Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

94
1 Het consumenten koopproces als basis voor aankopen Prof Dr C.N.A. Molenaar November 2006 m.m.v. Drs Daniel van Veldhuyzen

Transcript of Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

Page 1: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

1

Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

Prof Dr C.N.A. Molenaar

November 2006

m.m.v. Drs Daniel van Veldhuyzen

Page 2: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

2

Inhoudsopgave

Samenvatting 2

Het koopproces 4

De rol van internet 10

Invloed internet op het koopproces 17

Het koopproces voor witgoed: vrijstaande markt 22

Het koopproces voor witgoed: inbouwmarkt 33

Bijlage 41

Onderzoeksgegevens 42

Analyse vrijstaande markt 50

Analyse inbouwmarkt 78

Page 3: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

3

Samenvatting

In twee separate onderzoeken is de invloed onderzocht van internet op het

koopproces van klanten bij groothuishoudelijke apparatuur, witgoed. Op basis van de

resultaten werd het koopproces in kaart gebracht en de invloed van internet bepaald.

Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in de conclusie dat voor vrijstaand apparatuur 59

procent van de respondenten denkt waarschijnlijk tot zeer zeker een apparaat via

internet te kopen. Bij de inbouwmarkt is dit 24 procent.

Als onderzocht wordt wat de doorslaggevende factoren zijn bij de aankoop blijkt dat

de rol van de verkoper bij de vrijstaande markt slechts 6 procent is t.o.v. 25 procent

bij de inbouwmarkt. De rol van de verkoper bij de inbouwmarkt is mede groter door

de andere focus bij de koop (focus op de keuken). Bij de vrijstaande markt denkt 74

procent van de respondenten dat de verkoper niet objectief is met zijn advies, bij de

inbouwmarkt is dit 76%.Toch heeft 68 procent van de kopers van inbouwapparatuur

behoefte aan interactie met de verkoper (54 procent bij vrijstaand). 83 procent van de

kopers van inbouwapparatuur wil ook graag dit apparaat eerst zien voordat men

koopt (76 procent bij de vrijstaande markt). Men wil dus in beide gevallen het

apparaat wel fysiek zien. Er is wel een groot verschil geconstateerd in de binding met

de winkel. Bij inbouw kiest 39 procent ervoor het volgende apparaat in dezelfde

winkel te kopen ten opzichte van 13 procent bij vrijstaand.

De rol van internet komt vooral naar voren tijdens het koopproces

Oriëntatiefase 75% gebruikt internet 53% gebruikt internet

informatiefase Vergelijkingssites 81%

Merkensites 93%

Vergelijkingssites 73%

Merkensites 90%

besluitvorming Function./prestatie 56%

Prijs 17%

Verkoper 6%

Funct.prestatie 45%

Prijs 9%

Verkoper 25%

Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat internet een zeer

belangrijke rol speelt tijdens het koopproces van groothuishoudelijk apparatuur. Voor

de inbouwmarkt is de rol van de verkoper en de adviesfunctie van de verkoper

belangrijker dan bij de vrijstaande markt. Als verkoopkanaal kan internet niet

onderschat worden. Bij de huidige status van het gebruik geeft al 59% van de

respondenten aan dat men de volgende keer zeker de aankoop via internet

Page 4: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

4

overweegt. De behoefte aan fysiek contact is echter wel aanwezig. Het is dan ook

zeer waarschijnlijk dat men toch de winkel bezoekt voor aankoop van een apparaat

om even het apparaat te bekijken. Dit is het moment voor de winkel. Als men niet

goed inspeelt op de klant zal hij/zij vertrekken en op internet kopen. De kans van de

huidige dealer ligt dus in dit contact moment. Dat men weinig vertrouwen heeft in de

objectiviteit van de verkoper is zorgwekkend, maar tevens een uitdaging. Dealers

moeten dit vertrouwen herstellen en ook meer waarde creëren t.o.v. internet. Als

men hier niet toe instaat is zal men rekening dienen te houden met een forse

concurrent; internet. Hoe groter de binding die een klant heeft met de winkel hoe

kleiner de kans dat men op internet koopt een andere positieve correlatie is de

correlatie tussen het bekijken van productinformatie op internet en de

waarschijnlijkheid dat men op internet koopt Andere doorslaggevende factoren zijn

het vertrouwen dat men heft men kopen op internet en of men al eens een

groothuishoudelijk apparaat heft gekocht.

Juist door het feit dat de ervaring met het kopen op internet toeneemt en het feit dat

men product informatie zoekt op internet (93% en 90%) wijzen erop dat internet als

verkoopkanaal nog veel in waarde zal toenemen.

Er wordt geadviseerd om de winkel aan te passen en de verkopers te trainen beter

op het contactmoment in te spelen. Merkensites dienen rekening te houden met

koopmotieven en de vraag van potentiële kopers. Ten slotte moeten bestaande

dealer ook hun internsite aanpassen op de geconstateerde behoefte aan informatie

en fysiek contact.

Page 5: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

5

Het koopproces

Het klassieke koopproces

Van oudsher was het kopen van producten een proces, waarbij vertrouwen in de

leverancier en de fysieke controle van het product een rol speelden. In de oudheid

was er veelal sprake van directe levering, waarbij men de goederen kon zien, voelen

en ruiken (veelal landbouwproducten) of was er sprake van maatwerk, veelal door

ambachtslieden. Dit vertrouwen in de leverancier is tot de dag van vandaag nog

steeds een belangrijke voorwaarde om een koop tot stand te brengen. Ook de

controle van de producten, op basis van fysieke aanwezigheid, is nog steeds een

belangrijk argument om een product wel of niet te kopen. Het aanbodparadigma,

zoals wij tot nog steeds kennen in marketing en verkoop, gaat van deze twee

elementen, vertrouwen en fysieke aanwezigheid uit. In de loop van de tijd is er

natuurlijk wel veel veranderd.

De ambachtslieden zijn veelal vervangen door massaproductie, door de inzet van de

technologie is het nog steeds mogelijk om producten in veel vormen en maten te

maken voor acceptabele prijzen. Soms wordt er dan ook wel gesproken over

massamaatwerk, om aan te geven dat er zo veel productvarianten zijn, dat men op

individuele wensen en behoeften kan inspelen.

Het vertrouwen in de leveranciers is nog steeds een belangrijk koopelement. Dit

vertrouwen is echter opgebouwd uit enkele onderdelen. Niet langer is het de

ambachtsman die maakt en levert, maar is er sprake van een distributiekanaal.

Hierbij zijn voor de koop eigenlijk een drietal elementen van belang voor het krijgen

en bouwen van vertrouwen:

o In de eerste plaats het merk. Door de merkassociatie bouwt men een

vertrouwensperceptie op van het product.

o Daarnaast de dealer, de verkopende partij. Ook hier is sprake van een perceptie,

men heeft vertrouwen in de winkelketen of de winkel. De winkel is “het merk”.

o Maar er kan ook een specifieke perceptie zijn, op de persoon gericht. Men kent

de eigenaar of men vertrouwt de verkoper. Men gaat af op het persoonlijke

gevoel, het advies of andere elementen, die bijdragen aan het vertrouwen op

persoonsniveau.

Uiteindelijk dragen al deze factoren bij tot een oordeel over de koop en uiteindelijk tot

de koopbeslissing.

Page 6: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

6

product merk winkel In store

Vormgeving

Kleur

Perceptie

Specificaties

Prijs

Andere kenmerken

Associatie

Reklame

Ervaringen

Uitstraling

Associatie

Uiterlijk

Ervaringen

Perceptie

Verwachting

Assortiment

Reputatie

Lay out

Opstelling

Personeel

Advies

Cultuur

Service

elementen van belang tijdens een koopproces (fysieke oriëntatie)

Klassieke marketing theorie

In de klassieke marketingtheorie worden de marketinginstrumenten (4Ps) als

leidraad genomen voor het aanbod, maar ook als richtlijn voor de koop.

o Het product moet aan de wensen en verwachting voldoen

o De prijs moet kloppen; de prijs moet in overeenstemming zijn met de

verwachtingen of bijdragen aan de kwaliteitsperceptie (een hoge prijs

indiceert een hogere kwaliteit dan een lage prijs).

o De plaats; waar koopt men het product. De winkel, de dealer, hier kan men

het product zien en ook de plaats is een element van perceptie en wellicht

verrouwen

o Promotie draagt bij aan het totale beeld; een faire deal, een hoog

kwaliteitsimago of andere elementen, die met promotie overgedragen kunnen

worden.

Al met al is de aankoop van een product een complex samenspel van feitelijkheden

en percepties, van verwachtingen en ervaringen. Dit geldt voor alle producten, maar

hoe hoger het aankoopbedrag hoe bewuster de afweging tot koop zal zijn.

Page 7: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

7

feitelijkheden

ervaringen

percepties

verwachtingen

product

winkel

koopbeslissing

De koopbeslissing is een spanningsveld tussen winkel en product, tussen verwachtingen en realiteit.

Geplande aankopen versus impuls aankopen

Bij het kopen is lang niet altijd sprake van een rationele koopbeslissing. Vaak koopt

men impulsief (vooral levensmiddelen en “gadgets”) of men is wel van plan

binnenkort iets te kopen, maar nu nog eigenlijk niet. Deze aankopen zijn dus niet

echt rationeel, en daarom loopt een koopproces dan ook anders. Bij het koopproces

zijn de drie soorten van “koop” belangrijk om de rol van de winkel te kunnen bepalen:

o de impuls aankopen

o de geplande aankopen

o de ongeplande aankopen.

Deze driedeling is dus van invloed op het koopproces en op de criteria die bij

aankoop van belang zijn.

o Impuls aankopen

Impuls aankopen vinden ongepland plaats. Veelal wordt men met een product

geconfronteerd, of een reclame-uiting en besluit direct tot koop over te gaan. Veel

impuls aankopen vinden op deze wijze plaats in de supermarkt. Kenmerken van

deze impuls aankopen zijn bijvoorbeeld:

o Staan vaak niet op een boodschappenlijst en er is dus geen specifieke

informatie nodig voor de koop

o Vaak goedkopere artikelen

Page 8: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

8

o Snelle besluitvorming

o Vaak niet echt dringend nodig

o Een plotseling opkomende behoefte tot koop (instinctief)

De winkel, het koopmoment, is bepalend voor de aankoop. Hierbij kunnen promotie

materiaal van de winkel bijdragen aan de impuls, maar ook de winkel zelf of de

verkoper. Een voorbeeld hiervan is het koopgedrag bij Mediamarkt, een luilekkerland

voor de man. Door de inrichting van de winkel, de sfeer, de beleving en de

prijsperceptie die klanten hebben, worden kopers tot koop gestimuleerd, veelal

impuls gedreven. De nieuwe toepassingen van narrowcasting zullen deze impuls nog

versterken

o Geplande aankopen

Bij geplande artikelen is er in feite een tegenovergesteld koopproces. Men gaat

bewust de artikelen kopen, men heeft meestal een sterke product- of

merkenvoorkeur. Er is voorafgaande aan de koop ook een oriëntatiefase geweest

(voor de duurdere artikelen). Veelal zoekt men eerst naar informatie, via dagbladen,

tijdschriften of internet, maar ook via buren of vrienden. Men oriënteert zich en maakt

de afweging om al dan niet te kopen buiten de winkel en gaat dan bewust naar de

winkel voor nadere informatie, inspectie van de producten en wellicht om uiteindelijk

het product te kopen.

o Semi-geplande aankopen

Ten slotte zijn er de semi-geplande artikelen. Men is al bezig geweest om zich te

oriënteren op het product, de specificaties, de mogelijke dealers en de prijs, maar

heeft nog geen definitief besluit genomen. Veelal onder invloed van externe

omstandigheden (prijs, aanbieding, overtuiging winkelier) gaat men nu toch tot koop

over. In feite zijn dit ongeplande aankopen op dat moment. Door externe

omstandigheden echter versnelt men de koop. Een bepaalde aanbieding kan een rol

spelen, maar ook de aanpak van de verkoper of het “gevoel” in de winkel.

Deze klassieke benadering van het koopproces verschilt per persoon, van mens tot

mens. Deze verschillen kunnen bestaan uit:

o Persoonlijke verschillen, zoals demografie, psychografie, motivatie, kennis of

budget

o Omgevingsinvloeden, zoals de cultuur van de eigen leefomgeving, de sociale

klasse, de invloed van familie of de persoonlijke situatie

Page 9: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

9

o Psychologische processen, zoals informatievergaring en –verwerking, het

leerproces en een bepaalde houding, gedrag of ervaring.

Al deze factoren spelen een rol bij het individuele koopproces. Voor bewuste

aankopen geldt echter dat ieder mens een rationeel koopproces doorloopt. Dit

koopproces begint bij aandacht en gaat via interesse naar afweging en koopdaad.

Deze regel staat in de verkoopkunde bekend als de “AIDA” regel.

In marketingtechnisch opzicht is er een onderscheid te maken in een cognitieve fase

(awareness en knowledge), in een affectieve fase (liking en voorkeur) en in een

conatieve fase (overtuiging en koop).

Cognitieve fase

Affectieve fase

Conatieve fase

oriëntatie

aantrekkelijkheid

Besluit/koop

Rationeel op zoek naar

Informatie. Men oriënteert

zich op het product en wellicht

ook op de leverancier/merk

Men heeft een voorkeur,

gebaseerd op persoonlijke

motieven (affecties) en

omstandigheden

De eindafweging gebaseerd op

ratio en affectie. Men besluit

tot koop.

Het beslissingproces gebaseerd op Aaker en Myers (1982)

Veranderingen in het koopproces

De beschreven motieven en afwegingen zijn gebaseerd op een gepland koopproces,

waarbij de consument deels rationele beslissing neemt en zich ook deels laat leiden

door emotionele (affectieve) beslissingen. Dit is een logisch onderscheid binnen het

klassieke koopproces, zoals hierboven beschreven. Immers men gaat naar een

winkel, ziet het product, luistert naar de verkoper en neemt een besluit. Dit is steeds

een mixture van emotie en ratio. De weging van emotie en ratio is per product en per

persoon verschillend. Vandaar dat dit in de bovenstaande benadering niet gesplitst

is, omdat dit op het koopmoment, in de winkel, moeilijk te onderkennen is. Eigenlijk is

het op dat moment niet relevant, immers een winkel heeft een eigen uitstraling en op

Page 10: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

10

basis van de uitstraling en perceptie wordt er een klantengroep aangetrokken. Het

product is in principe niet onderscheidend, wel de combinatie winkel en product.

Conclusie

Gebaseerd op de beschreven uitgangspunten en visies kan een consumenten

koopproces worden gemaakt. Dit koopproces is de basis voor een koopbeslissing

van consumenten bij de geplande en semi-geplande aankopen. Er wordt echter wel

een onderscheid gemaakt tussen eindafweging, koopintentie en koopbeslissing. Dit

onderscheid is noodzakelijk omdat de logica om bij een winkel te kopen en zich in de

winkel te oriënteren, aan het verdwijnen is. Alternatieve distributiekanalen, vooral

internet (en in sommige gevallen ook de telefoon), worden steeds vaker onderdeel

van het koopproces.

Page 11: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

11

De rol van Internet

Internet is eigenlijk een communicatieplatform, dat het mogelijk maakt om informatie

te delen op een tijdstip dat het iedereen uitkomt. Op basis van dit

communicatienetwerk worden heel specifieke toepassingen aangeboden om

informatie te krijgen, om te communiceren en om te reageren. Het unieke van dit

netwerk is natuurlijk, dat het een wereldwijde toepassing kent, dat het

gebruikersvriendelijk is en dat er nieuwe innovatieve proposities mogelijk zijn, zowel

voor aanbieders als vragers. Op basis van de beschreven mogelijkheden ontstaan

bijvoorbeeld proposities als:

o Marktplaats.nl of ebay, waarbij iedereen producten kan aanbieden en kopen;

o Vergelijkingssites waar men producten kan vergelijken of meningen van

anderen kan lezen over producten (weblogs zijn hier ook voorbeelden van).

o Verschillende domeinen, die gebruikers binden met een specifiek onderwerp

(zoals sport) of een bepaalde doelstelling (zoals een relatie aangaan) geven

weer dat juist internet een medium is voor geven en nemen, voor informatie

bieden en informatie vragen.

Voor commerciële doeleinden kunnen de functies van internet als volgt worden

gedefinieerd:

o een informatiefunctie;

o een communicatiefunctie;

o een transactiefunctie;

o een facilitaire (infrastructurele) functie.

Bij de informatiefunctie kan gedacht worden aan het verstrekken van en het zoeken

naar informatie. Het brengt dus eigenlijk de informatie aanbieder en –vrager bij

elkaar. Maar ook kan men gebruik maken van bestaande bronnen, zoals

kranteninformatie of niet specifieke bronnen zoals wedstrijdgegevens, weblogs, of

video’s en foto’s die de aanbieder als een vorm van vrije nieuwsuiting (of

exhibitionisme) op het internet heeft gezet. Juist door deze informatiefunctie ontstaat

een transparantie in markten. Men kan alles vinden en dus alles weten. Men zoekt

eerst op internet naar informatie voordat men een beslissing neemt.

Bij de communicatiefunctie maakt men gebruik van de communicatieve

mogelijkheden van internet. Men kan internet gebruiken op een aloude manier, het

schrijven van brieven zoals bij de mailfunctie, op een interactieve manier zoals met

Page 12: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

12

chatroom of op een informatieve manier zoals met weblogs. Deze drie vormen

verschillen in de mate van interactiviteit en in de initiatiefnemer. Bij emailing is er een

verzender en duurt het antwoord wat langer, als je al antwoord krijgt, bij de weblog

kun je op één bericht verschillende antwoorden krijgen en bij de chatroom is het een

spel van berichten en antwoorden. Alle drie dragen echter bij tot contact,

interactiviteit en zijn ook een bron van informatie.

Bij de transactiefunctie kan men inderdaad iets kopen. Dit kan zijn een

informatieproduct zoals een rapport of advies, het kan een virtueel product zijn zoals

een e-boek of software maar ook een fysiek product zijn. Alleen bij de fysieke

producten is er sprake van aflevering op een fysiek adres. Men heeft dan wel het

voordeel snel te kunnen kopen, maar men kan het product niet zien, voelen of ruiken

en ook niet meteen meenemen. Men moet wachten op de aflevering. Toch wordt

internet vaak geassocieerd met deze transactiefunctie, omdat dit direct van invloed is

op het koopproces, op de commerciële functie en ook nieuwe toepassingen mogelijk

maakt. Hierbij kan men denken aan online advies, andere vormen van distributie

zoals met marktplaatsen, veilingen of vergelijkingssites.

De infrastructurele functie is een functie van internet waarbij internet alleen

faciliteiten biedt. De gebruiker weet vaak niet dat er van internet gebruik wordt

gemaakt. Men kan denken aan narrowcasting toepassingen of aan VOIP (bellen met

internet). Deze toepassing is dus onzichtbaar, maar hierdoor is het wel mogelijk om

data te raadplegen of specifieke diensten aan te bieden.

De toepassing van internet binnen het koopproces zal van invloed zijn op de

koopbeslissing en het kopen. Deze infrastructurele functie is bijvoorbeeld van belang

voor narrowcasting en RFID toepassingen. Men kan de klant identificeren en

persoonlijke koopboodschappen sturen.

Page 13: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

13

CBS: Internetgebruik in Nederland in 2005

Een onderzoek uitgevoerd door het CBS over internetgebruik in Nederland.

E-mailen en chatten populairste internetactiviteiten

In 2005 hadden ruim vier op de vijf Nederlanders toegang tot internet. De internetaansluiting werd vooral gebruikt om te mailen, chatten en informatie op te zoeken. Ook waren commerciële activiteiten zoals telebankieren en elektronisch winkelen populair.

Een op de vijf heeft nog nooit internet gebruikt

In 2005 had 83 procent van de Nederlanders toegang tot internet, 60 procent van de Nederlanders via een breedbandverbinding. Toch hebben ruim 2 miljoen personen van 12 tot 75 jaar (17 procent) nog nooit internet gebruikt. Vooral lager opgeleide mensen in de leeftijd van 55 tot 75 jaar maken geen gebruik van internet. In 2005 had tweederde van hen nog nooit internet gebruikt.

Communicatie en informatie opzoeken favoriet

Internet wordt vooral gebruikt als communicatiemiddel en voor het opzoeken van informatie. Dit was het geval bij ongeveer 90 procent van de personen die in de 3 maanden voorafgaand aan het onderzoek wel eens internet hebben gebruikt.

Communicatie vond vooral plaats via e-mail. Daarnaast chatte 40 procent. Onder jongeren van 15 tot 25 jaar was het aandeel chatters dubbel zo groot. Zes procent van de gebruikers telefoneerde via internet. Informatie opzoeken had vooral betrekking op goederen en gebruik van diensten in de reisbranche.

Telebankieren belangrijke activiteit

Ook werden in 2005 veelvuldig commerciële activiteiten via internet uitgevoerd, vooral door 25- tot 35-jarigen. Bijna zestig procent van de mensen die in de voorafgaande maanden internet hadden gebruikt, deed in die periode aan telebankieren, terwijl bijna de helft zei dat ze goederen hadden gekocht of verkocht via het internet. Meerderheid internetgebruikers winkelt elektronisch

Bijna zestig procent van de internetgebruikers heeft ooit goederen besteld of gekocht via internet. De helft van de internetters deed dit in het jaar voorafgaand aan het onderzoek. Hierbij ging het vooral om literatuur, vakanties en software/hardware en elektronische benodigdheden. Ook kleding en sportartikelen werden vaak op deze wijze aangeschaft.

Veel ouderen bestellen boeken of vakanties

Ouderen hebben gemiddeld meer vrije tijd ter beschikking en meer geld dan jongeren. Dit geldt ook voor de ouderen die gebruik maken van internet. Zowel literatuur als vakanties werden via internet naar verhouding het meest door 55-plussers aangeschaft. Jongeren kochten via internet meer kleding en sportartikelen.

Bron CBS, maart 2006

Page 14: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

14

Waarvoor wordt internet gebruikt?

Hierboven zijn al de functies van internet beschreven. De aanbieders op internet

zullen steeds één of meer van de functies integreren binnen hun aanbod, hun

website of de functionaliteit. Veelal zullen meerdere functies tegelijk worden

aangeboden, zoals informatie verstrekken en kunnen reageren

(communicatiefunctie) of informatie verstrekken en kunnen kopen. Het is voor een

succesvolle toepassing belangrijk om de functies in overeenstemming te brengen

met de verwachtingen van de internet gebruikers. Men dient dus te weten wat

gebruikers doen op internet, wat men verwacht te vinden op de site en hoe men ook

navigeert op de site.

internetactiviteiten naar soort

Uitgaande van het CBS rapport over het gebruik van internet blijkt dat de meeste

gebruikers informatie zoeken en dat internet vooral wordt gebruikt voor

communicatie. De communicatie kan zowel bestaan uit email, reageren op weblogs

of in chatrooms. Hiermede wordt het communicatieplatform, wat internet in wezen

ook is, nog eens benadrukt. Voor Vlehan is vooral van belang dat internet intensief

wordt gebruikt voor het zoeken naar informatie.

Page 15: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

15

soort aankopen op internet.

Uitgaande van het CBS onderzoek worden er vooral veel boeken, software en reizen

op internet gekocht. Software en reizen zijn virtuele producten. Hierbij spelen de

belemmeringen van internet niet. De producten kunnen meteen gekocht (en

geleverd) worden, terwijl men ook gemakkelijk objectieve informatie kan krijgen, via

diverse websites of door even te “googlen”. Boeken zijn eigenlijk één van de eerste

producten, die gekocht werden op internet. De reden hiervoor is dat een boekhandel

vaak niet alle boeken in voorraad heeft en dus de boeken ook moet bestellen

(waardoor de klant dus twee keer naar de winkel moet komen). Daarnaast is het

zoeken naar een boek heel specifiek, men kan op auteur onderwerp of associatie

zoeken. Op basis van de suggesties kan men een boek kopen. Dit zoek- en

koopproces is uniek voor internet en leidt daardoor vanzelf tot een koop. Frappant in

dit verband is dat veel kopers ook aangeven op basis van het zoeken bij een

internetboekhandel ook te kijken in de lokale boekhandel of het boek daar op

voorraad is. Als dat het geval is dan zal men het boek bij de lokale boekhandel

kopen, dan hoeft men niet op de levering te wachten. Ook hier spelen rationele en

emotionele aankopen een rol. Veelal zal men rationeel de boeken op internet kopen.

Hoewel men ook stuurt op emotionele aankopen zal dit in de lokale boekhandel veel

vaker voorkomen. In feite is de splitsing tussen rationeel en emotioneel heel duidelijk

te zien in dit aankoopproces van boeken.

Het kopen van witgoed wordt vaak wordt gezien als een aankoop, waarbij vrouwen

een dominante rol hebben. Voor de invloed van internet op het koopproces is het

Page 16: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

16

daarom ook van belang om bepalen of het gedrag van vrouwen met en op internet

wezenlijk verschilt van het gedrag van mannen.

Wat kopen vrouwen?

Vrouwen en nieuwe media

Op basis van gegevens op de site www.allesovervrouwen.nl blijkt inderdaad dat het

gedrag van vrouwen afwijkt, maar meer op basis van het navigatiegedrag op internet,

dan op een wezenlijk ander gebruik van internet. Zo blijken vrouwen minder te surfen

maar wel veel gerichter te zijn in het zoekgedrag op internet. Mannen bezoeken

meer sites, maar vrouwen hebben meer pageviews. Hieruit blijkt o.a. het gerichte

zoekgedrag van vrouwen. Dit is van belang voor het onderwerp van websites gericht

op vrouwen, maar ook voor de analyse van het koopgedrag en het koopproces. In

het gebruik van internet zijn de verschillen beperkt. Vrouwen gaan naar andere sites

en besteden iets meer tijd op internet. Deze verschillen zijn echter in het kader van

dit onderzoek niet van belang.

Wat bekijken vrouwen?

Vrouwen en nieuwe media

bron: www.allesovervrouwen.nl

Uit diverse onderzoeken blijkt dat mannen impulsiever zijn met internet dan vrouwen.

Mannen hebben vaak een onvoorspelbaar zoek en surfgedrag. Men laat zich leiden

Page 17: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

17

door gevoelens, men wordt snel afgeleid. Veelal weet men niet van te voren wat men

gaat doen op internet. Vrouwen gebruiken internet op rationele gronden, gaan heel

bewust zoeken op internet en weten van te voren wat ze gaan doen. Dit rationele

gedrag vertaalt zich ook naar de behoefte aan informatie. Men is kritisch en selectief

en wil vooral eerlijke informatie, to-the-point.

Vrouwen zoeken vooral eerlijke informatie

Vrouwen en nieuwe media

bron: www.allesovervrouwen.nl

Conclusie

Internet is een medium dat de laatste jaren een grote plaats heeft gekregen in het

leven van de gemiddelde Nederlander. Alle leeftijdsgroepen maken er op een eigen

wijze gebruik van. Het is niet meer zo dat ouderen internet moeilijk vinden,

integendeel ouderen maken er meer gebruik van dan jongeren. Dit heeft te maken

met de vrije tijd die ouderen hebben t.o.v. jongeren. Internet is dan ook een

onderdeel geworden van het dagelijkse leven. Invloed op het koopproces, ook van

witgoed is dan ook zeker te verwachten.

Internet en computers niet alleen voor jongeren

Door: Redactie Computer Idee

Huishoudens waarvan de kostwinner boven 55 jaar is, maken steeds vaker gebruik van een pc en van internet. Dit blijkt uit de ICT Consumer Monitor, een onderzoek van Heliview Research onder 1700 huishoudens in Nederland.

In de eerste helft van 2005 gebruikte nog minder dan de helft van de 'oudere' huishoudens een pc thuis en iets meer dan een derde van deze huishoudens maakte gebruik van internet. Een jaar later heeft ongeveer tweederde van de huishoudens met een kostwinner boven 55 jaar een pc; wie een pc (of laptop) heeft, maakt ook gebruik van internet. Er zijn wel enkele verschillen te zien tussen wat ouderen en jongeren online doen. De ouderen gebruiken internet relatief vaker voor het opvragen voor informatie en ook vaker voor thuisbankieren. Daarentegen chatten zij minder dan de jongere huishoudens.

Bron: computer idee, 29 september 2006

Page 18: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

18

Invloed internet op het koopproces

Het koopproces dat een consument doormaakt kan als volgt worden weergegeven:

probleemherkenning

informatiezoeken

alternatieven evaluatie

aankoopintentie

aankoop

klassiek koopproces

In dit proces wordt er onderscheid gemaakt tussen verschillende fasen en de

behoeften die consumenten hebben in iedere fase. Men zal op zoek gaan naar

informatie, naar ervaringen en tenslotte ook naar koopadressen. Om hieraan te

voldoen raadpleegt men verschillende bronnen, van krantenadvertenties tot buren en

van internet tot televisie commercials.

probleemherkenning

informatiezoeken

alternatieven evaluatie

aankoopintentie

aankoop

buren, familie, vrienden,

bekenden, collega’s

fysiek, winkels, showroom,

beurzen, bekenden

internet

Koopproces en bronnen bij de verschillende fasen

Vooral de rol van internet is nieuw binnen het koopproces, enerzijds vervult internet

een functie, die eerst door anderen werd vervuld, maar internet biedt ook nieuwe

Page 19: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

19

mogelijkheden. Men moet hierbij bijvoorbeeld denken aan de vergelijkingssites of

marktplaatsen voor gebruikte goederen.

probleemherkenning

informatiezoeken

alternatieven evaluatie

aankoopintentie

aankoop

Websites leveranciers/merken

Webwinkels, Chatrooms

Vergelijkingssites

Markplaats/ebay

Bulletinboard

Zoekengines (google)

Weblogs

Communities/nieuwsgroepen

Toepassing internet binnen het koopproces

De invloed van internet op het koopproces kan dus veel verder gaan dan alleen het

kopen op internet. Juist door internet ontstaat transparantie van het aanbod en kan

men de mening vragen van veel gebruikers. Dit kan van invloed zijn bij het kopen.

Vooral rationele koopbeslissingen, waarbij men eerst informatie verzamelt en zich

beraad over de aankoop worden vaker ondersteund door internet. In feite kan men

dus de koopbeslissing thuis al nemen op basis van de verkregen informatie, het

transparante aanbod en ook de mogelijkheid om online te kopen. Hiermede zal de rol

van de detaillist bij rationele koopbeslissingen kunnen gaan veranderen.

Rol detaillist

Zoals hierboven beschreven was de rol van een winkel/dealer altijd veelzijdig. Men

bracht producten en kopers bij elkaar, men gaf informatie en advies en wist alles van

het product. Service en garantie werden dan ook door de dealer gegeven. Er was

een vertrouwensband nodig tussen winkel/verkoper en natuurlijk ook in het merk. De

adviesrol van de verkoper/dealer was essentieel. Dit was de basis voor zaken doen.

Wat natuurlijk ook meespeelde is het verschil in kennis tussen koper en verkoper. De

koper had vragen, de verkoper de antwoorden. Hierdoor was men in staat te

adviseren en vertrouwen op te bouwen. Er ontstond een vertrouwensrelatie tussen

de detaillist en de koper. Onderdeel van het koopproces was het kiezen van de juiste

winkel, of vaak was dit eigenlijk niet eens een keuze. Men koos de winkel in de buurt

Page 20: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

20

of een winkel met een goede reputatie. Oriëntatie, advies en het product bekijken

gebeurde in de winkel met ondersteuning van de verkoper. Echter internet

veranderde deze logica. Potentiële kopers kunnen zich eerst op internet oriënteren

en vinden alle informatie die men maar wensen kan, men kan zelfs het product

kopen! Door deze transparantie is de koper mondiger geworden, kiest bewuster voor

een kanaal en een dealer en stelt ook hogere eisen. Men weet immers wat men mag

verwachten en welke prijs men maximaal wil betalen.

Hierdoor zal het koopproces als volgt gaan verlopen:

Probleem

herkenning

Vergelijkings

sitegoogle

merken webwinkels

keuze Winkel/

dealer koop

besluit

informatie alternatieven koopintentie

het koopproces in relatie tot internet

De winkel is niet meer de plaats voor oriëntatie en om informatie te krijgen, maar

eerder de plaats om de bevindingen te controleren en om nog even het product te

bekijken, voordat definitief over de koop wordt beslist. Echter of deze koop ook bij

deze detaillist zal plaatsvinden hangt van diverse factoren af:

o Vertrouwen: welk vertrouwen heeft men in de winkel t.o.v. de webwinkel. Dit

is niet alleen vertrouwen in het advies of de levering, maar ook in de service,

de garantie, de nazorg.

o Cultuur, van zowel de koper als de verkoper/detaillist. Het moet zogenaamd

“clicken”. Hierbij zijn er natuurlijk diverse kopersgroepen te onderkennen

zoals de koopjesjagers, de vertrouwenzoekers, de loyale kopers en de

onzekere kopers. Maar ook verkopers hebben typeringen zoals de adviseur,

Page 21: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

21

de harde verkoper, de joviale verkoper en de genereuze verkoper. Hierbij

moet er natuurlijk een goed gevoel zijn. Al deze elementen bepalen mede de

koop.

Voor een detaillist is het belangrijk om deze nieuwe rol goed te onderkennen en

hierop in te spelen. Een detaillist heeft nog altijd het voordeel van zijn reputatie, van

het persoonlijke contact, van de aanwezigheid van de producten en de directe

levering.

Page 22: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

22

Koopproces voor witgoed, vrijstaande markt

Uitgaande van de verschillende koopprocessen, impuls, semi-rationeel en rationeel,

is het de vraag of witgoed ook in deze drie delen uiteenvalt en wat de rol van internet

is in het koopproces. Door de rol van internet te bepalen tijdens het koopproces kan

er een inschatting gemaakt worden van de rol en de mogelijkheden van dealers, van

de kansen van de webwinkels en ook de eisen die gesteld moeten worden aan

websites van de diverse merken. Vlehan heeft het initiatief genomen om dit te

onderzoeken bij zowel de vrijstaande markt als de inbouwmarkt.

De centrale onderzoeksvraag luidde:

Wat is de rol van internet tijdens het koopproces van witgoed en wat zijn de

consequenties hiervan voor dealers.

Uitgegaan wordt van het koopproces zoals dat hiervoor werd beschreven. Dit

koopproces kent de fasen:

o Probleemherkenning

o Oriëntatiefase

o Informatiefase

o Koopfase

Probleemherkenning

Een koopproces voor rationele en semi-rationele aankopen begint bij een bewuste

probleemherkenning. Vooral bij witgoed zal dit het geval zijn, waarbij ook de grootte

van de aankoop (financieel) ertoe leidt dat men zich goed oriënteert voordat men tot

aanschaf overgaat. Er is sprake van een bewuste, veelal rationele aankoop. De

reden waarom men vrijstaand witgoed koopt kan verschillend zijn.

Page 23: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

23

5%

17%

3%

34%

36%

5%

0% 10% 20% 30% 40%

Als onderdeel van nieuw e keuken

Oude apparaat is kapot gegaan

Oude apparaat w as/is aan vervanging toe

Wil een apparaat met de nieuw ste technologieën

Ik had/heb nog niet zo'n apparaat

Andere reden

Waarom heeft u dit apparaat gekocht/gaat u dit apparaat kopen?

De hoogte van de vervangingsvraag (70%) is opvallend. De initiële vraag is slechts

17 procent. Hieruit blijkt, dat de markt voor groothuishoudelijke apparaten een

vervangingsmarkt is. Ook de mate van (onderkende) innovatie is beperkt aangezien

men veelal tot aanschaf overgaat als het oude apparaat kapot is of dringend aan

vervanging toe is. Dit betekent ook, dat men alleen kan groeien door verdringing (als

merk). Een grote nadruk op (herkende) innovatie en bijvoorbeeld inspelen op een

verandering in het koopproces kan hiertoe bijdragen.

De oriëntatiefase

Nadat men een probleem heeft onderkend en heeft overwogen tot aankoop van een

apparaat over te gaan, zal men zich eerst oriënteren. Vóór het gebruik van internet

oriënteerde de toekomstige koper zich door winkels af te lopen, advertenties te

lezen, brochures op te vragen en wellicht door overleg met vrienden en bekenden.

Gebruik en belangrijkheid van traditionele bronnen en hun tegenhangers op internet

Traditionele Bronnen

(gebruik; belangrijkheid)

Bronnen op Internet

(gebruik; belangrijkheid)

Brochures (; 3,49) Website van producent (70%; 3,85)

Verkoper (64%; 3,44) Website van retailer (38%; 3,05)

Consumentenbond (40%;3,54) Vergelijkingswebsites (61%; 3,70)

Familie, vrienden en bekenden (40%; 3,33) Chat sessie(s)/forums (5%; 2,04)

Tegenwoordig zal men al snel internet raadplegen en op zoek gaan naar informatie.

Men oriënteert zich rustig thuis achter de computer. Tijdens dit oriëntatie proces

zoekt men naar informatie, kijkt waar de gewenste apparaten op internet te koop zijn,

Page 24: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

24

vergelijkt de diverse apparaten van voorkeur, vergelijkt de prijs en komt tot een

keuze.

Tijdens een dergelijk vergelijkingsproces (via internet) zal men geneigd zijn om naar

zekerheid te zoeken. Deze zekerheid zal men trachten te vinden in het vertrouwen in

de leverancier of in het merk. Bestaande leveranciers, zoals bijvoorbeeld Wehkamp

hebben het voordeel dat men al bekend is (op internet), een reputatie hebben en

vertrouwen hebben bij consumenten. Men zal dan ook niet twijfelen om bij

bijvoorbeeld Wehkamp te kopen. Nieuwe aanbieders hebben hier een probleem

aangezien men nog vertrouwen moet opbouwen. Door extra informatie te

verstrekken zal de aanbieder de internetgebruiker willen motiveren om te kopen

(bouwen van vertrouwen), maar ook door zich aan te sluiten bij een organisatie

(bijvoorbeeld door het vignet van de thuiswinkelorganisatie op de site plaatsen om

hierdoor ook vertrouwen te bouwen) of bijvoorbeeld extra zekerheid te geven door

garanties en door bekende merken te leveren. Door bekende merken te leveren met

fabrieksgarantie, gebruikt men het vertrouwen dat consumenten hebben in deze

merken. Maar vaak is dit niet toereikend en zal men trachten het vertrouwensgat, dat

in potentie bestaat tussen een bekende aanbieder en een winkel t.o.v. de nieuwe

webwinkel, overbruggen door een prijsvoordeel te bieden. Men koopt als het ware de

onzekerheid af! Het gevolg is natuurlijk een prijsconcurrentie met bestaande

leveranciers.

Total set Awareness set Consideration set Choice set Decision

AEG Zanussi Electrolux Marijnen Bosch Siemens Miele Atag Bauknecht Liebherr Pelgrim … …

AEG Bosch Siemens Miele

AEG Bosch Miele

? AEG Zanussi Bosch Siemens Miele Bauknecht Liebherr .

.

Selectieproces koopafweging

Page 25: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

25

Informatiefase

Bij vrijstaand witgoed is deze verandering in het koopproces ook te merken. Uit het

onderzoek blijkt dat 75procent van de kopers van witgoed zich ook op internet

oriënteren. Dit percentage komt overeen met andere onderzoeken naar het gebruik

van internet bij duurzame aankopen van consumenten. Het zojuist beschreven

vertrouwenselement, zowel in de winkel als in het merk, blijkt uit het percentage

eigen ervaring dat men laat meewegen in het oriëntatie proces. Men zal dus het

eigen merk, van het apparaat dat men in gebruik heeft, steeds laten meewegen bij

de nieuwe koop. Men heeft dus een sterke merkenvoorkeur als men tevreden is over

het huidige apparaat. En dus ook een negatieve voorkeur (dus afkeur) als men

ontevreden is.

45%

62%

40% 40%

64%

75%64%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

familie, vrienden,

bekenden

brochures, folders

advertenties

Consumentenbond

verkoper

internet

eigen ervaringen

0

0.5

1

1.5

2

2.5

3

3.5

4

4.5

5

gebruik

belangrijkheid

informatiebronnen voorafgaande aan de koop

Zoals eerder gemeld is internet ook belangrijk geworden om informatie te vinden

over de gewenste producten van keuze (choice set). Hierbij speelt dan de internetsite

van de merken een belangrijke rol. De ontwerpers van de betreffende internetsites

dienen dus rekening te houden met het feit dat 93procent van degene die op internet

naar informatie zoekt (75%), ook de merkensite zullen bezoeken. Dit is dus

70procent van de potentiële kopers! Men dient dus gemakkelijk gevonden te worden(

op merknaam!) en ook een makkelijke navigatie te hebben gericht op het verstrekken

van product -informatie! De site moet vertrouwen en degelijkheid uitstralen (in kleur,

Page 26: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

26

look en feel, informatieverstrekking en bijvoorbeeld ook navigatie.

Naast de oriëntatie op een merk zal men ook het advies zoeken van een

vergelijkingssite. Rationeel advies dat men vroeger alleen vond bij de

consumentenbond vindt men nu ook op deze vergelijkingssites. Vergelijkingssites

worden vaak als objectief gepercipieerd. Naast vergelijkingen op de merkensite

(zoals bij Miele) zal men ook naar deze algemene sites gaan om een vergelijking te

maken tussen verschillende type machines. Als men daar afwijkende informatie krijgt

zal het vertrouwen in de merkensite (en het merk) negatief beïnvloed worden.

Aanbieders dienen dan ook voorzichtig te zijn met het eigenmerk te bevoordelen.

Wel kan men natuurlijk op andere criteria vergelijken dan de standaard

vergelijkingssites. Hierdoor kan men het eigen merk positief neerzetten. Echter het

vertrouwen van de potentiële koper is essentieel, juist door internet kan men

vertrouwen bouwen (door een goede site met objectieve informatie) of aan

vertrouwen verliezen door een slechte site of gemanipuleerde informatie.

Page 27: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

27

Naast de merkensites en vergelijkingssites zal men ook bij webwinkels gaan kijken.

Hierbij zal men vooral op prijs gaan letten. Het “geen cent te veel” principe geldt nog

steeds in Nederland. Al deze informatie, inclusief de prijs, heeft men al vergaard

voordat men naar een winkel gaat. De verkoper moet dat terdege beseffen. Klanten

zijn mondiger dan ooit en weten soms ook meer dan een verkoper!

9%

59%

81% 93%

50%

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%100%

vergelijkingswebsites

website van het merk

website van de

traditionele winkel

website van de

internetwinkel

chat sessies/forums

00.511.522.533.544.55

gebruik

belangrijkheid

Geraadpleegde bronnen op internet.

Besluitvorming

Voor grote uitgaven, zoals groothuishoudelijke apparaten, is het van belang om na te

gaan wie de uiteindelijke beslissing neemt. Hierbij is het duidelijk dat er gezamenlijk

door de partners wordt gekozen. Als dit niet het geval is betreft het vaak

alleenstaanden die zelfstandig over de aankoop beslissen. Welke rol iedere partner

in het koopproces vervult is niet nader geanalyseerd, aangezien dit bij deze vorm van

onderzoek niet objectief te bepalen is.

W ie b e s lis t w e lk g r o o th u is h o u d e lijk ap p a r aa t g e k o ch t

w o r d t?

31%

2%

67% ikz e lf

mijn pa r tn e r

s amen

Page 28: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

28

Wel kan hierbij verwezen worden naar het internet gedrag van vrouwen op internet.

Hieruit blijkt dat vrouwen iets minder dan mannen zoeken naar productinformatie

(68% versus 72%). Ruim 80procent van de actieve vrouwen gebruikt internet voor

het zoeken naar specifieke informatie voorafgaande aan een aankoop t.o.v.

95procent van de actieve mannen. Op basis van deze cijfers zou geconcludeerd

kunnen worden dat vooral mannen eerst op internet zoeken naar relevante gegevens

over de mogelijke aankoop en na overleg met de partner gezamenlijk beslissen over

de aankoop. Voor de wijze waarop de informatie wordt verstrekt, voor de layout van

de internetsite is dit relevant, zoals beschreven in het hoofdstuk over het

internetgedrag.

Bij de afweging van het te kopen apparaat wordt er op een veelheid van aspecten

gelet. Gezien het feit dat men via internet op rationele gronden aan het vergelijken is,

is het ook aannemelijk dat rationele motieven een rol spelen bij de aankoop. Vooral

vergelijkingssites hebben hier invloed op, immers men vergelijkt op rationele

gronden.

Wat is dé doorslaggevende factor bij de keuze van het

apparaat?

17%

56%

11% 6%10%

prijs

functionaliteit/prestaties

merk

advies verkoper

combinatie

Vooral functionaliteit en prestaties van het apparaat zijn van belang (56%). Opvallend

is de keuze voor het merk (11%) en de adviesfunctie van de verkoper (6%). Deze

lage score is frappant en tegelijkertijd ook richtinggevend. Immers als er vooral op

rationele gronden wordt beslist zal de waarde en de rol van internet nog sterk

toenemen. De verkoper heeft weinig invloed op het keuze proces, dus de

meerwaarde van een fysieke winkel of fysiek contact ligt niet in het contact met de

Page 29: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

29

verkoper, maar moet op andere onderdelen verkregen worden (zoals cultuur,

service, perceptie of beleving. Dit kan komen doordat men het advies van de

verkoper niet objectief vindt. Om dit te bepalen is consumenten de vraag voorgelegd

of een verkoper van groothuishoudelijke apparaten een objectief advies geeft. 23

procent van de respondenten vindt dat de verkoper een objectief advies geeft, 24

procent vindt van niet en 53 procent staat hier neutraal tegenover. Respondenten

konden tevens kiezen voor de opties ‘levertijd’ en de optie ‘anders.’ De optie

‘levertijd’ is door slecht 0,4 procent van de respondenten genoemd en is dus geheel

weggelaten. De respondenten die anders aangevinkt hebben gaven aan een

combinatie van twee van de genoemde keuzemogelijkheden aan, deze antwoorden

worden gerepresenteerd door ‘combinatie’ in bovenstaande figuur. De meest

genoemde combinatie is ‘prijs’ en ‘functionaliteit/prestaties’

Page 30: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

30

Ook is onderzocht waar men het groothuishoudelijke apparaat heeft gekocht of wil

gaan kopen. Hierbij speelt de traditionele winkel nog steeds een belangrijke rol

(80%). Opvallend was het percentage dat internet aangaf (19%). Nader onderzoek

wees uit dat 8 procent ook daadwerkelijk op internet het apparaat heeft aangeschaft

en 11 procent (van de 19%) dat ook denkt te gaan doen op internet (maar dus nog

niet gedaan heeft).

Waar koopt u het groothuishoudelijk apparaat?

80%

1% 8%

19%

11%

traditionele winkel

postorder

internetwinkel (intentie)

internetwinkel (aankoop)

Analyse koopproces

Uit de analyse van het koopproces blijkt dat de traditionele winkel nog steeds de

plaats is om vrijstaande apparaten te kopen (80%), echter internet wordt nu ook al

door 19procent aangegeven. Hiervan is 8 procent al gerealiseerd en 11procent is

een intentie om op internet te kopen. Echter uit analyse van het koopproces blijkt de

toenemende rol van internet: 75procent oriënteert zich op internet. Hierbij speelt het

merk van voorkeur een belangrijke rol (93%) maar ook de vergelijkingssites (81%) en

de webwinkel (59%). Hieruit is de conclusie te trekken dat de impact van internet op

het koopproces erg groot is. Een sterke voorkeur voor prijs en functionaliteit

gekoppeld aan het wantrouwen t.o.v. de objectiviteit van de verkoper zal de rol van

internet als mogelijke plaats om te kopen gunstig beïnvloeden. Het vertrouwen in

internet neemt toe, aanbieders op internet worden steeds professioneler. Als prijs en

functionaliteit een belangrijk criterium voor de koop zijn (56%) is de aankoop via

internet een logische stap. Maar ook in de andere gevallen zal internet een

wezenlijke rol spelen bij de aankoop door de vergelijkingssites en mogelijkheid om

zelf informatie op te zoeken. Het is de vraag of de traditionele dealer wel

Page 31: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

31

doordrongen is van deze verandering. Nader beraad op de rol van de verkoper en de

dealer in relatie tot de eigen internetsite is zeker op zijn plaats.

Samenvattend

Samenvattend zijn per fase de rollen aangegeven. Men zal vooral een nieuw

apparaat (vrijstaand) aanschaffen ter vervanging van een oud apparaat. Internet is

tijdens de oriëntatiefase de belangrijkste informatiebron. Men kijkt dan vooral op de

merkensites voor nadere informatie over de functionaliteit in op vergelijkingssites

voor de relatie prijs/functionaliteit. Tenslotte wordt het apparaat in de winkel gekocht.

Echter de klassieke dealer zal steeds minder de logische plaats worden om het

apparaat aan te schaffen. Aangezien juist prijs en functionaliteit de belangrijkste

koopargumenten zijn en omdat men de verkoper maar in 23 procent van de gevallen

objectief vind zal men steeds vaker het apparaat op internet gaan kopen.

Probleem herkenning

0

5

10

15

20

25

30

35

40

oud kapot

vervang

nieuw

Oriëntatiefase

(mate van belangrijkheid)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

folders

verkoper

internet

ervaring

Informatiefase

0

20

40

60

80

100

vergelijk

merken

eigen winkel

webwinkel

Koopfase

0

20

40

60

80

trad winkel

internet

Page 32: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

32

Uit het onderzoek blijkt dat internet als verkoopkanaal een belangrijke rol gaat

spelen. 59 procent van de respondenten denkt zeer waarschijnlijk tot zeker de

vrijstaande apparatuur op internet te kopen. Voor de bestaande dealer is het dan ook

belangrijk om hierop in te spelen, met de eigen winkel of met internet.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

zeker niet

klein

redelijk

groot

zeker weten

Page 33: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

33

Koopproces voor witgoed, inbouwmarkt

In een separaat onderzoek, met een andere populatie, is ook het koopproces van de

inbouwmarkt geanalyseerd. Hiervoor is gekozen omdat de verwachting bestaat dat

de inbouwmarkt een ander koop- en keuze proces zal hebben dan de vrijstaande

markt. Bij inbouwapparatuur is het koopproces vaak onderdeel van een ander

koopproces, de nieuwe keuken. De verwachting is dat internet een andere rol speelt

in de keuzeproces en ook dat de rol van de dealer anders zal zijn. Dezelfde

vragenlijst is gebruik voor het onderzoek en dezelfde analyses zijn uitgevoerd op

basis van gelijke modellen. Er is wel een andere populatie gebruikt, waarbij specifiek

op inbouwapparatuur is geanalyseerd. Identiek aan de vrijstaande markt is ook bij

deze beschrijving het koopproces als leidraad genomen.

Probleemherkenning

De probleemherkenningsfase laat duidelijk zien dat men tot een huishoudelijk

apparaat beslist als onderdeel van de nieuwe keuken. De vervangingsvraag is gering

voor deze apparaten.

1,0%

94,0%

0,5%

2,0%

2,0%

0,5%

0,0% 20,0% 40,0% 60,0% 80,0% 100,0%

Ik had/heb nog niet zo'n apparaat

Oude apparaat is kapot gegaan

Oude apparaat w as/is aan vervanging toe

Wil een apparaat met de nieuw ste technologieën

Als onderdeel van nieuw e keuken

Andere reden

Waarom heeft u dit apparaat gekocht/gaat u dit apparaat kopen?

De oriëntatiefase

Tijdens de oriëntatiefase speelt internet ook een belangrijke rol hoewel de rol van de

verkoper hierbij belangrijker is dan bij de vrijstaande markt. Internet wordt relatief

minder gebruikt voor de vergelijking van inbouwapparatuur. Er zijn in vergelijking met

Page 34: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

34

de vrijstaande markt duidelijk verschillen waar te nemen zoals uit de onderstaande

grafiek blijkt.

16%

68%

31%26%

81%

53% 51%

3.18

3.66

2.43

3.37

3.83.51

4.18

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

familie, vrienden,

bekenden

brochures, folders

advertenties

Consumentenbond

verkoper

internet

eigen ervaringen

0

0.5

1

1.5

2

2.5

3

3.5

4

4.5

5

gebruik

belangrijkheid

geraadpleegde bronnen voor informatie

Tijdens deze fase zal men zich oriënteren over de mogelijke aankoop. Bij de

vrijstaande markt bleek de rol van internet heel belangrijk (75%), zelfs belangrijker

dan de rol van de verkoper (64%). Echter bij de inbouwmarkt is er sprake van een

andere verdeling in belangrijkheid. Internet wordt hierbij door 53 procent van de

respondenten als belangrijk gezien en de verkoper door 81 procent. De rol van de

verkoper als belangrijke informatiebron is nog volop in takt.

Vrijstaande markt Inbouwmarkt

Advertenties 45% Advertenties 16%

Verkoper 64% Verkoper 81%

internet 75% Internet 53%

Eigen ervaring 64% Eigen ervaring 51%

Ook hierbij is er een vergelijk gemaakt tussen belangrijke oriëntatiemiddelen in de

traditionele benadering en op internet.

Page 35: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

35

Traditionele Bronnen

(gebruik; belangrijkheid)

Bronnen op Internet

(gebruik; belangrijkheid)

Brochures 68% Website van producent 90%

Verkoper 81% Website van retailer 34%

Consumentenbond 26% Vergelijkingswebsites 73%

Familie, vrienden en bekenden 31% Chat sessie(s)/forums 11%

Gebruik en belangrijkheid van traditionele bronnen en hun tegenhangers op internet

De vergelijking met de vrijstaande markt laat de verschillen zien in deze fase met de

inbouwmarkt.

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

vrijstaand inbouw

brochures

verkoper

cons.bond

familie

website prod

website retailer

vergel. Sites

chatsessie

Oriëntatie bronnen vrijstaand versus inbouw

Informatiefase

Hoe krijgt men de informatie voordat men een koopbeslissing maakt? Zoals

hierboven al bleek gebeurt dit bij 53 procent van de respondenten op internet. Hierbij

wordt vooral de site van het merk bekeken (90%) maar ook een vergelijkingssite

(73%).

Page 36: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

36

11%

43%

34%

90%

73%

3.693.96

2.76 2.87

1.82

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

vergelijkingswebsites

website van het merk

website van de

traditionele winkel

website van de

internetwinkel

chat sessies/forums

0

0.5

1

1.5

2

2.5

3

3.5

4

4.5

5

gebruik

belangrijkheid

In vergelijking met de vrijstaande markt zijn er enkele opvallende verschillen te

constateren:

Vrijstaande markt Inbouwmarkt

vergelijkingssite 81% Vergelijkingssite 73%

Website merk 93% Website merk 90%

Website van de winkel 50% Website van de winkel 34%

Internet winkel 59% Internetwinkel 43%

De rol van internet is dus beduidend minder belangrijk in bij inbouwapparatuur dan bij

vrijstaande apparaten. Ook advertenties en eigen ervaring zijn minder belangrijk, de

rol van de verkoper is daar en tegen veel belangrijker. Hieruit blijkt de waarde van

advies bij het inbouwtraject, maar ook de focus (meer op de keuken en minder op de

apparatuur). 1

1 Er is wel sprake van een tijdsverschil tussen beide onderzoeken. Dit tijdsverschil van 10

maanden kan van invloed zijn op de absolute cijfers. Echter het verschil in waarnemingen is

dermate groter en consequent dat de invloed hiervan als beperkt is geïnterpreteerd.

Page 37: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

37

Besluitvorming

Bij vrijstaande apparatuur waren de koopargumenten prijs (17%), functionaliteit

(56%) en advies verkoper (6%). Bij de inbouwmarkt zijn de koopargumenten echter

verschillend:

Wat is dé doorslaggevende factor bij de keuze van het

apparaat?

9%

45%

17%

25%4% prijs

functionaliteit/prestaties

merk

advies verkoper

anders

Prijs is nog maar 9 procent het doorslaggevende argument maar functionaliteit 45

procent. De rol van de verkoper is ook belangrijker (25% versus vrijstaand 6%) maar

dat kan zin oorzaak hebben in de focus van het koopproces. Men zal een apparaat

zoeken dat past in de keuken (qua functionaliteit en formaat). Hierdoor zal men niet

zo zeer prijs gaan vergelijken maar eerder kijken naar (of controleren van) of het past

in de keuken. Men laat zich leiden door koopargumenten wat betreft de nieuwe

keuken, de apparatuur is hier ondergeschikt aan. De internetsite van het merk is dan

ook toetsend. In vergelijking met het koopproces bij de vrijstaande markt, waarbij het

merk duidelijk wordt vergeleken met andere merken op basis van prijscriteria, zal dit

veel minder het geval zijn bij inbouw.

Hierboven werd al aangegeven, dat de besluitvorming bij inbouwapparatuur op

andere gronden plaatsvindt dan bij vrijstaande apparaten. Onderstaande tabel laat

de verschillen zien.

Page 38: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

38

Wat is dé doorslaggevende factor bij de keuze van het

apparaat?

9%

45%

17%

25%4% prijs

functionaliteit/prestaties

merk

advies verkoper

anders

Wat is dé doorslaggevende factor bij de keuze van het

apparaat?

17%

56%

11% 6%10% prijs

functionaliteit/prestaties

merk

advies verkoper

combinatie

Inbouwapparatuur vrijstaande apparatuur

Vrijstaande markt Inbouwmarkt

Prijs 17% Prijs 9%

Functionaliteit 56% Functionaliteit 45%

Verkoper 6% Verkoper 25%

Merk 11% Merk 17%

Ook zijn er verschillen geconstateerd wie het besluit neemt over de aanschaf van

inbouwapparatuur. Bij inbouwapparaten is er vooral sprake van een gezamenlijk

besluit. Aan te nemen valt dat ook de keuze voor een nieuwe keuken een

gezamenlijk besluit is, wellicht veel meer dan de aanschaf van een wasmachine of

een koelkast.

Wie beslist welk groothuishoudelijk apparaat gekocht wordt?

15%

2%83%

ikzelf

mijn partner

samen

Page 39: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

39

Als de verschillen ook in een tabel worden weergeven vallen de verschillen op:

Vrijstaande markt Inbouwmarkt

Ikzelf 31% Ikzelf 15%

Mijn partner 2% Mijn partner 2%

Samen 67% Samen 83%

Tenslotte is natuurlijk de vraag relevant waar men de inbouwapparatuur koopt.

Uit de analyse blijkt dat vooral het traditionele kanaal hierbij hoog scoort (90%)

Gezien het afwijkende koopproces en de fysieke kenmerken van een keuken is dit

ook te verwachten. Er is tenslotte sprake van andere criteria en een andere focus.

Waar koopt u het groothuishoudelijk apparaat?

90% 10%

1%

9%traditionele winkel

internetwinkel

intentie

aankoop

Vrijstaande markt Inbouwmarkt

Traditionele winkel 80% Traditionele winkel 90%

Internet 19% Internet 10%

Deel intentie van internetaankoop11% Deel intentie van internetaankoop 9%

Tenslotte rest dan nog de vraag of internet een belangrijk kanaal gaat worden

volgens de respondenten van het onderzoek. Voor de inbouwmarkt zal de rol van

internet niet zo sterk zijn als de vrijstaande markt. Slechts 10procent denkt dat men

internet gaat gebruiken om te kopen, bij de vrijstaande markt was dit 19procent

Analyse koopproces

Bij alle fasen van het koopproces wordt internet gebruikt. Bij de inbouwmarkt is de rol

van de verkoper en traditionele markt sterker dan bij de vrijstaande markt.

Samenvattend wordt dit dan in onderstaande figuur weergegeven.

Page 40: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

40

0

20

40

60

80

100

nieuwe

keuken

anders

3D-kolom 3

Probleem herkenning

Oriëntatiefase

(mate van belangrijkheid)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

folders

verkoper

internet

ervaring

Informatiefase

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

vergelijk

merken

eigen winkel

webwinkel

Koopfase

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

trad. Winkel

internet

Zal dit uiteindelijk ook leiden tot een koop op internet? Slecht bij 24% van de

respondenten zou dit het geval kunnen zijn.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

zeker niet

klein

redelijk

groot

zeker

Page 41: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

41

BIJLAGE2:

Beschrijving steekproeven en resultaat van de analyses.

o Vrijstaande markt en Inbouwmarkt.

2 Het onderzoek voor de vrijstaande markt werd uitgevoerd door Drs D.S. van Veldhuijzen als

afstudeeropdracht van zijn studie Bedrijfskunde (Marketing Management) aan de

Bedrijfskundefaculteit van de ErasmusUniversiteit te Rotterdam. Het onderzoek vond plaats

tussen november 2005 en april 2006 onder verantwoording van Prof Dr C.N.A. Molenaar. Het

onderzoek van de inbouwmarkt had plaats in september en oktober 2006. De analyses

werden ook uitgevoerd door Drs. D.S. van Veldhuijzen op basis van dezelfde modellen.

Page 42: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

42

Onderzoek betreffende het consumenten koopproces van

vrijstaand- en inbouwwitgoed3.

Het vrijstaand onderzoek is gebaseerd op de resultaten van een enquête onder

kopers van witgoed in januari 2006. Men kon zowel online reageren als per formulier

(fysiek). In totaal zijn 1048 volledige ingevulde enquêteformulieren verwerkt vanuit de

online reacties en 268 vanuit de opgestuurde formulieren.

Het onderzoek naar het koopproces van inbouwwitgoed is een apart onderzoek,

gehouden in september 2006. Alle enquêteformulieren dienden per post te worden

geretourneerd. Hoewel de response methodiek verschilde heeft die niet tot

aantoonbare andere resultaten geleid.Van de 956 respondenten, die wel eens een

groothuishoudelijk apparaat hebben gekocht of binnenkort gaan kopen, hebben 641

respondenten het koopproces voor een inbouw apparaat beschreven.

Volgende betreft de beschrijving van alle 956 respondenten, dus zowel zij die een

vrijstaand als zij die een inbouwapparaat hebben gekocht.

Resultaten vrijstaand witgoed, beschrijving steekproef

Steekproef vrijstaand

Nederland gemiddeld

Steekproef inbouw

geslacht man 57% 49% 52%

vrouw 43% 51% 48%

leeftijd 0-25 9% 32% 2%

26-35 24% 14% 18%

36-45 27% 16% 25%

46-55 22% 14% 25%

56-65 13% 11% 22%

66-75 4% 7% 7%

ouder 75 1% 6% 1%

pleading l.o. 2% 9% 2%

m.o. 19% 35% 16%

mbo 32% 31% 36%

hbo 33% 16% 37%

academ. 14% 9% 9%

internet ja 93% 83% 88%

product

gekocht 75% 50% 74%

Er is een sterke ondervertegenwoordiging in de groep onder de 25 jaar in vergelijking

met de Nederlandse bevolking. Deze onderverdeling komt echter ook voor bij de

Page 43: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

43

kopers van witgoed. Veel jongeren hebben nog nooit een wasmachine of koelkast

gekocht. Dit verklaart o.a. ook de oververtegenwoordiging in bepaalde andere

leeftijdsgroepen, echter dit is niet zo significant als de onder vertegenwoordig bij

jongeren. De verschillen in de diverse leeftijdscategorieën hebben geen invloed

gehad op het uiteindelijke resultaat van de analyses.

Het verschil in opleidingsniveau is wellicht veroorzaakt dat een groot gedeelte van de

respondenten het formulier per internet heeft ingevuld. Deze groep is eerder gewend

om formulieren in te vullen dan bij de lagere opleidingen. Gezien het aantal

respondenten leidt dit niet tot afwijkende onderzoeksresultaten. Bij het onderzoek

bleek ook een snel terugkerend karakter van de analyses, waardoor er al snel een

trend in de beantwoording duidelijk werd. Hierdoor is het gerechtvaardigd het

onderzoek als representatief te beschouwen voor het koopgedrag van de

Nederlanders.

De enquête

De enquête bestaat uit vier onderdelen. Het eerste onderdeel, onderdeel A, heeft

betrekking op de ervaringen die de consument met internet en het kopen op internet

heeft. In het tweede onderdeel, onderdeel B, worden vragen gesteld over een

specifiek groothuishoudelijk apparaat dat de consument gekocht heeft of van plan is

te kopen. Het derde onderdeel, onderdeel C, bestaat uit stellingen over het kopen

van een groothuishoudelijk apparaat in het algemeen. Het laatste onderdeel,

onderdeel D, heeft betrekking op de eigenschappen van de consument. De online

versie van de enquête heeft dezelfde opzet, er zijn echter enkele verschillen. Vraag 1

komt in de online versie niet terug. Respondenten maken immers gebruik van

internet voor het invullen van de enquête. Ook is tussen vraag drie en vier de vraag

of de respondent wel eens een product via internet heeft gekocht toegevoegd.

Respondenten die ‘nee’ antwoorden, slaan vraag vier en vijf en de eerste twee

stellingen van vraag zes over. Na vraag acht is in de online versie de vraag of

respondenten in het verleden een groothuishoudelijk apparaat gekocht hebben of er

binnenkort één gaan kopen toegevoegd. Antwoordt een respondent ontkennend op

deze vraag, dan slaat hij of zij onderdeel B over. In onderdeel B in de online versie

van de enquête wordt de “route” die respondenten afleggen gesplitst na

beantwoording van vraag elf. Aan respondenten die ‘ik heb dit apparaat gekocht’

aanvinken, worden de vragen in de verleden tijd gesteld. De respondenten die ‘ik ga

dit apparaat kopen’ aankruisen, krijgen de overige vragen van onderdeel B in de

tegenwoordige tijd voorgeschoteld. Tevens zijn de vragen 23, 27 en stelling 5 van

Page 44: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

44

vraag 28 voor hen niet relevant; deze ontbreken dan ook in deze “route”. Onderdeel

C en D is voor iedere respondent hetzelfde.

Voordat de enquête verstuurd en online geplaatst is, zijn er pilot tests uitgevoerd

onder enkele consumenten om zo onduidelijkheden en fouten uit de enquête te

halen. Tien consumenten hebben de enquête uitgeprobeerd. Naar aanleiding van

hun opmerkingen is de enquête op enkele punten aangepast. De enquête is op twee

manieren aan consumenten voorgelegd. Enerzijds is de papieren versie naar

consumenten gestuurd met een begeleidende brief en antwoord enveloppe. In de

brief wordt uitgelegd wat het doel van de enquête is en wat de richtlijnen van de

vragenlijst zijn. Tevens wordt in deze brief volledige anonimiteit gegarandeerd.

Anderzijds is de online enquête per e-mail naar consumenten. Als consumenten

besluiten de enquête in te vullen en op de link klikken, dan wordt in het eerste

scherm het doel en in het tweede scherm de richtlijnen van de enquête getoond,

alvorens de enquête ingevuld kan worden. De consumenten die per e-mail en brief

benaderd zijn, hebben in het verleden een groothuishoudelijk apparaat gekocht of

zijn zich aan het oriënteren en vragen informatie aan over de groothuishoudelijke

apparaten.

Schalen

In dit onderzoek zijn de variabelen gemeten op drie verschillende meetniveaus; de

nominale, ordinale en interval schaal. De schaal die is gebruikt om de meeste items

te meten is de Likert-schaal. De Likert-schaal is een veel gebruikte schaal die de

respondenten vraagt om aan te geven of ze het oneens of eens zijn met bepaalde

stellingen (Malhotra and Birks, 2000). Er is voor gekozen om Likert schalen in de

enquête op te nemen met vijf categorieën, die lopen van één tot vijf, waarbij één

overkomt met helemaal oneens en vijf met helemaal mee eens. Een Likert schaal

met vijf categorieën zorgt er voor dat er sprake is van een uitgebalanceerde schaal;

er zijn evenveel positieve als negatieve antwoordmogelijkheden. Het gebruik van de

Likert schaal zorgt er tevens voor dat respondenten ‘gedwongen’ worden om een

antwoord te geven, omdat er niet een ‘geen mening’ optie in de schaal is

opgenomen. In de enquête zijn tevens enkele multiple choice en open vragen

opgenomen. Er zijn bewust geen vragen opgenomen, waarop de consumenten

meerdere antwoorden kunnen geven. Er is namelijk gebleken dat respondenten dan

niet alle antwoordmogelijkheden doorlezen, maar stoppen met lezen en aanvinken

totdat ze, voor hun gevoel, genoeg hebben gedaan. Onderzoek heeft aangetoond

dat respondenten alleen de laatste antwoordmogelijkheden bekijken (Dillman, 2000).

Page 45: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

45

Daarom is ervoor gekozen om achter elke antwoordmogelijkheid een ‘ja’ of ‘nee’

optie te zetten (zie bijvoorbeeld vraag vier in de enquête).

Steekproef

Voor de selectie van respondenten komt, als koper of potentiële koper van een

groothuishoudelijk apparaat, elke Nederlandse consument in aanmerking. Er wordt

daarom een aselecte steekproef gehanteerd. Een steekproef heet aselect als geldt

dat na iedere trekking alle resterende elementen in de populatie dezelfde

waarschijnlijkheid hebben om geselecteerd te worden (Dalen en Leede, 2000). Het

was te verwachten dat bepaalde leeftijdsgroepen ondervertegenwoordig zullen zijn.

Jongeren zijn niet op zoek naar informatie over groothuishoudelijke apparaten en

hebben ook nog nooit een dergelijk apparaat gekocht. De kans is dan ook klein dat

zij de enquête onder ogen zullen krijgen. Voordeel van de verspreiding van de

enquête onder consumenten die zich aan het oriënteren zijn of net een product

gekocht hebben is, dat de gegevens recente informatie bevatten. De consumenten

uit de steekproef zijn daarom ook vergeleken met de Nederlandse bevolking om vast

te stellen of de steekproef representatief is voor de Nederlandse bevolking. De

steekproef is getrokken zonder teruglegging. Consumenten krijgen maar één keer de

mogelijkheid om de enquête in te vullen of krijgen maar één enquête toegestuurd. De

online versie van de enquête herkent het IP adres en consumenten kunnen dus maar

één keer vanaf hun computer de enquête invullen.

Page 46: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

46

Enquête

Page 47: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

47

Page 48: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

48

Page 49: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

49

Page 50: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

50

Analyse Vrijstaande markt, koopproces en rol internet

Factor analyse

De factoranalyse heeft tot doel de grote hoeveelheid data en items te reduceren tot

een werkzaam aantal variabelen (Malhotra and Birks, 2000). Het primaire doel is de

hoeveelheid data te reduceren. De data wordt toegankelijker gemaakt, waardoor er

op eenvoudigere wijze analyses gemaakt kunnen worden. In dit onderzoek wordt de

factoranalyse gebruikt om te analyseren of bepaalde items, die a-priori aan de

theorie ontleend zijn, hetzelfde achterliggende construct meten. Is dit het geval dan

kunnen de verschillende items worden samengevoegd tot één nieuwe variabele.

Alvorens een factoranalyse uitgevoerd kan worden dient er eerst gekeken te worden

of de analyse wel geschikt is voor de data. Hiervoor maken we gebruik van de

‘Bartlett’s test of spericity’ en de ‘Kaiser-Meyer-Olkin (KMO) measure of sampling

adequacy’. De eerstgenoemde controleert of de correlatiematrix, waarin de

correlaties tussen de verschillende items worden weergegeven, significant verschilt

van een eenheidsmatrix. Des te hoger deze waarde en dus een lage significantie

(p<.05), des te geschikter de data voor het uitvoeren van een factoranalyse (Hair et

al., 1998). De KMO test vergelijkt de waargenomen correlatie coëfficiënten met de

partiele correlatie coëfficiënten. Een lage KMO waarde geeft aan dat de correlatie

tussen de items niet verklaard kan worden door een bovenliggend construct. De

KMO waarde dient minimaal 0,5 te zijn om een factoranalyse uit te voeren (Malhotra

and Birks, 2000).

In dit onderzoek zijn a-priori een aantal variabelen/constructen opgesteld. De

factoranalyse moet uitwijzen of de variabelen die a-priori zijn opgesteld ook uit de

data naar voren komen of dat er wellicht nieuwe variabelen/constructen te

onderscheiden zijn. Aan de hand van de ‘screeplots’ van de uitgevoerde

factoranalyses en de waarden van de ‘eigenvalue’s’ wordt bepaald hoeveel

variabelen/constructen per a-priori vastgestelde variabele/construct te vinden zijn. De

‘eigenvalue’ van een factor representeert het gedeelte van de totale variatie die door

die factor verklaard wordt, de screeplot visualiseert het aantal factoren en hun

‘eigenvalue’s.’ Het aantal constructen dat per a-priori vastgesteld construct, na de

factoranalyse, opgesteld kan worden, wordt bepaald aan de hand van de hoogte van

Page 51: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

51

de ‘eigenvalue’ van een factor. Als standaard houden we een minimale waarde van

de ‘eigenvalue’ van één aan.

De items die in de enquête zijn gebruikt om bepaalde variabelen/constructen te

meten zijn grotendeels ontleend aan eerdere onderzoeken. Dit omdat er dan een

grotere kans is dat de items meten wat verwacht wordt dat ze meten. Het doel van

de factoranalyse in dit onderzoek is dus om te bepalen of deze items ook

daadwerkelijke het bedoelde construct meten. Het ideale scenario is dat de vooraf

opgestelde items die in de enquête zijn gebruikt om een bepaalde variabele te

meten, na de factoranalyse ook daadwerkelijk toebehoren aan die variabele. Er zijn

tabellen opgenomen waarin de gevonden variabelen en items weergegeven worden,

samen met een aantal kenmerkende statistieken. De factorladingen, behorende bij

de items, zijn eveneens in de tabel opgenomen. De factorladingen representeren de

correlaties tussen de items en de variabelen/constructen. Een hoge factorlading,

minimaal 0 en maximaal 1, geeft een hoge correlatie aan, wat betekent dat het item

representatief is voor het construct/de variabele.

Als gebleken is dat bepaalde items een construct meten wordt gekeken naar de

betrouwbaarheid en inhoudsvaliditeit van dat construct. Betrouwbaarheid is een

maatstaf die aangeeft of het meetinstrument dezelfde resultaten geeft bij herhaalde

metingen (Malhotra and Birks, 2000). In de tabellen staan eveneens de waarden van

de betrouwbaarheid van de gevonden variabelen/constructen, de zogenoemde

coëfficiënt alfa of Cronbach’s alfa. Deze coëfficiënt ligt tussen de 0 en de 1. Is de alfa

van een bepaald construct lager dan 0,60 dan wordt de betrouwbaarheid van de

dimensie in twijfel getrokken (Malhotra and Birks, 2000). Over het algemeen wordt

van een betrouwbaar construct gesproken als de alfa groter is dan 0,70 (Hair et al.,

1998). Des te hoger de betrouwbaarheid van een construct, des te beter de items het

construct beschrijven. Dit houdt in dat ook de uitspraken die gedaan worden,

betrouwbaarder zijn en beter gegeneraliseerd kunnen worden naar de populatie. Of

een construct qua inhoud valide is, is niet uit te drukken in een kengetal.

Inhoudsvaliditeit is een subjectieve evaluatie van de mate waarin de inhoud van een

construct (de verschillende items) meet wat de onderzoeker met het construct wil

meten (Malhotra and Birks, 2000).

Afhankelijke variabele

In dit onderzoek is de intentie om op internet te kopen de afhankelijke variabele. In

de enquête zijn twee items opgenomen die de intentie van de consument om een

Page 52: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

52

groothuishoudelijk apparaat op internet te kopen meten. De items zijn gebaseerd op

de items die Pavlou (2001) heeft gebruikt voor zijn onderzoek naar de intentie om

online transacties te verrichten. Het eerste item is in onderdeel A, aan het begin van

de enquête geplaatst en is gemeten op een schaal van één tot en met vijf, waarbij

één overeenkomt met ‘zeker niet’ en vijf overeenkomt met ‘zeker weten.’ Alleen de

respondenten die aangeven gebruik van internet te maken krijgen deze vraag

voorgelegd. Het tweede item is aan consumenten voorgelegd in onderdeel B, meer

aan het einde van de enquête. Alleen consumenten die gebruik maken van internet

en die aangeven een groothuishoudelijk apparaat gekocht te hebben of van plan zijn

te kopen hebben deze vraag beantwoord. Dit item is gemeten met een vijf punt

Likert-schaal, waarbij één overkomt met ‘helemaal oneens’ en vijf met ‘helemaal

eens.’ In de onderstaande tabel worden de items weergegeven met daarbij de

gemiddelden, standaarddeviatie en de resultaten van de factor analyse voor de

afhankelijke variabele.

factoranalyse ‘intentie om op internet te kopen’

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Intentie om op internet te kopen

De waarschijnlijkheid dat ik een groothuishoudelijk

apparaat op internet koop is

2,58

1,07

2

1226

0,93

0,83

Het volgende groothuishoudelijk apparaat koop

ik (weer) op internet

2,55

1,08

3

1110

0,93

Onderzoek vrijstaande markt

In deze tabel is te zien dat de gemiddelden van de items net iets boven de twee en

een half liggen. Het grootste deel van de respondenten geeft aan dat ze de kans

klein achten dat ze een groothuishoudelijk apparaat op internet kopen. Gezien de

hoge standaarddeviaties is de mening van de respondenten over beide stellingen

nogal verdeeld. Beide items zijn representatief voor het construct, gezien de hoge

factorladingen.

Met behulp van de factoranalyse is geanalyseerd of de twee items terug te brengen

zijn tot één variabele. Met een KMO waarde van 0,5 en een significant verschil

tussen de correlatiematrix en de eenheidsmatrix (χ2 = 776,58; p=0,00) is een

factoranalyse gerechtvaardigd. De factorladingen van de verschillende items zijn

hoog en de betrouwbaarheid van het construct is met een alfa van 0,83 zeer goed te

Page 53: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

53

noemen. A-priori werd verwacht dat de twee items samen de intentie om een

groothuishoudelijk apparaat op internet te kopen zouden meten. De analyse laat zien

dat de twee items te reduceren zijn tot één variabele: intentie om op internet te

kopen.

Verklarende variabelen

De verklarende variabelen ‘vertrouwen in kopen op internet’, ‘veiligheid van betalen’,

‘waarborgen privacy’, ‘vertrouwen in de verkoper’, ‘deskundigheid van de verkoper’,

‘interactie behoefte’, ‘binding met de winkel’ en ‘fysiek contact’ zijn allen met behulp

van meerdere items gemeten. Deze items zijn in de enquête geoperationaliseerd

middels stellingen. Er is gebruik gemaakt van een vijf punt Likert-schaaI. De

respondenten is gevraagd om aan te geven in hoeverre ze het oneens dan wel eens

zijn met een bepaalde stelling. Een score van één correspondeert met helemaal

oneens en een score van vijf correspondeert met helemaal eens. De vragen over

internet zijn in onderdeel A aan de consumenten voorgelegd, de vragen over de

binding met winkel zijn aan het eind van onderdeel B gesteld en de vragen over de

verkoper en behoefte aan fysiek contact met het product zijn in onderdeel C aan de

orde gekomen

Vertrouwen in kopen op internet

Twee belangrijke dimensies die dit vertrouwen verklaren zijn het waarborgen van de

privacy en de veiligheid van betalen op internet. ‘Vertrouwen in kopen op internet’ is

in dit onderzoek gemeten aan de hand van vijf items. De eerste drie items zijn

ontleend aan het onderzoek van Lee en Turban (2001) naar de antecedenten van

het vertrouwen in kopen op het internet. Er zijn twee items aan dit construct

toegevoegd om de inhoudsvaliditeit van dit construct te verhogen. Tegenwoordig

wordt door consumenten in Nederland veel op internet gekocht via veiling websites

zoals marktplaats.nl, waar consumenten (tweedehands) producten van elkaar

kunnen kopen. In dit onderzoek wordt met kopen op internet, het kopen van

internetwinkels bedoeld. Om zeker te zijn dat het vertrouwen in kopen op internet op

de juiste manier gemeten wordt, en zo dus de inhoudsvaliditeit van het construct te

vergroten, worden twee stellingen over internetwinkels toegevoegd. De constructen

‘veiligheid van betalen’ en ‘waarborgen pricacy’ worden beiden gemeten door twee

items. Deze items zijn ontleend aan het onderzoek van Vijayasarathy (2004) naar de

intentie van consumenten om op internet te kopen. De items, die de verschillende

constructen meten, zijn in de enquête met behulp van stellingen, gevolgd door een

Likert-schaal gemeten.

Page 54: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

54

Met respectievelijk een KMO waarde van 0,75; 0,50 en 0,50 voor de constructen en

een significante afwijking van de correlatiematrix van een eenheidsmatrix voor de

drie constructen (χ2 = 1077,27, p=0,00; χ2 = 276,96, p=0,00; χ2 = 189,64; p=0,00) is

het uitvoeren van een factoranalyse gerechtvaardigd. De resultaten van de

factoranalysen van deze drie constructen en enkele beschrijvende statistieken zijn in

te zien.

Factoranalyse ‘vertrouwen in kopen op internet’, ’veiligheid van betalen’, ‘waarborgen privacy’

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Vertrouwen in kopen op internet

Kopen op internet is onbetrouwbaar (r)

3,42

0.80

4

1215

0,60

0,70

Kopen op internet is niet te vertrouwen, er zijn te

veel onzekerheden (r)

3,49

0,84

4

1215

0,70

In het algemeen kan je er van uit gaan dat

Internetwinkels hun beloften na komen

3,51

0,66

4

1215

0,74

Internetwinkels zijn eerlijk tegenover hun klanten 3,25 0,61 3 1215 0,73

Het advies dat internetwinkels geven is

betrouwbaar

3,25

0,70

3

1215

0,65

Onderzoek vrijstaande markt

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Veiligheid van betalen

In het algemeen is het veilig om op

internet te betalen

3,30

0,85

4

1215

0,85

0,62

Het is veilig om met een creditcard op

internet te betalen

2,90

0,94

3

1215

0,85

Waarborgen privacy

Internet brengt je privacy in gevaar (r)

2,96

0,89

3

1215

0,83

0,55

Internetwinkels zijn niet te vertrouwen

in het waarborgen van privacy (r)

3,17

0,76

3

1215

0,83

(r) Deze vragen zijn gehercodeerd vanwege de omgekeerde vraagstelling (1= helemaal eens; 5= helemaal oneens)

Onderzoek vrijstaande markt

Het uitvoeren van de factoranalyse voor het a-priori vastgestelde construct

‘vertouwen in kopen op internet’, waarvan de eerste vijf items in tabel 6.2 onderdelen

uitmaakten, leverde één factor op met een ‘eigenvalue’ die groter is dan één. De

interne consistentie van het construct ‘vertrouwen in kopen op internet’ is met een

alfa van 0,70 goed. Het grootste deel van de respondenten heeft vertrouwen in

Page 55: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

55

kopen op het internet. In bijlage 4 is te zien dat ongeveer 80 procent van de

respondenten het antwoord ‘niet eens/niet oneens’ of ‘mee eens’ op de eerste twee

stellingen heeft gegeven. Met de stelling dat internet winkels hun beloften na komen

is ruim 50 procent het eens. Op de overige twee stellingen antwoord de meerderheid

van de respondenten neutraal. Respondenten zijn vrij eensgezind in hun mening

over internetwinkels, gezien de lage standaarddeviaties.

Het uitvoeren van de factoranalyse voor het a-priori vastgestelde construct ‘veiligheid

van betalen’ geeft aan dat de items voldoende correleren om een construct te

vormen. De antwoorden die de respondenten op beide stellingen gegeven hebben,

geven aan dat het merendeel van de respondenten het, in het algemeen, veilig vindt

om op internet te betalen, maar dat het merendeel neutraal is als gevraagd wordt of

het veilig is om met een creditcard op internet te betalen. De meningen van de

verschillende respondent liggen gezien de hoogte van de standaarddeviaties echter

wel uiteen. De waarde van de Cronbach’s alfa (α = 0,62) ligt boven de gestelde

minimumgrens, maar is niet echt hoog te noemen. Hiermee wordt in het doen van

conclusies dan ook rekening gehouden.

Het construct ‘waarborgen privacy’ wordt, gezien de hoge factorladingen, gevormd

door de items die aan de theorie ontleend zijn. Het grootste deel van de

respondenten die antwoord heeft gegeven op deze twee stellingen, zijn het niet eens

maar ook niet oneens met de twee stellingen. Zij staan dus neutraal tegenover de

stelling dat internet je privacy in gevaar brengt en dat internetwinkels niet te

vertrouwen zijn in het waarborgen van privacy. Vanwege de onacceptabel lage alfa

(α = 0,55) is besloten om het tweede item de variabele ‘waarborgen privacy’ te laten

representeren. Dit item stelt eigenlijk direct aan de orde wat er met het construct

gemeten moet worden, namelijk of internetwinkels te vertrouwen zijn in het

waarborgen van privacy. Een respondent kan namelijk de mening toegedaan zijn dat

internet zijn privacy voldoende waarborgt om informatie te zoeken en op te vragen,

maar niet voldoende om producten te kopen en daarbij gevoelige informatie aan

internetwinkels te geven.

Vertrouwen in de verkoper

Het ‘vertrouwen in de verkoper’, met als belangrijkste voorspeller van dit vertrouwen

de ‘deskundigheid van de verkoper’, zijn beiden aan de hand van meerdere items

gemeten. Deze items zijn in de enquête aan de hand van stellingen, gevolgd door

Page 56: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

56

een Likert-schaal aan de respondenten voorgelegd. De vier items die het vertrouwen

in de verkoper meten, zijn ontleend aan het onderzoek van Doney en Cannon (1997)

naar de antecedenten van vertrouwen in een koper-verkoper relatie. Hun onderzoek

richt zich op industriële kopers; de stellingen zijn dan ook aangepast aan de context

van dit onderzoek. De deskundigheid van de verkoper wordt gemeten door drie

items, waarvan de eerste twee ook gebaseerd zijn op het onderzoek van Doney en

Cannon (1997). Het derde item is toegevoegd om te onderzoeken of de kennis van

de verkoper ook een toegevoegde waarde heeft voor de consument.

De KMO waarden voor de beide constructen van respectievelijk 0,75 en 0,58 en de

significante afwijking van de correlatiematrix van de eenheidsmatrix (respectievelijk

χ2 = 1417,36; p=0,00 en χ2 = 879,31; p=0,00) geven aanleiding tot het uitvoeren van

een factoranalyse. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de factoranalyse te

zien.

Factoranalyse ‘vertrouwen in de verkoper’ en ‘deskundigheid van de verkoper’

Construct/items Mean SD Modus N

Factor

lading

α b

Vertrouwen in de verkoper

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten

houdt rekening met mijn belangen

3,18

1,01

3

1315

0,80

0,77

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten is

eerlijk tegenover mij als consument

3,01

0,88

3

1315

0,83

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten

handelt vanuit eigen belang (r)

2,74

0,85

3

1315

0,74

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten is

niet te vertrouwen (r)

3,52

0,84

3

1315

0,71

Deskundigheid van de verkoper

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten

heeft veel kennis

3,06

0,87

3

1315

0,87

0,79

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten

kan mij alles over de apparaten vertellen

3,05

1,00

3

1315

0,87

Het advies van een verkoper van

groothuishoudelijke apparaten heeft voor mij

geen toegevoegde waarde (r)

3,21

1,00

4

1315

0,58 a

a Deze vraag wordt uit het construct verwijderd b Cronbach’s α na verwijderen van met

a aangegeven vragen

(r) Deze vragen zijn gehercodeerd vanwege de omgekeerde vraagstelling (1= helemaal eens; 5= helemaal oneens)

Onderzoek vrijstaande markt

De vier items, waarvan van tevoren verwacht werd dat zij het vertrouwen in de

verkoper zouden meten, behoren ook daadwerkelijk tot één construct en meten dus

Page 57: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

57

gezamenlijk het vertrouwen dat consumenten in de verkoper hebben. Deze variabele

heeft met een alfa van 0,77 een goede betrouwbaarheid. De gemiddelden en modi

geven aan dat de meeste respondenten neutraal geantwoord hebben op de

stellingen die het vertrouwen in de verkoper meten. Zij zijn het niet eens, maar ook

niet oneens met de stelling dat een verkoper rekening houdt met hun belangen en

dat een verkoper handelt vanuit eigen belang. Aan de hoogte van de

standaarddeviaties is af te lezen dat niet alle consumenten neutraal tegenover deze

stellingen staan. Kijken we naar de responspercentages per antwoordcategorie, dan

kunnen we concluderen dat ongeveer 60 procent van de respondenten een duidelijke

mening hebben over wiens belangen de verkoper behartigt. Van de respondenten

vindt 39 procent dat de verkoper rekening houdt met zijn belangen en 38 procent

vindt dat de verkoper handelt vanuit eigen belang. Ook kunnen we uit de tabel

opmaken dat de gemiddelde consument een neutrale mening heeft over de

eerlijkheid van de verkoper, bijna 53 procent van de respondenten neemt hier een

neutrale houding aan. Op de uitspraak dat de verkoper niet te vertrouwen is, geeft 47

procent van de respondenten aan het hier (helemaal) mee oneens te zijn, 46 procent

neemt een neutrale houding aan.

Het construct ‘deskundigheid van de verkoper’ wordt, na de factoranalyse, gevormd

door de drie items die a-priori zijn opgesteld. Analyseren we dit construct, gevormd

door de drie items, op interne consistentie, dan kan geconcludeerd worden dat het

construct met een alfa van 0,67 redelijk betrouwbaar is. Deze itemanalyse geeft ook

aan dat de betrouwbaarheid bij verwijdering van het derde item fors stijgt naar een

alfa van 0,79. Het construct ‘deskundigheid van de verkoper’ wordt dus gevormd

door de items die aan het onderzoek van Doney en Cannon (1997) ontleend zijn. Het

item dat vraagt naar de toegevoegde waarde van de kennis van de verkoper, meet

dus iets anders dan de twee andere items. Uit de tabel kunnen we opmaken dat de

gemiddelde consument neutraal antwoord op de uitspraken dat een verkoper veel

kennis heeft en hem alles over de apparaten kan vertellen. Aan de standaarddeviatie

is te zien dat de respondenten meer verdeeld zijn over het tweede item dan over het

eerste item. Kijken we naar de antwoorden per antwoordcategorie, dan geeft 31

procent van de respondenten aan het (helemaal) oneens te zijn met de stelling dat

een verkoper hen alles over de apparaten kan vertellen, 34 procent is het hier

(helemaal) mee eens. Met de uitspraak dat een verkoper veel kennis heeft is 22

procent het (helemaal) mee eens en 27 procent het (helemaal) oneens. Van de

Page 58: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

58

respondenten vindt 43 procent dat het advies van de verkoper wel toegevoegde

waarde heeft en 32 procent staat hier neutraal tegenover.

Interactiebehoefte

De items die het construct ‘interactiebehoefte’ meten zijn ontleend aan het onderzoek

van Dabholkar en Bagozzi (2002) naar het effect van consumenten eigenschappen

en situationele factoren op de relaties binnen een model van, op technologie

gebaseerde, self-service. Deze items zijn aangepast aan de context van dit

onderzoek. Met een KMO waarde van 0,67 en een significante afwijking van de

correlatiematrix van een eenheidsmatrix (χ2 = 1191,21; p=0,00) is de factoranalyse

uitgevoerd. In deze tabel zijn de resultaten van deze analyse te zien.

Factoranalyse ‘interactiebehoefte’

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Interactiebehoefte

Bij het kopen van een groothuishoudelijk apparaat

heb ik behoefte aan persoonlijk contact met de

verkoper

3,43

1,08

4

1315

0,86

0,79

Persoonlijk contact met de verkoper maakt het

kopen van een groot huishoudelijk apparaat

aantrekkelijker

3,20

1,00

4

1315

0,88

Als ik naar groothuishoudelijke apparaten kijk in een

winkel, dan vind ik het prettig als een

verkoper mij aanspreekt

3,06

1,05

3

1315

0,77

Onderzoek vrijstaande markt

De uitkomsten van de factoranalyse laten zien dat de drie items het construct

interactiebehoefte meten. De eerste twee items hebben hogere factorladingen dan

het derde item. Uit de itemanalyse (betrouwbaarheidsanalyse) blijkt dat wanneer het

derde item uit het construct verwijderd wordt, de betrouwbaarheid naar 0,79 stijgt.

Aangezien dit een minieme stijging is en de betrouwbaarheid van het construct

bestaande uit drie items met een alfa van 0,78 redelijk hoog is, is besloten de

variabele ‘interactiebehoefte’ te vormen uit de gemiddelden van de drie items. De

inhoudsvaliditeit van het construct wordt tevens vergroot. Het eerste en tweede item

vragen namelijk naar de behoefte aan contact met een verkoper en het derde item

geeft aan vanuit wie het contact geïnitieerd moet worden.

De gemiddelde respondent geeft aan redelijk neutraal te staan tegenover de

behoefte aan interactie met de verkoper. De hoogte van de standaarddeviatie geeft

echter aan dat de antwoorden die de respondenten gegeven hebben vrij gespreid

Page 59: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

59

zijn. Van de respondenten geeft 54 procent aan behoefte te hebben aan persoonlijk

contact met de verkoper, tegenover slechts 22 procent die hier geen behoefte aan

heeft (zie bijlage 4). Volgens 43 procent van de respondenten maakt persoonlijk

contact met de verkoper het kopen van een groothuishoudelijk apparaat

aantrekkelijker en 37 procent zegt het zelfs prettig te vinden als een verkoper hem

aanspreekt.

Binding met de winkel

De binding die respondenten met een specifieke winkel hebben is in de enquête

ondervraagd met behulp van vragen die gebruikt zijn in het onderzoek van Rundle-

Thiele (2005) naar de dimensies van loyaliteit. Met de factoranalyse is begonnen

nadat bleek dat de correlatiematrix van de drie items significant afwijkt van een

eenheidsmatrix (χ2 = 1506,85; p=0,00) en dat de correlatie tussen de items verklaard

kan worden door een bovenliggend construct (KMO-waarde = 0,71). Onderstaande

tabel geeft de resultaten weer.

Factoranalyse ‘Binding met de winkel’

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Binding met de winkel

Het volgende groothuishoudelijke apparaat koop ik

weer bij deze winkel

3,35

0,93

3

1196

0,88

0,84

Bij deze winkel koop ik al mijn groothuishoudelijke

apparaten

2,88

1,01

3

1195

0,90

Het is goed mogelijk dat ik mijn volgende

groothuishoudelijke apparaat bij een andere winkel

koop (r)

2,55

1,00

2

1192

0,84

(r) Deze vraag is gehercodeerd vanwege de omgekeerde vraagstelling (1= helemaal eens; 5= helemaal oneens)

De drie items, waarvan van tevoren verwacht werd dat zij het vertouwen in de

verkoper zouden meten, behoren ook daadwerkelijk tot één construct en meten dus

gezamenlijk de binding die een consument met de winkel heeft, waar hij net gekocht

heeft of binnenkort van plan is te kopen. Deze stellingen zijn aan consumenten

voorgelegd na de vragen over het koopproces, dus hoe de respondent zich heeft

georiënteerd of van plan is te oriënteren, een winkel heeft gekozen of gaat kiezen en

waar hij gekocht heeft of van plan is te kopen. Dit construct heeft met een alfa van

0,84 een hoge betrouwbaarheid. Alle items hebben een hoge factorlading en zijn dus

representatief voor het construct. De gemiddelden van de items liggen nogal uit

Page 60: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

60

elkaar. De hoge standaarddeviaties geven aan dat de meningen van respondenten

gespreid zijn. Van de respondenten geeft 50 procent aan neutraal te staan tegenover

de stelling dat het volgende apparaat weer bij de betreffende winkel wordt gekocht.

Slechts 13 procent geeft aan zijn volgende apparaat zeker weten bij de betreffende

winkel te kopen. Bijna 50 procent van de respondenten zegt dat het goed mogelijk is

dat hij zijn volgende apparaat bij een andere winkel zal kopen. Een kwart van de

respondenten geeft aan al zijn groothuishoudelijke apparaten bij dezelfde winkel te

kopen. Respondenten zijn dus niet echt aan één winkel gebonden.

Behoefte aan fysiek contact

Om de behoefte aan fysiek contact met een groothuishoudelijk apparaat te bepalen

zijn twee stellingen opgesteld met betrekking tot de behoefte van de consument om

het product te willen zien en één stelling met betrekking tot de behoefte om het

product te willen aanraken. Deze stellingen zijn niet ontleend aan de theorie. Na

getest te hebben of de data geschikt is voor uitvoering van de factoranalyse (KMO

waarde = 0,61 en χ2 = 646,11; p=0,00), is hiermee begonnen . Onderstaande tabel

geeft de resultaten weer.

Factoranalyse ‘behoefte aan fysiek contact’

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Behoefte aan fysiek contact

Ik wil een groothuishoudelijk apparaat zien voordat

ik tot aankoop overga

3,93

0,97

4

1310

0,85

0,69

Een afbeelding van het apparaat is voor mijn

aankoopbeslissing voldoende (r)

3,70

0,99

4

1311

0,79

Ik wil een groot huishoudelijk apparaat aanraken

voordat ik tot aankoop overga

2,84

1,16

2

1312

0,68 a

(r) Deze vraag is gehercodeerd vanwege de omgekeerde vraagstelling (1= helemaal eens; 5= helemaal oneens) a Deze vraag wordt uit het construct verwijderd

De uitkomsten van de factoranalyse laten zien dat de drie items het construct fysiek

contact meten. De eerste twee items hebben hogere factorladingen dan het derde

item. Uit de itemanalyse (betrouwbaarheidsanalyse) blijkt dat wanneer het derde item

uit het construct verwijderd wordt, de betrouwbaarheid van 0,65 naar 0,69 stijgt.

Wanneer we het derde item uit het construct verwijderen wordt ook de

inhoudsvaliditeit verhoogd. De eerste twee items hebben namelijk betrekking op de

behoefte om een groothuishoudelijk apparaat voor de aankoop ‘in levende lijven’ te

zien en het derde item meet de behoefte om een groothuishoudelijk apparaat voor de

aankoop aan te raken. Verwijderen van het derde item levert dus een hogere interne

Page 61: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

61

validiteit en een verhoogde inhoudsvaliditeit op. Het derde item wordt in het verdere

onderzoek meegenomen als maatstaf voor de behoefte van respondenten om het

groothuishoudelijk apparaat aan te willen raken voor de aankoop. Behoefte aan

fysiek contact bestaat dus uit twee verschillende maatstaven, de behoefte om een

groothuishoudelijk apparaat te willen zien voordat tot aankoop wordt overgegaan en

de behoefte om het apparaat voor de aankoop te willen aanraken.

De gemiddelden van de items geven aan dat respondenten de behoefte hebben om

het apparaat te zien. Van de respondenten geeft 76 procent een groothuishoudelijk

apparaat te willen zien voordat toto aankoop wordt overgegaan. Een afbeelding van

het apparaat is voor 64 procent niet voldoende om een aankoopbeslissing te kunnen

maken. Wordt aan de respondenten gevraagd of ze een groothuishoudelijk apparaat

willen aanraken voordat tot aankoop overgaan kan worden, dan zijn de meningen,

gezien de hoge standaarddeviatie, verdeeld. 42 procent wil het apparaat niet

aanraken en 33 procent zegt dit wel te willen. Het ‘in levenden lijven’ zien van het

apparaat wordt dus als een vereiste gezien voordat tot aankoop kan worden

overgegaan, maar het apparaat aanraken is niet per se nodig.

Beschrijving variabelen

De overige variabelen die in het model voorkomen, zijn gemeten aan de hand van

één vraag of item. De demografische variabelen leeftijd, geslacht en opleiding zijn

reeds besproken. In deze paragraaf zullen derhalve de variabelen ‘ervaring met

kopen op internet’ en ‘intentie om informatie op internet te zoeken’ besproken

worden.

De ervaring met kopen op internet is op twee manieren gemeten; ervaring met het

kopen van producten op internet en ervaring met het kopen van een

groothuishoudelijk apparaat op internet. De respondenten is gevraagd hoeveel

producten ze de afgelopen 12 maanden op internet hebben gekocht. Het idee om

ervaring met kopen uit te drukken in aantal gekochte producten is ontleend aan het

onderzoek van Shim et al. (2001) naar de relatie tussen intentie om op internet

productinformatie te zoeken en de intentie om op internet een product te kopen. Ook

is de respondenten gevraagd of ze wel eens een groothuishoudelijk apparaat op

internet hebben gekocht.

Page 62: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

62

Ervaring met kopen op internet

Uit bovenstaand figuur kan afgeleid worden dat 19 procent van de respondenten die

aangegeven heeft gebruik te maken van internet, in de afgelopen 12 maanden geen

product op internet heeft gekocht en dus geen ervaring met kopen op internet heeft.

Ongeveer tweederde geeft aan één tot zes producten op internet gekocht te hebben

en 16 procent zegt meer dan 6 producten op internet gekocht te hebben in het

afgelopen jaar. Op de vraag of wel eens een groothuishoudelijk apparaat op internet

is gekocht geeft driekwart van de respondenten een bevestigend antwoord.

De intentie om op internet informatie te zoeken over groothuishoudelijke apparaten is

gemeten door respondenten te vragen hoe waarschijnlijk zij het achten dat ze

informatie over een groothuishoudelijk apparaat op internet zoeken. Zij konden

antwoorden op een vijf punt schaal, lopend van zeker niet tot zeker weten.

Heeft u wel eens een

groothuishoudelijk apparaat op

internet gekocht?

24%

76%ja

nee

Hoeveel producten heeft u de afgelopen 12

maanden op internet gekocht?

19%

65%

10% 6%

geen

1 - 6

6 - 11

meer dan 11

Page 63: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

63

zeker weten

groot

redelijk

klein

zeker niet

Percentage

50

40

30

20

10

0

33

45

17

5

Intentie om informatie op internet te zoeken over groothuishoudelijke apparaten

Duidelijk is dat het 45 procent van de respondenten de kans groot acht dat zij

informatie op internet zoeken over groothuishoudelijke apparaten en 33 procent zelfs

aangeeft dat zij zeker weten informatie op internet zoeken over een groot

huishoudelijk apparaat. Een heel klein deel van de respondenten (0,7 procent) geeft

aan zeker geen informatie op internet te zoeken over groothuishoudelijke apparaten.

De demografische variabelen opleiding en geslacht worden in hun oorspronkelijke

vorm gebruikt voor de analyses in dit hoofdstuk. De leeftijdscategorieën worden

opgesplitst in drie groepen; 35 jaar en jonger, 36 - 55 jaar, 56 jaar en ouder. De

oorspronkelijke groep ‘25 jaar of jonger’ bevat maar 86 respondenten, die antwoord

hebben kunnen geven op de vragen die nodig zijn voor de analyses die in dit

hoofdstuk volgen, en wordt daarom samengevoegd met de groep ’26 - 35 jaar’. De

groep ‘75 jaar en ouder’ bestaat uit 3 respondenten, de groep ’66 - 75 jaar’ bestaat

uit 24 respondenten en de groep ‘56 - 65 jaar’ bestaat uit 119 respondenten. Deze

drie groepen worden samengevoegd.

Samenhang tussen de variabelen

Nu de verschillende variabelen bekend zijn wordt gekeken of er verbanden zijn

tussen de variabelen. Het is voor een goede verklaring van het onderzoeksobject,

intentie om op internet te kopen, van belang dat de verklarende variabelen onderling

geen grote (onverwachte) samenhang vertonen. Om te onderzoeken of er

Page 64: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

64

samenhang tussen de variabelen bestaat worden de variabalen, met uitzondering

van geslacht en ervaring met het kopen van een groothuishoudelijk apparaat op

internet, behandeld als pseudo-interval variabelen. Om de verbanden te analyseren

zal gebruik worden gemaakt van een correlatie analyse, deze zal hieronder

besproken worden. Ook wordt onderzocht of er verschillen zijn tussen

deelsteekproeven. Gekeken wordt naar de verschillen tussen mannen en vrouwen,

de verschillende leeftijdsgroepen en respondenten die wel eens en nog nooit een

groothuishoudelijk apparaat op internet hebben gekocht. De verschillen tussen deze

groepen zullen achtereenvolgens in paragraaf 6.4.2, 6.4.3 en 6.4.4 behandeld

worden.

Correlatieanalyse

Om te onderzoeken of er samenhang tussen de variabelen bestaat zal een

correlatiematrix opgesteld worden. De correlatiecoëfficiënten (r ) geven de richting en

de mate van de samenhang aan. Een hoge positieve of negatieve correlatie (+1 of –

1) betekent een sterker verband tussen de twee variabelen (Malhotra and Birks,

2000). De vraag is dan of die verbanden significant zijn. Significantie geeft aan of de

samenhang die gevonden is bruikbaar is om uitspraken over de populatie te doen. Er

dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat voor een grote steekproef

geldt dat verbanden eerder significant zijn (Dalen en Leede, 2000; Baarda et al.,

2003). De kans dat het gevonden verschil op toeval berust is, voor een grote

steekproef, kleiner. Om te bepalen of een verband tussen twee variabelen significant

is, zal worden gekeken naar de p-waarde. Omdat er in dit onderzoek sprake is van

een grote steekproef zal worden aangenomen dat een verband significant is indien

de p-waarde onder de één procent ligt (Baarda et al., 2003).

De correlatiematrix laat zien dat er vrij veel significante verbanden zijn tussen de

verschillende variabelen. Van de 91 mogelijke verbanden tussen de variabelen zijn

er 77 significante verbanden gevonden. Veel van de verbanden zijn erg zwak

(hebben een lage correlatiecoëfficiënt) maar zijn toch significant. Dit heeft te maken

met, de eerder genoemde, grootte van de steekproef. Verbanden die een

correlatiecoëfficiënt hebben die in de buurt ligt van de -1 of +1 zijn statistisch meer

afhankelijk van elkaar dan verbanden waarvan de correlatiecoëfficiënt in de buurt

van de 0 ligt. De verbanden met een hoge correlatiecoëfficiënt zullen kort besproken

worden.

Page 65: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

65

De afhankelijk variabele ‘intentie om op internet te kopen’ vertoont de sterkste

correlaties met ‘interactiebehoefte’ (r = -0,51), ‘vertrouwen in kopen op internet’ (r =

0,44) en ‘behoefte om gha te zien’ (r = -0,42). De intentie om een groothuishoudelijk

apparaat op internet te kopen lijkt voor een belangrijk deel door deze variabelen te

worden verklaard. Indien een respondent een grote behoefte aan interactie met de

verkoper heeft, is de intentie om een groothuishoudelijk apparaat op internet te

kopen lager. Als de respondent een groot vertrouwen in kopen op internet heeft, dan

is zijn intentie om een groothuishoudelijk apparaat op internet te kopen ook groter.

Een kanttekening hierbij is dat de nominale variabelen geslacht en ervaring met het

kopen van een groothuishoudelijk apparaat niet in de correlatieanalyse zijn

meegenomen.

De variabelen ‘veiligheid van betalen’ (r = 0,56) en ‘waarborgen privacy’ (r = 0,44)

correleren relatief sterk met ‘vertrouwen in kopen op internet.’ Des te hoger de

waargenomen veiligheid van betalen op internet en des te hoger de perceptie dat

internetwinkels de privacy waarborgen, des te groter is het vertrouwen dat een

respondent heeft in kopen op het internet. Deze onderlinge samenhang is niet

opmerkelijk; vanuit de theorie werd dit namelijk verondersteld. De sterke samenhang

tussen ‘deskundigheid van de verkoper’ en ‘vertrouwen in de verkoper’ (r = 0,61) is

ook verondersteld en in het model meegenomen. De sterke correlatie van de

variabelen ‘deskundigheid van de verkoper’ (r = 0,56) en ‘vertrouwen in de verkoper’

(r = 0,64) op ‘interactiebehoefte’ werd niet verondersteld. Dit lijkt een logisch

verband; respondenten die een groot vertrouwen hebben in de verkoper hebben

meer behoefte aan interactie met de verkoper. Respondenten die de verkoper

deskundig vinden, hebben ook meer behoefte om van die deskundigheid gebruikt te

maken en dus te communiceren met de verkoper. Alhoewel niet vanuit de theorie

veronderstelt, lijkt het verband logisch.

Verschillen tussen mannen en vrouwen

Om te onderzoeken of er verschillen tussen mannen en vrouwen in de gemiddelden

van de verschillende variabelen zijn wordt er gebruik gemaakt van de ‘independent

samples t-test.’ Deze test is uitermate geschikt om voor een nominale variabele met

twee mogelijke uitkomsten (man of vrouw) gemiddelden van andere variabelen te

vergelijken (Dalen en Leede, 2000).

Het blijkt dat er voor acht variabelen significante verschillen zijn. De verschillen in

gemiddelden voor enkele variabelen zijn niet noemenswaardig, maar toch significant.

Dit heeft te maken de grootte van de steekproef. Het opvallendste en grootste

Page 66: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

66

significante verschil is het verschil in de intentie om op internet een

groothuishoudelijk apparaat te kopen. Voor mannen (2,70) is deze intentie groter

dan voor vrouwen (2,41). Mannen (4,12) geven tevens aan een grotere intentie te

hebben om productinformatie over groothuishoudelijke apparaten op internet te

zoeken dan vrouwen (3,91). Met betrekking tot de behoefte aan fysiek contact met

het product geven vrouwen (3,92) aan een grotere behoefte te hebben om het

groothuishoudelijk apparaat voor aankoop te zien dan mannen (3,73). Vrouwen

(3,18) vinden de verkoper deskundiger dan mannen (2,96), hebben meer (3,20)

vertrouwen in de verkoper dan mannen (3,05) en hebben een grotere (3,33) behoefte

aan interactie met de verkoper dan mannen (3,15). Opvallend is verder het

ontbreken van een significant verschil tussen mannen (3,40) en vrouwen (3,36) in het

vertrouwen dat zij hebben in het kopen op internet. Dit verschil werd namelijk wel

verondersteld.

Verschillen tussen leeftijdsgroepen

Met behulp van een variantie-analyse (ANOVA) wordt onderzocht of er grote

verschillen tussen de verschillende leeftijdsgroepen in de gemiddelden van de

variabelen zijn waar te nemen. Dit statistische instrument wordt gebruikt wanneer de

onafhankelijke deelsteekproeven uit meer dan twee groepen bestaan (Dalen en

Leede, 2000). De ANOVA analyse leunt sterk op de veronderstellingen van gelijkheid

van varianties, normaliteit en onafhankelijkheid (Dalen en Leede, 2000). De

veronderstelling dat de varianties gelijk zijn tussen de deelpopulaties wordt allereerst

getest met de ‘Levene’ toetsgrootheid. Voor zeven van de dertien variabelen geldt

dat de varianties van de deelpopulaties aan elkaar gelijk zijn. Dit hoeft geen

probleem te zijn, mits de omvang van de deelsteekproeven niet te ver uit elkaar

lopen: als vuistregel wordt gehanteerd dat de grootste deelsteekproef niet groter mag

zijn dan twee keer de kleinste deelsteekproef (Dalen en Leede, 2000). In dit

onderzoek bevat de kleinste deelsteekproef (56 jaar en ouder) 239 respondenten en

de grootste deelsteekproef (36-55 jaar) 643 respondenten. Aan de vuistregel wordt

niet voldaan. Omdat voor zes variabelen zowel de varianties, als de

deelsteekproeven sterk uiteenlopen worden voor deze variabelen de verschillen

tussen de deelsteekproeven getoetst met de verdelingsvrije ‘Kruskal Wallis-toets’

(Dalen en Leede, 2000). Het blijkt dat voor tien van de dertien variabelen een

significant verschil tussen de drie leeftijdsgroepen bestaat. De variabelen

‘waargenomen privacy’, ‘intentie om op internet informatie te zoeken’ en de

‘behoefte om het product aan te raken’ verschillen niet significant tussen de drie

Page 67: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

67

verschillende leeftijdsgroepen. Om vervolgens vast te stellen welke leeftijdsgroepen

significant van elkaar verschillen is een zogenaamde ‘Post Hoc Test’ uitgevoerd. Er

is gebruik gemaakt van de ‘Games-Howell’ procedure. Dit is de meest krachtige

procedure en is ook accuraat wanneer de varianties en de omvang van de

deelsteekproeven sterk uiteenlopen (Field, 2005). Door de grote van de steekproef

zijn kleine verschillen tussen de deelsteekproeven significant. Hier worden daarom

alleen de grote en opvallende verschillen besproken.

Respondenten van 35 jaar en jonger (3,46) hebben meer vertrouwen in kopen op

internet, dan respondenten van 36 - 55 jaar (3,36) en respondenten van 56 jaar en

ouder (3,28). Jongere mensen hebben wel een groter vertrouwen in kopen op

internet, maar het vertrouwen van oudere mensen in het kopen op internet ligt niet

veel lager. De intentie om een groothuishoudelijk apparaat op internet te kopen is bij

alle drie de leeftijdsgroepen niet hoog. Respondenten van 35 jaar en jonger (2,69) en

van 36 - 55 jaar (2,60) hebben een significant hogere intentie om een

groothuishoudelijk apparaat op internet te kopen dan respondenten van 56 jaar en

ouder (2,22). Dit komt misschien wel voort uit het feit dat respondenten van 56 jaar

en ouder (3,34) een groter vertrouwen in de verkoper hebben dan respondenten van

36 - 55 jaar (3,07) en respondenten van 35 jaar en jonger (3,06). Respondenten van

56 jaar en ouder hebben ook meer behoefte aan interactie met de verkoper (3,52) en

behoefte om het groothuishoudelijk apparaat voor aankoop te zien (4,10) dan

respondenten van 36 - 55 jaar (respectievelijk 3,17 en 3,77) en respondenten van 35

jaar en jonger (respectievelijk 3,16 en 3,72).

Verschillen tussen respondenten wel/niet op internet gekocht

Het verschil tussen de groepen respondenten die ervaring hebben met het kopen

van een groothuishoudelijk apparaat op internet en de respondenten die dit niet

hebben wordt, net zoals het verschil tussen mannen en vrouwen, geanalyseerd met

de ‘independent samples t-test.’. Hieruit blijkt dat er voor alle variabelen, behalve

‘veiligheid van betalen’ en ‘leeftijd’, significante verschillen bestaan. Het grootste

verschil tussen de twee groepen is het verschil in de intentie om op internet te kopen.

Respondenten die aangeven wel eens een groothuishoudelijk apparaat op internet

gekocht te hebben (3,68), hebben een veel hogere intentie dan respondenten die

nog nooit een groothuishoudelijk apparaat op internet hebben gekocht (2,40). Verder

zeggen respondenten die wel eens een groothuishoudelijk apparaat op internet

gekocht hebben minder vertrouwen in de verkoper te hebben (2,73), minder behoefte

Page 68: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

68

te hebben aan interactie met de verkoper (2,60) en minder behoefte te hebben om

een groothuishoudelijk apparaat voor aankoop te zien (3,31) dan respondenten die

nog nooit een groothuishoudelijk apparaat op internet gekocht hebben

(respectievelijk 3,09; 3,26 en 3,85).

De intentie om op internet te kopen: regressie analyse

Nu de variabelen vastgesteld en beschreven zijn, zullen de relaties tussen de

afhankelijke variabele en de verklarende variabelen, zoals verondersteld in het

relatieschema, getoetst worden. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van de

statistische methode lineaire regressie analyse. Een regressie analyse is een

statistische procedure voor het analyseren van verwachte relaties tussen een

afhankelijke variabele en één of meer verklarende/onafhankelijke variabelen (x)

(Malhotra and Birks, 2000). De relaties tussen de afhankelijke variabele en de

verklarende variabelen kunnen worden weergegeven in een regressiemodel. Een

regressie model ziet er als volgt uit:

Y= α + β1x1 + β2x2 + …. + βkxk.

Aan de hand van deze formule zal uitgelegd worden welke waarden gerapporteerd

worden en welke betekenis ze hebben. Allereerst zal gebruik gemaakt worden van

de regressiecoëfficiënten. Deze worden aangeduid met β (bèta); bèta geeft aan in

welke mate een verklarende variabele (x) de afhankelijke variabele (Y) in absolute

waarde doet stijgen, wanneer de verklarende variabele met één eenheid verhoogd

wordt. Als alle bèta’s worden vermenigvuldigd met de waarde van de bijbehorende

variabelen dan kunnen zij, opgeteld bij de constante (α), de waarde van de

afhankelijke variabele schatten. Wanneer helemaal geen verklarende variabelen in

het model zouden zijn opgenomen, dan zou α overeenkomen met de verwachte

waarde van de afhankelijke variabele (Y). Daarnaast zullen in de tabellen ook de

gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten gerapporteerd worden; deze worden

weergegeven met β-std. De gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten zijn

gebaseerd op een regressie analyse uitgevoerd met de z-scores in plaats van met de

oorspronkelijke variabelen. Het voordeel hiervan is dat deze coëfficiënten met elkaar

vergeleken kunnen worden omdat zij geen absolute waarden vertegenwoordigen. In

de tabellen zullen tevens de eenzijdige p-waarden van de regressiecoëfficiënten

worden weergegeven. De p-waarden worden gebruikt om aan te geven of de

effecten van de verschillende verklarende variabelen op de afhankelijke variabele

significant zijn. Indien een verklarende variabele een p-waarde < 0,01 heeft dan

Page 69: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

69

wordt gesproken van een significant effect op de afhankelijke variabele. Er zal ook

onderscheid gemaakt worden tussen een eenzijdige en tweezijdige toets. Als er van

tevoren een positieve of negatieve regressiecoëfficiënt wordt verwacht (in het geval

van de opgestelde hypothesen), dan wordt er eenzijdig getoetst. In de overige

gevallen zal tweezijdig getoetst worden, de p-waarden in de tabellen dienen dan te

worden verdubbeld. Ook zal onderzocht worden of er sprake is van multicollineariteit.

Multicollineariteit is aanwezig wanneer twee of meer verklarende variabelen sterk

met elkaar gecorreleerd zijn. Vanwege deze hoge correlatie is het lastig vast te

stellen welk gedeelte van de verklaring toe te schrijven is aan de ene en welk

gedeelte van de verklaring toe te schrijven is aan de andere variabele. De

belangrijkste manier om na te gaan of er sprake is van multicollineariteit is door elk

van de verklarende variabelen te regresseren op alle andere verklarende variabelen

(Dalen en Leede, 2000). Een waarde die gebruikt wordt om de mate van

multicollineariteit aan te geven is de tolerantie. Wanneer de tolerantie onder de 0,2

ligt dan is er sprake van multicollineariteit (Field, 2005).Ook zal bij de

betrouwbaarheid van het model stilgestaan worden. Dit is een beschrijving van hoe

goed het model de werkelijkheid beschrijft. Het is belangrijk om te weten of de

verklarende variabele, die in het model zijn opgenomen, de afhankelijke variabelen

goed verklaren. De maatstaf die we voor deze ‘goodness-of-fit’ gebruiken is de mate

van verklaring (R2). De R² is de meervoudig gekwadrateerde correlatiecoëfficiënt, die

vermenigvuldigd met 100 het percentage van de door het gebruikte model verklaarde

variatie weergeeft. Ook wordt de R2-adj. In de tabellen weergegeven. Dit is een

gestandaardiseerde waarde, die van nut is om de betrouwbaarheid van verschillende

modellen met elkaar te kunnen vergelijken.

Voor het uitvoeren van de regressieanalyse worden alle variabelen uit het

conceptueel model behandeld als pseudo-interval variabelen. Er worden, op basis

van het relatieschema, vier verschillende regressieanalyses uitgevoerd; met als

afhankelijke variabelen ‘intentie om op internet te kopen’, ‘vertrouwen in de verkoper’,

‘vertrouwen in kopen op internet’ en ‘interactiebehoefte.’ Deze analyses worden

achtereenvolgens beschreven. De variabelen die in deze analyses worden

toegevoegd zijn gebaseerd op de veronderstelde relaties, zoals in het conceptueel

model aangegeven. Tevens wordt er rekening gehouden met de samenhang tussen

de verklarende variabelen.

Page 70: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

70

Regressieanalyse: afhankelijke variabele intentie om op internet te kopen

Om te onderzoeken welke variabelen de intentie om op internet te kopen verklaren is

allereerst onderzocht of de verklarende variabelen gezamenlijk een significante

bijdrage leveren aan de verklaring van de afhankelijke variabele ‘intentie om op

internet te kopen.’ Na toetsing blijkt deze bijdrage significant te zijn (F = 72,50; p =

,00). De variabelen verklaren 54 procent van de variatie in de intentie om op internet

te kopen (R2= 0,54). De variabelen verklaren dus voor een groot gedeelte de intentie

om op internet te kopen. De analyse toont tevens aan dat er geen sprake is van

multicollineariteit. De tolerantie van elke variabele ligt ruim boven de 0,2. In

onderstaande tabel is het resultaat van de regressie analyse weergegeven.

Regressieanalyse voor intentie om op internet te kopen

Verklarende Variabelen β β-std. t p

Constante 3,68 11,52 ,00

Eigenschappen van de consument

Leeftijd a

-,01 -,01 -,31 ,38

Geslacht b

-,11 -,05 -2,30 ,01

Opleiding ,01 ,01 ,53 ,30

Interactiebehoefte -,18 -,15 -4,67 ,00

Binding met de winkel -,13 -,10 -4,19 ,00

Intentie om informatie op internet te zoeken ,18 ,15 6,11 ,00

Karakteristieken van het product

Behoefte om product te zien -,19 -,17 -6,36 ,00

Behoefte om product aan te raken ,01 ,01 ,29 ,39

Ervaring met kopen op internet

,07 ,05 2,07 ,02

Ervaring met kopen op internet van gha c

-,85 -,39 -15,55 ,00

Vertrouwen in de verkoper -,09 -,06 -1,81 ,04

Deskundigheid van de verkoper ,05 ,04 1,34 ,09

Vertrouwen in kopen op internet ,42 ,20 6,62 ,00

Veiligheid van betalen -,00 -,00 -,09 ,47

Waarborgen privacy ,00 ,00 ,15 ,45

R2 = 0,54

n = 930

R2 -adj.= 0,54

a 1 = 35 jaar en jonger, 2 = 36 - 55 jaar, 3 = 56 jaar en ouder b 1 = man, 2 = vrouw c 1 = ja, 2 = nee

Page 71: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

71

Van alle verklarende variabelen waarvan verwacht werd dat zij een direct effect

zouden hebben, hebben zes een significant effect en één variabele, geslacht heeft

een p-waarde gelijk aan het significantieniveau. De verklarende variabelen waarvan

verwacht werd dat zij een indirect effect zouden hebben, hebben geen van allen een

significant direct effect op de afhankelijke variabelen. De deskundigheid van de

verkoper, veiligheid van betalen en waarborgen privacy hebben geen van allen een

significant effect op de intentie op internet te kopen. De regressiecoëfficiënten van de

laatste twee zijn zelfs gelijk aan nul.

Van de variabelen die te maken hebben met de specifieke eigenschappen van de

consument, zijn er twee overtuigend significant. De binding die een consument met

de winkel heeft en de behoefte aan interactie met de verkoper dragen significant bij

aan de intentie om op internet te kopen. De regressiecoëfficiënt (β= -0,13) geeft aan

dat deze bijdrage negatief is. Des te groter de binding die een consument met een

specifieke winkel heeft, des te kleiner is de intentie om op internet te kopen.

Hypothese 5, die a-priori is opgesteld, wordt door de regressieanalyse bevestigd en

kan dus aangenomen worden. De interactiebehoefte van een consument hangt

negatief samen met de intentie om een product op internet te kopen kan, gezien de

negatieve regressiecoëfficiënt (β= -0,18), ook worden aangenomen. De leeftijd en

het opleidingsniveau van de consument hebben beiden geen significant effect op de

intentie om op internet te kopen. De veronderstellingen dat de leeftijd van een

consument negatief samenhangt met de intentie om internet te kopen en dat het

opleidingsniveau van een consument positief samenhangt met de intentie om op

internet te kopen is dan ook niet juist. Het effect van geslacht op de intentie om op

internet te kopen neigt naar significantie (p = 0,01), maar gezien de lage t-waarde ten

opzichte van de significantie variabelen ‘interactiebehoefte’ en ‘binding met de

winkel’ is het verschil tussen mannen en vrouwen geen overtuigend verschil. Mannen

hebben dus een grotere intentie om op internet te kopen, dit betreft echter geen

significant verschil.

Consumenten die de intentie hebben om productinformatie op internet te zoeken,

hebben ook een grotere intentie om een product op internet te kopen (β= 0,18; p =

0,00). Met betrekking tot de behoefte aan fysiek contact met het product kan gezegd

worden dat als consumenten een grotere behoefte hebben om het product te zien,

de intentie om het product te kopen kleiner is (β= -0,19; p = 0,00). De behoefte van

consumenten om het product aan te raken heeft geen effect op de intentie om op

Page 72: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

72

internet te kopen (β= 0,01; p = 0,39. Ervaring met het kopen op internet heeft geen

significant effect op de intentie om een product op internet te kopen (β= 0,07; p =

0,02). Consumenten die ervaring hebben met het kopen van een groothuishoudelijk

apparaat op internet hebben een significant grotere intentie om een

groothuishoudelijk apparaat op internet te kopen (β= -0,85; p = 0,00). Het vertrouwen

dat consumenten in de verkoper hebben heeft een lichtelijk negatief effect op de

intentie om op internet te kopen. Dit effect is echter niet significant (β= -0,09; p =

0,04). Hypothese 10.1 wordt dus verworpen. Het effect dat het vertrouwen in kopen

op internet heeft is wel significant (β= 0,42; p = 0,00). Consumenten die een groot

vertrouwen hebben in het kopen op internet hebben een grotere intentie om een

product op internet te kopen.

Regressieanalyse: afhankelijke variabele vertrouwen in de verkoper

In het conceptueel model wordt verondersteld dat de het vertrouwen in de verkoper

verklaard wordt door de deskundigheid van de verkoper. In de volgende paragraaf is

terug te vinden dat de variabelen ‘vertrouwen in de verkoper’ en interactiebehoefte’

onderling hoog correleren en dat het logisch is dat het vertrouwen in de verkoper de

behoefte aan interactie verklaart. Een omgekeerd verband lijkt minder logisch: een

grotere behoefte aan interactie met de verkoper leidt tot een groter vertrouwen in de

verkoper. We nemen deze variabele dan ook mee in de regressieanalyse voor

interactiebehoefte. Hier wordt onderzocht of de deskundigheid van de verkoper het

vertrouwen in de verkoper verklaart. Onderstaande tabel laat de resultaten van de

regressieanalyse zien.

Regressieanalyse voor vertouwen in de verkoper

Verklarende Variabelen β β-std. t p

Constante 1,59 28,15 ,00

Deskundigheid van de verkoper 0,50 0,61 28,00 ,00

R2 = 0,37

n = 1315

R2 -adj.= 0,37

Onderzoek vrijstaande markt

De deskundigheid van de verkoper verklaart 37 procent van de variatie in het

vertrouwen in de verkoper. Deze bijdrage van de deskundigheid van de verkoper is

significant (F = 784,11; p = 0,00). Des te deskundiger een consument de verkoper

vindt des te groter is de behoefte aan interactie met de verkoper (β= 0,50; p = 0,00).

Page 73: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

73

Regressieanalyse: afhankelijke variabele interactiebehoefte

In het conceptueel model wordt verondersteld dat vrouwen een grotere behoefte

hebben aan interactie dan mannen. Er is een hoge correlatie van ‘deskundigheid van

de verkoper’ en ‘vertrouwen in de verkoper’ op ‘interactiebehoefte’ gevonden. In deze

regressieanalyse wordt dan ook onderzocht dat in hoeverre de variabele ‘geslacht’,

‘deskundigheid van de verkoper’ en ‘vertrouwen in de verkoper’ de interactiebehoefte

met de verkoper verklaren. In onderstaande tabel is te zien dat deze variabelen

gezamenlijk 46 procent van de variatie in ‘interactiebehoefte’ verklaren. De

gezamenlijk bijdrage van de variabelen aan de verklaring van ‘interactiebehoefte’ is

tevens significant (F = 368,14; p = 0,00). Er is geen sprake van multicollineariteit,

gezien het feit dat de tolerantie voor alle variabelen ruim boven de 0,2 liggen.

Regressieanalyse voor interactiebehoefte

Verklarende Variabelen β β-std. t p

Constante 0,49 5,25 ,00

Geslacht 0,03 0,02 ,18

Vertrouwen in de verkoper 0,59 0,47 ,00

Deskundigheid van de verkoper 0,28 0,27 ,00

R2 = 0,46

n = 1315

R2 -adj.= 0,46

De regressie analyse toont aan dat het geslacht van een respondent geen effect

heeft op de behoefte aan interactie met de verkoper (β= 0,03; p = 0,18). De

deskundigheid van de verkoper en het vertouwen in de verkoper hebben beiden een

significant effect (respectievelijk β= 0,28; p = 0,00 en β= 0,59; p = 0,00). Hoewel

deze relatie a-priori niet verondersteld is, lijkt het verband logisch. Des te groter het

vertrouwen in de verkoper, des te groter is de behoefte aan interactie met de

verkoper. En des te deskundiger een consument de verkoper vindt, des te groter de

behoefte van de consument aan interactie met de verkoper.

Regressieanalyse: afhankelijke variabele vertrouwen in kopen op internet

A-priori is verondersteld dat het vertrouwen in kopen op internet verklaard wordt door

de variabelen ‘leeftijd’, ‘geslacht’, ‘veiligheid van betalen’ en ‘waarborgen privacy.’ Na

toetsing blijkt deze bijdrage significant te zijn (F = 215,19; p = ,00). De variabelen

verklaren 42 procent van de variatie in de intentie om op internet te kopen (R2= 0,42).

Page 74: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

74

De variabelen verklaren dus voor een groot gedeelte het vertrouwen in kopen op

internet. De analyse toont tevens aan dat er geen sprake is van multicollineariteit. De

tolerantie van elke variabele ligt ruim boven de 0,2, met als laagste waarde 0,93 voor

waarborgen privacy

Regressieanalyse voor vertrouwen in kopen op internet

Verklarende Variabelen β β-std. t p

Constante 1,88 24,49 0,00

Leeftijd -0,04 -0,06 -2,70 0,00

Geslacht 0,02 0,02 -0,76 0,22

Veiligheid van betalen 0,31 0,48 20,94 0,00

Waarborgen privacy 0,21 0,32 13,95 0,00

R2 = 0,42

n = 1215

R2 -adj.= 0,41

De resultaten laten zien dat geslacht niet significant bijdraagt aan de verklaring van

de variatie van vertrouwen in kopen op internet (β= 0,02; p = 0,22). Leeftijd heeft wel

een significant effect op de vertrouwen in kopen op internet (β= -0,04; p = 0,00), al is

dit effect klein. Verder kunnen we uit de tabel opmaken dat de invloed van ‘veiligheid

van betalen’ en ‘waarborgen privacy’ significant is. De grootste bijdrage aan de

verklaring van de variatie van vertrouwen in kopen op internet levert waargenomen

veiligheid van betalen (β-std. = 0,48). ‘Waarborgen privacy’ heeft met een

gestandaardiseerde bèta van 0,32 ook een grote bijdrage aan de verklaring van de

variatie van vertrouwen in kopen op internet. Veiligheid van betalen hangt positief

samen met vertrouwen in kopen op internet en waarborgen privacy hangt positief

samen met vertrouwen in kopen op internet.

Model voor intentie om op internet te kopen

Vanuit de theorie is een relatieschema opgesteld om de intentie om op internet te

kopen te kunnen verklaren. Hieruit kan een model opgesteld worden dat ondersteund

wordt door de empirie, dit model is weergegeven in de volgende figuur. In dit model

zijn de relaties tussen de variabelen, doormiddel van de gestandaardiseerde

regressiecoëfficiënten, weergegeven. Aan deze coëfficiënten is de richting van de

samenhang en de sterkte van verklaring af te lezen. De variabelen in dit model

verklaren 54 procent van de variatie in de intentie om op internet te kopen. Er kan

Page 75: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

75

dus van een betrouwbaar model gesproken worden. De uitspraken die gedaan

worden kunnen zonder problemen naar de populatie gegeneraliseerd worden.

Factoren die de intentie om op internet te kopen verklaren voor de vrijstaande markt

Uit het model valt af te lezen dat de belangrijkste factor die de intentie om op internet

te kopen verklaart, ervaring is. Ervaring met het kopen van het specifieke product op

internet is de beste voorspeller voor de intentie om dat product op internet te kopen.

Vertrouwen in het kopen op internet, behoefte om het product te zien, intentie om

product informatie op internet te zoeken en interactiebehoefte zijn ook allen

betrouwbare voorspellers van de intentie om op internet te kopen. Binding met de

winkel, is tevens een voorspeller, maar heeft een minder substantieel aandeel. In

ander onderzoek, waarbij dit model gebruikt wordt, kunnen andere factoren meer

verklarend blijken te zijn. Ook kan uit de verbanden opgemaakt worden dat het

vertrouwen in kopen op het internet sterk afhankelijk is van de waargenomen

veiligheid van betalen op het internet en de perceptie of internetwinkels te

Intentie om op

Internet te kopen

Vertrouwen in kopen op internet

Interactiebehoefte

Leeftijd

Vertrouwen in de verkoper

Ervaring met kopen product op internet

Behoefte om product te zien

Intentie zoeken

product informatie

Binding met winkel

Veiligheid van betalen Waarborgen privacy

Deskundigheid van de verkoper

-0,06

-0,39 -0,10

0,48 0,32

0,61

-0,15

0,27 0,47

0,15

-0,17

0,20

Page 76: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

76

vertrouwen zijn in het waarborgen van de privacy. Ook is er een kleine relatie tussen

leeftijd en vertouwen in kopen op internet: oudere mensen hebben minder

vertrouwen in kopen op het internet dan jongere mensen. Verder is te zien dat

behoefte aan interactie verklaart wordt door vertrouwen in de verkoper en

deskundigheid van de verkoper. Deskundigheid van de verkoper heeft tevens een

positief effect op het vertrouwen in de verkoper. De demografische variabelen

geslacht, leeftijd en opleiding spelen geen significante rol in de verklaring van de

intentie om op internet te kopen. Vanuit de theorie werd verondersteld dat mannen

meer geïnteresseerd zijn in het gebruik van verschillende technologieën dan

vrouwen. Uit recent onderzoek (De Digitale Dames, 2005) wordt geconcludeerd dat

vrouwen een inhaalslag aan het maken zijn. Het aantal vrouwelijke internetters is

vergeleken met 2000 verdubbeld en bijna de helft van de online shoppers is vrouw.

Gezien deze feiten lijkt het logisch dat het verschil tussen mannen en vrouwen in de

intentie om op internet te kopen niet aanwezig is. Ook het afwezig zijn van een

verschil in vertrouwen in kopen op internet tussen mannen en vrouwen wordt

hierdoor verklaard. Vanuit de theorie werd tevens verondersteld dat ouderen minder

geneigd zijn om nieuwe technologieën toe te passen in hun bestaande patronen. In

dit onderzoek zijn de leeftijdsgroepen 35 jaar en jonger, 35 - 55 jaar en 65 jaar en

ouder meegenomen. Er blijkt geen groot negatief verband te zijn in de intentie om op

internet te kopen. Wel is geconstateerd dat consumenten van 35 jaar en jonger en

van 36 - 55 jaar significant verschillen van consumenten die ouder zijn dan 56 jaar.

Ook is te zien dat leeftijd negatief samenhangt met vertrouwen in kopen op internet,

hoewel is vastgesteld dat dit verschil echter erg klein is. De grootte van de

regressiecoëfficiënt bevestigt dit. De samenhang tussen opleiding en intentie om op

internet te kopen is verondersteld vanuit het feit dat opleiding correleert met ‘het

kunnen gebruiken van internet’, het computer bezit en de toegang tot internet. Uit

recent onderzoek is op te maken dat ongeveer 80 procent van de Nederlandse

huishoudens toegang tot het internet heeft en een computer bezit (De Digitale

Economie, 2005). De afwezigheid van deze veronderstelde relatie is dan ook een

logische.

Het veronderstelde verschil tussen mannen en vrouwen in de behoefte aan interactie

met de verkoper kan ook verklaard worden uit het feit dat vrouwen meer gebruik zijn

gaan maken van internet. Zij halen hun informatie over producten van het internet en

hebben zodoende minder behoefte aan interactie met de verkoper omdat hij

deskundig is en veel over de producten kan vertellen. Ook is verondersteld dat

vertrouwen in de verkoper een negatief effect heeft op de intentie om op internet te

Page 77: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

77

kopen. Dit effect is negatief, maar bleek niet significant te zijn. Het vertrouwen in de

verkoper beïnvloedt wel de behoefte aan interactie met de verkoper. Het vertrouwen

in de verkoper heeft dus een indirect effect op de intentie om op internet te kopen.

Voor het onderzoeken van de verwachte causale relatie tussen ervaring met het

kopen op internet en intentie om op internet te kopen zijn twee maatstaven

opgenomen. Na toetsing blijkt dat ervaring met het op internet kopen van het

specifieke product een zeer goede voorspeller is voor de intentie om op internet te

kopen. Ervaring met kopen op internet van producten in het algemeen heeft geen

effect op de intentie om op internet te kopen. Dit komt doordat sommige producten

meer geschikt zijn om op internet te kopen. In dit onderzoek is het model getest op

het koopproces van een duurzaam product. Ervaringen met het kopen van boeken,

cd’s of producten die meer geschikt zijn om op internet te kopen dan duurzame

goederen is geen goede voorspeller van het kopen van een duurzaam product op

internet. Wordt dit model toegepast voor producten die meer geschikt zijn voor de

verkoop op internet, dan zou dit wellicht wel een goede voorspeller kunnen zijn.

Behoefte aan fysiek contact met het product blijkt ook een goede voorspeller te zijn

van de intentie om op internet te kopen. In dit onderzoek zijn ‘zien’ en ‘aanraken’ als

maatstaven van fysiek contact meegenomen. Behoefte aan het zien van het product

blijkt een goede voorspeller te zijn voor de intentie om op internet te kopen. In een

onderzoek naar de intentie om op internet te kopen voor andere producttypen dienen

andere maatstaven voor behoefte aan fysiek contact te worden opgesteld.

Page 78: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

78

Analyse inbouwmarkt: koopproces en rol internet Dit onderzoek is een apart onderzoek geweest om de koopintentie op internet voor

de inbouwmarkt te onderzoeken. Deze beschrijving dient gelezen te worden als een

aanvullende beschrijving op de analyse van de vrijstaande markt. De toelichting is

alleen bedoeld als toelichting op de resultaten. Voor de analytische onderbouwing

wordt verwezen naar de beschrijving van de vrijstaande markt. Voor beide analyse

zijn dezelfde methodieken en modellen gebruikt.

factoranalyse ‘intentie om op internet te kopen’

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Intentie om op internet te kopen

De waarschijnlijkheid dat ik een groothuishoudelijk

apparaat op internet koop is

2,13

1,05

2

798

0,93

0,83

Het volgende groothuishoudelijk apparaat koop

ik (weer) op internet

1,97

1,18

1

798

0,93

Onderzoek inbouwmarkt

In deze tabel is te zien dat de gemiddelden van de items rond de twee liggen. Het

grootste deel van de respondenten geeft aan dat ze de kans klein achten dat ze een

groothuishoudelijk apparaat op internet kopen. Gezien de hoge standaarddeviaties is

de mening van de respondenten over beide stellingen nogal verdeeld. Beide items

zijn representatief voor het construct, gezien de hoge factorladingen.

De factorladingen van de verschillende items zijn hoog en de betrouwbaarheid van

het construct is met een alfa van 0,83 zeer goed te noemen. A-priori werd verwacht

dat de twee items tezamen de intentie om een groothuishoudelijk apparaat op

internet te kopen zouden meten. De analyse laat zien dat de twee items te reduceren

zijn tot één variabele: intentie om op internet te kopen.

Page 79: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

79

Vertrouwen in kopen op internet

De resultaten van de factoranalysen van deze drie constructen en enkele

beschrijvende statistieken zijn in deze tabel te zien.

Factoranalyse ‘vertrouwen in kopen op internet’, ’veiligheid van betalen’, ‘waarborgen privacy’

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Vertrouwen in kopen op internet

Kopen op internet is onbetrouwbaar (r)

3,48

0.92

3

759

0,78

0,70

Kopen op internet is niet te vertrouwen, er zijn te

veel onzekerheden (r)

3,41

0,93

3

759

0,69

In het algemeen kan je er van uit gaan dat

Internetwinkels hun beloften na komen

3,35

0,74

3

759

0,65

Internetwinkels zijn eerlijk tegenover hun klanten 3,15 0,66 3 759 0,68

Het advies dat internetwinkels geven is

betrouwbaar

3,08

0,76

3

759

0,64

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Veiligheid van betalen

In het algemeen is het veilig om op

internet te betalen

3,13

1,47

3

778

0,82

0,50

Het is veilig om met een creditcard op

internet te betalen

2,67

1,07

3

778

0,82

Waarborgen privacy

Internet brengt je privacy in gevaar (r)

3,17

1,05

3

779

0,84

0,59

Internetwinkels zijn niet te vertrouwen

in het waarborgen van privacy (r)

2,93

0,89

3

779

0,84

(r) Deze vragen zijn gehercodeerd vanwege de omgekeerde vraagstelling (1= helemaal eens; 5= helemaal oneens)

Het uitvoeren van de factoranalyse voor het a-priori vastgestelde construct

‘vertouwen in kopen op internet’, waarvan de eerste vijf items onderdeel uitmaakten,

leverde één factor op met een ‘eigenvalue’ die groter is dan één. De interne

consistentie van het construct ‘vertrouwen in kopen op internet’ is met een alfa van

0,70 goed. Het grootste deel van de respondenten heeft vertrouwen in kopen op het

internet. Ongeveer 76 procent van de respondenten het antwoord ‘niet eens/niet

oneens’ of ‘oneens’ op de eerste twee stellingen heeft gegeven. Op de overige drie

stellingen antwoord de meerderheid van de respondenten neutraal. Respondenten

zijn vrij eensgezind in hun mening over internetwinkels, gezien de lage

standaarddeviaties.

Page 80: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

80

Het uitvoeren van de factoranalyse voor het a-priori vastgestelde construct ‘veiligheid

van betalen’ geeft aan dat de items voldoende correleren om een construct te

vormen. De antwoorden die de respondenten op beide stellingen gegeven hebben,

geven aan dat het merendeel van de respondenten het, in het algemeen, veilig vindt

om op internet te betalen, maar dat het merendeel neutraal is als gevraagd wordt of

het veilig is om met een creditcard op internet te betalen. De meningen van de

verschillende respondent liggen gezien de hoogte van de standaarddeviaties echter

wel uiteen. Vanwege de onacceptabel lage alfa (α = 0,50) is besloten om het eerste

item de variabele ‘veiligheid van betalen’ te laten representeren. Dit item stelt

eigenlijk direct aan de orde wat er met het construct gemeten moet worden, namelijk

of consumenten het veilig vinden om op internet te betalen.

Het construct ‘waarborgen privacy’ wordt, gezien de hoge factorladingen, gevormd

door de items die aan de theorie ontleend zijn. Het grootste deel van de

respondenten die antwoord heeft gegeven op deze twee stellingen, zijn het niet eens

maar ook niet oneens met de twee stellingen. Zij staan dus neutraal tegenover de

stelling dat internet je privacy in gevaar brengt en dat internetwinkels niet te

vertrouwen zijn in het waarborgen van privacy. Vanwege de lage alfa (α = 0,59) is

besloten om het tweede item de variabele ‘waarborgen privacy’ te laten

representeren. Dit item stelt eigenlijk direct aan de orde wat er met het construct

gemeten moet worden, namelijk of internetwinkels te vertrouwen zijn in het

waarborgen van privacy. Een respondent kan namelijk de mening toegedaan zijn dat

internet zijn privacy voldoende waarborgt om informatie te zoeken en op te vragen,

maar niet voldoende om producten te kopen en daarbij gevoelige informatie aan

internetwinkels te geven.

Page 81: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

81

Vertrouwen in de verkoper

Factoranalyse ‘vertrouwen in de verkoper’ en ‘deskundigheid van de verkoper’

Construct/items Mean SD Modus N

Factor

lading

α b

Vertrouwen in de verkoper

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten

houdt rekening met mijn belangen

3,46

1,13

3

920

0,80

0,77

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten is

eerlijk tegenover mij als consument

3,15

1,06

3

920

0,84

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten

handelt vanuit eigen belang (r)

2,99

1,02

3

920

0,74

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten is

niet te vertrouwen (r)

3,84

0,90

4

920

0,71

Deskundigheid van de verkoper

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten

heeft veel kennis

3,24

0,94

3

920

0,86

0,76

Een verkoper van groothuishoudelijke apparaten

kan mij alles over de apparaten vertellen

3,33

1,13

3

920

0,88

Het advies van een verkoper van

groothuishoudelijke apparaten heeft voor mij

geen toegevoegde waarde (r)

3,49

1,19

4

920

0,50 a

a Deze vraag wordt uit het construct verwijderd b Cronbach’s α na verwijderen van met

a aangegeven vragen

(r) Deze vragen zijn gehercodeerd vanwege de omgekeerde vraagstelling (1= helemaal eens; 5= helemaal oneens)

De vier items, waarvan van tevoren verwacht werd dat zij het vertouwen in de

verkoper zouden meten, behoren ook daadwerkelijk tot één construct en meten dus

gezamenlijk het vertrouwen dat consumenten in de verkoper hebben. Deze variabele

heeft met een alfa van 0,77 een goede betrouwbaarheid. De gemiddelden en modi

geven aan dat de meeste respondenten neutraal geantwoord hebben op de

stellingen die het vertrouwen in de verkoper meten. Zij zijn het niet eens, maar ook

niet oneens met de stelling dat een verkoper rekening houdt met hun belangen en

dat een verkoper handelt vanuit eigen belang. Aan de hoogte van de

standaarddeviaties is af te lezen dat niet alle consumenten neutraal tegenover deze

stellingen staan. Kijken we naar de responspercentages per antwoordcategorie, dan

kunnen we concluderen dat ongeveer 60 procent van de respondenten een duidelijke

mening hebben over wiens belangen de verkoper behartigt. Van de respondenten

vindt 50 procent dat de verkoper rekening houdt met zijn belangen en 26 procent

vindt dat de verkoper handelt vanuit eigen belang. Ook kunnen we uit de tabel

opmaken dat de gemiddelde consument een neutrale mening heeft over de

Page 82: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

82

eerlijkheid van de verkoper, bijna 44 procent van de respondenten neemt hier een

neutrale houding aan. Op de uitspraak dat de verkoper niet te vertrouwen is, geeft 63

procent van de respondenten aan het hier (helemaal) mee oneens te zijn, 32 procent

neemt een neutrale houding aan.

Het construct ‘deskundigheid van de verkoper’ wordt, na de factoranalyse, gevormd

door de drie items die a-priori zijn opgesteld. Analyseren we dit construct, gevormd

door de drie items, op interne consistentie, dan kan geconcludeerd worden dat het

construct met een alfa van 0,60 redelijk betrouwbaar is. Deze itemanalyse geeft ook

aan dat de betrouwbaarheid bij verwijdering van het derde item fors stijgt naar een

alfa van 0,76. Het construct ‘deskundigheid van de verkoper’ wordt dus gevormd

door de items die aan het onderzoek van Doney en Cannon (1997) ontleend zijn. Het

item dat vraagt naar de toegevoegde waarde van de kennis van de verkoper, meet

dus iets anders dan de twee andere items. Uit de tabel kunnen we opmaken dat de

gemiddelde consument neutraal antwoord op de uitspraken dat een verkoper veel

kennis heeft en hem alles over de apparaten kan vertellen. Aan de standaarddeviatie

is te zien dat de respondenten meer verdeeld zijn over het tweede item dan over het

eerste item. Kijken we naar de antwoorden per antwoordcategorie, dan geeft 24

procent van de respondenten aan het (helemaal) oneens te zijn met de stelling dat

een verkoper hen alles over de apparaten kan vertellen, 45 procent is het hier

(helemaal) mee eens. Met de uitspraak dat een verkoper veel kennis heeft is 35

procent het (helemaal) mee eens en 18 procent het (helemaal) oneens. Van de

respondenten vindt 54 procent dat het advies van de verkoper wel toegevoegde

waarde heeft en 23 procent staat hier neutraal tegenover.

Interactiebehoefte

De items die het construct ‘interactiebehoefte’ meten zijn ontleend aan het onderzoek

van Dabholkar en Bagozzi (2002) naar het effect van consumenten eigenschappen

en situationele factoren op de relaties binnen een model van, op technologie

gebaseerde, self-service. Deze items zijn aangepast aan de context van dit

onderzoek.

Page 83: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

83

Factoranalyse ‘interactiebehoefte’

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Interactiebehoefte

Bij het kopen van een groothuishoudelijk apparaat

heb ik behoefte aan persoonlijk contact met de

verkoper

3,92

1,16

5

941

0,84

0,73

Persoonlijk contact met de verkoper maakt het

kopen van een groot huishoudelijk apparaat

aantrekkelijker

3,49

1,08

4

941

0,85

Als ik naar groothuishoudelijke apparaten kijk in een

winkel, dan vind ik het prettig als een

verkoper mij aanspreekt

3,20

1,20

3

941

0,74

De uitkomsten van de factoranalyse laten zien dat de drie items het construct

interactiebehoefte meten. De eerste twee items hebben hogere factorladingen dan

het derde item. Uit de itemanalyse (betrouwbaarheidsanalyse) blijkt dat wanneer het

derde item uit het construct verwijderd wordt, de betrouwbaarheid naar 0,75 stijgt.

Aangezien dit een minieme stijging is en de betrouwbaarheid van het construct

bestaande uit drie items met een alfa van 0,73 redelijk hoog is, is besloten de

variabele ‘interactiebehoefte’ te vormen uit de gemiddelden van de drie items. De

inhoudsvaliditeit van het construct wordt tevens vergroot. Het eerste en tweede item

vragen namelijk naar de behoefte aan contact met een verkoper en het derde item

geeft aan vanuit wie het contact geïnitieerd moet worden.

De gemiddelde respondent geeft aan redelijk neutraal te staan tegenover de

behoefte aan interactie met de verkoper. De hoogte van de standaarddeviatie geeft

echter aan dat de antwoorden die de respondenten gegeven hebben vrij gespreid

zijn. Van de respondenten geeft 68 procent aan behoefte te hebben aan persoonlijk

contact met de verkoper, tegenover slechts 13 procent die hier geen behoefte aan

heeft (zie bijlage 4). Volgens 53 procent van de respondenten maakt persoonlijk

contact met de verkoper het kopen van een groothuishoudelijk apparaat

aantrekkelijker en 41 procent zegt het zelfs prettig te vinden als een verkoper hem

aanspreekt.

Binding met de winkel

De binding die respondenten met een specifieke winkel hebben is in de enquête

ondervraagd met behulp van vragen die gebruikt zijn in het onderzoek van Rundle-

Thiele (2005) naar de dimensies van loyaliteit.

Page 84: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

84

Factoranalyse ‘Binding met de winkel’

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Binding met de winkel

Het volgende groothuishoudelijke apparaat koop ik

weer bij deze winkel

3,22

1,21

3

885

0,88

0,84

Bij deze winkel koop ik al mijn groothuishoudelijke

apparaten

2,60

1,32

3

885

0,90

Het is goed mogelijk dat ik mijn volgende

groothuishoudelijke apparaat bij een andere winkel

koop (r)

2,53

1,22

2

885

0,84

(r) Deze vraag is gehercodeerd vanwege de omgekeerde vraagstelling (1= helemaal eens; 5= helemaal oneens)

De drie items, waarvan van tevoren verwacht werd dat zij het vertouwen in de

verkoper zouden meten, behoren ook daadwerkelijk tot één construct en meten dus

gezamenlijk de binding die een consument met de winkel heeft, waar hij net gekocht

heeft of binnenkort van plan is te kopen. Deze stellingen zijn aan consumenten

voorgelegd na de vragen over het koopproces, dus hoe de respondent zich heeft

georiënteerd of van plan is te oriënteren, een winkel heeft gekozen of gaat kiezen en

waar hij gekocht heeft of van plan is te kopen. Dit construct heeft met een alfa van

0,84 een hoge betrouwbaarheid. Alle items hebben een hoge factorlading en zijn dus

representatief voor het construct. De gemiddelden van de items liggen nogal uit

elkaar. De hoge standaarddeviaties geven aan dat de meningen van respondenten

gespreid zijn. Van de respondenten geeft 38 procent aan neutraal te staan tegenover

de stelling dat het volgende apparaat weer bij de betreffende winkel wordt gekocht.

39 procent geeft aan zijn volgende apparaat zeker weten bij de betreffende winkel te

kopen. Bijna 54 procent van de respondenten zegt dat het goed mogelijk is dat hij

zijn volgende apparaat bij een andere winkel zal kopen. Een kwart van de

respondenten geeft aan al zijn groothuishoudelijke apparaten bij dezelfde winkel te

kopen.

Behoefte aan fysiek contact

Om de behoefte aan fysiek contact met een groothuishoudelijk apparaat te bepalen

zijn twee stellingen opgesteld met betrekking tot de behoefte van de consument om

het product te willen zien en één stelling met betrekking tot de behoefte om het

product te willen aanraken. Deze stellingen zijn niet ontleend aan de theorie.

Page 85: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

85

Factoranalyse ‘behoefte aan fysiek contact’

Construct/items Mean SD Modus N Factor

lading

α

Behoefte aan fysiek contact

Ik wil een groothuishoudelijk apparaat zien voordat

ik tot aankoop overga

4,27

0,94

5

931

0,84

0,62

Een afbeelding van het apparaat is voor mijn

aankoopbeslissing voldoende (r)

4,08

1,05

5

931

0,74

Ik wil een groot huishoudelijk apparaat aanraken

voordat ik tot aankoop overga

2,75

1,38

1

931

0,63 a

(r) Deze vraag is gehercodeerd vanwege de omgekeerde vraagstelling (1= helemaal eens; 5= helemaal oneens) a Deze vraag wordt uit het construct verwijderd

De uitkomsten van de factoranalyse laten zien dat de drie items het construct fysiek

contact meten. De eerste twee items hebben hogere factorladingen dan het derde

item. Uit de itemanalyse (betrouwbaarheidsanalyse) blijkt dat wanneer het derde item

uit het construct verwijderd wordt, de betrouwbaarheid van 0,55 naar 0,62 stijgt.

Wanneer we het derde item uit het construct verwijderen wordt ook de

inhoudsvaliditeit verhoogd. De eerste twee items hebben namelijk betrekking op de

behoefte om een groothuishoudelijk apparaat voor de aankoop ‘in levende lijven’ te

zien en het derde item meet de behoefte om een groothuishoudelijk apparaat voor de

aankoop aan te raken. Verwijderen van het derde item levert dus een hogere interne

validiteit en een verhoogde inhoudsvaliditeit op. Het derde item wordt in het verdere

onderzoek meegenomen als maatstaf voor de behoefte van respondenten om het

groothuishoudelijk apparaat aan te willen raken voor de aankoop. Behoefte aan

fysiek contact bestaat dus uit twee verschillende maatstaven, de behoefte om een

groothuishoudelijk apparaat te willen zien voordat tot aankoop wordt overgegaan en

de behoefte om het apparaat voor de aankoop te willen aanraken.

De gemiddelden van de items geven aan dat respondenten de behoefte hebben om

het apparaat te zien. Van de respondenten geeft 83 procent een groothuishoudelijk

apparaat te willen zien voordat tot aankoop wordt overgegaan. Een afbeelding van

het apparaat is voor 76 procent niet voldoende om een aankoopbeslissing te kunnen

maken. Wordt aan de respondenten gevraagd of ze een groothuishoudelijk apparaat

willen aanraken voordat tot aankoop overgaan kan worden, dan zijn de meningen,

gezien de hoge standaarddeviatie, verdeeld. 47 procent wil het apparaat niet

aanraken en 33 procent zegt dit wel te willen. Het ‘in levenden lijven’ zien van het

Page 86: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

86

apparaat wordt dus als een vereiste gezien voordat tot aankoop kan worden

overgegaan, maar het apparaat aanraken is niet per se nodig.

Beschrijving variabelen

De overige variabelen die in het model voorkomen, zijn gemeten aan de hand van

één vraag of item. De demografische variabelen leeftijd, geslacht en opleiding zijn al

besproken. In deze paragraaf zullen daarom de variabelen ‘ervaring met kopen op

internet’ en ‘intentie om informatie op internet te zoeken’ besproken worden.

De ervaring met kopen op internet is op twee manieren gemeten; ervaring met het

kopen van producten op internet en ervaring met het kopen van een

groothuishoudelijk apparaat op internet. De respondenten is gevraagd hoeveel

producten ze de afgelopen 12 maanden op internet hebben gekocht. Het idee om

ervaring met kopen uit te drukken in aantal gekochte producten is ontleend aan het

onderzoek van Shim et al. (2001) naar de relatie tussen intentie om op internet

productinformatie te zoeken en de intentie om op internet een product te kopen. Ook

is de respondenten gevraagd of ze wel eens een groothuishoudelijk apparaat op

internet hebben gekocht.

Ervaring met kopen op internet

Uit deze figuur kan afgeleid worden dat 26 procent van de respondenten die

aangegeven heeft gebruik te maken van internet, in de afgelopen 12 maanden geen

product op internet heeft gekocht en dus geen ervaring met kopen op internet heeft

(dit was 19 procent bij de vrijstaande markt). 56 procent geeft aan één tot zes

producten op internet gekocht te hebben en 18 procent zegt meer dan 6 producten

Heeft u wel eens een

groothuishoudelijk apparaat op

internet gekocht?

14%

86% ja

nee

Hoeveel producten heeft u de afgelopen 12

maanden op internet gekocht?

26%

56%

11% 7%

geen

1 - 6

6 - 11

meer dan 11

Page 87: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

87

op internet gekocht te hebben in het afgelopen jaar. In vergelijking met de vrijstaande

markt heeft bij dit onderzoek dus 74 procent ervaring met kopen op internet tegen 75

procent bij de vrijstaande markt Op de vraag of wel eens een groothuishoudelijk

apparaat op internet is gekocht geeft 14 procent van de respondenten een

bevestigend antwoord.

De intentie om op internet informatie te zoeken over groothuishoudelijke apparaten is

gemeten door respondenten te vragen hoe waarschijnlijk zij het achten dat ze

informatie over een groothuishoudelijk apparaat op internet zoeken. Zij konden

antwoorden op een vijf punt schaal, lopend van zeker niet tot zeker weten.

zeker w eten

groot

redelijk

klein

zeker niet

Percentage

40

30

20

10

0

22

36

23

14

5

Intentie om informatie op internet te zoeken over groothuishoudelijke apparaten

De figuur laat zien dat het 36 procent van de respondenten de kans groot acht dat zij

informatie op internet zoeken over groothuishoudelijke apparaten en 2 procent zelfs

aangeeft dat zij zeker weten informatie op internet zoeken over een groot

huishoudelijk apparaat. Een klein deel van de respondenten (5 procent) geeft aan

zeker geen informatie op internet te zoeken over groothuishoudelijke apparaten.

Page 88: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

88

De demografische variabelen opleiding en geslacht worden in hun oorspronkelijke

vorm gebruikt voor de analyses in dit hoofdstuk. De leeftijdscategorieën worden

opgesplitst in drie groepen; 35 jaar en jonger, 36 - 55 jaar, 56 jaar en ouder.

De intentie om op internet te kopen: regressie analyse

Voor het uitvoeren van de regressieanalyse worden alle variabelen uit het

conceptueel model behandeld als pseudo-interval variabelen. Er worden, op basis

van het relatieschema, vier verschillende regressieanalyses uitgevoerd; met als

afhankelijke variabelen ‘intentie om op internet te kopen’, ‘vertrouwen in de verkoper’,

‘vertrouwen in kopen op internet’ en ‘interactiebehoefte.’ Deze analyses worden

achtereenvolgens beschreven. De variabelen die in deze analyses worden

toegevoegd zijn gebaseerd op de veronderstelde relaties, zoals in het conceptueel

model aangegeven. Tevens wordt er rekening gehouden met de samenhang tussen

de verklarende variabelen.

Regressieanalyse: afhankelijke variabele intentie om op internet te kopen

Om te onderzoeken welke variabelen de intentie om op internet te kopen verklaren is

allereerst onderzocht of de verklarende variabelen gezamenlijk een significante

bijdrage leveren aan de verklaring van de afhankelijke variabele ‘intentie om op

internet te kopen.’ Na toetsing blijkt deze bijdrage significant te zijn (F = 77,66; p =

,00). De variabelen verklaren 64 procent van de variatie in de intentie om op internet

te kopen (R2= 0,64). De variabelen verklaren dus voor een groot gedeelte de intentie

om op internet te kopen. De analyse toont tevens aan dat er geen sprake is van

multicollineariteit. In onderstaande tabel is het resultaat van de regressie analyse

weergegeven.

Page 89: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

89

Regressieanalyse voor intentie om op internet te kopen

Verklarende Variabelen β β-std. t p

Constante 4,42 11,52 ,00

Eigenschappen van de consument

Leeftijd a

-,05 -,03 -1,20 ,12

Geslacht b

-,16 -,08 -3,00 ,00

Opleiding ,02 ,01 ,51 ,31

Interactiebehoefte -,17 -,15 -4,41 ,00

Binding met de winkel -,03 -,30 -1,37 ,09

Intentie om informatie op internet te zoeken ,17 ,18 6,94 ,00

Karakteristieken van het product

Behoefte om product te zien -,13 -,10 -3,84 ,00

Behoefte om product aan te raken ,03 ,04 1,4 ,08

Ervaring met kopen op internet

,15 ,12 4,37 ,00

Ervaring met kopen op internet van gha c

-1,22 -,44 -16,14 ,00

Vertrouwen in de verkoper -,14 -,10 -2,83 ,00

Deskundigheid van de verkoper ,03 ,02 0,68 ,25

Vertrouwen in kopen op internet ,26 ,14 4,45 ,00

Veiligheid van betalen ,02 ,03 1,22 ,11

Waarborgen privacy ,03 ,02 ,91 ,19

R2 = 0,64

n = 675

R2 -adj.= 0,63

a 1 = 35 jaar en jonger, 2 = 36 - 55 jaar, 3 = 56 jaar en ouder b 1 = man, 2 = vrouw c 1 = ja, 2 = nee

Van alle verklarende variabelen waarvan verwacht werd dat zij een direct effect

zouden hebben, hebben acht een significant effect. De verklarende variabelen

waarvan verwacht werd dat zij een indirect effect zouden hebben, hebben geen van

allen een significant direct effect op de afhankelijke variabelen. De deskundigheid

van de verkoper, veiligheid van betalen en waarborgen privacy hebben geen van

allen een significant effect op de intentie op internet te kopen.

Regressieanalyse: afhankelijke variabele vertrouwen in de verkoper

In het conceptueel model wordt verondersteld dat de het vertrouwen in de verkoper

verklaard wordt door de deskundigheid van de verkoper. Onderstaande tabel laat de

resultaten van de regressieanalyse zien.

Page 90: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

90

Regressieanalyse voor vertrouwen in de verkoper

Verklarende Variabelen β β-std. t p

Constante 1,26 14,76 ,00

Deskundigheid van de verkoper 0,63 0,65 25,27 ,00

R2 = 0,42

n = 899

R2 -adj.= 0,42

De deskundigheid van de verkoper verklaart 37 procent van de variatie in het

vertrouwen in de verkoper. Deze bijdrage van de deskundigheid van de verkoper is

significant (F = 638,72; p = 0,00). Des te deskundiger een consument de verkoper

vindt des te groter is de behoefte aan interactie met de verkoper (β= 0,63; p = 0,00).

Regressieanalyse: afhankelijke variabele interactiebehoefte

In het conceptueel model wordt verondersteld dat vrouwen een grotere behoefte

hebben aan interactie dan mannen. In onderstaande tabel is te zien dat deze

variabelen gezamenlijk 46 procent van de variatie in ‘interactiebehoefte’ verklaren.

De gezamenlijk bijdrage van de variabelen aan de verklaring van ‘interactiebehoefte’

is tevens significant (F = 368,14; p = 0,00). Er is geen sprake van multicollineariteit,

gezien het feit dat de tolerantie voor alle variabelen ruim boven de 0,2 liggen.

Regressieanalyse voor interactiebehoefte

Verklarende Variabelen β β-std. t p

Constante 0,54 4,65 ,00

Geslacht 0,05 0,03 ,13

Vertrouwen in de verkoper 0,49 0,42 ,00

Deskundigheid van de verkoper 0,37 0,33 ,00

R2 = 0,47

n = 895

R2 -adj.= 0,47

De regressie analyse toont aan dat het geslacht van een respondent geen effect

heeft op de behoefte aan interactie met de verkoper (β= 0,05; p = 0,13). De

deskundigheid van de verkoper en het vertrouwen in de verkoper hebben beiden een

significant effect (respectievelijk β= 0,37; p = 0,00 en β= 0,49; p = 0,00). Des te

groter het vertrouwen in de verkoper, des te groter is de behoefte aan interactie met

Page 91: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

91

de verkoper. En des te deskundiger een consument de verkoper vindt, des te groter

de behoefte van de consument aan interactie met de verkoper.

Regressieanalyse: afhankelijke variabele vertrouwen in kopen op internet

A-priori is verondersteld dat het vertrouwen in kopen op internet verklaard wordt door

de variabelen ‘leeftijd’, ‘geslacht’, ‘veiligheid van betalen’ en ‘waarborgen privacy.’ Na

toetsing blijkt deze bijdrage significant te zijn (F = 65,83; p = ,00). De variabelen

verklaren 42 procent van de variatie in de intentie om op internet te kopen (R2= 0,42).

De variabelen verklaren dus voor een groot gedeelte het vertrouwen in kopen op

internet. De analyse toont tevens aan dat er geen sprake is van multicollineariteit. De

tolerantie van elke variabele ligt ruim boven de 0,2, met als laagste waarde 0,93 voor

waarborgen privacy. In onderstaande tabel is het resultaat van de regressie analyse

weergegeven.

Regressieanalyse voor vertrouwen in kopen op internet

Verklarende Variabelen β β-std. t p

Constante 4,05 36,74 0,00

Leeftijd -0,07 -0,09 -2,71 0,00

Geslacht -0,09 -0,08 -2,50 0,00

Veiligheid van betalen 0,08 0,22 6,78 0,00

Waarborgen privacy 0,25 0,41 12,77 0,00

R2 = 0,26

n = 748

R2 -adj.= 0,26

De resultaten laten zien dat geslacht significant bijdraagt aan de verklaring van de

variatie van vertrouwen in kopen op internet (β= -0,09; p = 0,00). Leeftijd heeft ook

een significant effect op de vertrouwen in kopen op internet (β= -0,07; p = 0,00).

Verder kunnen we uit de tabel opmaken dat de invloed van ‘veiligheid van betalen’

en ‘waarborgen privacy’ significant is. De grootste bijdrage aan de verklaring van de

variatie van vertrouwen in kopen op internet levert waarborgen privacy (β-std. =

0,41). ‘Veiligheid van betalen’ heeft met een gestandaardiseerde bèta van 0,22 ook

een grote bijdrage aan de verklaring van de variatie van vertrouwen in kopen op

internet.

Page 92: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

92

Model voor intentie om op internet te kopen

Vanuit de theorie is een relatieschema opgesteld om de intentie om op internet te

kopen te kunnen verklaren. Deze subjectief veronderstelde oorzakelijke relaties zijn

naast de objectief waargenomen samenhangen gehouden. Hieruit kan een model

opgesteld worden dat ondersteund wordt door de empirie, dit model is weergegeven

in onderstaande figuur. In dit model zijn de relaties tussen de variabelen, doormiddel

van de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten, weergegeven. Aan deze

coëfficiënten is de richting van de samenhang en de sterkte van verklaring af te

lezen. De variabelen in dit model verklaren 64 procent van de variatie in de intentie

om op internet te kopen. Er kan dus van een betrouwbaar model gesproken worden.

De uitspraken die gedaan worden kunnen zonder problemen naar de populatie

gegeneraliseerd worden.

Factoren die de intentie om op internet te kopen verklaren

Intentie om op

Internet te kopen

Vertrouwen in kopen op internet

Interactiebehoefte

Leeftijd

Vertrouwen in de verkoper

Ervaring met kopen product op internet

Behoefte om product te zien

Intentie zoeken

product informatie

Geslacht

Veiligheid van betalen Waarborgen privacy

Deskundigheid van de verkoper

-0,09

-0,44 -0,08

0,22 0,41

0,65

-0,15

0,33 0,42

0,18

-0,10

0,14

-0,10

Ervaring met kopen op internet

0,12

-0,08

Page 93: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

93

Uit het model valt af te lezen dat de belangrijkste factor die de intentie om op internet

te kopen verklaart, ervaring is. Ervaring met het kopen van het specifieke product op

internet is de beste voorspeller voor de intentie om dat product op internet te kopen.

Vertrouwen in het kopen op internet, behoefte om het product te zien, intentie om

product informatie op internet te zoeken en interactiebehoefte zijn ook allen

betrouwbare voorspellers van de intentie om op internet te kopen. Geslacht en

vertrouwen in de verkoper zijn tevens voorspellers, maar hebben een minder

substantieel aandeel.

Ook kan uit de verbanden opgemaakt worden dat het vertrouwen in kopen op het

internet sterk afhankelijk is van de waargenomen veiligheid van betalen op het

internet en de perceptie of internetwinkels te vertrouwen zijn in het waarborgen van

de privacy. Ook is er een kleine relatie tussen leeftijd en vertrouwen in kopen op

internet: oudere mensen hebben minder vertrouwen in kopen op het internet dan

jongere mensen. Verder is te zien dat behoefte aan interactie verklaart wordt door

vertrouwen in de verkoper en deskundigheid van de verkoper. Deskundigheid van de

verkoper heeft tevens een positief effect op het vertrouwen in de verkoper.

Vanuit de theorie werd verondersteld dat mannen meer geïnteresseerd zijn in het

gebruik van verschillende technologieën dan vrouwen. Dit blijkt dus ook zo te zijn.

Vanuit de theorie werd tevens verondersteld dat ouderen minder geneigd zijn om

nieuwe technologieën toe te passen in hun bestaande patronen. In dit onderzoek zijn

de leeftijdsgroepen 35 jaar en jonger, 35 - 55 jaar en 65 jaar en ouder meegenomen.

Er blijkt geen groot negatief verband te zijn in de intentie om op internet te kopen.

Wel is te zien dat leeftijd negatief samenhangt met vertrouwen in kopen op internet.

De samenhang tussen opleiding en intentie om op internet te kopen is verondersteld

vanuit het feit dat opleiding correleert met ‘het kunnen gebruiken van internet’, het

computer bezit en de toegang tot internet. Uit recent onderzoek is op te maken dat

ongeveer 80 procent van de Nederlandse huishoudens toegang tot het internet heeft

en een computer bezit (De Digitale Economie, 2005). De afwezigheid van deze

veronderstelde relatie is dan ook een logische. Het veronderstelde verschil tussen

mannen en vrouwen in de behoefte aan interactie met de verkoper kan ook verklaard

worden uit het feit dat vrouwen meer gebruik zijn gaan maken van internet. Zij halen

hun informatie over producten van het internet en hebben zodoende minder behoefte

aan interactie met de verkoper omdat hij deskundig is en veel over de producten kan

vertellen.

Ook is verondersteld dat vertrouwen in de verkoper een negatief effect heeft op de

intentie om op internet te kopen. Dit effect is negatief en tevens significant. Het

vertrouwen in de verkoper beïnvloedt ook de behoefte aan interactie met de

Page 94: Het consumenten koopproces als basis voor aankopen

94

verkoper. Het vertrouwen in de verkoper heeft dus een direct en indirect effect op de

intentie om op internet te kopen. Voor het onderzoeken van de verwachte causale

relatie tussen ervaring met het kopen op internet en intentie om op internet te kopen

zijn twee maatstaven opgenomen. Na toetsing blijkt dat ervaring met het op internet

kopen van het specifieke product een zeer goede voorspeller is voor de intentie om

op internet te kopen. Ervaring met kopen op internet van producten in het algemeen

heeft tevens effect op de intentie om op internet te kopen. Behoefte aan fysiek

contact met het product blijkt ook een goede voorspeller te zijn van de intentie om op

internet te kopen. In dit onderzoek zijn ‘zien’ en ‘aanraken’ als maatstaven van fysiek

contact meegenomen. Behoefte aan het zien van het product blijkt een goede

voorspeller te zijn voor de intentie om op internet te kopen. In een onderzoek naar de

intentie om op internet te kopen voor andere producttypen dienen andere

maatstaven voor behoefte aan fysiek contact te worden opgesteld.