Een politieke jojo?

125
Een politieke jojo? De Partij van de Arbeid en het besluitvormingsproces rond de vervanging van de F-16 in historisch perspectief Wouter Schelfhorst s1882511 [email protected] [email protected] 06-24784796 Valkenboslaan 71b 2563 CG Den Haag Masterscriptie Geschiedenis Masterspecialisatie Geschiedenis voor Politiek, Bestuur en Beleid Rijksuniversiteit Groningen Begeleider: dr. S. de Hoop Tweede lezer: prof. dr. D. J. Wolffram Januari 2015

Transcript of Een politieke jojo?

Page 1: Een politieke jojo?

Een politieke jojo?

De Partij van de Arbeid en het besluitvormingsproces rond de vervanging van de F-16 in historisch perspectief

Wouter Schelfhorst s1882511 [email protected] [email protected] 06-24784796 Valkenboslaan 71b 2563 CG Den Haag

Masterscriptie Geschiedenis Masterspecialisatie Geschiedenis voor Politiek, Bestuur en Beleid Rijksuniversiteit Groningen Begeleider: dr. S. de Hoop Tweede lezer: prof. dr. D. J. Wolffram Januari 2015

Page 2: Een politieke jojo?

2

Inhoudsopgave

Inleiding 4 1 Historische kaders 12 1.1 De PvdA en het Nederlands buitenlands en veiligheidsbeleid in historisch perspectief 12

- De historische oriëntatie van het buitenlands beleid 12 - Den Uyl als breekpunt met de Atlantische traditie? 14 - Een belangrijke overbruggingsfase 16 - Van Kok tot Rutte: een einde aan het traditionele buitenlandbeleid? 17 - Besluit 19

1.2 De PvdA en de historische band met defensie 20 - Van SDAP naar PvdA: ideologische heroriëntatie 20 - De NAVO-discussie binnen de PvdA 21 - Defensieprioriteiten in de jaren zeventig 23 - ‘Congressen kopen geen vliegtuigen’ 23 - De atoomdiscussie 25 - De realiteit is anders: de ‘moderne’ PvdA en defensiebesluiten 26 - Besluit 29

1.3 De defensie-industrie en de Nederlandse politiek 31

- De defensie-industrie in historisch perspectief 31 - Kenmerken van de defensie-industrie en de relatie met de politiek 32 - Overheidsbeleid 34 - De politieke lobby 35 - Een haat-liefdeverhouding: de PvdA en de defensie-industrie 36 - Besluit 37

2 De PvdA en het besluitvormingsproces rond de vervanging van de F-16 39 2.1 De JSF onder de politieke radar (1994-1998) 39

- De oorsprong 39 - De F-16 op termijn vervangen 41 - De politiek krijgt argwaan 44 - Besluit 46

2.2 Meedoen betekent kopen: de PvdA en het besluit tot deelname aan de ontwikkelingsfase 46

- Het besluitvormingsproces begint 47 - Belangrijke knelpunten 49 - Studies als rechtvaardiging 50 - Het interne debat binnen de PvdA over SDD-deelname 52 - Besluit 59

2.3 De erfenis van Kok: Nederland de JSF-fuik ingelokt 61 - De PvdA in de oppositie: toch maar geen JSF? 61 - Twee handen op één buik: de luchtmacht en de Amerikanen 64 - Constructieve oppositie 65 - Studies en rapporten als rechtvaardiging? 67 - Terug op het pluche: de PvdA als coalitiepartner 70 - Besluit 79

Page 3: Een politieke jojo?

3

2.4 A self-fulfilling prophecy: de JSF komt er 81 - Van Balkenende IV naar Rutte I 81 - De PvdA als oppositieleider 83 - De PvdA komt er niet onderuit 87 - Van nota tot aanschafbesluit 90 - Besluit 95

Conclusie 97 Nawoord 103 Bronnen- en literatuurlijst 104

Page 4: Een politieke jojo?

4

Inleiding

Op 6 november 2013 gaf Angelien Eijsink namens de Tweede Kamerfractie van de PvdA goedkeuring

aan het voornemen van het kabinet Rutte II om 37 F-35-gevechtstoestellen aan te schaffen, ter

vervanging van de F-16. Het besluitvormingsproces draaide vooral om de Amerikaanse F-35, beter

bekend als de Joint Strike Fighter (JSF).1 Een definitief ‘ja’ tegen de JSF liet lang op zich wachten,

mede doordat de PvdA niet akkoord kon of wilde gaan. De worsteling van de PvdA uitte zich in de

loop der jaren in wisselende standpunten, waardoor de partij vaak is beschuldigd van ‘draaien.’2

In de historiografie is het besluitvormingsproces rond de vervanging van de F-16, en in veel

mindere mate de rol van de PvdA daarin, vanuit diverse perspectieven belicht. Christ Klep betoogt dat

de verdeeldheid binnen de PvdA paste in de geschiedenis van het JSF-dossier, waarin vertragingen,

kostenoverschrijdingen en politieke verdeeldheid centraal stonden. Hij koppelt de PvdA-worsteling

bovendien aan het feit dat het in oppositietijd makkelijker was een anti-JSF-houding aan te nemen dan

in regeringstijd.3 Marc Chavannes heeft een andere verklaring voor het PvdA-optreden: ‘De PvdA

heeft bij grote militaire aankopen een traditie van niet-willen en toch kopen.’4

Giles Scott-Smith en Max Smeets concluderen dat andere factoren een minstens zo

belangrijke rol in het vervangingsproces speelden, zoals de sterke relatie met de VS en de zorgelijke

situatie van het Nederlandse luchtvaartcluster. Volgens Scott-Smith en Smeets speelden ook externe

variabelen, zoals een verlaging van (defensie)budgeten, een belangrijke rol.5 Het belang van externe

invloeden wordt onderschreven door Dick Zandee, die het besluitvormingsproces samenvat als ‘de

consistentie van de brede JSF-lobby waartegen de oppositie van de PvdA het aflegde.’ 6

Virginie Mamadouh en Herman van der Wusten stellen bovendien dat de Nederlandse militaire

geschiedenis, het buitenlands beleid en economische belangen de Nederlandse deelname aan het JSF-

project mede bepaalden.7 Behalve externe wetenschappers hebben ook PvdA’ers de eigen rol in het

1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 763, nr. 33. 2 De verwijten van ‘draaien’ die de PvdA ten deel zijn gevallen, waren afkomstig van wetenschappers, de media, politici van andere politieke partijen, maar ook van eigen partijleden. K. Schramade, ‘PvdA draait door in JSF-dossier,’ Follow the Money (9 september 2013). http://www.ftm.nl/exclusive/pvda-draait-door-in-jsf-dossier/ (vrijdag 14 februari 2014). 3 Hoewel Klep in zijn boek een hoofdstuk wijdt aan het politieke besluitvormingsproces rond de vervanging van de F-16 en hij daarin aandacht heeft voor de rol van de PvdA, vooral rond het besluit over de SDD-deelname in 2002, richt hij zich in zijn boek vooral op het grotere JSF-verhaal met veel aandacht voor technische details. Hij onderzoekt wat de strategische argumenten achter de JSF waren, wat de JSF-partnerlanden hoopten te bereiken en hij heeft nauwkeurig in beeld gebracht hoe het project zich in de loop der tijd in de VS ontvouwde en waar de gevoeligheden zaten. Ten aanzien van het besluitvormingsproces in Nederland beschrijft hij vooral de belangrijkste ontwikkelingen, zonder daarbij een bepaalde partij centraal te stellen. C. Klep, Dossier-JSF: Joint Strike Fighter, het megaproject, de politiek, de aankoop (Amsterdam 2014) 8-14, 24-25. 4 Hoewel Chavannes niet expliciet verwijst naar de aanschaf van de F-16 in de jaren zeventig, past die episode goed in zijn betoog dat de PvdA historisch gezien moeite heeft met de aanschaf van defensiematerieel. M. Bos, ‘De PvdA schaft F-16’s aan,’ Historisch Nieuwsblad nr. 9 (2011). M. Chavannes, ‘Beetjenietgekochtewelbestelde JSF, symbool van een dunne coalitie,’ NRC Handelsblad (24 april 2009). 5 G. Scott-Smith en M. Smeets, ‘Noblesse Oblige: The transatlantic security dynamic and Dutch involvement in the Joint Strike Fighter program,’ International Journal: Canada's Journal of Global Policy Analysis nr. 68 (winter 2012-2013) 50-51. 6 D. Zandee, ‘De onvermijdelijke aanschaf van de JSF,’ Internationale Spectator jrg. 68 nr. 6 (2014) 57. 7 V. Mamadouh en H. van der Wusten, ‘The footprint of the JSF/F-35 Lightning II military jet in the Netherlands. Geopolitical and geo-economic considerations in arms procurement and arms production,’ Firmes et geopolitiques vol. 15 nr. 3 (2011).

Page 5: Een politieke jojo?

5

besluitvormingsproces beschouwd. Ruud Koole beschrijft hoe zijn partij in 2002 werd verscheurd

door tegengestelde belangen en hoe van zowel binnen als buiten de partij werd geprobeerd invloed uit

te oefenen op het PvdA-besluit.8

In de historiografie wordt ook het interne PvdA-besluitvormingsproces als mogelijke

verklaring voor het PvdA-optreden aangemerkt.9 In de loop der jaren zijn diverse thesen over het

interne PvdA-besluitvormingsproces en de relatie met defensie vastgesteld. Al in de jaren tachtig

concludeerde Bart Tromp dat er geen tegenstelling was tussen defensie en sociaaldemocratische

beginselen. 10 Problemen van vrede en veiligheid confronteerden sociaaldemocraten met de

onaangename werkelijkheid van internationale machtspolitiek. Het interne PvdA-beleidsproces

bestond volgens Tromp uit losse beslissingen, werkgroepen en nota’s, die geen onderdeel uitmaakten

van interne discussie. 11 Kees Kraaijeveld concludeerde dat de PvdA sinds haar oprichting een

‘zwabberkoers’ voert ten aanzien van defensievraagstukken.12 Recent stelde Thijs Niemantsverdriet

dat de partijleiding de achterban vaak opzij zet en vatte hij de PvdA-partijcultuur als volgt samen:

‘Ideologische onzekerheid, onplezierige omgangsvormen en een grote neiging tot zelfkastijding – dat

zijn de drie grote kwalen van de PvdA.’13

Specifiek met betrekking tot het JSF-optreden constateerde Chavannes de historische trend ten

aanzien van materieelaanschaf. Mark Kilian stelt dat de PvdA-bewindspersonen al vroeg akkoord

waren met de JSF en de fractie buitenspel zetten.14 Die conclusie lijkt te worden onderschreven door

Du Pré en Righton die stellen dat Eijsink steeds argumenten moest bedenken voor besluiten die boven

haar hoofd waren genomen.15

In de loop der jaren heeft de PvdA veel kritiek op haar JSF-optreden gekregen, die vooral

neerkwam op het feit dat de partij zou ‘draaien.’ Jos Heymans meent dat het fractiestandpunt dusdanig

vaak is veranderd dat er inderdaad sprake is van gedraai.16 Kustaw Bessems en Dirk Jacob Nieuwboer

8 R. Koole, Mensenwerk: herinneringen van een partijvoorzitter, 2001-2007 (Amsterdam 2010) 122-130. 9 Lidwien Venselaar zei het volgende over (de aard van) het besluitvormingsproces in een intern PvdA-rapport: ‘Ik geloof dat de huidige organisatie niet echt werkt, dat de leden niet het gevoel hebben dat er naar ze wordt geluisterd. Verder heb ik ook de indruk dat er veel dingen door individuen of kleine groepjes worden geregeld, zoals de besluitvorming over de JSF.’ H. Andersson, S. van Driel, J. Dijsselbloem e.a., Onder een gesloten dak groeit geen gras: Voor de leden, nieuwe leden, politieke vertegenwoordigers en sympathisanten van de PvdA (Amsterdam 2002) 19. 10 B. Tromp, ‘Socialisme en defensie. De PvdA en het probleem van oorlog en vrede,’ in: E. van den Beugel (red.), Te beginnen bij Nederland. Opstellen over oorlog en vrede (Amsterdam 1983) 262-263. 11 B. Tromp, ‘Vechten overzee: de PvdA en militaire interventies,’ S&D nr. 5 (2007) 19-20. 12 K. Kraaijenveld, ‘Camouflagepak misstaat de PvdA; Oorlogsgeweld is niet te beheersen en leidt altijd tot excessen als in Abu Ghraib,’ Volkskrant (29 januari 2005) 1. 13 T. Niemantsverdriet, De vechtpartij: De PvdA van Kok tot Samsom (Amsterdam 2014) 258. 14 M. Kilian, ‘Kunnen we bouwen op de PvdA,’ in: http://socialisme.nu/blog/theoretisch/kunnen-we-bouwen-op-de-pvda/ (januari 2014) 1-2. 15 R. Du Pré en N. Righton, ‘Inhoudsmens heeft eerst nog wat vragen,’ Volkskrant (7 november 2013). 16 Heymans voert diverse voorbeelden aan die volgens hem de conclusie rechtvaardigen dat de PvdA meerdere keren daadwerkelijk draaide: ‘Want waar staat de PvdA nu eigenlijk? In 1998 lijkt dat duidelijk: het kabinet-Kok besluit mee te doen aan de ontwikkeling van de JSF, met in het achterhoofd de optie om het toestel te zijner tijd relatief goedkoop te kunnen aanschaffen. Eenmaal in de oppositie verandert de PvdA van standpunt en eist dat het kabinet ook naar andere aanbieders kijkt, zoals Saab en Dassault. Maar als de sociaaldemocraten weer terug zijn in de regering gaat de samenwerking met Lockheed Martin, de producent van de JSF, weer vrolijk en kritiekloos verder.’ J. Heymans, ‘Het gejojo van de PvdA,’ (27 april 2013). http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/het-gejojo-van-de-pvda (vrijdag 23 mei 2014).

Page 6: Een politieke jojo?

6

stellen echter dat ‘draaien’ onvermijdelijk is en daarmee leidt tot overtrokken verwijten.17 Daarmee

plaatsen ze principiële vraagtekens bij de rechtvaardigheid van kritiek op het zogenaamde ‘draaien’

van partijen. Een ander veel gemaakt verwijt was dat de PvdA tegengesteld aan

verkiezingsprogramma’s zou handelen.18 Bovendien beschuldigden CDA en VVD de PvdA ervan de

aan het JSF-project gerelateerde werkgelegenheid op het spel te zetten.19 In diverse studies werd echter

geconstateerd dat deze werkgelegenheidseffecten werden overdreven, waardoor ook de

rechtvaardigheid van deze kritiek kan worden betwist.20

Uit de historiografie volgen verschillende verklaringen voor het PvdA-optreden in het JSF-

besluitvormingsproces, zoals haar politieke rol of haar historische worsteling met materieelaanschaf.21

Daarnaast vormen de diverse constateringen over het interne PvdA-besluitvormingsproces mogelijk

een verklaring voor haar JSF-optreden. Opvallend is verder de kritiek ten aanzien van ‘draaien’ en het

geen oog hebben voor werkgelegenheidseffecten, waarvan de rechtvaardigheid kan worden betwist.

Tegelijkertijd is er discussie over welke factoren de Nederlandse keuze voor de JSF bepaalden.22

De wetenschappelijke aandacht voor het Nederlandse JSF-besluitvormingsproces is relatief

beperkt. De historiografie is bovendien veelal beschrijvend van aard, slechts gericht op bepaalde fasen

en nauwelijks specifiek gericht op de rol van de PvdA. Een analyse van het volledige

besluitvormingsproces met daarin centraal de rol van de PvdA, is afwezig, evenals een

verklaringsmodel voor het JSF-optreden van de sociaaldemocraten, dat rekening houdt met zowel

interne als externe factoren die mogelijk het verloop van het besluitvormingsproces hebben bepaald.

Bovendien is het PvdA-optreden in het JSF-besluitvormingsproces nooit in historisch perspectief

geplaatst en is de kritiek op de partij nooit getoetst of in lange termijn perspectief geplaatst.23 De

wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek ligt in deze constateringen, die tevens leiden tot de

volgende centrale probleemstelling: Waarom heeft de PvdA in het besluitvormingsproces rond de

vervanging van de F-16 tussen 1999 en 2013 besloten tot de door haar gevoerde beleidslijn met

betrekking tot de JSF en in hoeverre is de kritiek die de PvdA op haar optreden heeft gekregen

gerechtvaardigd?

17 Volgens Bessems en Nieuwboer is de angst beschuldigd te worden van ‘draaien,’ en daarmee vaak ‘kiezersbedrog,’ voor veel politici aanleiding te proberen nooit in het openbaar van standpunt te veranderen. K. Bessems en D. Nieuwboer, Doe eens normaal man, in 7 stappen naar een betere politiek (Amsterdam 2012) 23. 18 In 2008 bijvoorbeeld beschuldigde de SP de PvdA van draaien nadat zij, in tegenstelling tot wat zij in het verkiezingsprogramma voor 2006 had beloofd, akkoord was gegaan met – op termijn - de aanschaf van een JSF-testtoestel. https://www.sp.nl/nieuws/2008/02/grootste-wapenorder-van-eeuw-dankzij-grootste-draai-pvda (dinsdag 27 mei 2014). 19 N. Posthumus, ‘VVD en CDA vallen PvdA aan in JSF-debat – ‘kennisindustrie om zeep’,’ NRC (12 juli 2012). 20 In de loop der jaren zijn diverse studies gepubliceerd waaruit bleek dat de werkgelegenheid die was gemoeid met het JSF-project werd overschat. In 2009 bijvoorbeeld concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) dat het JSF-project nauwelijks tot meer banen in Nederland zou leiden. Centraal Planbureau (CPB), ‘Werkgelegenheidseffecten deelname JSF programma,’ CPB Notitie (23 februari 2009) 19. 21 In dit onderzoek zal de term ‘JSF-besluitvormingsproces’ vaak worden toegepast als vereenvoudiging van de zinsnede ‘het besluitvormingsproces rond de vervanging van de F-16’ en omdat het besluitvormingsproces uiteindelijk leidde tot de Nederlandse keuze voor de JSF. 22 Scott-Smith en Smeets en Zandee betogen bijvoorbeeld dat ook externe invloeden als economische belangen en lobbyinspanningen een cruciale rol speelden. Mamadouh en Van der Wusten stellen bovendien dat ook de historische oriëntatie van het Nederlands buitenlands en defensie(industrie)beleid de keuze voor de JSF mede bepaalde. 23 T. von der Dunk, ‘De PvdA is eigenlijk gewoon tegen de JSF, nu nog steeds,’ Volkskrant (22 september 2013).

Page 7: Een politieke jojo?

7

Het onderzoek is onderverdeeld in twee delen. Deel één bevat drie historische kaders,

namelijk buitenlands beleid, defensiebeleid en defensie-industriebeleid - in lijn met de constateringen

van Mamadouh en Van der Wusten - die een handvat moeten bieden om het PvdA-optreden inzake de

JSF in lange termijn perspectief te plaatsen. In het tweede deel staat het JSF-besluitvormingsproces

centraal en wordt het PvdA-optreden in vier chronologische hoofdstukken geanalyseerd.

In de historiografie werd de Nederlandse band met de VS als verklaring voor de JSF-aanschaf

opgevoerd. Over het historisch belang van deze trans-Atlantische band in het buitenlands beleid

worden echter tegenstrijdige beweringen gedaan.24 Deze discrepantie leidt tot de volgende deelvraag

voor hoofdstuk één: In hoeverre ontwikkelde de trans-Atlantische band zich, ten opzichte van de band

met Europa, in de loop der jaren als dominante factor in het buitenlands beleid en in hoeverre sluit

die ontwikkeling aan bij de historisch gegroeide opvattingen van de PvdA over buitenlands beleid en

de relatie met de VS?

De relatie tussen de PvdA en defensie is meermaals onderzocht.25 Wat opvalt is dat deze

relatie vooral wordt beschreven voor de periode tot en met de jaren zeventig. 26 Chavannes

constateerde een tegenstelling tussen wat de partij wil en doet, die wordt versterkt door de PvdA zelf.27

Er was bovendien discussie over de rol en invloed van de verschillende partijlagen, die meerdere keren

botsten over materieelaanschaf.28 De deelvraag die in het tweede hoofdstuk centraal staat is de

volgende: In hoeverre is er binnen de PvdA historisch gezien sprake van serieuze discussie over

belangrijke defensiekwesties als bondgenootschappelijke verplichtingen (NAVO), materieelaanschaf

(F-16) en militaire uitzendingen en welke conclusies kunnen hieruit worden getrokken omtrent de

invloed van de verschillende partijlagen op defensiebesluiten?

Zandee stelde dat de defensie-industrie en haar lobby een dusdanig belangrijke rol in het JSF-

24 Hoewel Menno Bos betoogt dat die relatie bijvoorbeeld bepalend was voor de aanschaf van de F-16 in de jaren zeventig, stelt Alfred van Staden juist dat deze Atlantische relatie sinds de jaren negentig aan slijtage onderhevig is. Bos, ‘De PvdA schaft F-16’s aan.’ D. Hellema, M. Segers en J. Rood (red.), Bezinning op het buitenland: het Nederlands buitenlands beleid in een onzekere wereld (Den Haag 2011). 25 Frank Zuijdam bijvoorbeeld schreef zijn proefschrift over het debat over vrede en veiligheid binnen de PvdA in de periode 1958-1977 en Philip van Praag onderzocht het interne debat binnen de PvdA in de periode 1966-1977. Verder zijn er meerdere artikelen geschreven over de PvdA en haar band met defensie, onder andere door voormalig PvdA-partijideoloog Bart Tromp. Het PvdA-optreden bij de aanschaf van de F-16 is eveneens meerdere malen onderwerp van onderzoek geweest. Het F-16-besluitvormingsproces maakt onderdeel uit van het onderzoek van Zuijdam. Bovendien komt die episode uitgebreid aan de orde in het proefschrift van Bert Kreemers over de aanschaf van gevechtsvliegtuigen in Nederland. Menno Bos publiceerde een artikel over het reilen en zeilen binnen de PvdA ten tijde van de aanschaf van de F-16. F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid: het debat over vrede en veiligheid binnen de PvdA in de periode 1958-1977 (Amsterdam 2002). P. van Praag, Strategie en illusie: elf jaar intern debat binnen de PvdA 1966-1977 (Amsterdam 1990). 26 Het beeld van de PvdA dat in deze periode naar voren komt is dat van een partij waarin de traditionele afkeer van bewapening en machtspolitiek als een rode draad door de geschiedenis loopt en een belemmering vormde voor een reële buitenlandse koers. 27 De PvdA erkent bijvoorbeeld enerzijds dat de NAVO de hoeksteen van het veiligheidsbeleid is, maar wil tegelijkertijd af van een aantal taken, zoals de kernwapentaak, waaraan Nederland zich in dat verband sinds jaren heeft gecommitteerd. PvdA-verkiezingsprogramma Tweede Kamerverkiezingen 2012, Nederland sterker en socialer, 65. 28 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 282-292.

Page 8: Een politieke jojo?

8

besluitvormingsproces speelden, dat de PvdA-oppositie het daartegen aflegde.29 Deze constatering

leidt tot de volgende deelvraag voor hoofdstuk drie: Waardoor kon de defensie-industrie zich in de

loop der jaren als een dermate invloedrijke partij in politiek-den haag opwerpen dat zij, zoals in de

historiografie wordt betoogd, mogelijk haar stempel kon drukken op het JSF-besluitvormingsproces

en welke rol speelde de PvdA bij het verwerven van deze positie? Doel van ieder hoofdstuk is, naast

het beantwoorden van de deelvragen, te analyseren welke belangrijke ontwikkelingen of constanten

zichtbaar waren in het Nederlands beleid ten aanzien van de drie beleidsterreinen en die te koppelen

aan de PvdA-opvattingen over deze onderwerpen.30

In het tweede deel staat het PvdA-optreden in het JSF-besluitvormingsproces centraal, waarin

drie (chronologische) fasen te onderscheiden zijn, die elk een hoofdstuk beslaan. Deel twee begint met

een hoofdstuk waarin de geschiedenis voorafgaand aan het besluitvormingsproces wordt geschetst. De

voedingsbodem voor de JSF werd toen al gelegd, volgens Klep vooral door de luchtmacht: ‘De

luchtmacht liep wel erg voor de fanfare uit.’31 In dit hoofdstuk staat de volgende vraag dan ook

centraal: Waardoor kon de JSF, nog voordat het politieke besluitvormingsproces überhaupt was

begonnen, eind 1998 in de beste positie verkeren om de F-16 te vervangen en welke rol speelde de

PvdA daarbij?

In hoofdstuk twee staat de eerste fase van het besluitvormingsproces centraal, die in 2002

uitmondde in deelname aan de JSF-ontwikkelingsfase (SDD-fase). PvdA-partijvoorzitter Koole

erkende dat ‘meedoen aan de ontwikkeling van de JSF de kans om later niet de JSF aan te schaffen

heel klein zou maken.’32 Die conclusie, gekoppeld aan het debat binnen de PvdA, leidt tot de volgende

deelvraag: Waarom besloot de PvdA onder Kok II akkoord te gaan met deelname aan de SDD-fase

van het JSF-programma, terwijl zij tegelijkertijd erkende dat SDD-deelname hoogstwaarschijnlijk zou

leiden tot definitieve aanschaf van de JSF?

In hoofdstuk drie wordt de gecompliceerde fase van het besluitvormingsproces tussen 2003 en

2010 geanalyseerd. De PvdA vervulde wisselende politieke rollen en bovendien werd de business case

rond de SDD-deelname getest.33 Diverse onderzoeken oordeelden negatief over het JSF-project en

rechtvaardigden daarmee PvdA-stellingnames. Desalniettemin was er volgens Kees Kalkman sprake

van sluipende vastlegging op de JSF: ‘Toch drijft de feitelijke gang van zaken ons met ijzeren

29 Dat de defensie-industrie en lobbyinspanningen het JSF-besluitvormingsproces grotendeels bepaalden volgt uit de volgende constateringen van Frank Slijper: ‘Het is het zure bewijs van een falende democratie, waarin een goed voorgekookte lobby van militairen en wapenindustrie de wens van de meerderheid van de Nederlandse bevolking - geen miljardenuitgave voor een peperduur wapen - weet te passeren.’ F. Slijper, ‘JSF aanschaf is weergaloze blunder,’ VD AMOK nr. 2 (2006). 30 Uiteindelijk wordt daarmee beoogd te onderzoeken of er historische ontwikkelingen en constanten binnen de PvdA of haar beleid zijn die mogelijk invloed gehad kunnen hebben op haar optreden in het JSF-besluitvormingsproces. 31 Klep, Dossier-JSF, 19. 32 Koole, Mensenwerk, 123. 33 De business case rond de SDD-deelname was vastgesteld tussen de Tweede Kamer, de belangrijkste ministeries (Defensie, Economische Zaken en Financiën) en de industrie. Centraal in de business case stonden de JSF-orders die de Nederlandse industrie hoopte te verkrijgen in relatie tot de door de overheid betaalde gelden voor deelname aan de SDD-fase.

Page 9: Een politieke jojo?

9

wetmatigheid in de richting van een keuze voor de JSF.’34 Deze constateringen leiden tot de volgende

deelvraag: Waarom won de JSF tussen 2003-2010 steeds meer terrein op zijn concurrenten en hoe

past deze ontwikkeling binnen het PvdA-optreden inzake het JSF-dossier in deze periode?

In hoofdstuk vier staat de laatste fase, onder de kabinetten Rutte I en II, centraal. In deze

periode vervulde de PvdA zowel de oppositie- als coalitierol. Daarmee samenhangend wilde zij eerst

een einde maken aan het JSF-project om uiteindelijk alsnog akkoord te gaan met de JSF-aanschaf. De

volgende vraag staat in hoofdstuk vier centraal: Waarom besloot de PvdA in 2012 uit het JSF-project

te willen stappen om vervolgens eind 2013 alsnog akkoord te gaan met de aanschaf van de JSF?

Het PvdA-optreden wordt vooral onderzocht op het niveau van de Tweede Kamerfractie en in

mindere mate op dat van de bewindspersonen en achterban. Het eerste deel van dit onderzoek komt tot

stand op basis van een historiografische literatuurstudie, waarbij naast de historiografie gebruik

gemaakt wordt van rapporten, beleidsnota’s, Kamerstukken, krantenartikelen en beginsel- en

partijprogramma’s. Enkele belangrijke werken zijn eerder reeds genoemd. De bronnen voor het

tweede deel van het onderzoek zijn (noodgedwongen) meer primair van aard. Naast wetenschappelijke

studies over de JSF-effecten en de historiografie over het besluitvormingsproces vormen

Kamerstukken en mediaberichten de belangrijkste bronnen. 35 Daarnaast zullen memoires,

documentaires, publicaties en overheidsstukken over het JSF-project in de VS en Nederland worden

geanalyseerd.36 Ten slotte worden enkele interviews met betrokken politici gehouden om meer inzicht

te krijgen in de aard van het besluitvormingsproces.

Methode

De deelvragen worden beantwoord aan de hand van subvragen die als rode draad door de

verschillende subkopjes lopen. Voor de historische kaders geldt dat op basis van voornoemde bronnen

de belangrijkste ontwikkelingen in het Nederlands beleid worden gekoppeld aan de ontwikkelingen

binnen de PvdA. Op deze manier worden conclusies getrokken over trends en constanten in zowel het

Nederlands als PvdA-beleid. Door het interne debat te vergelijken met de PvdA-partijlijn en het

regeringsbeleid worden conclusies getrokken over de invloed van de partijlagen. Door dit voor een

langere periode in kaart te brengen worden prioriteiten en constanten in het PvdA-beleid aangetoond.

De eigen conclusies over constanten in het PvdA-beleid worden vergeleken met de

historiografische constateringen.37 Door het PvdA-beleid in oppositie- en regeringstijd met elkaar en

34 K. Kalkman, ‘Keuze voor JSF militair niet echt logisch,’ Vredesmagazine jrg. 1 nr. 3 (2008). 35 Eerder in de inleiding is reeds aangegeven dat dit onderzoek van het werk van Klep verschilt door de prioriteit die in dit onderzoek aan het besluitvormingsproces en de rol van de PvdA daarin wordt gegeven. Bij Klep vormen deze onderwerpen slechts onderdeel van zijn boek, dat zich grotendeels op de technische aspecten van de JSF, de strategische argumenten en de ontwikkelingen in de VS richt. 36 Veel van deze ‘geheime’ stukken zijn vrijgekomen nadat het televisieprogramma KRO Brandpunt voor een tweetal documentaires over de JSF in Nederland een beroep deed op de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB). Andere ‘geheime’ stukken met interessante informatie over het JSF-project werden openbaar dankzij Wikileaks. 37 Als wordt geconcludeerd dat de invloed van de achterban historisch gezien beperkt is wordt daarmee de constatering van Niemantsverdriet bijvoorbeeld onderschreven.

Page 10: Een politieke jojo?

10

met partijprogramma’s te vergelijken wordt bepaald in hoeverre de politieke positie een verklaring

voor haar optreden vormt. Aan het eind van ieder hoofdstuk wordt een overzicht van eventueel

waargenomen constanten gegeven, die mogelijk later een rol spelen bij de JSF.

Het PvdA-optreden in het JSF-besluitvormingsproces wordt langs een aantal lijnen

geanalyseerd. De periode tot 1999 is summier onderzocht en wordt vooral geanalyseerd aan de hand

van reconstructies van journalisten. Door die te vergelijken met openbare informatie en Kamerstukken

wordt bepaald in hoeverre er sprake was van een proces ‘achter de schermen’ en welke partijen

daarvoor verantwoordelijk waren. Het verloop van het JSF-besluitvormingsproces en de

rechtvaardiging van regeringsbeslissingen daarin, wordt geanalyseerd aan de hand van primair

Kamerstukken en media-uitingen. Bovendien worden de onderliggende rapportages en onderzoeken

geanalyseerd, waardoor conclusies kunnen worden getrokken over de al dan niet terechte gronden van

regeringsbesluiten.38 De eigen conclusies worden waar mogelijk vergeleken met de historiografie. Het

PvdA-optreden wordt geanalyseerd aan de hand van dezelfde bronnen. Door haar eigen

rechtvaardigingen en verklaringen te analyseren en te toetsen aan de informatie over het JSF-project,

de verschillende studies en aan de conclusies en besluiten van andere partijen, in de historiografie en

media, wordt het PvdA-optreden verklaard en de rechtvaardigheid ervan vastgesteld.39

Door PvdA-verkiezingsprogramma’s te vergelijken met het gevoerde beleid wordt vastgesteld

in hoeverre de PvdA afweek van haar programma’s. Door het PvdA-optreden in regerings- en

oppositietijd met elkaar te vergelijken en te koppelen aan de gezette stappen in de betreffende fase en

de verantwoording ervan, wordt bepaald welke invloed haar politieke positie had en in hoeverre

bepaalde stellingnames logisch voortvloeiden uit het gevoerde beleid.40 Op die wijze wordt tevens de

kritiek op de partij getoetst.

Door de interne discussie binnen de PvdA te vergelijken met uitingen in debatten en met de

gevoerde partijlijn, worden conclusies getrokken over de invloed van partijlagen en de rechtvaardiging

van de PvdA voor haar handelen.41 De rechtvaardigheid van de kritiek op de PvdA op specifieke

momenten in het besluitvormingsproces wordt op twee manieren bepaald, namelijk enerzijds door de

kritiek feitelijk te beoordelen en anderzijds door de kritiek te plaatsen in de al dan niet terechte

rechtvaardiging van de PvdA voor haar stellingnames.42

38 De belangrijkste besluiten uit het JSF-besluitvormingsproces, zoals het besluit tot deelname aan de ontwikkelingsfase, waren vooral gebaseerd op aantrekkelijke vooruitzichten over industriële orders en werkgelegenheid. Juist die vooruitzichten werden in de loop der jaren in diverse studies bekritiseerd. 39 De PvdA heeft haar optreden vaak gerechtvaardigd aan de hand van de negatieve ontwikkelingen rond het JSF-project. Vertragingen, kostenoverschrijdingen, onduidelijkheid over gelden en zwaar tegenvallende werkgelegenheids-, spin-off- en spillovereffecten waren belangrijke verklaringen voor het PvdA-handelen. Door de beschikbare overheidsinformatie over de voortgang van het project en de Nederlandse deelname daarin te vergelijken met de rechtvaardiging van de PvdA kan worden bepaald of zij terecht kritisch was op het JSF-project. 40 Dat de positie van de PvdA in regerings- en oppositietijd bepalend was haar houding jegens de JSF is een belangrijke these die onder andere door Klep en Heymans werd vastgesteld. 41 Discussies binnen de fractie kunnen worden gereconstrueerd aan de hand van literatuur, reconstructies van journalisten en berichten uit de media. De rol van de achterban is, zeker bij het JSF-dossier, veelvuldig in de media beschreven. 42 Als bijvoorbeeld wordt gesteld dat de PvdA op een bepaald moment afwijkt van haar verkiezingsprogramma en daarmee een draai maakt, wordt enerzijds geanalyseerd of dat feitelijk klopt door het programma te vergelijken met de nieuwe

Page 11: Een politieke jojo?

11

De invloed van externe actoren, zoals de vakbonden en lobbyisten, op het PvdA-optreden

wordt bepaald door de uitingen hierover in de media, debatten en literatuur te vergelijken met de

PvdA-besluiten of met de opvattingen van de PvdA over deze mogelijke beïnvloeding.43 De interviews

kunnen nieuwe inzichten in de rol van bepaalde mensen of partijen bieden, aan de hand waarvan het

belang van het PvdA-optreden kan worden bepaald. In hoeverre de lange termijn constateringen uit het

eerste deel verklaringen voor het PvdA-optreden of het regeringsbeleid vormen, wordt geanalyseerd

door geconstateerde parallellen inzichtelijk te maken en die te vergelijken met conclusies uit de

historiografie en met de rechtvaardiging van regerings- of PvdA-besluiten.

In de eindconclusie wordt een overkoepelend oordeel over het PvdA-optreden in de

verschillende fasen gegeven, met daarin de belangrijkste verklaringen voor en constanten in het JSF-

beleid van de PvdA. Vervolgens wordt een conclusie getrokken over de rechtvaardiging van het

PvdA-optreden door de jaren heen aan de hand van de gemaakte analyse van haar eigen

rechtvaardiging, onderliggende informatie en de ontwikkelingen achter de schermen. Op basis van die

conclusie en de constateringen uit het onderzoek worden uitspraken gedaan over de rechtvaardigheid

van de kritiek op de PvdA.

Het zal blijken dat hoewel de PvdA soms daadwerkelijk een ‘draai’ maakte, haar kritische

beleidslijn veelal werd ondersteund door de projectontwikkelingen en vele kritische studies.

Bovendien is er rode draad in haar JSF-beleid zichtbaar waarin de historische constanten uit het eerste

deel een belangrijke rol spelen.

stellingname. Ten tweede wordt de kritiek in perspectief geplaatst, door de rechtvaardiging van de PvdA te analyseren aan de hand van rapporten en informatie over het JSF-project en door haar ‘nieuwe’ stellingname te plaatsen in het gevoerde beleid in de periode daaraan voorafgaand en het te plaatsen in historisch perspectief. Daaruit kan voortvloeien dat een bepaalde stellingname wellicht afweek van het programma, maar een logisch gevolg was van het gevoerde beleid en werd gerechtvaardigd op basis van de ontwikkelingen rond het JSF-project. 43 In de media zijn diverse voorbeelden te vinden van personen en partijen die meenden invloed te hebben uitgeoefend op regeringsbesluiten. In 2002 bijvoorbeeld meenden de sociale partners Kok achter de SDD-deelname te hebben gekregen. Door in dat geval Kok’s eerdere uitlatingen te vergelijken met zijn besluit na de ontmoeting met de sociale partners en tevens de visie van anderen op die ontmoeting te onderzoeken, kan worden vastgesteld wat de invloed van deze sociale partners was.

Page 12: Een politieke jojo?

12

1. Historische kaders

1.1 De PvdA en het Nederlands buitenlands en veiligheidsbeleid in historisch perspectief

In hoeverre ontwikkelde de trans-Atlantische band zich, ten opzichte van de band met Europa, in de

loop der jaren als dominante factor in het buitenlands beleid en in hoeverre sluit die ontwikkeling aan

bij de historisch gegroeide opvattingen van de PvdA over buitenlands beleid en de relatie met de VS?

- Welke factoren bieden een verklaring voor de historische verankering van de VS in het Nederlands

buitenlands en veiligheidsbeleid vanaf de Tweede Wereldoorlog?

- Welke mate van invloed hadden de PvdA-partijlagen historisch gezien op de buitenlandse koers van

de partij?

- In hoeverre is er sprake van lange termijn ontwikkelingen of constanten in de buitenlandkoers van de

PvdA die mogelijk later een rol spelen bij de JSF?

De historische oriëntatie van het buitenlands beleid

Het Nederlands buitenlands beleid rust historisch gezien op twee pijlers die worden aangeduid met de

‘koopman en dominee,’ waarmee wordt verwezen naar de verwevenheid van handelsbelangen en het

hooghouden van morele normen en waarden.44 In de geschiedenis van het buitenlands beleid zijn

volgens Joris Voorhoeve constanten zichtbaar, zoals een maritiem-commerciële en neutralistische

traditie. 45 Deze tradities kenmerkten het buitenlands beleid tot de negentiende eeuw, toen het

beschermen van de Nederlandse onafhankelijkheid centraal stond en het begin vormde van de neutrale

buitenlandse politiek tot het begin van de Tweede Wereldoorlog.46 De Tweede Wereldoorlog maakte

een einde aan de Nederlandse neutraliteitspolitiek en is daarmee een belangrijke cesuur in het

Nederlands buitenlands en veiligheidsbeleid.47 Het einde van de oorlog leidde echter niet tot een grote

44 K. van der Wijngaart, Bondgenootschap onder spanning: Nederlands-Amerikaanse betrekkingen 1969-1976 (Hilversum 2011) 176. Dat de metafoor ‘koopman en dominee’ nog altijd opgaat blijkt uit de volgende uitlatingen van Maxime Verhagen: ‘(...) ten eerste bevorderen we onze eigen belangen – en dat lees ik vooral als: onze welvaart en onze veiligheid; en, ten tweede, bevorderen we internationale rechtsorde. Die twee doelstellingen zijn complementair.’ M. Verhagen, ‘Veranderende wereld, vaste waarden: Nederlands buitenlands beleid in de 21e eeuw,’ Internationale Spectator jrg. 62 nr. 10 (oktober 2008) 509. 45 D. Hellema, Nederland in de wereld: de buitenlandse politiek van Nederland (Houten 2010). J. Voorhoeve, Peace, Profits and Principles: A study of Dutch foreign policy (Den Haag 1979) 42-54. Wat opvalt als meer recente prioriteiten in het Nederlands buitenlands beleid worden geanalyseerd, is dat deze in beginsel weinig afwijken van de constanten die Voorhoeve vaststelde. In 2011 bijvoorbeeld waren de drie pijlers onder het buitenlands beleid vrijheid, veiligheid en welvaart. http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/09/20/buitenlands-beleid-voor-nederlanders-en-nederlandse-belangen-in-de-wereld.html (zondag 9 november 2014). 46 J. Wolters, ‘Achtergronden en algemene tendenties van het buitenlands beleid van Nederland en België in het midden van de 19e eeuw,’ Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap Deel 76 (Groningen 1962) 43-50. 47 B. Tromp, ‘Een nieuwe zelfstandigheidspolitiek’ in: A. van Staden, P. van Ham, C. Homan, e.a., De herontdekking van de wereld. Nederlands buitenlands beleid in revisie (Den Haag 2004) 57-71.

Page 13: Een politieke jojo?

13

breuk in het buitenlands beleid. In plaats daarvan bleef Nederland achter het land aanlopen dat het

verloop van de oorlog had bepaald: de Verenigde Staten.48

De Marshallhulp van de VS was bepalend voor de koerswijziging van het buitenlands en met

name het veiligheidsbeleid vanaf eind jaren veertig.49 De afhankelijkheid van Washington werd

versterkt door de dreiging van het communisme. Nederland was in 1945 lid geworden van de

Verenigde Naties (VN), maar trad in 1949 eveneens toe tot de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

(NAVO). Het lidmaatschap van het Atlantisch Bondgenootschap onder leiding van de VS geldt

sindsdien als hoeksteen van het Nederlands veiligheidsbeleid. 50 Verderop zal blijken dat de

Atlantische oriëntatie van de luchtmacht nog altijd haar materieelvoorkeur bepaalt.51 De jaren zestig

gelden als hoogtepunt van het Nederlands Atlantisme. 52 In de historiografie worden diverse

argumenten aangevoerd die deze bewering rechtvaardigen. Van Staden betoogt dat de eenheid in

NAVO-verband centraal stond in de buitenlandse politiek.53 Leurdijk gaat een stap verder en betoogt

dat Nederland vertrouwde op de nucleaire veiligheidsgaranties van Washington aan West-Europa.54

Nucleair (wapen-)beleid keert later terug in het JSF-besluitvormingsproces, als heikel punt voor de

PvdA.

De vraag is echter hoe deze ontwikkelingen passen in de geschiedenis van de PvdA en haar

opvattingen over buitenlands beleid. De voorganger van de PvdA, de SDAP, was al een internationale

beweging. Een daadwerkelijk buitenlands programma was echter nagenoeg afwezig.55 Op het terrein

van de buitenlandse politiek was het belangrijkste onderwerp het internationale karakter van de

arbeidersstrijd.56 In 1946 werd de PvdA opgericht en al snel ontstond discussie over de Nederlandse

toetreding tot de NAVO. Veel sociaaldemocraten vonden de samenwerking te ver gaan.57 In het eerste

beginselprogramma uit 1947 legt de partij uit welke rol zij de staat toebedeelt en hoe de staat zich

internationaal moet opstellen.58 De aversie tegenover de door de VS gedomineerde NAVO, die bij veel

48 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 2. 49 Hellema, Nederland in de wereld, 140-141. 50 D. Hellema, ‘De historische betekenis van de Nederlandse toetreding tot de NAVO,’ Atlantisch Perspectief jrg. 23 nr. 2 (1999). 51 Klep, Dossier-JSF, 13. 52 Met de term Atlantisme wordt gedoeld op de uitstekende relatie en verregaande samenwerking tussen Nederland en VS. 53 Hellema, Nederland in de wereld, 218. 54 J. Leurdijk, ‘De Amerikaanse nucleaire garantie als factor in het Nederlands veiligheidsbeleid,’ Internationale Spectator jrg. 28 nr. 5 (1974) 290-300. Deze zienswijzen worden ondersteund door Hellema, die ook van mening is dat de nucleaire garanties een essentieel onderdeel van de buitenlandse politiek vormden. Hellema, Nederland in de wereld, 218. 55 Volgens Tromp was een internationaal programma in de eerste plaats afwezig vanwege het onvermogen het internationalisme te verbinden aan het handelen van staten en ten tweede omdat men volledig gericht was op de ‘sociale kwestie.’ 56 F. Zuijdam, ‘Vrede, veiligheid en beginselen,’ S&D 10/11 (oktober 2004) 70-71. 57 F. Rovers, Voor recht en vrijheid. De Partij van de Arbeid en de Koude Oorlog 1946-1958 (Amsterdam 1994). 58 Zo geeft de PvdA in het beginselprogramma aan tegen een eenpartijstelsel te zijn en dat iedere staat bereid moet zijn een deel van zijn soevereiniteit over te dragen aan een hogere autoriteit. Daarnaast moest een internationale macht recht en gezag handhaven. Beginselprogramma PvdA 1947, 5-6.

Page 14: Een politieke jojo?

14

sociaaldemocraten ingang vond, werd niet gedeeld in de hogere partijkringen.59 De conclusie die voor

deze periode gerechtvaardigd is, is dat de PvdA-partijtop de NAVO beschouwde als beste middel

tegen de Sovjetunie. De PvdA-achterban bleef op de ideologische lijn en keurde de verregaande

militaire samenwerking af.60 De invloed van de achterban was dan ook gering.61

In het volgende beginselprogramma uit 1959 noemde de PvdA de NAVO niet expliciet, maar

stelde zij de VN en Europa centraal in het internationale streven naar vrijheid, gelijkheid en

democratie.62 Hieruit kan worden geconcludeerd dat de PvdA niet slaafs achter de VS wenste aan te

lopen en de VN en samenwerking in Europa al vroeg als alternatief presenteerde. 63 Volgens

Voorhoeve prevaleerden echter de veiligheidsbelangen en daarmee de dominante rol van de VS in het

buitenlands beleid.64

Den Uyl als breekpunt met de Atlantische traditie?

Vanaf 1966 leidde de opkomst van de stroming Nieuw Links binnen de PvdA tot een ingrijpende

discussie over buitenlands beleid, waarin erkenning van de DDR en een voorwaardelijk NAVO-

lidmaatschap centraal stonden.65 Wat opvalt is dat de interne discussie binnen de PvdA groeide en met

name de achterban een tegengeluid liet horen. Dat de opvattingen van Nieuw Links hun weg niet

vonden naar partijstandpunten, kwam doordat partijprominenten als Max van der Stoel weinig

59 Al in 1947 had de buitenlandwoordvoerder van de PvdA-Tweede Kamerfractie, Jacques de Kadt, juist gepleit voor samenwerking tussen de VS en West-Europa tegen de Sovjetunie.

P. Fentrop, ‘Jacques de Kadt - De man die altijd gelijk kreeg,’ Trouw (5 juni 2004). 60 A. Mellink, ‘Koude Oorlogspolitiek,’ in: K. van Leeuwen, M. Molema en I. Raaijmakers (red.), De rode canon: een geschiedenis van de Nederlandse sociaaldemocratie in 32 verhalen (Amsterdam 2010) 32-43. 61 Dat de buitenlandse politiek toch een belangrijk onderwerp voor de PvdA was, bleek bijvoorbeeld tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië. De partij worstelde met deze kwestie en kreeg te maken met veel interne oppositie, een belangrijk partijkenmerk dat in de loop der jaren meerdere besluitvormingsprocessen zou bemoeilijken. http://www.parlement.com/id/vhm0l02igvut/soevereiniteitsoverdracht_aan_indonesie (zaterdag 6 september 2014). 62 Beginselprogramma PvdA 1959, 14-16. 63 In tegenstelling tot de buitenlandse koers die de PvdA voorstond, waren de uitgangspunten van het Nederlands buitenlands beleid in de jaren zestig, onder leiding van KVP-minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns, in veiligheidsopzicht gericht op Washington. Dit wilde volgens Hellema en Witte niet zeggen dat Nederland blind achter de VS aanliep. Den Haag had bijvoorbeeld kritisch gestaan tegenover de perikelen in Cuba begin jaren zestig. D. Hellema en T. Witte, Onmachtig om te helpen: Nederlandse reacties op de socialistische dreiging (Amsterdam 1995). 64 Voorhoeve, Peace, Profits and Principles, 146. 65 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 13. In de tweede helft van de jaren zestig had de Nederlandse regering de DDR officieel (nog) niet erkend. Vanuit ideologisch perspectief werd de DDR in linkse kringen beschouwd als socialistische heilstaat. Dat de DDR door en in Nederland vooral als verlengstuk van de Sovjetunie werd gezien, maakte de standpunten van Nieuw Links bijzonder radicaal. Hoewel op het PvdA-partijcongres in 1969 de onvoorwaardelijke erkenning van de DDR tot partijstandpunt werd verheven, haalde een Kamermotie van de PSP het dat jaar niet. Dat Nederland de DDR uiteindelijk pas in 1972 zou erkennen, toont aan hoe radicaal het PvdA-standpunt was en ook hoe weinig invloed de partij in deze periode op het buitenlandbeleid had. F. Boterman, ‘Nederland en de erkenning van de DDR; blind voor de werkelijkheid,’ (vrijdag 26 juni 1998). http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/nederland-en-de-erkenning-van-de-ddr-blind-voor-de-werkelijkheid (maandag 10 november 2014). Het voorwaardelijke NAVO-lidmaatschap was een ander heikel punt binnen de PvdA. De sociaaldemocraten stelden daarmee enkele eisen aan het Nederlandse NAVO-lidmaatschap, zoals een einde aan de stationering van kernwapens in Nederland, een door de VS en de Sovjetunie gegarandeerd veiligheidssysteem voor Europa en een toezegging van de NAVO niet als eerste kernwapens in te zetten. F. Zuijdam, ‘Vrede, veiligheid en beginselen,’ S&D 10/11 (2004) 73.

Page 15: Een politieke jojo?

15

ophadden met de ‘radicale’ standpunten. Van der Stoel kreeg daardoor binnen Nieuw Links de

bijnaam ‘schoothond van Amerika.’66

In de aanloop naar de verkiezingen van 1972 belandden Nieuw Links-standpunten in het

verkiezingsprogramma Keerpunt ’72.67 Zo werd er gepleit voor een einde aan de kernwapens op

Nederlandse bodem en werden er vraagtekens geplaatst bij de bovengemiddelde Nederlandse NAVO-

inspanningen.68 In 1973 werd Van der Stoel minister van Buitenlandse Zaken in het nieuwe kabinet

Den Uyl.69 Een andere conservatieve PvdA’er, Henk Vredeling, werd minister van Defensie. In lijn

met de benoemingen van beide bewindspersonen, maar in strijd met Keerpunt ’72, was het buitenlands

beleid van Den Uyl gematigd.70 De conclusie naar aanleiding van deze episode is dat de aan

populariteit winnende ‘radicale’ opvattingen langzaam in het verkiezingsprogramma slopen.

In de historiografie is er consensus over het feit dat de periode Den Uyl (1973-1977) geen

koerswijziging van het buitenlands beleid betekende.71 De continuïteit was een gevolg van het feit dat

kritische geluiden over de NAVO en vredespolitiek door de PvdA-partijtop werden genegeerd.72 Een

belangrijk PvdA-kenmerk in deze periode was het stellen van eisen zoals erkenning van de DDR en

het voorwaardelijk NAVO-lidmaatschap, een karaktertrek die later ook in het JSF-

besluitvormingsproces zichtbaar zou zijn.73 Geconcludeerd kan worden dat het buitenlands beleid

onder Den Uyl op een aantal punten afweek van voorgaande kabinetten, maar niet de breuk met het

verleden vormde zoals aanvankelijk werd verwacht. De NAVO en de VS bleven de hoeksteen van het

veiligheidsbeleid.74

66 Van der Stoel ergerde zich aan een aantal standpunten van Nieuw Links, zoals de wens de DDR onvoorwaardelijk te erkennen of om uit de NAVO te stappen als ondemocratische landen als Spanje en Griekenland daar lid van konden worden. A. Bleich, ‘Activist in de diplomatie: Max van der Stoel (1924 –2011),’ S&D 5/6 (2011) 8. 67 Keerpunt ’72 was het gezamenlijke verkiezingsprogramma van PvdA, D66 en PPR voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1972. 68 Hellema, Nederland in de wereld, 270-271. 69 Veel PvdA’ers, vooral zij die behoorden tot Nieuw Links, vonden Van der Stoel niet links genoeg. Den Uyl had echter een hoge pet op van Van der Stoel. Zijn benoeming was dan ook een persoonlijke beslissing/geste van Den Uyl. P. van der Ploeg, ‘Oud-minister Max van der Stoel overleden,’ NRC (23 april 2011). 70 Tot de komst van het kabinet Den Uyl was een constante stijging van de defensie-uitgaven zichtbaar. Den Uyl maakte een einde aan deze stijging waardoor de uitgaven aan defensie afvlakten, maar niet daalden. Andere belangrijke beleidspunten waren de terughoudende omgang met en meer gereserveerde houding tegenover kernwapens in zowel nationaal als Europees verband. Hellema, Nederland in de wereld, 270-271. 71 Hellema e.a., Bezinning op het buitenland, 42. Deze conclusie van Hellema e.a. wordt onderschreven door Zuijdam en Van der Stoel zelf, die beide menen dat de NAVO en de VS in de jaren zeventig nog altijd centraal stonden in het buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid. M. van der Stoel, ‘Verantwoord veiligheidsbeleid,’ Internationale Spectator jrg. 29 nr. 3 (1975) 163. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 355. 72 Hellema, Nederland in de wereld, 283. 73 In de praktijk bleek dat de soep veelal niet zo heet gegeten werd, waardoor de eisen vaak bij holle retoriek bleven. De behoudende koers van Van der Stoel had echter niet geleid tot een matiging van de partijstandpunten. In 1977 publiceerde de PvdA haar nieuwe beginselprogramma waarin veel krachtiger dan eerder stelling werd genomen tegen de dominantie van de VS. Zo werd er gepleit voor ontbinding van de NAVO en voor vergaande Europese samenwerking. Beginselprogramma PvdA 1977, 28. 74 Alfred Pijpers omschreef de Nederlandse positie tegenover de VS als die van een ‘kritische bondgenoot.’ Van der Wijngaart, Bondgenootschap onder spanning, 14.

Page 16: Een politieke jojo?

16

Een belangrijke overbruggingsfase

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig waren een aantal belangrijke internationale ontwikkelingen

van invloed op het Nederlands buitenlands beleid. De belangrijkste was een verslechtering van de

relatie tussen Washington en Moskou. Die ontwikkeling leidde ertoe dat de centrumrechtse kabinetten

onder leiding van de CDA’ers Dries van Agt en Ruud Lubbers probeerden de Nederlandse reputatie

binnen de NAVO op te krikken.75 Begin jaren tachtig startte er binnen de NAVO een discussie over de

modernisering van nucleaire kruisrakketen in West-Europa, als reactie op de plaatsing van

kruisrakketen aan Sovjetzijde.76 De PvdA en een groot deel van de Nederlandse bevolking zaten niet te

wachten op deze modernisering.77

Na de val van de Berlijnse Muur zag het kabinet Lubbers III, met daarin de PvdA, kansen voor

Nederland in de nieuwe wereld.78 Dat Nederland nog altijd aan Amerikaanse zijde stond bleek uit de

steun aan de inval in Koeweit in 1990. Belangrijk voor de PvdA was de steun van de achterban voor

het kabinetsbesluit.79 Hier is een duidelijke trendbreuk zichtbaar met de voorgaande decennia, waarin

de mening van de achterban dikwijls ondergeschikt werd geacht aan die van de Kamerfracties en

bewindspersonen.

Begin jaren negentig ontwikkelde de Europese integratie zich verder, vooral op economisch

terrein, waarmee invulling werd gegeven aan een belangrijke pijler van de buitenlandvisie van de

PvdA. Met de val van het communisme viel echter ook de belangrijkste pijler onder het Atlantisch

bondgenootschap weg. De NAVO bleef bestaan en zag zijn toegevoegde waarde in Midden- en Oost-

Europa, waar etnische, sociaaleconomische en politieke problemen waren ontstaan nadat het

communistisch gezag was weggevallen.80 Deze ontwikkeling legitimeerde, ook voor de PvdA, een

toenemend vertrouwen in en een grotere rol voor de VN.

75 Een middel dat werd gebruikt om de Nederlandse positie binnen de NAVO op te krikken was bijvoorbeeld het verhogen van de Defensiebegroting, waartoe Den Agt eind jaren zeventig direct had besloten. Hellema, Nederland in de wereld, 306. 76 Ibidem, 330-350. 77 http://www.npogeschiedenis.nl/andere-tijden/afleveringen/2001-2002/De-vredesdemonstratie-van-1981.html (zaterdag 15 november 2014). 78 In het verkiezingsprogramma van 1989 omarmde de PvdA de ontwikkelingen in Midden- en Oost-Europa en pleitte zij voor meer aandacht voor mensenrechten. Daarnaast was wapenbeheersing nog altijd prominent onderdeel van PvdA-beleidsvoorstellen. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1989, De toekomst is van iedereen, 38-44. 79 Het kabinetsbesluit om wel fregatten, maar geen grondtroepen te sturen werd door het PvdA-bestuur geaccepteerd. Hoewel het PvdA-verzet in de Tweede Kamer beperkt bleef tot oud-minister van Defensie Bram Stemerdink en de leden Verspaget en De Visser, stemden in de Eerste Kamer 12 van de 26 PvdA-fractieleden tegen. Omdat op het PvdA-partijcongres slechts een dertigtal van de aanwezige duizend leden tegen de motie van instemming stemde, ging de partij alsnog akkoord met steun aan de oorlog. P. Lucardie, M. Nieboer en I. Noomen, 'Kroniek 1991. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1991' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1991 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1991) 43-50. 80 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Aan het buitenland gehecht: over verankering en strategie van Nederlands buitenlandbeleid (Amsterdam 2010) 40.

Page 17: Een politieke jojo?

17

Van Kok tot Rutte: een einde aan het traditionele buitenlandbeleid?

In 1994 trad het eerste kabinet Kok aan, bestaande uit PvdA, VVD en D66. 81 De Europees

georiënteerde minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo (D66) leek de juiste man op de juiste

plaats, nadat de toekomst van de NAVO en de Amerikaanse bemoeienis in Europa ter discussie

stonden.82 Het kabinetsbeleid was een goede weerspiegeling van het PvdA-buitenlandprogramma, dat

voor meer Europese samenwerking pleitte.83 Europa kwam steeds prominenter op de buitenlandse

agenda van de PvdA te staan. Deze keuze zou later een belangrijk PvdA-argument worden om een

Europese straaljager te bepleiten.84

In de eerste helft van de jaren negentig sloot Nederland zich aan bij meerdere vredesoperaties

onder VN-vlag en was de humanitaire taak een belangrijk onderdeel geworden van het buitenlands en

defensiebeleid.85 Dit waren belangrijke buitenlandprioriteiten in het PvdA-verkiezingsprogramma van

1994.86 De keerzijde van deze VN-vredesmissies toonde zich in het Srebrenica-drama in juli 1995, dat

grote gevolgen had voor het Nederlands veiligheidsbeleid en de inzet van militairen.87 Een belangrijke

les uit Srebrenica was dat Nederland bij toekomstige missies niet afhankelijk zou moeten zijn van

buitenlandse luchtsteun.88 Voor de PvdA werden eigen luchtmiddelen in de loop der tijd een

belangrijke eis aan missies.89 De voorkeur voor eigen luchtmiddelen komt later terug bij de JSF-

aanschaf, omdat de luchtmacht onontbeerlijk was voor vredemissies waaraan de PvdA veel waarde

hechtte. 90 Volgens Clingendael-onderzoeker Marcel de Haas was na Srebrenica bovendien ‘het

81 Dit kabinet vormde een breuk met de decennia ervoor, omdat voor het eerst sinds lange tijd geen Christelijke partij deel uitmaakte van het kabinet. Hans van Mierlo (D66) en Joris Voorhoeve (VVD) werden respectievelijk minister van Buitenlandse Zaken en Defensie. R. Andeweg, ‘De formatie van de Paarse coalitie: democratisch en politicologisch gehalte van een kabinetsformatie,’ in: Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse politieke partijen 1994, 149-170. 82 Halverwege 1995 concludeerde de WRR dat de pijlers onder het Atlantisme waren weggevallen en dat de Nederlandse toekomst in Europa lag. Dit vereiste een meer open blik richting de Europese grootmachten Frankrijk en Duitsland. Het WRR-advies werd meegenomen in Van Mierlo’s nota De herijking van het buitenlands beleid, waarin hij pleitte voor een grotere betrokkenheid bij Europa. WRR, Stabiliteit en veiligheid in Europa; het veranderende krachtenveld voor het buitenlands beleid (Den Haag 1995) 9-11. Hellema, Nederland in de wereld, 360. 83 Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1994, Wat mensen bindt, 41-43. 84 http://www.deondernemer.nl/binnenland/614455/PvdA-wil-opheldering-JSF.html (maandag 10 november 2014). 85 Desalniettemin moest Defensie bezuinigen, werd de personele omvang drastisch teruggeschroefd en werd de dienstplicht afgeschaft. De politieke ambities op humanitair vlak waren in strijd met deze bezuinigingen. Hellema, Nederland in de wereld, 364-365. 86 Deze vergrote aandacht voor humanitaire interventies onder VN-vlag vereiste een volkenrechtelijk mandaat en stond daarmee lijnrecht tegenover unilateraal optreden, zoals de VS dat in het verleden meerdere malen had gedaan. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1994, Wat mensen bindt, 4, 51. 87 M. de Haas, ‘Van Srebrenica tot Uruzgan: stilstaan bij inzet krijgsmacht,’ Reformatorisch Dagblad (4 mei 2007). 88 Een belangrijke oorzaak voor de val van de enclave Srebrenica was het feit dat Dutchbat, ondanks herhaaldelijke verzoeken om luchtsteun bij de VN-commandant, die steun uiteindelijk niet kreeg. Bron: persoonlijk interview met oud-Kamerlid (D66) en voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie Srebrenica Bert Bakker. 89 Nederlandse VN-troepen kregen in 2001 in het grensgebied tussen Ethiopië en Eritrea vier gevechtshelikopters mee, alleen omdat de PvdA dat wilde na het Srebrenica-trauma. Toenmalig chef defensiestaf Luuk Kroon zei daarover tegen PvdA-Kamerlid Bert Koenders het volgende: ‘Ik heb ze niet nodig, maar als u ze wilt sturen, dan kan dat wat mij betreft.’ C. van der Laan, ‘Steun Afghanistan-missie nog nooit zo fragiel geweest,’ Trouw (24 januari 2011). 90 W. Boom, ‘PvdA met weinig liefde achter JSF,’ NOS (6 september 2013). In 2013 stelden Rob Wolvers en Ko Kroesen, beide lid van de netwerkgroep Defensie van de PvdA, dat uitgezonden Nederlandse militairen ook in de lucht beschermd moesten worden met eigen materieel. https://hollandskroon.pvda.nl/2013/07/16/reacties-op-ons-nee-tegen-de-jsf/ (zaterdag 15 november 2014).

Page 18: Een politieke jojo?

18

politieke denken over militaire inzet verschoven van hoofdzakelijk vredeshandhavende missies naar

missies zelfs tot in de hoogste niveaus van het geweldsspectrum.’91 Deze hoge ambitie zou in 2013 de

keuze voor de JSF rechtvaardigen.92 Srebrenica had ook gevolgen voor het denken over internationale

veiligheid en de VN bij de PvdA. In het verkiezingsprogramma voor 1998 had zij meer aandacht voor

de door de Amerikanen geleide NAVO die de VN-taak van internationale politieman kon

overnemen.93

De volgende belangrijke buitenlandpolitieke cesuur waren de aanslagen van 9/11. Nederland

bleek nog altijd een trouwe bondgenoot en schaarde zich achter de VS in de ‘war on terror’ en

verleende militaire en politieke steun aan respectievelijk de oorlogen in Afghanistan en Irak. Deze

beslissingen leidden tot controversie binnen de PvdA, zoals in het volgende hoofdstuk zal blijken.94 De

PvdA zette vanaf 2002 in op het bijdragen aan internationale vredesoperaties en de strijd tegen het

terrorisme en pleitte daarnaast voor meer aandacht voor ontwikkelingssamenwerking en EU-

uitbreiding.95

In het PvdA-beginselprogramma van 2005 lag de nadruk dan ook op verdere Europese

integratie en internationale militaire samenwerking.96 Deze beleidslijn wordt vandaag de dag nog

steeds gevolgd. Sindsdien werden de internationale verhoudingen verder op scherp gezet. Terrorisme

in het Midden-Oosten, de door de Amerikanen geleide oorlogen in Afghanistan en Irak en

geopolitieke kwesties in Oost-Europa, gecombineerd met economische zware tijden, kenmerkten de

buitenlandse prioriteiten van de kabinetten Balkenende.

Toen in 2012 Rutte II aantrad, bestaande uit VVD en PvdA, was de PvdA-hand duidelijk

zichtbaar in het buitenlandbeleid. Met PvdA’ers Timmermans en Ploumen op respectievelijk

Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking nam de aandacht voor mensenrechten en eerlijke

handel toe. 97 De finale fase van het JSF-besluitvormingsproces vond plaats tegen de

buitenlandpolitieke achtergrond van een groeiend Europa, met veel invloed op de nationale

aangelegenheden van individuele lidstaten. Dit Europa bevindt zich in een snel veranderende wereld,

91 Haas, ‘Van Srebrenica tot Uruzgan.’ 92 Voor het uitvoeren van de taken waarvoor de Nederlandse luchtmacht zich gesteld zag, was de JSF volgens Clingendael niet noodzakelijk. Een ander gevechtstoestel, van een generatie lager, zou die taken prima kunnen uitvoeren. K. Colijn, C. Homan, J. Rood e.a., Clingendael’s visie op de krijgsmacht van de toekomst (Den Haag 2013) 27. 93 In het denken over buitenlands beleid en internationaal optreden bij de PvdA speelde het vertrouwen in de VN een belangrijke rol. Mislukte VN-operaties in Somalië en Srebrenica in de jaren negentig hadden dit vertrouwen echter ernstig geschaad. Gevolg van deze falende VN-operaties was dat de NAVO de taak van de VN overnam en het militaire bondgenootschap, met de grote invloed van de VS, een belangrijkere rol innam. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1998, Een wereld te winnen, 66-67. 94 P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 2001. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2001' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2001 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2003) 61-73. A. van Hattem, ‘Selectief geheugenverlies bij PvdA over steun Irak-oorlog,’ Stichting het Vrije Woord (zaterdag 6 september 2014). 95 Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2002, Samen voor de toekomst, 64-70. 96 Beginselmanifest PvdA 2005, 4-6. 97 J. Rood, ‘Het buitenland onder Rutte: terug naar het verleden?,’ Internationale Spectator jrg. 66 nr. 9 (september 2012) 407-410. Regeerakkoord VVD-PvdA 2012, Bruggen Slaan, 14-15.

Page 19: Een politieke jojo?

19

waarin niet-statelijke actoren een steeds belangrijkere rol spelen, geopolitieke en militaire kwesties

aan de orde van de dag zijn en grote ambities op defensiegebied gepaard gaan met slinkende budgeten.

Besluit

Tot en met de jaren zestig voerde de Nederlandse regering een pro-Amerikaans, op de NAVO gericht,

buitenlandbeleid. Een groot deel van de PvdA-achterban had aanvankelijk ideologische aversie tegen

de dominante rol van de VS. De partijtop was realistischer en erkende het belang van Washington. De

invloed van de achterban was lange tijd beperkt. Vanaf eind jaren vijftig namen Europa en de VN een

belangrijkere rol binnen de PvdA in, onder andere in de beginselprogramma’s. Die koers week af van

de Atlantische oriëntatie van de regering. Nieuwe interne stromingen leidden vanaf de tweede helft

van de jaren zestig tot een groeiende discussie over het buitenlandbeleid. Het partijbeleid bleef dankzij

behoudende bewindspersonen echter gematigd en in lijn met het Atlantische regeringsbeleid. Wel

kwam er langzaam meer ruimte voor anti-NAVO- en anti-Amerika-geluiden.

Toen Nederland in de jaren tachtig verder richting de VS en de NAVO opschoof, was de

PvdA daar, vooral vanwege de groei van de (nucleaire) wapenwedloop, niet voor. In de jaren negentig

verschoven de Nederlandse belangen. De dreiging van de Koude Oorlog was weg en Europa kwam

op. De PvdA sloot daarbij aan en kende een grotere rol toe aan de VN en Europa. De vredesmissies in

de jaren negentig pasten goed in zowel het buitenlands beleid van de regering als de PvdA. Vanaf het

nieuwe millennium werd de band met de VS weer aangehaald door de aanslagen van 9/11. De daarop

volgende oorlogen onder Amerikaanse leiding verdeelden de PvdA, bij wie Europa en de VN centraal

stonden. Op basis van de in dit hoofdstuk geschetste ontwikkelingen kan worden geconcludeerd dat de

PvdA het belang van de VS op veiligheidsgebied altijd heeft onderschreven, maar in haar

buitenlandkoers toenemende aandacht voor Europa had en met een kritischer blik naar de VS keek.

De belangrijkste constateringen met oog op het JSF-besluitvormingsproces zijn dat het belang

van de VS en de NAVO in de officiële PvdA-partijlijn eigenlijk nooit ter discussie heeft gestaan. Dat

zij tegelijkertijd toenemende aandacht wilde voor Europa en de VN verklaart mogelijk de latere

worsteling met de keuze tussen een Amerikaans en Europees gevechtstoestel. Een ander belangrijk

punt is de historische aversie jegens nucleaire bewapening, die ook bij de JSF een belangrijke rol zou

spelen. Ten slotte hecht de PvdA aan eigen luchtmiddelen en vredesmissies onder VN-vlag.

De buitenlandse koers van de PvdA convergeerde in de loop der jaren steeds verder met het

regeringsbeleid. Het belang van de VS en de NAVO werd in de officiële PvdA-beleidslijn altijd

erkend, maar heeft wel vaak ter discussie gestaan, vooral in relatie tot (nucleaire) bewapening en

kwesties van vrede en veiligheid. Het belang van de VS lijkt de afgelopen jaren tanende in de

buitenlandkoers van de PvdA, terwijl de NAVO nog altijd als hoeksteen van het veiligheidsbeleid

wordt gezien.

Page 20: Een politieke jojo?

20

1.2 De PvdA en de historische band met defensie

In hoeverre is er binnen de PvdA historisch gezien sprake van serieuze discussie over belangrijke

defensiekwesties als bondgenootschappelijke verplichtingen (NAVO), materieelaanschaf (F-16) en

militaire uitzendingen en welke conclusies kunnen hieruit worden getrokken omtrent de invloed van de

verschillende partijlagen op defensiebesluiten?

- In hoeverre zijn er constanten zichtbaar in de opstelling van de drie partijlagen ten aanzien van

defensie-aangelegenheden?

- Welke defensie-onderwerpen leidden historisch gezien binnen de PvdA tot de meeste discussie?

- Hoe verhoudt de opstelling van de PvdA ten aanzien van deze kwesties zich tot de ideologische en

programmatische opstelling van de partij?

- In hoeverre zijn er historisch gezien constanten zichtbaar in het PvdA-optreden bij defensiekwesties?

Van SDAP naar PvdA: ideologische heroriëntatie

De PvdA werd op 9 februari 1946 opgericht als voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-

Democratische Arbeidspartij (SDAP), de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-

Democratische Unie (CDU).98 Op pacifistisch ideologische gronden stemden de sociaaldemocraten tot

het begin van de Eerste Wereldoorlog standaard tegen de defensiebegroting. Oorlogsdreiging deed hen

echter beseffen dat defensie een noodzakelijk kwaad was. Dit is het eerste duidelijke voorbeeld van

hoe de realiteit de sociaaldemocraten dwong hun ideologische aversie tegenover defensie los te laten.

Na de oorlog veranderde de houding van de SDAP wederom in een antimilitaristische.99

In 1937 kwam er een omslagpunt toen, dankzij het reëler wordende gevaar uit Duitsland, bij

veel sociaaldemocraten het besef kwam dat landsverdediging belangrijk was. 100 De Tweede

Wereldoorlog was de definitieve wake up-call. Een meer realistische visie op defensie, waartoe reële

dreigingen de sociaaldemocraten hadden gedwongen, was een belangrijk punt waarop de PvdA

definitief brak met haar voorloper de SDAP.101

98 H. Noordegraaf, ‘Doorbraak toen en nu: zestig jaar Partij van de Arbeid,’ S&D jrg. 63 1/2 (2006) 1. http://www.parlement.com/id/vh8lnhrpfxu8/sociaal_democratische_arbeiderspartij (dinsdag 1 april 2014). Het militarisme werd door de SDAP beschouwd als typisch onderdeel van een kapitalistische maatschappij. T. van der Waerden, De schuld van het kapitalisme aan de oorlog (Amsterdam 1914). 99 De defensie-opvattingen van de SDAP worden door Zuijdam omschreven als utopisch. Socialisme en antimilitarisme waren volgens hem gelijkgeschakeld. Oorlog en defensie waren met name nadelig voor arbeiders, zo redeneerde de SDAP, omdat zij moesten vechten en werken in de oorlogsindustrie. De SDAP riep arbeiders en wetenschappers bijvoorbeeld op niet langer in de wapenindustrie te werken en wetenschappelijke kennis niet in te zetten voor oorlogsdoeleinden. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 7. 100 P. Knegtmans, Socialisme en democratie: De SDAP tussen klasse en natie, 1929-1939 (Amsterdam 1989) 204. 101 De PvdA zag Europa in eerste instantie als brug tussen de VS en de Sovjetunie, maar deze perceptie werd al in 1947 losgelaten ten faveure van de VS. Vooral de Marshallhulp en het verzet van Moskou daartegen, in combinatie met de expansiedrift van de Sovjetunie, pleitte volgens de PvdA in Amerikaans voordeel. De oorlog had eveneens aangetoond dat de (Europese) grote mogendheden niet in staat waren kleine landen als Nederland te beschermen. F. Rovers, Voor recht en vrijheid. De Partij van de Arbeid en de Koude Oorlog, 1946-1958 (Amsterdam 1994) 41.

Page 21: Een politieke jojo?

21

De NAVO-discussie binnen de PvdA

De Nederlandse toetreding tot de NAVO kon eind jaren veertig op steun van de PvdA-top rekenen.102

Behalve eerder genoemde redenen, waren voor de PvdA-top ook de internationale politieke realiteit en

het feit dat in het kapitalistische Amerika ook ‘sociale’ experimenten succes hadden, belangrijke

redenen de NAVO te accepteren.103 Hoewel het belang van de NAVO in de officiële beleidslijn werd

onderschreven, waren er interne stromingen die het NAVO-lidmaatschap afkeurden.104 Partijleden met

een afwijkende mening kregen geen platform en het nut en de noodzaak van de NAVO werden niet

bediscussieerd. Deze ontwikkelingen rechtvaardigen de conclusie dat er geen tegenstelling was tussen

ideologie en praktijk, maar dat die tegenstelling werd gecreëerd door een kritisch deel van de

achterban, dat nauwelijks invloed had op de partijkoers. Behalve het NAVO-lidmaatschap aanvaardde

de PvdA in 1953 ook de Europese Defensiegemeenschap, waarmee werd aangetoond dat

samenwerking op defensie- en veiligheidsgebied in Europa noodzakelijk werd geacht. 105 Een

gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid zou later een belangrijk PvdA-argument

vormen om voor een Europees gevechtstoestel te pleiten.

Eind jaren vijftig verzocht de NAVO haar lidstaten kernwapens tegen de Sovjetunie te

plaatsen, als gevolg van toenemende dreiging. De regering van PvdA’er Drees stemde in, in de hoop

dat dit zou leiden tot lagere defensie-uitgaven. De PvdA-fractie ging akkoord, menende dat Nederland

als NAVO-lid volwaardig moest bijdragen.106 Dit zijn twee belangrijke conclusies met oog op het JSF-

besluitvormingsproces.107 In het beginselprogramma van 1959 pleitte de PvdA voor een bijdrage aan

de militaire verdediging van democratieën en NAVO-versterking.108 Het beginselprogramma was

bovendien een gevolg van de groeiende interne ‘atoomdiscussie.’109 Om deze discussie vorm te geven

102 In 1949 stelde toenmalig PvdA-fractievoorzitter Marinus van der Goes van Naters dat de NAVO misschien wel het laatste middel was om een Derde Wereldoorlog te voorkomen en de Westerse culturele waarden te beschermen. W. Visser, ‘De NAVO discussie binnen de Partij van de Arbeid 1949-1981,’ Intermediair (9 februari 1981). 103 Roosevelt’s New Deal en zijn antikoloniale beleid, gericht op zelfbeschikkingsrecht voor landen, konden op goedkeuring van de Nederlandse sociaaldemocraten rekenen. In de officiële partijlijn was dan ook weinig te merken van een ideologische aversie tegenover de door de Amerikanen gedomineerde NAVO. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 8-9. Het koloniale beleid was binnen de PvdA altijd een heikel punt geweest. Na de oorlog was de partij verdeeld in twee kampen. De linker en meer ideologische vleugel pleitte voor onafhankelijkheid voor Indonesië, terwijl de partij, die na de oorlog in de regering zat, toch haar goedkeuring gaf aan de politionele acties in Indonesië. Het gebruik van dit geweld kostte de PvdA meer dan 4000 leden. Hier bleek opnieuw dat het uiteindelijke beleid werd bepaald door de partijtop, die meende dat militair ingrijpen de enige oplossing was en regeringsdeelname de PvdA voor erger zou behoeden. A. Mreijen, ‘1951: Koloniale dilemma’s,’ in: K. van Leeuwen, M. Molema en I. Raaijmakers (red.), De rode canon. Een geschiedenis van de Nederlandse sociaaldemocratie in 32 verhalen (Den Haag 2010) 41. 104 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 8-9. 105 Ibidem, 10. Visser, ‘De NAVO discussie binnen de Partij van de Arbeid,’ 34. 106 Het is niet mogelijk conclusies te trekken over in hoeverre hier sprake was van realiteit boven ideologie, omdat op dit moment het eerste PvdA-beginselprogramma uit 1947 nog aan de orde was en daarin met geen woord werd gerept over kernbewapening. 107 In de eerste plaats was dat instemming met een besluit waarvan Drees wist dat het gevoelig lag bij zijn achterban, maar dat hij rechtvaardigde doordat de defensie-uitgaven vervolgens mogelijk omlaag gingen. De tweede conclusie is dat de PvdA-fractie instemde, omdat Nederland zich nou eenmaal had gecommitteerd aan NAVO-afspraken. Deze rechtvaardigingen zouden later ook in het JSF-besluitvormingsproces bij de PvdA terugkeren. 108 Beginselprogramma PvdA 1959, 15. 109 Hoewel het belang van de NAVO in de officiële partijlijn niet ter discussie stond, werd er vanuit de partij wel kritischer naar het bondgenootschap gekeken. Vooral het lidmaatschap van het ‘ondemocratische’ Spanje en Portugal werd met

Page 22: Een politieke jojo?

22

had het partijbestuur een commissie ingesteld. Dit was een trendbreuk omdat de partijtop daarmee

voor het eerst ruimte creëerde voor andere opvattingen.110 Binnen de PvdA was er consensus over de

noodzaak van ontwapening, maar de manier waarop dat moest gebeuren was onderwerp van discussie.

De atoompacifisten vonden eenzijdige ontwapening een aanvaardbaar risico. De meerderheid van de

partij, inclusief partijleiding, streefde een realistischere tweezijdige ontwapening na. 111 PvdA-

buitenlandwoordvoerder Ruygers riep zijn partijgenoten dan ook op een meer realistische visie na te

streven.112 Hieruit blijkt dat de partijtop problemen had met de onuitvoerbaarheid van de ideologisch

geïnspireerde standpunten van de atoompacifistische minderheid van de achterban.

Nieuw Links zette vanaf 1966 de pro-NAVO-koers van de PvdA onder druk.113 Zo wilde de

beweging uittreding uit de NAVO en onvoorwaardelijke erkenning van de DDR.114 De radicale

opvattingen waren niet nieuw, de manier waarop aan die opvattingen vorm gegeven werd wel.115 De

conclusie voor deze periode is dat mede als gevolg van internationale ontwikkelingen, zoals de

noodzaak tot het plaatsen van kernraketten en de opkomst van Nieuw Links, er meer weerstand vanuit

de achterban kwam tegen de pro-NAVO-koers van de partijtop.116

argusogen gevolgd. Verder wezen een aantal PvdA-Kamerleden, zoals oud-premier Willem Schermerhorn, op de koloniale strijd van Frankrijk in Algerije eind jaren vijftig. Een ander belangrijk punt dat aan terrein binnen de PvdA won was non-proliferatie en een verbod op kernproeven. N. Pas, ‘De Algerijnse crisis vanuit Nederlands perspectief,’ Internationale Spectator jrg. 62 nr. 11 (2008) 592. Tweede Kamer, zitting 1959-1960, Aanhangsel, deel I pag. 45. Kamervragen Jaap Burger aan premier De Quay over het aan de orde stellen van het vraagstuk Spanje in de NAVO. 110 Zuijdam betoogt dat de instelling van de commissie door het partijbestuur een effectieve manier was om de atoomdiscussie te kanaliseren. Door de instelling van de commissie liet het bestuur zien wel degelijk oog te hebben voor andersdenkenden binnen de partij, maar tegelijkertijd stond de commissie wel onder leiding van behoudende PvdA’ers als Ruygers en de internationaal partijsecretaris Max van der Stoel. De belangrijkste aanbeveling van de commissie was wederzijdse algehele ontwapening. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 52-60. 111 Hoe groot de groep atoompacifisten binnen de PvdA exact was wordt nergens in de historiografie duidelijk. Hetzelfde geldt voor de groep PvdA’ers die tweezijde ontwapening voorstond. Wel is bekend dat in de periode 1956-1959 slechts drie atoompacifisten zitting hadden in de PvdA-Kamerfractie, die totaal uit 34 Kamerleden bestond. Met een aandeel van minder dan 10% waren de atoompacifisten daarmee sterk in de minderheid. De drie atoompacifisten waren de leden Schurer, Franssen en Koopman. Voor een partij die zo snel mogelijk terug wenste te keren in de coalitie - de PvdA was sinds 1958 veroordeeld tot de oppositie - was een utopisch standpunt als eenzijdige ontwapening echter onwenselijk. http://www.parlement.com/id/vg09ll2f3au9/j_jo_koopman (zondag 16 november 2014). Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 89. 112 Congresrede Geert Ruygers ‘Alzijdige gecontroleerde ontwapening,’ Paraat jrg. 18 (1963) 10-12. 113 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 130-131. Tweede Kamer, zitting1965-1966, Begrotingscommissie voor Buitenlandse Zaken, 2e vergadering (2 december 1965). 114 H. van den Doel en H. Lammers (red.), Tien over rood. Uitdaging van Nieuw Links aan de PvdA (Amsterdam 1966). 115 Volgens Doeko Bosscher lag een generatieconflict grotendeels ten grondslag aan de opkomst van Nieuw Links. De oudere partijleden hadden andere lessen uit de oorlog getrokken dan de sympathisanten van Nieuw Links, voor wie de oorlog vooral een realiteitsles was. Bovendien was de manier van politiek voeren nieuw. Nieuw Links uitte zich feller en radicaler, bijvoorbeeld door middel van pamfletten, dan de PvdA gewend was. Daar kwam bij dat de internationale politieke situatie, met toenemende kritiek op de NAVO en de Vietnamoorlog, de nieuwe beweging een vruchtbare bodem bood. Volgens Zuijdam was een andere belangrijke verklaring voor het succes van Nieuw Links het feit dat de groepering belangrijke strategische posities binnen de partij verwierf. Zuijdam laat echter na deze posities nader in kaart te brengen. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 13-17. 116 De trend die bij de PvdA zichtbaar was, namelijk dat er vanuit de achterban - mede geïnspireerd door internationale ontwikkelingen zoals de Vietnamoorlog en de periode van ontspanning in de Koude Oorlog - weerstand kwam tegen de Atlantische partijkoers, was eveneens zichtbaar voor de regering De Jong. Minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns, een Atlanticus pur sang, kreeg het moeilijker in de Kamer, waar volgens J. Heldring ‘de geest van die jaren zich deed gelden.’ Door haar oppositierol was de invloed van de PvdA op het kabinetsbeleid echter relatief beperkt. http://retro.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Buitenlandsezaken/ministers.html (zondag 14 december 2014).

Page 23: Een politieke jojo?

23

Defensieprioriteiten in de jaren zeventig

Hoewel de PvdA eind jaren zestig vast wilde houden aan de bondgenootschappelijke verplichtingen,

wilde zij tevens bezuinigen op Defensie. Bovendien werden er vragen gesteld over de houdbaarheid

van drie krijgsmachtonderdelen. 117 Dat de PvdA een hoog ambitieniveau willen koppelen aan

bezuinigingen op Defensie is een belangrijke constatering die ook bij de JSF een rol zou spelen. In de

jaren zeventig vergrootte Nieuw Links de tegenstellingen tussen de PvdA-partijlagen en botste ze met

bewindspersonen. 118 In overeenstemming met de PvdA-beleidslijn pleite Vredeling in zijn

defensienota Om de veiligheid van het bestaan uit 1974 voor een bezuiniging van 600 miljoen gulden

op Defensie. Tegelijkertijd steeg het materieelaandeel op de begroting van 20% naar 30%. Deze

beleidskeuze stelde de luchtmacht in staat de Starfighter-gevechtstoestellen te vervangen.119

‘Congressen kopen geen vliegtuigen’

Om zijn bezuinigingen te realiseren stelde Vredeling Europese taakspecialisatie in NAVO-verband

voor. Volgens Menno Bos hoopte hij daarmee geld vrij te maken voor een goedkoper gevechtstoestel

ter vervanging van de Starfighter. Dat zou een Europees toestel moeten zijn, zodat tevens werd

geïnvesteerd in een Europese defensie-industrie.120 Deze conclusie over de voorkeur van Vredeling

wordt ondersteund door Van den Braak en is interessant omdat de PvdA op veiligheidsgebied nog

altijd het belang van de VS erkende en een Europees toestel daarmee in strijd leek.121

Buitenlandse Zaken vreesde dat Europese taakspecialisatie de relatie met Washington onder

druk zou zetten, waarmee bovenstaande conclusie wordt bevestigd.122 De PvdA-Kamerfractie was

kritisch op de kosten die met de vervanging waren gemoeid. De PvdA-defensiecommissie ging 117 In Keerpunt ’72 werd bijvoorbeeld gepleit voor het opheffen van het onderscheid tussen de drie krijgsmachtonderdelen. Over het afschaffen van een onderdeel in het bijzonder werden geen mededelingen gedaan. Van Praag, Strategie en illusie, 356. Verkiezingsprogramma PvdA, D66 en PPR Tweede Kamerverkiezingen 1972, Keerpunt ’72: regeerakkoord van de progressieve drie, 43. 118 De belangrijkste verklaring hiervoor, die wordt onderschreven door zowel Van der Stoel’s biograaf Anet Bleich als Kim van der Wijngaart, is dat Van der Stoel zich totaal niet kon vinden in de DDR- en NAVO-standpunten van Nieuw Links. Dat de regeringsverklaring van het kabinet Den Uyl weinig radicale standpunten uit Keerpunt had overgenomen maakte het hem gemakkelijk om Nieuw Links grotendeels te negeren in zijn beleid. Van der Wijngaart, Bondgenootschap onder spanning, 134-138. A. Bleich, ‘Activist in de diplomatie: Max van der Stoel (1924-2011),’ S&D 5/6 (2011) 8. Tweede Kamer, zitting 1972-1973, 41ste vergadering – 28 mei 1973, 1589-1614. 119 In de defensienota werd gesteld dat de vervanging van de Starfighter moest worden bezien binnen de taakverdeling in de NAVO en dat een internationaal consortium gevormd moest worden omdat het toekomstige vliegtuig nog in productie moest worden genomen. In tegenstelling tot wat de PvdA-achterban had gewild, behield Nederland zijn kernwapentaak. De bezuiniging was in lijn met de publieke opinie in die tijd en zoals gewenst door PvdA-minister van Financiën Wim Duisenberg. B. van den Braak, ‘Een Nederlandse machtspoliticus machteloos in Brussel: Henk Vredeling, lid van de Europese Commissie (1977-1981)’ in: G. Voerman, B. van den Braak en C. van Baalen (red.), De Nederlandse eurocommissarissen (Amsterdam 2010) 183. Tweede Kamer, zitting 1972-1973, 41ste vergadering – 28 mei 1973, 1589-1614. 120 Bos, ‘De PvdA schaft F-16’s aan.’ 121 Van den Braak, ‘Een Nederlandse machtspoliticus,’ 184. 122 De kritiek op de NAVO was in de jaren zeventig toegenomen. Binnen de PvdA gingen, onder andere als gevolg van de opkomst van Nieuw Links, stemmen op om de nucleaire taken af te storen, ontwapening na te streven en zelfs het lidmaatschap van de NAVO te beëindigen als er niet actief genoeg naar vrede zou worden gestreefd. Het PvdA-beleid kwam de sociaaldemocraten op veel kritiek te staan van oud-minister Luns, die inmiddels secretaris-generaal van de NAVO was. Bos, ‘De PvdA schaft F-16’s aan.’

Page 24: Een politieke jojo?

24

akkoord, maar vond dat een nieuw toestel geen nucleaire taak mocht hebben.123 Vredeling vond echter

dat Nederland moest voldoen aan de NAVO-eisen en dat een nieuw toestel dus atoomwapens moest

kunnen dragen.124 Het schipperen tussen bondgenootschappelijke verplichtingen en de eigen ambitie

de (nucleaire) wapenwedloop te beperken zou later ook bij de JSF een belangrijk issue worden.

De defensiespecialisten uit de Kamer, waaronder die van de PvdA, waren bovendien bang dat

een ‘zware’ jager (F-16) ten koste zou gaan van de gelden voor andere krijgsmachtonderdelen.125 Deze

zorg zou de PvdA-Kamerfractie decennia later ook bij de JSF uiten. Vredeling trok zich echter weinig

aan van zijn fractie en zette het vervangingsproces door.126 Interessant is dat de luchtmachttop de

regering vanaf het begin had geadviseerd de Amerikaanse F-16 te kiezen, zoals zij dat decennia later

ook bij de JSF zou doen.127

PvdA-Kamerlid Piet Dankert wilde een brede strategische discussie over de noodzaak van de

vervanging.128 Een dergelijke discussie zou jaren later opnieuw door de PvdA wordt bepleit om de

vervanging van de F-16 en de JSF in twijfel te trekken. Het debat tussen Vredeling en zijn fractie

verruwde in 1975. Volgens Vredeling was de F-16 het beste toestel voor de beste prijs en kon het

vliegtuig daarom nooit in strijd zijn met de defensiepolitiek van de PvdA, gericht op vermindering van

de bewapeningswedloop. Dit was Vredeling’s rechtvaardiging voor het feit dat hij niet langer voor een

Europees toestel pleitte.129

Volgens Zuijdam was er tevens sprake van een militair-industrieel-complex, omdat Vredeling

slechts de voordelen van zware vliegtuigen (F-16) benadrukte.130 Dat een dergelijk complex - volgens

Slijper een cruciale factor in het JSF-besluitvormingsproces - daadwerkelijk aanwezig was, bleek uit

de rol die de Amerikanen speelden. Om zijn fractie alsnog over de streep te trekken vroeg Vredeling

de Amerikaanse ambassade in april 1975 een presentatie te geven over de F-16. De achterban was en

bleef kritisch en stemde diezelfde maand het plan voor de F-16-aanschaf weg.131 Vredeling legde de

motie van de achterban echter naast zich neer, tot ongenoegen van zijn fractie en het partijbestuur.132

Echt hard wilde de fractie het niet spelen, omdat een kabinetscrisis grote electorale gevolgen zou

hebben. Het compromis van de PvdA was om het besluit uit te stellen. Het kabinet wilde echter geen

123 Van den Braak, ‘Een Nederlandse machtspoliticus,’ 184. 124 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 283-284. Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 100 X, nr. 9. 125 Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 13 413, nr. 3. 126 Interessant is dat Vredeling al in een vroeg stadium (januari 1975) had aangegeven zich niets aan te zullen trekken van het PvdA-partijcongres, waaruit nogmaals bleek dat de invloed van de achterban op defensiebesluiten historisch gezien beperkt was. Bovendien zorgden die uitspraken ervoor dat veel PvdA’ers het idee kregen dat een discussie onmogelijk werd gemaakt. 127 Van den Braak, ‘Een Nederlandse machtspoliticus,’ 185. 128 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 286-293. 129 Dat de F-16 het beste toestel voor de beste prijs zou zijn, was een economische rechtvaardiging die blijkbaar het eerdere belang dat aan een Europese defensie-industrie werd gehecht teniet deed. 130 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 286. 131 F. Becker, ‘De jaren 1970-1994,’ in: M. Brinkman, M. de Keizer en M. van Rossem (red.), Honderd jaar sociaaldemocratie in Nederland 1894-1994 (Amsterdam 1994) 21. 132 Vredeling gebruikte daarbij zijn legendarisch geworden woorden: ‘Congressen kopen geen vliegtuigen.’

Page 25: Een politieke jojo?

25

verder uitstel en koos voor de F-16 als opvolger van de Starfighter. Het is interessant dat minister

Pronk op ideologische gronden weigerde in te stemmen, omdat hij hetzelfde in 2002 zou doen.133

Concluderend kan worden gesteld dat de PvdA aanvankelijk vooral verdeeld was over de

vraag of de Starfighter überhaupt vervangen moest worden en later over de vraag wat voor type toestel

het moest zijn. Ondanks het feit dat de opvolgingskwestie binnen de PvdA wel degelijk werd

bediscussieerd, volgt uit de historiografie duidelijk de bepalende invloed van de regering en met name

van Vredeling, die meerdere keren zijn fractie en achterban opzij zette. Vredeling’s optreden werd

mede bepaald doordat Nederland zich in NAVO-verband aan bepaalde afspraken had gecommitteerd,

waarmee het aantal potentiële Starfighter-opvolgers werd beperkt. Die conclusie zou ook in een laat

stadium van het JSF-besluitvormingsproces ter sprake komen. Ten slotte dient het PvdA-optreden te

worden geplaatst in de aard van het besluitvormingsproces. Feike Salverda en Co Kolijn stelden dat

het parlement geen enkele greep had op het besluitvormingsproces.134

De atoomdiscussie

In de tweede helft van de jaren zeventig brokkelde de steun voor de NAVO binnen de PvdA verder

af. 135 In het verkiezingsprogramma voor 1977 stelde de PvdA niet mee te willen werken aan

uitbreiding van de NAVO-capaciteiten, het aantal kernwapens terug te willen dringen en de aankoop

van offensieve wapensystemen te willen beperken tot de F-16.136 De nucleaire discussie bleef een

heikel punt. In 1979 keerde het PvdA-congres zich tegen het NAVO-besluit om kernraketten in

Nederland te plaatsen.137 Het radicale standpunt werd ingenomen dat alle kernwapens van Nederlandse

bodem moesten verdwijnen en dat Nederland niet langer zijn nucleaire taken moest uitvoeren.

Uiteindelijk ging de PvdA-beleidslijn niet zover, omdat Den Uyl vreesde voor de gevolgen.138

De periode begin jaren tachtig heeft de PvdA nogal wat kritiek opgeleverd. Tromp stelt dat de

PvdA-programma’s in die tijd ‘een utopisch karakter hebben, maar geen raakpunt hebben met de

problemen van vrede en veiligheid.’139 Van Diepen voegt daaraan toe dat de overkoepelende vraag van

het ‘waarom’ bij de PvdA ontbreekt. Men was tegen de nieuwe (nucleaire) wapens, maar waarom

133 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 286-293. 134 In opdracht van de VPRO onderzochten Feike Salverda en Co Kolijn in 1976 het besluitvormingsproces. Radio-uitzending VPRO-programma Embargo 19 maart 1976. http://weblogs.vpro.nl/radioarchief/2009/04/27/de-vervanging-van-de-starfighter/ (zondag 28 december 2014). 135 De achterban stelde een aantal harde eisen aan het bondgenootschap, zoals het voorkomen van een Europese kernmacht en ontwapening. Als aan deze eisen niet zou worden voldaan, moest Nederland er uitstappen. 136 PvdA verkiezingsprogramma Tweede Kamerverkiezingen 1977, Voorwaarts, 35. Uiteindelijk liep het niet zo vaart met de PvdA-plannen omdat de partijleiding een ‘realistischer’ defensiebeleid voorstond en de partij in 1977 in de oppositie belandde. http://www.parlement.com/id/vhqdeqjk4w0k/kabinetsformatie_1977 (maandag 17 november 2014). 137 Eind 1979 besloot de NAVO in het zogenaamde ‘dubbelbesluit’ dat het kernwapenarsenaal in West-Europa gemoderniseerd diende te worden, door plaatsing van kernrakketten in Noordwest-Europese landen, waaronder Nederland. 138 Den Uyl hield vast aan het verkiezingsprogramma Voorwaarts uit 1977, waarin ook al werd gepleit voor terugdringing van nucleaire wapens, maar dat bij lange na niet zo ver ging als wat de achterban wenste. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1977, Voorwaarts, 35. 139 Tromp, ‘Socialisme en defensie,’ 272.

Page 26: Een politieke jojo?

26

wordt niet duidelijk, ook niet als de verkiezingsprogramma’s worden bestudeerd.140 In de loop van de

jaren tachtig was interne discussie over het nieuwe radicale atoomstandpunt niet aan de orde.

Tegenstanders werden doodgezwegen.141 Pas na 1986 kwam er volgens Zuijdam een einde aan de

hevige discussie over defensie binnen de PvdA.142

De realiteit is anders: de ‘moderne’ PvdA en defensiebesluiten

In 1991 presenteerde PvdA-minister van Defensie Relus ter Beek zijn Defensienota Herstructurering

en verkleining, met als belangrijkste beleidspunten een kleinere landmacht en, in lijn met het PvdA-

beleid, grotere participatie in VN-vredesoperaties.143 Kok I nam de nota in 1994 over. Twee jaar eerder

al was een Nederlandse bijdrage aan een missie in Bosnië aan de orde, die uiteindelijk eindigde in het

drama van Srebrenica. Het beeld over het Srebrenica-besluitvormingsproces, zoals dat vooral door de

parlementaire enquêtecommissie in 2002 werd gereconstrueerd, is dat er vanaf 1993 nauwelijks sprake

was van politieke discussie over de uitzending. 144 In de Kamer was er vanwege de etnische

zuiveringen brede steun voor militair ingrijpen in Bosnië. Minister van Buitenlandse Zaken Kooijmans

(CDA) was ook voor ingrijpen, maar Ter Beek had zijn twijfels.145 De PvdA-fractie was echter al in

1992 voor een militaire uitzending, menende dat Nederland niet mocht toekijken en zijn

verantwoordelijkheid moest nemen.146

Nederland had aanvankelijk alleen F-16’s voor luchtondersteuning toegezegd.147 De unanieme

instemming van de Kamer met de PvdA/CDA-motie Van Traa/Van Vlijmen in 1993 om de

luchtmobiele brigade klaar te maken voor VN-operaties (Joegoslavië), toont aan hoezeer de Kamer en

de PvdA overtuigd waren van het belang van de uitzending.148 Alsnog ging Ter Beek overstag,

waarmee Nederland in de spreekwoordelijke fuik zwom die later zulke enorme gevolgen zou

140 R. van Diepen, Hollanditis. Nederland en het kernwapendebat, 1977-1987 (Amsterdam 2004) 382. Programma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1981, Weerwerk, 23-24. 141 Van Diepen, Hollanditis, 383. 142 De discussies over defensie binnen de PvdA kwamen tot een einde als gevolg van een aantal ontwikkelingen. In de eerste plaats doordat het lidmaatschap van de NAVO niet langer ter discussie stond en ten tweede doordat door succesvolle onderhandelingen tussen Washington en Moskou de plaatsing van kruisraketten niet langer aan de orde was. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 354. In het verkiezingsprogramma De toekomst is van iedereen voor de verkiezingen van 1986, had de PvdA nog gepleit voor een defensieve krijgsmachtstrategie. Afwijzing van kernbewapening en een verlaging van de begroting met vijf procent waren slechts enkele voorbeelden. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1986, De toekomst is van iedereen, 86. L. Koeneman, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 1988. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1988' in: R. Koole (red.), Jaarboek 1988 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1989) 38-43. 143 http://www.defensie.nl/onderwerpen/tijdlijn-militaire-geschiedenis/inhoud/1990-heden-naar-een-expeditionaire-krijgsmacht (zaterdag 20 september 2014). 144 Dutchbat (Dutch Batallion) was het Nederlandse infanteriebataljon, bestaande uit de luchtmobiele brigade, dat onder VN-commando deel uitmaakte van de UNPROFOR-vredesmacht van de VN in Bosnië. 145 De twijfels van Ter Beek waren vooral ingegeven door de militaire top, die meende dat de oorlog nog niet voorbij was. Bovendien had hij in 1992 al laten blijken geen voorstander te zijn van peace enforcing. 146 Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 506, nrs. 2-3. 147 Voor de PvdA zou de beschikbaarheid van Nederlandse gevechtstoestellen voor internationale missies een harde eis blijken aan de opvolger van de F-16. 148 Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 975, nr. 22.

Page 27: Een politieke jojo?

27

hebben. 149 Deze uitzending paste in de ideologische PvdA-beleidslijn waarin bijdragen aan

internationale vrede en veiligheid - vooral onder VN-vlag - een belangrijke rol speelden. Volgens het

NIOD lag de basis voor de uitzending dan ook in morele argumenten.150 Hoewel die opvatting in strijd

lijkt met de rechtvaardiging van de PvdA zelf, was de aanleiding dezelfde, namelijk de overtuiging dat

Nederland niet mocht toekijken.151

Ondanks het drama dat Srebrenica werd, hield de PvdA vast aan het belang van

vredesoperaties. Die ambitie ging in het eerstvolgende verkiezingsprogramma wel gepaard met een

half miljard aan bezuinigingen op Defensie.152 Opnieuw koppelde de PvdA daarmee een hoog

ambitieniveau aan bezuinigingen, die de partij wilde realiseren door te korten op materieelaanschaf,

waaronder gevechtsvliegtuigen. Het defensiepersoneel werd zoveel mogelijk ontzien.153 Evenals in de

jaren zeventig blijkt dat de PvdA terughoudend was met de aankoop van offensief defensiematerieel.

In plaats daarvan nam de aandacht voor het Defensiepersoneel toe.154

In 1999 deed zich de volgende belangrijke defensiekwestie voor toen Nederland steun gaf aan

de NAVO-bombardementen in Joegoslavië als reactie op het toenemende geweld tegen de Albanese

minderheid. De PvdA-Kamerfractie had unaniem ingestemd met de NAVO-bombardementen, omdat

Nederland niet aan de kant kon blijven staan. Ondanks enige oppositie vanuit de PvdA-achterban,

werd het fractiebesluit binnen de partij niet ter discussie gesteld.155 De conclusie over de PvdA-

besluitvormingsprocessen in de jaren negentig is dat er binnen de partij consensus was over de

noodzaak van ingrijpen. De steun van de meerderheid van de achterban maakte de besluitvorming

slechts gemakkelijker.

Twee jaar later, in 2001, haalden de aanslagen van 9/11 het internationale (Westerse) denken

over defensie overhoop. Kok II koos de kant van de VS in de zin dat samenwerking tegen terrorisme

werd bepleit. Nog geen maand na de aanslagen riepen de Amerikanen de War on Terror uit en startte

de VS een oorlog in Afghanistan. De inzet van Nederlandse troepen was volgens Kok echter niet aan

149 J. de Vries, Paars en de managementstaat: het eerste kabinet-Kok (1994-1998) (Apeldoorn 2002) 153-156. 150 Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 506, nrs. 2–3. 151 Pas later, in 2002, betoogde Stemerdink dat de PvdA-fractie mede verantwoordelijk was voor Srebrenica, omdat zij nagenoeg achteloos en zonder noemenswaardige discussie had ingestemd met de defensienota en de uitzending naar Bosnië. Er zit wel een kern van waarheid in Stemerdink’s verwijten. Er was binnen de PvdA brede consensus en er werd, overigens niet alleen door de PvdA, politiek gezien weinig waarde gehecht aan de adviezen van de militaire top. Stemerdink heeft daarmee gelijk als hij spreekt over het gebrek aan discussie binnen de partij. Tegelijkertijd moet daarbij worden aangevoerd dat hetzelfde voor andere politieke partijen gold. Het openlijke verwijt richting zijn eigen partij, volgens Niemantsverdriet een karaktertrek van de PvdA, is vanuit breed politiek perspectief gezien dan ook overtrokken. A. Stemerdink, ‘Paars defensiebeleid: tijd om te kiezen,’ Internationale Spectator nr. 4 (april 2002) 187. 152 Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1998, Een wereld te winnen, 60-65. 153 G. Ammerlaan, ‘Defensie in de verkiezingen,’ Atlantisch Perspectief jrg. 22 (1998) 1-2. 154 Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1998, Een wereld te winnen, 65. 155 De steun in de Kamer voor de NAVO-operatie in Kosovo was groot. Alleen de SP-fractie stemde tegen, evenals twee Kamerleden van GroenLinks. P. van Griensven, Het parlementaire jaar 1998-1999 (z.p., z.j.) 154-159. K. van der Malen, ‘Zakelijk debat in PvdA over Kosovo,’ NRC (7 april 1999). Wel was er verzet vanuit de PvdA-fractie zelf. Kamerlid Thanasis Apostolou veroordeelde de offensieve NAVO-bombardementen en werd gesteund door een aantal partijideologen. Apostolou kreeg de ruimte zijn tegengeluid te laten horen. Waar in het verleden afwijkende meningen binnen de partij werden genegeerd, ging de PvdA een openlijke discussie over defensie niet langer uit de weg. M. ten Hooven, ‘PvdA’ers hebben moeite met aanvallende NAVO,’ Trouw (19 mei 1999) 15.

Page 28: Een politieke jojo?

28

de orde.156 Binnen de PvdA liepen de meningen over de te volgen koers uiteen. Kok pleitte voor

samenwerking tegen het terrorisme, partijvoorzitter Koole voor het uitdelen van een beperkte ‘dreun’

en Pronk voor vervolging in plaats vergelding. De sociaaldemocraten vonden militaire acties

verdedigbaar, mits onder VN-vlag.157 Hoewel de opvattingen over hoe op te treden in de War on

Terror uiteenliepen, pleitte de PvdA in haar programma’s na 2001 voor een actieve Nederlandse

bijdrage aan terrorismebestrijding. Militair optreden werd niet geschuwd, maar wel aan voorwaarden

gebonden.158

In 2003 brak een nieuwe periode aan toen een coalitie van bondgenoten, onder leiding van de

VS, een oorlog startte tegen het Irak van Saddam Hoessein, dat beschuldigd werd van het bezit van

massavernietigingswapens. Irak was een heet hangijzer in de formatiebesprekingen tussen de PvdA en

het CDA, omdat de PvdA aanvankelijk weigerde het regeringsstandpunt van geen militaire maar wel

politieke steun aan de oorlog te onderschrijven. Uiteindelijk rechtvaardigde de PvdA politieke steun

aan de inval met VN-resolutie 1441, waarin werd gesteld dat Irak niet aan haar verplichtingen rond

ontwapening voldeed, en die de feitelijke grondslag voor de oorlog vormde.159 Deze ‘draai’ van eerst

niet instemmen en later toch, kwam Bos op veel kritiek te staan, onder andere van het CDA.160 De

weerstand vanuit de achterban viel mee, zoals bleek op het partijcongres eind maart. Daar toonde zich

slechts bij een enkeling de oude pacifistische houding. Hoewel ook de Jonge Socialisten (JS) en oud-

minister Pronk tegen het besluit waren, kreeg Bos op het congres boven verwachting veel steun. Wel

bleef de achterban kritisch op de draai van Bos, die volgens velen niet uit te leggen was.161

De kritiek op Bos kan als terecht worden beschouwd, omdat hij op basis van nagenoeg

dezelfde informatie binnen enkele dagen een ander besluit nam. Zijn rechtvaardiging door middel van

de VN-resolutie was meer symbolisch dan inhoudelijk van aard. Belangrijke constatering met oog op

het JSF-besluitvormingsproces is dat de ‘draai’ van Bos zowel door andere partijen als door zijn

achterban als dusdanig werd beschouwd. Opnieuw bleek dat het kritische deel van de achterban

nauwelijks invloed op de partijkoers had. Uiteindelijk werden de coalitiebesprekingen tussen CDA en

PvdA voortgezet. De hoop op regeringsdeelname speelde daarbij volgens Bos geen rol: ‘(…) ik ga ook

niet de mening van de PvdA aanpassen alleen maar om te regeren.’162 Verderop zal echter blijken dat

de PvdA bij de JSF wel degelijk haar mening zou aanpassen om te regeren.

156 ‘Kok: Aanval ook oorlogsverklaring aan ons,’ NRC (17 september 2001) 15. 157 Koole, Mensenwerk, 77-81. 158 Belangrijke voorwaarden die de PvdA na 2001 stelde aan militair optreden waren proportionaliteit, naleving van het (internationaal) recht en een volkenrechtelijk mandaat. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2006, Samen sterker, 100. 159 http://www.parlement.com/id/vgerk0xs75zw/nieuws/pvda_en_cda_leggen_ruzie_over_de_oorlog (zondag 23 november 2014). 160 Hoewel Bos werd verweten een draai te hebben gemaakt paste de rechtvaardiging van de PvdA - de VN-resolutie - in haar beleidslijn sinds de jaren negentig waarin een steeds grotere rol aan de VN was toegeschreven. 161 De draai van Bos werd als een knieval richting het CDA beschouwd, met wie de PvdA in formatiebesprekingen zat. R. Moerland, ‘PvdA-achterban is mild voor Bos,’ NRC (27 maart 2003) 5. 162 R. van den Boogaard, ‘Bos’ Irak-standpunt verre van simpel,’ NRC (19 februari 2002).

Page 29: Een politieke jojo?

29

Een jaar later laaide de discussie over verlening van de Irak-missie op. Volgens Koole wilde

een substantieel deel van de PvdA-achterban een vertrek uit Irak. Bos kon zich daar in vinden, maar

buitenlandwoordvoerder Koenders had de mogelijkheid tot verlening opengehouden. Binnen de partij

was consensus over het failliet van de Amerikaanse aanpak en wederom wilde de PvdA een grotere rol

voor de VN. Daarom werd gekozen voor geclausuleerde instemming: geen verlening, tenzij.163 In

vergelijking met eerdere casus bleek opnieuw dat de fractie, bewindspersonen en een deel van de

achterban niet op één lijn zaten. Daarom werd er gezocht naar een compromis waarin alle partijlagen

zich vertegenwoordigd voelden.

In de jaren na het Irak-besluitvormingsproces werd politiek-Den Haag verdeeld door de vraag

of Nederland een militaire bijdrage kon leveren aan de wederopbouw in Afghanistan. De PvdA

worstelde met deze kwestie en stelde eisen aan haar instemming.164 Uiteindelijk stuurde Nederland,

dankzij steun van de PvdA als gevolg van ‘voldoende’ garanties, alsnog troepen naar Afghanistan.165

Belangrijke constatering is de roep om garanties door de PvdA ten tijde van zowel Irak als

Afghanistan, die past in de historische beleidslijn van geclausuleerde instemmingen, compromissen en

het stellen van eisen aan defensiebesluiten en die ook bij de JSF zou terugkeren.

Belangrijk met oog op het JSF-besluitvormingsproces was de defensienota die de PvdA-

Kamerfractie in 2007 presenteerde. Daarin werd gepleit voor ingrepen in het materieel ten faveure van

het Defensiepersoneel.166 De prioriteiten in het PvdA-defensiebeleid verschoven steeds vaker van

materieel naar personeel. Bovendien is de constatering dat de PvdA meende dat Nederland met veel

minder F-16’s afkon een belangrijke met oog op het JSF-besluitvormingsproces.

163 Het ‘tenzij’ had betrekking op de voorwaarden die de PvdA aan haar instemming verbond. Zo zou de VN een grotere rol moeten krijgen en zou de soevereiniteit moeten worden teruggeven aan de Iraakse regering. Bovenal wilde de PvdA een internationale troepenmacht. Koole, Mensenwerk, 334. 164 Hoewel het kabinet wilde deelnemen, was de D66-Kamerfractie tegen, evenals de PvdA. Gelet op de ervaringen uit het verleden eisten de sociaaldemocraten vooral veiligheidsgaranties voor de Nederlandse troepen. Aanvullende eisen van PvdA-kant betroffen daadwerkelijke wederopbouw, afstand van het Amerikaanse optreden en uitvoering geven aan de wensen van de Kamer. ‘Grote aarzeling bij PvdA-leden over missie Afghanistan,’ Algemeen Dagblad (AD) (26 januari 2006) 5. ‘PvdA voor Uruzgan onder voorwaarden: Kamermeerderheid komt dichterbij,’ NRC (14 januari 2006) 1. Belangrijk in dit besluitvormingsproces was de rol van de achterban. De nieuwe partijvoorzitter Michiel van Hulten wilde de achterban een grotere stem geven en organiseerde daarom een congres over het besluit. De Kamerfractie reageerde daarop door te stellen de achterban serieus te nemen, maar over haar eigen besluiten te gaan. Op het congres in januari 2006 bleek de achterban verdeeld. Interessant is echter dat er geen stemming werd gehouden over de vraag of de PvdA wel of niet moest instemmen met de uitzending naar Afghanistan. Daardoor leek het initiatief van de partijtop, om de achterban meer bij besluiten te betrekken, vooral een wassen neus. Dat de factie uiteindelijk bijna unaniem instemde, en daarbij de kritische geluiden uit de achterban negeerde is opmerkelijk omdat de PvdA vanuit haar oppositierol gemakkelijker nee had kunnen zeggen tegen de regering. Echter was de instemming wel in lijn met de partijprogramma’s waarin werd gepleit voor vredesmissies en internationale solidariteit. Uiteindelijk prevaleerden de partijlijn en -programma’s boven de wens van de achterban. R. du Pré, ‘Breuklijn Uruzgan loopt ook door PvdA-achterban,’ Volkskrant (26 januari 2006). T. von der Dunk, ‘Uruzgan acht maanden later,’ S&D nr. 10 (2006) 4-5. 165 Belangrijk aandachtspunt is dat de missie naar Afghanistan wel een VN-mandaat had. http://www.parlement.com/id/vhnnmt7lkh3r/besluitvorming_isaf_missie_afghaanse (zaterdag 19 april 2014). 166 De PvdA stelde onder andere voor 54 F-16’s af te stoten, om zo te kunnen investeren in personeel en een bezuiniging van drie miljard euro mogelijk te maken. ‘PvdA: verkoop overbodig materieel defensie,’ Volkskrant (3 november 2007).

Page 30: Een politieke jojo?

30

Het PvdA-verkiezingsprogramma van 2010 bevatte veel elementen die de partij in de loop der

jaren tot constanten van het sociaaldemocratische defensiebeleid had verheven, zoals taakspecialisatie,

mensenrechten, het Defensiepersoneel en het terugdringen van kernwapens.167 In 2012 week het

verkiezingsprogramma nauwelijks af van 2010. De afgelopen jaren hebben internationale

ontwikkelingen de nadruk bij Defensie gelegd op collectieve veiligheid, resulterend in toenemende

aandacht voor internationale vredes- en veiligheidsoperaties. 168 In die internationale constellatie

committeerde de PvdA zich aan de ambitie eind 2013 uitsluitsel te geven over het nieuwe

gevechtstoestel.

Besluit

Op basis van dit hoofdstuk kan worden geconcludeerd dat defensiekwesties binnen de PvdA historisch

gezien veelal leidden tot discussie. Daarin is een duidelijke lijn zichtbaar. Hoewel een deel van de

achterban altijd een afwijkende mening had, werd een serieus debat over defensie in de jaren veertig

en vijftig door de partijtop onmogelijk gemaakt. Heikele kwesties, zoals de gevolgen van het NAVO-

lidmaatschap en atoomkwesties, deden de interne oppositie binnen de PvdA toenemen. Realisme en

erkenning van bondgenootschappelijke consequenties bij de partijtop marginaliseerden de invloed van

de kritische achterban. In de jaren zestig groeide de interne discussie verder als gevolg van de opkomst

van Nieuw Links, maar radicale standpunten botsten met die van de partijtop, waardoor de invloed

beperkt bleef. Regeerakkoorden waarbij de PvdA was betrokken waren veel gematigder en minder

utopisch dan een deel van de achterban bepleitte. Daaruit bleek de bepalende rol van met name

bewindspersonen in de partijtop.

Hetzelfde beeld kwam naar voren bij de aanschaf van de F-16. De realistische koers van

Vredeling, voortvloeiend uit de NAVO-consequenties, werd kritisch gevolgd door zijn fractie en

achterban, die hij beide negeerde. Pas in de jaren tachtig culmineerde de decennialange kritiek vanuit

de achterban op het atoomstandpunt in een kritischere houding tegenover kernwapens. Het beeld van

de jaren negentig is dat er nauwelijks discussie plaatsvond binnen de PvdA, als gevolg van consensus

over de partijlijn met de nadruk op vredesmissies en de internationale rol van de VN en dankzij reële

dreigingen die deze beleidslijn rechtvaardigden. In het nieuwe millennium leidde de War on Terror

wel tot hevige discussie binnen de partij, die zich op meerdere momenten openbaarde. Opnieuw was

een minderheid van de achterban kritisch, maar had die nauwelijks invloed op de partijkoers. De

conclusie die daarmee gerechtvaardigd is, is dat defensiebesluiten binnen de PvdA bijna altijd tot

discussie leidden en steeds vaker bediscussieerd werden, waarbij de (minderheid van de) achterban

vaak een afwijkende mening, maar weinig invloed op de partijkoers had.

Ten slotte zijn in dit hoofdstuk een aantal belangrijke constateringen over de PvdA gedaan met

oog op de JSF. In de eerste plaats is dat het feit dat de NAVO en nucleaire wapens historisch gezien

167 Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2010, Iedereen telt mee, 74-81. 168 M. de Haas, ‘Veiligheids- en Defensiebeleid: verleden, heden en toekomst,’ Zicht vol. 3 (2009) 22.

Page 31: Een politieke jojo?

31

belangrijke onderwerpen waren die leidden tot discussie. Ten tweede is dat de constatering dat de

PvdA in het verleden meerdere malen een hoog ambitieniveau koppelde aan bezuinigingen op

Defensie, waarbij zeker de afgelopen decennia de prioriteiten zijn verschoven van het materieel naar

het personeel. Voorts zijn enkele belangrijke constanten gesignaleerd in hoe de PvdA optreedt bij

defensiebesluiten. Zo stelt zij vaak eisen (geclausuleerde instemming) en heeft zij meerdere malen

gepleit voor uitstel van een besluit. Bovendien zal verderop blijken dat er grote gelijkenissen zijn

tussen het JSF-besluitvormingsproces en de discussie over de aanschaf van de F-16.

1.3 De defensie-industrie en de Nederlandse politiek

Waardoor kon de defensie-industrie zich in de loop der jaren als een dermate invloedrijke partij in

politiek-den haag opwerpen dat zij, zoals in de historiografie wordt betoogd, mogelijk haar stempel

kon drukken op het JSF-besluitvormingsproces en welke rol speelde de PvdA bij het verwerven van

deze positie?

- Hoe heeft het defensie-industriebeleid zich in de loop der jaren ontwikkeld en welke rol speelde de

PvdA daarbij?

- In hoeverre is er sprake van constanten of prioriteiten in het defensie-industriebeleid van de PvdA?

- Wat was historisch gezien de houding van de PvdA tegenover de politieke lobby?

- In hoeverre sluit het ‘moderne’ Nederlands defensie-industriebeleid aan bij de opvattingen van de

PvdA?

De defensie-industrie in historisch perspectief

De prioritaire belangen in het huidige defensie- en defensie-industriebeleid zijn het streven naar een

‘operationeel en financieel duurzame krijgsmacht die in toenemende mate samenwerkt met andere

landen, met andere delen van de overheid, met het bedrijfsleven en met de kennisinstellingen.’ ‘(…)

dit moet tot uitdrukking komen in de uitvoering van missies, operaties en overige activiteiten.’ Het

belang van Defensie is de krijgsmacht zo kosteneffectief mogelijk van materieel te voorzien en

materieel in de regel ‘van de plank’ te kopen. Het feit dat er geen open defensiemarkt is vraagt om

aanvullend beleid.169

De relatie tussen de defensie-industrie en de Nederlandse politiek werd voor het eerst

geopenbaard tijdens de Lockheed-affaire, toen bleek dat prins Bernhard was omgekocht door

vliegtuigbouwer Lockheed.170 Volgens Anthony Sampson gaf de Lockheed-affaire voor het eerst

169 Door in 2002 te besluiten deel te nemen aan de ontwikkelingsfase van de JSF ging Nederland in tegen de eigen standaard van Defensie, om materieel in de regel van de plank te kopen. Ministerie van Defensie, Defensie Industrie Strategie (Den Haag 2013) 9-11. 170 G. Aalders, Het Lockheed schandaal: wapenindustrie, smeergeld & corruptie (Amersfoort 2011) 8-9.

Page 32: Een politieke jojo?

32

inzicht in de houding van wapenindustrieën en hun internationale relaties met de politiek.171 Nederland

heeft een lange wapenindustriegeschiedenis.172 De negatieve connotatie die de defensie-industrie in de

loop der jaren kreeg door wapens te verkopen aan iedereen die bereid was daarvoor te betalen, wordt

genuanceerd door de Britse historicus Trebilcock, die stelt dat de defensie-industrie heeft geleid tot

een spin-off van technologische innovaties richting (civiele) industrieën als de lucht- en scheepvaart.173

Spin-off-effecten en de balans tussen handel en principes vormen een belangrijk onderdeel van het

defensie-industriebeleid van de PvdA en keren terug in het JSF-besluitvormingsproces.

In Nederland werd de defensie-industrie in het interbellum voor het eerst onder de loep

genomen. In 1932 werd een advies uitgebracht over welke positie de Nederlandse overheid in moest

nemen tegenover de wapenindustrie. In dit rapport werd geconcludeerd dat internationale

wapenproductie en –handel onvermijdelijk waren, omdat geen enkele staat zichzelf volledig kon

toerusten. Daarnaast werd een probleem geconstateerd ten aanzien van de commerciële belangen rond

wapenproductie. Bovendien sprak het rapport zich uit tegen een verbod op de commerciële defensie-

industrie.174 De Tweede Wereldoorlog betekende de definitieve doorbraak van de internationale

defensie-industrie en grote bedrijven als Northrop en Lockheed profiteerden daarvan. De wereldwijde

uitgaven aan defensie groeiden sindsdien enorm, waarmee het belang van goed overheidsbeleid

toenam.

Kenmerken van de defensie-industrie en de relatie met de politiek

Het Lockheed-schandaal was de eerste keer dat de overheid (kabinet Den Uyl) daadwerkelijk sturend

optrad. Den Uyl’s besluit Bernhard omwille van de monarchie niet te vervolgen, zette kwaad bloed

binnen de PvdA, waar het tegengaan van klassenjustitie hoog in het vaandel stond.175 Peter Bootsma en

Willem Breedveld hadden een andere verklaring voor het optreden van Den Uyl:

‘De positie van het kabinet was bij een constitutionele crisis rampzalig, zeker voor een socialistische premier. De

monarchie kon ondanks de kritische sentimenten van links Nederland nog altijd op zeer brede steun van de

bevolking rekenen. Was onder Den Uyl de monarchie opgeblazen, dan had dat de kansen van de PvdA om

verder te regeren mogelijk tot in lengte der jaren flink verlaagd.’176

171 A. Sampson, De wapenindustrie: Een onthullende blik achter de schermen van de internationale wapenhandel (Amsterdam 1977) 6-7. 172 Al in de Gouden Eeuw beschikte Nederland met Louis de Geer, die bekend stond handel boven principes te verkiezen, over één van de grootste wapenhandelaars uit die tijd. L. Panhuysen, ‘Wapenhandelaar Louis de Geer (1587-1650),’ Historisch Nieuwsblad nr. 6 (2007). 173 C. Trebilcock, The British Armaments Industry 1890-1914 (Londen 1976) 84-105. 174 Dat was interessant omdat er in die tijd met name in linkse en pacifistische kringen geluiden opgingen om de wapenindustrie volledig in staatshanden te brengen. Vereeniging voor Volkenbond en Vrede, Rapport Commissie van Vereeniging voor Volkenbond en Vrede ter Bestudeering van het Vraagstuk van de Wapenindustrie en den Wapenhandel (Den Haag 1933) 3-31. 175 PvdA-staatssecretaris van Volkshuisvesting Marcel van Dam vond dat Bernhard vervolgd had moeten worden om klassenjustitie tegen te gaan. Den Uyl wist Van Dam er ternauwernood van te weerhouden op te stappen. ‘Den Uyl redde twee keer de monarchie; PvdA-premier misleidde bewust de Tweede Kamer,’ Trouw (21 februari 2008) 2-3. 176 ‘Van Dam (PvdA) kreeg Bernhard niet voor rechter,’ Trouw (28 oktober 1999) 1.

Page 33: Een politieke jojo?

33

Na de Lockheed-affaire werden bewapening en de defensie-industrie grotere maatschappelijke en

politieke thema’s. Een belangrijke kritische partij werd het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). In 1983

stelde het IKV belangrijke kenmerken, die ook tegenwoordig nog een rol spelen, van de industrie en

daarmee aandachtspunten voor het overheidsbeleid vast. In de eerste plaats betreft het de economische

belangen van de industrie, die de wapenwedloop opjagen voor commercieel gewin. Ten tweede speelt

het werkgelegenheidsargument een belangrijke rol. Een derde IKV-punt was dat defensiematerieel

wordt vervaardigd of verhandeld omwille van werkgelegenheidsargumenten in plaats van militair-

strategische argumenten. In 1976 stelde Van der Stoel al een onderzoek in te willen stellen naar het

militairindustrieel complex, met de vraag welke factoren besluitvorming rond materieelaanschaf

bepaalden.177 In dit onderzoek werden een aantal belangrijke constateringen gedaan die parallellen

zullen blijken te vertonen met het JSF-besluitvormingsproces.

De eerste conclusie was dat de kosten voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) dusdanig hoog

zijn, dat de industrie altijd ontwikkelingsopdrachten hoopt te verwerven. Ten tweede had de defensie-

industrie belang bij opdrachten waarmee substantiële bedragen zijn gemoeid.178 Een derde conclusie is

dat de industriële export een belangrijke rechtvaardiging voor overheidsbeleid vormt. Bovendien werd

het belang en de rol van werkgelegenheid benadrukt. Hoewel onderscheid werd gemaakt tussen

Nederland en andere landen, waar de belangen en financiële mogelijkheden groter zijn, werd het beeld

geschetst dat besluitvormingsprocessen rond materieelaanschaf in Nederland transparant verliepen en

weinig lobbyruimte lieten. 179 Buitenlandse lobby-invloeden werden verondersteld, maar niet

onderzocht.180 Interessante conclusie met oog op de JSF is dat in die tijd de invloed van buitenlandse

industrieën groter werd geacht van die van de Nederlandse industrie. Andere belangrijke

constateringen met oog op de JSF zijn de historische voorkeur voor ontwikkelingsopdrachten en het

belang van werkgelegenheidsargumenten.

Nederland neemt sinds de jaren tachtig en negentig een belangrijke plaats in als

defensiematerieelexporteur, vooral dankzij bedrijven als Stork (Fokker), Thales en Damen. Die export

is belangrijk vanwege de geringe interne markt en de hoge kosten voor O&O.181 O&O heeft veel

toegevoegde waarde vanwege het hoogwaardige karakter (werkgelegenheid) en mogelijke

spillovereffecten. 182 Deze argumenten spelen een belangrijke rol in het overheidsbeleid. 183 De

P. Bootsma en W. Breedveld, De verbeelding aan de macht: Het Kabinet-Den Uyl 1973-1977 (Den Haag 1999) 146. 177 Tweede Kamer, zitting 1975-1976, 13 461, nrs 4-5. Zuijdam constateerde eerder al de aanwezigheid van een militair-industrieel complex bij de aanschaf van de F-16. 178 Dit is een mogelijke verklaring voor het feit waarom de Nederlandse defensie-industrie vanaf het prille begin geïnteresseerd was in het JSF-project. 179 Tweede Kamer, zitting 1977, 14 654, nrs. 1-2. 180 ‘Dit sluit echter geenszins uit dat ook militair industriële interrelaties een rol van betekenis kunnen spelen, doch dit valt van buitenaf zoals gezegd moeilijk te beoordelen.’ Idem. 181 In topjaar 1997 verkocht Nederland voor één miljard gulden aan wapens: een vijfentwintigste deel van de totale wereldwapenexport. F. Slijper en M. Broek, Explosieve Materie, Nederlandse wapenhandel blootgelegd (Breda 2003) 25. 182 J. Wils en A. Ziegelaar (Panteia), Sectoranalyse defensiegerelateerde industrie (Leiden 2004) 29-30.

Page 34: Een politieke jojo?

34

defensie-industrie en wapenexport kunnen traditiegetrouw op meer steun uit rechtse dan uit linkse

politieke hoek rekenen.184 De PvdA heeft zich veelvuldig negatief uitgelaten over en gepleit voor

aangescherpte wapenexportwetgeving. De politieke trend, geconstateerd aan de hand van

Kamerdebatten over het wapenexportbeleid, is dat linkse partijen kritischer zijn over het

wapenexportbeleid en rechtse partijen meer geneigd zijn de industrie beleidsmatig te ondersteunen.185

Overheidsbeleid

De achtergrond van de relatie tussen industrie en overheid wordt uitstekend geschetst door Erik

Dirksen. Dirksen stelt dat het vrije marktprincipe niet van toepassing kan zijn, omdat dat de omvang

en structuur van de defensie-industrie zou bepalen en haaks zou staan op de belangen van staten

kennis en productiemiddelen binnenslands te houden.186 De latere Amerikaanse onbereidheid JSF-

kennis te delen was daar een voorbeeld van en tevens een zorg van de PvdA. De ‘gouden driehoek’

tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten maakt de defensie-industrie volgens het HCSS tot

een belangrijke sector voor de overheid.187 In Nederland zijn tegenwoordig naar schatting 300

bedrijven die defensiematerieel fabriceren en daarmee zo’n 14.000 arbeidsplaatsen genereren.188 De

Nederlandse staat is bovendien aandeelhouder van radarfabrikant Thales.189

De overheid draagt actief bij aan de industriële export, omdat het vaak om grote projecten en

bedragen gaat waarbij ook andere staten zijn betrokken.190 Nederland beschikt daarnaast over een

materieelexportbeleid.191 Een tweede belangrijke taak van de overheid is toezicht houden op de

183 De werkgelegenheid in de sector is echter niet zo hoog als op basis van de exportcijfers mag worden verwacht. In 2003 concludeerden Slijper en Broek dat de industrie aan zo’n 12.000 tot 18.000 mensen werk biedt. Deze cijfers worden onderschreven door onderzoeksbureau Panteia, dat in 2004 concludeerde dat staten zoveel mogelijk wapens van eigen bodem kopen. Wils en Ziegelaar, Sectoranalyse, 21. Slijper en Broek, Explosieve Materie, 23-25. 184 De verschillende opvattingen over wapenexportbeleid van bijvoorbeeld VVD en PvdA kwamen goed tot uiting onder het kabinet Kok I. Staatssecretaris Jan Gmelich Meijling (VVD) bleek een uitstekende representant van de Nederlandse industrie in het buitenland. Hij sloot zonder morele bezwaren echter ook deals met landen uit het Midden-Oosten en Derde Wereldlanden. Dat kwam hem op stevige kritiek te staan van de PvdA en met name van minister voor Ontwikkelingssamenwerking Pronk. Slijper en Broek, Explosieve Materie, 28. 185 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 22 054, nr. 105. 186 E. Dirksen, ‘Consolidering binnen de Europese Defensie-industrie,’ Atlantisch Perspectief jrg. 24 nr. 6 (2000) 1. 187 De meerwaarde van de defensie-industrie volgt volgens het HCSS onder andere uit het feit dat belangrijke defensiebedrijven in krimpregio’s zijn gevestigd, waar de werkgelegenheid veelal bovengemiddeld onder druk staat. F. Bekkers, M. de Boer, J. van Esch e.a. (HCSS), De waarde van Defensie (Den Haag 2012) 60-65. 188 Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2012, Rapportage over de uitvoer van militaire goederen van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Buitenlandse Zaken (Den Haag 2013) 3. 189 Ministerie van Financiën, Overzicht staatsdeelnemingen (Den Haag 2013). 190 Economische Zaken en Defensie ondersteunen de industrie jaarlijks bij een aantal defensiebeurzen door de komst van een overheidsdelegatie, defensiematerieel zoals een fregat en de aanwezigheid van bemiddelende ambtenaren. Ministerie van Economische Zaken, Verslag overheidsondersteuning op de IMDEX-ASIA 2003 te Singapore (Den Haag 2003). 191 Eén van de belangrijkste maatregelen is de exportkredietverzekering waarbij de overheid door middel van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (EKV) borg staat voor een krediet dat voor een normale kredietverstrekker teveel risico’s kent. Deze vorm van verzekeren wordt veel gebruikt door de defensie-industrie, waar vaak langlopende transacties met soms instabiele landen worden afgesloten. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationaal-ondernemen/ondernemen-in-het-buitenland/exportkredietverzekering (zondag 4 mei 2014). Campagne tegen Wapenhandel, Factsheet exportkredietverzekeringen (Amsterdam 2005).

Page 35: Een politieke jojo?

35

wapenexport. Het wapenexportbeleid heeft de laatste jaren nogal eens onder vuur gelegen, vooral

vanuit linkse kringen. Als gevolg daarvan zijn het beleid en de controles aangescherpt. Het probleem

dat hierdoor ontstaat en dat partijen als de Stichting Campagne tegen Wapenhandel terecht

benadrukken, is dat de overheid twee petten op heeft. Enerzijds heeft zij (economisch) belang bij de

export en anderzijds houdt zij toezicht op diezelfde export.192

Het belang van de defensie-industrie voor met name Defensie en Economische Zaken bleek in

2007, toen de Defensie Industrie Strategie (DIS) in het leven werd geroepen. De DIS is erop gericht

hoogwaardig krijgsmachtmaterieel en investeringen in O&O op peil te houden. Onderdeel van de DIS

zijn (financiële) stimuleringsmaatregelen, waarvan de belangrijkste het Nationaal Technologie Project

(NTP), het Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling fonds (CODEMO) en het compensatiebeleid

zijn.193 De DIS bevestigt Dirksen’s constatering dat er geen sprake is van een open markt, omdat de

industrie anders externe financiers zou kunnen aantrekken. Een ander overheidsbelang is het

positioneren van de Nederlandse industrie binnen de Europese defensie-industrie.194 Het belang van

een Europese industrie zou later door de PvdA als rechtvaardiging voor haar Europese toestelvoorkeur

worden benadrukt.

De politieke lobby

De defensie-industrie heeft een goede Haagse lobby. Het karakter van de sector, met sterke

afhankelijkheid van de overheid voor de export en ontwikkeling van defensiematerieel, maakt

intensieve betrokkenheid bij het beleid noodzakelijk. Veel defensiebedrijven zijn verenigd in de NIDV

(Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid) en in een aantal afzonderlijke organisaties.195 De

veelal convergerende belangen van de overheid en industrie, gekoppeld aan het bijzondere karakter

van de industrie, maken de onderlinge band nauw. Deze nauwe relatie - die bij meerdere

bedrijfstakken zichtbaar is - speelt een belangrijke rol bij defensiematerieelaanschaf en blijkt

bovendien uit het feit dat veel voormalig politici als lobbyist voor de defensie-industrie werken.196 In

deel twee zal blijken dat industriële argumenten en lobbyinspanningen van de industrie een cruciale

rol speelden bij het besluit deel te nemen aan de JSF-ontwikkelingsfase. Werkgelegenheid was daarbij

192 http://www.sp.nl/defensie/opinies/550/ITEC_wapenbeurs_in_de_stad_van_vrede_en_recht.html (vrijdag 9 mei 2014). 193 In het geval van het NTP sluit een project aan bij de behoeften van Defensie en wordt het voor honderd procent door de overheid gefinancierd. Bij CODEMO-projecten betalen Defensie, Economische Zaken en de uitvoerder allen een derde van de kosten. Ministerie van Defensie, Defensie Industrie Strategie Eindrapportage (Den Haag 2007) 25-26. Het compensatiebeleid houdt in dat in het geval de Nederlandse regering besluit bepaald materieel in het buitenland te kopen, de Nederlandse defensie-industrie bij dit proces betrokken moet worden door middel van compensatieorders of coproductie. J. Hoekema, ‘Niet nakomen van compensatiebeloften moet worden beboet,’ Volkskrant (28 oktober 1995). J. Wijkstra (Interkerkelijk Vredesoverleg (IKV)), De Nederlandse wapenindustrie in discussie (Den Haag 1982) 50. 194 Ministerie van Defensie, Defensie Industrie Strategie Eindrapportage (Den Haag 2007) 1-2. 195 W. de Vries, Wapenproductie als banenmotor? Nederland en het defensie industrie beleid (Amsterdam 2013) 6. 196 Bekende voorbeelden van politici die na hun politieke carrière als lobbyist voor de defensie-industrie zijn gaan werken zijn Mat Herben en Jack de Vries. R. Janssen, ‘Catch 22: de JSF strikes again,’ Follow the Money (25 oktober 2012). http://www.ftm.nl/column/catch-22-de-jsf-strikes-again/ (woensdag 7 mei 2014).

Page 36: Een politieke jojo?

36

een belangrijk lobbyargument. De PvdA is echter, gezien haar pogingen lobbyactiviteiten

transparanter te maken, nooit de grootste medestander van de politieke lobby geweest.197

Een haat-liefdeverhouding: de PvdA en de defensie-industrie

De PvdA lijkt van oudsher een haat-liefde verhouding te hebben met de defensie-industrie, die op

gespannen voet staat met haar streven de wapenwedloop te beperken. De sociaaldemocraten trachtten

dit streven lange tijd beleidsmatig uit te werken door te pleiten voor conversie, het overschakelen van

de defensie-industrie op civiele productie.198 Met name de linker PvdA-vleugel heeft historisch gezien

weinig op met de industrie. Een goed voorbeeld daarvan is Jan Pronk, die op idealistische gronden in

het verleden de Nederlandse industrie meerdere keren dwarszat.199 In 2002 speelde Pronk ook een

belangrijke rol in het besluitvormingsproces rond de SDD-deelname, waar hij fel tegen was.200

Defensie en de defensie-industrie staan in de hedendaagse PvdA-partijlijn principieel niet meer ter

discussie.201 Wel beschikt(e) de PvdA altijd over dissidenten, die veelal op idealistische gronden

afwijken van de partijlijn. Die karakteristiek openbaarde zich in 2002 ook bij diverse prominente

partijleden.202

Sinds eind jaren negentig voert de PvdA een meer realistische en pragmatische politieke koers

ten aanzien van de defensie-industrie, waarmee de partij zich duidelijk onderscheidt van bijvoorbeeld

de SP, waar antimilitarisme vaak de boventoon voert. Deze realistischere koers hangt samen met het

streven van de PvdA naar meer samenwerking op defensiegebied binnen Europa. 203 In de

verkiezingsprogramma’s vanaf 2002 wordt niet specifiek melding gemaakt van de standpunten ten

aanzien van de defensie-industrie. Wel onderstreept de partij het belang van de kennis- en innovatie-

industrie en de noodzaak van kredietverstrekking aan de sector.204

In het verleden heeft de PvdA werkgelegenheidsargumenten vaak laten prevaleren bij

belangrijke politieke beslissingen. 205 Die constatering is interessant met oog op het JSF-

197 De PvdA had bijvoorbeeld in 2003 een motie ingediend waarin zij de regering verzocht de subsidie voor politieke partijen te verhogen, omdat alternatieve inkomstenbronnen veelal de schijn van beïnvloeding en belangenverstrengeling wekten. In 2012 pleitte PvdA-Kamerlid Bouwmeester nog voor het toevoegen van een lobbyparagraaf aan ieder wetsvoorstel. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27 422, nrs. 2-3. L. Bouwmeester, ‘Maak lobby openbaar,’ http://www.pvda.nl/berichten/2012/06/Maak-lobby-openbaar (vrijdag 1 augustus 2014). http://nieuwsuur.nl/onderwerp/385341-lobby-moet-transparanter.html (vrijdag 13 juni 2014). 198 In 1986 nog had de PvdA het standpunt van conversie opgenomen in het verkiezingsprogramma. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1986, De toekomst is van iedereen, 19. 199 In 1996 dwarsboomde Pronk de verkoop van lasertechnologie aan Indonesië door HSA, het huidige Thales. Pronk liet hiermee zijn idealistische motieven ten aanzien van Oost-Timor prevaleren boven een uitstekende deal voor een Nederlands bedrijf in moeilijkheden. G. Kuitert, ‘Voor het eerst sinds val Berlijnse Muur meer orders voor Defensiebedrijf,’ Trouw (9 februari 1996). 200 Koole, Mensenwerk, 124. 201 Kraaijenveld, ‘Camouflagepak misstaat de PvdA,’ 1. 202 http://www.nu.nl/politiek/3632092/pvda-kamerlid-lutz-jacobi-stemt-aanschaf-jsf.html (zondag 11 mei 2014). 203 Al in 1999 diende de PvdA bijvoorbeeld een Kamermotie in om de interne Europese markt voor de defensie-industrie te vergroten. Daarnaast zet de partij al vele jaren in op een Europese defensiecapaciteit en taakspecialisatie. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 580, nr. 12. 204 Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2010, Iedereen telt mee, 41. 205 In de grote bezuinigingsoperatie op Justitie in 2013 pleitte de PvdA er bijvoorbeeld voor om werkgelegenheid centraal te stellen bij de keuzes voor bezuinigingen.

Page 37: Een politieke jojo?

37

besluitvormingsproces waar werkgelegenheidsargumenten een belangrijke rechtvaardiging voor SDD-

deelname vormden. Ondanks de aandacht voor werkgelegenheid, is Defensie in de loop der jaren - ook

voor de PvdA - een gewillige bezuinigingspost gebleken.206 Bovendien verschoven de prioriteiten in

het PvdA-defensiebeleid langzaam van materieel naar personeel.207 In 2007 pleitte Eijsink nog voor

strengere wapenexportwetgeving en hekelde zij de pro-industriële houding van de VVD. Tevens werd

geconstateerd dat oud-PvdA-Kamerlid Luuk Blom vele initiatieven had genomen om het exportbeleid

aan te scherpen, maar daarbij op een Kamermeerderheid stuitte die de ‘koopman’ belangrijker vond

dan de ‘dominee.’ 208 De geringe invloed van de PvdA rechtvaardigt de conclusie dat het

industriebeleid vooral door rechtse partijen bepaald lijkt te worden. Die constatering vormt verderop

een belangrijke verklaring voor de Nederlandse SDD-deelname.

Het verlies aan werkgelegenheid als gevolg van bezuinigingen bij Defensie, lijkt de PvdA

deels op te willen vangen via de defensie-industrie. In 2012 pleitte de partij bijvoorbeeld voor een

extra injectie van €5 miljoen in het CODEMO-fonds om de toegang tot kapitaal voor O&O voor met

name het MKB te bevorderen. Datzelfde jaar steunde de PvdA een wetsvoorstel van Maxime

Verhagen (CDA) voor een open en transparante Europese markt voor defensie- en

veiligheidsmateriaal.209 Door enerzijds het exportbeleid aan te scherpen en anderzijds te investeren in

O&O maakte de PvdA duidelijk waar haar prioriteiten ten aanzien van de industrie liggen en op welke

wijze zij de groei van de industrie het liefst ziet. Wapenexport is daarbij ondergeschikt aan de effecten

van investeringen in onderzoek en innovatie.

Bij de behandeling van de Defensiebegroting voor 2014 stelde de PvdA veel waarde te

hechten aan de defensie-industrie en het CODEMO-fonds. Interessante conclusie is dat de PvdA

meent dat grote defensiebedrijven te vaak een beroep doen op het fonds. De sociaaldemocraten zien

het liefst dat het fonds wordt aangewend door MKB-bedrijven.210 De focus van de PvdA op het MKB

was ook tijdens het JSF-besluitvormingsproces belangrijk, omdat - in strijd met de PvdA-beleidslijn -

Stork veelal de grootste JSF-beneficiant was.

Besluit

De belangrijkste verklaring voor het feit dat de defensie-industrie in de loop der jaren een sterke

(politieke) positie heeft verkregen is gelegen in haar bijzondere karakter en het daaruit voortvloeiende

A. Marcouch, ‘Werkgelegenheid staat centraal bij maatregelen Justitie,’ (23 maart 2013). http://www.pvda.nl/berichten/2013/03/Werkgelegenheid+staat+centraal+bij+maatregelen+Justitie (vrijdag 19 september 2014). 206 In het laatste kabinet, voor de huidige coalitie, waarin de PvdA zitting had werd Defensie nagenoeg ontzien. ’Wil PvdA wel of niet bezuinigen op Defensie?’ Volkskrant (12 december 2012). 207 A. Eijsink, In dienst van Nederland, in dienst van de wereld: een plan voor de actieve en doelmatige krijgsmacht (Den Haag 2007) 28-29. 208 D. van der Wekken, ‘Illegale wapenhandel: een hardnekkig probleem,’ ROOD jrg. 4 nr. 4 (Amsterdam 2007) 18-19. 209 http://www.denederlandsegrondwet.nl/9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vj3950yg7xzr?ctx=vhshnf7snxu9&tab=1 (maandag 9 juni 2014). 210 Grote defensiebedrijven als Stork en Thales zouden het wat de PvdA betreft met minder overheidsstimulering moeten doen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 750 X, nr. 23.

Page 38: Een politieke jojo?

38

beleid. Zo is er om veiligheidsredenen bijvoorbeeld geen sprake van een open markt. Een tweede

verklaring is gelegen in de tegenstrijdigheid tussen de handelsbelangen van de industrie en overheid

en de toezichthouderstaak van de overheid, de eerder genoemde ‘dubbele pet.’ De intensieve

overheidsbetrokkenheid is historisch gezien mede een gevolg van het feit dat de defensie-industrie een

hoogwaardige industrie is, waarbij spin-off- en spillovereffecten en werkgelegenheidsargumenten

belangrijke politieke argumenten bleken. Voornoemde conclusies leidden onder andere tot de

ontwikkeling van stimulerende beleidsmaatregelen als het CODEMO-fonds en de DIS.

De vraag is vervolgens welke rol de PvdA bij deze positionering speelde. Enerzijds

representeert de industrie de internationale wapenproductie en -handel, waar de PvdA historisch

gezien moeite mee heeft. Bovendien heeft de PvdA meerdere malen voor exportrestricties gepleit en

geprobeerd de politieke lobby transparanter te maken en daarmee haar invloed in te perken.

Anderzijds heeft de industrie kenmerken die binnen de PvdA op steun kunnen rekenen, zoals het

creëren van werkgelegenheid, het hoogwaardige karakter met investeringen in O&O en spin-off- en

spillovereffecten. Dat de PvdA het belang van de sector onderschrijft en actief overheidsbeleid

aanmoedigt blijkt uit haar houding tegenover het CODEMO-fonds, waarbij de prioriteit voor de PvdA

uitgaat naar het MKB. Het belang van toenemende investeringen in Europa, dat de PvdA altijd heeft

benadrukt, toont zich ook ten aanzien van de defensie-industrie. Initiatieven voor eerlijke concurrentie

en het verbeteren van de Europese positie van de Nederlandse industrie konden altijd op PvdA-steun

rekenen. De invloed van de defensie-industrie, zoals die in de historiografie bij de JSF verondersteld

wordt, past niet in het defensie-industriebeleid van de PvdA. Wel erkende de PvdA het bijzondere

karakter en de noodzaak van speciaal overheidsbeleid en daarmee heeft zij de facto bijgedragen aan

het subsidiebeleid dat ten grondslag lag aan het latere SDD-besluit. Belangrijke prioriteiten in het

historische defensie-industriebeleid van de PvdA, met oog op de JSF, zijn werkgelegenheids-, spin-

off- en spilloverargumenten, de prioriteit van het MKB en aandacht voor een Europese industrie.

Page 39: Een politieke jojo?

39

2 De PvdA en het besluitvormingsproces rond de vervanging van de F-16

2.1 De JSF onder de politieke radar (1994-1998)

Waardoor kon de JSF, nog voordat het politieke besluitvormingsproces überhaupt was begonnen, eind

1998 in de beste positie verkeren om de F-16 te vervangen en welke rol speelde de PvdA daarbij?

- In hoeverre speelde de luchtmacht een rol bij de gecreëerde voorkeurspositie voor de JSF in de

periode 1994-1998?

- In hoeverre speelde de PvdA een rol in deze fase?

- Welke mate van invloed hadden de drie belangrijkste partijen, namelijk de Tweede Kamer, de

Defensie-ambtenaren en de bewindspersonen op de besluiten in deze periode?

De oorsprong

De oorsprong van de JSF ligt in 1994, toen de Amerikaanse regering het Joint Advanced Strike

Technology Program (JAST) instelde om een nieuwe generatie strategische vliegtuigen te

ontwikkelen.211 Eind 1994 kregen vier grote Amerikaanse defensieconcerns (Boeing, Lockheed,

Northrop en McDonnell-Douglas) de opdracht een eerste concept-ontwerp voor een nieuw vliegtuig te

maken.212 Daarmee startte de concept development phase van een ontwikkelingstraject dat zijn weerga

niet kende.213

Begin 2002 deden De Groene Amsterdammer en de NRC een aantal baanbrekende

onthullingen over wat zich vanaf 1994 in Nederland had voltrokken. Dat jaar bracht Paul Kaminsky,

de Amerikaanse onderminister voor defensiematerieel, een bezoek aan Den Haag. Hij sprak met Dirk

Starink, materieeldirecteur van de luchtmacht, en vroeg hem of Nederland wellicht interesse had in het

JAST-programma. Starink was geïnteresseerd en polste daarop de Nederlandse defensie-industrie.214

Opmerkelijk is dat op dat moment nog niet bekend was dat Nederland überhaupt een nieuw

gevechtsvliegtuig nodig had. Klep’s conclusie dat de luchtmacht in deze periode ver voor de fanfare

uitliep was dan ook terecht.

211 De ontwikkeling van deze nieuwe generatie vliegtuigen kwam voort uit de wens van het Pentagon niet langer verschillende vliegtuigen te ontwerpen en bouwen voor alle afzonderlijke onderdelen van de Amerikaanse krijgsmacht. F. Schwartz, Technology-solution for the next generation of affordable strike fighters (paper presented at the AGARD FVP Symposium on “Strategic Management of the Cost Problem of Future Weapon Systems”, held in Drammen, Norway, 22-25 September, 1997, and published in CP-602.) 212 M. Lorell, The U.S. Combat Aircraft Industry, 1909-2000: Structure, Competition, Innovation (Santa Monica 2003) 116. McDonnell-Douglas zou later samengaan met Northrop en dit consortium werd aangevuld met British Aerospace. Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 X, nr. 14. 213 C. Bolkcom, Joint Strike Fighter (JSF) Program: Background, Status, and Issues (Washington 2003) 3-6. 214 S. Derix en J. Oranje, ‘Toys for boys; Reconstructie van een mega-order van vijf miljard euro voor een nieuw gevechtsvliegtuig,’ NRC (19 januari 2002) 25.

Page 40: Een politieke jojo?

40

In 1994 trad Kok I aan, bestaande uit PvdA, VVD en D66.215 Omdat het project niet bekend

was, was zowel in het PvdA-verkiezingsprogramma als in het regeerakkoord niets over de vervanging

van de F-16 opgenomen. 216 Het defensiebeleid had de context van Ter Beek’s defensienota

Herstructurering en verkleining, met als kernpunten een kleinere krijgsmacht en aandacht voor VN-

vredesoperaties.217 Tegen deze Nederlandse politieke achtergrond volgden de ontwikkelingen in de VS

elkaar snel op. Toen in 1995 de ontwikkeling van een afzonderlijk toestel voor de Amerikaanse en

Britse marine bij het JAST-programma werd ondergebracht, was het Joint Strike Fighter-project

geboren.218

De luchtmacht en industrie waren niet als enige al vroeg geïnteresseerd in de JSF. In februari

1996 liet Gmelich Meijling zich door JSF-programmadirecteur Steidle informeren over de

mogelijkheden van de JSF. Hij was meteen enthousiast en zou al snel groot pleitbezorger voor de JSF

worden.219 Interessant is dat uit het jaarverslag van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

(NLR) over 1996 blijkt dat Steidle dat jaar eveneens een bezoek aan het NLR had gebracht, dat als

laboratorium veel profijt zou hebben van eventuele Nederlandse deelname aan het JSF-project.220

De vraag is echter waarom de luchtmacht al zo vroeg contact zocht met de industrie. Volgens

Derix en Oranje was dat om draagvlak voor de JSF te creëren. Als behalve Defensie ook de industrie

overtuigd raakte van de kansen die de JSF bood, zou de positie van de JSF al bijzonder sterk zijn

voordat het besluitvormingsproces überhaupt was begonnen. 221 Deze constateringen worden

onderschreven door Klep, die betoogt dat de voorstanders de deal zo snel mogelijk wilden

dichttimmeren.222 Deze conclusie over de veel te vroeg duidelijke voorkeur van de luchtmacht en

industrie wordt bevestigd door een interne nota van Starink, waarin hij stelde dat de JSF beter zou

worden dan alle Europese alternatieven.223 Starink’s conclusie was voorbarig, omdat de JSF nog

nauwelijks op papier bestond.

Cruciale ontwikkeling was het faillissement van vliegtuigbouwer Fokker in maart 1996,

waarna de gezonde bedrijfsonderdelen werden overgenomen door Stork. Eind 1996 was in de Kamer

de Mid Life Update (MLU) aan de orde, een noodzakelijk upgrade- en

levensduurverleningsprogramma voor de F-16.224 Er was veel belastinggeld in Fokker gestopt om het

van de ondergang te redden en de MLU leek de enige manier daar nog rendement uit te halen.225

215 J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 1994. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1994' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 1994 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1995) 19-22. 216 Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1990, Wat mensen bindt, 40-50. 217 Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 975, nr. 2. 218 De term Joint had betrekking op de gezamenlijke ontwikkeling van één vliegtuig voor zowel landmacht, luchtmacht als marine. In de concept development phase werden in totaal drie vliegtuigenontwerpen ingediend. C. Bolkcom, Joint Strike Fighter program: background, status, and issues (Washington 2003) 1-5. 219 Derix en Oranje, ‘Toys for boys,’ 25. 220 Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR), Annual Report 1996 (Amsterdam 1996) 77. 221 Derix en Oranje, ‘Toys for boys,’ 25. 222 Klep, Dossier-JSF, 19. 223 http://www.jsfnieuws.nl/?p=246 (donderdag 18 december 2014). 224 In 1991 was de Kamer reeds geïnformeerd over Nederlandse deelname aan het MLU-programma van de F-16. Dat was noodzakelijk omdat de regering verwachtte dat de operationele levensduur van de Nederlandse F-16’s halverwege de jaren

Page 41: Een politieke jojo?

41

Het JSF-project was in september 1996 aan de Kamer voorgelegd als één van de weinige

concrete materieelontwikkelingsprojecten. De regering wilde deelnemen aan het requirement

validation program van de JSF, waarin werd bepaald aan welke eisen een nieuw toestel überhaupt

moest voldoen. In december 1996 tekende Nederland daarom een Memorandum of Understanding

(MoU), waarmee een bedrag van $10 miljoen was gemoeid. Tegelijkertijd benadrukte de regering dat

Europese ontwikkelingen nauwlettend zouden worden gevolgd.226 Opmerkelijk is dat Defensie al in

1996 tijdelijk twee mensen naar de Nederlandse ambassade in Washington stuurde, om een vinger aan

de pols te houden.227

De F-16 op termijn vervangen

Op 20 december 1996 meldde Gmelich Meijling dat Nederland vanaf ongeveer 2010 behoefte zou

hebben aan een vervangend gevechtsvliegtuig, waarvoor in 1998 de behoefte werd vastgesteld.

Tegelijkertijd sprak hij de voorkeur uit voor het JSF-project en onderstreepte hij de mogelijkheden

voor de industrie.228 Opmerkelijk is dat Gmelich Meijling al een intentieovereenkomst had getekend

voor deelname aan de conceptontwerpfase en dat in het NIFARP reeds een belangenorganisatie voor

de Nederlandse industrie was opgezet.229 Hij erkende hiermee openlijk dat achter de schermen al een

eerste deal was gesloten, waarmee tevens werd bevestigd dat de luchtmacht en industrie de JSF met

succes naar voren hadden geschoven, alvorens het besluitvormingsproces was begonnen.

Toen Nederland in april 1997 de samenwerkingsovereenkomst voor de voorstudiefase

tekende, was Defensie alweer verder. Peter Vorderman, belast met plannen en projecten bij Defensie,

concludeerde dat deelname aan de volgende projectfase, de Engineering and Manufacturing

Development (EMD) fase, een breder politiek en maatschappelijk draagvlak eiste.230 Het is interessant

te constateren dat Defensie zich al oriënteerde op de ontwikkelingsfase, die in alle opzichten verder

ging dan de onderzoeksfase. Dat industriële argumenten een belangrijke rol speelden bleek uit het feit

dat de regering onderzoeksbureau Booz Allen & Hamilton liet onderzoeken hoe de Nederlandse

negentig op zijn eind zou lopen. De operationele behoeftestellingsfase en de concept-demonstratiefase vonden tegelijkertijd plaats, een keuze die bij weinig problemen zeer efficiënt kan zijn, maar ook grote nadelige gevolgen kan hebben, zoals later zou blijken bij de JSF. Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 21 800, nr. 53. Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 22 800 X, nr. 32. Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 X, nr. 14. 225 Klep, Dossier-JSF, 13-14. 226 De regering rechtvaardigde het deelnamebesluit met de hoop dat de verkregen informatie kon bijdragen aan het vaststellen van de mogelijke behoefte voor een vervanger voor de F-16 en van nut kon zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven met oog op mogelijke latere participatie in een ontwikkelingstraject. Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 X, nr. 14. 227 J. Boom, ‘Het onverkwikkelijke JSF-dossier: Luchtgevecht,’ De Groene Amsterdammer (23 maart 2002). Het besluit om in een dermate vroeg stadium al Nederlandse vertegenwoordigers naar de VS te sturen kon enerzijds worden gerechtvaardigd als een manier om de investering van $10 miljoen te monitoren, maar was aan de andere kant moeilijk te rechtvaardigen doordat er nog altijd geen behoeftestelling voor een nieuw gevechtsvliegtuig was vastgesteld. 228 Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 X, nr. 44. 229 NIFARP: Netherlands Industrial Fighter Aircraft Replacement Platform. Idem. 230 J. Boom, ‘Nederland en de Joint Strike Fighter: In volle vaart de fuik in,’ De Groene Amsterdammer (22 april 2009).

Page 42: Een politieke jojo?

42

industrie zich het beste kon positioneren binnen het JSF-project.231 Booz Allen concludeerde dat er

miljarden in het verschiet lagen mits Nederland zich binnen afzienbare tijd (twee jaar) aan de

ontwikkelingsfase van het toestel zou committeren. Het NIVR, zelf belanghebbende bij de JSF, trok

soortgelijke conclusies.232

De conclusie tot dit moment was dat Defensie (luchtmacht) en de industrie voor JSF-deelname

waren en de regering eerst de mogelijkheden wilde laten onderzoeken, nota bene door een partij

(NIVR) die alles behalve objectief was. De JSF-voorkeur van de luchtmacht, die past in de eerder

geconstateerde historische voorkeur voor Amerikaans materieel, werd bevestigd door kolonel Ed

Evers:

‘De JSF belooft een perfecte match te worden voor de Koninklijke Luchtmacht: een multi-role stealthy

gevechtsvliegtuig in het middenspectrum, in grote aantallen aan te schaffen door de Amerikaanse (en Britse)

strijdkrachten en met een betaalbaar prijskaartje: 50 à 60 miljoen gulden per stuk.’233

In mei 1997 benadrukte de PvdA haar voorkeur voor een Europese wapenindustrie en Europees

veiligheidsbeleid.234 Die keuze paste niet alleen in haar buitenlands en defensiebeleid, maar stond ook

haaks op de ontwikkelingen die achter de schermen gaande waren.235 De regering constateerde dat de

Nederlandse industrie baat had bij internationale ontwikkelingsprogramma’s en zegde toe de industrie

door middel van speciaal stimuleringsbeleid te ondersteunen bij de positionering binnen een

vervangingsprogramma voor de F-16.236 Verder bleek opnieuw de regeringsvoorkeur voor het JSF-

programma: ‘Verwacht wordt dat een succesvolle deelname aan de EMD-fase zal leiden tot deelname

aan de productiefase van het volledige JSF-programma.’237 Deze ontwikkelingen rechtvaardigen de

conclusie dat Nederland eind 1997 al met een half been in de JSF-ontwikkelingsfase stond, terwijl nog

altijd geen officiële behoeftestelling naar de Kamer was gestuurd. Het faillissement van Fokker bracht

ook de regering aan de zijde van de luchtmacht en industrie.

Toen minister van Economische Zaken Wijers begin 1998 stelde dat deelname aan de twee

grootste (vliegtuig-)industrieprogramma’s van dat moment, namelijk de Airbus en de JSF, de industrie

231 Klep, Dossier-JSF, 21. 232 NIVR, Opvolging F-16. NIVR beleidsadvies vanuit economisch, industrieel en technologisch oogpunt (2001). NIVR, Flying to Eminence, Nederlandse vliegtuigindustrie slaat mondiaal de vleugels uit (2000). 233 http://broekstukken.blogspot.nl/2010/10/jsf-ondoorzichtig-spookproject-een.html (dinsdag 24 juni 2014). 234 Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 22 112, nr. 86. 235 Ten tijde van de aanschaf van de F-16 had Vredeling eerst ook gepleit voor vervanging in Europees perspectief. Zijn persoonlijke voorkeur ging lange tijd uit naar een Frans toestel. Uiteindelijk moest hij echter erkennen dat de Amerikaanse F-16 het beste toestel voor de beste prijs was. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 580, nr. 12. 236 Voor het Nederlandse luchtvaartcluster, dat met het faillissement van Fokker veel aan prestige had ingeboet, lagen er volgens de regering grote kansen in zowel internationale civiele als militaire projecten. Een vervangingsprogramma voor de F-16, waarin de industrie zou kunnen participeren, paste uitstekend in dit regeringsbeleid. Structureel werd er 35 miljoen gulden voor de defensie-industrie uitgetrokken. Derix en Oranje, ‘Toys for boys,’ 25. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 820, nr. 1. 237 Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 820, nr. 1.

Page 43: Een politieke jojo?

43

kon redden, wilde de PvdA weten in hoeverre dit luchtvaartclusterbeleid haalbaar was, als van JSF-

deelname zou worden afgezien.238 Al zeer vroeg zette de PvdA-fractie daarmee vraagtekens bij het

JSF-programma. Gelet op de beschikbare informatie - de PvdA wist immers niet wat zich achter de

schermen had voltrokken - waren de vragen van de PvdA terecht. Gmelich Meijling had bovendien al

twee keer de VS bezocht om de mogelijkheden voor Nederlandse industriële deelname aan de JSF-

ontwikkeling te inventariseren.239 Volgens Derix en Oranje liep vanaf dit moment de beeldvorming

van de Defensie en de Kamer langs elkaar heen.240 Die conclusie kan worden gerechtvaardigd op basis

van de Kamerstukken en de ontwikkelingen die hierboven zijn geschetst. Door Gmelich Meijling’s

inspanningen in de VS en zijn positieve uitlatingen over de JSF, gekoppeld aan de acties van de

luchtmacht, verkeerde Defensie in de veronderstelling dat er vol zou worden ingezet op het JSF-

project, terwijl de Kamer uit Gmelich Meijling’s opmerkingen terecht kon concluderen dat hij zich

slechts oriënteerde.241

In mei 1998 publiceerde de Rekenkamer een rapport over lessen die waren geleerd bij de

aanschaf van de F-16. Belangrijke aanbevelingen voor toekomstige materieelaanschafprojecten waren

het vaststellen van duidelijke wetgeving, compensatiecontracten en een maximumprijs.242 Op dat

moment was geen van die zaken echter aan de orde geweest. Het belang van duidelijke wetgeving

werd onderstreept door Versailles en Mérindol die in hun artikel over trans-Atlantische

kennisuitwisseling stelden dat, hoewel de Nederlandse industrie de VS wel degelijk unieke kennis kon

238 Het regeringsbeleid was erop gericht om het Nederlands luchtvaartcluster financieel te ondersteunen bij de positionering binnen twee grote internationale luchtvaartprogramma’s. Het betrof zowel een civiel programma (Airbus) als een militair programma (JSF). Volgens de regering zou echter alleen een combinatie van beide programma’s tot voldoende productievolume en behoud van een goede technologische kennisbasis voor de luchtvaartindustrie leiden. Uit de inzet van de PvdA in het debat bleek echter dat de sociaaldemocraten kritisch waren over het JSF-programma, omdat er voor de PvdA, ten aanzien van de JSF, een aantal vragen waren die primair beantwoord moesten worden. Deze vragen werden in het debat niet verder gespecificeerd. Daarom wilde de PvdA weten wat er van het luchtvaartclusterbeleid overbleef als de militaire pijler, het JSF-project, om wat voor reden dan ook zou wegvallen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 820 en 25 080, nr. 2. 239 Eerste Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25600 X, nr. 25, 1226-1293. 240 Derix en Oranje, ‘Toys for boys,’ 25. 241 Interessant is ook dat Gmelich Meijling stelde dat de Nederlandse industrie al vroeg contact diende te hebben met de Amerikaanse industrie, waarmee nogmaals zijn voorkeur voor het Amerikaanse programma duidelijk werd: ‘Immers, in het jaar 2000 wordt de keuze gemaakt tussen een type van Boeing-McDonnell Douglas of Lockheed-Martin. Als wij dan niet onze positie hebben gemarkeerd, zijn wij ketelaar zoals dat in de marine wordt genoemd. Dan kunnen wij wel naar participatie fluiten en vallen wij terug op compensatie. Dat zou in dit geval buitengewoon betreurenswaardig zijn.’ Uit deze opmerkingen van Gmelich Meijling blijkt duidelijk zijn voorkeur voor het Amerikaanse toestel. Eerste Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25600 X, nr. 25, 1226-1293. 242 Volgens de Rekenkamer waren Europese landen ten tijde van de aanschaf van de F-16 teveel onderhevig aan Amerikaanse wet- en regelgeving. De toepassing van deze wet- en regelgeving was gedurende de looptijd van de programma’s diverse malen veranderd. Deze veranderde wetgeving, gecombineerd met een gebrek aan informatie maakten het werk van de Europese Rekenkamers bijzonder moeilijk. De facto stelde de Rekenkamer dat de Amerikanen alles bepaalden. Een andere belangrijke Rekenkamer-conclusie was de volgende: ‘Het deelnemen aan een coproductie met de Verenigde Staten al dan niet als «limited partner» op basis van FMS-voorwaarden, impliceert dat Nederland zich conformeert aan het beleid van de Amerikaanse regering ten aanzien van de verkoop van gemeenschappelijk geproduceerde wapens aan derde landen. Het Amerikaans beleid hoeft niet noodzakelijkerwijs overeen te komen met het beleid van de Nederlandse Regering en de Staten-Generaal (…).’ Het hier geschetste beeld past in de historische beleidslijn van de PvdA tegenover de defensie-industrie, waarin de PvdA onder andere haar zorgen uitte over de wapenexport. Uit deze conclusie van de Rekenkamer volgt duidelijk de bepalende rol en de grote invloed van de VS op Nederlandse besluitvormingsprocessen rond materieelaanschaf. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 253, nr. 1.

Page 44: Een politieke jojo?

44

bieden, de Amerikanen iedere stap van het JSF-proces bepaalden.243 De sceptische JSF-houding van de

PvdA was als gevolg van deze constateringen dan ook gerechtvaardigd.

Toen na de verkiezingen van 1998 Kok II aantrad, leverde de PvdA opnieuw geen

bewindspersonen die direct betrokken waren bij de F-16-vervanging.244 Het industriebeleid werd

voortgezet en er werd tussen 1998 en 2001 200 miljoen gulden beschikbaar gesteld ter voorbereiding

op deelname aan een vervangingsproject voor de F-16. Hoewel dit bedrag niet specifiek was

gereserveerd voor het JSF-project, blijkt het tegendeel uit de mededeling dat de in het NIFARP

verenigde bedrijven reeds contacten hadden gelegd met Amerikaanse (onder)aannemers van het JSF-

project.245

Het industriebeleid ten aanzien van het Airbus- en JSF-project ging uit van 5000 daaruit

voortvloeiende banen en kostte tussen de 900 miljoen en 1,4 miljard gulden.246 De toon van de PvdA

ten aanzien van het industriebeleid was positief-kritisch. De sociaaldemocraten stemden in met de

subsidie vanwege de kans op spillovereffecten. Deze instemming paste in de historische PvdA-

beleidslijn ten aanzien van de defensie-industrie, waarin veel waarde werd gehecht aan neveneffecten

op het gebied van technologische innovaties. Tegelijkertijd was de PvdA-inzet dubbelzinnig, omdat

enerzijds werd gesteld dat Nederland de kans op JSF-deelname moest grijpen, maar de PvdA zich

anderzijds niet uitsprak voor een bepaald toestel. Wel wilde de PvdA weten hoeveel arbeidsplaatsen er

daadwerkelijk met behulp van de subsidie zouden worden behouden of gerealiseerd.247 Belangrijke

conclusie is dat de PvdA daarmee al vroeg kritisch was op de voorgespiegelde

werkgelegenheidseffecten en haar instemming met de subsidie verklaarde door de kans op

spillovereffecten en de afwezigheid van een toestelvoorkeur.

De politiek krijgt argwaan

Begin 1999 werd de Kamer langzaam duidelijk dat zij niet overal van op de hoogte was. Die

constatering volgt uit de vragen van GroenLinks-woordvoerder Harrewijn aan minister De Grave over

of hij twijfelde aan de manier waarop werd gewerkt aan de opvolging van de F-16, of er JSF-

243 D. Versailles en V. Mérindol, ‘Konwlegde transfers and R&D management: an inquiry into the problem of transatlantic complementarities,’ Defence and Peace Economics vol. 73 nr. 3 (2006) 251. 244 Alle belangrijke portefeuilles met betrekking tot de vervanging van de F-16 waren in VVD-handen gekomen. Frank de Grave en Henk van Hoof werden respectievelijk minister en staatssecretaris van Defensie. Annemarie Jorritsma werd minister van Economische Zaken en Jozias van Aartsen minister van Buitenlandse Zaken. Premier Kok en Dick Benschop, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, waren de enige PvdA-bewindspersonen die enigszins betrokken waren bij het dossier. http://www.parlement.com/id/vh8lnhronvx4/kabinet_kok_ii_1998_2002 (vrijdag 27 juni 2014). Er is in de historiografie veel geschreven over de staat waarin Van Hoof het dossier over de vervanging van de F-16 aantrof. Gmelich Meijling scheen een lege map te hebben achtergelaten met daarop op een briefje: Vervanger F-16: JSF! 245 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 200 X, nr. 2. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 253, nr. 1. 246 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 200 XIII, nr. 7. 247 De kritische houding van de PvdA tegenover de voorgespiegelde effecten is een belangrijke constatering die in de loop van het besluitvormingsproces meer dan terecht zou blijken te zijn. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 200 XIII, nr. 39.

Page 45: Een politieke jojo?

45

alternatieven waren en of de JSF ook ‘van de plank’ gekocht kon worden.248 De Grave verschool zich

achter het feit dat de industriesubsidieregeling bedoeld was om in aanmerking te komen voor JSF-

opdrachten, maar geen bijdrage vormden aan de JSF-ontwikkeling.249

Binnen Defensie waren inmiddels de eerste scheuren ontstaan. De luchtmachttop en de

attachees in Washington waren overtuigd van de JSF. Tegelijkertijd wilden de bewindspersonen niet

op de zaken vooruit lopen en waren enkele hoge Defensieambtenaren bezorgd over de gevolgen van

de voorkeur voor de dure JSF.250 Volgens Klep speelde het feit dat de luchtmacht in de jaren negentig

aan prestige en vertrouwen in eigen kunnen had gewonnen en bovendien indruk had gemaakt op de

Amerikanen een belangrijke rol bij de voorkeur voor de JSF.251 Klep draagt hier een nieuwe verklaring

aan voor de these dat de historische defensierelatie tussen Nederland en de VS de voorkeur voor de

JSF mede bepaalde.

De tegenstellingen binnen Defensie bereikten een hoogtepunt tijdens een geheim overleg in

maart 1999. Volgens de ambtelijke top was de Kamer eenzijdig geïnformeerd en stuurde Defensie de

politiek richting de JSF. Commandant der Luchtstrijdkrachten Ben Droste, bijgenaamd ‘mister JSF,’

voelde zich in de hoek gedreven door de volgende uitlatingen van Van Hoof: ‘De vraag zou kunnen

worden gesteld of het huidige middenspectrum jachtvliegtuig moet worden vervangen door een

soortgelijk vliegtuig dat dezelfde functies uitvoert. Misschien kunnen sommige functies (in de

toekomst) door andere middelen worden uitgevoerd.’252 Uit deze opmerking blijkt dat Van Hoof een

stuk kritischer was over de JSF dan zijn voorganger Gmelich Meijling. De vraag wat de toekomstige

waarde van jachtvliegtuigen zou zijn, zou later een belangrijke pijler onder het kritische JSF-beleid

van de PvdA worden.

248 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, Kamervragen 2989908290, Vragen van het lid Harrewijn (GroenLinks) aan de minister van Defensie over de opvolger van de F-16 jachtvliegtuigen (Ingezonden 23 februari 1999). 249 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, Aanhangsel, nr. 1003. Vragen van de leden Van 't Riet en Van Walsem (beiden D66) aan de minister van Defensie over de vervanging van de F16 (Ingezonden 24 februari 1999). 250 Uit vertrouwelijke documenten van de betreffende ministeries blijkt dat Van Hoof eind 1998 een bericht had ontvangen van de Nederlandse ambassade in Washington, waarin werd geopperd de CieDef naar Washington te laten komen voor een briefing over de JSF. Van Hoof en De Grave vonden echter dat de ambassade ver op de zaken vooruit liep en verwezen het voorstel naar de prullenbak. Derix en Oranje, ‘Toys for boys,’ 25. 251 Volgens Klep hadden de operaties in Bosnië en Kosovo in de jaren negentig de luchtmacht veel prestige opgeleverd. De succesvolle acties in Oost-Europa toonden het gelijk van de luchtmacht in haar opzet om in de Mid Life Update in te zetten op ‘configuratiegroei’ van de F-16. Het toestel was in de MLU veelzijdiger gemaakt en had zich in Oost-Europa bewezen als uitstekend luchtgevechtsvliegtuig, maar ook als ondersteunings- en verkenningstoestel. De Amerikanen waren volgens Klep onder de indruk van het Nederlandse optreden en wisten dat de luchtmacht de JSF wilde om in het vizier van de VS te kunnen blijven. Deze constatering van Klep onderschrijft het in het eerste hoofdstuk geschetste beeld dat de trans-Atlantische band een belangrijke verklaring vormde voor de positie van de luchtmacht. Klep, Dossier-JSF, 20-21. 252 In tegenstelling tot zijn voorganger Gmelich Meijling wilde Van Hoof alle opties openhouden en weersprak hij dat er geen alternatief voor de JSF zou zijn. Hij verklaarde weliswaar dat er was gesproken over deelname aan het Amerikaanse traject, maar dat er nog geen definitieve keuze was gemaakt. Tegenover twee journalisten omschreef Van Hoof zijn ideale besluitvormingsproces als volgt: ‘Als u thuis gaat praten met uw kinderen over welke auto u hierna gaat kopen, vertellen ze u misschien dat u een BMW moet kopen, omdat ze dat zo'n mooie auto vinden. Maar u gaat eerst rustig eens bij een paar showrooms langs, neemt een paar foldertjes mee, bekijkt wat het allemaal kost en bepaalt dan zelf wat het gaat worden. Zo werkt het toch bij u thuis?’ P. van Olst en R. Pasterkamp, ‘Open strijd om Defensie-miljarden,’ Reformatorisch Dagblad (3 april 2000).

Page 46: Een politieke jojo?

46

Besluit

De belangrijkste conclusie is dat de JSF bij aanvang van het besluitvormingsproces daadwerkelijk in

een voorkeurspositie verkeerde. De eerste verklaring daarvoor is het optreden van de Amerikanen, die

in een vroeg stadium de Nederlandse interesse polsten. De tweede verklaring was de positieve houding

van de luchtmacht tegenover de JSF, die met verschillende voorbeelden is aangetoond, en het

succesvolle samenwerkingsverband met de industrie. De top op Defensie was eveneens al vroeg

geïnteresseerd in de JSF. De JSF-voorkeur van de regering werd niet expliciet uitgesproken maar

toonde zich in de praktijk doordat verschillende overeenkomsten werden gesloten die allemaal

bijdroegen aan voortsluipende vastlegging op de JSF, die grotendeels gerechtvaardigd werd aan de

hand van het luchtvaartclusterbeleid. Daarmee samenhangend was het faillissement van Fokker een

bepalende factor die leidde tot een luchtvaartclusterbeleid waarin het JSF-project centraal stond. Het

potentieel van het JSF-project werd bovendien onderschreven door de studies van Booz Allen en het

NIVR, waarmee het beleid kon worden gerechtvaardigd. De Kamer kreeg pas in 1999 inzicht in wat

zich sinds 1994 had afgespeeld. De PvdA speelde dan ook een marginale rol met betrekking tot de

voorkeurspositie van de JSF. De partij had een duidelijke voorkeur voor een Europese industrie, in lijn

met haar historisch gevoerde industriebeleid. Tegelijkertijd hadden de sociaaldemocraten wel

ingestemd met de industriesubsidie, maar die gerechtvaardigd door de verwachte positieve

neveneffecten en het niet uitspreken van een toestelvoorkeur. Belangrijke constatering met oog op het

vervolg van het besluitvormingsproces was dat de PvdA vanaf het prille begin kritisch was op de

voorgespiegelde werkgelegenheidseffecten.

2.2 Meedoen betekent kopen: de PvdA en het besluit tot deelname aan de ontwikkelingsfase

Waarom besloot de PvdA akkoord te gaan met deelname aan de SDD-fase van het JSF-programma,

terwijl zij tegelijkertijd erkende dat SDD-deelname hoogstwaarschijnlijk zou leiden tot definitieve

aanschaf van de JSF?

- Hoe verliep de discussie over de SDD-deelname binnen de PvdA?

- In hoeverre paste de SDD-discussie binnen de PvdA in het gevoerde JSF-beleid tot 2002?

- Welke mate van invloed hadden de verschillende partijlagen op het besluit?

- Welke rechtvaardiging en argumentatie gebruikte de PvdA voor haar optreden?

- In hoeverre kan het PvdA-optreden worden gerechtvaardigd op basis van de beschikbare informatie

over het project?

Page 47: Een politieke jojo?

47

Het besluitvormingsproces begint

Op 9 april 1999 stuurde Van Hoof de behoeftestelling naar de Kamer.253 De belangrijkste punten

waren dat de F-16 tussen 2010 en 2025 vervangen moest worden en dat Nederland in staat moest zijn

een bijdrage te leveren aan internationale missies. Het belang van het luchtwapen bij militaire

operaties werd niet ter discussie gesteld, maar tegelijkertijd konden toekomstige (technologische)

ontwikkelingen niet worden genegeerd. Tevens zou er informatie worden ingewonnen over de

verschillende kandidaten.254

Nadat in juni informatieverzoeken naar de fabrikanten waren gestuurd kwam het politieke

debat op gang.255 PvdA-Defensiewoordvoerder Frans Timmermans maakte zich zorgen over het JSF-

project: ‘In een vroegtijdig stadium moet worden geïnvesteerd, terwijl de uiteindelijke beslissing om

mee te doen veel later wordt genomen. Dit brengt de Kamer in een moeilijke positie.’ Hoewel minister

van Economische Zaken Jorritsma hem verzekerde dat daar geen sprake van was, zal verderop blijken

dat de PvdA’er wel degelijk een punt had.256 Timmermans’ zorgen stonden los van de instemming met

de industriesubsidie, die werd gerechtvaardigd door de verwachte neveneffecten.257 Hoewel officieel

alle opties nog openlagen, nam de kritiek van de PvdA op de JSF-plannen toe.258

Dat bleek onder andere toen PvdA-woordvoerder Zijlstra tijdens de begrotingsbehandeling

van Defensie hoorde over de End Life Update van de F-16.259 De PvdA had een voorkeur voor langer

doorvliegen met de F-16 en was geïnteresseerd in JSF-alternatieven, vooral van Europese makelij.260

Hier zijn twee historische constanten zichtbaar. In de eerste plaats wilde de PvdA liever geen nieuw

toestel, waarin de historische aversie tegenover offensief defensiematerieel terug te zien is. Echter was

de PvdA ook realistisch dat de F-16 moest worden vervangen, waarna zij koos voor een toestel dat

paste in haar industriebeleid, waarin versterking van de Europese industrie een belangrijke rol speelde.

253 Het Defensie Materieel Proces (DMP) wordt standaard doorlopen bij de aanschaf van defensiematerieel met een financiële omvang vanaf €5 miljoen. DMP-projecten met een financiële omvang vanaf 25 miljoen euro, zoals de vervanging van de F-16, doorlopen in principe altijd vier fasen: de behoeftestelling (fase A), de voorstudie (fase B), de studie (fase C) en de verwervingsvoorbereiding (fase D). http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/def/contact/zakendoen-met-defensie/defensie-materieel-proces (vrijdag 28 november 2014). Ministerie van Defensie, Hoofdlijnen van het Defensie Materieel Proces (Den Haag 2007) 13. 254 Gelet op de ontwikkelingen binnen Defensie en de positie van de luchtmacht, had Van Hoof een intern compromis gesloten door in de A-brief mede te delen dat deelname aan de JSF geen effect had op het besluit over de opvolger van de F-16. De kandidaten die onderzocht zouden worden waren de Boeing F/A-18 E/F Super Hornet, de Dassault Rafale, de Eurofighter 2000, de F-16 «block 60+», de Saab/JAS-39 Gripen en de JSF. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 488, nr. 1. 255 Klep, Dossier-JSF, 22. NRC-dossier ‘Besluitvorming rond de JSF’: http://vorige.nrc.nl/redactie/economie/jsf.pdf (vrijdag 4 juli 2014). 256 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 231, nr. 5. 257 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 25 820, nr. 5. In september werd het subsidiebudget voor de industrie met 30 miljoen gulden verhoogd, vanwege de grote hoeveelheid projectvoorstellen en de positieve terugverdienverwachtingen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 25 820, nr. 7. 258 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 X, nr. 12. 259 Dit JSF-alternatief was een ingrijpende en kostbare vernieuwing van de F-16-vloot waardoor de levensduur van de F-16 substantieel werd verlengd. 260 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 X, nr. 34.

Page 48: Een politieke jojo?

48

De Europese voorkeur werd onderstreept door PvdA-fractievoorzitter Ad Melkert, die eiste dat er

serieus zou worden gekeken naar de Eurofighter.261

Begin 2000 werd in de nieuwe defensienota gepleit voor opheffing van een squadron F-16’s.

De PvdA wilde zonder overkoepelend plan echter niet roekeloos op materieel bezuinigen.262 De

noodzaak van een strategische visie was door de PvdA in het verleden al meermaals bepleit en zou een

belangrijke pijler onder haar JSF-beleid worden. Tijdens het debat over de Defensienota deed PvdA-

woordvoerder Zijlstra een opmerkelijke constatering: ‘Als u mij een jaar geleden had gevraagd hoe

een en ander zou verlopen, was mijn antwoord geweest dat het JSF’s zouden worden.’263 Deze

opmerking staaft de eerder getrokken conclusie dat de Kamer pas in 1999 doorkreeg wat zich had

voltrokken en toont bovendien dat de PvdA meende dat er teveel richting de JSF werd geredeneerd.

Haar pleidooi voor een Europees alternatief past goed in die constatering. Zelf had de PvdA weliswaar

erkend dat de kans op JSF-participatie gegrepen moest worden, maar geweigerd een toestelvoorkeur

uit te spreken.264

Op 15 maart werd het basisdocument voor de F-16-vervanging naar de Kamer gestuurd, met

daarin de achtergronden van de twee afzonderlijke discussies, namelijk de F-16-vervanging en de

vraag of Nederland moest deelnemen aan de JSF-ontwikkelingsfase.265 De ontwikkelingen tot dit

moment rechtvaardigen de conclusie dat er nauwelijks nog sprake was van een scheidslijn tussen deze

twee discussies.

Inmiddels waren verschillende fabrikanten hun lobby gestart.266 De Europese industrie was

echter kritisch op het weinig coherente overheidsbeleid en kreeg bijval van Timmermans die

‘eenzelfde insteek’ bij Defensie en Economische Zaken en een grotere regisserende rol voor Kok eiste.

De PvdA was opnieuw sceptisch over de gunstige vooruitzichten voor de Nederlandse industrie.

Timmermans had nog nooit hard bewijs gezien en was huiverig zich nu al op het toestel vast te

leggen.267 Dat de VVD-bewindspersonen het dossier dicteerden bleek toen Jorritsma in juni meldde

dat Lockheed en Stork een eerste overeenkomst hadden gesloten en het industriebudget was

verhoogd.268 De PvdA wilde deze verhoging terugdraaien, omdat zij van mening was dat Jorritsma

261 ‘PvdA: Nederland moet deelnemen aan Eurokorps,’ Telegraaf (15 november 1999). 262 ‘Politieke botsing over F-16’s Volkel,’ Brabants Dagblad (11 november 1999). 263 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 900, nr. 22. 264 In het vervolg van het debat pleitte Zijlstra voor de mogelijkheid de F-16 van een End Life Update te voorzien. Als de JSF duurder zou worden en de ontwikkelingstijd verder zou worden verlengd, zou Nederland noodgedwongen langer met de F-16 moeten vliegen. De PvdA was mede om die reden tegen opheffing van het squadron F-16’s. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 900, nr. 22. 265 Een belangrijk onderdeel van dit basisdocument vormden de JSF-alternatieven in relatie tot zaken als industriële participatie en in hoeverre deze alternatieven pasten in de behoeftestelling. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 488, nr. 3. 266 Duitsland trachtte Nederland achter de Eurofighter te krijgen. De Eurofighter was een samenwerkingsprogramma tussen Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië. De Franse industrie liet zich in Den Haag vertegenwoordigen door toplobbyist Rob Meines. ‘Duitse druk rond opvolger F-16,’ AD (18 februari 2000). 267 ‘Kwartetten met straaljagers,’ Telegraaf (25 maart 2000). 268 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 820, nr. 9.

Page 49: Een politieke jojo?

49

moest snijden in de uitgaven.269 De bepalende rol van de VVD-bewindspersonen strookt met de eerder

getrokken conclusie dat het defensie-industriebeleid historisch gezien vooral door politiek-rechts

wordt gedicteerd.

Belangrijke knelpunten

In de Kamer was de zorg ontstaan dat de kandidatenevaluatie en het EMD-besluit samenvielen,

waarmee Nederland zich aan de JSF zou committeren zonder dat andere kandidaten serieus waren

bekeken.270 Eind november eiste Timmermans meer informatie over de kaders voor de vervanging van

de F-16. Daarnaast stelde hij dat landen bij een gemeenschappelijk Europees veiligheids- en

Defensiebeleid (EVDB) ook hun voorkeur voor Europees materiaal moesten uitspreken. 271

Timmermans’ roep om een strategische visie en zijn pleidooi voor Europees materieel pasten in de

eerder geschetste historische PvdA-beleidslijn ten aanzien van defensie en de industrie.272

Sinds eind 1999 onderhandelde Nederland met de VS over de voorwaarden voor deelname aan

de EMD-fase op ‘level 2.’273 Behalve Groot-Brittannië, dat op level 1 participeerde, was Nederland

één van de weinige Europese landen die zich richtte op level 2. Het is opmerkelijk dat er nooit een

politieke discussie is gevoerd over het ‘level’ waarop Nederland wilde deelnemen, een constatering

die kan worden beschouwd als een ernstig mankement in het besluitvormingsproces, omdat het

participatieniveau de kosten en risico’s bepaalde.274 Een andere drempel werd gevormd door de

269 Hoewel de PvdA erkende dat het nuttig kon zijn de Nederlandse industrie kansen op participatie in een ontwikkelingsprogramma te bieden, meenden de sociaaldemocraten dat 20 miljoen euro een dermate gering bedrag was, dat Jorritsma dat binnen haar bestaande subsidiebudget moest regelen. Ten slotte benadrukte de PvdA dat de subsidieverlening geen keuze voor een opvolger van de F-16 betekende. De PvdA wilde dan ook weten wat het niet kopen van de JSF betekende voor de Amerikaanse orders voor ander defensiematerieel en in hoeverre de investeringen in het luchtvaartcluster hun vruchten zouden afwerpen als Nederland de JSF uiteindelijk niet zou kopen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 820, nr. 11. 270 Volgens Van Hoof zou de kandidatenvergelijking op tijd afgerond zijn. Opmerkelijk is dat de regering in de Defensiebegroting voor 2001 al 600 miljoen gulden had gereserveerd voor (eventuele) deelname aan de EMD-fase, waarover pas een jaar later zou worden besloten. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 400 X, nr. 8. 271 Bovendien maakte Timmermans zich zorgen over het Amerikaanse beleid waarbij veel ‘JSF-geheimen’ niet werden gedeeld met partnerlanden. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 488, nr. 5. 272 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 580, nr. 12. Dit Europese betoog werd kracht bijgezet door de PvdA-fractienota Een Europese toets, waarin zij pleitte voor een Europese crisisbeheersingsmacht en een Nederlandse bijdrage daaraan. B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 2000. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2000' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2000 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2001) 180-191. 273 Er bestonden drie niveaus waarop een niet-Amerikaanse partij aan de EMD-fase kon deelnemen. Op level 1 mocht alleen het Verenigd Koninkrijk meedoen. Voor Nederland was level 2 dus het hoogst haalbare. Deelname op level 3 gaf alleen recht op een vertegenwoordiger bij het programmabureau en opbrengsten uit de verkopen aan derden. M. Koning en B. Minne (CPB), Participeren in de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter: Een globale kosten-baten analyse (Den Haag 2001) 13. 274 Als er serieuze discussie was gevoerd over het participatieniveau, dan zou dat er mogelijk toe hebben kunnen leiden dat de prioriteiten ten aanzien van de vervanging van de F-16 beter in beeld zouden zijn gebracht, doordat in geval van deelname op ‘level 3’ de financiële risico’s, maar ook de hoeveelheid industriële orders lager zouden zijn. De Nederlandse JSF-kenner Johan Boeder, de man achter de website jsfnieuws.nl, betoogt dat ‘level 3’ bewust niet ter sprake was gebracht omdat dat de mogelijkheid tot later uitstappen teveel open zou hebben gehouden. Boeder betoogt verder dat deze mogelijkheid in de periode 1999-2001 structureel onder tafel is geveegd. Deze conclusie lijkt gerechtvaardigd op basis van regeringsuitingen in maart 2002, toen werd gesteld dat industriële participatie de rechtvaardiging was voor SDD-deelname op ‘level 2’. J. Boeder, Misleiding 2002-2004 inzake de industriële participatie (z.p. september 2008) 3.

Page 50: Een politieke jojo?

50

kosten. De door de Amerikanen gevraagde bijdrage, 1,5 á 2 miljard gulden, lag ruim boven het

Nederlandse budget en Defensie wilde dat de industrie zou meebetalen.275 Op dat moment waren de

prognoses dusdanig dat de investering van ongeveer 2 miljard het veelvoudige zou opleveren,

waardoor de industrie niet genegen was mee te betalen.276

Studies als rechtvaardiging

Timmermans stelde, meer dan andere partijen, continu kritische Kamervragen over de houding van de

VS, de voortgang van het JSF-project en andere ontwikkelingen die teveel pro-JSF-besluitvorming in

de hand werkten. 277 Een goed voorbeeld daarvan was een geheim NIVR-rapport waarin werd

geadviseerd voor de JSF te kiezen.278

De PvdA eiste opnieuw eerst een operationele behoefte, waarna de Kamer bepaalde welk

toestel de F-16 zou vervangen. De SP vroeg de PvdA vervolgens waarom zij geen streep zette door het

JSF-project.279 Timmermans bleef erbij dat hij eerst duidelijke kaders wilde hebben en daarna pas

wilde bezien of de F-16 überhaupt vervangen moest worden.280 Het gebrek aan kaders werd door de

PvdA als tweezijdige rechtvaardiging gebruikt. Enerzijds om zich niet verder vast te leggen op de JSF

en anderzijds om er niet mee te stoppen.

In oktober 2001 maakte het CPB, in een kosten-batenanalyse van de eventuele deelname aan

de JSF-ontwikkelingsfase, korte metten met de veelgehoorde argumenten dat JSF-deelname goed zou

zijn voor de Nederlandse industrie en veel werkgelegenheid zou opleveren. De belangrijkste conclusie

was dat kopen ‘van de plank’ beter was dan participatie in de ontwikkeling.281 Hoewel het NIVR en de

industrie de conclusies bestreden, zagen met name linkse Kamerfracties hun kans schoon de regering

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 9. Boom, ‘In volle vaart de fuik in.’ 275 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 488, nr. 6. 276 Twee studies van Economische Zaken toonden aan dat de industrie naar verwachting tussen de 12,5 en 14 miljard gulden aan JSF-omzet zou kunnen behalen. Het is onduidelijk op basis waarvan Economische Zaken tot deze bedragen kwam. Boeder trok de bedragen echter in twijfel. Volgens hem waren alleen bij de JSF de door de fabrikant voorgespiegelde bedragen als uitgangspunt gebruikt. Bovendien waren Lockheed’s berekeningen gebaseerd op ‘the best value and competitive pricing’ en kwamen de bedragen niet in de buurt van contractuele garanties. De voorgespiegelde bedragen van onder andere de Eurofighter en de Rafale werden door het NIVR (zoals eerder genoemd een JSF-beneficiant) herberekend en daardoor minder lucratief. J. Boeder, Misleiding 2002-2004, 2. ‘Bedrijven eisen geld bij deelname aan JSF,’ Volkskrant (27 juni 2001). 277 Het aantal Kamervragen in 2001, waarin de term JSF daadwerkelijk werd genoemd, was beperkt. Behalve de vragen van Timmermans, die ongeveer de helft van alle vragen vormden, werden de rest van de vragen gesteld door het CDA en GroenLinks. 278 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, Kamervragen 2000113050, Vragen van het lid Timmermans (PvdA) aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Defensie over het uitgelekte NIVR rapport over de opvolging van de F-16 (Ingezonden 3 juli 2001). 279 Dit was eigenlijk de eerste keer dat de PvdA openlijk door een andere partij werd aangevallen op haar JSF-standpunt. Dat standpunt werd gerechtvaardigd door het gebrek aan kaders en daarmee door een in de ogen van de PvdA verkeerde vorm van besluitvorming. 280 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, nr. 100, Vragen van het lid Timmermans aan de minister van Defensie over uitlatingen van de staatssecretaris over de opvolging van het F-16 jachtvliegtuig van de Koninklijke luchtmacht, 6240-6245. 281 Koning en Minne, Participeren in de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter, 7-11.

Page 51: Een politieke jojo?

51

kritisch te bevragen.282 Volgens CDA en VVD was afzien van EMD-deelname onverstandig gelet op

de 200 miljoen belastinggeld die reeds in de industrie was gestopt. Dit argument was een eerste

aanwijzing die de eerdere stelling van Timmermans, over een ‘point of no return,’ onderschreef. De

PvdA benadrukte daarom de noodzaak van een substantiële bijdrage van de industrie zelf.283

In de VS was eveneens een kritisch rapport verschenen van het Government Accountability

Office (GAO), de Amerikaanse Rekenkamer. Het GAO adviseerde het Pentagon het JSF-project door

kostenoverschrijdingen en vertragingen uit te stellen.284 Eind oktober 2001 selecteerde het Pentagon

Lockheed als definitieve JSF-fabrikant.285 Volgens Timmermans was er, gelet op de behoefte van de

luchtmacht, geen haast met een opvolger voor de F-16.286 De PvdA was bovendien kritisch op de

economische vooruitzichten die de industrie waren beloofd.287 De gerechtvaardigde conclusie tot dit

moment is dat het PvdA-betoog berustte op een aantal pijlers, namelijk het gebrek aan kaders en

urgentie en tevens de te rooskleurig geschetste vooruitzichten. Op basis van deze constateringen -

waarbij diverse kritische studies de PvdA-lijn ondersteunden - en gelet op de inzet van de PvdA,

mocht verwacht worden dat de PvdA er alles aan zou doen geen besluit te hoeven nemen en zich niet

op de JSF zou vastleggen.288

Eind 2001 was het JSF-dossier echter ‘heet’ geworden. De JSF had VVD-ministers Zalm

(Financiën) en Jorritsma (Economische Zaken) lijnrecht tegenover elkaar geplaatst. Jorritsma was

vanwege haar luchtvaartclusterbeleid voorstander van SDD-deelname.289 Als staatskasbeheerder vond

Zalm de financiële risico’s echter te groot. Het was onduidelijk hoeveel JSF’s er zouden worden

gebouwd, wat die gingen kosten en wat de opbrengsten voor de industrie zouden zijn. Het CPB en het

GAO hadden bovendien gehakt gemaakt van de argumenten voor participatie en hoogstens Stork zou

daadwerkelijk profiteren van de JSF.290 Zalm’s conclusies onderschreven het PvdA-betoog. Niet alleen

hadden de diverse studies Timmermans in het gelijk gesteld, maar nu bleek ook nog dat Stork de

grootste JSF-beneficiant was, terwijl de PvdA in haar industriebeleid de prioriteit juist legde bij het

MKB. De industrie wilde bovendien maar deels bijdragen aan de SDD-kosten. Jorritsma probeerde

282 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, Kamervragen 2010201400, Vragen van het lid Harrewijn (GroenLinks) aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Defensie over een rapport van het CPB inzake de opvolging van de F-16 (Ingezonden 23 oktober 2001). 283 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 28 000 X, nr. 16. 284 S. Ramdharie, ‘Strike Fighter-miljarden doen Nederland watertanden,’ Volkskrant (29 oktober 2001) 3. 285 M. Nebinger, ‘Lockheed Martin Beats Boeing in Joint Strike Fighter Contest,’ Forecast International (26 oktober 2001). 286 Timmermans was huiverig een snel besluit over de opvolger van de F-16 te nemen: 'Als je puur kijkt naar de behoefte van de luchtmacht voor een vervanger van de F-16, dan is er geen haast. Er moet een wel heel zwaarwegend politiek en industrieel belang zijn om nu al een besluit over de JSF te nemen.' Nog altijd ontbraken daarmee volgens Timmermans de kaders waarbinnen over de vervanging van de F-16 zou moeten worden besloten. Ramdharie, ‘Strike Fighter-miljarden doen Nederland watertanden,’ 3. 287 Om de druk op de regering en met name op de PvdA op te voeren, bood de industrie eind oktober aan om een kwart van de EMD-kosten van 1,6 miljard op zich te nemen. Idem. 288 Inmiddels was de EMD-fase van naam veranderd en heette die de System Development and Demonstration fase (SDD-fase). 289 In een nota van begin november stelden de ambtenaren van Financiën dat ‘(…) onderbouwing van het belang van dit beleid voor de Nederlandse economie als geheel, en in het bijzonder (...) van eventuele EMD-deelname, ontbreekt.’ S. Derix en J. Oranje, ‘Luchtmacht liep ver voor politiek uit,’ NRC Handelsblad (19 januari 2002). 290 Derix en Oranje, ‘Toys for boys,’ 25.

Page 52: Een politieke jojo?

52

Zalm te overtuigen met een brief van Lockheed waaruit zou blijken dat de Nederlandse industrie wel

degelijk profijt zou hebben van de SDD.291

Het interne debat binnen de PvdA over SDD-deelname

Bovenstaande ontwikkelingen vormden de opmaat naar het SDD-besluit. In december 2001

verscholen D66 en de PvdA zich in de Ministerraad achter de impasse tussen Jorritsma en Zalm.292 Het

gebrek aan kaders en duidelijkheid over de orders en werkgelegenheid rechtvaardigde volgens

Timmermans uitstel van het besluit: ‘Wij zijn steeds van oordeel geweest dat - vanuit de optiek van

defensie - een besluit over de opvolging nu niet nodig is.’293 Het belang van het PvdA-pleidooi voor

(strategische) kaders werd versterkt door 9/11, zoals werd onderschreven door Timmermans:

‘De discussie over de veiligheid in de wereld is na 11 september in een stroomversnelling geraakt. Nieuwe

prioriteiten dienen zich aan en een nieuw gevoel van urgentie heeft zich meester gemaakt van de VS, maar ook

van Europa. Deze nieuwe prioriteiten zijn nog maar zeer beperkt vertaald in beleidskeuzen voor de defensie van

de betrokken landen.’294

In het kabinet waren vooral Pronk en Brinkhorst (D66) tegen SDD-deelname.295 De VVD had de

gelederen gesloten nadat de industrie bereid was €150 miljoen extra te betalen voor SDD-deelname

en Zalm akkoord was gegaan.296 Vrijsen omschreef Kok’s positie als volgt: ‘Weliswaar laat hij zich als

vanouds leiden door de effecten voor de werkgelegenheid, maar de gepresenteerde cijfers roepen

twijfels op.’297 Tot dan toe had Kok zich nauwelijks uitgelaten over de JSF.

Met grofweg politiek-rechts voor en politiek-links tegen SDD-deelname, lag de sleutel bij

coalitiemaker PvdA.298 Die constatering onderschrijft de conclusie van Klep dat de natuurlijke positie

van de PvdA als maker of breker van coalities een verklaring voor haar optreden vormt. Een

belangrijke rol was weggelegd voor VNO-NCW en FNV, die met het werkgelegenheidsargument en

een sterk luchtvaartcluster als argumenten op 23 januari naar het Torentje togen om Kok te

overtuigen.299 VNO-voorzitter Jacques Schraven vertegenwoordigde de industrie en onderstreepte het

291 Brief Jorritsma aan Zalm over brief Lockheed Martin inzake Nederlandse industriële mogelijkheden bij JSF. 292 E. Vrijsen, ‘Gevecht om een vliegtuig,’ Elsevier (12 september 2002). 293 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 12. 294 Idem. 295 Brinkhorst zat op de typische Europese lijn van D66 en wilde een Europees toestel. J. Janssen, ‘Kabinet verdeeld over JSF; Pronk en D66: twijfels bij JSF-vliegtuig,’ AD (28 januari 2002) 1. 296 M. van Meurs, ‘Industrie redt JSF-project,’ Telegraaf (24 januari 2002). 297 Vrijssen, ‘Gevecht om een vliegtuig.’ 298 Klep had de PvdA eerder al een belangrijke positie in het JSF-besluitvormingsproces toegeschreven als natuurlijke maker of breker van Kamermeerderheden. Die constatering ging in dit geval ook op. Klep, Dossier-JSF, 14. 299 ‘Deelname essentieel voor vorming luchtvaartcluster: dringend beroep VNO en FNV om in JSF te stappen,’ Telegraaf (24 januari 2002). Hoewel FNV en VNO-NCW beide aangaven de werkgelegenheid en industriële orders als belangrijkste argument voor SDD-deelname aan te voeren, reconstrueerde Jeroen Wester in 2002 nog een mogelijk ander, sterk onderbelicht, belang bij het FNV. Het FNV had volgens Wester in die jaren een omvangrijke aandelenportefeuille: ‘Bijna twee procent van de aandelenportefeuille zit in bedrijven die als nagenoeg ‘’pure’’ wapenfabrikanten te boek staan. Onder hen het Amerikaanse

Page 53: Een politieke jojo?

53

belang van de JSF. De positie van FNV-voorzitter Lodewijk de Waal was genuanceerder: ‘Wij zeggen

niet dat de overheid straaljagers moet kopen, maar als dat gebeurt zijn we natuurlijk wel geïnteresseerd

in de belangen van de industrie.’ De invloed van de sociale partners op Kok was groot. Schraven en

De Waal meenden dat ze Kok achter de SDD-deelname hadden gekregen. 300 De

werkgelegenheidsargumenten van de sociale partners verklaarden Kok’s pro-SDD-positie, wat

opmerkelijk was omdat diverse rapporten hadden aangetoond dat de werkgelegenheidsvooruitzichten

alles behalve betrouwbaar waren.301

Misschien nog wel belangrijker was de vraag hoe de fractie en vooral fractievoorzitter Melkert

zouden reageren. 302 Op 14 januari had Melkert in Parijs nog gepleit voor een Europees

gevechtstoestel.303 Op 23 januari zei hij echter het volgende over de JSF: ‘Het is altijd goed als er een

project is waar de industrie in kan deelnemen, mits er geen onaanvaardbare risico’s zijn. Verder is

Defensie gebaat bij een hoogwaardig vliegtuig.’304 Hoewel de Telegraaf hieruit concludeerde dat

Melkert positief tegenover de JSF stond, is die conclusie onterecht, omdat ook deelname aan een

Europees toestel in deze uitspraken paste en beter strookte met Melkert’s voorkeuren tot dan toe. Na

de Ministerraad van 1 februari stelde Kok dat de JSF de beste papieren had en dat een beslissing tot

participatie in de SDD-fase de facto gelijk stond aan een besluit tot aankoop.305 Hij erkende dat als je

800 miljoen in een toestel investeert, je dat toestel later ook koopt, waarmee het door Timmermans zo

gevreesde ‘point of no return’ bereikt leek te zijn. Deze uitlatingen bevestigden dat Kok voor SDD-

deelname was.306

Binnen het PvdA-bewindspersonenoverleg (BPO) had Melkert zich vooral gepresenteerd als

JSF-tegenstander, waarmee hij tegenover Vermeend, Bos en Benschop stond, die voor SDD-

participatie waren. De tegenstrijdige signalen die Melkert zowel binnen als buiten de partij gaf,

maakten dat zijn precieze positie en beweegredenen onbekend bleven. Zijn tactiek was erop gericht

het besluit over de verkiezingen heen te tillen.307 Volgens Koole was de stemming tegenover de dure

Raytheon, bekend van Hawk- en Tomahawk-raketten en BAE Systems, een van de wapenhofleveranciers van Saudi-Arabië. Lockheed Martin, de hoofdaannemer van de Joint Strike Fighter (JSF), zit ook in de FNV-portefeuille.’ J. Wester, ‘FNV in dialoog over beleggingen,’ NRC Handelsblad (8 juni 2002). 300 De historische band tussen de PvdA en de vakbonden was sterk. Kok was zelf ooit FNV-voorzitter geweest. Brandpunt Reporter, JSF (15 mei 2013). Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, nr. 43 (29 januari 2002) 3145-3148. 301 Die conclusie wordt onderschreven door zowel PvdA-partijvoorzitter Ruud Koole, die in zijn memoires stelt dat druk van werkgevers en werknemers niet vreemd was aan het besluit, als door Schraven, die in een interview met KRO Brandpunt aangaf het idee te hebben Kok daadwerkelijk beïnvloed te hebben. 302 Vrijssen, ‘Gevecht om een vliegtuig.’ 303 Idem. 304 Meurs, ‘Industrie redt JSF-project.’ 305 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, nr. 46 (5 februari 2002) 3315-3318. 306 Kok lichtte zijn uitspraken toe door te stellen dat op basis van de prijs-kwaliteitverhouding de voorkeur moest uitgaan naar de JSF. Hij concludeerde bovendien dat SDD-deelname normaal gesproken gepaard ging met op termijn de aanschaf van de JSF. Tegelijkertijd benadrukte hij dat er strikt genomen een ‘knip’ tussen beide aspecten zat. De hoge investeringen en verwachte opbrengsten rechtvaardigden volgens Kok zelf zijn uitspraken dat meedoen de facto kopen betekende. Eerder was al geconcludeerd dat deze knip nauwelijks nog volgehouden kon worden. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, nr. 46 (5 februari 2002) 3315-3318. 307 Vrijsen betoogt op basis van anonieme PvdA-bronnen - die daardoor niet verifieerbaar zijn - dat Kok het besluit niet wilde uitstellen, omdat de VVD in dat geval een crisis zou ontketenen. Volgens deze bronnen was het JSF-project één van de weinig successen van Jorritsma op Economische Zaken en wilde de VVD het project daarom per se doorzetten. Hoewel de

Page 54: Een politieke jojo?

54

straaljager binnen de partij negatief. Tot dat moment had Timmermans de zaak met zijn continue

kritische vragen en zijn pleidooi voor een Europees toestel vertraagd.308 De PvdA-bewindspersonen

twijfelden ondertussen steeds meer aan Melkert’s overredingskracht en leiderschapskwaliteiten.

Tijdens het BPO van 7 februari werd de ontstane situatie pijnlijk duidelijk.309 Daar bleek dat diverse

bewindspersonen uitstel van het besluit wilden.310

De maar net sluitende business case en de investering van $800 miljoen leidden tot een

splitsing binnen het BPO. Benschop en Vermeend waren voor deelname, Pronk en Koole tegen. Klaas

de Vries vond dat er niet genoeg informatie was om te kunnen besluiten en Koole hekelde het feit dat

industriële argumenten prevaleerden boven militair-strategische argumenten. 311 Hieruit blijkt dat

Koole op de lijn van Timmermans zat, die al lange tijd voor strategische kaders pleitte. Koole’s

conclusie over prevalerende industrieargumenten werd onderschreven door Ethan Kapstein die twee

jaar later concludeerde dat Nederland aan de JSF meedeed om de industriële productielijnen draaiende

te houden.312

Melkert opteerde vanwege de gebrekkige informatie voor een besluit in 2007 en Kok wilde

vooral een sluitende business case, omdat er anders geen basis voor een besluit was. Melkert had veel

vragen, onder andere over de vergelijking met andere vliegtuigen en over de werkgelegenheid en

voorgespiegelde spin-off-effecten.313 Melkert benadrukte hier de eerder getrokken conclusie dat hij

helemaal niet positief over de JSF was. Zijn vragen pasten in zijn pleidooi voor een Europees toestel

en tevens in de historische PvdA-beleidslijn ten aanzien van de defensie-industrie, waarin eerlijke

concurrentie en spin-off-effecten een belangrijke rol speelden. Desalniettemin had Melkert geen hard

‘nee’ tegen de JSF uitgesproken, waardoor de PvdA-bewindspersonen het idee hadden veilig in te

kunnen stemmen.314 Op 8 februari 2002 besloot het kabinet deel te nemen aan de SDD-fase, waarmee

informatie niet verifieerbaar is, is het gezien de inzet van de VVD-bewindspersonen tot dan toe goed in te denken dat zij dit ‘prestigeproject’ hoe dan ook wilden doorzetten. 308 Door de vertragingstactiek van Timmermans, die een gevolg was van zijn continue kritische vragen, leek het steeds moeilijker te worden de deadline van de Amerikanen te halen. Dit tot genoegen van Melkert, die al eerder met weinig succes had geprobeerd het SDD-besluit over de verkiezingen heen te tillen. Vrijssen, ‘Gevecht om een vliegtuig.’ 309 Koole haalt in zijn boek een aantal data door elkaar. De definitieve kabinetskeuze voor de JSF vond plaats op vrijdag 8 februari en niet op 7 februari zoals Koole betoogt. Koole, Mensenwerk, 122. 310 Interessant is dat de belangrijkste reden voor uitstel was dat velen meenden dat het aanschafbesluit veel later genomen zou kunnen worden. Dan zou er meer inzicht zijn in de toekomstige behoefte en bovendien bestond de kans dat gevechtsvliegtuigen achterhaald zouden zijn door de komst van bijvoorbeeld onbemande toestellen. Wederom blijkt hoezeer meerdere PvdA’ers hechtten aan een brede toekomstige strategie waarbinnen vraagtekens geplaats konden worden bij de noodzaak van de JSF. Ten tweede vreesde de PvdA dat een snel JSF-besluit de defensie-uitgaven voor een lange periode zou vastleggen, waardoor de luchtmacht in de toekomst mogelijk bevoordeeld zou worden boven andere krijgsmachtonderdelen. Koole, Mensenwerk, 123. 311 Ibidem, 125. 312 E. Kapstein, ‘Capturing Fortress Europe: International Collaboration and the Joint Strike Fighter,’ Survival: Global Politics and Strategy vol. 46 nr. 3 (2004) 143. 313 Koole, Mensenwerk, 124. 314 Koole voert meerdere redenen aan waarom Melkert geen duidelijk ‘nee’ tegen de JSF zei. De eerste mogelijkheid was dat hij geloofde dat hij zijn fractie alsnog achter een positief JSF-besluit kon krijgen. Een tweede mogelijkheid was dat hij Kok niet wilde of durfde te weerstaan. De meest plausibele verklaring voor het optreden van Melkert is dat hij geloofde uiteindelijk zijn fractie achter het besluit te kunnen krijgen. Als mogelijk toekomstig premier zou hij immers moeilijk een besluit kunnen verdedigen waar hij eerst fel tegen was geweest.

Page 55: Een politieke jojo?

55

een bedrag van $800 miljoen was gemoeid en Nederland een aandeel van 3% in het project kreeg.

Roel Janssen vatte het besluitvormingsproces treffend samen:

‘Zalm vergooit zijn waardevolste politieke asset, zijn reputatie van financiële deugdelijkheid. Jorritsma is in de

ban van de industriepolitiek. Van Hoof en De Grave bieden geen weerstand tegen druk van de luchtmacht. Kok

laat zijn oren hangen naar de polderjongens, de voorzitters van de vakbeweging en het werkgeversverbond.’315

Volgens Koole was van zorgvuldige besluitvorming geen sprake en hadden de sociale partners een

cruciale rol gespeeld. De Kamerfractie was geen voorstander van SDD-deelname, maar een mening

die sterk afweek van het kabinetsstandpunt zou de PvdA richting de verkiezingen schade toebrengen.

Timmermans hield echter voet bij stuk.316 Koole adviseerde hem zijn verzet niet op te geven, helemaal

toen na de gemeenteraadsverkiezingen - waarbij de PvdA een forse nederlaag leed - het JSF-besluit op

elke partijbijeenkomst aan de orde kwam. Instemming van de fractie met het kabinetsbesluit zou

volgens Koole een mes in de rug van de achterban zijn. Hij zag liever een meningsverschil tussen

kabinet en fractie dan tussen fractie en achterban.

In acht genomen moet worden dat Melkert oprecht geloofde premier te kunnen worden. In dat

geval moest hij mogelijk een besluit verdedigen waar hij als fractievoorzitter tegen was. Daarom

pleitte hij voor uitstel van het besluit. Kok weigerde het SDD-besluit echter over de verkiezingen heen

te tillen.317 Op 11 februari verschenen de uitkomsten van de kandidatenvergelijking. Van Hoof

benadrukte de implicaties van het SDD-besluit: ‘Participatie in de SDD is de facto een keuze voor de

JSF.’318 Concluderend kwam de kandidatenvergelijking erop neer dat de JSF en de Rafale de grootste

‘systeemeffectiviteit’ hadden. In de berekeningen was uitgegaan van 85 aan te schaffen toestellen.319

De conclusie uit de evaluatie was dat de JSF operationeel het meest effectief was: ‘de JSF komt uit

deze evaluatie naar voren als het meest effectieve en het goedkoopste toestel, zowel in stuksprijs als in

levensduurkosten: het beste toestel voor de beste prijs.’320 De regering nam bovendien afstand van het

PvdA-betoog dat bij een Europees veiligheids- en defensiebeleid ook een Europees toestel hoorde.321

315 R. Janssen, ‘Het komende JSF-schandaal,’ NRC (28 februari 2002). 316 Uit het onderzoek van Vrijsen blijkt dat Kok zich na het positieve SDD-besluit tot Timmermans wendde en stelde hij dat tegen het besluit kon blijven zolang hij zich niet tot een populistisch niveau verlaagde. Koole, Mensenwerk, 124-126. Vrijssen, ‘Gevecht om een vliegtuig.’ 317 Idem. 318 Op het moment van publicatie van de B/C-brief had de regering weliswaar besloten in te stemmen met deelname aan de SDD-fase, maar had de Kamer nog niet over het besluit gestemd. Van Hoof sprak in de brief namens de regering dan ook de voorkeur voor de JSF uit, maar stelde tevens pas na overleg met de Kamer de contracten met de Amerikanen te zullen ondertekenen. Interessant in de kandidatenvergelijking was de stealth-eis, omdat de JSF daar als enige aan kon voldoen. Daarom was de eis ook niet van doorslaggevende betekenis. 319 Het is opvallend dat het planningsaantal van 85 niet was gebaseerd op een duidelijk strategisch kader. Bovendien was het aantal bijzonder hoog gelet op de eerste kostenramingen van de JSF. 320 Hoewel de prijs enkele JSF-concurrenten ook nog niet bekend was, is het opmerkelijk dat de regering de JSF typeerde als het beste toestel voor de beste prijs, zeker gelet op de eerdere politieke discussies en de zorgen over de kosten, de business case en de aantallen. 321 De kandidatenvergelijking was tot stand gekomen op basis van de informatie die de verschillende fabrikanten naar Nederland hadden gestuurd. De vergelijking werd uitgevoerd door de ministeries van Defensie en Economische Zaken, in

Page 56: Een politieke jojo?

56

De kandidatenvergelijking leidde tot veel vragen vanuit de Kamer. Hoewel de vragen niet per

partij herleidbaar zijn, werden er veel vragen gesteld over de financiële risico’s, de gevolgen van

mogelijke prioriteitswijzigingen in het Amerikaanse defensiebeleid, de klachten van Dassault over de

ongelijke behandeling ten opzichte van Lockheed en de ramingen van de VS, die volgens het GAO

met mogelijk het tienvoudige konden toenemen door alle onzekerheden.322 Deze vragen pasten goed in

de PvdA-beleidslijn, waarin de onzekerheden en de noodzaak van de vervanging telkens ter discussie

werden gesteld.

De conclusies uit de kandidatenvergelijking hadden de storm binnen de PvdA niet doen

liggen. Op 9 maart sprak het Politiek Forum, één van de hoogste ledenorganen, zich uit tegen de SDD-

deelname. Dit zwaarwegende advies had volgens Koole weliswaar veel invloed binnen de partij, maar

de bewindspersonen lieten zich er niet door beïnvloeden.323 De parallellen met de jaren zeventig zijn

treffend, toen Vredeling moties van zijn achterban achteloos naast zich neer legde. Bovendien

ondersteunt deze episode de these van Niemantsverdriet dat de partijleiding de achterban vaak opzij

zet.

Uiteindelijk formuleerde Timmermans een tweetal harde instemmingseisen waaraan de fractie

zich conformeerde, namelijk 1) een 100% sluitende business case en 2) een uitstapoptie (opt-out).

Door dit compromis kon de PvdA richting de achterban laten zien dat de bezwaren serieus werden

genomen en de partij niet roekeloos instemde. Tegelijkertijd werd de deur richting het kabinet niet

dichtgegooid.324

In april stelde Timmermans nog altijd niet overtuigd te zijn van de noodzaak deel te nemen

aan de SDD-fase. Volgens de PvdA zou een nieuw kabinet een nieuwe defensienota moeten schrijven,

doordat internationale ontwikkelingen de huidige nota hadden ingehaald. Hiermee onderstreepte

Timmermans nogmaals zijn eerdere pleidooi voor een strategisch kader. Een dergelijk

besluitvormingsproces, waarin strategische argumenten centraal zouden staan, stond haaks op de

SDD-deelname, die vooral om industriële argumenten draaide. Daarmee hield Timmermans’ een

samenwerking met NLR, NIVR en TNO. De participatievoorstellen en -informatie zijn om commercieel vertrouwelijke redenen niet openbaar. De Kamer kon deze vertrouwelijke rapporten echter wel inzien. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 8. 322 In antwoord op deze vragen sprak de regering tegen dat er sprake was - of was geweest – van een voorkeur voor de JSF. Nederland had zich bovendien verzekerd tegen kostenstijgingen binnen de SDD-fase: ‘Nederland heeft zelf geen wezenlijke invloed op de kostenbeheersing van de SDD, maar heeft voor zichzelf het risico beheerst doordat in het concept «Memorandum of Understanding» een vast bedrag voor de Nederlandse deelname is opgenomen. Doet zich een kostenstijging voor, dan kan de bijdrage slechts worden verhoogd indien Nederland daarmee instemt.’ Prijsstijgingen binnen de SDD zouden daarmee voor Nederland mogelijk niet erg negatief uitpakken. Echter, als Nederland jaren later de JSF daadwerkelijk wilde kopen, zouden de prijsstijgingen wel degelijk van belang worden. Interessant is dat er verder ook vragen werden gesteld over waarom Nederland participatie op niveau 3 nooit had onderzocht. De regering was daar duidelijk over: ‘Nederland verkoos deelname op «level 2» boven «level 3» vanwege de grote industriële voordelen’. Hieruit blijkt dat de PvdA gelijk had en industriële argumenten het SDD-besluit hadden bepaald. Daarmee was de kritische houding van bijvoorbeeld Koole gerechtvaardigd. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 9. 323 Koole, Mensenwerk, 123-125. 324 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 11, de motie-Harrewijn/Van Bommel over afzien van deelname aan de SDD-fase. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 10, de motie-Van ’t Riet/Hoekema over afzien van deelname aan de SDD-fase op level 2.

Page 57: Een politieke jojo?

57

verkapt betoog tegen het kabinetsbesluit. Hij benadrukte tevens het groeiende belang van Europa en

een Europese defensie-industrie. Interessant waren ook zijn vragen over waarom participatie op ‘level

3’ nooit was onderzocht.325

Het belang van de industrie erkennende, stelde Timmermans dat ook andere gevechtstoestellen

participatiemogelijkheden boden. Die fabrikanten hadden Nederland, in tegenstelling tot Lockheed,

zelfs garanties gegeven.326 Deze garanties van andere fabrikanten bevestigden voor de PvdA nogmaals

dat de SDD-fase teveel onzekerheden kende. Begin april was er een gat in de business case ontstaan.

Na instemming met SDD-deelname uit het project stappen zou de belastingbetaler echter €115

miljoen kosten.327 Dat was in strijd met eerdere PvdA-uitspraken dat het project de belastingbetaler

niets mocht kosten. Harrewijn hield Timmermans die conclusie voor, waarop de PvdA’er eerlijk

antwoordde: ‘ik geef toe dat dat een kwetsbaar punt is in mijn stellingname.’ Voor de eerste keer

maakte de PvdA tijdens het besluitvormingsproces een lichte ‘draai.’ Niet langer was de eis dat het

project de belastingbetaler geen geld mocht kosten heilig. De sociaaldemocraten vonden uitstappen tot

eind 2003 aanvaardbaar, omdat in hun optiek de kosten voor de belastingbetaler op de lange termijn

het veelvoudige zouden bedragen. Daarmee dient de ‘draai’ direct te worden genuanceerd. De PvdA

maakte een economische afweging op basis van de beschikbare informatie. In de eigen optiek waren

de belastingbetaler en de industrie op deze wijze het beste af.328

Geconfronteerd met een volhardende Timmermans en een morrende fractie, was Melkert

genoodzaakt een oplossing te verzinnen waarmee alle partijen konden leven. Deze oplossing werd een

geclausuleerde instemming met het kabinetsbesluit, met centraal daarin de twee kerneisen van

Timmermans. Melkert’s politiek inzicht, waarmee hij voorspelde dat als de PvdA tegen SDD-

deelname zou stemmen, de stemmen met 75 tegen 75 zouden staken en het doel daarmee alsnog zou

zijn bereikt, had hem in staat gesteld zijn fractie bij elkaar te houden.329 Opnieuw koos de PvdA

daarmee voor een geclausuleerde instemming, zoals zij historisch gezien zo vaak had gedaan om

interne tegenstellingen over een belangrijk defensiebesluit te kanaliseren.

Wat de beeldvorming niet ten goede kwam was het uitlekken van een ‘geheim’ intern rapport

van de PvdA-commissie Veiligheid en Defensie. Het rapport concludeerde dat de JSF het beste toestel

325 Koning en Minne, Participeren in de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter, 13. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 26 488, nr. 12. 326 Idem. 327 Specifiek gaat het hier om het bedrag dat betaald moest worden als Nederland zou besluiten uiterlijk eind 2003 alsnog uit het JSF-project te stappen. 328 Timmermans stelde tijdens het debat dat hij het kabinetsbesluit niet zou hebben verzonnen, maar dat hij het besluit nu het voorlag wilde beoordelen. Bij een sluitende business case vond hij de risico’s gerechtvaardigd. Interessant is dat hij tevens stelde dat als hij in 2003 andere prioriteiten in zijn defensiebeleid wilde aangegeven hij daartoe de ruimte moest hebben om uit de JSF te stappen. 115 miljoen euro was de prijs voor die opvatting. Blijkens zijn opmerkingen wilde Timmermans zich ervan verzekeren dat een nieuw kabinet de mogelijkheid zou moeten hebben uit het JSF-project te stappen, op basis van een nieuwe strategische visie op de krijgsmacht. Het was juist die beleidslijn waar de PvdA het hele besluitvormingsproces voor had gepleit. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 26 488, nr. 67. 329 Het voltallige bestuur van de Jonge Socialisten dreigde, na het bekend worden van de geclausuleerde instemming, het partijlidmaatschap op te zeggen. Koole, Mensenwerk, 126-128.

Page 58: Een politieke jojo?

58

was om de F-16 te vervangen.330 Dat de PvdA-fractie het rapport terzijde had geschoven en zeer

kritisch stond tegenover SDD-deelname, toont aan hoe weinig belang er aan het rapport werd

toegekend. Deze affaire bevestigde de toepasbaarheid van Tromp’s these, namelijk dat rapporten

veelal los werden uitgegeven en niet werden bediscussieerd, op het JSF-besluitvormingsproces.331

Tijdens een grote partijbijeenkomst op 20 april kon Melkert niet om de JSF heen. Kok II was

kort daarvoor gevallen naar aanleiding van het NIOD-rapport over Srebrenica. Koole adviseerde hem

de achterban een ‘nee’ tegen de SDD te laten horen. Opmerkelijk was dat ook Vermeend, die altijd

voor de JSF was, ‘nee’ adviseerde. Volgens Koole hadden de electorale vooruitzichten van een ‘ja’

Vermeend van mening doen veranderen. Uiteindelijk verkondigde Melkert het ‘nee’ van de fractie, tot

opluchting van de achterban en tot onvrede van de overige PvdA-ministers.332

Het is opmerkelijk dat een SP/GroenLinks-motie om af te zien van SDD-deelname niet door

de PvdA werd gesteund en daarmee werd verworpen. Gelet op de kritische houding van de fractie leek

steun voor de motie voor de hand te liggen. De D66-motie over afzien van SDD-deelname op ‘level 2’

werd wel gesteund door de PvdA en door GroenLinks, D66 en de SP, die samen over 75 zetels

beschikten, waarna de stemmen staakten.333 Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat vooral de

financiële risico’s van deelname op level 2 een heikel punt voor de Kamerfractie vormden.

Instemming met de D66-motie was comfortabeler dan een hard ‘nee’ tegen de JSF en zou bij

uitvoering in de praktijk hetzelfde effect sorteren, namelijk grote vertraging.

De PvdA en D66 probeerden vervolgens via andere wegen SDD-deelname tegen te houden,

onder andere door te proberen de begrotingsgelden van Economische Zaken en Defensie te

blokkeren.334 Desalniettemin werd twee dagen later wederom gestemd over de JSF. Doordat de

stemmen opnieuw staakten mocht het demissionaire kabinet bepalen of het alsnog zou instemmen met

de SDD.335 Vanwege de smalle politieke basis zag het kabinet af van een besluit en werd de

Amerikanen om uitstel verzocht. De PvdA-bewindspersonen hadden hun fractie gevolgd en niet

ingestemd met het besluit.336 Deze ‘draai’ van de bewindspersonen, waarvan er enkele eerst voor

SDD-deelname waren, kan worden verklaard doordat het kabinet demissionair was en eenheid in de

partij belangrijk was in de aanloop naar de verkiezingen. 330 J. Bik, ‘PvdA en ‘geheim’ JSF-rapport,’ NRC (26 februari 2002). 331 De conclusie van Tromp wordt onderschreven door de opmerkingen van PvdA-Kamerlid Blom die stelde dat het rapport uit 2001 niet geheim was, maar ook nooit naar buiten was gekomen. Het was volgens Blom een goede PvdA-traditie om met vakspecialisten notities te maken over bepaalde onderwerpen, waarmee hij het belang van het rapport direct nuanceerde. Het rapport was openbaar gemaakt door LPF-fractievoorzitter Mat Herben, die meende dat het de reden was dat de PvdA aanvankelijk voor de SDD had gekozen. Echter wordt in geen enkel(e) memoires, debat of interview naar het rapport verwezen. ‘Herben maakt 'geheime' PvdA-notitie openbaar,’ Trouw (18 oktober 2006). 332 Koole specificeert niet om welke PvdA-ministers het hier ging. Gelet op de voorgaande ontwikkelingen was Vermeend van mening veranderd en doelt Koole hier naar alle waarschijnlijkheid op De Vries, Netelenbos en Herfkens. 333 Die dag waren VVD-Kamerlid Nicolaï en PvdA-Kamerlid Apostolou in het buitenland en dus niet in staat te stemmen. Met 74 stemmen voor en 74 tegen de motie, staakten de stemmen en moest later opnieuw worden gestemd. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 26 488, nr. 71. ‘Eerste JSF-stemming eindigt onbeslist: harde strijd achter de schermen,’ Reformatorisch Dagblad (24 april 2002). 334 Idem. 335 ‘JSF-stemming staakt opnieuw,’ Telegraaf (vrijdag 26 april 2002). 336 M. van Meurs, ‘Kabinet tekent niet voor JSF,’ Telegraaf (27 april 2002).

Page 59: Een politieke jojo?

59

Interessant was de positie van Pim Fortuyn, wiens partij bezig was aan een opmars en die zich

in de verkiezingscampagne negatief had uitgelaten over het JSF-project.337 In de aanloop naar de

verkiezingen werd Fortuyn echter bezocht door zowel de Amerikaanse ambassadeur Sobel als VNO-

voorman Schraven. Schraven meende, evenals enkele maanden eerder bij Kok, dat hij Fortuyn’s

denken behoorlijk had beïnvloed.338 De mogelijke standpuntswijziging van Fortuyn was belangrijk

voor de PvdA, omdat in de nieuwe Kamer de LPF wel eens van doorslaggevende betekenis kon zijn.

De VS gaven Nederland uitstel tot 12 juni, waarna Kok erkende dat zijn kabinet het besluit

mogelijk nog moest nemen.339 De verkiezingen van 15 mei leidden tot een politieke aardverschuiving.

Fortuyn was kort daarvoor vermoord en onder leiding van Mat Herben behaalde de LPF 26

Kamerzetels. De PvdA verloor de helft van haar zetels en zou met 23 zetels veroordeeld worden tot de

oppositie. Het CDA, met nieuwe leider Jan Peter Balkenende, was met 43 zetels de grote winnaar en

al snel werd het kabinet Balkenende I gevormd, bestaande uit CDA, VVD en LPF.340 Op 4 juni werd

er gestemd over de SDD-deelname. Voor de PvdA was de merkwaardige situatie ontstaan dat de

bewindspersonen die op 8 februari hadden ingestemd met het kabinetsbesluit voor SDD-deelname, nu

in de Kamer over hun eigen besluit moesten stemmen.

De LPF had inmiddels een draai gemaakt en was voor de JSF. In de praktijk was deze

koerswijziging geen gevolg van nieuwe inzichten, maar van de persoonlijke voorkeuren en ambities

van Herben. 341 Uiteindelijk stemde de Kamer met 99 stemmen voor SDD-deelname. 342 Haar

gemarginaliseerde rol maakte de worsteling van de PvdA niet relevant meer. De PvdA-fractie had

unaniem tegen gestemd, maar de PvdA-bewindspersonen waren tijdens de stemming niet op komen

dagen.343

Besluit

De ontwikkelingen tussen 1999 en 2002 bepaalden in grote mate de uitkomsten in 2002. De PvdA had

een duidelijke voorkeur voor langer doorvliegen met de F-16 of anders voor een Europees toestel. De

PvdA pleitte verder continu voor een strategisch kader. Dat de PvdA meende dat er teveel richting de

337 Van Meurs, ‘Kabinet tekent niet voor JSF.’ 338 Klep, Dossier-JSF, 35. 339 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 16. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, Kamervragen 2010210130 (6 mei 2002). 340 http://www.parlement.com/id/vhnnmt7ijayr/tweede_kamerverkiezingen_2002_uitslag (zondag 27 juli 2014). 341 De draai van de LPF was opmerkelijk. Weliswaar hadden de Amerikanen en VNO-NCW geprobeerd Fortuyn op andere gedachten te brengen, maar de belangrijkste verklaring voor de standpuntswijziging lijkt te schuilen in het optreden van Mat Herben. Herben was 22 jaar ambtenaar op Defensie, een groot bewonderaar van de luchtmacht en schreef geregeld stukken voor het blad Vliegende Hollander. Herben’s voormalige baas op Defensie zei het volgende over hem: ‘Herben vond dat alles kon worden opgelost door de luchtmacht in te schakelen. Hij kent ook de luchtmachttop zeer goed.’ Dassault-lobbyist Rob Meines verklaarde bovendien dat Herben telkens geen gehoor gaf bij verzoeken om afspraken. Uit al deze ontwikkelingen kan worden opgemaakt dat Herben een duidelijke voorkeur had voor de JSF. Toen hij het na de dood van Fortuyn voor het zeggen kreeg leek een keuze van de LPF voor de JSF dan ook onontkoombaar. S. Ramdharie, ‘JSF is bij Herben in goede handen,’ Volkskrant (28 mei 2002). 342http://nos.nl/archief/2004/nieuws/index.html#@http://nos.nl/archief/2004/nieuws/dossiers/jsf/2002/juni/0406_kamer_stemt.html (maandag 28 juli 2014). 343 F. van Straaten, ‘Herben redt de JSF; Deelname aan Joint Strike Fighter na maanden aarzelen rond in Kamer,’ NRC (5 juni 2002) 3.

Page 60: Een politieke jojo?

60

JSF werd geredeneerd en gehandeld bleek uit de twijfels van Timmermans over te vroege vastlegging,

het feit dat de PvdA de onvrede van andere fabrikanten deelde en kritisch was op de verhoging van het

industriebudget. Verder waren er belangrijke knelpunten op weg naar het SDD-besluit. Ten eerste was

dat het feit dat er geen discussie was gevoerd over het niveau van SDD-participatie. Een tweede factor

was de discussie tussen defensie en de industrie over de verdeling van de kosten en ten derde waren

dat de kritische studies van het CPB en het GAO over de voorgespiegelde effecten en kosten.

Het PvdA-optreden moet worden verklaard op het niveau van de bewindspersonen en

Kamerfractie. De relevante portefeuilles waren in handen van de VVD waardoor de invloed van de

PvdA-bewindspersonen op het dossier beperkt was. De belangrijkste verklaring voor de positie van

Kok was de invloed van de sociale partners. Vermeend, Bos en Benschop waren voor SDD-deelname,

overtuigd door de kansen van de business case. Pronk was tegen op ideologische gronden en vanwege

de onzekerheden in het project en partijvoorzitter Koole omdat hij vond dat industriële argumenten

onterecht de boventoon voerden. De aarzeling van De Vries kan vooral worden verklaard door het

gebrek aan voldoende informatie om de business case te kunnen beoordelen.

De Kamerfractie was in merendeel tegen SDD-deelname, een houding die wordt verklaard

door belangrijke knelpunten als de discussie over de verdeling van de kosten en de kritische

rapportages van het CPB en GAO. De aangetoonde onzekerheden, het gebrek aan een strategisch

kader en de voorkeur voor een Europees toestel verklaarden de fractiepositie. Op basis van de

beschikbare informatie, de grote financiële risico’s, het gebrek aan strategische kaders en de

onduidelijkheid over veel zaken kan de kritische houding van de PvdA-fractie als gerechtvaardigd

worden bestempeld. Het gebrek aan eenheid binnen de partij was vooral een gevolg van het optreden

van Melkert, die om diverse redenen zijn brugfunctie tussen fractie en bewindspersonen niet goed

vervulde.

Dat de partij onder Kok II instemde met SDD-deelname was het gevolg van het feit dat het

merendeel van de PvdA-bewindspersonen voor was en dankzij het compromis in de vorm van

geclausuleerde instemming. Met de geclausuleerde instemming deed de fractie recht aan de bewezen

onzekerheden en tegelijkertijd werd een kabinetscrisis voorkomen en konden ook de bewindspersonen

aan hun argumenten vasthouden. Dat de fractie het compromis ondanks haar kritische houding

accepteerde kan worden verklaard doordat een kabinetscrisis voorkomen moest worden in de aanloop

naar de verkiezingen. Dat de regeringspositie daarmee daadwerkelijk de leidende verklaring voor de

totstandkoming van het compromis was, bleek na de val van het kabinet, toen de bewindspersonen -

niet langer gebonden aan de coalitie - het kabinetsvoornemen tot SDD-deelname niet wilden

voortzetten en de Kamerfractie bij de definitieve stemming tegen SDD-deelname stemde.

Page 61: Een politieke jojo?

61

2.3 De erfenis van Kok: Nederland de JSF-fuik ingelokt

Waarom won de JSF tussen 2003-2010 steeds meer terrein op zijn concurrenten en hoe past deze

ontwikkeling binnen het PvdA-optreden inzake het JSF-dossier in deze periode?

- In hoeverre bepaalde de politieke rol van de PvdA (coalitie of oppositie) haar optreden?

- Welke invloed hadden de luchtmacht en de Amerikanen op het besluitvormingsproces?

- In hoeverre zijn er parallellen zichtbaar tussen het PvdA-optreden in deze periode en haar historische

beleidslijn ten aanzien van de drie historische kaders en het JSF-project tot 2002?

- In hoeverre onderschreven of weerspraken studies en rapporten over de orderomvang en spin-off- en

spillovereffecten de JSF-beleidslijn van de PvdA?

De PvdA in de oppositie: toch maar geen JSF?

Met het besluit definitief als partner in het JSF-project te stappen, brak een nieuwe fase in het

besluitvormingsproces aan: fase D.344 Balkenende I was al snel gevallen en de JSF speelde tijdens de

coalitieonderhandelingen na de verkiezingen van 2003 een belangrijke rol. De PvdA wilde namelijk

alsnog uit de SDD-fase stappen.345 Bos had eerder als staatssecretaris ingestemd met SDD-deelname,

maar vertegenwoordigde als partijleider de breed gedragen lijn die de PvdA sinds de val van Kok II

had ingezet. Bovendien was in het verkiezingsmanifest met geen woord gerept over de JSF.346

Diezelfde periode had het NIFARP $125 miljoen aan JSF-orders binnengehaald. 347 De

tegenvallende orders legitimeerden volgens de PvdA haar plan om uit de JSF te stappen, terwijl de

regering slechts een grotere inspanning van de industrie eiste.348 Het feit dat dezelfde cijfers op

verschillende manieren werden geïnterpreteerd en als rechtvaardiging voor andere keuzes dienden, is

een belangrijke constatering met oog op de beantwoording van de deelvraag van dit hoofdstuk.

De tegenvallende orders waren behalve voor de PvdA ook voor JSF-voorstanders CDA en

SGP aanleiding geweest Kamervragen te stellen.349 Omdat de aandacht voor de JSF was afgenomen,

probeerden JSF-kritische partijen het onderwerp via Kamervragen op de agenda te houden.350

344 Tijdens deze verwervingsvoorbereidingsfase werd de JSF verder ontwikkeld en moest Nederland toewerken naar een daadwerkelijk besluit over welk gevechtsvliegtuig als opvolger van de F-16 zou worden gekocht. Het volgende cruciale moment in de besluitvormingsfase was het moment waarop Nederland zou moeten besluiten of het ook mee zou doen aan de productiefase van de JSF. http://vervanging-f16.rekenkamer.nl/ (woensdag 30 juli 2014). 345 De nieuwe PvdA-leider Bos had als staatssecretaris van Financiën een jaar eerder nog met de SDD-deelname ingestemd. De PvdA wilde een half miljard op Defensie bezuinigen en Bos hoopte die bezuiniging te realiseren door uit het JSF-project te stappen. H. van den Broek en Y. Wiggers, ‘PvdA twijfelt over JSF, CDA niet,’ Rijn en Gouwe (18 januari 2003). 346 Verkiezingsmanifest PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2003, Voor verantwoordelijkheid, respect en solidariteit. 347 S. Ramdharie, ‘De Joint Strike Fighter blijft boven Den Haag zweven; PvdA stelt contract bij formatie weer aan de orde,’ Volkskrant (28 januari 2003). 348 Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 880, nr. 55. 349 Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, Kamervragen 2020314720 (10 juli 2003). Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, Kamervragen 2020314660 (9 juli 2003). Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, Kamervragen 2020314830 (15 juli 2003). 350 Van Velzen en De Wit (beiden SP) hadden bijvoorbeeld Kamervragen gesteld over de deelname van luitenant-generaal Van Baal aan een fundraising diner van de VVD. Lobby en beïnvloeding konden in linkse politieke kringen nog altijd niet op

Page 62: Een politieke jojo?

62

Timmermans bleef goed geïnformeerd en bekeek de regeringsrapportages kritisch. Daardoor

constateerde hij enkele discrepanties tussen rapportages aan de Kamer en antwoorden op Kamervragen

over welke bedragen in welke fasen aan de orde waren. Deze tegenstrijdigheden koppelde hij

vervolgens aan de achilleshiel van de SDD, de business case. 351 Interessant was een

Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO), waarin het volgende werd gesteld:

‘(…) de eventuele aanschaf van een opvolger van de F-16 (JSF) niet in zou moeten houden dat Nederland zich

ten aanzien van andere omvangrijke capaciteiten terughoudend opstelt. In dat verband kan de vraag worden

gesteld of Nederland zich naast de JSF ook nog zou moet richten op onbemande vliegtuigen. Het alternatief is

dat gekozen wordt voor het omgekeerde, namelijk kiezen voor onbemande vliegtuigen en afzien van de

vervanging van de F-16.’352

De IBO-conclusies toonden niet alleen het belang van een strategisch kader en daarmee het gelijk van

de PvdA, maar stonden tevens haaks op de consensus in de Kamer dat SDD-deelname niet ten koste

mocht gaan van andere krijgsmachtonderdelen, een eis die Timmermans meerdere malen had geuit.

Eind september presenteerde de PvdA haar tegenbegroting waarin zij voorstelde uit het JSF-

project te stappen. 353 Deze stellingname was geen verrassing gezien de beleidslijn van de

sociaaldemocraten sinds het SDD-besluit, die werd gerechtvaardigd door tegenvallende orders en de

door Timmermans ontwaarde tegenstrijdige bedragen. De scherpe PvdA-stellingname viel samen met

haar nieuwe oppositierol. De sociaaldemocraten hadden de politiek van de kleine stapjes, gericht op

het vinden van een compromis, verlaten voor een weinig genuanceerd ‘nee.’

Bos hoefde zich in tegenstelling tot Melkert intern niet te onderscheiden van een man als Kok

en kon in zijn nieuwe rol de wensen van zijn partij beter uitdragen. Dat hij daardoor een andere koers

volgde dan als staatssecretaris was niet uniek.354 De werking van het Nederlandse politieke stelsel

vormt daarmee - zoals ook Bessems en Nieuwboer betogen - een belangrijke verklaring voor

standpuntswijzigingen van politici en tevens een nuance met betrekking tot verwijten van ‘draaien.’

De PvdA wilde het aanschafbesluit zo laat mogelijk nemen en zette zich daarmee af tegen de VVD.355

De kritische PvdA-houding werd gevoed door de volgende uitlatingen van JSF-baas Tom Burbage in veel sympathie rekenen. De PvdA had in de loop der jaren, zoals in het vorige deel bleek, ook diverse initiatieven genomen de transparantie rond lobbypraktijken in Den Haag te vergroten. Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, Kamervragen 2020310280 (15 april 2003). Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27 422, nrs. 2-3. 351 Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, Kamervragen 2020317130 (12 september 2003). 352 IBO Europese Defensiecapaciteiten, “Taakspecialisatie: het schiet niet echt op” (Den Haag 2003) 37-38. 353 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200, nr. 33. 354 Brinkhorst (D66) had een jaar eerder tegen SDD-deelname gestemd, maar moest als nieuwe minister van Economische Zaken naar Washington om JSF-orders binnen te halen. ‘Brinkhorst vecht voor JSF; Minister naar Washington om orders voor Nederlandse bedrijven in de wacht te slepen,’ De Gelderlander (4 augustus 2003). 355 Volgens Timmermans wilde de VVD ervoor zorgen dat Nederland niet meer terug kon, zelfs niet als in een volgende kabinetsperiode zou blijken dat uitstappen de enige juiste optie was. Hier is een vergelijking te maken met de periode tussen 1994 en 1999 toen de luchtmacht probeerde een discussie over de opvolging van de F-16 zoveel mogelijk te vermijden door de industrie warm te maken voor het JSF-project. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 X, nr. 46.

Page 63: Een politieke jojo?

63

november: ‘(…) We’re assuming that the Dutch government stays engaged with the programme.

Those are fundamental assumptions (...)’ 356 Hierop benadrukte Timmermans het gebrek aan

onderscheid tussen de JSF-fasen, stellende dat de 800 miljoen aan tegenorders ook betrekking had op

toekomstige fasen waarvan onzeker was of Nederland eraan zou deelnemen.357 De PvdA kreeg nog

meer munitie, toen in november bekend werd dat er mogelijk een ‘JSF-lite’ zou komen als gevolg van

Amerikaanse exportrestricties.358 Deze nieuwe ontwikkelingen legitimeerden de anti-JSF-lijn die breed

gedragen werd binnen de PvdA.

In maart 2004 besloot Thales niet langer mee te dingen naar grote JSF-opdrachten, omdat de

VS niet alle technologische kennis wilde delen.359 Dit besluit was een bevestiging van de problemen

met de orders, zoals de PvdA al in 2001 verwachtte.360 Timmermans eiste opheldering, helemaal nadat

hij een ‘geheime’ NIFARP-brief aan het ministerie had gezien waarin de belangengroep klaagde over

de weinige orders voor het Nederlandse bedrijfsleven.361 Deze ontwikkelingen leidden ertoe dat de

PvdA in juni vroeg om een herberekening van de business case.362

Een CPB-doorrekening van de alternatieve PvdA-Defensiebegroting liet zien dat uit het JSF-

project stappen €130 miljoen zou besparen.363 Die conclusie leidde in december tot een motie van

PvdA, SP en GroenLinks om uit het JSF-project te stappen.364 Hoewel de motie werd verworpen,

verkeerde het JSF-dossier in crisis. Niet alleen hadden de ontwikkelingen in de VS de linkse partijen

het gelijk aan hun kant bezorgd, ook was de industrie ontevreden en weigerden enkele bedrijven zelfs

de business case-afspraak met de staat te bevestigen. De gebrekkige informatievoorziening hierover

356 NOS Journaal (6 november 2013). 357 Deze constatering van Timmermans, namelijk dat een groot deel van de terugverdienorders pas betrekking had op latere fasen, is interessant, omdat dezelfde conclusie al in 2001 door het CPB werd getrokken. Het CPB concludeerde toen dat Nederland pas een groot deel van de baten zou kunnen krijgen bij definitieve aanschaf van de JSF. De ‘creatieve’ omgang met de bedragen was door de PvdA al eerder aangevoerd als grote onzekerheid en rechtvaardiging om terughoudend te zijn om te snel te beslissen. Koning en Minne, Participeren in de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter, 13. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, Kamervragen 2030402850 (12 november 2003). 358 Dit zou betekenen dat andere landen behalve de VS en Engeland een minder geavanceerd toestel zouden krijgen. Interessant is de PvdA in een veel eerder stadium al vragen had gesteld over het gebrek aan techniekoverdracht door de Amerikanen. Deze exportrestricties pasten goed in die kritische PvdA-houding tegenover de Amerikaanse bereidheid zijn partners gelijk te behandelen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, Kamervragen 2030403500 (21 november 2003). 359 J. Janssen Lok, ‘Frustration Mounts Among JSF Partners,’ Jane's Defence Weekly (24 maart 2004). 360 Timmermans had in april 2001 al Kamervragen gesteld over de mogelijke angst van de VS voor het weglekken van technologische kennis via Nederland binnen het JSF-project. De PvdA vroeg onder andere naar de betrouwbaarheid van de Amerikaanse toezeggingen in dat kader. In 2004 was dus gebleken dat de PvdA in 2001 al gelijk had in haar zorgen over deze technologieoverdracht. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, Kamervragen 2000110140, Vragen van het lid Timmermans (PvdA) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken en de staatssecretaris van Defensie over technologieoverdracht vanuit de Verenigde Staten naar Nederland (Ingezonden 27 april 2001). 361 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, Kamervragen 2030411660, Vragen van de leden Timmermans en Blom (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over het JSF-programma (Ingezonden 30 maart 2004). 362 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 26 488, nr. 22. ‘JSF wordt heel veel duurder,’ Trouw (8 april 2004) 5. 363 CPB, ‘Economische effecten tegenbegroting PvdA 2005,’ CPB Notitie nr. 36 (2004) 2. 364 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 800 X, nr. 31.

Page 64: Een politieke jojo?

64

ergerde Timmermans: ‘We worden aan het lijntje gehouden. Mijn bangste vermoedens worden

bewaarheid. Het hele project wordt een groter schandaal dan de Betuwelijn en de HSL samen.’365

In oktober benadrukte PvdA-Kamerlid Blom nogmaals dat het JSF-traject werk moest

opleveren voor de industrie, maar dat juist de orders achterwege bleven. Ontwikkelingstrajecten -

zoals de SDD-fase van de JSF - waren volgens Blom alleen wenselijk bij een goede interne markt en

een gelijk speelveld voor de Europese industrie. Van beide was geen sprake en bovendien had het

grootste deel van de orders volgens de PvdA naar het MKB moeten gaan.366 Het pleidooi voor het

MKB en een gelijk speelveld voor de Europese industrie waren belangrijke prioriteiten in het PvdA-

industriebeleid. De JSF-ontwikkelingen die haaks op deze voorkeuren stonden, vormden een

belangrijke verklaring voor de anti-JSF-opstelling.

Twee handen op één buik: de luchtmacht en de Amerikanen

Begin 2005 concludeerde de regering dat het industriebeleid voor de SDD-fase succesvol was.367 De

PvdA vond echter, tot onvrede van de NIID, nog altijd dat er werd uitgegaan van te optimistische

toestelaantallen.368 Die houding kan worden gerechtvaardigd op basis van de weinig gekwantificeerde

effecten in voornoemd onderzoek. Het succesvolle PvdA-beleid, dat onder andere bleek uit de

frustraties van de industrie, rustte nog altijd op de tegenvallende orders en problemen met de business

case en het JSF-project. Toen het GAO een budgetoverschrijding van 80% geconstateerde, eiste de

PvdA een Nederlands Rekenkameronderzoek.369 Op deze wijze probeerden de sociaaldemocraten een

gewichtige Nederlandse basis onder hun betoog te krijgen.370

Ondanks de uitlatingen van Burbage, maakten de Amerikanen zich weinig zorgen over de

JSF-discussie in Nederland. De Amerikaanse ambassadeur in Den Haag berichtte in 2005 het

volgende aan Washington: ‘Their desire to maximize the military’s capabilities and their preference

for U.S. equipment, even when alternative European suppliers exist, make the Dutch strong supporters

of the Joint Strike Fighter (JSF) program.’ In dezelfde ‘cable’ staat dat Commandant der

365 T. Koele, ‘Financiële strop bij JSF-project; Bedrijven weigeren afspraak te bevestigen,’ Volkskrant (15 december 2004) 2. 366 In de eerste plaats is hier een duidelijke constante lijn zichtbaar met het historische PvdA-industriebeleid, versterking van de Europese industrie een belangrijke rol speelde. Bovendien had de PvdA zowel bij de aanschaf van de F-16 in de jaren zeventig als in de aanloop naar het SDD-besluit in 2002 gepleit voor vervanging in het kader van het gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid. Behalve deze eerder aangevoerde argumenten hield Blom hier een pleidooi voor het MKB. Zoals in het eerste deel is gebleken is speelde het MKB historisch gezien een belangrijk rol in het defensie-industriebeleid van de PvdA. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 830 en 26 231, nr. 29. 367 Het industriebeleid werd als succesvol bestempeld doordat op basis van interviews met betrokken bedrijven werd geconcludeerd dat niet alleen veel bedrijven gebruik hadden gemaakt van de subsidie voor de SDD-fase, maar ook dat deelname aan de SDD-fase voor veel bedrijven zonder de subsidie niet mogelijk was geweest. Er werden geen conclusies getrokken over hoeveel geld de verschillende bedrijven al aan het JSF-project hadden verdiend. Daarmee bleef het kritiekpunt van de PvdA, namelijk dat er weinig terecht kwam van de voorgespiegelde orders, overeind. Het onderzoek was in opdracht van het ministerie van Economische Zaken uitgevoerd door KPMG en de universiteiten van Rotterdam en Tilburg. Ministerie van Economische Zaken, Evaluatie Regeringsstandpunt Nederlands luchtvaartcluster (Amstelveen 2004) 51. 368 ‘Vertrouwen in de JSF is terug,’ BN/DeStem (15 januari 2005). 369 ‘PvdA: Laat JSF door Rekenkamer onderzoeken,’ Volkskrant (29 maart 2005) 3. 370 Hoewel een Kamermeerderheid hier niet in mee wilde gaan, was de noodzaak tot substantiële verbeteringen in het project duidelijk.

Page 65: Een politieke jojo?

65

Strijdkrachten Dick Berlijn druk op de politiek uitoefende om zo snel mogelijk de eerste toestellen te

bestellen.371 Dat de Amerikanen gelijk hadden blijkt uit een persoonlijk interview met toenmalig

minister van Buitenlandse Zaken Bernard Bot. Volgens Bot betoogde minister van Defensie Henk

Kamp in de Ministerraad, ondersteund door Berlijn, dat de JSF het beste toestel was. Bot was zelf

tegen de JSF omdat er geen strategisch kader was, waarmee hij op dezelfde lijn zat als de PvdA. Hij

benadrukte bovendien hoe Berlijn en de luchtmacht alleen Amerikaans materieel wilden vliegen en

typeerde de JSF als volgt: ‘Het zijn echt toys for boys.’372 Hoewel de rol van de luchtmacht en

Amerikanen in de media en politiek nauwelijks werd bediscussieerd, speelden beide partijen achter de

schermen een belangrijke rol.

Constructieve oppositie

‘Wij moeten niet blijven roepen dat wij voor stoppen zijn, al zijn wij dat overigens wel. Daarmee

bereiken wij namelijk helemaal niets.’373 Deze uitspraak van Blom in april, was een duidelijk

omslagpunt in het PvdA-beleid, dat verklaard kan worden door de realistische constatering dat stoppen

met het JSF-project niet haalbaar was. Bovendien onderschrijft deze uitspraak de lange termijn

constatering dat de PvdA een compromisgerichte partij is.

In de tegenbegroting voor 2006 pleitte de PvdA voor een stop op verdere investeringen in de

JSF: een besparing van €126 miljoen.374 Om de sociaaldemocraten tegemoet te komen was de

regering bereid de JSF’s gefaseerd in te voeren. Dit besluit werd gerechtvaardigd doordat de

luchtmacht de exacte behoefte aan JSF’s nog niet wist en het mogelijk was dat een aantal F-16’s

zouden worden vervangen door onbemande vliegtuigen.375 Voor het eerst werd daarmee niet alleen

toegegeven aan een belangrijke historische PvdA-wens, namelijk een strategisch kader, maar erkende

de regering tevens dat de luchtmachtbehoefte nog altijd niet bekend was. Toch was enkele maanden

eerder ruim 800 miljoen dollar in de JSF geïnvesteerd.

De negatieve JSF-ontwikkelingen, gekoppeld aan de meer coöperatieve houding van de PvdA,

leidden tot een grotere bereidheid tot samenwerking bij de regering.376 Aan de ene kant was de

concessie positief voor de PvdA, want er was geen onomkeerbaar besluit genomen. Aan de andere

kant werd de PvdA in een nieuwe coalitie mogelijk zelf verantwoordelijk voor de toestellen en dat met

371 Wikileaks cable EO 12958 DECL: 08/18/2025 SUBJECT: AMBASSADOR'S PARTING THOUGHTS ON TAKING THE DUTCH TO THE NEXT LEVEL http://www.theguardian.com/world/us-embassy-cables-documents/38987 (zondag 21 december 2014). 372 Bron: persoonlijk interview met oud-minister van Buitenlandse Zaken Bernard Bot (CDA) (11 december 2014). 373 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 26 488, nr. 77. 374 R. du Pré, ‘PvdA: alternatieve begroting even duur,’ Volkskrant (19 september 2005) 2. 375 De regering hoopte bovendien meer politieke steun voor het project te verwerven. De PvdA was tegen en Van der Knaap stelde dat de PvdA het besluit mede kon maken als het werd uitgesteld. ‘Nederland koopt voorlopig minder dan 85 JSF-gevechtsvliegtuigen,’ Volkskrant (14 oktober 2005) 3. 376 Door een deel van het besluit over te bestellen toestellen aan een volgend kabinet te laten, liet de regering veel ruimte voor de PvdA, die er in de peilingen goed voor stond en naar alle waarschijnlijkheid deel uit zou maken van een nieuw kabinet. R. van den Boogaard, ‘Kamp kan de PvdA nog negeren,’ NRC (18 november 2005) 3.

Page 66: Een politieke jojo?

66

de ervaringen uit 2002 nog vers in het geheugen.377 2005 was daarmee een succesvol JSF-jaar voor de

PvdA.378

Eind 2006 verwachtte de regering een MoU voor de volgende fase te tekenen, waarbij ook

testtoestellen zou moeten worden gekocht.379 De PvdA was wederom kritisch, vooral vanwege de hoge

kosten en omdat nog altijd niet duidelijk was of de JSF de F-16 daadwerkelijk zou vervangen.380 De

kritische PvdA-toon irriteerde Van der Knaap: ‘De verwerving komt later. Waarschijnlijk valt die

mooi samen met deelname van de Partij van de Arbeid aan de regering. Dan heeft zij zelf mede in de

hand hoeveel toestellen worden besteld en hoeveel zij gaan kosten.’381 Op basis van deze uitspraak kan

worden geconcludeerd dat de regering zelf ook nog geen duidelijkheid had over de kosten van de

toestellen.

De industriële orderomvang stond in mei op $630 miljoen, nadat Stork een order van $170

miljoen had verkregen.382 Dat was een positieve ontwikkeling voor de regering, die meende dat

industriële inschakeling vanaf het begin de belangrijkste overweging was geweest voor de SDD-

deelname. Deze rechtvaardiging was al in eerdere debatten gebleken en was precies de reden waarom

bijvoorbeeld Koole in 2002 terecht kritisch was op de SDD-deelname. Deze herhaaldelijke

regeringsverantwoording op basis van industriële argumenten was interessant voor de PvdA, omdat de

industriële orders nog altijd tegenvielen. Uit een grafiek van de Rekenkamer bleek bovendien dat de

orderomvang een gevolg was van de LRIP-fase en niet van de SDD-fase, waarmee de eerdere

conclusie van Timmermans over de onduidelijkheid van bedragen en fasen wordt onderschreven.383 De

historische beleidslijn van de PvdA - waarin de belangen van de industrie niet uit het oog werden

verloren - was bovendien vooral gebaseerd op een breed strategisch kader in plaats van op leidende

industrieargumenten.384

Blom deed vervolgens de gewaagde uitspraak dat als de PvdA in een nieuwe regering zou

zitten, zij een mogelijk akkoord van de huidige regering over de JSF-aanschaf zou terugdraaien.385

Deze stellingname kende een groot afbreukrisico, helemaal nadat was gebleken dat de Eurofighter,

377 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 X, nr. 37. 378 Het JSF-jaar was mede succesvol doordat ook een stap was gezet in de door de PvdA zo gewenste versterking van de Europese defensie-industrie. Nederlandse bedrijven hadden een MoU getekend met Airbus voor grotere participatie in de Europese burgerluchtvaartindustrie. Bijlage 2 bij brief OI/ID/LR/5060406, Een sterke oriëntatie op Europa. 379 Deze nieuwe fase betrof de ontwikkelings-/productiefase (low rate initial production (LRIP)). De LRIP-fase is een fase waarin nieuw materieel in kleine hoeveelheden wordt gebouwd om het vervolgens uitgebreid te testen. 380 De zorgen van de PvdA waren gegrond als gevolg van het feit dat de testtoestellen relatief dure vliegtuigen waren, die zouden moeten worden gekocht alvorens Nederland had besloten de JSF definitief te kopen. 381 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 27 433, nr. 72. 382 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 26 488, nr. 42. 383 http://vervanging-f16.rekenkamer.nl/nl/industrie/orders (maandag 8 december 2014). 384 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 X, nr. 119. 385 ‘PvdA dreigt akkoord JSF op te zeggen bij verkiezingsoverwinning,’ Eindhovens Dagblad (3 mei 2006).

Page 67: Een politieke jojo?

67

waar de PvdA in 2002 zo vurig voor had gepleit, niet zou worden gebouwd in de door Nederland

gewenste variant.386 Daarmee was een belangrijk argument in het PvdA-betoog weggevallen.

Studies en rapporten als rechtvaardiging?

Zowel voor als na het SDD-besluit zijn er diverse studies gepresenteerd over de orders en

werkgelegenheids-, spin-off- en spillovereffecten, maar ook over de strategische noodzaak van

gevechtstoestellen. Deze studies werden veelal gebruikt als rechtvaardiging voor besluiten. Historisch

gezien hechtte de PvdA veel waarde aan spin-off- en spillovereffecten. Tegelijkertijd is de inleiding

geschetst dat de PvdA is verweten de werkgelegenheid op het spel te zetten. Daarmee rijst de vraag in

hoeverre deze studies de PvdA-beleidslijn ondersteunden en of de kritiek op de PvdA daarmee terecht

was.

In 2001 concludeerde het CPB dat SDD-deelname niet opwoog tegen de kosten. De voordelen

voor de industrie werden als beperkt omschreven.387 Toch koos de toenmalige regering vooral voor

SDD-deelname vanwege de industriële mogelijkheden, die door Booz Allen en het NIVR positiever

werden ingeschat. Sinds 2002 monitort Economische Zaken de orderomvang. Onderstaande grafiek

geeft een overzicht van de orderomvang tot 2012.388

Wat opvalt is dat vanaf 2003 het aantal SDD-orders slechts heel licht is gestegen, waarmee de zorgen

over de business case - zoals de PvdA die in 2002 al had geuit - terecht bleken.

In 2005 concludeerde Clingendael in een verkenning van de militaire en veiligheidspolitieke

trends in relatie tot de inzet van het luchtwapen, dat het luchtwapen vooral als primair aanvalsmiddel

een steeds belangrijkere rol speelde. Als gevolg van technologische verbeteringen waren er

386 Deze gedurfde uitspraken van Blom zijn relevant met oog op mogelijk latere verwijten over ‘draaien.’ Helemaal omdat één van de serieuze alternatieven, die altijd een belangrijke rol had gespeeld in de PvdA-opstelling tegenover de JSF, nagenoeg was weggevallen. E. Vrijssen, ‘Defensie: Heel duur PvdA-pleidooi,’ Elsevier (20 mei 2006) 20-21. 387 Volgens het CPB waren de politieke risico’s die waren gekoppeld aan de SDD-deelname substantieel. Koning en Minne, Participeren in de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter, 46. 388 In totaal had de industrie eind 2012 voor 434 miljoen dollar aan ontwikkelingsorders voor de JSF ontvangen. Dat was slechts de helft van de in 2002 voorgespiegelde orderomvang. http://vervanging-f16.rekenkamer.nl/nl/industrie/orders (maandag 8 december 2014).

Bron: Algemene Rekenkamer

Page 68: Een politieke jojo?

68

tegelijkertijd minder vliegtuigen nodig. Interessant is dat werd gesteld dat het niet vanzelfsprekend

was dat het luchtwapen in de toekomst even belangrijk zou blijven. Er werd geen conclusie getrokken

over het aantal toestellen dat nodig zou zijn om de F-16 te vervangen, maar wel dat er een behoefte

zou blijven aan jachtvliegtuigen. Van dit onderzoek kan daardoor niet worden gezegd dat het het

PvdA-betoog ondersteunde of juist bestreed.389 Wel kan worden geconcludeerd dat de ontwikkelingen

in militaire technologie elkaar dusdanig snel opvolgden, dat niet gegarandeerd kon worden dat

gevechtsvliegtuigen altijd even belangrijk zouden blijven. Daarmee was een toekomstige strategische

visie eigenlijk onontbeerlijk. Deze constateringen rechtvaardigden in ieder geval het PvdA-betoog om

zo lang mogelijk te wachten met een besluit over de opvolger van de F-16.390

Eind 2005 had de regering - naar aanleiding van een tussenrapport over de neveneffecten van

het JSF-project - gesteld dat de regeringsuitgangspunten omtrent omzet en werkgelegenheid werden

bevestigd. In de tussenrapportage concludeerden de auteurs dat de JSF-contracten tot een spin-off van

$1,1 miljard leidden en resulteerden in $120 miljoen dollar aan spillover voor het Nederlandse

bedrijfsleven.391 In het definitieve rapport wordt de omvang van de spin-off- en spillovereffecten

echter niet gekwantificeerd.392 Het rapport is tot stand gekomen op basis van interviews met bedrijven,

die tussen de 6 en 9 miljard dollar aan omzet verwachtten. Volgens de auteurs bood het JSF-project

unieke marktkansen voor de Nederlandse industrie.393

De getrokken conclusies lijken tegenstrijdig. Enerzijds wordt gesteld dat JSF-participatie

succesvol is en marktkansen biedt, maar tegelijkertijd is er veel aan te merken op het onderzoek. Zo is

het onderzoek grotendeels gebaseerd op interviews, zijn de omzetverwachtingen gebaseerd op

aannames en worden de effecten niet gekwantificeerd. Hierdoor zijn de baten niet te vergelijken met

de SDD-kosten van $800 miljoen. Deze onzekerheden werden eerder door de PvdA al aangestipt

onder de noemer van een niet-sluitende business case en daarom kan dit rapport, ondanks de positief

geraamde vooruitzichten, op basis van de weinig concreet onderbouwde argumentatie als

ondersteuning van het PvdA-beleid worden gezien.

389 F. Osinga, ‘Een verkenning van militaire en veiligheidspolitieke trends in relatie tot airpower,’ Clingendael Centre for Strategic Studies (CCSS) Rapport-04-004 (Den Haag 2005) 119-127. 390 Doordat ook de PvdA had erkend dat SDD-deelname de facto aanschaf van de JSF betekende was de kans dat later alsnog voor een ander toestel zou worden gekozen minimaal geworden. Dit onderzoek was eigenlijk het strategische kader waar met name Timmermans zo vaak voor had gepleit. Aan dit onderzoek, dat was uitgevoerd in opdracht van de luchtmacht, werd echter niet of nauwelijks ruchtbaarheid gegeven. Interessant is dat de Defensiewoordvoerder van de VVD, Andre Bosman, in 2012 naar het rapport van Osinga verwees als rechtvaardiging voor het peil houden van de hoeveelheid jachtvliegtuigen, maar vooral ook voor het overstappen naar jachtvliegtuigen die behoren tot de modernste categorie (JSF). A. Bosman, ‘De VVD kiest bewust voor veelzijdig inzetbare krijgsmacht. De toekomst van de Nederlandse defensie,’ Atlantisch Perspectief jrg. 36 nr. 2 (2012). 391 http://www.lr.tudelft.nl/nl/actueel/laatste-nieuws/artikel/detail/jsf-magneet-voor-innovatie-in-nederland/ (maandag 8 december 2014). M. van de Vijver en B. Vos, JSF: Strategische positionering in de mondiale luchtvaartmarkt (Tilburg 2006) 18-19. 392 ‘Voor het merendeel van de geïnterviewde personen is het door het grote tijdsspan van het JSF-programma en onzekerheid over de evolutie van de internationale vliegtuigmarkt moeilijk om een betrouwbare financiële inschatting te maken van de spin-off- en spillovereffecten.’ Van de Vijver en Vos, JSF, 16. 393 Ibidem, 26-27.

Page 69: Een politieke jojo?

69

In augustus 2006 concludeerde het NIVR, zelf belanghebbende bij het JSF-project, dat SDD-

deelname positieve uitwerkingen op de industrie en samenleving had vanwege de ontwikkeling van

unieke hoogwaardige technologieën. Bovendien hadden 15 van de 17 in het kader van de JSF

ontwikkelde Nederlandse technologieën geleid tot spin-off of spillover.394 Opnieuw werden deze

effecten echter niet gekwantificeerd. In een reactie op deze rapporten stelde de regering dat er in 2002

werd gesteld dat er sprake zou zijn van spin-off- en spillover, maar dat er nog geen betrouwbare

financiële inschatting kon worden gemaakt van deze effecten.395 In de praktijk bleek echter dat ook in

2006 nog altijd geen betrouwbare inschatting van de neveneffecten van het JSF-project kon worden

gemaakt.

Op basis van rapporten tot en met 2006 kan worden geconcludeerd dat de PvdA vanaf 2002

gelijk had in haar zorgen over SDD-deelname. Zowel de regering als het CPB had toen gesteld dat er

sprake zou zijn van spin-off- en spillovereffecten. Uit bovenstaande rapporten volgden vooral

positieve conclusies over de Nederlandse SDD-deelname. De conclusies over de spin-off- en

spillovereffecten waren vooral gebaseerd op aannames en vage toekomstverwachtingen en niet

gekwantificeerd. Bovendien maakte het militair-strategische onderzoek uit 2005 duidelijk dat niet

gegarandeerd kon worden dat het luchtwapen altijd even belangrijk zou blijven en volgt uit de

Rekenkamergrafiek dat de orderomvang slechts langzaam steeg. Deze constateringen rechtvaardigden

de kritische beleidslijn van de PvdA, die het definitieve vervangingsbesluit mede daarom zo laat

mogelijk wilde nemen.

De regering waardeerde de laatste onderzoeken als positief en wilde in november een MoU

voor de PSFD-fase ondertekenen.396 In oktober publiceerde de Rekenkamer echter een rapport waarin

werd geconcludeerd dat het JSF-project nog altijd veel risico’s kende en het aantal SDD-orders minder

was dan verwacht (slechts $310 miljoen).397 Het argument van de JSF-voorstanders, namelijk dat de

JSF het beste toestel voor de beste prijs moest worden, was ver weg. Daarmee kan ook de

argumentatie van Kok in 2002 als onterecht worden afgedaan.398 De PvdA trok de volgende conclusie

uit het Rekenkamerrapport: ‘Het komt neer op het tekenen van een blanco cheque.’399 Die conclusie

strookte met de stellingname in het verkiezingsprogramma voor 2006, namelijk dat Nederland uit het 394 NIVR, Onderzoeksresultaten naar de gevolgen van Nederlandse deelneming in de ontwikkeling van de JSF: JSF verankert sterke impuls aan Nederlandse kenniseconomie (Delft 2006) 39-41. 395 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 488, nr. 55. 396 De PSFD-fase betreft de inrichting van de productie, de instandhouding en de doorontwikkeling van de JSF tijdens de gehele levensduur van het toestel. Gekoppeld aan deelname aan deze fase was de aanschaf van een testtoestel. Met deelname aan deze fase was ruim €350 miljoen gemoeid. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 488, nr. 47. 397 Daarnaast zagen de rekenmeesters aanzienlijke financiële risico’s die vooral waren gelegen in het feit dat het onmogelijk was de kostprijs van een JSF te valideren. Bovendien diende de informatievoorziening richting de Tweede Kamer te worden verbeterd. Deze constateringen van de Rekenkamer ondersteunen grotendeels de hierboven getrokken conclusie over de overige rapporten. De bedrijven waren positief en hadden positieve toekomstverwachtingen, maar harde cijfers ontbraken, de orders vielen tegen en er kleefden nog altijd grote risico’s aan het project. Algemene Rekenkamer, Monitoring verwerving Joint Strike Fighter (Den Haag september 2006) 23-24. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 488, nr. 50. 398 De werkgelegenheidseffecten, zoals Kok in 2002 werden voorgespiegeld door de sociale partners, bleken - zoals met name Timmermans al verwachtte - veel te rooskleurig ingeschat. 399 ‘PvdA: doorgaan JSF is tekenen blanco cheque,’ Trouw (11 oktober 2006).

Page 70: Een politieke jojo?

70

JSF-project moest stappen.400 Hoewel die stellingname in strijd lijkt met PvdA-optreden in 2002, was

de keuze om uit de JSF te stappen niet vreemd gelet op het PvdA-beleid sinds 2002 en de negatieve

ontwikkelingen rond het project sindsdien.401 Deze anti-JSF- houding werd vergemakkelijkt door haar

oppositierol, waardoor de PvdA niet was gebonden aan een regeerakkoord of coalitie. Vanuit PvdA-

perspectief was het uitstapvoornemen op grond van de ontwikkelingen en de beschikbare informatie

dan ook goed verdedigbaar. Ondanks bezwaren van de PvdA, die een nieuw CPB-onderzoek wilde na

uitkomst van het Rekenkamer-rapport, besloot de regering half oktober met een Kamermeerderheid tot

deelname aan de volgende fase.402 Interessant is dat de Amerikanen deze fase beschouwden als een

nieuwe stap in de defensierelatie tussen Nederland en de VS.403 Deze relatie had in de Nederlandse

discussie geen rol gespeeld.

Terug op het pluche: de PvdA als coalitiepartner

Na de verkiezingen trad de PvdA in februari 2007 toe tot het kabinet Balkenende IV, bestaande uit

CDA, PvdA en CU.404 Al tijdens de formatie bleek dat het nieuwe kabinet niet uit het JSF-project zou

stappen. In ruil voor die concessie had de PvdA een aantal toezeggingen binnengehaald.405 Zo zou een

beslissing over de daadwerkelijke aanschaf twee jaar later worden genomen en zouden er ‘slechts’

vijftig toestellen worden besteld.406

Hoewel het besluit niet uit het project te stappen als een draai opgevat kan worden, verdient

deze conclusie enige nuance. Eerder had de PvdA reeds ingezien dat hard ‘nee’ roepen geen oplossing

bood en besloten zich compromisgerichter op te stellen.407 De historische constatering dat de PvdA een

compromisgerichte partij is, bleek ook in dit geval te kloppen. Bovendien was het

onderhandelingsresultaat voor de PvdA alleszins redelijk. De toestelprognose was drastisch naar 400 Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2006, Samen sterker, 54. 401 De negatieve ontwikkelingen waarop wordt gedoeld zijn de kostenoverschrijdingen, het geringe aantal orders en de onzekerheden over onder andere de kostprijs, de informatievoorziening en de toekomstige orders. Dat deze zorgen terecht waren was onder andere gebleken uit de eerder genoemde Rekenkamer-rapportage. Dat de JSF blijkbaar niet het beste toestel voor de beste prijs was, was een belangrijk teken aan de wand. 402 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 800 X, nr. 30. 403 Department of Defense News Release (nov. 14, 2006), ‘Department of Defense and Netherlands sign next stage Joint Strike Fighter agreement,’ Defense AT&L vol. 36 nr. 2 (maart/april 2007) 40-41. 404 Balkenende II was in juli 2006 gevallen, waarna tot november 2006 het minderheidskabinet Balkenende III aantrad, bestaande uit CDA en VVD. Ondanks een verlies van negen zetels bij de verkiezingen van november 2006 was de PvdA, achter het CDA, de tweede partij van Nederland. http://www.parlement.com/id/vhnnmt7l9z6v/tweede_kamerverkiezingen_2006 (maandag 11 augustus 2014). 405 In het nieuwe regeerakkoord was het volgende over de JSF vastgelegd: ‘In 2007 wordt het MoU ten aanzien van JSF-testtoestellen ondertekend. In 2008 wordt de business case herijkt voordat in 2009 besluitvorming plaatsvindt over de contractondertekening voor de definitieve aanschaf van testtoestellen. Op basis van de herijking en van een vergelijking voor wat betreft prijs, kwaliteit en levertijd met mogelijke andere toestellen zal het kabinet in 2010 besluiten aan de Tweede Kamer voorleggen over vervanging van de F16 toestellen.’ Coalitieakkoord CDA, PvdA en ChristenUnie, Samen Werken, Samen Leven (Den Haag 2007) 14. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 891, nr. 4. 406 ‘JSF niet van de baan bij kabinet met PvdA,’ Reformatorisch Dagblad (2 februari 2007) 3. 407 Opmerkelijk is dat de stellingname in het verkiezingsprogramma weinig nuance bevatte en ook weinig ruimte voor compromissen leek over te laten. Blom heeft daarmee door de jaren heen verschillende posities ingenomen. Nadat de felle oppositie van de PvdA na 2002 in de praktijk weinig resultaat opleverde, stelde Blom dat zijn partij bereid was zich compromisgerichter op te stellen. Wel zei hij dat de PvdA nog altijd tegen het JSF-project was. In de aanloop naar het PSFD-besluit meldde Blom dat de PvdA, mocht zij na de verkiezingen in de regering komen, het besluit zou terugdraaien. Vervolgens werd in het verkiezingsprogramma gemeld dat Nederland wat de PvdA betreft uit het programma moest stappen.

Page 71: Een politieke jojo?

71

beneden bijgesteld - waardoor de belastingbetaler geld bespaarde - en het aanschafbesluit was

vertraagd, in lijn met de wens van Timmermans. Daarmee had de PvdA het maximale uit de

onderhandelingen gehaald.408

Wel was ze haar belangrijkste JSF-pion kwijtgeraakt: Timmermans was staatssecretaris voor

Europese Zaken geworden.409 Begin februari had de Amerikaanse ambassadeur een ontmoeting met

Timmermans, over wie hij het volgende berichtte:

‘He said that the Labor Party will practically concede defeat in its opposition to JSF, relying on an upcoming

third-party independent review of the JSF business case as an opportunity to ‘save face’. Timmermans (…)

admitted that he still regrets the Dutch decision to participate in JSF (…) and even said for the first time that he

‘’could not imagine’’ the Dutch buying any other plane.’410

Hieruit blijkt dat Timmermans zich ondanks persoonlijke bezwaren had neergelegd bij de JSF. In

Timmermans’ eigen ogen was de waarheid verdraaid en had hij gesteld dat als wat de Amerikanen

beweerden klopte, namelijk dat de JSF het beste toestel voor de beste prijs was, dat hij zich dan niet

kon voorstellen dat Nederland het toestel niet zou kopen.411 Daardoor is niet te bepalen in hoeverre

hier mogelijk sprake was van een draai. De belangrijkste conclusie was dat de Amerikanen tevreden

waren en achter de schermen nog altijd een rol speelden.412

Hetzelfde gold voor de luchtmacht die zich, bij monde van Commandant der

Luchtstrijdkrachten Hans de Jong, de woede van de nieuwe Defensiewoordvoerder van de PvdA,

Angelien Eijsink, op de hals haalde door zich tijdens een vlootschouw positief uit te laten over de JSF-

aanschaf.413 De rol van de luchtmacht was sinds 2002 naar de achtergrond verdrongen en kreeg weinig

aandacht in de media. Uit deze ontwikkelingen en het interview met Bot kan echter worden

geconcludeerd dat de luchtmacht nog altijd een rol speelde.

Eijsink zette Timmermans’ beleidslijn voort en deed voorkomen dat het aanschafbesluit nog

open lag, wat officieel klopte.414 De regering volgde bovendien de ontwikkeling van andere toestellen

en had de Kamer, voorafgaand aan het verwervingsbesluit, een nieuwe kandidatenvergelijking

408 In de jaren zeventig was gebleken hoeveel problemen Vredeling als minister van Defensie had ondervonden bij de aanschaf van de F-16. Zijn egoïstische optreden had veel kwaad bloed gezet binnen de PvdA. Bovendien was in 2002 duidelijk geworden hoeveel moeite de PvdA überhaupt had als het aankwam op belangrijke JSF-besluiten, laat staan bij een definitief aanschafbesluit in de komende jaren. 409 ‘Timmermans fervent voorvechter Europese grondwet,’ ANP (14 februari 2007). 410 Wikileaks Cable: 95112,2/2/2007 15:33,07THEHAGUE205,"Embassy The Hague", CONFIDENTIAL,,"VZCZCXYZ0000 OO RUEHWEB. 411 Pauw en Witteman (18 september 2013). 412 Dat de Amerikanen nog altijd een actieve rol speelden bleek ook uit de uitlatingen van Burbage in juni, toen hij stelde dat als Nederland de JSF niet kocht, het bedrijfsleven naar de orders kon fluiten. B. Reijnen, ‘Vliegtuigindustrie: miljardenorders graag,’ Elsevier (23 juni 2007) 50-51. 413 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, Kamervragen 2060720630, Vragen van het lid Eijsink (PvdA) aan de minister van Defensie over uitlatingen van luitenant-generaal De Jong over de JSF (Ingezonden 12 juli 2007). 414 Echter had Blom jaren eerder al aangegeven dat Nederland dusdanig veel geld in het JSF-project had gestoken, dat het toestel wel moest worden aangeschaft.

Page 72: Een politieke jojo?

72

beloofd.415 Deze toezeggingen pasten goed in het gevoerde JSF-beleid van de PvdA en toonden de

meer genuanceerde positie van de nieuwe regering op het dossier. De kritische JSF-houding van

Eijsink moet worden geplaatst in de context van de kabinets- en PvdA-plannen voor de krijgsmacht. In

haar nota In dienst van Nederland, in dienst van de wereld pleitte de PvdA voor meer budget voor het

krijgsmachtpersoneel ten koste van het materieel, waaronder enkele F-16’s. 416

Half november bleek dat de PvdA ook levensduurverlenging van de F-16 wilde overwegen.

Opnieuw probeerden de sociaaldemocraten daarmee het JSF-aanschafproces te vertragen. Die koers

sluit aan bij de historische PvdA-beleidslijn sinds 2002, waarin de negatieve ontwikkelingen rond het

JSF-project de roep om uitstel of zelfs afstel rechtvaardigden. De SP vroeg de PvdA vervolgens naar

hoe zij uiting wilde geven aan de verkiezingsbelofte om uit de JSF te stappen, waarmee de socialisten

de PvdA een draai verweten. Eijsink’s rechtvaardiging was duidelijk: ‘Iedereen weet dat een

coalitieakkoord boven een verkiezingsprogramma staat.’ Deze stellingname toonde het politiek

realisme van de PvdA. Tevens werd hiermee de eerder getrokken conclusie onderschreven dat de

PvdA compromissen als onvermijdelijk beschouwde.417 Bovendien was de drastische toestelverlaging

van 85 naar 50 JSF’s niet alleen winst voor de PvdA, maar ook in lijn met de nota van Eijsink.418

Ondanks het feit dat de PvdA zich niet aan het verkiezingsprogramma hield en daarmee wel degelijk

een draai maakte, is er hier toch ook duidelijk partijwinst en beleidscontinuïteit waarneembaar. In

eigen ogen had de PvdA dan ook weinig verkeerd gedaan. De nieuwe beleidslijn, bestaande uit het

aandragen van alternatieven en het vertragen van de besluitvorming, bood de PvdA de mogelijkheid

wellicht het eigen gezicht te redden en alsnog afstel van de JSF te bewerkstelligen.419

Gebonden aan het coalitieakkoord kon de PvdA niet langer zeggen uit het JSF-project te

willen stappen, waarmee haar politieke positie opnieuw een verklaring voor haar stellingnames bood.

Daarom koos zij de enige overgebleven optie, namelijk meer aandacht vragen voor JSF-

alternatieven.420 Die roep was vooral een gevolg van een nieuwe Rekenkamerrapportage, waarin de

financiële risico’s van het JSF-project wederom werden benadrukt.421 Die beleidslijn voortzettend

415 De toestellen die de regering naast de JSF volgde waren de Rafale-F4, de Eurofighter Tranche 3 en de Advanced F-16. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 20. 416 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 41. 417 Deze passage sluit bovendien goed aan bij de conclusies die in het vorige deel van dit onderzoek over de werking van het Nederlandse politieke bestel zijn getrokken. Het sluiten van compromissen is onvermijdelijk, evenals het vervullen van diverse politieke rollen door dezelfde persoon binnen een bepaalde, korte tijdspanne. 418 In de Defensienota van de PvdA-Tweede Kamerfractie uit 2007, opgesteld onder leiding van Eijsink, werd gesteld dat Nederland een aantal F-16-squadrons kon opheffen omdat 54 toestellen voldoende waren voor crisisoperaties en bewaking en bescherming van het Nederlandse luchtruim. Eijsink, In dienst van Nederland, in dienst van de wereld, 28-29. 419 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 45. 420 ‘SP en GroenLinks willen stekker uit JSF-project,’ ANP (4 december 2007). Interessant is dat Van der Knaap, vooruitlopend op het JSF-besluit, alvast kruisraketten voor het toekomstige gevechtstoestel wilde aanschaffen. Dit tot onvrede van de PvdA, die niet alleen een historische aversie had tegen dergelijke wapens, maar ook een ander gevaar zag in de aankoopplannen. Deze raketten pasten namelijk niet onder JSF-concurrenten, waarmee een nieuw argument was gecreëerd om de JSF aan te schaffen. T. Lagas, ‘Kruisraketten passen perfect onder de JSF,’ Trouw (6 december 2007) 4-5. 421 B. Gaster, ‘PvdA wil meer aandacht voor alternatieven JSF,’ ANP (4 december 2007).

Page 73: Een politieke jojo?

73

pleitte Eijsink in 2008 voor een gelijk speelveld voor de diverse gevechtstoestellen, waarmee de PvdA

impliciet probeerde het JSF-concurrenten makkelijker te maken.422

Door het Rekenkamerrapport nam de aandacht voor JSF-alternatieven, waaronder de Gripen,

toe. De Kamer en vooral de PvdA waren na een toename van de Nederlandse kosten met €206

miljoen nog kritischer naar de JSF gaan kijken.423 De roep om alternatieven als de Gripen bij de

kandidatenvergelijking te betrekken pasten in het PvdA-beleid, waarin meerdere malen was gepleit

voor een gelijk speelveld. Met het bekend worden dat de Amerikanen de ontwikkeling van de tweede

JSF-motor, waar de Nederlandse industrie zo bij gebaat was, niet zouden stoppen, had het project toch

ook weer een positieve draai gekregen.424

In februari deelde de regering haar voornemen mede tot het tekenen van het MoU voor de

Initiële Operationele Test en Evaluatie fase (IOT&E-fase) en de bijbehorende opdracht te plaatsen tot

verwerving van twee testtoestellen. De PvdA stemde, evenals CDA, VVD en CU, uiteindelijk in met

dit voornemen, dat volgens Eijsink een logisch gevolg van het coalitieakkoord was.425 Hoewel de

PvdA-instemming gerechtvaardigd kon worden doordat de verwervingsorder geen definitieve

aanschaf betekende en het besluit bovendien volgde uit het regeerakkoord, week de instemming toch

af van Eijsink’s pleidooi voor alternatieven. Het besluit kon dan ook niet in alle kringen van de partij

op steun rekenen. JS-voorzitter Michiel Emmelkamp wilde afrekenen met het draaigedrag binnen zijn

partij: ‘Het inleveren van standpunten bij het sluiten van compromissen voor regeringsdeelname is

goed uit te leggen. Maar omdat vertrouwen te voet komt en te paard gaat, is de onduidelijkheid op

sommige terreinen dodelijk.’ Met deze onduidelijkheid doelde hij vooral op het feit dat aan de kiezers

niet meer uit te leggen was wat de partij en haar leiderschap nou daadwerkelijk vonden, zoals bij de

JSF.426 Het beeld van de PvdA als een draaiende partij was daarmee ook binnen de eigen gelederen

ontstaan. Interessant is ook de nuance van Emmelkamp, die het belang van de draai marginaliseert als

gevolg van de onvermijdelijkheid van compromissen.427 Deze conclusie sluit aan bij de constateringen

van Bessems en Nieuwboer.

422 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, Vragen 2070808370, Vragen van het lid Eijsink (PvdA) aan de staatssecretaris van Defensie over de concurrentieverhoudingen onder mogelijke opvolgers F-16 (Ingezonden 15 januari 2008). 423 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 300, nr. 4. Gaster, ‘JSF pakt duurder uit dan gepland’ ANP (29 februari 2008). 424 Eerder werd al duidelijk gemaakt dat de Nederlandse industrie in totaal voor bijna een miljard euro aan omzet kon verkrijgen uit de bouw van de tweede F136 JSF-motor. Hoewel het Pentagon in de loop der jaren meerdere malen geen geld voor de tweede motor had gereserveerd, had het Congres de ontwikkeling en bouw van de motor altijd doorgezet. 425 Uit haar tegenstem bleek dat ook de PVV zich in de oppositie niet langer aan de JSF gebonden voelde, evenals de PvdA enkele jaren eerder. ‘Groen licht voor twee JSF-toestellen,’ Noordhollands Dagblad (1 maart 2008). Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 134. 426 M. Emmelkamp, ‘Het is vijf voor twaalf voor de PvdA; Identiteitscrisis prominente PvdA'ers slaan alarm rond de Dag van de Arbeid,’ Volkskrant (2 mei 2008). 427 Belangrijk met oog op de rechtvaardigheid van de kritiek op de PvdA is dat Emmelkamp stelt dat draaien in de zin van het inleveren van standpunten goed uit te leggen is. Als die gedachtenlijn wordt gevolgd zou het besluit om niet uit het JSF-project te stappen, maar wel het aantal toestellen te verlagen en over een langere periode uit te smeren, niet als draai worden beschouwd, omdat het uit te leggen was als zijnde een compromis. De dieperliggende trend die Emmelkamp signaleert had bovendien niet alleen betrekking op de JSF, maar volgens hem ook op andere politieke kwesties. M. Emmelkamp, ‘Het is vijf voor twaalf voor de PvdA; Identiteitscrisis prominente PvdA'ers slaan alarm rond de Dag van de Arbeid,’ Volkskrant (2 mei 2008).

Page 74: Een politieke jojo?

74

Belangrijk was verder de rol van Mariette Hamer, de nieuwe fractievoorzitter van de PvdA,

die een kritischere koers wilde varen richting het kabinet. 428 Zij stelde dat JSF-deelname de

belastingbetaler niet meer mocht kosten dan kopen van de plank.429 Mocht het daar wel op uitdraaien,

dan zou de industrie het verschil moeten compenseren.430 De komst van Hamer was een belangrijke

verklaring voor de hardere PvdA-lijn richting de industrie, die werd gevolgd door Eijsink: ‘Ons

uitgangspunt is dat we het beste toestel willen voor de beste prijs (…). Het ‘project’ betekent samen

met het bedrijfsleven meedoen aan de ontwikkeling van de JSF. Dat is nooit onze keuze geweest.’431

Eijsink heeft hier deels gelijk, omdat Balkenende I in 2002 het definitieve SDD-besluit nam. Echter

hadden de PvdA-bewindspersonen, behalve Pronk, ingestemd met de SDD-deelname en was de fractie

akkoord gegaan met de geclausuleerde instemming. Bovendien had ook de PvdA ingestemd met de

industriesubsidie voor positionering binnen het JSF-project. De PvdA heeft altijd het beste toestel voor

de beste prijs willen hebben, maar dat de sociaaldemocraten nooit een project met het bedrijfsleven

wilden is niet waar. Eijsink’s uitspraken kunnen daarmee als een draai ten opzichte van het beleid in

de jaren 1999-2002 worden bestempeld.

De PvdA werd door SP-Kamerlid Van Velzen beschuldigd een draai te hebben gemaakt ten

opzichte van het verkiezingsprogramma.432 Hoewel het feitelijk een draai betrof, is deze kritiek eerder

al genuanceerd aan de hand van de rechtvaardiging van de PvdA. Verder stelde de PvdA opnieuw

eisen aan haar instemming.433 Toen De Vries akkoord ging kon Nederland de intentieverklaring

tekenen. 434 In juni werd bekend dat de industrie Economische Zaken had laten weten geen

afdrachtspercentage aan de staat te willen betalen, omdat de business case niet langer negatief zou

uitpakken voor de overheid.435 De PvdA was - zoals Hamer al had aangekondigd - weinig begripvol,

zoals bleek uit de volgende woorden van Eijsink: ‘Afspraak is afspraak. De industrie zat er steeds bij

toen we hier afgelopen jaren over spraken. Men wist precies waar men aan toe was.’436

428 C. van Zwol, ‘Hamer: hardere lijn, meer met de SP,’ NRC (17 mei 2008). 429 Met haar duidelijke stellingname dat JSF-participatie de belastingbetaler niet meer mocht kosten dan kopen van plank, keerde Hamer eigenlijk terug naar de oorspronkelijke uitgangspunten van de PvdA op het dossier. De toenmalige regering had in 2002 ook gesteld dat SDD-deelname de belastingbetaler niets mocht kosten. 430 J. Oranje en C. van Zwol, ‘'Politiek is vechten'; De nieuwe leider van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer over haar politieke 'kroonjuwelen',’ NRC (17 mei 2008). 431 ‘Beste toestel voor beste prijs,’ Volkskrant (22 mei 2008). 432 https://www.sp.nl/nieuws/2008/05/jsf-als-gokverslaving (zondag 21 december 2014). 433 Eijsink eiste financiële toezeggingen voor de belastingbetaler, een vergelijkend onderzoek naar JSF-alternatieven inclusief een end-of-life-update voor de F-16 en een extern onderzoek naar de gang van zaken bij Defensie. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 26 488, nr. 89. Gaster, ‘PvdA in de clinch met De Vries,’ ANP (27 mei 2008). 434 T. Lagas, ‘Landing JSF wel degelijk ingezet; CDA en PvdA zijn het eens over onderzoek naar alternatieven,’ Trouw (29 mei 2008). 435 Ruim 45 bedrijven vonden de afdracht aan de staat onredelijk, omdat het project de belastingbetaler volgens hen niets zou kosten. Hun pleidooi om geen afdrachtspercentage af te hoeven dragen werd ondersteund door de claim dat Woensdrecht een enorme groei zou doormaken die meer omzet zou opleveren dan de JSF kostte. Het tweede argument was dat de industrie dacht de afdrachtspercentages aan de staat te kunnen doorberekenen aan Lockheed, maar dat bleek niet het geval te zijn. J. Trommelen, ‘Bedrijven willen JSF-contract van tafel; 'Onredelijk om bij te dragen',’ Volkskrant (11 juni 2008) 7. 436 Idem. Een maand later maakte de regering bekend dat het tekort op de business case €308 miljoen bedroeg, waarna het afdrachtspercentage werd vastgesteld op 10,1%. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 488, nr. 90.

Page 75: Een politieke jojo?

75

Diezelfde maand werd in een PwC-rapport geconcludeerd dat JSF-deelname Nederland

21.700 directe arbeidsjaren en circa $8,1 miljard omzet zou opleveren.437 De PwC-conclusies werden,

ondanks de vraagtekens die bij het rapport te plaatsen zijn, toch als ondersteuning van het pro-JSF

kabinetsbeleid gezien. De fabrikanten van de Eurofighter en de Rafale geloofden niet langer in een

eerlijk proces en trokken zich terug uit de kandidatenvergelijking.438 Saab gaf de moed niet op en

presenteerde eind augustus een interessant Gripen-voorstel met een vaste, relatief lage prijs vergeleken

met de JSF en substantiële compensatieorders.439

Tevens was uit interne documenten gebleken dat ambtenaren op Economische Zaken al vroeg

hadden gewaarschuwd voor sterk overdreven orders.440 De discussie die daarop volgde werd versterkt

doordat de NRC meldde dat Defensie in de eerste kandidatenvergelijking met een vooringenomen blik

de JSF had bevoordeeld.441 Hoewel de regering alle aantijgingen ontkende of weerlegde, leek het JSF-

dossier weer volledig open te liggen.442 De vroege waarschuwing voor tegenvallende orders en de

vooringenomen positie ten aanzien van de JSF, ondersteunden het kritische JSF-beleid van de PvdA.

Bovendien bevestigen deze constateringen de kritische conclusies van het CPB uit 2001 en het feit dat

de regering zich had laten leiden door de studies van Booz Allen en het NIVR.

De PvdA was gevoelig voor de Gripen, zoals bleek uit het feit dat De Vries Saab, onder druk

van de PvdA, meer tijd had gegeven alle beschikbare informatie op te sturen.443 Door alle commotie

twijfelde Eijsink aan de kwaliteit van de informatievoorziening richting de Kamer en daarom pleitte ze

voor uitstel van het tekenen van het contract voor de testtoestellen.444 Het gebrek aan informatie was in

2002 voor bijvoorbeeld De Vries aanleiding te pleiten voor uitstel.

437 De arbeidsjaren waren gebaseerd op een schatting van de bedrijven zelf en kwamen overeen met de uitkomsten van de eerdere studie van de Universiteit Tilburg. De $8,1 miljard omzet kwam ook redelijk overeen met de eerdere schattingen en volgde uit een macro-economische analyse. In 2006 concludeerde de Universiteit Tilburg ‘dat het Nederlandse luchtvaartcluster een omzetverwachting heeft van 6,1 – 8,8 miljard USD over de periode van 30 - 40 jaar en dat dit correspondeert met 17.500 – 25.000 arbeidsjaren aan werk in de ontwikkeling en productie van de JSF.’ Tegelijkertijd kwantificeerde PwC wel de spin-off- ($4,2 miljard – 10.900 arbeidsjaren) en spillovereffecten ($16 miljoen – 62 arbeidsjaren). Hoewel de spin-off-effecten volgens deze ramingen substantieel waren, erkende PwC zelf dat ‘de spillovereffecten vanuit het JSF-programma nagenoeg nihil zijn.’ Op basis van de spin-off-cijfers die volledig waren gebaseerd op de verwachtingen van de industrie, zou geconcludeerd kunnen worden dat het JSF-project op dat gebied wel degelijk een succes was. Op dit moment is het nog te vroeg om te bepalen in hoeverre de PwC-studie het PvdA-betoog ondersteunde of tegensprak, omdat het gaat om verwachtingen en pas over enkele decennia kan worden vastgesteld of het JSF-project daadwerkelijk deze effecten sorteerde. Van de Vijver en Vos, JSF, 21. PwC, Onderzoek naar de spin-off, spill over en werkgelegenheidseffecten van de deelname door de Nederlandse industrie aan de ontwikkelings- en productiefase van het JSF programma (7 juli 2008) 7-15. 438 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 488, nr. 99. 439 H. van Lierop, ‘Zweeds toestel minder duur dan JSF,’ ANP (26 augustus 2008). 440 ‘Politieke spanning over JSF-project loopt weer op,’ Trouw (6 september 2008). 441 ‘Vergelijken van papieren gevechtsvliegtuigen: Na toets op 700 criteria is JSF niet enige winnaar,’ NRC (9 september 2008) 12. 442 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 107. 443 E. Vrijsen, ‘En toch wordt het de JSF; Saab maakte geen schijn van kans om Nederland de opvolger van de F-16 te leveren. Maar slimme lobby bracht de Zweden terug in de race. Of niet echt?,’ Elsevier vol. 64 nr. 38 (20 september 2008) 28. 444 De informatievoorziening richting de Kamer was eerder al door de Rekenkamer bekritiseerd en ook door de PvdA ter discussie gesteld. Daarmee is ook hier een duidelijke rode draad in de beleidslijn van de PvdA waarneembaar, die uiteindelijk leidde tot een ander partijkenmerk op het JSF-dossier: uitstel. Op basis van bovengenoemde ontwikkelingen en de problemen met de informatievoorziening kon dit uitstelverzoek worden gerechtvaardigd. H. van Lierop, ‘Coalitie verdeeld over aanschaf test-JSF,’ ANP (30 oktober 2008).

Page 76: Een politieke jojo?

76

Hoewel de roep om uitstel door velen werd gezien als de zoveelste vertragingstruc, hadden de

sociaaldemocraten inhoudelijk gezien wel degelijk goede argumenten. De berichtgeving naar

aanleiding van het programma Brandpunt had tot een vertrouwensbreuk geleid en de PvdA opnieuw

argumenten gegeven duidelijkheid te eisen alvorens een besluit over testtoestellen te nemen.

Bovendien was de nieuwe Gripen een competitief toestel, dat een eerlijke kans zou moeten krijgen in

de vergelijking. De Vries’ aarzeling de Gripen bij de nieuwe kandidatenvergelijking te betrekken

toonde dat Defensie het Zweedse toestel als een serieus gevaar beschouwde. Bovendien waren de door

Defensie veranderde eisen een legitieme reden voor de PvdA om vraagtekens te plaatsen bij de

eerlijkheid van de kandidatenvergelijking.445

Op 20 november werd besloten het aanschafbesluit voor de testtoestellen met drie maanden uit

te stellen, zodat de JSF goed kon worden vergeleken met de Gripen.446 Daarmee had de PvdA niet

alleen uitstel bewerkstelligd, maar ook een ‘eerlijke’ kandidatenvergelijking tussen de Gripen en de

JSF afgedwongen. In de kandidatenvergelijking kwam de JSF echter alsnog als beste uit de test.447

‘De F-35 is het beste multi-role gevechtsvliegtuig om te voldoen aan de Nederlandse eisen. In tegenstelling tot

de andere kandidaattoestellen kan de F-35 omstreeks 2015 alle zes hoofdmissies zonder meer succesvol

uitvoeren en is de operationele beschikbaarheid het grootst. Daarnaast liggen de investeringskosten voor de F-35

het laagst en zijn de totale levensduurkosten naar verwachting het laagst. (…) Tot slot kent het F-35 programma

de minste risico’s betreffende operationele kwaliteiten, financiën en (door)ontwikkeling in vergelijking met de

twee andere kandidaten.’448

Deze eindconclusie uit de kandidatenvergelijking is minder genuanceerd over de JSF dan de

deelconclusies waarop bovenstaand stuk is gebaseerd. Onder het kopje resultaat prijs wordt namelijk

gesteld dat de investeringskosten van de JSF ‘waarschijnlijk’ lager uitvielen dan die van andere

toestellen. Hieruit volgt dat nog helemaal niet zeker was dat de JSF financieel gezien de beste optie

zou zijn. Die conclusie wordt versterkt door de volgende passage: ‘Door de onzekerheden over

bijvoorbeeld de brandstofprijzen en de dollarkoers in de komende decennia is er sprake van een

dusdanige bandbreedte in de berekeningen van de exploitatiekosten dat voor de voorziene

gebruiksperiode geen harde uitspraken kunnen worden gedaan.’449 Dat Defensie, ondanks de erkende

445 In de nieuwe kandidatenvergelijking waren nieuwe eisen opgenomen waaraan de opvolger van de F-16 moest voldoen, zoals het kunnen uitvoeren van een eerste aanval, het binnendringen van vijandelijk gebied en de zogenaamde ‘survivability’ (stealth). JSF-kenner John Boeder was duidelijk over de nieuwe eisen: ‘Door haar eigen randvoorwaarden te formuleren, kon Defensie vooraf de uitkomsten beïnvloeden. Deze zijn daarmee behoorlijk pro JSF geworden.’ De PvdA had het, in het kader van de informatievoorziening, bovendien voor elkaar gekregen dat de kandidatenvergelijking zou worden gevolgd door het gerenommeerde Amerikaanse onderzoeksbureau RAND. G. ten Voorde en K. de Groot, ‘Kiezen tussen JSF en Gripen,’ Reformatorisch Dagblad (17 december 2008). 446 ‘Beslissing over JSF uitgesteld,’ Nederlands Dagblad (21 november 2008) 3. 447 M. Bassford, M. van de Voort, R. J. de Boer e.a., The Netherlands F–16 Comparative Analysis: An Evaluation of the Process (Santa Monica 2008) 45-46. 448 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 131. 449 De vraag is vervolgens waarom de JSF ondanks alle onzekerheden toch als beste uit te test kwam. Het antwoord schuilt in de methodiek van de kandidatenvergelijking: ‘Om de niet-bindende opgaven van de fabrikanten te valideren en onderling

Page 77: Een politieke jojo?

77

onzekerheden, concludeerde dat de JSF in alle opzichten het beste toestel was, bevestigt nogmaals de

conclusies over de vooringenomenheid van Defensie. Dit beeld werd onderschreven in de

Rekenkamerrapportage van februari, waarin werd gesteld dat Defensie niet berekend was op een ander

toestel dan de JSF.450 De kandidatenvergelijking leidde tot veel Kamervragen over andere de ‘stealth-

eis.’451 Diverse Kamerleden stelden dat tegen de tijd dat de JSF in gebruik genomen zou worden,

stealth een achterhaalde techniek zou zijn. Die conclusie werd ondersteund door radarexperts.452

Het debat tussen De Vries en JSF-sceptische partijen, waaronder de PvdA, ging vooral over

onzekerheden bij het JSF-project vergeleken met het duidelijke totaalpakket van Saab. 453 De

kostenonzekerheid van de JSF, die werd onderschreven door de Rekenkamer, was voor de PvdA

aanleiding de Gripen als steeds serieuzere optie te beschouwen. 454 Toen het CPB opnieuw

concludeerde dat de werkgelegenheidseffecten aanzienlijk overschat waren, leek de aanschaf van het

eerste testtoestel verder weg dan ooit. 455 Opnieuw werd het kritische PvdA-betoog daarmee

ondersteund door studies die de verwachtingen temperden.

Nadat ook een bezoek aan Lockheed de PvdA niet had kunnen overtuigen, was er nog steeds

geen Kamermeerderheid voor een JSF-testtoestel. 456 Kritische lokale fracties vonden de

jongerenafdeling en partijvoorzitter Ploumen, die meende dat er onvoldoende informatie was voor een

beter vergelijkbaar te maken, zijn uitgebreide onzekerheidsanalyses uitgevoerd. En om de onzekerheden tot uitdrukking te brengen zijn bij de berekeningen bandbreedtes gehanteerd. De berekeningen leiden met inachtneming van de inherente onzekerheden in de gehanteerde data tot de conclusie dat de F-35 bij de beoordeling van de totale levensduurkosten het beste scoorde. Het gaat naar schatting om ongeveer € 14,4 miljard in 30 jaar.’ Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 131. 450 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 300, nr. 6–7. 451 De lijst met vragen vanuit de Kamer bevatte in totaal 88 Kamervragen. Opmerkelijk is dat er relatief weinig vragen werden gesteld over de kostenberekening van de JSF, wat toch een belangrijk en tegelijkertijd zwak punt in de hele discussie was. In reactie op een vraag of er al helderheid was over de kostprijs van de JSF, werd door De Vries slechts geantwoord dat de Kamer jaarlijks over de stuksprijs werd geïnformeerd en dat de testtoestellen verhoudingsgewijs duurder zouden zijn dan de gemiddelde prijs die uiteindelijk voor de JSF’s zou worden betaald. Met andere woorden, de kostprijs van de JSF was niet bekend. Bovendien werden er vragen gesteld over de kosten van uitstel van het testtoestel-besluit en wat het zou kosten om alsnog uit het JSF-project te stappen. De vragen waren niet per partij herleidbaar, maar pasten goed in het PvdA-beleid. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 142. 452 Brandpunt Reporter, De JSF: Straaljager of stuntvliegtuig (5 december 2013). 453 Het pakket van Saab hield het volgende in: 85 vliegtuigen met onderhoud en opleiding voor dertig jaar voor een vast bedrag van €5,5 miljard euro. http://www.jsfnieuws.nl/?p=379 (woensdag 24 december 2014). 454 Het PvdA-betoog kreeg nog meer relevantie toen (voormalig) Defensieambtenaar en PvdA’er Bert Kreemers in februari zijn proefschrift over de aanschaf van de F-16 in de jaren zeventig presenteerde en daarin concludeerde dat de F-16 nog wel een tijd mee zou kunnen. B. Kreemers, Hete hangijzers: de aanschaf van Nederlandse gevechtsvliegtuigen (Amsterdam 2009). 455 CPB, ‘Werkgelegenheidseffecten deelname JSF programma.’ In een op dat moment onbekende brief aan de directeur van de Rekenkamer, stelde De Vries dat de Rekenkamer er op meerdere punten naast zat. Uit de brief blijkt duidelijk dat De Vries gefrustreerd was over het feit dat de Rekenkamer in zijn ogen verkeerde informatie had gebruikt en daardoor verkeerde conclusies had getrokken, die partijen als de PvdA in de kaart hadden gespeeld. Brief staatssecretaris De Vries aan Rekenkamer-directeur Stuiveling over ‘Bestuurlijke reactie observaties Algemene Rekenkamer kandidatenvergelijking F-16.’ 456 ‘PvdA twijfelt over gevechtsvliegtuig,’ Limburgs Dagblad (2 maart 2009) 4. De PvdA-achterban sprak zich bovendien steeds vaker openlijk uit tegen de JSF. Lokale afdelingen uit het hele land bereidden moties voor waarin de Kamerfractie op het partijcongres in maart zou worden opgeroepen niet in te stemmen met het toestel. Gaster, ‘PvdA-achterban in actie tegen de JSF,’ ANP (11 maart 2009).

Page 78: Een politieke jojo?

78

besluit, aan hun zijde.457 Hier is een duidelijke parallel zichtbaar met 2002, toen partijvoorzitter Koole

om dezelfde redenen de kant van de achterban koos. Omdat het draagvlak voor de JSF in de

samenleving was afgenomen presenteerde de regering in april een compromis. Het definitieve

aanschafbesluit werd aan een volgend kabinet overgelaten en in ruil daarvoor mocht Defensie in 2009

en 2010 een JSF-testtoestel aanschaffen.458

Tijdens de PvdA-fractievergadering van 21 april bereikte de fractie geen overeenstemming.

De inhoud van het voorstel, de matige informatievoorziening en het vernietigende oordeel van de

Rekenkamer maakten dat de sociaaldemocraten geen besluit konden nemen.459 De coalitiepartners

hielden de PvdA-bewindspersonen echter aan het regeerakkoord, waardoor Timmermans werd

gedwongen akkoord te gaan met een besluit waar hij als Kamerlid jarenlang tegen had gestreden.

Daarmee was een nagenoeg identieke situatie als in 2002 ontstaan, waarbij de PvdA-bewindspersonen

een andere koers voeren dan door de Kamerfractie en achterban wenselijk werd geacht.

Tijdens het beslissende debat op 22 april stelde Eijsink op basis van de beschikbare informatie

niet akkoord te kunnen gaan met de aanschaf van testtoestellen. Wel moest Nederland blijven

participeren in de JSF-ontwikkelingsfase.460 Kritiek van het CDA dat de PvdA een jaar eerder nog had

ingestemd met een MoU voor deelname aan de testfase, pareerde Eijsink door te stellen dat het toen

ging om een intentie en niet om een definitief besluit. De PvdA-fractie rechtvaardigde haar besluit

door middel van het concrete Saab-voorstel, de problemen die Denenmarken en Noorwegen net als de

PvdA hadden met de JSF en de negatieve geluiden van de vakcentrales, de Rekenkamer en het CPB.461

De argumenten waren niet nieuw en het ‘nee’ was dan ook een logisch gevolg van de beleidslijn die de

PvdA de afgelopen periode had gevolgd.

Het negatieve advies van de achterban leek te zijn overgenomen toen Hamer op 23 april een

motie indiende om ‘de besluitvorming te beperken tot het aangaan van de verplichtingen die nodig zijn

voor de productie van de eerste tranche testvliegtuigen (…) om daarmede het zicht op definitief

deelnemen aan de testfase in 2011 open te houden.’462 Opnieuw koos de PvdA voor een compromis.

De partij leek weliswaar akkoord te gaan met de productie van de eerste testtoestellen, maar wilde zich

geenszins vastleggen op deelname aan de testfase.463 Ondanks het ‘nee’ tegen testtoestellen was de JSF

de PvdA volgens Hamer geen kabinetscrisis waard.464 Een kabinetscrisis werd echter pas op het laatste

457 Bakker, ‘Ploumen: nog geen definitief besluit over JSF,’ ANP (14 maart 2009). 458 L. Kok en L. Sleutjes, ‘Coalitietop zoekt uitweg in JSF-steekspel,’ De Stentor (15 april 2009) 4. 459 Gaster, ‘PvdA bekent nog geen kleur in JSF-debat,’ ANP (21 april 2009). 460 Eijsink leunde voor een groot deel op vakcentrales FNV en het CNV. Die hadden kort voor het debat de regering verzocht af te zien van testtoestellen, zolang er geen duidelijke contracten op tafel lagen. Het FNV kwam daarmee terug op de argumenten waarmee het Kok in 2002 had overgehaald in te stemmen met SDD-deelname. 461 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 181. 462 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 178. 463 Gaster, ‘Toch volgende week JSF-debat,’ ANP (16 april 2009). 464 Dit is een belangrijke conclusie, omdat hiermee de prioriteiten van de PvdA duidelijk werden. De partij hechtte blijkbaar meer waarde aan kabinetsdeelname, waarbij zij ook op andere belangrijke terreinen aan de knoppen kon draaien, dan aan een hard ‘nee’ tegen de JSF. Die conclusie was eerder al getrokken over het PvdA-optreden onder Kok II in 2002. Opnieuw is er daarmee sprake van een constante in het JSF-beleid van de PvdA. M. Reijns, ‘PvdA: nu geen JSF-testtoestellen,’ ANP (22 april 2009).

Page 79: Een politieke jojo?

79

moment afgewend, doordat de coalitiepartijen een compromis sloten dat erop neerkwam dat

Nederland één testvliegtuig zou laten bouwen in 2009 en in 2010 zou besluiten of het dat testvliegtuig

daadwerkelijk zou kopen. Het definitieve besluit over de JSF-aanschaf zou na de verkiezingen van

2012 worden genomen.465 De PvdA stemde hiermee in en accordeerde daarmee de bouw van het eerste

testtoestel, maar niet de definitieve aanschaf ervan, bovendien was het debat over het tweede

testtoestel uitgesteld. Ten opzichte van het aanvankelijk geplande besluit hadden de sociaaldemocraten

een succes geboekt. Echter was wel weer een stap in de richting van de JSF gezet. De

sociaaldemocraten beschouwden dat zelf niet zo, omdat Eijsink bleef benadrukken dat er niets

definitief was. Hoewel ze in beginsel gelijk had, werd uitstappen steeds minder realistisch. De PvdA

was erin geslaagd de overeenkomst uit het regeerakkoord dusdanig aan te passen dat de uitkomst in

haar eigen voordeel werkte. Het besluit werd door de achterban met gemengde gevoelens

ontvangen.466

Met de geaccordeerde planning eind april 2009 was de volgende belangrijke fase pas weer

voorzien in 2010. Tot die tijd bleven met name de linkse partijen De Vries bestoken met kritische

vragen over verlaagde JSF-budgeten in de VS, mislukte prijsonderhandelingen en bijgestelde aantallen

toestellen voor andere landen.467 Na maandenlange arbitrage werd het afdrachtspercentage voor de

industrie eind november vastgesteld op 4,49%.468 Toen de GAO-directeur in december stelde dat het

beter was nog enkele jaren te wachten alvorens de JSF aan te schaffen, zag de PvdA daarin de

rechtvaardiging van haar handelen.469

Besluit

De eerste verklaring voor het feit dat de JSF steeds meer terrein won op zijn concurrenten is gelegen in

het traject na het SDD-besluit, met daarin diverse ‘tussenbesluiten’ die leidden tot nieuwe

investeringen en stappen in het JSF-programma, waardoor Nederland steeds verder de JSF-fuik

inzwom. Een tweede belangrijke verklaring is dat van 2003 tot en met 2006 JSF-voorstanders VVD en

CDA in de regering zaten, waardoor de JSF-kritische partijen - waaronder de PvdA - weinig invloed

hadden op het JSF-beleid. Een derde verklaring die daarmee samenhangt is het verschil van 465 ‘PvdA buigt en wendt daarmee crisis af,’ Reformatorisch Dagblad (24 april 2009) 1. 466 Het besluit werd door de PvdA in Friesland positief ontvangen, omdat tijd was gewonnen voor nieuw onderzoek naar de geluidsnormen. Die speelden een belangrijke rol rond vliegbasis Leeuwarden, een mogelijk toekomstig onderkomen voor de JSF. PvdA-Kamerlid Lutz Jacobi had binnen haar fractie met succes draagvlak gecreëerd voor het Friese standpunt. Tegelijkertijd was de PvdA in Drenthe minder tevreden. In Hoogeveen had de lokale PvdA-afdeling zich hard gemaakt voor de komst van de nieuwe Fokker (JSF-)fabriek, omdat er honderden banen mee gemoeid zouden zijn. ‘Friese opluchting over JSF-compromis,’ Leeuwarder Courant (24 april 2009) 1. ‘Hoogeveen, knok voor JSF,’ Dagblad van het Noorden (2 december 2009) 9. 467 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Kamervragen 2009Z18631, Vragen van het lid Van Velzen (SP) aan de staatssecretaris van Defensie over het mislukken van de onderhandelingen over een vaste prijs voor de JSF (Ingezonden 12 oktober 2009). 468 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 26 488, nr. 207. Het JSF-project viel daardoor €152 miljoen duurder uit voor de staat, want het verschil met het eerdere afdrachtspercentage kwam voor rekening van Economische Zaken. J. Trommelen, ‘JSF kost staat 152 miljoen euro extra; Arbitragezaak valt nadelig uit voor ministerie van Economische Zaken,’ Volkskrant (30 november 2009) 3. 469 ‘Advies uitstel van JSF ontkend,’ NRC (31 december 2009) 2.

Page 80: Een politieke jojo?

80

interpretatie tussen de JSF-voorstanders in de coalitie en tegenstanders in de oppositie. Diverse

kritische rapportages over de orderomvang, werkgelegenheid en neveneffecten - of positieve

rapportages waarop wel degelijk wat aan te merken viel - werden vaak als aanmoediging of

ondersteuning van de regeringskoers gezien, terwijl diezelfde informatie voor de PvdA vaak het

besluit legitimeerde om met het JSF-project te willen stoppen. Een vierde verklaring is het feit dat

Defensie en vooral de luchtmacht zich nog altijd blind staarden op de JSF. Dat beeld werd onder

andere bevestigd door de Rekenkamer en in het interview met Bernard Bot. Die houding, gekoppeld

aan de intensieve betrokkenheid van de Amerikanen, leidde ertoe dat andere fabrikanten zich zelfs

terugtrokken, waardoor de JSF nog meer ruimte kreeg. Een volgende verklaring is de

compromisbereidheid van de PvdA. Doordat de PvdA vanaf 2007 als enige JSF-kritische partij

regeringsverantwoordelijkheid droeg en bereid was compromissen te accepteren, werden er weliswaar

steeds stukjes van de oorspronkelijke plannen (tijdpad en aantallen) afgehaald, maar zette het JSF-

proces zich in uitgeklede en vertraagde vorm gewoon voort.

Het tweede deel van de centrale vraag richtte zich op de rol van de PvdA en in hoeverre die rol

paste in de hierboven geschetste verklaringen. In algemene zin kan voor de periode 2003-2009 worden

gesteld dat de PvdA om diverse redenen weliswaar verschillende posities heeft ingenomen, maar dat

er tegelijkertijd een duidelijke rode draad door haar JSF-beleid liep. De eerste conclusie is dat de

politieke positie van de PvdA een belangrijke verklaring voor haar optreden vormde. Vanaf 2003

probeerde de PvdA vanuit de oppositie te stoppen met het JSF-project. Die houding werd echter

terecht gerechtvaardigd door de sterk tegenvallende orders, onzekerheden en de tegenstrijdigheden

over de bedragen in de regeringsrapportages. Verschillende studies over de werkgelegenheids- en

neveneffecten van het JSF-project rechtvaardigden de kritische PvdA-beleidslijn.

Tegelijkertijd zag de PvdA halverwege 2005 in dat het harde ‘nee’ tegen de JSF geen resultaat

opleverde. De meer compromisgerichte houding sindsdien leverde de sociaaldemocraten winst op in

de zin dat diverse besluiten werden uitgesteld en de JSF gefaseerd werd ingevoerd. De aanschaf van

testtoestellen stuitte op terechte kritiek van de PvdA, omdat nog altijd niet was besloten dat de JSF de

F-16 ging vervangen. De harde anti-JSF-stellingname in het verkiezingsprogramma van 2006 was een

logisch gevolg van de gevoerde PvdA-beleidslijn sinds het SDD-besluit en de in diverse studies

aangetoonde overschatte verwachtingen.

Dat zij vanaf 2007 in de regering niet uit het JSF-project stapte kan worden verklaard doordat

haar coalitiepartners voor de JSF waren en de sociaaldemocraten ook zelf erkenden dat uitstappen

onrealistisch was. Daarom accepteerde zij een compromis, waarin de oorspronkelijke plannen werden

beperkt. Gebonden aan het regeerakkoord kon de PvdA het project alleen kritisch volgen en aandacht

vragen voor alternatieve toestellen. Die beleidslijn bleef gerechtvaardigd omdat diverse rapportages

kritisch bleven op het project. Die conclusie nuanceert de draai die de PvdA daarmee maakte ten

opzichte van het verkiezingsprogramma van 2006.

Page 81: Een politieke jojo?

81

Het PvdA-betoog kende bovendien een aantal belangrijke (historische) constanten. Zo bleef de

partij pleiten voor een strategisch kader, waarvan de noodzaak werd onderschreven door het IBO en

Clingendael. Daarnaast was de PvdA kritisch op Stork’s positie als grootste JSF-beneficiant, die in

strijd was de prioriteit van het MKB in het PvdA-industriebeleid. Bovendien speelde de aandacht voor

de Europese industrie door de jaren heen een belangrijke rol in het PvdA-betoog. Tegelijkertijd stelde

de PvdA, zoals zij historisch gezien zo vaak deed, eisen aan haar instemming. Een andere belangrijke

factor, waarop de PvdA geen invloed had, was de rol van de luchtmacht en de Amerikanen. Hoewel de

PvdA haar beleid tussen 2003 en 2009 goed kon verantwoorden op basis van de

projectontwikkelingen, kritische rapportages en succesvolle compromissen, verschool zij zich vaak

achter het argument dat er nog niets definitief was. Hoewel zij feitelijk gelijk had, hadden meerdere

partijleden de onomkeerbaarheid van het proces benadrukt, waardoor dit argument afbreuk deed aan

de rechtmatige gronden die er wel degelijk voor de PvdA-besluiten waren.

2.4 A self-fulfilling prophecy: de JSF komt er

Waarom besloot de PvdA in 2012 uit het JSF-project te willen stappen om vervolgens eind 2013

alsnog akkoord te gaan met de aanschaf van de JSF?

- Op welke wijze rechtvaardigde de PvdA haar besluiten in 2012 en 2013 en in hoeverre kan deze

rechtvaardiging worden afgedaan als terecht op basis van de beschikbare informatie?

- In hoeverre zijn de historische constanten in het JSF-beleid van de PvdA, zoals die in eerdere

hoofdstukken zijn waargenomen, zichtbaar in de periode 2010-2013?

- In hoeverre rechtvaardigden de effecten van de JSF-deelname de verschillende PvdA-besluiten in

2012 en 2013?

- In hoeverre was de kritiek op de wisselende stellingnames van de PvdA in deze periode

gerechtvaardigd?

Van Balkende IV naar Rutte I

Eind februari 2010 viel Balkenende IV vanwege de besluitvorming over de missie in Uruzgan.470

Hoewel de PvdA het JSF-dossier niet controversieel wilde verklaren om de regering te kunnen blijven

ondervragen over JSF-ontwikkelingen, gebeurde dat uiteindelijk toch, waarmee ook uitstel van het

tweede testtoestel een feit was.471 Eind maart was het afdrachtspercentage, na een voor de industrie

470 Uit ‘cables’ van Wikileaks blijkt dat Bos zich tegen verlenging van de missie had gekeerd, omdat zijn leiderschap binnen de partij ter discussie stond. Dat was een gevolg van het feit dat hij zijn fractie had gedwongen in te stemmen met het eerste JSF-testtoestel. Hoewel de fractie zich door middel van de eisen in de motie-Hamer had verdedigd tegen aantijgingen na instemming met het testtoestel, had Bos blijkbaar grote invloed op het besluit gehad. M. van Weezel, ‘Kon iemand die lui in Den Haag eens flink door elkaar schudden, moet Holbrooke hebben gedacht,’ Vrij Nederland (29 januari 2011) 11. 471 Y. Hamar, ‘Kamer kibbelt over voortgang JSF,’ ANP (4 maart 2010).

Page 82: Een politieke jojo?

82

succesvolle arbitragezaak, vastgesteld op 3%.472 Bovendien was het JSF-project opnieuw vertraagd.473

Mede daarom pleitte Eijsink in de aanloop naar de nieuwe verkiezingen voor de optie langer door te

vliegen met de F-16.474 Begin april herhaalde ze haar argumenten over kostenoverschrijdingen en

tegenvallende orders en uitte ze haar ongenoegen over de verlaging van het afdrachtspercentage ten

koste van de belastingbetaler.475

Hoewel de Rekenkamer in haar laatste rapportage concludeerde dat er reeds $784 miljoen aan

orders was binnengehaald, stelde de PvdA, zoals Timmermans al veel eerder had gedaan, terecht dat

de fasen en bijbehorende bedragen door elkaar liepen.476 Bovendien bleek Stork opnieuw de grote

beneficiant, in strijd met het industriebeleid van de PvdA. In het nieuwe verkiezingsprogramma stelde

de PvdA dat haar voorkeur uitging naar levensduurverlening van de F-16. Als dat niet mogelijk bleek

zou pas moeten worden besloten over een nieuw toestel, zonder voorkeur voor de JSF.477 Ten opzichte

van het vorige programma, waarin werd gepleit voor een einde aan de Nederlandse JSF-participatie,

was er sprake van een duidelijke nuancering. Het nieuwe programma kan worden gezien als een draai,

omdat de PvdA er niet langer voor pleitte uit het JSF-project te stappen. Die constatering dient direct

te worden genuanceerd door het feit dat uit de JSF stappen nog altijd tot de mogelijkheden behoorde.

Het programma sloot goed aan bij de gevoerde beleidslijn, waarin de partij nog altijd kritisch

tegenover de JSF stond.478

In mei 2010 stapte De Vries op wegens een persoonlijke affaire.479 Kort daarop opende de

PvdA opnieuw de aanval op de JSF. Eijsink wilde uit de JSF-testfase stappen en geen nieuwe

verplichtingen aangaan. De PvdA wilde niet geheel de stekker uit het JSF-project trekken, maar vond

voornoemde maatregelen gerechtvaardigd nadat vertragingen, oplopende kosten en onzekere

geluidsbelasting de regel waren geworden. Volgens minister Van Middelkoop kostte uit de testfase

stappen de belastingbetaler echter €220 miljoen.480

Eijsink ging hiermee in tegen de motie-Hamer, waarin opdracht werd gegeven tot bestelling

van het eerste toestel. De PvdA zag dat zelf anders. Nieuwe ontwikkelingen en informatie

rechtvaardigden het voorstel om uit de testfase te stappen.481 Daarmee was de PvdA afgestapt van haar

472 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 26 488, nr. 223. 473 Uit een nieuw GAO-rapport bleek bijvoorbeeld dat de JSF niet aan de eisen van een modern gevechtsvliegtuig voldeed en daarom wederom was vertraagd en meer geld kostte. GAO, Additional Costs and Delays Risk Not Meeting War fighter Requirements on Time (Washington 2010) 2. 474 S. van Aartrijk, ‘PvdA kritisch over profijt van JSF-project,’ ANP (7 april 2010). 475 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nr. 73. 476 Het oorspronkelijke idee was dat de SDD-bijdrage van de overheid, $800 miljoen, uit diezelfde fase zou terugvloeien. Van de $784 miljoen van de Rekenkamer bestond meer de helft ($414 miljoen) uit LRIP-orders. Hoewel de VVD met het rapport zwaaide als zijnde de bevestiging dat het JSF-project wel degelijk op koers lag en meende dat de PvdA bij de feiten moest blijven, stelde Eijsink terecht dat de bedragen die gekoppeld waren aan de verschillende fasen door elkaar liepen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 300, nrs. 13–14. 477 Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2010, Iedereen telt mee, 76. 478 De politieke ontwikkelingen hadden echter aangetoond dat de haalbaarheid van levensduurverlening van de F-16 minimaal was. Het lijkt er dan ook vooral op dat de PvdA zich richting de achterban nergens op wilde vastleggen. In die zin had zij geleerd van het verleden. 479 http://www.parlement.com/id/vif6mf2uh9ye/nieuws/jack_de_vries_wordt_geen_kamerlid_en (zondag 24 augustus 2014). 480 Y. Hamar, ‘PvdA wil uit de testfase JSF stappen,’ ANP (20 mei 2014). 481 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nr. 241.

Page 83: Een politieke jojo?

83

oorspronkelijk harde eis dat het project de belastingbetaler geen geld mocht kosten.482 Uiteindelijk

diende Eijsink een motie in om de investeringen in het eerste toestel terug te draaien en af te zien van

de operationele testfase.483 Hoewel de motie met een krappe meerderheid werd aangenomen, was het

onzeker of de regering de motie zou uitvoeren gelet op haar demissionaire status.484

De PvdA als oppositieleider

In oktober stelde het nieuwe kabinet, bestaande uit VVD en CDA, in het regeerakkoord alleen een

tweede testtoestel te willen aanschaffen in 2011.485 De PvdA zette haar JSF-beleid van voor de

verkiezingen voort en pleitte ervoor de JSF-begrotingsgelden voor 2011 aan te wenden voor de

opleiding en inzetbaarheid van Defensiepersoneel.486 Dit was de zoveelste keer dat de PvdA JSF-

gelden wilde gebruiken voor het Defensiepersoneel, in lijn met haar defensieprioriteiten uit de nota-

Eijsink. Gedoogpartner PVV was, in tegenstelling tot wat zij in het verkiezingsprogramma had

beloofd, akkoord gegaan met een tweede testtoestel.487

De negatieve publiciteit over de JSF was toegenomen nadat de nieuwe minister van Defensie

Hans Hillen (CDA) in december meldde dat het project €1,4 miljard duurder was geworden.488 Door

haar nieuwe rol kon de PvdA zich meer vrijheden permitteren en werd stevige oppositie gevoerd tegen

de JSF.489 In februari erkenden PvdA, D66, GroenLinks en de SP dat de aanschaf van een tweede

testtoestel daadwerkelijk een keuze voor de JSF betekende. Die conclusie, gekoppeld aan de zoveelste

482 De keuze van de PvdA om niet verder te willen investeren in de operationele testfase van de JSF werd opnieuw goed onderbouwd. Zo werd onder andere door Eijsink gesteld dat niet was voldaan aan de eisen uit de motie-Hamer en dat de problemen met het project in de VS (vertraging, onder curatele plaatsing en uitstel) de PvdA-keuze rechtvaardigden. Uiteindelijk kreeg Eijsink steun van GroenLinks en de SP. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nr. 236. 483 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nr. 86. 484 Y. Hamar, ‘Tweede Kamer wil toch af van testtoestel JSF,’ ANP (20 mei 2010). Ondanks het feit dat de regering geen onomkeerbare stappen wilde nemen had zij toch het proces in werking gezet voor de ‘(…) beëindiging van de deelneming aan de operationele testfase en voor de annulering van de bestelling van het eerste testtoestel en van de long lead items voor het tweede testtoestel.’ Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 26 488, nr. 246. 485 De verkiezingen van 9 juni resulteerden in een overwinning voor de VVD, op de voet gevolgd door de PvdA, waarna in oktober het kabinet Rutte I werd geïnstalleerd, bestaande uit VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV. Regeerakkoord VVD-CDA, Vrijheid en verantwoordelijkheid (Den Haag 2010) 9. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 417, nr. 15. 486 Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 X, nr. 46. 487 Verkiezingsprogramma PVV Tweede Kamerverkiezingen 2010, De agenda van hoop en optimisme. Een tijd om te kiezen: PVV 2010-2015, 41-43. Daarmee had de PVV een draai gemaakt ten opzichte van de eerdere uitingen en het programma, iets dat de PvdA graag benadrukte. Tijdens een debat in februari erkende PVV-woordvoerder Brinkman dat zijn partij een draai had gemaakt, maar dat zijn kiezers in ruil voor een tweede testtoestel meer terugkregen. De rechtvaardiging van de PVV was daarmee dezelfde als eerder bij de PvdA, namelijk een gunstig en te rechtvaardigen compromis. H. Bakker, ‘PVV hard aangevallen op draai met JSF,’ ANP (29 november 2010). http://www.nu.nl/politiek/2442168/oppositie-roept-opnieuw-stoppen-met-jsf.html (woensdag 17 september 2014). 488 Ook voor de JSF-voorstanders was dit een onaangename verrassing, helemaal omdat Nederland zijn planningsaantallen moest bijstellen. ‘JSF €1,4 miljard duurder,’ De Limburger (3 december 2010). 489 Y. Hamar, ‘PvdA: JSF-onderzoek geluid geen basis besluit,’ ANP (22 december 2010).

Page 84: Een politieke jojo?

84

budgetoverschrijding, leidde tot een PvdA-motie waarin zij de regering opriep alle investeringen in het

eerste testtoestel te stoppen en af te zien van verdere investeringen in de JSF.490

De regering wilde eind april het aanschafbesluit voor het tweede testtoestel, met een waarde

van bijna €100 miljoen, toch nemen.491 Tijdens het betreffende debat op 20 april stond de motie-

Hamer centraal. De JSF-voorstanders meenden dat aan alle eisen was voldaan, maar volgens de PvdA

was dat niet het geval. Een analyse van de drie eisen waarover duidelijkheid moest zijn (prijs,

geluidsbelasting en business case) leert dat de JSF-voorstanders gelijk hadden, waarmee de PvdA

eigenlijk voor het eerst op onredelijke gronden een besluit nam.492 Uiteindelijk werd op 20 april 2011,

met een meerderheid van VVD, CDA, PVV en SGP, besloten het tweede testtoestel aan te schaffen.493

In november bleek een soort berusting bij de PvdA, doordat Eijsink in De Pers stelde dat de

haak er ‘diep inzat’ en uitstappen nagenoeg onmogelijk was. In het artikel werden meer interessante

conclusies getrokken: ‘Onder invloed van een machtige lobby van de luchtvaartindustrie, werkgevers,

werknemers en een valse Koninklijke Luchtmacht is het vliegtuig door de strot van de Tweede Kamer

geduwd hoewel die formeel dus nog nooit over aanschaf heeft mogen beslissen.’494 Deze conclusie

sluit niet alleen aan bij de eerdere constateringen over de rol van de luchtmacht, industrie en

Amerikanen, maar nuanceert ook het PvdA-optreden en sluit bovendien aan bij de latere

constateringen van Du Pré over de manier waarop het JSF-project in de loop der jaren aan de Kamer

was verkocht.495 De aard van het besluitvormingsproces was daarmee een belangrijke verklaring voor

het verloop van datzelfde besluitvormingsproces.496

Eind 2011 dreigde het JSF-project als gevolg van bezuinigingen in de VS te worden

geschrapt.497 Waar andere partnerlanden als Canada en Australië alternatieven zochten, wachtte

Nederland tot onvrede van de PvdA rustig af. Uit deze houding blijkt nogmaals dat alleen de JSF als 490 De conclusie dat aanschaf van een tweede testtoestel daadwerkelijk aanschaf van de JSF betekende, had Kok in 2002 in minder definitieve mate ook getrokken over het SDD-besluit. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 26 488, nr. 49. 491 De eerdere initiatieven tot opzegging van de Nederlandse deelname waren door Rutte I beëindigd. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 26 488, nr. 261. Y. Hamar, ‘Tweede testtoestel JSF kost bijna 100 miljoen,’ ANP (22 februari 2011). 492 De prijs voor het testtoestel stond vast en de geluidscontouren waren door meerdere instanties vastgesteld. Bovendien was er een definitief afdrachtspercentage vastgesteld. Hoewel er vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de kwaliteit en de waarde van de geluidsrapporten en Eijsink bleef benadrukken dat de JSF steeds duurder werd, kwaliteitstechnische gebreken vertoonde en de business case nog altijd rommelde, moet op basis van de openbare regeringsstukken worden vastgesteld dat aan de PvdA-eisen in de motie-Hamer was voldaan. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 26 488, nr. 273. 493 Y. Hamar, ‘Nederland koopt tweede testtoestel JSF,’ ANP (20 april 2011). 494 Driessen expliciteert zijn stelling over een valse luchtmacht niet. Tegelijkertijd is het niet moeilijk voor te stellen waar hij op doelt. Het was immers algemeen bekend dat de luchtmacht de JSF wilde hebben. De ontwikkelingen die in het eerste hoofdstuk van dit deel zijn geschetst onderstrepen niet alleen die conclusie, maar ook dat de luchtmacht achter de schermen op allerlei manieren probeerde de besluitvorming in een zo vroeg mogelijk stadium te beïnvloeden. 495 R. du Pré, ‘‘Tijd is rijp voor onderzoek naar politieke besluitvorming rond JSF’,’ Volkskrant (5 juli 2012). 496 C. Driessen, ‘Slechtste kist voor de hoogste prijs,’ Dagblad De Pers (7 november 2011) 3. 497 De JSF werd door het Pentagon als serieuze bezuinigingsoptie gezien vanwege de kostbaarheid van het project. In tien jaar tijd waren de kosten voor alleen de VS gestegen van $233 miljard dollar naar $383 miljard. Bovendien waren de ontwikkelingskosten gestegen met 64% tot 57 miljard dollar en lag de bouw van de Amerikaanse toestellen vijf jaar achter op schema. De prijs van een individueel JSF-toestel was volgens de laatste cijfers van het GAO gestegen van $28 miljoen in 1998, naar $50 miljoen in 2002, naar $112 miljoen in 2010. Deze cijfers tonen aan dat de beleidslijn van de PvdA door de enorme kostenoverschrijdingen en onzekerheden gerechtvaardigd was. S. Ramdharie, ’Doodsklok voor JSF klinkt steeds luider,’ Volkskrant (29 november 2011) 15.

Page 85: Een politieke jojo?

85

serieuze optie werd beschouwd. Deze constatering wordt onderschreven in het artikel van Scott-Smith

die stelt dat Nederland, in tegenstelling tot nagenoeg alle andere JSF-partnerlanden, nooit enige

interesse heeft getoond in een koersverandering, hoe groot de JSF-onzekerheden ook waren.498

In Nederland twijfelden nog maar weinigen aan de keuze voor de JSF. De AIV adviseerde de

regering samenwerking te zoeken met landen die eveneens van plan waren de JSF aan te schaffen en

leek daarmee al van een positief besluit uit te gaan. Wel concludeerde de AIV dat de Nederlandse

industrie erg Atlantisch georiënteerd was en dat Nederland zich daarom moest inzetten voor verdere

liberalisering van de Europese defensiemarkt.499 Daarmee bevestigde de AIV het belang van een

Europese defensiemarkt waarvoor de PvdA zich al jaren hard had gemaakt.

Ondanks het feit dat Eijsink had erkend dat uit het JSF-project stappen nagenoeg onmogelijk

was, wilde ze dat Hillen naar alternatieven zou kijken. Hoewel die roep feitelijk gerechtvaardigd kon

worden, waren - met bijna een miljard aan JSF-investeringen en de eigen conclusies over de

uitstapmogelijkheden - de redenen voor het verzoek onduidelijk. Geloofde de PvdA daadwerkelijk dat

het besluit nog open lag of hield zij de schijn op richting haar achterban? Eijsink zelf verklaarde haar

oproep door een gebrek aan maatschappelijk draagvlak voor het project.500

De mogelijke verklaring dat de PvdA slechts de schijn ophield, werd plausibeler nadat Eijsink,

in tegenstelling tot de SP en GroenLinks, geen motie indiende om af te zien van de JSF, maar alleen

voor betere informatie.501 De PvdA leek, evenals D66, van tactiek veranderd. Anti-JSF-retoriek was

vervangen door zwakke pogingen alternatieven te onderzoeken. Wel bleef Eijsink, in lijn met het

verkiezingsprogramma, vragen levensduurverlening van de F-16 te onderzoeken.502

Op 21 april 2012 viel Rutte I.503 Ditmaal werd het JSF-dossier niet controversieel verklaard.504

Begin juli herhaalde Eijsink de argumenten die de PvdA door de jaren heen steeds tegen de JSF had

gebruikt.505 Uiteindelijk verbond zij daaraan de conclusie dat Nederland uit het JSF-project moest

stappen.506 Deze conclusie van Eijsink volgde na een lang betoog met veel cijfers over onder andere de

tegenvallende werkgelegenheid en de kostenstijgingen van het toestel.507 Opnieuw rechtvaardigden

498 G. Scott-Smith, ‘Testing the Limits of a Special Relationship: US Unilateralism and Dutch Multilateralism in the Twenty-first Century,’ in: J. Dumbrell en A. Schaefer, America’s Special Relationships: Foreign and Domestic Aspects of the Politics of Alliance (Londen 2009) 115-117. 499 Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), Europese defensiesamenwerking: soevereiniteit en handelingsvermogen (Den Haag 2012) 33. 500 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 488, nr. 282. 501 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 488, nr. 285. 502 Levensduurverlening van de F-16 was misschien als alternatief voor een nieuw toestel niet haalbaar, maar gelet op alle vertragingen was het niet ondenkbaar dat er langer met de F-16 doorgevlogen moest worden. ‘Rekenkamer: JSF-beleid deugt niet,’ Tubantia (4 april 2012). 503 Het kabinet was gevallen doordat VVD, CDA en gedoogpartner PVV geen overeenstemming bereikten over een pakket bezuinigingsmaatregelen. http://www.parlement.com/id/vj1ped4lzuz8/kabinetscrisis_2012_de_catshuiscrisis (zondag 31 augustus 2014). 504 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 300, nr. 31. 505 Het betrof hier de oude, maar tevens terechte zorgen over het feit dat het project steeds duurder werd, het aantal toestellen verder daalde, de werkgelegenheidseffecten en de orders tegenvielen en Europese samenwerking de voorkeur had. 506 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 488, nr. 304. 507 Eijsink stelde onder andere dat de aanschafprijs van het testtoestel in minder dan een jaar tijd was gestegen van 103 naar 158 miljoen. Bovendien waren de exploitatiekosten gestegen van 11,2 naar 13,5 miljard. Het totaal aantal te bestellen toestellen was gedaald van 4500 naar 3103. Nederland bleef verder gewoon vasthouden aan het planningsaantal van 85

Page 86: Een politieke jojo?

86

deze negatieve ontwikkelingen het PvdA-besluit. Hoewel deze stellingname afweek van de gelaten

PvdA-koers tot dat moment, verweet alleen voormalig PVV-Kamerlid Brinkman de PvdA een draai te

hebben gemaakt.508 In de media werd de PvdA-stellingname afgedaan als verkiezingsretoriek. De

conclusie die hier gerechtvaardigd is, is dat eigenlijk voor de eerste keer sprake was van een

stellingname die niet herleidbaar was tot het gevoerde JSF-beleid tot dat moment.

De PvdA-stellingname was dan ook ongebruikelijk, helemaal omdat de verkiezingen voor de

deur stonden en de partij al een keer eerder in een verkiezingsprogramma had gesteld uit de JSF te

willen stappen. Hillen hoopte de sociaaldemocraten, dankzij wie er een meerderheid tegen de JSF was

ontstaan, met een onafhankelijk onderzoek naar de kosten en werkgelegenheid van het project aan

boord te houden.509 Niet iedereen was echter onder de indruk van het PvdA-besluit. Peter Wijninga

van het HCSS vond het ‘nee’ van de PvdA symboolpolitiek voor de verkiezingen, waarmee hij het in

de media opgeroepen beeld onderschrijft.510 De motie van de PvdA/SP werd uiteindelijk met 77

stemmen aangenomen.511 De regering stopte, vanwege haar demissionaire status, niet met de JSF. 512

Deze status werd daarmee voor de tweede keer aangewend tegen de uitvoering van een PvdA-motie.

Dat de stellingname inderdaad verkiezingsretoriek was bleek toen de PvdA in het nieuwe

verkiezingsprogramma voor een voortzetting ten opzichte van 2010 en een genuanceerder JSF-

standpunt koos:

‘Verlenging van de levensduur van de F16 is mogelijk en heeft onze voorkeur. Te zijner tijd zullen we keuzes

maken ten aanzien van het gewenste type toestel op basis van het dan beschikbare aanbod en prijzen, passend in

onze visie op de toekomst van de krijgsmacht, zonder dat daarbij sprake is van een voorkeur voor de JSF.’513

Belangrijke constatering is dat de PvdA hier het door haar zo gewenste strategische kader eigenlijk

voor de eerste keer als dusdanig in het verkiezingsprogramma had opgenomen.

toestellen, met een op dat moment geldende prijs van 7,2 miljard. Ten slotte waren volgens de PvdA op dat moment ‘slechts’ 420 banen gecreëerd als gevolg van het JSF-project. Belangrijk was verder dat de tweede JSF-motor, de F136, definitief was geschrapt. De Nederlandse industrie had 7 miljoen in deze motor geïnvesteerd met de verwachting er tussen de 750 miljoen en 1 miljard aan omzet uit te halen. De PvdA had al eerder gewaarschuwd voor de gevolgen van het mogelijk wegvallen van de tweede JSF-motor. Die vrees was nu waarheid geworden. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 488, nr. 304. 508 Brinkman zei het volgende over de zogenaamde draai van de PvdA: ‘Als ik de rol van de PvdA de afgelopen jaren in dit dossier bekijk, dan lijkt die een beetje op de Python in de Efteling en gaat die maar door met draaien en draaien en nogmaals draaien.’ Tijdens het debat werd niet inhoudelijk gereageerd op dit verwijt van Brinkman, omdat hij tevens deed voorkomen alsof de PvdA had ingestemd met het tweede testtoestel. Eijsink verklaarde daarop dat de PVV dat had gedaan en de PvdA niet. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 488, nr. 304. 509 H. Wiltjer, ‘VVD en CDA halen hard uit naar PvdA over JSF,’ ANP (5 juli 2012). 510 A. de Boer, ‘Geliefd politiek doelwit,’ Limburgs Dagblad (5 juli 2012). 511 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 25 488 en 26 488, nr. 105. 512 I. de Ruyter, ‘Kabinet blijft investeren in JSF,’ ANP (4 juli 2012). 513 Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2012, Nederland sterker en socialer, 66.

Page 87: Een politieke jojo?

87

De PvdA komt er niet onderuit

Na de voor de PvdA succesvolle verkiezingen (38 zetels) werd op 5 november het kabinet Rutte II

beëdigd, bestaande uit VVD en PvdA.514 In het regeerakkoord werd vastgelegd dat de Rekenkamer

nieuw onderzoek zou doen naar de financiële aspecten van de vervanger van de F-16. Bovendien zou

de nieuwe minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), in samenspraak met de nieuwe

minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans, een visie op de toekomst van de krijgsmacht

schrijven. Op basis van beide stukken zou het kabinet eind 2013 een definitief besluit over de

opvolging van de F-16 nemen.515

In oktober concludeerde onderzoeksbureau SEO in opdracht van Economische Zaken dat

stoppen met het JSF-programma duur en onwenselijk was gelet op de baten. Hoewel SEO

concludeerde dat de werkgelegenheid op lange termijn minimaal was, zaten de grote voordelen van

het programma in de verwachte omzet van tussen de 24 en 38 miljard euro.516 Het rapport, waarop veel

aan te merken was, was een steun in de rug voor de PvdA, die altijd al kritisch was geweest op de

voorgespiegelde werkgelegenheidseffecten.517

Ondanks een laatste lobbyinspanning van Saab en de kritiek op het SEO-rapport, ontkwam de

PvdA er niet aan: het JSF-besluit zou deze regeringsperiode vallen.518 Daarmee kon uiteindelijk ook de

effectiviteit van de vertragingstactiek van de PvdA in de loop der jaren worden betwist. Weliswaar

hadden de sociaaldemocraten de kleine stappen richting de JSF kunnen verantwoorden op basis van de

veelal negatieve projectontwikkelingen, uiteindelijk moest ze kleur bekennen door een simpel ‘ja’ of

‘nee.’ De PvdA had echter opnieuw het maximale uit de onderhandelingen gehaald. Zij kreeg de

strategische visie, mede geschreven door Timmermans, waaraan zij historisch gezien zoveel waarde

hechtte. Bovendien zou de Rekenkamer, wiens rapportages het PvdA-beleid veelal hadden

ondersteund, het financiële plaatje nog een keer toetsen. De nieuwe PvdA-fractievoorzitter Diederik

Samsom kon het akkoord dan ook verdedigen door het belang van nieuwe onderzoeken te

onderstrepen, helemaal na de zekerheid dat het planningsaantal van 85 toestellen drastisch omlaag

moest.519

Interessant is dat Clingendael stelde dat de JSF voor een groot aantal toekomstscenario’s niet

noodzakelijk was. 520 Deze politiek-militaire argumenten tegen de JSF vormden eigenlijk de

rechtvaardiging waarnaar de PvdA in haar jarenlange pleidooi voor een strategische visie op zoek was

514 http://www.parlement.com/id/vj30am7m74k2/tweede_kamerverkiezingen_2012_uitslag (zondag 31 augustus 2014). 515 Regeerakkoord VVD-PvdA, Bruggen slaan (Den Haag 2012) 15. 516 P. Bisschop, C. Koopmans, R. Lieshout e.a., Het betere werk: economische effecten van een nieuw gevechtsvliegtuig (Amsterdam 2012) 67-73. 517 Het rapport van SEO kwam later onder vuur te liggen doordat het gebaseerd zou zijn op rapporten van de JSF-lobby. Zo stelde Johan Boeder dat SEO gebruik maakte van het NIVR-rapport uit 2006 om innovatieclaims van het JSF-programma te onderbouwen. Boeder stelt verder dat SEO onterecht claimt dat het programma heeft geleid tot veertien technologieën. K. Schramade, ‘SEO baseerde onderzoek op rapport JSF-lobby,’ Follow the Money (6 november 2013). 518 H. Wiltjer, ‘Stuiveling: snel beslissen over JSF,’ ANP (24 oktober 2012). 519 Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 410, nr. 17. 520 K. Colijn, K. Homan, J. Rood e.a., Clingendael’s visie op de krijgsmacht van de toekomst (Den Haag 2013) 6. F. Kockelmans, ‘Aanschaf JSF niet echt noodzakelijk,’ ANP (14 februari 2013).

Page 88: Een politieke jojo?

88

geweest. Daarmee werd het voor de PvdA nog moeilijker later dat jaar een besluit te nemen. Toen half

maart een concept van Hennis’ visie uitlekte, waaruit bleek dat de JSF het beste aan de eisen voldeed,

eisten D66 en de SP een debat, maar nam de PvdA genoegen met een schriftelijke reactie.521 Dit was

wederom een signaal dat de PvdA langzaam de harde koers tegen de JSF liet varen. Toch waakte

Eijsink ervoor dat er conclusies werden getrokken voordat een definitief besluit door de Kamer was

genomen.522

Eind maart verklaarde de VVD, na een gesprek met JSF-kritische deskundigen van

Clingendael en het HCSS, dat het akkoord kon gaan met de aanschaf van tussen de 30 en 36 JSF’s:

substantieel minder dan de oorspronkelijke 85. De PvdA, die al jarenlang vraagtekens had geplaatst bij

die toestelverwachting, wilde zich niet op aantallen vastleggen en wachtte op de krijgsmachtvisie.523

Door alle vertragingen was de noodzaak langer door te vliegen met de F-16 groter geworden, zoals de

PvdA eerder al had voorspeld. 524 Bovendien moedigde Eijsink Hennis aan ook met andere fabrikanten

te praten, nadat die eerder hadden aangegeven geen gehoor te krijgen bij Defensie.525 Het beïnvloeden

van de PvdA stond voor zowel de fabrikanten als de oppositie centraal, omdat de positie van andere

partijen in het voorjaar van 2013 nagenoeg vaststond.526 In het eerstvolgende debat benadrukte Eijsink

wederom het belang dat PvdA historisch gezien hecht aan Europese samenwerking, ook bij

materieelaanschafprojecten. Hoewel de informatie uit de laatste kandidatenvergelijking achterhaald

was, pleitte de PvdA niet voor een nieuwe vergelijking, maar slechts voor een actualisatie. De

Rekenkamer diende daarin volgens de PvdA een belangrijke rol te spelen.527

De PvdA werd door GroenLinks aangevallen op de motie uit 2012, waarin zij ervoor pleitte uit

het JSF-project te stappen, maar waar zij blijkbaar niet meer achterstond. Eijsink reageerde op deze

verwijten door te stellen dat de PvdA altijd, zowel in regerings- als oppositietijd, kritisch was geweest

op het JSF-project.528 Eijsink’s bewering is gerechtvaardigd gelet op de inzet van de PvdA op het JSF-

dossier sinds 2002. Bovendien werd het beeld dat de PvdA altijd kritisch op de JSF was geweest, ook

in de media geschetst.529 Eijsink stelde dat de motie was ingediend vanuit de overtuiging dat het

521 Y. de Ruyter, ‘Hennis herhaalt: voorlopig geen besluit JSF,’ ANP (15 maart 2013). 522 Toen op de website van Defensie de zinsnede '(...) om de transitie naar de F35 te kunnen maken' verscheen, werd die onder druk van Eijsink aangepast naar ‘opvolger van de F-16.’ N. Klaassen, ‘VVD noemt F-16 duur en bejaard,’ Limburgs Dagblad (21 maart 2013) 4. 523 H. Wiltjer, ‘VVD kan leven met ruim dertig JSF’s,’ ANP (27 maart 2013). 524 Tijdens een debat op 20 maart constateerde Eijsink dat de gemiddelde F-16 2000 vlieguren minder had gemaakt dan bij aanschaf was voorzien. Van ‘langer dan ooit bedoeld’ doorvliegen kon dan ook geen sprake zijn, want de F-16’s hadden gemiddeld dus nog 2000 vlieguren voor zich. Daarmee werd terecht afstand genomen van een VVD-opmerking dat de F-16 te oud en gevaarlijk zou zijn. 525 De lobby van de JSF-concurrenten, waarbij het vooral ging om Saab, was in die zin succesvol doordat zij in ieder geval de PvdA hadden overgehaald nog een ultieme poging te wagen hen bij Defensie aan tafel te krijgen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 32 733, nr. 127. 526 ‘Concurrenten JSF lopen de deur van Kamer plat,’ Reformatorisch Dagblad (16 april 2013) 4. 527 Dat was niet geheel toevallig, omdat Rekenkamerrapportages door de jaren heen de PvdA vaak het gelijk aan haar zijde hadden bezorgd. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 26 488, nr. 322. 528 Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 26 488, nr. 322. 529 In dit onderzoek is uitgebreid belicht welke stappen de PvdA in de loop der jaren heeft gezet, op basis waarvan zij die stappen gerechtvaardigd achtte en hoe daar door andere partijen op werd gereageerd. Eén van de belangrijkste conclusies die ook in de eindconclusie van dit onderzoek ter sprake zal komen is dat de PvdA altijd kritisch is geweest op het JSF-project,

Page 89: Een politieke jojo?

89

budget niet toereikend was voor het gewenste aantal toestellen waaraan de regering telkens vasthield.

Tijdens de formatie in 2012 waren nieuwe cijfers op tafel gekomen die dit PvdA-pleidooi

ondersteunden.530 Het budget dat de Kamer had besproken was niet langer toereikend, waardoor de

regering moest afstappen van het voorgenomen aantal toestellen. 531 Vervolgens werd in het

regeerakkoord de door de PvdA zo gewenste strategische visie beloofd, waarin de beschikbare

middelen en de strategische behoefte zou leidden tot een keuze. 532 Deze ontwikkelingen

rechtvaardigden de PvdA-stellingname niet direct uit het project te stappen, maar te wachten op de

visie. In de eigen optiek had de PvdA dan ook geen draai gemaakt, maar was de stellingname vooral

een gevolg van gewijzigde informatie en nieuwe inzichten.

Tegelijkertijd zijn de verwijten van GroenLinks verdedigbaar. De PvdA had in het debat

vooral de negatieve aspecten van het JSF-project benadrukt, maar ging niet verder op de lijn van de

eerder ingediende motie. Nieuwe informatie die de PvdA in het gelijk had gesteld over ontoereikende

budgeten, het jarenlang betoogde punt dat de luchtmacht het budget van Defensie opat, plus de komst

van de strategische visie, rechtvaardigden de PvdA-beleidslijn, die bovendien volledig in lijn was met

het verkiezingsprogramma. Deze ontwikkelingen deden niets af aan het feit dat de PvdA er niet langer

voor pleitte uit het JSF-project te stappen en daarmee een draai had gemaakt ten opzichte van juli

2012.

Na het zomerreces stelde het opgestapte PvdA-Kamerlid Desiree Bonis dat haar partij intern

reeds had ingestemd met de JSF.533 Bonis was daarmee de zoveelste PvdA’er die - met betrekking tot

de JSF - openbaar verantwoording aflegde, partijgenoten bekritiseerde en zo bijdroeg aan die

negatieve beeldvorming. Bonis’ beweringen werden gestaafd door Elsevier dat die week publiceerde

dat de PvdA op 3 juli, na een geheim beraad met de VVD, akkoord was gegaan met de JSF. In ruil

ongeacht of zij wel of niet instemde met deelname aan bepaalde onderdelen van het JSF-programma. Zowel in het NRC als in het Nederlands Dagblad werd in september gesteld dat de PvdA altijd kritisch was geweest op de JSF en de VVD juist altijd voor het Amerikaanse toestel had gepleit. J. Seegers, ‘Hij lijkt dan toch te komen: ‘PvdA geeft groen licht voor aanschaf JSF’,’ NRC (5 september 2013). 530 De informatie waar Eijsink op doelt is een brief die minister Hillen op 12 oktober 2012 naar de informateurs Kamp en Bos stuurde en waarin hij stelde dat er 4,5 miljard beschikbaar was en dat daarvoor maar 35 toestellen konden worden aangeschaft. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 763, nr. 33. 531 Belangrijke factor in het betoog van Eijsink was een Rekenkamerrapport van 24 oktober 2012 over de uitstapkosten van de JSF. Het rapport was een reactie op de motie-Eijsink van juli om uit het JSF-project te stappen. In het rapport werd onderzocht wat de kosten en werkgelegenheidseffecten waren van drie beleidsopties, namelijk ‘1) voortzetten van het huidige beleid van partnerschap in het JSF- programma 2) voortzetten van het huidige beleid doch niet langer meedoen aan de testfase en 3) volledige beëindiging van de Nederlandse betrokkenheid bij het JSF-programma en te zijner tijd een toestel ‘van de plank’ kopen.’ De Rekenkamer concludeerde daarin dat als het huidige beleid ongewijzigd voorgezet zou worden (optie 1) het project vast zou lopen op een gebrek aan financiële ruimte. Optie twee leverde volgens de Rekenkamer alleen maar nadelen op en optie drie was ‘alleen rationeel te maken als daarbij de uitgangspunten van de huidige operationele inzet van de Koninklijke Luchtmacht heroverwogen worden.’ Uiteindelijk adviseerde de Rekenkamer een heroverweging van de luchtmachtambities. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat de Rekenkamer kritisch was over de relatie tussen beschikbare middelen en het aantal toestellen, maar ook dat op enige wijze stoppen met het JSF-project niet verstandig was. Algemene Rekenkamer, Uitstapkosten Joint Strike Fighter (Den Haag 2012) 33. http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Onderzoeksrapporten/Introducties/2012/10/Uitstapkosten_Joint_Strike_Fighter (donderdag 11 december 2014). 532 Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 26 488, nr. 322. 533 ‘PvdA laat VVD beleid buitenland dicteren,’ Nederlands Dagblad (26 augustus 2013).

Page 90: Een politieke jojo?

90

voor zijn instemming had Samsom geëist dat er die kabinetsperiode geen besluiten over andere

Defensiematerieelprojecten zouden worden genomen.534 Samsom moest echter nog wel zijn fractie en

achterban achter het JSF-besluit krijgen.535

De zwaarwegende belangen van lokale PvdA-afdelingen, die vaak om het van oudsher zo

belangrijke werkgelegenheidsargument draaiden, maakten het voor PvdA-Kamerleden nog moeilijker

een besluit te nemen. In de peilingen stond de PvdA er dramatisch voor en twee derde van de PvdA-

kiezers vond dat de sociaaldemocraten tegen de JSF moesten stemmen, zelfs als daarmee het kabinet

zou vallen.536 Om de achterban alsnog achter het mogelijke JSF-besluit te krijgen, trokken PvdA-

Kamerleden het land in om met hun kiezers in gesprek te gaan. Opmerkelijk was dat bij de drie

gekozen locaties (Hoogeveen, Eindhoven en Den Haag) twee gemeenten zaten waar de JSF voor

werkgelegenheid zorgde, waardoor een minder negatieve houding verwacht kon worden.537 Deze

selectieve keuze toont aan dat de PvdA weliswaar bereid was het gesprek aan te gaan, maar niet van

plan was de felste anti-JSF-leden, zoals de fracties in Friesland, op te zoeken. Deze keuze was

opnieuw een aanwijzing dat de PvdA zou instemmen met de JSF.

In de aanloop naar Prinsjesdag had de PvdA-partijleiding een nieuwe strategie gekozen. De

druk vanuit de JS, de lokale fracties en een groot deel van de achterban, was volgens de partijleiding

vooral een gevolg van de negatieve symboliek waarmee de JSF in de loop der jaren was omgeven.

Door te benadrukken dat er met de JSF niet meer geld naar de luchtmacht ging, door de noodzaak van

een nieuw toestel te onderschrijven en door nogmaals te wijzen op het feit dat het JSF-budget zou

worden uitgesmeerd over tientallen jaren, hoopte de partijtop meer draagvlak te creëren.538 Niet langer

werd daarmee op alternatieven of problemen met de JSF ingezet, maar op details die foute

veronderstellingen bij de achterban moesten wegnemen. Hier was dan ook sprake van een absolute

verandering van perspectief.

Van nota tot aanschafbesluit

Toen Hennis op Prinsjesdag haar nota In het belang van Nederland presenteerde, werd daarin zoals

verwacht gesteld dat het kabinet de JSF had gekozen als opvolger van de F-16. In de nota was geen

spoor van twijfel zichtbaar over de toekomstige strategische noodzaak van jachtvliegtuigen: ‘Ook de

534 Hoewel dit voor de PvdA op het eerste oog een weinig waardevol compromis leek, wisten slechts weinigen dat een ander omvangrijk defensiematerieelproject voor de deur stond, namelijk de vervanging van de vier Nederlandse onderzeeërs. 535 Dat zijn fractie verdeeld was bleek uit het feit dat een aantal van hen Bonis had gesteund in haar uitlatingen. Daar kwam bij dat het naderende besluit leidde tot een toenemend verzet vanuit lokale PvdA-fracties. E. Vrijsen, ‘Toch akkoord met de JSF; PvdA-fractie ging tijdens geheim beraad op 3 juli door de knieën voor aanschaf van duur jachttoestel. Samsom kreeg hulp van Timmermans,’ Elsevier vol. 69 nr. 36 (7 september 2013) 15. 536 Zo voerde de Drentse Commissaris van de Koning Jacques Tichelaar een interne lobby om de kazerne in Assen, die als gevolg van bezuinigingen dreigde te worden gesloten, open te houden. W. Dekker, ‘Aanschaf JSF kan gunstig zijn voor kazerne Assen,’ Dagblad van het Noorden (7 september 2013) 2. L. Scholten, ‘PvdA naar laagste punt in peiling De Hond,’ ANP (8 september 2013). 537 L. Kok, ‘PvdA land in om achterban te spreken over JSF,’ Brabants Dagblad (9 september 2013) 3. 538 T. Lagas, ‘PvdA-top wil koop JSF ontdoen van symboliek,’ Trouw (11 september 2013).

Page 91: Een politieke jojo?

91

komende decennia kunnen we niet zonder jachtvliegtuig.’539 Het financieel kader was bovendien sterk

afgebakend: €4,5 miljard voor de aanschaf van toestellen en een jaarlijks exploitatiebudget van €270

miljoen, hetzelfde als bij de F-16. Bovendien was een risicoreservering van 10% ingesteld. In totaal

zouden daarmee 37 JSF’s gekocht kunnen worden.540

De eerste reactie van Samsom op het besluit was dat het de belastingbetaler geen euro zou

schelen als de JSF niet zou worden gekocht.541 Deze opmerking paste in de strategie om misvattingen

weg te nemen. Als mede-ontwikkelaar van de nota had Timmermans ingestemd met de JSF, terwijl hij

daar als Kamerlid jarenlang tegen had geageerd.542 Met de instemming van de PvdA-bewindspersonen

was het definitieve oordeel aan de Kamerfractie. Timmermans en PvdA-bewindspersonen

Dijsselbloem (Financiën) en Asscher (Sociale Zaken) hadden de fractie bijgepraat over de genomen

stappen op weg naar het kabinetsbesluit. Volgens Timmermans was er slechts sprake van uitleg en

was de fractie niet onder druk gezet.543

De discussie binnen de PvdA was inmiddels verder opgelaaid.544 Samsom ontkende dat hij al

akkoord was met de JSF, want er waren nog teveel zaken onduidelijk, onder andere of Nederland met

37 JSF’s aan de gewenste taken kon voldoen.545 Op 20 september vond er een extra PvdA-

fractievergadering plaats, waar enkele PvdA-Kamerleden zich voor voldongen feiten geplaatst

voelden.546 Precies die conclusie had Camil Driessen enkele jaren eerder al getrokken over het hele

besluitvormingsproces.

Toen een kritisch Rekenkamerrapport concludeerde dat Hennis haar ambities met 37 JSF’s

niet kon waarmaken, grepen JSF-tegenstanders SP, D66 en GroenLinks het rapport aan om nogmaals

vraagtekens te plaatsen bij het regeringsbesluit.547 Opmerkelijk is dat ook het CDA erkende dat het

539 In de nota gaat het kabinet niet verder in de op de vraag waarom Nederland niet zonder jachtvliegtuig zou kunnen. De in eerdere rapporten aangehaalde snelle ontwikkeling van UAV’s (drones) wordt hier niet als een mogelijke vervanger voor jachtvliegtuigen geopperd. Opmerkelijk is de volgende passage uit de nota: ‘Na de kandidatenvergelijkingen in 2001 en 2008 en een actualisering van de relevante informatie in 2013, heeft het kabinet - op grond van operationele, financiële en economische overwegingen - gekozen voor de F-35 als het nieuwe jachtvliegtuig voor de Nederlandse krijgsmacht.’ Deze passage is opmerkelijk omdat de JSF blijkbaar financieel gezien ook als het meest aantrekkelijke alternatief werd beschouwd, terwijl de uiteindelijke kostprijs van een JSF-toestel nog altijd niet bekend was, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het aanbod van Saab. Nota ‘In het belang van Nederland,’ Ministerie van Defensie (september 2013) 17-18. 540 Idem. 541 B. Bergsma, ‘Samsom: JSF niet kopen levert geen cent op,’ ANP (17 september 2013). 542 Nota ‘In het belang van Nederland,’ 11. Timmermans lichtte zijn instemming toe door te stellen dat de regering de financiële kaders dusdanig had weten in te perken dat de JSF Nederland niet meer zou gaan kosten dan de F-16. De inpasbaarheid van de JSF binnen de luchtmachtbegroting werd tevens benadrukt, waarmee Timmermans de zorgen die de PvdA door de jaren heen uitte over het feit dat de JSF het budget van de krijgsmacht zou opeten nuanceerde. Volgens Timmermans was de belangrijkste rechtvaardiging voor het kabinetsbesluit echter de analyse van de internationale veiligheidssituatie, waarvoor hijzelf verantwoordelijk was, en waarin werd gesteld dat Nederland niet zonder luchtwapen zou kunnen en onbemande vliegtuigen geen realistische vervanging zouden zijn. Pauw en Witteman (18 september 2013). 543 Idem. 544 De PvdA-afdeling uit Leiden eiste zelfs een congres over het JSF-besluit. Bovendien werd duidelijk dat ongeveer een derde van de PvdA-Kamerfractie niet achter het JSF-besluit van de regering stond. ‘Onrust in PvdA-fractie over JSF,’ NRC (19 september 2013) 1. 545 Pauw en Witteman (donderdag 19 september 2013). 546 F. Kockelmans, ‘Vrijdag extra fractievergadering PvdA,’ ANP (19 september 2013). 547 Algemene Rekenkamer, Validering nota ‘In het belang van Nederland’ (Den Haag 2013) 5.

Page 92: Een politieke jojo?

92

rekenwerk van Defensie niet klopte en dat het achteraf misschien beter was de toestellen van de plank

te kopen. De Christendemocraten bleven het project echter steunen, omdat er geen alternatief meer

was.548

Dat het interne PvdA-besluitvormingsproces moeizaam verliep bleek toen anonieme

Kamerleden zich in de media negatief uitlieten over Samsom, die volgens hen niet langer openstond

voor een debat over de JSF. Het meest kritisch was Lutz Jacobi, die namens haar Friese achterban al

eerder binnen de fractie het JSF-kritische geluid had laten horen.549 Tijdens het ledenberaad op 21

september wist Samsom zijn achterban echter achter het kabinetsbesluit te krijgen. Een ledenmotie om

uit het project te stappen werd verworpen en ook kwam er geen extra partijcongres. Wel was er

overeenstemming bereikt over vijf keiharde eisen aan instemming met de JSF.550 Opnieuw had de

PvdA gekozen voor een compromis in de vorm van geclausuleerde instemming, zoals zij dat in 2002

ook had gedaan. Het stellen van eisen of voorwaarden kan daarmee als belangrijke partijconstante

worden beschouwd, als manier om instemming met moeilijke defensiebesluiten binnen de partij te

rechtvaardigen.

Een andere belangrijke factor die pas zeer laat concreet onderdeel van het

besluitvormingsproces werd was de nucleaire taak van de JSF. Alleen de JSF was in staat

Amerikaanse nucleaire bommen te dragen.551 De PvdA wilde van de nucleaire taakstelling af, zoals de

sociaaldemocraten historisch gezien altijd ageerden tegen nucleaire oorlogvoering. Eijsink stelde dat

zij al diverse malen had gevraagd naar de rol van nucleaire capaciteiten binnen de

kandidatenvergelijkingen. Opmerkelijk is dat het onderwerp in 2002 werd benoemd, maar sindsdien

eigenlijk geen rol meer speelde. De nucleaire NAVO-taakstelling paste goed in het betoog van de

PvdA voor een strategische visie. Echter speelde die taakstelling in Hennis’ nota geen rol. Het

ontbreken van deze nucleaire discussie in het besluitvormingsproces is een belangrijke factor. Doordat

andere toestellen deze bommen niet konden afwerpen, zou het proces daarmee vanaf het begin op de

JSF zijn afgestevend. 552 De conclusie dat de JSF daardoor altijd de enige optie was, wordt

onderschreven door Van der Zeijden in zijn artikel over de discussie over nucleaire wapens in

548 Na het project jarenlang op grote lijnen te hebben gesteund, trok het CDA pas op het laatste moment de conclusie dat participatie in de ontwikkeling misschien niet de beste optie was geweest. De PvdA-opstelling in de discussie dient hierdoor dan ook in perspectief geplaatst te worden, omdat de PvdA, zelfs in regeringsperiodes, altijd zeer kritisch was geweest en zelfs meerdere keren op basis van de toen beschikbare informatie het controversiële besluit had genomen uit het JSF-project te willen stappen. ‘Haal JSF-plan van tafel,’ Spits (20 september 2013). 549 R. Speerstra, ‘Lutz Jacobi: It wurdt serieus,’ Leeuwarder Courant (20 september 2013) 2. 550 Ten eerste moest het aantal toestellen genoeg zijn om de missies uit te voeren die Nederland wilde. Ten tweede mochten de toestellen niet duurder worden en ten derde moesten ze blijven voldoen aan de verwachtingen. Bovendien diende de geluidsoverlast te worden beperkt en moest het project meer werk opleveren voor Nederland. H. Wiltjer, ‘Samsom krijgt partij achter zijn JSF-koers,’ ANP (21 september 2013). 551 Brandpunt Reporter had aangetoond dat Nederland al in 2010 had besloten de bommen te vervangen. Dit leidde tot groot ongenoegen in de Kamer, die daar niet over was geïnformeerd. 552 De conclusie dat de nucleaire taakstelling geen serieus onderdeel had uitgemaakt van het besluitvormingsproces was voor oud-PvdA-staatssecretaris Bram Stemerdink aanleiding openlijk kritiek te uiten op het debat binnen zijn partij. J. Alberts en T. Broer, ‘Het verzwegen argument voor de JSF: onze kernbommen,’ Vrij Nederland (12 oktober 2013) 10.

Page 93: Een politieke jojo?

93

Nederland en vormt daarmee opnieuw een verklaring voor het feit dat het besluitvormingsproces nooit

eerlijk is verlopen.553

Met het naderende notaoverleg zag de oppositie kans de PvdA het vuur nogmaals aan de

schenen te leggen. De vraag was echter hoeveel kans ze zouden maken. De PvdA was weliswaar

enkele keren van standpunt veranderd, maar had zich nooit openlijk principieel tegen de JSF gekeerd.

De partij wilde het beste toestel voor de beste prijs en had er om die reden door de jaren heen enkele

malen voor gepleit uit het JSF-project te stappen. Het laatste verkiezingsprogramma verschafte

eveneens weinig duidelijkheid. Een andere belangrijke verklaring voor het feit dat de PvdA in

debatten altijd vrij gemakkelijk stand hield was Eijsink: zij was met afstand het best geïnformeerd

over de JSF.554 De voorkeur van de sociaaldemocraten ging wel uit naar langer doorvliegen met de F-

16, zeker na alle problemen met de JSF. Het formuleren van vijf harde eisen was eveneens een slimme

zet. Zelfs als de JSF als winnaar uit de bus zou komen, zou de PvdA het besluit kunnen framen als

zijnde een overwinning, omdat dan in ieder geval aan haar eisen was voldaan. Bovendien paste de JSF

in de strategische visie waarvoor de PvdA jarenlang had gepleit en was de PvdA-achterban de JSF, na

een jarenlang voortslepend besluitvormingsproces, zat.555

Hoewel de JSF-aanschaf gerechtvaardigd kon worden door de strategische keuzes in Hennis’

nota, kunnen er vraagtekens worden geplaatst bij die strategische keuzes. In een persoonlijk interview

met Bert Bakker stelt hij bijvoorbeeld dat Nederland inzette op een veel te hoog ambitieniveau.

Vechten in het hoogste geweldsspectrum zou Nederland volgens Bakker moeten overlaten aan de

Amerikanen.556 Bij verlaging van het ambitieniveau zouden ook andere toestellen dan de JSF voldoen,

zoals Clingendael eerder in 2013 terecht had geconcludeerd. De historische constatering dat de PvdA

meerdere malen grote ambities koppelde aan beperkte middelen, was daarmee ook toepasbaar op

Hennis’ nota.

Het notaoverleg op 6 november draaide nagenoeg volledig om de JSF. De belangstelling voor

het debat was, gelet op het jarenlange proces en de vele belanghebbenden, enorm.557 Eijsink richtte

zich in haar eerste termijn vooral op het formuleren van de verschillende PvdA-eisen en aan het

ontkennen en beantwoorden van vragen en aantijgingen van andere partijen, die vooral neerkwamen

op de vraag of de PvdA de hele dag een schijnvertoning ging houden om ’s avonds alsnog in te

stemmen. Eijsink reageerde zoals de PvdA eigenlijk altijd had gedaan, namelijk door het belang van

zorgvuldigheid te benadrukken. Ze verdedigde de uitstapmotie uit 2012 door te stellen dat op dat

553 W. van der Zeijden, ‘A Dutch revolt? The salience of the nonstrategic nuclear weapons issue in Dutch politics,’ European Security vol. 23 nr. 1 (2013) 50. 554 Kees van der Staaij (SGP) zei in 2012 het volgende over de dossierkennis van Eijsink: ‘Mevrouw Eijsink bijvoorbeeld kent echt ieder boutje en moertje in die JSF. Dat meen ik oprecht, want ik heb respect voor die kennis, dat geef ik grif toe.’ Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 488, nr. 304. 555 E. Vrijsen, ‘Nooit echt tegen geweest; PvdA gaat draai in de JSF-kwestie nu ook in Tweede Kamer maken. Wordt dat een afgang of weet de partij dat als een overwinning te ‘spinnen’?,’ Elsevier vol. 69 nr. 44 (2 november 2013) 13. 556 Bron: persoonlijk interview met Bert Bakker (woensdag 24 december 2014). 557 Ik was persoonlijk aanwezig bij het debat in de Tweede Kamer op 6 november 2013. Het debat, dat plaatsvond onder grote belangstelling, duurde uiteindelijk meer dan twaalf uur.

Page 94: Een politieke jojo?

94

moment veel zaken niet in orde waren. De PvdA was kritisch en zou dat altijd blijven. Het meest

recente Rekenkamerrapport had echter een aantal zorgen weggenomen of verminderd, want dat werd

door Eijsink opgevoerd als belangrijkste reden waarom de partij was afgeweken van de motie uit

2012. Aan de andere kant verklaarde Eijsink dat de PvdA altijd met name problemen had gehad met

de business case en dat als de JSF paste in de strategische visie en hard gemaakt kon worden dat het

het beste toestel voor de juiste prijs was, zij daar geen bezwaar tegen had. Eijsink volhardde in het feit

dat de PvdA geen nucleaire taak voor de JSF voorzag. Bovendien legde zij Hennis de vijf eisen voor

waarop zij een bevredigend antwoord eiste alvorens zij kon instemmen. Na een ellenlang debat,

waarin diverse argumenten nogmaals naar voren werden gebracht en Hennis diverse toezeggingen had

gedaan, stelde Eijsink voldoende garanties te hebben om namens de PvdA-fractie de volgende stap te

kunnen zetten en in te kunnen stemmen met de aanschaf van de JSF.558

Maar wat had de PvdA er uiteindelijk toe gebracht alsnog in te stemmen met de JSF? In de

eerste plaats waren dat Hennis’ toezeggingen ten aanzien van de vijf eisen, die het besluit voor de

PvdA verdedigbaar maakten richting de achterban. Belangrijk was ook dat de regering had toegezegd

een speciale vertegenwoordiger aan te stellen om de industriële betrokkenheid en werkgelegenheid te

maximaliseren. Opmerkelijk is echter dat tijdens het debat geen garanties zijn gegeven over prijs en

aantallen. Duidelijkheid over die aspecten volgt pas in 2015. Eijsink verwees in haar inbreng diverse

malen naar het Rekenkamerrapport van oktober 2012, op basis waarvan de regering was overgegaan

tot een nieuwe strategie.559 Het rapport en de toezeggingen rechtvaardigden voor de PvdA de volgende

stap. Wel stelde zij het proces kritisch te blijven volgen. Bovendien gaf Eijsink aan een SP-motie,

waarin werd opgeroepen af te zien van een nucleaire taak voor de JSF, te zullen steunen. Ten slotte

speelde ook de realiteit een belangrijke rol. Evenals in 2002 had de regering, inclusief PvdA-

bewindspersonen, het besluit al genomen. Als de PvdA zich in dit geval tegen de JSF zou hebben

uitgesproken, zou dat een kabinetscrisis teweeg hebben gebracht. De electorale gevolgen daarvan was

de PvdA niet bereid te dragen. De these van Du Pré en Righton, namelijk dat Eijsink argumenten

moest zoeken voor besluiten die over haar hoofd al waren genomen, was hier dan ook toepasbaar.

Tijdens de definitieve stemming op 19 november stemde PvdA-Kamerlid Jacobi als enige van

haar fractie voor een D66-motie voor meer informatie over de kostprijs van de JSF alvorens eventueel

558 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 763, nr. 33. 559 In het valideringsrapport over de nota van Hennis concludeerde de Rekenkamer dat Defensie alleen voor de JSF had berekend hoeveel toestellen met het beschikbare budget aangeschaft en geëxploiteerd konden worden. Wel stelde de Rekenkamer dat de berekeningen correct waren uitgevoerd, en dat het aantal toestellen paste binnen de budgeten. Ondanks het feit dat de Rekenkamer aanmerkelijk positiever was over het JSF-project dan in alle voorgaande jaren, bleef zij toch ook zorgen houden over de JSF-berekeningen die niet helemaal compleet waren. Dat leidde ertoe dat de Rekenkamer niet kon garanderen dat er altijd vier toestellen beschikbaar zouden zijn voor internationale missies. Dat de Rekenkamer uiteindelijk concludeerde dat de financiële onzekerheid beter was vertaald naar beschikbare budgeten was een duidelijk kantelpunt in het hele besluitvormingsproces. Algemene Rekenkamer, Validering Nota ‘In het belang van Nederland’ (Den Haag 2013) 18-23. http://www.rekenkamer.nl/Nieuws/Persberichten/2013/09/Financi%C3%ABle_onderbouwing_van_verlaagde_ambities_voor_de_krijgsmacht_niet_geheel_sluitend_en_beperkt_houdbaar_maar_wel_op_dit_moment_de_best_mogelijke_benadering (donderdag 11 december 2014).

Page 95: Een politieke jojo?

95

in te stemmen.560 Met het akkoord van de overige PvdA-fractieleden was er een Kamermeerderheid

voor definitieve aanschaf van de JSF.

Besluit

In dit hoofdstuk stond de vraag centraal waarom de PvdA in 2012 besloot uit de JSF te willen stappen

om vervolgens eind 2013 alsnog akkoord te gaan met de JSF-aanschaf. Een belangrijk kader werd

gevormd door de ontwikkelingen tussen Balkenende IV en Rutte I. Dat de PvdA niet langer gebonden

was aan het regeerakkoord na de val van Balkenende IV, verklaarde samen met JSF-ontwikkelingen

als een laag afdrachtspercentage, kostenoverschrijdingen, de dominante positie van Stork en het gelijk

van Timmermans over de door elkaar lopende fasen en bedragen, de kritische PvdA-koers tot Rutte I.

Deze constateringen, gekoppeld aan het kritische, maar ruim interpreteerbare verkiezingsprogramma,

verklaarden het PvdA-pleidooi halverwege 2010 om uit de JSF-testfase te stappen.

Haar oppositierol, gesteund door enorme kostenoverschrijdingen en de constatering dat het

tweede testtoestel daadwerkelijk een keuze voor de JSF betekende, verklaarde de kritische PvdA-

houding tot het besluit over het tweede testtoestel. Belangrijk is dat historische PvdA-

beleidsconstanten als meer budget voor het personeel ten koste van materieel zichtbaar waren. De

PvdA-verklaring voor de tegenstem tegen het tweede testtoestel, de motie-Hamer, was - zoals in dit

hoofdstuk geanalyseerd - onterecht.

De PvdA verklaarde haar pleidooi in 2012 om uit de JSF te stappen door de

kostenoverschrijdingen, het verlaagde aantal toestellen en het wegvallen van de voor Nederland

belangrijke JSF-motor. Dat de partij in de oppositie nergens aan was gebonden speelde daarbij een

belangrijke rol. In dit hoofdstuk werden, ondersteund door de historiografie, bovendien de

verkiezingen als belangrijke verklaring voor de PvdA-stellingname gegeven, omdat die stellingname

afweek van de gematigd kritische houding na het aanschafbesluit voor het tweede testtoestel en later

werd gevolgd door een gematigder verkiezingsprogramma.

Het tweede deel van de vraag had betrekking op de PvdA-instemming met de JSF-aanschaf in

2013. Een eerste verklaring voor deze instemming was de terugkeer in de coalitie en het feit dat de

PvdA zich daarmee aan een definitief besluit had gecommitteerd. Deze vastlegging kan worden

verklaard door de constatering dat uitstappen geen optie meer was en de PvdA belangrijke prioriteiten

uit haar historische JSF-beleid (strategische visie) had binnengehaald. De gematigd kritische PvdA-

houding vanaf dat moment wordt verklaard doordat de sociaaldemocraten zich achter de visie

verscholen, omdat er nauwelijks aandacht meer werd geschonken aan onderzoeken die een kritische

beleidslijn rechtvaardigden. Dat de PvdA niet uit het JSF-project stapte was een gevolg van nieuwe

560 In haar stemverklaring stelde Jacobi voor de D66-motie te hebben gestemd omdat ze meer informatie wilde over de geluidsoverlast voor de omwonenden van de vliegbases Leeuwarden en Volkel alvorens het kabinet overgaat tot de aanschaf van de JSF. Jacobi had eerder al de Friese belangen in haar fractie bepleit en was in die zin consistent. http://lutzjacobi.pvda.nl/2013/11/19/mijn-stemverklaring-over-de-jsf/ (zaterdag 27 december 2014).

Page 96: Een politieke jojo?

96

informatie die de regering en andere partijen had gedwongen hun JSF-ambities, waarvan de PvdA

altijd al meende dat ze te hoog ingeschat waren, bij te stellen. Een tweede verklaring was de komst van

de visie, waarvoor de PvdA altijd had gepleit en waarachter zij zich kon verschuilen.

De instemming van de PvdA-bewindspersonen met de keuze voor de JSF in Hennis’ nota kan

worden verklaard doordat zij de financiële kaders voldoende afgebakend en betrouwbaar achtten en de

JSF paste in de visie op de toekomst van de krijgsmacht. De instemming van de fractie was moeilijker

doordat enkele Kamerleden kritisch waren en zich voor voldongen feiten geplaatst voelden, lokale

fracties en de achterban kritisch waren en de Rekenkamer vraagtekens plaatste bij de haalbaarheid van

Hennis’ ambities. De discussie over de nucleaire taakstelling en de aversie van de PvdA daartegen

maakten het besluit nog moeilijker. Uiteindelijk bleek een meerderheid van de achterban achter het

kabinetsbesluit te staan, mits er harde eisen aan de PvdA-instemming werden gesteld. De belangrijkste

verklaring voor de instemming van de PvdA-fractie in november 2013 was Eijsink’s constatering dat

zij voldoende garanties van Hennis had gekregen met betrekking tot de vijf PvdA-eisen. Bovendien

meende de PvdA dat er voldoende informatie was om te constateren dat de JSF het beste toestel voor

de toekomstige krijgsmacht zou zijn.

Page 97: Een politieke jojo?

97

Conclusie

In dit onderzoek stond de vraag centraal waarom de PvdA in het besluitvormingsproces rond de

vervanging van de F-16 tussen 1999 en 2013 heeft besloten tot de door haar gevoerde beleidslijn met

betrekking tot de JSF en in hoeverre de kritiek die de PvdA op haar optreden in het

besluitvormingsproces heeft gehad kan worden gerechtvaardigd. In deze eindconclusie worden de

belangrijkste verklaringen voor het PvdA-optreden door de jaren heen geschetst evenals de

belangrijkste constanten die daarin zichtbaar waren. Door het PvdA-beleid en de constanten daarin te

koppelen aan de historische kaders en de daar getrokken conclusies, wordt het PvdA-optreden in lange

termijn perspectief geplaatst. Aan de hand van die conclusies en een analyse van de kritiek op de

PvdA en conclusies over de rechtvaardigheid van het PvdA-optreden, wordt bepaald in hoeverre de

kritiek op de PvdA als terecht kan worden afgedaan.

Het PvdA-optreden in de eerste fase van het besluitvormingsproces tot 2002 vloeide voort uit

het belang en de kosten van de mogelijke SDD-deelname. Dat het kabinet en de PvdA-

bewindspersonen in merendeel voor waren wordt verklaard doordat de VVD-bewindspersonen het

dossier dicteerden en de sociale partners, hun werkgelegenheidsargumenten en de lucratieve

verwachtingen van de business case een doorslaggevende rol speelden. Het kritische PvdA-

fractieoptreden wordt verklaard aan de hand van de voorkeur voor een Europees toestel, de

afwezigheid van een strategisch kader en belangrijke knelpunten als de discussie over de verdeling van

de kosten en kritische rapportages van het CPB en GAO. Het (ongelukkige) optreden van Melkert als

brug tussen bewindspersonen en fractie verklaart het feit dat beide partijlagen niet op één lijn zaten.

Dat de partij uiteindelijk instemde met SDD-deelname wordt verklaard door het compromis

(geclausuleerde instemming) waarmee beide partijlagen konden vasthouden aan hun argumenten. Dat

de regeringspositie een cruciale verklaring vormde voor de moeizame SDD-instemming, werd later

niet alleen beaamd door diverse partijleden, maar bleek ook nadat het kabinet Kok II was gevallen en

de fractie - niet langer gebonden aan de coalitie - alsnog tegen SDD-deelname stemde. De conclusie

dat de regeringspositie een belangrijke verklaring voor de SDD-instemming vormde wordt

onderschreven door Bert Middel, die stelt dat het voortbestaan van Kok II afhing van SDD-

deelname.561

Tussen 2003 en 2006 was het JSF-beleid van de PvdA kritisch en succesvol, in de zin dat haar

JSF-optreden vanaf eind 2005 de gewenste uitwerking op het regeringsbeleid had. Hier zijn twee

verklaringen voor te geven. In de eerste plaats was dat haar oppositierol en het feit dat in het

verkiezingsprogramma niets over de JSF was opgenomen. Een tweede verklaring is het feit dat het

kritische PvdA-betoog werd gerechtvaardigd door negatieve ontwikkelingen rond het JSF-project,

zoals tegenvallende orders, discrepanties in de orderbedragen, onduidelijkheid over het toekomstig

belang van gevechtsvliegtuigen en problemen met het project in de VS, die werden onderschreven in

561 B. Middel, ‘Een portret van de fractie. Ieder voor zich en allen voor Kok,’ S&D 1/2 (2003) 85.

Page 98: Een politieke jojo?

98

diverse kritische onderzoeken. Dat de conclusies van de studies door de regering anders

geïnterpreteerd werden dan door de kritische oppositie, inclusief PvdA, leidde ertoe dat zowel de

voor- als tegenstanders zich in hun beleid gesteund voelden. Het feit dat daardoor geen harde keuzes

werden gemaakt, vormt een verklaring voor het ‘voortsukkelende’ besluitvormingsproces en de

voortsluipende vastlegging op de JSF. De belangrijkste constateringen over het PvdA-optreden in deze

periode zijn dat de PvdA-besluiten logisch voortvloeiden uit het gevoerde JSF-beleid. Een andere

belangrijke constatering was de realistische en compromisgerichte houding van de PvdA vanaf

halverwege 2005. Deze constructief kritische houding verklaart de compromisbereidheid van de

regering, waardoor de PvdA-koers haar vruchten afwierp.

Een eerste verklaring voor het feit dat de PvdA in 2007 niet uit het JSF-project stapte is

gelegen in haar regeringsdeelname vanaf 2007. De PvdA besloot, in lijn met haar constructief

kritische houding en de erkenning dat de kans op uitstappen klein was, een goed compromis (veel

minder toestellen en uitstel van het aanschafbesluit) te accepteren. Het coalitieakkoord was tevens de

verklaring voor haar instemming met de intentieovereenkomst voor testtoestellen in 2008. Een tweede

verklaring om niet uit het project te stappen was dat de PvdA steeds kon volhouden dat er geen sprake

was van definitieve besluiten. Rest de vraag waarom de PvdA toch kritisch bleef op het JSF-project.

De belangrijkste algemene verklaring voor die houding ligt opnieuw in de ontwikkelingen rond het

project. Zo bleek uit ‘geheime’ stukken dat vanaf het begin bewust een te rooskleurig beeld van de

orders en werkgelegenheid was geschetst, de Amerikanen en de luchtmacht zo snel mogelijk de JSF

wilden hebben, Defensie zich blindstaarde op de JSF en studies van de Rekenkamer en het CPB

aantoonden dat de financiële risico’s van het project substantieel waren. Deze ontwikkelingen

verklaarden de PvdA-beleidslijn, waarin zij om die redenen terecht om aandacht voor

alternatieven/Europese toestellen en uitstel van contractondertekening voor de testtoestellen vroeg,

toezeggingen en verdere onderzoeken eiste en uiteindelijk opnieuw een succesvol compromis

bewerkstelligde door een testtoestel te laten bouwen maar nog niet te kopen.

Een belangrijke fase was de periode tussen Balkenende IV en Rutte I. De kritische PvdA-

houding uitte zich in het verkiezingsprogramma, dat meer genuanceerd was dan in 2006, en in het

pleidooi om uit de JSF-testfase te stappen. De stellingname in het verkiezingsprogramma kan worden

verklaard als gevolg van bovengenoemde ontwikkelingen rond de JSF, die de noodzaak langer door te

vliegen met de F-16 deden toenemen en door de constructief kritische houding en de constatering dat

een hard ‘nee’ tegen de JSF niet werkte. De negatieve ontwikkelingen rond het JSF-project, zoals

vertragingen, kostenoverschrijdingen en een laag afdrachtspercentage ten koste van de

belastingbetaler, verklaarden het pleidooi om alsnog uit de testfase te stappen en rechtvaardigden voor

de PvdA zelf het feit dat zij een draai had gemaakt ten opzichte van de motie-Hamer en de eerdere eis

dat het project de belastingbetaler niets mocht kosten.

De JSF-beleidslijn van de PvdA - in de oppositie - onder Rutte I was zeer kritisch en uitte zich

in drie stappen, namelijk het willen terugdraaien van de investeringen in het eerste testtoestel, af te

Page 99: Een politieke jojo?

99

willen zien van het tweede testtoestel en uiteindelijk uit het JSF-project te willen stappen. De

verklaring voor het terugdraaien van de investeringen in het eerste testtoestel is gelegen in de

constatering dat een tweede testtoestel daadwerkelijk een keuze voor de JSF betekende, de PvdA in de

oppositie vrij kon handelen, de PvdA meer geld wilde vrijmaken voor het Defensiepersoneel en er

wederom sprake was van enorme kostenoverschrijdingen. De verklaring om af te zien van het tweede

testtoestel was dat er volgens de PvdA onvoldoende was voldaan aan de eisen uit de motie-Hamer.

Hoewel er gronden waren die het blokkeren van het tweede testtoestel rechtvaardigden (kostenstijging,

technische gebreken en de business case), is in dit onderzoek geconstateerd dat er wel degelijk aan de

eisen uit de motie-Hamer was voldaan en de PvdA zich daarmee op onterechte gronden tegen het

tweede testtoestel keerde. Dat de PvdA, na de val van Rutte I, met het JSF-project wilde stoppen was

naar eigen zeggen een gevolg van de negatieve cijfers en projectontwikkelingen. In dit onderzoek is

geconcludeerd dat de verkiezingen tevens een belangrijke verklaring vormden. Die conclusie wordt

onderschreven in de media en historiografie en volgt onder andere uit de constatering dat uitstappen

niet in lijn was met de mildere anti-JSF-lijn van de PvdA na het aanschafbesluit voor het tweede

testtoestel en uit het feit dat in het nieuwe programma een milder standpunt werd ingenomen.

De uiteindelijke instemming met de JSF in november 2013 kwam tot stand op basis van een

aantal tussenbesluiten. Het eerste tussenbesluit was het regeerakkoord waarin de PvdA instemde met

een definitief besluit eind 2013. Die vastlegging kan worden verklaard door het feit dat de PvdA

eindelijk haar strategische visie kreeg, de Rekenkamer nog een laatste financiële toets zou doen en dat

uitstel niet langer mogelijk bleek. Bovendien paste die keuze in het verkiezingsprogramma. Vanaf het

regeerakkoord hield de PvdA vol nog geen besluit over de JSF te hebben genomen. In de periode tot

aan de publicatie van Hennis’ nota werd de PvdA langzaam minder kritisch, terwijl studies van SEO

en Clingendael vraagtekens plaatsten bij de werkgelegenheidseffecten en de noodzaak van de JSF. De

verklaring voor de gelaten PvdA-houding was dat zij zich volledig verschool achter de nota. Kritiek

op de uitstapmotie uit 2012 werd gepareerd door te stellen dat er nieuwe informatie beschikbaar was

over de verhouding tussen budget en aantal toestellen, die de PvdA in het gelijk had gesteld. Nieuwe

informatie had de situatie inderdaad veranderd en daarmee waren er opnieuw gronden die de PvdA-

stellingname rechtvaardigden. De noodzaak van gevechtsvliegtuigen en specifiek de JSF, die

voortvloeide uit Hennis’ nota, gecombineerd met de volgens henzelf voldoende afgebakende

financiële kaders, verklaarden de definitieve instemming van de PvdA-bewindspersonen met de JSF.

De fractiepositie werd bemoeilijkt door opnieuw enkele negatieve berichten over het JSF-project, een

kritische achterban, twijfelende Kamerleden en de discussie over de nucleaire taakstelling. Deze

interne tegenstellingen werden opgelost door middel van een geclausuleerde instemming, zoals de

PvdA in het verleden vaker met succes had toegepast, met vijf eisen. De definitieve instemming met

de JSF-aanschaf kan worden verklaard doordat de PvdA terug kon vallen op de visie waarvoor zij

zolang had gepleit, de financiële kaders voldoende waren afgebakend (ook volgens de Rekenkamer)

en Hennis in de ogen van Eijsink had voldaan aan de vijf eisen.

Page 100: Een politieke jojo?

100

Constanten

In dit onderzoek zijn een aantal belangrijke constateringen gedaan over het PvdA-optreden door de

jaren heen, waarbij duidelijke constanten in het beleid zichtbaar waren. Een eerste belangrijke

conclusie is dat de PvdA altijd kritisch was op het JSF-project, ongeacht haar politieke rol en ongeacht

de aanwezigheid van informatie die voor of juist tegen de JSF pleitte. Ten tweede was er binnen de

PvdA altijd debat over de JSF, waarbij alle partijlagen in staat werd gesteld hun visie op het proces te

uiten. De decennia-oude these van Tromp over het gebrek aan samenhang in het interne beleidsproces

was dan ook niet toepasbaar op het interne JSF-besluitvormingsproces. Een derde constatering heeft

betrekking op het realistische en compromisgerichte karakter van de PvdA. Toen zij besefte dat een

ongenuanceerd ‘nee’ tegen de JSF weinig opleverde, stelde zij zich compromisgerichter op. Daaruit

voortvloeiend is de constante waargenomen dat de PvdA feitelijkheid vaak als rechtvaardiging voor

besluiten gebruikte, terwijl die keuze afbreuk deed aan het realisme van de partij en de aanwezige

gronden voor een kritische houding.562 Een vijfde constatering, ook met oog op het mogelijke ‘draaien’

van de partij, is dat verkiezingsprogramma’s en belangrijke besluiten vrijwel altijd logisch

voortvloeiden uit het gevoerde JSF-beleid.563 Een volgende belangrijke constatering was dat de PvdA

geen enkel aan de JSF gerelateerd besluit zomaar accepteerde zonder toezeggingen, garanties of een

compromis dat instemming rechtvaardigde. Deze conclusie is een belangrijke verklaring voor het

PvdA-optreden dat daardoor vaak als twijfelend, vertragend en moeizaam is bestempeld. Hierop

voortbouwend is de constante waargenomen dat de PvdA bij ‘moeilijke’ besluiten vaak eisen stelt en

voor geclausuleerde instemming kiest als oplossing voor de tegenstellingen binnen de partij. Voorts

kan worden geconcludeerd dat de PvdA zich in regeringstijd compromisgerichter opstelde tegenover

de JSF dan in oppositietijd. Haar politieke positie was daarmee een belangrijke verklaring voor het

beeld van een draaiende partij zoals dat vaak is geschetst. Omdat tevens is geconcludeerd dat de PvdA,

ongeacht haar politieke positie, altijd kritisch was en haar stellingnames logisch voortvloeiden uit het

gevoerde beleid is het in de media en in de thesen van Klep en Heymans opgeroepen beeld, namelijk

dat PvdA in oppositietijd tegen en in regeringstijd voor de JSF was, dan ook te weinig genuanceerd en

daarmee niet terecht. Bovendien kan op basis van dit onderzoek worden geconcludeerd dat de

kritische houding van de PvdA door de jaren heen terecht was, gelet op de vele onzekerheden rond en

problemen met het JSF-project, die bovendien in diverse studies werden aangetoond.

Lange termijn

Behalve bovenstaande constanten in de manier waarop de PvdA handelde in het

besluitvormingsproces, zijn in dit onderzoek ook constanten in het PvdA-beleid waargenomen die

uitstekend passen in de historische beleidslijn ten aanzien van de drie onderzochte kaders. Zo heeft de 562 Meerdere keren koos de PvdA voor instemming met een besluit of bewerkstelligde zij een compromis, waarvan telkens werd gesteld dat Nederland nog terug kon, terwijl de kans daarop in de praktijk steeds kleiner werd. 563 De enige geconstateerde uitzondering op deze regel was de roep om uit het JSF-project te stappen na de val van Rutte I. Van die stellingname werd geconcludeerd dat het vooral verkiezingsretoriek was.

Page 101: Een politieke jojo?

101

PvdA gedurende het besluitvormingsproces vaak en lang gepleit voor de Europese industrie en

Europese toestellen, in lijn met het toenemende belang van Europa in zowel haar buitenlands,

defensie- als defensie-industriebeleid. Wellicht de belangrijkste historische constante was het pleidooi

voor een overkoepelende strategische visie, dat de PvdA het hele proces heeft volgehouden en zoals

zij daar in het verleden ook bij andere defensie-onderwerpen om vroeg. De kritiek op de tegenvallende

orders en op het feit dat vooral Stork profiteerde, past in defensie-industriebeleid van de PvdA waarin

het MKB prioriteit heeft. Dat de PvdA in het JSF-besluitvormingsproces meerdere keren JSF-

budgeten wilde aanwenden voor het Defensiepersoneel, past in de ontwikkeling van haar

defensiebeleid, waarin in toenemende mate prioriteit werd toegekend aan het personeel. Belangrijke

constante in het historisch defensiebeleid van de PvdA was de ambitie de (nucleaire) wapenwedloop

(ook in NAVO-verband) en vooral offensieve wapensystemen te beperken. Die ontwikkeling is

duidelijk terug te zien in het JSF-beleid, waar de partij uiteindelijk tegen een nucleaire taak voor de

JSF stemde. In het defensiekader werd geconcludeerd dat de PvdA bij defensiekwesties van oudsher

over een kritische achterban beschikt, maar dat de achterban weinig invloed heeft op het partijbeleid.

Die constatering gaat slechts deels op voor het JSF-besluitvormingsproces, waarin andere factoren het

partijbeleid primair bepaalden, maar waarin enkele ontwikkelingen de conclusie rechtvaardigen dat de

achterban wel degelijk een stem had. Zo deelden partijvoorzitters Koole en Ploumen in respectievelijk

2002 en 2009 de zorgen van de achterban en werd de positie van de achterban in de partijtop

meegenomen, was de motie-Hamer voor het eerste testtoestel vooral ingegeven door de achterban en

hadden de geclausuleerde instemmingen tot doel recht te doen aan de posities van alle

partijgeledingen. Dat zowel een duidelijke rode draad alsook lange termijn constateringen in het JSF-

beleid van de PvdA zijn waargenomen, toont tevens dat de these van Kraaijeveld over een historische

zwabberkoers van de PvdA ten aanzien van defensievraagstukken, in die zin niet toepasbaar was op

het JSF-besluitvormingsproces.

Kritiek

De specifieke kritiek op bepaalde momenten in het besluitvormingsproces is in de diverse

hoofdstukken geanalyseerd. In de kern kwam de kritiek op de PvdA neer op het feit dat ze zou draaien

en de werkgelegenheid op het spel zou zetten. Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd

dat de PvdA op bepaalde momenten terecht van draaien is beschuldigd, in de zin dat zij meerdere

malen anders besloot dan in haar verkiezingsprogramma was vastgelegd en zij in de loop der jaren

besluiten nam die, op basis van onderlinge vergelijking, als een draai kunnen worden beschouwd.

Tegelijkertijd zijn er veel meer factoren aangewezen die de conclusie rechtvaardigen dat de kritiek op

de PvdA overtrokken was. Ten eerste zijn dat de conclusies uit de historiografie over de

onvermijdelijkheid van draaien die vaak tot overtrokken kritiek leidt. Ten tweede is er een duidelijke

rode draad in het JSF-beleid van de PvdA aangetoond, met zowel constanten in haar manier van

politiek bedrijven als met betrekking tot haar historische buitenlands, defensie en defensie-

Page 102: Een politieke jojo?

102

industriebeleid. Ten derde weken andere partijen net zo goed van hun programma’s of eerdere

stellingnames af. Ten vierde kan de kritische PvdA-beleidslijn in grote mate als gerechtvaardigd

worden bestempeld gelet op alle negatieve ontwikkelingen rond het project die in diverse studies

werden onderschreven. Bovendien bleken veel vroege zorgen van de PvdA later terecht, zoals over de

tegenvallende orders, werkgelegenheid en de te hoge toestelprognoses. De kritiek op en het beeld van

de PvdA, zoals dat onder andere in de media is geschetst, kan dan ook als sterk overtrokken worden

beschouwd. In plaats van het PvdA-optreden inhoudelijk te beoordelen, in (historisch) perspectief te

plaatsen of oog te hebben voor haar vaak terechte argumentatie, was er slechts aandacht voor op het

eerste oog afwijkende standpunten. Deze conclusie over de rol van de media wordt onderschreven

door Pellikaan en Walter die stellen dat de media, met betrekking tot de PvdA en de JSF, in plaats van

het gedrag van de PvdA in het debat te analyseren slechts oog hadden voor positieveranderingen.564 De

kritiek op de PvdA ten aanzien van het op het spel zetten van de werkgelegenheid, kan op basis van dit

onderzoek als onterecht worden afgedaan. De in 2002 voorgespiegelde werkgelegenheidseffecten zijn

door de jaren heen niet alleen diverse malen bestreden in kritische rapportages, maar bovendien bleken

de effecten vanaf het begin bewust te hoog ingeschat.

De aard van het besluitvormingsproces

Een laatste cruciale verklaring voor de conclusie dat de kritiek op de PvdA overtrokken was, is

gelegen in de aard van het besluitvormingsproces, dat als gevolg van diverse ontwikkelingen nooit

‘eerlijk’ is verlopen. De voorkeur van en coalitie tussen de luchtmacht en industrie leverde de JSF al

snel een voorkeurspositie op. Het faillissement van Fokker verklaarde de interesse in het JSF-

ontwikkelingstraject. Het defensie-industriebeleid dat hieraan gekoppeld was, wordt daarmee door

Mahmadouh en Van der Wusten terecht als verklaring voor de JSF-aanschaf bestempeld. Bovendien

blijkt uit dit onderzoek, op basis van de kandidatenvergelijkingen, de ontwikkelingen achter de

schermen en de constateringen van de Rekenkamer, dat andere toestellen nooit een eerlijke kans

hebben gekregen. Het feit dat Nederland nagenoeg blind voor de JSF koos past volgens Philip Everts

in de Nederlandse positie als ‘loyale bondgenoot’ van Washington.565 Dat die historische relatie

inderdaad een verklaring voor de JSF-aanschaf vormt, blijkt uit het optreden van de luchtmacht, uit het

interview met Bernard Bot en uit de conclusies van de Amerikaanse ambassadeur. Die conclusie wordt

onderschreven door Scott-Smith, die stelt dat Nederland nooit van plan was af te wijken van de JSF-

lijn, zelfs niet op basis van het feit dat de VS weigerde informatie te delen, er veel onzekerheden

waren, Europese toestellen nooit een eerlijke kans hadden gekregen en de andere JSF-partnerlanden

564 H. Pellikaan en S. Walter, ‘New Cleavages in Western Europe: The Advantage of the Confrontational Approach,’ WORKSHOP From Text to Political Positions 2010 9-10 April 2010, VU University Amsterdam. 565 P. Everts, ‘The Netherlands: Procurement without debate,’ Contemporary Security Policy vol. 26 nr. 3 (2005) 559.

Page 103: Een politieke jojo?

103

wel alternatieven onderzochten.566 Deze constateringen onderschrijven de these van Zandee dat de

PvdA het heeft afgelegd tegen een brede JSF-lobby. Verder zijn er twee grote mankementen in het

besluitvormingsproces geconstateerd, die voor de PvdA een belangrijke rol speelden en pro-JSF-

besluitvorming in de hand werkten, namelijk de afwezigheid van discussie over het participatieniveau

en de nucleaire taakstelling van de JSF.

Finaal oordeel

Afsluitend kan worden geconcludeerd dat de PvdA door de jaren heen om uiteenlopende redenen

afwijkende posities innam, daarom soms terecht van draaien werd beschuldigd, maar in haar beleid

vrijwel altijd werd gesteund door de projectontwikkelingen en rapportages. Bovendien zijn er

belangrijke historische constanten en daarmee een rode draad in haar beleid aangetoond. De PvdA

koos vaak dezelfde methodologie, hamerde vaak op dezelfde punten en haalde met succes

compromissen binnen. Op basis van haar eigen rechtvaardigingen, de onderliggende informatie en de

constateringen uit de historiografie en media kan worden geconcludeerd dat zij veelal terecht

handelde. De aard van het besluitvormingsproces maakte een eerlijk politiek proces echter onmogelijk.

Daarmee is de PvdA niet zozeer een politieke jojo, maar vooral een partij die op basis van de juiste

informatie haar besluiten wil nemen en rechtvaardigen en daar soms de consequenties van moet

dragen. De negatieve beeldvorming over de PvdA inzake het JSF-project kan daarmee op basis van de

conclusies uit dit onderzoek als sterk overtrokken en daarmee als onterecht worden beschouwd.

Nawoord

Reflecterend op dit onderzoek heb ik vastgesteld dat het feit dat het JSF-besluitvormingsproces zich in

de nabije geschiedenis heeft voltrokken gevolgen heeft voor de omvang van de geschiedschrijving

over het besluitvormingsproces en specifiek over de rol van de PvdA daarin. Dit heeft ertoe geleid dat

dit onderzoek tot stand is gekomen op basis van een grote variëteit aan bronnen, waaronder veel

primaire bronnen. Desalniettemin bleek het toch mogelijk de eigen conclusies over het PvdA-optreden

in bepaalde fasen te toetsen aan de historiografie. De uitdaging was groot een dermate uitgebreid

onderwerp in de beperkte omvang van een masterscriptie te onderzoeken en er ook nog een historisch

perspectief aan te koppelen. Uiteindelijk heb ik die keuze toch gemaakt, omdat zich daarin voor mij de

grootste meerwaarde van de geschiedenis toont, namelijk dat het verleden verklaringen en daarmee

oplossingen biedt voor hedendaagse problemen. Een andere grote uitdaging lag erin deze

masterscriptie te schrijven naast het volgen van een traineeship bij een Haags lobbykantoor.

Uiteindelijk hebben beide trajecten elkaar versterkt. De bereidheid mij te helpen was bij velen zeer

groot. De medewerkers van de Koninklijke Bibliotheek, het Nationaal Archief en het Nederlands 566 G. Scott-Smith, ‘Testing the Limits of a Special Relationship: US Unilateralism and Dutch Multilateralism in the Twenty-first Century,’ in: J. Dumbrell en A. Schaefer, America’s Special Relationships: Foreign and Domestic Aspects of the Politics of Alliance (Londen 2009) 115-117.

Page 104: Een politieke jojo?

104

Instituut voor Militaire Historie en oud-politici Bernard Bot en Bert Bakker waren allen bereid hulp te

bieden en kennis en informatie te delen. Toekomstig wetenschappelijk onderzoek zou de analyse in dit

onderzoek op basis van nieuwe informatie kunnen aanscherpen en verbeteren. Als Nederland vanaf

2019 echt met de JSF gaat vliegen zal blijken wat er terecht is gekomen van alle verwachtingen. Door

uiteindelijk de daadwerkelijke effecten van deelname aan het JSF-project te vergelijken met de

beloften kan in de toekomst worden bepaald welke partijen het gelijk aan hun kant hadden. Een

dergelijk onderzoek zou een mooie aanvulling op deze scriptie zijn. Omdat Ministerraadnotulen pas na

twintig jaar worden vrijgegeven kan de discussie over de JSF op kabinetsniveau over enkele jaren

nauwkeuriger worden gereconstrueerd. Het jarenlange besluitvormingsproces en de opmerkelijke gang

van zaken daarin, gekoppeld aan de aanleidingen voor recente parlementaire enquêtes, maken dat ik

niet uitsluit dat er over enkele jaren een parlementaire enquête naar de aanschaf van de JSF wordt

gehouden.

Bronnen- en literatuurlijst Literatuur Aalders, G., Het Lockheed schandaal: wapenindustrie, smeergeld & corruptie (Amersfoort 2011). Ammerlaan, G., ‘Defensie in de verkiezingen,’ Atlantisch Perspectief jrg. 22 (1998). Andersson, H., S. van Driel, J. Dijsselbloem e.a., Onder een gesloten dak groeit geen gras: Voor de leden, nieuwe leden, politieke vertegenwoordigers en sympathisanten van de PvdA (Amsterdam 2002). Andeweg, R., ‘De formatie van de Paarse coalitie: democratisch en politicologisch gehalte van een kabinetsformatie,’ in: Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse politieke partijen 1994. Bassford, M., M. van de Voort, R. J. de Boer e.a., The Netherlands F–16 Comparative Analysis: An Evaluation of the Process (Santa Monica 2008). Becker, F., ‘De jaren 1970-1994,’ in: M. Brinkman, M. de Keizer en M. van Rossem (red.), Honderd jaar sociaaldemocratie in Nederland 1894-1994 (Amsterdam 1994). Bekkers, F., M. de Boer, J. van Esch e.a. (HCSS), De waarde van Defensie (Den Haag 2012). Bessems, K., en D. Nieuwboer, Doe eens normaal man, in 7 stappen naar een betere politiek (Amsterdam 2012). Bleich, A., ‘Activist in de diplomatie: Max van der Stoel (1924 –2011),’ S&D 5/6 (2011). Boeder, J., Misleiding 2002-2004 inzake de industriële participatie (z.p. september 2008). Boer, B. de, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 2000. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2000' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2000 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2001). Bolkcom, C., Joint Strike Fighter (JSF) Program: Background, Status, and Issues (Washington 2003).

Page 105: Een politieke jojo?

105

Bootsma, P., en W. Breedveld, De verbeelding aan de macht: Het Kabinet-Den Uyl 1973-1977 (Den Haag 1999). Bos, M., ‘De PvdA schaft F-16’s aan,’ Historisch Nieuwsblad nr. 9 (2011). Bosman, A., ‘De VVD kiest bewust voor veelzijdig inzetbare krijgsmacht. De toekomst van de Nederlandse defensie,’ Atlantisch Perspectief jrg. 36 nr. 2 (2012). Braak, B. van den, ‘Een Nederlandse machtspoliticus machteloos in Brussel: Henk Vredeling, lid van de Europese Commissie (1977-1981)’ in: G. Voerman, B. van den Braak en C. van Baalen (red.), De Nederlandse eurocommissarissen (Amsterdam 2010). Campagne tegen Wapenhandel, Factsheet exportkredietverzekeringen (Amsterdam 2005). Colijn, K., C. Homan, J. Rood e.a., Clingendael’s visie op de krijgsmacht van de toekomst (Den Haag 2013). Congresrede Geert Ruygers ‘Alzijdige gecontroleerde ontwapening,’ Paraat jrg. 18 (1963). Department of Defense News Release (nov. 14, 2006), ‘Department of Defense and Netherlands sign next stage Joint Strike Fighter agreement,’ Defense AT&L vol. 36 nr. 2 (maart/april 2007). Diepen, R. van, Hollanditis. Nederland en het kernwapendebat, 1977-1987 (Amsterdam 2004). Dirksen, E., ‘Consolidering binnen de Europese Defensie-industrie,’ Atlantisch Perspectief jrg. 24 nr. 6 (2000). Doel, H. van den, en H. Lammers (red.), Tien over rood. Uitdaging van Nieuw Links aan de PvdA (Amsterdam 1966). Dunk, T. von der, ‘Uruzgan acht maanden later,’ S&D nr. 10 (2006). Eijsink, A., In dienst van Nederland, in dienst van de wereld: een plan voor de actieve en doelmatige krijgsmacht (Den Haag 2007). Everts, P., ‘The Netherlands: Procurement without debate,’ Contemporary Security Policy vol. 26 nr. 3 (2005). Griensven, P. van, Het parlementaire jaar 1998-1999 (z.p., z.j.). Haas, M. de, ‘Veiligheids- en Defensiebeleid: verleden, heden en toekomst,’ Zicht vol. 3 (2009). Hattem, A. van, ‘Selectief geheugenverlies bij PvdA over steun Irak-oorlog,’ Stichting het Vrije Woord (zaterdag 6 september 2014). Hellema, D., ‘De historische betekenis van de Nederlandse toetreding tot de NAVO,’ Atlantisch Perspectief jrg. 23 nr. 2 (1999). Hellema, D., en T. Witte, Onmachtig om te helpen: Nederlandse reacties op de socialistische dreiging (Amsterdam 1995). Hellema, D., M. Segers en J. Rood (red.), Bezinning op het buitenland: het Nederlands buitenlands beleid in een onzekere wereld (Den Haag 2011). Hellema, D., Nederland in de wereld: de buitenlandse politiek van Nederland (Houten 2010).

Page 106: Een politieke jojo?

106

Hippe, J., P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 1994. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1994' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 1994 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1995).

Janssen Lok, J., ‘Frustration Mounts Among JSF Partners,’ Jane's Defence Weekly (24 maart 2004).

Kalkman, K., ‘Keuze voor JSF militair niet echt logisch,’ Vredesmagazine jrg. 1 nr. 3 (2008). Kapstein, E., ‘Capturing Fortress Europe: International Collaboration and the Joint Strike Fighter,’ Survival: Global Politics and Strategy vol. 46 nr. 3 (2004). Klep, C., Dossier-JSF: Joint Strike Fighter, het megaproject, de politiek, de aankoop (Amsterdam 2014). Knegtmans, P., Socialisme en democratie: De SDAP tussen klasse en natie, 1929-1939 (Amsterdam 1989). Koeneman, L., I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 1988. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1988' in: R. Koole (red.), Jaarboek 1988 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1989). Koole, R., Mensenwerk: herinneringen van een partijvoorzitter, 2001-2007 (Amsterdam 2010). Kreemers, B., Hete hangijzers: de aanschaf van Nederlandse gevechtsvliegtuigen (Amsterdam 2009). Leurdijk, J., ‘De Amerikaanse nucleaire garantie als factor in het Nederlands veiligheidsbeleid,’ Internationale Spectator jrg. 28 nr. 5 (1974). Lorell, M., The U.S. Combat Aircraft Industry, 1909-2000: Structure, Competition, Innovation (Santa Monica 2003). Lucardie, P., I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 2001. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte-nissen van het jaar 2001' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2001 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2003). Lucardie, P., M. Nieboer en I. Noomen, 'Kroniek 1991. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte-nissen van het jaar 1991' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1991 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1991). Mamadouh, V., en H. van der Wusten, ‘The footprint of the JSF/F-35 Lightning II military jet in the Netherlands. Geopolitical and geo-economic considerations in arms procurement and arms production,’ Firmes et geopolitiques vol. 15 nr. 3 (2011). Mellink, A., ‘Koude Oorlogspolitiek,’ in: K. van Leeuwen, M. Molema en I. Raaijmakers (red.), De rode canon: een geschiedenis van de Nederlandse sociaaldemocratie in 32 verhalen (Amsterdam 2010). Middel, B., ‘Een portret van de fractie. Ieder voor zich en allen voor Kok,’ S&D 1/2 (2003).

Page 107: Een politieke jojo?

107

Mreijen, A.,‘1951: Koloniale dilemma’s,’ in: K. van Leeuwen, M. Molema en I. Raaijmakers (red.), De rode canon. Een geschiedenis van de Nederlandse sociaaldemocratie in 32 verhalen (Den Haag 2010).

Nebinger, M., ‘Lockheed Martin Beats Boeing in Joint Strike Fighter Contest,’ Forecast International (26 oktober 2001). Niemantsverdriet, T., De vechtpartij: De PvdA van Kok tot Samsom (Amsterdam 2014). Noordegraaf, H., ‘Doorbraak toen en nu: zestig jaar Partij van de Arbeid,’ S&D jrg. 63 1/2 (2006). Osinga, F.,‘Een verkenning van militaire en veiligheidspolitieke trends in relatie tot airpower,’ Clingendael Centre for Strategic Studies (CCSS) Rapport-04-004 (Den Haag 2005). Panhuysen, L., ‘Wapenhandelaar Louis de Geer (1587-1650),’ Historisch Nieuwsblad nr. 6 (2007). Pas, N., ‘De Algerijnse crisis vanuit Nederlands perspectief,’ Internationale Spectator jrg. 62 nr. 11 (2008). Pellikaan, H., en S. Walter, ‘New Cleavages in Western Europe: The Advantage of the Confrontational Approach,’ WORKSHOP From Text to Political Positions 2010 9-10 April 2010, VU University Amsterdam. Praag, P. van, Strategie en illusie: elf jaar intern debat binnen de PvdA 1966-1977 (Amsterdam 1990). Rood, J., ‘Het buitenland onder Rutte: terug naar het verleden?,’ Internationale Spectator jrg. 66 nr. 9 (september 2012). Rovers, F. Voor recht en vrijheid. De Partij van de Arbeid en de Koude Oorlog 1946-1958 (Amsterdam 1994). Rovers, F., Voor recht en vrijheid. De Partij van de Arbeid en de Koude Oorlog, 1946-1958 (Amsterdam 1994). Sampson, A., De wapenindustrie: Een onthullende blik achter de schermen van de internationale wapenhandel (Amsterdam 1977). Schwartz, F., Technology-solution for the next generation of affordable strike fighters (paper presented at the AGARD FVP Symposium on “Strategic Management of the Cost Problem of Future Weapon Systems”, held in Drammen, Norway, 22-25 September, 1997, and published in CP-602.) Scott-Smith, G., ‘Testing the Limits of a Special Relationship: US Unilateralism and Dutch Multilateralism in the Twenty-first Century,’ in: J. Dumbrell en A. Schaefer, America’s Special Relationships: Foreign and Domestic Aspects of the Politics of Alliance (Londen 2009). Scott-Smith, G., en M. Smeets, ‘Noblesse Oblige: The transatlantic security dynamic and Dutch involvement in the Joint Strike Fighter program,’ International Journal: Canada's Journal of Global Policy Analysis nr. 68 (winter 2012-2013). Slijper, F., ‘JSF aanschaf is weergaloze blunder,’ VD AMOK nr. 2 (2006). Slijper, F., en M. Broek, Explosieve Materie, Nederlandse wapenhandel blootgelegd (Breda 2003). Stemerdink, A., ‘Paars defensiebeleid: tijd om te kiezen,’ Internationale Spectator nr. 4 (april 2002).

Page 108: Een politieke jojo?

108

Stoel, M. van der, ‘Verantwoord veiligheidsbeleid,’ Internationale Spectator jrg. 29 nr. 3 (1975). Trebilcock, C., The British Armaments Industry 1890-1914 (Londen 1976). Tromp, B., ‘Een nieuwe zelfstandigheidspolitiek’ in: A. van Staden, P. van Ham, C. Homan, e.a., De herontdekking van de wereld. Nederlands buitenlands beleid in revisie (Den Haag 2004). Tromp, B., ‘Socialisme en defensie. De PvdA en het probleem van oorlog en vrede,’ in: E. van den Beugel (red.), Te beginnen bij Nederland. Opstellen over oorlog en vrede (Amsterdam 1983). Tromp, B., ‘Vechten overzee: de PvdA en militaire interventies,’ S&D nr. 5 (2007). Vereeniging voor Volkenbond en Vrede, Rapport Commissie van Vereeniging voor Volkenbond en Vrede ter Bestudeering van het Vraagstuk van de Wapenindustrie en den Wapenhandel (Den Haag 1933). Verhagen, M., ‘Veranderende wereld, vaste waarden: Nederlands buitenlands beleid in de 21e eeuw,’ Internationale Spectator jrg. 62 nr. 10 (oktober 2008). Versailles, D., en V. Mérindol, ‘Konwlegde transfers and R&D management: an inquiry into the problem of transatlantic complementarities,’ Defence and Peace Economics vol. 73 nr. 3 (2006). Visser, W., ‘De NAVO discussie binnen de Partij van de Arbeid 1949-1981,’ Intermediair (9 februari 1981). Voorhoeve, J. Peace, Profits and Principles: A study of Dutch foreign policy (Den Haag 1979). Vries, J. de, Paars en de managementstaat: het eerste kabinet-Kok (1994-1998) (Apeldoorn 2002). Vries, W. De, Wapenproductie als banenmotor? Nederland en het defensie industrie beleid (Amsterdam 2013). Vrijsen, E., ‘En toch wordt het de JSF; Saab maakte geen schijn van kans om Nederland de opvolger van de F-16 te leveren. Maar slimme lobby bracht de Zweden terug in de race. Of niet echt?,’ Elsevier vol. 64 nr. 38 (20 september 2008). Vrijsen, E., ‘Gevecht om een vliegtuig,’ Elsevier (12 september 2002). Vrijsen, E., ‘Nooit echt tegen geweest; PvdA gaat draai in de JSF-kwestie nu ook in Tweede Kamer maken. Wordt dat een afgang of weet de partij dat als een overwinning te ‘spinnen’?,’ Elsevier vol. 69 nr. 44 (2 november 2013) 13. Vrijsen, E., ‘Toch akkoord met de JSF; PvdA-fractie ging tijdens geheim beraad op 3 juli door de knieën voor aanschaf van duur jachttoestel. Samsom kreeg hulp van Timmermans,’ Elsevier vol. 69 nr. 36 (7 september 2013). Vrijssen, E., ‘Defensie: Heel duur PvdA-pleidooi,’ Elsevier (20 mei 2006). Waerden, T. van der, De schuld van het kapitalisme aan de oorlog (Amsterdam 1914). Wekken, D. van der, ‘Illegale wapenhandel: een hardnekkig probleem,’ ROOD jrg. 4 nr. 4 (Amsterdam 2007).

Page 109: Een politieke jojo?

109

Wijkstra, J., (Interkerkelijk Vredesoverleg (IKV)), De Nederlandse wapenindustrie in discussie (Den Haag 1982). Wijngaart, K. van der, Bondgenootschap onder spanning: Nederlands-Amerikaanse betrekkingen 1969-1976 (Hilversum 2011). Wils, J., en A. Ziegelaar (Panteia), Sectoranalyse defensiegerelateerde industrie (Leiden 2004). Wolters, J., ‘Achtergronden en algemene tendenties van het buitenlands beleid van Nederland en België in het midden van de 19e eeuw,’ Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap Deel 76 (Groningen 1962). Zandee, D., ‘De onvermijdelijke aanschaf van de JSF,’ Internationale Spectator jrg. 68 nr. 6 (2014). Zeijden, W. van der, ‘A Dutch revolt? The salience of the nonstrategic nuclear weapons issue in Dutch politics,’ European Security vol. 23 nr. 1 (2013). Zuijdam, F., ‘Vrede, veiligheid en beginselen,’ S&D 10/11 (2004). Zuijdam, F., Tussen wens en werkelijkheid: het debat over vrede en veiligheid binnen de PvdA in de periode 1958-1977 (Amsterdam 2002). Wetenschappelijke studies, adviesrapporten en overheidspublicaties Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), Europese defensiesamenwerking: soevereiniteit en handelingsvermogen (Den Haag 2012). Algemene Rekenkamer, Monitoring verwerving Joint Strike Fighter (Den Haag september 2006). Algemene Rekenkamer, Uitstapkosten Joint Strike Fighter (Den Haag 2012). Algemene Rekenkamer, Validering nota ‘In het belang van Nederland’ (Den Haag 2013). Bassford, M., M. van de Voort, R. J. de Boer e.a., The Netherlands F–16 Comparative Analysis: An Evaluation of the Process (Santa Monica 2008). Bekkers, F., M. de Boer, J. van Esch e.a. (HCSS), De waarde van Defensie (Den Haag 2012). Bijlage 2 bij brief OI/ID/LR/5060406, Een sterke oriëntatie op Europa. Bisschop, P., C. Koopmans, R. Lieshout e.a., Het betere werk: economische effecten van een nieuw gevechtsvliegtuig (Amsterdam 2012). Brief Jorritsma aan Zalm over brief Lockheed Martin inzake Nederlandse industriële mogelijkheden bij JSF. Brief staatssecretaris De Vries aan Rekenkamer-directeur Stuiveling over ‘Bestuurlijke reactie observaties Algemene Rekenkamer kandidatenvergelijking F-16.’ Campagne tegen Wapenhandel, Factsheet exportkredietverzekeringen (Amsterdam 2005). Centraal Planbureau (CPB), ‘Werkgelegenheidseffecten deelname JSF programma,’ CPB Notitie (23 februari 2009). Colijn, K., C. Homan, J. Rood e.a., Clingendael’s visie op de krijgsmacht van de toekomst (Den Haag

Page 110: Een politieke jojo?

110

2013). CPB, ‘Economische effecten tegenbegroting PvdA 2005,’ CPB Notitie nr. 36 (2004). GAO, Additional Costs and Delays Risk Not Meeting War fighter Requirements on Time (Washington 2010). Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2012, Rapportage over de uitvoer van militaire goederen van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Buitenlandse Zaken (Den Haag 2013). IBO Europese Defensiecapaciteiten, “Taakspecialisatie: het schiet niet echt op” (Den Haag 2003). Koning, M., en B. Minne (CPB), Participeren in de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter: Een globale kosten-baten analyse (Den Haag 2001). Ministerie van Defensie, Defensie Industrie Strategie (Den Haag 2013). Ministerie van Defensie, Defensie Industrie Strategie Eindrapportage (Den Haag 2007). Ministerie van Defensie, Hoofdlijnen van het Defensie Materieel Proces (Den Haag 2007). Ministerie van Economische Zaken, Evaluatie Regeringsstandpunt Nederlands luchtvaartcluster (Amstelveen 2004). Ministerie van Economische Zaken, Verslag overheidsondersteuning op de IMDEX-ASIA 2003 te Singapore (Den Haag 2003). Ministerie van Financiën, Overzicht staatsdeelnemingen (Den Haag 2013). Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR), Annual Report 1996 (Amsterdam 1996). NIVR, Flying to Eminence, Nederlandse vliegtuigindustrie slaat mondiaal de vleugels uit (2000). NIVR, Onderzoeksresultaten naar de gevolgen van Nederlandse deelneming in de ontwikkeling van de JSF: JSF verankert sterke impuls aan Nederlandse kenniseconomie (Delft 2006). NIVR, Opvolging F-16. NIVR beleidsadvies vanuit economisch, industrieel en technologisch oogpunt (2001). Osinga, F.,‘Een verkenning van militaire en veiligheidspolitieke trends in relatie tot airpower,’ Clingendael Centre for Strategic Studies (CCSS) Rapport-04-004 (Den Haag 2005). PwC, Onderzoek naar de spin-off, spill over en werkgelegenheidseffecten van de deelname door de Nederlandse industrie aan de ontwikkelings- en productiefase van het JSF programma (7 juli 2008). Vijver, M. van de, en B. Vos, JSF: Strategische positionering in de mondiale luchtvaartmarkt (Tilburg 2006). Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Aan het buitenland gehecht: over verankering en strategie van Nederlands buitenlandbeleid (Amsterdam 2010). Wils, J., en A. Ziegelaar (Panteia), Sectoranalyse defensiegerelateerde industrie (Leiden 2004). WRR, Stabiliteit en veiligheid in Europa; het veranderende krachtenveld voor het buitenlands beleid

Page 111: Een politieke jojo?

111

(Den Haag 1995). Kamerstukken Tweede Kamer, zitting 1959-1960, Aanhangsel, deel I pag. 45. Kamervragen Jaap Burger aan premier De Quay over het aan de orde stellen van het vraagstuk Spanje in de NAVO. Tweede Kamer, zitting 1972-1973, 41ste vergadering – 28 mei 1973. Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 13 413, nr. 3. Tweede Kamer, zitting 1975-1976, 13 461, nrs 4-5. Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 100 X, nr. 9. Tweede Kamer, zitting 1977, 14 654, nrs. 1-2. Tweede Kamer, zitting1965-1966, Begrotingscommissie voor Buitenlandse Zaken, 2e vergadering (2 december 1965). Eerste Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25600 X, nr. 25. Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 22 800 X, nr. 32. Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 21 800, nr. 53. Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 975, nr. 2. Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 975, nr. 22. Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 22 112, nr. 86. Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 X, nr. 14. Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 X, nr. 44. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 820 en 25 080, nr. 2. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, Aanhangsel, nr. 1024, Vragen van het lid H. Vos (PvdA) over de bouw van Fokkervliegtuigen door Rekkof B.V. (Ingezonden 16 maart 1998). Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 820, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 25 820, nr. 5. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 25 820, nr. 7. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 200 X, nr. 2. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 200 XIII, nr. 39. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 200 XIII, nr. 7. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 231, nr. 5.

Page 112: Een politieke jojo?

112

Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 253, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 488, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, Aanhangsel, nr. 1003. Vragen van de leden Van 't Riet en Van Walsem (beiden D66) aan de minister van Defensie over de vervanging van de F16 (Ingezonden 24 februari 1999). Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, Kamervragen 2989908290, Vragen van het lid Harrewijn (GroenLinks) aan de minister van Defensie over de opvolger van de F-16 jachtvliegtuigen (Ingezonden 23 februari 1999). Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 580, nr. 12. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 820, nr. 11. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 820, nr. 9. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 488, nr. 3. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 X, nr. 12. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 X, nr. 34. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 900, nr. 22. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27 422, nrs. 2-3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, nr. 100, Vragen van het lid Timmermans aan de minister van Defensie over uitlatingen van de staatssecretaris over de opvolging van het F-16 jachtvliegtuig van de Koninklijke luchtmacht. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 488, nr. 5. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 488, nr. 6. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 400 X, nr. 8. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, Kamervragen 2000110140, Vragen van het lid Timmermans (PvdA) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken en de staatssecretaris van Defensie over technologieoverdracht vanuit de Verenigde Staten naar Nederland (Ingezonden 27 april 2001). Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, Kamervragen 2000113050, Vragen van het lid Timmermans (PvdA) aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Defensie over het uitgelekte NIVR rapport over de opvolging van de F-16 (Ingezonden 3 juli 2001). Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 26 488, nr. 12. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 26 488, nr. 67. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 26 488, nr. 71. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 28 000 X, nr. 16.

Page 113: Een politieke jojo?

113

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, nr. 43 (29 januari 2002). Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, nr. 46 (5 februari 2002). Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 10, de motie-Van ’t Riet/Hoekema over afzien van deelname aan de SDD-fase op level 2. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 11, de motie-Harrewijn/Van Bommel over afzien van deelname aan de SDD-fase. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 12. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 16. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 8. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 488, nr. 9. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, Kamervragen 2010201400, Vragen van het lid Harrewijn (GroenLinks) aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Defensie over een rapport van het CPB inzake de opvolging van de F-16 (Ingezonden 23 oktober 2001). Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, Kamervragen 2010210130 (6 mei 2002). Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, Kamervragen 2020310280 (15 april 2003). Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 506, nrs. 2-3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 880, nr. 55. Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, Kamervragen 2020314660 (9 juli 2003). Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, Kamervragen 2020314720 (10 juli 2003). Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, Kamervragen 2020314830 (15 juli 2003). Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, Kamervragen 2020317130 (12 september 2003). Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 26 488, nr. 22. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 X, nr. 46. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200, nr. 33. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, Kamervragen 2030402850 (12 november 2003). Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, Kamervragen 2030403500 (21 november 2003). Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, Kamervragen 2030411660, Vragen van de leden Timmermans en Blom (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over het JSF-programma (Ingezonden 30 maart 2004). Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 22 054, nr. 105. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 26 488, nr. 77.

Page 114: Een politieke jojo?

114

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 800 X, nr. 31. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 830 en 26 231, nr. 29. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 27 433, nr. 72. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 26 488, nr. 42. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 X, nr. 119. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 X, nr. 37. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 488, nr. 47. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 488, nr. 50. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 488, nr. 55. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 800 X, nr. 30. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 891, nr. 4. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, Kamervragen 2060720630, Vragen van het lid Eijsink (PvdA) aan de minister van Defensie over uitlatingen van luitenant-generaal De Jong over de JSF (Ingezonden 12 juli 2007). Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 26 488, nr. 89. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 488, nr. 90. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 488, nr. 99. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 20. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 41. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 45. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 300, nr. 4. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, Vragen 2070808370, Vragen van het lid Eijsink (PvdA) aan de staatssecretaris van Defensie over de concurrentieverhoudingen onder mogelijke opvolgers F-16 (Ingezonden 15 januari 2008). Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 107. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 131. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 134. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 142. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 178.

Page 115: Een politieke jojo?

115

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 181. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 300, nr. 6–7. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nr. 236. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nr. 241. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nr. 73. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nr. 86. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 26 488, nr. 207. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 26 488, nr. 223. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 300, nrs. 13–14. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Kamervragen 2009Z18631, Vragen van het lid Van Velzen (SP) aan de staatssecretaris van Defensie over het mislukken van de onderhandelingen over een vaste prijs voor de JSF (Ingezonden 12 oktober 2009). Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 26 488, nr. 49. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 26 488, nr. 246. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 26 488, nr. 261. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 26 488, nr. 273. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 417, nr. 15. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 X, nr. 46. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 25 488 en 26 488, nr. 105. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 488, nr. 282. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 488, nr. 285. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 488, nr. 304. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 488, nr. 304. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 300, nr. 31. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 410, nr. 17. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 26 488, nr. 322. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 32 733, nr. 127. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 750 X, nr. 23. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 763, nr. 33.

Page 116: Een politieke jojo?

116

Krantenartikelen ‘Advies uitstel van JSF ontkend,’ NRC (31 december 2009). ‘Bedrijven eisen geld bij deelname aan JSF,’ Volkskrant (27 juni 2001). ‘Beslissing over JSF uitgesteld,’ Nederlands Dagblad (21 november 2008). ‘Beste toestel voor beste prijs,’ Volkskrant (22 mei 2008). ‘Brinkhorst vecht voor JSF; Minister naar Washington om orders voor Nederlandse bedrijven in de wacht te slepen,’ De Gelderlander (4 augustus 2003). ‘Concurrenten JSF lopen de deur van Kamer plat,’ Reformatorisch Dagblad (16 april 2013). ‘Den Uyl redde twee keer de monarchie; PvdA-premier misleidde bewust de Tweede Kamer,’ Trouw (21 februari 2008). ‘Duitse druk rond opvolger F-16,’ AD (18 februari 2000). ‘Eerste JSF-stemming eindigt onbeslist: harde strijd achter de schermen,’ Reformatorisch Dagblad (24 april 2002). ‘Friese opluchting over JSF-compromis,’ Leeuwarder Courant (24 april 2009). ‘Groen licht voor twee JSF-toestellen,’ Noordhollands Dagblad (1 maart 2008). ‘Grote aarzeling bij PvdA-leden over missie Afghanistan,’ Algemeen Dagblad (AD) (26 januari 2006). ‘Haal JSF-plan van tafel,’ Spits (20 september 2013). ‘Herben maakt 'geheime' PvdA-notitie openbaar,’ Trouw (18 oktober 2006). ‘Hoogeveen, knok voor JSF,’ Dagblad van het Noorden (2 december 2009). ‘JSF €1,4 miljard duurder,’ De Limburger (3 december 2010). ‘JSF niet van de baan bij kabinet met PvdA,’ Reformatorisch Dagblad (2 februari 2007). ‘JSF wordt heel veel duurder,’ Trouw (8 april 2004). ‘JSF-stemming staakt opnieuw,’ Telegraaf (vrijdag 26 april 2002). ‘Kabinet legt zich vast op deelname JSF; Contract is ondertekend,’ NRC (10 november 2006). ‘Kok: Aanval ook oorlogsverklaring aan ons,’ NRC (17 september 2001). ‘Kwartetten met straaljagers,’ Telegraaf (25 maart 2000). ‘Nederland koopt voorlopig minder dan 85 JSF-gevechtsvliegtuigen,’ Volkskrant (14 oktober 2005). ‘Onrust in PvdA-fractie over JSF,’ NRC (19 september 2013).

Page 117: Een politieke jojo?

117

‘Politieke botsing over F-16’s Volkel,’ Brabants Dagblad (11 november 1999). ‘Politieke spanning over JSF-project loopt weer op,’ Trouw (6 september 2008). ‘PvdA buigt en wendt daarmee crisis af,’ Reformatorisch Dagblad (24 april 2009). ‘PvdA dreigt akkoord JSF op te zeggen bij verkiezingsoverwinning,’ Eindhovens Dagblad (3 mei 2006). ‘PvdA laat VVD beleid buitenland dicteren,’ Nederlands Dagblad (26 augustus 2013). ‘PvdA twijfelt over gevechtsvliegtuig,’ Limburgs Dagblad (2 maart 2009). ‘PvdA voor Uruzgan onder voorwaarden: Kamermeerderheid komt dichterbij,’ NRC (14 januari 2006). ‘PvdA: doorgaan JSF is tekenen blanco cheque,’ Trouw (11 oktober 2006). ‘PvdA: Laat JSF door Rekenkamer onderzoeken,’ Volkskrant (29 maart 2005). ‘PvdA: Nederland moet deelnemen aan Eurokorps,’ Telegraaf (15 november 1999). ‘Rekenkamer: JSF-beleid deugt niet,’ Tubantia (4 april 2012). ‘Van Dam (PvdA) kreeg Bernhard niet voor rechter,’ Trouw (28 oktober 1999). ‘Vergelijken van papieren gevechtsvliegtuigen: Na toets op 700 criteria is JSF niet enige winnaar,’ NRC (9 september 2008). ‘Vertrouwen in de JSF is terug,’ BN/DeStem (15 januari 2005). ‘Wil PvdA wel of niet bezuinigen op Defensie?’ Volkskrant (12 december 2012). Bik, J., ‘PvdA en ‘geheim’ JSF-rapport,’ NRC (26 februari 2002). Boer, A. de, ‘Geliefd politiek doelwit,’ Limburgs Dagblad (5 juli 2012). Boogaard, R. van den, ‘Bos’ Irak-standpunt verre van simpel,’ NRC (19 februari 2002). Boogaard, R. van den, ‘Kamp kan de PvdA nog negeren,’ NRC (18 november 2005). Chavannes, M., ‘Beetjenietgekochtewelbestelde JSF, symbool van een dunne coalitie,’ NRC Handelsblad (24 april 2009). Dekker, W., ‘Aanschaf JSF kan gunstig zijn voor kazerne Assen,’ Dagblad van het Noorden (7 september 2013). Derix, S., en J. Oranje, ‘Luchtmacht liep ver voor politiek uit,’ NRC Handelsblad (19 januari 2002). Derix, S., en J. Oranje, ‘Toys for boys; Reconstructie van een mega-order van vijf miljard euro voor een nieuw gevechtsvliegtuig,’ NRC (19 januari 2002). Driessen, C., ‘Slechtste kist voor de hoogste prijs,’ Dagblad De Pers (7 november 2011). Dunk, T. von der, ‘De PvdA is eigenlijk gewoon tegen de JSF, nu nog steeds,’ Volkskrant (22

Page 118: Een politieke jojo?

118

september 2013). Emmelkamp, M., ‘Het is vijf voor twaalf voor de PvdA; Identiteitscrisis prominente PvdA'ers slaan alarm rond de Dag van de Arbeid,’ Volkskrant (2 mei 2008). Fentrop, P., ‘Jacques de Kadt - De man die altijd gelijk kreeg,’ Trouw (5 juni 2004). Haas, M. de, ‘Van Srebrenica tot Uruzgan: stilstaan bij inzet krijgsmacht,’ Reformatorisch Dagblad (4 mei 2007). Hoekema, J., ‘Niet nakomen van compensatiebeloften moet worden beboet,’ Volkskrant (28 oktober 1995). Hooven, M. ten, ‘PvdA’ers hebben moeite met aanvallende NAVO,’ Trouw (19 mei 1999). Janssen, J., ‘Kabinet verdeeld over JSF; Pronk en D66: twijfels bij JSF-vliegtuig,’ AD (28 januari 2002). Janssen, R., ‘Het komende JSF-schandaal,’ NRC (28 februari 2002). Klaassen, N., ‘VVD noemt F-16 duur en bejaard,’ Limburgs Dagblad (21 maart 2013). Koele, T., ‘Financiële strop bij JSF-project; Bedrijven weigeren afspraak te bevestigen,’ Volkskrant (15 december 2004). Kok, L., ‘PvdA land in om achterban te spreken over JSF,’ Brabants Dagblad (9 september 2013). Kok, L., en L. Sleutjes, ‘Coalitietop zoekt uitweg in JSF-steekspel,’ De Stentor (15 april 2009). Kraaijenveld, K., ‘Camouflagepak misstaat de PvdA; Oorlogsgeweld is niet te beheersen en leidt altijd tot excessen als in Abu Ghraib,’ Volkskrant (29 januari 2005). Kuitert, G., ‘Voor het eerst sinds val Berlijnse Muur meer orders voor Defensiebedrijf,’ Trouw (9 februari 1996). Laan, C. van der, ‘Steun Afghanistan-missie nog nooit zo fragiel geweest,’ Trouw (24 januari 2011). Lagas, T., ‘Kruisraketten passen perfect onder de JSF,’ Trouw (6 december 2007). Lagas, T., ‘Landing JSF wel degelijk ingezet; CDA en PvdA zijn het eens over onderzoek naar alternatieven,’ Trouw (29 mei 2008). Lagas, T., ‘PvdA-top wil koop JSF ontdoen van symboliek,’ Trouw (11 september 2013). Malen, K. van der, ‘Zakelijk debat in PvdA over Kosovo,’ NRC (7 april 1999). Meurs, M. van, ‘Industrie redt JSF-project,’ Telegraaf (24 januari 2002). Meurs, M. van, ‘Kabinet tekent niet voor JSF,’ Telegraaf (27 april 2002). Moerland, R., ‘PvdA-achterban is mild voor Bos,’ NRC (27 maart 2003). Olst, P. van, en R. Pasterkamp, ‘Open strijd om Defensie-miljarden,’ Reformatorisch Dagblad (3 april 2000).

Page 119: Een politieke jojo?

119

Oranje, J., en C. van Zwol, ‘'Politiek is vechten'; De nieuwe leider van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer over haar politieke 'kroonjuwelen',’ NRC (17 mei 2008). Ploeg, P. van der, ‘Oud-minister Max van der Stoel overleden,’ NRC (23 april 2011). Posthumus, N., ‘VVD en CDA vallen PvdA aan in JSF-debat – ‘kennisindustrie om zeep’,’ NRC (12 juli 2012). Pré, R. du, ‘‘Tijd is rijp voor onderzoek naar politieke besluitvorming rond JSF’,’ Volkskrant (5 juli 2012). Pré, R. du, ‘Breuklijn Uruzgan loopt ook door PvdA-achterban,’ Volkskrant (26 januari 2006). Pré, R. du, ‘PvdA: alternatieve begroting even duur,’ Volkskrant (19 september 2005). Pré, R. Du, en N. Righton, ‘Inhoudsmens heeft eerst nog wat vragen,’ Volkskrant (7 november 2013). PvdA: verkoop overbodig materieel defensie,’ Volkskrant (3 november 2007). Ramdharie, S., ‘De Joint Strike Fighter blijft boven Den Haag zweven; PvdA stelt contract bij formatie weer aan de orde,’ Volkskrant (28 januari 2003). Ramdharie, S., ‘JSF is bij Herben in goede handen,’ Volkskrant (28 mei 2002). Ramdharie, S., ‘Strike Fighter-miljarden doen Nederland watertanden,’ Volkskrant (29 oktober 2001). Ramdharie, S., ’Doodsklok voor JSF klinkt steeds luider,’ Volkskrant (29 november 2011). Seegers, J., ‘Hij lijkt dan toch te komen: ‘PvdA geeft groen licht voor aanschaf JSF’,’ NRC (5 september 2013). Speerstra, R., ‘Lutz Jacobi: It wurdt serieus,’ Leeuwarder Courant (20 september 2013). Straaten, F. Van, ‘Herben redt de JSF; Deelname aan Joint Strike Fighter na maanden aarzelen rond in Kamer,’ NRC (5 juni 2002). Trommelen, J., ‘Bedrijven willen JSF-contract van tafel; 'Onredelijk om bij te dragen',’ Volkskrant (11 juni 2008). Trommelen, J., ‘JSF kost staat 152 miljoen euro extra; Arbitragezaak valt nadelig uit voor ministerie van Economische Zaken,’ Volkskrant (30 november 2009). Voorde, G. Ten, en K. de Groot, ‘Kiezen tussen JSF en Gripen,’ Reformatorisch Dagblad (17 december 2008). Wester, J., ‘FNV in dialoog over beleggingen,’ NRC Handelsblad (8 juni 2002). Y. Doorduyn, ‘Het is geknoei en gerommel met JSF,’ Volkskrant (2 mei 2009). Zwol, C. van, ‘Hamer: hardere lijn, meer met de SP,’ NRC (17 mei 2008). Politieke (partij)programma’s en (regeer)akkoorden Beginselprogramma PvdA 1947.

Page 120: Een politieke jojo?

120

Beginselprogramma PvdA 1959. Beginselprogramma PvdA 1977. Beginselmanifest PvdA 2005. Coalitieakkoord CDA, PvdA en ChristenUnie, Samen Werken, Samen Leven (Den Haag 2007). Regeerakkoord VVD-CDA, Vrijheid en verantwoordelijkheid (Den Haag 2010). Regeerakkoord VVD-PvdA, Bruggen slaan (Den Haag 2012). Verkiezingsmanifest PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2003, Voor verantwoordelijkheid, respect en solidariteit. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1977, Voorwaarts. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1981, Weerwerk. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1986, De toekomst is van iedereen. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1989, De toekomst is van iedereen. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1990, Wat mensen bindt. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1994, Wat mensen bindt. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 1998, Een wereld te winnen. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2002, Samen voor de toekomst. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2006, Samen sterker. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2010, Iedereen telt mee. Verkiezingsprogramma PvdA Tweede Kamerverkiezingen 2012, Nederland sterker en socialer. Verkiezingsprogramma PvdA, D66 en PPR Tweede Kamerverkiezingen 1972, Keerpunt ’72: regeerakkoord van de progressieve drie. Verkiezingsprogramma PVV Tweede Kamerverkiezingen 2010, De agenda van hoop en optimisme. Een tijd om te kiezen: PVV 2010-2015. Overig (nieuwsberichten, persberichten, tijdschriftartikelen, Wikileaks- en interne documenten, documentaires, radio- en televisieprogramma’s) ‘SP en GroenLinks willen stekker uit JSF-project,’ ANP (4 december 2007). ‘Timmermans fervent voorvechter Europese grondwet,’ ANP (14 februari 2007). 2014). Aartrijk, S. van, ‘PvdA kritisch over profijt van JSF-project,’ ANP (7 april 2010). Alberts, J., en T. Broer, ‘Het verzwegen argument voor de JSF: onze kernbommen,’ Vrij Nederland (12 oktober 2013).

Page 121: Een politieke jojo?

121

Bakker, ‘Ploumen: nog geen definitief besluit over JSF,’ ANP (14 maart 2009). Bakker, H., ‘PVV hard aangevallen op draai met JSF,’ ANP (29 november 2010). Bergsma, B., ‘Samsom: JSF niet kopen levert geen cent op,’ ANP (17 september 2013). Boom, J., ‘Het onverkwikkelijke JSF-dossier: Luchtgevecht,’ De Groene Amsterdammer (23 maart 2002). Boom, J., ‘Nederland en de Joint Strike Fighter: In volle vaart de fuik in,’ De Groene Amsterdammer (22 april 2009). Boom, W., ‘PvdA met weinig liefde achter JSF,’ NOS (6 september 2013). Boterman, F., ‘Nederland en de erkenning van de DDR; blind voor de werkelijkheid,’ (vrijdag 26 juni 1998). Bouwmeester, L., ‘Maak lobby openbaar,’ http://www.pvda.nl/berichten/2012/06/Maak-lobby openbaar (vrijdag 1 augustus 2014). Brandpunt Reporter, De JSF: Straaljager of stuntvliegtuig (5 december 2013). Brandpunt Reporter, JSF (15 mei 2013). Broek, H. van den, en Y. Wiggers, ‘PvdA twijfelt over JSF, CDA niet,’ Rijn en Gouwe (18 januari 2003). Gaster, ‘JSF pakt duurder uit dan gepland’ ANP (29 februari 2008). Gaster, ‘PvdA bekent nog geen kleur in JSF-debat,’ ANP (21 april 2009). Gaster, ‘PvdA in de clinch met De Vries,’ ANP (27 mei 2008). Gaster, ‘PvdA-achterban in actie tegen de JSF,’ ANP (11 maart 2009). Gaster, ‘Toch volgende week JSF-debat,’ ANP (16 april 2009). Gaster, B., ‘PvdA wil meer aandacht voor alternatieven JSF,’ ANP (4 december 2007). Hamar, Y., ‘Kamer kibbelt over voortgang JSF,’ ANP (4 maart 2010). Hamar, Y., ‘Nederland koopt tweede testtoestel JSF,’ ANP (20 april 2011). Hamar, Y., ‘PvdA wil uit de testfase JSF stappen,’ ANP (20 mei 2014). Hamar, Y., ‘PvdA: JSF-onderzoek geluid geen basis besluit,’ ANP (22 december 2010). Hamar, Y., ‘Tweede Kamer wil toch af van testtoestel JSF,’ ANP (20 mei 2010). Hamar, Y., ‘Tweede testtoestel JSF kost bijna 100 miljoen,’ ANP (22 februari 2011). Heymans, J., ‘Het gejojo van de PvdA,’ (27 april 2013). http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/het-gejojo-van-de-pvda (vrijdag 23 mei 2014).

Page 122: Een politieke jojo?

122

http://broekstukken.blogspot.nl/2010/10/jsf-ondoorzichtig-spookproject-een.html (dinsdag 24 juni 2014). http://lutzjacobi.pvda.nl/2013/11/19/mijn-stemverklaring-over-de-jsf/ (zaterdag 27 december 2014). http://nieuwsuur.nl/onderwerp/385341-lobby-moet-transparanter.html (vrijdag 13 juni 2014). http://nos.nl/archief/2004/nieuws/index.html#@http://nos.nl/archief/2004/nieuws/dossiers/jsf/2002/juni/0406_kamer_stemt.html (maandag 28 juli 2014). http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/nederland-en-de-erkenning-van-de-ddr-blind-voor-de-werkelijkheid (maandag 10 november 2014). http://retro.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Buitenlandsezaken/ministers.html (zondag 14 december 2014). http://vervanging-f16.rekenkamer.nl/ (woensdag 30 juli 2014). http://vervanging-f16.rekenkamer.nl/nl/industrie/orders (maandag 8 december 2014). http://www.defensie.nl/onderwerpen/tijdlijn-militaire-geschiedenis/inhoud/1990-heden-naar-een-expeditionaire-krijgsmacht (zaterdag 20 september 2014). http://www.denederlandsegrondwet.nl/9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vj3950yg7xzr?ctx=vhshnf7snxu9&tab=1 (maandag 9 juni 2014). http://www.deondernemer.nl/binnenland/614455/PvdA-wil-opheldering-JSF.html (maandag 10 november 2014). http://www.jsfnieuws.nl/?p=246 (donderdag 18 december 2014). http://www.jsfnieuws.nl/?p=379 (woensdag 24 december 2014). http://www.lr.tudelft.nl/nl/actueel/laatste-nieuws/artikel/detail/jsf-magneet-voor-innovatie-in-nederland/ (maandag 8 december 2014). http://www.npogeschiedenis.nl/andere-tijden/afleveringen/2001-2002/De-vredesdemonstratie-van-1981.html (zaterdag 15 november 2014). http://www.nu.nl/politiek/2442168/oppositie-roept-opnieuw-stoppen-met-jsf.html (woensdag 17 september 2014). http://www.nu.nl/politiek/3632092/pvda-kamerlid-lutz-jacobi-stemt-aanschaf-jsf.html (zondag 11 mei 2014). http://www.parlement.com/id/vg09ll2f3au9/j_jo_koopman (zondag 16 november 2014). http://www.parlement.com/id/vgerk0xs75zw/nieuws/pvda_en_cda_leggen_ruzie_over_de_oorlog (zondag 23 november 2014). http://www.parlement.com/id/vh8lnhronvx4/kabinet_kok_ii_1998_2002 (vrijdag 27 juni 2014). http://www.parlement.com/id/vh8lnhrpfxu8/sociaal_democratische_arbeiderspartij (dinsdag 1 april 2014).

Page 123: Een politieke jojo?

123

http://www.parlement.com/id/vhm0l02igvut/soevereiniteitsoverdracht_aan_indonesie (zaterdag 6 september 2014). http://www.parlement.com/id/vhnnmt7ijayr/tweede_kamerverkiezingen_2002_uitslag (zondag 27 juli 2014). http://www.parlement.com/id/vhnnmt7l9z6v/tweede_kamerverkiezingen_2006 (maandag 11 augustus 2014). http://www.parlement.com/id/vhnnmt7lkh3r/besluitvorming_isaf_missie_afghaanse (zaterdag 19 april 2014). http://www.parlement.com/id/vhqdeqjk4w0k/kabinetsformatie_1977 (maandag 17 november 2014). http://www.parlement.com/id/vif6mf2uh9ye/nieuws/jack_de_vries_wordt_geen_kamerlid_en (zondag 24 augustus 2014). http://www.parlement.com/id/vj1ped4lzuz8/kabinetscrisis_2012_de_catshuiscrisis (zondag 31 augustus 2014). http://www.parlement.com/id/vj30am7m74k2/tweede_kamerverkiezingen_2012_uitslag (zondag 31 augustus 2014). http://www.rekenkamer.nl/Nieuws/Persberichten/2013/09/Financi%C3%ABle_onderbouwing_van_verlaagde_ambities_voor_de_krijgsmacht_niet_geheel_sluitend_en_beperkt_houdbaar_maar_wel_op_dit_moment_de_best_mogelijke_benadering (donderdag 11 december 2014). http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Onderzoeksrapporten/Introducties/2012/10/Uitstapkosten_Joint_Strike_Fighter (donderdag 11 december 2014). http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/def/contact/zakendoen-met-defensie/defensie-materieel-proces (vrijdag 28 november 2014). http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/09/20/buitenlands-beleid-voor-nederlanders-en-nederlandse-belangen-in-de-wereld.html (zondag 9 november 2014). http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationaal-ondernemen/ondernemen-in-het-buitenland/exportkredietverzekering (zondag 4 mei 2014). http://www.sp.nl/defensie/opinies/550/ITEC_wapenbeurs_in_de_stad_van_vrede_en_recht.html (vrijdag 9 mei 2014). http://www.theguardian.com/world/us-embassy-cables-documents/38987 (zondag 21 december 2014). https://hollandskroon.pvda.nl/2013/07/16/reacties-op-ons-nee-tegen-de-jsf/ (zaterdag 15 november 2014). https://www.sp.nl/nieuws/2008/02/grootste-wapenorder-van-eeuw-dankzij-grootste-draai-pvda (dinsdag 27 mei 2014). https://www.sp.nl/nieuws/2008/05/jsf-als-gokverslaving (zondag 21 december 2014). Janssen, R., ‘Catch 22: de JSF strikes again,’ Follow the Money (25 oktober 2012). http://www.ftm.nl/column/catch-22-de-jsf-strikes-again/ (woensdag 7 mei 2014).

Page 124: Een politieke jojo?

124

Kilian, M., ‘Kunnen we bouwen op de PvdA,’ in: http://socialisme.nu/blog/theoretisch/kunnen-we-bouwen-op-de-pvda/ (januari 2014). Kockelmans, F., ‘Aanschaf JSF niet echt noodzakelijk,’ ANP (14 februari 2013). Kockelmans, F., ‘Vrijdag extra fractievergadering PvdA,’ ANP (19 september 2013). Lierop, H. van, ‘Coalitie verdeeld over aanschaf test-JSF,’ ANP (30 oktober 2008). Lierop, H. van, ‘Zweeds toestel minder duur dan JSF,’ ANP (26 augustus 2008). Marcouch, A., ‘Werkgelegenheid staat centraal bij maatregelen Justitie,’ (23 maart 2013). http://www.pvda.nl/berichten/2013/03/Werkgelegenheid+staat+centraal+bij+maatregelen+Justitie (vrijdag 19 september 2014). NOS Journaal (6 november 2013).

NRC-dossier ‘Besluitvorming rond de JSF’: http://vorige.nrc.nl/redactie/economie/jsf.pdf (vrijdag 4 juli 2014).

Pauw en Witteman (18 september 2013). Pauw en Witteman (19 september 2013). Radio-uitzending VPRO-programma Embargo 19 maart 1976. http://weblogs.vpro.nl/radioarchief/2009/04/27/de-vervanging-van-de-starfighter/ (zondag 28 december 2014). Reijnen, B., ‘Vliegtuigindustrie: miljardenorders graag,’ Elsevier (23 juni 2007). Reijns, M., ‘PvdA: nu geen JSF-testtoestellen,’ ANP (22 april 2009). Ruyter, I. de, ‘Kabinet blijft investeren in JSF,’ ANP (4 juli 2012). Ruyter, Y. de, ‘Hennis herhaalt: voorlopig geen besluit JSF,’ ANP (15 maart 2013). Scholten, L., ‘PvdA naar laagste punt in peiling De Hond,’ ANP (8 september 2013). Schramade, K., ‘SEO baseerde onderzoek op rapport JSF-lobby,’ Follow the Money (6 november 2013). Schramade, K., ‘PvdA draait door in JSF-dossier,’ Follow the Money (9 september 2013). http://www.ftm.nl/exclusive/pvda-draait-door-in-jsf-dossier/ (vrijdag 14 februari 2014). Weezel, M. van, ‘Kon iemand die lui in Den Haag eens flink door elkaar schudden, moet Holbrooke hebben gedacht,’ Vrij Nederland (29 januari 2011). Wikileaks Cable EO 12958 DECL: 08/18/2025 SUBJECT: AMBASSADOR'S PARTING THOUGHTS ON TAKING THE DUTCH TO THE NEXT LEVEL Wikileaks Cable: 95112,2/2/2007 15:33,07THEHAGUE205,"Embassy The Hague", CONFIDENTIAL,,"VZCZCXYZ0000 OO RUEHWEB.

Page 125: Een politieke jojo?

125

Wiltjer, H., ‘Samsom krijgt partij achter zijn JSF-koers,’ ANP (21 september 2013). Wiltjer, H., ‘Stuiveling: snel beslissen over JSF,’ ANP (24 oktober 2012). Wiltjer, H., ‘VVD en CDA halen hard uit naar PvdA over JSF,’ ANP (5 juli 2012). Wiltjer, H., ‘VVD kan leven met ruim dertig JSF’s,’ ANP (27 maart 2013). Geïnterviewde personen Bernard Bot (CDA) – oud-minister van Buitenlandse Zaken in de kabinetten Balkenende II en III. Bert Bakker (D66) – voormalig Kamerlid en voorzitter Parlementaire Enquêtecommissie Srebrenica.