelaars. Tevens is er een extra gesprek gevoerd met docenten en externe

begeleiders/beoordelaars over het gerealiseerde afstudeerniveau (zie bijlage 3:

bezoekprogramma). Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde

gesprekken op de drie dagen is bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de

vakinhoud (kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals

gebruikelijk, aandacht besteed aan de docent-studentratio, het aantal contacturen, het aantal

door studenten bestede uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de

verbeteringen sinds de vorige visitatie. Over de inrichting van de visitaties voor de

lerarenopleidingen is vooraf overleg gevoerd met de NVAO.

De fase van rapporteren

Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage

opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van

de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de

NVAO.

De opleiding heeft in november 2009 een concept van het Facetrapport (deel B en C) voor

een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele

wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel over

de onderwerpen en over de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2009

voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd.

Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2009. Het visitatierapport is

uiteindelijk in december 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de

accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.

Page 13: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 13/103

1.4 Oordeelsvorming

In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de

facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals

die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie

Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening

gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een

vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is

voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van:

• weging van de oordelen op facetniveau;

• benchmarking;

• generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden;

• bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’.

In de oordelen per onderwerp wordt structureel een herhaling gegeven van de oordelen op

de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide)

argumentatie is te vinden in het facetrapport.

Page 14: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 14/103

1.5 Oordelen per facet en onderwerp

Cluster Talen

Onderwerp/Facet Duits Engels Frans Nederlands Spaans

Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding

1.1 Domeinspecifieke eisen V V V V V

1.2 Niveau master G G G G G

1.3 Oriëntatie HBO master G G G G G

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos Pos

Onderwerp 2 Programma

2.1 Eisen HBO V V V V V

2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma G G G G G

2.3 Samenhang in opleidingsprogramma G G G G V

2.4 Studielast G G G G G

2.5 Instroom G G G G G

2.6 Duur Vold Vold Vold Vold Vold

2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud G G G G G

2.8 Beoordeling en toetsing V V V V V

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos Pos

Onderwerp 3 Inzet van personeel

3.1 Eisen HBO G G G G G

3.2 Kwantiteit personeel G G G G G

3.3 Kwaliteit personeel G G G G G

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos Pos

Onderwerp 4 Voorzieningen

4.1 Materiële voorzieningen G G G G G

4.2 Studiebegeleiding V V V V V

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos Pos

Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg

5.1 Evaluatie resultaten G G G G G

5.2 Maatregelen tot verbetering V V V V V

5.3 Betrekken van medewerkers, studenten,

alumni en het beroepenveld

V V V V V

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos Pos

Onderwerp 6 Resultaten

6.1 Gerealiseerd niveau V V G V V

6.2 Onderwijsrendement V V V V V

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos Pos

G=goed, V=voldoende, O=onvoldoende, Vold=voldaan, Pos=positief

Page 15: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 15/103

Cluster Exact en Maatschappij

Onderwerp/ Facet Aardrijkskunde Biologie Natuurkunde Wiskunde

Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding

1.1 Domeinspecifieke eisen V V V V

1.2 Niveau bachelor G G G G

1.3 Oriëntatie HBO bachelor G G G G

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos

Onderwerp 2 Programma

2.1 Eisen HBO V V V V

2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma G G G G

2.3 Samenhang in opleidingsprogramma V G V G

2.4 Studielast G G G G

2.5 Instroom G G G G

2.6 Duur Vold Vold Vold Vold

2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud G G G G

2.8 Beoordeling en toetsing V V V V

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos

Onderwerp 3 Inzet van personeel

3.1 Eisen HBO G G G G

3.2 Kwantiteit personeel G G G G

3.3 Kwaliteit personeel G G G G

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos

Onderwerp 4 Voorzieningen

4.1 Materiële voorzieningen G G G G

4.2 Studiebegeleiding V V V V

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos

Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg

5.1 Evaluatie resultaten G G G G

5.2 Maatregelen tot verbetering V V V V

5.3 Betrekken van medewerkers, studenten,

alumni en het beroepenveld

V

V

V

V

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos

Onderwerp 6 Resultaten

6.1 Gerealiseerd niveau V G V V

6.2 Onderwijsrendement V V V V

Totaaloordeel Pos Pos Pos Pos

G=goed, V=voldoende, O=onvoldoende, Vold=voldaan, Pos=positief

Page 16: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 16/103

Doelstellingen opleiding

Alle opleidingen scoren op 1.1 een ‘voldoende’ en op de beide andere facetten een ‘goed’.

Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief.

Programma

Alle opleidingen zijn ofwel ‘goed’, ofwel ‘voldoende’ ofwel ‘voldaan’. Het oordeel op het

onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief.

Inzet van personeel

Alle facetten zijn voor alle opleidingen met een ‘goed’ beoordeeld.

Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief.

Voorzieningen

Alle opleidingen scoren een ‘goed’ op facet 4.1 en een ‘voldoende’ op facet 4.2.

Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief.

Interne kwaliteitszorg

Alle opleidingen scoren een ‘goed’ op facet 5.1 en een ‘voldoende’ op de facetten 5.2 en 5.3.

Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief.

Resultaten

Alle opleidingen hebben een ‘voldoende’ of ‘goed’ op facet 6.1. Alle opleidingen scoren een

‘voldoende’ op facet 6.2.

Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief.

Totaaloordeel

Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de

opleidingen op de zes onderwerpen positief scoren. De conclusie is dat het totaaloordeel

over de opleidingen positief is.

Page 17: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 17/103

Deel B: Facetten

Page 18: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 18/103

Page 19: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 19/103

Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding

Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen

Duits Voldoende Nederlands Voldoende Biologie Voldoende

Engels Voldoende Spaans Voldoende Natuurkunde Voldoende

Frans Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende

Criterium:

- De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse)

vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende

domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• De eindkwalificaties van de masterlerarenopleidingen bouwen voort op de

eindkwalificaties van de bacheloropleidingen en bieden een vakinhoudelijke en

professionele verbreding en verdieping.

• Net als voor de bacheloropleidingen worden de bekwaamheidseisen van de SBL

gehanteerd (Bekwaamheidseisen VHO, SBL, 2006). De bekwaamheidseisen voor

eerstegraads leraren voorbereidend hoger onderwijs en voor tweedegraads leraren zijn

vrijwel identiek en zijn niet nader gespecificeerd voor de masteropleidingen.

• In aanvulling op de SBL-competenties hanteert het Instituut Archimedes (verder:

Archimedes) de eigen algemene eindkwalificaties en de eigen vakspecifieke

eindkwalificaties. Deze kwalificaties blijken een nadere invulling aan de SBL-

competenties te geven, toegespitst op het eerstegraads gebied, zoals blijkt uit een bijlage

bij het zelfevaluatierapport.

• Bij het opstellen van de eindkwalificaties is uitgegaan van een beroepsprofiel met vijf

beroepsrollen: pedagoog, (vak-)didacticus, vakspecialist, educatief

onderzoeker/ontwikkelaar, professional binnen een schoolorganisatie. De laatste rol

wordt binnen de SBL-competenties niet expliciet onderscheiden, maar is volgens

Archimedes belangrijk voor een afgestudeerde van de Masteropleiding. Verder wordt er

gewerkt aan ‘doorgroeibekwaamheid’, waarvoor eindkwalificaties zijn geformuleerd.

• Archimedes heeft de algemene eindkwalificaties samen met Fontys Hogescholen in

overleg met het beroepenveld opgesteld. Volgens de opleiding zijn deze kwalificaties nog

actueel. Het panel onderschrijft dat gezien de nadere uitwerkingen die getoond zijn. De

eindkwalificaties worden gebruikt, totdat de SBL-competenties voor het eerstegraads

gebied verder zijn uitgewerkt.

• De eindkwalificaties op vakinhoudelijk en vakdidactisch gebied zijn door Archimedes

uitgewerkt in opleidingsspecifieke eindkwalificaties om de verbreding en verdieping van

de masteropleidingen ten opzichte van de bacheloropleiding zichtbaar te maken. Op

vakinhoudelijke terreinen worden bijvoorbeeld beduidend hogere eisen aan kennis en

inzicht gesteld, omdat de afgestudeerde niet alleen in de bovenbouw havo/vwo en in het

hbo moet kunnen lesgeven.

Page 20: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 20/103

• In ADEF-verband wordt momenteel gewerkt aan een landelijke kennisbasis voor het vak

op eerstegraads niveau. Wanneer deze kennisbasis gereed is (waarschijnlijk in 2010),

zal deze de opleidingsspecifieke kwalificaties vervangen. Het panel heeft in gesprekken

met docenten vastgesteld dat verschillende van hen betrokken zijn bij het opstellen van

de kennisbasis voor hun vak.

• Archimedes heeft onder andere via de begeleiding van studenten bij de praktijkstage

contact met het werkveld. De Stuurgroep Opleidingsscholen, bestaande uit directeuren

van scholengemeenschappen en de directeur van Instituut Archimedes, fungeert als

beroepenveldcommissie voor de masteropleidingen. De eindkwalificaties zijn in

afwachting van de nadere uitwerking van de SBL-competenties voor het eerstegraads

gebied nog niet aan deze beroepenveldcommissie voorgelegd.

• Archimedes heeft de laatste jaren geen prioriteit aan internationalisering gegeven. Wat

goed liep, is wel voortgezet, bijvoorbeeld bij de talenopleidingen. Archimedes heeft de

nadruk gelegd op versterking van de onderzoekscomponent in de opleidingen.

• De masters of education profileren zich als lerarenopleidingen met bijzondere aandacht

voor educatief ontwerp en onderzoek in verband met onderwijsvernieuwing op school.

• Door het ontbreken van een internationale vergelijking kan het panel niet anders dan tot

het oordeel ‘voldoende’ komen. Verder zijn de eigen uitwerkingen van competenties niet

zichtbaar gevalideerd door het werkveld, hoewel in het gesprek met

werkveldvertegenwoordigers en alumni geen kritiek op deze competenties is geuit. Het

panel is positief over de uitwerkingen van de competenties.

Facet 1.2 Niveau master

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Criterium:

- De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal

geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• In het Bestuurscharter Beleidsagenda Lerarenopleidingen (HBO-raad, 2007) is een

overzicht opgenomen met de koppeling van de SBL-competenties aan de Dublin

descriptoren voor hbo-masteropleidingen.

• Archimedes heeft in het zelfevaluatierapport de relatie tussen de eigen algemene

eindkwalificaties en de Dublin descriptoren beschreven. Hieronder volgen als voorbeeld

de uitwerkingen voor de Dublin descriptoren kennis en inzicht en oordeelsvorming.

• De masteropleidingen nemen de bacheloropleiding tot tweedegraads leraar als

uitgangspunt en bieden bijvoorbeeld verbreding en verdieping van kennis en inzicht op

pedagogisch, didactisch en vakinhoudelijk terrein, methodologisch gebied, en met

betrekking tot het beroepenveld waarvoor wordt opgeleid. De afgestudeerde kan

bijvoorbeeld een bijdrage leveren aan het opzetten van een nieuw curriculum, aan de

Page 21: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 21/103

ontwikkeling van nieuwe onderwijsmaterialen aan onderzoek op het vakgebied, aan

educatief onderzoek en aan veranderingen en/of vernieuwingen binnen de school.

• Als tweede voorbeeld is oordeelsvorming genomen: de afgestudeerde is in staat tot

oordeelsvorming over individuele leerlingenkenmerken, problemen bij leerlingen,

individuele begeleidingsbehoeften van leerlingen en is tevens in staat zijn handelen

hierop af te stemmen. Hij kan verantwoording afleggen over zijn pedagogische

opvattingen, zijn pedagogisch handelen, zijn didactische opvattingen en zijn

vakinhoudelijk en vakdidactisch handelen. Hij kan reflecteren op zijn professionele

opvattingen en handelen meer in het algemeen en zijn eigen activiteiten en plannen voor

zijn professionele ontwikkeling. In de reflectie op zijn professioneel handelen, zijn

professionele opvattingen en zijn doorgroeibekwaamheid toont een studenten het

masterniveau aan.

• Wat de vreemde talen betreft hanteren de respectievelijke opleidingen het C1- of C2-

niveau van het CEFR. Bij de opleidingen Duits en Engels dienen de studenten de taal op

C2-niveau te beheersen, bij de opleidingen Frans en Spaans op C1-niveau.

• Het panel is van oordeel dat de eindkwalificaties het masterniveau laten zien.

Facet 1.3 Oriëntatie HBO master

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Criteria:

- De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het

relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties.

- Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of

leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het

niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding

vereist is of dienstig is.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• De bij de facetten 1.1 en 1.2 genoemde argumenten gelden ook voor dit facet.

• De bekwaamheidseisen van de SBL zijn gevalideerd door het beroepenveld en worden in

het voortgezet onderwijs bij functionerings- en beoordelingsgesprekken gehanteerd. De

eindkwalificaties die door Archimedes zijn opgesteld, komen daar mee overeen en geven

daar nadere uitwerking aan. Ze zijn na de conversie in masteropleidingen in 2004 in

afwachting van uitgewerkte SBL-competenties voor het eerstegraads gebied niet

opnieuw voorgelegd aan het beroepenveld voor validering.

• De opleiding heeft als doelstelling het opleiden van competente eerstegraads docenten

die goed kunnen functioneren in de bovenbouw van het havo en vwo, het dag-avond-

onderwijs havo en vwo, in de volwasseneneducatie of als docent aan een hbo-opleiding.

Hij functioneert binnen een schoolorganisatie bijvoorbeeld als vakinhoudelijk expert,

educatief onderzoeker en ontwikkelaar, instructeur en/of coach bij leerprocessen. Van de

afgestudeerde wordt een grote mate van zelfstandigheid gevraagd, zowel wat het

Page 22: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 22/103

verzorgen van onderwijs betreft als het ontwikkelen van onderwijsmateriaal, het doen van

onderzoek en het professionaliseren.

• Het panel heeft een verslag van juni 2009 van een veldraadpleging gezien waaruit blijkt

dat het veld geconsulteerd wordt over het belang van opleiden tot masters en het doen

van onderzoeken in de scholen.

• Het panel komt tot het oordeel goed. De SBL-competenties zijn door het beroepenveld

gevalideerd, de uitwerkingen nog niet. Het panel is echter positief over de uitwerking van

de competenties.

Onderwerp 2 Programma

Facet 2.1 Eisen HBO

Duits Voldoende Nederlands Voldoende Biologie Voldoende

Engels Voldoende Spaans Voldoende Natuurkunde Voldoende

Frans Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende

Criteria:

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk

ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast)

onderzoek.

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het

vakgebied/de discipline.

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft

aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Ongeveer twee derde van het programma bestaat uit vak en vakdidactiek en een derde

uit de beroepscomponent. De beroepscomponent is verder onder te verdelen in

algemene beroepskennis- en vaardigheden, onderzoek en oriëntatie op wetenschap. De

beroepscomponent is wat opzet betreft gelijk voor alle opleidingen.

• Bij vak en vakdidactiek staat vooral de (beroeps-)rol van vakspecialist, vakdidacticus en

educatief onderzoeker en/of ontwikkelaar centraal. De vakinhoud is afgestemd op de

inhoud en de didactiek van het vak in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. De

vakinhouden zijn daarom vooral gebaseerd op de exameneisen van havo en vwo. De

opleidingen werken aan een kennisbasis die in de toekomst de borging van het

masterniveau beter kan garanderen. Het panel vindt dit een belangrijke ontwikkeling.

• Tijdens de beroepscomponent werken studenten naast aan de eerder genoemde rollen

ook aan de beroepsrol van pedagoog en die van professional binnen de

schoolorganisatie. De student bezint zich op de noodzakelijke competenties waarover

een eerstegraads docent moet beschikken en hoe deze zich verhouden tot de

competenties op bachelorniveau. Binnen de module Schoolpraktijk doet de student

ervaring op in het eerstegraads gebied (minimaal 50 lesuren, hetzij als werk hetzij als

stage).

Page 23: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 23/103

• Masterstudenten maken aan de hand van de SBL-competenties een sterkte-zwakte-

analyse om na te gaan aan welke competenties zij in ieder geval moeten werken. Deze

competentieontwikkeling wordt in een portfolio zichtbaar gemaakt. Het samenstellen van

een portfolio vraagt veel tijd. Studenten van de exacte en maatschappijvakken zouden de

tijd liever aan meer vakinhoud besteden. Aan de andere kant merken studenten op dat

ze door het portfolio meer over zichzelf zijn gaan nadenken en een visie op onderwijs

hebben kunnen ontwikkelen. Docenten van de exacte en maatschappijvakken

verklaarden zich in de gesprekken met het panel bereid om na te denken over andere

vormen die een beter rendement voor studenten opleveren, en over een meer

onderzoeksmatige onderbouwing in de portfolio’s.

• Vrijwel alle studenten zijn werkzaam in het onderwijs en geven (onbevoegd) les in de

bovenbouw van havo en/of vwo. Archimedes stimuleert studenten om tijdens de

opleiding lessen in de bovenbouw te verzorgen. De interactie tussen docenten en

studenten die de opleiding in deeltijd volgen en al in de beroepspraktijk werkzaam zijn,

maakt dat er gemakkelijk verbindingen tussen de opleiding en de beroepspraktijk gelegd

kunnen worden.

• Archimedes vindt het belangrijk dat studenten kennis hebben van recente

wetenschappelijke ontwikkelingen, dat ze uitkomsten van praktijkonderzoek kunnen

implementeren in hun onderwijs en in staat zijn om zelf praktijkgericht onderzoek uit te

voeren. In de module Reflectie op wetenschap maken studenten kennis met

wetenschapsfilosofische denkers en stromingen. In het oude programma waren 15 EC

ingeruimd voor de onderzoekslijn; in het nieuw programma sinds 2009-2010 is dit

verhoogd tot 18 EC. Hierbij wordt training in onderzoeksvaardigheden op het vakgebied

buiten beschouwing gelaten.

• In het programma zijn 12 EC gereserveerd voor het verrichten van een

praktijkonderzoek. Hiervoor krijgen studenten eerst scholing in onderzoeksmethodologie,

vervolgens stellen zij een onderzoeksvoorstel op dat aan concrete criteria moet voldoen,

zoals het panel heeft vastgesteld. Het praktijkonderzoek kan betrekking hebben op

verbetering van het onderwijs in de eigen klas, maar ook op schoolbrede onderwerpen

zoals mentoraat, verbetering van het leerlingvolgsysteem of invoering van een digitale

leeromgeving. Het panel heeft vastgesteld dat onderzoek per opleiding erg verschillend

wordt ingevuld. Het panel is van mening dat het praktijkonderzoek sterker mag worden

aangezet: scherpere controle op onderwerpskeuze en probleemstelling, meer nadruk op

gebruik van relevante literatuur. Archimedes is hier mee bezig. De aanpak met een

introductiecursus in het eerste jaar, onderzoeksvoorstel eind tweede jaar en uitvoering in

het derde jaar is goed. Bij enkele opleidingen is er naast praktijkonderzoek ook

vakgericht onderzoek.

• De Faculteit Educatie heeft acht lectoraten te weten: Lesgeven in de multiculturele

school, Gedrag en onderzoek in de educatieve praktijk, Beroepsonderwijs, Vernieuwende

opleidingsmethodiek en -didactiek, Spel, Leer- en in het bijzonder leesproblemen,

Gecijferdheid en Dovenstudies. De lectoraten en de opleidingen binnen alle instituten

doen gezamenlijk praktijkgericht en toepassingsgericht onderzoek. Docenten van

Archimedes zijn via de kenniskringen aan verschillende lectoraten verbonden:

Vernieuwende opleidingsmethodiek en -didactiek, Lesgeven in de multiculturele school,

Gedrag en onderzoek in de educatieve praktijk, Gecijferdheid en Beroepsonderwijs.

Page 24: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 24/103

Deze docenten zijn positief over de doorwerking van hun werkzaamheden in de

kenniskring op de eigen lespraktijk.

• Archimedes kent zogenaamde academieteams rondom een bepaald thema. In deze

teams zitten docenten, studenten en externen met als doel in een periode van twee jaar

een product (verbetering onderwijs, publicatie of presentatie, eigen professionalisering) te

ontwikkelen. Er is een projectleider van de academieteams. Docenten zijn positief over

de academieteams waardoor meer docenten aan onderzoeken deel kunnen nemen.

• Het panel stelt vast dat internationalisering op beperkte schaal voorkomt, het meest bij de

opleidingen vreemde talen. Er is geen structureel beleid, omdat Archimedes prioriteit

gegeven heeft aan de onderzoekscomponent en de lectoraten.

• Nieuwe ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld de interdisciplinaire

cursus Natuur, Leven en Technologie, worden binnen het cluster exact en maatschappij

vertaald naar interdisciplinaire cursussen in de opleiding, bijvoorbeeld Klimaat en

klimaatverandering, hoewel deze cursus volgens studenten nog verder ontwikkeld

moeten worden, en Nanoscience en -technologie. Zie ook deel C.

• De Faculteit Educatie is contributing member van het Collaborative Action Research

Network (CARN), de internationale organisatie voor praktijkgericht onderzoek. De

Nederlandse tak is opgericht door Instituut Archimedes samen met de educatieve

opleidingen in Nijmegen en Tilburg. Belangrijk aandachtspunt in het verleden was hoe

onderzoeksmethodologie van actieonderzoek effectief in masteropleidingen

geïmplementeerd kan worden.

• Uit evaluaties van Archimedes blijkt dat studenten positief over het programma zijn. Met

name het aspect ‘de opleiding stimuleert tot kritische reflectie op het beroepsmatig

handelen’ scoort hoog. Uit de gesprekken met werkveldvertegenwoordigers, alumni en

studenten blijkt dat zij het hoge niveau van de vakinhoud waarderen.

• Met ingang van het studiejaar 2009-2010 voert Archimedes een aantal wijzigingen in het

programma door. Voor het portfolio worden indicatoren voor het masterniveau van de

SBL-competenties gehanteerd en zal er een eindassessment door twee onafhankelijke

assessoren plaatsvinden. De onderzoekslijn zal verder versterkt worden waarin ook

vakonderzoek een plaats moet krijgen. Aan de leerlijnen vak en vakdidactiek,

beroepskennis en -vaardigheden, en onderzoek en oriëntatie op wetenschap wordt een

vierde toegevoegd: interdisciplinariteit.

• De aspecten ‘vakliteratuur’ en ‘actuele ontwikkelingen’ worden in deel C behandeld.

• Het panel komt bij alle opleidingen tot het oordeel ‘voldoende’, omdat de onderzoekslijn

nog in ontwikkeling is.

Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport.

Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Page 25: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 25/103

Criteria:

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau,

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.

- De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van

(onderdelen van) het programma.

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde

eindkwalificaties te bereiken.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• De SBL-competenties zijn geconcretiseerd door middel van indicatoren en de

eindkwalificaties zijn vertaald in leerdoelen, waardoor duidelijk gemaakt wordt wat het te

bereiken niveau van de beroepsvaardigheden is. In de modulehandleidingen en in de

modulebeschrijvingen in de studiegidsen wordt de relatie tussen eindkwalificaties en

doelstellingen van de module toegelicht en wordt duidelijke gemaakt hoe de leerdoelen

kunnen worden gerealiseerd. In de studiegidsen (per opleiding) zijn de generieke

eindkwalificaties opgenomen vanuit de vijf beroepsrollen en de te bereiken

doorgroeibekwaamheid. Verder zijn de eindkwalificaties voor het vak opgenomen met

een vakspecifieke toelichting.

• In het kader van het portfolio stellen studenten een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)

op, waardoor ze doelgericht aan hun competentieontwikkeling kunnen werken en zich

kunnen profileren door een eigen invulling en eigen keuzes.

• Het programma van de masteropleidingen is gericht op de beroepsrollen van de leraar in

de bovenbouw van havo en vwo en/of hbo. Studenten kunnen via bepaalde

programmaonderdelen en keuzemogelijkheden inspelen op specifieke behoeften binnen

de school, bijvoorbeeld op het gebied van curriculumontwikkeling of het ontwikkelen van

educatief materiaal.

• Tijdens de gesprekken met studenten Natuurkunde viel op dat zij voor de opleiding

kiezen vanwege het vak. Dit element, enthousiasme voor het vak, dat ook voor de

andere opleidingen van grote waarde is, komt slechts beperkt in de eindkwalificaties en

competenties naar voren en zou volgens het panel daarin een prominentere plaats

mogen innemen.

• Het panel is van oordeel dat studenten via het aangeboden programma de

eindkwalificaties kunnen realiseren. De opleidingen hebben elk in een matrix de relatie

aangetoond tussen doelstellingen van programmaonderdelen en eindkwalificaties. Wel

heeft het panel van studenten en afgestudeerden begrepen dat de opleidingen nog meer

maatwerk zouden kunnen leveren. Het panel komt bij alle opleidingen tot het oordeel

‘goed’.

Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport.

Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Voldoende Natuurkunde Voldoende

Frans Goed Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Goed

Page 26: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 26/103

Criterium:

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Archimedes gaat bij de opbouw van het curriculum uit van een geïntegreerde

beroepsopleiding waarbij theorie en praktijk in samenhang aan de orde komen.

Studenten werken bijvoorbeeld in vakmodules aan praktijkopdrachten of concrete

beroepsproducten. Archimedes kiest ervoor om binnen een blok verder geen nadruk op

horizontale samenhang te leggen, omdat de deeltijdstudenten daardoor de vrijheid

hebben om slechts een deel van een blok te volgen wanneer zij hun studie enigszins

moeten temporiseren.

• De verticale samenhang blijkt uit de verschillende leerlijnen in het curriculum. In de

beroepscomponent is bijvoorbeeld de leerlijn onderzoek en oriëntatie op wetenschap

opgenomen (15 EC). Ook binnen de vakcomponent zijn dergelijke leerlijnen te

onderscheiden: bijvoorbeeld taalverwerving bij de moderne vreemde talen en analyse bij

wiskunde.

• Het portfolio vormt voor de student de rode draad door de opleiding. Alle onderdelen uit

het programma komen hierin bij elkaar. De student houdt de ontwikkeling van zijn

competenties bij en werkt individueel of met teamgenoten en docentbegeleider aan

leervragen uit zijn POP.

• Door het soms kleine aantal studenten worden bij Spaans, Aardrijkskunde, Biologie en

Natuurkunde enkele studieonderdelen in een zogenaamd carrouselmodel aangeboden.

Volgens studenten werkt het carrouselmodel het best vanaf het tweede jaar. De basis is

dan voor iedereen gelijk. Door de toename van het aantal studenten hoeven de

opleidingen minder gebruik te maken van dit model.

• Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden over de samenhang zijn.

• Het panel stelt vast dat de samenhang per opleiding meer of minder duidelijk zichtbaar is.

Het komt daardoor tot verschillende oordelen per opleiding. Bij de opleidingen Spaans en

Aardrijkskunde is de volgorde van modulen willekeurig als gevolg van het

carrouselmodel, waardoor de verticale samenhang minder helder is. Het panel komt bij

deze opleidingen tot het oordeel ‘voldoende’. Bij de opleiding Natuurkunde zou

vakdidactiek meer aan de cursusexperimenten in het practicum moeten worden

gekoppeld. Dit is voor het panel de reden om een ‘voldoende’ te geven. De overige

opleidingen krijgen een ‘goed’ voor de samenhang.

Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport.

Facet 2.4 Studielast

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Page 27: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 27/103

Criterium

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat

programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden

weggenomen.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Archimedes probeert op verschillende manieren de studeerbaarheid van het programma

te verbeteren. In de voorlichting wordt aandacht besteed aan de studielast en het belang

van voldoende tijd voor de studie. De studieloopbaanbegeleiding is in verband met het

portfolio geïntensiveerd. De roostering van modulen en toetsen vindt op één dag in de

week plaats. De student kan een toets op twee momenten in het jaar afleggen. In

toenemende mate wordt in leerteams gewerkt waardoor studenten elkaar stimuleren. Er

zijn weinig drempels in het programma opgenomen om de doorstroom te bevorderen.

• Uit evaluaties en exitgesprekken was gebleken dat de studeerbaarheid gebaat zou zijn

met een eerdere voorbereiding op het praktijkonderzoek. Archimedes heeft daarom in het

eerste jaar een module Introductie Praktijkonderzoek ingevoerd en heeft de module

Voorbereiding op het praktijkonderzoek verplaatst van het derde jaar naar periode vier

van het tweede jaar.

• De studiebelasting bedraagt 30 EC op jaarbasis. Bij veertig lesweken per jaar betekent

dat een effectieve belasting van twintig uur per week. De contacttijden variëren van vijf

tot acht uur per week.

- Duits: 6 contacturen per week. Per week behoort de student 20 uur aan de studie te

besteden. Blijkens de informatie uit het zelfevaluatierapport hebben de studenten die

uren ook nodig.

- Engels: 6 contacturen per week. Uit evaluaties blijkt dat studenten gemiddeld 20

klokuren per week besteden aan het volgen van colleges en het uitvoeren van

studieopdrachten.

- Frans: 6 contacturen per week. Indien een student gedurende de opleidingstijd 20 uur

per week aan de studie besteedt, worden de opleidingsdoelen probleemloos behaald.

- Nederlands: 5 contacturen per week. Per week behoort de student 20 uur aan de

studie te besteden.

- Spaans: 6 contacturen per week. Uit de jaarevaluatie 2008-2009 blijkt dat 63 procent

van de respondenten meer tijd aan de studie besteedt dan zou moeten. De opleiding

verklaart dit met het gegeven dat de taalverwerving van de studenten zelf meer tijd

kost dan geraamd of dat de studenten moeilijkheden hebben met studie- en

leesvaardigheden. De opleiding heeft geconstateerd dat een aantal studenten

problemen heeft met het lezen van Engelstalige teksten en met studerend lezen. Om

deze problemen het hoofd te bieden heeft de opleiding ondersteuningslessen

aangeboden.

- Aardrijkskunde: 6 contacturen per week. Veldpractica blijken intensief te zijn,

waardoor in die periodes de studielast meer dan 20 uur per week kan bedragen.

Studenten worden vrijwel altijd door hun school in staat gesteld excursies en

veldpractica van meerdere dagen te volgen

Page 28: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 28/103

- Biologie: 5 tot 7 contacturen per week. Uit evaluatieonderzoek blijkt dat een kleine

helft van de studenten deze tijd aan de studie besteedt, ruim een kwart besteedt er

meer tijd aan en ruim een kwart minder.

- Natuurkunde: 8 contacturen per week. De studiedruk is hoog, waardoor veel

studenten de studie voor enige tijd onderbreken.

- Wiskunde: 8 contacturen per week. Uit evaluaties blijkt dat studenten daadwerkelijk

ongeveer 20 uur per week met de studie bezig zijn.

• In de studiegidsen is de geraamde studielast per programmaonderdeel vermeld. In

evaluaties wordt nagegaan of de feitelijke studielast hiermee overeenkomt. Uit evaluaties

blijkt dat ruim de helft van de studenten meer dan twintig uur per week aan de studie

besteedt. Archimedes gaat daar komend studiejaar verder onderzoek naar doen. Het

panel is van mening dat Archimedes door te voldoen aan de vraag van studenten naar

meer maatwerk mogelijk een bijdrage kan leveren aan het verminderen van de studielast

van de student.

• Uit de gesprekken met studenten heeft het panel begrepen dat de gemiddelde belasting

van twintig uur per week realistisch is, waardoor de studie naast een baan te doen is.

Wel is er een aantal studenten dat bewust een vertraging in de studie inbouwt.

• Studenten geven aan dat er voldoende herkansingsmogelijkheden zijn.

• Docenten zijn volgens studenten via de mail goed bereikbaar. Het is altijd mogelijk om

een afspraak te maken.

• Het panel komt bij alle opleidingen tot het oordeel ‘goed’. De feitelijke studielast ligt hoog,

maar is realistisch voor deeltijdopleidingen. Het panel heeft vastgesteld dat er integratie

van studie en werk plaatsvindt, waardoor de studie studenten direct voordeel oplevert.

Facet 2.5 Instroom

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Criterium:

- Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende

studenten: bacheloropleiding en eventueel (inhoudelijke) selectie.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Studenten met als vooropleiding een tweedegraads lerarenopleiding in een vak zijn

toelaatbaar tot de masteropleiding van dat vak. In de voorlichting wordt de student

duidelijk gemaakt dat Archimedes verwacht dat studenten werkzaam zijn in het

voortgezet onderwijs of een stagemogelijkheid in het onderwijs hebben.

• Alle studenten die zich aanmelden krijgen een intakegesprek waarin onder andere naar

eventuele deficiënties en studieproblemen, en naar mogelijke oplossingen wordt

gekeken. Studenten mogen langer dan de nominale tijd over de studie doen, maar tijdens

de intake moet de student in staat geacht worden om in het eerste jaar minimaal 20 van

de 30 EC te behalen.

Page 29: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 29/103

• Bij de opleiding Engels wordt landelijk onderzocht of het mogelijk en wenselijk is om als

instroomeis de eigen taalvaardigheid op het niveau Cambridge proficiency te stellen. Bij

de opleiding Frans wordt de instaptoets Test de Connaissance du Français door

Franstalige docenten nagekeken. Studenten die het niveau B2 niet halen, dienen de

achterstand in te halen.

• Archimedes heeft geen EVC-procedure. Studenten kunnen vrijstellingen aanvragen mits

schriftelijk bewijsmateriaal wordt overlegd. De instituutsexamencommissie beslist over

toekenning van vrijstellingen.

• In het portfolio legt de student vast over welke competenties hij beschikt en aan welke hij

moet werken. Hierdoor kan het opleidingsteam goed aansluiten bij de kwalificaties van

een instromende student.

• Instromende studenten zijn zeer divers wat leeftijd, werksituatie, motivatie, levens- en

werkervaring betreft. Veel studenten geven al (onbevoegd) les in de bovenbouw of willen

doorstromen naar de bovenbouw. De meeste studenten hebben in hun vooropleiding

geen onderzoeksvaardigheden gehad. Hieraan wordt in het programma extra aandacht

besteed.

• Talenstudenten merken in de gesprekken op dat er grote verschillen in

taalvaardigheidsniveau van instromende studenten bestaan. Zij geven aan dat het goed

zou zijn om een basistoets in te voeren, zodat verschillen in instroomniveau zichtbaar

zijn. Studenten kunnen er dan zelf zorg voor dragen dat zij aan het vereiste

bachelorniveau voldoen. Opleidingen nemen verschillende maatregelen om deficiënties

weg te werken: bijvoorbeeld door het bestuderen van literatuur (Aardrijkskunde), het

volgen van een instapcursus (Wiskunde) of het bijspijkeren via A4-tjes (Natuurkunde).

• Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden over het toelatingsbeleid zijn.

• De Hogeschool Utrecht heeft de Code of Conduct getekend.

• Het panel is van mening dat Archimedes programma’s ontwikkeld heeft die aansluiten bij

de verschillende beginkwalificaties van instromende studenten.

Facet 2.6 Duur

Duits Voldaan Nederlands Voldaan Biologie Voldaan

Engels Voldaan Spaans Voldaan Natuurkunde Voldaan

Frans Voldaan Aardrijkskunde Voldaan Wiskunde Voldaan

Criterium:

- De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum:

hbo-master: minimaal 60 studiepunten.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Het programma van de masteropleiding van Archimedes omvat 90 EC en wordt gespreid

over drie jaar.

• Voor de vak- en vakdidactiekcomponent is 60 EC gereserveerd, voor de

beroepsvoorbereidende component 30 EC.

Page 30: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 30/103

Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Criteria:

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Archimedes gaat van een didactisch concept uit waarin de volgende aspecten centraal

staan:

- Het onderwijs is gericht op het verwerven van beroepscompetenties.

- Het leren is een doelgerichte activiteit van de student: het onderwijs bevordert

daarom het actief en zelfstandig leren.

- De docent ondersteunt en coacht de student bij zijn leerproces, is inhoudelijk expert

en gids op een bepaald competentiegebied.

- Het leren vindt zoveel mogelijk plaats in realistische leeromgevingen, waarbij

leertaken beroepstaken zijn of daarop lijken.

- Het onderwijs is gebaseerd op het concurrency-principe, waarbij leermomenten op de

opleiding en in de beroepspraktijk elkaar wederzijds positief beïnvloeden.

- Het leren is een sociaal en interactief proces. Studenten werken samen: met elkaar,

met de docent en met professionals uit de praktijk.

- Toetsen dienen om vast te stellen welk beheersingsniveau van de vakcompetenties is

bereikt. Tevens moeten ze de student inzicht geven in de vorderingen in het eigen

leerproces.

• De opleidingen hanteren verschillende werkvormen in aansluiting op het didactisch

concept: intervisie, theorieonderwijs (hoorcolleges, responsie- en werkcolleges,

zelfstudieopdrachten), practicumonderwijs, veldwerk, werkgroepbijeenkomsten,

beroepspraktijkvorming en groepswerk.

• Binnen de masteropleidingen wordt steeds meer gewerkt in leerteams met onder andere

onderzoek en intervisie als kenmerkende activiteiten.

• Uit evaluaties blijkt dat studenten de werkvormen als voldoende beoordelen.

• Het panel vindt dat de opleidingen een diversiteit aan werkvormen hanteren waarin vaak

het dubbele-bodemaspect (gehanteerde werkvormen in de opleiding zijn tevens

bruikbaar in de lespraktijk van de student) wordt benut. De werkvormen sluiten aan bij de

didactische uitgangspunten van Archimedes.

Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport.

Facet 2.8 Beoordeling en toetsing

Duits Voldoende Nederlands Voldoende Biologie Voldoende

Engels Voldoende Spaans Voldoende Natuurkunde Voldoende

Frans Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende

Page 31: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 31/103

Criterium:

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten

de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• De masteropleidingen kennen diverse mondelinge en schriftelijke tentamens. Regelmatig

vindt toetsing plaats op basis van beroepsproducten. Een voorbeeld hiervan is

lesmateriaal dat studenten voor hun leerlingen ontwikkelen. Studenten nemen reflecties

op in hun portfolio en in (onderzoeks-) verslagen en dossiers. Verder zijn presentaties,

practica, paneldiscussies, workshops, papers, (onderlinge) assessments,

forumbijeenkomsten en groepsdiscussies vormen van toetsing en beoordeling.

• In de studiehandleidingen bij de cursussen zijn de formele, inhoudelijke, kwalitatieve

toetscriteria toegelicht. Hierin is een koppeling opgenomen met de leerdoelen die de

student dient te behalen. Het panel heeft vastgesteld dat bij elke cursusbeschrijving

aangegeven staat tot welke eindkwalificaties de cursus opleidt.

• In een aantal modulen binnen de beroepscomponent participeren de student en

medestudenten in het beoordelingsproces als extra garanties voor de juiste toepassing

van beoordelingscriteria. Bij de stage/schoolpraktijk weegt het oordeel van de begeleider

uit de school mee in de uiteindelijke beoordeling die door de opleidingsdocent wordt

vastgesteld. De werkwijze dient verder gestandaardiseerd te worden zoals in juni 2009

gedurende een bijeenkomst met vertegenwoordigers van het werkveld werd

geconstateerd. Ter bewaking van de kwaliteit van het afstudeeronderzoek is

voorgeschreven dat halverwege het proces een tweede beoordelaar optreedt. Het panel

is hierover positief.

• De examencommissie heeft onder andere tot taak om de kwaliteit van tentamens en

examens te borgen. Daartoe neemt zij incidenteel steekproeven, waarvan echter geen

schriftelijk verslag wordt gedaan.

• De student verzamelt in zijn portfolio bewijzen om competenties aan te tonen. Bij een

aantal opleidingen wordt al een assessment afgenomen waarbij de student laat zien dat

hij op het gewenste niveau over de competenties beschikt. Vanaf het collegejaar 2009-

2010 wordt bij alle opleidingen op basis van het portfolio een eindassessment afgenomen

door twee onafhankelijke assessoren waaronder een veldassessor. Archimedes heeft

120 veldassessoren en 75 opleidingassessoren opgeleid en gecertificeerd.

• Alle opleidingen werken met een portfolio voor elk van de drie opleidingsjaren. De

handleidingen voor het ontwikkelen van het portfolio zijn in ontwikkeling; ze bevatten wel

aanwijzingen over de inhoud ervan, maar geen beoordelingscriteria en cesuur. In het

gesprek met docenten bleek dat zij het wel met elkaar eens zijn over de wijze waarop de

inhoud van een portfolio getoetst en beoordeeld wordt. De procedure die voorschrijft dat

er twee assessoren zijn bij het afsluitende criteriumgericht interview over het portfolio, is

per september 2009 ingevoerd en wordt door aanloopproblemen nog niet overal

uitgevoerd. Hoewel het panel van mening is dat de kwaliteit van de beoordeling niet

onder de maat is, dient de beoordeling van het portfolio wel beter geborgd te worden.

Deze situatie heeft het panel voor alle opleidingen meegewogen in zijn beoordeling.

Geen van de opleidingen kan op grond hiervan beter scoren dan voldoende.

Page 32: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 32/103

• Het panel heeft tijdens het bezoek aan de opleidingen een concept voor een toetskader

kunnen inzien. Uit het gesprek met docenten is gebleken dat zij positief over dit kader

zijn. De docent blijft verantwoordelijk voor zijn toetsen, maar er vindt meer afstemming

binnen het team plaats en ook de organisatie loopt beter met een centrale

toetsadministratie. Een werkgroep is bezig met de verdere uitwerking van het toetsbeleid.

Het panel ziet in het toetskader een aanzet tot het borgen van de kwaliteit van toetsen,

die het noodzakelijk vindt. In de praktijk wordt alleen bij schoolpraktijk/stage en het

beoordelen van portfolio’s en onderzoeken bij een aantal opleidingen twee docenten

en/of externen betrokken, hoewel nog niet consequent. Het gebruik van rubrics is divers.

Hier zou meer lijn in gebracht kunnen worden, zodat voor studenten duidelijk is welke

vaardigheden zij moeten laten zien.

• Het panel heeft van studenten vernomen dat door de kritische reflectie op elkaar

meeliftgedrag en het overnemen van teksten van internet worden onderkend en dat ze

elkaar hierop aanspreken.

• Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden over de toetsing zijn.

• Het panel is positief over de variatie in toetsvormen en de aansluiting van de toetsen bij

de leerdoelen. De door het panel bekeken toetsen zijn van masterniveau. De

beoordelingscriteria zijn bij de meeste opleidingen duidelijk, behalve bij Biologie waar ze

voor de portfolio’s ontbreken, en bij Duits, Engels en Spaans. Het panel komt bij alle

opleidingen tot het oordeel ‘voldoende’ vanwege de beperkte borging.

Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport.

Onderwerp 3 Inzet van personeel

Facet 3.1 Eisen HBO

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Criterium:

- Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding

legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Docenten houden contact met de beroepspraktijk door stagebegeleidingen van zowel

master- als bachelorstudenten, contractwerkzaamheden of samenwerking in

projectgroepen met medewerkers uit het veld.

• Voorbeelden van genoemde samenwerkingsprojecten zijn:

- De dieptepilot Academische Opleidingsschool samen met de Universiteit Utrecht.

Docenten van Archimedes begeleiden teams van docenten op opleidingsscholen bij

het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek.

Page 33: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 33/103

- Twaalf medewerkers participeren in kenniskringen rond de lectoraten. Zo neemt een

docent Biologie deel aan het lectoraat Beroepsonderwijs, een docent Spaans aan het

lectoraat Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis, een docent Engels aan het

lectoraat Lesgeven in de multiculturele school.

- Participatie in relevante netwerken. Vrijwel alle docenten zitten in professionele

netwerken van verwante opleidingen en andere onderwijs- en onderzoeksinstellingen

(IVLOS, Fontys, NHL, HAN, VELON, Vereniging van Lerarenopleiders Nederlands,

netwerk EGO, SURF en dergelijke).

• Studenten brengen hun eigen praktijkervaringen in waardoor docenten gestimuleerd

worden om in hun onderwijs verbindingen te leggen tussen de opleiding en de

beroepspraktijk.

• Archimedes heeft de cv’s van docenten uit de bachelor- en masteropleidingen

geanalyseerd en stelt vast dat van de 173 docenten die bij Archimedes werkzaam zijn, er

ruim 60 ook verbonden zijn aan een universiteit. Ruim 100 docenten hebben bij andere

hogescholen en/of in het voortgezet onderwijs gewerkt (Analyse cv’s t.b.v. externe

accreditatie, 2009). Ruim 50 docenten hebben internationale contacten.

• De verschillende opleidingen maken op regelmatige basis gebruik van gastsprekers en -

docenten van bijvoorbeeld universiteiten. Bij de opleiding Aardrijkskunde geven

bijvoorbeeld al jaren docenten van de Universiteit Utrecht bepaalde cursussen aan de

studenten van de masteropleiding. Het panel heeft vastgesteld dat deze gastdocenten

goed worden aangestuurd.

• Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de praktijkgerichtheid van docenten.

• Het panel vindt dat de docenten, gezien hun achtergrond, goed in staat zijn om de relatie

met de beroepspraktijk te leggen.

Facet 3.2 Kwantiteit personeel

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Criterium:

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te

verzorgen.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• De omvang van het personeel wordt vastgesteld op basis van het aantal studenten en

het begrote contractwerk. Hiervoor geldt een aantal formules die in het

zelfevaluatierapport zijn opgenomen. Archimedes werkt met een flexibele schil van

tijdelijk aangestelde medewerkers (ongeveer 10 procent).

• In totaal werken er 173 docenten bij Archimedes: 74 bij zowel de bacheloropleidingen als

bij de masters, 5 alleen bij de masters en 93 alleen bij de bachelors. De

masteropleidingen worden in deeltijd aangeboden. De docent-studentratio bedraagt voor

de masters 1: 38. De opleidingsteams hebben een behoorlijke omvang, omdat een flink

Page 34: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 34/103

aantal docenten zowel bij de bachelors als bij de masters werken. Hierdoor beschikken

de masteropleidingen in de praktijk over meer docenten.

• Archimedes hanteert een taakverdelingsmodel: 70 procent onderwijs, 10 procent

beheerstaken, 10 procent innovatietijd en 10 procent professionaliseringstijd.

• Docenten blijken sterk betrokken bij studenten waardoor zelden lessen uitvallen. Bij

ziekte neemt een collega de lessen meestal over. Het ziekteverzuim binnen Archimedes

was in 2007 4,5 procent en in 2008 3,4 procent. Bij de opleiding Engels wordt met

understudies gewerkt die in geval van ziekte de lessen van een collega over kunnen

nemen.

• Hoewel de werkdruk hoog is, blijkt uit het WerkbelevingsOnderzoek Hogeschool Utrecht

2007, Faculteit Educatie dat de docenten positief over verschillende aspecten van het

werk zijn (scores tussen 6,7 en 7,9). Uit de gesprekken met docenten kwam naar voren

dat de werkdruk wisselend is met een aantal piekmomenten.

• Het panel is van mening dat de opleidingen over voldoende capaciteit beschikken, met

name omdat in geval van nood een beroep op docenten uit de bacheloropleidingen kan

worden gedaan.

Facet 3.3 Kwaliteit personeel

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Criterium:

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en

organisatorische realisatie van het programma.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• De Hogeschool Utrecht heeft als beleid dat het opleidingsniveau van docenten tenminste

één graad hoger moet zijn dan het niveau waarop zij lesgeven. De meeste docenten van

de masteropleiding zijn ook betrokken bij de bacheloropleidingen. Uit de Analyse cv’s

t.b.v. externe accreditatie (2009) blijkt dat 137 docenten van Archimedes een

universitaire opleiding heeft gehad, 7 docenten hebben een hbo-master- of MO-B-

achtergrond en 31 een hbo-lerarenopleiding.

Er zijn 19 docenten gepromoveerd (van wie 11 uit het cluster Exact), 7 zijn bezig aan een

promotietraject. 23 Docenten zijn betrokken bij lectoraten van de hogeschool.

• Uit de Analyse cv’s t.b.v. externe accreditatie (2009) blijkt verder dat 47 docenten als

gastdocent optreden bij binnen- en buitenlandse instellingen waaronder universiteiten en

dat 81 docenten na- en bijscholingen geven.

• Bij het cluster Talen werkt een flink aantal native speakers. Er zijn ook contacten met

universiteiten en hogescholen in het buitenland. Bij het cluster Exact en Maatschappij

wordt op iets beperktere schaal gebruik gemaakt van internationale contacten.

Page 35: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 35/103

• Archimedes voert in het kader van de RGW-cyclus (resultaatgericht werken) contract-,

functionerings- en beoordelingsgesprekken. Met elke medewerker worden deze

gesprekken jaarlijks gevoerd, zoals het panel van docenten heeft vernomen. Elke

medewerker maakt RGW-afspraken met de leidinggevende over activiteiten en

ontwikkelingen die in een verslag en in het POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) worden

vastgelegd. Het panel heeft enkele van deze verslagen ingezien en heeft vastgesteld dat

afspraken worden vastgelegd. Het betreffen vooral afspraken op korte termijn. Het POP

wordt gebruikt in specifieke situaties, bijvoorbeeld in verband met de assessorentraining.

Het panel is positief over de RGW-cyclus en het regelmatige contact tussen

leidinggevende en werknemer.

• Archimedes heeft professionaliserings- en innovatiebeleid. Instituutsbreed is er een

professionaliseringsplan voor de bachelors en de masters gezamenlijk. Speerpunten zijn

het versterken van studieloopbaanbegeleiding, werkplekbegeleiding en

assessorentraining. In verband met de nieuwbouw zijn alle medewerkers geschoold in

het gebruik van Sharepoint en Smartboard. Het panel is positief over het

professionaliseringsbeleid en de uitvoering ervan. Van de docenten zijn er 137 docenten

universitair geschoold en deze hebben daarmee scholing gehad in

onderzoeksvaardigheden. Gedurende enige jaren wordt binnen Archimedes een interne

professionaliseringscursus Onderzoeksvaardigheden voor docenten verzorgd,

resulterend in certificering. Deze werd in het collegejaar 2007-2008 door acht docenten

gevolgd.

• In 2008-2009 zijn er twee tweedaagse studiedagen voor de docenten van de

masteropleidingen georganiseerd. Tijdens deze dagen is de opleidingsvisie verder

ingevuld en hebben docenten aan nieuwe ontwikkelingen gewerkt, zoals het verder

structureren van portfoliobegeleiding en de uitbouw van de onderzoekslijn. Docenten

vinden dat ze tijdens de studiedagen voldoende ideeën naar voren kunnen brengen.

• Archimedes voert een New-Potentialstraject uit. Veelbelovende medewerkers (ongeacht

leeftijd) professionaliseren zich op specifieke onderwijsinhoudelijke taken en/of op

midden-managementtaken.

• Docenten kunnen deelnemen aan onderzoek van buiten, bijvoorbeeld vanuit de landelijke

expertisecentra. Het Kenniscentrum Educatie omvat acht lectoraten. Uit alle clusters zijn

docenten betrokken bij lectoraten, als promovendus, als lid van de kenniskring of als

deelnemer in een onderzoeksproject. Er zijn twaalf docenten uit de masteropleidingen

werkzaam bij lectoraten.

• Recentelijk zijn er academieteams gevormd om onderwijs en onderzoek met elkaar te

verbinden. Er zijn 19 docenten betrokken bij deze academieteams.

• Naast overleggen op het niveau van opleidingsteams vindt er ook clusteroverleg plaats

van het cluster talen en van het cluster exact en maatschappij. Hier wordt over

vakoverstijgende cursussen en zaken gesproken.

• Uit evaluaties en uit de gesprekken blijkt dat studenten positief over de kwaliteit van de

docenten zijn, zowel wat vakinhoud als wat vakdidactiek betreft.

• Het panel is van oordeel dat de opleidingen over goed gekwalificeerde docenten

beschikken.

Page 36: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 36/103

Onderwerp 4 Voorzieningen

Facet 4.1 Materiële voorzieningen

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Criterium:

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te

realiseren.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Sinds maart 2008 is het instituut gehuisvest in een nieuw gebouw aan de Uithof in

Utrecht.

• Het gebouw is toegesneden op het didactische concept van de opleidingen. Er zijn

flexibele studie- en werkplekken voor studenten en docenten. Medewerkers hebben een

laptop en een smartphone. Ook zijn er aparte stilteplekken en overlegruimtes.

• In het hele gebouw kan gebruik worden gemaakt van draadloos internet. Tevens zijn er

overal in het gebouw vaste computers en printers.

• Elk lokaal heeft een smartboard.

• Voor een aantal opleidingen zijn speciale praktijklokalen beschikbaar. Voor de

opleidingen natuurkunde, scheikunde en biologie zijn specifieke voorzieningen aanwezig.

• Sinds de verhuizing naar het nieuwe gebouw zijn de drie voormalige mediatheken van de

Faculteit Educatie geïntegreerd in één mediatheek. De mediatheek bevat zowel een

fysieke collectie, als ook digitale databanken. Door de samenwerking met de Universiteit

Utrecht (UU) hebben studenten en docenten gratis toegang tot de collectie van de

universiteit. De bibliotheek van de UU kan via de virtuele mediatheek geraadpleegd

worden. In de mediatheek zijn 82 werkplekken met een vaste computer beschikbaar. De

mediatheek is iedere avond tot 21.00 uur geopend.

• Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden over de voorzieningen zijn.

• Het panel heeft tijdens een rondleiding de voorzieningen bezichtigd en vindt deze van

goede kwaliteit.

Facet 4.2 Studiebegeleiding

Duits Voldoende Nederlands Voldoende Biologie Voldoende

Engels Voldoende Spaans Voldoende Natuurkunde Voldoende

Frans Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende

Page 37: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 37/103

Criteria

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog

op de studievoortgang.

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte

van studenten.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Iedere student heeft een studiebegeleider. Deze heeft als taak om commentaar te geven

op de studievorderingen, de student te adviseren over studie- en

ontwikkelingsmogelijkheden en mee te denken over de opzet en uitwerkingen van

probleemstellingen, opdrachten en taken. Alumni zijn van mening dat deze begeleiding

steviger en persoonlijker mag worden ingevuld om te voorkomen dat studenten uitvallen.

• Het portfolio neemt een belangrijke plaats in de begeleiding in. Het biedt de

studiebegeleider inzicht in de voortgang van de student. Daarnaast wordt de student via

werkbesprekingen en het leerteam door de studiebegeleider gemonitord. Tijdens

individuele gesprekken bespreekt de studiebegeleider de studievoortgang aan de hand

van gegevens uit het onderwijsinformatiesysteem Osiris.

• Iedere student kan telefonisch, via sites op Sharepoint en via email contact met docenten

en begeleiders opnemen.

• Voor aanvang van de stage maakt de student met de instituutsbegeleider afspraken over

inhoud en begeleiding van de stage. Tijdens de begeleidingsuren voor het portfolio wordt

ook de voortgang tijdens de stage besproken. Waar dit wenselijk lijkt, vindt lesbezoek

vanuit de opleiding plaats. In vele gevallen gebeurt de begeleiding op afstand, omdat alle

studenten gekwalificeerde docenten zijn die zelfstandig hun werkzaamheden kunnen

uitvoeren. Wel is er een stagebegeleider, meestal iemand uit de vaksectie met ervaring in

de bovenbouw, op de werkplek met wie de instituutsbegeleider zo nodig contact heeft.

De instituutsbegeleider beoordeelt de stage op basis van het verslag in het portfolio en

het oordeel van de stagebegeleider.

• Van alumni en van vertegenwoordigers van het werkveld heeft het panel begrepen dat de

verbindingen tussen Archimedes en de opleidings- en stagescholen versterkt zouden

mogen worden.

• Studenten worden over de studie geïnformeerd via de studiegids, studiehandleidingen,

informatie op intranet van hogeschool, faculteit, instituut en opleiding. Studenten zijn van

mening dat de informatievoorziening over veranderingen in het programma verbeterd kan

worden. Het panel heeft vernomen dat met name aan het begin van een studiejaar de

organisatie nogal rommelig kan zijn, waardoor studenten zelf achter informatie aan

moeten gaan. Studenten ervaren dit niet echt als een probleem.

• De voortgang van de student wordt vastgelegd in het onderwijsinformatiesysteem Osiris.

Studenten kunnen hierin overzichten van hun resultaten zien, en ze kunnen zich

inschrijven voor cursussen en toetsen.

• Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’. Het panel vindt dat de contacten tussen

Archimedes en de scholen verbeterd en geformaliseerd kunnen worden.

Page 38: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 38/103

Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg

Facet 5.1 Evaluatie resultaten

Duits Goed Nederlands Goed Biologie Goed

Engels Goed Spaans Goed Natuurkunde Goed

Frans Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed

Criterium

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare

streefdoelen.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• De masteropleidingen sluiten aan bij het kwaliteitszorgsysteem van de Hogeschool

Utrecht (Uitgangspunten kwaliteitszorg HvU, 2002, Beschrijving van het HU

kwaliteitssysteem, 2006). De basis voor het HU-kwaliteitssysteem is de plan-do-check-

actcyclus.

• Archimedes operationaliseert genoemd kwaliteitszorgsysteem in het Kwaliteitskader

Masteropleidingen (2009). Hierin staan de afspraken over de frequentie van en de criteria

voor het uitvoeren van evaluaties, over de te gebruiken evaluatie-instrumenten en de

procedures rond het uitzetten, verwerken, analyseren en rapporteren.

• Het team Beleid en Kwaliteit stelt jaarlijks de Jaarkalender Onderwijsevaluaties op.

Daarin is per studiejaar inzichtelijk gemaakt op welk moment welk studieonderdeel moet

worden geëvalueerd, met welke instrumenten en onder welke doelgroep.

• De streefnorm voor de uitkomsten van evaluaties zijn op facultair niveau vastgesteld op

3,5 (vijfpuntsschaal). Een gemiddelde score onder de 3,0 is aanleiding om verbeterbeleid

te formuleren. Een score boven de 3,5 wordt als goed geïnterpreteerd en vereist geen

specifieke aandacht.

• Archimedes voert voor de masteropleidingen de volgende evaluaties uit: module-

evaluaties aan het eind van iedere periode, jaarevaluatie (jaarlijks), alumni- en

werkgeversenquête (driejaarlijks), HBO-Monitor (jaarlijks) en

medewerkerstevredenheidsonderzoek (tweejaarlijks).

• Halverwege de accreditatiecyclus van zes jaar vindt een interne audit plaats waarbij

(naar analogie van de accreditatie) de gehele opleiding wordt geëvalueerd en waar nodig

verbeteracties worden ondernomen.

• Het panel heeft vastgesteld dat Archimedes een kwaliteitszorgsysteem heeft en uitvoert

dat voldoende informatie oplevert om de kwaliteit van de opleidingen te bewaken.

Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering

Duits Voldoende Nederlands Voldoende Biologie Voldoende

Engels Voldoende Spaans Voldoende Natuurkunde Voldoende

Frans Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende

Page 39: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 39/103

Criterium:

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare

verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Elke twee jaar stelt Archimedes een ondernemingsplan op (Ondernemingsplan Instituut

Archimedes, 2008 en 2009). Twee keer per jaar rapporteert het management aan de

faculteitsdirectie over de voortgang van de uitvoering door middel van

managementrapportages (Management Rapportages Instituut Archimedes, 2008). Het

panel heeft deze rapportages ingezien en stelt vast dat verbeteractiviteiten door het

hogere management gemonitord worden.

• Voor de uitwerking van verbeteracties worden werkgroepen geformeerd bestaande uit

medewerkers, docenten en steeds vaker ook studenten. Deze werkgroepen adviseren de

beleidsteams. Het panel heeft het Veranderingen Masteropleidingen Projectplan 2008-

2010 (Instituut Archimedes, 2009) ingezien en stelt vast dat hierin is vastgelegd welke

projecten er de komende jaren moeten worden uitgevoerd, voorzien van een tijdpad,

proceseigenaar en een begroting. Het panel is positief over deze aanpak. Wel blijkt uit

het plan dat de nadruk meer op inhoudelijke vraagstukken en minder op het bewaken

van kwaliteit en processen ligt.

• Docenten trekken zelf hun conclusies uit resultaten van module-evaluaties. Individuele

verbeterpunten komen in het RGW-gesprek met de teamleider aan de orde. Algemene

bijzonderheden uit cursusevaluaties en andere onderzoeken bespreekt de teamleider in

een overleg met docenten. Hierin wordt ook de terugkoppeling aan studenten besproken.

• Instituutsbreed waren de uitkomsten van Jaarevaluatie 2008 en 2009 positief. Een

aandachtspunt vormt de wens van studenten om hun opleiding meer zelf vorm te kunnen

geven. Bij de masteropleidingen is daarom het afgelopen jaar aandacht geweest voor

profilering binnen cursussen.

• De laatste visitatie vond in 2001 plaats. Deelaspecten van het kwaliteitsbeleid zijn toen

als onvoldoende beoordeeld. In 2004 is in het kader van de conversie van eerstegraads

opleidingen naar masteropleidingen het verbeterbeleid positief beoordeeld. Er werd

alleen een kanttekening gemaakt bij de geschiktheid van de huisvesting. Inmiddels is de

nieuwbouw gerealiseerd passend bij het onderwijsconcept.

• Naar aanleiding van de interne audit uit 2008 zijn er instituutsbrede ontwikkelpunten

geformuleerd (Veranderingen Masteropleidingen, Projectplan 2008-2010, Instituut

Archimedes). Als speerpunten worden genoemd: toetsen en beoordelen,

opleidingsprofiel, onderzoek en portfolio. In werkgroepen is per thema materiaal

ontwikkeld voor gezamenlijk gebruik in de masteropleidingen.

• Het panel stelt vast dat de opleidingen zich met name inhoudelijk steeds verbeteren,

maar dat op het gebied van borging van processen, bijvoorbeeld bij toetsing, nog slagen

gemaakt kunnen worden. Het komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’.

Page 40: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 40/103

Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld

Duits Voldoende Nederlands Voldoende Biologie Voldoende

Engels Voldoende Spaans Voldoende Natuurkunde Voldoende

Frans Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende

Criterium

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend

beroepenveld van de opleiding actief betrokken.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• Masterstudenten leveren input aan kwaliteitszorg via hun evaluaties van het onderwijs.

Het gaat hierbij zowel om schriftelijke evaluaties als om klassikale aan het eind van een

programmaonderdeel. In het kader van het portfolio-overleg komen de volgende

onderwerpen ter sprake: studielast, studie-inhoud, voorbeeldwerking docenten en

gebruikt materiaal.

• Het panel heeft vastgesteld dat er ten tijde van het bezoek geen gemeenschappelijke

opleidingscommissie bestond. Wel heeft het een plan van aanpak gekregen hoe

Archimedes hier op korte termijn invulling aan wil geven. Het informele overleg tussen

opleidingscoördinatoren en studenten zal worden geformaliseerd tot een

opleidingscommissie voor de opleidingen gezamenlijk.

• In teamvergaderingen bespreken medewerkers maatregelen om de kwaliteit van de

masteropleidingen te verhogen. In 2008-2009 is twee maal een tweedaagse

studiebijeenkomst gehouden gewijd aan kwaliteitsverbetering en vernieuwing van de

masteropleidingen.

• De Stuurgroep Opleidingscholen, bestaande uit directeuren van

scholengemeenschappen en de directeur van Archimedes, fungeert als

beroepenveldcommissie voor de masteropleidingen. Samen met scholen in de regio

heeft Archimedes een systeem voor kwaliteitsborging voor het praktijkleren van

studenten ontwikkeld: het keurmerk opleidingsschool. Verder vond in juni 2009 een

veldraadpleging plaats.

• Alumni worden jaarlijks in het kader van onder andere de HBO-Monitor benaderd. Er is

geen alumnivereniging.

• In 2008 heeft Archimedes een landelijke studiedag voor de eerstegraads

lerarenopleidingen voor het ADEF georganiseerd. Tijdens deze dag is de aanzet voor

een kennisbasis voor de masters gegeven. In hetzelfde jaar heeft Archimedes namens

het Nederlandse netwerk rond actieonderzoek CARN Nederland een landelijke

conferentie georganiseerd over onderzoek in de schoolpraktijk.

• Uit evaluaties blijkt dat studenten ontevreden zijn over de terugkoppeling van

evaluatieresultaten. Ook uit de gesprekken met studenten bleek dat zij zich niet goed

geïnformeerd voelen over verbeteracties op basis van evaluatie-uitkomsten. Hiervoor zou

een plaats op Sharepoint ingeruimd kunnen worden. Uit het Verandering

Masteropleidingen Projectplan 2008-2010 (Instituut Archimedes, 2009) blijkt dat

Archimedes dit als verbeterpunt voor 2010 ziet. Studenten geven aan wel snel

verbetering te zien naar aanleiding van problemen die zij signaleren.

Page 41: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 41/103

• Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’ op grond van het feit dat er nog geen formele

opleidingscommissie is en de terugkoppeling aan studenten verbeterd kan worden.

Onderwerp 6 Resultaten

Facet 6.1 Gerealiseerd niveau

Duits Voldoende Nederlands Voldoende Biologie Goed

Engels Voldoende Spaans Voldoende Natuurkunde Voldoende

Frans Goed Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende

Criterium

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde

eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• De student moet alle 90 EC behaald hebben om het getuigschrift master of education te

ontvangen. Er is geen officieel examen: het getuigschrift wordt uitgereikt wanneer alle

absolverende tentamens over de modulen (samen 90 EC) zijn behaald. Uit matrices op

opleidingsniveau blijkt, dat alle eindkwalificaties door de leerdoelen van modulen worden

afgedekt (zie ook facet 2.2.). Deze leerdoelen worden bij de modulen adequaat getoetst

(zie ook facet 2.8). Voor een aantal SBL-competenties is daarbij vooral de module

portfolio van grote betekenis. In het portfolio toont de student aan over de SBL-

competenties te beschikken.

• Er is geen officieel afstudeerprogramma. In de praktijk wordt het masterniveau geborgd

door het toetsen van te bereiken, vitale competenties. Dit officieuze afstudeerprogramma

bestaat uit één of meer afsluitende onderdelen binnen de vakcomponent, het

praktijkonderzoek inclusief presentatie en het portfolio.

• Met het praktijkonderzoek toont de student aan te beschikken over

onderzoekscompetenties op masterniveau. Tijdens de presentatie verdedigt de student

zijn resultaten en de gebruikte methodologie. Halverwege het proces beoordeelt een

tweede beoordelaar de kwaliteit van het onderzoek. Het panel heeft vastgesteld dat de

kwaliteit van de onderzoeken uiteen loopt, maar minimaal op masterniveau is. De

opleidingen zijn bezig om de onderzoekslijnen beter in het programma in te bedden,

waardoor het panel de verwachting heeft dat de kwaliteit van de onderzoeken in de

toekomst beter geborgd zal zijn. Het panel heeft een voorstel voor begeleiding van het

praktijkonderzoek (Voorstel voor een begeleidingsprotocol praktijkonderzoek master-

instituut Archimedes, Petra van Beusekom en Anouk Zuurmond, z.j.) ingezien, waarover

het positief is.

• Het portfolio vormt de basis voor het eindgesprek en de eindbeoordeling. Hierbij zijn twee

docenten betrokken. De student laat aan de hand van een selecte steekproef zien hoe

zijn professionele ontwikkeling is verlopen (videofragmenten, lesmateriaal, feedback van

leerlingen, beoordeling door collega’s). In een criteriumgericht interview wordt de student

Page 42: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 42/103

kritisch bevraagd. Tot slot krijgt hij een casus voorgelegd. Op basis van het portfolio komt

de instituutsbegeleider ook tot een beoordeling over de stage/schoolpraktijk.

• Bij een aantal masteropleidingen had de eindbeoordeling al het karakter van een

assessment. Vanaf september 2009 is dat bij alle masteropleidingen het geval zijn.

• Uit het gesprek met alumni bleek dat deze tevreden zijn over het bereikte masterniveau.

Uit de HBO-Monitor van 2008 blijkt dat afgestudeerden positief over de opleiding zijn als

basis om te starten op de arbeidsmarkt en om competenties verder te ontwikkelen.

• Het panel komt bij twee opleidingen, Frans en Biologie, tot het oordeel ‘goed’. De andere

opleidingen krijgen het oordeel ‘voldoende’ op grond van het feit dat verbetering van de

onderzoekscomponent in de toekomst tot betere kwaliteit van de onderzoeken moet

leiden.

Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport.

Facet 6.2 Onderwijsrendement

Duits Voldoende Nederlands Voldoende Biologie Voldoende

Engels Voldoende Spaans Voldoende Natuurkunde Voldoende

Frans Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende

Criteria

- Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante

andere opleidingen.

- Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

• De instituutsdirectie vindt sturing op onderwijsrendement belangrijk. Vanwege de kleine

omvang van de masteropleidingen is de afgelopen jaren niet systematisch op

onderwijsrendement gestuurd. Door de toename van studenten gaat Archimedes dat

vanaf 2009-2010 doen. In de managementrapportages worden de rendementen op

verschillende niveaus gemonitord.

• De instroom van studenten bij de masteropleidingen is de laatste jaren gestegen van 318

in 2003 naar 570 in 2008.

• De meeste uitval vindt in het eerste jaar plaats. Uitval vindt meestal haar oorzaak in

persoonlijke, werk- en privé-omstandigheden in combinatie met een aanstelling in het

onderwijs.

• Archimedes heeft in de managementrapportage het afstudeerrendement na vijf jaar van

de laatste jaren opgenomen: van 60 procent (cohort 1998) naar 48 procent (cohort 2002).

Landelijk gezien presteert Archimedes net iets beter dan collega-instellingen. Archimedes

verklaart de dalende rendementslijn vanuit de verzwaring van het programma in verband

met de conversie naar masteropleidingen. Hoewel Archimedes het afstudeerrendement

na vijf jaar laag vindt, zeker in het licht van een dreigend lerarentekort, wil het geen

concessies aan de kwaliteit doen.

Page 43: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 43/103

• Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding maatregelen neemt om het rendement

positief te beïnvloeden. In de voorlichting is expliciet aandacht voor de zwaarte van een

deeltijdstudie naast een baan, een gezin en een sociaal leven. Na het eerste jaar krijgt

iedere student een studieadvies. Tijdens de studie werken studenten nu in leerteams

waardoor ze elkaar meer ondersteunen bij de studie en de begeleider sneller kan

signaleren wanneer een student vertraging oploopt.

• Hoewel de opleidingen niet aan de streefcijfers voldoen, heeft het panel vastgesteld dat

zij maatregelen ter verbetering nemen. Er wordt een Academieteam gevormd dat het

rendement van de opleidingen als onderwerp krijgt. Op grond hiervan komt het panel tot

het oordeel ‘voldoende’.

Page 44: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 44/103

Page 45: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 45/103

Deel C: Nadere onderbouwing van opleidingsspecifieke facetten

Page 46: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 46/103

Page 47: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 47/103

Cluster Talen

Facet 2.1: Eisen HBO

Master of Education Duits

• Het aandeel van de primaire literatuur is in orde. Sinds enkele jaren is er meer aandacht

voor literaire schrijvers. Het aandeel van de secundaire literatuur is geringer in omvang,

maar voor een hbo-master adequaat.

• Als studiemateriaal worden diverse actuele mogelijkheden gebruikt. De opleiding maakt

gebruik van het ERK-taalportfolio voor studenten en leerlingen. Tevens trainen de

studenten de eigen taalvaardigheid tot C2-niveau en ontwikkelen gelijktijdig

cursusmateriaal voor spreek- en luistervaardigheid voor leerlingen. Studenten van cohort

2008 hebben een gezamenlijke wiki ontwikkeld en ook maken studenten regelmatig

gebruik van you tube als het gaat om filmfragmenten of schrijvers die lezen uit eigen

werk. Tenslotte leren studenten ook om te gaan met methoden om tot oordelen over

literair werk te komen, die ze ook in de klas kunnen toepassen. Het panel is van mening

dat het studiemateriaal redelijk actueel is en veelal afkomstig is uit Duitsland. Het

studiemateriaal heeft duidelijke verbanden met de beroepspraktijk.

• De beroepspraktijk heeft een belangrijke plaats in het programma: alle studenten lopen

ofwel stage ofwel hebben een baan in het onderwijs als leraar Duits. Voor alle studenten

is het verplicht om 50 lessen op eerstegraads niveau te geven met zelfgemaakt materiaal

of een eigen bewerking van bestaand materiaal (lessenserie, bij voorkeur ook

vakoverstijgend). Dat lesmateriaal moeten zij voorbereiden, in de praktijk hanteren,

evalueren en bijstellen. Het panel heeft voorbeelden hiervan gezien tijdens het

visitatiebezoek.

• Het programma is in het algemeen, gezien de accenten in de onderwerpen, aan de

traditionele kant. Er is veel ruimte voor literatuurgeschiedenis en ook, maar in iets

mindere mate, voor contemporaine cultuur in bredere zin. Dat lijkt ook te gelden voor

audiovisuele media: film verschijnt alleen in een vakoverstijgende cursus Literatuur en

film (waarin alleen romanverfilmingen gezien en besproken worden) en lijkt niet expliciet

als zelfstandige kunstsoort aan de orde te komen, zoals bijvoorbeeld wel drama en

poëzie. Binnen vakdidactiek en taalvaardigheid is er aandacht voor nieuwe

ontwikkelingen zoals met name het Europees Referentiekader (ERK)

• Er is aandacht voor toegepast onderzoek. Alle studenten volgen de cursussen

Praktijkonderzoek Introductiecursus en Reflectie op Wetenschap. Het panel heeft de

indruk dat er in dit verband meer aandacht zou moeten zijn voor het leren lezen van

verslagen van toegepast onderzoek en bijvoorbeeld state of the art-artikelen, voordat

studenten zelf met een onderzoek aan de slag gaan.

Page 48: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 48/103

• De huidige balans in het programma dient gehandhaafd te blijven. Ook als studenten

bijvoorbeeld literatuurgeschiedenis als verrijkend ervaren en daar bij wijze van spreken

niet genoeg van kunnen krijgen, mogen andere aspecten van het vak niet uit het oog

verloren worden. Dit geldt met name voor de positie van het vak Duits in de bovenbouw

havo/vwo waar niet alle leerlingen evenveel interesse in en behoefte aan literatuur en

literatuurgeschiedenis hebben, maar ook in andere takken van onderwijs waarin

eerstegraders Duits werkzaam kunnen zijn zoals het hbo.

Master of Education Engels

• Uit de studiegids voor 2008-2009 blijkt dat er adequate en actuele literatuur wordt

voorgeschreven. De literatuur is naar het oordeel van het panel duidelijk op

masterniveau.

• Op basis van het ter inzage gelegde materiaal en de studiegids concludeert het panel dat

het studiemateriaal past bij de doelstellingen van de opleiding en geschikt is om deze

doelstellingen te realiseren. De actualiteit van het studiemateriaal wordt bevorderd door

veelvuldig met readers te werken die docenten zelf samenstellen.

• Studenten ontwikkelen als afsluiting van een cursus lesmateriaal dat ze met hun

leerlingen kunnen gebruiken. Daarbij wordt aansluiting gezocht met vakdidactische

principes zoals communicatief talenonderwijs, task-based learning, samenwerkend leren

en doeltaal = voertaal. Ten behoeve van de stage zijn er in het tweede en derde jaar van

de opleiding voortgangsgesprekken gepland. Tevens zijn er wekelijkse bijeenkomsten

rondom het portfolio, dat vanaf september 2009 de titel Werken aan bekwaamheidseisen

draagt. Vanaf het tweede opleidingsjaar geven de studenten les in één of twee klassen

van de bovenbouw, wat als stage wordt beschouwd. Ook het programmaonderdeel

Schoolpraktijk speelt een belangrijke rol om de verbinding met de beroepspraktijk te

leggen. De beroepspraktijk heeft hiermee naar het oordeel van het panel een stevige

plaats in het curriculum.

• In het kader van Collaborative Action Research Network (CARN) leren studenten hoe ze

actieonderzoek kunnen inzetten in hun lespraktijk. Systematisch worden

onderzoeksvaardigheden aan studenten geleerd in de onderzoeksleerlijn die in het

programma is opgenomen. Deze leerlijn bestaat uit de cursussen Praktijkonderzoek

Introductiecursus en Reflectie op Wetenschap, die beide in het tweede jaar worden

gegeven. De resultaten van deze leerlijn komen tot uitdrukking in de

afstudeeronderzoeken die studenten doen (zie facet 6.1)

• Uit de verstrekte informatie blijkt niet in hoeverre actuele ontwikkelingen als het Europees

Referentiekader en het Europees Taalportfolio in de opleiding gebruikt worden. Indirect

komen beide elementen wel aan de orde bij de eigen vaardigheden, doordat de opleiding

werkt met het principe van de dubbele bodem (zie facet 2.7).

• Doordat studenten in de beroepspraktijk werken, wordt er in ruime mate gewerkt aan

docentvaardigheden; in de opleiding komen de competenties ruim aan bod.

Page 49: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 49/103

Master of Education Frans

• Het panel heeft cursusmateriaal ingezien en de studiegids van de opleiding

geraadpleegd. Uit deze bronnen blijkt dat de vakliteratuur voor alle

programmaonderdelen actueel is en het masterniveau weerspiegelt. Ook syllabi bevatten

literatuur en artikelen van hoge kwaliteit.

• Om toegepast onderzoek (action-recherche) te kunnen doen worden

onderzoeksvaardigheden getraind in cursussen uit de diverse disciplines. In Toegepaste

Taalkunde onderzoeken studenten de theoretische achtergronden van chunks of de

relatie tussen doeltaal en voertaal. In de module Speciaal Onderwerp leren studenten

secundaire literatuur gebruiken in het kader van onderzoeksvaardigheden.

Basisvaardigheden worden studenten aangeboden in de cursussen Reflectie op

wetenschap en Praktijkonderzoek Introductiecursus.

• Studenten dragen zelf of via de opleidingsdocenten voorbeelden aan uit de

beroepspraktijk van het eerstegraads gebied die in de lessen gebruikt kunnen worden.

De opleidingsdocenten geven regelmatig opdrachten die studenten in de eigen

onderwijspraktijk moeten uitvoeren.

• Actuele ontwikkelingen in het vakgebied komen op diverse manieren in het programma

voor. Ten behoeve van taalvaardigheidscursussen waarmee studenten zich ontwikkelen

tot taalgebruikers op C1-niveau worden lesmateriaal, werkvormen en toetsen gebruikt die

in Frankrijk zijn ontwikkeld met het oog op het gebruik van het CEFR (Réussir le DALF).

Om dit niveau te borgen zijn enkele docenten van de opleiding gecertificeerd om

examens van Diplôme Approfondi de la Langue Française af te nemen en examinatoren

bij het Centre International d’Etudes Pédagogiques op te leiden. Daarnaast leren

studenten in de cursussen Vakdidactiek Frans en Toegepaste Taalkunde zich actuele

didactische inzichten eigen te maken zoals het gebruik van CEFR, ICT en internet. Als

laatste illustratie van de actualiteit gelden de cursussen over literatuur en

taalverandering. Het programma biedt ook ruimte voor minder actuele maar wel

belangrijke onderwerpen zoals geschiedenis van de 18e eeuw, met als doel de studenten

een brede kijk op het verleden en heden van het Frans, Frankrijk en Franstalige landen

te bieden

• Doordat studenten werkzaam zijn in de beroepspraktijk, komen de vaardigheden die een

docent behoort te beheersen aan bod. De focus op de SBL-competenties en het gebruik

van het portfolio brengen met zich mee dat studenten werken aan het ontwikkelen van

werkvormen, communicatieve vaardigheden (met leerlingen en ouders), collegiale

samenwerking en reflectie.

Master of Education Nederlands

• In het algemeen is de voorgeschreven en gebruikte literatuur actueel, representatief en

relevant. In enkele cursussen wordt buitenlandse, Engelstalige literatuur gebruikt. Het

panel is van mening dat met name het materiaal voor Literatuurtheorie &

literatuurdidactiek en Theorie van de taalbeheersing er uit springt. De opleiding kiest

ervoor enkele oudere handboeken op de literatuurlijst te handhaven omdat er geen

nieuwe en betere opvolgers beschikbaar zijn. Het panel onderschrijft deze keuze.

Page 50: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 50/103

• De beroepspraktijk speelt een belangrijke rol in het curriculum door gebruik te maken van

onderwijsmateriaal dat ook in de schoolpraktijk gebruik wordt. In de

programmaonderdelen Portfolio en Didactiek Nederlands wisselen studenten en

docenten praktijkervaringen uit. Een groot deel van de cursussen die het panel heeft

ingezien bevatten verwijzingen en relaties met de schoolpraktijk. Daar waar die relatie

minder duidelijk aanwezig is, melden studenten dat er toch veel ruimte is voor inbreng

vanuit hun eigen ervaringen.

• Het studiemateriaal heeft volgens het panel een goed niveau. Het materiaal is actueel,

biedt mogelijkheden tot verdieping en de opdrachten zijn in activerende werkvormen

gegoten.

• In de cursussen Reflectie op Wetenschap en Introductiecursus Praktijkonderzoek leren

studenten onderzoek te doen naar en in de eigen onderwijspraktijk. De

afstudeeropdracht heeft altijd betrekking op een onderzoeksvraag die uit de eigen

schoolcontext komt. In de cursussen die het panel gezien heeft, komen studenten in

aanraking met actuele onderzoeksrapportages en ze doen zelf kleine onderzoekjes in

hun school. Voorbeelden hiervan heeft het panel gezien in cursussen op het gebied van

literatuurdidactiek, taalkunde en taalbeheersing.

• In het programma is ruimte voor actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Het gaat hierbij

zowel om het vakgebied Nederlands als om het beroep van leraar in het eerstegraads

domein. Er wordt gebruik gemaakt van publicaties van ondermeer SLO, de Nederlandse

Taalunie, de Stichting Lezen, Onderwijsweb, Levende Talen Magazine, Centrum Brein &

Leren. Studenten en docenten gebruiken deze publicaties voor hun eigen ontwikkeling en

als middel om hun lessen te verrijken. Enkele voorbeelden van actuele ontwikkelingen

die in het programma aandacht krijgen zijn de discussie over het maken van

samenvattingen, de canon en de ‘typen’ lezers. De actieonderzoeken zijn vooral gericht

op ontwikkelingen in het beroep, zoals de effecten van leerpleinen.

• Het dubbele bodemprincipe bevordert dat diverse werkvormen tijdens de opleiding

geïntroduceerd worden en door de studenten in hun eigen klassen gebruikt kunnen

worden. Bovendien werken de studenten meestal in het onderwijs en geven ze in het

kader van de module Schoolpraktijk onderwijs in het eerstegraads gebied, waardoor de

relatie tussen vakinhouden en leraarsvaardigheden goed gelegd wordt.

Master of Education Spaans

• De aangeboden vakliteratuur is actueel en representatief voor de betreffende modulen.

Het internationale gehalte van de vakliteratuur beperkt zich echter tot Spaanstalige

bronnen. Dit is overigens een bewuste en begrijpelijke keuze van de opleiding.

• Het panel heeft van diverse programmaonderdelen het studiemateriaal bestudeerd.

Hoewel het internationale gehalte enigszins beperkt is, is het materiaal wel actueel en

gericht op het toepassen van theorie en vaardigheden in de (toekomstige)

beroepspraktijk van de student. Hier komen ook beroepsvaardigheden aan bod zoals het

ontwikkelen van lessenreeksen, het managen van de klas en het samenwerken met

collega’s. Het dubbele bodem-principe versterkt die toepasbaarheid. Ook speelt de

opleiding in op actuele ontwikkelingen zoals de toepassing van het CEFR en het gebruik

van ICT in het onderwijs.

Page 51: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 51/103

• De relatie met de beroepspraktijk wordt op verschillende manieren gelegd. De cursussen

Spaans didactiek voor verschillende schooltypen en Espanol fines especificos moeten

studenten in staat stellen om het schoolvak Spaans te ontwikkelen voor diverse

schooltypen. Diverse modulen bevatten leervragen die de student moet beantwoorden

aan de hand van zijn eigen beroepspraktijk op de school waar hij werkt; bewijsmateriaal

rond deze leervragen verzamelt hij in een portfolio. Tevens doen masterstudenten

geregeld stageopdrachten bij de bacheloropleiding.

• Studenten komen in vrijwel alle cursussen in aanraking met onderzoek en vaak voeren

ze kleinschalig onderzoek uit. De inleidende cursussen Reflectie op wetenschap en

Inleiding Praktijkonderzoek zijn bedoeld om studenten onderzoeksvaardigheden te leren.

De toepassing ervan vindt plaats bij andere cursussen in de schoolpraktijk van de

student en in het praktijkonderzoek.

• Onderdeel van het curriculum zijn actuele maatschappelijke onderwerpen zoals de

positie van de ‘indigenas’, geweld in Mexico, de drugsproblematiek en dergelijke. In

capita selecta komen actuele vakinhouden aan bod.

Facet 2.2: Relatie doelstellingen en inhoud programma

Master of Education Duits

• Er is een programmamatrix gemaakt waarin is aangegeven welke eindkwalificatie in welk

programmaonderdeel aan de orde komt en welke leerdoelen aan welke eindkwalificaties

bijdragen. Alle vaardigheden moeten op C2-niveau worden verworven, met uitzondering

van schrijven waarvoor ook C1-niveau geaccepteerd wordt. De koppeling van

competenties aan leerdoelen is naar de mening van het panel adequaat.

• De opleiding maakt voor de invulling van de kwalificaties terecht eigen keuzes. In de

taaldidactische discussie kiest ze voor een tamelijk behoudende lijn door veel aandacht

voor literatuurgeschiedenis en minder voor contemporaine cultuur in brede zin en voor

audiovisuele vorming. De opleiding kiest voor deze extra aandacht voor literatuur, omdat

die specifiek in de bovenbouw aan de orde komt en omdat studenten er in de

bacheloropleiding meestal weinig mee in aanraking zijn geweest.

• Studenten worden gestimuleerd om over de grenzen van het vakgebied Duits heen te

kijken en de samenwerking te zoeken met docenten van andere talen, die immers ook

aandacht besteden aan taalverwerving, literatuur. Zo werken studenten bewust aan de

competenties 1, 2 en 3.

• Het programma biedt theorie en praktijk en koppelt beide met de idee van dubbele

bodem (wat je zelf leert ook toepassen in eigen onderwijspraktijk). In het onderdeel

Schoolpraktijk wordt expliciet de verbinding gelegd: de student voert opdrachten uit in de

lespraktijk van de onderwijsorganisatie waar hij werkt.

• Het panel is van mening dat het lesmateriaal adequaat is zowel wat kwaliteit als niveau

betreft. In de portfolio’s is de competentiegerichte aanpak duidelijk zichtbaar. In de

beschrijvingen van vakinhoudelijke cursussen zijn docentrollen en bijbehorende

competenties aangegeven, zoals die uiteindelijk in de portfolio’s met bewijsmateriaal

gestaafd moeten worden.

Page 52: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 52/103

Master of Education Engels

• Er is een programmamatrix gemaakt waarin is aangegeven welke eindkwalificatie in

welke module aan de orde komt. De studenten moeten alle vaardigheden op C2-niveau

(ERK/CEFR) verwerven. Tevens leren ze theorieën over de wijze waarop leerlingen

schrijf-, luister- en leesvaardigheden verwerven. Voor spreekvaardigheid is speciale

aandacht in het programma, omdat het een speerpunt in modern talenonderwijs is.

Studenten leren zowel voor hun eigen vaardigheden als die van hun leerlingen om te

gaan met DIALANG, een programma waarmee men de eigen taalvaardigheid kan

inschatten. Wel is algemeen bekend dat het programma niet erg betrouwbaar is. Het

panel is van mening dat uit de matrix blijkt dat de curriculumonderdelen de kwalificaties

dekken.

• In alle modules worden de eindkwalificaties beschreven waarop de modules gebaseerd

zijn. Tevens worden bij deze eindkwalificaties een aantal leerdoelen genoemd die de

studenten moeten verwerven om aan te tonen dat ze de competentie hebben verworven.

• De programmaonderdelen Taalkunde geven naast een overzicht van actuele taalkundige

theorieën specifiek aandacht aan taalveranderingsprocessen en tweedetaal verwerving.

• In ieder studiejaar is letterkunde onderdeel van het programma. In de onderdelen

historische letterkunde worden de diverse stromingen en periodes behandeld. Ook zijn er

cursussen op het gebied van drama, poëzieanalyse, Shakespeare-didactiek en moderne

literatuur. Periodiek ontwikkelt het docententeam van de opleiding een cursus op het

snijvlak van cultuur en literatuur. In 2009-2010 is het thema voor deze cursus War and

Peace, vanuit de gedachte dat het taalgebruik en de moderne letterkunde gevoed

worden door militaire terminologie; kennis over oorlog en vrede is onmisbaar voor het

begrip van de moderne Angelsaksische cultuur.

• In het programma wordt zowel aandacht besteed aan vakinhoudelijke kennis,

vakdidactiek, taal- en literatuurwetenschap en onderzoeksvaardigheden als aan de

toepassing ervan in de schoolpraktijk. Daarmee maakt de inhoud van het programma het

naar het oordeel van het panel mogelijk om studenten de kwalificaties te laten verwerven.

Master of Education Frans

• In de programmamatrix is weergegeven welke eindkwalificatie in welk

programmaonderdeel aan de orde komt. Daarnaast zijn de eindkwalificaties in de

modulebeschrijving geconcretiseerd in leerdoelen en wordt de relatie tussen leerdoelen

en eindkwalificaties gelegd. De studenten behoren hun eigen taalvaardigheid op niveau

C-1 van het CEFR te brengen. De middelen die in het onderwijs worden ingezet zijn

daarop gericht. Uit de matrix blijkt dat de curriculumonderdelen de kwalificaties afdekken.

• Het programma bevat naast theoretische onderdelen ook onderdelen die gericht zijn op

de beroepspraktijk. De inhoud en het niveau van de cursussen bieden studenten goede

mogelijkheden zich de nodige bekwaamheden eigen te maken. De cursussen hebben

betrekking op taalkunde, literatuur en literatuurgeschiedenis en taalbeheersing.

• De praktijkcomponent in de opleiding borgt dat er voldoende mogelijkheden zijn om

toepassingsgericht te werken. Ook het praktijkonderzoek stimuleert studenten om

verbanden te leggen tussen theorie en schoolpraktijk.

Page 53: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 53/103

Master of Education Nederlands

• Er is een programmamatrix gemaakt waarin is aangegeven welke eindkwalificatie in welk

programmaonderdeel aan de orde komt.

• In alle modulen worden de leerdoelen genoemd en de kwalificaties waaraan deze

leerdoelen een bijdrage leveren. Uit het cursusmateriaal blijkt dat er voornamelijk een link

wordt gelegd tussen het vak en vakdidactiek. De actieonderzoeken en de portfolio’s

tonen een breder beeld van de mate waarin studenten competenties beheersen. De

portfolio’s worden ingericht met het doel bewijsmateriaal te leveren voor het niveau van

competentieverwerving. In verschillende cursussen zijn met name de vakdidactische,

organisatorische en reflectiecompetenties zichtbaar.

• De verschillende vakgebieden komen aan de orde in het programma: taalvaardigheid,

letterkunde en taalkunde. Uit evaluaties blijkt dat de studenten de kwaliteit van de

programmaonderdelen waarderen. In het vernieuwde programma is meer aandacht voor

literatuurtheorie en literatuurdidactiek. Ook is het onderdeel didactiek in het nieuwe

programma meer gericht op moedertaalonderwijs dan op taaldidactiek in brede zin.

• Doordat het programma theoretische diepgang combineert met praktische

toepasbaarheid in de onderwijspraktijk, is het panel van mening dat het curriculum

studenten in de gelegenheid stelt om de beoogde kwalificaties te verwerven.

Master of Education Spaans

• Er is een programmamatrix gemaakt waarin is aangegeven welke eindkwalificatie in welk

programmaonderdeel aan de orde komt. In alle modulen worden de leerdoelen genoemd

en de kwalificaties waaraan deze leerdoelen een bijdrage leveren. Het is voor het panel

duidelijk dat studenten werken aan alle SBL-competenties.

• De taalvaardigheidsleerlijn bestaat uit vier modulen die er toe moeten leiden dat een

student de taal op C1-niveau beheerst en in staat is een publicatiewaardige tekst te

schrijven.

• De modulen letterkunde bieden de student de gelegenheid zich te bekwamen in het

analyseren en didactiseren van literaire teksten. In de laatste module van deze leerlijn

maken de studenten een bloemlezing van teksten voor een vooraf gedefinieerde

doelgroep gecombineerd met didactische toepassingen.

• Aandacht voor taalkundige onderwerpen is er in een beperkt aantal modulen. In Fines

especificos en de vakoverstijgende module Algemene Taalwetenschap leren studenten

theorieën uit de moderne taalkunde. In de vakspecifieke module Taalverandering worden

historische en contemporaine taalveranderingsprocessen behandeld.

• Ook vakdidactische onderwerpen komen in voldoende mate aan bod in het curriculum. In

de specifieke modulen Vaardig in taal en Spaans in verschillende schooltypen staat

vakdidactiek centraal. In andere modules is in de meeste gevallen sprake van een

combinatie van vakinhoud met didactische benaderingen. Onderwijskundige

ontwikkelingen zouden volgens het panel wat meer accent mogen krijgen.

• Twee modulen zijn gericht op het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden: Reflectie op

Wetenschap en Inleiding Praktijkonderzoek. De vaardigheden die hier worden getraind,

worden toegepast in het afstudeeronderzoek.

Page 54: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 54/103

• Het curriculum stelt studenten in voldoende mate in de gelegenheid om de beoogde

kwalificaties te verwerven. Het programma is daarvoor voldoende gevarieerd en het heeft

voldoende theoretische diepgang.

Facet 2.3: Samenhang in het programma

Master of Education Duits

• De samenhang binnen het curriculum is de laatste jaren door herschikkingen verbeterd.

Daarbij spelen praktische, organisatorische en inhoudelijke overwegingen een rol.

• Het programma bevat nu een doorlopende leerlijn spreek- en luistervaardigheid die werkt

vanuit het principe van klein naar groot en van werkvormen naar een eigen curriculum

(voor de schoolpraktijk van de student).

• Door het volgen van cursussen op het gebied van onderzoeksvaardigheden en het

gebruik van onderzoeksmethoden leren de studenten om – aan het einde van hun

opleiding – zelfstandig een onderzoek te doen dat betrekking heeft op hun

onderwijspraktijk. Uit de gesprekken met studenten is het panel gebleken dat deze

leerlijn herkenbaar en functioneel is voor studenten.

• Literatuuronderwijs heeft een omgekeerd chronologische volgorde: vanuit het heden naar

voorafgaande perioden. Deze aanpak vindt het panel verantwoord.

• De samenhang tussen theorie en praktijk komt hoofdzakelijk tot uitdrukking in de cursus

Schoolpraktijk. Maar ook in vele andere cursussen worden studenten gestimuleerd om

hun nieuwe kennis toe te passen in hun eigen praktijk; het portfolio is daarbij het middel

om te laten zien in hoeverre dat lukt. Een kenmerkend didactisch principe is dat van de

dubbele bodem: wat studenten leren in hun opleiding kunnen ze op hun school ook

gebruiken.

Master of Education Engels

• Het curriculum heeft in het eerste jaar een vastomlijnd programma met keuze voor eigen

leeslijsten bij literatuur. Het eerstejaars programma is hoofdzakelijk gericht op verbreding

en verdieping van de kennis en op vergroten van de taalvaardigheid. Onderzoek heeft

een duidelijke leerlijn: eerst een kennismaking met onderzoeksvaardigheden in Reflectie

op Wetenschap, en daarna de Introductiecursus praktijkonderzoek en het schrijven van

een onderzoeksvoorstel dat in het derde jaar wordt uitgevoerd. De overige

curriculumonderdelen van het tweede en derdejaars programma worden in een

carrouselmodel uitgevoerd. Studenten vinden dit niet problematisch. De eigen

taalvaardigheid wordt op een steeds hoger niveau beoordeeld.

• In de meeste cursussen wordt een relatie gelegd tussen de theorie en de schoolpraktijk:

Studenten krijgen opdrachten die ze in hun eigen lespraktijk kunnen toepassen. Een

concreet voorbeeld hiervan is de cursus Drama in het curriculum. Studenten leren er

technieken uit toneelstukken toe te passen in hun lessen.

Page 55: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 55/103

Master of Education Frans

• Het programma is gebaseerd op twee leerlijnen: de taallijn en de literatuur-cultuurlijn die

beide een concentrische opbouw hebben. In de taalleerlijn staat het verwerven van C1-

niveau centraal. De vernieuwing van deze lijn in de periode 2007-2009 heeft geleid tot

intensievere begeleiding, de invoering van discriminatoire toetsen in jaar 1 en nieuwe

werkvormen. Het behalen van de eerstejaars modules uit de taallijn is verplicht om tot de

modules van het tweede jaar te worden toegelaten. De literatuur-cultuurlijn heeft een

vergelijkbare opbouw.

• In alle cursussen is het aspect vakdidactiek opgenomen, waardoor de samenhang met

de praktijk van de studenten geborgd is. Bovendien is de samenhang tussen de

curriculumonderdelen schoolpraktijk, praktijkonderzoek en vakdidactiek.

• Zowel op het gebied van taalbeheersing als op dat van het praktijkonderzoek is een

toenemende moeilijkheidsgraad waarneembaar. Studenten dienen te groeien van niveau

B2 bij de start van de opleiding naar niveau C1 aan het einde van de opleiding. In het

onderzoek is de toenemende complexiteit waarneembaar in de aard van de opdrachten

en onderzoeken die studenten doen. Van kleinschalig onderzoek met beperkte reikwijdte

naar een uitgebreid onderzoek in de afstudeerfase.

Master of Education Nederlands

• De longitudinale samenhang blijkt vooral uit de leerlijnen, die gebaseerd zijn op de

academische indeling: taalvaardigheid, letterkunde en taalkunde. Toch is er ook

flexibiliteit ingebouwd omdat de lessen van het tweede en derde jaar in een

carrouselmodel worden aangeboden.

• De verbinding tussen de cursussen en de ontwikkeling van de studenten wordt gelegd

met het portfolio. Hiermee wordt de toenemende complexiteit van de opdrachten en

lessituaties waarmee de student te maken krijgt, inzichtelijk en aantoonbaar. Ook uit de

kleine en grote onderzoeken die studenten gedurende hun opleiding doen, blijkt de

toenemende moeilijkheidsgraad.

• Theorie en praktijk hangen nauw met elkaar samen. In diverse cursussen worden aan de

beroepspraktijk ontleende, of door studenten ingebrachte opdrachten ingezet. Bovendien

zijn studenten altijd in de beroepspraktijk werkzaam waardoor interactie tussen vakken,

vakdidactiek en de praktijk gemakkelijk gelegd worden. Studenten zijn, zo blijkt in het

gesprek met het panel, tevreden over de mate waarin theorie en praktijk op elkaar

aansluiten.

Master of Education Spaans

• Voor het eerste jaar is een programma samengesteld dat voor alle studenten hetzelfde

is. In het tweede en derde jaar volgen de studenten gezamenlijk de lessen en wordt met

een carrouselmodel gewerkt. Hierdoor is een beperkt aantal keuzemodulen mogelijk. Het

onderwijsprogramma heeft min of meer een concentrische opbouw: in het eerste jaar

wordt de basis verworven in de diverse vakgebieden; in de twee volgende jaren wordt de

basis verbreed en verdiept. Er is echter geen specifieke volgorde noodzakelijk: voor geen

van de modulen is voorkennis vereist of worden ingangseisen gesteld. Desalniettemin

veronderstelt het panel dat er voor modulen taalvaardigheid een opbouw in

moeilijkheidsgraad is, al blijkt dat niet uit de modulebeschrijvingen.

Page 56: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 56/103

• Er is een duidelijke samenhang tussen theorie en praktijk. Het programma bevat een

algemene module Schoolpraktijk. Veel modulen bevatten opdrachten die studenten in de

beroepspraktijk moeten uitvoeren. Met name de didactische vakken stimuleren studenten

om kennis in de praktijk te gebruiken. Het materiaal en de uitgewerkte opdrachten die het

panel heeft ingezien, maken duidelijk dat er meer aandacht besteed moet worden aan de

verwerking van de theorie door de student.

• Het panel is van oordeel dat de opleiding meer aandacht aan de samenhang in het

curriculum kan besteden, omdat een groot deel van de modulen in willekeurige volgorde

gevolgd kunnen worden. Ook de relatie tussen theorie en praktijk kan sterker worden

uitgewerkt.

Facet 2.7: Didactisch concept en werkvormen

Master of Education Duits

• De opleiding past waar mogelijk het principe ‘teach as you preach’ toe. Hierdoor ontstaat

een dubbele bodem: de docenten van de opleiding gebruiken werkvormen die de

studenten ook kunnen toepassen op hun eigen school. Voorbeelden hiervan zijn

binnenkring en buitenkring, rood en groen, 1-minuutspreekbeurten. Daarnaast worden

ook instructiecolleges gegeven, is er intervisie en worden studenten getraind in het

gebruik van ict in het onderwijs (niet alleen tekstverwerken, maar ook wiki’s en you tube-

filmpjes). Het panel is positief over de variatie in werkvormen en de geschiktheid ervan

voor het onderwijsconcept van de instelling.

• Studenten zijn van mening dat het houden van presentaties zeer zinvol is voor het

verbeteren van spreek- en luistervaardigheden. Uit het gesprek met studenten is echter

gebleken dat zij van mening zijn dat er teveel presentaties van studenten zijn, mede als

gevolg van toenemende groepsgroottes. De opleiding herkent dit en neemt maatregelen

om het aantal presentaties dat studenten moeten bijwonen terug te brengen.

Master of Education Engels

• De kern van het didactisch concept is dat van de dubbele bodem: studenten maken

kennis met diverse werkvormen die zij zelf in hun onderwijspraktijk ook kunnen

toepassen. Voorbeelden van werkvormen bij de opleiding zijn: presentaties, groeps- en

individuele opdrachten en het praktijkgerichte schoolonderzoek. In werkcolleges werken

studenten regelmatig in groepen, gevolgd door een plenaire terugkoppeling zoals in de

cursus Literary Perspectives B.

• Een belangrijke rol in de ontwikkeling van competenties bij studenten is weggelegd voor

het portfolio. Studenten stellen een persoonlijk ontwikkelingsplan op, verzamelen

bewijsmateriaal om aan te tonen hoe zij zich ontwikkelen voor alle competenties,

evalueren zichzelf, reflecteren en dergelijke.

• De werkvormen sluiten goed aan bij het competentiegerichte leren. Studenten zijn in het

gesprek met het panel zeer positief over de gebruikte werkvormen en de geschiktheid

ervan voor competentiegericht leren.

Page 57: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 57/103

Master of Education Frans

• Naast werkcolleges worden werkvormen als analyse van interviews, debatten,

presentaties, verdedigingen van eigen vertalingen en het selecteren van toetsvragen als

werkvormen gebruikt. Ook maken studenten miniscripties en werkstukken.

• Digitalisering vindt zijn plaats door het leren werken met digitale schoolborden en het

gebruik van een sharepoint als communicatiemiddel tussen docenten en studenten.

• Bij de opleiding Frans werken studenten met een portfolio om bewijsmateriaal te

verzamelen waarmee zij hun ontwikkeling naar eerstegraads docent kunnen aantonen.

Ze leren daarbij ondermeer een persoonlijk ontwikkelingsplan te maken en te reflecteren

op hun ontwikkeling.

Master of Education Nederlands

• De kern van het didactisch concept is dat van de dubbele bodem: studenten maken

kennis met diverse werkvormen die zij zelf in hun onderwijspraktijk ook kunnen

toepassen. Ter illustratie: in de cursus Argumenteren en debatteren voeren de studenten

de activiteiten zelf uit en analyseren ze het effect van de gebruikte werkvorm op leerling-

niveau.

• Uit het cursusmateriaal en de informatie die studenten verstrekten blijkt dat er een

behoorlijke variatie in werkvormen is. Naast werk- en instructiecolleges worden

discussies, presentaties, papers, onderzoeken en aan de klassenpraktijk gerelateerde

opdrachten ingezet. Het panel is van mening dat de variëteit aan werkvormen de

studenten goed in de gelegenheid stelt zich de nodige kennis eigen te maken en de

competenties te verwerven.

• Er is meer dan voorheen aandacht voor ICT in het onderwijs, stelt de opleiding in het

zelfevaluatierapport. In de module Portfolio 1 werken studenten met ICT, zoals het panel

in portfolio's heeft gezien. Verder is ICT een belangrijk onderdeel van de cursus

Literatuurtheorie & literatuurdidactiek waarbij één van de zes opdrachten gaat over het

ontwerpen van een ICT-rijke leeromgeving.

Master of Education Spaans

• De kern van het didactisch concept is dat van de dubbele bodem: studenten maken

kennis met diverse werkvormen die zij zelf in hun onderwijspraktijk ook kunnen

toepassen. Het gebruik van activerende werkvormen is belangrijk. Voorbeelden van

gebruikte werkvormen zijn: portfolio, discussie en debat, groepspresentaties,

literatuuronderzoek, praktijkonderzoek, onderwijsmateriaal ontwikkelen. De opleiding

tracht videoconferencing met studenten in Spanje van de grond te krijgen, maar dit is

moeilijk door verschillen in lestijden tussen Nederland en Spanje.

• De studenten bevestigen dat er een behoorlijke variatie aan werkvormen is, waarvan ze

er veel ook in hun eigen schoolpraktijk kunnen gebruiken. Samenwerkend leren is een

vrij dominante werkvorm in het programma; dat heeft voor- en nadelen voor de

doelgroep. Het is voor deeltijdstudenten lastig om elkaar te treffen.

Page 58: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 58/103

• Met behulp van supervisie, leerteams en intervisie beoogt de opleiding om

competentiegericht onderwijs vorm te geven. Het panel is van mening dat de opleiding

daar goed in slaagt. Studenten zijn tevreden over het aanbod aan werkvormen en de

mogelijkheden om competenties te verwerven.

Facet 2.8: Toetsing en beoordeling

Master of Education Duits

• Er worden diverse toetsvormen gebruikt, vaak afgestemd op de te toetsen leerdoelen. De

toetsen die het panel heeft ingezien, voldoen aan het vereiste niveau. Voor schriftelijke

taalvaardigheid worden schriftelijke tentamens en schrijfdossiers ingezet. Het onderdeel

drama wordt meestal afgesloten met een dossier, hoewel ook het afleggen van een

tentamen mogelijk is.

• Een aspect van de toetspraktijk bij Duits is dat de gespreks-/spreekvaardigheid van de

studenten niet in een toets beoordeeld wordt, maar in het lopende proces van de

opleiding (in alle vakcursussen is de voertaal Duits). Deze aanpak is te verdedigen,

althans zolang de groepen niet te groot worden, maar toch is een heroverweging van

deze praktijk aan te bevelen, ook vanwege de voorbeeldfunctie voor de beroepspraktijk

in de scholen.

• Beoordelingscriteria worden in het algemeen vooraf bekend gemaakt en gebruikt: bij veel

toetsen speelt niet alleen talige correctheid maar ook inhoudelijke volledigheid en

juistheid. Toch merkt het panel op dat niet alle docenten bij toetsen en (eind-)opdrachten

schriftelijk expliciete beoordelingsmodellen of –criteria lijken te geven. Rubrics lijken

weinig of geen ingang gevonden te hebben, ondanks pogingen daartoe. Hoewel de

studenten door rijkelijke, vaak gedetailleerde feedback concreet weten waar het om gaat,

verdient het toch aanbeveling om systematisch(er) in te zetten op expliciete schriftelijke

beoordelingsinstrumenten die de studenten helderheid geven. Ook hier telt de

voorbeeldfunctie voor de schoolpraktijk.

Master of Education Engels

• In de opleiding worden diverse toetsvormen gehanteerd. Naast schriftelijke tentamens

zijn er ook modules die worden afgesloten met een beroepsproduct. Tevens worden

presentaties, groepsdiscussies, workshops, essays en portfolio’s/dossiers gebruikt als

toetsvorm. Enkele modules worden afgesloten met een klein actieonderzoek

(bijvoorbeeld Schrijfvaardigheid 2 en (in 2009) Onderzoek Taalverandering). Het panel

heeft een beperkt aantal toetsen gezien.

• Op grond van zijn waarnemingen constateert het panel dat het gebruik van toetscriteria

en van beoordelingsformats geen algemeen gebruik is in de opleiding. In het gesprek

met het panel hebben studenten gemeld dat ze goede en uitgebreide feedback krijgen op

deelproducten en op hun taalontwikkeling. Dit gebeurt ook tijdens het criteriumgerichte

interview over het portfolio.

Page 59: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 59/103

Master of Education Frans

• De opleiding zet diverse toetsvormen in. Cursussen uit de literatuurlijn worden afgesloten

met een schriftelijk tentamen of mondelinge toetsen. De taalbeheersing van studenten

wordt getoetst aan de hand van de internationale DALF-toetsen. Alle mondelinge toetsen

worden op band opgenomen.

• Beoordelingscriteria zijn bij studenten bekend. Uit het materiaal dat het panel heeft

ingezien blijkt dat de criteria worden gebruikt. De beoordelingscriteria van de

taalbeheersingstoetsen zijn afgeleid van de C1- en C2-eisen van het CEFR. Hiermee

wordt voor dit onderdeel het masterniveau in voldoende mate aangetoond.

• Ook blijkt uit het materiaal en de gesprekken met de studenten dat docenten voldoende

feedback geven op de resultaten van tentamens, presentaties en werkstukken.

Master of Education Nederlands

• De door de opleiding ingezette toetsvormen zijn dossiers, presentaties, mondelinge en

schriftelijke tentamens, beschouwingen en onderzoeken. Ook hier is het principe van de

dubbele bodem van toepassing. Vanwege het toenemende belang van toetsing en

beoordeling in het onderwijs, ontwikkelt de opleiding hierover een speciale module. Het

panel is van mening dat de toetsvormen passen bij de leerdoelen van de cursussen. Ook

studenten zijn van mening dat de toetsen daarbij passen.

• Bij diverse cursussen zijn de beoordelingscriteria zeer expliciet in de vorm van zogeheten

rubrics, die van een aantal indicatoren die essentieel zijn voor de leerdoelen een aantal

niveaus definiëren die bepalen welke beoordeling de student krijgt. Met name bij

taalkunde en taalbeheersing zijn deze rubrics naar het oordeel van het panel goed

uitgewerkt.

• De beoordelingen van de aan cursussen gebonden toetsen is in het algemeen adequaat

en duidelijk. Het panel leidt dat af uit het ter inzage gelegde materiaal en uit het gesprek

met studenten. De beoordelingen van toetsen in het vakgebied taalbeheersing springen

er volgens het panel positief uit.

Master of Education Spaans

• Er is een gevarieerd toetsaanbod: schriftelijke tentamens, dossiers, actualiteitsdossiers,

bloemlezingen, debatten, curriculumontwerp. Net als bij het gebruik van werkvormen

tracht de opleiding ook bij het afnemen van toetsen het dubbele-bodemprincipe toe te

passen.

• Het panel stelt op basis van het ter inzage gelegde materiaal vast dat de toetsvormen

aansluiten bij de leerdoelen en van masterniveau zijn. Het is echter niet duidelijk of

daadwerkelijk wordt vastgesteld of de leerdoelen door studenten worden gerealiseerd,

aangezien het panel geen heldere toetsprotocollen heeft gezien. Het panel heeft bij de

meeste toetsen, met uitzondering van de kennistoetsen, evenmin beoordelingscriteria

aangetroffen. De studenten zeiden echter dat ze (achteraf) wel goed op de hoogte

worden gesteld van de beoordelingscriteria.

• Feedback op toetsen bestaat merendeels uit cijfer (kennistoetsen) of een kort verslag

(vele opdrachten en werkstukken) van de beoordelaar. De verslaglegging van de

beoordelaar bevat de beoordeling, maar geen ondersteunende argumentatie.

Page 60: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 60/103

• Met het Instituto Cervantes is overleg over de definities van de niveaus van het ERK en

DELE (Diploma de Espaňol como Lengua Extranjera).

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau

Master of Education Duits

• Het panel heeft een aantal portfolio’s van afgestudeerde studenten ingezien. Een van de

portfolio’s was atypisch, namelijk van een ‘conversiestudente’. De portfolio’s zijn alle

gestructureerd op basis van de competenties die de studenten dienen te verwerven. Zij

verzamelen daartoe bewijsmateriaal in het portfolio.

• De bekeken portfolio’s sluiten aan bij de te realiseren competenties van zowel het

leraarsvak in het algemeen als dat van de docent Duits. De portfolio´s bevatten feedback

van docenten en anderen (onder wie collega’s en leidinggevenden). Ook blijkt uit de

portfolio’s dat de studenten aan het masterniveau voldoen. Uit het geziene materiaal blijkt

dat verschillen in niveau adequaat worden beoordeeld. Geen van de studenten van wie

het panel materiaal heeft ingezien, is te hoog beoordeeld.

• Het panel heeft enkele praktijkonderzoeken bekeken en komt tot de conclusie dat

studenten met deze onderzoeken aantonen over de relevante competenties te

beschikken. De opzet en uitwerkingen waren volgens het panel goed. De beoordeling

was nogal globaal.

Master of Education Engels

• De opleiding wordt afgesloten met een assessment. Studenten moeten aantonen dat ze

kennis en inzicht kunnen toepassen in hun lespraktijk op eerstegraads niveau. Ook de

rollen uit de SBL-competenties (pedagoog, vakdidacticus, vakspecialist, educatief

onderzoeker en ontwikkelaar en professional in de schoolorganisatie) worden

beoordeeld. Zoals bij facet 2.8 is vermeld, is de wijze waarop de beoordeling plaatsvindt

nog niet voldoende geborgd.

• Op grond van de eigen waarneming van het panel concludeert het panel dat de

portfolio’s van goed niveau zijn. Alle portfolio’s hebben een structuur die gebaseerd is op

alle competenties die studenten dienen te verwerven. Daarmee is gegarandeerd dat

niveau, oriëntatie en domein gedekt zijn.

Master of Education Frans

• De opleiding wordt afgesloten met een assessment. Studenten moeten aantonen dat ze

kennis en inzicht kunnen toepassen in hun lespraktijk op eerstegraads niveau. Ook de

rollen uit de SBL-competenties (pedagoog, vakdidacticus, vakspecialist, educatief

onderzoeker en ontwikkelaar en professional in de schoolorganisatie) worden

beoordeeld. Zoals bij facet 2.8 is vermeld, is de wijze waarop de beoordeling plaatsvindt

nog niet voldoende geborgd.

Page 61: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 61/103

• Op grond van de eigen waarneming van het panel concludeert het panel dat de

portfolio’s van goed niveau zijn. De portfolio’s tonen naar het oordeel van het panel in

voldoende mate aan dat de studenten startbekwaam zijn. In enkele portfolio’s trof het

panel een reflectie aan in de vorm van een sterkte-zwakteanalyse, gerelateerd aan de

competenties. In andere portfolio’s was deze reflectie moeilijker terug te vinden. Alle

portfolio’s hebben een structuur die gebaseerd is op alle competenties die studenten

dienen te verwerven. Daarmee is gegarandeerd dat niveau, oriëntatie en domein gedekt

zijn.

Master of Education Nederlands

• De opleiding wordt afgesloten met een assessment op basis van het portfolio. Studenten

moeten aantonen dat ze kennis en inzicht kunnen toepassen in hun lespraktijk op

eerstegraads niveau. Ook de rollen uit de SBL-competenties (pedagoog, vakdidacticus,

vakspecialist, educatief onderzoeker en ontwikkelaar en professional in de

schoolorganisatie) worden beoordeeld aan de hand van door de student aangeleverd

bewijsmateriaal.

• De portfolio’s hebben alle dezelfde structuur: de competenties vormen de hoofdindeling.

Voor elke competentie wordt bewijsmateriaal aangeleverd. Het panel vindt dat uit de

aangeleverde portfolio’s vijf competenties zeer duidelijk bewezen werden:

interpersoonlijk, vakdidactische, organisatorische, samenwerken en reflectie. Zoals bij

facet 2.8 is vermeld, is de wijze waarop de beoordeling plaatsvindt nog niet voldoende

geborgd. Het panel is echter van mening dat de portfolio’s in voldoende mate illustreren

dat de studenten startbekwaam zijn. Zowel de aangeleverde bewijsstukken als de

toegevoegde reflectie getuigen daarvan.

• Ook het praktijkonderzoek is onderdeel van de meesterproef. Het vergt zelfreflectie, een

kritisch onderzoekende geest en kennis van onderzoek en het vakgebied. Het resultaat

van het onderzoek wordt gepresenteerd aan medestudenten, docenten en

werkvelddeskundigen, gevolgd door discussie. Het panel heeft enkele

onderzoeksrapportages ingezien en in orde bevonden, maar kan zich geen oordeel

vormen over de presentaties en discussies, omdat informatie daarover niet beschikbaar

was.

Master of Education Spaans

• De opleiding wordt afgesloten met een assessment op basis van het portfolio. Studenten

moeten aantonen dat ze kennis en inzicht kunnen toepassen in hun lespraktijk op

eerstegraads niveau. Ook de rollen uit de SBL-competenties (pedagoog, vakdidacticus,

vakspecialist, educatief onderzoeker en ontwikkelaar en professional in de

schoolorganisatie) worden beoordeeld aan de hand van door de student aangeleverd

bewijsmateriaal. De portfolio’s die het panel heeft gezien, sluiten aan bij de competenties.

Bij facet 2.8 heeft het panel vermeld dat de beoordeling van de portfolio’s nog niet goed

geborgd is. Het panel is echter wel van mening dat in de portfolio’s in voldoende mate

wordt aangetoond dat de studenten op eerstegraads niveau kunnen functioneren.

• Het praktijkonderzoek is het tweede deel waarmee de student moet aantonen het

masterniveau bereikt te hebben. Het panel heeft verschillende rapportages van

praktijkonderzoeken ter inzage ontvangen. Het panel is van mening dat deze

Page 62: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 62/103

onderzoeken net het masterniveau laten zien. De probleemstelling is niet altijd adequaat,

de conclusies sluiten vaak niet aan bij de probleemstelling of zijn niet gebaseerd op het

eigen onderzoek, de bronvermelding is niet altijd correct uitgevoerd. Wel voldoen de

voorbeelden die het panel gezien heeft aan algemeen methodologische eisen.

• Het praktijkonderzoek bevat ook een deel waarin de student reflecteert op zijn

ontwikkeling en het onderzoek. Het panel is van oordeel dat het niveau van deze reflectie

sterk verschilt: van nauwelijks masterniveau (beperkte analyse, diepgang en

ontwikkeling) tot een goed masterniveau (meestal afkomstig van native speakers).

• Het panel beoordeelt het facet met voldoende omdat uit de portfolio’s in voldoende mate

blijkt dat studenten op eerstegraads niveau kunnen functioneren. Het doen van

onderzoek op masterniveau kan echter nog versterkt worden.

Cluster Exact en Maatschappij

Facet 2.1: Eisen HBO

Master of Education Aardrijkskunde

• De eisen aan eerstegraads leraren zijn in principe gelijk aan de eisen aan de

tweedegraads leraren gebaseerd op de SBL-competenties. Aan de vakinhoudelijke en

vakdidactische competentie is toegevoegd dat de eerstegraads leraar zijn leerlingen

moet kunnen introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen

van zijn vakgebied. Bijvoorbeeld (III3) ‘hij is vertrouwd met de methoden van

kennisontwikkeling’ en III 5: ‘hij heeft kennis met betrekking tot de betekenis van het vak

voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling’, Ook is er speciale aandacht voor de rol

als educatief onderzoeker en ontwerper. Bijvoorbeeld IV3: ‘hij maakt gebruik van

actieonderzoek’ en II5: ‘hij ontwerpt op onderzoeksmatige manier onderwijs’. Kortom een

leraar met gedegen vakmatige kennis en vaardigheden.

• Aspecten van internationalisering komen niet voor in de eisen ofschoon

internationalisering wel deel uitmaakt van het instituutsbeleid.

• Het examenprogramma aardrijkskunde in de bovenbouw havo/vwo is richtinggevend

voor de samenstelling van het programma van de masteropleiding, zoals het panel heeft

vastgesteld. De kwalificaties zijn onderverdeeld in drie componenten: sociale geografie,

fysische geografie en culturele antropologie. Wijzigingen in het voortgezet onderwijs

hebben consequenties voor de masteropleiding. Culturele antropologie en Oost Europa

maken geen deel meer uit van het nieuwe curriculum. Regionale geografie is sinds 2009

onderdeel van het examenprogramma en maakt daarom sinds 2007 deel uit van het

curriculum van de masteropleiding. Het panel is van mening dat het studiemateriaal

actueel is.

• Wat niveaus van kennis (fundamentele, structurele en contextuele kennis) betreft ligt de

nadruk op de structurele kennis in de vorm van deeldisciplines met hun concepten. Van

een leraar wordt verwacht dat hij deze concepten regionaal en thematisch kan

concretiseren. Zo mag ook verwacht worden dat een leraar actuele ruimtelijke

Page 63: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 63/103

vraagstukken kan behandelen en uit kan gaan van de eigen omgeving als voorbeeld en

als handelingsruimte van leerlingen. Beide aspecten komen aan bod in de cursus

‘Landschapsecologie’. Er worden geen regionale contexten in de vorm van gebiedstudies

aangeboden.

• De procedurele kennis in de vorm van concrete vaardigheden komt aan bod in de

excursies, de practica en het vakinhoudelijke onderzoek dat in 2008-2009 is

geïntroduceerd. De procedurele kennis van de abstracte geografische werkwijzen

(vragen en benaderingen) komt niet expliciet aan bod, en fundamentele procedurele

kennis over hoe wij de wereld kennen, hoe wij ons bijvoorbeeld een beeld vormen over

gebieden waar we geen ervaring mee hebben (bijvoorbeeld constructivistische geografie

verbonden met constructivistische didactiek), ontbreekt. Er wordt gewerkt aan een

onderzoekslijn en aan de vakinhoudelijke kennisbasis.

• De opleiding zet regelmatig (bij een derde van de vakken in het eerste en tweede jaar)

gastdocenten van de Universiteit Utrecht in. De expertise en het onderzoekswerk van

deze gastdocenten garanderen dat studenten met actuele zaken uit de

wetenschappelijke geografie in contact komen. In andere cursussen ligt de nadruk naast

het beheersen van de stof meer op het kunnen toepassen, bijvoorbeeld door het

opstellen van toetsen. Dit wordt bevestigd in de gesprekken met studenten.

• De opleiding gebruikt literatuur die ook op de universitaire opleiding gangbaar is, zoals

het panel heeft vastgesteld. Naast Nederlandstalige literatuur wordt er veel Engelstalige

literatuur gebruikt. Het panel is van mening dat de literatuur actueel en relevant voor het

masterniveau is.

• In het curriculum is een vakinhoudelijk onderzoek opgenomen (6 EC) waarin studenten

een thema uitdiepen. Het panel heeft gezien dat geografisch onderzoek bij veel

vakinhoudelijke cursussen aan bod komt. Studenten zijn verder enthousiast over de

opdrachten gekoppeld aan hun eigen woonomgeving, omdat deze ook bruikbaar zijn in

hun eigen lessituatie. Als voorbereiding op het doen van onderzoek krijgen ze in het

eerste jaar de cursus algemene onderzoeksvaardigheden.

Master of Education Biologie

• Biologie is een brede discipline: van moleculaire en cellulaire organisatieniveaus tot

ecosysteemniveau. De opleiding besteedt aandacht aan deze verschillende niveaus.

Uitgangspunt vormt het vak biologie in de bovenbouw van havo en vwo. Nieuwe

ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld de interdisciplinaire cursus

Natuur, Leven en Technologie worden vertaald naar interdisciplinaire cursussen in de

opleiding, bijvoorbeeld Klimaat en klimaatverandering, Nanoscience en -technologie. Het

panel heeft vastgesteld dat het studiemateriaal gerelateerd is aan de opbouw van de

programma’s in het voorgezet onderwijs.

• Studenten vertalen onderdelen van de leerstof naar opdrachten voor het voortgezet

onderwijs die zij onderling uitwisselen. Omgekeerd krijgen studenten lijsten met vragen

van leerlingen die zij met behulp van het cursusboek moeten beantwoorden.

• Tijdens de studie is aandacht voor practica in de modulen Celbiologie en Moleculaire

Biologie, en voor veldwerk in de cursus Ecologie. Vakdidactiek komt aan bod bij

Didactiek van het profielwerkstuk en bij Didactiek van ICT. Studenten leren de essentiële

stappen uit de natuurwetenschappelijke methode. In de cursus Statistiek leren studenten

Page 64: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 64/103

onderzoekvragen en hypotheses formuleren, betrouwbaarheid van gegevens beoordelen

en statistiek hanteren. Het vakgerichte, biologische onderzoek vindt via een stage plaats

in bijvoorbeeld een ziekenhuis of dierentuin. Het praktijkonderzoek richt zich meestal op

pedagogische verbetering van onderwijs in de eigen klas of schoolbrede onderwerpen

als mentoraat, leerlingvolgsysteem of invoering van een digitale leeromgeving. Het panel

heeft vastgesteld dat de onderzoekslijn bij biologie al ver is ontwikkeld, zoals uit de

onderzoeksverslagen blijkt.

• Tijdens de studie komen studenten in aanraking met actuele, internationale

studieboeken, zoals Ecology (Begon et al.), Essentials of cell biology (Alberts et al.) en

Biochemistry (Berg et al.). Het panel is positief over de vakliteratuur die actueel en

internationaal is. De literatuur in de masteropleiding sluit aan op de basis die in de

bacheloropleiding met het standaardwerk van Campbell-Reece wordt gevormd.

Theoretische verdieping vindt plaats door het gebruik van aanvullende, internationale

standaardwerken. Studenten blijken voor de opdrachten gebruik te maken van recente

onderzoeksartikelen. De vakdocenten en de opleidingscoördinator maken gezamenlijk de

keuzes voor de literatuur en de vakinhoud.

• Alle studenten die het panel heeft gesproken, zijn positief over de verdiepende kwaliteit

van het vakinhoudelijk programma. Zij voelen zich goed toegerust om in hun eigen

lessituaties boven de stof te kunnen blijven staan.

• Voor bepaalde cursussen maakt de opleiding gebruik van gastdocenten van de

Universiteit Utrecht. Daarnaast wordt samengewerkt met docenten van de Faculteit

Natuur en Techniek van de HU. Bij bepaalde inhoudelijke thema’s voeren studenten en

docenten experimenten uit bij andere, universitaire laboratoria, omdat die op dat gebied

nog geavanceerder zijn toegerust.

• Beroepsvaardigheden worden gerelateerd aan competentieprofielen. Bewijzen van groei

in beroepsvaardigheden worden via portfolio en assessment-gesprekken getoetst. De

opleiding wil studenten beter trainen in het aanvoeren van bewijzen van hun

competentieontwikkeling. De opleiding wil daarom meer nadruk op

onderzoeksvaardigheden in relatie tot reflectie en opbouw van portfolio leggen.

Master of Education Natuurkunde

• Het examenprogramma van het vwo is uitgangspunt voor de keuzes van vakinhouden en

vakcursussen. Het gaat daarbij zowel om kennis zoals licht en elektriciteit als om

vaardigheden zoals modelleren of meten als om onderzoek. Een ander deel van de vak-

en vakdidactiekcursussen is gericht op wetenschap en natuurwetenschappelijk

onderzoek. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om quantumfysica, nanotechnologie en om

cursussen Modelleren, Natuurwetenschappelijke literatuurstudie, Reflectie op

wetenschap en onderzoekspractica en -stages. Deze aanpak is bevestigd in de

gesprekken met studenten.

• Bij het vak wordt gebruik gemaakt van het standaardwerk University Physics with modern

physics and with mastering physics van Young en Freedman. Voor andere cursussen zijn

syllabi met actuele literatuur samengesteld. Het panel is van mening dat de opleiding

relevante en actuele literatuur gebruikt.

• Tijdens de onderzoeksstage loopt de student stage op een werkplek waar

natuurkundigen werken, bijvoorbeeld in een onderzoekslab. Studenten doen hier ervaring

Page 65: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 65/103

op waardoor zij een beter beeld van wetenschappelijk onderzoek aan hun leerlingen

kunnen geven. Het panel is positief over deze stages.

• Recent heeft de opleiding de praktijkonderzoekslijn versterkt. In het eerste jaar krijgen

studenten een cursus over het gebruiken en maken van instrumenten voor

gegevensverzameling in de eigen schoolpraktijk. In het tweede volgt dan de cursus

Introductie praktijkonderzoek. Deze vorm van onderzoek is nog in ontwikkeling en moet

volgens het panel aangevuld worden met literatuuronderzoek met name op het gebied

van vakdidactiek, o.a. misconcepties.

Master of Education Wiskunde

• Alle wiskundemodulen sluiten aan bij de domeinen uit de schoolwiskunde. Ze gaan

wiskundig gezien veel dieper. Het panel is positief over de opbouw met basiswiskunde,

schoolwiskunde, modelleren en probleemaanpak. Het studiemateriaal sluit enerzijds aan

bij bekende stof waardoor het vertrouwd voelt, maar anderzijds moeten studenten

nadenken over nieuwe elementen en aspecten, bijvoorbeeld het gebruik van ICT in de

les.

• Gebruikte syllabi en artikelen sluiten aan bij actuele ontwikkelingen in het eerstegraads

gebied. Veel syllabi worden jaarlijks bijgewerkt. Het panel is van mening dat de gebruikte

literatuur actueel en relevant is.

• De vakgroep werkt nauw samen met de Universiteit Utrecht. Een aantal universitaire

studenten wiskunde volgt elk jaar een aantal vakken van de opleiding. ‘Concrete

meetkunde’ wordt zowel op de UU als op de masteropleiding aangeboden. Voor

specifieke expertise wordt gebruik gemaakt van gastdocenten van het Freudenthal

Instituut.

• Recent heeft de opleiding de relatie van de wiskundevakken met de beroepspraktijk van

de studenten verbeterd, bijvoorbeeld door de problemen die studenten met een vak

hebben te vergelijken met de problemen van leerlingen. Specifieke aandacht voor

wiskundedidactiek is er in het vak ‘Schoolwiskunde’. Het panel is van mening dat er

voldoende aandacht voor de beroepsvaardigheden in het programma is.

• Aan veel vakonderdelen is onderzoek gekoppeld. Statistisch onderzoek (in het eerste

jaar), literatuuronderzoek (in het eerste en tweede jaar) en praktijkonderzoek (in het

tweede en derde jaar). Bij het praktijkonderzoek in het derde jaar neemt de student een

onderwerp uit zijn eigen schoolpraktijk als uitgangspunt. Hij verricht literatuur- en

praktijkonderzoek. Studenten zijn in de gesprekken met het panel positief over de

probleemaanpak, waardoor zij vanaf het begin van de studie een onderzoeksmatige

houding aanleren en zich meer richten op het ´waarom´ van wiskunde.

Facet 2.2: Relatie doelstellingen en inhoud programma

Master of Education Aardrijkskunde

• In de modulebeschrijvingen zijn leerdoelen, eindkwalificaties en competenties

opgenomen. In een matrix laat de opleiding zien dat de modulen gezamenlijk tot de

gewenste competenties leiden. Studenten hebben in de gesprekken met het panel

aangegeven, dat zij positief over de opbouw van de studie zijn en over het aandeel

Page 66: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 66/103

fysische en sociale geografie. De keuze voor sociale, fysische, economische, historische,

politieke en stadsgeografie als deeldisciplines uit de geografie is volgens het panel

onomstreden. Datzelfde geldt voor de thema ‘s als klimaat, ontwikkelingslanden en

landschappen van Nederland.

• Het panel is van mening dat het gebruikte lesmateriaal in voldoende mate aan de

beroepspraktijk is ontleend en van voldoende niveau om te garanderen dat studenten op

masterniveau kunnen afstuderen.

Master of Education Biologie

• In de modulebeschrijvingen zijn leerdoelen en eindkwalificaties opgenomen. In een

matrix laat de opleiding zien dat de modulen gezamenlijk tot de gewenste competenties

leiden.

• Volgens het ZER zouden studenten graag meer mogelijkheden voor eigen profilering

hebben en meer voorbereiding op het doen van eigen onderzoek. De opleiding heeft

daarom de cursus Algemene onderzoeksvaardigheden ingevoerd en heeft de module

Statistiek uitgebreid met biologische onderzoeksmethodologie. Via interdisciplinaire

keuzecursussen kunnen studenten zich profileren.

• Het panel is positief over de koppeling van leerdoelen aan competenties en

eindkwalificaties en is van mening dat de opbouw van het programma studenten naar het

masterniveau brengt. Het lesmateriaal legt een verbinding tussen theorie en praktijk. In

conceptuele lijn verdiepen studenten zich bijvoorbeeld in kennis die te maken heeft met

vragen die leerlingen stellen. Eigen laboratorium-experimenten worden omgezet naar

experimenten die leerlingen kunnen uitvoeren. Vanuit de conceptuele lijn worden

lessencycli opgezet die door de beroepspraktijk weer geëvalueerd worden.

Master of Education Natuurkunde

• In de modulebeschrijvingen zijn leerdoelen, eindkwalificaties en competenties

opgenomen. In een matrix laat de opleiding zien dat de modulen gezamenlijk tot de

gewenste competenties leiden. In het programma zijn mogelijkheden ingebouwd voor

studenten om een eigen invulling aan de inhoud te geven.

• Het panel is van mening dat het gebruikte lesmateriaal in voldoende mate aan de

beroepspraktijk is ontleend en van voldoende niveau is om te garanderen dat studenten

op masterniveau kunnen afstuderen. Hiernaast moet de overdracht van de vakinhoud

(vakdidactiek op masterniveau) aandacht blijven krijgen.

Master of Education Wiskunde

• In de modulebeschrijvingen zijn leerdoelen, eindkwalificaties en competenties

opgenomen. In een matrix laat de opleiding zien dat de modulen gezamenlijk tot de

gewenste competenties leiden.

• Het programma bestaat voor ongeveer tweederde uit wiskundemodulen en eenderde uit

beroepsvoorbereidende en onderzoeksmodulen. Het panel is van mening dat het

gebruikte lesmateriaal in voldoende mate aan de beroepspraktijk is ontleend en van

voldoende niveau is om te garanderen dat studenten op masterniveau kunnen

Page 67: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 67/103

afstuderen. Tijdens de gesprekken met studenten viel op dat zij vooral de opleiding

kiezen vanwege het vak.

Facet 2.3: Samenhang in het programma

Master of Education Aardrijkskunde

• Het eerste en tweede jaar wordt gekenmerkt door het carrouselmodel waarbij eerste- en

tweedejaars gezamenlijk een cursus volgen. De opleiding zet bij een derde van de

vakken in het eerste en tweede jaar gastdocenten in, die slechts in een bepaalde periode

beschikbaar zijn voor het geven van onderwijs. Verticale samenhang tussen de

cursussen is daardoor niet aan te brengen. Studenten moeten de samenhang zelf

aanbrengen. Studenten vragen daarom meer ‘maatwerk’. In het derde jaar is er bij het

veldpracticum Nederlandse Landschappen sprake van een zelfstandige invulling door

groepjes studenten.

• Vakinhoud en didactiek wordt geïntegreerd aangeboden in de cursussen van de

docenten van de opleiding. In de cursus Regionale geografie moeten studenten

bijvoorbeeld een toets met antwoordmodel ontwerpen. In de cursussen die door

docenten van de universiteit gegeven worden ligt de nadruk op de geografie als

wetenschap.

• Het programma kent een thematische samenhang (sociale of fysische geografie) waarop

de veldpractica aansluiten. Bij de veldpractica wordt de theorie in praktijk gebracht. Het

ene jaar vindt een fysisch-geografisch practicum plaats en het andere jaar een sociaal-

geografisch practicum. De practica zijn tevens een voorbeeld voor hoe studenten met

eigen leerlingen veldwerk kunnen doen (dubbele-bodemprincipe). Binnen de leerlijn

‘onderzoek en oriëntatie op wetenschap’ is er sprake van een samenhang tussen

onderdelen.

• De organisatorische scheiding tussen de drie typen programmaonderdelen: 1. vak en

vakdidactiek, 2. beroepskennis en vaardigheden en 3. de onderzoekslijn, maakt het ook

op dit niveau moeilijk een inhoudelijke samenhang te realiseren is. De student dient zelf

de samenhang te zoeken.

• Het panel is positief over de toepassing van de geografische theorie in opdrachten,

veldwerk en excursies. De onderzoeksvaardigheden bieden goede ondersteuning voor

het uitvoeren van de opdrachten. Voor het panel is de inhoudelijke lijn van het eerste

naar het derde jaar echter vrij willekeurig opgebouwd. Het derde jaar heeft een duidelijke

opbouw. Het panel komt daardoor tot het oordeel ‘voldoende’.

Master of Education Biologie

• In het eerste jaar volgen studenten een basisprogramma. Hierop wordt in de volgende

jaren verder gebouwd. Voor de tweede- en derdejaars studenten geldt het zogenaamde

carrouselmodel, waarin zij gezamenlijk cursussen volgen. Bepaalde cursussen kennen

een opbouw in kennis, zo moet een student kennis over celbiologie hebben om de cursus

Moleculaire biologie te kunnen volgen. Per periode is meestal een biologische vakcursus

geroosterd en een keuzemodule, hulpvak of beroepsvoorbereidende, vakdidactische

Page 68: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 68/103

cursus. Tijdens vakcursussen is ook aandacht voor de overdracht van de theoretische

kennis in de schoolpraktijk.

• Een student biologie die eerst de bacheloropleiding heeft gedaan en nu de

masteropleiding volgt, gaf aan een duidelijke lijn te zien in de kennisverdieping en de

toename van de complexiteit van de kennis tussen de bachelor en de master.

Master of Education Natuurkunde

• Het eerste jaar vormt een basisjaar waarin aandacht besteed wordt aan verschillende

aspecten van natuurkunde en lesgeven in natuurkunde. Ieder blok bestaat uit een

basiscursus, een experimentele cursus en een cursuspracticum. In leerteams wordt

gestart met het werken aan de eigen competentieontwikkeling. In het tweede jaar voert

de student een praktijkonderzoek in de eigen school uit, daarnaast werken studenten aan

de vakcursussen en in de leerteams. In het derde jaar volgt de onderzoeksstage,

afgerond met een onderzoeksverslag, met daarnaast de vakcursussen en de leerteams.

De competentieontwikkeling wordt vastgelegd in een portfolio dat in een assessment

wordt getoetst. Naast deze opbouw in complexiteit zijn er horizontale verbanden tussen

vakken (bijvoorbeeld wiskunde B en warmteleer), cursussen met een vakinhoudelijk en

een schoolgericht deel (bijvoorbeeld ‘Schatten en meten’). Het panel is van mening dat

de onderzoekslijn een opbouw in moeilijkheidsgraad laat zien.

• Het carrouselmodel wordt nu alleen in jaar twee en drie gehanteerd, waardoor langere

leerlijnen zijn ontstaan dan eerder bij de combinatie van het eerste en tweede jaar het

geval was. Het panel heeft vastgesteld dat daardoor de vakinhoudelijke en

beroepscomponent in een logische lijn aan bod komen. Verder wordt er een relatie

gelegd tussen theorie en praktijk doordat vakken gekoppeld zijn aan cursusexperimenten

in het practicum. Bij vakdidactiek zou dit aspect volgens het panel meer aandacht

moeten krijgen en komt daardoor tot het oordeel ‘voldoende’.

Master of Education Wiskunde

• De vier onderwerpen analyse, meetkunde en thema’s in de wiskunde komen in twee of

drie jaar steeds terug op een complexer niveau en sluiten qua inhoud aan op vorige

modulen. Hetzelfde geldt voor het onderdeel onderzoek. Vak en vakdidactiek vormen

een uitgangspunt voor de opleiding en garanderen een samenhang tussen theorie en

praktijk. Het portfolio vormt de rode draad door de opleiding. Hierin werkt de student

gedurende de drie leerjaren aan zijn leervragen.

• Het panel heeft vastgesteld dat het programma een logische opbouw heeft, waarin

strenge wiskunde gecombineerd of afgewisseld wordt met reflecteren op het gebruik

daarvan in het voortgezet onderwijs.

Facet 2.7: Didactisch concept en werkvormen

Master of Education Aardrijkskunde

• Uitgangspunt in het onderwijs vormt het 'dubbele-bodemprincipe'. De werkvormen

kunnen door de studenten weer in hun eigen lespraktijk worden toegepast (bijvoorbeeld

cursus ‘Stadsgeografie’ en veldwerk). Daarnaast ontwikkelen studenten bij ‘Regionale

Page 69: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 69/103

Geografie’ en bij ‘ICT en didactiek’ producten die in de beroepspraktijk gebruikt kunnen

worden: toetsen en lesmaterialen. Via recensies, essays en reflecties moeten studenten

laten zien op welke wijze producten in hun eigen lespraktijk te gebruiken zijn.

• Bij vakdidactiek in het derde jaar bepaalt een student aan welke eindkwalificaties hij nog

moet werken en op basis daarvan kiest hij bepaalde opdrachten.

• Het panel heeft vastgesteld dat er in het programma veel verschillende werkvormen

worden gehanteerd. Binnen afzonderlijke cursussen is er soms sprake van een sterke

nadruk op hoorcolleges of op activerende werkvormen. Over het algemeen zijn de

cursussen van docenten van de opleiding competentiegericht, activerend en reflectief. De

cursussen van de docenten van de universiteit vinden meestal in hoorcollegevorm plaats.

Master of Education Biologie

• De laatste jaren heeft de opleiding veel aandacht besteed aan de variatie in werkvormen.

Het panel is van mening dat de opleiding een verscheidenheid aan vormen inzet: college,

groep, zelfstandige verwerking, laboratoriumactiviteiten en gevarieerde

verwerkingsopdrachten zoals lessen maken op grond van vragen van leerlingen en het

schrijven van een artikel op het niveau van Cambell waarbij mede-studenten als critical

friend optreden. Studenten zijn positief over de werkvormen.

• Uitgangspunt in het onderwijs vormt het 'dubbele-bodemprincipe'. Naast college en

werkcollege zijn er vakdidactische opdrachten, het ontwerpen van lesmateriaal,

veldonderzoek, individueel procesverslag en dergelijke. Biologie kent twee kenmerkende

werkvormen: practicum en veldwerk. Bij steeds meer cursussen is er aandacht voor ICT.

Het panel is van mening dat de mix aan werkvormen een sterk punt van de opleiding is,

waarmee zij zich onderscheidt. Het team heeft hier de afgelopen jaren in geïnvesteerd.

Het panel gaat er vanuit dat deze teamgerichte aanpak ook bij andere onderwerpen

goede vruchten zal afwerpen.

Master of Education Natuurkunde

• De theoretische cursussen bestaan deels uit hoorcolleges en deels uit werkcolleges.

Practica worden uitgevoerd in groepen van drie studenten. Studenten houden gedurende

de gehele opleiding een logboek bij. De onderzoeksstage is individueel. De student

participeert in het onderzoek van een wetenschapper en voert daarbinnen een eigen

opdracht uit. Bij diverse cursussen wordt het dubbele-bodemprincipe gebruikt: het zicht

op het eigen leerproces wordt benut om na te denken over het vormgeven van het

leerproces van leerlingen. Studenten zijn enthousiast over de practica.

• Het panel heeft vastgesteld dat een variatie aan werkvormen wordt gebruikt: hoorcollege,

werkcollege, presentaties, literatuurstudie, practicum, onderzoek, leerteams en

academieteams. Deze werkvormen sluiten aan bij de onderwijsvisie.

Master of Education Wiskunde

• De opleiding kiest voor een variatie aan werkvormen, waarbij het dubbele-bodemprincipe

geldt. Er zijn interactieve hoor- en werkcolleges. Studenten reflecteren, ontwikkelen

lesmateriaal, houden presentaties, geven feedback aan medestudenten, geven les aan

medestudenten en kijken hun werk na. ICT wordt regelmatig ingezet ter versterking van

Page 70: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 70/103

de didactiek, bijvoorbeeld een driedimensionale grafiek op het Smartboard en

interactieve cursussites op Sharepoint (elektronische leeromgeving van de HU).

• Het panel is positief over de variatie in werkvormen. De aansluiting op de onderwijsvisie

is met name merkbaar in de vele opdrachten die studenten moeten uitvoeren.

Facet 2.8: Toetsing en beoordeling

Master of Education Aardrijkskunde

• Een aantal vakcursussen wordt afgesloten met een schriftelijke toets. Andere

toetsvormen die worden gebruikt zijn: presentaties, essays en werkstukken. Verder

moeten studenten ontwerpopdrachten maken en zelf toetsen leren opstellen.

• Het panel heeft vastgesteld dat de toetsen goed aansluiten bij de opdrachten en bij de

literatuur. De criteria blijken duidelijk uit de beschrijvingen in het normeringsmodel bij een

toets. Het panel heeft geen afwijkingen in de beoordelingen aangetroffen.

Master of Education Biologie

• Een aantal vakcursussen wordt afgesloten met een schriftelijke toets. Andere

toetsvormen die worden gebruikt zijn: presentaties, verlagen, essays, opdrachten en

werkstukken. De opleiding wil de komende tijd speciale aandacht aan meer variatie in

toetsvormen besteden, zodat verschillende manieren van verwerken van leerstof leiden

tot verschillende manieren van toetsen. Bij het essay wordt getoetst aan de hand van

criteria en rubrics. Competentieontwikkeling wordt met behulp van videobeelden en 360-

graden feedback getoetst. Het panel is positief over de toetsvormen die gehanteerd

worden.

• In de gesprekken met studenten is gebleken dat zij de toetsing en de beoordeling helder

vinden met duidelijk criteria. Zij krijgen goede feedback van docenten.

• Assessments worden uitgevoerd door erkende assessoren. Hoewel het panel niet de

beoordelingscriteria voor portfolio’s heeft gezien, heeft het van studenten begrepen dat

de wijze van begeleiden borg staat voor een goede vulling van het portfolio. De

cursussen uit de conceptuele leerlijn worden op eenduidige manier getoetst en

beoordeeld (rubrics). Criteria en beoordelingen voor het praktijkonderzoek zijn volgens

het panel helder.

Master of Education Natuurkunde

• Theoretische cursussen worden meestal afgesloten met een schriftelijke toets, waarvoor

uitwerkingen en correctievoorschriften worden gemaakt. Ter afsluiting van cursuspractica

laten de studenten zien wat zij gedaan hebben. Een en ander is ook vastgelegd in het

logboek. Andere toetsvormen die worden gebruikt, zijn: dossier, werkstuk, essay,

inleveropdracht en assessment. Het panel heeft vastgesteld dat de toetsen van

masterniveau zijn en aansluiten bij lesinhouden en leerdoelen. Het panel is het met

studenten eens dat het belangrijk is om een vak af te sluiten met een toets over de

gehele stof en niet alleen met een presentatie.

Page 71: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 71/103

• Tijdens de gesprekken met studenten bleek dat het portfolio door studenten verschillend

gewaardeerd wordt. Misschien kan de aanpak nog beter op de masterstudenten worden

afgestemd.

• De studenten vinden de beoordelingscriteria duidelijk. Er wordt steeds meer gewerkt met

rubrics die studenten inzicht in de vereisten geven. Het panel is van mening dat de

toetsen adequaat beoordeeld worden.

Master of Education Wiskunde

• De toetsvormen variëren van presentaties, schriftelijke tentamens, inleveropdrachten,

onderzoeksverslagen, lesmateriaal maken tot een assessment.

• Bij Probleemaanpak, Concrete meetkunde en Statistiek zijn het afgelopen cursusjaar

rubrics ontwikkeld voor het beoordelen van een inleveropdracht, presentaties en

statistisch onderzoek. In de studiehandleidingen zijn de beoordelingscriteria opgenomen.

• Rubrics en tentamens worden zo veel mogelijk in samenspraak met een collega

ontwikkeld.

• Het panel is positief over de afwisseling in toetsvormen. Het niveau van de toetsen sluit

aan bij de competenties en eindkwalificaties. De inhoud van de toetsen sluit aan bij

leerdoelen en leerinhouden. Het panel vindt de criteria en de beoordeling duidelijk en

adequaat.

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau

Master of Education Aardrijkskunde

• Het afstuderen bestaat uit het portfolio en een praktijkgericht onderzoek bij de derdejaars

cursus Landschappen van Nederland. Studenten moeten het veldpracticum uit deze

cursus inhoudelijk en didactisch richten op medestudenten en tegelijkertijd de

toepasbaarheid in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs belichten.

• Het panel heeft een praktijkonderzoek ingezien met als onderwerp de vraag hoe de

effectiviteit van onderwijs verbeterd kan worden. De student heeft gebruik gemaakt van

internationale literatuur en onderbouwt zijn conclusies in voldoende mate. Het onderzoek

was volgens het panel op masterniveau al vond het de beoordeling door de opleiding aan

de hoge kant. Het panel constateert dat het beoordelingsformat sterk verschilt van het

format dat bij andere vakken in gebruik is.

• Het panel heeft vastgesteld dat de opbouw van de portfolio’s overeenkomt met de

aanwijzingen in de handleiding. De beide portfolio’s waren zeer systematisch geordend

op basis van de competenties en de toegespitste beschrijvingen van indicatoren. Bijlagen

verschaften het materiaal waarmee werd aangetoond dat de student over de

desbetreffende competentie beschikt. Beide portfolio’s waren van een goed reflectief

niveau en werden volgens het panel terecht als goed beoordeeld.

Page 72: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 72/103

Master of Education Biologie

• De studenten bereiken het masterniveau via onderdelen op het terrein van beroep, vak

en vakdidactiek, onderzoek en interdisciplinair werk. Het afstuderen bestaat uit het

portfolio, een praktijkonderzoek en een vakgericht, biologisch onderzoek. Het door het

panel geziene praktijkonderzoek was van een goed niveau en laat het masterniveau zien.

De student maakt gebruik van actuele, internationale literatuur, heeft een consistent

betoog opgebouwd en de methodiek verantwoord.

• Het panel heeft vastgesteld dat de portfolio’s overeenkomen met de aanwijzingen in de

handleiding. De portfolio’s sluiten aan bij de competenties en hebben een

gestructureerde opbouw. De opleiding is van plan het niveau van reflectie verder te

vergroten door meer aandacht aan onderzoeksmatige vaardigheden in het basisjaar te

besteden, waardoor ook meer onderzoeksmatige bewijsvoering verwacht kan worden bij

het samenstellen van de portfolio’s. De startbekwaamheid van een student wordt

vastgesteld in het assessment dat door twee docenten wordt afgenomen.

Master of Education Natuurkunde

• Het programma omvat onderdelen op het gebied van vak- en vakdidactiek,

interdisciplinair, beroep en praktijkonderzoek. Alle gebieden worden volgens de opleiding

getoetst op masterniveau.

• Het panel heeft enige portfolio’s en een praktijkonderzoek ingezien. Door het ontbreken

van een beoordeling en cijfer is niet duidelijk hoe de opleiding het niveau beoordeelt. Het

portfolio was qua inhoud en reflectie volgens het panel in orde. Het panel is positief over

het praktijkonderzoek dat masterniveau laat zien. De vraagstelling is in lijn met de

eindkwalificaties evenals de uitkomsten. Er wordt een duidelijke onderzoeksmethodiek

gebruikt. De student gebruikt actuele en internationale literatuur. Het door het panel

bekeken actieonderzoek vraagt nog verdere uitwerking, bijvoorbeeld ten aanzien van het

gebruik artikelen in onderzoekstijdschriften.

Master of Education Wiskunde

• Alle onderdelen worden op masterniveau getoetst. Representatief voor het gerealiseerde

niveau zijn bijvoorbeeld de vakken Probleemaanpak, Complexe functietheorie en

Concrete meetkunde.

• Het panel heeft diverse portfolio's en onderzoeken van studenten ingezien. De portfolio's

zijn conform de handleiding opgebouwd en laten een goed niveau van reflectie zien. De

startbekwaamheid van de studenten blijkt uit de beschreven activiteiten en producten in

relatie tot de competentiebeschrijvingen en de Dublin descriptoren. De beoordelingen

liepen uiteen van onvoldoende tot zeer goed en het panel heeft kunnen vaststellen dat de

beoordelingen correct zijn.

Page 73: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 73/103

Deel D Bijlagen

Page 74: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 74/103

Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden

Page 75: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 75/103

Page 76: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 76/103

Page 77: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 77/103

Page 78: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 78/103

Page 79: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 79/103

Page 80: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 80/103

Page 81: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 81/103

Page 82: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 82/103

Page 83: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 83/103

Page 84: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 84/103

Page 85: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 85/103

Page 86: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 86/103

Page 87: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 87/103

Bijlage 2: Deskundigheden panelleden

Masteropleiding tot Leraar Voortgezet Onderwijs Hogeschool Utrecht

Deskundigheid conform Protocol VBI’s

De heer dr. J. Vedder

De heer drs. W

.R. van den Berg

De heer dr. E

.J. Kwakernaak

De heer dr. L

.J.A.E. Vankan

De heer dr. J.C. Nierstrasz

Mevrouw drs. P. Göbel

De heer drs. J.C.M. W

egman

Mevrouw drs. M.J. Bodde

De heer dr. A

. Hoeflaak

De heer drs. J.M. Espinola Vazquez

De heer drs. C.J. Smeets

De heer dr. H

. Vos

De heer W

.A.J. van Uden

Vakgebied en rol Opleidings-

deskundige

Voorzitter,

Adviseur

wiskunde

Werkveld-

vertegen-

woordiger

Vakdes-

kunige,

Adviseur

Duits

Vakdes-

kundige,

Adviseur

Aardrijks-

kunde

Student NQA Adviseur

Nederlands

Adviseur

Engels

Adviseur

Frans

Adviseur

Spaans

Adviseur

Bi3ologie

Adviseur

Natuur-

kunde

NQA

Relevante werkvelddeskundigheid X X X X X X X X X X

Vakdeskundigheid:

Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Vakdeskundigheid:

Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en

toetsing minstens op niveau/oriëntatie te

beoordelen opleiding

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Onderwijsdeskundigheid X X X X X X X X X X X X

Studentgebonden deskundigheid X

Visitatiedeskundigheid X X X X X X X X X X X X X

Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:

Page 88: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 88/103

De heer dr. J. Vedder

De heer Vedder is ingezet als voorzitter, opleidingsdeskundige en als adviseur Wiskunde in het panel

vanwege zijn ervaringen als coördinerend inspecteur en opleidingsinspecteur hoger onderwijs en zijn

domeindeskundigheid op het gebied van lerarenopleidingen VO en PO. Daarnaast heeft de heer

Vedder een grote deskundigheid op het gebied van onderwijsvernieuwing en onderwijskwaliteit.

De heer Vedder heeft vanuit zijn werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Deze

deskundigheid heeft hij onder andere verkregen door het meewerken aan meta-evaluaties, evaluaties

van de bestuurlijke hantering (EBH) en enkele visitaties (doorlichtingen) in Nederland en Vlaanderen.

Ook was hij tweemaal voorzitter van de visitatiecommissie voor scholing van ambulancepersoneel.

Voor deze visitatie is de heer Vedder aanvullend individueel geïnstrueerd.

Opleiding:

1961 HBS-B diploma

1966 Kandidaatsexamen Wiskunde, Natuurkunde en Sterrenkunde aan de Vrije Universiteit

te Amsterdam

1969 Doctoraalexamen Wiskunde (met Informatica) met als bijvakken Logica en

Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam

1984 Promotie aan de Rijksuniversiteit Utrecht tot doctor in de Sociale Wetenschappen

Werkervaring:

1967 – 1973 Docent en staflid aan de Gemeentelijke School voor Havo te Amsterdam

1969 – 1980 Wiskundedocent in deeltijd aan een HBO-opleiding voor laboratorium-personeel

Biochemie te Amsterdam

1973 – 1976 Lerarenopleider aan de Vrije Leergangen / Vrije Universiteit te Amsterdam (later:

Hogeschool Holland te Diemen)

1976 – 1989 Universitair Hoofddocent ‘Opleidings- en nascholingsdidactiek’ aan de Universiteit

Utrecht

1989 – 1997 Inspecteur en vanaf 1994 Coördinerend Inspecteur Hoger Onderwijs in Zwolle

1997 – 2004 Werkzaam bij de Hogeschool Drenthe in Emmen, als plaatsvervangend voorzitter

College van Bestuur.

2004 – heden Eigen BV op het gebied van Onderwijsvernieuwing & Onderwijskwaliteit o.a.

Ambassadeur van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO)

Overige:

- Bestuurscommissie (lid en vice-voorzitter) Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB;

experiment middenschool; 1974 – 1989).

- Voorzitter Vereniging van LerarenOpleiders Nederland (VELON): 1988 – 1989

- Lid geweest van de commissie Kunst op School van de provincie Overijssel

- Adviseur van ministers Ritzen en Hermans over ICT & Didactiek gedurende ruim 3 jaren

- Voorzitter Nederlandse Vereniging tot Ontwikkeling van het Reken Wiskunde Onderwijs sinds

2000

- Voorzitter van de Stichting AsBeCo voor Assessments, Begeleiding en Coachtin.

- Bestuurslid van de Stichting TechnoMatch.

- Betrokken bij VTB (Deltapunt Bèta/Techniek)

- Voorzitter Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening (SOSA) te Zwolle sinds

januari 2000 en bestuurslid Nederland Ambulance Instituut (NAI) te Zwolle.

Page 89: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 89/103

De heer drs. W.R. van den Berg

De heer Van den Berg is ingezet als werkveldvertegenwoordiger van het panel vanwege zijn

onderwijsdeskundigheid, zijn domeindeskundigheid en zijn auditdeskundigheid. De heer Van den

Berg beschikt over onderwijsdeskundigheid door zijn jarenlange ervaring als docent, conrector en

rector, daarnaast heeft hij een brede onderwijsbestuurlijke ervaring in het doorlichten van

organisaties, het activeren van directies en onderwijspersoneel en het wegnemen van blokkades in

organisaties, alsmede met verantwoordelijkheid voor onderwijsontwikkeling en advies op het gebied

van revitalisering van scholen in binnensteden. De heer Van den Berg heeft ervaring met audits, voor

deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in

het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.

Opleiding:

1962 – 1968 HBS-A

1968 – 1975 Bondstrainer tafeltennisbond

1970 – 1978 Sociale Geografie, UVA

1988 – 2006 Diverse management opleidingen, w.o. onderwijscontroler

Werkervaring:

1975 – 1977 Scholengemeenschap Broklede, Breukelen; docent Aardrijkskunde

1978 – 1980 Rijnlands Lyceum, Sassenheim; docent Aardrijkskunde en leerlingenbegeleider

1980 – 2000 OSG De Rietlanden, Lelystad; docent Aardrijkskunde, geschiedenis, economie.

Coördinator bovenbouw H/A, conrector met vrijwel alle portefeuilles, waarneming

rector, extern overleg, o.m. verantwoordelijk voor 2e fase, personeel, facilitering,

gebouw, financiën.

2000 – 2009 Rector Gemeentelijk Gymnasium Hilversum, bestuurstaken, interim karakter in eerste

jaren, organisatie omgevormd, verzelfstandiging, grote bouwprojecten, school van

noodlijdend naar excellente school begeleid.

De heer dr. E.J. Kwakernaak

De heer Kwakernaak is ingezet als vakdeskundige en als adviseur Duits in het panel vanwege zijn

onderwijsdeskundigheid en zijn domeindeskundigheid. De heer Kwakernaak heeft ruime ervaring in

taalvaardigheids-, literatuur- en vakdidactiek-onderwijs en stagebegeleiding op hbo- en universitair

niveau. Daarnaast beschikt hij over in totaal 32 jaar ervaring in tweede- en eerstegraads

lerarenopleiding en is hij auteur van een nota over kwaliteitszorg voor het Universitair

Onderwijscentrum Groningen (UOCG) van de Rijksuniversiteit Groningen. Voor deze visitatie is de

heer Kwakernaak individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger

onderwijs en over de werkwijze van NQA.

Opleiding:

1954 – 1960 Gymnasium A, Christelijk Lyceum Delft

1960 – 1967 doctoraal examen Duitse taal- en letterkunde, Rijksuniversiteit Leiden

1965 – 1966 studieverblijf Universitet Oslo, Noorwegen

1967 – 1969 militaire dienst, opleiding vertaler Russisch

1996 promotie aan de Rijksuniversiteit Groningen op het proefschrift ‘Grammatik im

Fremdsprachenunterricht. Geschichte und Innovationsmöglichkeiten am Beispiel

Deutsch als Fremdsprache in den Niederlanden’

Page 90: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 90/103

Werkervaring:

1966 – 1967 doctoraalassistent prof.dr. C. Soeteman, Leiden

1969 – 1975 Nederlands lector, Universitet Aarhus, Denemarken

1975 – 1989 lerarenopleider Duits (vakinhoud en vakdidactiek) aan de Lerarenopleiding Zuidwest-

Nederland/Hogeschool Rotterdam

1988 – 2007 vakdidacticus Duits en lerarenopleider aan de Rijksuniversiteit Groningen (vakgroep

Duits, UCLO/UOCG), ook taalvaardigheids- en grammaticaonderwijs aan de Opleiding

Duits

Diversen:

talrijke publicaties over vreemdetalendidactiek in binnen- en buitenland, deelname aan internationale

projecten op vreemdetalendidactisch gebied, actieve deelname aan congressen in binnen- en

buitenland.

De heer dr. L.J.A.E. Vankan

De heer Vankan is ingezet als vakdeskundige en als adviseur Aardrijkskunde vanwege zijn

deskundigheid op het gebied van Aardrijkskundeonderwijs. Hij beschikt over auditdeskundigheid door

zijn medewerking aan de visitatie van 2e graads lerarenopleidingen aardrijkskunde in 2003, daarnaast

beschikt hij over onderwijsdeskundigheid. Hij beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en is

vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen en met lesgeven, beoordeling en toetsing op het

niveau van de te beoordelen opleiding, op het gebied van 1e en 2

e graads lerarenopleiding voortgezet

onderwijs, met name van het vak aardrijkskunde. Daarnaast beschikt de heer Vankan tevens over

internationale deskundigheid in dit vakgebied. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel

geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze

van NQA.

Opleiding:

1962 – 1969 Doctoraalexamen Sociale Geografie met didactiek als bijvak aan de

Rijksuniversiteit Utrecht

1991 Proefschrift: Ontwerpen van Omgevingsonderwijs

Werkervaring:

1968-1970 Leraar Aardrijkskunde aan het Lorenzlyceum te Eindhoven

1970 – 1972 Lerarenopleider aan Pabo Mgr. Hoogveld te Hengelo (O)

1972 – 1981 Lerarenopleider tweedegraads lerarenopleiding aardrijkskunde Gelderse

Leergangen, Nijmegen

1980 – 1987 Leerplanontwikkelaar in het kader van het LOGA-project voor de SLO.

1981 – 1989 Lerarenopleider eerstegraads lerarenopleiding aardrijkskunde Katholieke

Universiteit Nijmegen

1989 – 1993 Docent milieu-educatie Faculteit Beleidswetenschappen Katholieke Universiteit

Nijmegen

1993 – 2005 Lerarenopleider eerstegraads lerarenopleiding aardrijkskunde Katholieke

Universiteit Nijmegen

1998 – 2008 Voorzitter vaksectie aardrijkskunde havo/vwo van de Cevo

Page 91: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 91/103

Diversen:

• Hoofdredacteur Geo-Actueel, 1996-2000

• Redacteur en auteur van boeken met methoden voor activerende instructie: ‘Leren denken in de

schoolvakken’.

• Teamchef van het Nederlandse team voor de Aardrijkskundeolypiade in 1996 en 1998

• Lid leerplanontwikkelingscommissies voor examenprogramma’s havo/vwo, 1995 en 2003

De heer dr. J.C. Nierstrasz

De heer Nierstrasz is ingezet als studentpanellid. Hij volgt een lerarenopleiding bij het ICLON. De heer

Nierstrasz is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over

studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de

voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is hij aanvullend

individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de

werkwijze van NQA.

Opleiding:

1990 – 1996 VWO-diploma

1996 – 2001 DEA (Master geschiedenis) Paris IV

1999 – 2003 Doctoraal Franse Taal en Cultuur

2002 – 2003 Doctoraal Geschiedenis

2009 – heden ICLON lerarenopleiding Frans

Werkervaring:

1997 – 1999 Bibliotheek Zoetermeer, administratief medewerker

1999 – 2003 Uitzendwerk, wisselende kleine opdrachten

2000 en 2001 Gids voor CASA in 2000 in de kathedraal van Vézelay in 2001 in de kathedraal van

Bourges

2000 – 2001 Universiteit Leiden, studentmentor

2004 – 2008 Universiteit Leiden, AIO (promotie afgerond 05-11-2008)

Overig:

• AIO-lid van de Wetenschapscommissie van het CNWS (Onderzoekschool voor Aziatische,

Afrikaanse en Amerindindische Studiën).

• Medeorganisator, later hoofdorganisator van de internationale ‘ Indian Ocean Conference’ voor de

Leidse universiteit

• Meerdere werkverblijven in Sri Lanka, India en Indonesië

• Membre du comité des résidents du collège Néerlandais (de bewonersorganisatie van het college

Néerlandais in de Cité universitaire te Parijs)

• Penningmeester F.D.L. Gibalaux, de Leidse studentenvereniging Frans

Mevrouw drs. P. Göbel

Mevrouw Göbel is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren

van het hbo. Ze heeft bij Lloyd’s auditcursussen gevolgd. Verder heeft zij twintig jaar ervaring met

ontwikkelen van onderwijsprogramma’s, lesgeven en beoordelen van studenten en met management

in het hoger beroepsonderwijs in uiteenlopende sectoren.

Page 92: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 92/103

Opleiding:

1971 – 1976 Tweedegraads lerarenopleiding: Nederlands en Engels

1976 – 1979 Rijksuniversiteit Utrecht, Nederlandse taal- en letterkunde

Werkervaring:

1980 – 1993 Docent taalbeheersing bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede

1987 – 1993 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sector Economie Saxion Hogeschool

Enschede

1993 – 1995 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sectoren Welzijn en Arbeid,

Lerarenopleiding Basisonderwijs en Conservatorium

1994 – 1997 Directeur van het instituut Welzijn en Arbeid bij de Saxion Hogeschool Enschede

1997 – 2000 Projectleider bij de afdeling Onderwijszaken van de Saxion Hogeschool Enschede

2000 – 2004 Medewerker kwaliteitszorg bij de HBO-raad

2004 – heden Auditor NQA

Overig:

2006 – heden lid hoofdbestuur VVAO

De heer J.C.M. Wegman

De heer Wegman is ingezet als adviseur Nederlands vanwege zijn onderwijsdeskundigheid en zijn

domeindeskundigheid. De heer Wegman heeft een ruime ervaring als docent Nederlands,

lerarenopleider en ontwikkelaar van lesmateriaal. Daarnaast heeft hij ervaring in het domein als

redacteur en eindredacteur van een literair tijdschrift. Voor deze visitatie is de heer Wegman

individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over

de werkwijze van NQA.

Opleiding:

1971 – 1974 Kandidaats Nederlandse Taal- en letterkunde, KU Nijmegen

1974 – 1977 Doctoraal Algemene Taalwetenschap, KU Nijmegen

Werkervaring:

1977 – 1978 PA Nijmegen, Docent Nederlands

1979 – 2009 HAN-ILS Lerarenopleiding, Lerarenopleider Nederlands

1987 – 1989 IOWO KU Nijmegen, Courseware-ontwikkelaar

1995 – 2000 Dendron College Horst, Docent Nederlands

2007 – 2008 Canisius College Nijmegen, Docent Nederlands

Diversen:

1987 – 1992 Bestuurslid (secretaris) van de Vereniging voor het Onderwijs in het Nederlands

(VON)

1989 – 1995 Adviesgroep (vanuit VON) wetenschappelijk onderzoek NWO.

1994 – 1996 Eindredacteur Letteren (later opgenomen in Tsjip Letteren), Publicaties in MOER,

Spiegel en Letteren.

2002 – 2004 Redactie MOER (VON)

Page 93: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 93/103

Mevrouw drs. M.J. Bodde

Mevrouw Bodde is ingezet als panellid vanwege haar domeindeskundigheid, haar

auditdeskundigheid en haar onderwijsdeskundigheid. Domeindeskundigheid heeft mevrouw Bodde

op het gebied van de Pabo, waar zij ruim 25 jaar werkervaring heeft, en door haar werkervaring bij

Stichting Beroepskwaliteit Leraren op het gebied van competenties en beroepsstandaarden en

registratie voor talendocenten. Zij beschikt als auditor EFQM tevens over auditdeskundigheid.

Deskundigheid op het gebied van talenonderwijs i.c. Engels en het Europees Referentiekader voor

moderne vreemde talen heeft zij als docente Engels in het Hbo en vanuit haar voormalige functie als

voorzitter van Levende Talen.

Haar onderwijsdeskundigheid betreft vooral hoger beroepsonderwijs en nascholing hoger

beroepsonderwijs. Als projectmedewerker registratie en coördinator voor het register van leraren p.o.

bij SBL heeft mevrouw Bodde literatuur- en praktijkonderzoek gedaan naar de werking van

standaarden en een register voor leraren in het Verenigd koninkrijk in november 2008.

Voor deze visitatie is zij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en

accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.

Opleiding: 1964 – 1970 Gymnasium α

1970 – 1976 en

1979 – 1980 Engelse taal- en letterkunde; bijvakken: Spaans en toegepaste taalkunde

Cursussen: 2003 Kwaliteitszorg (Item, EFQM auditing)

2006 Teamcoaching (Q & Q en Focus op Kracht, coachen op competentieontwikkeling in

het onderwijs)

Werkervaring

1980 – 1984 Rehoboth, Utrecht, docente Engels (HAVO-top)

1984 – heden pc hogeschool Marnix Academie; diverse taken, o.a. opleidingsdocente Engels,

vakgroepcoördinator, auditor t.b.v. accreditatie*, medewerker commissie

kwaliteitszorg*, studiecoach, lid DB examencommissie, lid commissie

internationalisering*, coördinator UK,

Marnix Onderwijs Centrum (MOC); nascholing Engels basisonderwijs, advies Engels

2007 – heden VARA; lid Commissie van Kandidaatstelling

2008 – heden SBL; lid projectteam register van leraren SBL en coördinator register van leraren PO

Diversen: Bestuurlijke ervaring:

1988 – 2006 Vedocep (netwerk van docenten Engels aan de Pabo): (medeoprichter) secretaris

2006 – heden adviseur Vedocep

2002 – 2005 bestuurslid Levende Talen Sectiebestuur Engels

2005 – 2007 lid Valideringscommissie Europees Taalportfolio

2005 – 2008 lid en voorzitter diverse jury’s t.b.v. talenprijzen

2005 – 2008 Lid SLOA-overleg moderne vreemde talen

2005 – 07/’08 Levende Talen voorzitter

2006 – heden initiator BiT, lid projectteam en vanaf 2008 projectleider BiT (Beroepsstandaarden in

het talenonderwijs t.b.v. het register van docenten)

2007 – 2008 mede-initiator en lid Stuurgroep Masterplan ERK (Europees Referentiekader voor

levende talen)

2007 – 2008 SBL: lid Stuurgroep Registratie SBL

2000 – heden Zelfstandig ondernemer: Educatief Projectbureau Bodde-Alderlieste.

Page 94: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 94/103

Publicaties:

Projecten en adviezen ten behoeve van het talenonderwijs, o.a.

1998 PMLO: ‘Achtergronden eindtermen Engels’ in ‘Handreikingen voor

instellingscurriculum PABO’

1998 PMLO: ‘Eindtermen Engels’ in ‘Gemeenschappelijk curriculum PABO’

SLO: diverse publicaties, adviezen en projecten o.a.

2000 – 2008 ‘Hello World’, Malmberg,

2001 Uitwerking drie modulen vakdidactiek Engels voor de pabo, o.a. ‘Werken in Fasen’

(Wolters-Noordhoff)

2001 ‘Samen, een handboek voor Nederlands als vreemde taal’, Centre Régional de

Documentation Pédagogique des Pays de la Loire, 2001

2002 BIG Kreis Kassel: adviezen t.a.v. invoering Engels in basisonderwijs in Duitsland

2003 Vakdossier Engels basisschool, SLO

2005 ‘Zin voor Talen’, Talensensibilisering en de taalportfolio in een meer talig onderwijs,

Garant, Antwerpen.

2006 ‘Een proeve van vakspecifieke competenties voor studenten aan de lerarenopleiding

basisonderwijs’, uitwerking voor Engels, SLO

2007 – 2009 ‘Tussendoelen en leerlijnen’, Engels in het basisonderwijs, www.tule.slo.nl

2004 – 2007 ‘Europees taalportfolio basisonderwijs’, onderdeel primair onderwijs

2004 Europees Platform voor het Nederlandse onderwijs:

‘Talen leren in het basisonderwijs’, medeauteur

2007 ’Early English: a good start!’, eindredactie en mede-auteur

2008 Van Dale, ‘Basiswoordenboek Engels’, adviseur

De heer dr. A. Hoeflaak De heer Hoeflaak is ingezet als adviseur Frans vanwege zijn onderwijsdeskundigheid betreffende alle

niveaus en leeftijden in het VO en HO. Daarnaast is hij ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid op

het gebied van vakdidactiek moderne vreemde talen, met specialisatie Frans. Voor deze visitatie is de

heer Hoeflaak individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger

onderwijs en over de werkwijze van NQA.

Opleiding:

1961 – 1969 Doctoraal Frans, VU Amsterdam

1994 Promotie, Universiteit Leiden

Werkervaring:

1969 – 1974 Docent Frans voortgezet onderwijs (havo/vwo)

1973 – 1998 Lid/secretaris Staatexamencommissie Frans M.O.-A

1974 – 1979 Docent vakdidactiek en taalvaardigheid VU Amsterdam

1979 – 1980 Docent Frans voortgezet onderwijs (havo/vwo)

1980 – 2008 UD vakdidactiek en taalvaardigheid Frans Universiteit Leiden

Diversen:

• Lid Raad van Toezicht Hogeschool West-Nederland

• Redacteur Frans Levende Talen Magazine/lid sectiebestuur Frans Levende Talen 2003-2008

• Publicaties in en Route, Levende Talen Magazine, Toegepaste Taalwetenschap in artikelen,

Canadian Modern Language Review, Proceedings of the Tenth International CALL Conference

• Co-auteur Ça Bouge, Meulenhoff Educatief

• Dissertatie ‘Decoderen en interpreteren’ 1994.

Page 95: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 95/103

De heer drs. J.M. Espinola Vazquez

De heer Espinola Vazquez is ingezet als adviseur Spaans vanwege zijn domein- en zijn

onderwijsdeskundigheid. Hij heeft ruim twaalf jaar ervaring als docent Spaans op verschillende

niveaus. Voor deze visitatie is de heer Espinola Vazquez individueel geïnstrueerd over het proces van

visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.

Opleiding:

1983 – 1990 R.K.S.G. Marianum: V.W.O.

1990 – 1997 Katholieke Universiteit Nijmegen: Franse Taal - en Letterkunde

1991 – 1997 Katholieke Universiteit Nijmegen: Spaanse Taal - en Letterkunde

02/’97 – 12/’97 Katholieke Universiteit Nijmegen: Postdoctorale Universitaire Lerarenopleiding Spaans

Werkervaring:

02/’97 – 08/’99 Language Training Centre Nijmegen, docent Frans, Spaans, NT2

03/’99 – 07/’99 Lindenholt College Nijmegen, docent Spaans (havo, vwo)

08/’98 – 07/’08 Stedelijk Gymnasium Nijmegen, docent Frans en Spaans (vwo)

11/’02 – 08/’03 Katholieke Universiteit Nijmegen: vakgroep Bedrijfscommunicatie, docent Spaans

09/’02 – heden Instituto Hola (zelfstandige onderneming): cursussen Spaans

03/’08 – heden Radboud Universiteit Nijmegen: ILS, vakdidacticus Spaans

08/’09 – heden Universiteit Utrecht: IVLOS, vakdidacticus Spaans

De heer drs. C.J. Smeets

De heer Smeets is ingezet als adviseur Biologie vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, zijn

domeindeskundigheid en zijn internationale ervaring. De heer Smeets werkte jarenlang als leraar in

speciaal onderwijs en regulier onderwijs en was adjunct-directeur van een school. Momenteel is hij

bij Fontys Opleidingscentrum HBO-docent Speciale Onderwijszorg. Zijn domeindeskundigheid betreft

vooral Orthopedagogiek (leer- en gedragsproblemen) en Leiderschap en gedeelde

verantwoordelijkheid in organisaties. Over internationale ervaring beschikt de heer Smeets doordat

hij lezingen en presentaties heeft gegeven in het buitenland en artikelen heeft gepubliceerd in

buitenlandse tijdschriften. De heer Smeets heeft als HBO-docent één HBO-accreditatie meegemaakt

en als lid van kenniskring/lectoraat één interne audit. Als staflid is hij in de eigen organisatie bezig

met en mede-verantwoordelijk voor de voorbereiding van een interne audit in september 2009 en

een accreditatie in 2011, waardoor hij tevens over auditdeskundigheid beschikt. Voor deze visitatie is

de heer Smeets aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in

het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.

Opleiding:

1975 HAVO Eyckhagencollege Landgraaf

1978 Pedagogische Academie Heerlen

1987 Doctoraal Rijksuniversiteit Utrecht

1999 Inschrijving en certificering als Gezondheidszorgpsycholoog

1999 Getuigschrift Hoger Beroepsonderwijs Opleiding Schoolleiders

2000 Getuigschrift Hoger Beroepsonderwijs Coaching

2008 schrijving en certificering bij de Nederlandse Vereniging voor Orthopedagogiek (NVO)

als orthopedagoog generalist

Page 96: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 96/103

Werkervaring:

1978 – 1988 Groepsleerkracht ZMLK-school Gouda (grootste gedeelte van periode fulltime

aanstelling)

1989 – 2000 Groepsleerkracht basisschool met allochtone kinderen Gouda

1985 – 1986 Stage (2 dagen per week) Schoolbegeleidingsdienst Midden-Holland en Rijnstreek

1989 – 2000 Full-time adjunct-directeur en orthopedagoog Pedologisch Instituutschool Oisterwijk

1990 – 1991 Secretaris ZMLK-overleg Zuid-Nederland

1989 – 2000 Op contractbasis als docent gewerkt voor Fontys OSO en het Seminarium voor

Orthopedagogiek

1994 – 1999 Orthopedagogenpraktijk van de Wiel & Smeets

2000 Full-time HBO docent Fontys OSO

2003 – 2009 Lid kenniskring Fonys OSO interactieve professionaliteit en interactieve vormen van

kennisontwikkeling

2003 – 2009 Voorzitter centrale indicatie en verwijzingscommissie cluster 3 en cluster 4 Midden-

Brabant

2008 Lid van de accreditatiecommissie NVO en NIP voor post-universitaire opleidingen

orthopedagoog generalist

2008 Staflid Fontys OSO ontwikkeling opleidingen

Publicaties en presentaties tot juli 2009 (selectie)

Boeken en boekbijdragen:

• Blonk, A, Boerman, R. & Smeets, K. (2009) Nieuwsgierigheid vraagt om onderzoek…en goed

onderzoek maakt anderen nieuwsgierig. In: A. van den Berg, P. Clijsen, Th. Conijn e.a. Tien keer

beter. Leraren verbeteren hun onderwijspraktijk door onderzoek, Antwerpen, Apeldoorn, Garant,

PIO-reeks

• Smeets, K. (2008) Actieonderzoek en schoolontwikkeling. Leiderschap van leraren. In: J. van

Swet H. van Huijgevoort. Bouwen aan een opleiding als platform. Interactieve kennisontwikkeling

en interactieve professionaliteit (pp 51-73). Antwerpen, Apeldoorn, Garant, PIO-reeks

• Smeets, K. (2007) Action Research in the school context. Teacher Decision-Making and Teacher

Leadership. A Conceptualisation. In Swet, J. van. Ponte, P. & Smit, B. (Eds.) Postgraduate

Programmes as Platform. A Research-led Approach. (pp. 219-233) Rotterdam: Sense Publishers.

• Smeets, K. & Latum, van A. (2005). Continuüm van onderwijs en zorg als resultaat van

samenwerking tussen school en zorginstelling. In: D. Radema, D van Veen, F. Verheij: Samen

beter, beter samen. Antwerpen, Apeldoorn, Garant, 2005

Artikelen:

• Smeets, K. & Ponte, P. (2009). Action research and teacher leadership: Influence on and impact

of action research in a school of special education. Journal of Professional Development in

Education 35 (02), pp. 175-193.

• Smeets, K. & Ponte, P. (2008) Actieonderzoek als strategie van leiderschap van docenten.

Tijdschrift voor Lerarenopleiders (Velon & Velov). Jaargang 29(2), april 2008

• Wiel, v.d. M. & Smeets, K. (1996). Implicaties voor behandeling bij het neuropsychologisch

syndroom NLD. Tijdschrift voor Remedial Teaching, Jrg. 4, nr. 3, 1-9-1996

• Incidentele bijdragen aan Zorg Primair, onderdeel van het schooljournaal van de onderwijsbond

CNV. Bijdragen:

- Ervaringen van een gezin met een kind dat speciale onderwijszorg nodig heeft.

- P.I. School geeft ‘Zin’ aan werk.

Page 97: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 97/103

Presentaties (tot juli 2009):

• Bakx, A., Moonen, E,. & Smeets, K. (2009) De onderzoekende leraar is de leraar van de toekomst.

Key note presentatie Fontys Congres Onderzoek en Onderwijs, 22 april 2009, Eindhoven

• Bierdrager, L., Smeets, K. & Tenback C. (2009) Workshop leerlijnen en praktijklessen in het VSO.

Leren leren in een speciale klas. Studiedag voor scholen georganiseerd door de WEC-raad, 4

maart 2009, Utrecht

• Smeets, K. (2008). Onderzoek in de schoolpraktijk: delen van ervaringen. Key-note presentatie

eerste CARN-Nederland conferentie, 1 november 2008, Utrecht

• Smeets, K. (2008) How to empower action-research attitudes by teachers in regular en special

education? Lezing in het kader van uitwisselingsprogramma met Noorweegse Statped-groep, 24

april 2008, Tilburg

• Smeets, K. (2008) Actieonderzoek en schoolontwikkeling door leiderschap van docenten.

Presentatie Velon Congres 31 maart-1 april 2008, Veldhoven

• Smeets, K. (2007). Action research and varied influences on decision-making in a school: a matter

of teacher leadership. Round table paperpresentation CARN-Conference Umea University

Sweden, 9-11 november 2007, Umea

• Dirkx, N., Gog van, A. & Smeets, K. (2006) Actieonderzoek over een denkstimulerende

benadering voor leerlingen. Plenaire inleiding op de Nederlandse klassen-assistentendag: ‘Kijken

naar Gedrag’, georganiseerd door Fontys OSO 2006, Helvoirt

• Smeets, K. (2005, 27 mei). Actieonderzoek en de kracht van samen leren: Organisatie-

ontwikkeling van onderop en binnenuit? Presentatie tijdens Fontys OSO Onderzoeksconferentie,

Tilburg.

• Smeets, K. (2004). The influence of Action Research on Teachers’ decision making in a school for

children with Special Needs. Presentation at the Carn-conference (5-7 November 2004, Malaga,

Spain).

De heer dr. H. Vos

De heer Vos is ingezet als adviseur Natuurkunde vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn

onderwijsdeskundigheid, zijn internationale en zijn auditdeskundigheid. Hij heeft ervaring als lid van

een visitatiecommissie en als lid van een voorbereidende commissie, daarnaast beschikt de heer

Vos door zijn werkervaring over onderwijsdeskundigheid in de vakken (technische) natuurkunde,

wiskunde, elektrotechniek en onderwijskunde. Door zijn internationale werkervaring beschikt de heer

Vos tevens over internationale deskundigheid. De heer Vos heeft talloze publicaties op zijn naam

staan, waarvan hieronder een selectie wordt genoemd. Voor deze visitatie is hij aanvullend

individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over

de werkwijze van NQA.

Opleiding:

1960 – 1968 Opleiding Natuurkunde, wiskunde en astronomie (kandidaats en doctoraal) VU,

Amsterdam

1970 – 1972 Eerstegraads onderwijsbevoegdheid Wis- en Natuurkunde VU Amsterdam.

1968 – 1972 Promotie Natuurkunde VU Amsterdam

1990 – 2001 Promotie Toegepaste Onderwijskunde UT, Enschede

Werkervaring:

1973 – 1979 Docent lerarenopleiding Natuurkunde VL-VU, Amsterdam

1979 – 1982 Docent/trainer stafontwikkeling Fysica, Universiteit Gajah Mada, Yogyakarta,

Indonesia

Page 98: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 98/103

1982 – 1983 Docent HBO Elektrotechniek, avond HTS, Utrecht

1983 – 2001 Onderwijsadviseur/ docent Elektrotechniek Universiteit Twente, Enschede

2001 – heden Docent Universiteit Twente Elektrotechniek

Diversen: Lijst van publicaties (selectie)

• On the determination of optical model parameters. Dissertatie, Vrije Universiteit, Amsterdam, 1972

• Abstractieniveau's in de ontwikkeling van het natuurkundig begrip 'druk'. Pedagogische Studiën 64

(1987) 285-294.

• Abstractieniveaus in de ontwikkeling van het begrip elektrische stroom. Tijdschrift voor didactiek

der betawetenschappen 5 (1987) 121-142.

• Intuïtieve, empirische en theoretische redeneringen. Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 15 (1990)

123-136.

• Improvement of a Laboratory Course in Network Analysis: Learning to Validate Knowledge in an

Experimental Way. H.E.P.Tattje & H. Vos. IEEE Transactions on Education 38 no. 1 (1995) 17-26.

• How to assess for improvement of learning. European Journal of Engineering Education 25 no.3

(2000) 227-233.

• Metacognition in Higher Education. Doctoral thesis. Twente University Press: Enschede, the

Netherlands, 2001. ISBN 9036516658

• Strategie voor practicumverslagen. Ned.Tijds. v. Natuurkunde B53 (24 feb. 1987) 19

• Probleemoplossen op verschillende abstractieniveaus. NVON maandblad 13 (april 1988) 88-90

• Competencies of BSc and MSc programmes in Electrical engineering and student portfolios.

Proceedings of The First International Workshop on Electronic Design, Test & Applications DELTA

2002. Christchurch, 2002, p. 203-208. Ton J. Mouthaan, R.W. Brink, H. Vos.

• The straight boomerang of balsa wood and its physics. In: The many faces of teaching and

learning mechanics, Proceedings of a GIREP/UNESCO conference on physics education, P.

Lijnse ed., Utrecht, jan. 1985, 428.

• Der Zusammenhalt des Wassers und das Phänomen des negativen Drucks. Chimica Didactica 11

(1985) 109-124 (H. Vos en P. Licht)

• Development of germ learning for transfer and generalization. In: The Fourth European

Conference for Research on Learning and Instruction: Abstract Volume. E. Lehtinen, M. Vauras,

A. Alaja (eds). University of Turku, 1991.

Panellid NQA de heer W.A.J. van Uden De heer Van Uden is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft diverse auditcursussen gevolgd en heeft

ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. De heer Van Uden heeft ervaring in het

hoger beroepsonderwijs als docent in uiteenlopende sectoren, en als opleidingsmanager en

beleidsmedewerker aan de Hogeschool Zeeland. In de periode van 2000 tot 2002 heeft hij als

medewerker kwaliteitszorg gewerkt bij de afdeling kwaliteitszorg van de HBO-raad. Hij heeft dat werk

voortgezet bij NQA, daarnaast is hij sinds 2001 zelfstandig communicatie-adviseur.

Opleiding: 1969 – 1975 Atheneum A

1975 – 1976 Propedeuse Psychologie

1976 – 1981 Lerarenopleiding Nederlands en geschiedenis

1981 Kandidaatsexamen Nederlands

1983 – 1987 Nederlands MO B

1996 Postdoctorale opleiding Corporate communication in bedrijfskundig perspectief,

Erasmus Universiteit

Page 99: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 99/103

1994 – heden diverse cursussen over onderwijsontwikkeling, toetsmethodieken, competentiegericht

onderwijs, werkvormen, onderwijsmanagement en accreditatie

Werkervaring:

1983 – 1991 Docent Nederlands/communicatie MBO

1991 – heden Docent Communicatie Hogeschool Zeeland

1993 – 2004 Opleidingsmanager opleiding Communicatie Hogeschool Zeeland

(onderbreking ’00-’02)

2004 – heden beleidsadviseur kwaliteitszorg Hogeschool Zeeland, vanaf 2007 Manager Dienst

Onderwijs

2001 – heden Beleidsmedewerker Kwaliteitszorg HBO-raad, secretaris visitatiecommissies/Auditor

NQA

2001 – heden zelfstandig communicatie-adviseur

1997 – heden auteur en bewerker van studieboeken over communicatie en psychologie

Page 100: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 100/103

Bijlage 3: Bezoekprogramma

Accreditatie Masters Archimedes Lerarenopleiding 2009

Dag 1: generieke audit

Visitatiedatum: dinsdag 15-9-2009

Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers

13.30 – 15.30 uur Ontvangst

Materiaalbestudering

Kernpanel

15.30 – 16.30 uur Gesprek met opleidingsmanagement over

o.a. opbouw curriculum, waar sta je in

ontwikkelingsproces en waar kom je

vandaan, profilering, kwaliteitsniveau van

personeel, kwaliteitszorg

Opleidingsmanagement

• Stef Heinsman

• Dick de Wolff

• Lucie Schipper

• Rene Karman

• Dirk van der Veen

16.30 – 17.00 uur paneloverleg

17.00 – 17.45 uur Archimedesbreed gesprek met werkveld

en alumni (net afgestudeerd).

Soort vragen die aan de orde komen:

- terugblik op opleiding

- Aansluiting met huidige werk

Leden werkveldcommissie en

werkgevers van afgestudeerden

• 3 personen

Recent afgestudeerden

• 2 alumni Exact (cluster A)

• 2 alumni Talen (cluster B)

Page 101: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 101/103

Dag 2: specifiek opleidingen, onderwijsinhoud en -proces

Visitatiedatum: woensdag 16-9-2009

Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers

9.00 – 12.00 uur Paneloverleg

Materiaalbestudering vakinhoudelijk

cursussen

Kernpanel + adviseurs

12.00 – 13.00 uur Lunch

13.00 – 15.00 uur Per Cluster: presentaties studenten per

vakgroep van een vakcursus (en/of een

interdisciplinaire cursus) die in het ZER in

het afstudeerprogramma staat (5’).

Vragen van panel n.a.v. presentatie aan

studenten per vak (5’).

Vragen van panel aan studenten en

docenten over het gerealiseerde

eindniveau van het vak mede n.a.v. de

bestudeerde materialen.

Parallel per cluster A, B

• 2 studenten per vakgroep

aanwezig, 1 geeft presentatie

• 2 docenten per vakgroep

15.00 – 15.30 uur Paneloverleg

resultaten bespreken en samenvatten

Kernpanel + adviseurs

15.30 – 16.30 uur Per cluster: gesprek over portfolio en

praktijkonderzoek met studenten en

begeleiders (van deze onderdelen)

Portfolio en praktijkonderzoek ligt ter

inzage, student licht toe hoe hij hier aan

gewerkt heeft, hoe hij begeleid is en wat

relevantie voor beroepspraktijk is (10’)

Parallel per cluster A, B

• 1 student per vakgroep die zowel

over zijn portfolio als

praktijkonderzoek kan praten

• 1 begeleider per vakgebied

16.30 – 17.15 uur

Paneloverleg

resultaten bespreken en samenvatten

Kernpanel + adviseurs

17.30– 18.30 uur Archimedesbreed gesprek met studenten

over o.a. begeleiding algemeen,

voorzieningen, kwaliteitszorg, roostering,

aansluiting op vooropleiding, studielast,

studeerbaarheid, kwaliteit van docenten.

Kernpanel

Representatieve groep studenten,

verspreid over opleidingen,

studiejaren, varianten, vooropleiding:

3 studenten per cluster

Page 102: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 102/103

Dag 3: specifiek opleidingen, algemeen

Visitatiedatum: donderdag 17-9- 2009

Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers

09.00 – 10.00 uur Vooroverleg kernpanel

Kernpanel

10.00 – 10.45 uur

Archimedesbreed gesprek met docenten

over o.a. inzet van personeel,

voorzieningen, kwaliteitszorg

Kernpanel

• Alle opleidingscoördinatoren (als

deze niet kan, dan mag het ook een

collega zijn die goed op de hoogte

is)

10.45 – 11.45 uur

Lector en kenniskring Kernpanel

Aantal mensen uit lectoraat of kenniskring

12.00 – 12.45 uur

Lunch Kernpanel

12.45 – 13.30 uur Gesprek met management

• Stef Heinsman

• Lucie Schipper

• Rene Karman

• Dirk van der Veen

13.30 – 14.30 uur

Paneloverleg

Kernpanel

14.30 uur Afsluiting

Page 103: id_239_rapport HU hbo-ma Master Lerarenopleidingen.pdf

© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht: Lerarenopleiding; hbo-master (dt) 103/103

Bijlage 4: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties

Het domeinspecifieke referentiekader en de SBL-competenties zijn te vinden op de website

van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl