h.dMr GOE ES IEEEE - dbnl. · PDF fileGOE ES IEEEE. TH LFDLVN. Ht , r dn tn jr ldn, t Mnnh. td...

133
Joh.deMeesLer GOETH ES LIEFDELEVEN

Transcript of h.dMr GOE ES IEEEE - dbnl. · PDF fileGOE ES IEEEE. TH LFDLVN. Ht , r dn tn jr ldn, t Mnnh. td...

Joh.deMeesLerGOETH ESLIEFDELEVEN

GOETHE'S LIEFDELEVEN

Het was, meer dan tien jaargeleden, to Mannheim. Destad had een tentoonstelling

ondernomen van Kunst- and Gar-tenbau. De toren van de water-leiding deed dienst als centraalpuntder feestgebouwen ! Maar het ge-heel was fraai en omvangrijk. Ookhad men voor de gelegenheid zooniet den bouw dan Loch de inwijdingvan een groot stedelijk Kunst-museum bewaard. Uit alles bleekde welvaart der stad. En telkens,wanneer ik van mijn hotel naar deplek van al dat moois ging, kwamik langs een beeld van Bismarck,een bronzen buste op smal hoogvoetstuk. 't Rees plotseling op ineen stille laan, zelf had het vanverre ook iets bescheidens. Doch,dichterbij gezien, wat een fierheid,wat een kracht en geweld in denkop ! Mij leek het zinnebeeld vanden rijkdom, de uitbreiding, dennieuwen bloei, waarvan de stad

7

met dit zomerfeest blijk gaf.Ongeveer dertig jaar vroeger

was ik ook te Mannheim ge-weest, als jongen voor het eerstop reis. Baleker had toen gewaar-schuwd : een stad, in 1697 naar't plan van onzen Coehoorn ge-bouwd, die sprekend op een dam-bord leek. Alles recht en stijf —en stil. Slechts een ding had ikervan onthouden : dat mijn kame-raad en ik bijna den avondtreinhadden gemist, doordien men onsin een restaurant te lang lietwachten op het eten, aangezienofficieren, hoewel na ons bij groep-jes binnengekomen, alien voor-gingen. Dat was toen de invloedvan '70. Nu zag ik er een anderen.

De Fransch-Duitsche oorlog isde groote herinnering van mijnknapejaren. 'k Ging school te Zeistbij de Hernhutters. We leerdener aardrijkskunde uit een boek vanDaniel, waarvan meer dan de helft

8

het Duitschland van na '66 be-schreef. Het begin der kleinstehelft, welke uitlegde hoe de restvan de aarde er uitzag, warendrie bladzijden over DeutscheAussenlander, vijf in getal en eenervan : ,,Holland",.. Zonderlingonderwijs op een school in hethartje van het land ! Morden we,dan was de troost, dat Nederland,nu ja politiek weliswaar nietDuitsch was, maar „physisch" tochwel. ZOO zei men het ons vOOrden oorlog ! Hoe zou de opvat-ting worden erna ? . . .

Het is de vraag, in mijn kinds-heid gerezen, waarop het ant-woord eerst kwam in dit jaar.Een schrikbeeld is hiermee vande baan : — ware het nu ookmaar verder helder, als schooneleuzen soms deden hopen.

Wat Duitschland zelf betreft :de kersttijding uit Berlijn staatin kolommenlange telegrammen

9

over straatgevechten tusschen ma-trozen en soldaten : een beginmisschien, nog zeker geen einde. —Hoe zou het Goethe gaan, zoohij nog leefde ? Wat zou hij zeggen,denken, doen ?Ihr kännt mir immer ungescheutWie Bluchern Denkmal setzen ;Von Franzen hat er euch befreit,Ich von Philisternetzen.

Nu eischt men andere bevrij-ding : — waaraan een begin, geeneind to zien is. Goethe haattewanorde ; zijn behoefte aan hettegendeel in eigen omgeving, metname in al wat zijn werk betrof,is met de jaren tot hartstocht ge-worden. Bekend is deze uitlatingvan hem : „Es liegt nun einmalin Meiner Natur, ich will liebereine Ungerechtigkeit begehen alsUnordnung ertragen". Mag mendan niet onderstellen, dat hij bijden hedendaagschen warboel her-10

halen zou, wat hij tijdens denvrijheidsoorlog van 1813 aan Rein-hard schreef : „Wer es jetzt mog-lich machen kann, soil sich ausder Gegenwart retten - ? Hij deedzijn geest toen verhuizen — naarChina, als een „Opium fur diejetzige Zeit". Had men scherpernaar hem geluisterd, de wereld-oorlog ware voorkomen :Verflucht sei, wer nach falschem RatMit iiberfrechem MutDas, was der Korse-Franke tat,Nun als ein Deutscher tut !

In en buiten Duitschland washij een toevlucht tijdens den krijg :hij blijft het, nu er wel een„wapenstilstand- is afgekondigd,doch de wapenen geenszins zijnopgeborgen.

Zoo durf ik aandacht vragenvoor dit opstel over een kant vanzijn leven, dat in den oorlogstijdis geschreven. Kerstmis 1918.

11

EERSTE HOOFDSTUK

Toen Duitschland al een jaaroorlog had, dorst, eigen-aardige uiting van helden-

vereering, een Duitsche vrouw opbelangstelling hopen voor iemand,die Goethe's naam heeft gedragen,die jaren lang zijn minnares, dochook zijn echtgenoote geweest is,Christiane Vulpius. Als „ein Bei-trag zur Psychologie Goethes"bood Etta Federn haar Christianevon Goethe 1) aan, waarvan eenjaar later de tweede druk kwam.

Ongeveer tegelijk met dezenherdruk is, in twee deelen, Goe-thes Briefwechsel mit seiner Frau 2)verschenen, kort na een chrono-logische uitgaaf van Goethe'sgedichten bezorgd door Prof. HansGerhard Graf to Weimar, als eenhulde aan Christiane, honderdjaren na haren dood. Ook is er,

1) Delphin-Verlag, Munchen.2) Literarische Anstalt Mitten and

Loening, Frankfurt a/M.

15

als iets algemeeners, een studiegekomen, van Dr. Wilhelm Bode,Weib und Sittlichkeit in GoethesLeben und Denken 1).

Llit en over deze boeken wenschik u to onderhouden.

De schrijver van het laatstge-noemde is, naar u wel vermoedde,niet de kunsthistoricus, de Rem-brandt-kenner Bode, at heet hijprecies zoo en noopte geen be-scheidenheid hem tot eenig onder-scheidingsteeken. Men acht deFranschen verzot op mëmoires,doch voor „packende, erschiit-ternde Lebensschicksale" vraagtmen in Duitschland nooit vergeefsaandacht en tot dezulke wordtGoethe's lot nog altijd gerekend.Goethe blijft de groote Duitscher.Niet slechts ontstond er eenGoethe-Kriegsausgabe, een editiezijner werken, waarvan elk deeltje

1) Ernst Siegfried Mittler Sohn, Berlin.

16

als veldpostbrief kan worden ver-zonden ; en verschijnen er telkensnog nieuwe collecties brieven vanen aan hem ; maar alleen dezeWilhelm Bode heeft kans gezienniet minder dan elf boeken overGoethe aan dit, dat dus een dozijnvoltooide, to laten voorafgaan.„Goethes Weg zur HOhe", „Goe-thes Lebenskunst", „Der frôhlicheGoethe'', „Goethes Gesundheits-pflege", — met den ondertitel„Essen and Trinken"en ookreeds „Goethes Liebesleben" kwa-men vOOr dit nieuwe boek,waarvan de schrijver het voor-bericht besluit met de waarschu-wing, dat, waar zijn vorige bijduizenden als kerst- en verjarings-geschenken zijn verkocht, dit daar-toe niet geschikt is. Inderdaad ishet eer een werkje voor de biblio-theek, dan voor de huiskamer ofhet salon. Het heeft niet alleeneen rondborstigheid, welke meer

2 17

in wetenschappelijke boeken danin kerstgeschenken thuishoort; hetis, bij die vrijmoedigheid, waar-heidlievend-nuchter, nuchter-ont-ledend. Te veel zal ik u niet eruit geven, wel vooral in den aan-yang er uit citeeren. Doch ernaastlei ik het beminnelijke boekje vanEtta Federn over Christiane endan de brieven van deze zelve endie, door Goethe haar geschreven.

Een citaat uit Bode's boek mogemijn beroep op uwe belangstellingverklaren.

„Wij menschen van dezen tijd— zoo schrijft Dr. Bode — houdenons met de liefde tusschen manen vrouw veel meer bezig danvroegere geslachten. De behoeftevan den hedendaagschen man naarinnige vriendschap met een ande-ren man of eenige andere mannen,is blijkbaar zwakker dan zij bijonze voorouders was ; wij ver-genoegen ons met goede kennissen

18

en halve vrienden. Evenzoo isonze betrekking tot bloedverwan-ten veel minder krachtig gewor-den. Des to meer verlangen wijvan de liefde in het huwelijk.„Krone des Lebens" heeft trou-wens ook Goethe haar genoemd ;nochtans heeft men in zijn tijdeen tegelijk geslachtelijk, huiselijken geestelijk samenleven van manen vrouw niet zoo algemeen voorhet eigenlijke levensgeluk gehou-den, voor iets, waarvan het ont-breken het gansche bestaan bijnawaardeloos en doelloos maakt. Dithangt ook hiermede samen, datonze voorvaderen veel sterker danwij met het hiernamaals rekendenen eerst daar de zaligheid ver-wachtten."

Goethe's liefdeleven is belang-wekkend, omdat het veel uit zijnwerk duidelijker maakt en boeien-der ; omdat wij, den invloed vanzijn geest ondergaande, gaarne

19

vernemen, hoe zijn macht wasover zijn tijdgenooten en hierbij,juist bij een minnedichter en eenepicus der liefde als hij, in zijnverhouding tot vrouwen zijn krachtons kan blijken en öök zijne zwak-heid ; en — even zijn werk erbuiten gelaten — omdat volgensGoethe zelf des menschen bestestudie de mensch is en hij —de term is van Dr. Bode — totde „erkennbarste Menschen" be-hoort.

Niet het minst over Goethe alsDon Juan is gretig en veel ge-fabeld. Herinnerde niet elke Faust-lezer zich, dat dit werk een meaculpa zijn moest en FriederikeBrion diep te beklagen ? En konmen zich van een ander dan dezenverafgode de brutaliteit voorstel-len, op 74-jarigen leeftijd nog hetoog te richten op een Ulrike van19? Heeft hij Coen trouwens nietzelf geklaagd :

20

ich bin mir selbst verloren,Der ich noch erst den Gattern

Liebling war ?

Was hij 66k in de liefde lie-veling der goden?

En, tweede vraag : wat washem de liefde ?

21

TWEEDE HOOFDSTUK

A, wat de mensch op men-schen vermag, doet hij doorzijn persoonlijkheid.

Het is, alweer, een woord vanhem. Ook is van hem de zege-kreet : „Hachstes Gluck der Erden-kinder sei nur die Persänlichkeit."

De persoonlijkheid van eenschrijver-en-dichter uit zich in dedaad van het schrijven en dichten.Men weet, dat Goethe gaarnedicteerde. Nagaande, hoe hij dat„hEichstes Gluck" van het zichuiten bereikte, hebben wij aan hetnut en ook den mogelijken invloedvan secretarissen to denken. aninvloed heeft hij als sterk erkend,namelijk dien van Eckermann,welke vertrouweling, naar hij ver-klaarde, voornamelijk is oorzaakgeweest, dat hij den Faust heeftvoortgezet. „Eckermann verstehtam besten literarische Produktio-nen mir zu extorquiren". Datgeschiedde door verstandige be-

25

langstelling in het reeds begon-nene. Overigens heeft Goetheherhaaldelijk zoowel aan Schillerals aan anderen betuigd, slechtsin volstrekte eenzaamheid te kun-nen werken, waaruit, nochtans,niet mag worden afgeleid, dat hijarbeidde zonder anderer invloed.Groot was bijvoorbeeld die vanSchiller. „Gij" — schreef Goethehem den Eden Januari 1798 —„hebt mij een tweede jeugd ver-schaft, en mij weder tot dichtergemaakt, wat ik zoo goed alsopgehouden had te zijn. Gij hebtmij geleerd, de veelzijdigheid vanden innerlijken mensch met meerrechtvaardigheid te bezien. Gijhebt mij teruggebracht van de alte strenge beschouwing der uiter-lijke dingen en van hun betrekkingtot mijzelven." Ook heeft Goetheerkend, „onnoemelijke voordee-len" uit de omstandigheid getrok-ken te hebben, dat Schiller tien

26

jaar jonger was : „im frischestenStreben begriffen, da ich an derWelt made zu werden begann."

Goethe vermoeid ? Men stelthet zich niet zoo makkelijk voor,ook al niet, juist in verband metdie andere macht, met welke wijons bezig houden : den invloedder vrouw.

De jonge Goethe dichtte ero-tisch en erotisch bleef de dichtertot op verbluffend hoogen leeftijd.Echter is — het moge herhaaldworden — hierover veel gepraaten geschreven, dat fabel was ofoverdrijving. Reeds P. J. MObiusheeft betoogd, dat Goethe nietbovenmatig hartstochtelijk is ge-bleken in fyziek verlangen, al waser wel in den dichter een „buiten-gewoon sterke" neiging tot gees-telijken omgang met vrouwen.Bode beweert het eerste ook envindt Goethe's begeerte tot gees-telijk verkeer met vrouwen slechts

27

natuurlijk of normaal. „In geentijdperk van zijn leven kan menzeggen, dat hij gesprekken metmannen meed en zich enkel in hetgezelschap van vrouwen prettigvoelde, of dat hij meer vriendinnenhad dan vrienden."

Integendeel heeft hij het altijdbetreurd, als mannen of hankelijkwerden van vrouwen, die zij lief-hadden. Toen er sprake was vande bedenkelijke moraal in „Wil-helm Tell" en het ongelukkigevijfde bedrijf, meende Goethe :„Schiller war dem Einfluss derFrauen unterworfen; wenn er indiesem Falle so fehlen konnte, sogeschah es mehr aus solchen Ein-wirkungen als aus seiner eigenenguten Natur." Toen zijn levens-lange beschermer en vriend, hertogKarl August van Saksen Weimar,de man, wien hij niet slechts veelhad to danken, maar in wiens vol-ledige gemeenzaamheid hij leefde,

28

die vaak ook luisterde naar zijnraad, onder den invloed zijnerminnares Karoline Jagemann, eenzanger onrechtvaardig behandeldhad, riep Goethe uit : „Es istunglaublich, wie der Umgang derWeiber herabzieht !" Over tweegoede kennissen oordeelde hij :„Wenn die Manner sich mit denWeibern schleppen, wie Stolbergmit der X, Zacharias Werner mitder Y, so werden sie gleichsamabgesponnen wie ein Wocken."

Wie herinnert zich niet de regels :Und noch einmal fiihlet GoetheFruhlingshauch and Sommerbrand.

Het was in Juli 1814, kort vOcirzijn 65 sten verjaardag. Hij gingnaar het land van Rijn en Mainen Neckar. Net volgend jaar werddie reis herhaald. Toen hij 82was, sprak hij er nog over alsvan de „allerschOnste Zeit". Zoo-dra hij de stadslucht van Weimar

29

maar uit was, voelde hij zich ge-lukkiger en stroomden de vers-regels hem tegemoet ; en wat hadhij niet nu nog te wachten! Wantte Wiesbaden zou hij den Frank-forter bankier Willemer ontmoetenen ook zag hij er Marianne Jung.In September trouwde deze dertig-jarige ex-danseres den beminne-lijken rijkaard Willemer, maarGoethe had inmiddels in haar aleene „Suleika- ontdekt en menweet, welke fraaie minne-dichtener op en om en ook van haarontstaan zijn, de Diwan-verzen :Ist es mäglich ! Stern der SterneDri.ick ich wieder dich ans Herz!Ach ! was ist die Nacht der FerneFur ein Abgrund, fur ein Schmerz!

Men weet ook, dat Marianne,de eenige immers die het waagdemet hem in liefdetaal te verkeeren,antwoordde, toen hij haar op-geven wilde :

30

Nimmer will ich dick verlieren !Liebe gibt der Liebe Kraft.Magst du meine jugend zierenMit gewalt'ger Leidenschaft.

Wel eigenaardig nu in dit ver-band is het, dat Goethe, voor zijnvriend Willemer — haar echtge-foot — het betreurende, dat dezerijkaard geen geestesarbeid en geenwezenlijke lief hebberij van betee-kenis had, dit meegevoel uitte inde woorden : „Die Verhaltnissemit Frauen allein kännen doch dasLeben nicht ausfallen !"

31

DERDE HOOFDSTUK

3

Z ijn leven „ausgefiillt" heb-ben de vrouwen niet, dochhaar inspireerend deel aan

zijn werk gehad, wel.„En uw leven zij de daad !" is

een zelftoespraak van hem. Zijnvele doen was: schrijven, dichten.Welnu, vijf of zes drama's meteen mea culpa, met zelfbeschul-diging, heeft hij geschreven inherinnering aan zijn jonge ver-liefdheid te Sesenheim, zijn be-trekking tot Friederike Brion. „Tentijde, dat het leed over den toe-stand van Friederike mij drukte,zocht ik, volgens mijn oude natuur,weer hulp bij de dichtkunst". ReedsHermann Grimm wist : „Zondertwijfel is Gretchen op Friederikeuit Sesenheim terug te brengen".Daarbij komt Grimm zonder bewijsmet de stelligheid : „Geen gedachteheeft men hierbij aan wat burger-lijk-weg een verleiding heet".Heeft Goethe werkelijk te Sesen-

35

heim louter zoete woordjes enkussen gewisseld? Bode schrijft:„Goethe heeft zichzelven in eenslecht licht geplaatst, toen hij velejaren later het doorleefde voorzijnvoor

gebruikte ; een bewijsvoor de schuld van den jongenman is zulk een dichterlijke voor-stelling niet." Eduard Engel ziethet tragisch in: in de pastorie toSesenheim moet jets gebeurd zijn,als er verteld wordt uit die vanWakefield in Goldsmith's roman ;de tragedie van Friederike Brionis er eene geweest om eer enom leven, de laatste lentewekenvan 1771 zijn voor Duitschland'sgrootsten dichter geen idylle, maareen tragedie geworden, waaruitvoor hem de Epoche einer diisternReue ontstond, aan welke de Duit-sche poezie, of meer : de verbeel-ding der wereld, twee belangrijkegestalten dankt : Faust en Gret-chen. Engel legt tevens er nadruk

36

op, dat de eerlijkheid van hetlezend publiek, ook in Duitschland,nu ontwikkeld genoeg is om denagedachtenis der beminnelijkepredikantsdochter niet bezoedeldte achten door een liefde, welkeGoethe tot Duitschland's grootstendichter gemaakt heeft. „Door deverstoring in hare jongemeisjesziel,door een gevreesd of werkelijk-dreigend gebeuren, waaraan voorhaar eer en leven hingen, treedtzij voor ons uit den duister-tragi-schen kring, breekt voor haar hetverheven uur aan, waar de aardeden mensch loslaat, daar hij toe-valt aan de sterren." Deze beeld-spraak 66k — losgelaten, zou hetinderdaad duldelooze huichelarijzijn, aan het levend model bezoe-deling te noemen, wat alle gevoe-lige menschen, in ernstige ontroe-ring of onder makkelijke traanklier-werking bij opera-genot, als liefde-tragiek hebben liefgehad.

37

Zooais gezegd, spreekt Bodesceptisch over de „zoogenaamdeSesenheimer idylle." De vriend-schap met Friederike heeft immersmaar tien maanden geduurd, „dasBute Rikchen" heeft „im nachstenSommer eine neue Liebe genos-sen" — echter is zij nooit ge-trouwd — ; een studenteliefdeduurt dikwijls kort. Men vindtdeze dingen behandeld op eenbladzij, waar het woord „trouw"boven staat ; een bladzij uit hethoofdstuk „Goethe's gedrag inde liefde".

Velen, zoo vangt dit hoofdstukaan, zien in Goethe een snort vanDon Juan. En toch — had men,toen de dichter vijf-en-twintig ofdertig jaar was, een goeden kennisnaar zijn liefdesavonturen ge-vraagd, de man had niet veel enweinig bijzonders kunnen vertellen.Zelfs toen Goethe haast veertigwas — Goethe en „man van veer-

38

tig jaar" ! — was hij in dit opzichtnog — vervelend. Ware hij in 1788bij zijn ter ugkeer uit Italie ge-storven, wij zouden zoo goed alsniets weten van zijn erotisch le-ven ; slechts door zijn romans endrama's zouden wij tot de meeningkomen, dat hij een warm hartmoet hebben gehad en eenigegedichten zouden, te recht of tenonrechte, tot bewijzen voor eigenervaringen kunnen dienen.

Maar dan, opeens, in het vijfdetiental jaren zijns levens, toontGoethe zich op dit stuk — wat mennoemt : zwak. Zelfs haalde hij zicheen reputatie van onzedelijkheidop den hals. Niet zoozeer, doordathij er een lief op na ging houden,als wel doordat hij dit lief en eenbuiten echt geboren kind bij zichin huffs nam en ongeveer zestienjaar lang met Mamsell Vulpius,zonder haar te trouwen, leefde. Dewilde echt viel te meer in het

39

oog, daar Goethe een der hoogsteambtenaren in het kleine hertog-dom Saksen Weimar, en geenszinseen voorstander van den tijds-drang naar meer vrijheid was. Bijdien trotschen, stijven, koelenGeheimrat paste zoo'n liaison heelslecht !

Nu deed ook de dichter kwaad !,,Auch hier — met opzet vertaalik niet — verstiess er mehr gegendas Harmonie- und Schicklichkeits-bedarfnis der Mitmenschen alsgegen ihre Tugend. Die Menschenargern sich mehr am Unstimmigenals am Unsittlichen". Nog meerdan de gedichten en romans, dedenzijn vertellingen „Dichtung undWahrheit", die in 1811 en laterverschenen, nadeel aan zijn repu-tatie. Wat hij daar van de meisjesvertelde, die hem in zijn jongejaren zouden betooverd hebben,maakte den indruk van volledigewaarheid, al sprak de titel dan

40

tevens van Dichtung — en hetwerd algemeen gretig geloofd.

Want o, wij menschen geloovenzoo graag ! Ik meen, aan defouten van andere menschen. In-tusschen, hier was nog jets anders.Goethe troont voor ons op denOlympus. Niet waar, in deugd-zame oogenblikken gelooven wenog gemakkelijker aan de moge-lijkheid eener Imitatio Christi, vol-gens het boekje van Thomas vanKempen, dan aan een navolgingvan Goethe. Bij zOO'n onmachts-besef is het prettig te weten : nouja, hij was toch ook maar eenmensch. Toch jets van gelijkheiden broederschap ! Evenwel, metdit nivelleeringsinstinct zijn wijjuist bij hem slecht uit. Wantheusch, hij heeft niet zoo erg veelgezondigd ; de groote man hadhet altijd te druk ; alleen heefthij — niet uit ijdelheid, maar uiteen levenslust die ons overmoed

41

zijn zou, met zijn zondigen gepronkt.De liefde is al sinds eeuwen ge-kanaliseerd en — niet de man, maarde dichter Goethe doet, alsof zenog een rivier mocht zijn. Deopmerking is van Arthur Eloesserin een opstel der Neue Rundschau :„Wir sind ja heute viel Offent-lichere Menschen, vom Furstenbis zum Arbeiter viel sozialere,durch alle moglichen Solidaritdts-beziehungen viel enger Umspanntegeworden, so dass wir met einigerLosgebundenheit nur noch in einGebiet hinausschliipfen kOnnen,uber das der Staat nicht verfugt,in dem die Polizei noch keineLaternen angeziindet hat ; — indas der Erotik. Aber wir wollendort im Dunkel gelassen sein, wirbewegen uns da mit der Heim-lichkeit von Verbrechern undAbenteurern, und wenn wir Genussund Befriedigung gefunden haben,stellen wir uns mOglichst unauf-

42

fallig ins biirgerliche und staatlicheLeben zurtick, als ob wir einesehr angenehme und kitzlige Sachehinter uns gelassen hatten, die aberunser normales, beamtenhaftes undpflichtenvolles Dasein mit keinenKonsequenzen behaften darf.

Aber gerade auf diesen heim-lichen Ausflugen hatten wir Goethenicht gefunden ; er bleibt auchwenn er liebt durchaus im Hellen,im Tageslicht, und gerade dieLeidenschaft, mit der wir gernunerkennbar und abenteuernd insDunkle entweichen, hat ihn mit-teilsam, offen, vertrauend und frei-giebig gemacht. Wenn sie unsentfiihrt, fithrte sie ihn in die 'Weltzurack, und was uns zuschliesst,schloss ihn auf. Seine Liebe, immermehr Leidenschaft als Libido, waredler als die sogenannte edleScham ; sie hatte ein so gutes Ge-wissen, wie wir es nicht mehr auf-bringen kännen. - Keeren we nu

43

terug tot Bode. Hij rept vervolgensvan de brieven aan Charlotte vonStein, tusschen 1848 tot '51 voor heteerst aan den druk toevertrouwd.Goethe pleegde daar sterke woor-den to gebruiken — en ook dat iseuvel geduid. Meer en meer werdhet toen de meening, dat Goetheveel moois en diepzinnigs had ge-schreven, misschien Duitschland'sgrootste dichter was, maar alsmensch bij Schiller en menigenanderen achterstond. Nochtanshad hij al vOOr zijn dood bewon-deraars, die zijn leven en handel-wijzen nog boven zijn dichten enschrijven verkozen en hem in allesverdedigden. Het aantal van dezeaanhangers is langzaam, zeer lang-zaam toegenomen en na '70 grootgeworden. Wel had deze bewon-dering tengevolge, dat b.v. room-sche schrijvers, die tijdens dematiger waardeering hadden ge-zwegen, tegen Goethe in het har-

44

nas kwamen ; maar Goethe's po-pulariteit heeft hier geenszins ondergeleden ; het vele schrijven overhem, heeft voor hem gedaangetuigt Bode — wat zijne Samt-liche Werke alleen niet vermochtzouden hebben.

Acht betrekkingen telt Bode,waarin Goethe's hart sterk wasbetrokken en ook de geliefde nietkoel is gebleven. Hierbij bedenkemen, dat Goethe tot zijn 40ste jaarongetrouwd was, daarna 17 jaarmet Christiane ongehuwd en 10jaar gehuwd leefde, haar door dendood verloor en zelf 82 gewor-den is

45

VIERDE HOOFDSTUK

D e verandering in zijn gedragschijnt wel to zijn gebeurd,nadat hij was weggevlucht

van Charlotte von Stein, dus tij-dens de eerste Italiaansche reis, in1788. De „Rämische Elegien" ge-tuigen van genoegens, genot, be-vrediging — niet meer een „hei-lige- is hij, een „heiden - .

Hoe was het daarvOOr ?Hoe werd het daarna?Daarv&ir zijn de elf jaren van

zijn dwepen met Charlotte vonStein.

Daarna is de tijd van Christiane.

Ich ging im WaldeSo fur mich hin ...

Dit lied is der heele wereld be-zit. Het is gedicht op Christiane.Heeft zij niet recht op der wereldaandacht ?

Tijdens haar leven is zij be-schimpt. Ook Goethe zelf is om

4 49

haar gesmaad. En prachtig toorndezijn trots :

Uebers NiedertrachtigeNiemand sich beklage ;Denn es ist das Machtige,Was man dir auch sage.In dem Schlechten waltet esSich zu Hochgewinne,Und mit Rechtem schaltet esGanz nach seinem Sinne.Wandrer, gegen solche NotWolltest du dich strauben ?Wirbelwind und trocknen Kot,Lass sie drehn und stauben !Dezelfde fierheid sprak uit het

dialoogje van Publikum und Ego :DAS PUBLIKUM.

Wir haben dir Klatschauf Geklatsche gemacht,

Wie schief !Und haben dich schnell

in die Patsche gebracht,Wie tief !

50

Wir lachen dich aus,Nun hilf dir heraus !

Ade !

HERR EGO.

Und red' ich dagegen,so wird nur der Klatsch

Verschlimmert ;Mein liebliches Leben

im nichtigen PatschVerkiimmert.

Schon bin ich herausIch mach' mir nichts draus,

Ade !

Dit alles is van den beroemdenGoethe, van den deftigen, statigenGeheimrat, van den wereldberoem-den dichter, die als 66k een genie-voor-eeuwig tegenover Duitsch-land's overweldiger, Keizer Na-poleon, kwam to staan ; — van dengrooten Goethe is het, en om dekleine Christiane.

51

Om zijne andere, vroegere liefde,Charlotte von Stein, heeft Goethealles gemaakt, wat in de eersteelf jaren van zijn verblijf te

d. i. tot de eerste Italiaanschereis is ontstaan.

Heeft hij het al niet in haargevOnden ; hij heeft het, om een,niet slechts in den klank Duitschwoord te gebruiken, in haar hin-eingedichtet.

Denn was der Menschin seinen Erdeschranken

Von hohem Gluckmit GOtternamen nennt,

Die Harmonie der Treue,die kein Wanken,

Der Freundschaft, die nichtZweifelsorge kennt,

Das Licht, das Weisennur zu einsamen Gedanken,

Das Dichtern nur inschOnen Bildern brennt :

52

Das hat' ich all'in meinen besten Stunden

In ihr entdecktand es fur mich gefunden.

De twee vrouwen, die eenGoethe zulke taal ontlokten, zijnde aandacht waard, niet waar?

53

VIJFDE HOOFDSTUK

Zes en twintig jaar oud, isGoethe te Weimar geko-men en heeft in hertog Karl

August den beschermer zonderwederga gevonden. Hun verhou-ding words gekenschetst door dendialoog : De hertog : — Gij kuntgeen tegenspraak dulden. —Waar-op Goethe : — Wel zeker, mijnvorst, maar zij meet verstandig zijn.

Dat een Duitsch regeerend vorstzich zoo iets laat zeggen dooreen van zijn ambtenaren, lijkt inonzen tijd onbegrijpelijk, schreefEduard Engel... en hij schreefhet nog vOOr den oorlog. „Eingeborener grosser Mensch, einedamonische Natur" — zoo heeftGoethe den hertog tegen Ecker-mann gekenschetst. Hij vond duseen bovenstbesten patroon, maarWeimar zelf, als eene kleine stad,en in dat kleins een te groot hofen aan dat hof zich als burger-man. Gunsteling, maar hoe benijd

57

en hoe uit de hoogte begroet, denhertog, den beschermer ten spijt !

Toen hij, na vier jaren toevenste Weimar, eenige bezoeken aanandere hoven en hofjes gebrachthad, riep hij thuisgekomen uit :God in den Hemel, wat is Weimareen paradijs ! Maar later vond hijWeimar enkel nog interessant, om-dat er menschen van beteekenisleefden, die elkaar niet verdroegen!

Nadat Schiller in '87 zijn eerstebezoek aan Weimar gebracht had,getuigde hij, dat Goethe's geestalle menschen uit zijn kring hadgemodelleerd. Maar Goethe zelfverklaarde in '78, dus drie jarenna aankomst : „Ik deug niet voordeze wereld. Zoodra men de huis-deur is uitgestapt, loopt men opniets dan modder". Dat sloeg ophet geklets en gekonkel, aan enom het Hof ; de Streberei ; hetvechten om vooruit te komen, omgeld en om eer, om aanzien en een

58

rang in het hofgevolg. 't Was weleen hof van jonge menschen. Dehertog zelf voelde zich student.Studentikoos ging hij ook om metGoethe. Deze wist blijkbaar, wathij doen kon ; hij vermocht endurfde veel ; groot staatsbelangkwam er ook nooit in het spel !Doch toen b.v. de jachtlustigehertog, zonder met de landerijender boeren te rekenen, een aantalwilde zwijnen naar den Ettersberghad laten komen, verzette zichGoethe met hoofsche fijnheid, dochtevens met nadrukkelijkheid in's lands belang. Nog zijn er hoven,waar men een Goethe, alleen alals weerder van lastige varkens,maar al te goed zou kunnen ge-bruiken. Overigens nam Goetheaan alle jachtfestijnen en anderepretjes deel. En plezier werd erveel gemaakt. Met een koelevrouw getrouwd ; het gevaar omhet gevaar, en als ander genot

59

behoevend ; graag overtuigd, dathem alles vergund was ; heeft dehertog vaak dol gedaan — enGoethe was de vertrouweling,wiens raad soms toch als rem konwerken ; er was wederkeerig vol-ledig vertrouwen.

Nochtans, in weerwil van zulkeen bescherming, heeft Goethe teWeimar zijn weg moeten banen.

En op dezen weg was Charlottevon Stein.

Zij was in het hofgevolg demeest beteekenende dochter vaneen hofmaarschalk, echtgenoot vanden opperstalmeester. Te Weimarwas zij geboren en getogen. Twee-en-twintig jaar oud met een zevenjaar ouderen man getrouwd, wienze in negen jaar zeven kinderenschonk. De vier meisjes stierven,de drie jongens leefden, toenGoethe in 1775 te Weimar kwam.Enkele dagen na zijn aankomstontmoette hij haar : enkele maan-

60

den later beminde hij haar ; en hijheeft haar elf of bijna twaalf jaarlief gehad. Zeven jaar was zijouder dan hij ; Schiller heeft een-maal geschreven, dat zij nooit mooikon zijn geweest. Een beroemdeschoonheid, op wie ook de vlam-mende hertog verliefde, was debegaafde kunstenares CoronaSchrtiter, Goethe's eerste Iphigenie.Nadat Goethe haar weer to Leip-zig gezien had, schreef hij aanCharlotte von Stein : „Zij is eenengel ! Als God mij zulk een vrouwhad toegedacht, zoodat ik u metrust kon laten ; maar zij lijkt nietgenoeg op u.

Corona was ongetrouwd, dusvrij ; ze was onvergelijkelijk veelmooier dan Charlotte von Steinen negen jaar jonger ; maar denooit gansch verklaarde aantrek-kingskracht tusschen man envrouw, die men liefde noemt, bindtGoethe onwederstaanbaar aan de

61

niet jonge, niet kunstzinnige, nietbegaafde, zelfs niet bevallige vrouwvan een ander.

„Einen kalten Weiberhasser",noemde Herder Goethe in Februari1773, blijkbaar in de herinneringvan dingen die hij hem te Straats-burg had hooren beweren. Goethewas toen vier-en-twintig. Maarreeds had zijn vriendinnetje, Kon-stanze Breitkopf, toen zij achttienwas, hem verweten : „Ich babebemerkt, dass Sie immer schlimmand niemals gut von Frauenzim-mern geredet haben". En eenander deerntje te Leipzig, Frie-derika Oeser, was boos, omdatde jonge dichter, in liedjes, diehij haar gewijd had, de meisjesals kinderachtig, ijdel, lichtgeloo-vig, huichelachtig en nog zoo wathad voorgesteld. In 1804, toenGoethe dus vijf-en-vijftig was,moet hij aan Riemer hebben ver-klaard : „Weiber scheinen keiner

62

Idee fahig". Hij vergeleek — enniet voor de eerste maal — devrouwen bij de Franschen. „Wasdie Franzosen unter den Mannernsind, das sind die Weiber unterden Menschen". Hij meende hier-mee, dat vrouwen nooit uit zichzelf kunnen treden, nooit objectiefzijn, nooit rustig, vrij, zonder bij-bedoeling oordeelen, nooit zichverheffen tot het algemeene, slechtsvan uit en voor het enkele han-delen. En de onmalsche slotsomwas : „Weiber nehmen von denMannern mehr, als dass sie geben".

Hoe kwam deze man, van wienik u een oordeel uit den dartelen,wilden, geestdriftigen jongelings-tijd en uit de jaren van daling, im-mers van na de vijftig, doe hooren ;meer dan tien jaren lang metCharlotte von Stein to dwepen ?

Over hare gevoelens voor hemwordt tegenwoordig hard geoor-deeld. Niettemin heeft zij voor

63

hem gevoeld. Nu wordt de half-god vaak voorgesteld, als ookuiterlijk onwederstaanbaar. Dochover het algemeen is, bij de al-door r vooral na 1870 — toege-nomen hero worship der Duitschersvoor Goethe : hem, den 18de-eeuw-schen geestes-Bismarck ; over zijninvloed op vrouweharten veelgefabeld, als over iemand, diespelen kon en ook zou hebbengespeeld met het euphemistisch„zwak" genaamde geslacht. Zelfsde jesuiet Baumgartner, die overGoethe's leven en werk drie deelenheeft volgeschreven en waarachtigniet uit pure sympathie voor denzondigen mensch en heiden, tee-kent den vijf-en-twintig-jarige alseen Duitsch jongeling, door Godmet de heerlijkste gaven toege-rust, „als eine glanzende, gewin-nende Erscheinung, der Alle ansich Veel later, eerst kortgeleden, heeft Johannes Htiffner

64

beweerd : „Keine Frau, die demZauber seines Wesens widerstan-den hatte''.

Nu echter komt de nuchterlingBode en verzekert : „Goethe warweder besonders schôn, noch hater auf viele Manner und Frauenbezaubernd gewirkt. Manche Man-ner mittleren Wertes machen mehrund bessere Eroberungen".

't Valt niet makkelijk, deze voor-stelling to aanvaarden. Maar aanden anderen kant : wij die wetenvan Rembrandt's vermaardheidtijdens zijn leven, en dagelijks er-varen wat hij nu is voor heel dewereld, kunnen er ons moeilijkindenken, dat hij een eeuw langvoor weinig telde in den kunst-roem van 't eigen land en dat deeigen tijd hem heeft laten faillee-ren. En Vondel in de Bank vanLeening . . . Is 't niet des kunste-naars beste deel, wanneer hetnageslacht hem eert ; bereikt dan

5 65

niet hij, wat we alien verlan gen :iets, dat lijkt op onsterfelijkheid ?Dit trooste onzen eerbied voorGoethe.

Goethe — zoo betoogt Bode —zag er volstrekt niet zoo Apollo-achtig uit, als de schilders vanhet midden der 19de eeuw, tengerieve van dwepende vrouwenhem hebben voorgesteld. Wiezonder vooroordeel de oorspron-kelijke portretten, de medaillonsen borstbeelden van Goethe totzijn 32ste jaar bekijkt, ziet eenjongen man, die evenmin schoonals leelijk is ; die, droeg hij eenons onverschilligen naam, onver-schillig ons laten zou.

Goethe's pokdalen waren nietvan belang, maar hij was in zijnjonge jaren bleek, vaak geel-bleek ;zijn gelaat was beenig en inge-vallen ; in plaats van wangen hadhij uitdiepingen, putten in het ge-zicht ; het lichaam was schraal en

66

dor ; aan de beenen ontbrakenkuiten. Was hij, achttien, negen-tien jaar, niet kandidaat voor dendood geweest ? Eerst langzamer-hand is hij sterker geworden. Zijnvader was een statig man, zoominmooi als leelijk ; zijn moeder enzijn zuster hadden niet-mooie,„unschtine" gezichten. Toen eentante van hem een zeer leelijkenman trouwde, schreef hij in 1766,zeventien jaar oud, aan zijn zuster :„auch mich wird ein Madchenlieben, obwohl ich kein Adonisbin". Bode geeft citaten van an-deren uit dezen tijd, welke Goe-the's eigen kenschets bevestigen.

Waar hij dus zelf zoo oordeeldeen anderen desgelijks, waar eender aristokraten aan het hof toWeimar, graaf Putbus, opper-hofmaarschalk, niettemin spotte :„Goethe halt sich far einen Al-cibiades'', en een ander, jonkerKarl von Lyncker getuigde : „Seine

67

steife Haltung, die enge Bewegungseiner Arme and sein Perpendi-kulargang fielen allgemein ad" ;daar beseft men, dat hij toch nietiemand was, die, in dezen kringvol vooroordeelen, kwam, zag enkon overwinnen.

Maar ja — zoo des hertogsbescherming velen veeleer tegenhem innam, — hij zond jets anders,als vOOr zich uit : zijn werk ; enzijn genie bracht hij met zich mee.De uitdrukking : „Originalgenie"kwam toen juist in de mode —deze burgerlijke vreemdeling wasberoemd. Vooral had hij, wat mennu to vaak „temperament" noemt.Hij Wilde, wenschte, had levens-lust ; en deed, bevoorrecht, flunkzijn best. Hij had veel vrijen tijd,hij danste vlijtig, hieip tooneel-spelen, maakte alien dames hethof en had waarlijk misschien hetjawoord verkregen van een Frau-lein von Kalb, als haar vader een

68

Siegmund von Seckendorff geengepaster partij had gevonden. Denuchtere Bode zelfs erkent : „starkeBeseeltheit machte ihn zeitweiligschän. Er war zuweilen wild,schrecklich, kampflustig wie einRaubtier and kontte dann wiedervon grOsster, kindlicher Liebens-wurdigkeit sein, wo er sich unterFreunden fiihlte."

Voordat hij to Weimar aan-kwam, had Frau von Stein vanden hoogbegaafde ; hij van haar,de hooggeplaatste, gehoord. Bei-den waren zij — gewaarschuwd ;beiden spitsten zich op de ont-moeting ; zij verwachtten wat vanelkander, nog voordat zij elkanderkenden.

Reeds de oude Indiers wisten :liefde ontstaat op het eerste ge-zicht ; l'amour nait brusquement,zei een Franschman. Hier gingenoverleg, verstandelijk verlangen enverstandelijke overweging vooraf.

69

Wilt gij : ijdelheid bij beiden. Enijdelheid in anderen zin lijkt eraltijd wel in hun verhouding ge-bleven. Is in wat men „de liefde"noemt onze tijd ontwijkt, endit is wel jammer, het beter onder-scheidende : de min — is in watmen min noemt of liefde het ge-luk, de voldoening der veroveringniet een groot element ? De na-tuur, of, als u er niet van schrikt,zou ik zeggen : de dierlijke wet,d. i. de natuur bij dieren en men-schen, eischt werving. 's Mansdiepste wil is, dat hij, om liefde tokrijgen, moet vechten. „Si la femmene se refusait pas," heeft de pes-simistische esteet, de groote Fran-sche romancier en woordkunste-naar de Goncourt gezegd, die eenneurastenicus, doch een mooieman was — „si la femme ne serefusait pas, it n'y aurait pas debonheur a la possëcler."

Tegenover hetgeen Frau von

70

Stein voor Goethe heeft kunnenen willen zijn, bij de kennis vanhaar hart, haar ziel, verbazen deGoethe-vereerders zich nu, dat hijzoo lang verliefd is gebleven, datzij zoo lang zijn muze zijn kon.Zij vergeten, hoeveel zielekapitaal,als u de materialistische beeldspraakgedoogt, Goethe in dit wervenmoest steken. Hoeveel moest hijoverwinnen, om in de intimiteitdezer aanzienlijke door te dringen.Ook dit, dat zij gehuwd was,moeder, zelfs in jaren zijn meer-dere en toch nog allerminst teoud, maakte de overwinning groo-ter. Haar trok het naar den bij-zonderen man, naar den dichter,het genie. Minder, misschieneigenlijk weinig, naar de kunstzelve, naar poezie ; meer dreef hetbesef van zijn ongewone waarde,dan het gevoel voor die waardezelf. En hij, met niets dan 's her-togs gunst ; de hovelingen, den

71

adel vol wrok ervarend, vol ve-nijnige hooghartigheid tegenoverzijne burgerlijkheid ; zag in haarde hOOge vrouw. En toen heeftzijn hartstocht zich als verveel-voudigd — het werden veelzijdigegevoelens, en zoo werd het eensterk gevoel.

Bij het beschouwen van hunnebetrekkingen, viel vroeger alle klemop de vraag : is hun verhoudingplatonisch geweest of kwam er, waser, de overgave ? Die niet-kiesche,dus des te pikanter vraag hebbende heeren en dames te Weimar,zoowel in de anti-chambres van hethof, als in veel kamers van het nes-terig stadje, elkander uit-den-treuregedaan. Goethe, de zon, die straaldeen . . . troonde, aldoor blakend inallerhOchster gunst ; moest benijdworden, werd beklad : eerst, elfjaar lang, om „hij en Frau vonStein" ; daarna om „hij en Mam-sell Christiane".

72

Charlotte's echt met den opper-stalmeester was precies even ge-lukkig of ongelukkig als ontelbarehuwelijken vOeir de achttiendeeeuw, in de achttiende eeuw, en,nu ja, ook nog wel na de acht-tiende eeuw. Meneer von Steinheeft de relatie met Goethe zienontstaan, opvlammen en — uit-dooven tot een erg lauwe vriend-schap. Ook dit, zoowel het vlam-men en minder worden, als hetaanschouwen door den ega, ismeer voorgekomen. Men weet indit geval niet van groote moei-lijkheden in het echtelijke leven.Wel voelde Charlotte zich onvol-daan. Er bestaat een brief vanhaar aan een beroemden genees-heer, Zimmermann — ook toenwaren dokters vaak harts-esku-lapen, -- met wien zij over Goethekorrespondeerde, voordat zij dendichter had leeren kennen. Hiervertelt zij, door Goethe tot het

73

schrijven van Duitsch to zijn ge-raakt ; — aan het hof sprak menlouter Fransch. „Durch unsernlieben Goethe'', schrijft zij. En —vroeg ze — wat zal hij niet nogmeer van me maken ; „want alshij hier is, draait hij aldoor omme heen en noem ik hem mijnheilige".

Heeft hij een brief van haargebruikt, toen hij Wilhelm in deGeschwister uit het schrijven eeriergeliefde liet voorlezen : „De we-reld wordt mij weder lief ; ik hadmij los van haar gemaakt ; zij wordtmij weder lief door u" ?

Al bijna driekwart eeuw zijn debrieven van Goethe aan haar doorden druk algemeen eigendom ge-worden ; van de hare aan hem be-staat er geen enkele. Tijdgenootenhebben haar gekenschetst als eenvrouw zonder hartstocht en zelfszonder geestdrift. Brieven vanhaar aan anderen dan Goethe74

bestaan. Na Schiller's dood, toenheel Weimar rouwde, schreefCharlotte von Stein aan haar zoon,den veeljarigen protege, bijna eenhartekind van Goethe : dat zij, in't belang van Schiller's vrouw,altijd tegen Schiller's huwelijk wasgeweest, daar hij immers een zie-kelijk man was. „Deze vrouw"

dus drukte Charlotte het uit —„heeft dertien jaar lang een altijdzieken man gehad ; nu krijgt zijeindelijk rust". Al vroeger, bij eengevaarlijke bevalling van mevrouwSchiller, had Charlotte geschreven :„Hoe zou 't mij Teed doen, als zijstierf. En toch zou ze er beteraan toe zijn dan in het onnatuur-lijk samenleven met een schoonersgeest."

Klinkt het niet ongeloofelijk ?Femme d'artiste — is een moeilijkvak. De onzelfzuchtigheid dervrouw, haar toewijding als vrouwen moeder, waar wordt zij zoo

75

op de proef gesteld als in hethuwelijk met een kunstenaar, dieimmers meer dan eenig ander man,in toewijding aan zijn levenstaak,zijn werken, die hem kinderenzijn, haar gelijke en dus veeleerhaar concurrent is : niet haar steunin haar doel van het huwelijk, dekinderen; maar haar tegenstander,die vraagt om steun ? Wanneerdie man dan nog ziekelijk is . . .Toch : staat men voor een kon-kreet geval ; en vooral — staatmen bij een lijk ; en is de doodede groote Schiller, om wien heelDuitschland rouwde . . . En, nogiets : is men Frau von Stein, dieniets ervoer van de moeilijkheden,de zorg, den strijd, het tekort aantoewijding, waarover een kunste-naarsvrouw heeft to klagen ; maarwel juist dit had door Goethe'sliefde, dat een „schoone geese'haar was toegedaan ; ja, danschijnt men wel de laatste, om

76

deze woorden neer te schrijven —zij, van Duitschland's allerschoon-sten geest de geliefde !

Wat Goethe's werk haar eigen-lijk zei, blijkt uit andere uitlatingenin brieven. Van 1776 tot 1788,althans tot '86, heeft hij geleefden geliefd in de overtuiging, datzij al zijn dichterlijk doen en ver-langen begreep, aanvaardde, methem doorvoelde Welnu, Klar-chen uit zijn „Egmont" ; Klarchen,van wie Schiller verklaarde ookin den hoogsten adel harer on-schuld, het burgermeisje ; „durchnichts veredelt als durch ihreLiebe, ist sie unnachahmlich schängezeichnet" ; Klarchen was, blij-kens een brief van Frau vonStein, in het oog van deze eenedeerne ; en Karen maatstaf van„fatsoen", d. w. z. de maat eenervrouw, die in het keurslijf vanWeimar's hofleven hare ziel hadweten tevreden te houden ; legde

77

zij aan de vrouwen uit WilhelmMeister aan — het waren : vrou-wen „von unschicklichem Betra-gen."

78

ZESDE HOOFDSTLIK

Hoe het tusschen Goethe enCharlotte von Stein ge-weest zij, veranderd zij of

gebleven; of er al dan niet ooitwas het voile bezit ; dit wetenwij zeker : hij heeft haar bemind.Het schijnt wel, dat zij nooit zichgaf, hoevele jaren hij ook om envoor haar heeft geleefd. RichardWagner heeft hetzelfde doorge-maakt. Deze soort van liefde ont-breekt in Stendhal's bekende liefde-register : de liefdes-ontbering alsliefde-extase, want werkelijk : Goe-the's liefde voedde zich met deextase van de ontbering. Op dezewijze heeft slechts de jeugd lief —met deze kracht, alleen het genie.Zij had hem verzocht, tijdens eenvan zijn veelvuldige reizen, haarto schrijven in het Fransch. Zooontving zij in 1785 uit Thuringendeze vlammende woorden : „Monamour pour toi n'est plus unepassion; c'est une maladie qui

6 81

m'est plus chere que la sante laplus parfaite et dont je ne veuxpas guerir".

Zij had voor hem de bekoring,die macht is, de sterkste macht.Getuigen anderen, dat zij niet mooiwas, Goethe vroeg aan de vrouwniet vOOr alles om schoonheid.De expressie in haar moet hemhebben geboeid ; en hij is haar,wier aanzienlijkheid gelokt had,gaan begeeren ; en het is een lang-durige hartstocht gewordenvolgens de taal zijner brieven, eenlaaiende hartstocht.

Eduard Engel die streng oor-deelt : „class Frau von Stein sichweder durch sittliche Hiihe nochgeistigen Gehalt der riihrendenHingabe Goethes wfirdig erwiesenhat" ; die weliswaar eensdeels toe-geven moet, dat zij voor haarbetrekking tot Goethe „eine Frauuntadeligen Rufes" geweest was, enaan den anderen kant erkent, dat

82

voor Goethe's levenspraktijk aanhet hof to Weimar, hij bij haarkon waarmaken, wat in Tassostaat omschreven :

Willst du genau erfahren,was sich ziemt

So frage nur bei edlenFrauen an

't Been hier beteekent : bij hoog-geplaatste ; — Eduard Engel durftdecreteeren : „Het laatste, zeereenvoudige geheim van haar be-toovering zal wel juist daarinhebben bestaan, dat hare zinnennooit de heerschappij kregen overhaar helder verstand ; dat bij haarde zelfzuchtige wil ongelijk veelsterker was dan de zich offerendevrouwelijke overgave aan denman — mocht hij al zijn de meestbeteekenende, de meest minnendeen beminde".

Is dit harer toover geheim ?Geprikkeld heeft zij Goethe ge-

83

stadig ; was het haar tegenstanddie dit deed ?

In Februari '87 schreef hij haar :„Ach, lieve Lotte, je weet niet,welk een geweld ik mij heb aan-gedaan en aandoe ; en dat degedachte, je niet to bezitten, mijten slotte, ik mag het dan nemenen opvatten en uitleggen als ik wil,dol maakt en verteert".

Anderhalf jaar vroeger, in dienFranschen brief, waarvan ik alrepte, heette het immers : „Mijnliefde is geen hartstocht meer, zijis een ziekte, die mij meer waardis dan gezondheid en waarvan ikniet wil genezen." Twaalf jaar ishij ziek willen blijven. Is Frau vonStein zijne muze geweest. Hier-door heeft zij beteekenis in deDuitsche literatuur-geschiedenis.Charlotte von Stein is de vrouwgeweest, die jaren lang Duitsch-land's grootsten dichter bezielde.

84

ZEVENDE HOOFDSTUK

Hebben wij nog to vragen:Waardoor ?Na de boeken van Bode

en Etta Federn is er een overGoethe verschenen, door menigeenals ha boek begroet, onder meerin de Neue Rundschau : een boekniet over Goethe's liefde, dochover hemzelf. Geenszins het eerste,zult gij zeggen. Nochtans wel eenmet nieuwen kijk. Friedrich Gun-dolf, de dichterlijk-wijsgeerigeschrijver van dit werk Goethe, is,hoewel door sterk verschillendebeweegreden, iemand naar denwensch van Goethe's tijdgenooten bewonderaar Merck : Gundolfwil uitsluitend den dichter, erkenten aanschouwt alleen den dichter.Naar zijne opvatting is wat ik uals belangwekkend heb voorge-houden uit den booze, want nietvan werkelijk belang voor ons.Het 'even van den kunstenaar isvoor alles een scheppers-leven en :

87

„die Werke haben keine darstel-bare Entwicklung- ; met naar delaatste te vorschen, plegen weonrecht tegenover het werk, mis-kennen we den werkelijken oor-sprong ervan : „Der Kiinstler exis-tiert nur in sofern er sich imKunstwerk ausdriickt''. Zie indeze bewering niet het vaak ver-nomen, billijk, om niet te zeggenvanzelfsprekend verzet tegen velerloochenen of aantasten van eensdichters waarde, wegens grieventegen zijn gedrag. Verzet, dus, inhet belang van den dichter : verzettegen het ontkennen der waardeb.v. van Rousseau's Emile, omdatde schrijver zijn eigen kinderenin een vondelingenhuis lei ; hetontkennen der beteekenis vooronze letteren van Multatuli, om-dat die een zenuwlijder was enTine liet zitten.

Friedrich Gundolf gaat verder,wil anders. Niet slechts zijn b.v.

88

Jerusalem en Lotte Buff hem on-verschillig ook Goethe's liefdevoor Kestner's verloofde acht hijvan bijkomstige beteekenis voorden Werther. De oorsprong vandit werk is niet die ongelukkigeliefde, doch het lijden van Goethe„an seiner eignen Existenz, hervor-gegangen aus dem Widerstreiteiner kosmisch expansiven Lebens-fulle mit den Beschrankungen desAugenblicks".

Dat bij deze beschouwingswijsCharlotte von Stein zou winnen,zult gij niet vermoeden. Wat be-teekent zij, daar „die Werke keinedarstelbare Entwicklung haben" !Alleen — de grieven tegen haarvan Goethe-vereerders, ja, diemoeten nu wel vervallen. Vooreen massa werk was zij de muze— het werk is er — men ga zichnu niet aan rationalisme to buiten,door tusschen Goethe's betrekkingtot Charlotte en zijn door haar

89

geinspireerde werken jets als oor-zaak en gevolg te zien.

Wat Goethe zelf van deze op-vatting zou hebben gemeend ? Gun-dolf's beschouwing is hoogst be-langwekkend ; doch om te weten,wat Goethe erbij zou hebben ge-dacht, kunnen we letten op wathij heeft gedaan.

,,Unbefriedigte Lust welkt niein dem Busen des Mannes" — elfjaar lang heeft Goethe volhardin verbeiden. Elf jaar lang heeftCharlotte von Stein, behoudensde vele en vaak langdurige tus-schenpoozen zijner reizen en vanzijn verblijven te Jena of elders ;vrijwel dagelijks en dan wren lang,wat men zou kunnen noemen :gevoels-echtbreuk met Goethe ge-pleegd, om dan zich te zeggen :ik heb niet gezondigd. Hierna ishij haar ontvlucht.

En na de reis door Italie washij genezen. Haar had hij geschre-

90

ven : ik ben van een ontzaglijkenhartstocht en ziekte hersteld. Aanzijn moeder berichtte hij een weder-geboorte.

Hij was negen-en-dertig jaar.Toen, op een Julidag in 1788, zaghij de 23-jarige Christiane Vulpius,de dochter van een aan den drankgeraakt en arm gestorven archief-klerk. Zij woonde met een tanteen maakte kunstbloemen voor haarbrood. Van afkomst hoorde zijtot wat men nu den middenstandnoemt ; doch tot Goethe's maat-schappelijk niveau — de dichters-glorie en ook de hertogelijkevriendschap nog daargelaten —reikte zij geenszins. Lang heefthij niet behoeven to werven. Den12den Juli 1788 werd zij de zijne.Later heeft hij dezen dag telkensgenoemd als het begin van zijnhuwelijk, hoewel zij eerst naeen jaar bij hem in huis kwamen hij pas na achttien jaar wet-

91

telijk met haar is getrouwd.Hoe is er geschimpt te Weimar !

Hoe is de jonge vrouw gesmaad !Tegen hem, over hem, dorst menzoo niet ; zij moest het des te ergerontgelden. En het felst in denhoon, het smadelijkst in achter-klap, was Charlotte von Stein.Had deze nooit hem waarlijk be-hoord, zij had hem toch niet willenverliezen. Den band met Christiane,die liaison met de Mamsell, laterhet huwelijk evenzeer, beschouwdezij als een smaad aan haar ! Hadzij zich.., niet laten beminnen ?En nu had hij niet alleen eenandere, maar zulk eene, lief ! Goetheverzette zich tegen den toorn ; ende termen van dit verzet doentot het Touter-platonische van zijnvroegere verhouding tot Charlottebesluiten, doch toonen tevens, dathij zich toen blijkbaar nog nietsterk-geestelijk aan Christiane ge-bonden voelde ; althans gaf hij92

Charlotte een voorstelling van hettegendeel met de woorden: „Lindwelch ein Verhaltnis ist es? Werwird dadurch verkiirzt?" Hij zouhet laatste niet hebben gevraagd,indien Charlotte had kunnen ver-wijten : ik gaf u alles en gij gaaftmij op. Doch een Franschmanheeft beweerd, dat liefde zondervriendschap en vriendschap zondermin beide vormen zijn van half-geluk, welke beide pijniging wor-den ; welnu, een foltering van elfjaren dreef den nog niet veertig-jarige van Charlotte naar Chris-tiane.

93

ACHTSTE HOOFDSTUK

Wat heeft Goethe bij dezegevonden ?Het mooie boek van

Etta Federn geeft op deze vraageen antwoord : een vol liefde, datliefde wekt. Gabriele Reuter er-kende dat met de woorden : „Wiedas Verhaltnis zu dem reizendenLiebchen sich aus dem Sinnlichenzum Herzlichen verklart and ausdem Herzlichen zur inneren Le-bensgemeinschaft, zu einer gluck-lichen Ehe vertieft, das ist aufsuberzeugendste dargetan".

Men stelle zich nochtans nietto veel voor — bedenke : het isde innere Lebensgemeinschaft meteen Goethe.

Wie de briefjes leest, waarinGoethe bericht gal van haar ster-ven, voelt zich pijnlijk getroffen— koel, afgemeten is de toonen ... andere mededeelingen wor-den in hetzelfde briefje gedaan !

Leest men echter de twee deelen

7 97

Briefwechsel, door Prof. Graf be-zorgd een van 473 en een van397 bladzijden, de aanteekeningenniet meegeteld —; dan vindt menwarmte, levendige gemeenzaam-heid, hartelijkheid, huiselijkheid,eenvoud, liefde ; dan merkt menook verandering op. Goethe's toonwordt voller, deeper. Goethe krijgtChristiane lief; hij bekent zijn be-hoefte aan haar ; hij zou haar nietmeer kunnen missen ; zij is ... nuja, volstrekt geen volmaakte huis-houdster, maar toch behartigt zezijn belangen, zij heeft deel aanen in alles van hem : 66k gêês-telijk is zij zijn vrouw.

Goethe schreef nog wel vaakuit de hoogte, maar toch hoe langerhoe teederder werd hij.

Hunne verhouding — het lijdtgeen twijfel — is een gevolg ge-weest der teleurstelling, der erger-nis, door den dichter in zijn betrek-king tot Frau von Stein gevoeld.

98

Kent gij den roman van deGoncourt Manette Salomon ? Hetis 't verhaal van een liaison tus-schen een aanvankelijk hoogstre-vend schilder en zijn model, dathem naar beneden haalt. Er komendaar een paar zinnen in voor, dieeen algemeene verklaring zijn ; dieuitleggen, dat kunstenaars, na ineen liefde voor een beschaafdevrouw to zijn teleurgesteld, vaakzich tevreden stellen met een model,overwegende, dat zij Loch welnooit een vrouw zullen vinden,waarlijk meelevend in hun werk.

Heeft Goethe geveyeld, dat Char-lotte dit niet deed ? Of drukte deandere ontbering meer dan genoeg?De geestes-relatie met Frau vonStein had hij later wel willen be-houden, maar vOeir alles wilde hijeen vrouw hebben, een eigenvrouw, ook een vrouw in zijnhuis — was hij niet bijna 40 jaaren had Italie hem niet „de zon"

99

doen waardeeren, had hij zichdaar niet „heiden" gevoeld ?

Het werk — och ja, hij konhet alleen af!

Juist om het werk ; doordienhem van jongsaf het besef hadbeheerscht, dat hij in alles zichmoest beheerschen om te wordendie hij wilt te kunnen zijn — hadhij zich vroeger nooit gebonden.Dichters zijn nog troubadours.Zij kunnen zich niet geven, nietwijden — zij zouden, als in demiddeleeuwen, moeten trekken vanhuis tot huis, overnachten onderandermans dak, minnezang zingenvoor andermans vrouw — en Loch,zijn zij niet het liefst zangers-van-liefde, zou dan de liefde himblijven onthouden? Ook in hen ishet diepste begeeren, dat immerswil geven-en-krijgen als ëen, zielen lijf voor beiden ëen. Doch destoffelijke behoeften drukken, demaatschappelijke eischen kwellen,

100

de standspretenties nijpen — danbedenkt de kunstenaar, dat deminder-aanzienlijke immers ook welheeft een ziel, en ook wel heefteen hart, en allicht zooveel harts-tocht als meer beschaafden, endat zij het minst eischt. En zooontstaan die mêsalliances of liaisonsof hoe men ze noeme. Men denktbij dit Fransch het eerst aan Fran-schen. Duitschland's twee grootstedichters echter, Goethe en Heinehebben er zich veroorloofd. Enhoeveel schoons schonk dit derkunst !

Royaards heeft in het vorigseizoen den Faust, waarachter menin het beste, het eerste gedeeltevan de vertooning den Lieber-mensch, dus Goethe zelf zag ; af-gewisseld met Mercadet, waarinBalzac met het eigen in-schuld-steken spot. Balzac, een FranscheLI eberm ensch , evenalsVictor Hugogestadig zich metend aan Napoleon

101

— Napoleon, in wien immers ookGoethe een mensch naar zijn aard,een mede-heros zag. Balzac nu,een-en-vijftig jaar oud gestorven,is vijf maanden gehuwd geweestmet iemand, zes jaren jongerdan hij, die hij den 14den Maart1850 trouwde, na den 28sten Fe-bruari 1832 den eersten bewon-deringsbrief van haar ontvangente hebben. Zij was toen nog geendertig jaar en woonde op eenkasteel in Polen, met haar sul vaneen deftigen echtgenoot — zelvewas zij ook van adel — meneerHanski. In 1845 kwam „1' etran-Ore", na tallooze brieven, naarParijs ; sedert acht jaar droomdeBalzac van een huwelijk, dat nunog vijf jaar werd uitgesteld ; toenvijf maanden heeft geduurd en ...een teleurstelling schijnt geweestte zijn. Balzac was al jaren ziek,toen hij trouwde. Doch had hijniet, bij het begin van de liaison,

102

Seraphita haar opgedragen, hetverhaal van de vrouw, fel, uit-sluitend bemind een van zijnvertellingen, met de meeste teeder-heid ontworpen ?

Wie Flaubert's Correspondancegelezen hebben, die vele brieven,noodig om hem waarlijk to kennen,nuttig tot het begrip van zijnboeken ; weten van Louise Colet.Lang is ze zijn vriendin geweest,de vertrouwde, ook bij zijn werk.Zijn ideaal was een vrouw alseen Juno, en zoo was LouiseColet. Maar het was tevens eenlastige dame, van zonderling krach-tige handelwijzen of zeden en vaneen vreemd-forsch spraakgebruik.Barbey d'Aurevilly heeft haarhierom bij een prachtige visch-vrouw vergeleken ; en ziehier, hoevolgens een boek van JulesTrouba t,La Salle a manger de Sainte Beuve,Flaubert zelf zijn laatste samenzijnmet haar verteld heeft.

103

„J'étais assis au coin de sonfeu, en face d'elle ; j' ëtais arriveun peu Lard : elle me harcelait acoups de pied, me disant que jerevenais de la barriêre (de Parij-sche vestingwallen), que j' aimaismieux ces femmes qu'elle. Elle memit hors de moi ; a un moment,j'avisai une buche au coin de lacheminee, et je mesurai la distancede la buche a la tempe. Puis, toutd'un coup, j'eus une vision decour d'assises ... et me levai, jepartis et je ne reparus plus.”

Dus : om 'r geen blok hout naarhet hoofd to smijten, ontvluchttede schrijver van SalammbO haar,die jaren lang zijn minnares wasen de eenige vertrouwde bij zijnwerk. En wat men weët vanLouise Colet, geeft aan den vluch-ter geen ongelijk. Men vraagt :hoe hield hij het zoo lang uit ?doch deze vraag is ondoelmatig.Hij heeft het zoo lang uitgehouden.

104

Het waren „longues et brulantesamours", de vele brieven aan Naarbehooren tot de belangrijkste uitde Correspondance. Louise inspi-reerde Flaubert ongetwijfeld, even-als, zij het op andere wijze, Char-lotte von Stein het zoovele jarenlang Goethe deed.

105

NEGENDE HOOFDSTUK

D enken en voelen wij gelijkFriedrich Gundolf ; ik zeihet u al : een dichter en

wijsgeer, die ook over Shakespeareeen kostelijk boek schreef en vanwien o. a. een geprezen Hamlet-vertaling bestaat ; deelen wij zijnbesef van wat de kunst is in hetleven der kunstenaars, ach, danheeft elke vraag over Goethe'sliefdesgeluk, alle gepluis in de za-ken zijns harten weinig zin ; hoe-wel Goethe zelf met wat hij erover schreef : niet enkel ze abstra-heerend in kunst, maar concreet-heid gevend in Dichtung andWahrheit, ons tot pluizen noopten noodt.

Naar die waarheid voor Fried-rich Gundolf : „Der Kiinstler exis-tiert nur in sofern er sich imKunstwerk ausdruckt", staat daar,lichtend, de dichter Goethe enblijve al de werkelijkheid van zijnleven in schaduw.

109

In wat men tegenwoordig weer— ook woorden ondergaan dendwang der mode, of wil men vantijdelijk levensinzicht — in watmen tegenwoordig weer telkensgenoemd vindt de kosmische be-teekenis van elk leven, is er enkelde dichter Goethe.

Voor dezen tijd is dat „kos-misch" een term met troost. „Kos-misch" beteekent het sneuvelenvan een generaal niet heel veelmeer dan dat van elken soldaat.

Voelt men de dingen ... anders-om, en in elk soldaat een mensch,dan heeft veeleer Zola gelijk, wienssympathie en bewondering nietnaar den in roem voortlevendengeneraal, doch juist naar den roem-loos, naamloos gevallen en begra-yen of liggen gebleven gemeenensoldaat ging : den zonder eenigloon, voor het land zich gevende.En doorgaande op dit gevoel, zienwe achter of onder alien roem

110

den medemensch, die meer wasdan wij en niet minder gevoelde,niet minder proefde den smaakvan de smart, integendeel bitterderleed dan wij, door sterker ver-langen en fijner gevoelsvermogen.

Achter het Werther-verhaalstaat de dood, de zelfmoord vanJerusalem. Doch tevens eigen leedvan Goethe. „Kosmisch - den-kend ; den blik omhoog op datgroote : Het Leven, ja, dan zienwe den Dichter Goethe ; maarligt er in die bewering van Gun-dolf : de oorsprong van het ge-dicht is niet de ongelukkige liefdeop zichzelf, maar het lijden vanGoethe „an seiner eignen Existenz,hervorgegangen aus dem Wider-streit einer kosmisch expansivenLebensfalle mit den Beschrankun-gen des Augenblicks" ligt daarvoor het leed van dat oogen-blik geen harde onverschilligheid ?

Zooals ik daareven tegenover

111

een generaal den zeker niet mindersympathieken medemensch, deneenvoudigen soldaat stelde ; zoozou ik tegenover een over liefde-leed klagend kunstenaar van be-teekenis — hij zij dan nog zoozeerde mindere van Goethe ; dus ookvan Heine of de Musset ; tegenoverdenzulken zou ik een onsympathiekman willen plaatsen, gelijk me-vrouw Ranucci—Beckman heeftgeteekend in het Hollandschetooneelstuk Monsieur le Directeur.Meedoogenloos is de teekeningen ik erken : die man verdientgeenszins onze deernis. Aileenverdient zijn slachtoffer die voormijn besef evenmin. Doch denk uin de plaats van dezen een kun-stenaar van beteekenis, krachtiggaand en staand in de kunst, maarzwak als mensch, een bij wien dehomo-sum-spreuk moet uitgelegdals : mij krachtige is geen men-schelijke zwakheid vreemd ; dan

112

pas erlangt het min of meer melo-dramatische tooneelstuk met denopzienbarenden titel, dat nu eigen-lijk niet anders was dan de — al ofniet in Nederland fictieve — voor-stelling eener soort van blankeslavernij ; dan pas krijgt deze sexen-strijd een nog droeviger, eendubbele beteekenis, bij welke we,met deernis voor de vrouwelijkeslachtoffertjes, ook meelij voelenmet den sterke, die zoo bedroe-vend, wilt ge: zoo misselijk, maartevens zoo rampzalig, dus deernis-wekkend zwak blijkt in dit êêne.

Haasten we ons naar Goetheterug, zijn roem werd in dezendoor niets besmeurd. Integendeelheeft zekere Eberwein, een manuit het orkest to Weimar, die meteen zangeres getrouwd was ;iemand dus die zag van nabij,verzekerd : „Goethes Verhalten zudem weiblichen Personal desTheaters war durchaus rein". En

8 113

in 1819 kon monsieur le directeurGoethe, zonder vrees voor tegen-spraak aan den kanselier vonMuller verklaren, zijn functie zes-en-twintig jaar vervuld to hebben„ohne sich eine Schwache gegeneine Aktrice zu verstatten". AanEckermann beleed hij : „Ich fiihltemich zu mancher leidenschaftlichhingezogen ; auch fehlte es nicht,dass man mir auf halbem Wegeentgegenkam. Allein, ich fasstemich und sagte : nicht weiter ! Ichkannte meine Stellung und wusste,was ich ihr schuldig war''.

114

TIENDE HOOFDSTUK

n Goethe's leven — zoo kan men/zeggen — is de zwakte veeleerhet sterk-willen-zijn geweest.Als aan een zegekreet heb ik

u in den aanvang aan zijn woordherinnerd : „Ht5chstes Gluck derErdenkinder sei nur die Person-lichkee.

Dit geluk hield hij altijd vooroogen en kosteloos verwierf hijhet niet.

Zooeven heb ik u een recht-matig-fiere uitlating van hem totden kanselier von Muller over-gebracht ; er is ook een woordbewaard gebleven, tot dienzelfdenmeneer von Muller betreffendeGoethe door een derde gesproken,namelijk door niemand minder danGoethe's levenslangen vriend enbeschermer groothertog Karl Au-gust. Deze zou van zichzelven ende actricetjes niet hebben kunnengetuigen, zooals Goethe deed. Envan Goethe verklaarde hij: „dieser

117

Freund habe einerseits zuviel indie Weiber gelegt, seine Idealenamlich; aber eigentlich grosseLeidenschaft nicht empfunden".

Goethe nooit een groote harts-tocht? En zijn brieven dan? Zijngedichten ? Zijn brieven — onsimmers behouden gebleven — aanKatchen Schonkopf, Charlotte vonStein, Christiane Vulpius, Mari-anne Willemer ; en de gedichtenaan deze alien en aan RiekchenBrion, aan Lilli Schônemann,Minna Herzlieb, Ulrike, toen hijde zeventig door was ! Zijn zijniet vol sterk gevoel ? Is dan eendichter een leugenaar ; fantazeertof styleert hij zwakke gevoelenstot sterke in vers om ? Speelt hijmet hartstocht in gedichten? Wilhij dichten — en hierom minnen ?

Denn auf dieser ErdenflurMuss man lieben, um zu dichten ...

Dat is van hem, uit 1830, toen

118

hij dus een oude man was ; maarmaakte hij als student al geenstrofen voor Friederike, die graagnieuwe versjes op bekende melo-dietjes wou hebben — wat kon hijdaar anders in zetten dan zoetig-heidjes voor haar hartje ?

Men heeft het indertijd eenberoemd Fransch revolutionnairzeer kwalijk genomen, dat nie-mand vuriger dan hij het yolk hadaangezet tot opstand, doch zelfzich op geen barrikade vertoond.Een man van lang kuisch levenis Zola geweest, schrijver vanden roman Nana. En, beter voor-beeld, onder de vele dichters vankrijgsliederen zijn er slechts wei-nigen helden-metterdaad gebleken.

„Die Verhaltnisse mit Frauenallein kOnnen doch das Lebennicht ausfiillen !" Ik heb u hetwoord al overgebracht ; het is vanGoethe.

En toch . . . Is er niet Gretchen

119

uit de Faust en kennen we haarsmart niet als een mea culpa desdichters ? „Die Epoche einer diis-teren Reue", is de term in Dich-tung and Wahrheit.

Daarna — en na den Werther-tijd — is onder anderen Lili op zijnlevenspad gekomen — en ik durfdeze, niet frissche beeldspraak ge-bruiken : omdat juist in dat huiseener rijke bankierster de sterkejonge Goethe jets ervoer, eenigs-zins gelijkend op wat later dezwakke Heine bij zijn rijken oomoverkwam ; Goethe gevoelde kren-king en den druk van mondainegedwongenheid, hij kreeg behoefteaan frissche lucht, aan vrijheid —en rukte zich los en repte zichweg en werd, maatschappelijk,de zwerver, de troubabour, dieelk dichter, ik zeg niet : is enwordt, maar dien hij dan toch inzich heeft. Het besef van zijnwaarde dreg Goethe voort in

120

stage vrees van zich te binden enzoo bleef hij zonder „band" ; —ook zonder het geluk daarvan.

Mogelijk is het spel met devrouw van zijn vriend, met Mari-anne Willemer —Jung, niet andersdan een spel, een „man musslieben, urn zu dichten" geweest.Doch de dwaasheid van den70-jarige met Ulrike ? Zou dat mis-schien een laatste wan hopige drangzijn geworden om te beproevennog jets te verkrijgen, van watzijn schoon, belangrijk leven teschaarsch, te karig had doorzoet ?

Er is Frau von Stein en er isChristiane ; de laatste ongetwijfeldals een reeel geluk voor zijn hart.Nochtans zij — en een man alsGoethe ! En dan zijn schrijven aanFrau von Stein betreffende de aan-geknoopte betrekking met Chris-tiane : „Und welch ein Verhaltnisist es !" De heiden in hem wildehet zoo, na Italie ; doch dat hij

121

den geestelijken band met Frauvon Stein gaarne zou behoudenhebben, is het niet een voldoendbewijs voor het onvoldoende vandezen „band - met Christiane ?

De bekende politicus JosephReinach heeft in den Mercure deFrance, als intimus van Gam-betta, over dezen en over diensminnares, de schoone Mme Leonverteld. Zij was een officiers-dochter met eenig verleden ; meerdan tien jaar lang Gambetta'sminnares, heeft zij om zijnentwilletot kort voor zijn onverwachtendood geweigerd zijne echtgenooteto worden. Hoewel geen „supe-rieure- vrouw, misschien voor hemniet meer dan de trouwe spiegelvan zijn genie, heeft zij met haarvolledige liefde geweldigen in-vloed op hem geoefend, zooalshij in '77 bekende : „Tu es lafontaine de ma vie ; celui-lá n'apas connu la veritable ivresse du

122

triomphe politique qui ne l'a passavouree dans l'amour".

Welke triomf is wel een ivressezonder een loon uit het oog eenervrouw ?

Welnu, dronkenschap om dich-ters-zege — de goede lieve Chris-tiane heeft ze „haar" Goethe nietkunnen schenken ; en Charlottevon Stein heeft dit geweigerd.

Zoo ligt dus Goethe's liefde-leven als een verdeeldheid tusschendie beiden, dus als een gebroken-heid. En behalve door de gewel-digheid van zijn genie, dat hemgeestelijk hoog plaatst boven haastieder : een der belangrijksten, eender schoonsten in den kring vanhalfgoden uit de nieuwe geschie-denis ; staat Goethe 1:561 eenzaam,onder de tallooze Einsame Men-schen, met zijn gemoeds-, althansliefdeleven.

Er mengt zich door onze ven-eering voor den dichter, Friedrich

123

Gundolf's verheven kunst-opvat-ting ten spijt, toch jets van men-schelijke deernis. 'Want bij eenovervloed van liefdepoezie, vindenwe een te-kort aan volledig liefde-leven. En vOOr Goethe's heerlijkeliefdekunst bevangt ons het wee-moedig besef, door den onlangsoverleden, grooten Franschen schil-der Degas neergelegd in het ookaan hemzelven waargewordenwoord : „une jolie chose souventest faite de renoncement".

Toch . . . kon een genie alsGoethe zijn grootste levenskapitaalin het huwelijk steken ? Denk aanwat hem hôchstes Gluck was : dePersänlichkeit. En tevens aan hetwoord van Faust : „Auf einmalsah ich Rath, and schrieb getrost :im Anfang war die That". AanGoethe's directe zelftoespraak :„En uw leven zij de daad".

En daar ik zooeven in Franschewoorden u een uiting gaf van wee-

124

moed, moge, ook in het Fransch,een woord van werkmoed hetlaatste zijn. Het is prachtig envan een prachtig mensch. Het isvan den grootsten kunstenaar de-zer tijden, van Rodin. Het geefteen anderen klank aan de liefde.„Le travail est la manifestationla plus sublime de l'amour". Datheeft ook Goethe de werker ge-weten, die, veel meer nog danliefdedichter, levenskunstenaar ge-weest is en zoo aan iederen mantot voorbeeld.

125

TWEEDE DRUK

IN DEZELFDE REEKS VERSCHEEN:

IS. QUERIDO . . De Jeugd van Beethoven.CAREL SCHARTEN, De bloedkoralen doekspeld.M. J. BR LISSE, In 't verbouwereerde oude stadje.JOHAN DE MEESTER Gezin.LOUIS COUPERUS Lucrezia.KAREL WASCH Dialogen.TOP NAEFF Vriendin (2e druk)TOP NAEFF Charlotte von Stein.JO VAN AMMERS—KULLER, De Zaligmaker.CARRY VAN BRUGGEN, Een Indisch Huwelijk.GERARD VAN ECKEREN . De late Dorst.KEES VAN BRUGGEN . . . . De Freule.EMMY VAN LOKHORST, Phil's laatste wil.