Instructie voor Docenten

Hoofdstuk 7

AFRONDEN EN GEMIDDELDE

Instructie voor Docenten

H7.1: AFRONDEN

0,357 ligt tussen de 0,3 en 0,4. Je moet kijken waar het het dichtste bij ligt. 0,35 ligt precies in het midden. Kijk je naar het tweede cijfer achter de komma (hier 5) dan zie je dat 0,357 groter is dan 0,35. Je rondt dan af op 0,4.

Filmpje over afronden.

Het filmpje duurt 1 minuut en 22 sec.

0,659 ligt tussen 0,6 en 0,7. Zoals je ziet, ligt het dichter bij de 0,7. Dat is dus je antwoord.

Sheet 4

Sheet 6

Sheet 7

Sheet 5

Instructie voor docenten

H7 AFRONDEN EN GEMIDDELDE

DOELEN VAN DE LES:• Leerlingen weten hoe ze moeten afronden op 1 decimaal.• Leerlingen weten wat er bijzonder is aan het getal 0 achter de komma bij het afronden.• Leerlingen weten dat het gemiddelde eigenlijk ‘eerlijk verdelen’ is.

Je ziet dat de deling niet mooi uitkomt. Als je antwoord heel veel cijfers achter de komma heeft, dan wil je die niet allemaal op gaan schrijven. Je rondt het getal dan af.

Er is hier iets bijzonders aan de hand. Je antwoord eindigt op een 0. Toch schrijf je in dit geval niet 5,4 maar laat je de 0 erachter staan. Zo weten anderen dat de nauwkeurigheid van je antwoord twee cijfers achter de komma is.

Let op! In plaats van “rond af op 2 cijfers achter de komma” wordt ook wel eens gezegd: “rond af op 2 decimalen”. Dat is hetzelfde. Decimalen is een ander woord voor cijfers achter de komma.

Sheet 8

In totaal zijn er 24 snoepjes verdeeld over 6 dagen. Gemiddeld is dat 4 snoepjes per dag.Sheet 12

H7.2: GEMIDDELDE

Het gemiddelde ken je van je cijfers op school, maar ook in de krant of op internet kom je het woord ‘gemiddelde’ regelmatig tegen. Meestal krijg je per vak maar één cijfer op je rapport, dat is het gemiddelde van al je cijfers bij elkaar; één getal dat al je cijfers als het ware samenvat. Dat maakt het een stuk overzichtelijker. Maar... je verliest ook informatie, want aan het gemiddelde kun je niet zien wat je hoogste of laagste cijfer was. Eigenlijk is het gemiddelde hetzelfde als eerlijk verdelen. Je telt eerst alles bij elkaar op en verdeelt het daarna eerlijk. Gemiddeld hebben ze 4 snoepjes.

Sheet 11

Samenwerkingsopdracht

Bij het afronden van antwoorden kijk je altijd naar de context van je berekening. Je kan namelijk niet een halve auto laten rijden. Bedenk zelf 3 voorbeelden en bespreek ze met je buurman/ buurvrouw.

Sheet 9