Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

13
Naam + Achternaam: Klas: Werhboehboeh MEMO Geschiedenis klas 3 Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

Transcript of Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

Page 1: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

Naam + Achternaam:

Klas:

Werhboehboeh MEMO Geschiedenis klas 3

Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

Page 2: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

Page 3: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

Hoofdstuk 3 | Sociale zekerheid enverzorgingsstaat in Nederland

I Bekijk in je handboek de foto in de oriëntatie,

a Wat zie je op deze foto? Maak de zinnen af.

In de banken zitten____.... ...... ......... .............. .....

De banken staan______________ __________

Naast de juf staat een______ ,........_.... .... .

b Lees de intro. Welke twee zinnen passen bij deze schoolkinderen?

□ Ze hebben tbc en ze zijn al een hele tijd van huis.

ö Ze krijgen buiten les, omdat het erg warm is.

□ Deze kinderen hebben allemaal rijke ouders.

□ Deze kinderen zijn katholiek.

2 Bekijk in je handboek de grafiek in de oriëntatie, Welke twee beweringen over de grafiek zijn juist?

G In de 20e eeuw kregen steeds meer mensen een uitkering.

G Vóór de Tweede Wereldoorlog kreeg niemand een uitkering.

G Er zitten de laatste jaren steeds minder mensen in de ziektewet.

G De ABW, de bijstandswet, is de oudste sociale wet.

3 Waf is een verzorgingsstaat?

A Een land waarin mensen goed voor elkaar zorgen.

B Een land waar oude mensen niet meer hoeven te werken.

C Een land dat gewonde en zieke burgers verzorgt.

D Een land waarin inwoners die niet voorzichzelf kunnen zorgen, een uitkering krijgen.

4 In dit hoofdstuk oefen je met het geven van verklaringen. Een gebeurtenis heeft vaak een of meer oorzaken, een aanleiding en gevolgen.

a Gebruik de foto uit de oriëntatie. Onderstreep de juiste woorden.

Armoede, slechte hygiëne en slechte huizen zijn

oorzaken / aanleidingen / gevolgen van het feit

dat deze kinderen in het sanatorium zijn.

Besmetting met tbc-bacteriën is de oorzaak /

de aanleiding / het gevolg van het feit dat deze

kinderen in het sanatorium zijn.

Een oorzaak / aanleiding / gevolg van het feit dat

deze kinderen in het sanatorium zijn, is dat de

kinderen beter worden.

b Soms zijn er meerdere oorzaken. Oorzaken kunnen liggen op politiek, economisch, sociaal, cultureel of godsdienstig gebied. Op welk gebied ligt vaak de oorzaak van werkloosheid?

A Op politiek gebied.

B Op economisch gebied.

C Op cultureel gebied.

D Op godsdienstig gebied.

c Sommige gevolgen merk je direct. Andere gevolgen merk je pas veel later. Onderstfeep het juiste woord.

Rond 1850 hadden mensen weinig geld.

De gevolgen van werkloosheid waren op korte /

lange termijn merkbaar.

Page 4: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

1 Hoofdstuk 3 [ Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland

ra^'1 § 11 Armoede in de 19e eeuw

Intro

1 Lees de intro en bekijk HB bron 1 en 2.

a Noem twee verschillen tussen de arbeiderswoningen in de bronnen.

b Welke drie problemen uit HB bron 1 zijn in HB bron 2 opgelost?

G De woonomgeving is schoon.

□ De huizen worden verwarmd.

□ De mensen wonen niet meer zo dicht op elkaar.

G De mensen verdienen veel meer loon.

2 Welke groepen mensen kwamen in de 19e eeuw vooral in de problemen? Drie antwoorden zijn goed.

□ Arbeiders.

G Bakkers, slagers en kruideniers.

G Zieken, gewonden en gehandicapten.

G Alleenstaanden en ouderen.

Vurwiuliing

1.11 Mensen in de problemen

3 Hoe was het leven voor verschillende groepen rond 1870? Maak de juiste combinaties.

A Arbeiders

B Landarbeiders

C Ambachtslieden

D Fabrikanten

1 werkten niet hard en waren rijk.

2 moesten concurreren met fabrieken.

3 werkten onder slechte omstandigheden in fabrieken.

4 verhuurden zich aan grotere boeren.

De juiste combinaties zijn: _....... ........... ........... ...

4 a Welke twee veranderingen vonden plaats in Nederland vanaf 1870? Zet de volgende woorden op de juiste plek: fabrieken • steden • werken.

Er kwamen in Nederland steeds meer

Mensen trokken van het platteland naar de

______ ____ om daar te gaan............. _... .

b Welke drie gevolgen had de industrialisatie in Nederland voor de arbeiders? Onderstreep de juiste woorden.

De mensen kregen het beter / slechter, want ze

woonden in slechte / nieuwe huizen in brede /

smalle straten. De hygiënische omstandigheden

waren goed / slecht, omdat er geen wc’s en

Waterkranen waren. De mensen aten elke dag

hetzelfde ] iets anders.

5 Bekijk HB bron 3. Hoe kun je zien dat het hier om een woning van een arm gezin gaat? Geef twee aanwijzingen.

6 Bekijk HB bron 4.

a Welke vorm van armenzorg zie je op deze bron?

54 Hoofdstuk 3 | Sociale zekerheid én verzorgingsstaat in Nederland

Page 5: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

b Leg uit hoe het kwam dat armen rond 1900 afhankelijk waren van liefdadigheid.

c Vul de juiste woorden in.

Armen konden rond 1900 ook ________ .

vragen bij het_„„__ „___ _______ van de

gemeente, maar daar zat vaak____ ___geld in.

1.2 | Wat deed de regering?

7 Vul het schema in. De laatste vraag past bij tweestromingen.

Confes­sionelen

Libe­ralen

Socia­listen

Katholieken enprotestanten

Vooral rijken

Vooral armen

Wie vonden datarmoede deschuld was van de rijken?

Wie vonden datiedereen voorzichzelf moest zorgen?

Wie vonden dat als je goed leefde, God je beloont?

Wie vonden datde oorzakenvan armoede op sociaal en economisch gebied lagen?

Wie vonden hulp van de regeringvoor de armenniet nodig?

8 Iii de tweede helft van de 19e eeuw gingen regering en parlement sociale wetten maken.

a Wat zijn sociale wetten?

A Wetten die alleen voor socialisten gelden.

B Wetten die bedoeld zijn om de situatie van arme mensen te verbeteren.

C Wetten die socialisten aan de macht wilden brengen.

D Wetten die alleen voor rijke mensen gelden.

b Leg uit dat de Armenwet uit 1854 nog geen echte sociale wet was.

9 Bekijk HB bron 5.

a Om welke twee redenen waren de fabrieksdirecteuren niet blij met deze foto?

□ Het was reclame voor een van hun concurrenten.

D Ze kregen een boete van de regering, omdat ze zich niet aan de wet hielden.

[~1 Ze kregen extra controles van de arbeidsinspectie,

□ Ze maakten minder jute zakken, omdat ze de kinderen moésten ontslaan.

b Welke conclusie kun je trekken uit deze bron?

A Kinderarbeid was in 1919 helemaal verdwenen.

B Controle op het Kinderwetje was niet meer nodig.

C Het was heel moeilijk om een einde te maken aan kinderarbeid.

10 Bekijk HB bron 6. Vul de juiste woorden in.

Deze wet uit het jaar____„___ ___ __gold voor

__________die door een____________

in de fabriek niet meer konden _______________

§ 1 | Armoede in de ISe eeuw 55

Page 6: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

Bron 11.3 | Veranderingen in de armenzorg

11 a Welke twee problemen moesten de regering en het parlement rond 1900 oplossen?□ Er braken besmettelijke ziektes uit, zoals

tyfus, cholera en tbc.

O Er moesten meer seizoenarbeiders aan het werk op het platteland.

G Er moesten hogere lonen komen, zodat de arbeiders meer geld te besteden hadden.

G Er moesten voorschriften komen om ongelukken in fabrieken te verhinderen.

b Welke maatregelen nam de regering om de woonomstandigheden te verbeteren? Zet de volgende woorden op de juiste plek: elektriciteit ® riool • voorschriften • waterleiding • wetten.

De regering maakte____________ waarin stond

aan welke ....______ ..__ ________de huizen

moesten voldoen. De huizen moesten worden

aangesloten op het_____ ...__ ,en moesten

kranen hebben die waren aangesloten op de

________ _______......... . Deze huizen moesten

ook.....___ ______ _________hebben.

12 Bekijk WB bron 1.

a Vul de juiste getallen in.

Dé uitgaven voor armenzorg waren rond 1850

ongeveer..._... .... .... miljoen gulden. In 1910 was

dat ongeveer...____,___miljoen gulden.

b Welke twee redenen verklaren deze toename in de uitgaven?

G Door de economische achteruitgang werden de problemen van de armen nog groter.

G Er kwamen steeds meer socialisten in het parlement, die sociale wetten maakten.

G De regering kreeg meer belastinggeld binnen door dé groeiende economie en wilde de armen helpen.

G Sommige liberalen vonden dat de politiek maatregelen moest nemen, voor mensen die een fabrieksongeval hadden gehad.

Bedragen die de regering uitgaf aan armenzorg in de periode 1850-1910. (‘Mln gld’ betekent: miljoen gulden. 2 gulden is ongeveer 1 euro.)-o 30

01854 1860 1870 1880 1890 1900 1910

13 a Hoe werden de problemen rond 1900 aangepakt? Maak de juiste combinaties.

A Arbeiders

B Particulieren en vakbonden

C Gemeenten

D Regering en parlement

1 namen wetten aan.

2 legden riolering en waterleiding aan.

3 richtten vakbonden op.

4 bedachten verzekeringen.

De juiste combinaties zijn:___ . ._____ .....

b Wat is de beste omschrijving van een verzekering?

A Het recht op een uitkering bij ouderdom, invaliditeit en dergelijke.

B Het recht op een uitkering, bijvoorbeeld bij een ongeluk, in ruil voor het betalen van een premie.

C De garantie van de regering dat iedereen ëen uitkering krijgt bij een ongeval.

D Een voorschrift van de regering dat voor alle Nederlanders geldt.

c Wat is vastgelegd in de Woningwet?

6 Hoofdstuk 3 | Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland

Page 7: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

1 Sarmjngu’Vu’t

14 Rond 1900 veranderde de houding van deregering en het parlement.

a Door welke drie oorzaken veranderde dezehouding?

ö De fabrieken draaiden goed en betaalden dus meer belasting; de regering gebruikte dit geld voor de armen.

□ De economie was in 1873 achteruitgegaan, waardoor er veel meer armoede kwam.

O De arbeiders in de steden woonden in zeer slechte omstandigheden.

□ Het aantal zieken, gewonden en doden door epidemieën nam toe.

b Welke drie verbeteringen voerden de bedenkers van de tuindorpen door?

□ Huizen en leefomstandigheden voor de arbeiders verbeteren.

ö Scholen bouwen voor kinderen.

CU Drankmisbruik door arbeiders voorkomen.

ö Ongelukken op het werk voorkomen.

□ Arbeiders laten wonen in gezonde lucht, weg van dë fabrieksrook.

c Bij welke wet passen deze tuindorpen? Leg je antwoord uit.

b Welke gevolgen hadden de maatregelen rond 1900 voor de arbeiders? Maak de zinnen af.

Arbeiders die een ongeval kregen, hadden

voortaan. recht op ........ ...... .............. ,_____ __

Arbeiders verzekerden zich tegen de gevolgen van

Kinderen onder de 12 jaar moesten voortaan

Er kwamen voorschriften voor woningen,

waardoor .....___ ______...__ __ _______

ToepassingsopdrachtSommige mensen kwamen op het idee om met regeringsgeld ‘tuindorpen’ te bouwen voor arbeiders, zoals het Heveadorp in Renkum (HB bron 2) en de Mussenberg in Arnhem. Jij gaat verklaren waarom ze die tuindorpen boüwden.

15 Gebruik HB bron 2 en lees WB bron 2.

a Waaraan herken je een tuindorp? Noem twee voorbeelden.

Tuindorpen voor arbeiders.

De MussenbergDe Arnhemse directeur van Gemeentewerken,J. Tellegen, was een groot voorstander van de Woningwet. Samen met enkele anderen richtte hij in 1908 een woningbouwvereniging op. Die mocht met geld van de regering arbeiderswijken bouwen volgens de nieuwste voorschriften. In Arnhem zou een tuindorp komen voor arbeiders, ver van de fabrieksrook, met winkels en pleinen. De huizen kregen groentetuinen om ervoor te zorgen dat de arbeiders uit de kroeg bleven. De Mussenberg in Arnhem is gebouwd tussen 1901 en 1910 en was, net als het Heveadorp in Renkum, een tuindorp. Zo’n tuindorp was niet alleen goed voor de arbeiders; ook fabrikanten en directeuren van woningbouwverenigingen konden hiermee goed scoren.Vrij naar: J. Vredenberg, 'Wonen voor het volk’. In: D. Verhoeven (red.), Gelderland 1900-2000 (2006).

16 Geef in je eigen woorden antwoord op de vraag: om welke redenen gingen mensen rond 1900 tuindorpen bouwen?

§ 1 | Armoede in de 19e eeuw 57

Page 8: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

fcïotstej.ï- rilenkenHoofdstuk 3 | Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland

§ 2 | Afbeeldingen bekijken

In deze paragraaf bekijk je beeldbronnen (afbeeldingen). Je leert hoe je ze beter leunt begrijpen en hoe je moet beschrijven wat je ziet.

1 Gebruik HB bron 1 en het stappenplan van WB bron ï.

a Je gaat oefenen met de stappen. Vul het schéma in.

Stap HB bron 11 Waarover gaat de

tekening?

2 Wat is de aanleiding ofn

deze tekening temaken? ———------ ,

3 Wat weet je over de maker van de tekening?

4 Wanneer leefde de maker van de tekening?

In / Later dan de tijd

waar de tekening over gaat.

5 Wat wilde de maker met de tekening bereiken?

..—;............ ...................

b Zet de volgende woorden op de juiste plek: gorilla • kritiek had op • negatief • positief • respect had voor. Twee woorden blijven over.

Bron l Stappenplan.

Afbeeldingen bekijkenDe volgende stappen en vragen helpen je om een afbeelding te begrijpen en te beschrijven.• stap i: Waarover gaat de afbeelding?

Schrijf in één zin op waar de afbeelding over gaat.

• stap 2: Wat is de aanleiding om de afbeelding te maken?Is er een aanleiding/een reden voor het maken van deze afbeelding? Welke?

• stap 3: Wat weet je over de maker van de afbeelding?Welk geloof of welke politieke ideeën heeft de maker van de afbeelding? Is hij rijk of arm?

• stap 4: Wanneer leefde de maker van de afbeelding?Leefde de maker in de tijd waar de afbeelding over gaat? Of leefde de maker veel later?

® stap 5: Wilde de maker iets met de afbeelding bereiken?Kiest de maker van de afbeelding partij voor iemand of voor een groep mensen? Voor wie?

2 Gebruik het stappenplan en HB bron 2.

a Welke twee beweringen over de foto zijn juist?(stap 2 en 3)

D De foto is gemaakt om meer vrije dagen té krijgen voor schoolkinderen.

□ De foto laat zien dat Amsterdamse kinderen een dagje naar Arnhem waren.

□ De foto is gemaakt om te laten zien hoe liefdadigheid in 1912 werkte.

□ De foto is gemaakt in opdracht van de rijke Amsterdammer.

b Met welk doel is de foto gemaakt? Maak de zinaf. (stap 5)

De maker van deze tekening heeft de koning De foto wil laten zien dat de kinderenafgebeeld. Hij liet zien dat

de koning zich als een ___,__ ___ gedroeg.

De tekenaar maakte deze tekening dus omdat

hij het gedrag van

de koning.

3 Hoofdstuk s | Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland

Page 9: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

4 Gebruik het stappenplan en HB bron 4.c Is HB bron 2 bruikbaar voor een onderzoek naar het dagelijkse leven van stadskinderen?

A Ja, deze foto laat precies zien hoe het leven van stadskinderen eruitzag.

B Ja, als je maar bedenkt dat je daarvoor wel veel meer foto’s moet bekijken.

C Nee, deze foto is alleën maar gemaakt voor de rijke Amsterdammer.

3 Gebruik het stappenplan en HB bron 3.

a Welke aanleiding was er om deze poster te maken? (stap 2)

A Dit is een waarschuwing voor kinderen die werken.

B Dit is een waarschuwing voor gevaarlijke werkomstandigheden.

C Dit is een opröep aan werkgevers voor betere machines.

D Dit is een noodkreet van artsen aan de regering.

b Welk doel wil de maker van deze bron bereiken? (stap 5)

Zet de volgende woorden op de juiste plek: arbeiders • eerste • muts • voorkomen.

De poster is de........_.... „_____

veiligheidsposten Het doel was om ___________

te waarschuwen. Door een ______ ,_______ _ te

dragen kun je_________________ dat je vast

komt te zitten in een machine.

c Op welke manier maakte de maker van de poster zijn standpunt meteen duidelijk?

a Wat voor soort foto is dit? (stap 2)

A Een vakantiefoto.

B Een nieuwsfoto.

C Een foto van een natuurramp.

D Een foto om mensen te waarschuwen.

b Welke twee uitspraken over deze foto in een krant zijn juist? (stap 3)

□ Persfotografen hebben vooral oog voor bijzondere gebeurtenissen.

□ Persfotografen maken vooral plaatjes van het ‘normale’ leven.

ö Een krant plaatst graag bijzondere foto’s om extra lezers te trekken.

I~l Deze foto komt niet uit de jaren 30 en is nagespeeld.

c Geeft de foto een betrouwbaar beeld, als je onderzoek doet naar werklozen in de jaren 30?

A Nee, want dit was de enige werkloze man op de foto.

B Ja, want persfotografen maken altijd betrouwbare beelden voor de krant.

C Nee, want persfotografen maken soms foto’s van drama’s om meer lezers té krijgen voor hun krant.

D Ja, want de werkloze man is een voorbeeld van de vele werklozen die op dat moment op zoek waren naar een baan,

5 Geef zelf een voordeel en een nadeel van het gebruik van een afbeelding als bron.

§ 2 | Afbeeldingen bekijken 59

Page 10: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

Hoofdstuk 3 | Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland

§ 3 ' De crisis van de j aren 30

V^iwerki1 Bekijk HB bron 1 en 2 en lees de intro.

a Noem een verschil in de situatie van de mannen op de foto’s.

b Om welke reden staan de mannen op HB bron 1 in de rij?

A Ze wachten op hun uitkering.

B Ze moeten stempelen om te laten zien dat ze niet zwartwerken.

C Ze kunnen hier werk krijgen in de werkverschaffing.

D Als ze gaan stempelen krijgen ze extra steun.

c Om welke twee redenen hadden veel Nederlanders moeite met het stempelen?

ö Ze schaamden zich omdat ze werldoos waren . en moesten ‘leven van de steun’.

ö Ze wilden niet werken in de Werkverschaffing.

ö Ze kregen niet genoeg geld om van te leven.

CU Ze voelden zich vernederd, want ze wilden niet zwartwerken, maar werken voor hun geld.

2 Welke zinnen gaan over een oorzaak van de werkloosheid in de jaren 30? En welke over een gevolg daarvan? Zet eéïi O voor een oorzaak en een G voor een gevolg.

Door dë economische crisis steeg de werkloosheid.

Mensen moesten stempelen om een uitkering te krijgen.

Mensen moesten parken aanleggen om een uitkering te krijgen.

Mensen konden van de uitkering net in leven blijven.

3.11 Gevolgen van de economische crisis

3 Hoe kwam de economische crisis naar Nederland? Zet de zinnen in chronologische Volgorde.

A In Nederland ontstaat een economische crisis.

B Nederland kan zijn producten niet meer verkopen in het buitenland.

C Door de crisis gaan in Amerika fabrieken en banken failliet.

D De Amerikanen kopen minder buitenlandse producten.

De juiste volgorde is;___________________ ,__

4 a Welke gevolgen had de economische crisis voor bedrijven in Nederland? Zet de volgende woorden op de juiste plek: aflossen ® failliet • meer • mensen • minder • niet meer • nog steeds • ontslaan. Twee woorden blijven óver.

Nederlandse bedrijven konden hun producten

............. ... ..........,. . verkopen. Zij gingen

___ producten maken en

hadden dus minder__ _________ ...___ nodig.

Andere bedrijven konden hun leningen niet

meer__ _______ _.,... ... Zij gingen___,......... ......

en moesten hun werknemers.......... ..... ............... ...

b Welke twee gevolgen had de crisis voor veel Nederlandse werknemers?

5 Lees WB bron 1. Welke twee doelen had de regering met steunverlening?

D Zorgen dat niemand in armoede hoefde te leven.

D Zorgen voor voldoende gezonde arbeidskrachten.

D Werklozen prikkelen om werk te zoeken door de uitkering zo laag mogelijk te houden.

□ Zorgen dat werklozen redelijk rond konden komen.

Hoofdstuk 3 | Sociale zekerheid ën verzorgingsstaat in Nederland

Page 11: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

Rron 1 Advies aan de ïegering over het geven van werklozensteun.

Waarom steun?Reden voor de werklozensteun is niet de plicht van de overheid om zoveel mogelijlc te zorgen dat niemand van de honger omkomt. Het gaat om het algemeen belang dat tijdens de crisis nog steeds producten gemaakt worden. Daarom moeten alleen zij steun krijgen die waarde hebben voor de productie van goederen. Het steunbedrag moet uitsluitend en alleen voldoende zijn voor voeding, huisvesting en schoeisel, voor onderwijs en ziekenverzorging.

6 a Welke bewering over de werkverschaffing is juist?

A Werklozen moesten gratis voor de overheid werken.

B Alleen plattelandsbewoners mochten in de werkverschaffing,

C In de werkverschaffing verdienden mensen meer dan met normaal werk.

D De regering liet projecten door werklozen uitvoeren om hen bezig te houden.

b Bekijk HB bron 2 en 4. Leg uit waarom veel werklozen uit de stad het werk van de werkverschaffing niet volhielden.

3.2 | Aanpassingspolitiek

7 a Welke maatregelen nam de regering om de gevolgen van de crisis te bestrijden? Vul het schema in.

Periode Maatregelen tegen de gevolgen van de crisis

1929-1931

Vanaf1931

Vanaf1933

b Welke omschrijving past het beste bij de aanpassingspolitiek van de regering Golijn?

A De regering nam maatregelen om de crisis op te lossen.

B De regering paste haar uitgaven aan de dalende inkomsten aan.

C De regering kwam met nieuwe plannen om de werkloosheid op te lossen.

8 Wat merkten de Nederlanders van de aanpassingspolitiek van de regering? Twee antwoorden zijn goed.

G De lonen gingen omlaag.

G De prijzen van levensmiddelen gingen omlaag.

G De uitkeringen voor werklozen gingen omlaag.

9 a Hoe reageerden de politieke partijen op de aanpassingspolitiek van de regering Colijn? Twee antwoorden zijn goed.

G Alle politieke partijen steunden de regering.

G Politieke partijen hadden veel kritiek op de regering.

G Geen enkele politieke partij steunde de regering.

G De socialisten stelden een andere aanpak voor.

b De socialisten kwamen met het Plan van de Arbeid. Ónderstreep de juiste woorden.

Het Plan van de Arbeid wilde een grotere /

kleinere ról van de regering. Met dit plan wilden

de socialisten de problemen van de arbeiders /

hele bevolking oplossen.

10 Stel, jij bent een van de vele werklozen in de jaren 30. Wat zou jouw mening zijn over het Plan van de Arbeid?

§3 | De crisis van de jaren 30 61

Page 12: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

3.3 | Onrust in de samenleving

11 Gebruik de leertekst (paragraaf 3.3) en HB bron 5.

a Ook vóórdat de aanpassingspolitiek in 1933 werd ingevoerd, was het door de crisis al onrustig in Nederland. Waartegen protesteerden Nederlanders? Vul het schema in.

Bron Plaats en tijd

Protest van Protesttegen...

Leer­tekst

HBbron

5

b Hoe liep het af met de protesten uit vraag a?

c Wat was het uiteindelijke resultaat van de juli- oproeren? Noem twee gevolgen.

Bron 2 De juli-oproeren van 1934.

Het Crooswijkoproer in Rotterdam‘Weg met de Colijn-regering - Weg met de loon- en steunverlaging!’ was de kop van een communistische krant op 5 juli 1934. De krant berichtte over het Jordaanoproer in Amsterdam en over oproeren in Den Haag en Haarlem. Ook in Groningen, Utrecht, IJmuiden, Heerlen, Schiedam, Deventer en Zaandam waren demonstraties.In Rotterdam begon na een uiteengeslagen demonstratie het Crooswijkoproer. Arbeiders en werklozen wierpen in de wijk Crooswijk barricades op en gooiden met stenen naar de politie. De regering stelde een straatverbod in en plaatste borden met de tekst: ‘Halt! Tegen hem die verdergaat, zal geweld worden gebruikt.’Op straathoeken werden zoeklichten opgesteld om de orde ’s nachts te kunnen bewaren. Zwaarbewapende politie zorgde ervoor dat het straatverbod werd nageleefd. Uiteindelijk viel in Rotterdam één dode te betreuren.Vrij naar: K. Driehuis, De Strijd. De Gouden Eeuw van de arbeider (2015).

12 Bekijk HB bron 6 en lees WB bron 2.

a Wat was de aanleiding tot de juli-oproeren van1934?

b Wélke twee redenen zal de regering hebben gehad om het leger in te zetten?

□ De politie kon de toestand niet meer aan.

O Het was normaal om het leger in te zetten.

□ Er was zwaar materiaal nodig om de opstand te breken.

G De regering was bang voor een revolutie van socialisten.

13 De regering greep bij de protesten in 1934veel harder in dan bij de protesten in 1931-1933.Om welke twee redenen greep de regering in 1934veel harder in?

□ De protesten in 1934 waren niet alleen in Amsterdam, maar in veel meer steden in Nederland.

G Protesterende arbeiders konden worden ontslagen, protesterende werklozen niet.

G De regering wilde snel ingrijpen, want er was geen geld voor meer politiemensen.

G Werkloze en werkende arbeiders werkten soms samen tijdens de protesten.

Hoofdstuk 3 j Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland

Page 13: Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid en Verzorgingsstaat in

SamongcvcitLJ14 a Vat samen hoe de crisis tot onrust in de

samenleving leidde. Gebruik de volgende woorden in je antwoord: crisis ® werkloosheid • aanpassingspolitiek.

15 Gebruik WB bron 3. Welke bron past bij het leven van de vader tot vlak voor het huwelijk?

A HB bron x.

B HB bron 2,

16 Op welke manier blijkt uit het verhaal (WB bron 3) dat werk erg belangrijk was?

17 Bedenk een oplossing om toch bij het huwelijk- ... van je dochter te kunnen zijn. Wat is jouw

b Hield de regering rekening met de reacties oplossing?van werklozen en werkende arbeiders op demaatregelen om de crisis te bestrijden? Leg je ~~ .. ..... 1antwoord uit. ._. . . ___;________________^______

1 ToepassingsopdrachtIn deze opdracht kruip je in de huid van iemand die leefde in de jaren 30. Lees het verhaal in WB bron 3 hieronder. Het gaat over een jonge vrouw en haar vader. Je gaat je inleven in de vader.

18 De vader bedacht de volgende oplossing: ‘Mijn vrouw en schoonzus zijn op de dag van haar huwelijk naar mijn werk gekomen. Ze hebben geroepen: “De Vries! Kom naar huis, want je vrouw is net bevallen van een tweeling!” Alleen dan mocht je naar huis. Nadat ik mijn handtekening had gezet, ging ik weer naar het werk.’

a Wat is de aanleiding van deze smoes?

Een bruiloft in december 1929Mijn dochter stond op het punt te gaan trouwen. We hadden het niet breed. Ik had vaak geen werk. Twee dagen voor haar trouwdag kreeg ik werk. Tegen mijn dochter zei ik: ‘Kind, regel maar een andere vader, ik kan niet bij je huwelijk zijn. Als ik naar je bruiloft kom, ben ik mijn baan kwijt.’ Toen had mijn dochter een groot probleem: bij het huwelijk moest de vader van de bruid zijn handtekening zetten onder de trouwakte. Maar nu kon dat niet.Vrij naar: M. Schouten, Voor de oorlog, herinneringen aan de jaren 30 (1982).

b Wat had het gevolg kunnen zijn, als uitkwam dat de bevalling een smoes was?

c Zou jij je als vader op je gemak voelen met deze oplossing?

3 | De crisis van dé jaren 30 63