Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie...

32
385 Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? E.C. MAC GILLAVRY 1. Introductie “Heb je even” vraagt Geert kort na de lunch. Mijn hart klopt in mijn keel. Deze vraag betekent dat Geert tijd heeft om het enige dagen geleden ingeleverde hoofdstuk van mijn proefschrift te bespreken. Het betekent ook dat ik de komende uren geconfron- teerd zal worden met de zeer scherpe analyses van Geert. Analyses die, zo heb ik het eens verwoord, de naïviteit wegnemen. Hiermee doel ik op het feit dat de kritiek van Geert altijd zodanig doeltreffend is dat je, zodra je er kennis van hebt genomen, niet meer op de oude voet door kan gaan. Je ziet waar je redenering mank gaat. Dat wil echter niet zeggen dat je gelijk een nieuwe oplossing hebt. De twijfel hoe het in elkaar steekt en wat de oplossing zou kunnen zijn, keert in volle omvang terug. Vooral bij het formuleren van uitgangspunten hebben Geert en ik de hierboven beschreven cyclus meer dan eens doorlopen. Toch is juist de nadruk die Geert legt op de uitgangspunten buitengewoon waardevol. In de uitgangspunten liggen de werkelijke keuzes besloten. Hoewel deze aandacht voor de uitgangspunten gepaard gaat met veel geworstel ben ik, zeker nu mijn proefschrift is voltooid, blij dat mijn ‘Doctor Vater’ hier altijd op heeft gehamerd. Na dit pleidooi voor het analyseren van de uitgangspunten ontkom ik er niet aan om in deze bijdrage nu juist deze taak op mij te nemen. Ik richt mijn aandacht daarbij op een terrein dat mij na aan het hart ligt: het verzamelen en verwerken van informatie voor de opsporing van strafbare feiten. In mijn proefschrift heb ik mij vooral bezig gehouden met het verzamelen van informatie door opsporingsambtenaren. De opslag en het gebruik van informatie is daarbij onderbelicht gebleven. Juist op dit terrein heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de Wet politiegegevens, in consultatie te geven. 1 Deze wet, die de huidige Wet politieregisters zal vervangen, bepaalt mede hoe de gegevensverwer- king door de politie in het komende decennium eruit zal zien. Met andere woorden, deze wet is van invloed op het dagelijks handelen van de meer dan 50.000 politiemen- sen in Nederland. Elke keer als zij gegevens vastleggen in de computer of op papier, Secretaris Veiligheidszaken bij de Nederlandse Vereniging van Banken. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel. 1 De tekst van het concept wetsvoorstel is te vinden op de website van het Ministerie van Justitie: www.justitie.nl/images/verwerking%20politiegegevens_tcm35-47991.pdf. Dit geldt ook voor de concept memorie van toelichting: www.justitie.nl/images/memorie_tcm35-47992.pdf.

Transcript of Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie...

Page 1: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

385

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

E.C. MAC GILLAVRY∗ 1. Introductie “Heb je even” vraagt Geert kort na de lunch. Mijn hart klopt in mijn keel. Deze vraag betekent dat Geert tijd heeft om het enige dagen geleden ingeleverde hoofdstuk van mijn proefschrift te bespreken. Het betekent ook dat ik de komende uren geconfron-teerd zal worden met de zeer scherpe analyses van Geert. Analyses die, zo heb ik het eens verwoord, de naïviteit wegnemen. Hiermee doel ik op het feit dat de kritiek van Geert altijd zodanig doeltreffend is dat je, zodra je er kennis van hebt genomen, niet meer op de oude voet door kan gaan. Je ziet waar je redenering mank gaat. Dat wil echter niet zeggen dat je gelijk een nieuwe oplossing hebt. De twijfel hoe het in elkaar steekt en wat de oplossing zou kunnen zijn, keert in volle omvang terug. Vooral bij het formuleren van uitgangspunten hebben Geert en ik de hierboven beschreven cyclus meer dan eens doorlopen. Toch is juist de nadruk die Geert legt op de uitgangspunten buitengewoon waardevol. In de uitgangspunten liggen de werkelijke keuzes besloten. Hoewel deze aandacht voor de uitgangspunten gepaard gaat met veel geworstel ben ik, zeker nu mijn proefschrift is voltooid, blij dat mijn ‘Doctor Vater’ hier altijd op heeft gehamerd. Na dit pleidooi voor het analyseren van de uitgangspunten ontkom ik er niet aan om in deze bijdrage nu juist deze taak op mij te nemen. Ik richt mijn aandacht daarbij op een terrein dat mij na aan het hart ligt: het verzamelen en verwerken van informatie voor de opsporing van strafbare feiten. In mijn proefschrift heb ik mij vooral bezig gehouden met het verzamelen van informatie door opsporingsambtenaren. De opslag en het gebruik van informatie is daarbij onderbelicht gebleven. Juist op dit terrein heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de Wet politiegegevens, in consultatie te geven.1 Deze wet, die de huidige Wet politieregisters zal vervangen, bepaalt mede hoe de gegevensverwer-king door de politie in het komende decennium eruit zal zien. Met andere woorden, deze wet is van invloed op het dagelijks handelen van de meer dan 50.000 politiemen-sen in Nederland. Elke keer als zij gegevens vastleggen in de computer of op papier,

∗ Secretaris Veiligheidszaken bij de Nederlandse Vereniging van Banken. Dit artikel is geschreven

op persoonlijke titel. 1 De tekst van het concept wetsvoorstel is te vinden op de website van het Ministerie van Justitie:

www.justitie.nl/images/verwerking%20politiegegevens_tcm35-47991.pdf. Dit geldt ook voor de concept memorie van toelichting: www.justitie.nl/images/memorie_tcm35-47992.pdf.

Page 2: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

386

wat in de huidige politiepraktijk voor bijna elke handeling geldt, of als zij politiebe-standen bevragen zullen zij rekening moeten houden met de nieuwe Wet politiegege-vens. Een zeer belangrijk wetsvoorstel dus en een goede reden om het hier onder de loep te nemen. Ik zou u dan ook willen vragen: Heeft u even voor de nieuwe Wet poli-tiegegevens? 2. De vragen Opsporingsambtenaren verzamelen in het kader van de opsporing informatie, leggen deze vast op papier of in de computer en wisselen de vastgelegde gegevens onderling uit. Dit betekent dat de informationele privacy van het onderzoekssubject2 in het ge-ding is. De Wet politiegegevens (WpolG)3 geeft invulling aan de bescherming van de informationele privacy en is daarmee het politiële equivalent van de Wet bescherming persoonsgegevens. In deze bijdrage zal ik op zoek gaan naar de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de nieuwe Wet politiegegevens en deze aan een kritische be-schouwing onderwerpen. Ik beperk mij daarbij tot een tweetal vragen:

Het Wetboek van Strafvordering normeert het verzamelen van informatie en gegevens4 voor de opsporing van strafbare feiten. Hoe verhoudt de Wet poli-tiegegevens zich in deze tot het Wetboek van Strafvordering?

De kern van de opsporing van strafbare feiten is gelegen in het verzamelen en vastleggen van informatie en gegevens en het vervolgens gebruiken daar-van. Onderdeel hiervan is het opbouwen van een informatiepositie. Op welke wijze geeft de Wet politiegegevens daaraan invulling wat betreft het gebruik van de verzamelde gegevens en de bewaartermijnen?

Voor een goed begrip van de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de Wet poli-tiegegevens en mijn kritiek hierop is inzicht in de bestaande regelgeving noodzakelijk. Ik zal in het navolgende dan ook als eerste laten zien hoe op dit moment invulling is

2 Ik gebruik de term onderzoekssubject en niet de term verdachte omdat in een opsporingsonder-

zoek ook informatie en gegevens worden verzameld over niet-verdachte personen zoals bijvoor-beeld getuigen. Bovendien kan pas later blijken dat een persoon toch verdachte is. De term on-derzoekssubject is derhalve neutraler dan de term verdachte en wil niet meer zeggen dan dat het gaat om een persoon die voorwerp is van het opsporingsonderzoek.

3 Omwille van de eenvoud spreek ik in dit artikel over de Wet politiegegevens en de memorie van toelichting. De lezer dient zich echter te realiseren dat slechts sprake is van een concept wets-voorstel en een concept memorie van toelichting. Het (mogelijk naar aanleiding van de consulta-tie aangepaste) wetsvoorstel is ten tijde van het schrijven van dit artikel in behandeling bij de Raad van State en derhalve geheim.

4 Ik spreek hier over het verzamelen van informatie en gegevens. Wat dit laatste betreft gaat het om reeds opgeslagen of vastgelegde gegevens die in het kader van de opsporing worden verza-meld, bijvoorbeeld door de aanwending van inbeslagnemingsbevoegdheden. De term informatie ziet op de toepassing van bevoegdheden die niet direct betrekking hebben op opgeslagen of vast-gelegde gegevens zoals inlichtingenplichten, het getuigenverhoor en observatie. De informatie die hiermee wordt verzameld zal echter worden vastgelegd of opgeslagen zodat vervolgens spra-ke is van gegevens.

Page 3: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

387

gegeven aan de informationele privacy bij het verzamelen, het gebruik en de opslag van gegevens voor de opsporing van strafbare feiten. 3. De huidige stand van zaken 3.1 De informationele privacy Bij het verzamelen van (persoons)gegevens, de opslag en het gebruik voor de opspo-ring is de informationele privacy in het geding. Met de term informationele privacy doel ik op het facet van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer dat ziet op het verzamelen, de opslag en het gebruik van persoonsgegevens. Blok laat zien dat in de Nederlandse Grondwet het recht op eerbiediging van de persoonlijke le-venssfeer meerdere facetten kent. Zo ziet dit recht op de bescherming van de woning (artikel 12 Grondwet), de vertrouwelijke communicatie (artikel 13 Grondwet), het li-chaam (artikel 11 Grondwet) en het intieme leven (artikel 10, eerste lid, Grondwet). Daarnaast bevat artikel 10, tweede en derde lid, Grondwet de opdracht aan de wetge-ver om regels te stellen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Volgens Blok beschermen de artikelen 10, eerste lid, tot en met 13 van de Grondwet bijzondere onderdelen van de persoonlijke levenssfeer en kunnen derhalve gelden als een soort onomstotelijke kern van het recht op privacy, hierna door mij aangeduid als de kernfacetten van het recht op privacy.5 Blok laat in zijn dissertatie treffend zien dat het bij de bescherming van de informati-onele privacy (artikel 10, tweede en derde lid, Grondwet) om andere waarden gaat dan bij de kernfacetten van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Bij de kernfacetten zoals de bescherming van de woning, de vertrouwelijke communica-tie, het lichaam en het intieme leven staat de bescherming tegen invloeden van buiten-af centraal. In essentie gaat het hierbij volgens Blok om een principiële onschendbaar-heid.6 De belangenafweging vertaalt zich hier in een schema van regel en uitzonde-ring. In het kader van de informationele privacy is het doel een oplossing te vinden voor de problematiek van de informatiemacht die samenhangt met het verzamelen, de opslag en het gebruik van persoonsgegevens. In de kern gaat het hierbij om een belan-genafweging en zorgvuldigheidsnormen. Bij het verzamelen van informatie en gegevens voor het opsporen van strafbare feiten is de informationele privacy onder meer op de volgende drie manieren in het geding:

Als opsporingsambtenaren (bijzondere) opsporingsbevoegdheden inzetten die zich rechtstreeks richten op het onderzoekssubject.

Als opsporingsambtenaren bij niet-verdachte derden opgeslagen of vastge-legde gegevens7 verzamelen.

5 P.H. Blok, Het recht op privacy, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2002, p. 44, 59, 72. 6 P.H. Blok, Het recht op privacy, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2002, pag. 120. 7 De term opgeslagen verwijst naar de elektronische opslag van gegevens, de term vastgelegd naar

de schriftelijke vastlegging van gegevens.

Page 4: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

388

Als opsporingsambtenaren bij niet-verdachte derden informatie verzamelen die niet reeds is opgeslagen of vastgelegd.

In het navolgende werk ik dit nader uit. De informationele privacy is in het geding als opsporingsambtenaren (bijzondere) opsporingsbevoegdheden toepassen die zich rechtstreeks richten op het onderzoeks-subject. Bij deze opsporingsbevoegdheden wordt het onderzoekssubject geobser-veerd, gevolgd, afgeluisterd of op andere wijze in de gaten gehouden. Dit levert in-formatie op ten aanzien van de gedragingen van deze persoon die wordt opgeslagen en verwerkt ten behoeve van het opsporingsonderzoek. De opslag en de verwerking maken dat de informationele privacy in het geding is. Belangrijker dan de inbreuk op de informationele privacy is echter dat dergelijke (bijzondere) opsporingsbevoegdhe-den direct ingrijpen op een of meer kernfacetten van het recht op privacy van het on-derzoekssubject. De inbreuk op de informationele privacy is te beschouwen als een logisch uitvloeisel van de inzet van deze bevoegdheden en daarmee een integraal on-derdeel van de toepassing van deze (bijzondere) opsporingsbevoegdheden. De informationele privacy is ook in het geding als opsporingsambtenaren bij niet-verdachte derden opgeslagen of vastgelegde gegevens verzamelen die betrekking hebben op het onderzoekssubject. In een dergelijk geval zijn reeds door de derde in het kader van zijn relatie met deze persoon gegevens verzameld en bewaard. Vaak zal het gaan om bij instellingen en bedrijven opgeslagen persoonsgegevens. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. Ook gewone burgers kunnen beschikken over opgeslagen of vastgelegde gegevens. Bijvoorbeeld een brief of een e-mail afkomstig van het on-derzoekssubject. De informationele privacy van het onderzoekssubject is in het ge-ding omdat de opsporingsambtenaren de door deze persoon verstrekte gegevens voor andere doelen aanwenden dan waarvoor hij ze heeft verstrekt. De kernfacetten van het recht op privacy zoals bijvoorbeeld de bescherming van de woning of het lichaam zijn wat betreft het onderzoekssubject niet in het geding. Het gaat alleen om de ver-strekking van op hem betrekking hebbende gegevens, hijzelf is hier fysiek op geen en-kele wijze bij betrokken.8 Dit kan anders zijn voor de derde. Als sprake is van een meewerkverplichting wordt bijvoorbeeld zijn eigendomsrecht aangetast. Als de derde echter op vrijwillige basis meewerkt is geen sprake van een inbreuk op de kernfacet-ten van zijn recht op privacy. De derde manier waarop de informationele privacy in het geding kan zijn, is gelegen tussen het verzamelen van informatie door het in de gaten houden van het onder-zoekssubject enerzijds en het bij derden verzamelen van reeds opgeslagen of vastge-legde gegevens anderzijds. Het gaat om het verzamelen van (niet reeds opgeslagen of vastgelegde) informatie bij burgers, bijvoorbeeld door het doen van een buurtonder-zoek, het horen van getuigen en dergelijke. Deze burgers beschikken (wellicht) over

8 Er zijn natuurlijk situaties denkbaar waarbij sprake is van samenloop, bijvoorbeeld wanneer tele-

communicatiebedrijven worden verplicht om ‘real time’ inhoudelijke gegevens te verstrekken zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij het aftappen van telecommunicatie.

Page 5: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

389

informatie die voor het opsporingsonderzoek interessant is maar deze informatie is door hen niet vastgelegd of opgeslagen. De opsporingsambtenaren verzamelen de in-formatie en leggen deze vast hetgeen leidt tot op personen herleidbare gegevens, met andere woorden persoonsgegevens. En dan komt weer de informationele privacy in beeld. Ook hier geldt dat de inbreuk op de informationele privacy een logisch uitvloei-sel is van de inzet van deze bevoegdheden en daarmee een integraal onderdeel van de toepassing van deze opsporingsbevoegdheden. De kernfacetten van het recht op pri-vacy zijn wat betreft het onderzoekssubject niet in beeld. Uit deze driedeling blijkt dat de informationele privacy op verschillende manieren in het opsporingsonderzoek de kop op kan steken. In sommige gevallen is de inbreuk op de informationele privacy een logisch uitvloeisel van het verzamelen van informatie door het in de gaten houden van de verdachte of het bevragen van getuigen en derge-lijke. In andere gevallen eist de informationele privacy meer een hoofdrol op omdat het verzamelen van informatie betrekking heeft op reeds opgeslagen of vastgelegde gegevens over het onderzoekssubject en deze persoon fysiek niet in beeld is. Dit alles laat echter zien dat het opsporen van strafbare feiten onlosmakelijk is verbonden met het vastleggen van gegevens en daarmee met de informationele privacy. Zowel artikel 8 EVRM als artikel 10, tweede en derde lid, Grondwet verplichten de wetgever invul-ling te geven aan de bescherming van de informationele privacy. Aangezien de infor-mationele privacy ook bij de opsporen van strafbare feiten in het geding is geldt deze regelingsopdracht ook voor dit terrein. 3.2 Het verzamelen van informatie en gegevens Hoe is door de wetgever in het kader van strafvordering tot nu toe invulling gegeven aan de bescherming van de informationele privacy? Voor de beantwoording van deze vraag is het wat betreft het Wetboek van Strafvordering van belang een onderscheid te maken tussen de situatie vóór de invoering van de voorstellen van de commissie-Mevis9 en de periode daarna. Als eerste de situatie van vóór de inwerkingtreding van de door de commissie-Mevis voorgestelde meewerkverplichtingen. Bestudering van het Wetboek van Strafvorde-ring tot aan dit moment laat zien dat de wetgever vrijwel uitsluitend oog had voor de kernfacetten van het recht op privacy zoals de bescherming van de woning, de ver-trouwelijke communicatie, het lichaam en het intieme leven. Uitingsvormen hiervan

9 De Commissie Strafvorderlijke gegevensvergaring in de informatiemaatschappij, naar haar

voorzitter ook wel aangeduid als de commissie-Mevis, heeft in mei 2001 het rapport ‘Gegevens-vergaring in strafvordering. Nieuwe bevoegdheden tot het vorderen van gegevens ten behoeve van strafvorderlijk onderzoek’, het licht doen zien (hierna te noemen rapport commissie-Mevis). De paginanummering van het via Internet opvraagbare PDF-bestand van het rapport (www.justitie.nl/pers/persberichten/archief/2001/gegevens.pdf) komt niet overeen met de pagi-nanummering van het gedrukte exemplaar van het rapport. Hier wordt verwezen naar de pagi-nanummers van de gedrukte versie van het rapport. Tussen haakjes is de corresponderende pagi-na van de elektronische versie opgenomen.

Page 6: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

390

zijn de regelingen voor staande houden, onderzoek aan of in het lichaam, inbeslagne-ming, doorzoeking, onderscheppen van post, aftappen van telecommunicatie, stel-selmatige observatie, infiltratie, (burger)pseudokoop of (burger)pseudodienst-verlening, stelselmatig inwinnen van informatie, het betreden van besloten plaatsen en het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel. Centraal in deze regelingen staan de kernfacetten van het recht op privacy van de per-soon die het optreden van de politie heeft te gedogen dan wel gedwongen wordt mee te werken aan strafvordering.10 Het gaat niet om de inbreuk op informationele priva-cy. Dit geldt ook voor de opsporingsbevoegdheden die (mede) zien op het verzamelen van opgeslagen of vastgelegde gegevens. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de eisen gesteld in de artikelen 96a, vierde lid, 100, eerste lid, 105, derde lid en 125i, tweede lid, Sv11. Hoe-wel deze bepalingen grenzen stellen aan het verzamelen van gegevens, en daarmee de indruk wekken de informationele privacy te waarborgen, blijkt uit de wetsgeschiede-nis dat deze beperkingen zijn ingegeven met het oog op de bescherming van de kern-facetten van het recht op privacy van de houder van de (persoons)gegevens en niet de bescherming van de informationele privacy van de persoon op wie de gegevens be-trekking hebben.12,13 Dit neemt niet weg dat de inbreuk op de informationele privacy impliciet in de belangenafweging is meegenomen als logisch uitvloeisel van de inzet van deze bevoegdheden. Slechts in een enkel geval besteedde het Wetboek van Strafvordering expliciet aan-dacht aan de informationele privacy van het onderzoekssubject. Voorbeelden hiervan zijn:

De verplichting tot notificatie ingeval van toepassing van de bijzondere op-sporingsbevoegdheden.14

De voorschriften ten aanzien van het gebruik en vernietiging van verzamelde verkeersgegevens en tapverslagen.15

De opslag en het gebruik van DNA-profielen.16 De beklagregeling van artikel 552a Sv.17

10 Deze persoon kan de verdachte zijn maar dit hoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. In het

kader van bijvoorbeeld de uitlevering van voorwerpen op grond van artikel 96a Sv gaat het per definitie om andere personen dan de verdachte, aangezien opsporingsambtenaren deze mee-werkverplichting niet kunnen opleggen aan de verdachte.

11 Met de inwerkingtreding van de Wet bevoegdheden vorderen gegevens (Kamerstukken II 2003/04, 29 441, nr. 2) zal artikel 125i Sv komen te vervallen.

12 E.C. Mac Gillavry, Meewerken aan strafvordering door banken en Internet Service Providers, Deventer: Gouda Quint, 2000, p. 84-85, 88-89, 125.

13 Een uitzondering betreft het verzamelen van verkeersgegevens in het kader van het onderzoek van telecommunicatie (artikel 126n/126u Sv). Hoewel deze regeling mede ziet op reeds opgesla-gen of vastgelegde gegevens ligt de nadruk bij deze regeling niet zozeer op de belangen van de houder van de gegevens als wel op de belangen van de persoon op wie de gegevens betrekking hebben. Het te beschermen belang is echter de vertrouwelijkheid van telecommunicatie, niet de informationele privacy.

14 Zie artikel 126bb Sv. 15 Zie de artikelen 126cc en 126dd Sv. 16 Zie de artikelen 151a, zesde lid, en 195a, vierde lid, Sv.

Page 7: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

391

Bij al deze voorbeelden wordt de informationele privacy van het onderzoekssubject beschermd door eisen te stellen aan notificatie, gebruik of opslag van de gegevens. Niet door, met het oog op de informationele privacy, eisen te stellen aan het verzame-len van de gegevens. Op grond van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat tot de invoering van de voorstellen van de commissie-Mevis de wetgever de inbreuk op de informationele privacy veelal niet beschouwde als een zelfstandige grondslag voor het in het Wet-boek van Strafvordering stellen van eisen aan het verzamelen van informatie en gege-vens. De inbreuk op de informationele privacy werd vooral gezien als onlosmakelijk verbonden met de inzet van opsporingsbevoegdheden. Het zwaartepunt van de be-langenafweging lag bij de afweging tussen het opsporingsbelang en de kernfacetten van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Slechts in een enkel ge-val werden met het oog op de informationele privacy in het Wetboek van Strafvorde-ring aanvullende eisen gesteld ten aanzien van het gebruik van de verzamelde informa-tie en gegevens. Bezien vanuit de eerder door mij gepresenteerde driedeling had de wetgever in het Wetboek van Strafvordering dus alleen oog voor het eerste en het derde raakvlak van de opsporing met de informationele privacy waarbij de wetgever in de meeste gevallen ermee volstond de informationele privacy impliciet in de belan-genafweging mee te nemen. Met de invoering van de voorstellen van de commissie-Mevis in het Wetboek van Strafvordering is dit beeld enigszins gewijzigd. De commissie vindt dat het verzame-len van opgeslagen of vastgelegde gegevens mede met het oog op de informationele privacy van het onderzoekssubject moet worden genormeerd.18 De commissie kiest ervoor het verzamelen van bij burgers, bedrijven en (overheids)instellingen opgesla-gen of vastgelegde gegevens te reguleren door middel van een gesloten en getrapt stelsel van meewerkverplichtingen.19 Wel geldt dat de meewerkverplichtingen niet

17 De beklagregeling ziet naar mijn mening (mede) op de informationele privacy van het onder-

zoekssubject omdat artikel 552a Sv de mogelijkheid biedt te klagen over het gebruik van inbe-slaggenomen voorwerpen. Belanghebbende bij een dergelijke klacht is een ieder die door het ge-bruik van de betreffende voorwerp in zijn belangen wordt getroffen. Bij het gebruik van gege-vens uit een geautomatiseerd werk is ook degene die door het publiek worden van gegevens in zijn belangen wordt geschaad aan te merken als belanghebbende.

18 Rapport Commissie-Mevis, p. 6 (17). De Commissie gebruikt zelf niet de term informationele privacy maar doelt daar wel op.

19 Het stelsel is gesloten omdat de commissie vrijwillige verstrekking van opgeslagen of vastgelegde gegevens uitsluit. Een belangrijk argument hiervoor is dat er in het geval van vrijwillige verstrek-king van opgeslagen of vastgelegde gegevens onvoldoende waarborgen zijn voor de informatio-nele privacy van degene op wie de gegevens betrekking hebben (Rapport commissie-Mevis, pag. 41 (49), 93 (94)). Het gesloten karakter van het stelsel wordt in het wetsvoorstel van de Wet be-voegdheden vorderen gegevens enigszins gerelativeerd (Kamerstukken I 2004/05, 29 441, C). De getraptheid van het stelsel komt naar voren in de driedeling tussen identificerende gegevens (Naam, adres en woonplaatsgegevens), andere gegevens en gevoelige gegevens (Gegevens be-treffende iemands godsdienst, levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele

Page 8: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

392

mogen worden aangewend om de verdachte te dwingen opgeslagen of vastgelegde gegevens te verstrekken. De commissie bekommert zich derhalve om het door mij als tweede genoemde raakvlak van de informationele privacy met de strafvordering: de uitlevering van opgeslagen of vastgelegde gegevens door niet-verdachte derden. Wat betreft dit aspect had de wetgever voorheen vrijwel alleen oog voor de belangen van de houder van de gegevens. De wetgever heeft de voorstellen van de commissie-Mevis in grote lijnen overgenomen. Dit heeft ondertussen geresulteerd in de invoering in het Wetboek van Strafvordering van een regeling voor de vordering van gegevens bij de financiële sector (zie de artikelen 126nc-126nh en 126uc-126uh Sv).20 Op stapel staat de Wet bevoegdheden vorderen gegevens.21 Een ander resultaat van het werk van de commissie-Mevis is de Wet vorderen gegevens telecommunicatie.22 Deze wet, die op 1 september 2004 in werking is getreden23 wijzigt de artikelen 126n, 126na, 126u en 126ua Sv en schept daarmee een nieuwe regeling voor het vorderen van verkeersgegevens en gebruikersgegevens. 3.3 Het gebruik van informatie en gegevens binnen de politie Het Wetboek van Strafvordering richt zich primair op het verzamelen van informatie en gegevens ten behoeve van de opsporing. De bescherming van de informationele privacy vult de wetgever verder in door middel van de Wet politieregisters (WpolR) en het Besluit politieregisters (BpolR). Deze regelen de opslag van de in het kader van opsporing verzamelde persoonsgegevens in een politieregister, de bewaartermijn van deze gegevens en het gebruik van deze gegevens binnen en buiten de politie. Zowel de Wet politieregisters als het besluit richten zich nadrukkelijk niet op het verzamelen van persoonsgegevens. De enige eis die de Wet politieregisters stelt die direct samen-hangt met het verzamelen van persoonsgegevens is dat de te registreren persoonsge-gevens rechtmatig zijn verkregen en noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor het po-litieregister is aangelegd.24 Wat betreft de Wet politieregisters en het Besluit politiere-gisters kiest de wetgever er dus voor de informationele privacy in te vullen als aanvul-ling op het verzamelen van de informatie en gegevens. Het verzamelen zelf wordt ge-normeerd door het Wetboek van Strafvordering. De Wet politieregisters gaat wat betreft het gebruik van de gegevens binnen de politie in beginsel uit van een ‘free flow of information’. Artikel 14 WpolR verplicht politie-diensten (behoudens bepaalde uitzonderingen25) de gegevens uit de verschillende (permanente) politieregisters zonder meer te verstrekken aan andere politiediensten. In de memorie van antwoord wordt dit als volgt toegelicht:

leven of lidmaatschap van een vakvereniging). Deze indeling vloeit voort uit de privacygevoelig-heid van de te verzamelen gegevens (Rapport commissie-Mevis, p. 42-43 (50)).

20 Wet vorderen gegevens financiële sector, Stb. 2004, 109. 21 Kamerstukken I 2004/05, 29 441, A. 22 Stb. 2004, 105. 23 Stb. 2004, 395. 24 Artikel 4, tweede lid, WpolR. 25 Bijvoorbeeld als de afscherming om operationele redenen noodzakelijk is. Zie artikel 11 BpolR.

Page 9: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

393

‘Wij achten het ongewenst dat op het terrein van de gegevensverstrekking binnen de Nederlandse politie een compartimentering zou ontstaan waardoor politiekorpsen met behulp van de hen ter beschikking staande gegevens elkaar zouden hebben kunnen be-concurreren in de misdaadbestrijding. Een Nederlandse politieambtenaar moet, mits het doel dit rechtvaardigt, kunnen beschikken over alle gegevens die binnen de Neder-landse politie zijn opgeslagen.’26

Voor tijdelijke registers, voorlopige registers en registers zware criminaliteit geldt ook binnen de politie een gesloten verstrekkingensysteem. Tijdelijke registers zijn regis-ters die worden aangelegd voor de opsporing van individuele zaken. Voorlopige regis-ters vormen het portaal voor opname in een register zware criminaliteit. De registers zware criminaliteit zijn de door de criminele inlichtingen eenheden gehanteerde regis-ters voor het opbouwen van informatiepositie aangaande zware criminaliteit. Wat be-treft tijdelijke registers bepaalt de Wet politieregisters dat gegevens kunnen worden verstrekt voor het doel waarvoor het register is aangelegd, voor de opname in een re-gister zware criminaliteit of een voorlopig register of als uit de gegevens zelf een rede-lijk vermoeden voortvloeit dat een bepaalde persoon een strafbaar feit heeft begaan.27 Voorts kunnen gegevens worden verstrekt ten behoeve van het toezicht op de nale-ving van deze wet28, voor zover dit voortvloeit uit de Wet op de inlichtingen- en vei-ligheidsdiensten29, voor wetenschappelijk onderzoek30 en voor bijzondere gevallen.31 Voor de voorlopige registers en de registers zware criminaliteit geldt een even gede-tailleerd verstrekkingenregiem.32 3.4 Bewaartermijnen Het Besluit politieregisters bepaalt dat gegevens in een tijdelijk register worden ver-nietigd zodra het doel van het tijdelijke register, de opsporing van dat individuele feit, is bereikt. Overheveling van gegevens naar andere registers is slechts beperkt moge-lijk.33 Ook voor het register zware criminaliteit geldt een harde eis voor de vernietiging van de gegevens: vijf jaar na datum van de laatste opname van de gegevens.34 Dit bete-kent dat als iemand vijf jaar in de gevangenis heeft gezeten vanwege zware criminali-teit zijn gegevens uit het CIE-register moeten worden verwijderd. Voor de gewone (permanente) politieregisters geldt dat de beheerder in het bijbehorende reglement bepaalt hoe lang de gegevens worden bewaard. In de praktijk zijn grote verschillen mogelijk. Zo geldt voor het Verificatie informatieregister, waarin gegevens over per- 26 Kamerstukken II 1988/89, 19 589, nr. 6, p. 11. 27 Artikel 13, tweede lid, en artikel 13d, tweede lid, onder b, WpolR. 28 Ingevolge de artikelen 7, 15, eerste lid, onder a, en 27 WpolR. Zie artikel 13d, tweede lid, onder a,

WpolR. 29 Artikel 13d, tweede lid, onder a, juncto artikel 15, tweede lid, WpolR. 30 Artikel 13d, tweede lid, onder a, juncto artikel 18, vierde lid, WpolR. 31 Artikel 13d, tweede lid, onder a, juncto artikel 18, vijfde lid, WpolR. 32 Zie de artikelen 13a, tweede lid, derde lid, vierde lid, vijfde lid, zevende lid, 13b, tweede lid, 13d,

tweede lid, WpolR. 33 Artikel 8, achtste lid, BpolR. 34 Artikel 13a, achtste lid, WpolR.

Page 10: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

394

sonen zijn opgenomen die een relatie hebben met fraude met identiteitsdocumenten, een bewaartermijn van vijf jaar voor bekende daders en tien jaar voor onbekende da-ders. Het zogenaamde Violent Crime Linkage Analysis System, dat gegevens bevat over daders, slachtoffers en getuigen van al dan niet opgeloste ernstige geweldsmis-drijven en zedenmisdrijven, kent een bewaartermijn voor de gegevens van veertig jaar.35 3.5 Tussenbalans Het Wetboek van Strafvordering richt zich blijkens het voorgaande vooral op het ver-zamelen van informatie en gegevens ten behoeve van de opsporing. De wetgever waarborgt daarbij op twee manieren de informationele privacy. Ofwel door in het ka-der van de inbreuk op de kernfacetten van het recht op privacy de inbreuk op de in-formationele privacy als een integraal onderdeel mee te nemen, ofwel door voor-schriften te geven voor het verzamelen van opgeslagen of vastgelegde gegevens. Slechts in een beperkt aantal gevallen wordt in het Wetboek van Strafvordering de informationele privacy beschermd door aanvullende eisen te stellen ten aanzien van notificatie, gebruik of opslag van de informatie dan wel de gegevens. De bescherming van de informationele privacy vult de wetgever verder in door middel van de Wet po-litieregisters en het Besluit politieregisters. Deze wet en het bijbehorende besluit rege-len op een buitengewoon complexe en gedetailleerde wijze de opslag van de verza-melde persoonsgegevens in een politieregister, de bewaartermijn van deze gegevens en het gebruik van deze gegevens binnen en buiten de politie. De bescherming van informationele privacy van het onderzoekssubject geeft de wet-gever dus vorm door in het Wetboek van Strafvordering, de Wet politieregisters en het Besluit politieregisters voorschriften op te nemen. Daarbij is in bepaalde gevallen sprake van overlap van het Wetboek van Strafvordering met de Wet politieregisters en het bijbehorende besluit. Het Wetboek van Strafvordering beperkt zich immers niet tot het verzamelen van informatie en gegevens maar geeft soms ook voorschrif-ten ten aanzien van het gebruik van de informatie respectievelijk de gegevens. Van een overlap andersom is echter geen sprake omdat noch de Wet politieregisters noch het Besluit politieregisters concrete voorschriften geven ten aanzien van het verzamelen van gegevens. Deze invulling in verschillende wetten is mede te verklaren door de ontstaansgeschiedenis van het Wetboek van Strafvordering. De basis voor het huidige Wetboek van Strafvordering is gelegd in de jaren twintig van de vorige eeuw. De aan-dacht voor de informationele privacy, als facet van het leerstuk van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, is pas later tot ontwikkeling gekomen. Zo stamt het Dataprotectieverdrag van de Raad van Europa uit 1981, is artikel 10 van de Grondwet in februari 1988 in werking getreden en volgde in 1990 de inwerkingtreding van de Wet politieregisters en het bijbehorende besluit. In de loop der tijd heeft de informa-tionele privacy hier en daar het Wetboek van Strafvordering beïnvloed. Laatstelijk door de invoering van de voorstellen van de commissie-Mevis. Van een geïntegreerde 35 MvT, p. 42.

Page 11: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

395

of systematische benadering is mijns inziens lang niet altijd sprake. Gevolg is dat op-sporingsambtenaren moeten werken met een moeilijk te doorgronden systeem voor de bescherming van de informationele privacy dat door zijn gedetailleerdheid het werken er beslist niet makkelijker op maakt. De Minister van Justitie wil de Wet poli-tieregisters en het Besluit politieregisters echter vervangen door de Wet politiegege-vens. Wat betekent dit voor de bescherming van de informationele privacy? 4. De nieuwe Wet politiegegevens 4.1 Algemene kenmerken Achtergrond van de nieuwe regeling Waarom wordt de Wet politieregisters vervangen door de Wet politiegegevens? De memorie van toelichting noemt een viertal knelpunten van de huidige regeling. In de eerste plaats is er in de dagelijkse uitvoering van de politietaak behoefte aan ruimere mogelijkheden tot het verwerken van gegevens over personen die (nog) niet als ver-dachte zijn aangemerkt. In de tweede plaats wil men de mogelijkheid om in het kader van de handhaving van de openbare orde en de opsporing van strafbare feiten (waar-onder terrorisme) gegevens van bepaalde groepen (onverdachte) personen te verza-melen en te verwerken. In de derde plaats kunnen opsporingsambtenaren de gegevens van onverdachte personen die zij voor een bepaald doel hebben verzameld slechts be-perkt gebruiken voor andere doeleinden binnen de politietaak. In de vierde plaats is er een toegenomen behoefte om gegevens te kunnen verstrekken aan instanties waar-mee de politie samenwerkt. Het huidige gesloten verstrekkingsregiem is hierop on-voldoende toegesneden.36 Een reden die wat mij betreft mede ten grondslag zou moe-ten liggen aan de nieuwe Wet politiegegevens is de wens te komen tot een eenvoudi-ger en daardoor in de praktijk beter hanteerbare regeling. Zoals eerder gememoreerd is de huidige regeling voor de bescherming van de informationele privacy namelijk zeer complex. Dit hangt zowel samen met het feit dat voorschriften worden gegeven in het Wetboek van Strafvordering, de Wet politieregisters en het Besluit politieregis-ters als met de gedetailleerdheid van deze voorschriften. Een specifieke op de politie toegesneden regeling Nederland kent sinds 1989 een algemene privacywet voor de verwerking van per-soonsgegevens: de Wet persoonsregistraties. In september 2001 is deze wet vervan-gen door de Wet bescherming persoonsgegevens. Met deze wet geeft Nederland in-vulling aan de EU-privacyrichtlijn 95/46. Noch de Wet persoonsregistraties noch de Wet bescherming persoonsgegevens is van toepassing op de verwerking van per-soonsgegevens door de politie. De wetgever is van mening dat een dergelijke verwer-king zodanig specifiek van aard is dat een bijzondere regeling noodzakelijk is. Op dit moment is die bijzondere regeling te vinden in de Wet politieregisters en het Besluit

36 MvT, p. 2.

Page 12: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

396

politieregisters. In de toekomst wordt dit de Wet politiegegevens. Uit een recent on-derzoek van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie blijkt dat Nederland in deze een bijzondere positie in-neemt. Verreweg de meeste Europese landen hebben de algemene privacywetgeving die voortvloeit uit de EU-privacyrichtlijn 95/46 ook van toepassing verklaard op de gegevensverwerking door politiediensten.37 Dit is opmerkelijk omdat de EU-privacyrichtlijn nu juist een uitzondering maakt voor strafvorderlijke gegevensver-werking door de politie.38 Uit het WODC-onderzoek blijkt dat deze algemene priva-cywetgeving soms wel specifieke uitzonderingen kent ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten en de handhaving van de openbare orde. Voorbeelden hiervan zijn een uitzondering op het recht op inzage en correctie39 en het doorbreken van voorschriften ten aanzien van doelbinding.40 Kenmerk van de algemene privacywet-geving in de onderzochte landen is dat slechts uitgangspunten worden geformuleerd waaraan de gegevensverwerking dient te voldoen. Het betreft bijvoorbeeld uitgangs-punten ten aanzien van transparantie, zorgvuldigheid van verwerking, rechtmatigheid van de verkrijging, de omgang met gevoelige gegevens, kennisneming en correctie. Specifieke eisen ten aanzien van de bewaartermijnen ontbreken veelal. Volstaan wordt met het beginsel dat persoonsgegevens niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk in relatie tot het doel waarvoor zij zijn verzameld en verwerkt.41 Uit het onderzoek blijkt dat in geen van de ons omringende landen sprake is van een specifie-ke op de politie toegesneden privacywetgeving. Ook zijn de algemene regelingen niet zo gedetailleerd en complex als de Wet politieregisters, het Besluit politieregisters en (straks) de Wet politiegegevens. Aangezien ook deze landen artikel 8 EVRM in acht hebben te nemen is het ten zeerste de vraag of een zo gedetailleerde en complexe re-geling als nu in de Wet politiegegevens wordt voorgesteld wel vereist is. Bovendien is ook in Nederland denkbaar dat de verwerking van persoonsgegevens voor de opspo-ring van strafbare feiten uitsluitend wordt gereguleerd door de Wet bescherming per-soonsgegevens. Immers de bijzondere opsporingsdiensten werken op dit moment onder het regiem van de Wet bescherming persoonsgegevens en zullen dit ook na de inwerkingtreding van de Wet politiegegevens blijven doen.42 Dit alles roept de vraag op hoe deze wet in Europees perspectief moet worden geduid.

37 M.M. Egelkamp & A.G. Mein, Politiegegevens in Europees perspectief, Den Haag, 16 december

2003, www.wodc.nl/images/ewb03pol_tcm11-10516.pdf 38 Zie artikel 3, tweede lid, van de richtlijn. 39 Dit is bijvoorbeeld het geval in België. M.M. Egelkamp & A.G. Mein, Politiegegevens in Europees

perspectief, Den Haag, 16 december 2003, p. 10. 40 Dit is bijvoorbeeld het geval in Duitsland. M.M. Egelkamp & A.G. Mein, Politiegegevens in Euro-

pees perspectief, Den Haag, 16 december 2003, p. 12. 41 Zie bijvoorbeeld de regelgeving in België, Frankrijk en Italië. M.M. Egelkamp & A.G. Mein, Poli-

tiegegevens in Europees perspectief, Den Haag, 16 december 2003, p. 11, 21, 24. 42 Een uitzondering wordt slechts gemaakt voor de verwerking van CIE-gegevens door BOD-en.

Voor dit aspect zal de WpolG wel gaan gelden voor de BOD-en. Zie de MvT, pag. 6. In het advies van het College bescherming persoonsgegevens op het conceptwetsvoorstel verzet het college zich in zeer krachtige bewoordingen tegen de keuze de WpolG slechts beperkt van toepassing te verklaren voor BOD-en. De BOD-en voeren de politietaak uit en dat is op zichzelf al voldoende aanleiding om deze diensten te brengen onder de reikwijdte van de nieuwe Wet politiegegevens.

Page 13: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

397

Reikwijdte van de wet Evenals de huidige Wet politieregisters ziet de Wet politiegegevens op de verwerking van gegevens in het kader van de uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 1993. Dit betekent dat de Wet politiegegevens niet alleen betrekking heeft op de strafvorderlijke gegevensverwerking maar ook op de verwerking van ge-gevens voor andere taken zoals de handhaving van de openbare orde en de hulpverle-ning.43 Verwerken De Wet politiegegevens sluit volgens de memorie van toelichting zoveel mogelijk aan bij de systematiek en uitgangspunten van de Wet bescherming persoonsgegevens.44 Dit komt onder meer tot uiting in het overnemen van de definitie van verwerken. Verwerken van politiegegevens45 is elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot politiegegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, vergelij-ken46, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens.47 Verwerkingsdoelen Eén van de uitgangspunten van de Wet politiegegevens is dat politiegegevens alleen voor wel omschreven en gerechtvaardigde doelen mogen worden verwerkt.48 Dit leidt

Het college is voorstander van een aparte wet voor de verwerking van politiegegevens omdat een dergelijke wet de mogelijkheid biedt tot een sectorale concretisering van de algemene normen die voortvloeien uit de Europese privacyrichtlijn, het databeschermingsverdrag van de Raad van Eu-ropa en de Aanbeveling (87) 15 van de Raad van Ministers van de Raad van Europa van 17 sep-tember 1987. Advies conceptwetsvoorstel inzake de verwerking van politiegegevens (Wet poli-tiegegevens), 3 augustus 2004, p. 5, 8.

43 Door aan te sluiten bij de politietaak als bedoeld in artikel 2 Politiewet 1993 is het wetsvoorstel ook onverkort van toepassing op de in artikel 1, eerste lid, onder g, van de Politiewet 1993 ge-noemde taken ten dienste van justitie. Anders dan in de Wet politieregisters worden geen van de-ze taken uitgezonderd van het regiem van de Wet politiegegevens (MvT, p. 5). Het College be-scherming persoonsgegevens is het niet eens met deze keuze. Het College adviseert de taken ten dienste van justitie met een toezichthoudend karakter buiten de reikwijdte van het wetsvoorstel te brengen dan wel in het wetsvoorstel een apart regiem op te nemen voor de verwerking van po-litiegegevens ten behoeve van de taken ten dienste van justitie. Advies conceptwetsvoorstel inza-ke de verwerking van politiegegevens (Wet politiegegevens), 3 augustus 2004, p. 7.

44 MvT, p. 3. 45 Artikel 1, onder a, WpolG: een politiegegeven is elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of

identificeerbare natuurlijke persoon dat in het kader van de uitoefening van de politietaak is ver-kregen.

46 Dit is een toevoeging ten opzichte van de definitie van verwerking in de Wet bescherming per-soonsgegevens artikel 1, onder b. Dit begrip is toegevoegd teneinde te verhelderen dat ook verge-lijken wordt aangemerkt als het verwerken van een politiegegeven. MvT, p. 17.

47 Artikel 1, onder c, WpolG. 48 MvT, p. 3.

Page 14: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

398

tot het onderscheiden van vijf doelen binnen de politietaak waarvoor gegevens mogen worden verwerkt:

Verwerking voor de dagelijkse uitvoering van de politietaak (artikel 6 WpolG). Het gaat bij de dagelijkse uitvoering van de politietaak om de verwerking van politiegegevens ten behoeve van de handhaving van de rechtsorde en de hulpverlening. De voor dit doel verzamelde politiegegevens kunnen betrek-king hebben op zowel verdachte als onverdachte personen.49 Deze categorie politiegegevens kan tot een jaar na datum van het verzamelen vrijelijk wor-den verwerkt voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak. Binnen de pe-riode van een jaar stelt de Wet politiegegevens namelijk geen beperkingen aan de wijze waarop gegevens met elkaar in verband worden gebracht.50 Het maakt voor het in verband brengen van de gegevens dan ook niet uit of deze verzameld zijn met het oog op de handhaving van de rechtsorde of de hulp-verlening. Na de periode van een jaar verdwijnen deze politiegegevens ‘ach-ter een schot’. Gedurende een periode van vier jaar kunnen politieambtena-ren deze gegevens geautomatiseerd raadplegen op basis van specifieke zoek-gegevens.51 De op deze wijze gevonden gegevens kunnen vervolgens worden gebruikt voor de uitvoering van de politietaak.52 Daarnaast zijn daartoe ge-machtigde ambtenaren bevoegd ten behoeve van de politietaak vrij te zoeken in de politiegegevens ‘achter het schot’ om vast te stellen of er verbanden be-staan tussen deze politiegegevens.53 De gegevens ‘achter het schot’ moeten ui-terlijk vijf jaar na de datum van de eerste verwerking worden vernietigd.54

Gerichte verwerking voor de handhaving van de rechtsorde in een bepaald geval (artikel 7 WpolG). Het betreft hier de gerichte verwerking ten behoeve van zowel de openbare orde als de opsporing van strafbare feiten.55 Voorbeelden die de memorie van toelichting noemt zijn: onderzoek naar de overlast in een woonwijk, naar verboden wapenbezit in een bepaald gebied, naar de jeugd-problematiek in bepaalde wijken of naar een evenement waarbij verstoringen van de openbare orde worden verwacht.56 Maar ook de gegevensverwerking in verband met het bewaken en beveiligen van personen moet hieronder

49 MvT, p. 9. 50 MvT, p. 10. 51 Welke zoekgegevens kunnen worden gehanteerd wordt bij AMvB bepaald (art. 1, onder m, Wpo-

lG). 52 Artikel 6, tweede lid, WpolG. 53 Artikel 6, derde lid, WpolG. 54 Artikel 6, vijfde lid, WpolG. 55 De verwijzing naar de handhaving van de rechtsorde impliceert volgens de memorie van toelich-

ting (p. 28) dat het gericht verwerken van politiegegevens over bepaalde personen niet mogelijk is met het oog op de hulpverleningstaak. Gelet op het regiem van artikel 6 WpolG is volgens de memorie van toelichting een dergelijke gegevensverwerking in de praktijk ook niet noodzakelijk. Bovendien is in de praktijk een verwevenheid van handhaving van de rechtsorde en hulpverle-ning zeer wel denkbaar zodat gericht verwerken op grond van artikel 7 WpolG toch tot de moge-lijkheden behoort.

56 MvT, p. 11.

Page 15: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

399

worden geschaard.57 Is sprake van verwerking van gegevens ten behoeve van een bepaald geval dan mag de opsporingsambtenaar de gegevensverwerking niet voortzetten op basis van de dagelijkse politietaak (artikel 6) maar dient hij over te schakelen op de gerichte verwerking voor een bepaald geval (arti-kel 7). Het gaat bij de gerichte verwerking in een bepaald geval om twee typen ad hoc bestanden: ad hoc bestanden ter opheldering van een specifiek delict en ad hoc bestanden ter verkrijging van informatie over een specifiek crimi-naliteitsverschijnsel of fenomeen. Laatstgenoemde ad hoc bestanden zijn be-doeld voor tactische analyses waarbij gegevens vanuit verschillende open of gesloten bronnen over een bepaalde vorm van criminaliteit of een ernstige schending van de openbare orde worden bijeengebracht met het oog op het treffen van maatregelen. Dit kunnen strafrechtelijke maar ook bestuursrech-telijke maatregelen zijn. Ook kunnen de analyses worden gebruikt als basis voor samenwerkingsverbanden met andere publieke of private instanties. Als echter behoefte is aan een gerichte gegevensverwerking met een meer per-manent karakter dan is het regiem van artikel 8 Wet politiegegevens van toe-passing (zie hieronder).58 Toegang tot de in het kader van artikel 7 Wet poli-tiegegevens verzamelde gegevens is beperkt tot daartoe gemachtigde opspo-ringsambtenaren. In eerste plaats zijn dit de ambtenaren van politie die be-trokken zijn bij het betreffende onderzoek. Daarnaast kan worden gedacht aan de ambtenaren van politie die betrokken zijn bij de verdere verwerking59 van deze gegevens, bijvoorbeeld ten behoeve van de ondersteunende taken als bedoeld in artikel 10 van de Wet politiegegevens (zie hieronder).60 Doel van de machtiging is de gegevens functioneel en geografisch af te schermen.61 De Wet politiegegevens gaat wat betreft deze gegevens dus niet uit van een ‘free flow of information’. Slechts op drie manieren kunnen gegevens uit een onderzoek voor een bepaald geval beschikbaar komen voor andere onder-zoeken en daarmee voor andere gemachtigde opsporingsambtenaren. Ten eerste kunnen de gemachtigde opsporingsambtenaren die een onderzoek doen naar een bepaald geval besluiten gegevens uit het eigen onderzoek be-schikbaar te stellen ten behoeve van een ander onderzoek in een bepaald ge-val of voor een gerichte verwerking voor een informatiepositie (artikel 8 WpolG). Hier is dus sprake van een actieve verstrekking op initiatief van het opsporingsteam zelf. Ten tweede zijn gemachtigde opsporingsambtenaren die zelf een onderzoek uitvoeren naar een bepaald geval, die een gerichte verwerking voor een informatiepositie uitvoeren of die gegevens verwerken ten behoeve van een informantenbestand (artikel 9 WpolG, zie hieronder)

57 MvT, p. 28. 58 MvT, p. 28. 59 Met het begrip verdere verwerking wordt gedoeld op de verwerking voor een ander doel dan het

doel waarvoor de gegevens oorspronkelijk verzameld zijn. Met andere woorden, verdere ver-werking duidt op doelafwijkend gebruik van de gegevens. Deze terminologie is ontleend aan de Wet bescherming persoonsgegevens.

60 MvT, p. 28-29. 61 MvT, p. 29.

Page 16: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

400

bevoegd om aan de hand van specifieke zoekgegevens62 geautomatiseerd op nationale schaal alle bestanden te raadplegen die (door andere opsporings-teams) zijn aangelegd met het oog op onderzoeken in een bepaald geval.63 Als er op basis van de zoekgegevens sprake is van een ‘hit’ dan mogen na in-stemming van een daartoe bevoegde functionaris (naar ik verwacht de leider van het betreffende opsporingsteam) de gevonden gegevens worden ge-bruikt.64 De keuze voor een bevraging door middel van zoekgegevens wordt gemotiveerd door te wijzen op het belang van de persoon op wie de gegevens betrekking hebben.65 Ten derde is er de mogelijkheid vrij te zoeken in alle be-standen die zijn aangelegd ten behoeve van onderzoeken in een bepaald ge-val. Als verbanden naar voren komen dan kunnen de gemachtigde opspo-ringsambtenaren de gevonden gegevens gebruiken na instemming van de teamleider wiens onderzoek het betreft. Deze vrije zoekmogelijkheid mogen gemachtigde opsporingsambtenaren alleen aanwenden als sprake is van een onderzoek in een bepaald geval, een verwerking ten behoeve van een infor-matiepositie, of een verwerking ten behoeve van een informantenbestand, er sprake is van een bijzonder geval én het bevoegde gezag daartoe opdracht geeft.66 Met een bijzonder geval wordt volgens de memorie van toelichting gedoeld op een ernstig misdrijf dat niet op andere wijze is op te lossen, zoals een ontvoering, een gijzeling, een serie misdrijven of (een dreiging van) ter-roristische misdrijven. In deze gevallen bestaat behoefte alle relevante gege-vens over bepaalde personen bijeen te brengen. Aan een dergelijke integrale verwerking is volgens de memorie van toelichting ook behoefte ingeval van tactische analyses. In dat kader moeten opsporingsambtenaren op basis van samengestelde zoekvragen gegevens bijeen kunnen brengen over norm-schendingen die gedurende een bepaalde periode in een bepaald geografisch gebied hebben plaatsgevonden. Op basis van de uitkomsten van de analyse kan dan besloten worden tot opsporingsonderzoek gericht op een of meer-dere personen.67 De zware eisen die gelden voor het vrij zoeken vloeien vol-gens de memorie van toelichting voort uit het ingrijpende karakter van deze

62 Welke zoekgegevens kunnen worden gehanteerd, wordt bij AMvB bepaald (art. 1, onder m,

WpolG). De MvT (p. 30-31) noemt in dit kader als voorbeelden personalia (naam, adres, geboor-tedatum en geboorteplaats), telecommunicatienummers, kentekens, een locatie, een tijdstip en bepaalde voorwerpen (wapens, voertuigen). Het werken met zoekgegevens betekent dat in het eigen onderzoek aanknopingspunten aanwezig moeten zijn voordat de opsporingsambtenaar een dergelijke bewerking uit kan voeren. Er moet dus uit het eigen onderzoek een naam naar vo-ren komen, een kenteken, een type auto, etc. Zie de MvT, p. 32.

63 Zie de artikelen 7, vierde lid, 8, vierde lid, en 9, vierde lid, WpolG. Deze bevoegdheden kunnen ook worden aangewend voor het verkrijgen van toegang tot politiegegevens die worden verwerkt op grond van artikel 6 WpolG.

64 Artikel 7, vierde lid, WpolG. 65 MvT, p. 30. 66 Zie de artikelen 7, vijfde lid, 8, vijfde lid, en 9, vierde lid, WpolG. Deze bevoegdheden kunnen

ook worden aangewend voor het verkrijgen van toegang tot politiegegevens die worden verwerkt op grond van artikel 6 WpolG.

67 MvT, p. 32.

Page 17: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

401

vorm van zoeken. De minister is namelijk van mening dat vrij zoeken een in-breuk maakt op het principe van doelbinding dat ten grondslag ligt aan de re-geling voor gerichte verwerking in een bepaald geval. Alleen in zwaarwegen-de gevallen kan het vrij zoeken voldoen aan de eisen van noodzakelijkheid zoals die voorvloeien uit artikel 8, tweede lid, EVRM.68 De Wet politiegege-vens stelt ook eisen aan de bewaartermijn van gegevens die worden verwerkt ten behoeve van een bepaald geval. Deze gegevens moeten worden verwij-derd zodra deze niet langer noodzakelijk zijn voor het onderzoek. Dit bete-kent niet dat deze gegevens vernietigd moeten worden. Ze komen in een aparte bak die opsporingsambtenaren alleen kunnen raadplegen ingeval van een ernstige schending van de rechtsorde. Bovendien is toestemming van het bevoegde gezag nodig voor raadpleging van deze bak.69 De gegevens in deze aparte bak hebben ook niet het eeuwige leven. Volgens een ingewikkeld stel-sel dat gebaseerd is op de verjaringstermijnen van de misdrijven waarmee de gegevens samenhangen moeten de gegevens worden vernietigd. Dit levert de volgende vernietigingstermijnen op: vijf jaar, twaalf jaar, twintig jaar en der-tig jaar. Bij AMvB kunnen langere termijnen worden vastgesteld voor gege-vens die betrekking hebben op misdrijven die een ernstige schending van de rechtsorde vormen.70

Gerichte verwerking voor een informatiepositie (artikel 8 WpolG). Deze verwer-king heeft tot doel een informatiepositie op te bouwen en te onderhouden ter bestrijding van misdrijven of handelingen die een ernstige bedreiging voor de rechtsorde betekenen. Te denken valt aan zware criminaliteit, terrorisme en ernstige verstoring van de openbare orde door bijvoorbeeld voetbalvandalen of activisten. Het gaat om een omvangrijke en op personen gerichte gege-vensverzameling die een beeld moet verschaffen van de betrokkenheid van deze personen bij ernstige misdrijven. Anders dan de gerichte verwerking in een bepaald geval (artikel 7 WpolG) betreft het hier een min of meer perma-nent proces van analyse.71 Ook staat niet zozeer de gebeurtenis of situatie centraal als wel de opbouw van een informatiepositie.72 Een derde verschil met de verwerking in een bepaald geval is dat bij de verwerking voor het op-bouwen van een informatiepositie de categorieën van personen over wie ge-gevens kunnen worden verwerkt bij algemene maatregel van bestuur worden ingekaderd.73 Voor deze beperking wordt gekozen in verband met de aanbe-veling van de Raad van Europa R(87)15.74 De verwerking in het kader van ar-tikel 8 gaat derhalve uit van een proactieve gegevensverwerking ten behoeve van een goede informatiepositie. Op basis van deze informatiepositie kan worden besloten tot een operationeel opsporingsonderzoek op basis van ar-

68 MvT, p. 32. 69 Artikel 11, tweede en derde lid, WpolG. 70 Artikel 11 WpolG. 71 MvT, p. 11. 72 MvT, p. 34. 73 Artikel 8, tweede lid, WpolG. 74 MvT, p. 34.

Page 18: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

402

tikel 7 Wet politiegegevens dan wel tot operationele maatregelen in de sfeer van de openbare orde.75 De verwerking ten behoeve van een informatieposi-tie zal over het algemeen plaatsvinden door criminele inlichtingeneenheden en de regionale inlichtingendiensten. De memorie van toelichting houdt ech-ter de mogelijkheid open dat ook andere diensten een dergelijke gerichte verwerking uitvoeren.76 Net zoals bij de gerichte verwerking voor een be-paald geval gaat de Wet politiegegevens voor de verwerking ten behoeve van een informatiepositie niet uit van een ‘free flow of information’. Slechts op drie manieren kunnen gegevens uit informatiepositiebestanden beschikbaar komen voor andere onderzoeken en daarmee voor andere gemachtigde op-sporingsambtenaren. Ten eerste kunnen de gemachtigde ambtenaren beslui-ten bepaalde gegevens uit de eigen informatiepositiebestanden beschikbaar te stellen ten behoeve van een andere gerichte verwerking voor een informa-tiepositie of voor een gerichte verwerking in een bepaald geval (de actieve verstrekking op eigen initiatief). Het ter beschikking stellen van gegevens voor gerichte verwerking in een bepaald geval past volgens de memorie van toelichting bij de veredelingstaak van de criminele inlichtingeneenheid en sluit aan bij het huidige Wet politieregisters.77 Ten tweede kunnen gemach-tigde opsporingsambtenaren die zelf gericht politiegegevens verwerken ten behoeve van een informatiepositie dan wel voor een informantenbestand78 aan de hand van zoekgegevens geautomatiseerd op nationale schaal alle in-formatiepositiebestanden raadplegen die zijn aangelegd. Als er op basis van de zoekgegevens sprake is van een ‘hit’ dan kunnen de gevonden gegevens worden gebruikt na instemming van een daartoe bevoegde functionaris (naar ik verwacht de door de korpsbeheerder aangewezen beheerder van het in-formatiepositiebestand dat de ‘hit’ oplevert).79 De derde mogelijkheid bestaat uit het op nationale schaal vrij zoeken in alle informatiepostitiebestanden. Als verbanden naar voren komen dan mogen de gemachtigde opsporings-ambtenaren de aldus gevonden gegevens gebruiken na instemming van een daartoe bevoegde functionaris. De opsporingsambtenaren mogen deze vrije zoekmogelijkheid alleen aanwenden als sprake is van gerichte verwerking voor een bepaald geval,80 gerichte verwerking voor een informatiepositie of een verwerking voor een informantenbestand, er sprake is van een bijzonder

75 MvT, p. 34. 76 MvT, p. 11-12. 77 MvT, p. 36. 78 Deze zoekmogelijkheid staat dus niet open ten behoeve van de gerichte verwerking voor een be-

paald geval. Zie artikel 7, vierde lid, WpolG. 79 Deze bevoegdheid kan ook worden aangewend voor het verkrijgen van toegang tot politiegege-

vens die worden verwerkt op grond van artikel 6 WpolG of artikel 7 WpolG. Zie artikel 8, vierde lid, WpolG.

80 De volledig vrije zoekmogelijkheid staat de dus wel open ten behoeve van de gerichte verwerking voor een bepaald geval. Zie artikel 7, vijfde lid, WpolG.

Page 19: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

403

geval én het bevoegde gezag daartoe opdracht geeft.81 Wat betreft de bewaar-termijn van de gegevens die ten behoeve van het opbouwen van een informa-tiepositie zijn verzameld bepaalt de Wet politiegegevens dat deze moeten worden verwijderd vijf jaar na de datum van laatste verwerking van de gege-vens. Gegevens uit informatiepositiebestanden die volgens de hierboven be-schreven mogelijkheden zijn overgeheveld naar bestanden die bedoeld zijn voor de verwerking voor een bepaald doel vallen niet langer onder dit be-waarregiem.82 De verwijderde gegevens komen, net zoals de verwijderde ge-gevens van de onderzoeken naar een bepaald geval, in een afgeschermde bak die onder dezelfde condities te raadplegen is. Ook voor de uiteindelijke ver-nietiging van de gegevens geldt hetzelfde regiem.83

Verwerking ten behoeve van informantenbestanden (artikel 9 WpolG). Doel van dit soort bestanden is dat een compleet beeld kan worden verkregen van al datgene dat zich rond de informant afspeelt. Dit overzicht is nodig voor de controle op de betrouwbaarheid van de informant. Een informantenbestand wordt binnen het regiokorps afgeschermd en dient niet voor operationeel gebruik. In dit bestand wordt alle informatie rond een informant verzameld inclusief identiteit, afspraken, contacten, waarnemingen, verslagen, betrok-kenheid bij onderzoeken en dergelijke. Nadien wordt beoordeeld of verdere verwerking met het oog op een bepaald geval dan wel een informatiepositie wenselijk is.84 Voor deze verdere verwerking geldt een termijn van vier maanden om te voorkomen dat het informantenbestand verwordt tot een operationeel bestand.85 Om een goed beeld te kunnen krijgen van de be-trouwbaarheid van een informant is het belangrijk de informant langs alle bestanden te kunnen halen. Het vierde lid van artikel 9 van de Wet politiege-gevens maakt het mogelijk te zoeken in andere bestanden. Dit kan, afhanke-lijk van de voorwaarden, aan de hand van zoekgegevens dan wel door vrij te zoeken. Dit is echter éénrichtingsverkeer. De gegevens in de informantenbe-standen kunnen niet worden doorzocht voor het leggen van verbanden met gegevens die zijn verzameld voor een bepaald geval of voor het opbouwen van een informatiepositie. De gegevens in de informantenbestanden moeten worden verwijderd als zij niet langer noodzakelijk zijn voor het doel van de verwerking. Bijvoorbeeld als de informant wordt uitgeschreven.86 De verwij-derde gegevens zijn alleen nog maar toegankelijk voor de afhandeling van klachten en de verantwoording van verrichtingen.87 De gedifferentieerde vernietigingstermijnen van vijf jaar, twaalf jaar, twintig jaar en dertig jaar zijn

81 Zie de artikelen 7, vijfde lid, 8, vijfde lid, en 9, vierde lid, WpolG. Bovendien kunnen deze be-

voegdheden worden aangewend voor het verkrijgen van toegang tot politiegegevens die worden verwerkt op grond van artikel 6 WpolG of artikel 7 WpolG.

82 MvT, p. 36. 83 Artikel 11 WpolG. 84 MvT, p. 37. 85 MvT, p. 38. 86 MvT, p. 38. 87 Artikel 9, vijfde lid, juncto artikel 11, vierde lid, WpolG.

Page 20: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

404

van overeenkomstige toepassing. Ook hier geldt dat voor gegevens die sa-menhangen met misdrijven die een ernstige schending van rechtsorde vor-men bij AMvB langere termijnen kunnen worden vastgesteld.88 Tot slot biedt de Wet politiegegevens de mogelijkheid op dezelfde voet bestanden aan te leggen voor andere bijzondere doeleinden zoals politiële infiltratie en be-dreigde getuigen.89

Verwerking met het oog op ondersteunende taken (artikel 10 WpolG). Het betreft hier de verdere verwerking voor ondersteunende taken van specifieke bij AMvB aan te wijzen gegevens die zijn verzameld ten behoeve van de dage-lijkse politietaak (artikel 6 WpolG), de gerichte verwerking voor een bepaald geval (artikel 7 WpolG) dan wel een informatiepositie (artikel 8 WpolG). De Wet politiegegevens noemt een vijftal ondersteunende taken: de signalering van personen en goederen, de identificatie, verificatie en bejegening van per-sonen (b.v. databanken voor vingerafdrukken en DNA), de registratie van de antecedenten van personen, de registratie van delictkenmerken van onopge-loste zaken en de registratie welke personen op welke plaats voorwerp zijn van gegevensverwerking door de politie. Het gaat bij de verwerking voor on-dersteunende taken dus om voor alle politieambtenaren beschikbare (lande-lijke) bestanden die de verschillende korpsen vullen met een beperkte set ge-gevens. Voor het landelijke bestand met delictkenmerken van onopgeloste zaken geldt dat het de mogelijkheid biedt verschillende gegevens met elkaar in verband te brengen ook wanneer niet kan worden voldaan aan de zwaar-dere criteria die gelden voor de gerichte verwerking voor een bepaald geval en de gerichte verwerking voor een informatiepositie. Volgens de memorie van toelichting zijn de lichtere criteria voor de verwerking met het oog op ondersteunende taken gerechtvaardigd vanwege het beperkter zijn van de aard en omvang van de verwerking.90 Bij AMvB zal worden bepaald hoelang de gegevens in deze landelijke bestanden mogen worden bewaard. Aangeslo-ten zal worden bij de op dit moment geldende bewaartermijnen van de ver-schillende landelijke registers.91 Zoals we hierboven hebben kunnen zien bij het Violent Crime Linkage Analysis System betekent dit dat bewaartermij-nen van veertig jaar denkbaar zijn.

Afscherming Als de verstrekking op grond van de bovenbeschreven vijf doelen mogelijk is geldt voor de verantwoordelijke voor de politiegegevens in beginsel de verplichting de poli-tiegegevens beschikbaar te stellen aan politieambtenaren van het eigen korps en aan andere politieambtenaren.92 De verstrekking geschiedt hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van de verwerking met het oog op ondersteunende taken als bedoeld in artikel

88 Artikel 11, eerste lid, vijfde lid, en zesde lid, WpolG. 89 Artikel 9, vijfde lid, WpolG. 90 MvT, p. 40. 91 MvT, p. 42. 92 Artikel 13 WpolG.

Page 21: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

405

10 WpolG. Alleen in bijzondere gevallen, indien dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de politietaak, kan van deze regel worden afgeweken. Te denken valt aan situaties waarbij verstrekking van politiegegevens het opsporingsonderzoek in gevaar brengt. Machtiging voor verwerking De toegang tot politiegegevens wordt in de Wet politiegegevens niet alleen beperkt door de voorschriften ten aanzien van doelbinding maar ook door het overgrote deel van de verwerking van politiegegevens te koppelen aan machtigingen. Door een machtiging wordt de kring van opsporingsambtenaren beperkt tot diegenen voor wie de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van hun taak.93 Alleen de verwerking van politiegegevens voor de dagelijkse uitvoering van de politietaak vereist geen machtiging. Voor het vrij zoeken in deze gegevens na de termijn van één jaar is echter wel weer een machtiging nodig.94 4.2 Het verzamelen van politiegegevens In paragraaf 2 heb ik aangegeven te willen onderzoeken hoe de Wet politiegegevens zich verhoudt tot het Wetboek van Strafvordering, dit in de wetenschap dat het Wet-boek van Strafvordering het verzamelen van informatie en gegevens normeert. Deze vraag is relevant omdat de Wet politiegegevens, anders dan de Wet politieregisters, ook lijkt te zien op het verzamelen van gegevens. De Wet politiegegevens gaat immers uit van een aan de Wet bescherming persoonsgegevens ontleende definitie van ver-werken. Volgens deze definitie omvat verwerken mede het verzamelen van politiege-gevens. Wellicht is echter ook de stelling verdedigbaar dat de Wet politiegegevens on-danks het gebruik van het begrip verwerken toch niet ziet op het verzamelen van per-soonsgegevens omdat pas sprake is van politiegegevens als de gegevens betreffende geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen zijn verkregen in het kader van de uitoefening van de politietaak. 95 De memorie van toelichting zegt hierover:

Het wetsvoorstel geeft regels voor de verwerking van persoonsgegevens die in het ka-der van de uitvoering van de politietaak zijn verkregen. De bevoegdheden die ten grondslag liggen aan de verkrijging van de gegevens worden geregeld in andere wetten, waaronder het Wetboek van Strafvordering.96

93 MvT, p. 45. 94 Het College bescherming persoonsgegevens is zeer kritisch ten aanzien van het systeem van

machtigingen zoals in de Wet politiegegevens voorgesteld. Het CBP ziet meer in een autorisa-tiemodel op gegevensniveau. Advies conceptwetsvoorstel inzake de verwerking van politiegege-vens (Wet politiegegevens), 3 augustus 2004, p. 17-18.

95 De definitie in artikel 1, onder a, WpolG luidt: Een politiegegeven is elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon dat in het kader van de uitoefening van de politietaak is verkregen.

96 MvT, p. 17.

Page 22: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

406

Deze uitleg staat echter op gespannen voet met de definitie voor verwerken. Kan uit het feit dat in de Wet politiegegevens niet klakkeloos de definitie voor verwerken uit de Wet bescherming persoonsgegevens is overgenomen – het begrip vergelijken is daaraan toegevoegd – worden afgeleid dat het laten staan van het begrip verzamelen ook een bewuste keuze was? Wat hier ook van zij, de memorie van toelichting geeft geen eenduidig antwoordt op de vraag naar de verhouding tussen de Wet politiegege-vens en het Wetboek van Strafvordering. Om meer inzicht te krijgen in deze verhou-ding analyseer ik in het navolgende wat de gevolgen zijn als de Wet politiegegevens wél ziet op het verzamelen van politiegegevens. Zoals we hebben kunnen zien is volgens de Wet politiegegevens het verwerken van politiegegevens alleen toegestaan voor vijf doelen: de dagelijkse uitvoering van de po-litietaak (artikel 6 WpolG), het onderzoek naar een bepaald geval (artikel 7 WpolG), het opbouwen van een informatiepositie (artikel 8 WpolG), de aanleg en het gebruik van informantenbestanden (artikel 9 WpolG) en de aanleg en het gebruik van bestan-den voor ondersteunende taken (artikel 10 WpolG). Als de Wet politiegegevens mede ziet op het verzamelen van gegevens voor de opsporing dan kunnen deze bepalingen worden beschouwd als bevoegdheden voor het verzamelen van politiegegevens. Hoe verhouden deze bevoegdheden zich dan tot de bevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering? Voor de beantwoording van deze vraag besteed ik als eerste aandacht aan de gerichte verwerking voor een bepaald geval als bedoeld in artikel 7 van de Wet politiegegevens. In het kader van de gerichte verwerking voor een bepaald geval kan onderscheid worden gemaakt tussen twee typen ad hoc bestanden: ad hoc bestanden ter opheldering van een specifieke misdaad en ad hoc bestanden ter verkrijging van informatie over een specifiek criminaliteitsverschijnsel of fenomeen. Ik richt mij even op deze laatste bestanden. Zoals hierboven weergegeven gaat het bij deze bestanden om tactische analyses waarbij gegevens vanuit verschillende open of gesloten bron-nen over een bepaalde vorm van criminaliteit of een ernstige schending van de open-bare orde worden bijeengebracht met het oog op het treffen van maatregelen. De maatregelen kunnen strafrechtelijk dan wel bestuursrechtelijk van aard zijn. Ook kunnen de analyses volgens memorie van toelichting worden gebruikt als basis voor samenwerkingsverbanden met andere publieke of private instanties.97 Wordt hier nu het verzamelen van politiegegevens beschreven zoals voortvloeit uit de in het Wet-boek van Strafvordering opgenomen bevoegdheid tot het uitvoeren van het verken-nend onderzoek (artikel 126gg Sv)? Of gaat het hier om een veel omvangrijker ver-werking van politiegegevens? Ik denk het laatste. Het verkennend onderzoek is im-mers alleen toegestaan als er aanwijzingen zijn dat in georganiseerd verband misdrij-ven worden beraamd of gepleegd als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv die ook nog eens gezien hun aard of samenhang met andere misdrijven die in georganiseerd ver-band worden gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. Bovendien beperkt het verkennend onderzoek zich volgens de memorie van toelichting tot gege-vens die afkomstig zijn uit open bronnen of die zijn verzameld op basis van vrijwillige

97 MvT, p. 28.

Page 23: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

407

medewerking van particulieren.98 Dat in het Wetboek van Strafvordering een speci-fieke wettelijke bevoegdheid voor het verkennend onderzoek noodzakelijk is wordt in de memorie van toelichting van de Wet BOB als volgt gemotiveerd:

‘Dit onderzoek kan inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de personen die deel uitmaken van de onderzochte groeperingen, bijvoorbeeld doordat omtrent deze personen gegevens worden vastgelegd zonder dat zij verdachte of “betrokkene” zijn. Het gegeven dat deze gegevens zijn ontleend aan open bronnen doet daar niet aan af. Daarom wordt voorgesteld dit verkennend onderzoek een wettelijke basis te geven.’99

Gezien de beschrijving in de memorie van toelichting van de Wet politiegegevens zijn de in artikel 7 van de Wet politiegegevens voorziene ad hoc bestanden voor criminali-teitsverschijnselen van een geheel andere orde. Ten eerste worden geen strenge eisen gesteld aan het soort delicten. De politiegegevens mogen door daartoe gemachtigde ambtenaren van politie worden verwerkt (en dus ook verzameld, daar ga ik zoals hierboven aangegeven voor dit moment van uit) ten behoeve van onderzoek met het oog op de handhaving van de rechtsorde in een bepaald geval. Het kan hier dus gaan om zowel overtredingen als misdrijven. Bovendien wordt niet de eis gesteld van een georganiseerd verband. Tot slot kunnen gegevens uit open én gesloten bronnen wor-den verwerkt. Als de Wet politiegegevens dus mede ziet op het verzamelen van poli-tiegegevens schept de Wet politiegegevens dus verdergaande bevoegdheden dan het Wetboek van Strafvordering op dit moment kent. In bepaalde gevallen ontbreken in het Wetboek van Strafvordering bevoegdheden tot het verzamelen van informatie dan wel gegevens. Dit geldt bijvoorbeeld voor het op-bouwen van een informatiepositie (artikel 8 WpolG). Een bevoegdheid die hierop lijkt is de huidige in de Wet politieregisters opgenomen bevoegdheid tot het opnemen van persoonsgegevens in een register zware criminaliteit. De Wet politieregisters zegt echter niets over de bevoegdheid deze persoonsgegevens uitsluitend voor dit doel te verzamelen. Het gaat hier derhalve om persoonsgegevensgegevens die voortvloeien uit tijdelijke registers, met andere woorden persoonsgegevens die voortvloeien uit een opsporingsonderzoek naar een bepaald geval. Een zelfstandige bevoegdheid tot het verzamelen van deze persoonsgegevens, uitsluitend ten behoeve van het opbouwen van een informatiepositie zonder dat sprake is van onderzoek naar een bepaald geval, ontbreekt daarom in het huidige Wetboek van Strafvordering. Als artikel 8 Wet poli-tiegegevens ertoe dient de bevoegdheid tot het verzamelen van persoonsgegevens voor dit doel in het leven te roepen is het echter noodzakelijk dat de Wet politiegege-vens mede ziet op het verzamelen van politiegegevens. Uit het voorgaande blijkt dat het doorgronden van de verhouding tussen het Wetboek van Strafvordering en de Wet politiegegevens niet eenvoudig is. Enerzijds ligt voor de hand ervan uit te gaan dat de Wet politiegegevens niet ziet op het verzamelen van poli-

98 Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 49. 99 Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 49.

Page 24: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

408

tiegegevens maar alleen op de (verdere) verwerking. Op deze wijze worden in de Wet politiegegevens niet ruimere bevoegdheden gecreëerd dan in het Wetboek van Straf-vordering. Anderzijds geeft dit een probleem ten aanzien van die verwerkingen die geen of slechts in beperkte mate een equivalent kennen in het Wetboek van Strafvor-dering zoals de gerichte verwerking voor een informatiepositie (artikel 8 WpolG) of de verwerking ten behoeve van informantenbestanden (artikel 9 WpolG). Ziet de Wet politiegegevens niet op het verzamelen van politiegegevens dan ontbreekt in de-ze gevallen een bevoegdheid om deze gegevens te verzamelen. De memorie van toe-lichting geeft aan dat bij het ontwerp van de Wet politiegegevens aansluiting is ge-zocht bij de systematiek van de Wet bescherming persoonsgegevens. Een uitvloeisel hiervan is het formuleren van verwerkingsdoelen. Uit het voorgaande blijkt dat dit niet aansluit bij de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en daarom vra-gen oproept ten aanzien van de verhouding tussen de Wet politiegegevens en het Wetboek van Strafvordering. De huidige (concept) memorie van toelichting geeft hier geen uitsluitsel over. Het valt te hopen dat de definitieve memorie van toelichting dit aspect wel adresseert. Hoe zou de verhouding van de Wet politiegegevens ten opzichte van het Wetboek van Strafvordering kunnen zijn? Naar mijn mening dient zowel wat betreft het verzame-len als het gebruik van informatie en gegevens het primaat te liggen bij het Wetboek van Strafvordering. Dit is de plaats waar het maatschappelijk belang van een goede opsporing moet worden afgewogen tegen de belangen van de personen die betrokken raken bij strafvordering. Op het gebruik van informatie en gegevens ten behoeve van strafvordering kom ik straks nog terug. Wat betreft het verzamelen van informatie en gegevens geldt dat het huidige Wetboek van Strafvordering een uitgebreid scala van bevoegdheden kent dat veel genuanceerder van aard is dan de vijf verwerkingsdoelen die de Wet politiegegevens onderscheidt. Zo wordt in het Wetboek van Strafvorde-ring niet alleen de informationele privacy in de belangenafweging betrokken maar ook de kernfacetten van het recht op privacy zoals het recht op bescherming van de woning, de communicatie en het intieme leven. Bovendien zijn de bevoegdheden vaak toegesneden op bepaalde categorieën strafbare feiten waardoor veel meer sprake is van maatwerk bij het verzamelen van informatie en gegevens. Wat betekent dit alles nu voor de Wet politiegegevens? In mijn ogen is het niet be-zwaarlijk dat de Wet politiegegevens mede ziet op het verzamelen van politiegege-vens mits wat betreft de strafvorderlijke gegevensvergaring de Wet politiegegevens slechts een aanvullend karakter heeft. Met andere woorden, omdat het Wetboek van Strafvordering een uitgebreid een gedetailleerd stelsel bevat voor het verzamelen van informatie en gegevens dient wat dit betreft de Wet politiegegevens terug te treden. Deze afbakening heeft mede tot gevolg dat de nieuwe bevoegdheden tot het opbou-wen van een informatiepositie en het aanleggen van informantenbestanden opgeno-men dienen te worden in het Wetboek van Strafvordering, mocht aan deze bevoegd-heden behoefte zijn. Wat betreft de handhaving van de openbare orde en de hulpver-lening kan het zinvol zijn dat de Wet politiegegevens wel ziet op het verzamelen van gegevens. Voor zover ik kan overzien geldt op deze terreinen immers niet een uitge-

Page 25: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

409

breid en gedetailleerd regelgevend kader voor het verzamelen van gegevens. De ver-werkingsdoelen van de Wet politiegegevens kunnen hier mogelijk dienen als een set van bevoegdheden voor het verzamelen van politiegegevens ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en de hulpverlening. Daarmee wordt wellicht een braakliggend terrein door de Wet politiegegevens van piketpalen voorzien. De subsidiaire rol voor de Wet politiegegevens die ik voorsta is in Europese zin niet uniek. In Duitsland heeft men voor een dergelijke benadering gekozen. De Bundesda-tenschutzgesetz fungeert daar als vangnetwetgeving. Deze wet is niet van toepassing als andere wetgeving van de bond op het gebied van persoonsgegevens van toepassing is. De Bundesdatenschutzgesetz treedt terug voor zover de specifieke regeling reikt. De specifieke regeling is in het geval van de opsporing van strafbare feiten de Straf-prozeßordnung, het Duitse Wetboek van Strafvordering.100 4.3 Het gebruik van politiegegevens Voor de opsporing van strafbare feiten is het opbouwen van een informatiepositie es-sentieel. In paragraaf 2 heb ik aangegeven te willen onderzoeken op welke wijze de Wet politiegegevens hieraan invulling geeft wat betreft het gebruik van de verzamelde gegevens en de bewaartermijnen? Als eerste het gebruik van de politiegegevens. Het gebruik van de politiegegevens, of in de terminologie van de Wet politiegegevens het verwerken van de politiegegevens, is volgens de Wet politiegegevens alleen toege-staan voor een vijftal doelen. Uit de systematiek van de Wet politiegegevens blijkt overduidelijk dat als uitgangspunt gekozen wordt voor een enge doelbinding: verwer-king is alleen toegestaan in een bepaald geval (artikel 7 WpolG) of voor een informa-tiepositie (artikel 8 WpolG). Uitwisseling van gegevens tussen onderzoeken in een bepaald geval of tussen informatiepositiebestanden is alleen mogelijk aan de hand van bij algemene maatregel van bestuur aangegeven zoekgegevens. Echt vrij zoeken is al-leen in bijzondere (en dus zeldzame) gevallen mogelijk. Alleen voor de verwerking met het oog op de dagelijkse uitvoering van de politietaak (artikel 6 WpolG) en de verwerking met het oog op ondersteunende taken (artikel 10 WpolG) wordt de enge doelbinding losgelaten, zij het dat ook hier de verwerking van de gegevens niet geheel vrij is. De verwerking met het oog op de dagelijks uitvoering van de politietaak is al-leen het eerste jaar vrij. De verwerking met het oog op ondersteunende taken beperkt zich tot specifieke bij of krachtens AMvB aan te wijzen categorieën politiegegevens. Bovendien kunnen de voor ondersteunende taken verzamelde politiegegevens alleen worden verwerkt voor een vijftal specifiek omschreven doelen. Gevolg van deze keu-ze voor een enge doelbinding is dat een buitengewoon ingewikkeld systeem ontstaat voor de onderlinge uitwisseling van politiegegevens. Vooral de keuze om de informa-tionele privacy te beschermen door het zoeken in andere bestanden primair mogelijk te maken aan de hand van bij AMvB vastgestelde zoekgegevens is opmerkelijk. Hier-

100 E.C. Mac Gillavry, Met wil en dank. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de medewerking aan

strafvordering door bedrijven, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2004, p. 253-256.

Page 26: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

410

mee wordt namelijk gekozen voor een systematiek die haaks staat op de ontwikkelin-gen op het terrein van de ICT. Hier werkt men immers meer en meer met neurale (le-rende) netwerken die patronen kunnen herkennen in grote hoeveelheden data.101 Waarom wordt gekozen voor deze enge doelbinding? De memorie van toelichting wekt de indruk dat deze enge doelbinding een eis is die voortvloeit uit het Verdrag van de Raad van Europa ter bescherming van personen met het oog op de geautomati-seerde verwerking van persoonsgegevens (1981), de (niet-bindende) aanbeveling van de Raad van Europa R(87)15 en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Voor wat betreft het EVRM legt de memorie van toelichting veel nadruk op de zaak Rotaru.102 Ik meen echter dat deze verdragen en aanbevelingen een enge doelbinding niet voorschrijven. Het Europees databeschermingsverdrag van de Raad van Europa kan natuurlijk als leidraad dienen voor de verwerking van persoonsgege-vens door de politie maar verplicht daar feitelijk niet toe. Artikel 9, tweede lid, van het verdrag staat de bij het verdrag aangesloten staten immers toe van het verdrag af te wijken voor een aantal specifieke doelen waaronder ‘public safety’ en de ‘suppression of criminal offences’. Maar afgezien van de mogelijkheid van het verdrag af te wijken, ook het verdrag zelf laat mijns inziens ruimte voor een andere interpretatie. Wat be-treft de aanbeveling van de Raad van Europa R(87)15 geldt dat sprake is van aanbeve-lingen en dus geen verplichting. Maar ook hier geldt dat een andere interpretatie mijns inziens mogelijk is. Voor een goed begrip van de uitleg van artikel 8 EVRM en de zaak Rotaru103 is enige achtergrond omtrent deze zaak noodzakelijk. In deze zaak ageerde de heer Rotaru bij het EHRM tegen de opslag en het gebruik van informatie over zijn privé-leven door de Roemeense veiligheidsdienst terwijl vaststond dat een deel van deze informatie onjuist en lasterlijk was. De Roemeense overheid voert bij het hof het verweer dat de betreffende informatie niet ziet op het privé-leven van de heer Rotaru maar op zijn publieke leven. Het hof verwerpt deze beperkte interpreta-tie van privé-leven. Vervolgens toetst het hof of de Roemeense regeling voldoet aan de eisen van het tweede lid van artikel 8 EVRM dat onder voorwaarden een inbreuk op het eerste lid van artikel 8 EVRM toestaat. Als eerste kijkt het hof of de inbreuk ‘in accordance with the law’ is, waarbij het er om gaat dat sprake is van regelgeving die toegankelijk is (‘accessible’) en dat voor de burger duidelijk is welk effect deze regel-geving heeft (‘foreseeable’). Wat betreft ‘accessibility’ voldoet de Roemeense regeling volgens het hof. Ten aanzien van de ‘foreseeability’ stelt het hof dat de Roemeense re-geling niet aan de eisen voldoet. Het hof constateert dat de nationale wetgeving in het geheel geen grenzen stelt aan de uitoefening van deze bevoegdheid. Het hof noemt in dit kader als voorbeelden dat de wet niet definieert welke soort informatie mag wor-den verzameld, welke categorieën van personen mogen worden geobserveerd, de om-standigheden waaronder observatie is toegestaan, de procedure die daarvoor moet

101 Ook het College bescherming persoonsgegevens plaatst vraagtekens bij deze keuze en noemt

deze beperking te star. Advies conceptwetsvoorstel inzake de verwerking van politiegegevens (Wet politiegegevens), 3 augustus 2004, p. 16.

102 MvT, p. 7-9. 103 Rotaru v. Romania, 4 mei 2000, http://cmiskp.echr.coe.int/tkp197/default.htm.

Page 27: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

411

gelden, de grenzen aan de ouderdom van de informatie en de bewaartermijn. Anders dan de memorie van toelichting stelt is hier dus geen sprake van harde eisen maar van voorbeelden.104 Welke van deze waarborgen noodzakelijk zijn, hangt af van het con-crete geval. In dit licht is ook belangrijk te wijzen op de zaak Leander.105 In deze zaak ageerde de heer Leander, een Zweedse timmerman, tegen het feit dat hij door de Zweedse marine werd ontslagen uit een tijdelijk dienstverband. Dit ontslag volgde op een veiligheidsscreening. In het kader van deze screening was informatie verkregen uit een geheim register van de National Police Board’s Security Department. Dit re-gister heeft tot doel het voorkomen en opsporen van strafbare feiten die samenhan-gen met de nationale veiligheid. Deze regeling was wel ‘in accordance with the law’ omdat de Zweedse regeling bepaalt onder welke voorwaarden gegevens mogen wor-den geregistreerd, onder welke voorwaarden informatie uit het register mag worden verstrekt, aan wie gegevens mogen worden verstrekt en de procedure voor verstrek-king.106 Of de Zweedse regeling ook eisen stelt ten aanzien van de ouderdom van de informatie en de bewaartermijn blijkt niet uit de uitspraak. Uit het feit dat het Hof hier verder geen aandacht aan besteedt blijkt dat dit voor het hof in dit specifieke geval niet maatgevend is. Hoewel de memorie van toelichting van de Wet politiegegevens doet voorkomen dat de enge doelbinding voortvloeit uit het Verdrag van de Raad van Eu-ropa ter bescherming van personen met het oog op de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (1981) en artikel 8 van het EVRM ben ik van mening dat hier dus eerder sprake is van een keuze waartoe deze verdragen niet verplichten. Dit is een belangrijke constatering omdat in mijn ogen de enge doelbinding zoals nu voorge-steld een verkeerde keuze is. Kern van de opsporing van strafbare feiten is mijns in-ziens namelijk het verzamelen van informatie en gegevens. Informatie en gegevens die uiteindelijk moeten leiden tot identificatie van de dader. Met andere woorden, het doel van elk opsporingsproces is te komen tot op één of meer personen herleidbare gegevens, persoonsgegevens dus. Het kan daarbij niet de bedoeling zijn opsporings-ambtenaren te verplichten iedere keer met een schone lei te beginnen in de zin dat zij geen kennis mogen nemen van in het verleden in andere zaken verzamelde informatie en gegevens. Het in de loop der tijd opbouwen van een informatiepositie is essentieel voor een effectieve opsporing van strafbare feiten. Zaken kunnen immers met elkaar samenhangen en daders kunnen recidiveren. Het ligt daarom voor de hand dat opspo-ringsambtenaren de in het verleden verzamelde informatie en gegevens niet alleen mogen gebruiken voor het opsporingsonderzoek waarvoor deze verzameld zijn maar ook voor andere, lopende en toekomstige, opsporingsonderzoeken. Het is natuurlijk niet zo dat het in de Wet politiegegevens gehanteerde uitgangspunt van een enge doelbinding de verwerking van gegevens voor andere onderzoeken in het geheel niet mogelijk maakt. Wel is sprake van een gedetailleerd en ingewikkeld systeem voor de verdere verwerking van politiegegevens voor andere onderzoeken. Het uitgangspunt lijkt te zijn: nee, tenzij. Ook ik hecht aan het beginsel van doelbinding maar niet op het enge niveau van het enkele opsporingsonderzoek. Het gaat mijns inziens om het me-

104 MvT, p. 8. 105 Leander v. Sweden, 26 maart 1987, http://cmiskp.echr.coe.int/tkp197/default.htm. 106 Zie Leander v. Sweden, §55.

Page 28: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

412

ta-niveau van de opsporing van strafbare feiten als geheel. Met andere woorden, het gebruik van voor de opsporing van strafbare feiten verzamelde gegevens voor andere doelen zoals de handhaving van de openbare orde of buiten de politie gelegen maat-schappelijke doelen zijn dan te beschouwen als een doelafwijkende verwerking. Ver-werking van in het kader van de opsporing van strafbare feiten verkregen gegevens voor de opsporing van nieuwe of andere strafbare feiten beschouw ik als een doelcon-forme verwerking. Binnen dit (ruime) doel zou ik in beginsel kiezen voor een ‘free flow of information’. Hoe moet aan de informationele privacy invulling worden gegeven als dit niet gebeurt door middel van een enge doelbinding en uitvoerige regels voor doelafwijkend ge-bruik? Zoals hierboven reeds aangegeven ben ik van mening dat niet alleen wat be-treft het verzamelen maar ook wat betreft het gebruik van de verzamelde gegevens de belangenafweging plaats dient te vinden in het Wetboek van Strafvordering. Als een bepaalde vorm van verzamelen van informatie of gegevens (bijvoorbeeld de toepas-sing van een bepaalde bijzondere opsporingsbevoegdheid) een zodanige inbreuk ma-akt op de informationele privacy dat bijzondere maatregelen noodzakelijk zijn om de verwerking binnen het ruime doel opsporing te reguleren, dient het Wetboek van Strafvordering dit te bepalen. Het huidige Wetboek van Strafvordering doet dat in bijzondere gevallen ook. Voorbeelden hiervan zijn de bepalingen voor de verwerking van gegevens die verkregen zijn door het tappen van de telecommunicatie, de obser-vatie met behulp van een technisch hulpmiddel of het opnemen van vertrouwelijke communicatie.107 Ook in het Duitse recht zijn voorbeelden aan te wijzen van deze be-nadering. Zo worden in Duitsland eisen gesteld aan de verdere verwerking van gege-vens die verzameld zijn door middel van Rasterfahndung. Rasterfahndung is een door opsporingsambtenaren uitgevoerde geautomatiseerde gegevensvergelijking tussen bepaalde, op de dader betrekking hebbende gegevens en gegevens die op andere gronden en door andere partijen zijn opgeslagen (§98a StPO). Rasterfahndung bete-kent voor de houder van de gegevens dat deze verplicht is de gevraagde gegevens uit zijn bestanden te selecteren en aan de opsporingsdienst over te dragen. De opspo-ringsdienst voert vervolgens de registervergelijking uit. De Duitse wetgever heeft de bevoegdheid tot het verzamelen van persoonsgegevens met het oog op de informati-onele privacy op verschillende wijzen ingeperkt. Zo geldt dat alleen wanneer het se-lecteren van de gegevens een niet in verhouding staande inspanning vergt de houder kan volstaan met het overdragen van alle gegevens.108 De extra gegevens mogen niet

107 Artikel 126cc, tweede lid, Sv bepaalt dat twee maanden nadat de zaak is geëindigd processen-

verbaal en andere voorwerpen waaraan gegevens kunnen worden ontleend die zijn verkregen door het onderzoek van telecommunicatie, de observatie met behulp van een technisch hulpmid-del of het opnemen van vertrouwelijke communicatie moeten worden vernietigd. De officier van justitie kan op grond van artikel 126dd Sv echter bepalen dat deze gegevens in een ander straf-rechtelijk onderzoek kunnen worden gebruikt of kunnen worden opgeslagen in een register zwa-re criminaliteit. De gegevens moeten in een dergelijk geval worden vernietigd als het andere on-derzoek is geëindigd of, als sprake is van opname in een register zware criminaliteit, de Wet poli-tieregisters opslag van de gegevens niet meer toestaat.

108 §98a, derde lid, StPO juncto §98b, eerste lid, StPO.

Page 29: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

413

voor de registervergelijking worden gebruikt.109 Na uitvoering van de registervergelij-king moeten de opsporingsambtenaren de gegevensdragers die ten behoeve van de vergelijking zijn verstrekt teruggeven. Persoonsgegevens die zijn overgezet op een andere gegevensdrager moeten worden gewist zodra deze gegevens voor het onder-zoek niet meer nodig zijn. Niet alleen ten aanzien van het verzamelen worden eisen gesteld; ook de verwerking van de persoonsgegevens is aan banden gelegd. Wat be-treft toevalsvondsten – dat wil zeggen de registervergelijking levert bewijs voor ande-re strafbare feiten dan waarop het onderzoek zich richt – bepaalt het derde lid van §98b StPO bijvoorbeeld dat deze uitkomsten alleen voor bewijsdoeleinden mogen worden gebruikt in die gevallen dat sprake is van één van de strafbare feiten waarvoor Rasterfahndung is toegestaan (de zogenaamde Straftatenkatalog) én de Rasterfahn-dung in het concrete geval ook toelaatbaar was geweest.110 Voor zover de opsporings-ambtenaren de toevallig gevonden gegevens uitsluitend gebruiken als startinformatie voor een strafrechtelijk onderzoek geldt niet de beperking tot strafbare feiten die zijn opgenomen in de Straftatenkatalog van §98a StPO.111 Bij zowel de Nederlandse als de Duitse restricties aan de verwerking wordt dus uitge-gaan van een autorisatiemodel op het niveau van de verzamelde gegevens. Bepaalde verzamelde gegevens worden geoormerkt en mogen niet, of uitsluitend na toestem-ming, worden verwerkt. De reden voor deze beperking kan zijn gelegen in de ingrij-pendheid van de toegepaste opsporingsmethode maar ook in de aard van de verza-melde gegevens (gevoelige gegevens, zachte gegevens, etc.). De informationele privacy kan daarnaast worden beschermd door uit te gaan van machtigingen voor het gebruik van de politiegegevens. Anders dan bij het hierboven beschreven autorisatiemodel op gegevensniveau ligt bij het autorisatiemodel van de machtiging de nadruk niet op de aard van de gegevens maar op de taak van de opspo-ringsambtenaar. Hoe meer gegevens hij nodig heeft voor de uitvoering van zijn taak, hoe ruimer de machtiging. Juist de ontwikkelingen in de ICT maken dat een systeem van machtigingen heden ten dage veel beter toepasbaar is dan ten tijde van de invoe-ring van de Wet politieregisters in 1990. De toegang tot bestanden kan op individueel niveau worden gereguleerd onder meer door de herkenning van vingerafdrukken. De wijze waarop de opsporingsambtenaar invulling geeft aan zijn taak kan worden be-paald door te loggen welke gegevens hij raadpleegt. Monitoringsystemen kunnen af-wijkingen ten opzichte van het normale gebruikersprofiel signaleren.112 De combinatie van een (beperkt) autorisatiemodel op gegevensniveau met een autori-satiemodel van machtigingen maakt mijns inziens dat de door mij voorgestane ‘free flow of information’ mogelijk is zonder de bescherming van de informationele priva- 109 §98a, derde lid, StPO. Kleinknecht 2001, §98a StPO, randnummer 9. 110 Kleinknecht 2001, §98b StPO, randnummer 9. 111 M. Siebrecht, ‘Rechtsprobleme der Rasterfahndung’, Computer und Recht, 1996, p. 553. 112 Mijn waardering voor een autorisatiemodel van machtigingen is derhalve anders dan die van het

College bescherming persoonsgegevens. Het College bescherming persoonsgegevens is zeer kri-tisch en ziet meer in een autorisatiemodel op gegevensniveau. Advies conceptwetsvoorstel inza-ke de verwerking van politiegegevens (Wet politiegegevens), 3 augustus 2004, p. 17-18.

Page 30: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

414

cy overboord te zetten. Voor beide autorisatiemodellen geldt dat deze ook praktisch mogelijk worden gemaakt door de ontwikkelingen in de ICT. In die zin snijdt het mes aan twee kanten. De ontwikkelingen in de ICT maken dat steeds meer gegevens elek-tronisch zijn vastgelegd zodat de informationele privacy vaker in het geding is. Aan de andere kant bieden de ontwikkelingen in de ICT de mogelijkheid om op het niveau van de individuele politieman de juiste omgang met de verzamelde gegevens te regu-leren en te monitoren. Het is mijns inziens essentieel om op deze ontwikkelingen in te haken en niet te blijven hangen in een enge doelbinding en het zoeken te beperken door het gebruik van zoekgegevens voor te schrijven zoals de Wet politiegegevens doet. Welke rol blijft er voor de Wet politiegegevens over als ook het gebruik van de voor opsporing verzamelde gegevens wordt gereguleerd door het Wetboek van Strafvor-dering? In de Wet politiegegevens kunnen voorschriften worden gegeven ten aanzien van de machtigingen en het loggen van het gebruik van de gegevens. Bovendien kun-nen voorschriften worden gegeven ten aanzien van kennisneming en verbetering van de opgeslagen gegevens, bewaartermijnen, het gebruik van de gegevens voor buiten de opsporing van strafbare feiten gelegen doelen en het toezicht op de naleving van de wet. 4.4 Bewaartermijnen Hierboven heb ik reeds aangegeven dat het opbouwen van een informatiepositie mijns inziens essentieel is voor de opsporing van strafbare feiten. Voor het gebruik van politiegegevens betekent dit dat uitgegaan moet worden van een ruim begrip van doelbinding. Maar ook wat betreft de bewaartermijn van de gegevens moet de infor-matiepositie van politie in het achterhoofd worden gehouden. Dit betekent dat de ge-gevens niet alleen moeten worden bewaard voor zover ze relevant zijn voor de opspo-ring van het specifieke geval maar dat de gegevens ook moeten worden bewaard met het oog op de opsporing van andere (toekomstige) strafbare feiten. De opsporings-ambtenaren dienen immers te kunnen profiteren van de in het verleden opgebouwde kennis. Zoals uit paragraaf 3.4 mag blijken is de bestaande regeling slechts in beperkte mate gericht op het opbouwen van een (meer permanente) informatiepositie. De Wet politiegegevens komt daaraan meer tegemoet. Door middel van een vrij ingewikkeld systeem van verwijderen (‘achter het schot plaatsen’) en op latere datum vernietigen van de gegevens wordt meer dan in de huidige regeling rekening gehouden met het feit dat in het verleden verzamelde informatie en gegevens van belang kunnen zijn voor de opsporing van nieuwe strafbare feiten. De uiteindelijke vernietiging van de gegevens wordt bepaald door de verjaringstermijnen van de misdrijven waar de gege-vens mee samenhangen.113 Het is de samenhang met de verjaringstermijnen waar ik enige vraagtekens bij stel. Ten eerste suggereert deze aanpak dat alleen misdrijven binnen dezelfde ‘verjaringskolom’ bij kunnen dragen aan de oplossing van deze mis-drijven. Is dit inderdaad het geval? Kunnen sporen of andere gegevens die verband 113 Artikel 11 WpolG.

Page 31: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens?

415

houden met een inbraak (vernietigingstermijn twaalf jaar) niet van belang zijn voor de opsporing van een moord (vernietigingstermijn dertig jaar)? Ik meen dat de keuze voor ‘verjaringskolommen’ tekort doet aan de wijze waarop strafbare feiten worden opgespoord. Een betere onderbouwing waarom toch gekozen wordt voor ‘verja-ringskolommen’ is gewenst. Ten tweede is het de vraag of aansluiting bij verjarings-termijnen überhaupt wel logisch is. Ligt het niet meer voor de hand uit te gaan van criminologische inzichten over recidive gekoppeld met kennis over de wijze waarop opsporingsambtenaren strafbare feiten in de praktijk oplossen? Ten derde stel ik vraagtekens bij de wijze waarop in de Wet politiegegevens gereageerd wordt op het wetsvoorstel tot wijziging van de verjaringsregeling (28 495). In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld een aantal zeer zware misdrijven zoals moord en doodslag niet te laten verjaren. In de Wet politiegegevens wordt desondanks voor deze delicten geko-zen voor een bewaartermijn van de gegevens van dertig jaar. In de memorie van toe-lichting wordt dit als volgt gemotiveerd:

In het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel wordt voorgesteld deze delicten niet te laten verjaren. Een oneindige bewaartermijn voor deze gegevens van de politie lijkt echter buitenproportioneel. Voor deze delictcategorie is hier daarom gekozen voor een be-waartermijn van 30 jaar.114

Dit is een opmerkelijke keuze omdat dit betekent dat deze feiten weliswaar niet verja-ren maar alle mogelijke bewijzen na dertig jaar worden vernietigd zodat vervolging wellicht niet eens meer mogelijk is. Deze keuze respecteert mijns inziens niet de strekking van het (initiatief) wetsvoorstel tot wijziging van de verjaringsregeling maar past ook niet bij de eerder geformuleerde keuze voor de vernietiging van de gegevens aan te sluiten bij de verjaringstermijnen. Laten we hopen dat de minister gebruik ma-akt van de mogelijkheid bij AMvB een langere termijn vast te stellen.115 5. Conclusie: een gemiste kans Op dit moment is de bescherming van de informationele privacy van het onderzoeks-subject fragmentarisch ingevuld. Het Wetboek van Strafvordering besteedt vooral aandacht aan het verzamelen van informatie en gegevens maar geeft hier en daar ook voorschriften ten aanzien van het gebruik van informatie en gegevens. De registratie en het gebruik van informatie en gegevens binnen en buiten de politie is het domein van de Wet politieregisters en het bijbehorende besluit. Hoewel deze fragmentarische invulling is te verklaren vanuit de omstandigheid dat het leerstuk van de informatione-le privacy pas na de inwerkingtreding van het Wetboek van Strafvordering tot ont-wikkeling is gekomen, is het resultaat dat opsporingsambtenaren moeten werken met een moeilijk te doorgronden en uiterst gedetailleerd systeem. Juist in deze tijd waarin bij voortduring wordt geschopt tegen de barrières die de privacywetgeving opwerpt is

114 MvT, p. 44. 115 Artikel 11, zesde lid, WpolG.

rene van der wolf
Markering
Page 32: Heeft u even voor de nieuwe Wet politiegegevens? · 2016-03-05 · heeft de Minister van Justitie recentelijk een belangrijke stap gezet door een voorstel voor een nieuwe wet, de

E.C. MAC GILLAVRY

416

een goed onderbouwde en werkbare regeling van het grootste belang. Een herijking van de wijze waarop de informationele privacy in het kader van de opsporing van strafbare feiten moet worden gewaarborgd is dan ook op zijn plaats. De Wet politie-gegevens is mijns inziens echter niet die goed onderbouwde en werkbare regeling waaraan dringend behoefte is. Er is onvoldoende oog voor het feit dat voor wat be-treft de opsporing het verzamelen van informatie en gegevens bij uitstek geregeerd wordt door het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is de verhouding tussen de Wet politiegegevens en het Wetboek van Strafvordering onduidelijk. Ook is regeling niet goed werkbaar nu in de Wet politiegegevens gekozen wordt voor een enge doel-binding aangevuld met een ingewikkeld stelsel voor de verdere verwerking van de po-litiegegevens. Dit alles leidt ertoe dat de ene gecompliceerde regeling, de Wet politie-registers en het bijbehorende besluit, wordt ingeruild voor een minstens zo ingewik-kelde regeling die weliswaar een aantal oude knelpunten wegneemt maar even zovele nieuwe vraagtekens oproept. De memorie van toelichting wekt de suggestie dat een zo gecompliceerde regeling vereist is op grond van internationale regelgeving. Ik meen dat dit niet juist is. Ook andere Europese landen hebben zich gebonden aan het Verdrag van de Raad van Europa ter bescherming van personen met het oog op de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en het Europees verdrag voor de rechten van de mens, maar de meeste van deze landen kiezen niet voor een specifieke en gedetailleerde regeling voor de verwerking van gegevens door de politie. Kortom, het kan anders maar het moet ook anders. Complexe regelingen ter bescherming van de privacy worden in de praktijk omzeild en zijn slechts voer voor nieuwjaarstoespra-ken van hoofdcommissarissen. Daarmee is de informationele privacy niet gediend. Wel met een heldere en goed hanteerbare regeling die recht doet aan zowel het grote belang van de opsporing van strafbare feiten als het belang van de (verdachte en niet-verdachte) burger wiens gegevens in het kader van de opsporing worden verwerkt. De Wet politiegegevens voldoet mijns inziens niet aan deze criteria. Met recht een gemis-te kans.