het portret van Jeroen bosch ofm...p. gerlach ofm cap het portret van Jeroen bosch Diverse...

7
p. gerlach ofm cap het portret van Jeroen bosch Diverse kunsthistorici, die zich met Jeroen Bosch hebben bezig gehouden, menen zijn portret te kennen. Het is de verdienste van Bax 1 ) geweest, dat hij de verschillende portretten, die men meent terug te vinden in zijn wer- ken op een rijtje heeft gezet en tot een twaalftal exemplaren kwam, zonder daar- mede te zeggen, dat hij daarmede ak- koord gaat. Mosmans 2 ) heeft zelfs in zijn monografie van Bosch een speciaal hoofdstuk gewijd aan zijn portret. Men staat er alleen van te kijken, hoe hij naar aanleiding van een door diverse auteurs aangedragen collectie van Bosch- portretten met stelligheid weet te bewe- ren, welke de 'enig-echte' portretten zijn! Hoe gevaarlijk het is uit deze vermeen- de portretten conclusies te trekken voor zijn uiterlijk en karakter, kan blijken uit de beschouwingen van Schenk 3 ) en Nico de Haas 4 ). 1 Portret-tekening te Atrecht Het portret uit het zogenaamde 'Re- cueil d'Arras', dat zich in de stadsbiblio- theek te Atrecht bevindt, is overbekend. Geen enkele publikatie van wat grotere omvang heeft nagelaten het portret van Bosch uit dit album af te drukken. Het album-zelf was in 1951 in het Rijksmu- seum te Amsterdam ter gelegenheid van de tentoonstelling van de Bourgondische Pracht van Philips de Stoute tot Philips de Schone. Het werd in de cataloog (nr. 6) omschreven als een plakboek met portretten 'van belangrijke personen uit de 16e eeuw, naar schilderijen, veelal door bekende schilders, welke later gro- tendeels verloren zijn geraakt'. Het geheel papieren album bevat 275 portretten, waarvan dat van Bosch zich op folio 275 bevindt; de begeleidende tekst is geschreven en de portretten zijn, naar beweerd wordt, ook getekend door Jacques Le Boucq of Leboucq 5 ). Gebo- ren te Valenciennes, waar Leboucq in 1573 ook stierf, wordt hij het eerst ver- meld in 1548. Door Karel V benoemd tot wapenheraut en wapenkoning van Hene- gouwen, volgde in 1559 zijn aanstelling door Philips II tot wapenkoning van de Orde van het Gulden Vlies. Zijn taak als wapenkoning bestond in de behartiging van de betrekkingen naar buiten. Hij was 'de belangrijkste ambtenaar bij het leiden van de kapittels van Het Gulden Vlies, en was er ook tevens de ceremonie- meester van. Als zodanig maakte hij de kapittels mee en kwam daardoor in be- trekking met de hoogste figuren van het land. Als wapenkoning was hij ook een deskundige op het gebied van de heral- diek. Verschillende handschriften in de bi- bliotheek van Valenciennes en Bergen (Mons), waarin gegevens over de feesten 163

Transcript of het portret van Jeroen bosch ofm...p. gerlach ofm cap het portret van Jeroen bosch Diverse...

Page 1: het portret van Jeroen bosch ofm...p. gerlach ofm cap het portret van Jeroen bosch Diverse kunsthistorici, die zich met Jeroen Bosch hebben bezig gehouden, menen zijn portret te kennen.

p. gerlach ofm cap

het portret van Jeroen bosch

Diverse kunsthistorici, die zich met Jeroen Bosch hebben bezig gehouden, menen zijn portret te kennen.

Het is de verdienste van Bax1) geweest, dat hij de verschillende portretten, die men meent terug te vinden in zijn wer­ken op een rijtje heeft gezet en tot een twaalftal exemplaren kwam, zonder daar­mede te zeggen, dat hij daarmede ak­koord gaat. Mosmans2) heeft zelfs in zijn monografie van Bosch een speciaal hoofdstuk gewijd aan zijn portret. Men staat er alleen van te kijken, hoe hij naar aanleiding van een door diverse auteurs aangedragen collectie van Bosch-portretten met stelligheid weet te bewe­ren, welke de 'enig-echte' portretten zijn!

Hoe gevaarlijk het is uit deze vermeen­de portretten conclusies te trekken voor zijn uiterlijk en karakter, kan blijken uit de beschouwingen van Schenk3) en Nico de Haas4).

1 Portret-tekening te Atrecht

Het portret uit het zogenaamde 'Re-cueil d'Arras', dat zich in de stadsbiblio­theek te Atrecht bevindt, is overbekend. Geen enkele publikatie van wat grotere omvang heeft nagelaten het portret van Bosch uit dit album af te drukken. Het album-zelf was in 1951 in het Rijksmu­seum te Amsterdam ter gelegenheid van de tentoonstelling van de Bourgondische

Pracht van Philips de Stoute tot Philips de Schone. Het werd in de cataloog (nr. 6) omschreven als een plakboek met portretten 'van belangrijke personen uit de 16e eeuw, naar schilderijen, veelal door bekende schilders, welke later gro­tendeels verloren zijn geraakt'.

Het geheel papieren album bevat 275 portretten, waarvan dat van Bosch zich op folio 275 bevindt; de begeleidende tekst is geschreven en de portretten zijn, naar beweerd wordt, ook getekend door Jacques Le Boucq of Leboucq5). Gebo­ren te Valenciennes, waar Leboucq in 1573 ook stierf, wordt hij het eerst ver­meld in 1548. Door Karel V benoemd tot wapenheraut en wapenkoning van Hene­gouwen, volgde in 1559 zijn aanstelling door Philips II tot wapenkoning van de Orde van het Gulden Vlies. Zijn taak als wapenkoning bestond in de behartiging van de betrekkingen naar buiten. Hij was 'de belangrijkste ambtenaar bij het leiden van de kapittels van Het Gulden Vlies, en was er ook tevens de ceremonie­meester van. Als zodanig maakte hij de kapittels mee en kwam daardoor in be­trekking met de hoogste figuren van het land. Als wapenkoning was hij ook een deskundige op het gebied van de heral­diek.

Verschillende handschriften in de bi­bliotheek van Valenciennes en Bergen (Mons), waarin gegevens over de feesten

163

Eigenaar
logocubra300br
Eigenaar
Tekstvak
Oospronkelijke publicatie: Brabantia, jrg. 23, nr. 6, november 1974
Page 2: het portret van Jeroen bosch ofm...p. gerlach ofm cap het portret van Jeroen bosch Diverse kunsthistorici, die zich met Jeroen Bosch hebben bezig gehouden, menen zijn portret te kennen.

van de ridders van het Gulden Vlies, wijzen op Leboucqs bekwaamheid als tekenaar en schilder. Op zijn grafmonu­ment, dat zijn neef Simon Leboucq na zijn dood te Valenciennes liet oprichten, wordt hij dan ook genoemd 'Pictor Ja-cobus Ie Boucq, imitator Apellis'6).

De tekening van het portret van Bosch in hetalbumvan Leboucq meet25x 17cm. Het bijschrift 'Jeronimus Bos painctre' staat niet op de eigenlijke tekening, maar op het papier, waarop de tekening ge­plakt is. Het is daarmede aannemelijk, dat niet de tekenaar, maar de collection-neur de tekening 'identificeerde'. De Bossche Meester staat er halverlijve, en face, getekend in rood krijt en potlood.

Waarde van het portret

Het is natuurlijk mogelijk, dat de te­kening van het portret van Bosch uit het midden der zestiende eeuw dat we nu kennen, teruggaat op een origineel por­tret van vóór het jaar 1516, sterfjaar van de Bossche Meester, dat tot op heden onbekend bleef. Portretten als die van degeschiedschrijversOlivierdela Marche en Philippe de Commines, alsmede por­tretten van Philips de Goede, Karel de Stoute en Jacoba van Beieren, die zich ook in dit album bevinden, zijn contro­leerbaar aan nog bestaande portret­ten. Zo plaatste Friedlander7) ter verge­lijking van de tekening van Anna, her­togin van Kleef, uit het album, een schil­derijtje, dat aan Geertgen tot St. Jans wordt toegeschreven. Het portret van Rogier van der Weyden uit dezelfde col­lectie, dat ietwat wezenloos aandoet8), versterkt echter niet de indruk, dat deze tekening op een origineel geschilderd portret teruggaat, maar suggereert veel­eer de eigen fantasie van de tekenaar (Leboucq?).

Toch durven we de mogelijkheid niet uitsluiten, dat de tekening van Jeroen Bosch' portret, teruggaat op een in Le­boucqs tijd nog in de zuidelijke Neder­landen bestaand origineel portret (zelfportret?). Als wapenheraut kwam Leboucq in betrekking met veel vooraan­staande adellijke personen niet alleen, maar ook met geleerden en kunstenaars

van zijn ti jd. Zijn verblijf op het kapittel van het Gulden Vlies te Antwerpen in 1556, dat hij zelf ook beschreef en van illustraties voorzag, wijst daar wel op9). Het is zelfs niet uitgesloten, dat hij ook in het Bossche milieu relaties had. We weten toch, dat diverse personen uit Leboucqs geboorteplaats Valencijn lid waren van de Bossche Broederschap van Onze Lieve Vrouw: zoals in de jaren 1492/93 de kanunniken Joh. Caurier en Joh. Ficquavet10). In de jaren 1497-1506 wordt zelfs een schilder Amant Herberts-soen van Valencijn als meester van het Bossche schildersambacht genoemd11).

Leboucq, die zeker meermalen te Brus­sel en Antwerpen vertoefde, zal daar ook misschien contacten met Bosschenaren hebben gehad en mogelijk langs dezen bekend zijn geraakt met de schilder Je­roen Bosch.

Nauwelaerts12) heeft er reeds op ge­wezen, dat op het einde der XVe eeuw een Brusselaar, Simon van Couderborch, rector was van de Bossche Latijnse School en dat in het begin der volgende eeuw Antwerpse drukkers daarvoor de schoolboekjes leverden.

Men bedenke ook, dat in het midden der XVIe eeuw de werken van Bosch zelf in het zuiden en met name te Antwerpen niet alleen belangstelling, maar ook na­volging vonden. De Haarlemmer Jan Mandijn, die zich te Antwerpen settelde en de Antwerpenaar Pieter Huys propa­geerden als het ware in de Scheldestad de schilder-facture en de raadselach­tige onderwerpen van Jeroen Bosch. De overbekende prentenhandelaar en graveur Hieronymus Cock bracht ze sa­men met Pieter Bruegel in prent en de humanist Lampsonius schreef onder­schriften onder een portretten-reeks, die in 1572 te Antwerpen verscheen en waaronder er een van Bosch was13).

Het was een milieu, waarin een Leboucq zich thuis kon voelen en het is niet on­mogelijk, dat hij daar het portret van Bosch, dat juist in prent was versche­nen, of het origineel schilderij, waarnaar de prent gemaakt was, heeft gevonden en zelf of een ander daarvan een teken­ing heeft gemaakt voor zijn album. Wie zal overigens zeggen, wat prioriteit moet

Vermoedelijk portret van Jeroen Bosch, 1585, Vlaams anoniem, Amhurst College, Massachusetts

hebben: de tekening in Leboucqs album of de prent van Cock?. . . .

Voor wat de authenticiteit van Jeroen Bosch' fysionomie betreft, blijven we echter steeds in het duister en moeten we na zestig jaar nog zeggen, wat La-fond in 1914 schreef, dat het portret uit het 'Recueil d'Arras' voor wat de authen­ticiteit betreft, blijft 'une hypothese, rien de plus'14).

2 De gravure van 1572

Gravures naar werken van Bosch

Onder invloed van het humanisme met de verheerlijking van het individu ver­schijnen sedert het tweede kwart van de XVIe eeuw allerlei collecties van portret­ten van mannen, die zich op de een of andere wijze naam hebben verworven. Ze worden ook als losse prenten, als 'Einblattdrücke' op de markt gebracht. De Antwerpse graveur en prentenhan­delaar Hieronymus Cock (f1570) alleen gaf al een zeventigtal portretten van vor­sten, prinsen, prinsessen, dichters, ge-

164

Page 3: het portret van Jeroen bosch ofm...p. gerlach ofm cap het portret van Jeroen bosch Diverse kunsthistorici, die zich met Jeroen Bosch hebben bezig gehouden, menen zijn portret te kennen.

leerden en schilders uit en het aantal was nog relatief klein in vergelijking bij de zestiende-eeuwse productie.

De prent speelde werkelijk de rol van de hedendaagse fotografie. De graveurs Pieter van der Heyden (de Merica) en Frans Huys, broer van de ons meer be­kende Pieter Huys, werkten als het ware 'aan de lopende band' naar tekeningen of schilderwerken van de 'moderne' Meesters, voor de winkel 'In de vier win­den'van Cock.

Van of naar Bosch verschenen alleen al de volgende prenten:15) 1 De kruisdraging (nr. 43) z.j. 2 Temptatie van St. Antonius abt (nr. 56), 1561 3 Heilige Martinus (nr 62), z.j. 4 Het Laatste Oordeel (nr 63), z.j. 5 De oorlogsolifant (nr 107), z.j. 6 De grote vissen eten de kleine (nr 112), z.j. 7 Het narrengezin (nr 116) z.j. 8 De blauwe schuit (nr 117), 1559 9 De varende schelp (nr 118), 1562 10 Vuile saus (nr 121), z.j. 11 Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze beiden in de sloot (nr 124), z.j. 12 De bedelaar (nr 125), z.j. 13 Vastenavondviering (nr 127), 1567

Van prent nr 5 veronderstelt men, dat deze door Hieronumus Cock zelf gegra­veerd zou zijn, evenals nr 2 en 3 (althans volgens Delen); nr 6 is van Pieter van der Heyden, alsmede nr 8 en 9, 11, 12 en 13. Voor de rest staat er niets vast. We geven het lijstje alleen maar om de belangstelling voor Bosch in de jaren '60 van de XVIe eeuw in Antwerpen te sig­

naleren. Men bedenke overigens, dat sedert

1550 de oude Pieter Bruegel ook als te­kenaar werkte voor de winkel van Cock, en dat Cock zelf ook als graveur actief bleef, en o.m. het werk van de Helmondse schilder Lucas Gassel in prent bracht en uitgaf. Ook een geboren Bosschenaar als Balthasar Bos of Sylvius (1518- 1580) was in zijn dienst (cfr. Cataloog nr 60). Ate jongeman ging hij naar Rome en werkte er samen met een Marco Dente di Ravenna (|1527), een der voornaam­ste leerlingen van de beroemde Marcan-tonio Raimondi uit Bologna, die naar

Raffael werkte en o.m. 'Raffaels Droom' met fantastische en groteske motieven in prent bracht, die aan Jeroen Bosch doen denken. Ook Giorgio Ghisi, die Marcantonio's invloed onderging, was in 1551 in Cocks winkel werkzaam, en sneed voor hem prenten naar Raffael en andere Italiaanse Meesters. Ik waag het te veronderstellen, dat Balthasar Bos/ Sylvius zijn grote stadgenoot Jeroen Bosch in het Romeinse milieu heeft ge-introduceerd16).

Uit het juist opgemaakte lijstje van Bosch' prenten blijkt in ieder geval dui­delijk, dat Cock goed bekend was met het werk van Bosch.

Portretten reeks

Het is ook bekend, dat Hieronymus Cock het initiatief nam voor de uitgave van een serie portretten in kopergravu­res van 'beroemde Nederlandse schil­ders' waaronder een van Jeroen Bosch, met bijschriften van zijn vriend Domini-cus Lampsonius, maar dat zijn dood hem belette dit plan ten uitvoer te leggen. Zijn weduwe zette echter zijn initiatief voort met de uitgave in 1572 van een nu hoogst-zeldzaam werk: Pictorum ali-quot celebrium Germaniae inferioris ef-figies, una cum doctis(simi) Dom(inici) Lampsonii huius artis peritissimi elogiis een album van 22 schildersportretten met een meerregelig latijns bijschrift in versvorm. Alleen in het Prentenkabinet te Brussel en Amsterdam vond ik daarvan een exemplaar.

In de kring van Cock, die na in Rome prentenuitgevers als Antonio Salamanca en Antonio Lafrerij aan het werk gezien te hebben, zelf in 1548 een prentenhan-del in Antwerpen begon, paste een hu­manist als Lampsonius als vanzelf. Deze was het ook geweest die Vasari voor de tweede editie (1568) van zijn Vite inlichtte over de Nederlandse Meesters. Zo sprak Vasari nu over 'Jeronimo Bos' Zeven hoofdzonden en Laatste Oordeel, en zo­veel andere fantastische en vreemde uit­vindingen'17), waarover hij in zijn eerste uitgave van 1550 nog niets wist te ver­tellen.

Misschien is het de humanist Lamp­

sonius zelf wel geweest, die Cock heeft aangezet een dergelijke uitgave met por­tretten op de markt te brengen.

Hij was immers van mening, dat 'het doel van de teken- en schilderkunst was gelegen in het weergeven van de mens, omdat het menselijk uiterlijk alle schoon­heid van het zichtbare in lijn en kleur omvat'18). Geboren in Brugge in 1532 was Lampsonius aanvankelijk in dienst van kardinaal Pole, die hij naar Italië en Engeland volgde. Na diens dood werd hij in 1558 secretaris van de bisschoppen van Luik, in welke stad hij ook in de leer ging bij de schilder Lambert Lombard (tl566). Van Mander, (1548-1606) die veelvuldig gebruik maakte van Lampso­nius' onderschriften bij de serie portret­ten der Nederlandse schilders19), zegt van hem dat hij niet alleen een groot min­naar van de kunst was, maar ook over veel inzicht en ervaring in de kunst be­schikte'. Elders beweert hij, blijkbaar ten onrechte, dat Lampsonius zelf nooit de schilderkunst beoefende. Hij was in ie­der geval de leermeester van Otto van Veen, zoals Van Mander zelf opmerkt20). Tot de kring van Lampsonius, eveneens leerling van Lambert Lombard, behoor-, de ook de Venlonaar Hubert Goltzius (t1583), die portretgravures maakte, en Cornelis Cort, die veelvuldig werkte voor de winkel van Cock en in Rome in het jaar 1578 stierf.

De portretten reeks van Lampsonius werd na 1572 herhaaldelijk uitgegeven, nl. door Philip Galle, door Theodoor Galle, Adriaan Collaert en Meyssens. De platen werden ook afzonderlijk gebruikt en o.m. benut bij de tweede uitgave van Van Manders Schilderboeck. Rond 1610 werden de portretten gekopieerd in een uitgave van Hendrik Hondius in den Haag: Pictorum aliquot celebrium Germaniae inferioris Effigies21).

Christoffel Plantijn, sedert 1549 te Antwerpen gevestigd, deed belangrijke zaken met Cock en nam herhaaldelijk prenten over, zoals ook Cock van Plan­tijn22). De weduwe Cock leverde een jaar na de uitgave van Lampsonius' werk, in 1573 een exemplaar daarvan aan Plan­tijn voor 12 stuivers23). Een van de ijve­rigste medewerkers van Plantijn was

165

Page 4: het portret van Jeroen bosch ofm...p. gerlach ofm cap het portret van Jeroen bosch Diverse kunsthistorici, die zich met Jeroen Bosch hebben bezig gehouden, menen zijn portret te kennen.

Pieter Huys, die samen met zijn broer Frans tekende en graveerde voor de drukker-uitgever24).

Het portret van Jeroen Bosch

Het portret van Jeroen Bosch staat in de portrettenreeks van Lampsonius op fol. A.V.; het heeft een formaat van 19 x 12 cm. mèt de tekst van Lampsonius (het gehele blad meet 27 x 18,5 cm.), die in de eerste editie gedrukt is en niet gegra­veerd. De originele tekst, in het latijn, werd door Van Mander25) in zijn Schil-dersboeck aldus vertaald:

Jeroon Bos, wat beduydt u soo ver-schrickt ghesicht. En aenschijn alsoo bleeck, het schijnt oft even dicht Ghy al het helsch ghespoock saeght vlieghen om u ooren. lek acht dat al ontdaen u zijn de diepste chooren Gheweest van Pluto ghier, en d'helsche woonsten wijt U open zijn ghedaen, dat ghy so kon-stich zijt, Om met u rechter handt geschildert uyt te stellen. Al wat in hem begrijpt den diepsten schoot der Hellen.

We wagen de volgende vertaling26):

Wat beduidt toch, Hieronymus Bosch, dat verbijsterd oog van U? Wat de bleekheid van Uw gelaat? Is het alsof ge geesten aanschouwt, die als een schaduw van de god der duisternis om u heen vliegen? Ik zou menen, dat de spelonken van de onverzadelijke Pluto, alsook de onderwereldse burchten zich voor u hadden geopend, vermits uw rechterhand de diepste schoot van de onderwereld zó goed heeft kunnen afschilderen.

Het is duidelijk, dat de humanist Lamp­sonius in zijn gedicht de vertolking wilde geven van zijn eigen gevoelens bij het zien van het werk van de Bossche Mees-, ter. Ook bij Lampsonius was het, alsof

Oudste gravure van een portret van Jeroen Bosch

I I I E R O N Y M O B O S C H I O P I C T O R I .

Quidfibi~vult} Hinonyme Hofihi, *Afj>'mxt$? Tm T)itüanari

lilt vculitf turn attonitm? quid Crediderimpatuiffe rete/Jut,

Tallor in ore? "velut Itmurtsfi Tariareasjue dames * tua yuattJo

Sgeüra Ertli veluantU (orè.m Quicquid halte Jïnys imm jiuerm

Tampotuh leutp'mgert dtxtra^,

s Av

166

Page 5: het portret van Jeroen bosch ofm...p. gerlach ofm cap het portret van Jeroen bosch Diverse kunsthistorici, die zich met Jeroen Bosch hebben bezig gehouden, menen zijn portret te kennen.

Portret van Jeroen Bosch in Acceuil d'Arras. Tekening is opgeplakt; het onderschrift staat niet op de tekening-zelf

/ • ~

• /

i .-i f

l W

\ \

fa-. i (o

i

ia

+.v. M > w U ^ > / Y * * " " ^ * ' '

de hellegeesten hem om de oren vlogen en schrik hem beving bij het aanschou­wen van de straffen in de schoot der hel, waarin Pluto zijn staf zwaait.

Evenals op de tekening van Atrecht geeft de gravure ook Bosch halverlijve en face, driekwart naar rechts gekeerd, in een kort jack met zeven knopen, de schouderpanden afhangend over de schouders, met lange mouwen. Hij lijkt te zitten voor een tafel, waarop hij de ge­vouwen handen laat rusten. Het hoofd is bedekt met een muts, waaronder de haren als spichtige lokken te voorschijn komen.

Op de tekening kijkt Bosch ons recht in de ogen, op de gravure wendt Bosch zich naar rechts. Zijn gesloten mond en lange neus geflankeerd door grote scherp­ziende ogen verraden de scherpte van zijn geest.

Zelfportret?

Wie zal ons zeggen of de gravure wer­kelijk teruggaat op een zelfportret? In het raam van zijn tijd en omgeving was dat niet gebruikelijk. Leonardo da Vinci, die soms in betrekking met Bosch wordt vermeld, deed dat wel op een prachtige sanguine-tekening van 1510. Zowel de tekening van Atrecht als de gravure van 1572 zinken daarbij in het niet.

Auteur van de gravure

Bierens de Haan, die in 1948 een spe­ciaal-studie liet verschijnen over de gra­veur Cornelis Cort27), aan wie hij de gravure toeschrijft, kent vijf edities van Lampsonius' werk en onderscheidt drie 'staten' van de Bosch-gravure: de eerste met de gedrukte tekst van Lampsonius, de tweede met gegraveerde tekst, waar­op ook het nummer 4 van de reeks werd gewijzigd in cijfer 328). De derde staat heeft boven aan de prent: Obijt Silvae-ducis in patria circa an. 1500, en links beneden: 77?. Ga/ie excud.

De toewijzing van de prent aan Corne­lis Cort, die leerling was van Hieronymus Cock en naar hem werkte29), vindt mis­schien enige steun in het feit, dat Lamp­sonius hem uitdrukkelijk vermeldt in zijn

167

Page 6: het portret van Jeroen bosch ofm...p. gerlach ofm cap het portret van Jeroen bosch Diverse kunsthistorici, die zich met Jeroen Bosch hebben bezig gehouden, menen zijn portret te kennen.

bijschrift bij het portret van Joachim Patenier, met hem in correspondentie heeft gestaan en door zijn Italiaanse re­laties hem aanbeval bij de miniaturist Giulio Clovio (f1578), een man die rond 1516 in dienst was van Kardinaal Grimani te Venetië, in wiens bezit in 1521 enkele werken van Bosch zouden zijn geweest30). Vermits Cornelis Cort vele jaren te Vene­tië verbleef en zelfs bij Titiaan inwoonde, zou het niet uitgesloten zijn, dat hij het werk van Bosch ook in Grimani's col­lectie gezien heeft.

Verband tussen tekening en gravure?

Legt men beide naast elkaar dan is het duidelijk, dat er verband bestaat. Wie kan echter uitmaken in welke volgorde ze van elkaar 'afhankelijk' zijn? Of ko­men beide uit eenzelfde bron? De vraag of er rond 1570 een geschilderd portret van Jeroen Bosch in de Zuidelijke Ne­derlanden in omloop was, is echter (nog) steeds niet beantwoord.

J. Puraye31), die een kritische uitgave gaf van Lampsonius' gravurenreeks, maakt er zich makkelijk van af met te stellen, dat Bosch zichzelf meermalen op zijn composities heeft uitgebeeld, m.n. op zijn Temptatie van St. Antonius te Lissabon, en besluit dan zonder meer en zonder nader bewijs: 'C'est probab-lement d'après l'une de ses effigies que Ie graveur s'est inspiré pour executer sa planche'. Het lijkt me overigens niet uitgesloten, dat Lampsonius en Leboucq elkaar hebben gekend en in samenwer­king met elkaar tot het conterfeitsel zijn gekomen, dat we nu kennen. De een be­zorgde de tekening, de ander de gravure. Beiden hadden als humanisten gelijke belangstellingen en, gezien hun maat­schappelijke positie, kunnen ze best vriendschaps- en culturele contacten met elkaar hebben gehad.

Zo zou dan uit een wederkerige om­gang eenzelfde 'Portret' van Bosch zijn ontstaan. Maar ook in deze veronderstel­ling blijft de vraag altijd nog open, 50 jaar na de dood van Jeroen Bosch: Naar welk origineel geschilderd portret? of is het fantasie?

3 Het paneeltje van het Amherst-Col-lege (Mass.)

De samenstellers van de grote ca-taloog van de Bosch-Tentoonstelling van 1967 hebben een kort, maar kundig ver­slag gegeven van de drie portretten van Bosch. Ze hebben er volkomen terecht, telkens een vraagteken bij geplaatst32).

Na de tekening uit het album van Le­boucq te Atrecht en de gravure van 1572, komt een klein paneeltje van 15x 12,5 cm. uit het Amherst College teAmherst (Mass.) in Amerika ter sprake.

Het is Mia Cinotti33), die het eerst er de aandacht op heeft gevestigd. Zij be­schouwt het als een schilderijtje, dat 'aanspraak maakt een portret te zijn van Bosch', en voorzien is van het jaartal 1585. Dus bijna 70 jaar na de dood van de Bossche Meester.

Het was op de Bossche tentoonstel­ling van 1967, en werd in de cataloog omschreven als een 'Zuidnederlands schilderij, volgens het opschrift een portret van Bosch (op ongeveer 45-jarige leeftijd'34). En dit gegeven is beter dan wat Cinotti ervan gemaakt heeft. Er staat aan de bovenzijde van het paneeltje (links): Jheron: en (rechts): Bos. In het midden staat terzijde van het portret oud 45. Mia Cinotti heeft er 85 in gelezen en kwam daardoor tot een datering van 1585. Aan de hand van de bekende Capelli35) is het duidelijk dat het eerste cijfer een 4 is en geen 8. Meer kan van dit 'portret' niet worden gezegd. Alles wat men er verder van wil maken, berust op fantasie. Het is duidelijk dat het conterfeitsel te­ruggaat op de gravure van 1572, waarover de 'kunstenaar' blijkbaar in zijn omge­ving heeft kunnen beschikken.

4 Een tekening van Bosch door Brueget?

Eveneens heeft Mia Cinotti in 1966 gewezen op een tekening van Pieter Bruegel de Oude, die doorgaat voor een zelfportret van deze Meester, zij het vol­gens K. G. Boon 'niet een letterlijk zelf­portret'36), maar welke tekening in de collectie van Vincent Korda te Londen 'on an attached piece of paper' de merk­waardige notitie heeft: 'Effigies Jeronomi

Bos ad vivum delineata a Pitro Breugelio discipulo suo. Ao 1537.37). Het is mij een raadsel, welke fantast deze notitie heeft kunnen schrijven. Het is toch aan iedereen, die een klein beetje ter zake kundig is duidelijk, dat Bosch die in 1516 is gestorven onmogelijk de leermeester kan zijn geweest van Bruegel, die toen waarschijnlijk nog moest geboren worden. We laten buiten beschouwing, of de tekening nu een 'echte' Bruegel is of niet of The Painter and the connoisseur' de Oude Bruegel voorstelt. De tekening heeft in ieder geval niets met Jeroen Bosch te maken.

5 Twee tekeningen van Quirinus van Amelsfoort?

In het Prentenkabinet van de biblio­theek van het Provinciaal Genootschap te 's-Hertogenbosch bevinden zich twee pentekeningen van resp. 1786 en 1809 van de Bossche schilder en tekenaar Quirinus van Amelsvoort (doos 89), of althans wil/en ze daarvoor doorgaan. Van Amelsvoort, in 1760 in den Bosch geboren en in 1820 aldaar overleden, studeerde te Dusseldorf, was vooral por­tret- en historieschilder. Verschillende werken van zijn hand zijn in het Paleis van de Commissaris der Koningin in zijn vaderstad. Van Eijnden zegt in zijn Ge­schiedenis der vaderlandse schilderkunst sedert de helft der XVIIe eeuw36), dat Van Amelsfoort aan het hoofd stond van het Bossche Tekencollegie, alwaar men naar het model teekende'.

De twee 'portretten' van Jeroen Bosch dienen zich als zodanig aan. Ze gaan duidelijk terug op de gravure van 1572, waarvan ook het Latijnse gedicht van Lampsonius op de tekening zelf werd opgenomen. De tweede tekening draagt als onderschrift: Hironimus van Aeken alias Bosch, Buscoducensis pictor histo-riarum Obiit 1516. Beide tekeningen zijn volledig gesigneerd en gedateerd: Q. v. Amelsfoort. Ze hebben niets origineels en zijn te onbelangrijk, om zich moeite te geven na te gaan of de signatuur en het schrift dat zich voorgeeft van Quirinus van Amelsfoort te zijn, op waarheid be­rust, of dat alles een falsificatie is van

168

Page 7: het portret van Jeroen bosch ofm...p. gerlach ofm cap het portret van Jeroen bosch Diverse kunsthistorici, die zich met Jeroen Bosch hebben bezig gehouden, menen zijn portret te kennen.

een Mart inus Wegenaar, in 1834 te 's-Her-togenbosch geboren, die voor enkeie jaren terug alreeds w e r d ontmaskerd3 9 ) .

Aantekeningen

1) D. BAX, Ontcijfering van Jeroen Bosch, p. 20, noot 18. Den Haag, 1949. 2) J. MOSMANS, Jheronimus Anthonis-zoon van Aken, alias Hieronymus Bosch, p. 37-43. Den Bosch, 1947. 3) V. W. D. SCHENK, Tusschen duivelgeloof en Beeldenstorm. Een studie over Jeroen Bosch en Erasmus van Rotterdam, p. 95. Am­sterdam, 1946. 4) In Groot Nederland, 42 (1944) 306 vg. 5) Zie Literatuur over Jacq. Leboucq in Bio-graphie nationale de Belgique, Xi, 635-637. 6) L QUARRÉ-REYBOURBON, Trois recueils de portraits aux crayons ou a la plume repré­sentant des souverains et des personnages de la France et des Pays-Bas, in Bulletin de la Commission historique du département du Nord (Lille, 1900, t. XXIII). De Parijse foto­graaf A. Giraudon fotografeerde het in zijn ge­heel in formaat 25,5 x 10,5 cm. Het Prenten­kabinet van de Bibliotheek van het Provinciaal Genootschap te 's-Hertogenbosch bezit een afdruk van cliché 11922 met de bedoelde te­kening van Bosch (formaat 25 x 17 cm.). 7) MAX J. FRIEDLANDER, Eaiiy Netherlan-dish Painting, V, plate 15. Leiden, 1969. 8) Men zie een afdruk daarvan bij ROB. ROOSBROECK, Geschiedenis van Vlaanderen, III, t /o p. 322. Amsterdam, 1948. 9) Het Gulden Vlies. Vijf eeuwen kunst en ge­schiedenis. Tentoonstelling Brugge, 1962. Cataloog, p. 194-195, waar een handschrift wordt geciteerd van Jacq. Leboucq met de beschrijving van de feestelijkheden ter gele­genheid van het Kapittel te Antwerpen in 1556 gehouden (Zie REIFFENBERG, Histoire de la Toison d'or, p. 462-468. Brussel, 1830) en het Juweel van de wapenheraut, p. 196, nr. 146, waarschijnlijk van Leboucq. 10) G. C. M. van DIJCK, De Bossche Optima-ten, p. 444. Tilburg, 1973. 11) Bijdragen tot de geschiedenis, 54 (1971) 78, 82. 12) N. A. NAUWELAERTS, Latijnse school

en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629, p. 125 vg. Tilburg, 1974 (Bijdragen tot de ge­schiedenisvan het zuiden van Nederland, XXX). 13) Men zie daarvoor de interessante catalo-gen Antwerpens Gouden Eeuw. Kunst en kui­tuur ten tijde van Plantijn, 1955 en Le siècle de Bruegel. Brussel, 1963. 14) P. LAFOND, Hieronymus Bosch. Son. art, son influence, ses disciples. p. 9. Brussel, 1914. 15) Hieronymus Cock, Prentenuitgever en graveur, 1507-1570. Tentoonstelling Konink­lijke Bibliotheek Albert I, Brussel, 1970, met inleiding en Cataloog van Lydia de Pauw-de Veen. Hiernaar verwijzen de nummers bij de volgende lijst. 16) Men zie hiervoor: De groote perioden in de geschiedenis der Antwerpsche graphiek, in A. J. J. DELEN, Oude kunst en graphiek. Verzamelde opstellen, p. 105 vg. Antwerpen, 1943. Voor Balthasar Bosch, Bosius, Bos, Sylvius zie Von WURZBACH, Niederlandi-sches Künstler-Lexikon, I, p. 144, Amsterdam, 1963. Een Cornelis Bosch is ook bekend; zie aldaar p, 144-145. Toch zou het nuttig zijn bei­de graveurs eens nader te gaan bestuderen, ev, aan de hand van Bossche archivalia. Voor Marcantonio zie A. M. HIND, A History of Engraving & Etching, p. 91-97. New York, 1963, meer speciaal: Marcantonio and Italian en-gravers and etchers of the sixteenth century, pi. XIII: 'Raffaels Droom' (Great Engravers, ed. A. M. Hind) Londen, 1912. Over Cornelis Bos spreekt ook Van Mander (ed. A. F. Miran-de, Amsterdam, 1946) p. 123. THIEME-BECKER Allg. Lexikon d. B. Künstler IV, 386. In aan­sluiting bij Jeroen Bosch schrijft Van Mander ook over een Lodewijk Jans van den Bos, ge­boren te 's-Hertogenbosch, p. 64. Zie voor deze ook Von Wurzbach, I, p. 151-152; Bénézit, ((ed. 1949) , II, p. 30. Of een werk van 'Bos', waarover sprake is in een lijst van 'pitture del quondam signor dottore Cortoni da Verona' deze Bos of Jeroen Bosch betreft, blijkt niet. Zie J. A. E. ORBAAN, Bescheiden in Italië omtrent Nederlandsche kunstenaars en ge­leerden. I, p. 353. (R.G.P.KI. Serie nr 10), Den Haag, 1911. 17) Spiegel der Historie, 2 (1967) 629. Voor Lampsonius zie Biographie nationale de Bel­gique, XI 228-233; Von Wurzbach, II, p. 11. — Zie vooral: Karel'van Hulthem 1764-1832. Catal. Kon. Bibliotheek Brussel, 1964, p. 294-296. 18) Cataloog, Hier. Cock, p. 57. '. . . . ita graphicae et sculpturae finis est ho­minem ponere. quia hominis externa species omne omnium rerum adspectabilium vel in lineis vel in coloribus formositates complec-titur'. Aldus p. 21 van Lampsonius' in Brugge 1565 verschenen Lamberti Lombardi apud

Eburones pictoris celeberrimi Vita, aange­haald door Leo van Puyvelde in de cataloog Le siècle de Bruegel, 2e éd. Brussel, 1963, p. 18. 19) Het schildersboek, ed. A. F. Mirande (We­reldbibliotheek, Amsterdam, 1948), p. 35 20) t.z.pl., p. 221. 22) A. J. J. DELEN, Oude Vlaamsche gra­phiek, p. 121. Antwerpen, 1943. 23) t.z.pl., p. 128. 24) A. J. J. DELEN, De grafische kunsten door de eeuwen, p. 101. Antwerpen, 1956. 25) p. 64. 26) De Latijnse tekst luidt aldus:

Quid sibi vult, Hieronyme Boschi llle oculus tuus attonitus? Quid Pallor in ore? velut lemures si Spectra Erebi volitantia coram Aspiceres? Tibi Ditis avari Crediderim patuisse recessus, Tartareasque domos — tua quando Quicquid habet sinus imus Avemi Tam potuit bene pingere dextra.

27) J. C. J. BIERENS DE HAAN, L'oeuvre gravé de Cornelis Cort graveur Hollandais 1533-1578, p. 187-188, nr 204. Den Haag, >948. 28) Het exemplaar in het Prentenkabinet te Amsterdam heeft het cijfer 3 onderaan de prent, en ook rechts boven een 3, waarbij ge­noteerd wordt, dat het cijfer 3 in 4 werd ver­anderd. Zie voor Hier. Cock: HOLLSTEIN, IV, p. 184; voor Cornelis Cort: V, p. 57, nr 204.' Wij publiceren de prent uit het Prentenkabi­net van de Bibl. v.h. Prov. Genootschap (B. 754. no. 4). 29) Von WURZBACH, 1341-343. 30) BénéZIT, II, 551 (1966); Spiegel der histo­rie, 2 (1967) 629, vooral p. 632, noot 93. Voor zijn Italiaanse relaties zie A. PINCHART, Ar-chives des Arts, I, p. 281. Gent, 1860. 31) J. PURAYE, Dominique Lampson. Les effigies des peintres célèbres des Pays-Bas, éd. critique de —, p. 28. Z.pl., 1956. 32) Jheronimus Bosch. Noord-Brabants Mu­seum, 's-Hertogenbosch. Cataloog, p. 215. 33) L'Opera completa di Bosch, p. 85. Mi­laan, 1966. 34) p. 214, nr. 82. 35) Dizionario di Abbreviature latine ed Italiane. 4e ed. Milaan, 1949. 36) Het zelfportret in de Nederlandsche en Vlaamsche schilderkunst, p. 27. Amsterdam, z.j. 37) L MÜNZ, Bruegel. The drawings. Com­plete edition. pi. 123. p. 224. Nr. 126. Londen, 1968. 38) III, p. 324-325. Haarlem, 1820; IV, p. 4. Haarlem. 1840. 39) Brabantia, 5 (1956) 151-154.

169