Het immuunsysteem van de huid en stereotiepe ...cli nicus en patholoog voor een lastige taak...
Transcript of Het immuunsysteem van de huid en stereotiepe ...cli nicus en patholoog voor een lastige taak...
948 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 29 april;150(17)
Ontstekingsprocessen in de huid kunnen zich klinisch
en histologisch op velerlei wijze presenteren en daarmee
cli nicus en patholoog voor een lastige taak stellen. Wel-
beschouwd is het grote scala aan inflammatoire huidafwij-
kingen echter herleidbaar tot een beperkt aantal stereotype
weefselreacties. De 5 belangrijkste zijn de spongiotische, de
lichenoïde, de psoriasiforme, de (vesiculo)bulleuze en de
vasculopathische reacties.1 In dit overzicht worden de fysio-
logische mechanismen van ontsteking in de huid bespro-
ken en de eerste 3 stereotype afwijkende weefselreacties die
hiervóór genoemd zijn.
de afweer van de huid
De huid bekleedt het lichaam en beschermt deze tegen
invloeden van buitenaf. Onder fysiologische omstandig-
heden vormen het compacte meerlagige plaveiselepitheel en
de hoornlaag van de opperhuid (epidermis) een adequate
mechanische barrière. Ceramidebevattende syringolipiden2
die het huidoppervlak waterafstotend maken en antimicro-
biële peptiden zoals cathelicidinen, aanwezig in de hoorn-
laag, zorgen voor extra beveiliging.3 Indien schade aan de
huid optreedt en pathogene agentia het weefsel binnendrin-
gen, wordt het immuunsysteem geactiveerd. Aspecifieke
ontsteking als directe reactie op de weefselschade en spe-
cifieke rekrutering van antigeenspecifieke lymfocyten zijn
beide van belang voor een effectieve afweer.4
Het immuunsysteem van de huid, ‘homing’ en immuunsurveil-lance. Overeenkomstig de weefsels van andere lichaamsop-
pervlakken beschikt de huid over een goed georganiseerd
en deels weefselspecifiek afweersysteem. In 1978 introdu-
ceerde Streilein de term ‘huidgeassocieerd lymfoïd weefsel’
(‘skin-associated lymphoid tissue’; SALT),5 analoog aan
respectievelijk ‘(darm)mucosa-’ en ‘bronchusgeassocieerd
lymfoïd weefsel’ (MALT en BALT). In de loop van de jaren
is Streileins model op verschillende manieren geïnterpre-
teerd en gemodificeerd,6 7 maar het basale concept van een
orgaanspecifieke afweer met eigen antigeenpresenterende
cellen en effectorcellen is gehandhaafd. Het doet wellicht
enigszins vreemd aan om de huid als lymfoïd weefsel te be-
schouwen (figuur 1a), doch de belangrijkste cellulaire com-
ponenten voor de immunologische reactie, langerhans-
cellen (LC’s), lymfocyten, endotheelcellen en epitheelcellen
(keratinocyten) zijn altijd aanwezig (zie figuur 1b-e).
LC’s zijn dé antigeenpresenterende cellen van de huid.
Ze bevinden zich grotendeels in de suprabasale laag van de
epidermis, waar ze met hun lange cytoplasma-uitlopers een
subtiel netwerk tussen de epitheelcellen vormen (zie figuur
1b). Binnendringende antigene eiwitten worden via de cel-
uitlopers opgepikt, opgenomen in de cel en tot kleine
capita selecta
Het immuunsysteem van de huid en stereotiepe reactiepatronen bij
inflammatoire huidziekten
E.H.Jaspars
– De klinische en histologische verschijning van inflammatoire huidziekten is zeer heterogeen.– Desondanks kunnen de meeste inflammatoire dermatosen worden geclassificeerd aan de hand van 5 stereotype weefselreacties: de spongiotische, de lichenoïde, de psoriasiforme, de (vesiculo)bulleuze en de vasculopathische.– Door middel van potente antigeenpresenterende cellen, cytokine- en chemokinecascades en een huid-specifieke, voor cutaan lymfocytair antigeen (CLA) positieve lymfocytpopulatie kan de huid zeer efficiënt reageren op pathogenen die het individu bedreigen.– Inflammatoire huidziekten volgen de regels en routes van de fysiologische ontstekingsreactie, waarbij echter door verschillende oorzaken de immuunrespons inadequaat, versterkt of chronisch kan verlopen.– Bij contactallergisch eczeem, een prototype van spongiotische dermatitis, treedt een afweerreactie op tegen een doorgaans onschuldig antigeen, waarvoor het lichaam is gesensibiliseerd.– Bij een lichenoïde reactie of grensvlakontsteking, zoals erythema multiforme, ‘graft versus host’-reactie of lupus erythematodes, is er een directe cytotoxische reactie tegen de basale epitheelcel door verandering van zijn antigene opmaak dan wel door een veranderde immuunrespons.– Bij psoriasis, een voorbeeld van psoriasiforme dermatitis, is de interactie tussen ontstekingscellen, antigeenpresenterende cellen en epitheelcellen verstoord.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:948-55
VU Medisch Centrum, afd. Pathologie, Postbus 7057, 1007 MB Amster-dam.Mw.dr.E.H.Jaspars, patholoog ([email protected]).
949 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 29 april;150(17)
pep tidefragmenten afgebroken (antigeen-‘processing’). Een
deel van de peptidefragmenten wordt, gebonden aan HLA-
moleculen op het celoppervlak, gepresenteerd aan T-lymfo-
cyten. Indien het antigeen op de LC’s niet herkend wordt
door een passende, lokaal aanwezige T-lymfocyt, migreren
de LC’s via de dermis en afferente lymfbanen naar een drai-
nerende lymfklier. Aldaar worden naïeve T-lymfocyten die
het antigeen herkennen ‘geprimed’, waarna dochterklonen
van anti geenspecifieke effector- en ‘memory’-cellen ont-
staan. Door interactie met de LC’s verkrijgen de betreffende
lymfocyten de zogenaamde huid-‘homing’-receptor (cutaan
lymfo cytair antigeen; CLA) op hun membraan.8 Onder
fysiolo gische omstandigheden recirculeren deze lymfocy-
ten via bloed en lymfe en keren daarbij telkens terug naar de
huid (‘homing’). Dit wordt mede bepaald door de aanwe-
zigheid van het receptormolecuul voor CLA, het E-selectine
(CD62E) op de endotheelcellen van de bloedvaten in de
huid.7 9 10 Het recirculatieprincipe van deze ‘huidzoekende’
lymfocyten verzorgt de fysiologische immuunsurveillance
van de huid en garandeert een hoge efficiëntie van de
afweerreacties in dit orgaan.
De rol van de keratinocyt in de specifieke afweer. Als bouw-
steen van de opperhuid is de keratinocyt een essentieel on-
derdeel van de mechanische barrière (zie figuur 1). De laat-
figuur 1. Histologisch beeld van de huid en het huidgeassocieerde lymfoïde weefsel (SALT): (a) overzicht van niet-afwijkende huid
(HE-kleuring), waarin aangegeven de cellulaire componenten van het huidgeassocieerde afweersysteem; (b) keratinocyten, immunohis-
tochemisch aangekleurd (bruin) voor het antigeen keratine AE1/3; (c) langerhanscel, immunohistochemisch aangekleurd voor CD1a;
(d) endotheelcellen, aangekleurd voor E-selectine; (e) lymfocyten, aangekleurd voor cutaan lymfocytair antigeen (CLA) (circa 450 maal
vergroot).
b
c
d
ea
950 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 29 april;150(17)
ste jaren is duidelijk geworden dat deze cel, in reactie op
externe stimuli, ook immunoregulatoire stoffen kan pro-
duceren die de andere onderdelen van het SALT-weefsel be-
invloeden.11 Figuur 2 toont hoe de door de keratinocyt ge-
produceerde pro-inflam matoire cytokinen, zoals interleu-
kine(IL)-1, tumornecrosis factor(TNF)-α, IL-6 en IL-12, zo-
wel endotheelcellen, LC’s als lymfocyten kunnen activeren.
Dit leidt, mede door verhoogde expressie van homing- en
andere adhesiemoleculen, tot een influx van ontstekingscel-
len. IL-8 (CXCL8) en andere chemokinen geleiden de migra-
tie van de ontstekingscellen door het weefsel. IL-10 en pro-
staglandinen, als remmers van de cellulaire immuunres-
pons, beïnvloeden de balans tussen de verschillende typen
helper-T-cellen en spelen daarmee waarschijnlijk een be-
langrijke rol bij de inductie van tolerantie.12
De rol van de keratinocyt als antigeenpresenterende cel
is waarschijnlijk beperkt. De cel mist het vermogen tot anti-
geenprocessing en heeft in tegenstelling tot de LC’s weinig
zogenaamde co-stimulatoire moleculen op het oppervlak.
Een uitzondering vormen de superantigenen, onder andere
van Staphylococcus aureus, die geen processing behoeven en
daarmee wel direct via keratinocyten aan T-lymfocyten kun-
nen worden gepresenteerd.13 Tenslotte kan de keratinocyt
ook zelf een doelwit zijn voor cytotoxische lymfocyten bij
bijvoorbeeld auto-immuunziekten en door virussen geïndu-
ceerde afwijkingen.
inflammatoire huidziekten: 3 stereotype weefselreacties
Vele soorten prikkels kunnen het SALT-weefsel activeren en
leiden tot ontsteking in de huid. In het geval van een banale
infectie zal de ontstekingsreactie na het opruimen van het
infectieuze agens uitdoven. De in de huid aanwezige lymfo-
cyten zullen, bij gebrek aan antigene stimulatie, in apoptose
gaan of worden afgevoerd via de afferente lymfbanen en
opnieuw gaan recirculeren. Bij andere stimuli, overgevoelig-
heidsreacties, auto-immuunziekten en bij defecten van het
immuunsysteem kan de ontstekingsreactie minder ade-
quaat verlopen en, hoewel dan in principe hetzelfde basis-
patroon wordt gevolgd, een ander klinisch en histologisch
beeld opleveren.
De spongiotische weefselreactie. Bij een spongiotische reac-
tie staat intercellulair oedeem in de epidermis (spongiose)
op de voorgrond. Waarschijnlijk is spongiose het gevolg van
een ontstekingsproces dat zich primair intra-epidermaal af-
speelt. Contactallergisch eczeem is een klassiek voorbeeld van
deze reactie (figuur 3).10 Het veroorzakend agens bij deze
huidafwijking is meestal een hapteen, een klein molecuul
zoals nikkel, dat gemakkelijk de hoornlaag penetreert. Het
molecuul wordt pas immunogeen als het dieper in het epi-
theel een verbinding aangaat met een, meestal autoloog,
dragereiwit, bijvoorbeeld albumine. Het hapteen-drager-
figuur 2. Het huidgeassocieerde afweersysteem met vereenvoudigde, schematische weergave van interacties tussen de cellulaire com-
ponenten van het huidgeassocieerde lymfoïde weefsel (SALT): (a) keratinocyt; (b) langerhanscel; (c) endotheel; (d) lymfocyt; IL = inter-
leukine; TNF = tumornecrosisfactor; GM-CSF = granulocyt-macrofaagkoloniestimulerende factor; TARC = ‘thymus- and activation-
regulated chemokine’; CCL = chemokine(C-C-motief )ligand; PGE = prostaglandine E; IP10 = interferon-γ-‘inducible’ 10-kDa-proteïne;
ICAM = intercellulair adehesiemolecuul; IFN = interferon; MHC = ‘major histocompatibility complex’.
MHC IIICAM-1
initiërende gebeurtenis:infectie, auto-immuunreactie,allergeen, noxe
ICAM-1HLA-DR activatie
adhesie, ‘homing’
activatie
IFNγIL-2
‘homing’-receptoren
activatie
activatiechemotaxie
a
b c d
activatie/ migratie
pro-inflammatoire cytokinen (IL-1, IL-6, TNFα)groeifactoren (GM-CSF, IL-3, IL-7)chemoattractieve stoffen (IL-8, TARC, CCL27)‘down-regulatoire’ cytokinen (IL-10, PGE2, IP10)
951 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 29 april;150(17)
complex bindt zowel aan LC’s als aan keratinocyten en zet
deze aan tot productie van pro-inflammatoire cytokinen.
Sommige haptenen worden pas na opname en enzymati-
sche verwerking door de LC’s voldoende immunogeen om
als allergeen te kunnen werken. Onder invloed van vrijgeko-
men cytokinen en metalloproteïnasen maken de met anti-
geen beladen LC’s zich los uit de epidermis, passeren de
basaalmembraan en migreren naar afferente lymfvaten. In
het parenchym van de drainerende lymfklier presenteren
de LC’s het antigeen aan een passende naïeve T-lymfocyt.
Deze lymfocyt groeit uit tot een kloon van CLA+-effector- en
-memorycellen, waardoor de betreffende persoon gesensi-
biliseerd is. Bij een hernieuwd huidcontact met het hapteen
worden de specifieke T-celklonen dankzij het homingprin-
cipe snel lokaal gerekruteerd en geactiveerd en treedt ter
plaatse een heftige ontstekingsreactie op.4 10
Welbeschouwd is contacteczeem een gewone afweer-
reactie, maar gericht tegen een onschuldig agens. Het is
belangrijk dat in een orgaan als de huid, waar een zeer in-
tensief contact met de buitenwereld plaatsvindt, tolerantie
voor niet-schadelijke stoffen zoveel mogelijk wordt gehand-
haafd. Het opbouwen, behouden en doorbreken van tole-
rantie is een complex gebeuren en afhankelijk van vele fac-
toren.7 10 Contacteczeem kan in principe bij iedereen optre-
den, hoewel sommige personen er gevoeliger voor zijn dan
andere. De omstandigheden waaronder het allergeen wordt
aangeboden zijn daarbij belangrijk. Behalve de dosis, de
contacttijd en het huidirriterend vermogen van het aller-
geen is ook de activatiestaat van de antigeenpresenterende
cel bepalend. Indien de expositievoorwaarden ongunstig
zijn en de cellen van de huid reeds geactiveerd zijn, bijvoor-
beeld door chronische irritatie, mechanische druk of een
onderliggende huidziekte, treedt eerder sensibilisatie op.
Voor constitutioneel eczeem gelden dezelfde mechanismen,
doch de ziektevoorwaarden zijn hier anders, omdat het af-
weersysteem bij atopische individuen op diverse punten
in aanleg afwijkend is.14 15 Bij de extrinsieke vorm van con-
stitutioneel eczeem, die bij de meeste patiënten voorkomt
(70-80%), is er sprake van een IgE-gemedieerde hyperreac-
tiviteit op uitwendige prikkels. De circulerende CLA+-lym-
focyten van deze patiënten tonen een verstoorde balans in
cytokineproductie, waarbij relatief veel cyto- en chemokinen
van het T-helper(Th)-2-type (IL-4, IL-5, IL-13) worden aan-
gemaakt en weinig van het Th1-geassocieerde interferon-γ
(IFNγ). Keratinocyten en endotheelcellen van dermale vaten
produceren daarbij ‘thymus- and activation-regulated chemo-
kine’, een chemokine dat met name CLA+-Th2-cellen aan-
trekt.16 De verstoorde Th1-Th2-balans resulteert bij deze
patiënten onder andere in een hoge serum-IgE-spiegel en
eosinofilie. Daarnaast hebben de LC’s in de huid van deze
patiënten een sterke expressie van hoogaffiene IgE-recep-
toren en komen ze door binding van circulerende IgE-mole-
culen relatief snel in een verhoogde activatiestaat.
Patiënten met constitutioneel eczeem hebben meestal
een droge huid als gevolg van een gereduceerde hoeveelheid
ceramiden in de hoornlaag,2 hetgeen gepaard gaat met jeuk
en leidt tot krabben. De verwijdering van de hoornlaag en de
beschadiging van keratinocyten door het krabben, die leidt
figuur 3. Spongiotische dermatitis. Histologisch beeld van contacteczeem als voorbeeld van een spongiotische dermatitis (circa
80 maal vergroot). De lymfoïde cellen infiltreren de epidermis (inzet; circa 450 maal vergroot), waarbij spongiose en spongiotische
vesikelvorming optreden.
infiltraat vesikel
lymfoïde
cellen
spongiose
952 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 29 april;150(17)
tot productie van pro-inflammatoire cytokinen, levert in
combinatie met de reeds geactiveerde LC’s een algeheel ver-
hoogde gevoeligheid op voor allergenen en bacteriële super-
antigenen, vooral waar de huid dun is, zoals in elleboog-
plooien en knieholten.
De lichenoïde weefselreactie (grensvlakdermatitis). De liche-
noïde ontsteking of grensvlakdermatitis behelst een essen-
tieel ander reactiepatroon. Bij deze vorm van ontsteking is
er een cytotoxische reactie die primair gericht is tegen de
basale cellen van de epidermis. De histologische beelden bij
dit type ontsteking kunnen weliswaar zeer wisselend zijn,
maar zij worden altijd gekenmerkt door een ontstekings-
infiltraat op het grensvlak tussen epidermis en dermis met
degeneratie of apoptose van basaal gelegen keratinocyten
(figuur 4).
Van veel vormen van grensvlakdermatitis is de directe
aanleiding voor ontsteking nog niet bekend. Een verander-
de antigene opmaak van de keratinocyt kan de oorzaak zijn.
Zo werd enkele jaren geleden aangetoond dat de grensvlak-
ontsteking bij erythema multiforme vaak het gevolg is van een
herpes simplex.17 Het gen voor het virale DNA-polymerase
(Pol) blijkt aanwezig in de basale epitheelcellen van de
figuur 4. Grensvlakdermatitis: (a) histologisch beeld van lichen planus als voorbeeld van een grensvlakontsteking (HE-kleuring, circa
600 maal vergroot). Het aanwezige ontstekingsinfiltraat bevindt zich op het grensvlak van epidermis en dermis en valt de basale keratino-
cyten aan, die in apoptose gaan, te zien als amorfe roze bolletjes. Het infiltraat dat de basale keratinocyten aanvalt, bestaat overwegend
uit (b) cytotoxische (CD8+)-lymfocyten (bruin aangekleurd; circa 600 maal vergroot), die (c) granzym B bevatten, duidend op actieve
cytotoxische werking (circa 600 maal vergroot); (d) expressie van actief caspase 3, een eiwit uit de apoptosecascade, bevestigt actieve
apoptose van keratinocyten in de basale-cellagen (circa 900 maal vergroot).
apoptose
a
b
c
d
953 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 29 april;150(17)
figuur 5. Psoriasiforme dermatitis: (a) klassiek histologisch overzichtsbeeld van psoriasis vulgaris, met regelmatige hyperplasie
van de epidermis (circa 100 maal vergroot), abnormale verhoorning en infiltratie van ontstekingscellen in de dermis; (b) migratie van
ontstekingscellen door de epidermis met ophoping van granulocyten in de hoornlaag (zogenaamd munro-abcesje; circa 600 maal
vergroot).
migrerende granulocyten
munro-abcesje
hyperplasie infiltraat
abnormale verhoorning
a
b
954 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 29 april;150(17)
huidafwijkingen, en het ontstekingsinfiltraat toont een
gerestringeerde T-celpopulatie met specificiteit voor Pol-
peptiden.
Een grensvlakontsteking kan ook veroorzaakt worden
door een afwijkende afweerreactie. Bij een omgekeerde
afstoting (‘graft versus host’-ziekte) na allogene beenmerg-
transplantatie worden de huidafwijkingen veroorzaakt door
donorlymfocyten die de niet-eigen ‘major histocompatibility
complex’(MHC)-moleculen op de epitheelcellen van de
gastheer herkennen en deze aanvallen.18 Bij lupus erythemato-des berust de grensvlakontsteking op verschillende typen
auto-immuunreacties. Onder invloed van uv-licht kunnen
kernantigenen zoals Ro (SSA) en nucleair ribonucleopro-
teïne (nRNP) op de epitheliale celmembraan geëxposeerd
worden. Circulerende antinucleaire antilichamen bij een
patiënt met lupus erythematodes kunnen hieraan binden,19
waardoor ter plaatse ook fagocyterende cellen en het ‘mem-
brane attack complex’ van het complementsysteem worden
gebonden en geactiveerd, leidend tot destructie van de epi-
theelcel. Ook kunnen de circulerende immuuncomplexen
aanwezig in het serum, zoals dubbelstrengs(ds)-DNA-
anti-dsDNA, neerslaan in of nabij de epidermale basaal-
membraan en aldaar een ontstekingsreactie in gang zetten.
De neergeslagen immuuncomplexen geven bij histologisch
immuunfluorescentieonderzoek van de huid een karakte-
ristiek beeld, bekend als een positieve lupusband.
De psoriasiforme weefselreactie. De psoriasiforme weefsel-
reactie kenmerkt zich door een regelmatige epitheelhyper-
plasie met abnormale verhoorning. Epitheelhyperplasie is
een algemeen beschermend fenomeen, dat gezien wordt bij
velerlei vormen van chronische prikkeling, zoals bij chro-nisch eczeem, chronische infectie en prurigo nodularis, waardoor
keratinocyten worden aangezet tot productie van autologe
groeifactoren (zie figuur 2). Bij psoriasis echter, het proto-
type van deze weefselreactie, zijn de hyperproliferatie en
de sterke parakeratotische verhoorning van de epidermis
buitensporig (figuur 5).
In de loop van de jaren is veel onderzoek verricht naar
en gespeculeerd over de pathogenese van deze ziekte.20
Aanvankelijk werd aangenomen dat psoriasis primair ver-
oorzaakt wordt door een gestoorde epitheelproliferatie. Op
grond van de waarneming dat immuunsuppressieve mid-
delen, zoals ciclosporine, een gunstig effect hadden op de
ziekte, werd aangenomen dat met name activatie van T-lym-
focyten in de huid van belang was. Vooral CD8+-T-cellen
zouden verantwoordelijk zijn voor het ontstaan en het
per sisteren van de huidafwijkingen, waarbij met name
geproduceerd IFNγ de keratinocyten zou aanzetten tot de
karak teristieke epitheelhyperplasie. Het feit dat sinds kort
ook goede resultaten met anti-TNFα-therapie bij psoriasis
worden geboekt15 geeft aan dat ook andere componenten
van het SALT-weefsel een rol spelen.
TNFα is een pluripotent cytokine met overwegend pro-
inflammatoire effecten en daardoor vooral van belang in de
vroege stadia van de immuunrespons. Uit genetisch onder-
zoek blijkt dat diverse immuunregulatoire genen betrokken
zijn bij de pathogenese van psoriasis, waarvan enkele overi-
gens ook een rol zouden spelen bij constitutioneel eczeem.21
Recent is aangetoond dat de antigeenpresenterende cellen
in niet-aangedane huid van psoriasispatiënten in een ver-
hoogde activatiestaat verkeren, hetgeen mogelijk genetisch
bepaald is.20 21 In de huid van deze gepredisponeerde indi-
viduen worden immunologische reacties daardoor gemak-
kelijk uitgelokt door tal van stimuli, zoals bacteriële super-
antigenen, virale infecties, geneesmiddelen, zoals β-adre-
nerge antagonisten, en autoantigenen.13 20 Ook het ontstaan
van nieuwe psoriasisafwijkingen op een beschadigde huid,
het koebner-fenomeen, kan verklaard worden door een
verlaagde reactiedrempel van het SALT. Bij psoriasis vulgaris
komen de huidafwijkingen dan ook vooral voor op plaatsen
waar structureel microtraumata optreden, de strekzijden
van de ellebogen, de knieën en de billen. Psoriasis guttata,
waarbij de afwijkingen verspreid over het lichaam voor-
komen, meestal na een bovensteluchtweginfectie, wordt
veroorzaakt door streptokokkenspecifieke T-lymfocyten die
kruisreageren met epidermale autoantigenen.22
conclusie
De huid is een belangrijk onderdeel van het menselijk af-
weersysteem. Door middel van potente antigeenpresente-
rende cellen, cytokine- en chemokinecascades en een huid-
specifieke CLA+-lymfocytpopulatie kan de huid zeer effi-
ciënt reageren op pathogenen die het individu bedreigen.
Inflammatoire huidziekten volgen de regels en routes van
de fysiologische ontstekingsreactie, waarbij echter door
verschillende oorzaken de immuunrespons inadequaat, ver-
sterkt of chronisch kan verlopen. Het type weefselreactie en
het beloop van de ziekte worden bepaald door onder andere
de aard van het antigeen (pathogeen, autoantigeen, contact-
allergeen), het functionele fenotype van de antigeenspeci-
fieke T-lymfocyt en de genetische achtergrond van het indi-
vidu. Inzicht in de basale mechanismen van inflammatoire
huidziekten is niet alleen van wetenschappelijke betekenis.
Het draagt ook bij aan een goede en gefundeerde vorm van
diagnostiek, alsook aan de ontwikkeling van nieuwe be-
handelingsstrategieën.
Dr.T.Rustemeijer, dermatoloog, VU Medisch Centrum, Amsterdam, en prof.dr.C.J.M.van Noesel, patholoog, Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, gaven commentaar op het manuscript.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 8 februari 2006
955 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 29 april;150(17)
Literatuur
1 Weedon D. Histopathology of the skin. 2nd ed. Londen: Churchill Livingstone; 2002.
2 Imokawa G. Lipid abnormalities in atopic dermatitis. J Am Acad Dermatol. 2001;45(1 Suppl):S29-32.
3 Nizet V, Gallo RL. Cathelicidins and innate defense against invasive bacterial infection. Scand J Infect Dis. 2003;35:670-6.
4 Robert C, Kupper TS. Inflammatory skin diseases, T cells, and immune surveillance. N Engl J Med. 1999;341:1817-28.
5 Streilein JW. Lymphocyte traffic, T-cell malignancies and the skin. J Invest Dermatol. 1978;71:167-71.
6 Bos JD, Kapsenberg ML. Het immuunsysteem van de huid. Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:1587-91.
7 Schwarz T. Skin immunity. Br J Dermatol. 2003;149(Suppl 66):2-4.8 Fuhlbrigge RC, Kieffer JD, Armerding D, Kupper TS. Cutaneous
lymphocyte antigen is a specialized form of PSGL-1 expressed on skin-homing T cells. Nature. 1997;389:978-81.
9 Butcher EC, Picker LJ. Lymphocyte homing and homeostasis. Science. 1996;272:60-6.
10 Rustemeijer T, Hoogstraten IMW van, Blomberg BME von, Scheper RJ. Mechanisms in allergic contact dermatitis. In: Rycroft RJG, Menné T, Frosch PJ, editors. Textbook of contact dermatitis. 3rd ed. Berlijn: Springer Verlag; 2001.
11 Steinhoff M, Brzoska T, Luger TA. Keratinocytes in epidermal immune responses. Curr Opin Allergy Clin Immunol. 2001;1:469-76.
12 Weiss E, Mamelak AJ, la Morgia S, Wang B, Feliciani C, Tulli A, et al. The role of interleukin 10 in the pathogenesis and potential treatment of skin diseases. J Am Acad Dermatol. 2004;50:657-75.
13 Yarwood JM, Leung DY, Schlievert PM. Evidence for the involvement of bacterial superantigens in psoriasis and atopic dermatitis and Kawasaki syndrome. FEMS Microbiol Lett. 2000;192:1-7.
14 Leung DY, Boguniewicz M, Howell MD, Nomura I, Hamid QA. New insights into atopic dermatitis. J Clin Invest. 2004;113:651-7.
15 Mease P. TNFalpha therapy in psoriatic arthritis and psoriasis. Ann Rheum Dis. 2004;63:755-8.
16 Uchida T, Suto H, Ra C, Ogawa H, Kobata T, Okumura K. Preferential expression of T(h)2-type chemokine and its receptor in atopic der-matitis. Int Immunol. 2002;14:1431-8.
17 Kokuba H, Imafuku S, Huang S, Aurelian L, Burnett JW. Erythema multiforme lesions are associated with expression of a herpes sim-plex virus (HSV) gene and qualitative alterations in the HSV-specific T-cell response. Br J Dermatol. 1998;138:952-64.
18 Noesel CJ van, Wit M de, Hollak CE. Graft-versus-host disease: the face of the aggressor. Br J Haematol. 2002;118:932.
19 Furukawa F. Photosensitivity in cutaneous lupus erythematosus: lessons from mice and men. J Dermatol Sci. 2003;33:81-9.
20 Bos JD, Rie MA de, Teunissen MB, Piskin G. Psoriasis: dysregulation of innate immunity. Br J Dermatol. 2005;152:1098-107.
21 Bowcock AM, Cookson WO. The genetics of psoriasis, psoriatic arthritis and atopic dermatitis. Hum Mol Genet. 2004;13(Spec No 1):R43-55.
22 Prinz JC. Psoriasis vulgaris – a sterile antibacterial skin reaction medi-ated by cross-reactive T cells? An immunological view of the patho-physiology of psoriasis. Clin Exp Dermatol. 2001;26:326-32.
Abstract
The immune system of the skin and stereotyped reaction patterns in inflammatory skin diseases– The clinical and histological presentation of inflammatory disease
in the skin is exceedingly heterogeneous.– Nonetheless, most inflammatory dermatoses can be classified ac-
cording to five stereotypical tissue-reaction patterns: the spongiotic, the lichenoid, the psoriasiform, the vesiculo-bullous and the vasculo-pathic.
– By means of potent antigen-presenting cells, cytokine and chemo-kine cascades and a skin-specific cutaneous lymphocyte antigen(CLA)-positive lymphocyte population, the skin is able to respond very efficiently to pathogens that threaten the individual.
– Inflammatory skin diseases follow the rules and routes of the physio-logical reaction to inflammation but however for various reasons the immune response may be inadequate, enhanced or chronic.
– In allergic contact dermatitis, which is a prototype of the spongiotic reaction pattern, the inflammation is directed against an otherwise harmless antigen, for which the body is sensibilized.
– Lichenoid dermatitis (like erythema multiforme, graft versus host disease or lupus erythematodes) is based on a primary cytotoxic re-action against the basal epithelial cell, due to alterations in its anti-genic make-up or due to an altered immune response.
– In psoriasis, an example of psoriasiform dermatitis, the interaction between inflammatory cells, antigen presenting cells and epithelial cells is disturbed.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:948-55