HIV Gedragscode is overbodig - VerzekeringsArchief 2005

8

Click here to load reader

Transcript of HIV Gedragscode is overbodig - VerzekeringsArchief 2005

Page 1: HIV Gedragscode is overbodig - VerzekeringsArchief 2005

Verzekerbaarheid HIV en de HIV-GedragscodeR.F.J.M. Kneepkens, arts RGA1

Het Verzekerings-Archief 2005; 82 (1/2): 28-32.

In maart is het tweede rapport van de Werkgroep Aids van het Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van mensen met HIV gepubliceerd. De verzekerbaarheid staat nu vast. De HIV-Gedragscode – wetenschappelijk en in de praktijk al langer een doorn in het oog – heeft nu ook maatschappelijk geen bestaansrecht meer. Enkele Nederlandse verzekeraars bieden nu als eerste ter wereld een betaalbare verzekeringsdekking voor mensen met HIV aan.

HIV besmetting

In 1981 verschenen in de New England Journal of Medicine drie wetenschappelijke artikelen, gewijd aan een nieuwe ziekte onder homosexuele mannen en drugsgebruikers. In 1982 meldde de eerste Nederlandse homosexuele man met soortgelijke klachten zich in een Amsterdams ziekenhuis. Hij overleed binnen een maand.

Sindsdien is het Acquired Immune Deficiency Syndrome (AIDS) aan een grote opmars begonnen in de gehele wereld. Het virus is vrij kwetsbaar en kan alleen andere mensen besmetten via bloedcontact of beschadigd slijmvlies. In eerste instantie verspreidde de ziekte zich vooral onder homosexuele mannen en mensen die afhankelijk waren van bloedprodukten, zoals haemofilie-patiënten. Gebruikers van intraveneus toe te dienen drugs bleken eveneens gevaar te lopen, vanwege de gewoonte om naalden te delen met elkaar.

Nadat het veroorzakende lentivirus – Humane Immunodeficiency Virus (HIV) gedoopt – was geïndentificeerd, werden in 1984 testen ontwikkeld om besmetting met HIV op te kunnen sporen in bloedprodukten en bij mensen met een verhoogde kans op besmetting. Vanaf 1985 zijn deze testen in vrijwel alle westerse landen ingevoerd, zowel door Bloedbanken en instellingen voor gezondheidszorg, als door verzekeraars.

Het HI-virus nestelt zich na besmetting in een aantal afweercellen in het lichaam. De belangrijkste cellen zijn de thymus-lymfocyten die het kenmerk CD4 dragen en daarom “CD4+ cellen” of “CD4 cellen” worden genoemd. Deze CD4 cellen spelen een belangrijke rol in de weerstand tegen virussen en kanker. Zij binden virussen, met de bedoeling het virus te laten vernietigen. Het HI-virus dringt echter direkt na het totstandkomen van de verbintenis de cel in en plaatst het eigen erfelijke materiaal tussen dat van de gastheercel. Op deze wijze verschuilt het virus zich op de meest veilige plek die het lichaam kent: buiten het zicht van de afweercellen, in deze afweercellen zelf. Het erfelijke materiaal van het virus kan vervolgens duizenden nieuwe virussen laten maken door de gastheercel.

De HIV-besmetting begint meestal met een kortdurende “acute infectie”, met een tijdelijke opleving van het aantal virussen en daling van het aantal CD4 cellen. Daarna treedt een herstel op en vervolgens kan het jaren duren voordat de drager van het virus iets merkt van de besmetting. Op een gegeven moment is het aantal CD4 cellen danig geslonken en als gevolg daarvan de weerstand ernstig verzwakt. Vanaf dat moment

1 R.F.J.M. Kneepkens is werkzaam als geneeskundig adviseur bij NV Interpolis BTL. Hij is lid van het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Geneeskundig Adviseurs in Particuliere Verzekeringszaken (GAV), lid van de International Committee of Life Assurance Medicine (ICLAM) en lid van de Werkgroep Aids Verbond van Verzekeraars. Sinds 1999 heeft hij ervaring in verzekeren van mensen met HIV.

Page 2: HIV Gedragscode is overbodig - VerzekeringsArchief 2005

krijgen allerlei virussen en kanker een voorheen nog ondenkbare kans zich te ontwikkelen. Als dat gebeurt, spreekt men van AIDS.

Alhoewel de ziekten die ontstaan in het AIDS-stadium vaak wel behandelbaar zijn, was in de begintijd HIV zelf niet te bestrijden. In 1987 leek er een kentering te komen met de introductie van het eerste geneesmiddel, zidovudine. Helaas bleek het virus in staat om zich snel aan te passen: het wordt snel resistent tegen dit geneesmiddel. Duidelijk was dat de behandeling met meerdere geneesmiddelen tegelijkertijd een grotere kans zou bieden op succes. De eerste nieuwe geneesmiddelen waren vooral te beschouwen als “meer van hetzelfde”. Dit veranderde eind jaren negentig, toen met toevoeging van nieuwe soorten geneesmiddelen, combinatietherapieën ontworpen werden, vanwege de grote effectiviteit Highly Active Antiretroviral Therapy (HAART) genoemd. Werden in 1996 twee verschillende soorten geneesmiddelen gecombineerd, vanaf 1998 waren het er meestal drie en vanaf 2003 zelfs vier. Mensen die vanaf de aanvang met HAART behandeld werden, hebben een aanmerkelijk betere prognose dan mensen die al eerder werden behandeld met oudere behandelmethoden.

HAART is niet gemakkelijk te verdragen. Alhoewel veel gedaan is aan het “gemak” waarmee de therapie gevolgd kan worden, blijft het een zware therapie, met vele en ernstige bijwerkingen, waarbij de grootste stiptheid in het gebruik noodzakelijk is. De prognose is daarom meer afhankelijk geworden van therapietrouw dan van enig andere factor.

Het rapport van de verbondswerkgroep Aids

Vanaf eind jaren negentig is er een steeds groter wordende groep mensen te onderscheiden die als eerste behandeling HAART ontvingen. In 1999, bij het verschijnen van het eerste rapport van de Verbondswerkgroep Aids over verzekerbaarheid, was de groep met HAART behandelde mensen nog te klein en de ervaring ermee te kortdurend, om in het rapport rekening mee te houden.

Dankzij de oprichting van de Athena Werkgroep en diens opvolger de Stichting HIV Monitoring zijn in Nederland van duizenden mensen met HIV de medische gegevens centraal verwerkt. Uit de rapportages van de Stichting HIV Monitoring bleek duidelijk dat de prognose van mensen met HIV zeer sterk verbeterd was. Op grond van de publicaties van de Athena Werkgroep drong met name de Hiv Vereniging Nederland in 2002 aan op een nieuwe rapportage van de Verbondswerkgroep Aids.

Het is gebruikelijk dat acceptatierichtlijnen voor verzekeringen totstandkomen via uitgebreid literatuuronderzoek, waarbij honderden publicaties worden nagelezen – ruim driehonderd stuks voor het eerste aidsrapport in 1999. Het grote nadeel hiervan is, dat de publicaties geschreven zijn voor behandelaren en niet voor verzekeringsgeneeskundigen. De studies in de literatuur betreffen steeds patiëntenpopulaties waarvan veel leden bij voorbaat uitgesloten dienen te worden van verzekeringsdekking. De sterftekans van mensen met HIV is sinds de invoering van HAART nauwelijks nog een item voor de wetenschappelijke onderzoekers.

De beste wijze waarop een betrouwbare berekening van het verzekeringsrisico is te krijgen, is onderzoek van de ruwe patiëntengegevens. De Stichting HIV Monitoring is bereid geweest om rekenmodellen van de Werkgroep Aids toe te passen op de gegevens van alle centraal geregistreerde mensen met hiv in Nederland, die voldeden aan de criteria van de Werkgroep Aids. Hierdoor kon de onderzoeksgroep beperkt blijven tot die mensen, die a priori nog een kans maakten voor een levensverzekering geaccepteerd te worden tegen een betaalbare premie. Zo zijn bijvoorbeeld alle intraveneuze drugsgebruikers buiten de onderzoeksgroep gelaten.

Page 3: HIV Gedragscode is overbodig - VerzekeringsArchief 2005

De voordelen van deze werkwijze zijn duidelijk. De premieverhogingen zijn berekend over potentiële kandidaat-verzekerden, die allemaal deel uitmaken van de onderzoeksgroep, waardoor de toepasbaarheid in de Nederlandse verzekeringspraktijk vele malen groter is dan de overige acceptatierichtlijnen waarmee in Nederland gewerkt wordt. Het gebruik van de originele patiëntengegevens in plaats van gepubliceerde tabellen en grafieken, maakt de resultaten veel betrouwbaarder dan gebruikelijk in de verzekeringswereld. De risicoberekeningen zijn uitgevoerd door actuarissen van Nederlandse verzekeraars, en sluiten daarom naadloos aan bij de verzekeringstechniek in Nederland, terwijl zij tevens zonder voorbehoud geaccepteerd zijn door de patiëntenorganisaties.

Uit het bovenstaande blijkt duidelijk welke unieke mogelijkheden de Werkgroep Aids ter beschikking hebben gestaan dankzij deze werkwijze. Mogelijkheden die verklaren waarom de Nederlandse verzekeraars als eerste ter wereld betaalbare verzekeringsdekking kunnen aanbieden aan mensen met HIV.

Het rapport van de Werkgroep Aids van het Verbond van Verzekeraars berekent aan de hand van het mathematisch model dat gebaseerd is op deze “harde cijfers” verhogingen van de netto risicopremie voor mensen met HIV die op zijn vroegst vanaf 1998 behandeld worden met HAART. Deze mensen zijn voor het merendeel tegen een betaalbare premie verzekerbaar. Onverzekerbaar blijven mensen die bij voorbaat onverzekerbaar zijn wegens het vergevorderde stadium van de ziekte of wegens andere risicofactoren – zoals drugsverslaving en besmetting met hepatitis C. Mensen die de ziekte al jaren hebben en voorbehandeld zijn met thans verouderde therapieën zijn nog wel verzekerbaar, maar hebben een groter verzekeringsrisico. Voor mensen die nog niet behandeld worden, biedt het rapport van de Werkgroep Aids nog geen definitieve oplossing. Wel geven de auteurs aan dat het verzekeringsrisico bij deze mensen waarschijnlijk nog lager is dan bij de behandelden. De geneeskundig adviseur wordt daarom opgeroepen bij verzekeringsaanvragen van deze mensen een gunstig advies te verstrekken. Binnen enkele jaren zal de Stichting HIV Monitoring in staat zijn ook over deze mensen cijfers te publiceren.

De conclusie is dat de prognose en daarmee de verzekerbaarheid van mensen met HIV sterk gestegen is. Het is wellicht de eerste maal dat de verzekerbaarheid van een groep chronisch zieken met zoveel bewijskracht is aangetoond. Het is juist deze grote bewijskracht die een herziening van de verzekeringsregelgeving voor mensen met HIV mogelijk en wenselijk maakt.

De HIV-Gedragscode

Vanaf 1987 werd door Nederlandse verzekeraars een HIV-test gevraagd als onderdeel van de standaard verzekeringskeuring bij levensverzekeringen met grotere verzekerde bedragen. Onderling werd een keuringsgrens overeengekomen van 200.000,- gulden. Deze grens werd in 1993 opgenomen in een HIV-Gedragscode (zie bijlage A). Een verstandige zet, gezien het voorontwerp initiatief-wetsvoorstel Wet Keuringen van 20 augustus 1992 van de Tweede Kamerfractie D'66. In het voorontwerp werd in de Tweede Kamer door Kohnstamm een totaal verbod op HIV-testen voor verzekeringsdoeleinden opgenomen, zoals Kalkman-Bogerd (1993) beschrijft. In de uiteindelijk totstandgekomen Wet op de Medische Keuringen van 1998 is de HIV-test geregeld middels de HIV-Gedragscode. Onder de in de wet genoemde vragengrens is de HIV-test mogelijk volgens de normen van de geldende HIV-Gedragscode van het Verbond. De tekst van de HIV-Gedragscode is vastgesteld in overleg met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarbij de tekst mede op advies van aidsdeskundigen van de Amsterdamse GGD totstand is gekomen.

Page 4: HIV Gedragscode is overbodig - VerzekeringsArchief 2005

Het doel van de gedragscode is het verzekeren van toegang tot verzekeringen voor de onverzekerbaar geachte mensen met HIV.

De HIV-Gedragscode schrijft ondermeer voor op welke wijze in de gezondheidsverklaring gevraagd mag worden naar besmetting met HIV en naar aanleiding van welke antwoorden een aidstest mag worden gevraagd. Hiervoor is in de gezondheidsverklaring een aparte aidsvraag opgenomen, bestaande uit vijf deelvragen. Vier van de vijf deelvragen voldoen niet langer of hebben zelfs nooit voldaan:

In de eerste deelvraag wordt gevraagd naar aids. Deze vraag voldoet niet langer, omdat het hebben van aids niet langer gelijkstaat aan een naderende dood. Ook mensen met aids kunnen dankzij HAART dusdanig herstellen, dat zij als verzekerbaar kunnen worden beschouwd. De kans daarop is uiteraard wel kleiner dan bij mensen bij wie nog geen aids is vastgesteld.

In de tweede deelvraag komt “seropositiviteit” aan de orde. Deze benaming is altijd verwarrend geweest voor de kandidaat-verzekerden. Men kan “seropositief” zijn voor antilichamen tegen vele ziekten. Er dient daarom specifiek gesproken te worden van HIV-seropositief. Veel kandidaat-verzekerden begrijpen de term ook verkeerd dankzij het woord “positief”, dat in hun ogen een gunstige connotatie heeft. Beter kan gevraagd worden naar “besmetting met HIV”.

De vierde deelvraag, naar drugsgebruik, stelt als voorwaarde voor het verrichten van een aidstest dat door de kandidaat-verzekerde niet-steriele naalden voor intraveneuze toediening gebruikt moeten zijn. Wetenschappelijk gezien is deze beperking correct, maatschappelijk en vanuit de praktijk gezien niet. Van drugsgebruikers is vaak gerapporteerd dat zij alle hun ter beschikking staande technieken toepassen om te “scoren”. De kans dat slechts steriele naalden zijn gebruikt is klein; de kans dat het gebruik van niet-steriele naalden in de gezondheidsverklaring correct wordt opgegeven eveneens . Daarbij komt besmetting met HIV ook voor bij verslaafden die hun drugs niet intraveneus gebruiken, als gevolg van prostitutie. Drugsverslaving is een ernstige risicoverhogende factor en kan een reden zijn om de verzekeringsaanvraag zondermeer af te wijzen. Indien desondanks levensverzekeringsdekking wordt overwogen, zou een aidstest te allen tijde moeten zijn toegestaan.

De vijfde en laatste deelvraag, naar seksueel overdraagbare aandoeningen, is de meest vreemde vraag in de gezondheidsverklaring in de geschiedenis van de verzekeringsgeneeskunde. Er mag alleen een aidstest worden verricht als sprake is van anale gonorrhoe en dus van onbeschermd homoseksueel geslachtsverkeer. Deze vraag kan alleen uitgelegd worden als een vraag naar seksuele geaardheid, te meer omdat andere antwoorden die wijzen op een grote kans op besmetting met HIV – zoals herhaalde besmetting met syphilis – niet mogen leiden tot een aidstest. De beperkende bepaling is discriminerend en dient afgeschaft te worden. Bij elke kandidaat-verzekerde met een grotere kans op besmetting met HIV, zou een aidstest mogelijk moeten zijn. De kans is groter bij sekueel overdraagbare aandoeningen, hepatitis B en C en tuberculose.

De aidsvraag in de gezondheidsverklaring – en daarmee de HIV-Gedragscode – dient grondig gewijzigd te worden. De vraag kan zelfs gesteld worden of de HIV-Gedragscode niet geheel kan worden afgeschaft. De enorme verbetering van de prognose en de goede verzekerbaarheid van een groot aantal mensen met HIV maken de HIV-Gedragscode in de huidige vorm obsoleet. De medische acceptatieprocedure voor levensverzekeringen kan bij mensen met HIV op exact dezelfde wijze verlopen als bij andere kandidaat-verzekerden, zoals beschreven door Kneepkens (2003). Verzekeringsgeneeskundig gezien kan de vraag dus bevestigend beantwoord worden: de HIV-Gedragscode kan afgeschaft worden. Maar kan dat ook vanuit een maatschappelijk oogpunt?

Page 5: HIV Gedragscode is overbodig - VerzekeringsArchief 2005

HIV is niet langer de gevreesde ziekte waardoor men automatisch buiten de Nederlandse maatschappij lijkt te komen staan. Ook mensen met HIV willen wonen en werken. De Hiv Vereniging Nederland streeft actief naar sociale en maatschappelijke erkenning van mensen met HIV als chronische zieken. Doel is een verbetering te realiseren in de maatschappelijke status van en de woon- en arbeidsmogelijkheden voor mensen met HIV. Een aparte aidsvraag in de gezondheidsverklaring als onderdeel van de HIV-Gedragscode benadrukt echter de status aparte van de mensen met hiv. Een status aparte die de Hiv Vereniging Nederland en de Stichting Aidsfonds in het verleden wel gezocht hebben, maar die hen en de mensen met HIV nu voor de voeten loopt. Daarom kan ook maatschappelijk gezien de vraag bevestigend beantwoord worden: de HIV-Gedragscode kan afgeschaft worden.

Juridisch gezien ligt de afschaffing van de HIV-Gedragscode in handen van het Verbond van Verzekeraars en de patiëntenorgansisaties. Bij de invoering van de Wet op de Medische Keuringen in 1998 is bepaald dat de HIV-Gedragscode voor maximaal drie jaar na inwerkingtreding van de wet gehandhaafd zou blijven. Binnen deze termijn moesten het Verbond van Verzekeraars en de patiëntenorganisaties, via de weg van zelfregulering, overeenstemming bereiken. Als de partijen daarin niet slagen, kan de regering via een Algemene Maatregel van Bestuur een regeling vaststellen. Specifiek is in artikel 9 van de Wet op de Medische Keuringen vastgelegd, dat er nadere afspraken moeten worden gemaakt door representatieve organisaties. Dit Zelfreguleringsoverleg is met enige vertraging vlak vóór het verstrijken van de genoemde termijn van start gegaan. Aan dit Zelfreguleringsoverleg hebben deel genomen het Breed Platform Verzekerden en Werk (BPV&W), de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) en het Verbond van Verzekeraars. Deze drie belangengroeperingen vertegenwoordigen respectievelijk de patiëntenorgenisaties, de behandelend en keurend artsen, en de verzekeringsmaatschappijen. De KNMG is aangeschoven op uitdrukkelijk verzoek van het Ministerie van VWS. Het is van belang in het oog te houden dat het overleg alleen door belangenorganisaties is gevoerd, zonder zelfstandige bijdrage van deskundigen, van de zijde van universiteit of van de verzekeringsgeneeskundige wetenschappelijke vereniging, de Nederlandse Vereniging van Geneeskundig Adviseurs in Particuliere Verzekeringszaken (GAV).

Het Zelfreguleringsoverleg heeft geleid tot twee met elkaar verbonden produkten: het Protocol Verzekeringskeuringen (zie bijlage B) en een nieuwe standaard voor de gezondheidsverklaring voor levens- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Een onderzoek naar de naleving van het protocol en het huidige gebruik van de gezondheidsverklaring wordt op het moment van schrijven van dit artikel uitgevoerd door de Universiteit van Maastricht. Te verwachten valt dat het gebrek aan afstemming met wetenschappers en practici terug te vinden zal zijn in de onderzoeksresultaten. Zo hebben de overlegpartijen het niet aangedurfd om de HIV-Gedragscode ter discussie te stellen, ondanks de van aanvang duidelijk zichtbare tekortkomingen, zoals hierboven geschetst.

Het Protocol Verzekeringskeuringen verwijst naar de HIV-Gedragscode, maar stelt de eigen regelgeving als leidend. Een wijziging van de HIV-Gedragscode zal daarom gevolgd moeten worden door een wijziging van het Protocol Verzekeringskeuringen.

Samenvatting en conclusie

Besmetting met HIV is dankzij moderne therapieën te beschouwen als een chronische ziekte. De meeste mensen met HIV die nu nog onverzekerbaar blijken te zijn, zijn dat op grond van andere risicofactoren – intraveneuze drugsgebruikers – of

Page 6: HIV Gedragscode is overbodig - VerzekeringsArchief 2005

vanwege de vergevorderde staat van hun ziekte. De chronische HIV-infectie kan vergeleken worden met suikerziekte, waarbij ook mensen met vergevorderde klachten en afwijkingen onverzekerbaar zijn, en waarbij genezing (nog) niet mogelijk is. Het bewijs voor de verbeterde prognose en verzekerbaarheid van mensen met HIV is zeer krachtig, dankzij de unieke samenwerking van de Verbondswerkgroep Aids met de Stichting HIV Monitoring. De HIV-Gedragscode, ooit in het leven geroepen om een groep onverzekerbare mensen in bescherming te nemen, heeft ernstig aan waarde ingeboet.

De medische acceptatieprocedure voor levensverzekeringen kan bij mensen met HIV hetzelfde verlopen als bij andere chronische zieken. Een aparte HIV-Gedragscode en een aparte aidsvraag in de gezondheidsverklaring zijn niet langer gewenst, omdat zij haaks staan op de door de mensen met HIV gewenste maatschappelijke vooruitzichten. Niet alleen maatschappelijk, maar ook wetenschappelijk en in de verzekeringspraktijk bestaan grote bezwaren tegen de huidige HIV-Gedragscode.

De Wet op de Medische Keuringen schrijft Zelfreguleringsoverleg voor. Het Zelfreguleringsoverleg heeft de HIV-Gedragscode en de standaard voor de gezondheidsverklaring met aidsvraag ingebed in het Protocol Verzekeringskeuringen en daaraan ondergeschikt gemaakt. De gewenste wijziging danwel vernietiging van de HIV-Gedragscode en bijhorende aidsvraag dient gerealiseerd te worden via het Zelfreguleringsoverleg. Gezien het resultaat van het Zelfreguleringsoverleg tot nu toe, is deze wetenschappelijk en maatschappelijk verantwoorde doorbraak niet op korte termijn te verwachten.

Literatuur

Boer W de, Broekhoven HWM van, Bruning R, Eggen SJH, Hoogen HA van den, Kneepkens RFJM, Werkgroep Aids Verbond van Verzekeraars. Verzekerbaarheid hiv dichterbij. Den Haag, Verbond van Verzekeraars, 2005.

Boer W de, Broekhoven HWM van, Bruning R, Eggen SJH, Hoogen HA van den, Kneepkens RFJM, Westgeest WGT, Willekes FGM, Werkgroep Aids Verbond van Verzekeraars. AIDS/HIV en levensverzekeringen: een tussenstand. Den Haag, Verbond van Verzekeraars, 1999.

Kalkman-Bogerd LE. Medische keuringen bij acceptatie van verzekeringen: wel of niet toelaatbaar? Het Verzekerings-Archief 1993; 70 (1): 23-36.

Kneepkens RFJM. Geneeskundige advisering in particuliere verzekeringszaken. In: Have HAMJ ten, Blijham GH, Engberts DP, Kalkman-Bogerd LE, Kimsma GK, Jensma-Nieuwpoort ACB. Ethiek en Recht in de Gezondheidszorg. Bohn, Stafleu, Van Loghem: 1999, aanvulling 29, juni 2003. Hoofdstuk XXVIIA: 1-31.

Bijlage A. HIV-Gedragscode

HIV-gedragscode van 24 februari 1993, inzake het testbeleid op HIV-antistoffen bij de acceptatie van aanvragen voor levensverzekeringen met een overlijdensrisico tot f 200 000 en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen met jaarrenten tot f 40 000 (eerste jaar tot f 60 000).

Met ingang van mei 1995 is de keuringsgrens voor levensverzekeringen verhoogd naar f 300 000. Sinds de Wet op de Medische Keuringen in werking is getreden wordt gesproken van een vragengrens in plaats van een keuringsgrens en wordt de grens elke drie jaar aangepast op basis van een indexering. De huidige vragengrens voor levensverzekeringen bedraagt sinds januari 2004 € 159 505. Het Verbond van Verzekeraars heeft de leden geadviseerd in de praktijk een vragengrens van € 160 000 te hanteren.

Page 7: HIV Gedragscode is overbodig - VerzekeringsArchief 2005

In de Gezondheidsverklaring behorende bij het formulier voor de aanvraag van een verzekering wordt de zogenaamde bloedvraag als volgt aangepast: "Is uw bloed wel eens onderzocht, bijvoorbeeld op bloedziekte, suikerziekte, nierziekte, vetgehalte (bijvoorbeeld cholesterol) of geelzucht (hepatitis)? Zo ja, waarom, wanneer, waarop en met welk resultaat?" HIV en AIDS mogen niet langer in deze vraag genoemd worden.

Voorts kunnen de volgende vragen worden opgenomen in de gezondheidsverklaring: .1 Heeft u Aids?.2 Zijn in uw bloed HIV-antistoffen aangetoond (bent u seropositief)? .3 Heeft u in het buitenland een bloedtransfusie ondergaan? Zo ja, wanneer en in welk

land?.4 Gebruikt(e) u in de afgelopen periode van vijf jaren intraveneus drugs? Zo ja, heeft

u hierbij altijd steriel materiaal (naalden en spuiten) gebruikt?.5 Wordt u, of bent u de afgelopen periode van vijf jaren behandeld wegens een

seksueel overdraagbare aandoening?

De geneeskundig adviseur van de verzekeraar kan nader onderzoek en een HIV-test vragen indien:.a vraag 3 met JA is beantwoord en het een land betreft dat voorkomt op de te

hanteren lijst (Als landen met in het algemeen veilige bloedtransfusies worden aangemerkt: landen die behoren tot de Europese Gemeenschap en de EFTA, de USA, Canada, Japan, Australië en Nieuw-Zeeland.);

.b vraag 4 met JA is beantwoord en vervolgens is gebleken dat niet-steriele naalden zijn gebruikt;

.c vraag 5 met JA is beantwoord en vervolgens is gebleken dat in de afgelopen periode van vijf jaren een behandeling heeft plaatsgehad wegens een anale gonorroe.

De omstandigheden zoals aangegeven bij de punten a. t/m c. waartoe tot een HIV-test kan worden besloten, moeten expliciet worden aangegeven in de toelichting die bij elke Gezondheidsverklaring wordt verstrekt.

De gedragscode beschrijft verder tot in detail aan welke voorwaarden de verrichting van een HIV-test en de communicatie daarover moeten voldoen, met inbegrip van het recht van de kandidaat-verzekerde om de uitslag niet te vernemen, of slechts via een daartoe door hem aangewezen persoon.

Bijlage B. Relevante delen in Protocol Verzekeringskeuringen

De beperkingen die verzekeraars zichzelf reeds hebben opgelegd in de sfeer van het afzien van erfelijkheidsonderzoek bij een verzekeringskeuring en in de sfeer van het stellen van beperkte vragen gericht op het achterhalen van een HIV-risico, zijn opgenomen in het Moratorium Erfelijkheidsonderzoek en de HIV-gedragscode. Deze beperkingen zijn ook in het Protocol opgenomen. De tekst van het Moratorium Erfelijkheidsonderzoek en de HIV - gedragscode zijn als bijlage bij dit Protocol gevoegd.

Het Protocol treedt in werking per 1 maart 2003 of zoveel eerder als mogelijk is, voor onbepaalde tijd.

Artikel 1: definitiesIn dit Protocol wordt verstaan onder: e. vragengrens: grens in de hoogte van het

verzekerd bedrag die van belang is voor de toepasselijkheid van de beperkingen die in het kader van de WMK worden aangebracht op de vrijheid van de verzekeraar om in het kader van een verzekeringskeuring bepaalde vragen te stellen en bepaalde onderzoeken te laten verrichten. Deze bedragen worden door de Minister van

Page 8: HIV Gedragscode is overbodig - VerzekeringsArchief 2005

Volksgezondheid, Welzijn en Sport volgens artikel 5 lid 2 WMK vastgesteld en gelden bij levensverzekeringen met overlijdensrisico voor het totaal verzekerde of te verzekeren bedrag berekend over een periode van drie jaar vóór de aangevraagde verzekering en bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor het totaal verzekerde bedrag per jaar.

Artikel 3: Inhoud van de verzekeringskeuringIn algemene zin is de door de verzekerde ingevulde gezondheidsverklaring de

basis voor de beslissing of en zo ja, welke aanvullende informatie wordt verzameld. Indien het verzekerde bedrag een bepaalde grens overschrijdt – al dan niet in cumulatie met eerder bij de verzekeraar of bij andere verzekeraars afgesloten respectievelijk aangevraagde verzekeringen – is het gebruikelijk dat door de verzekeraar een medisch onderzoek door een keuringsarts wordt gevraagd. Bij verzekeringen boven de vragengrens kan het ondergaan van een HIV -test standaard onderdeel uitmaken van de verzekeringskeuring, terwijl zulks onder de vragengrens tevens het geval zal zijn als de antwoorden op de gezondheidsvragenlijst daartoe aanleiding geven. De vragen die aanleiding kunnen geven om een HIV-test te verlangen, staan vermeld in de HIV-gedragscode.

Artikel 4: beperkingen verzekeringskeuringOp grond van artikel 3 WMK is het verboden om bij een verzekeringskeuring

vragen te stellen of medisch onderzoek te verrichten die een onevenredige inbreuk betekenen op de persoonlijke levenssfeer van de keurling.

Lid 1: Ten aanzien van medisch onderzoek is aangegeven dat in ieder geval geen deel van de keuring mogen uitmaken:

a. onderzoek waarvan het te verwachten belang voor de keuringvrager niet opweegt tegen de risico's daarvan voor de keurling, waaronder begrepen onderzoek specifiek gericht op het verkrijgen van kennis over de kans op een ernstige ziekte waarvoor geen geneeswijze voorhanden is dan wel waarvan de ontwikkeling niet door medisch ingrijpen kan worden voorkomen of in evenwicht gehouden of van kennis over een aanwezige, niet behandelbare ernstige ziekte welke naar verwac hting eerst na langere tijd manifest zal worden;

b. onderzoek dat anderszins voor de keurling een onevenredig zware belasting met zich meebrengt;

meer specifiek wordt in dit Protocol onder verwijzing naar de HIV-gedragscode vastgesteld dat onderzoek naar HIV/aids slechts mag worden verricht indien de te sluiten verzekering de vragengrens overschrijdt of – indien de verzekering die vragengrens niet overschrijdt – als het antwoord van de keurling op de gerichte vragen zoals neergelegd in de HIV-gedragscode daartoe aanleiding geeft.