Het jaar 1848 in België: Enkele politieke...

12
Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats te beweren dat een specifieke politieke gebeurtenis steevast een onderdeel vormt van een welbepaalde evolutie op langere termijn en ook nim- mer kan worden losgekoppeld van de sociaal-politieke context waarbinnen ze zich afspeelt. De beklemtoning van deze evidentie dient hier dan ook enkel maar ter recht- vaardiging van het algemene karakter van dit overzicht (1) waarin zal gepoogd worden het Belgische politieke decor tijdens de veertiger jaren van de voorbije eeuw te schetsen, ten einde de betekenis van het jaar 1848 voor België tot op zekere hoogte te verduidelijken. In tegenstelling tot wat er in sommige andere Europe- se landen plaats vond, maakte België de revolutionaire gebeurtenissen van 1848 door tijdens een periode die op politiek vlak een vrij grote stabiliteit garandeerde. De verwikkelingen van militaire en diplomatieke aard, ver- oorzaakt door de afscheidingsbeweging van 1830, waren ondertussen volledig op het achterplan geraakt en op binnenlands vlak was er juist een merkwaardig evenwicht aan het groeien tussen de oude krachten (grootgrondbe- zit, adel, kerk en vorst) en de nieuwe (commerciële, in- dustriële, financiële en intellectuele hogere burgerij), dat door de grondwet van 1831 mogelijk gemaakt werd, aan- gezien deze een compromis inhield tussen het "verlichte" cons~rvatisme en het gematigde vroegliberalisme. De , rechtstreekse invloeden van de gezagswisseling van 1830 waren in de jaren 1840 inderdaad niet langer meer voelbaar. Sinds de ondertekening van het Verdrag der XXIV Artikelen in 1839, was de diplomatieke consolidatie van de Belgische staat immers een voldongen feit. Europa had zich met België verzoend. Engelands streven om de stij- gende economische macht van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden af te remmen was uiteindelijk geslaagd, ter- wijl ook de poging van Frankrijk om België opnieuw in zijn politieke invloedssfeer te krijgen door de overige Europese mogendheden definitief verijdeld was geworden. De conservatieve hoven van Europa hadden vrede met de nieuwe staat, dank zij de constitutioneel-monar- chale staatsvorm die hij had aangenomen en omwille van de figuur van Leopold I, die een garantie betekende voor een gematigde politieke koers. Tegelijkertijd bestond er ook tevredenheid in de Europese hoogburgerlijke kringen: er 56

Transcript of Het jaar 1848 in België: Enkele politieke...

Page 1: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten

Het is een gemeenplaats te beweren dat een specifieke politieke gebeurtenis steevast een onderdeel vormt van een welbepaalde evolutie op langere termijn en ook nim­mer kan worden losgekoppeld van de sociaal-politieke context waarbinnen ze zich afspeelt. De beklemtoning van deze evidentie dient hier dan ook enkel maar ter recht­vaardiging van het algemene karakter van dit overzicht (1) waarin zal gepoogd worden het Belgische politieke decor tijdens de veertiger jaren van de voorbije eeuw te schetsen, ten einde de betekenis van het jaar 1848 voor België tot op zekere hoogte te verduidelijken.

In tegenstelling tot wat er in sommige andere Europe­se landen plaats vond, maakte België de revolutionaire gebeurtenissen van 1848 door tijdens een periode die op politiek vlak een vrij grote stabiliteit garandeerde. De verwikkelingen van militaire en diplomatieke aard, ver­oorzaakt door de afscheidingsbeweging van 1830, waren ondertussen volledig op het achterplan geraakt en op binnenlands vlak was er juist een merkwaardig evenwicht aan het groeien tussen de oude krachten (grootgrondbe­zit, adel, kerk en vorst) en de nieuwe (commerciële, in­dustriële, financiële en intellectuele hogere burgerij), dat door de grondwet van 1831 mogelijk gemaakt werd, aan­gezien deze een compromis inhield tussen het "verlichte" cons~rvatisme en het gematigde vroegliberalisme.

De , rechtstreekse invloeden van de gezagswisseling van 1830 waren in de jaren 1840 inderdaad niet langer meer voelbaar. Sinds de ondertekening van het Verdrag der XXIV Artikelen in 1839, was de diplomatieke consolidatie van de Belgische staat immers een voldongen feit. Europa had zich met België verzoend. Engelands streven om de stij­gende economische macht van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden af te remmen was uiteindelijk geslaagd, ter­wijl ook de poging van Frankrijk om België opnieuw in zijn politieke invloedssfeer te krijgen door de overige Europese mogendheden definitief verijdeld was geworden. De conservatieve hoven van Europa hadden vrede met de nieuwe staat, dank zij de constitutioneel-monar­chale staatsvorm die hij had aangenomen en omwille van de figuur van Leopold I, die een garantie betekende voor een gematigde politieke koers. Tegelijkertijd bestond er ook tevredenheid in de Europese hoogburgerlijke kringen: er

56

Page 2: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

was een nieuw liberaal koninkrijk tot stand gekomen dat het kapitalisme ongeremde expansiemogelijkheden bood.

De binnenlandse situatie wees eveneens in de richting van een zekere stabiliteit. Fundamenteel en massaal ver­zet tegen de bestaande rechtsorde bestond er niet meer. De contra-revolutionaire krachten van 1830 waren quasi volledig weggeëbd. De meeste leden van de Oranjetrouwe adel en van de orangistisch gezinde hogere burgerij, die zich om economische redenen tegen het onafhankelijke België had gekeerd, hadden zich ondertussen bij de nieuwe situatie neergelegd. De intellectuele radicalen die 1830 hadden willen aangrijpen om drastische hervormingen door te voeren en de hoop hadden gekoesterd een maatschappij te vestigen met een grotere sociale rechtvaardigheid, waarin ook plaats zou zijn voor een reële machtsuitoef­ening door de lagere middenklasse, waren tot een minder­heid herleid geworden die weliswaar bleef ijveren voor haar ideaal, maar geen echt gevaar betekende voor de werkelijke machthebbers.

Tot die beleidsbepalers moesten in de eerste plaats nog de hoog gefortuneerde grondbezitters en eigenaars van onroerend goed gerekend worden. België kende in de betrokken periode nog in hoofdzaak agrarische structu­ren. De grond vormde nog steeds het meest gewaardeerde investeringsgoed, terwijl een meerderheid van de bevol­king bedrijvig was in de landbouw. In een land met der­gelijke economische structuren legde het grote grond­bezit vanzelfsprekend een zwaar politiek gewicht in de schaal. Er viel bij deze groep, die in hoge mate samen­viel met de adel, zeer zeker een bereidheid ~e consta­teren om zich aan te passen aan de zich wijz~gende eco­nomische toestand en dus te onderhandelen met pe ver­tegenwoordigers van de burgerij. Maar het streefdoel van het adellijke en conservatieve grondbezit om een matigende rol te spelen in het burgerlijke parlemen­taire stelsel, werd ook in de veertiger jaren nog grotendeels gerealiseerd. De Senaat bleek immers een efficiënt conservatief tegenwicht te vormen waarin slechts de allerrijksten, en dus de leden van de land­adel, zetelden en er hun belangen met kracht verdedig­den. De zeer hoge verkiesbaarheidscijns zorgde er trouwens voor dat de machtspositie van deze groep in al de wetgevende en uitvoerende organen ook na 1840 nog zeer sterk bleef. Ministers zoals de Theux, die een zuivere emanatie was van deze belangengroep, wogen zwaar door op de politieke besluitvorming in de post-revolu­tionaire periode. Maatregelen die tegen de grondbelangen ingingen, werden dan ook nimmer genomen in deze jaren.

De Rooms-katholieke kerk was de di~eete bondgenoot van deze groep conservatieve machtshebbers. Nadat de clerus door de lekenstaten van Napoleon · r en Willem I van zijn Ancien Regime-prerogatieven ontdà~n was ge-

,~

57

Page 3: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

worden, was in kerkelijke kringen de idee gerijpt dat met behulp van de vrijheid van eredienst, de invoering van een parlementair regime en dus via de controle op de kiezer, de kerkelijke hegemonie in een overwegend katho­lieke samenleving kon worden heroverd. De kerk was in haar verwachtingen geenszins teleurgesteld. Dank zij een overtuigende meerderheid constituanten die de Belgische samenleving op de ordebewarende katholieke godsdienst en moraal wensten te funderen, had de grond­wet van 1831 de kerk een gepriviligieerd statuut bezorgd: ze verkreeg al de voordelen verbonden aan het regime van scheiding tussen kerk en staat, terwijl de grootste be­zwaren van dit regime opgeheven werden. Geruggesteund door het bondgenootschap met grootgrondbezit, adel en kerkgezinde burgers, slaagde de clerus er dan ook in zijn vroegere plaats binnen de elite te heroveren en een ruim aandeel op te eisen in de beleidsvorming. Zowel in het parlement als in de regeringen kon de kerk daarbij rekenen op een meerderheid die haar gunstig gezind was, zodat er telkens wetten tot stand kwamen die de expansie van de katholieke godsdienst en moraal en van de kerkelijke machtspositie ten goede kwamen. Tussen 1841 en 1847 waren er dan ook heel wat concrete en markante voor­beelden van deze katholieke belangenbehartiging aan te duiden, die zich voornamelijk in de onderwijssector situeerden.

De koning bekleedde in dit bondgenootschap een aparte plaats. Hoewel hij door de revolutie op de troon was gekomen, was hij eigenlijk een Ancien-Regime vorst gebleven. De grondwet met al de beperkende bepalingen ten overstaan van de koninklijke macht verafschuwde hij en heel zijn streven was er integendeel op gericht zijn gezag alsnog gevoelig uit te breiden. Hij leunde met dit doel in eerste instantie aan tegen het conservatieve, katholieke blok, bood de kerkelijke belangen bescherming in ru~l voor de steun van de katholieken bij de uitbrei­ding van zijn eigen prerogatieven. In de tweede plaats wilde hij zijn macht handhaven en uitbreiden via zoge­naamde unionistische kabinetten, d.w.z. centrum-rechtse regeringen waarin hij naast katholieken ook een aantal zeer gematigde liberalen voor zijn wagen wou spannen. Gebruik makend van zijn benoemingsrecht, wees hij in deze gemengde regeringen ministers aan die in de eerste plaats de dienaren van zijn gedachte en wil waren. Een derde element in 's konings politiek vormde zijn posi-tieve instelling t.a.v. de activiteiten van de hoog-gefortuneerde financieel-industriële burgerij. Deze kleine toplaag, die qua rijkdom zeker reeds kon concur­reren met de landadel, wilde hij integreren in de boven­ste lagen van de politieke elite, ten einde de invloed van het conservatieve grondbezit af te remmen. Kortom, heel zijn strategie was erop gericht zelf als scheids-

58

Page 4: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

rechter te kunnen optreden bij het in evenwicht houden van tegenstrijdige belangen, een positie die hem onte­gensprekelijk veel macht gaf in de regeringen. Vanaf 1842 tot 1847 kende deze koninklijke politiek uitzon­derlijk veel succes. De toenmalige kabinetten beantwoord­den in hoge mate aan deze eisen. De koninklijke preroga­tieven werden niet alleen uitgebreid, maar de aanwezig­heid van gematigde liberale ministers zorgde er ook voor dat de scherpste kanten van het klerikale beleid werden afgerond en de kerk de politieke structuren niet volle­dig domineerde, terwijl er bij de wetgevende arbeid eveneens enige, zij het nog geringe, plaats ingeruimd werd voor de belangen van de financiële burgerij.

De positie van de burgerij in haar geheel was binnen het establishment echter nog niet zo stevig als men meestal wel denkt. Dank zij het aandeel dat vooral de burgerlijke intellectuelen in de revolutie van 1830 hadden gehad, was er weliswaar een grondwet tot stand gekomen die liberale standpunten vertolkte, maar het lijdt evenmin enige twijfel dat het eindproduct typische vroegliberale kenmerken vertoonde. België was immers pas bezig met het overschrijden van de drempel naar een jonge industrienatie en de vertegenwoordigers van de burgerij wisten in 1831 maar al te goed dat aristrocratie en grondbezit nog steeds een niet te onderschatten machts­factor vormden, waaraan ze de nodige toegevingen moesten doen, wilden ze een liberale staatstructuur in het leven roepen die op langere termijn aan hun klasse ruime ex­pansie mogelijkheden bood. De landadel bleef dus aan­vankelijk nog een belangrijk deel van de macn€ in handen houden, maar de wetgeving op electoraal vlak en de in­voering van een Kamer van Volksvertegenwoordiging, waarin de burgerij ruimschoots aan bod kon komen, zorgden voor de bestendiging van de doorbraak van 1830. Tot 1845 ongeveer was er echter nog geen sprake geweest van een meerderheidspositie op nationaal vlak, zodat de wetgeving in de economische sector slechts in een heel geringe mate rekening hield met de belangen van de industrie, de handel en de bankwereld.

Het jaar 1848 bevond zich dan ook juist in de fase die een ommekeer inluidde, en waarin naar een nieuw evenwicht gezocht werd tussen deze machten. Tegen het machtsblok van kerk, grondbezit en vorst was ondertussen langs ver­schillende zijden verzet gerezen. Om economisch begrijpe­lijke redenen konden verscheidene fabrikanten, reders en groothandelaars zich niet neerleggen bij een beleid dat voornamelijk door agrarische belangengroepen beheerst werd. Maar ook uit de middenklasse klonken oppositie­klanken tegen een regime dat democratiscper revolutio­nairen terzijde had geschoven en deze laag politiek on­mondig hield, terwijl de voorstanders van laiciserende maatregelen zich eveneens tegen het conservatief-kleri-

59

Page 5: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

v C

t e s ö k i d w n r z G d, p de t : ge k re st Vë

he

58

kale blok opstelden. Vanaf het einde van de jaren 1830 zien we deze drie groepen dan ook toenadering zoeken tot elkaar binnen een beweging die de algehele liberalisering van de economie en de laïcisering van de samenleving tot doel stelde.

De meerderheid in deze burgerlijke beweging wilde zijn macht weliswaar geenszins laten uithollen door aan lagere bevolkingslagen medezeggingschap te verlenen en was wars van sociale hervormingsideeën, maar toch tekende er zich ook een linkerzijde af in de oppositie. Deels uit huma­nitaire overwegingen, deels uit nuttigheidsoverwegingen -ter handhaving van het regime verwachtten ze meer heil van de langzame integratie van lagere sociale lagen in de burgerlijke maatschappij - wilden deze progressieven via een zeer geleidelijke uitbreiding van de groep poli­tiek mondigen en via maatregelen die het lot der arbei­dende klasse verzachtten, de bestaande sociale toestand verhelpen. Aanvankelijk ontbrak het deze vrij heterogene oppositie aan het nodige organisatievermogen om haar verkiezingssuccessen te bezorgen, maar tussen 1841 en 1846 ging het duidelijk crescendo met die partij­vorming: lokale kiesverenigingen zagen met de hulp van bestaande organisaties, m.n. de vrijmetselaarsloges, het licht in de voornaamste steden en groeiden uit tot echte partijafdelingen die in 1846 in een federaal verband samengebracht werden. Naast de reeds genoemde groepen traden de liberale-ex-orangisten eveneens toe tot deze partij, terwijl ook de democratische krachten de oppo­sitie versterkten: bewust van hun zwakte als minoriteit, probeerden ze een machtspositie op te bouwen binnen deze liberale burgerpartij.

Gezien de kieswet de katholieke plattelandskiezer be­voordeelde en gezien het feit dat het antiklerikale cliënteel voornamelijk in de steden te vinden was, werden de eerste verkiezingssuccessen van de oppositie-

• partij op stedelijk vlak geboekt en trof men rond 1842 al verschillende steden met liberale meerderheden aan. De verkiezingen van 1845 brachten vervolgens de liberale doorbraak in het parlement. Deze was echter nog niet doorslaggevend genoeg opdat de vorst van zijn unionis­tische centrum-rechtse kabinetten wou afzien. In 1847 echter, na weer een liberale verkiezingsoverwinning, kon de regering de Theux niet langer stand houden, moest er onderhandeld worden met de liberalen en diende de homogeen-liberale regering Rogier-Frère zich aan als de uitvoerster van het liberale programma dat de drie pijlers waarop de beweging rusttê, weerspiegelde: ecoJ nornisch liberalisme, antiklerikalisme en een tegemoet­komende houding t.a.v. de politieke rechten van de kleine burger. Maar nog vóór deze regering goed en wel kon starten met de uitvoering van haar programmapunten, werd ze geconfronteerd met de gebeurtenissen van 60

Page 6: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

februari-maart 1848,waardoor ze één van de hoofdactors werd in het conflict dat in dit colloquium centraal staat.

Hoe was het nu gesteld met de tweede hoofdactor: de linkse verzetsbeweging? Van een massaal en georgani­seerd arbeidersverzet tegen de toenmalige heerschappij­structuur, mag in deze periode zeker nog niet gewaagd worden. Enkel in de democratische milieus van intellec­tuele middenklassers en in de rangen van arbeiders uit de ambachtssector, bestond er een streven om zich uit de greep van het regime los te werken. Beide groepen vormden samen, in een gecoördineerd samenspel, de kern van wat men de vroegsocialistische beweging kan noemen. De leden van de eerste groep kwamen we al eerder tegen als actieve leden van de linkerzijde van de antikleri­kale partij. De desillusionerende ervaring van 1830 had de groep weliswaar leden gekost, maar in de loop der veertiger jaren gaf de toevloeiing van nieuwe, jonge democraten de radicale beweging opnieuw levens­kansen, geconcretiseerd in de oprichting van democrati­sche verenigingen en een eigen pers. Met een niet aflatende ijver en in omgekeerd evenredige verhouding tot hun successen, bonden ze vandaaruit de strijd aan tegen de conservatieve opstelling van de regeringen. Om hun numeriek zwakke kern een zekere achterban te bezorgen, legden ze, zoals we reeds zagen, niet alleen de band naar de lagere middenklasse waarop ook de progressieve liberalen rekenden ter uitbreiding van de antiklerikale burgerpartij, maar zochten ze eveneens aansluiting bij het toenmalige arbeidersverzèf . Ze deden dit met de middelen waarover ze beschi~ten: ze boden financiële steun aan, voerden er propaganda voor in hun doorgaans weinig verspreide kranten~ verleenden organisatorische hulp en traden op als meeting-sprekers. Op die wijze bevruchtten ze de beweging met ideeën die typisch waren voor het intellectualistisch gericht vroegsocialisme. Hun ideologie kan gekarakteriseerd worden als een complex en heterogeen mengsel van aller­lei vreemde en eigen invloeden. Het Saint-Simonisme, de gelijkheidsidealen van Babeuf en Buonarràti en het zgn. utopisch-socialisme van Fourier gaven achtereenvolgens de hoofdtoon aan, terwijl enkelen onder hen collecti­vistische voorstellen wilden gerealiseerd zien. Een paar waren dus wel in aanraking met het Marxistische ideeëngoed, maar in het algemeen moesten deze democraten toch eerder bestempeld worden als radicaal-progressieve reformisten dan als systematische en revolutionaire wereldhervormers. Het gelijkheidsideaal van de Verlicht­ing stond weliswaar centraal en de concentratie van rijk­dom in handen van een toplaag werd onvoó:i;-waardelijk af­gewezen, maar aan het basisprincipe van het liberalisme, met name de eigendom, wilden ze door de band niet raken.

~

1/

Page 7: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

Het sociale onrecht diende ongedaan gemaakt te worden via de invoering van "l'Etat-providence" en via de er­kenning van het recht op arbeid. Voornamelijk met rede­lijke argumenten en niet met geweld - vandaar hun actie in de pers en binnen het parlementaire systeem - moest de voor rechtvaardigheid vatbare burger gewonnen worden voor hun vroegsocialistische standpunten.

De politieke bedrijvigheid die vanuit de arbeiders­klasse in de dertiger en veertiger jaren viel waar te nemen, had dus wel directe contacten met het door in­tellectuelen gedomineerde vroegsocialisme, maar ver­toonde enerzijds toch ook een heel eigen gelaat. Voor­af zij herhaald dat het verzet niet gegroeid was onder het industriële en fabrieksproletariaat; het waren in­tegendeel ambachtslieden die er gestalte aan gaven. Vanwaar die kloof? De schaarse gegevens die over dit industriële proletariaat in wording bekend zijn, laten toe de volgende hypothese te formuleren. Het intense industrialiseringsproces dat in de eerste helft der 19e eeuw inzette, verbruikte in de eerste fase van zijn ontwikkeling voornamelijk arbeiders die gerecruteerd werden in de lagen van de niet-actieve bevolking (werklozen, behoeftigen, paupers). Omdat deze afhanke­lijk waren van de openbare steun kon de overheid er immers gemakkelijk vat op hebben. De eerste fabrikanten maakten dus gebruik van wat Marx de "relatieve over­bevolking" heeft genoemd. Het lag voor de hand dat deze sociaal-gedeklasseerde en ongeschoolde arbeidskrachten, wie de arbeidsdiscipline van het industriële kapitalis­me nog diende bijgebracht te worden, niet in staat waren tot een klassebewust, georganiseerd, collectief verzet. De eerste generatie van agrarische ontwortelden, die, ten gevolge van de agrarische "overbevolking", vanaf 1840 ongeveer het fabrieksproletariaat en de onderlinge concurrentiestrijd gingen vergroten, bezaten al evenmin de nodige capaciteiten om bij te dragen tot de vorming van een klassebeweging. Rekening houdend met de totale transformatie die de migratie van een agra­risch naar een stedelijk-industrieel milieu voor deze ontheemden veroorzaakte, lijkt zulks heel plausibel.

Anders was het gesteld in de ambachtssector. Van oudsher bestond daar een corporatistische traditie onder de vorm van ambachtsverenigingen. Het bestaande strafverbod om gemeenschappelijk op te treden voor loonsverbeteringen, had dit organisatievermogen funda­menteel aangetast, maar als antwoord hierop ontstonden eveneens op beroepsbasis ingerichte mutuele voorzorgs­en pensioenkassen ("beurzen"), die de sociale rol van de oude corporaties overnamen. De grote angst van de burgerij voor het ongeschoolde proletariaat, die zich o.m. uitte in de strenge toepassing van het coalitie­misdrijf, verhinderde elke poging tot organisatie

62

Page 8: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

onder het fabrieksproletariaat. In het ambachtelijke werkmilieu, waarvoor de burger en kleinburger minder bevreesd was, waarschijnlijk omdat het al dichter bij zijn eigen klasse stond, werden de "beurzen" wel ge­duld. Concreet betekende het dat de oppositie die in deze kringen tegen het systeem bestond, kon terugval­len op een bestaand verenigingswezen. Dat deze ar­beiders geschoold, gespecialiseerd en dikwijls ook geletterd waren, vormt een aanvullende verklaring voor het feit dat de hervormingstheorieën van de in­tellectuele radicalen bij hen aan~loegen.

Tot 1845 ongeveer kwamen de meeste draden van dat verzet bijeen bij de Brusselse wever Jacob Kats, die het nodige redenaars- en schrijverstalent bezat om de eisen van de arbeidersbeweging te vertolken. Nadat hij eerst geprobeerd had om via het volkstoneel en de volksliteratuur de ontvoogdingsstrijd aan te vatten, schakelde hij, naar Engels voorbeeld, vervolgens het meetingsysteem in. In deze redevoeringen, gevolgd door discussies waaraan de arbeiders actief deelnamen, werden de maatschappelijke misstanden aan de kaak ge­steld. Deze meetings kenden niet enkel in Brussel succes, maar hadden ook in andere Vlaamse steden plaats. Dit succes stond echter in rechtevenredige verhouding tot de actie van de politie die vakkundig deze beweging onthoofdde. Vanaf 1845 vormde Kats niet langer meer het middelpunt, namen nieuwe leiders zijn taak over en beproefden ook nieuwe middelen om de strijd voort te zetten. De volksmaatschappijen gingen in de periode 1845-1848 een centrale plaats t-nnemen en slorpten de oud-meetingleden op. In deze volks­maatschappijen, die in enkele Vlaamse steden aange­troffen werden, hield men er kennelijk wel iets radi­calere ideeën op na. Had Kats steeds tot voorzichtig­heid gemaand daar waar het de actie betrof en had hij ook afkerig gestaan van geweld, de jongere arbeiders­leiders uit de volksmaatschappijen waren wel meer ge­neigd om tot actie over te gaan. Het meest frappante voorbeeld van deze nieuwe opstelling werd geleverd in april 1846. De economische crisistoestanden die Vlaan­deren toen teisterden en het landbouwproletariaat tot aan de hongerdood dreven, zetten er de volksmaatschap­pijen toe aan een massademonstratie op touw te zetten. Vanuit Vlaanderen zou een hongeroptocht georganiseerd worden om de regering in Brussel maatregelen af te dwingen. De demonstratie werd één groot fiasco. Aange­zien ze drie à vier dagen bij voorbaat bekend werd ge­maakt, had de politie ruimschoots de tijd gehad om afdoende maatregelen te nemen tegen de ·aètie van de volksmaatschappijen. Al werden in deze periode dus ontegensprekelijke pogingen ondernomen om tot een ar­beidersverzet te komen, toch was het duidelijk dat dit

63

, ;

Page 9: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

verzet niet massaal genoeg was opdat de gevestigde machten er echt bang voor dienden te zijn. Zulks zou maar al te zeer blijken toen de democratische revolu­tiegolf van 1848 ook België bereikte.

Met deze laatste bewering willen we echter geens­zins vooropzetten dat bij het losbarsten van de febru­ari-revolutie de linkse verzetsbeweging in België weinig actief was. Het tegendeel was eerder waar. De economische crisis die in 1846 een hoogtepunt had be­reikt, deed zich nog steeds sterk voelen en veroor­zaakte naar alle waarschijnlijkheid mede een verster­king van de democratische actie. Zulks uitte zich trouwens in de verschillende onderafdelingen van de vroegsocialistische beweging. De hongermars op Brussel had weliswaar geen direct resultaat opgeleverd, maar was wel een meter geweest voor de aanhang van de bewe­ging onder de ambachtslieden. In de kringen van de democratische intellectuelen was men eveneens zeer actief. Deze hadden ondertussen in de antiklerikale burgerpartij een niet onaanzienlijke machtspositie weten op te bouwen dank zij de steun van de niet-kies­gerechtigde kleine burgers. Het liberale Congres had rekening moeten houden met sommige van hun eisen en in de Brusselse partijafdeling bijvoorbeeld groeide de vooruitstrevende tendens duidelijk aan, zo duidelijk zelfs dat er in 1847 een scheuring ontstond tussen de twee vleugels. Deze democraten onderhielden anderzijds nog steeds nauwe banden met het arbeidersverzet en vormden tevens een brug naar de democratische en socialistische groepjes Duitsers die rond 1845 actief waren in Brussel en waaronder Marx, Engels, Hess, von Bornsted, Vogler e.a. zich bevonden. In november 1847 kwam het zelfs tot een organisatorische samenwerking tussen al deze onderafdelingen. De "Association dêmocratique" werd toen opgericht en telde vertegen­wootdigers van al de subgroepen uit de toenmalige de­mocratische beweging. Toen 1848 aanbrak beschikten de democraten dus wel over een organisatie die een even­tuele revolutionaire actie centraal kon leiden en bezaten ze een aantal actieve kernen in de hoofdstad en in een aantal provinciesteden.

Het bericht van de resultaten van de februari­omwenteling in Parijs - de afschaffing van het koning­schap en de instelling van een linkse republiek - kwam voor de Belgische democraten echter toch nog uiterst onverwacht. Een uitgesproken revolutionaire gezindheid was nu niet precies een karaktertrek van heel de bewe­ging. We zagen al hoe zowel de intellectuelen als som­mige leiders van het arbeidersverzet, niet erg gebrand waren op geweld. Slechts weinigen onder hen wilden dus effectief het Franse voorbeeld navolgen. Ze kregen

Page 10: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

echter hulp uit Frankrijk, waar een aantal ontevreden Belgen in ballingschap leefden en werkten, en als vurige republikeinen een "Belgisch legioen" oprichtten dat België zou moeten bevrijden. In België zouden de revolutionairen van hun kant overal opstootjes uitlok­ken, zodat bij het binnenvallen van het legioen, de revolutie zou losbreken en de democratische republiek worden uitgeroepen.

De krachten van deze opstandelingen waren echter geenszins opgewassen tegen de Belgische staat. Het groepje dat in Risquons-Tout binnenviel werd zonder veel moeite door het leger onschadelijk gemaakt. Wat de opstand in België zelf betrof, kwam men in de meeste steden niet veel verder dan straatrumoer. Te Brussel braken wel een aantal relletjes los, maar ze konden gemakkelijk worden onderdrukt door de politie. In Gent vroeg dit wat meer moeite, omdat de arbeiders­massa er in zekere mate bij betrokken was, maar ook daar draaide de opstand uit op een nederlaag voor de republikeinen. Henegouwen was eveneens onrustig en ook op sommige plaatsen bij de Franse grens hadden er op­stootjes plaats, maar echt gevaarlijk werd het nergens. Het Belgische leger slaagde er dus zonder al te veel moeite in om de revolutionaire poging af te wenden. Dat de democratische beweging er ook in deze cruciale periode niet in slaagde de arbeidersmassa overal mee te krijgen, had in aanzienlijke mate het repressief optreden van leger en politie vergemakkelijkt. De ef-ficiënte regeringspolitiek deed de rest. . ~

De sociaal-conservatieve machthebbers zagën bij het uitbreken van de Parijse revolutie maar alt~ goed in dat er naar alle waarschijnlijkheid ook in België sprake zou zijn van een revolutie. De traditionele tegenstellingen die de behoudsgezinden verdeelden werden vergeten en tussen liberalen en katholieken werd plots een hecht blok gevormd dat verenigd en aangevoerd door de liberale regering het revolutio­naire verzet zou breken. In veel steden kwamen zelfs opnieuw burgerwachten tot stand om de eigendom van de burgerij te beschermen. Rogier bracht het leger op oor­logsvoet, vaardigde daartoe een supplementaire belas­ting uit en ging over tot economische maatregelen. De regering ging een lening aan opdat de industrie niet zou lamgelegd worden en er van de zijde der arbeiders geen reëel gevaar zou dreigen. Om de radicale beweging te ontdoen van haar aanhang onder de kleine burgerij, diende de regering bovendien een aantal semi-democra­tische hervormingen aan die zelfs verder gingen dan het liberale programma. De kiescijns werd in heel het land op het grondwettelijke minimum geb~acht, zodat het stedelijke kiezerskorps bijna verdubbelde.· Dit was een zeer handige zet want tussen de niet-kiesgerechtigde

65

, ;

Page 11: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

kleine burgers en de democraten bestond er slechts één punt van overeenkomst, nl. de uitbreiding van het stem­recht. Door de inwilliging van die laatste eis verloren de radicalen dus een deel van hun medestrijders. De af­schaffing van het zegelrecht op de dagbladen, waardoor de integratie van de nieuwe kiesgerechtigden in het parlementaire stelsel moest verzekerd worden, lag in diezelfde lijn van toegevingen aan de progressieven. De onverenigbaarheid tussen een parlementair mandaat en een parlementair lidmaatschap, zorgde weer voor de in­williging van een andere democratische eis. De talrijke ambtenaren die tot dan toe in Kamer en Senaat gezeteld hadden, waren immers de steunpilaren van een conserva­tief beleid geweest. Kortom, een links beleid tekende zich duidelijk af, waardoor de gematigde vooruitstreven­den tevreden werden gesteld en onthecht werden van de democratische beweging, die op die wijze ineenkromp tot een kleine kern die onmogelijk in staat was om alleen de opstand te ontketenen en te leiden.

De bestaande orde bleef dus gehandhaafd door dit ge­brek aan stootkracht vanwege de democratische beweging en door de tevredenheid die de regering had tot stand gebracht in die lagen van de stedelijke burgerij die wegens de hoge cijns uitgesloten waren geweest van het politieke leven.

Voor de democraten betekende 1848 dus een ware ramp. Hun aanhang die vóór 1848 groeiende was geweest, werd tot een kleine groep herleid. De lagere burgerij keerde zich af; de sociaal-voelende antiklerikalen werden af­geschrikt door de sociaal-revolutionaire en republi­keinse denkbeelden die men in praktijk had willen breng­en, terwijl de gebeurtenissen zelf aan het licht brachten dat hun ideeën de nodige aantrekkingskracht misten, ver­eist om de uitgebuite arbeidersklasse in beweging te brengen. Kortom, de relatieve machtspositie die de radi­calei minoriteit had weten te veroveren bleek niet van blij¼ende aard te zijn en enkele maanden na februari 1848 stierf de beweging een stille dood.

De liberale partij daarentegen trok aan het langste eind in heel deze affaire. De regering kwam versterkt uit de strijd en had het vertrouwen van heel het parle­ment. De solidariteit tussen de sociaal-conservatieve krachten werd er eveneens door versterkt. De verkiezing­en die erop volgden - de nieuwe kiescijns maakte deze noodzakelijk - werden in het teken van de strijd tussen behoudsgezinden en democratische republikeinen gevoerd. Het resultaat was dan ook dat de liberale positie nog , versterkt werd en de regering Rogier-Frère-Orban stevig in het zadel kwam te zitten na 1848. Dat ze de monarchie had weten veilig te stellen, bezorgde haar bovendien de welwillendheid van Leopold I.

Zowel uit het verloop van de politieke gebeurtenissen van februari-augustus 1848 als uit het overzicht van de

66

Page 12: Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspectendemodernetijd.nl/wp-content/uploads/DNE-1978-symp-1e...Het jaar 1848 in België: Enkele politieke aspecten Het is een gemeenplaats

directe politieke gevolgen ervan, is o.i. afdoende ge­bleken dat de zeer specifieke ontwikkeling van de poli­tieke krachtverhoudingen in de periode die onmiddellijk voorafging aan het jaar 1848, aan de basis lag van de relatief geringe weerklank die de revolutionaire bewe­ging in België uiteindelijk kreeg. Alle krachten die een wezenlijke politieke macht bezaten, waren er immers op uit de status quo te handhaven. Voor de vorst kwam het er in de allereerste plaats op aan de conservatieve Europese vorstenhuizen het bewijs te leveren dat het Belgische koninkrijk de nodige politieke rijpheid had om zich in stand te houden tegen bedreigingen van demo­cratische zijde. Zijn steun aan de zittende regering kan dan ook mede vanuit die optiek verklaard worden. 1848 hield voor de liberalen een gelijkaardige uitdaging in. De macht die ze sinds het begin van de veertiger jaren hadden opgeëist en na veel krachtsinspanningen ook ver­overd hadden, mocht hen in deze cruciale overgangsfase onder geen beding ontglippen. Indien ze niet in staat bleken de bestaande orde te handhaven, dan zou deze mis­lukking een zware hypotheek gelegd hebben op de poli­tieke geloofwaardigheid van de liberale partij binnen het "wettelijke land". Strategisch bekeken was er voor Rogier en Frère slechts één uitweg: alle middelen aan­wenden om het democratisch verzet te onderdrukken. Is het te gewaagd te veronderstellen dat diezelfde strate­gie niet zou zijn ingeschakeld als het regeringsheft in conservatieve of unionistische handen had gelegen? De kans om vanuit de oppositie de conservatieve tegen­stander te verzwakken zou men naar alle waa~~chijnlijk­heid niet zonder meer hebben laten voorbijgaan. Het feit dat een belangrijk deel van het linkse verz~t in deze overgangsfase ingekapseld zat in de liberalé partij, vormde een extra pluspunt voor de liberale besluitvor­mers van 1848. Het stelde hen rechtstreeks in staat de linkse beweging in haar geheel te verdelen en ten dele te ontmantelen. Het rechtse blok ten slotte had er in deze fase van de politieke ontwikkeling evenmin belang bij de liberalen in hun poging tot ordehandhaving dwars te zitten. In menig opzicht haalden de liberalen immers de kastanjes uit het vuur voor de conservatieve krach­ten, waardoor elk verzet tegen het liberale beleid zowel tactisch als strategisch onverantwoord zou geweest zijn. Het is dan ook op deze zeer specifieke constellatie dat we doelden toen we bij het begin van deze bijdrage schreven dat de evenwichtsoefening die conservatieve en burgerlijke krachten rond 1847 uitvoerden, grotendeels de Belgische reacties verklaarden op de revolutionaire golf van het jaar 1848. , ,

'Els Witte

(1) Dit overzicht werd opgesteld op basis v~n E. Witte, Politieke geschiedenis van België. Deel I. 1830-1918. Vrije Universiteit Brussel, Dienst Uitgaven, 1979, 160 p. ,

,;