HET IMPOSANTE ZWARTE LICHAAM VS. HET SUPERIEURE … · het imposante zwarte lichaam vs. het...
Transcript of HET IMPOSANTE ZWARTE LICHAAM VS. HET SUPERIEURE … · het imposante zwarte lichaam vs. het...
HET IMPOSANTE ZWARTE LICHAAM VS.
HET SUPERIEURE BLANKE INTELLECT EEN ONDERZOEK NAAR RACIALE STEREOTYPERING IN DE
VLAAMSE VOETBALVERSLAGGEVING Wetenschappelijk artikel
Aantal woorden: 8627
Wouter Vanacker Stamnummer: 01202057
Promotor: prof. dr. Sarah Van Leuven
Commissaris: dr. Sara De Vuyst
Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting
Communicatiewetenschappen afstudeerrichting Journalistiek
Academiejaar: 2017-2018
Het imposante zwarte lichaam vs. het superieure blanke intellect
Een onderzoek naar raciale stereotypering in de
Vlaamse voetbalverslaggeving
ABSTRACT This study investigates racial stereotyping in Flemish sports coverage. Previous research indicates
that there are considerable differences in the coverage of black and white athletes. A quantitative
content analysis of newspaper coverage about the Belgian national football team during the World
Cup 2014 and the European Championship 2016 was used to address the research questions and
hypotheses. Firstly, results showed a confirmation of the natural ability stereotype. This stereotype
poses white athletes as clearly disadvantaged relative to black athletes, who are seen as "natural
athletes" and having superior physiology. The media reinforce this stereotype by more highlighting
the physical qualities of black sportsmen, whereas white players are more credited for their hard work
and their intellect. Secondly, black athletes receive more criticism and less praise than white
sportsmen. Finally, black players are more stereotyped as deviant, contrary to white athletes who are
more portrayed as professional and disciplined. Furthermore, previous research mainly focused on
the black-white distinction. Because this was found insufficient in the current multicultural society, the
group of players with another ethnic background was divided into two subgroups: players with black
African roots and players with backgrounds in other parts of the world. The same hypotheses were
tested on these two subgroups. Results showed that the latter can be considered as an intermediate
category between the white and black athletes.
INLEIDING Met spelers als Romelu Lukaku, Marouane Fellaini, Moussa Dembélé en Christian Benteke is de
huidige Belgische nationale voetbalploeg niet alleen getalenteerder, maar ook gekleurder dan ooit. Een
uitzondering vormen de Rode Duivels daarbij alvast niet. Ook de nationale voetbalploeg van
Frankrijk, Engeland en Portugal - samen met België allemaal Europese landen met een traditioneel
blanke bevolking - tellen steeds meer gekleurde voetballers. Een gevolg daarvan en van de
toegenomen belangstelling voor sport in het algemeen, is dat die sporters met een andere etnische
achtergrond steeds meer in de media opduiken. Hoewel ze vaak ontzettend populair zijn en doorgaans
met lovende woorden overstelpt worden, blijken ze nog af en toe het slachtoffer van racisme. Ook in
de 21ste
eeuw is de raciale problematiek dus nog steeds actueel (Coakley, 2003).
De sportwereld wordt vaak als een plaats beschouwd waar mensen hun ideeën over huidskleur en
etniciteit vormgeven of veranderen (Billings & Hundley, 2010). Daarbij speelt de sportverslaggeving
een grote rol. Die blijkt vaak doorspekt met raciale stereotypen en houdt zo mee de raciale
ongelijkheidsrelaties in stand. Het belang van sport en sportverslaggeving mogen we dan ook op geen
enkel vlak onderschatten. Wat op sportief vlak gebeurt en wat erover geschreven wordt, is vaak een
weerspiegeling van en heeft implicaties voor wat zowel op sociaal, politiek als economisch vlak
gebeurt (Billings & Hundley, 2010; Cashmore, 2005; Coakley, 2003; Farrington, Klivington, Price &
Saeed, 2012; Garland & Rowe, 2001). Een aantal auteurs beweert dat racisme en raciale stereotypering
in de sportverslaggeving zouden afgenomen zijn, vooral door de sterk toegenomen aanwezigheid van
3
atleten met een andere etnische achtergrond in verschillende sportdisciplines (Back, Crabbe &
Solomos, 2001; Sabo, Jansen, Tate, Duncan & Leggett, 1996). De meeste onderzoeken dateren
inderdaad van het einde van de vorige eeuw, maar de raciale problematiek laat nog steeds zijn sporen
na in het alledaagse discours (Farrington et al., 2012, p.114). Het doel van dit onderzoek bestaat er dan
ook in om na te gaan of de vormen van raciale stereotypering waarover gesproken wordt in de
literatuur, ook vandaag nog in de Vlaamse sportverslaggeving terug te vinden zijn.
Aangezien voetbal de populairste sport is in Vlaanderen, nemen we voetbalverslaggeving onder de
loep. Er wordt een kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd op de berichtgeving over de Belgische
nationale voetbalploeg, die gezien de etnische mix van het elftal een ideale case vormt. Met de eerste
onderzoeksvraag onderzoeken we welke vormen van raciale stereotypering terug te vinden zijn in de
Vlaamse voetbalberichtgeving. Specifiek analyseren we hier de verslaggeving tijdens het
wereldkampioenschap van 2014 en het Europees kampioenschap van 2016. Uit de literatuur konden
een aantal hypothesen worden opgesteld. Ten eerste gaan we na of voetballers met een andere etnische
achtergrond negatiever in beeld worden gebracht dan hun blanke teamgenoten. Ten tweede stellen we
de vraag of gekleurde voetballers in de berichtgeving vooral geprezen worden om fysieke
eigenschappen, terwijl blanke voetballers vooral zouden uitblinken op vlak van intelligentie. Ten
derde kijken we of uit de berichtgeving blijkt dat gekleurde spelers hun sportieve succes te danken
hebben aan aangeboren eigenschappen, terwijl dat van blanke spelers vooral het resultaat is van hard
werk. Ten vierde en laatste onderzoeken we berichten over het gedrag van de gekleurde voetballers en
kijken we of hun gedrag als meer afwijkend kan worden beschouwd in vergelijking met die van de
blanke Rode Duivels, die eerder als gedisciplineerd zouden worden afgeschilderd. Met een tweede
onderzoeksvraag spelen we in op de huidige multiculturele samenleving. Omdat de bestaande,
voornamelijk Angelsaksische literatuur vooral focust op het onderscheid tussen zwarte en blanke
sporters, voegen we de categorie 'anderskleurigen' aan de bespreking toe (Corthouts & Scheerder,
2017). Specifiek gaan we na of we voor de voorgaande hypothesen ook een onderscheid kunnen
vaststellen tussen de berichtgeving over enerzijds spelers met zwart-Afrikaanse achtergrond en
anderzijds niet-blanke spelers met roots in andere werelddelen.
In wat volgt, zal eerst een overzicht worden gegeven van de inzichten uit de bestaande literatuur. In
het eerste hoofdstuk staan we stil bij het algemeen belang van beeldvorming en doen we de werking
van stereotypering uit de doeken. Vervolgens gaan we dieper in op stereotypering op basis van ras in
de sportverslaggeving. Na het overlopen van de onderzoeksvragen en hypothesen wordt de
gehanteerde methode besproken. Vervolgens komen de resultaten aan bod. In een laatste hoofdstuk
formuleren we een antwoord op de onderzoeksvragen en geven we beperkingen van het huidige
onderzoek.
4
REPRESENTATIE EN STEREOTYPERING Om het belang van representatie of beeldvorming te verduidelijken, verwijzen we naar het werk van
Hall, Evans en Nixon (2013). Zij stellen dat dingen, mensen of gebeurtenissen in de wereld in zichzelf
geen vaste of ware betekenis dragen. Het is de mens die betekenisgeving mogelijk maakt. Daarvoor
gebruikt hij tekens. Een teken is bijgevolg alles wat betekenis produceert (Mortelmans, 1999, p.10).
Het kan daarbij gaan om gesproken woorden, geluiden, beelden en zelfs objecten. Mensen,
voorwerpen of gebeurtenissen krijgen vervolgens betekenis door de manier waarop we ze
representeren - door de woorden die we ervoor gebruiken, de verhalen die we erover vertellen, de
beelden die we hanteren, de emoties die we ermee associëren, de manier waarop we ze classificeren en
conceptualiseren en de waarden die we eraan hechten (Hall et al., 2013, p. 19). Dat maakt het voor de
mens mogelijk zin te geven aan de wereld en er met anderen complexe gedachten over te delen (Hall
et al., 2013).
In hun werk wijden Hall et al. (2013) een volledig hoofdstuk aan de representatie van de 'other',
waarmee personen of zaken bedoeld worden die opvallend verschillen van 'ons'. 'Otherness' of
'difference' zou essentieel zijn bij het geven van betekenis omdat betekenis pas ontstaat wanneer iets
vergeleken wordt met zijn tegengestelde. We weten bijvoorbeeld wat het betekent om Belg, man of
blank te zijn door het te contrasteren met zijn 'others': Belg is niet-Nederlands, niet-Brits, niet-
Amerikaans,..., man is niet-vrouw en blank is niet-zwart. Het gevolg is dat betekenisgeving op basis
van 'otherness' ambivalent is. Het lijkt enerzijds noodzakelijk in het produceren van betekenis, maar
kan anderzijds ook leiden tot negatieve gevoelens ten opzichte van de ander:
It can be both positive and negative. It is both necessary for the production of meaning; the
formation of language and culture, for social identities and a subjective sense of the self as a sexed
object - and at the same time, it is threatening, a site of danger, of negative feelings, of splitting,
hostility and aggression towards the 'Other' (Hall et al., 2013, p.228).
Bij de beeldvorming van de ander speelt stereotypering een belangrijke rol. Stereotypering kunnen we
definiëren als het reduceren van personen tot een aantal eenvoudige, essentiële en vaak foute of
onvolledige kenmerken die worden voorgesteld als vastgelegd door de natuur (Cashmore, 2005; Hall
et al., 2013). De mens gebruikt het om orde te scheppen in de veelheid aan informatie die hem
overspoelt en stelt hem in staat om te gaan met de complexe en chaotische wereld waarin hij zich
dagelijks begeeft. Aansluitend bepalen de belangen en oordelen van de dominante groepen in de
maatschappij de waardering van stereotypes. Leden van de dominante groepen stellen leden van niet-
dominante groepen voor als anders en maken ze zo tot buitenstaanders, wat leidt tot het in stand
houden van de sociale of symbolische orde (Spee, Lefever & Vanhoof, 1999). Hall et al. (2013, p.248)
verwoorden het als volgt:
It sets up a symbolic frontier between the 'normal' and the 'deviant', the 'normal' and the
'pathological', the 'acceptable' and the 'unacceptable', what 'belongs' and what does not or is
5
'Other', between 'insiders' and 'outsiders', Us and Them. It facilitates the 'binding' or bonding
together of all of Us who are 'normal' into one 'imagined community'; and it sends into symbolic
exile all of Them - 'the Others' - who are in some way different - 'beyond the pale'.
Het beeld dat we vormen van de ander wordt daarbij vooral bepaald door de traditionele stereotypen
die bestaan over de groep waartoe hij behoort (Hall et al., 2013). Het resultaat zijn misleidende
veralgemeningen op basis van louter een aantal (vaak uiterlijke) kenmerken die de verscheidenheid
binnen die groep negeren (Lester, 1996; Wenner, 1998). Die groepen zijn veelal bepaald door
geslacht, leeftijd, sociale klasse en ook ras.
Hoewel het concept 'ras' al eeuwenlang bestudeerd wordt en vandaag nog steeds in het alledaagse
discours voorkomt, is het moeilijk er een eenduidige definitie op te plakken. Wie tot welk 'ras' behoort,
beschouwen we als genetisch vastgelegd en wordt bepaald door de machtige groepen in de
maatschappij (Coakley, 2003, p.284). Hieruit blijkt dat ras een ambigu begrip is dat we moeten
situeren binnen een bepaalde sociale en historische context. Hall (1996) noemt het daarom een floating
signifier, dat afhankelijk van de context een andere betekenis krijgt. Het trekt grenzen tussen mensen
en is gebaseerd op het geloof dat de verschillen tussen categorieën mensen permanent en
onveranderlijk zijn (Farrington et al., 2012). Racisme vervolgens is gestoeld op het ongegronde geloof
in de superioriteit van het ene ras ten opzichte van een ander ras en maakt het hiërarchisch ordenen
van categorieën mensen mogelijk (Maly, 2009, p.43). Het houdt de scheiding van groepen mensen in
en vervolgens het afwijzen van de ene groep door de andere. Dit ligt aan de basis van de aanhoudende
ongelijkheid in de samenleving en werkt polarisering in de hand (Benedict, 1983; Farrington et al.,
2012).
Bij dit alles dienen we ten slotte ook de rol van de media en journalisten te bespreken. Met
representatie en stereotypering van de ander hangt namelijk samen dat voor zaken waar we nauwelijks
of niet in contact mee komen, de media vaak als belangrijkste bron van informatie dienen. Hun rol kan
bij de beeldvorming van objecten, mensen of gebeurtenissen in de wereld dan ook niet onderschat
worden. De media bieden een beeld van de werkelijkheid, maar dat is nooit een exacte weergave van
wat er zich in de wereld afspeelt (Bennett, Kendall & McDougall, 2011). Kranten, nieuwsuitzendingen
en journalisten verkiezen bepaalde thema's, woorden en beelden boven andere en fungeren daardoor
als gatekeepers én als framers: zij bepalen welke informatie het publiek te zien krijgt én hoe dat in
beeld wordt gebracht (Entman, 2010; Krøvel & Roksvold, 2012). Wat de raciale ongelijkheidsrelaties
in de samenleving betreft, schrijven Omi en Winant (1986, p.63) dat de kracht van de media niet enkel
ligt in de capaciteit om de dominante raciale ideologie te weerspiegelen, maar ook en vooral in de
mogelijkheid om die ideologie in de eerste plaats vorm te geven. Vooral voor mensen die geen
rechtstreekse ervaring hebben met een multiculturele samenleving, dienen de media als primaire
informatiebron om na te denken over raciale relaties in de maatschappij. Zij laten hun kennis dan ook
grotendeels bepalen door die informatie (Maly, 2009). Het gevaar bestaat er ten slotte in dat wanneer
6
stereotypen - al dan niet bewust - in de berichtgeving sluipen, we misleidende representaties over
leden van diverse culturele groepen bevestigd zien. Op die manier leidt, zonder adequate ervaringen of
educatieve referenties, stereotypering in de media tot de bestendiging van vooroordelen en
aanhoudende discriminatie in de samenleving (Lester, 1996).
RACIALE STEREOTYPERING IN DE SPORTVERSLAGGEVING De raciale problematiek komt ook terug in de sport en de sportjournalistiek. Gezien het toenemend
belang van sport in de samenleving bereiken de sportpagina's een steeds groter publiek, waardoor ook
de impact steeds groter wordt (Crolley & Hand, 2006; Farrington et al., 2012). Hoewel we op het vlak
van discriminatie positieve tendensen kunnen vaststellen en de raciale relaties in meerdere sporttakken
verbeterd zijn, kunnen we de sportwereld nog lang niet als een paradijs van raciale harmonie
beschouwen (Coakley, 2003, p. 284). De uitdagingen waarmee we ons vandaag geconfronteerd zien,
zijn anders dan die van twintig jaar geleden. Er stellen zich steeds nieuwe problemen, waar we telkens
andere oplossingen voor moeten zoeken. Tegen vormen van overt racism, wat neerkomt op het
openlijk uiten van racistische opmerkingen, werden de laatste decennia verschillende acties
ondernomen. Meer verdoken vormen van racisme, covert racism of onzichtbaar racisme, zijn wel nog
steeds alomtegenwoordig (De Ridder, 2009; Maly, 2009).
Stereotypering op basis van ras is een voorbeeld van dergelijk onzichtbaar racisme. Zo is sprake van
het natural ability stereotype, dat gebaseerd is op het geloof dat mensen met een zwarte huidskleur
genetisch en anatomisch meer zouden zijn aangepast aan sommige sporttakken (Billings & Hundley,
2010; Farrington et al., 2012). Het resultaat is een verschillende beeldvorming van blanke en zwarte
sporters. Volgens het natural ability stereotype zouden zwarte atleten 'geboren atleten' zijn, waardoor
ze in de berichtgeving vooral geroemd worden om aangeboren, fysieke kwaliteiten (Andrews, 1996;
Jackson, 1989; McDonald, 1996). Bijgevolg kunnen we aannemen dat zwarte sporters zich minder
moeten inzetten om sportieve successen te bereiken, terwijl blanke sporters door hun genetische
'achterstand' harder zouden moeten werken (Farrington et al., 2012; Hylton, 2009). Verder wordt
verondersteld, door vooral op hun fysieke superioriteit te focussen, dat zwarte sporters intellectueel
minderwaardig zouden zijn en een tekort aan mentale vermogens zouden hebben om belangrijke
functies uit te oefenen of centrale posities in te nemen, zowel op als naast het voetbalveld (Farrington
et al., 2012, p.19). Dat lijkt eerder weggelegd voor blanken, die in de berichtgeving vooral gelauwerd
worden voor hun vermeende intelligentie.
In navolging van het natural ability stereotype onderzochten meerdere studies verklaringen voor het
sportieve succes van zwarte sporters. Genetische aanleg, spiervezeltype, hogere
zuurstofopnamecapaciteit, andere hemoglobine- en hematocrietwaarden en lichaamsbouw werden als
mogelijke redenen gegeven, maar nooit kon een onderzoek wetenschappelijk bewijzen dat zwarte
7
atleten hun successen aan een van die factoren te danken hebben (Wilber & Pitsiladis, 2012).
Economische motieven blijken de belangrijkste factor. Zo ambiëren veel sporters uit Zwart-Afrika een
sportieve carrière vanwege de gunstige financiële vooruitzichten (Wilber & Pitsiladis, 2012).
Desondanks blijft zowel bij journalisten, de fans als de sporters zelf het geloof bestaan dat zwarte
sporters aangeboren kwaliteiten zouden bezitten om te excelleren op sportief vlak. Daarbij komt nog
dat zwarte, vaak jonge mensen ook vanuit hun eigen entourage worden aangeraden te focussen op het
sportieve omdat ze daar de meeste slaagkansen zouden hebben (Hoberman, 1997, p.5). Op die manier
geraakt een groot aantal zwarte mensen ervan overtuigd dat het hun biologisch en cultureel lot zou zijn
om een succesvolle sportcarrière op te starten. Dat uit zich in het aantal sporters in bepaalde
sporttakken. Zo nemen we in sommige landen in bepaalde sporttakken een overrepresentatie waar van
het aantal sporters met een andere etnische achtergrond ten opzichte van de verdeling in de bevolking
(Corthouts & Scheerder, 2017; Lapchick, 2006).
Naast het natural ability stereotype, sluipen nog andere vormen van stereotypering in de
sportverslaggeving. Een studie van Rainville en McCormick (1977) die de verschillen tussen de
berichtgeving over blanke en zwarte basketters uit de NBA onderzocht aan de hand van covers van het
tijdschrift Sports Illustrated, toont ten eerste aan dat over blanke spelers vooral positief bericht wordt,
terwijl over zwarte sporters meer negatieve berichten verschijnen. Zo krijgen blanken meer lof en
minder kritiek. Over zwarten daarentegen verschijnen meer kritische berichten en ze krijgen doorgaans
een negatievere reputatie aangemeten. Ook Billings en Hundley (2010) onderzochten de negatieve
beeldvorming van zwarte basketters. Ze stelden vast dat die na verloop van tijd zelfs drastisch toenam.
De beeldvorming van blanke spelers was veel positiever en bleef min of meer consistent. Ten tweede
was ook de berichtgeving over het gedrag van blanke en zwarte sporters het uitgangspunt van veel
studies. Davis en Harris (1998) kwamen tot de conclusie dat gekleurde sporters meer afwijkend gedrag
vertonen. Zo worden ze in de berichtgeving vaker dan blanke sporters afgeschilderd als gewelddadig,
animal-like, kinderachtig en voorgesteld als atleten met een losbandige levensstijl (door associaties
met drugs, seks en gokverslavingen) zonder leiderscapaciteiten. Aansluitend kwam uit een studie van
Cole en Andrews (1996) naar voren dat gekleurde sporters vooral als egoïstisch en arrogant worden
beschreven, terwijl blanke sporters goede teamspelers, professioneel en gedisciplineerd zijn.
Ten slotte dient te worden opgemerkt dat we met al de boven geschetste bevindingen voorzichtig
moeten omgaan. Back et al. (2001) en Sabo et al. (1996) menen enerzijds dat de raciale problematiek
zou getemperd zijn. Ze ontkennen niet dat racisme en raciale stereotypering een impact hebben gehad
op de sport en de sportverslaggeving, maar door de toename van atleten met een andere etnische
achtergrond in een aantal sporttakken en de vele maatregelen die reeds werden genomen, lijkt een
ommekeer aan de gang. Ook constateerden Sabo et al. (1996) dat bij internationale sportevenementen
de nationaliteit van de atleten primeert op welke huidskleur iemand heeft. Anderzijds lijkt een
onderscheid tussen enkel blanke en zwarte spelers - waar de bestaande, voornamelijk Angelsaksische
8
literatuur op focust - niet langer toereikend. Een differentiatie die beter geschikt lijkt, vinden we terug
bij Corthouts & Scheerder (2017). Zij deden onderzoek naar raciale verschillen in de Belgische eerste
voetbalklasse en maakten een onderscheid op basis van de door Unia vastgelegde 'raciale criteria'
nationaliteit, huidskleur en afkomst. Ze komen tot drie hoofdcategorieën met betrekking tot
huidskleur: zwart-Afrikaans, anderskleurig en blank. Zwart-Afrikaanse spelers zijn van Sub-Sahara-
Afrikaanse afkomst; anderskleurigen zijn niet-blanke spelers met roots in Noord-Afrika, Zuid-
Amerika, Azië en Oceanië; blanke spelers zijn van Europese of niet-Europese (exclusief
eerdergenoemde) afkomst. Studies naar de berichtgeving over sporters met een andere dan zwart-
Afrikaanse roots zijn vooralsnog beperkt. Onderzoek naar de berichtgeving in de huidige
multiculturele samenleving, lijkt dan ook noodzakelijk.
HYPOTHESEN Het hoofddoel van deze thesis bestaat erin na te gaan of in de Vlaamse voetbalverslaggeving ook
vandaag nog vormen van raciale stereotypering over spelers met een andere etnische achtergrond
(hierna: gekleurde spelers) aanwezig zijn. De centrale onderzoeksvraag luidt dan ook.
OV1: Welke vormen van raciale stereotypering zijn vandaag terug vinden in de Vlaamse
voetbalverslaggeving?
Om deze vraag zo exhaustief mogelijk te beantwoorden, formuleerden we op basis van het hierboven
geschetste literatuuroverzicht een aantal hypothesen. Een eerste hypothese sluit aan bij het onderzoek
van Billings en Hundley (2010) en Rainville and McCormick (1977) en peilt naar de al dan niet
negatievere berichtgeving over de prestaties van gekleurde spelers. Uit hun studies kwam naar voren
dat blanke spelers vaker positief in beeld worden gebracht en met lof overspoeld worden, terwijl
zwarte spelers meer kritiek te verwerken krijgen. Hieruit volgt de volgende hypothese.
H1: Gekleurde voetballers worden negatiever in beeld gebracht dan hun blanke teamgenoten.
Ook staan we stil bij het natural ability stereotype, dat gestoeld is op de overtuiging dat zwarte
sporters een genetisch voordeel zouden hebben tegenover blanke spelers. Uit de studie van Billings en
Hundley (2010) blijkt dat de berichtgeving vooral de fysieke kwaliteiten van zwarte NBA-spelers in
de verf zet, terwijl blanke basketters vooral geprezen worden voor hun intellectuele vermogens. Ook
in andere onderzoeken van onder meer Andrews (1996), Jackson (1989) en McDonald (1996) luidt de
conclusie dat de berichtgeving blanke atleten vooral lauwert voor hun leiderscapaciteiten, tactische
vaardigheden, strategie en intelligentie. Zwarte sporters worden daarentegen geprezen voor hun
snelheid, kracht, atletische lichaamsbouw en uithouding. Dit levert de volgende hypothese op.
H2: Gekleurde spelers worden in de berichtgeving geroemd worden om fysieke eigenschappen, terwijl
blanke spelers vooral geprezen woorden voor hun intellectuele vermogens.
9
Aansluitend staan we stil bij de veronderstellingen van Farrington et al. (2012) en Hylton (2009). Als
gevolg van het natural ability stereotype gaan ze ervan uit dat de verslaggeving al het zware werk en
de vele opofferingen negeert die aan het succes van zwarte atleten vooraf gaan. Zwarte sporters
zouden zich met andere woorden minder moeten inzetten om sportieve successen te bereiken, terwijl
blanke sporters door hun genetische 'achterstand' harder zouden moeten werken. Daarom gaan we na
of we uit de formulering expliciet kunnen afleiden dat de successen van blanke spelers - veel meer dan
hun gekleurde teamgenoten, die hun successen vooral te danken zouden hebben aan aangeboren
kenmerken - het resultaat zijn van hard werk, veel training en grote opofferingen.
H3: Uit de berichtgeving blijkt dat gekleurde spelers hun sportieve succes te danken hebben aan
aangeboren eigenschappen, terwijl dat van blanke spelers vooral het resultaat is van hard werk.
Vervolgens analyseren we de berichtgeving over het gedrag van de voetballers. Zoals bij het
onderzoek van Davis en Harris (1998) en Cole en Andrews (1996) gaan we na of we dat van gekleurde
voetballers als afwijkend kunnen beschouwen ten opzichte van de meer plichtbewuste blanke spelers.
Zo zouden gekleurde sporters meer afgeschilderd worden als gewelddadig, kinderachtig, egoïstisch en
arrogant, terwijl blanke sporters goede teamspelers, professioneel en gedisciplineerd zijn.
H4: Uit de berichtgeving komt naar voren dat gekleurde spelers vaker afwijkend gedrag vertonen,
terwijl blanke spelers vaker als gedisciplineerd worden voorgesteld.
Zoals aan het slot van het literatuuroverzicht werd opgemerkt, lijkt een onderscheid tussen enkel
blanke en zwarte spelers in de huidige multiculturele samenleving niet langer geschikt. In navolging
van Corthouts & Scheerder (2017), splitsen we ook hier de categorie van spelers met een andere
etnische achtergrond in twee groepen: zwart-Afrikaanse en anderskleurige voetballers. Aangezien
hierover nog weinig onderzoek bestaat, stelden we een tweede onderzoeksvraag op. Concreet kijken
we voor de bovenvermelde hypothesen ook telkens naar het onderscheid tussen zwart-Afrikaanse en
anderskleurige spelers.
OV2: Zijn er binnen de categorie van gekleurde voetballers verschillen merkbaar in de berichtgeving
over zwart-Afrikaanse en anderskleurige voetballers?
METHODOLOGIE De methode die zich het beste leent om op al deze vragen een antwoord te formuleren, is een
inhoudsanalyse. Dat soort onderzoek is gericht op de inhoud van (nieuws)media en biedt de
mogelijkheid, ervan uitgaande dat de media een spiegel vormen van de samenleving, om na te gaan
hoe de maatschappij tegen bepaalde sociale verschijnselen of problemen aankijkt (Koetsenruijter &
Van Hout, 2014). Er bestaat zowel een kwalitatieve als kwantitatieve variant. Eerstgenoemde probeert
vooral antwoorden te formuleren op hoe-vragen door patronen bloot te leggen, mogelijke oorzaken in
10
kaart te brengen of categorieën te benoemen. Bij laatstgenoemde worden aantallen of numerieke
verhoudingen van variabelen onderzocht (Koetsenruijter & Van Hout, 2014). Omdat deze studie erop
gericht is na te gaan in welke mate bepaalde kenmerken voorkomen bij welke huidskleuren, hanteren
we een kwantitatieve aanpak.
Steekproef De inhoudsanalyse werd uitgevoerd op krantenartikels (N = 687). Daarbij analyseren we de
berichtgeving over de Belgische nationale voetbalploeg. We kiezen voor voetbal omdat het met
voorsprong de populairste sport is in het land. De selectie voor de Belgische nationale ploeg valt te
verklaren door de massale belangstelling in de Vlaamse pers en de etnische mix van het elftal. Voor
elk toernooi selecteerde de bondscoach 23 spelers. Omdat de kern van het EK niet identiek was aan
die van het WK, kwamen in totaal 32 Rode Duivels in acties. Van die 32 internationals behoren 18
spelers tot de blanke en 14 tot de gekleurde groep. Die laatste kan worden opgesplitst in 8
anderskleurigen en 6 spelers met zwart-Afrikaanse roots. Daarbij nemen we de verslaggeving tijdens
het wereldkampioenschap van 2014 en het Europees kampioenschap van 2016 onder de loep. Dit
opnieuw vanwege de massale persbelangstelling en omdat het de twee meest recente toernooien zijn
met voldoende tijd tussen voorgaande studies, die vooral eind jaren 90 plaatsvonden. Bij het
analyseren onderzoeken we of er ook verschillen bestaan tussen de berichtgeving over het WK 2014
en het EK 2016. Enkel wanneer die verschillen significant zijn, zal hierover gerapporteerd worden.
Het WK van 2014 speelde zich af van 12 juni tot 13 juli en het EK van 2016 vond plaats van 10 juni
tot 10 juli. Om te garanderen dat de afbakening voldoende breed is, nemen we ook artikels van voor en
na deze periodes op in de steekproef. Als beginpunt wordt het moment gekozen waarop de bondscoach
de selectie voor het desbetreffende toernooi bekendmaakte. Aangezien dit gepaard gaat met uitvoerige
besprekingen over de kwaliteiten van de geselecteerde spelers, is het relevant ook deze berichten te
behandelen. Voor het WK was dat 13 mei 2014; voor het EK 31 mei 2016. We nemen artikels op die
verschenen tot een week na de finale: 20 juli 2014 voor het WK en 17 juli 2016 EK. Aangezien de
Belgen telkens voor de finale uitgeschakeld werden, garanderen we op die manier dat ook
nabeschouwingen en terugblikken tot het sample behoren.
Er werd besloten om artikels uit Het Nieuwsblad (HNB) en Het Laatste Nieuws (HLN) te verzamelen.
De reden voor die keuze is van tweeërlei aard. Ten eerste zijn het de twee Vlaamse kranten die het
meest aandacht aan sport besteden. Ten tweede zijn op die manier de twee belangrijkste
mediabedrijven (Het Nieuwsblad van Mediahuis en Het Laatste Nieuws van de Persgroep) van de
Vlaamse krantenmarkt vertegenwoordigd. Aangezien de sportbijdragen van kranten binnen hetzelfde
mediabedrijf gelijkaardig zijn, volstaat het deze twee kranten te analyseren. Ook hier gaan we bij de
11
analyse na of er verschillen bestaan tussen de berichtgeving van beide kranten. Opnieuw zal hierover
enkel gerapporteerd worden wanneer die verschillen significant blijken.
Meetinstrument We verzamelen de artikels digitaal via de online persdatabank Gopress. Daarbij worden de namen van
de spelers als zoektermen gebruikt en ingegeven binnen de afgebakende tijdsperiode. Uit die
verzameling artikels selecteren we enkel de artikels waarin bericht wordt over de prestaties of
gedragingen van de Rode Duivels. Vervolgens nemen we het fragment tekst over waarin hierover
bericht wordt om het vervolgens te coderen. Uit de 687 artikels selecteerden we uiteindelijk 983
fragmenten.
Voor het coderen stelden we een registratieformulier en een codeboek op, die in de bijlagen terug te
vinden zijn. Bij het invullen van het registratieformulier noteren we telkens eerst het fragment tekst.
Daarna wordt de datum van het artikel vermeld waaruit het fragment komt en of het in Het
Nieuwsblad (N = 442) dan wel Het Laatste Nieuws (N = 541) verscheen. Ook duiden we de naam aan
van de speler waarop het fragment betrekking heeft, diens huidskleur (blank, anderskleurig of zwart-
Afrikaans) en of de huidskleur van de speler expliciet vermeld wordt. Het doel van dit laatste is om na
te gaan of naast de covert vormen ook overt vormen van racisme voorkomen.
Verder geven we aan uit welk type artikel het fragment stamt. We onderscheiden vijf types:
journalistieke werken (N = 640), interviews (N = 205), columns (N = 56), stukken van analisten
(N = 49) en lezersbrieven (N = 33). Journalistieke werken betreffen artikels van de sportjournalisten
van Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws. Onder columns worden stukken verstaan die geschreven
zijn door de vaste columnisten van de krant. Het betreft daarbij artikels die minder gericht zijn op de
sportieve prestaties van de Rode Duivels, maar vanuit een andere invalshoek de gebeurtenissen
belichten. Voorbeelden zijn de schrijfsels van Herman Brusselmans of de column 'KUS' van Hilde
Van Malderen en Hugo Camps. Het verschil met de stukken van analisten, die ook als vaste rubriek in
de krant verschenen, is dat analisten professionele linken hebben met het voetbal en met hun kennis
hun licht laten schijnen over de prestaties van de spelers. Onder interviews verstaan we interviews met
spelers, leden van de staf, familieleden van de spelers en/of supporters. Lezersbrieven zijn brieven die
een lezer schrijft aan de redactie van de krant om te reageren op uitspraken of berichten in die krant.
Belangrijk te vermelden is dat we voor het eigenlijke onderzoek enkel de journalistieke werken en de
stukken van analisten analyseren. Interviews, columns en lezersbrieven laten we weg wegens enerzijds
de gekleurde inhoud en anderzijds het gebrek aan expertise. Enkel wanneer we significante verschillen
waarnemen door het weglaten of toevoegen van die laatste drie types, zal hierover gerapporteerd
worden.
12
Vervolgens bekijken we de inhoud van het fragment. Daarbij kunnen telkens een of meerdere van de
volgende zaken worden aangevinkt. Eerst kijken we of het bericht een positieve dan wel negatieve
connotatie heeft. Hierbij doelen we op de evaluatie van de prestaties van de speler. Negatieve
commentaren verschijnen vaak in de vorm van kritieken. Positieve opmerkingen zijn lofbetuigingen.
Ten tweede gaan we na of het bericht de fysieke dan wel intellectuele capaciteiten van de speler
behandelt. Onder fysieke kwaliteiten bedoelen we zaken als lichaamsbouw (waaronder beschrijvingen
over lengte, spiermassa vallen), atletisch vermogen en (duel- of sprong)kracht. Intellectueel vermogen
betreft zaken zoals verstand, speloverzicht, positiespel en leiderscapaciteiten. Aansluitend duiden we
aan of de besproken eigenschap expliciet als aangeboren of als het resultaat van hard werk wordt
voorgesteld. Als iets aangeboren is, worden woorden gebruikt als 'intrinsiek', 'talent', 'van nature'. Hard
werk daarentegen uit de auteur door zaken als de trainingen, opofferingen of geleverde inspanningen
te vermelden.
Als laatste bekijken we beschrijvingen over het gedrag van de speler: etaleert de speler gedisciplineerd
of afwijkend gedrag, zowel op als naast het veld? Gedisciplineerd gedrag slaat op opmerkingen
omtrent inzet, motivatie, discipline, toewijding en of de speler een teamspeler is. Met afwijkend
gedrag bedoelen we zaken als agressief, arrogant, opvallend uiterlijk (kapsel, tatoeages), egoïstisch,
onprofessioneel of buitensporig.
De betrouwbaarheid ten slotte meten we door middel van de test-hertest methode. Daarbij wordt de
betrouwbaarheid getest door met een korte tussentijd twee metingen uit te voeren (Roose &
Meuleman, 2014). Hier codeerden we een deel van de fragmenten (N = 50) opnieuw nadat de eerste
500 fragmenten gecodeerd waren. Tussen beide coderingen zaten twee weken. Vervolgens berekenden
we de intercodeurbetrouwbaarheid. De Kappa-waarden van de individuele variabelen bedroegen
telkens meer dan 0,80, waardoor we kunnen stellen dat de betrouwbaarheid van de inhoudsanalyse
voldoende hoog is. De resultaten van de test-hertest methode zijn terug te vinden in de bijlagen.
RESULTATEN Zoals boven vermeld, konden we uit de 687 artikels uiteindelijk 983 fragmenten selecteren waarin
gesproken wordt over de prestaties en/of het gedrag van één van de spelers. Nadat we de interviews,
columns en lezersbrieven uit de dataset filterden, bleven nog 689 fragmenten over. De verdeling van
blanke (N = 332; 48,2%) en gekleurde (N = 357; 51,8%) spelers is mooi in evenwicht. Ook binnen de
gekleurde spelers is de verdeling van het aantal fragmenten over anderskleurige (N= 220; 61,6%) en
zwart-Afrikaanse (N = 137; 38,4%) spelers representatief voor de verdeling binnen de selectie. De
huidskleur van gekleurde spelers wordt nergens expliciet vermeld. Enkel wanneer we de interviews,
columns en lezersbrieven bij de analyse betrekken, kunnen we hier voorbeelden van terug vinden. In
een van zijn columns schrijft Herman Brusselmans bijvoorbeeld: Benteke en Origi zijn het soort forse
13
negermannen die de kracht hebben om los door een muur te lopen, maar ja, los door een muur lopen,
wat schiet je daar mede op (HLN, 24/06/2016)? Die beschrijving van Brusselmans vormt eerder een
uitzondering. De spelers met een andere etnische achtergrond worden in de andere artikels doorgaans
beschouwd als een verrijking voor ons land. Ook journalisten staan af en toe stil bij de roots van
sommige spelers. Daarbij worden spelers als Vincent Kompany, Romelu Lukaku en Divock Origi
gezien als ambassadeurs van de multiculturele samenleving: Luister naar Vincent Kompany, Romelu
Lukaku, Divock Origi en besluit dat migratie een land alleen maar succesvoller, aantrekkelijker, rijker
en zowaar ook eensgezinder maakt. Punt (HLN, 24/06/2014).
Bij de verdeling van het aantal fragmenten per toernooi is een duidelijke overrepresentatie van het WK
2014 (N = 429; 62,3%) ten opzichte van het EK 2016 (N = 260; 37,7%) merkbaar. Daarvoor kunnen
we drie redenen aanhalen. Ten eerste was het WK in 2014 het eerste grote toernooi waarvoor de Rode
Duivels zich na lange tijd wisten te kwalificeren. Ten tweede is de periode waarover artikels werden
verzameld langer bij het WK dan bij het EK. Ten derde is een wereldkampioenschap een groter
toernooi met meer internationaal prestige. Vermoedelijk resulteert dit in meer aandacht dan voor een
Europees kampioenschap. Als we kijken naar de verschillen in connotatie van de berichtgeving voor
beide toernooien, valt op dat de verslaggeving over het EK 2016 significant negatiever is dan die
tijdens het WK 2014 (X² = 4,10; p < 0,05). Dat de spelers meer kritiek kregen tijdens en na het EK
valt mogelijks te verklaren door de onverwacht vroege uitschakeling. Op het WK daarentegen haalden
de Rode Duivels na jarenlange afwezigheid op een groot toernooi onverhoopt de kwartfinales, wat
resulteerde in meer lofbetuigingen.
Focussen we vervolgens op de onderzoeksvragen, dan wil OV1 een antwoord bieden op de vraag of in
de Vlaamse voetbalverslaggeving ook vandaag nog vormen van raciale stereotypering, waarover
sprake in de literatuur, merkbaar zijn. Daarvoor stelden we vier hypotheses op. Aansluitend gaan we
voor OV2 na of we binnen de groep van spelers met een andere etnische achtergrond ook een
onderscheid vinden in de berichtgeving tussen anderskleurige en zwart-Afrikaanse voetballers. Aan de
hand van kruistabellen geven we hierna enkele beschrijvende resultaten weer. Een kruistabel is een
eenvoudige, beschrijvende analysetechniek die wordt gebruikt om het verband tussen twee
categorische variabelen te onderzoeken. Via de Pearson's Chi-kwadraattoets (en in een enkel geval de
Fisher’s Exact Test) duiden we telkens aan of de gevonden verschillen significant zijn. We gaan uit
van het 5%-significantieniveau. In wat volgt, worden de vier hypothesen apart behandeld.
Hypothese 1
Bij hypothese 1 gaan we na of er een samenhang bestaat tussen de huidskleur van de spelers en de
connotatie van het bericht. Tabel 1 toont dat er over blanke spelers meer positieve berichten
verschijnen. Het overgrote deel negatieve berichten gaat over gekleurde spelers. Tussen de aard van de
14
berichtgeving en de huidskleur van de speler stellen we een significante samenhang vast (X² = 4,25;
p < 0,05). Hypothese 1 mogen we dus aanvaarden. Als we binnen de categorie van gekleurde spelers
naar het onderscheid tussen anderskleurige en zwart-Afrikaanse voetballers kijken, verschijnen er
meer negatieve berichten over laatstgenoemden. Opnieuw nemen we hier een statisch significant
verband waar (X² = 5,11; p < 0,05).
Tabel 1: connotatie berichtgeving
Berichtgeving
Huidskleur Positief Negatief Totaal
Blank 186 (78,2%) 52 (21,8%) 238
Gekleurd 139 (69,5%) 61 (30,5%) 200
Totaal 325 113 438
Anderskleurig 94 (75,2%) 31 (24,8%) 125
Zwart-Afrikaans 45 (60,0%) 30 (40,0%) 75
Totaal 139 61 200
Als we vervolgens de twee kranten onderling met elkaar vergelijken, komen we tot opmerkelijke
verschillen. De resultaten van Het Laatste Nieuws liggen voor het onderscheid in negatieve berichten
over zwart-Afrikaanse (N = 18; 45,0%) en anderskleurige (N = 22; 55,0%) in lijn met wat we
hierboven aantoonden (X² = 5,18; p < 0,05). Het onderscheid tussen gekleurde (N = 32; 32,0%) en
blanke (N = 29; 23,4%) spelers is echter niet langer significant (X² = 2,07; p > 0,05). Ook bij Het
Nieuwsblad liggen de verschillen in berichtgeving dichter bij elkaar en is niet langer sprake van een
significant verband tussen huidskleur en connotatie, zowel bij het onderscheid tussen blanke (N = 23;
20,2%) en gekleurde (N= 29; 29,0%) spelers (X² = 2,26; p > 0,05) als anderskleurige (N = 17; 26,2%)
en zwart-Afrikaanse (N = 12; 34,3%) spelers (X² = 0,73; p > 0,05).
Zoals boven vermeld, werkten we voor de analyses enkel met artikels van journalisten en analisten.
Als we ook interviews, columns en lezersbrieven bij de analyse betrekken, blijven de resultaten
dezelfde, bij zowel het onderscheid tussen blanke en gekleurde (X² = 5,59; p < 0,05) als
anderskleurige en zwart-Afrikaanse spelers (X² = 5,18; p < 0,05). Opvallend is echter dat wanneer we
de journalistieke werken en analysestukken uit de dataset filteren, de significante verbanden
verdwijnen. De connotatie van de berichtgeving verschilt dan niet langer significant per huidskleur,
zowel bij het onderscheid blank-gekleurd (X² = 1,39; p > 0,05) als bij het onderscheid anderskleurig-
zwart-Afrikaans (X² = 0,33; p > 0,05).
15
Hypothese 2 Als we per huidskleur kijken naar de verschillen in de berichtgeving over intellectuele dan wel fysieke
eigenschappen, blijkt uit tabel 2 dat blanke spelers overduidelijk meer geprezen worden om hun
intellectuele vermogens en gekleurde voetballers om hun fysieke kwaliteiten (X² = 34,8; p < 0,0001).
Hypothese 2 mogen we bij deze aanvaarden. Binnen de groep gekleurde spelers zijn de verschillen
verwaarloosbaar (X² = 0,11; p > 0,05).
Tabel 2: berichtgeving over intellectuele en fysieke eigenschappen
Berichtgeving
Huidskleur Intellect Fysiek Totaal
Blank 36 (61,0%) 23 (39,0%) 59
Gekleurd 19 (16,8%) 94 (83,2%) 113
Totaal 55 117 172
Anderskleurig 12 (16,0%) 63 (84,0%) 75
Zwart-Afrikaans 7 (18,4%) 31 (81,6%) 38
Totaal 19 94 113
Als de berichtgeving de fysieke eigenschappen van een speler lauwert (N = 129)
1, worden in het
overgrote deel van de gevallen twee zaken beschreven. Ofwel wordt de lichaamsbouw (N = 78;
60,5%) van de speler vermeld, zoals in het volgende voorbeeld: De rots die er staat. Hij [Vincent
Kompany] brengt rust in de verdediging en dan heeft de rest geen probleem meer. Benen als
kabeltrossen, de torso van een gladiator en een duistere blik die elke spits op voorhand de moed in de
schoenen doet zinken (HNB, 05/07/2014). Ofwel beschrijven journalisten en analisten de kracht (N =
51; 39,5%) die de speler uitstraalt: Als je ziet hoe Fellaini invalt, dan had hij met zijn duelkracht toch
ook van het begin brokken kunnen maken (HLN, 18/06/2014). In de bijnamen die enkele Rode Duivels
krijgen, zien we dat ook hier die fysieke eigenschappen in de verf worden gezet. Zo worden Romelu
Lukaku en Marouane Fellaine meermaals Big Rom en Big Fella genoemd.
Bij de intellectuele eigenschappen (N = 58)2 vinden we meer onderverdelingen. Zo prijzen journalisten
en analisten de spelers om hun verstand (N = 22, 37,9%), hun leiderscapaciteiten (N = 16, 27,6%), hun
1 Het aantal vermeldingen van fysieke eigenschappen ligt hier hoger dan in tabel 2 (N = 117). Dit valt te
verklaren doordat in één fragment zowel de kracht als de lichaamsbouw van een of meerdere spelers geroemd
kunnen worden. 2 Hier geldt dezelfde opmerking als bij de fysieke eigenschappen. In één fragment kunnen verschillende zaken
vermeld worden, wat het onderscheid met het aantal beschrijvingen over intellectuele eigenschappen (N = 55) in
tabel 2 verklaart.
16
speloverzicht (N = 9, 15,5%) en hun positiespel (N = 6, 10,3%). Over Axel Witsel en Toby
Alderweireld lezen we bijvoorbeeld: Met het kruim van de Premier League, de beste doelman ter
wereld, en met één van de meest begaafde nummers 6 [Axel Witsel] in het internationale voetbal, mag
en moet de lat omhoog (HLN, 17/06/2014); Qua IQ zit het bij Alderweireld wat dat betreft goed. Hij
anticipeert zo slim, dat hij op dit EK nog maar één keer foutief een tegenstander moest afstoppen
(HLN, 01/07/2014).
Hypothese 3
Of uit de berichtgeving blijkt of het sportieve succes van de voetballers het resultaat is van hard werk
of te danken is aan aangeboren kwaliteiten, leverde slechts een beperkt aantal resultaten op. Daarom
werken we hier met alle soorten artikels. Daarnaast voeren we door het beperkt aantal waarden
(N = 13) een Fisher's Exact Test uit. Bij het onderscheid tussen blanke en gekleurde spelers levert dat
een significant verschil op (p < 0,001). Als er in de berichtgeving al een reden wordt aangegeven voor
het sportieve succes van de spelers, dan wordt dat bij blanke spelers (N = 7) uitsluitend als het
resultaat van hard werk omschreven, bijvoorbeeld: Al in zijn jonge jaren gold Simon Mignolet als een
waar trainingsbeest. Hij is al van jongsaf aan bezig met extra spieroefeningen als pompen en sit-ups,
maakte indertijd halters van borstels (HNB, 16/06/2014). Gekleurde spelers (N = 6) hebben hun
succes te danken aan aangeboren eigenschappen, bijvoorbeeld: Het werd Kompany allemaal in de
schoot geworpen. Omdat hij zo goed was. Zijn aanbidders noemden hem telkens 'The Chosen One'
(HLN, 04/07/2014). Hypothese 3 mogen we dus aanvaarden. Vooral de volgende zin legt de
verschillen bloot tussen de blanke Thomas Vermaelen, die hard moest werken om een topspeler te
worden en de gekleurde Moussa Demebélé, die als een natuurtalent kan worden beschouwd: "Maar
doorzettingsvermogen en passie hebben Thomas[Vermaelen] zo ver gebracht. [...] Een natuurtalent
zoals Moussa Dembélé zou ik Thomas niet noemen" (HLN, 03/06/2014). Binnen de groep van
gekleurde spelers vinden we geen verschillen (p > 0,05).
Hypothese 4
Kijken we ten slotte naar het verschil in formulering over het gedrag van de spelers, toont tabel 3
opnieuw een aantal opvallende verschillen. Journalisten en analisten omschrijven blanke spelers
significant meer als gedisciplineerd, terwijl gekleurde spelers duidelijk meer afwijkend gedrag zouden
vertonen (X² = 8,33; p < 0,01). Hypothese 4 is daarmee bevestigd. Bij het onderscheid tussen zwart-
Afrikaanse en anderskleurige voetballers zijn de verschillen nog treffender. De berichtgeving over het
gedrag van de anderskleurige Rode Duivels is min of meer in evenwicht, maar die over zwart-
Afrikaanse spelers behandelt significant vaker afwijkend gedrag (X² = 8,08; p < 0,01).
17
Tabel 3: berichtgeving over gedrag
Berichtgeving
Huidskleur Gedisciplineerd Afwijkend Totaal
Blank 43 (66,2%) 22 (33,8%) 65
Gekleurd 37 (42,5%) 50 (57,5%) 87
Totaal 80 72 152
Anderskleurig 33 (51,6%) 31 (48,4%) 64
Zwart-Afrikaans 4 (17,4%) 19 (82,6%) 23
Totaal 37 50 87
Als we opnieuw kijken naar de verschillen tussen de kranten, zien we een opmerkelijk onderscheid
tussen blanke en gekleurde spelers. Het gedrag van laatstgenoemden (N = 26; 55,3%) wordt ook in
Het Laatste Nieuws significant vaker als afwijkend omschreven in vergelijking met dat van de blanke
(N= 9; 25,0%) spelers (X² = 7,68; p < 0,01). Bij Het Nieuwsblad verdwijnt dat significant verband
(X² = 1,56; p > 0,05). Daar sluit het aantal omschrijvingen over het afwijkend gedrag van gekleurde
spelers (N= 24; 60%) dichter aan bij het aantal over de blanke Rode Duivels (N = 13; 44,8%).
Betrekken we ook de interviews, columns en lezersbrieven bij de analyse, dan zijn de verschillen
tussen de blanke en gekleurde spelers nog groter en is het verband nog sterker (X² = 18,14;
p < 0,0001). Het aantal vermeldingen over gedisciplineerd gedrag is dan min of meer gelijk bij blanke
(N = 61; 68,5%) en gekleurde (N = 56; 39,7%) spelers, maar over laatstgenoemden (N = 85; 60,3%) is
het aantal vermeldingen over afwijkend gedrag veel groter dan bij hun blanke teamgenoten (N = 28;
31,5%). Bij het onderscheid tussen anderskleurige en zwart-Afrikaanse spelers is niet langer sprake
van een verschil in berichtgeving over gedrag per huidskleur en bijgevolg verdwijnt het significant
verband (X² = 0,75; p > 0,05).
Wanneer een speler volgens de berichtgeving gedisciplineerd gedrag (N = 93)3 vertoont, kan dat een
aantal zaken inhouden. Zo kan de inzet (N = 37; 39,8%) van een speler benadrukt worden, zijn
leiderscapaciteiten (N = 17; 18,3%), zijn professionaliteit (N = 9; 9,7%) en of hij sociaal geëngageerd
(N = 9; 9,7%) of een teamspeler (N = 8; 8,6%) is. In volgende voorbeelden bewieroken journalisten de
inzet van Jan Vertonghen, de professionaliteit van Daniel Van Buyten en het sociaal engagement van
Vincent Kompany: Hij ging door een muur en dat is de Vertonghen die Wilmots het liefst van allemaal
ziet. De jongen die, zoals in zijn jeugdjaren, de ziel uit zijn lijf liep en voor elke bal knokte, toen bij
3 Hier geldt dezelfde opmerking als bij hypothese 2. Het aantal vermeldingen over gedisciplineerd gedrag ligt
hoger dan in tabel 3 (N = 80) omdat in één fragment verschillende zaken vermeld kunnen worden.
18
nederlagen zelfs tot tranen toe (HLN, 04/07/2014); Nog nooit heeft een trainer een slecht woord
gesproken over de mentaliteit van Daniel Van Buyten. Die is impéccable, die van een topprof. En zo
gedraagt hij zich nu ook (HLN, 15/06/2014); In de vierentwintig uur die hij vrij kreeg van de Rode
Duivels, speelde Kompany het klaar om woensdagavond laat het liefdadigheidsevenement Go Crazy
For Charity te presenteren én gisterenmiddag alweer uit te pakken met een stunt ten voordele van
minderbedeelde jongeren in het Brusselse (HLN, 22/05/2014).
Bij afwijkend gedrag (N = 72) wordt de speler omschreven als ongedisciplineerd (N = 17; 23,6%),
nonchalant (N = 7; 9,7%) of arrogant (N = 5; 6,9%), bijvoorbeeld de reactie van Romelu Lukaku nadat
de trainer hem wisselde: De Chelseaspits gedroeg zich na zijn wissel tegen Rusland als een kind dat
vroegtijdig van de kermismolen geplukt werd. Een trap tegen een schoen, een provocerend
handgebaartje en een snauw richting coach (HNB, 30/06/2014). Daarnaast gaat het bij sommige Rode
Duivels ook om hun opvallend uiterlijk (N = 15; 20,8%), een agressieve reactie op het veld (N = 8;
11,1%) of buitensporig gedrag ernaast (N = 12; 16,7%). Voorbeelden van deze laatste twee zijn: U zou
het Moussa Dembélé niet nageven, maar hij kan behoorlijk gemeen uit de hoek komen op een veld. Als
u uw smartphone bij de hand heeft, moet u nu 'Dirty side: Tottenham Chelsea' googelen. Wat u dan
vindt, is een video van acht minuten - op een bombastisch muziekje - met alle overtredingen uit de
Londense kraker van afgelopen mei. Vaker wel dan niet in de hoofdrol: Dembélé. Tackelend, duwend,
trekkend (HLN, 22/06/2016); Terwijl Jordan Lukaku (24) zich gistermorgen klaarstoomde voor de
kwartfinale tegen Wales, kreeg hij op de politierechtbank van Brugge een maand rijverbod en een
boete van 2.250 euro. Hij stond terecht voor zes snelheidsovertredingen op de E40 met zijn Mercedes
ML220, telkens onderweg naar zijn club KV Oostende. Zijn 'record' was 164 in plaats van 120 per
uur. De Rode Duivel was zelf - uiteraard - niet aanwezig en stuurde ook geen advocaat (HLN,
01/07/2016).
DISCUSSIE EN CONCLUSIE Aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse onderzocht deze studie welke vormen van raciale
stereotypering terug te vinden zijn in de Vlaamse voetbalverslaggeving. Met een eerste
onderzoeksvraag stelden we op basis van de bestaande literatuur vier hypothesen op die we toetsten
aan de berichtgeving over de Belgische nationale voetbalploeg tijdens het wereldkampioenschap van
2014 en het Europees kampioenschap van 2016. Omdat de bestaande literatuur zich beperkt tot het
onderscheid tussen blanke en zwarte sporters en we dat onderscheid in de huidige multiculturele
samenleving niet langer toereikend achtten, voegden we in navolging van de recente studie van
Corthouts & Scheerder (2017) de categorie 'anderskleurigen' aan de bespreking toe. Aan deze studie
was de tweede onderzoeksvraag dan ook het meest vernieuwend, aangezien nauwelijks onderzoek
voorhanden is over de berichtgeving rond gekleurde sporters met een andere dan zwart-Afrikaanse
achtergrond.
19
Wanneer we ten eerste keken naar de connotatie van de berichtgeving, blijkt dat over blanke spelers
opvallend meer positieve berichten verschijnen dan over hun gekleurde teamgenoten. Op de prestaties
van laatstgenoemden wordt duidelijk meer kritiek geuit. Deze bevindingen liggen volledig in lijn met
voorgaand onderzoek (Billings & Hundley, 2010; Rainville & McCormick, 1977). Ten tweede
stonden we stil bij het natural ability stereotype. Dat levert opnieuw een bevestiging van de literatuur
op (Andrews, 1996; Billings & Hundley 2010; Jackson, 1989; McDonald, 1996). De resultaten tonen
aan dat de berichtgeving gekleurde spelers overduidelijk significant meer prijst voor fysieke
eigenschappen. Daarbij wordt vooral gefocust op de lichaamsbouw en de kracht van de spelers.
Journalisten en analisten omschrijven blanke Rode Duivels daarentegen veel meer als intellectueel en
lauweren ze hoofdzakelijk voor hun verstand, leiderscapaciteiten, speloverzicht en positiespel.
Aansluitend stelden we de vraag of uit de berichtgeving blijkt of het sportieve succes van de
voetballers het resultaat is van hard werk of te danken is aan aangeboren kwaliteiten. De bevindingen
sluiten aan bij de studies van Farrington et al. (2012) en Hylton (2009). Zo focust de berichtgeving
over blanke spelers meer op hun harde werk en opofferingen, terwijl het talent bij gekleurde spelers
aangeboren zou zijn. Wat ten vierde het onderscheid in formulering over het gedrag van de spelers
betreft, constateren we opnieuw een aantal opvallende verschillen. Uit de verslaggeving blijkt dat
blanke spelers significant vaker gedisciplineerd gedrag vertonen, terwijl gekleurde spelers zich
doorgaans afwijkend gedragen. Opnieuw een bevestiging van voorgaand onderzoek (Cole en
Andrews, 1996; Davis & Harris, 1998).
Vervolgens namen we de verschillen in berichtgeving binnen de categorie van gekleurde voetballers
onder de loep. Voor hypothesen 1 en 4 stelden we opmerkelijke verschillen vast. Zo kwam uit de
analyse enerzijds naar voren dat over zwart-Afrikaanse voetballers meer negatieve en kritische
berichten verschijnen dan over anderskleurige spelers. Anderzijds handelt de berichtgeving over
zwarte voetballers opvallend meer over afwijkend gedrag, terwijl die over de anderskleurige spelers
vaker gedisciplineerd gedrag betreft. Hieruit zouden we kunnen concluderen dat we de groep
anderskleurige voetballers als een tussencategorie tussen de zwarte en blanke kunnen beschouwen. Als
we echter naar hypothesen 2 en 3 kijken, moeten we dit nuanceren. Wat het natural ability stereotype
namelijk betreft, zijn de verschillen verwaarloosbaar. Ten opzichte van de blanke spelers is er
duidelijk een overwicht aan beschrijvingen over fysieke eigenschappen bij beide groepen, maar die
verschillen niet significant van elkaar. Gelijkaardige resultaten vonden we bij de verklaringen voor
hun sportieve successen. Zowel bij zwarte als anderskleurige spelers worden aangeboren
eigenschappen als reden gegeven. Verder onderzoek hieromtrent is dus absoluut noodzakelijk.
Deze resultaten tonen aan dat de Vlaamse sportverslaggeving nog steeds sporen van raciale
stereotypering bevat. Raciale stereotypering omschreven we als een vorm van covert of onzichtbaar
racisme (De Ridder, 2009). Overt vormen met een expliciete vermelding van de zwarte huidskleur
vonden we - op de column van Herman Brusselmans na - niet terug. Integendeel, journalisten
20
bewieroken de etnische mix van de Belgische nationale voetbalploeg en beschrijven het als
uithangbord voor de huidige multiculturele samenleving. Toch sluipen raciale stereotypen in de
sportverslaggeving. Het is uiteraard overdreven te stellen dat een dergelijke stereotype
sportverslaggeving de hoofdoorzaak is van raciale ongelijkheidsrelaties in de maatschappij, maar het
laat wel zijn sporen na in de hele problematiek van raciale relaties en draagt mee bij aan het in stand
houden van de raciale status-quo (Coakley, 2003). Zo worden stereotypes als het natural ability
stereotype geprojecteerd op de gehele zwarte populatie, die zo de raciale ongelijkheidsituatie mee in
leven houden.
Daarbij komt nog dat door de lange geschiedenis van raciale segregatie en discriminatie de
levenskansen van zwarte mensen in de meeste domeinen beperkt zijn en ze gepusht worden naar
marginale of minder belangrijke gebieden van de arbeidsmarkt (Cashmore, 2005). Jonge zwarte
mannen hebben met andere woorden de keuze uit "low-wage, dead-end jobs on the one hand or big
money and respect gained from slam-dunks, end zone catches or Olympic sprint victories on the other
hand" (Coakley, 2003, p.292). De keuze lijkt snel gemaakt. Zo komen we uiteindelijk in een soort
vicieuze cirkel terecht: zolang we zwarten en blanken in de samenleving niet als gelijken behandelen,
lijkt ook aan raciale stereotypering in de sport en de sportverslaggeving niet meteen een einde te
komen. En omgekeerd: zolang het geloof in stereotypes op basis van ras, die niet stroken met de
realiteit, behouden blijft, zullen jonge zwarte mannen hun geluk blijven beproeven in een sportieve
carrière omdat ze hun kans op financiële successen daar het hoogst achten.
Ten slotte dienen we stil te staan bij een aantal beperkingen van dit onderzoek, die aanleiding geven
tot verdere studies. Zo analyseerden we in deze studie enkel de voetbalverslaggeving. Andere sporten
kwamen niet aan bod. Het kan interessant zijn om ook stil te staan bij de verslaggeving uit
bijvoorbeeld de atletiek of het basketbal, waar vorig onderzoek zich voornamelijk op toespitste.
Verder behandelde dit onderzoek met de 32 spelers uit de Belgische nationale voetbalploeg een heel
specifieke case. Het is aan te raden ook de nationale elftallen van andere landen te onderzoeken.
Aansluitend zijn het WK en EK slechts momentopnames. Dat de connotatie van de berichtgeving over
het WK verschilt van het EK, waar achteraf vooral ontgoocheling heerste door de onverwacht vroege
uitschakeling, illustreert dit. Zoals Sabo et al. (1996) voorts opmerkten, kunnen nationalistische
gevoelens de berichtgeving tijdens een internationaal toernooi beïnvloeden. Dit ontkrachtten we hier,
maar voor verder onderzoek zouden bijvoorbeeld vergelijkingen kunnen gemaakt worden met de
berichtgeving over de spelers bij hun clubs of zou de verslaggeving over spelers uit de Belgische
voetbalcompetitie gedurende een of meerdere seizoenen geanalyseerd kunnen worden.
Verder maakte deze studie gebruik van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Op basis hiervan kunnen we
een beschrijving geven van hoe kranten berichten over blanke en gekleurde voetballers, maar de
methode stelt ons niet in staat om de achterliggende motivaties van journalisten te begrijpen.
21
Bijgevolg kan het interessant zijn om deze resultaten aan te vullen met kwalitatief onderzoek, zoals
diepte-interviews met journalisten, analisten of eindredacteurs. Op die manier kunnen de resultaten
meer in perspectief worden geplaatst en achterliggende motieven worden blootgelegd. Ook dienen we
op te merken dat we enkel krantenartikels bekeken. Het kan interessant zijn de verslaggeving op
televisie erbij te betrekken en eventuele verschillen met de schriftelijke berichtgeving op te sporen.
Ook tussen de kranten vonden we af en toe verschillen. In de toekomst kan hier dieper op ingegaan
worden door ook andere, zowel binnen- als buitenlandse, kranten bij het onderzoek te betrekken.
Verder focusten we voor de eigenlijke analyses enkel op stukken van journalisten en analisten. Hier
kunnen we opmerken dat ook columns, interviews en lezersbrieven met goedkeuring van de
eindredactie in de krant werden geplaatst en dus ook tot de analyse zouden moeten behoren.
In deze studie bevestigden we hoofdzakelijk wat in voorgaand onderzoek werd aangetoond. De
veronderstelling dat raciale stereotypering zou getemperd zijn, konden we hier niet staven. Op basis
van dit onderzoek kunnen we stellen dat ook in de 21ste
eeuw nog steeds sprake is van een onderscheid
in de berichtgeving over enerzijds blanke sporters en anderzijds sporters met een andere etnische
achtergrond. Vernieuwend aan deze studie was dat we binnen die laatste groep een onderscheid
maakten tussen spelers met zwart-Afrikaanse achtergrond en voetballers met roots in andere delen van
de wereld. De groep van anderskleurige sporters kunnen we daarbij als een tussencategorie
beschouwen. Hun resultaten sloten aan bij die van de zwarte spelers, maar verschilden doorgaans
minder significant van de resultaten bij de groep blanke spelers. Verder onderzoek betreffende de
evolutie in de berichtgeving in de huidige geglobaliseerde en multiculturele samenleving blijft dan ook
absoluut noodzakelijk.
22
Bibliografie Andrews, D.L. (1996). The Fact(s) of Michael Jordan's Blackness: Excavating a Floating Racial
Signifier. Sociology of Sport Journal, 13, 125-158.
Back, L., Crabbe, T. & Solomos, J.(2001). The changing face of football: racism, identity and
multiculture in the English game. Oxford: Berg.
Benedict, R. (1983). Race and Racism. Londen: Routledge en Kegan Paul.
Bennett, P., Kendall, A. & McDougall, J. (2011). After the media: culture and identity in the 21st
century. Londen: Routledge.
Billings, A. C. & Hundley, H. L. (2010). Examining identity in sports media, Los Angeles: Sage
Publications.
Cashmore, E. (2005). Making sense of sports. Londen: Routlegde.
Coakley, J. (2003). Sports in Society: Issues & Controversies. Boston: McGraw hill.
Cole, C. &Andrews, D. (1996). Look - It's NBA showtime! Visions of race in the popular imaginar.
Cultural Studies: A research Volume, 1(1), 141-181.
Corthouts, J. & Scheerder, J. (2017). Zwarte voetbalspelers tussen witte lijnen.
Sociaalwetenschappelijk onderzoek naar raciale verschillen in de Belgische eerste
voetbalklasse. (Beleid & Management in Sport 33). Leuven: KU Leuven/Onderzoeksgroep
Sport- & Bewegingsbeleid.
Crolley, L. & Hand, D. (2006). Football and European identity: historical narratives through the
press. New York: Routledge.
Davis, L. & Harris, O. (1998). Race and etnicity in US sports media. In L. A. Wenner (Ed.)
Mediasport (pp.154-169). New York: Routledge.
De Ridder, K. (2009). Het nieuws als gids. De rol van journalistiek in een democratische,
interculturele samenleving. In K. De Ridder, J. Van Hove & I. Maly (Eds.). Media en racisme
(pp.31-38). Brussel: Indymedia.be.
Entman, R.M. (2010).Media framing biases and political power: Explaining slant in news of
Campaign 2008. Journalism, 11(4), 398-408.
Farrington, N., Kilvington, D., Price, J. & Saeed A. (2012). Race, racism and sports journalism:
black, white and read all over. New York: Routledge.
Garland, J. & Rowe, M. (2001). Racism and anti-racism in football. Houndmills: Palgrave.
Hall, S. (1996). Questions of Cultural Identity. Londen: Routledge.
Hall, S., Evans, J & Nixon S. (2013). Representation. Los Angeles: Milton Keynes.
Hoberman, J. (1997). Darwin's Athletes: How Sport Has Damaged. Black America and Preserved the
Myth of Race. New York: Houghton Mifflin.
Hylton, K. (2009). Race and Sport: Critical Race Theory. Abingdon: Routledge.
Jackson, D.Z. (1989). Calling the plays in black and white. Boston Globe, A30-A33.
Koestenruijter, W. & Van Hout, T. (2014). Methoden voor journalism studies. Den Haag: Boom
Lemma.
Krøvel, R. & Roksvold, T. (2012). We love to hate each other: mediated football fan culture.
Göteborg: Nordicom.
Lapchick, R.E. (2006). The 2005-06 season racial and report card: National Basketball Association.
Orlando: DeVos Sport Business Management Program.
Lester, P.M. (1996). Images that injure: pictorial stereotypes in the media. Westport: Praeger.
Maly, I. (2009). Het onzichtbare racisme. Over media, beeldvorming en racisme. In K. De Ridder, J.
Van Hove & I. Maly (Eds.). Media en racisme (pp. 41-60). Brussel: Indymedia.be.
McDonald, M.G. (1996). Michael Jordan's Family values: Marketing, meaning, and post-Reagan
America. Sociology of Sport Journal, 13, 344-365.
23
Mortelmans, D. (1999). De sociale realiteit en beeldvorming. In M. Michielsens, M. Mortelmans,
S. Spee & M. Billet (Eds.). Bouw een vrouw: sociale constructie van vrouwbeelden in de
media (pp.3-24). Gent: Academia Press.
Omi, M. & Winant, H. (1986). Racial formation in the United States : from the 1960s to the 1980s.
New York: Routledge en Kegan Paul.
Rainville, R.E. & McCormick, E. (1977). Extent of covert racial prejudice in pro football announcers'
speech. Journalism Quarterly, 54, 20-26.
Roose, H. & Meuleman, B. (2014). Methodologie van de sociale wetenschappen. Een inleiding. Gent:
Academia Press
Sabo, D., Jansen, S. C., Tate, D., Duncan, M. C. & Leggett, S. (1996). Televising international sport:
Race, ethnicity, and nationalistic bias. Journal of Sport and Social Issues, 20(1), 7-21.
Spee, S., Lefever, K. & Vanhoof, S. (1999).Stereotypen en rollenpatronen. In M. Michielsens, M.
Mortelmans, S. Spee & M. Billet (Eds.). Bouw een vrouw: sociale constructie van
vrouwbeelden in de media (pp.25-34). Gent: Academia Press.
Wilber RL, Pitsiladis YP (2012) Kenyan and Ethiopian distance runners: what makes them so good?
International Journal of Sports Physiology and Performance., 7: 92-102.
Wenner, L.A.(1998). Mediasport. New York: Routledge.
24
Bijlage 1: Registratieformulier
FRAGMENT:
DATUM:
KRANT:
Het Laatste Nieuws
Het Nieuwsblad
TYPE ARTIKEL:
Journalistiek werk
Analyse
Column
Interview
Lezersbrief
NAAM SPELER:
HUIDSKLEUR:
Blank
Zwart-Afrikaans
Anderskleurig
Expliciet vermeld:
Ja
Nee
CONNOTATIE:
Positief
Negatief
Niet van toepassing
25
NATURAL ABILITY STEREOTYPE:
Fysieke capaciteiten
Lichaamsbouw
Uithouding
Kracht
Andere:
Intellectuele capaciteiten
Verstand
Speloverzicht
Positiespel
Leiderscapaciteiten
Andere:
Niet van toepassing
Voorgesteld als:
Aangeboren
Resultaat van hard werk
Niet van toepassing
GEDRAG:
Gedisciplineerd
Inzet
Leiderscapaciteiten
Professioneel
Sociaal geëngageerd
Andere:
Afwijkend
Ongedisciplineerd
Nonchalant
Arrogant
Opvallend uiterlijk
Agressief
Buitensporig gedrag
Andere:
Niet van toepassing
26
Bijlage 2: Codeboek FRAGMENT Hier wordt het fragment neergeschreven.
DATUM Datum waarop het fragment gepubliceerd werd.
KRANT In welke krant verscheen het fragment?
TYPE ARTIKEL
Om welk type artikel gaat het? Journalistieke werken zijn artikels van sportjournalisten.
Onder columns worden stukken verstaan die geschreven zijn door de vaste columnisten
van de krant. Het betreft daarbij artikels die minder gericht zijn op de sportieve prestaties
van de Rode Duivels, maar vanuit een andere invalshoek de gebeurtenissen belichten.
Analisten hebben professionele linken hebben met het voetbal en laten met hun kennis
hun licht schijnen over de prestaties van de spelers. Interviews zijn interviews met
spelers, leden van de staf, familieleden van de spelers en/of supporters. Lezersbrieven
zijn brieven die een lezer schrijft aan de redactie van de krant om te reageren op
uitspraken of berichten in die krant.
NAAM SPELER Hier wordt de naam van de speler ingevuld waarop het fragment betrekking heeft. Indien
meer dan één speler genoemd wordt, dient voor elke speler een apart registratieformulier
te worden ingevuld.
HUIDSKLEUR Hier wordt aangegeven, in navolging van de indeling van Corthouts en Scheerder
(2017), wat de huidskleur van de speler is. Ook wordt aangeduid of de huidskleur
expliciet vermeld wordt.
CONNOTATIE
Wat is de connotatie van het bericht? Is die positief of negatief? Er wordt gedoeld op de
evaluatie van de prestatie van de speler. Negatieve commentaren verschijnen vaak in de
vorm van kritieken; positieve opmerkingen zijn vaak lofbetuigingen; 'Niet van
toepassing' wordt aangeduid wanneer louter het gedrag of de prestatie van de speler
wordt vermeld, zonder goed- of afkeuring dus.
NATURAL
ABILITY
STEREOTYPE
Hier wordt aangeduid of het fragment over fysieke dan wel intellectuele eigenschappen
van de speler bericht. Onder fysieke kwaliteiten worden zaken als, lichaamsbouw,
uithouding, atletisch vermogen, (duel- of sprong)kracht bedoeld. Intellectueel vermogen
betreft zaken zoals verstand, speloverzicht, positiespel, leiderscapaciteiten. De categorie
'niet van toepassing' wordt aangeduid wanneer over andere zaken wordt gesproken.
Vervolgens wordt aangeduid of het behandelde expliciet als aangeboren of het resultaat
van hard werk wordt voorgesteld. Als iets aangeboren is, worden woorden gebruikt als
'intrinsiek', 'talent', 'van nature',... Hard werk daarentegen wordt geuit door zaken als de
trainingen, opofferingen, geleverde inspanningen te vermelden. Wanneer dit alles niet
blijkt uit de verwoording, wordt 'niet van toepassing' aangevinkt.
GEDRAG
Hier wordt aangeduid of de speler gedisciplineerd of afwijkend gedrag vertoont.
gedisciplineerd gedrag slaat op opmerkingen omtrent inzet, discipline,
leiderscapaciteiten, professionaliteit, sociaal engagement en of de speler een teamspeler
is. Met afwijkend gedrag worden zaken bedoeld als ongedisciplineerd, nonchalant,
arrogant, opvallend uiterlijk, agressief of buitensporig gedrag. 'Niet van toepassing'
wordt aangeduid wanneer geen enkele van de vernoemde gedragingen kan worden
afgeleid uit de verwoordingen van het fragment.
27
Bijlage 3: Resultaten test-hertest betrouwbaarheid
Variabele Kappa
Naam speler? 1,000
Huidskleur? 1,000
Expliciete vermelding huidskleur? 1,000
Krant? 1,000
Type artikel? 0,928
WK 2014 of EK 2016? 1,000
Connotatie: lof, kritiek of neutraal? 0,842
Vermelding fysieke eigenschappen? 0,864
Vermelding intellectuele eigenschappen? 0,940
Vermelding gedisciplineerd gedrag? 0,819
Vermelding afwijkend gedrag? 0,935