Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2019 · De SDa heeft ervoor gekozen om het...
Transcript of Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2019 · De SDa heeft ervoor gekozen om het...
Het gebruik van antibiotica bij
landbouwhuisdieren in 2019
Trends, benchmarken bedrijven en dierenartsen
Juni 2020
3
Voorwoord
Voor u ligt het rapport ‘Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2019’ van
de SDa, Autoriteit Diergeneesmiddelen. Voor het eerst wordt de jaarlijkse rapportage
gesplitst in een bondig overzicht, waarin de belangrijkste conclusies over
antibioticumgebruik in de veehouderij worden beschreven en een online bijlage waarin
alle detailinformatie is opgenomen. Met dit rapport maakt het SDa-expertpanel het
antibioticumgebruik van de Nederlandse dierhouderijen voor het achtste
achtereenvolgende jaar inzichtelijk.
In de rapportage over 2019 wordt voor het eerst met de nieuwe benchmarksystematiek
voor dierhouderijen gewerkt. Voor dierenartsen is een nieuwe systematiek in
ontwikkeling.
Het streven blijft om veehouders en dierenartsen inzicht te geven in respectievelijk het
gebruik op een bedrijf of het voorschrijfpatroon.
Utrecht, juni 2020
Prof. dr. ir. D.J.J. Heederik
Voorzitter SDa-expertpanel
Colofon:
Leden van het SDa-expertpanel:
Prof. dr. M.J.M. Bonten, arts microbioloog
Mw. dr. I.M. van Geijlswijk, ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog
Prof. dr. ir. D.J.J. Heederik, epidemioloog Em. prof. dr. D.J. Mevius, veterinair microbioloog (tijdelijk vervanger van prof. dr. J.A. Wagenaar, veterinair microbioloog) Onderzoeksmedewerker: Ir. P. Sanders, data-analist
5
Inhoud
Voorwoord ........................................................................................................................ 3
Samenvatting .................................................................................................................... 6
Begrippenlijst en definities ................................................................................................ 8
Inleiding .......................................................................................................................... 10
Trends in antibioticumgebruik ......................................................................................... 11
Gebruik in DDDANAT in belangrijkste sectoren.............................................................. 11
Niet gemonitorde diersectoren ................................................................................... 12
Implicaties Europese verordening ............................................................................... 13
Verkoopcijfers ............................................................................................................. 14
Verandering in gebruik van de belangrijkste eerste, tweede en
derde keuze middelen ................................................................................................. 17
Colistinegebruik .......................................................................................................... 17
Nieuwe WHO-classificatie en nieuwe benchmarkwaarde voor colistine ...................... 18
Benchmarken van bedrijven ............................................................................................ 19
Benchmarken van bedrijven met aanvaardbaar gebruik.............................................. 19
Benchmarken van bedrijven met voorlopige benchmarkwaarden ............................... 25
Benchmarken dierenartsen ............................................................................................. 32
Nieuwe benchmarksystematiek dierenartsen ............................................................. 34
Bijlagen ........................................................................................................................... 34
Geraadpleegde literatuur ................................................................................................ 35
6
Samenvatting
Het expertpanel rapporteert jaarlijks het gebruik van antibiotica in de Nederlandse
dierhouderijen. Het antibioticumgebruik in de kalversector is ten opzichte van 2018 met
2,1 DDDANAT (11,3%) gedaald. Het gebruik in de varkenssector is laag en daalt gestaag
met afgelopen jaar een daling van 0,7 DDDANAT (8,2%). Het gebruik in de rundvee- en
vleeskuikensector vertoont de laatste vier jaar een relatief stabiel laag patroon. Ten
opzichte van 2018 is het gebruik gedaald met 4,9% (0,11 DDDANAT) en 2,2% (0,2 DDDANAT)
voor respectievelijk de rundvee- en vleeskuikensector. Het gebruik in de kalkoen- en
konijnensector (gehouden voor voedselproductie) is hoog. De geitensector werkt aan de
invoering van een systeem voor monitoring van antibiotica, maar extra inspanningen zijn
nodig om tot transparant antibioticumgebruik te komen.
De verschillende sectoren hebben hun eigen gebruikspatroon van eerste, tweede en
derde keuze middelen. Na initiële verschuivingen tussen deze middelen is er nu sprake
van een relatief stabiel gebruikspatroon voor alle sectoren. Het aandeel van tweede
keuze middelen is relatief hoog in de pluimveesector. Het gebruik van colistine bij varkens
en overig pluimvee is opnieuw licht gestegen. Het expertpanel dringt aan op een
verlaging van het colistinegebruik. De gebruikscijfers van de SDa over 2019 laten zien dat
de gezamenlijke Nederlandse aanpak van de overheid, dierhouders en dierenartsen eind
2019 heeft geresulteerd in een reductie in de verkoop van antibiotica voor dieren met
bijna 70% ten opzichte van 2009.
Op basis van de recente WHO-classificatie van polymyxines als kritische antibiotica met
de hoogste prioritering beschouwt het expertpanel polymyxines als derde keuze
antibiotica. Het expertpanel is daarom van mening dat per 2021 de benchmarkwaarde
voor het gebruik van polymyxines voor dieren 0 DDDAF moet worden, vergelijkbaar met
de andere derde keuze middelen (fluorochinolonen en 3e en 4e generatie cefalosporines).
Er is dit jaar voor het eerst gerekend met de nieuwe SDa-benchmarkwaarden voor
bedrijven. Er worden twee categorieën benchmarkwaarden onderscheiden:
• benchmarkwaarden die aanvaardbaar gebruik reflecteren en op korte termijn
niet zullen veranderen en;
• voorlopige benchmarkwaarden die komende jaren nog regelmatig kunnen
worden aangepast.
Als gevolg van de introductie van de nieuwe benchmarkwaarden in 2019 komen, zoals
verwacht, meer bedrijven in het actiegebied terecht. Omdat iedere sector een eigen
7
verdeling van het antibioticumgebruik over de bedrijven heeft, vergt het een
sectorspecifieke aanpak om een verdere reductie in het antibioticumgebruik te bereiken.
Een aantal sectoren (reguliere vleeskuikens, rosévlees afmestkalveren, alle
varkenssectoren) kent een verdeling die wordt gekenmerkt door veel bedrijven met laag
gebruik en een lange staart met bedrijven met een hoog antibioticumgebruik. Deze
sectoren dienen zich vooral te richten op het terugdringen van (structureel) hoog gebruik
bij deze bedrijven. Andere sectoren (kalversector m.u.v. rosévlees afmest, kalkoen- en
konijnensector) kennen een brede verdeling die juist vraagt om een sector brede aanpak
om tot een algehele reductie van het antibioticumgebruik te komen. Voor de kleine
sectoren als de kalkoen- en konijnensector geldt dat veranderingen richting een lager
gebruik langzaam gaan. Het expertpanel adviseert om een aanpak te vinden die tot een
snellere verlaging in antibioticumgebruik leidt.
Omdat de benchmarkwaarden voor bedrijven zijn veranderd hebben, zoals verwacht,
meer dierenartsen een hogere waarde voor de Veterinaire Benchmarkindicator (VBI). Er
is daarmee ook een stijging van het aantal dierenartsen in het actiegebied. Net als in
voorgaande jaren worden systematische verschillen gevonden in het voorschrijfpatroon
van dierenartsen. Voor dierenartsen is een nieuwe benchmarksystematiek in
ontwikkeling. De nieuwe systematiek zal worden gebaseerd op de DDDAVET, het
gemiddelde gebruik van een dierenarts over alle bedrijven per diercategorie, en zal
daarom eenvoudiger en intuïtiever te interpreteren zijn. De uitwerking daarvan volgt
rond de zomer van 2020.
8
Begrippenlijst en definities
Behandelbare kilogrammen
Het aantal kilogrammen van een bepaalde diersoort die per verpakkingseenheid antibiotica kan worden behandeld op basis van de in de SPC vermelde informatie.
DDDVET De Europese generiek (per werkzame stof) gedefinieerde veterinaire ‘Defined Daily Dose’ per diersoort, bepaald als de gemiddelde Europese dosering in mg/kg. Wordt gebruikt in de berekening van het aantal DDDVET/levend gewicht ter vergelijking met de DDDANAT.
DDDAF ‘Defined Daily Dose Animal’, de indicator voor het gebruik van antibiotica op een bedrijf. De DDDAF wordt berekend als de som van de behandelbare kilogrammen op een bedrijf aanwezig over een jaar, gedeeld door het gemiddeld aantal kilogrammen dier op een bedrijf aanwezig. Deze maat geeft het gebruik weer op bedrijfsniveau en wordt gebruikt om een bedrijf te benchmarken. Deze maat wordt sinds 2011 door de SDa gehanteerd (zie SOP ‘Berekening van de DDDA voor antimicrobiële middelen’). Van de DDDAF van alle bedrijven binnen een sector worden het gemiddelde en de mediane waarde berekend (ongewogen, alle bedrijven wegen even zwaar). Theoretisch gezien is het gewogen gemiddelde van de DDDAF (gewogen naar omvang van de noemer, aantal kilogrammen dier) gelijk aan de gemiddelde DDDANAT over alle bedrijven in een diersector. Omdat verschillende gegevensbronnen voor de noemers van DDDAF en DDDANAT worden gebruikt, is deze omrekening in de praktijk niet mogelijk. De dimensie van deze indicator is DDDA/dierjaar. In de eerste SDa- rapportages werd de notatie DDD/J gebruikt.
DDDANAT ‘Defined Daily Dose Animal’, de indicator voor het nationale gebruik van antibiotica per diersector. De DDDANAT wordt berekend als de som van de behandelbare kilogrammen in een diersector over een jaar, gedeeld door het gemiddeld aantal kilogrammen dier in een diersector aanwezig. Deze maat is toegepast om het gebruik per diersoort in kaart te brengen, op sectorniveau, onafhankelijk van bedrijfstypen en bedrijfsindelingen. De maat is vergelijkbaar met de humane maat van DDD per 1.000 mensdagen en daarin om te rekenen door *1.000/365. De dimensie van deze indicator is DDDA/dierjaar.
9
DDDAVET ‘Defined Daily Dose Animal’, de indicator voor het voorschrijfpatroon van antibiotica door een dierenarts in een specifieke diersector per jaar. Wordt berekend als de som van de behandelbare kilogrammen die zijn voorgeschreven gedurende een jaar door een specifieke dierenarts op alle bedrijven waarmee deze persoon een één-op-één relatie heeft, gedeeld door het gemiddeld aantal kilogrammen dier dat op alle bedrijven aanwezig is waarmee de dierenarts een één-op-één relatie heeft. Deze indicator geeft het absolute voorschrijfgedrag per dierenarts weer en geeft inzicht in verschillen in voorschrijfpatroon tussen dierenartsen.
EUROSTAT Het statistisch bureau van de Europese Unie. EUROSTAT heeft tot taak de EU te voorzien van statistische informatie op Europees niveau dat vergelijkingen tussen landen en regio’s mogelijk maakt.
Massabalans Vergelijking van verkochte hoeveelheid kilogram (kg) actieve stof en gerapporteerd gebruik op basis van afleverregels in kg actieve stof.
PCU ‘Population Correction Unit’, een door de European Medicines Agency gehanteerde maat voor diermassa. De PCU wordt berekend op basis van het aantal geslachte dieren in een jaar (gecorrigeerd voor import en export) en alleen indien slacht niet van toepassing is (bijvoorbeeld melkvee) op het aantal aanwezige dieren in een diersector. Daarmee wordt deze maat, afhankelijk van de diersoort, sterk door de productie beïnvloed (meer productie, lager getal), in tegenstelling tot de maat voor diermassa die de SDa hanteert in de noemer van de DDDANAT die uitsluitend is gebaseerd op het gemiddeld aantal levende dieren dat aanwezig is in een jaar.
VBI Veterinaire Benchmarkindicator, de VBI van een dierenarts beschrijft de kans dat bedrijven, waar de dierenarts verantwoordelijk voor is, wat betreft hun gebruik in het actiegebied voor bedrijven valt.
10
Inleiding
De SDa heeft ervoor gekozen om het rapport over het gebruik van antibiotica in de
landbouwhuisdieren in 2019 te splitsen in een rapport met de belangrijkste trends en
conclusies en een uitgebreide bijlage met alle relevante gegevens. De reden hiervoor is
dat het rapport door alle detailinformatie steeds complexer werd en daardoor moeilijker
te lezen. Het aantal tabellen en figuren in de rapportage is verminderd, maar de nu
opgenomen figuren en tabellen zijn informatiever en geven sneller inzicht in de huidige
stand van zaken en in trends.
Dit jaar wordt voor het eerst gebruik gemaakt van de nieuwe door het expertpanel
afgeleide benchmarkwaarden. De nieuwe benchmarkwaarden moeten worden gezien als
‘stip aan de horizon’, met name voor die diersectoren waarvoor het mogelijk bleek om
benchmarkwaarden voor aanvaardbaar gebruik af te leiden. Een aantal diersectoren
heeft met de overheid afspraken gemaakt op welke termijn de benchmarkwaarden voor
aanvaardbaar gebruik moeten worden gerealiseerd. Voor de sectoren die
benchmarkwaarden voor een dergelijke overgangsperiode hebben, is het gebruik op
bedrijven ook met deze benchmarkwaarden vergeleken.
Voor een aantal diersectoren bleek het voor het expertpanel niet mogelijk om
benchmarkwaarden voor aanvaardbaar gebruik af te leiden. Het gebruik was te hoog en
te variabel en voor deze diersectoren zijn voorlopige benchmarkwaarden afgeleid.
Voor dierenartsen is de systematiek nog onveranderd. Er wordt ook dit jaar nog gerekend
met de Veterinaire Benchmark Indicator (VBI). De benchmarkwaarden voor bedrijven die
worden gebruikt om de VBI te berekenen zijn de benchmarkwaarden die in 2019 voor
bedrijven in de verschillende diersectoren zijn afgesproken.
11
Trends in antibioticumgebruik
Gebruik in DDDANAT in belangrijkste sectoren
De trends in gebruik per diersector zijn weergegeven in figuur 1. Na de duidelijke afname
in gebruik sinds 2009, vertoont het gebruik bij vleeskuikens en melkvee de laatste vier
jaar een relatief stabiel gebruikspatroon. Ten opzichte van 2018 is het gebruik gedaald
met 2,2% (0,2 DDDANAT) en 1,7% (0,05 DDDANAT) voor respectievelijk de vleeskuiken- en
melkveesector. Er lijkt een nieuw evenwicht bereikt, met beperkte schommelingen in
gebruik over de jaren. Bij vleeskalveren daarentegen is een daling in het gebruik van 22%
(4,6 DDDANAT) over de laatste vijf jaar waarneembaar, waarvan de helft (2,1 DDDANAT;
11,3%) werd bereikt in 2019. Het gebruik in de varkenssector is laag en kent afgelopen
jaar een daling van 0,7 DDDANAT (8,2%).
Het gebruik bij kalkoenen is ten opzichte van vorig jaar gestegen met 7,9%
(1,6 DDDANAT). Deze stijging kan deels worden verklaard door een mogelijke
onderschatting van de dieraantallen over 2019 door het CBS. De door de sector
gerapporteerde dieraantallen, die worden gebruikt bij de DDDAF berekening, vallen
aanzienlijk hoger uit. Op basis van de DDDAF is deze stijging in gebruik niet
waarneembaar, deze maat laat een daling zien (-10,5%). De grote
betrouwbaarheidsintervallen laten zien dat er grote verschillen in gebruik bestaan tussen
bedrijven. Het expertpanel heeft al eerder geconcludeerd dat het wenselijk is deze
verschillen te verkleinen en tot een stabieler gebruikspatroon te komen.
Ook in de konijnensector (niet weergegeven in figuur 1) fluctueert het gebruik per jaar
sterk. Afgelopen jaar is het gebruik met 9,6% (4,2 DDDANAT) gedaald. Ook in deze sector
zijn de verschillen in gebruikspatroon tussen de bedrijven groot. Het expertpanel voert
overleg met de sector over de betrouwbaarheid van de gegevens (zowel leveringen als
diergewichten) die de variatie deels zouden kunnen verklaren. Het expertpanel verzoekt
de sector initiatieven te nemen om de kwaliteit van de gegevens verder te verbeteren.
Het gebruik in overige diersectoren zoals legpluimvee, (groot)ouderdieren van de leg-,
en vleeskuikensector en overig rundvee is stabiel op een laag niveau.
De trends in antibioticumgebruik zijn in meer detail weergegeven in de bijlage (tabel B1),
hier staat ook de daling in DDDANAT sinds 2009 weergegeven (tabel B2). In de bijlage
(tabel B56) staat ook het gebruik op basis van Europese doseringen (DDDVET)
weergegeven.
12
Figuur 1. Lange termijn ontwikkeling in antibioticumgebruik op basis van LEI WUR
gegevens t/m 2010 (DD/DJ) en SDa cijfers (DDDANAT) op basis van een ‘spline’
(getrokken lijn) met puntschattingen voor ieder jaar met 95%
betrouwbaarheidsinterval. Rekentechnische details zijn in de bijlage te vinden.
Kalkoenen (paars), vleeskalveren (blauw), vleeskuikens (oranje), varkens (lichtgroen) en
melkvee (donkergroen). Voor 2018 is het gebruik gecorrigeerd na een aanpassing van
de dieraantallen door het CBS voor de volgende sectoren: vleeskuikens, kalkoenen,
vleeskalveren en varkens.
Niet gemonitorde diersectoren
De geitensector werkt aan de invoering van een antibioticummonitoringsysteem. Voor de
meeste bedrijven worden de gebruiksgegevens al ingevoerd, maar omdat dieraantallen
niet systematisch worden gemeld door veehouders kunnen de gegevens nog niet volgens
de rekensystematiek van de SDa worden verwerkt. Het expertpanel adviseert de sector
om zo spoedig mogelijk op beschikbare externe gegevensbronnen over te stappen met
informatie over de dieraantallen per bedrijf. Een systematiek gebaseerd op zelf-
gerapporteerde dieraantallen is te kwetsbaar. Verder kunnen veehouders op vrijwillige
basis kiezen of ze aan antibioticummonitoring willen deelnemen als onderdeel van het
geitenkwaliteitssysteem. Het expertpanel wil hier wijzen op de noodzaak van monitoring
van antibioticumgebruik in een snel gegroeide sector als de geitensector en verzoekt de
13
sector antibioticummonitoring als verplicht onderdeel in het kwaliteitssysteem op te
nemen.
In 2019 hebben geen surveys plaatsgevonden in niet gemonitorde diersectoren zoals
paarden en gezelschapsdieren.
Implicaties Europese verordening
Met ingang van januari 2022 wordt Europese verordening EU 6/2019 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG van kracht. Hierin is beschreven dat alle Europese lidstaten het gebruik van antimicrobiële middelen voor dieren gaan monitoren en moeten rapporteren aan de European Medicines Agency (EMA). Monitoring wordt uitgebreid met antimycotica en antivirale middelen. Er is voorzien in een gefaseerde uitbereiding van monitoring, waarbij vanaf 2024 (over het gebruik in 2023) gerapporteerd moet gaan worden over het gebruik in de grote veehouderij systemen, te weten: alle runderen (waarbij in ieder geval vleeskalveren apart moeten worden gerapporteerd), varkens, vleeskuikens en kalkoenen. Vanaf 2027 moet ook gerapporteerd worden (over het gebruik in 2026) over geiten, schapen, eenden, ganzen, leghennen, kweekvis en paarden (die geconsumeerd worden). Door de in Nederland bestaande monitoring zijn we voor de eerste fase in 2024 al goed voorbereid, maar voor de fase vanaf 2027 moeten nog veel systemen worden ingericht. Ook voor de rapportage in 2024 zijn aanpassingen nodig. De DG-standaard zal uitgebreid worden met de overige antimicrobiële middelen (antimycotica, antifungale middelen, coccidiostatica).
Vanaf 2023 moet de rapportage van verkoopgegevens uitgebreid worden, zodat alle verkochte antimicrobiële middelen worden gerapporteerd, dus ook van middelen die met een speciale regeling beschikbaar zijn (zoals de middelen in klein-verpakkingen voor bijvoorbeeld duiven), middelen uit andere EU-landen die zijn ingekocht op basis van de cascaderegeling (denk aan diergeneesmiddelen die in Nederland niet beschikbaar zijn) en bereidingen met antimicrobiële stoffen voor individuele dieren (conform VO 2019/6 art 113-115 een diergeneesmiddel dat overeenkomstig een diergeneeskundig voorschrift ex tempore wordt bereid, vooral voor gezelschapsdieren).De reguliere verkoopcijfers van de Nederlandse registraties, inclusief parallelle registraties zijn nu beschikbaar, maar vanaf 2023 zullen ook de alternatieve distributiekanalen (farmaceuten van klein-verpakkingen voor bijvoorbeeld duiven, producenten van magistrale bereidingen, groothandelaren van importproducten) hun verkoopcijfers moeten rapporteren. Het expertpanel zal in het najaar van 2020 een lijst van noodzakelijke aanpassingen publiceren en met voorstellen tot implementatie komen en die met de
verschillende stakeholders bespreken.
14
Verkoopcijfers
De verkochte massa actieve stof is in 2019 met 16,0% gedaald ten opzichte van 2018 naar
150.419 kg (figuur 2). De daling ten opzichte van het door de overheid aangewezen
referentiejaar 2009 is nu 69,6%. De verkochte massa die niet direct te herleiden valt naar
de diersectoren, bedraagt 2,3%. Dit is aanzienlijk minder dan vorig jaar. Het is nog
onduidelijk waarom het verschil tussen de verkoopcijfers en gebruiksgegevens per jaar
varieert. De intentie is dit nader te laten onderzoeken door een extern adviesbureau in
samenwerking met de FIDIN en de SDa. Dit onderzoek zal worden gericht op het
vaststellen van de volledigheid en juistheid van de verkoopcijfers.
Het Nederlandse beleid, weerspiegeld in de gebruiks- en verkoopcijfers van de SDa, heeft
met succes de verkoop van antibiotica voor dieren met bijna 70% gereduceerd ten
opzichte van 2009.
Figuur 2. Verloop van de verkoopcijfers van antibiotica, uitgedrukt in aantal
kilogrammen actieve stoffen (x 1.000) van 1999 tot en met 2019 (bron FIDIN) naar
hoofdcategorie
15
Figuur 3 geeft de trends weer van de verkoopcijfers (massa, zwarte lijn) in combinatie
met de tonnen levend gewicht van de landbouwhuisdieren (stippellijn) en het totale
gebruik (massa, staven) in de gemonitorde diersoorten. Het totale gebruik (in kg) in
diersectoren is weergegeven in staafdiagrammen met daarin de verschillende diersoorten
onderscheiden per kleur.
De figuur laat zien dat het levend gewicht over de tijd stabiel is rond de 250 kiloton en dat
de trends in massa verkoop en gebruik een daadwerkelijke afname in gebruik van
antibiotica weergeven en niet worden veroorzaakt door verschuivingen in omvang van de
veestapel. De figuur maakt ook duidelijk wat de relatieve bijdrage is van de verschillende
diersectoren aan het totale gebruik. In de kalver- en varkenssector wordt bijna 80% van
alle verkochte antibiotica gebruikt. Dit wordt verklaard omdat in deze sectoren relatief
grote dieren worden gehouden die per toediening meer antibiotica nodig hebben dan
kleine dieren. Daardoor geeft ook het gebruik, uitgedrukt als massa, beperkte informatie
over de blootstelling van de dieren in de verschillende veehouderijen at risk.
Uit figuur 2 kan bijvoorbeeld niet geconcludeerd worden dat de blootstelling van
bijvoorbeeld vleeskuikens beperkt is, omdat de gebruikte massa laag is.
Dierdagdoseringen (DDDANAT) zijn een betere maat om de gemiddelde blootstelling aan
antibiotica per dier weer te geven. Figuur 1 laat zien dat de blootstelling voor
vleeskuikens op ongeveer tien dierdagdoseringen per dierjaar stabiliseert, een niveau
vergelijkbaar met dat van de varkenssector.
16
Figuur 3. Lange termijn ontwikkeling van de verkochte en gebruikte massa actieve stof. De gebruikte massa actieve stof is uitgesplitst
naar de gemonitorde diersectoren. Daarnaast is het levend gewicht van de in 2019 gemonitorde diersectoren weergegeven over deze
periode.
0
500000
1000000
1500000
2000000
2500000
3000000
0
50000
100000
150000
200000
250000
300000
350000
400000
450000
500000
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
1000
kg
leve
nd
gew
ich
t
kg v
erko
op
/geb
ruik
Vleeskuikens (vanaf 2013) Kalkoenen (vanaf 2013) Varkens
Melkvee Vleeskalveren Overig rundvee
Vleeskonijnen (vanaf 2016) Overig pluimvee (vanaf 2017) Verkoop
Levend gewicht (x1000 kg)
17
Verandering in gebruik van de belangrijkste eerste, tweede en derde keuze
middelen
De verschillende sectoren laten sectorspecifieke verhoudingen in het gebruik van eerste,
tweede en derde keuze middelen zien. Na initiële verschuivingen in het gebruik, is nu
sprake van een relatief stabiel gebruikspatroon in de meeste sectoren. Bij varkens en
runderen (melkvee, kalveren en overige runderen) bestaat ongeveer 80% van het gebruik
uit eerste keuze antibiotica, ongeveer 20% uit tweede keuze antibiotica en 0,1% tot circa
4% uit derde keuze antibiotica (met name polymyxines). Bij deze sectoren is, sinds de
monitoring is gestart, een gestage toename van het aandeel eerste keuze middelen
waarneembaar, waarbij het absolute gebruik van deze middelen toch is afgenomen. Bij
pluimvee is een ander patroon waarneembaar, waarbij zowel bij vleeskuikens als
kalkoenen een forse reductie in het aandeel derde keuze middelen is gerealiseerd, tot
0,9% bij vleeskuikens en 2,7% bij kalkoenen. Het aandeel tweede keuze middelen is 73%
bij vleeskuikens en 49% bij kalkoenen. Deze percentages zijn berekend op basis van de
DDDANAT met een standaard diergewicht. In de pluimveesector wordt de DDDAF berekend
met het behandelgewicht. Deze benadering is preciezer en leidt tot andere verhoudingen
in eerste, tweede en derde keuze middelen en deze benadering wordt nader toegelicht in
het sectorspecifieke benchmarking gedeelte. Toch geeft het expertpanel voor de
vergelijkbaarheid de grovere benadering op basis van de DDDANAT weer, omdat andere
sectoren niet met het behandelgewicht rekenen en omdat in de nabije toekomst EU-
cijfers ook gebaseerd zullen zijn op een gemiddeld diergewicht. De verhouding eerste,
tweede en derde keuze antibiotica bij konijnen ligt op ongeveer op 75% eerste keuze
antibiotica en net iets meer dan 1% derde keuze (vooral polymyxines).
Het gebruik van fluorochinolonen en 3e en 4e generatie cefalosporines blijft in de meeste
sectoren onveranderd laag. Het gebruik van fluorochinolonen in de pluimveesector is
gedaald van 183 kg naar 64 kg.
Colistinegebruik
Het gebruik van colistine is in 2019 met 189 kg gestegen (16,5% meer dan in 2018). Ten
opzichte van 2017 is de stijging zelfs 47,0%. Deze toename valt grotendeels toe te
schrijven aan toenames bij varkens (140 kg) en het overig pluimvee (59 kg); de
rundveesector (8 kg) en de kalversector (4 kg) laten een daling zien. De varkenssector en
het overig pluimvee gebruikten in 2019 97,8% van de in totaal gebruikte massa
polymyxines. Het expertpanel dringt dan ook aan op een verlaging van het
colistinegebruik in de varkenssector en in de overige pluimveesectoren. Tot voor kort
hanteerde het expertpanel de door ESVAC voorgestelde benchmarkwaarde van 1 mg/PCU
op sectorniveau.
18
Voor alle diersectoren in onderstaande tabel is het colistinegebruik lager dan de laagste
EMA-benchmarkwaarde (EMA, 2016a). Net al vorig jaar is specifiek voor leghennen het
colistinegebruik berekend. Voor deze pluimveecategorie zijn geen standaardgewichten
gedefinieerd voor ESVAC. Indien wordt uitgegaan van gewichten tussen de 1-2 kilogram,
realistische gewichten voor de Nederlandse situatie, dan is het gebruik bij leghennen
opnieuw hoger dan de 1 mg/PCU colistine. Dit was ook in 2018 het geval. Het expertpanel
roept de sectoren op om het gebruik van colistine op korte termijn te verlagen, de
uitwerking hiervan is aan de sectoren.
Tabel 1. Het colistinegebruik in 2015-2019 uitgedrukt in mg/PCU in de verschillende
diersectoren
Sector 2015 2016 2017 2018 2019
Vleeskuikens 0,027 0,019 0,017 0,021 0,023
Varkens 0,814 0,558 0,490 0,598 0,666
Melkvee 0,033 0,025 0,018 0,012 0,005
Overig rundvee 0,075 0,039 0,008 0,039 0,028
Kalveren 0,675 0,233 0,060 0,062 0,046
Nieuwe WHO-classificatie en nieuwe benchmarkwaarde voor colistine
Op basis van de WHO-classificatie van polymyxines als kritische antibiotica met de
hoogste prioritering is het expertpanel van mening dat polymyxines moeten worden
beschouwd als derde keuze antibiotica. Deze antibioticumgroep is door de WHO in 2019
aan de lijst van Critically important Antimicrobials (CIAs) toegevoegd, op basis van relaties
tussen het gebruik van met name colistine en het voorkomen van overdraagbare
resistentie (mrc-1) in dieren en dierlijke producten (Liu, 2016). Deze classificatie kwam
niet onverwacht. Het betreft een categorie middelen die sinds 2019 op de lijst van ‘last
resort middelen’ is opgenomen. Colistine wordt wereldwijd belangrijker bij het
behandelen van infecties bij mensen (WHO, 2019). Ook ESVAC rapporteert over colistine
in dezelfde lijn als over fluorochinolonen en 3e en 4e generatie cefalosporines. Dit
betekent dat, vergelijkbaar met de andere derde keuze middelen (fluorochinolonen en
3e en 4e generatie cefalosporines), het expertpanel van mening is dat de streefwaarde van
het gebruik van polymyxines voor dieren 0 DDDAF moet worden.
19
Benchmarken van bedrijven
Dit jaar zijn voor het eerst de nieuwe benchmarkwaarden van het expertpanel van kracht.
In de nieuwe systematiek worden twee categorieën benchmarkwaarden onderscheiden;
benchmarkwaarden die aanvaardbaar gebruik reflecteren en op korte termijn niet zullen
veranderen én voorlopige benchmarkwaarden die in de tijd nog regelmatig aan
aanpassingen onderhevig zullen zijn. Het betreft, in geval van aanvaardbaar gebruik,
gebruikspatronen die gekenmerkt worden door zeer laag gebruik, geringe spreiding in
gebruik tussen bedrijven in de betreffende diersector en beperkte variatie in gebruik over
de tijd. In subgroepen van bedrijven in deze diersectoren is soms nog sprake van een
beperkt aantal bedrijven met hoog gebruik en dit kan resulteren in een lange staart van
de verdeling.
In de diersectoren en diercategorieën waar nog sprake is van relatief brede verdelingen
met een gebruikspatroon of voorschrijfpatroon dat sterk (structureel) verschilt tussen
bedrijven en dierenartsen én wordt gekenmerkt door grotere variatie over de tijd,
kunnen geen benchmarkwaarden voor aanvaardbaar gebruik worden afgeleid. In dat
geval kan het expertpanel alleen voorlopige benchmarkwaarden afleiden die op
pragmatische gronden zijn afgeleid en op een termijn van 2-3 jaar weer moeten worden
bijgesteld.
Omdat deze benchmarkwaarden verschillende achtergronden hebben, worden de
resultaten voor diercategorieën met aanvaardbaar gebruik apart gepresenteerd van de
resultaten voor diercategorieën met voorlopige benchmarkwaarden. De realisatie voor de
SDa-benchmarkwaarden is gecombineerd weergegeven met benchmarkwaarden van de
sector die voor de komende jaren met de overheid zijn afgesproken als
overgangswaarden om naar het aanvaardbaar gebruik toe te groeien. Dergelijke waarden
zijn door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit afgesproken met de
diersectoren voor vleeskuikens en varkens (zeugen/biggen en vleesvarkens).
Benchmarken van bedrijven met aanvaardbaar gebruik
Sectoren met benchmarkwaarden voor aanvaardbaar gebruik laten gebruikspatronen
zien die gekenmerkt worden door (zeer) laag gebruik, geringe spreiding in gebruik tussen
bedrijven en over de tijd. Per diercategorie zullen kort de verdelingen en
benchmarkresultaten worden toegelicht.
20
Vleeskuikens
De DDDAF in de vleeskuikensector wordt berekend op basis van het antibioticumgebruik
in combinatie met het behandelgewicht dat wordt vastgesteld met behulp van een
groeicurve. Het valt op dat de verhoudingen tussen eerste, tweede en derde keuze
middelen anders liggen vergeleken met de DDDANAT (zie tabellen B1 en B5 in de bijlage).
Het aandeel tweede keuze middelen ligt lager, op 50% ten opzichte van 73% berekend
met de DDDANAT. Dit wordt verklaard doordat het behandelgewicht hoger is voor
behandelingen met tweede keuze middelen in vergelijking met behandeling met eerste
keuze middelen.
In de vleeskuikensector is er een groot verschil in antibioticumgebruik tussen de reguliere
en alternatieve, trager groeiende rassen. Reguliere vleeskuikens worden voornamelijk
gehouden voor de zogenaamde foodservice (restaurants, catering, instellingen) en
export; de alternatieve, trager groeiende rassen worden vooral geproduceerd voor de
Nederlandse supermarkten. De diercategorie reguliere vleeskuikens heeft een brede
verdeling, met een lange staart van bedrijven, waar relatief veel antibiotica wordt
gebruikt. Dit betekent dat, om op termijn tot aanvaardbaar gebruik te komen, in deze
diercategorie voor meer dan de helft van de bedrijven in de komende jaren een reductie
in het antibioticumgebruik wenselijk is. Bij de alternatieve rassen is de verdeling smaller
met minder bedrijven in het actiegebied.
De nieuwe benchmarkwaarden moeten worden gezien als ‘stip aan de horizon’ en in
beide diercategorieën worden de nieuwe benchmarkwaarden, in overeenstemming met
het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, gefaseerd ingevoerd. Er is voor
2019 nog gewerkt met signaleringswaarden voor een overgangsperiode, die zijn
vastgesteld op 14 en 8 voor respectievelijk de reguliere en alternatieve rassen. In de
bijlage (tabellen B59 en B60) staat meer informatie over de gefaseerde invoer van de
nieuwe benchmarkwaarden. Het aantal reguliere vleeskuikenbedrijven met een gebruik
boven de benchmarkwaarde van de SDa is 57% . Ook volgens de door de sector
gehanteerde signaleringswaarde is het aantal bedrijven met hoog gebruik aanzienlijk
(40%). Er worden verdere inspanningen van deze bedrijven gevraagd om het gebruik
verder te verlagen. Het gebruik bij bedrijven met alternatieve systemen is laag. Het
percentage bedrijven met een gebruik boven de actiewaarde van de SDa in deze sector is
10%.
21
Figuren 4a. en b. DDDAF verdelingen van vleeskuikenbedrijven (regulier boven,
alternatief onder). De rode lijn geeft de nieuwe benchmarkwaarde van de SDa weer, de
oranje en rode stippellijnen de door de sector gehanteerde signalerings- en
actiewaarde. Voor vleeskuikens die in alternatieve houderijsystemen worden gehouden
is deze signaleringswaarde ook vastgesteld op 8, net als de actiewaarde van de SDa.
22
Zeugen/biggen en vleesvarkens
Beide diercategorieën hebben een laag gemiddeld antibioticumgebruik. De verdelingen
worden gekenmerkt door lange staarten; er zijn bedrijven met een gebruik dat enkele
malen hoger ligt dan het gemiddelde gebruik. De varkenssector heeft met het ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit overgangswaarden afgesproken, om zo de
nieuwe benchmarkwaarde gefaseerd in te voeren. Voor 2019 werken beide
diercategorieën met een signaleringwaarde van 7 en een actiewaarde van 10. In de
bijlage (tabellen B57 en B58) staat meer informatie over de gefaseerde invoer van de
nieuwe benchmarkwaarden.
In onderstaande figuren staan zowel de nieuw benchmarkwaarde van de SDa als de
signaleringswaarde van de diercategorieën weergegeven. Een gebruik boven de
signaleringwaarde van de diercategorie komt in beide diercategorieën nog regelmatig
voor. Er worden verdere inspanningen van de sector gevraagd om bij bedrijven met een
hoog gebruik bij zeugen/biggen en vleesvarkens het antibioticumgebruik verder te
verlagen.
23
Figuren 5a. en b. DDDAF verdelingen van de zeugen/biggen (boven) en vleesvarkens
(onder). De rode lijn geeft de nieuwe benchmarkwaarde van de SDa weer, de oranje en
rode stippellijnen de door de sector gehanteerde signalerings- en actiewaarde.
24
Rundvee
De rundveesector kenmerkt zich door een laag, aanvaardbaar antibioticumgebruik en
smalle verdelingen. Het gemiddelde gebruik bij melkvee is 2,2 DDDAF, bij overig rundvee
(opfok, zoogkoeien en vleesstieren) ligt het gemiddelde gebruik rond 1 DDDAF. Het
grootste deel van de bedrijven in de diercategorie overig rundvee gebruikt helemaal geen
antibiotica. De benchmarksystematiek van de rundveesector wijkt af van de overige
sectoren en wordt op dit moment geëvalueerd. Als een bedrijf twee achtereenvolgende
jaren een gebruik boven het signaleringsniveau heeft moet actie worden ondernomen.
Het streven is tot harmonisatie te komen met de overige diersectoren, waar alleen een
actiewaarde wordt gehanteerd.
Figuur 6. DDDAF verdeling van de melkveebedrijven. De oranje lijn geeft de
benchmarkwaarde voor het signaleringsniveau van de SDa weer.
25
Rosévlees afmestkalveren
Het gemiddelde antibioticumgebruik in deze diercategorie is laag. De verdeling heeft nog
wel een relatief lange staart, dit vertaalt zich in een relatief hoog percentage bedrijven in
het actiegebied (34%).
Figuur 7. DDDAF verdeling van de rosévlees afmestbedrijven. De rode lijn geeft de
benchmarkwaarde van de SDa weer.
Benchmarken van bedrijven met voorlopige benchmarkwaarden
Sectoren met een voorlopige benchmarkwaarden worden gekenmerkt door een relatief
hoog gemiddeld gebruik, brede verdelingen en veel variatie over de tijd. Deze
benchmarkwaarden zijn afgegeven op pragmatische gronden en zullen op termijn van 2-3
jaar weer moeten worden bijgesteld. Het expertpanel is voornemens deze
benchmarkwaarden in 2021 opnieuw te evalueren.
26
Kalveren (blankvlees, rosévlees start en rosévlees combinatie)
Voor de kalversectoren met voorlopige benchmarkwaarden geldt dat de
signaleringswaarde die voor 2018 gold, per 2019 de actiewaarde is geworden. Voor de
kalversectoren zijn geen overgangswaarden overeengekomen met het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In deze paragraaf wordt daarom alleen de SDa
actiewaarde gehanteerd als benchmarkwaarde.
Bij blankvleeskalverbedrijven is sprake van een brede, maar bijna normale verdeling.
Nulgebruik komt bijna niet voor. Dit betekent dat bij blankvleeskalverbedrijven het
verbeterbeleid niet gericht moet zijn op een staart van uitbijters, maar op een structurele
aanpak van de infectiecontrole en bio-veiligheid op bedrijven om te komen tot een
verdere vermindering en verfijning van het antibioticumgebruik in de volle breedte van
deze sector en de keten waarbinnen de sector opereert. Het gebruik ten opzichte van
2018 is met 13% gedaald. Het expertpanel is positief over deze reductie en streeft naar
een verdere reductie. 16% van de bedrijven heeft een gebruik hoger dan de voorlopige
benchmarkwaarde van de SDa. Op bedrijven met hoog gebruik moet gestreefd worden
naar een lager antibioticumgebruik.
Figuur 8. DDDAF verdeling van de blankvleeskalverbedrijven. De rode lijn geeft de
voorlopige benchmarkwaarde van de SDa weer.
27
Het antibioticumgebruik bij de rosévlees startbedrijven ligt hoog, het gemiddelde gebruik
is 74,7 dierdagdoseringen en waarden boven de 100 zijn geen uitzondering. De variatie in
antibioticumgebruik tussen bedrijven is groot. 60% van de bedrijven heeft een gebruik
boven de voorlopige benchmarkwaarde van de SDa. Het expertpanel gaat onderzoeken of
er technische redenen zijn die de grote spreiding in uitkomsten verklaren en indien
wenselijk voorstellen geven om de berekening van de dierdagdoseringen in deze sector
en de benchmarksystematiek te verbeteren. Er worden tegelijkertijd verdere
inspanningen van de sector gevraagd om het gebruik verder te verlagen. De grote
verschillen tussen bedrijven suggereren dat hier ook kansen liggen om het gebruik te
verlagen.
Figuur 9. DDDAF verdeling van de rosévlees startbedrijven. De rode lijn geeft de
voorlopige benchmarkwaarde van de SDa weer.
28
Bij rosévlees combinatiebedrijven is het aantal bedrijven sterk afgenomen van 186 in
2018 naar 76 in 2019. Met de sector is afgesproken deze categorie bedrijven onder te
verdelen in startbedrijven en afmestbedrijven. Voor een klein deel van de bedrijven was
de administratie eind 2019 nog niet verwerkt en deze bedrijven zijn alsnog als
combinatiebedrijven geregistreerd. De verwachting is dat deze categorie in de volgende
rapportage geheel is verdwenen. De verdeling van het antibioticumgebruik is breed met
uitschieters tot bijna 50 dierdagdoseringen. 71% van de bedrijven heeft een gebruik
boven de voorlopige benchmarkwaarde van de SDa. Er worden verdere inspanningen van
de sector gevraagd om het gebruik verder te verlagen.
Figuur 10. DDDAF verdeling van de rosévlees combinatiebedrijven. De rode lijn geeft de
voorlopige benchmarkwaarde van de SDa weer.
29
Speenbiggen Een positieve ontwikkeling is dat het gebruik in deze leeftijdsgroep is gedaald met 15,2%.
De verdeling van het antibioticumgebruik in de diercategorie speenbiggen heeft een
lange staart. Opvallend is dat zeer laag gebruik (minder dan één dierdagdosering)
regelmatig voorkomt, maar tegelijkertijd vormt gebruik boven de 50 DDDAF geen
uitzondering. In deze sector dient aandacht te worden besteed aan het verminderen van
(structureel) hoog gebruik. 26% van de bedrijven met speenbiggen heeft een gebruik
boven de voorlopige benchmarkwaarde van de SDa. Er worden verdere inspanningen van
de sector gevraagd om het gebruik verder te verlagen.
Figuur 11. DDDAF verdeling van de speenbiggenbedrijven. De rode lijn geeft de
benchmarkwaarde van de SDa weer.
30
Kalkoenen
De verdeling van het antibioticumgebruik in de kalkoensector is breed, met veel bedrijven
boven de benchmarkwaarde met enkele uitschieters boven 40 DDDAF. Deze
benchmarkwaarde moet overigens nog in overleg met de sector definitief worden
vastgesteld. Het gebruik in deze sector is als hoog te karakteriseren. De kalkoensector is
een project gestart waarin kalkoenhouders en dierenartsen worden gecoacht. SDa hoopt
dat dit project leidt tot een reductie in het antibioticumgebruik, met als belangrijkste
focus een reductie bij (structurele) hooggebruikers. 63% van de kalkoenbedrijven heeft
een gebruik boven de voorlopige benchmarkwaarde van de SDa. Er worden verdere
inspanningen van de sector gevraagd om het gebruik verder te verlagen.
Figuur 12. DDDAF verdeling van de kalkoenbedrijven. De rode lijn geeft de voorlopige
benchmarkwaarde van de SDa weer. Deze benchmarkwaarde is nog niet definitief
vastgesteld.
31
Konijnen
Het gemiddelde antibioticumgebruik in de konijnensector is zeer hoog, met sterke
variatie tussen bedrijven en binnen bedrijven over de tijd. Door aanpassingen in de
registratie van antibioticumleveringen en dieraantallen lijkt de weergave van het
antibioticumgebruik per bedrijf dit jaar nauwkeuriger te zijn in vergelijking met de
afgelopen jaren. De indruk bestaat dat het gebruik in de konijnensector gereduceerd is,
maar door het ontbreken van nauwkeurige gegevens over voorgaande jaren kan dit niet
geobjectiveerd worden. Variatie tussen bedrijven is mogelijk mede toe te schrijven aan
verschillen in populatie opbouw en het starten met parkhuisvesting door sommige
konijnenhouderijen. Benchmarkwaarden voor deze sector zijn, in afwachting van
onderzoek naar kritische succesfactoren voor een lager antibioticumgebruik, nog niet
vastgesteld. De noodzaak voor een dergelijk onderzoek is mede door de genoemde
variatie tussen bedrijven onverminderd aanwezig. Het expertpanel is in overleg met de
sector over de correcte registratie van het gemiddelde diergewicht en overweegt om nog
dit jaar een voorlopige benchmarkwaarde vast te stellen om verdere vertraging te
voorkomen.
Figuur 13. DDDAF verdeling van de konijnenbedrijven.
32
Benchmarken dierenartsen Vergelijkbaar met de DDDAF-systematiek kan voor dierenartsen per diercategorie een
DDDAVET worden berekend. Deze maat beschrijft het gemiddeld aantal dierdagdoseringen
per dierenarts en sluit direct aan op de benchmarksystematiek voor bedrijven. Tabel 2
geeft een overzicht van de DDDAVET per diercategorie.
Tabel 2. Resultaten voor de DDDAVET voor de verschillende diercategorieën.
Diersoort Diercategorie N Gemiddelde Mediaan P75 P90
Vleeskuikens Vleeskuikens 82 7,8 6,9 12,2 18,8
- Regulier 72 11,4 10,2 17,8 23,2
- Alternatief 72 1,8 1,2 2,7 4,3
Kalkoenen 10 13,1 12,7 20,3 31,2
Varkens Zeugen/zuigende
biggen 212 3,5 2,5 4,6 6,7
Speenbiggen 209 16,0 11,1 20,3 36,7
Vleesvarkens 241 4,2 4,0 5,7 7,1
Vleeskalveren Blankvlees 61 14,9 14,8 16,6 17,9
Rosévlees start 59 72,8 72,4 82,4 98,3
Rosévlees afmest 121 4,8 3,5 7,2 11,2
Rosévlees
combinatie 39 18,2 17,4 21,9 32,0
Rundvee Melkvee 710 2,4 2,3 2,7 3.0
Opfok 196 0,6 0,0 0,6 1,5
Zoogkoeien 697 0,7 0,4 0,9 1,5
Vleesstieren 378 0,7 0,3 0,9 1,7
Uit de tabel blijkt dat met name voor de melkveehouderij de verschillen in
voorschrijfpatroon tussen dierenartsen beperkt zijn (beperkt verschil tussen mediaan en
P90). Voor de andere sectoren bestaan nog aanzienlijk verschillen in voorschrijfpatroon
tussen dierenartsen.
33
Het benchmarken van dierenartsen is in maart 2014 geïntroduceerd op basis van de
Veterinaire Benchmarkindicator (VBI). Alle dierenartsen hebben via de
kwaliteitssystemen inzicht in de VBI-scores. De VBI van een dierenarts wordt per
diersector berekend en heeft een waarde tussen 0 en 1. De VBI kan worden
geïnterpreteerd als de kans dat een dierenarts een bedrijf in het actiegebied heeft onder
alle bedrijven waar hij of zij een één-op-één relatie mee heeft. Dus een VBI van 0,22
betekent dat van alle bedrijven waar een dierenarts een één-op-één relatie mee heeft
22% zich in het actiegebied bevindt. Voor een dierenarts werkzaam in meerdere
diersectoren worden meerdere VBI-scores berekend. De verdeling van dierenartsen over
de verschillende benchmarkgebieden wordt in hoge mate bepaald door de verdeling van
de bedrijven. Daarnaast spelen verschillen in voorschrijfgedrag van dierenartsen, al of
niet op praktijkniveau, een grote rol.
Figuur 14 laat de resultaten van de VBI-berekening zien, uitgaande van de nieuwe
benchmarkwaarden voor de diersectoren die in 2019 zijn ingegaan of van de
overgangswaarden zoals overeengekomen met de vleeskuiken- en varkenssector.
Figuur 14: Percentages dierenartsen in de verschillende benchmarkgebieden, berekend
op basis van de VBI.
* voor deze sectoren is gerekend met overgangswaarden.
72%
30%
61%
26%
80%72%
26%
0%
36%
36%
20%25%
2%
70%
3%
38%
0% 3%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Vleeskuikens* Kalkoenen Varkens* Vleeskalveren Melkvee Overig rundvee
34
Nieuwe benchmarksystematiek dierenartsen
Op dit moment is een nieuwe benchmarksystematiek voor dierenartsen in ontwikkeling.
Het expertpanel is in de afrondende fase bij het invoeren van een nieuwe
benchmarksystematiek op basis van de DDDAVET.
Bijlagen
De bijlagen behorende bij dit rapport zijn online te vinden op de website van SDa,
Autoriteit Diergeneesmiddelen.
35
Geraadpleegde literatuur
EMA 2016a. Updated advice on the use of colistin products in animals within the European
Union: development of resistance and possible impact on human and animal health. London,
2016. URL: https://www.ema.europa.eu/en/documents/scientific-guideline/updated-advice-
use-colistin-products-animals-within-european-union-development-resistance-possible_en-
0.pdf
EMA 2016b. Defined daily doses for animals (DDDvet) and defined course doses for animals
(DCDvet).
http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Other/2016/04/WC500205410.
Liu YY, Wang Y, Walsh TR, et al. 2016. Emergence of plasmid-mediated colistin resistance
mechanism MCR-1 in animals and human beings in China: a microbiological and molecular
biological study. Lancet Infect Dis. 2016;16(2):161–168. doi:10.1016/S1473-3099(15)00424-7
Official Journal of the European Union 7.1.2019, L 4/1. REGULATION (EU) 2019/4 on the
manufacture, placing on the market and use of medicated feed, amending Regulation (EC)
No 183/2005 of the European Parliament and of the Council and repealing Council Directive
90/167/EEC
Official Journal of the European Union 7.1.2019, L 4/24. REGULATION (EU) 2019/5 amending
Regulation (EC) No 726/2004 laying down Community procedures for the authorization and
supervision of medicinal products for human and veterinary use and establishing a European
Medicines Agency, Regulation (EC) No 1901/2006 on medicinal products for paediatric use
and Directive 2001/83/EC on the Community code relating to medicinal products for human
use
Official Journal of the European Union 7.1.2019, L 4/43. REGULATION (EU) 2019/6 on
veterinary medicinal products and repealing Directive 2001/82/ECSDa 2012.
World Health Organization 2019. Critically important antimicrobials for human medicine, 6th
revision. Geneva. Licence: CC BY-NC-SA 3.0 IGO.
SDa, Autoriteit Diergeneesmiddelen
Yalelaan 114
3584 CM Utrecht
Nederland
Telefoon: 088 – 0307 222
E-mail: [email protected]
www.autoriteitdiergeneesmiddelen.nl
Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2019
Trends, benchmarken bedrijven en dierenartsen
SDa/1153/2020
Autoriteit Diergeneesmiddelen, 2020
Vermenigvuldiging is toegestaan onder voorwaarde van bronvermelding