Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling...

60
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2007 – 2008 Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling in Vlaanderen Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de bedrijfseconomie Anneleen Dejonckheere onder leiding van Dr. Elsy Verhofstadt

Transcript of Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling...

Page 1: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2007 – 2008

Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling in Vlaanderen

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master in de bedrijfseconomie

Anneleen Dejonckheere

onder leiding van

Dr. Elsy Verhofstadt

Page 2: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van de masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Anneleen Dejonckheere

Page 3: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

I

Bedankt

Een klein half jaar kreeg ik… Om een onderwerp te zoeken, een onderzoek te voeren en een

masterproef te schrijven in een domein waar ik zes maanden geleden nauwelijks mee kennis

gemaakt had. Het lijkt haast onhaalbaar en toegegeven, het vergde heel wat plannen en

herplannen om alles tijdig af te krijgen. Ik wil al wie me daarbij hielp dan ook heel graag

bedanken.

Bedankt Kind en Gezin, voor het snel doorgeven van de nodige gegevens. Merci mama, voor de

geduldige privé‐lessen GIS. Ook bedankt aan mijn promotor, zonder haar was deze masterproef

nooit zo krachtig geworden als hij nu is.

Page 4: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

II

Inhoudsopgave

I. Inleiding ........................................................................................................................ p. 1

II. Literatuurstudie ............................................................................................................ p. 2

1. Arbeidsmarktparticipatie .................................................................................................. p. 2

1.1. Verschillen tussen vrouwelijke en mannelijke arbeidsmarktparticipatie ......................... p. 2

1.2. De combinatie arbeid – zorg voor kinderen ...................................................................... p. 5

1.3. Het overheidsbeleid ten aanzien van de combinatie arbeid ‐ zorg ................................... p. 7

2. Kinderopvang .................................................................................................................... p. 9

2.1. Kinderopvang in cijfers ...................................................................................................... p. 9

2.2. Het verdwijnen van informele opvangmogelijkheden ...................................................... p. 11

2.3. Kinderopvang door bedrijven ............................................................................................ p. 12

3. Tot slot ............................................................................................................................... p. 13

3.1. Uitdagingen voor de overheid ........................................................................................... p. 13

3.2. Op zoek naar witte vlekken inde kinderopvang ................................................................ p. 13

III. Onderzoeksmethode ................................................................................................... p. 15

IV. Resultaten ................................................................................................................... p. 17

1. Gemeentelijke gegevens in kaart gebracht ..................................................................... p. 17

1.1. Aantal kinderen jonger dan drie....................................................................................... p. 17

1.1.1. Beschrijving ................................................................................................................. p. 17

1.1.2. Ruimtelijke spreiding: kaart 1 ..................................................................................... p. 17

1.2. Plaatsen in formele kinderopvang ................................................................................... p. 18

1.3. Werkloosheid in Vlaanderen ............................................................................................ p. 18

1.3.1. Beschrijving ................................................................................................................. p. 18

1.3.2. Ruimtelijke spreiding: kaart 2, 3 en 4 ......................................................................... p. 19

1.4. Openstaande vacatures in Vlaanderen ............................................................................ p. 19

1.4.1. Beschrijving ................................................................................................................. p. 19

Page 5: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

III

1.4.2. Ruimtelijke spreiding: kaart 5 ..................................................................................... p.20

2. Aanwezigheid van witte vlekken in de Vlaamse kinderopvang ..................................... p. 21

2.1. Dekkingsgraad van formele kinderopvang ....................................................................... p. 21

2.1.1. Statistische analyse .................................................................................................... p. 21

2.1.2. Ruimtelijke spreiding: kaart 6 ..................................................................................... p. 21

2.2. Rode regio’s: de arbeidsmarktparadox ............................................................................ p. 22

2.2.1. Statistische analyse .................................................................................................... p. 22

2.2.2. Ruimtelijke spreiding: kaart 7 ..................................................................................... p. 23

3. Het verband tussen de regionale dekkingsgraad en de rode regio’s: witte vlekken .... p. 24

3.1. Statistische analyse .......................................................................................................... p. 24

3.1.1. Verband dekkingsgraad – werkloosheidspercentage ................................................. p. 25

3.1.2. Meervoudige relatie dekkingsgraad, aantal inwoners, bevolkingsdichtheid en

opleidingsgraad – werkloosheidsgraad ................................................................................... p. 26

3.1.3. Verband dekkingsgraad – rode regio’s ....................................................................... p. 28

3.2. Ruimtelijke spreiding ........................................................................................................ p. 29

3.2.1. Verband dekkingsgraad – werkloosheidsgraad: kaart 8, 9 en 10 .............................. p. 29

3.2.2. Verband dekkingsgraad – arbeidsmarktparadox ....................................................... p. 29

IV. Interpretatie ............................................................................................................... p. 30

1. Werkgelegenheid en kinderopvang… Loopt de weg naar Lissabon via Barcelona? ...... p. 30

2. Tekorten van het onderzoek ........................................................................................... p. 35

3. Suggesties voor vervolgonderzoek .................................................................................. p. 36

V. Conclusie ..................................................................................................................... p. 37

Page 6: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

IV

Lijst van tabellen en figuren

Figuur 1: Gemiddelde groei van vrouwelijke tewerkstelling tussen 1992 en 2005 (gegevens

OECD,2007) ........................................................................................................................................ 2

Figuur 2: Arbeidsmarktparticipatie in Vlaanderen en de EU15 (gegevens Eurostat, 2007) .............. 3

Figuur 3: Arbeidsmarktparticipatie in Vlaanderen naar opleidingsniveau en geslacht in 2000

(gegevens Carton, 2004) .................................................................................................................... 4

Figuur 4: Lagere arbeidsparticipatie van vrouwen met kinderen < 12 (gegevens Eurostat, 2005) ... 4

Figuur 5: Productiemogelijkhedencurve van een gezin (gebaseerd op De Clercq, 2007, p. 196) ...... 5

Figuur 6: Regelmatig gebruik van kinderdagopvang volgens gezinsinkomen (gegevens Vanpée,

Sannen & Hedebouw, 2000) ............................................................................................................... 7

Figuur 7: Aantal opvangplaatsen voor niet‐schoolgaande kinderen erkend door Kind en Gezin in

2006 (gegevens Kind en Gezin, 2006) .............................................................................................. 10

Figuur 8: Evolutie van het totaal aantal plaatsen in de kinderdagopvang in de Vlaamse

Gemeenschap (gegevens Kind en Gezin, 2007) ................................................................................ 11

Figuur 9: Plaatsen in kinderopvang per 1000 kinderen < 3 jaar (gegevens Kind en Gezin, 2007) ... 11

Figuur 10: Gebruik van kinderopvang van kinderen < 3 jaar naar aard van opvang (gegevens Kind

en Gezin, 2005) ................................................................................................................................. 12

Page 7: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

V

Lijst van gebruikte afkortingen

GIS Geografisch informatiesysteem

OECD Organisation for Economic Cooperation and Development

OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

EU15 Verwijzing naar volgende lidstaten van de Europese Unie: België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Duitsland, Denemarken, Ierland, Verenigd Koninkrijk, Griekenland, Portugal, Spanje, Finland, Oostenrijk en Zweden

EU25 Verwijzing naar de lidstaten van de EU15 en de 10 lidstaten die in 2004 lid werden van de Europese Unie: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië

NIS Nationaal Instituut voor Statistiek

VDAB Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling

NWWZ Niet‐werkende werkzoekenden

Page 8: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

1

I. Inleiding

Het tekort aan kinderopvang is vandaag een hot topic in de politiek. Er wordt druk gedebatteerd

en gespeculeerd over mogelijke oplossingen voor het tekort, want 10% van de ouders vindt

vandaag geen opvang voor hun kinderen en nog eens 15% vindt na 15 maanden zoeken enkel

opvang die niet volledig aan hun wensen voldoet (De Standaard, 16/04/08). Hoewel politiek

Vlaanderen enkele maanden geleden nog niet in de ban was van kinderopvang, pikte ik het

probleem al op. In gesprekken met jonge ouders kwamen steeds opnieuw problemen met het

vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het probleem onder mijn

aandacht. Tegelijkertijd kende de Vlaamse economie in 2007 een voortgezette groei waar

mogelijk een rem op zou kunnen komen door een gebrek aan arbeidskrachten. De combinatie van

beide actuele problemen bracht mij tot het onderwerp van dit onderzoek. Heeft het tekort aan

kinderopvang een effect op de tewerkstelling van (jonge) ouders en zo op de economische groei?

Is het verband even groot voor mannelijke en vrouwelijke tewerkstelling? Dé grote kracht van dit

onderzoek is dat het verder gaat dan het aantonen van een statistisch verband. Aan de hand van

verschillende kaarten op gemeentelijk niveau, die afzonderlijk gebundeld zijn, wordt duidelijk in

welke regio’s investeren in kinderopvang een effect zal hebben op de werkloosheid. Zo werd deze

masterproef de neerslag van een interessant onderzoek dat zich toespitst op een actueel

probleem en concrete oplossingen voorziet.

De literatuurstudie van deze masterproef bestaat uit twee delen. Enerzijds worden de Vlaamse,

Belgische en Europese werkloosheid en arbeidsmarktparticipatie belicht, anderzijds wordt het

terrein van de kinderopvang in Vlaanderen onder de loep genomen. In het tweede deel wordt

kort de gevolgde onderzoeksmethode geschetst. De resultaten van het onderzoek naar het

verband tussen het tekort aan kinderopvang en werkloosheid worden in het daaropvolgende deel

weergegeven. De kaarten in de kaartenbundel, waar doorheen de neerslag van de resultaten naar

verwezen wordt, ondersteunen de resultaten. In deel vier, de interpretatie van de resultaten,

worden ondermeer de Vlaamse regio’s besproken waar er vanuit het standpunt van

tewerkstelling prioritair geïnvesteerd dient te worden in kinderopvang. Ook de tekorten van het

onderzoek en belangrijke suggesties voor vervolgonderzoek worden hier weergegeven. In het

laatste deel wordt er met een bondige conclusie afgesloten.

Page 9: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

2

II. Literatuurstudie

1. Arbeidsmarktparticipatie

De Belgische economie kende in 2006 een groei van ongeveer 3% per jaar, de snelste groei sinds

2000 (OECD, 2007). Verschillende productiefactoren komen recent echter onder druk te staan:

meer en meer bedrijven hebben problemen met het vinden en aanwerven van gekwalificeerde

werknemers, een aanwijzing dat er een halt kan komen aan deze groei. Tegelijkertijd wordt de

Belgische economie ondanks de recente werkloosheidsdaling gekenmerkt door relatief hoge

werkloosheidscijfers in vergelijking met andere Europese landen. Een hervorming van de

arbeidsmarkt om de Belgische economische groei op lange termijn te ondersteunen is volgens het

OESO‐rapport van 2007 dé uitdaging voor de Belgische (en Vlaamse) overheid. Op lange termijn

dient de overheid de verdere groei in productiviteit te stimuleren; op korte termijn dient ze een

verdere stijging van de arbeidsmarktparticipatie na te streven.

1.1. Verschillen tussen vrouwelijke en mannelijke arbeidsmarktparticipatie

Verschillende studies hebben aangetoond dat een hogere vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie

een positieve invloed heeft op de economische groei (Cournède, 2006; Bloom, Canning, Fink et al,

2007).

Figuur 1 (gegevens OECD,2007)

De tweede helft van de 20ste eeuw wordt gekenmerkt door een sterke stijging van de

arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Een belangrijke verklaring daarvoor kan men vinden in het

‐3,00

‐2,00

‐1,00

0,00

1,00

2,00

3,00

4,00

Gemiddelde groei van vrouwelijke tewerkstelling tussen 1992 en 2005 (in %)

Page 10: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

3

stijgende vrouwelijke onderwijsniveau dat een positief effect heeft op het loon en dus zorgt voor

een hogere opportuniteitskost van thuis blijven. Bovendien zorgde technologische vernieuwing

ervoor dat huishoudelijk werk steeds minder tijd in beslag neemt, waardoor er meer tijd overblijft

om deel te nemen aan de arbeidsmarkt (Herrarte Sánchez, Moral Carcedo & Sáez Fernández,

2007). Ook de toenemende individualisering doet zijn invloed gelden: steeds meer vrouwen

hechten er belang aan voor hun onderhoud niet afhankelijk te zijn van hun partner (Nidi, 2000).

Een vierde verklarende variabele is de daling van het aantal kinderen per vrouw tijdens diezelfde

periode waardoor er minder tijd aan kinderzorg besteed moet worden (OECD, 2001, p.132; Bloom

et al, 2007). Bovendien namen overheden de laatste decennia tal van maatregelen om

vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie aan te moedigen: subsidies voor kinderopvang, instellen van

verlofregelingen,… (infra p. 7) .

Figuur 2 (gegevens Eurostat, 2007)

Bovenstaande grafiek geeft echter aan dat de vrouwelijke activiteitsgraad in Vlaanderen de

mannelijke nog lang niet evenaart. Het traditionele rollenpatroon dat een belangrijke invloed

heeft op de samenleving kan dit verschil verklaren (Lehrer & Nerlove, 1986; OECD, 2001; Herrarte

Sánchez et al, 2007) en zou in de nabije toekomst niet of nauwelijks veranderen (Ester, Vinken &

van Dun, 2002). Dit rollenpatroon, waarin huishoudelijk werk tot de taakverantwoordelijkheid van

de vrouw behoort, kan gedetailleerd bestudeerd worden in relatie tot de arbeidsmarktparticipatie

van vrouwen. Déze studie zal zich echter beperken tot het bestuderen van de zorg voor kinderen

als een onderdeel van het traditionele rollenpatroon.

Onderstaande figuur geeft duidelijk aan dat de arbeidsmarktparticipatie van laaggeschoolde

vrouwen opmerkelijk lager ligt dan die van midden‐ en hooggeschoolde vrouwen. De

arbeidsmarktparticipatie van mannen blijft voor elk opleidingsniveau hoger, maar volgt dezelfde

trend.

40,0

50,0

60,0

70,0

80,0

2000 2003 2006

Arbeidsmarktparticipatie in Vlaanderen en de EU15 (in %)

Vlaams Gewest vrouwen Vlaams Gewest mannen EU15 vrouwen EU15 mannen

Page 11: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

4

Figuur 3 (gegevens Carton, 2004) Eén van de hoofdredenen om uit de arbeidsmarkt te stappen is het ouderschap, wat vaak gepaard

gaat met moeilijkheden om betaalde arbeid en zorg met elkaar te verzoenen. Verschillende

studies (Apps & Rees, 2000; Cournède, 2006; Herrarte Sánchez et al, 2007) wijzen erop dat

hoofdzakelijk vrouwen uit de arbeidsmarkt stappen nadat ze een kind gekregen hebben, voor

mannen is dit veel minder het geval. Uit onderstaande figuur blijkt dat de vruchtbaarheidsgraad

van vrouwen ondanks de huidige overheidsmaatregelen een duidelijk negatieve invloed op hun

deelname aan de arbeidsmarkt heeft (Bloom et al, 2007; Herrarte Sánchez et al, 2007).

Figuur 4 (gegevens Eurostat, 2005)

De onderliggende redenen waarom het krijgen van kinderen vooral de participatiegraad van

vrouwen beïnvloedt (verschillen in loon, in preferenties, …), kunnen uitvoerig onderzocht worden

maar vormen geen onderzoeksgebied van deze studie. Op welke manier het ouderschap de

algemene participatiegraad van mannen én vrouwen op de arbeidsmarkt beïnvloedt is dit wel.

0102030405060708090

100

Arbeidsmarktparticipatie in Vlaanderen naar opleidingsniveau en geslacht in 2000 (in %)

0102030405060708090

100

EU25 België

Vrouwen tussen 20 en 49 zonder kinderen <12

Vrouwen tussen 20 en 49 met kinderen <12

Mannen tussen 20 en 49 zonder kinderen <12

Mannen tussen 20 en 49 met kinderen <12

Lagere arbeidsparticipatie van vrouwen met kinderen < 12

Page 12: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

5

Bovenstaande gegevens wijzen er echter op dat de focus van dit onderzoek voornamelijk op de

vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie dient te liggen.

1.2. De combinatie arbeid – zorg voor kinderen

De beslissing om al dan niet deel te nemen aan de arbeidsmarkt beïnvloedt de tijdsverdeling in

een gezin.

tijd = betaalde arbeid + zorg voor kinderen + ander huishoudelijk werk + vrije tijd

Figuur 5 (gebaseerd op De Clercq, 2007, p. 196)

Page 13: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

6

Bovenstaande grafiek geeft de productiemogelijkhedencurve van een gezin weer, ontstaan door

aggregatie van de productiemogelijkhedencurven van beide partners. Evenwichtspunt Ez geeft de

gezinsbeslissing met betrekking tot de arbeidsmarktparticipatie van een gezin weer zonder dat

het gezin een beroep kan doen op kinderopvang. De partner met de laagste opportuniteitskost

van één eenheid zorg zal deeltijds werken en de vrijgekomen uren besteden aan zorg voor de

kinderen.

De rechte K is een (abstracte) weergave van de kosten van kinderopvang (in de vorm van

inkomensverlies voor het gezin). De relatie tussen de totale arbeidsmarktparticipatie van een

gezin en de kost van kinderopvang blijkt omgekeerd evenredig te zijn: hoe hoger de kost van

kinderopvang, hoe kleiner de opportuniteitskost van het thuisblijven (het verschil tussen het

gederfde inkomen en de gederfde kosten van kinderopvang) van één van beide partners. De

beslissing van een gezin ligt hier anders dan in het punt Ez: in het punt Em werken beide partners

voltijds en besteden ze de zorg voor hun kinderen uit. Hoe hoger de kosten voor kinderopvang,

hoe steiler curve K zal zijn en hoe kleiner het aantal uren uitbestede zorg. Wanneer de kosten

voor kinderopvang groter worden dan het inkomen van de partner met het laagste inkomen, zal

die zijn voltijdse job opgeven omdat de opportuniteitskosten van thuis blijven kleiner zijn dan de

opportuniteitskosten van arbeidsmarktparticipatie.

Hoe lager het loon en hoe hoger de zorgproductiviteit, hoe lager de opportuniteitskost (het

gederfde inkomen per eenheid zorg) van thuis blijven. Dit kan een oorzaak zijn van de lage

participatiecijfers van vrouwen: de zorgproductiviteit van vrouwen wordt vanuit het traditionele

rollenpatroon doorgaans als hoger beschouwd dan die van de man – ook de opstellers van dit

model gingen ervan uit dat het comparatief voordeel van de gemiddelde man in externe arbeid en

dat van de gemiddelde vrouw in huishoudelijke zorg ligt (De Clercq, 2007). Bovendien verdienen

vrouwen gemiddeld minder dan mannen (OECD, 2001). Ook uit empirische gegevens blijkt een

gebrek aan (betaalbare) kinderopvang dé sleutelreden te zijn waarom vrouwelijke

tewerkstellingsgraden internationaal laag liggen (Cournède, 2006; Pacelli, Pasqua, Villosio, 2007).

Het wordt langzaamaan duidelijk dat de participatiegraad van vrouwen en dus de economische

groei gestimuleerd kan worden indien er geïnvesteerd wordt in kinderopvang. Dit wordt

bevestigd door onderzoek (Connelly, 1992; Jongen & van Vuuren, 2004; Cournède, 2006). Lagere

kosten van kinderopvang maken werken op de arbeidsmarkt voor ouders met jonge kinderen

aantrekkelijker. Het feit dat lagere scholing veelal leidt tot een lager loon op de arbeidsmarkt

waardoor de opportuniteitskosten van thuis blijven laag worden, kan een verklaring vormen voor

de sterke afwezigheid van laaggeschoolde vrouwen op de arbeidsmarkt (OECD, 2001). De

Page 14: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

7

werkelijkheid volgt dit theoretisch model: hoe lager het gezinsinkomen, hoe minder er beroep

wordt gedaan op formele kinderopvang.

Figuur 6 (gegevens Vanpée, Sannen & Hedebouw, 2000)

In verschillende studies ligt de nadruk dan ook op de betaalbaarheid van kinderopvang ten

opzichte van de lonen, wil deze kinderopvang arbeidsparticipatie aanmoedigen. De kostprijs van

kinderopvang kan echter niet eenzijdig bekeken worden. Hoge prijzen van kinderopvang staan

deelname aan de arbeidsmarkt niet in de weg indien ze gepaard gaan met een belastingvoordeel

voor de gebruikers van kinderopvang (Immervoll & Barber, 2005).

1.3. Het overheidsbeleid ten aanzien van de combinatie arbeid – zorg

De Vlaamse regering stelde enkele jaren geleden uitdrukkelijk het doel een bijdrage te leveren

aan een beter evenwicht tussen arbeid, gezinsleven en vrije tijd (Beleidsnota 1999‐2004 van de

Vlaamse minister van welzijn, gezondheid en gelijke kansen). Ze nam in het verleden verschillende

initiatieven om de combinatie arbeid – zorg te vereenvoudigen. Het subsidiëren van kinderopvang

is er één van. Dit gebeurt rechtstreeks via Kind en Gezin (infra, p.9) en onrechtstreeks door het tot

op bepaalde hoogte fiscaal aftrekbaar maken van kinderopvang (tot 11,2€ per dag per kind).

Daarnaast voorziet de overheid in verschillende verlofregelingen: zwangerschaps‐ en

bevallingsverlof, recht op betaald ouderschapsverlof, recht op kortdurend en langdurig zorgverlof,

… De overheid kan ook minder voor de hand liggende flankerende maatregelen treffen om de

participatiegraad van vrouwen te verhogen, zoals het creëren van meer flexibiliteit in de werktijd

en in de openingsuren van winkels en publieke diensten (OECD, 2001; Pacelli, Pasqua & Villosio,

2007).

Ook gemeentelijke overheden kunnen kinderopvang organiseren of ondersteunen. 93,2% van de

Vlaamse gemeenten ondersteunt en/of organiseert kinderopvangmogelijkheden binnen haar

33,3 42,2

72,1 87,2 77,0

91,8

0

20

40

60

80

100

<60 000 60 000 ‐ 80 000 80 001 ‐ 100 000 100 001 ‐ 120 000 120 001 ‐ 140 000 > 140 000

Regelmatig gebruik van kinderopvang volgens gezinsinkomen (in %)

Page 15: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

8

gemeente. In 72,6% van de gemeenten beschikt het lokaal bestuur over een afzonderlijk budget

voor kinderopvang (Kind en Gezin, 2005). Dit wordt hoofdzakelijk aangewend voor het zelf

organiseren van kinderopvang (o.a. via het OCMW).

De overheid ent haar beleid ten aanzien van de combinatie arbeid – zorg op een aantal

belangrijke motieven (Jongen & van Vuuren, 2004). Ze streeft met haar ingrijpen een meer

efficiënte allocatie van arbeid en zorg na. Zo kan overheidsingrijpen de keuzemogelijkheden van

gezinnen bij hun besluitvorming over de verdeling van de beschikbare tijd over arbeid en zorg

vergroten (suppra, p.4) door tegemoet te komen aan marktimperfecties (zoals inflexibele

arbeidstijden). Door deeltijds werken, telewerken en flexibele werktijden te stimuleren en/of de

openingstijden van kinderopvang uit te breiden, vergroot de overheid de mogelijkheden van

gezinnen om arbeid en zorg te combineren wat zal leiden tot een efficiëntere verdeling.

Daarnaast kan de overheid zorgen voor verzekeringen die vanuit maatschappelijk oogpunt wel

gewenst zijn maar niet via de private markt tot stand komen. Een inkomensverzekering bij verlof

ten behoeve van de zorg van een zieke naaste bijvoorbeeld, wordt niet aangeboden op de private

markt. In België wordt een uitkering van 500€ per maand gewaarborgd gedurende drie maanden

bij de zorg voor ernstig zieke familieleden en gedurende twee maanden bij stervensbegeleiding.

Naast het streven naar efficiëntie is overheidsoptreden te motiveren vanuit het streven naar een

meer gelijkmatige verdeling van arbeid en zorg tussen verschillende groepen. Internationaal

vormt het bevorderen van het arbeidsaanbod van vrouwen een belangrijk motief voor de

stimulering van kinderopvang. Een studie van de OESO (2002) stelt vast dat er een relatie is tussen

de voorzieningen voor kinderopvang en het arbeidsaanbod van vrouwen: hoe groter de publieke

financiering van kinderopvang, hoe meer vrouwen met kinderen fulltime (blijven) werken. De

causaliteit is echter onduidelijk. De verschillen kunnen te wijten zijn aan verschillen in sociaal‐

culturele omstandigheden (verschillen in de vraagkant van kinderopvang: vrouwen zijn meer

geneigd thuis te blijven onafhankelijk het aanbod van opvang) maar kunnen ook gesitueerd

worden aan de aanbodkant: het ontbreken van voldoende kinderopvang zorgt ervoor dat

vrouwen die dit wel willen, zich niet kunnen aanbieden op de arbeidsmarkt. De OESO acht het

onwaarschijnlijk dat de causaliteit enkel in de eerste richting loopt.

De overheid kan via haar beleid arbeidsmarktparticipatie van vrouwen aanmoedigen of

afremmen. Uit Nederlands onderzoek (Jongen & van Vuuren, 2004) blijkt dat het invoeren van

regelingen voor betaald verlof tot minder formeel gewerkte uren leidt doordat (voornamelijk

vrouwen) meer verlof gaan opnemen. Kinderopvangsubsidies hebben net een hogere

arbeidsmarktparticipatie van vrouwen tot gevolg. Bovendien houden kinderopvangsubsidies, in

Page 16: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

9

tegenstelling tot verlofregelingen, een lastenverschuiving van werkenden naar niet‐werkenden in.

Kinderopvang wordt deels betaald uit algemene middelen, waar ook niet‐werkenden aan

bijdragen. Omdat vooral werkenden profiteren van gesubsidieerde kinderopvang wordt werken

daardoor aantrekkelijker. Wil de overheid arbeidsparticipatie van vrouwen aanmoedigen, dan zal

ze voornamelijk moeten investeren in formele kinderopvang. Investeringen in verlofregelingen –

die informele zorg aanmoedigen – leiden namelijk tot een daling van de vrouwelijke

arbeidsmarktparticipatie. Dit mag echter niet zwart‐wit benaderd worden. Voldoende

verlofmogelijkheden (bv. ouderschapsverlof) dragen mee bij aan het (her)intreden van ouders op

de arbeidsmarkt.

2. Kinderopvang

2.1. Kinderopvang in cijfers

In Vlaanderen is Kind en Gezin verantwoordelijk voor het subsidiëren en ondersteunen van

formele kinderopvang. Met kinderopvang wordt de formele opvang voor kinderen van 0 tot 3 jaar

bedoeld. Vanaf 2,5 kunnen kinderen op school terecht, maar toch zijn de problemen om arbeid en

gezin te combineren daarmee niet zomaar opgelost. Er is namelijk nood aan (flexibele)

buitenschoolse opvang bedoeld om kinderen ouder dan drie op te vangen buiten de schooluren.

Deze scriptie zal zich enkel focussen op het verband tussen het aanbod van kinderopvang voor

kinderen jonger dan drie jaar en de Vlaamse arbeidsmarktparticipatiegraad.

Voor kinderen jonger dan drie kan er onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds

kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, die gesubsidieerd worden door Kind en

Gezin en een (deels fiscaal aftrekbare) vergoeding ontvangen van ouders die gerelateerd is aan

het gezinsinkomen, en anderzijds mini‐crèches, zelfstandige kinderdagverblijven en zelfstandige

onthaalouders die slechts beperkte financiële ondersteuning krijgen en zelf de bijdrage van

ouders kunnen bepalen. Als derde vorm van formele kinderopvang kunnen de buurt‐ en

nabijheidsdiensten vermeld worden. Zij richten zich op een specifieke risicodoelgroep en worden

gesubsidieerd door verschillende diensten. Deze diensten zijn experimenteel en tellen voorlopig

slechts 136 voorschoolse plaatsen; ze zijn dus verwaarloosbaar in het geheel.

Page 17: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

In de

beslu

kind

gemi

bijdra

In 20

forme

van k

in de

(het

door

34,42

Stand

overa

diver

e gesubsidiee

uit en afhank

per dag in e

ddeld 12,10

agen die oud

000 verbleve

ele kinderop

kinderopvang

kinderopva

aantal plaat

Kind en Ge

2% in Vlaand

daard, 12/12

al voldoende

se regio’s (D

Aa

erde kindero

kelijk is van h

een erkende

€ (Kind en

ders moeten

en 30% van

pvang (OECD

ggebruikers.

ng voor kind

sen per 100

ezin gesubsid

deren wat iet

2/2007). De

e om tegem

De Standaard

13612

7305701

antal opvangp

Figuur 7 (g

opvang betal

het gezinsink

kinderopva

Gezin, 2007

betalen in d

de Belgisch

, 2000). Belg

In de Vlaam

deren jonger

0 kinderen) s

dieerd en 2

ts hoger ligt

dekkingsgr

moet te kom

d, 12/12/07).

15164

30812

14

plaatsen voor

egevens Kind

len ouders e

komen. Gem

ng. Bij een d

7). Kind en G

de zelfstandig

he kinderen

gië bevindt z

mse gemeen

dan drie de

steeg langzaa

7 938 erken

dan de Euro

aad kent re

men aan de

niet‐schoolgaGezin in 2

en Gezin, 200

een bijdrage

middeld betaa

dienst voor

Gezin heeft g

ge sector.

jonger dan

ich met dit c

schap steeg

e laatste jare

am. In 2006

nd. Zo beko

opese richtlij

egionaal ech

vraag, gezie

aande kindere2006

06)

die vastgele

alden ouders

onthaaloude

geen zicht o

drie overd

cijfer in de Eu

het aantal b

n gestaag. O

6 werden 45

mt men een

jn (Barcelona

hter grote v

en de besta

en erkend do

KinderdagverbDiensten voor Mini‐crèchesZelfstandige kiZelfstandige on

egd is bij min

s in 2006 12

ers betaalde

p de omvan

ag in een v

uropese mid

beschikbare

Ook de dekki

971 opvang

n dekkingsg

anorm) van

verschillen e

ande wacht

oor Kind en

blijven onthaalouders

nderdagverblijvnthaalouders

10

nisterieel

,39 € per

n ouders

g van de

vorm van

denmoot

plaatsen

ngsgraad

gplaatsen

raad van

33 % (De

n is niet

tlijsten in

ven

Page 18: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

11

Figuur 8 (gegevens Kind en Gezin, 2007)

Figuur 9 (gegevens Kind en Gezin, 2007)

2.2. Het verdwijnen van informele opvangmogelijkheden

Tot 1997 vormde de opvang door grootouders de belangrijkste opvangvorm voor niet‐

schoolgaande kinderen: 37 % van de kinderen die niet door hun ouders werden opgevangen

konden bij hun grootouders terecht. De totale informele sector nam in 1997 iets meer dan 40 %

van de opvang voor zijn rekening (Vanpée, Sannen & Hedebouw, 2000). Minder dan tien jaar later

is de verhouding tussen formele en informele opvang van kinderen jonger dan drie jaar grondig

gewijzigd.

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

Evolutie van het totaal aantal plaatsen in de kinderdagopvang in de Vlaamse Gemeenschap

290,8298,7

311,8319,7

325,3

341,9344,0 342,4

270

290

310

330

350

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Plaatsen in kinderopvang per 1000 kinderen < 3 jaar

Page 19: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

12

Figuur 10 (gegevens Kind en Gezin, 2005)

Hoe succesvoller het beleid voor het bevorderen van de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen,

hoe minder vrouwen er beschikbaar zullen zijn voor informele kinderopvang (grootouders, andere

familie, buren, …). Het is geen verrassing dat de aanbieders van informele kinderopvang

voornamelijk vrouwen zijn (Nidi, 2000). De stijging van de vrouwelijke tewerkstelling gaat dus

gepaard met een daling van de informele opvangmogelijkheden en een stijging van de vraag naar

kinderopvang. Dit brengt belangrijke implicaties voor het beleid met zich mee. Uit Nederlands

onderzoek (Nidi, 2000) blijkt bovendien dat er nauwelijks betaald wordt voor informele

kinderopvang en dat de te hoge kost van formele kinderopvang voor een derde van de gebruikers

van informele kinderopvang de hoofdreden is waarom er geen gebruik gemaakt wordt van een

formele vorm van kinderopvang.

2.3. Kinderopvang door bedrijven?

Naast de overheid kunnen ook bedrijven investeren in kinderopvang en zo de

overheidsgesubsidieerde kinderopvang aanvullen. In Vlaanderen blijkt ruim ¾ van de werknemers

belangstelling te hebben voor gewone dagopvang die in het bedrijf georganiseerd wordt.

Werknemers gaan daarbij uit van een betere bereikbaarheid van de opvang en hopen dat ze beter

afgestemd zou zijn op de werkuren (Hedebouw & Vanpée, 2001). Er bestaan verschillende

mogelijkheden om bedrijfsgerelateerde kinderopvang te realiseren: het oprichten van een eigen

bedrijfscrèche of een interbedrijfscrèche, waarbij er samengewerkt wordt met andere bedrijven,

het reserveren van bestaande plaatsen in kinderopvang of het bemiddelen tussen bestaande

voorzieningen en werknemers.

Internationaal blijkt kinderopvang in bedrijven vooral populair te zijn in landen waar de

overheidsinvesteringen in deze sector vrij klein zijn. Nederland kent het hoogste percentage

werknemers in Europa die gebruik kunnen maken van kinderopvang op het bedrijf (25% van de

010203040506070

Gebruik van kinderopvang van kinderen < 3 jaar naar aard van opvang (in %)

Totaal informeel

Totaal formeel

Andere (o.a. kleuterschool)

Page 20: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

13

vrouwelijke werknemers met tenminste één kind jonger dan 15 zegt op het werk gebruik te

kunnen maken van kinderopvang). Dit is het resultaat van een samenwerking tussen bedrijven en

overheid. Nederland kent een systeem waarin bedrijven aangemoedigd worden om plaatsen in de

private kinderopvang op te kopen en tegen een reductietarief aan te bieden aan hun

werknemers. Dit systeem wordt in Vlaanderen ondersteund door Kind en Gezin maar is hier

minder populair. België bevindt zich rond de Europese mediaan (14% kan beroep doen op

kinderdagopvang) (OECD, 2001). Dit staat in contrast met de grote meerderheid van werknemers

die graag een beroep zouden doen op bedrijfsgerelateerde kinderopvang.

Meer aandacht schenken aan het evenwicht tussen arbeid en gezin kan bedrijven volgens het

OESO‐onderzoek (2001) verschillende voordelen bezorgen: minder moeilijkheden om personeel

te rekruteren, het reduceren van stress, het verbeteren van de werkmotivatie, een groter behoud

van vrouwelijke werknemers en een sterkere werknemersbinding aan de organisatie. Veel

bedrijven zijn zich volgens de OESO echter niet bewust van deze potentiële voordelen.

3. Tot slot

3.1. Uitdagingen voor de overheid

Op basis van de stijgende vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie en het verdwijnen van informele

opvangmogelijkheden valt te verwachten dat de vraag naar formele kinderopvang de volgende

decennia nog zal toenemen. Investeren in kinderopvang is dus een must, wil de Vlaamse overheid

tegemoet komen aan de schaarste op de arbeidsmarkt en de economische groei bestendigen,

want zonder geschikte kinderopvang kunnen potentiële werknemers met (jonge) kinderen niet

aan de slag op de arbeidsmarkt. Bij het vervangen van de verdwenen plaatsen door formele

kinderopvang moet er rekening gehouden worden met de kostprijs van plaatsen in de formele

kinderopvang. Veel ouders (vooral laaggeschoolden) doen namelijk een beroep op informele

opvang omdat formele opvang voor hen te duur is.

3.2. Op zoek naar witte vlekken in de kinderopvang

Herrarte Sánchez et al (2007) tonen aan dat vrouwen minder geneigd zullen zijn de arbeidsmarkt

te verlaten nadat ze een kind kregen in regio’s met een hoge tewerkstellingsgroei, lage

werkloosheidscijfers en een hoog percentage deeltijds werk. Een gebrek aan

kinderopvangmogelijkheden in dergelijke regio’s kan een verklaring vormen waarom vrouwen de

arbeidsmarkt toch verlaten. Deze studie gaat op zoek naar dergelijke “witte vlekken” in

Page 21: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

14

kinderopvang: plaatsen waar de kinderopvang ontoereikend is voor de vraag waardoor potentiële

werknemers zich niet kunnen aanbieden op de arbeidsmarkt.

Page 22: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

15

III. Onderzoeksmethode

Dit onderzoek maakt gebruik van twee verschillende methoden.

(1) De variabelen worden gekarteerd in choropletenkaarten, thematische kaarten die met

behulp van verschillende kleuren de spreiding van een statistische variabele weergeven

(De Maeyer & De Vliegher, 2003). Via choropletenkaarten wordt duidelijk gevisualiseerd

hoe gegevens variëren over geografische gebieden. De keuze viel op deze techniek omdat

er gewerkt wordt met vooraf gedefinieerde regio’s (gemeenten), in tegenstelling tot

andere kaarten waar er gewerkt wordt met regio’s afgebakend op basis van patronen in

de data (bijvoorbeeld reliëfgegevens). Choropletenkaarten vereisen het gebruik van

ratio’s of proporties als basisgegevens om te voldoen aan de eis van vergelijkbaarheid van

ruimtelijke data. Er wordt daarom steeds met relatieve gegevens gewerkt.

Om de leesbaarheid van deze kaarten te vergroten is het noodzakelijk gegevens in te

delen in klassen. Als methode voor classificatie wordt gekozen voor de ‘natural breaks

classificatie’ die gebaseerd is op ‘Jenk’s Optimization methode’. Deze methode stelt

klassen op die inherent zijn aan de data door de variantie binnen elke klasse te

minimaliseren. Er wordt gezocht naar een klassenindeling waar de ‘goodness of variance

fit’ (GVF) neigt naar 1 (Dent, 1999).

∑ ² ∑ ²∑ ²

= waarde van elke observatie = gemiddelde van alle gegevens = gemiddelde per klasse

Het in kaart brengen van de gegevens gebeurt met behulp van een geografisch

informatiesysteem: ArcGis 9 by Esri.

Om het geheel overzichtelijk te houden werden de kaarten afzonderlijk gebundeld. Deze

kaartenbundel kan parallel met het volgende deel gelezen worden. In de kaartenbundel

zit een losse, transparante kaart waarop alle Vlaamse gemeenten worden weergegeven.

Deze kaart kan over de andere kaarten geplaatst worden zodat gegevens over specifieke

gemeenten kunnen worden opgezocht.

(2) Er wordt daarnaast gebruik gemaakt van beschrijvende en verklarende statistische

procedures om significante verbanden op te zoeken en aan te duiden. Daarvoor wordt

gewerkt met SPSS 16 for Windows.

Page 23: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

16

De gebruikte data zijn verkregen vanuit bestaande databanken: de Algemene Directie Statistiek

en Economische Informatie (het vroegere NIS), Kind & Gezin en de Vlaamse Dienst voor

Arbeidsbemiddeling (VDAB). Alle gegevens werden verzameld op niveau van de 308

fusiegemeenten van het Vlaamse gewest. De uitspraken die in dit onderzoek gedaan worden

gelden voor Vlaanderen en zijn gebaseerd op data van alle Vlaamse gemeenten. Er is dus geen

sprake van een steekproef. De gegevens zijn verzameld op 31/12/2006 of 01/01/2007 waardoor

ze optimaal vergelijkbaar zijn. Werken met recentere gegevens is niet mogelijk omdat niet alle

gegevens voor eind 2007 ‐ begin 2008 reeds beschikbaar zijn. In het volgende deel van dit werk

worden de data meer gedetailleerd besproken.

Vanuit de gegevens wordt onderzocht of er een significant verband bestaat tussen de

aanwezigheid van kinderopvang en de werkloosheidsgraad in een regio. Aan de hand van

verschillende choropletenkaarten wordt er gezocht naar ‘witte vlekken’, regio’s met relatief kleine

opvangmogelijkheden en een hoge werkloosheidsgraad die toch gekenmerkt wordt door

voldoende openstaande regionale vacatures. In deze gemeenten zou de werkloosheidsparadox

(deels) verklaard kunnen worden door een tekort aan kinderopvang. Dit zijn de regio’s waar er

prioritair geïnvesteerd dient te worden in betaalbare kinderopvang, zodat werkzoekenden meer

mogelijkheden krijgen om openstaande vacatures in te vullen. Naar deze conclusie wordt

stapsgewijs toegewerkt via het aangeven van de regionale dekkingsgraad (aantal opvangplaatsen

per 100 kinderen jonger dan drie) en het opsporen van ‘rode regio’s’ (regio’s met een hoge score

voor de ratio aantal openstaande vacatures / aantal werkzoekenden).

Page 24: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

17

IV. Resultaten

1. Gemeentelijke gegevens in kaart gebracht

1.1. Aantal kinderen jonger dan drie

1.1.1. Beschrijving

Gegevens over het aantal kinderen jonger dan drie per gemeente werden verkregen via de

Algemene Directie voor Statistiek en Economische Informatie en opgemaakt op 01/01/2007. In

onderstaande tabel werden enkele karakteristieken van deze data in kaart gebracht.

Gegeven Gemiddelde Mediaan

Standaard

deviatie Minimum Maximum

Percentielen

Valid Missing 25% 50% 75%

308 0 633.17 409 1239.08 1 19703 290.25 409.00 646.00

Omdat een choropletenkaart gebaseerd dient te zijn op een proportie wordt het aantal kinderen

jonger dan drie jaar per 1000 inwoners berekend volgens de formule:

(aantal kinderen jonger dan drie / aantal inwoners per gemeente) * 1000

Gegeven Gemiddelde Mediaan

Standaard

deviatie Minimum Maximum

Percentielen

Valid Missing 25% 50% 75%

308 0 30.88 30.63 38.93 11.76 42.92 28.79 30.63 32.65

1.1.2. Ruimtelijke spreiding: kaart 1

Op de kaart is duidelijk te zien dat de kustgemeenten een zeer klein aantal kinderen jonger dan

drie huisvesten. Daarnaast springen vooral de lage cijfers in de regio ten oosten van Antwerpen,

Mechelen en Leuven in het oog. De gemeenten binnen de driehoek Gent – Antwerpen – Leuven

kennen daarentegen over het algemeen een zeer hoog aantal kinderen jonger dan drie. Ook in

Zuid‐West‐Vlaanderen en de regio Oudenaarde (op de zuidelijke grens tussen Oost‐ en West‐

Vlaanderen) zijn er een hoog aantal baby’s en peuters.

1.2. Plaatsen in formele kinderopvang

Gegevens in verband met kinderopvang werden verkregen van Kind en Gezin en opgemaakt op

31/12/2006. Ze omvatten alle plaatsen in het formele gemeentelijke aanbod van kinderopvang

voor kinderen tot drie jaar: plaatsen in kinderdagverblijven, diensten voor onthaalouders,

zelfstandige onthaalouders, mini‐crèches en zelfstandige kinderdagverblijven. De gegevens voor

Page 25: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

18

de diensten voor onthaalouders zijn gemeenteoverschrijdend; ze werden door Kind en Gezin

herberekend op basis van het aantal aangesloten onthaalouders die daadwerkelijk in de

gemeente wonen en werken. Op die manier geven de cijfers de reële opvangcapaciteit weer die

aanwezig is in een gemeente.

Gegeven Gemiddelde Mediaan

Standaard

deviatie Minimum Maximum

Percentielen

Valid Missing 25% 50% 75%

308 0 210.08 143.26 353.99 0 4451.3 87.80 143.26 225.05

Omwille van de onvergelijkbaarheid van deze gegevens tussen gemeenten werd er geen kaart

opgemaakt. In een later stadium (infra, p.21) worden deze gegevens gebruikt als basis voor een

ratio (het aantal plaatsen in de kinderopvang per 100 kinderen jonger dan drie) die wel in kaart

gebracht wordt.

1.3. Werkloosheid in Vlaanderen

1.3.1. Beschrijving

De VDAB stelt maandelijks gegevens over werkloosheid ter beschikking. Deze gegevens hebben

betrekking op de niet‐werkende werkzoekenden (NWWZ) in Vlaanderen. Gegevens over NWWZ

verschillen van informatie over ‘werklozen’, een term die door de RVA gebruikt wordt. Die laatste

wordt berekend op basis van het aantal aangevraagde werkloosheidsuitkeringen en staat in

functie van de sociale zekerheid. De gegevens van de VDAB staan in functie van de arbeidsmarkt

en worden samengesteld op basis van het aantal personen dat zich laat inschrijven als

werkzoekende. De niet‐werkende werkzoekenden zijn die werkzoekenden met de hoogste graad

van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Werkzoekenden die niet opgenomen zijn in het

gebruikte cijfermateriaal zijn bijvoorbeeld laatstejaarsstudenten die zich op voorhand laten

inschrijven als werkzoekende, werkzoekenden die een opleiding volgen en bruggepensioneerden.

Kaart 2, 3 en 4 zijn gebaseerd op de gemiddelde werkloosheidsgraden (%) van 2006. In de tabel

worden de kenmerken van deze gegevens weergegeven. Bij enkele statistische analyses en het

berekenen van de rode regio’s (infra, p.22) wordt gebruik gemaakt van de absolute

werkloosheidscijfers op 31/12/2006.

Page 26: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

19

Gegeven Gemiddelde Mediaan

Standaard

deviatie Min. Max.

Percentielen

Valid Missing 25% 50% 75%

Mannen 308 0 4.99 4.58 1.77 2.26 14.53 3.88 4.58 5.67

Vrouwen 308 0 8.24 7.71 2.67 3.67 19.76 6.32 7.71 9.84

Totaal 308 0 6.42 6.06 2.00 3.26 15.37 4.87 6.06 7.49

1.3.2. Ruimtelijke spreiding: kaart 2, 3 en 4

Om de kaarten met gegevens over mannelijke en vrouwelijke werkloosheid vergelijkbaar te

maken werden de gegevens geclassificeerd volgens de methode van de gelijke intervallen: er

werden 5 klassen gecreëerd met een gelijke klassebreedte gaande van de minimum‐ tot de

maximumwaarde die zich respectievelijk bij gegevens over mannelijke en vrouwelijke

werkloosheid bevonden.

Het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke werkloosheid is zichtbaar in één oogopslag. Zowel

de beschrijvende statistische gegevens als de kaarten geven duidelijk aan dat de vrouwelijke

werkloosheid veel groter is dan de mannelijke. Beide werkloosheidspercentages vertonen echter

dezelfde tendensen. De werkloosheid is het grootst in de kustgemeenten, de grote steden

Antwerpen en Gent, de Kempen en Limburg. Binnen Limburg is de werkloosheid het grootst in

Hasselt, Genk en de regio ten noorden daarvan. De laagste totale werkloosheid vinden we terug

in de oostelijke gemeenten van West‐Vlaanderen, de westelijke regio van Oost‐Vlaanderen en de

regio rond Leuven.

1.4. Openstaande vacatures in Vlaanderen

1.4.1. Beschrijving

Dit cijfermateriaal geeft het aantal niet‐ingevulde vacatures weer op 31/12/2006. Het gaat hier

enkel om de vacatures die bekend werden gemaakt bij VDAB; de gegevens vormen dus een

onderschatting van het werkelijke aantal openstaande vacatures. In gesprek met minister van

werk, onderwijs en vorming Frank Vandenbroucke schat Jan Laureys, afgevaardigde van VDAB, op

basis van een onderzoek in 2000 dat 31% van de werkgevers melding maakt van openstaande

vacatures bij VDAB. Dit percentage is sindsdien toegenomen (Commissie voor economie, werk en

sociale economie, 2005). We gaan daarom uit van de veronderstelling dat in 2006 ongeveer 50%

van de vacatures bekend werden gemaakt bij VDAB. Omdat er geen reden is om aan te nemen dat

het percentage gemelde vacatures verschilt van gemeente tot gemeente, beïnvloedt deze

veronderstelling de vergelijking tussen de gemeenten niet.

Page 27: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

20

Gegeven Gemiddelde Mediaan

Standaard

deviatie Minimum Maximum

Percentielen

Valid Missing 25% 50% 75%

308 0 93.64 33.00 263.91 0 3780 20.00 33.00 85.75

Omdat choropletenkaarten opgesteld worden aan de hand van proportionele gegevens werd

kaart 5 opgesteld op basis van een ratio: 1 Totaal openstaande vacatures op 31/12/2006Totaal binnengekomen vacatures t. e. m. 31/12/2006

Deze ratio geeft een beeld van de jaarlijkse ‘invullingsgraad’ van vacatures die binnenkomen bij

VDAB en kan ruimer geïnterpreteerd worden: welk percentage van de VDAB‐vacatures geraakt

ingevuld in 2006?

1.4.2. Ruimtelijke spreiding: kaart 5

Om kaart 5 overzichtelijker te maken werd ervoor geopteerd om 2 klassen samen te voegen. De

natural breaks methode plaatste de gemeenten met een invullingsgraad van 0% in een

afzonderlijke klasse. Omdat het hier om zeer kleine gemeenten gaat (vb. Herstappe) is dit cijfer

eerder toevallig en werd het opgenomen in de tweede klasse tot 69%.

De invullingsgraad van vacatures bij VDAB is het kleinst in de grensregio tussen Oost‐ en West‐

Vlaanderen. Het is opvallend dat de werkloosheidsgraad in die regio’s over het algemeen vrij laag

is. In het zuiden van Limburg en de regio rond Leuven geraken VDAB‐vacatures dan weer zeer

goed ingevuld.

Page 28: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

21

2. Aanwezigheid van witte vlekken in de Vlaamse kinderopvang

2.1. Dekkingsgraad van formele kinderopvang

2.1.1. Statistische analyse

Met de dekkingsgraad wegen we aanbod van en (potentiële) vraag naar kinderopvang tegen

elkaar af. De dekkingsgraad wordt berekend volgens deze formule:

Aantal plaatsen in formele kinderopvang / Aantal kinderen jonger dan drie jaar

Gegeven Gemiddelde Mediaan

Standaard

deviatie Minimum Maximum

Percentielen

Valid Missing 25% 50% 75%

308 0 33.25 32.57 11.01 0 79.68 26.27 32.75 39.13

Met een gemiddelde gemeentelijke dekkingsgraad van 33.18% haalt Vlaanderen nipt de

Barcelona‐norm die stelt dat tegen 2010 voor minstens 33% van de kinderen tussen 0 en 3 jaar

een opvangplaats beschikbaar moet zijn (Kruyl, 2007). Een dekkingsgraad lager dan 33% kan

daarom beschouwd worden als een tekort; hoe kleiner de dekkingsgraad, hoe ernstiger het

tekort. Een standaarddeviatie van 11% en dekkingsgraden die uiteenlopen van 0 tot 79% wijzen

op grote verschillen tussen gemeenten onderling. Het 50%‐percentiel omvat een dekkingsgraad

van 32,57% wat erop wijst dat de helft van de Vlaamse gemeenten de Barcelona‐norm (nog) niet

halen.

Gezien het stijgende geboortecijfer (Algemene Directie voor Statistiek en Economische

Informatie, 2007) is er nood aan extra voorzieningen om de algemene 33% norm te blijven halen.

Laten we de gegevens per gemeente bekijken om te zien waar de nood aan kinderopvang het

hoogst is.

2.1.2. Ruimtelijke spreiding: kaart 6

Opnieuw springen onmiddellijk de Kempen, Limburg en de kustgemeenten in het oog. De

dekkingsgraad is in deze regio’s alarmerend laag. Omdat de werkloosheidsgraad in deze regio’s

zeer hoog was kunnen we voorzichtig spreken van een omgekeerd evenredig verband tussen

dekkingsgraad en werkloosheidsgraad. Er zijn ook problemen in Oost‐Vlaanderen. De regio

Lokeren – Wetteren en het zuiden van Oost‐Vlaanderen (regio Aalst, Geraardsbergen en

Dendermonde) bereiken de Barcelonanorm niet.

Daarnaast is het verschil in dekkingsgraad tussen Antwerpen en Gent interessant. Terwijl Gent

een dekkingsgraad van 36% haalt, bereikt Antwerpen met een dekking van nauwelijks 23% de

Barcelonanorm niet. Ook in de regio rond Mechelen en Leuven wordt de Barcelonanorm

Page 29: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

22

nauwelijks bereikt. De regio ten Oosten van Antwerpen, de oostelijke gemeenten van West‐

Vlaanderen en het westen van Oost‐Vlaanderen scoren over het algemeen dan weer zeer goed.

Het valt op dat deze regio’s ook een lagere werkloosheidsgraad hebben.

2.2. Rode regio’s: de arbeidsmarktparadox

2.2.1. Statistische analyse

Regio’s die gekenmerkt worden door de arbeidsmarktparadox – een hoog aantal openstaande

vacatures en tegelijkertijd een hoge werkloosheid – worden in dit onderzoek aangeduid als rode

regio’s. Het zijn als het ware alarmregio’s waar een gebrek aan vacatures geen verklaring kan

vormen voor de werkloosheid en het tekort aan kinderopvang dus een mogelijke verklaring

vormt.

De arbeidsmarktparadox‐ratio wordt berekend op basis van het aantal openstaande vacatures die

bekend zijn bij de VDAB. Zoals hierboven werd aangegeven is dit cijfer geen waarheidsgetrouwe

weergave van het totale aantal vacatures per gemeente. Om de ratio en de kaarten die op basis

van deze ratio gemaakt worden sprekender te maken, wordt het aantal vacatures verdubbeld (we

gaan ervan uit dat 50% van de vacatures bekend zijn bij VDAB). Aangezien we werken met een

ratio die enkel gebruikt wordt voor de vergelijking tussen gemeenten, beïnvloedt deze

verdubbeling de interpretatie niet. We berekenen volgende ratio als indicator voor de

arbeidsmarktparadox:

(Aantal openstaande vacatures * 2) / Aantal niet‐werkende werkzoekenden

Deze ratio geeft het percentage niet‐werkende werkzoekenden weer die aan de slag zouden

kunnen wanneer alle openstaande vacatures in de gemeente worden ingevuld en geeft dus weer

wat de tewerkstellingskans is in een gemeente.

Gegeven Gemiddelde Mediaan

Standaard

deviatie Minimum Maximum

Percentielen

Valid Missing 25% 50% 75%

308 0 29.35% 21.91% 26.86 0 200% 13.45% 21.91% 35.26%

In theorie zou gemiddeld bijna 30% van de werkzoekenden onmiddellijk aan de slag kunnen. Een

grote standaarddeviatie (26,86%) en een minimum en maximum van respectievelijk 0 en 200%

tonen aan dat de waarden voor de arbeidsmarktparadox‐ratio sterk schommelen tussen

gemeenten. Het 75%‐percentiel bevindt zich tussen de waarden 35.26% en 200%. Waarden in

deze categorie kunnen beschouwd worden als zeer hoog: meer dan 1/3 van de werkloosheid zou

mogelijk opgelost kunnen worden door het invullen van bestaande vacatures.

Page 30: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

23

Deze gegevens dienen echter genuanceerd te worden. Eerst en vooral moet deze ratio

beschouwd worden als een indicator voor de werkgelegenheid in een gemeente. Ze is niet

waterdicht, omdat niet alle vacatures opgenomen zijn in deze ratio. Daar moet rekening mee

gehouden worden bij de interpretatie. Ten tweede kunnen werkzoekenden en vacatures niet

zonder meer aan elkaar gekoppeld worden zonder rekening te houden met de kenmerken van

een vacature zoals een vereiste opleiding. Niet elke vacature zal door elke werkzoekende kunnen

ingevuld worden. We werken verder met deze gegevens omdat ze een beeld kunnen geven van

de regio’s waar bestaande werkloosheid niet verklaard wordt door het tekort aan vacatures.

Mogelijke verklaringen voor het bestaan van dergelijke regio’s zijn een gebrek aan overeenkomst

tussen arbeidsvraag en arbeidsaanbod (structurele werkloosheid), moeilijke werkomstandigheden

van de aangeboden werkgelegenheid, … In dit onderzoek gaan we na of het tekort aan

kinderopvang de arbeidsmarktparadox (deels) kan verklaren.

2.2.2. Ruimtelijke spreiding

Opnieuw springen Limburg en de Kempen onmiddellijk in het oog. Er is in deze regio’s geen

sprake van een arbeidsmarktparadox; de hoge werkloosheidsgraden die zichtbaar werden in kaart

3, 4 en 5 kunnen verklaard worden door een gebrek aan openstaande vacatures. De regio Hasselt

vormt echter een opvallende rode vlek: er zijn heel wat openstaande vacatures voor de NWWZ in

de regio. West‐Vlaanderen en grensregio Oudenaarde vertellen een heel ander verhaal dan

Limburg: er bevinden zich veel gemeenten die gekenmerkt worden door de arbeidsmarktparadox.

Ook de regio’s ten westen en ten zuiden van Antwerpen (Beveren‐Waas, Bornem, Mechelen)

kleuren duidelijk rood. Op deze uitzondering en de stad Leuven na kent de driehoek Gent‐

Antwerpen‐Leuven echter weinig rode regio’s.

Page 31: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

24

3. Het verband tussen de regionale dekkingsgraad en de rode regio’s: witte vlekken

3.1. Statistische analyse

De laatste stap van dit onderzoek vormt het doel van alle voorgaande: er wordt gezocht naar

verklarende factoren voor een hoge werkloosheidsgraad. Volgende twee hypothesen worden

getoetst.

: Er is geen lineair verband tussen gemeentelijke dekkingsgraad en

werkloosheidspercentage.

: Er is geen lineair verband tussen gemeentelijke dekkingsgraad en de

arbeidsmarktparadox.

Naast de besproken gegevens worden er enkele algemene datasets toegevoegd die mogelijk een

verklarende variabele kunnen vormen voor de werkloosheidsgraad in een gemeente:

(1) Het aantal inwoners per gemeente: Gegevens vrijgegeven door de Algemene Directie

voor Statistiek en Economische Informatie en opgemaakt op 01/01/2007. Ze vormen een

indicator voor de (groot)stedelijke problematiek die een gemeente kenmerkt: hoe hoger

het aantal inwoners, hoe stedelijker het gebied.

(2) De bevolkingsdichtheid: Berekend aan de hand van gegevens verkregen via de Algemene

Directie voor Statistiek en Economische Informatie en opgemaakt op 01/01/2007 volgens

volgende formule:

Aantal inwoners / Oppervlakte van de gemeente (km²)

(3) Opleidingsniveau: Gegevens over gemeentelijke opleidingsgraad zijn niet voorhanden.

Omdat opleidingsniveau mogelijk een belangrijke verklarende variabele is voor de

werkloosheidsgraad van een gemeente, wordt er getracht deze gegevens te omvatten op

basis van de opleidingsgraad van de NWWZ per gemeente, materiaal dat voorhanden is

via de studiedienst van de VDAB (gemiddelde van 2006). Als indicator van het

opleidingsniveau wordt volgende maatstaf gebruikt:

Aantal laaggeschoolde NWWZ / Totaal aantal werklozen

Wie geen diploma middelbaar onderwijs behaalde wordt beschouwd als laaggeschoold.

Gezien we enkel rekening houden met de opleidingsgraad van werklozen, kan deze

maatstaf niet foutloos geïnterpreteerd worden als het gemiddelde opleidingsniveau van

een gemeente.

Op basis van deze bijkomende variabelen werden twee uitgebreidere nulhypothesen opgesteld:

Page 32: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

25

: Er is geen lineair verband tussen werkloosheidsgraad en de combinatie van

dekkingsgraad, aantal inwoners, bevolkingsdichtheid en opleidingsniveau.

: Er is geen lineair verband tussen de arbeidsmarktparadox en de combinatie van

dekkingsgraad, aantal inwoners, bevolkingsdichtheid en opleidingsniveau.

Volgende correlaties worden berekend:

Onderzochte correlatie Correlatie:

Pearson

Significantie

(2‐tailed)

Significant op

0,05‐niveau?

Dekkingsgraad – Werkloosheidsgraad mannen ‐ 0.229 0.000 Ja

Dekkingsgraad – Werkloosheidsgraad vrouwen ‐ 0.318 0.000 Ja

Dekkingsgraad – Werkloosheidsgraad totaal ‐ 0.298 0.000 Ja

Dekkingsgraad – Invullingsgraad 0.017 0.770 Neen

Dekkingsgraad – Arbeidsmarktparadoxratio 0.230 0.000 Ja

Dekkingsgraad – Aantal inwoners ‐ 0.088 0.126 Neen

Aantal inwoners – Werkloosheidsgraad mannen 0.539 0.000 Ja

Aantal inwoners – Werkloosheidsgraad vrouwen 0.287 0.000 Ja

Aantal inwoners – Werkloosheidsgraad totaal 0.436 0.000 Ja

Aantal inwoners – Arbeidsmarktparadoxratio 0.042 0.463 Neen

Dekkingsgraad ‐ Bevolkingsdichtheid 0.208 0.000 Ja

Bevolkingsdichtheid – Werkloosheidsgraad totaal 0.278 0.000 Ja

Bevolkingsdichtheid ‐ Arbeidsmarktparadoxratio 0.076 0.138 Neen

Opleidingsgraad – Werkloosheidsgraad totaal 0.410 0.000 Ja

Opleidingsgraad ‐ Arbeidsmarktparadoxratio ‐ 0.094 0.101 Neen

De vierde nulhypothese zal geen meerwaarde hebben ten opzichte van de tweede, omdat de

correlaties tussen enerzijds de arbeidsmarktparadox en anderzijds het aantal inwoners, de

bevolkingsdichtheid en de opleidingsgraad niet significant blijken.

3.1.1. Verband dekkingsgraad – werkloosheidspercentage

De verbanden tussen dekkingsgraad enerzijds en vrouwelijke, mannelijke en totale

werkloosheidsgraad anderzijds worden afzonderlijk onderzocht. Er wordt gebruik gemaakt van de

eerder berekende dekkingsgraden (onafhankelijke variabele) en de werkloosheidspercentages

(afhankelijke variabele). Er wordt lineaire regressie‐analyse toegepast op het 5%‐

betrouwbaarheidsniveau.

Page 33: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

26

Resultaten

Correlatie‐

coëfficiënt R

Determinatie‐

coëfficiënt R²

Significantie

model

Ongestandaardiseerde

coëfficiënten

Constante

waarde Dekkingsgraad

Mannen 0.229 0.053 0.000 6.219

(sig: 0.000)

‐ 0.037

(sig: 0.000)

Vrouwen 0.318 0.101 0.000 10.803

(sig: 0.000)

‐ 0.077

(sig: 0.000)

Totaal 0.298 0.089 0.000 8.222

(sig: 0.000)

‐ 0.054

(sig: 0.000)

Zowel het verband met mannelijke, vrouwelijke als totale werkloosheidsgraad is statistisch

significant op het 0.05‐niveau. Het percentage verklaarde variantie bedraagt respectievelijk 5,3%,

10,1% en 8,9%. Het verschil in de mate waarin kinderopvang een verklarende factor vormt voor

mannelijke en vrouwelijke werkloosheid valt onmiddellijk op. Wat in de literatuurstudie reeds

werd aangegeven wordt dus door dit onderzoek bevestigd.

3.1.2. Meervoudige relatie dekkingsgraad, aantal inwoners, bevolkingsdichtheid en

opleidingsgraad – werkloosheidsgraad

Een meervoudige regressie‐analyse is zinvol omdat opname van enkele bijkomende, mogelijk

achterliggende variabelen die significant correleren met de gemeentelijke werkloosheidsgraad het

model zouden kunnen verbeteren. Bovendien is de correlatie tussen de onafhankelijke variabelen

niet sterker is dan de maximale 0.50.

Resultaten

Determinatie

coëfficiënt R²

Significantie

model

Ongestandaardiseerde coëfficiënten

Constante

waarde

Dekkings‐

graad

Aantal

inwoners

Bevolkings

dichtheid

Opleidings

niveau

Mannen 0.484 0.000 2.726

(sig:0.000)

‐ 0.039

(sig:0.000)

2.215E‐5

(sig:0.000)

0.001

(sig:0.000)

0.049

(sig:0.000)

Vrouwen 0.327 0.000 3.545

(sig:0.000)

‐ 0.058

(sig:0.000)

1.780E‐5

(sig:0.000)

0.001

(sig:0.013)

0.120

(sig:0.000)

Totaal 0.425 0.000 3.168

(sig:0.000)

‐ 0.048

(sig:0.000)

2.017E‐5

(sig:0.000)

0.001

(sig:0.000)

0.078

(sig:0.000)

Het regressiemodel is statistisch significant voor mannelijke, vrouwelijke en totale

werkloosheidsgraad. Bijna 50% van de variantie in mannelijke werkloosheidsgraad wordt

Page 34: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

27

verklaard door het model. Voor vrouwen verklaart het model minder variantie (32,7%). Volgende

regressievergelijkingen kunnen gebruikt worden om de werkloosheidsgraad te voorspellen:

Mannelijke werkloosheidsgraad: 2.726 0.039 2.215 · 10 0.001 0.049 Vrouwelijke werkloosheidsgraad: 3.545 0.058 1.780 · 10 0.001 0.120

Totale werkloosheidsgraad: 3.168 0.048 2.017 · 10 0.001 0.078 Met: = dekkingsgraad = aantal inwoners = bevolkingsdichtheid = opleidingsniveau = schattingsfout

Via klassieke lineaire regressie berekenen we de gestandaardiseerde regressiegewichten. Ze

geven ons meer informatie over de mate waarin de verschillende onafhankelijke variabelen het

werkloosheidspercentage beïnvloeden.

Gestandaardiseerde coëfficiënten

Dekkingsgraad Aantal inwoners Bevolkingsdichtheid Opleidingsniveau

Mannen ‐ 0.229 0.539 0.413 0.304

Vrouwen ‐ 0.318 0.287 0.114 0.457

Totaal ‐ 0.298 0.436 0.278 0.410

Uit de gestandaardiseerde coëfficiënten blijkt dat er duidelijke verschillen zijn in de mate waarin

de variabelen de werkloosheidsgraden beïnvloeden. Mannelijke werkloosheid wordt in de eerste

plaats beïnvloed door het aantal inwoners, dus door de stedelijkheid van een gebied. Van de vier

opgenomen variabelen heeft de dekkingsgraad de kleinste verklarende waarde. Bij vrouwelijke

werkloosheid liggen de cijfers anders. Het opleidingsniveau van de gemeente blijkt de grootste

verklarende waarde te hebben, onmiddellijk gevolgd door de dekkingsgraad. Aantal inwoners en

bevolkingsdichtheid hebben een veel kleinere invloed dan bij mannen, waar ze de belangrijkste

beïnvloedende factoren vormen. Ook hieruit kan de belangrijke conclusie getrokken worden dat

het verhogen van het aantal plaatsen in de kinderopvang vooral ten goede zal komen aan de

vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie. Nauwkeuriger onderzoek wijst uit dat 24,7% van de

variantie in vrouwelijke werkloosheidsgraad in een gemeente verklaard wordt door

opleidingsniveau en dekkingsgraad. Ook dit bevestigt de literatuur dat voornamelijk

laaggeschoolde vrouwen werkzoekend zijn.

Page 35: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

28

3.1.3. Verband dekkingsgraad – rode regio’s

Omdat geen van de bijkomende variabelen correleerde met de arbeidsmarktparadox‐ratio, werd

enkel het verband met de dekkingsgraad onderzocht. Een belangrijk resultaat van dit onderzoek is

de significante relatie tussen de gemeentelijke dekkingsgraad (onafhankelijke variabele) en de

arbeidsmarktparadox (afhankelijke variabele). 5,3% van de variantie in de ratio ‘Aantal

openstaande vacatures / Aantal niet‐werkende werkzoekenden’ wordt verklaard door de

variantie in dekkingsgraad.

Resultaten

Correlatie‐

coëfficiënt R

Determinatie‐

coëfficiënt R²

Significantie

model

Ongestandaardiseerde

coëfficiënten

Constante

waarde Dekkingsgraad

0,230 0,053 0,000 10.699

(sig: 0,025)

0,561

(sig: 0,000)

Bij deze regressieanalyse wordt zowel rekening gehouden met het aantal kinderen jonger dan drie

jaar, het aantal plaatsen in kinderopvang, het aantal niet‐werkende werkzoekenden en het aantal

openstaande vacatures per gemeente. Een significant verband tussen deze variabelen wijst erop

dat een tekort aan kinderopvang een gedeeltelijke verklaring vormt voor de werkloosheid in de

rode regio’s. Wanneer de choropletenkaarten waarop de rode regio’s worden aangeduid en die

met een aanduiding van de gemeenten met een tekort aan kinderopvang worden samengevoegd,

wordt duidelijk welke de regio’s zijn waar er prioritair geïnvesteerd dient te worden in

kinderopvang.

De arbeidsmarktparadox‐ratio kan ingeschat worden aan de hand van deze regressievergelijking:

Arbeidsmarktparadox: 10.699 0.561 Met: = dekkingsgraad = schattingsfout

Page 36: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

29

3.2. Ruimtelijke spreiding

3.2.1. Kaart 8, 9 en 10: Verband dekkingsgraad – werkloosheidsgraad

Het verband tussen dekkingsgraad en werkloosheidsgraad is – zoals verwacht op basis van de

statistische resultaten – vooral zichtbaar op kaart 9 en 10 waarop respectievelijk de vrouwelijke

en de totale werkloosheidsgraad worden weergegeven. Er zijn verschillende regio’s waar een

hoge werkloosheid en een dekkingsgraad kleiner dan de Barcelonanorm gelijktijdig voorkomen.

De kustgemeenten, de Kempen en Limburg springen onmiddellijk in het oog. Wanneer deze

gebieden meer gedetailleerd bekeken worden valt vooral de regio Hasselt‐Genk‐Maasmechelen

op door een zeer hoge werkloosheidsgraad en een zeer groot tekort aan kinderopvang. Een

duidelijke samenhang zien we ook in de gemeenten tussen Antwerpen en Mechelen, de

randgemeenten rond Brussel, de regio Oudenaarde en een Oost‐Vlaamse strook die loopt van

Zelzate via Lokeren en Aalst tot Geraardsbergen.

We kunnen echter enkel besluiten dat er een verband bestaat tussen werkloosheid en het aantal

plaatsen in de kinderopvang per 100 kinderen jonger dan drie. In welke richting dat verband

loopt, is voorlopig nog niet duidelijk. Een grote werkloosheid die veroorzaakt wordt door een

nijpend tekort aan vacatures verkleint de nood aan en waarschijnlijk ook het aantal plaatsen in de

kinderopvang. Wanneer er echter voldoende vacatures zijn, maar deze niet ingevuld geraken door

een nijpend tekort aan kinderopvang, speelt het verband in de andere richting. Aan de hand van

volgende kaart trachten we dat te onderzoeken.

3.2.2. Kaart 11: Verband dekkingsgraad – rode regio’s

Enkele regio’s worden duidelijk gekenmerkt door de combinatie van een werkloosheid die niet

verklaard kan worden door een tekort aan vacatures en een tekort aan kinderopvang. Dit tekort

vormt in dergelijke regio’s mogelijk een verklaring voor de werkloosheid. Omwille van de

mogelijkheid tot mobiliteit (werk en kinderopvang zoeken in andere gemeenten dan degene waar

men woont) is het belangrijk het oog niet louter op afzonderlijke gemeenten te richten, maar op

grotere regio’s.

‐ De regio Oudenaarde vertoont een hoge werkloosheid, een hoog aantal openstaande

vacatures en een belangrijk tekort aan kinderopvang.

‐ Hetzelfde geldt voor het gebied ten zuiden van de stad Antwerpen (Bornem – Kontich –

Lier – Mechelen).

‐ Binnen Limburg springt opnieuw de regio Hasselt in het oog, in de Kempen de regio Geel.

‐ Rode regio Leuven tenslotte wordt omgeven door gemeenten met een gebrek aan

kinderopvang.

Page 37: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

30

V. Interpretatie

1. Werkgelegenheid en kinderopvang…

Wil Vlaanderen voorkomen dat de economische groei die het de laatste jaren kent stagneert, dan

is het noodzakelijk dat de arbeidsmarktparticipatie verbetert en de werkloosheid daalt. De

Vlaamse arbeidsmarkt wordt namelijk gekenmerkt door een paradox: ze kent een hoge

werkloosheid en tegelijkertijd toch een hoog aantal vacatures die niet ingevuld geraken. Eind

2007 telde de VDAB 36.912 openstaande vacatures, terwijl er in 2007 gemiddeld 180.396 niet‐

werkende werkzoekenden ingeschreven waren (VDAB‐Arvastat, 2008). Er kunnen verschillende

oorzaken aan de basis liggen van dit probleem. In dit onderzoek werd nagegaan welke rol een

tekort aan kinderopvang speelt in het verklaren van werkloosheid. Daaruit bleek dat het aantal

beschikbare plaatsen in de kinderopvang voornamelijk voor vrouwelijke werkloosheid een

belangrijke verklarende factor is.

De Europese Unie stelt in de Lissabonstrategie het verhogen van de arbeidsdeelname van de

bevolking als centrale werkgelegenheidsdoelstelling voorop. Deze strategie houdt in dat de

lidstaten tegen 2010 een algemene arbeidsmarktparticipatie van 70% en een vrouwelijke

arbeidsmarktdeelname van 60% moeten trachten te realiseren (Vlaamse regering, 2005). Omdat

Vlaanderen een lage arbeidsmarktparticipatie kent, stelde de Vlaamse regering werkgelegenheid

als beleidsprioriteit voorop in het pact van Vilvoorde en haar regeerakkoord 2004‐2009. De lage

Vlaamse arbeidsmarktparticipatie wordt in de hand gewerkt door verschillende

werkgelegenheidsvallen: situaties waarin het voor iemand financieel gezien niet interessant is zich

aan te bieden op de arbeidsmarkt. Bij de werkloosheidsval is het financieel voordeliger om

werkloos met uitkering te zijn dan laagbetaalde arbeid te verrichten; de activiteitsval zorgt ervoor

dat het voordeliger is inactief te zijn met een uitkering dan te werken (De Clercq, 2007).

Voldoende betaalbare kinderopvang voorzien speelt een belangrijke rol in het vermijden van deze

vallen. Wie geen kinderopvang vindt, kan zich immers niet aanbieden op de arbeidsmarkt. Voor

wie laagbetaalde arbeid verricht, is het mogelijk voordeliger thuis te blijven en de kinderen zelf op

te vangen rekening houdend met de extra kosten van kinderopvang en de sociale voordelen die

wegvallen wanneer men werkt. Voldoende kinderopvang voorzien om de participatiegraad te

verhogen en de werkloosheidsgraad te doen dalen is dan ook één van de prioriteiten binnen het

pact van Vilvoorde. De Vlaamse regering stelde het Europese streefcijfer van 33 opvangplaatsen

per 100 kinderen voorop (Barcelonanorm). Dat Vlaanderen deze norm gemiddeld bereikt, is iets

waar de regering graag mee uitpakt. Het heeft echter weinig zin enkel het globale Vlaamse

Page 38: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

31

gemiddelde te bekijken. Op kaart 6 wordt in één oogopslag duidelijk dat er heel wat grote

Vlaamse regio’s zijn die deze norm nog lang niet halen. Daarenboven mag het bereiken van dit

33%‐doel niet beschouwd worden als een eindpunt. Rekening houdend met de recente toename

van het aantal kinderen (supra, p.21) moeten er nieuwe plaatsen gecreëerd worden om aan deze

norm te blijven voldoen. Bovendien zal de 33%‐norm door de afname van de mogelijkheden op

informele opvang (infra, p.12) in verschillende regio’s onvoldoende zijn of worden om tegemoet

te komen aan de vraag naar kinderopvang.

De lagere arbeidsmarktparticipatie en de hogere werkloosheid van vrouwen wijzen op de

noodzaak vrouwen te activeren op de arbeidsmarkt. Omdat gemeentelijke gegevens over

participatiegraden niet beschikbaar zijn, wordt er in dit onderzoek enkel gewerkt met cijfers over

niet werkende werkzoekenden. De werkgelegenheidsvallen maken echter duidelijk dat het

voorzien van betaalbare (gesubsidieerde) kinderopvang zowel een belangrijke rol speelt in het

verhogen van de participatiegraad als voor het verlagen van de werkloosheid. Uit dit onderzoek

kan geconcludeerd worden dat er prioritair geïnvesteerd dient te worden in kinderopvang in een

vijftal regio’s die gekenmerkt worden door een relatief hoog aantal openstaande vacatures ten

opzichte van het aantal werkzoekenden en een laag aantal plaatsen in de kinderopvang ten

opzichte van het aantal kinderen jonger dan drie jaar. Investeren in kinderopvang is hier

vermoedelijk een basisbehoefte die een lagere – voornamelijk vrouwelijke – werkloosheid kan

initiëren.

(1) regio Oudenaarde: De provincie Oost‐Vlaanderen kent slechts één opvallende rode regio:

regio Oudenaarde. De gemeenten in deze regio kennen een gemiddelde

werkloosheidsgraad en een vrij ernstig tekort aan kinderopvang. Bovendien geraken de

vacatures van VDAB er heel moeilijk ingevuld. Investeren lijkt dan ook zinvol.

(2) Regio Hasselt: De provincie Limburg wordt geconfronteerd met een ernstig

werkloosheidsprobleem. De werkloosheid ligt er opvallend hoger dan in andere Vlaamse

provincies. Gemeenten met een vrouwelijke werkloosheid van 12% tot 20% vormen

eerder regel dan uitzondering. Tegelijkertijd worden de meeste gemeenten van Limburg

gekenmerkt door een zeer ernstig tekort aan kinderopvang. Meer gedetailleerd

onderzoek leert ons echter dat deze provincie geteisterd wordt door een gebrek aan

vacatures. Enkel de regio rond Hasselt kent een substantieel aantal vacatures ten opzichte

van het aantal werkzoekenden. Investeren in kinderopvang in deze regio is dan ook een

must, gezien de alarmerend hoge werkloosheidscijfers. Het is duidelijk dat ook investeren

in arbeidsplaatsen zeer zinvol is in de provincie Limburg. Zulke investeringen zouden

gepaard moeten gaan met investeringen in kinderopvang.

Page 39: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

32

(3) Regio Geel: De Kempen is als gebied vergelijkbaar met Limburg: zeer hoge werkloosheid,

weinig openstaande vacatures en slechts enkele gemeenten die de 33%‐norm voor

kinderopvang halen. In dit gebied springt rode regio Geel in het oog als gebied waar

investeren in kinderopvang een positief effect kan hebben op de werkloosheidsgraden.

(4) Regio Antwerpen: Hoewel de stad Antwerpen een zeer hoge werkloosheid (15%) en een

ernstig tekort aan kinderopvang (dekkingsgraad van 23%) kent, zijn er relatief gezien

weinig openstaande vacatures. Verschillende gemeenten ten westen en ten zuiden van

Antwerpen kennen echter een belangrijk aantal openstaande vacatures waardoor

investeren in kinderopvang in Antwerpen gezien kan worden als een belangrijke prioriteit.

De regio ten zuiden van de stad (Bornem – Kontich – Lier – Mechelen) is een duidelijke

rode regio die gekenmerkt wordt door een opvallend tekort aan kinderopvang. Ook hier is

investeren in kinderopvang noodzakelijk. De gemeenten Beveren‐Waas en Zwijndrecht,

ten westen van Antwerpen, nemen de tewerkstelling van de linkeroever van de

Antwerpse haven voor hun rekening. Ze kennen daardoor een hoog aantal openstaande

vacatures die toch gepaard gaat met een gemiddelde werkloosheid daar waar men eerder

een lage werkloosheid zou verwachten. De gemeenten halen nipt de Barcelonanorm maar

worden omgeven door gemeenten met een lagere dekkingsgraad. Bovendien blijkt het

aantal plaatsen momenteel onvoldoende om te voldoen aan de vraag (De Standaard,

16/4/2008) Investeren in kinderopvang in en rond Beveren‐Waas kan een oplossing

vormen voor de niet‐ingevulde vacatures.

(5) Regio Leuven: Deze regio is net als de randgemeenten rond Brussel moeilijk te

interpreteren omdat er geen gegevens over Brussel zijn opgenomen in het onderzoek. De

randgemeenten kennen een duidelijk tekort aan kinderopvang, een gemiddelde

werkloosheid en enkele gemeenten met veel openstaande vacatures (bv. Zaventem).

Bijkomend onderzoek dat rekening houdt met Brussel is noodzakelijk. Ook de

interpretatie van regio Leuven zal betrouwbaarder zijn wanneer Brussel ingecalculeerd

wordt. Hoewel rode regio Leuven zelf een hoge dekkingsgraad heeft (meer dan 50%), zal

investeren in kinderopvang in de buurgemeenten vermoedelijk aangewezen zijn omdat

de stad ingesloten wordt door gemeenten waar de Barcelonanorm niet gehaald wordt.

Wanneer we uitgaan van een rechtstreeks causaal verband tussen kinderopvang en werkloosheid,

kunnen we veronderstellen dat investeren in kinderopvang een verlaging van voornamelijk

vrouwelijke werkloosheid en een verhoging van voornamelijk vrouwelijke

arbeidsmarktparticipatie tot gevolg zal hebben. Uit deze gegevens kan echter niet zomaar de

conclusie getrokken worden dat het tekort aan kinderopvang aan de oorzaak ligt van de

Page 40: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

33

arbeidsmarktparadox. Ook structurele werkloosheid – een kwalitatief verschil tussen vraag en

aanbod – kan aan de basis liggen van de paradox. Naast de lage arbeidsmarktparticipatie zijn de

hoge ongekwalificeerde uitstroom uit het secundair onderwijs (gemiddeld 11,4%) en de

onderbenutting van de combinatie leren – werken namelijk een belangrijke zwakte van de

Vlaamse arbeidsmarkt (Vlaamse regering, 2005). Eén van de streefdoelen in het pact van

Vilvoorde is het halveren van die ongekwalificeerde uitstroom tegen 2010 en het stimuleren van

opleidingen die naar knelpuntberoepen leiden. Dergelijk actief herscholingsbeleid kan een

oplossing vormen voor structurele werkloosheid. Of de genoemde regio’s gekenmerkt worden

door structurele werkloosheid dient bijkomend detailonderzoek uit te wijzen. Wat echter niet

over het hoofd gezien mag worden, is dat ook wie een opleiding volgt nood heeft aan

kinderopvang. Ook indien de arbeidsmarktparadox in deze regio’s niet rechtstreeks verklaard kan

worden door een tekort aan kinderopvang, is een uitbreiding van het aantal betaalbare plaatsen

dus noodzakelijk. In Antwerpen bijvoorbeeld gebruikt men sinds 2004 de Okido‐mobiel, een

mobiele kinderopvang die verhuist naar de plaats waar vorming wordt gegeven en die

werkzoekende ouders kunnen gebruiken wanneer ze op zoek gaan naar werk (De Standaard,

16/12/2005).

Om een oplossing te vormen voor werkloosheid dient kinderopvang aan enkele belangrijke

voorwaarden te voldoen. Eerst en vooral moet ze betaalbaar zijn om de eerder besproken

werkgelegenheidsvallen te vermijden. Het lijkt daarom aangewezen om extra gesubsidieerde

plaatsen te creëren, waar de kostprijs van opvang berekend wordt aan de hand van het loon van

de ouders. Dit voorstel wordt versterkt door het gegeven dat vandaag vooral laaggeschoolden

werkloos zijn en dat informele opvang – die het laatste decennium sterk in omvang afnam –

vooral door werkende laaggeschoolde ouders wordt gebruikt omwille van de te hoge kostprijs van

formele kinderopvang.

Een tweede belangrijke vereiste is de flexibiliteit van kinderopvang, zeker in regio’s met een hoog

aantal banen die flexibele arbeidsuren vereisen. Nemen we rode regio Beveren‐Waas en

Zwijndrecht als voorbeeld, dan zien we dat de havensector veel banen creëert die flexibiliteit

vragen van de werknemers (flexibele arbeidsuren, ploegenstelsel, weekendwerk, …). Reguliere

dagopvang vormt dan ook geen oplossing voor veel openstaande vacatures in deze regio.

Vermoedelijk heeft echter niet elke regio evenveel nood aan flexibele kinderopvang en heeft niet

elke gemeente nood aan kinderopvang die gelijk gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid.

De Vlaamse overheid kan actiever samenwerken met gemeenten en haar subsidie bijvoorbeeld

afhankelijk maken van het gemiddelde inkomen in de regio, de mate waarin gemeenten zelf

subsidies voor kinderopvang kunnen verstrekken, het aantal laaggeschoolden in de gemeente, …

Page 41: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

34

Bijkomend onderzoek dat peilt naar de noden van de beschreven regio’s inzake flexibiliteit en

subsidiëring is noodzakelijk.

Van de nood aan betaalbaarheid en flexibiliteit gaan we naadloos over in de optie die bedrijven

hebben om zelf kinderopvang te voorzien voor hun werknemers. 14% van de Vlaamse

werknemers kan beroep doen op kinderopvang (OECD, 2001), terwijl ruim drie vierde van de

Vlaamse werknemers belangstelling blijkt te hebben voor opvang die in het bedrijf georganiseerd

wordt. Werknemers hopen daarbij op een betere bereikbaarheid van de opvang en een betere

afstemming op de werkuren (Hedebouw & Vanpée, 2001). Kind en Gezin voorziet enkele

samenwerkingsmogelijkheden met bedrijven maar die worden tot op heden slechts weinig benut.

Dit onderzoek toont echter aan dat er een belangrijk verband is tussen kinderopvang en

vrouwelijke werkloosheid. Naast voordelen zoals het verbeteren van de werkmotivatie die in de

literatuurstudie werden opgesomd (supra, p.12), biedt kinderopvang in een bedrijf dus

mogelijkheden om meer (vooral vrouwelijke) werknemers aan te trekken,. Bij het zoeken naar het

beste rendement van haar investeringen kan de Vlaamse overheid dus niet enkel samenwerken

met gemeenten maar ook met bedrijven, werkgevers‐ en werknemersorganisaties om een

gezamenlijke strategie en subsidiëringsmaatregelen uit te werken.

Op welke manier er kinderopvang gecreëerd moet worden en hoe het prijskaartje ervan

gefinancierd zal worden, is een onderwerp van vaak hoogoplaaiende politieke discussies. Het

voorzien van een éénmalige subsidie om opstartende onthaalouders en mini‐crèches op weg te

helpen is een maatregel die in Gent in 2007 zijn dienst bewees, het verdelen van dienstencheques

voor flexibele kinderopvang aan huis draagt de voorkeur van Open VLD weg, SP.A geeft prioriteit

aan het wegwerken van prijsverschillen tussen de gesubsidieerde en de private kinderopvang,

CD&V zet zich af tegen dat voorstel en wil eerst en vooral capaciteitsuitbreidingen in de

gesubsidieerde sector en een hogere bezettingsgraad… (De Standaard, 16/04/08; 17/04/08 (a);

17/04/08 (b)). Hoewel momenteel nog niet duidelijk is welke weg de Vlaamse regering zal inslaan

om het tekort aan kinderopvang weg te werken, is het haar alvast duidelijk dat ze de

Lissabondoelstellingen met betrekking tot arbeidsmarktparticipatie kan bereiken door te

investeren in kinderopvang. De uitbreiding van de kinderopvang staat hoog op de politieke

agenda. De conclusies van dit onderzoek kunnen mee opgenomen worden in de

subsidiëringsbeslissing.

Page 42: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

35

2. Tekorten van het onderzoek

Zoals tijdens de beschrijving van de onderzoeksresultaten werd aangegeven, kunnen enkele van

de gebruikte variabelen enkel als indicatoren beschouwd worden. Het aantal openstaande

vacatures, op basis waarvan de rode regio’s bepaald werden, is een gegeven verkregen van VDAB.

Omdat niet alle vacatures bekend gemaakt worden bij VDAB, werd dit cijfer enkel gebruikt om

gemeenten te vergelijken. Een adequatere schatting van het aantal openstaande vacatures is

echter moeilijk te maken aangezien er geen gegevens bekend zijn over het daadwerkelijke aantal

openstaande vacatures in Vlaanderen.

De gemeentelijke opleidingsgraad is een variabele die geschat werd op basis van het aantal

laaggeschoolde niet‐werkende werkzoekenden in een gemeente. Er wordt vanuit gegaan dat

gemeenten met een (relatief) hoog aantal laaggeschoolde werkzoekenden ook een hoger totaal

aantal laaggeschoolden in het algemeen huisvesten. Op die manier kan deze variabele als

indicator van de opleidingsgraad beschouwd worden. Omdat de literatuur aangeeft dat

laaggeschoolden oververtegenwoordigd zijn onder de werkzoekenden, zou het onderzoeksmodel

dichter aansluiten bij de werkelijkheid indien er gewerkt wordt met reële gegevens over het

aantal laaggeschoolden in een gemeente.

Er dient nog een laatste kanttekening gemaakt te worden bij het onderzoek. Kinderopvang wordt

enkel benaderd vanuit de werkende en werkzoekende ouders. Het effect op de arbeidsmarkt

staat centraal. Bij de aanbevelingen wordt geen rekening gehouden met de sociale voordelen die

kinderopvang zou bieden of het recht op kinderopvang van alle kinderen waarover vaak

geschreven wordt. Indien men uit zou gaan van een gelijk recht op kinderopvang van alle

kinderen, zouden de aanbevelingen met betrekking tot de prioritair te investeren regio’s er

helemaal anders uitzien. Investeringen dienen dan eerst daar te gebeuren waar het aanbod van

kinderopvang momenteel het kleinst is of waar zich vooral kwetsbare kinderen bevinden. De

sociale doelstellingen die men via kinderopvang tracht te bereiken worden niet in twijfel

getrokken, maar onderzoek is steeds beperkt. De focus van dit onderzoek en zijn aanbevelingen

ligt in een andere doelstelling van kinderopvang: hoe kan ze een bijdrage leveren aan de

economische groei? De bovenstaande, concrete aanbevelingen geven alvast een duidelijk

antwoord op die vraag.

Page 43: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

36

3. Suggesties voor vervolgonderzoek

In de loop van bovenstaande bespreking werden reeds enkele suggesties voor vervolgonderzoek

gegeven. Eerst en vooral is er nood aan een nauwkeurig onderzoek per aangeduide regio. Hoe

groot is de nood aan flexibele opvang, zijn er samenwerkingsmogelijkheden met bedrijven uit de

regio of met de gemeentelijke overheden, hoe wordt de opvang best gesubsidieerd (éénmalige

premie bij opstart, permanente subsidies per kind al dan niet afhankelijk van het inkomen van de

ouders, ...), kunnen de gemeenten bijdragen in de subsidiëring, …

Daarnaast is het aangewezen gegevens te verzamelen over de regio Brussel. Momenteel is het

moeilijk gegevens over de Brusselse randgemeenten en Leuven te interpreteren, omdat er geen

gegevens over de Brusselse metropool werden opgenomen in het onderzoek. De witte vlek die

Brussel daardoor wordt midden in Vlaams‐Brabant leidt ertoe dat deze gemeenten buiten de

aandacht dreigen te vallen. Bijkomend onderzoek zou dat moeten voorkomen.

Page 44: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

37

VI. Conclusie

De weg naar Lissabon loopt via Barcelona… Wie vrouwelijke werkloosheid wil aanpakken en de

arbeidsmarktparticipatie wil verhogen, moet zorgen voor voldoende kinderopvang. Want zonder

betaalbare kinderopvang, kunnen ouders zich niet zomaar aanbieden op de arbeidsmarkt. Dit

onderzoek toont aan dat het verband tussen kinderopvang en werkloosheid significant is en dat

voornamelijk vrouwelijke werkloosheid beïnvloed wordt door het aantal plaatsen in de

kinderopvang. Dé sterkte van dit onderzoek ligt er echter in dat het aantoont in welke regio’s er

prioritair geïnvesteerd dient te worden in extra opvangmogelijkheden. Investeren in deze regio’s

helpt stagnatie van de Vlaamse economische groei, die momenteel bedreigd wordt door een

tekort aan arbeidskrachten, te voorkomen. 10% van de Vlaamse ouders kunnen zich vandaag

namelijk niet aanbieden op de arbeidsmarkt omdat ze geen geschikte kinderopvang vinden (De

Standaard, 16/04/2008). De Vlaamse regering dient daarom volgende aanbevelingen mee te

nemen in haar plan om de capaciteit van kinderopvang uit te breiden.

(1) Investeringen in kinderopvang in de regio Oudenaarde, Antwerpen, Hasselt, Geel en

vermoedelijk ook Leuven zullen een impact hebben op de daling van de werkloosheid in

de streek.

(2) Aandacht voor flexibiliteit en betaalbaarheid van de opvang is onontbeerlijk als ze wil

bijdragen aan de Lissabondoelstellingen met betrekking tot werkgelegenheid.

(3) Gedetailleerd onderzoek naar de noden van concrete regio’s op vlak van flexibiliteit en

subsidiëring is noodzakelijk om investeringen optimaal te laten renderen.

Page 45: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

VI

Lijst van geraadpleegde werken

Literatuur:

Aliaga, C., 2005, Statistics in focus. Gender gaps in the reconciliation between work and family life,

<http://epp.eurostat.ec.europa.eu>

Bloom, D. E., Canning, D., Fink, G. en Finlay, J.E., 2007, Working paper 13583. Fertility, female

labor force participation, and the demographic dividend, <http://www.nber.org/papers>

(geraadpleegd op 07/02/08)

Carton, A., 2002, Gezocht: m/v voor gezin en arbeid. Vlamingen en hun opvattingen over de

combinatie arbeid en gezin in 2002, p. 311‐346, <http://aps.vlaanderen.be/statistiek/publicaties

> (geraadpleegd op 07/02/08)

Cournède, B., 2006, OECD Economics department working papers no. 511. Removing obstacles to

employment for women in Ireland, <http://www.oecd.org/document > (geraadpleegd op

07/02/08)

Connelly, R., 1992, The effect of child care costs on married women’s labor force participation,

The review of economics and statistics, vol. 74, nr. 1, p. 83‐90, <http://www.jstor.org>

(geraadpleegd op 10/02/08)

De Maeyer, P. en De Vliegher, B., 2003, Inleiding tot de cartografie, Gent: Academia Press, 282 p.

Dent, B., 1999, Cartography. Thematic map design, Kingsport: Quebecor Printing Book Group,

417 p.

De Standaard, 16/12/2005, Rijdende kinderopvang krijgt vaste stek

De Standaard, 12/12/2007, Antwerpen kan dit niet alleen oplossen

De Standaard, 16/04/2008, Bezetting moet hoger.

Page 46: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

VII

De Standaard, 17/04/2008 (a), Gentse crèchepremie scoort goed.

De Standaard, 17/04/2008 (b), Kritiek op SP.A‐voorstel kinderopvang.

Ester, P., Vinken, H. en van Dun, L., 2002, Werken, zorgen en vrije tijd in de eenentwintigste eeuw:

Het OSA toekomst van de arbeid survey. Paper ten behoeve van het derde Vlaams‐Nederlandse

arbeidsmarktcongres. <http://www.uvt.nl > (geraadpleegd op 06/02/08)

Eurostat, 2005, Reconciling work and family life in the EU25 in 2003. Employment rates lower and

part‐time rates higher for women with children, <http://europa.eu.int/comm/eurostat/>

(geraadpleegd op 10/02/08)

Immervoll, H. en Barber, D., 2005, Can parents afford to work? Childcare costs, tax‐benefit

policies and work incentives. OECD social employment and migration working papers No. 31.

<http://www.sourceoecd.org > (geraadpleegd op 06/02/08)

Jongen, E. en van Vuuren, 2004, Kinderopvang, verlofregelingen en arbeidsparticipatie, Tijdschrift

voor politieke economie, jg. 25, nr. 4, p. 83‐118, <http://www.cpb.nl > (geraadpleegd op

07/02/08)

Kind en Gezin, 2004, Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten. Bespreking van de resultaten van de

bevraging bij de lokale besturen, <http://www.kindengezin.be > (geraadpleegd op 12/02/08)

Kind en Gezin, 2007, Jaarverslag kinderopvang 2006, < http://www.kindengezin.be >

(geraadpleegd op 10/02/08)

Kitson, M., Michie, J. en Sutherland, H., 1997, ‘A price well worth paying?’? The benefits of a full‐

employment strategy, In: Michie, J. en Smith, J.G. (ed.), Employment and economic

performance. Jobs, inflation, and growth, Oxford: University Press, p.234‐254

Maassen van den Brink, H., 1994, Labor supply and demand for non‐parental child care, In:

Female labour supply child care and marital conflict. An empirical analysis, Amsterdam:

University Press, p. 41‐68

Page 47: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

VIII

OECD, 2002, Women at work: who are they and how are they faring?, in Employment outlook

2002 – surveying the jobs horizon, <http://www.oecd.org/document> (geraadpleegd op

11/02/08)

OECD, 2001, Balancing work and family life: helping parents into paid employment, in

Employment outlook 2001 – fighting poverty requires reconciling social and employment goals,

<http://www.oecd.org/document > (geraadpleegd op 11/02/08)

OECD, 2007, Economic survey of Belgium 2007: From stability to sustained growth: challenges for

the Belgian economy, <http://www.oecd.org/publications/ > (geraadpleegd op 10/02/08)

Ormeling, F. en Kraak, M., 1999, Kartografie. Visualisatie van ruimtelijke gegevens, Delft:

University Press, 235 p.

Pacelli, L., Pasqua, S. en Villosio, C., 2007, Working paper no. 58. What does the stork bring to

women’s working career?, < http://econpapers.repec.org/paper > (geraadpleegd op 07/02/08)

Remery, C., van Doorne‐Huiskes, A., Dykstra, P. en Schippers, J., 2000, En als oma nu ook een baan

heeft? De toekomst van de informele kinderopvang in Nederland. Nidi‐rapport no. 57, <

http://www.nidi.knaw.nlf> (geraadpleegd op 10/02/08)

Sánchez, A.H., Carcedo, J.M. en Fernández, F.S. , 2007, Working paper 11/2007. The effect of

fertility on the decision of abandoning the labour market: the case of spain,

<http://www.uam.es/departamentos/economicas > (geraadpleegd op 08/02/08)

Vanpée, K. en Hedebouw, G., 2001, Noden bij werknemers aan bedrijfsgerelateerde

kinderopvang: ontwikkeling van een meetinstrument voor bedrijven, Leuven: HIVA,

<http://www.kindengezin.be > (geraadpleegd op 11/02/08)

Van pée, K., Sannen, L. en Hedebouw, G., 2000, Kinderopvang in Vlaanderen. Gebruik, keuze van

de opvangvorm en evaluatie door de ouders, Leuven: Katholieke Universiteit Leuven – Hoger

instituut voor arbeid, <http://www.kindengezin.be > (geraadpleegd op 06/02/08)

Vlaamse regering, 2005, Vlaams hervormingsprogramma 2005‐2008. Lissabonstrategie: Groei en

Jobs.

Page 48: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

IX

Data:

http://aps.vlaanderen.be

http://epp.eurostat.ec.europa.eu

http://www.arvastat.vdab.be

http://www.kindengezin.be

http://www.oecd.org

http://www.statbel.fgov.be

Page 49: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

1

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2007 – 2008

Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling in Vlaanderen KAARTENBUNDEL

Anneleen Dejonckheere

onder leiding van

Dr. Elsy Verhofstadt

Page 50: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

2

KAART 1: Aantal kinderen per 1000 inwoners

Page 51: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

3

KAART 2: Werkloosheidsgraad mannen (%)

Page 52: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

4

KAART 3: Werkloosheidsgraad vrouwen (%)

Page 53: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

5

KAART 4: Werkloosheidsgraad totaal (%)

Page 54: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

6

KAART 5: Invullingsgraad vacatures VDAB (%): Aantal ingevulde vacatures / Totaal aantal binnengekomen vacatures (VDAB)

Page 55: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

7

KAART 6: Dekkingsgraad (%): Aantal plaatsen in kinderopvang per 100 kinderen (%)

Page 56: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

8

KAART 7: Arbeidsmarktparadox (%): Aantal openstaande vacatures per 100 niet‐werkende werkzoekenden (%)

Page 57: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

9

KAART 8: Verband dekkingsgraad en werkloosheidsgraad mannen (%)

Page 58: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

10

KAART 9: Verband dekkingsgraad en werkloosheidsgraad vrouwen (%)

Page 59: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

11

KAART 10: Verband dekkingsgraad en werkloosheidsgraad totaal (%)

Page 60: Het tekort aan kinderopvang in relatie tot tewerkstelling ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/315/612/RUG01... · vinden van kinderopvang aan de oppervlakte en ook de media bracht het

12

KAART 11: Verband dekkingsgraad en arbeidsmarktparadox (%)