Hart&longen

20
Hart en Longen werken samen! Boezemfibrilleren. Wat nu? COPD: wat zijn de symptomen? PAH, de behandelmogelijkheden op een rij Diabetes en uw zorgverzekering De nieuwste pacemakers? december 2013 Hart & Longen “COPD is een progressieve ziekte” Ondanks behandeling houden veel COPD-pati- enten klachten, bijna de helft. De belangrijkste klacht is kortademigheid. Prof. Dekhuijzen (hoog- leraar longgeneeskunde van het Radboud umc in Nijmegen): “En dan vooral bij inspanning. Later ook in rust, ’s nachts en ’s morgens vroeg. Long- aanvallen komen dan ook voor. Hoe ernstiger het COPD, hoe meer en hoe ernstiger de longaanval- len.” Kortademigheid is geen klacht die heel spe- cifiek bij COPD hoort en daarom is het voor een arts soms lastig te bepalen of dit inderdaad een aanwijzing voor COPD is. Lees verder op pagina 5 “Zwolse werkafspraken als voorbeeld” Dr. Arif Elvan is cardioloog-elektrofysioloog in het Hartlongcentrum van Isala te Zwolle. Eerder dit jaar gaf hij op een symposium een lezing over de behandeling van een veelvoorkomende hartrit- mestoornis, boezemfibrilleren. Deze ritmestoor- nis leidt tot een verhoogd risico op het krijgen van een hersenberoerte. Tijdens het symposium vertelde een internist dat het moeizaam loopt in de samenwerking tussen huisartsen en medisch specialisten als het gaat om de behandeling van mensen met boezemfibrilleren en met name het voorschrijven van nieuwe antistollingsmiddelen. Lees verder op pagina 6 “Samenwerking belangrijk bij introductie NOAC’s” Almere heeft geluk: de stad beschikt over twee enthousiaste kaderhuisartsen hart- en vaatziek- ten die vanaf het begin actief betrokken zijn bij de introductie van nieuwe antistollingsmiddelen (NOAC’s) in de praktijk. NOAC staat voor Nieu- we Orale Anti Coagulantia. Antistollingsmidde- len die worden gebruikt door mensen met (ver- hoogde kans op) trombose, vaak als gevolg van boezemfibrilleren. Cardioloog Nick Bijsterveld van het Flevoziekenhuis in Almere is blij met de betrokkenheid van de huisartsen, want de richtlij- nen voor het voorschrijven van de NOAC’s door huisartsen en cardiologen liggen nogal uiteen. Lees verder op pagina 7

description

 

Transcript of Hart&longen

Page 1: Hart&longen

Hart en Longen werken samen!

Boezemfibrilleren. Wat nu?

COPD: wat zijn de symptomen?

PAH, de behandelmogelijkheden op een rij

Diabetes en uw zorgverzekering

De nieuwste pacemakers?

december 2013

Hart & Longen

“COPD is een progressieve ziekte”

Ondanks behandeling houden veel COPD-pati-

enten klachten, bijna de helft. De belangrijkste

klacht is kortademigheid. Prof. Dekhuijzen (hoog-

leraar longgeneeskunde van het Radboud umc in

Nijmegen): “En dan vooral bij inspanning. Later

ook in rust, ’s nachts en ’s morgens vroeg. Long-

aanvallen komen dan ook voor. Hoe ernstiger het

COPD, hoe meer en hoe ernstiger de longaanval-

len.” Kortademigheid is geen klacht die heel spe-

cifiek bij COPD hoort en daarom is het voor een

arts soms lastig te bepalen of dit inderdaad een

aanwijzing voor COPD is.

Lees verder op pagina 5

“Zwolse werkafspraken als voorbeeld”

Dr. Arif Elvan is cardioloog-elektrofysioloog in het

Hartlongcentrum van Isala te Zwolle. Eerder dit

jaar gaf hij op een symposium een lezing over de

behandeling van een veelvoorkomende hartrit-

mestoornis, boezemfibrilleren. Deze ritmestoor-

nis leidt tot een verhoogd risico op het krijgen

van een hersenberoerte. Tijdens het symposium

vertelde een internist dat het moeizaam loopt in

de samenwerking tussen huisartsen en medisch

specialisten als het gaat om de behandeling van

mensen met boezemfibrilleren en met name het

voorschrijven van nieuwe antistollingsmiddelen.

Lees verder op pagina 6

“Samenwerking belangrijk bij introductie NOAC’s”

Almere heeft geluk: de stad beschikt over twee

enthousiaste kaderhuisartsen hart- en vaatziek-

ten die vanaf het begin actief betrokken zijn bij

de introductie van nieuwe antistollingsmiddelen

(NOAC’s) in de praktijk. NOAC staat voor Nieu-

we Orale Anti Coagulantia. Antistollingsmidde-

len die worden gebruikt door mensen met (ver-

hoogde kans op) trombose, vaak als gevolg van

boezemfibrilleren. Cardioloog Nick Bijsterveld

van het Flevoziekenhuis in Almere is blij met de

betrokkenheid van de huisartsen, want de richtlij-

nen voor het voorschrijven van de NOAC’s door

huisartsen en cardiologen liggen nogal uiteen.

Lees verder op pagina 7

Page 2: Hart&longen

2

“De longen en het hart liggen samen in de borstholte

en zoals zo veel zaken in het menselijk lichaam beïn-

vloeden ze elkaar. Aandoeningen als hartfalen en pul-

monale hypertensie bijvoorbeeld tonen de directe rela-

tie aan. Hartfalen is een probleem van het hart, waarbij

je last krijgt van de longen, omdat die daardoor ook

minder goed kunnen functioneren. Een longaandoe-

ning als pulmonale hypertensie heeft weer als gevolg

dat het hart overbelast wordt. Hartfalen is een goed

omschreven ziektebeeld, dat echter veel verschillende

oorzaken kent. Ook de mate waarin mensen hartfa-

len hebben is zeer divers. Centraal staat dat het hart

niet meer goed functioneert en het bloed onvoldoende

door het lichaam kan pompen. De mate waarin mensen

hartfalen hebben zegt ook iets over de mate waarin ze

zelfstandig kunnen functioneren in het dagelijks leven.

Dat zelfstandig functioneren is een ontwikkeling die

we tegenwoordig breed in de complete gezondheids-

zorg terug zien, dus ook als het gaat om hartfalen.

Telemonitoring is als het ware zelfmanagement avant

la lettre: vanuit de eigen huiselijke omgeving geeft de

patiënt belangrijke metingen als gewicht en bloeddruk

door, zodat hij of zij niet elke keer naar het ziekenhuis

moet. Zo kun je als patiënt ook zelf de status in de ga-

ten houden. De behandelaar op afstand kijkt uiteraard

mee. Maar het meer zelfstandig regelen van dit soort

zaken geeft mensen meer grip op hun ziekte. De ont-

wikkelingen in de ICT en speciale computerprogram-

ma’s die de verbinding en het doorgeven van gegevens

makkelijk maken, spelen hier een grote rol.

Toch is het een ontwikkeling waarvan ik vind dat het

nog op grotere schaal toegepast kan worden, er zijn

nog altijd onvoldoende mensen die in staat worden

gesteld om telemonitoring uit te voeren. Er zijn veel

mensen die het willen en het wordt ook goed gewaar-

deerd. Natuurlijk is zo’n ontwikkeling niet aan iedereen

besteed, de patiënt krijgt instructies en het vraagt wat

discipline. Dat vraagt om investering en dat gebeurt te

weinig. Ik verwacht dat meer ziekenhuizen daar mee

aan de slag gaan, het is belangrijk dat meer patiënten

deze manier van werken aangeboden krijgen. Dat be-

lang is vooral gelegen in een verbetering van de kwali-

teit van leven. Er is beperkt bewijs dat zelfmanagement

en telemonitoring daadwerkelijk betere resultaten ge-

ven in biomedische zin. Natuurlijk is dat van groot be-

lang, maar het is niet het enige waar wij in eerste in-

stantie naar kijken. Vinden mensen het fijn, krijgen ze

meer grip op hun aandoening en eigen leven? Die ver-

betering in de kwaliteit van leven als die vragen positief

worden beantwoord, is essentieel. Bovendien is de ver-

wachting dat telemonitoring een betere therapietrouw

geeft. Ontwikkelingen rond de nieuwste generatie an-

tistollingsmiddelen, de NOAC’s, passen naadloos in de

vraag naar meer zelfmanagement. Andere kant van de

NOAC-medaille is dat juist de vraag over therapietrouw

nadrukkelijk discussies uitlokt. Een regelmatige gang

naar de trombosedienst is met deze nieuwe middelen

niet meer nodig. Dat vraagt daarom om extra aandacht

voor therapietrouw. Niet onbelangrijk, want het gaat

hier om middelen die wel degelijk vragen om het goed

opvolgen van de voorschriften. In deze uitgave kunt u

van alles over die ontwikkelingen lezen.

Naast alle technologische ontwikkelingen is het ook

van belang om op te merken dat patiënten meer

en meer netwerken vormen met elkaar. Er gebeurt

het nodige buiten het zicht van organisaties als De

Hart&Vaatgroep om, maar zelf hebben we ook een

aantal groepen op Facebook in het leven geroepen, ge-

koppeld aan de diagnose die voor patiënten is gesteld.

Deze zogenoemde diagnosegroepen weten elkaar op

deze manier op een onderwerp te vinden en kunnen

met onze ondersteuning activiteiten ontplooien. Via

Facebook wisselen ze informatie uit en wij krijgen op

deze manier ook contact met mensen. Dat kan voor

een organisatie als de onze zeer leerzaam zijn, de uit-

wisseling geeft ons aanknopingspunten. We zijn al-

tijd op zoek naar goede manieren om kleine en grote

groepen mensen op een snelle manier te vragen wat er

speelt en wat ervaringen zijn.

In deze uitgave kunt u veel lezen over allerlei techno-

logische ontwikkelingen op het gebied van hart en

longen, en daarnaast over de impact van deze ontwik-

kelingen op de organisatie van de zorg en kwaliteit van

leven. Ik wens u veel leesplezier.”

voorwoord

Belangrijke ontwikkelingen in de zorg

Pulse Media Group

De inhoud van de commerciële bijdragen zoalsbedrijfsprofielen, expertinterviews, expertbijdrage en advertorials beschrijven de meningen en standpunten van de geïnterviewden. De redactie van PMG tracht alle fouten te voorkomen, echter kan de redactie niet in staan voor eventuele fouten of onvolkomenheden in deze bijdragen. PMG aanvaardt hierdoor geen aansprakelijkheid.

Pulse Media Group B.V. Keizersgracht 1271015 CJ Amsterdam T 020 70 70 590 www.pulsemedia-group.com

Inhoud

Een lichte vorm van COPD

Het hart in ritme houden

Wachten op nieuwe longen

Stress en hart- en vaatziekten

Keurmerk voor kwaliteit

Samenwerking hart en longen

Het belang van inhalatiemedicatie

4

6

8

10

13

14

16

Colofon

Senior Media AdvisorCornelis [email protected]

Managing DirectorMaarten Le [email protected]

Productie/Lay-OutBert Potse, Jelle Heijman, Studio Razend

RedactieCor Dol (hoofdredactie), Irma van der Lubbe, Annemiek de WaardFoto‘sBigstockphoto.com

DrukkerJanssen/Pers Rotatiedruk, Gennep

Hans van Laarhoven is Manager Team Collectieve Belangenbe-

hartiging en beleidsadviseur bij De Hart&Vaatgroep.

Partners

Page 3: Hart&longen

3profiel

Een hoge kwaliteit complexe zorg

leveren die tegelijkertijd zo min

mogelijk belastend is voor de patiënt. Het

lijkt op het eerste gezicht een combinatie

die moeilijk te realiseren is, maar met de

minimaal invasieve behandelingen die

het Hartcentrum van het Onze Lieve

Vrouwe Gasthuis (OLVG) in Amsterdam

uitvoert, lukt het vaak wel.

Pionier polsdotterenHet OLVG is een pionier geweest op

het gebied van dotteren via de pols. Bij

het dotteren wordt een katheter via een

slagader naar het hart opgevoerd. De

kransslagaders, die het hart zelf van

bloed voorzien, kunnen via deze katheter

worden opgerekt of er kan een stent

worden geplaatst, zodat het bloed weer

goed door de slagaders kan stromen.

“Tot voor kort was het standaard om

deze procedure via de slagader in de lies

uit te voeren, maar sinds de Europese

Cardiologie Vereniging vorig jaar de

voorkeur uitsprak voor deze

methode is er een omslag in gekomen”,

vertelt interventiecardioloog dr. Giovanni

Amoroso. Patiënten die gedotterd worden,

gebruiken ook veel bloedverdunners.

Na een procedure via de liesslagader

hebben zij een grotere kans

op nabloedingen en dat kan

fataal aflopen. Bovendien zijn

patiënten die via de pols zijn gedotterd

veel mobieler, ze hoeven niet 6 tot 24 uur

te blijven liggen, zoals patiënten die via

de lies zijn gedotterd. In het kader van de

bezuinigingen in de zorg is dat ook een

belangrijk punt.

MiniatuurwerkDotteren via de pols gebeurt in het OLVG

al meer dan twintig jaar, maar sindsdien

zijn de specialisten van dit ziekenhuis

bepaald niet stil blijven staan. Dr.

Amoroso: “We hebben de techniek verder

geïnnoveerd. Zo zijn de katheters verder

geminiaturiseerd, dus we gebruiken

nu de kleinst mogelijke katheters. We

hebben gemerkt dat dat nog beter is voor

de patiënt. Tegelijkertijd vraagt het nog

meer kunde van de arts, maar dat gaat

goed.” In het OLVG wordt de ingreep

genoeg uitgevoerd om de techniek verder

te ontwikkelen. Het OLVG heeft zich

aangesloten bij de Slender Club, in Japan

opgezet om de techniek nog verder te

miniaturiseren. Daarnaast heeft

‘Value Based Health Care’ de laatste

jaren een hoge vlucht genomen. “In feite

een heel simpel concept”, vat dr. Amoroso

samen. “In het kort gaat het er om initiële

condities van de patiënt te

koppelen aan belangrijke uitkomsten

na de behandeling. Het OLVG gelooft dat

dit een belangrijk uitgangspunt is en dat

het polsdotteren een enorm voordeel

voor de patiënten heeft.” Het OLVG is

ingestapt in de Nederlandse stichting

Meetbaar Beter om te onderzoeken of

het polsdotteren inderdaad een betere

uitkomst geeft. “Dat geloven we wel, maar

we willen het graag verder bevestigd zien

in cijfers.” De resultaten worden ieder jaar

geanalyseerd en er wordt bekeken waar

verbetering valt te halen.

Maatwerk leverenAblatie is het gericht en bewust

beschadigen van hartweefsel door

verhitting of bevriezing met als doel

om hartritmestoornissen te bestrijden.

Het OLVG heeft veel verschillende

technieken om ablaties te verrichten. “Dat

betekent dat je voor iedere patiënt kunt

bekijken welke techniek het beste is”,

verduidelijkt elektrofysioloog Jonas de

Jong. Met stereotaxis bijvoorbeeld wordt

met behulp van magneten een katheter

in het hart gestuurd, met als voordeel

dat er slechts een geringe kans is op

complicaties omdat er weinig kracht en

druk op de katheter wordt uitgeoefend.

“De techniek bestaat al tien jaar, maar

het is ook vrij kostbaar. Het OLVG is nu

het enige Nederlandse ziekenhuis waar

dit gebeurt. Bij sommige patiënten kun je

alleen deze techniek toepassen, omdat

zij door bijvoorbeeld een klepoperatie

een lastige ‘route’ naar de plek van

bestemming hebben.” De techniek vraagt

de nodige kunde van de specialist.

Cryo-ablatieCryo-ablatie is het bevriezen van

bepaalde deeltjes van het hart. Met de

cryoballon kan dit veilig en effectief.

“Het streven is altijd zo weinig mogelijk

complicaties. Overigens gaat deze

procedure wel met een katheter via

de lies, omdat de bestaande katheters

voor de pols vooralsnog te dik zijn. Daar

staat tegenover dat de procedure via

een ader in de lies verloopt en niet via de

slagader, wat de kans op nabloedingen

aanzienlijk verkleint.” Duidelijk is dat de

genoemde technieken minimaal invasief

zijn: slechts via kleine sneetjes wordt

de benodigde apparatuur in het lichaam

gebracht. “Het alternatief is een operatie,

al kan dat tegenwoordig ook minimaal

invasief. Toch is dat een behandeling die

we reserveren voor mensen waarbij een

katheterablatie minder kansrijk is. Dus

minimaal als het kan, maximaal als het

moet. En het kan vaak, want de techniek

wordt steeds beter.” De te gebruiken

techniek is afhankelijk van de leeftijd van

de patiënt, de grootte van de boezem waar

je moet zijn, het type ritmestoornissen en

MRI-beelden. “En na bespreking met de

patiënt natuurlijk. Het voor- en natraject

krijgt in het OLVG veel aandacht.”

Kijkoperatie aan het hartDe term minimaal invasief komt

wellicht het meest tot zijn recht bij wat

populair een ‘kijkoperatie aan het hart’

wordt genoemd. Cardiothoracaal chirurg

Allaadin Yilmaz licht toe: “Je werkt via twee

of drie sneetjes van ongeveer een halve

centimeter aan de zijkant van de

romp. Via deze sneetjes kun je hele

operaties aan het hart uitvoeren. Vroeger,

en nog steeds in veel ziekenhuizen

wereldwijd, werd en wordt geopereerd

via een klassieke manier waarbij het

borstbeen wordt opengezaagd. Het

kan dus ook in veel gevallen zonder het

borstbeen open te zagen en de borstholte te

openen.” De voordelen van deze minimaal

invasieve manier van opereren liggen

voor de hand: weinig bloedverlies en

een geringe kans op complicaties,

postoperatief veel sneller herstel en

sneller terug in de maatschappij met alle

voordelen (ook kostenbesparingen) van

dien. Plus de cosmetische voordelen.

Minimaal invasief opereren aan het hart

kan volgens dr. Yilmaz bij 40 tot 50

procent van de indicaties. “We doen nu

in het OLVG de vervanging van mitralis-

en aortakleppen en ritmechirurgie op de

minimaal invasieve manier. Meer dan

twee bypasses doen we niet op deze

manier, maar zou wel kunnen. De helft

van alle indicaties zou je op een minimaal

invasieve manier kunnen doen, maar dat

vraagt veel educatie en training voor een

heel team. Een enorme investering, maar

de kans bestaat dat het binnen een aantal

jaar wel gebeurt.”

Geen foutenHartchirurgie, op welke manier dan

ook, is een uiterst complex vak. Iedere

patiënt en daarmee iedere operatie is

weer anders. Dr. Yilmaz: “Voor fouten is

geen plaats, want iedere fout die je maakt

kan enorme gevolgen hebben voor de

individuele patiënt. In die zin is de minimaal

invasieve manier van opereren een stuk

lastiger: een probleem oplossen via een

klein sneetje van een halve centimeter

is veel moeilijker dan in een open borst.

De minimaal invasieve manier vraagt ook

om een goede oog-handcoördinatie. Dat

moet je wel kunnen.” De belangrijkste

ontwikkelingen zijn de komst van nieuwe

tools en devices, beter hechtmateriaal

en nieuwe types kleppen: allen gericht

op inkorting van de operatieduur om de

belasting van de patiënt zo laag mogelijk

te houden. Het spreekt voor zich dat die

nieuwe technieken ook, of liever: juist,

in het OLVG worden toegepast. Daarbij

valt nog op te merken dat de toegepaste

techniek van de kijkoperatie aan de

mitralisklep in het OLVG, de enig volledig

scopische benadering (geen wonden

groter dan één centimeter) betreft in de

wereld.

Hoge kwaliteit, lage belastingMinimaal invasief behandelen vraagt veel van specialist. Maar het levert aan de andere kant veel op.

Electrofysioloog dr. Jonas de Jong van het Onze

Lieve Vrouwe Gasthuis

Het Hartcentrum van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis; het grootste hartcentrum van Amsterdam

en een van de grootste dottercentra van Nederland.

Meer informatie www.olvg.nl/hartcentrum

Page 4: Hart&longen

4 van de redactie

profiel

COPD is een longaandoening die zich

kenmerkt door een vernauwing van lucht-

wegen. Bij emfyseem is sprake van schade

aan de longblaasjes, bij chronische bron-

chitis zijn de bronchiën voortdurend ont-

stoken. Volgens het Nationaal Kompas

Volksgezondheid hadden op 1 januari 2011

361.800 Nederlanders COPD, iets meer

mannen dan vrouwen. De meeste patiën-

ten zijn 55 jaar of ouder. In 2011 stierven

meer dan 6300 Nederlanders als gevolg

van COPD. “Acht op tien patiënten rookt

of heeft gerookt”, vertelt longarts dr. Saar

van Nederveen van het HagaZiekenhuis

van Den Haag. “Dat is de belangrijkste risi-

cofactor, al is er tegenwoordig steeds

meer aandacht voor luchtvervuiling. Als

je langdurige klachten hebt als hoesten,

kortademigheid, piepen of een vermin-

derde inspanningstolerantie, dan zou dat

goed kunnen passen bij COPD.” Een be-

zoek aan de huisarts in een vroeg stadium

kan bijdragen aan een tijdige behandeling.

In de meeste huisartspraktijken kan een

zogenoemde spirometrie worden verricht,

een longfunctieonderzoek. Bij een grote

groep patiënten kan aan de hand van dit

onderzoek de diagnose COPD worden ge-

steld.

Zelf checkenZelf checken of je COPD hebt is lastig,

vindt longarts dr. Tessa Nizet. “De klachten

komen vaak heel geleidelijk. Als je merkt

dat de conditie langzaam achteruitgaat, je

veel moet hoesten of slijm opgeeft, zijn dat

redenen om bij de huisarts langs te gaan.

Er zijn huisartsen die oudere patiënten

met een nicotineverslaving oproepen voor

een longfunctieonderzoek. Dat zijn men-

sen die op dat moment misschien nog

geen klachten, maar al wel een verminder-

de longfunctie hebben. Het is voor ons als

artsen het mooist als je patiënten met een

lichte vorm van COPD kunt ‘vangen’. Dat

geeft mogelijkheden om samen

met de patiënt maatregelen te nemen om

verdere achteruitgang van de longfunctie

te voorkomen”, noemt dr. Nizet.

Rol van de longartsDe behandeling van COPD bestaat ener-

zijds uit medicamenteuze therapie(pufjes

om de luchtwegen ruimer te maken), maar

nog belangrijker uit het volgen van een ge-

zondere levensstijl, zoals stoppen met ro-

ken en voldoende bewegen. Om voor de

individuele patiënt tot het juiste behandel-

plan te komen, kan het noodzakelijk zijn

om deze patiënt eenmalig goed in kaart te

brengen, met aanvullend onderzoek. Hier-

over heeft het HagaZiekenhuis duidelijke

afspraken met de de huisartsen in de re-

gio. Dr. Van Nederveen: “Als de huisarts

daar om vraagt, brengen we een patiënt

eenmalig goed in kaart met aanvullend

onderzoek. Samen met de patiënt stellen

we dan een individueel behandelplan op,

waarbij ook een gespecialiseerd longver-

pleegkundige, fysiotherapeut en diëtist

betrokken kunnen zijn. Dit behandelplan

kan dan in de eerstelijn worden uitgevoerd.

Daarnaast biedt het HagaZiekenhuis een

poliklinisch longrevalidatie programma,

een trainingsprogramma van 12 weken

met multidisciplinaire aanpak.”

“Een lichte vorm van COPD”Total loss na het omspitten van de tuin.

Vermoeden van COPD: laagdrempelig naar de huisartsMeer dan 350.000 Nederlanders hebben COPD, een chronische vernauwing van de luchtwegen.

Zo’n tien of vijftien jaar geleden, wan-neer het precies begon weet hij niet meer, merkte Jos Gijsbers dat hij snel-ler vermoeid en benauwd raakte.

“Als ik drie trappen had gelopen, lag m’n

tong op m’n schoenen.” Hij ging naar de

huisarts, die dacht dat hij astmatisch was

of bronchitis had. Jos kreeg allerlei pufjes,

maar die hielpen niet.

In het ziekenhuis heeft Jos diverse long-

artsen gezien. “Op foto’s was niets te zien,

dus toen is er een scan gemaakt. De diag-

nose was beginnend longemfyseem.” Toen

Jos zieker werd, is hij gestopt met roken.

“Dat was zeven jaar geleden. Het was geen

probleem om te stoppen, stom dat ik dat

niet eerder heb gedaan.” Hij is onderzocht

in een slaapkliniek en zes jaar geleden

werd de diagnose COPD gesteld. “Ik heb

een lichte vorm en vooralsnog groeit het

niet. Het gaat redelijk goed met me.” Wel

slaapt Jos ’s nachts met een beugel die de

onderkaak naar beneden duwt, zodat er

beter zuurstof binnenkomt.

WerkenJos, die accountmanager is bij een bier-

brouwerij, voelt wel z’n beperkingen. “Ik

kan geen intensieve dingen doen zoals

sjouwen.” Een aantal jaren geleden is hij

verhuisd. Dat hij niet kon helpen met sjou-

wen vond hij lastig. Voor z’n werk bezoekt

hij onder andere horecabedrijven en merkt

meteen als er gerookt wordt. “Maar als ik

mijn situatie uitleg, tonen klanten wel be-

grip.” Dat stress slecht is voor zijn ziekte,

heeft hij in z’n vorige baan gemerkt. “Nu

heb ik natuurlijk ook targets, maar die le-

veren geen stress op.” Omdat Jos eerder en

zwaarder verkouden wordt, moet hij oplet-

ten dat hij niets oploopt van anderen. “Ik

heb codeïne gebruikt, prednison wil ik niet.

Dat is echt een laatste redmiddel, voor als

het niet anders kan.”

Elektrische fietsJos, die nu 52 is, wil graag in beweging

blijven. “Gewoon fietsen is te zwaar, maar

sinds ik een elektrische fiets gekocht heb,

kan ik weer fietsen. En m’n hometrainer

zet ik op de lichtste stand.” Als sport doet

Jos aan bowlen. “Afhankelijk van hoe ik

me die dag voel, doe ik een aantal ronden

mee. Daarom ben ik reserve, maar dat vind

ik prima.” Hij kan wel op vakantie en naar

feestjes, als er maar niet gerookt wordt.

“Mijn motto is: rook niet! Volgens m’n long-

arts heb ik COPD gekregen door het ro-

ken, dat is voor 95 procent zeker. Gelukkig

wordt het bij mij niet erger en zit ik niet aan

het zuurstof.”

FeestjeAls de COPD niet verergert, zijn de toe-

komstverwachtingen van Jos niet verkeerd.

“Ik ga elk jaar op controle bij de longarts en

hoop dat het niet groeit. Je leert je aanpas-

sen aan je beperkingen. In het begin dacht

ik nog dat ik de hele tuin kon omspitten.

Nou, dat heb ik geweten. Ik heb daarna een

hele dag in bed gelegen, ik was total loss.

Toen ik laatst van huis naar het station liep

en m’n trein moest halen, voelde ik m’n

beperkingen ook weer. Ik hoest nog elke

dag, vooral ‘s morgens na het opstaan. En

naarmate de dag vordert, word je vermoei-

der. Ik ga dan ook altijd vroeg naar bed, om

half negen of negen uur. Behalve als ik een

feestje heb natuurlijk.”

Auteur: Annemiek de Waard

Dr. Tessa Nizet en dr. Saar van Nederveen zijn beiden longarts in het HagaZiekenhuis van Den Haag.

Jos Gijsbers

Page 5: Hart&longen

5van de redactie

expertbijdrage

“Straks gaat het vast weer beter”Bij Jolanda Meijer (48) werd in 2007 COPD geconstateerd.

COPD is een progressieve ziekteCOPD is een ernstige chronische longaandoening. De behandeling vraagt om maatwerk én therapietrouw.

Al heel lang voelde ze zich moe. Vreemd,

want Jolanda was net gestopt met roken,

ging sinds kort op de fiets naar haar werk

en was begonnen met sporten. “Toch werd

mijn conditie alleen maar slechter”, herin-

nert ze zich. “Dus ik bedacht dat ik twee

dingen kon doen: óf weer beginnen met

roken – wat ik sinds mijn dertiende had

gedaan- óf naar de dokter.”

Alpha-1Het werd het laatste. Via de ‘medische mo-

len’ kwam ze bij een longarts die de diag-

nose Alpha-1 stelde. Dat is een zeldzame,

erfelijke ziekte die maakt dat het lichaam

onvoldoende beschermd is tegen enzy-

men die orgaanweefsel, waaronder dat van

de longen, kunnen beschadigen. Bij Jolan-

da bleek dat COPD te hebben veroorzaakt.

“Mijn wereld stortte in toen ik dat hoorde”,

vertelt ze. “Ik wist wat het was en dat de

ziekte uiteindelijk kan leiden tot een long-

transplantatie. En dat je op een bepaald

moment aan het zuurstof moet.”

Hard werkenJolanda besloot echter om niet bij de pak-

ken neer te zitten en hard te gaan werken

aan haar overgewicht en haar conditie.

“Dat lukte goed, ik wist mijn longinhoud

van 52% naar een stabiele 82% te krijgen”,

vertelt ze. “Daarnaast moest ik twee keer

per dag twee medicijnen ‘puffen’. Later

kreeg ik een ander medicijn waarvoor ik

nog maar een keer per dag een puf moet

doen. Die routine is er gewoon ingesleten,

het is voor mij net zo vanzelfsprekend als

de pil nemen.”

Niet naar de dokterToch gaat het op dit moment minder goed

met Jolanda. “Ik ben kortademig, voel me

weer erg moe en lig al om half negen in

bed”, legt ze uit. “Nee, dat is voor mij geen

reden om meteen naar de dokter te gaan,

want ik weet waar het aan ligt. Namelijk

aan een drukke verhuizing op mijn werk.

Dat kost veel energie, daardoor kan ik het

even niet opbrengen om naar de sport-

school te gaan en te fietsen. Maar ik weet:

in januari keert de rust terug en dan ga ik

alles weer oppakken. Ik heb iemand be-

loofd om volgend jaar samen de Vierdaag-

se te lopen, dus ik móet wel; ik kan het niet

maken om af te haken.”

MotivatieJolanda vindt het belangrijk om dit soort ei-

sen aan zichzelf te blijven stellen. “Zo houd

ik het beter vol”, legt ze uit. “Want motiva-

tie is soms best lastig; als ik sport, kost het

me twee of drie keer zoveel inspanning als

een gezond mens. Daarom doe ik dat het

liefst alleen, in mijn eigen tempo.” Naden-

ken over de toekomst doet Jolanda liever

niet. “Dat heeft ook geen nut”, vindt ze, “ik

kan tenslotte ook morgen onder een auto

liggen. Ik leef het liefst in het hier en nu en

probeer daar het beste van te maken.”

Auteur: Irma van der Lubbe

Ondanks behandeling houden veel COPD-

patiënten klachten, bijna de helft. De be-

langrijkste klacht is kortademigheid. Prof.

Dekhuijzen (hoogleraar longgeneeskunde

van het Radboudumc in Nijmegen):

“En dan vooral bij inspanning. Later ook in

rust, ’s nachts en ’s morgens vroeg. Long-

aanvallen komen dan ook voor. Hoe ernsti-

ger het COPD, hoe meer en hoe ernstiger

de longaanvallen.” Kortademigheid is geen

klacht die heel specifiek bij COPD hoort en

daarom is het voor een arts soms lastig te

bepalen of dit inderdaad een aanwijzing

voor COPD is. “Een kwestie van veel vra-

gen en longfunctieonderzoek doen. Verder

kennen we een ‘patient delay’, een vertra-

ging tussen de eerste ervaring van klach-

ten en het moment waarop een patiënt dat

aan de arts vertelt. Kortademigheid bij in-

spanning kan ook aan de conditie liggen

en hoesten bij roken komt vaak voor. Dus

vaak is het eerste contact met de huisarts

vanwege een luchtweginfectie. En veel pa-

tiënten die iets vermoeden stellen een be-

zoek aan een arts uit, omdat ze eigenlijk

wel weten wat de remedie is en daar niet

aan willen.”

TherapietrouwDe therapietrouw is bij mensen met een

chronische aandoening vaak niet hoog,

terwijl het belang ervan groot is. Voor ast-

ma en COPD geldt dat na een jaar 40 pro-

cent van de patiënten trouw de medicijnen

gebruikt, na twee jaar is dat nog maar 20

procent. “Therapietrouw is enorm belang-

rijk, voor zowel de medicijnen als de veran-

dering in leefstijl”, vindt prof. Dekhuijzen.

“Medicijnen voor COPD hebben een direc-

te werking, maar ook op de langere termijn.

Bovendien zal het aantal acute verslech-

teringen -longaanvallen- afnemen als de

patiënt zich trouw aan de instructies van

de behandelend arts houdt. De luchtwegen

blijven beter open, dus de afvoer van ziek-

tekiemen is ook beter met minder longaan-

vallen als gevolg.” Om de therapietrouw zo

hoog mogelijk te houden, is het bespreken

van klachten met de arts noodzakelijk. “Ik

vind het een gedeelde verantwoordelijk-

heid van arts en patiënt om klachten te

bespreken en een goede behandeling vast

te stellen. De arts moet de omgeving cre-

eren waarin de patiënt zich uitgenodigd,

vertrouwd en vrij voelt om de klachten te

beschrijven.”

Progressieve ziekteCOPD is een progressieve aandoening.

In de loop van de tijd zal het ziektebeeld

verslechteren en zal de patiënt meer hin-

der ondervinden in het dagelijks leven. De

medicamenteuze behandelingen zijn erop

gericht om de klachten zoveel mogelijk

te beperken. Mede door de progressiviteit

van de aandoening kan het voorkomen dat

men zich na verloop van tijd weer slech-

ter gaat voelen, ondanks de behandeling.

Vaak zijn er nog aanvullende behandelin-

gen mogelijk, die er wederom op gericht

zijn de klachten zoveel mogelijk te beper-

ken. Daarom is het belangrijk dat bestaan-

de patiënten tijdig bij de arts aangeven

als ze weer meer klachten gaan krijgen of

beperkingen ondervinden in de dagelijkse

activiteiten.

Prof. dr. Richard Dekhuijzen werkzaam in Radboudumc te Nijmegen.

Jolanda Meijer

Page 6: Hart&longen

6 van de redactie

expertbijdrage

Paul Donkers heeft een aangeboren

hartafwijking en gebruikt dagelijks NOAC’s.

Dr. Arif Elvan is cardioloog-elektrofysioloog in het Hartlongcentrum van Isala te Zwolle.

Om het hart in het ritme te houdenEen aangeboren hartafwijking en levenslange veroordeling tot medicijngebruik. Kwaliteit van leven is dan prioriteit.

Paul Donkers (26) heeft een zogenoemd

éénkamerhart, een aangeboren hartaf-

wijking waarbij het hart maar één kamer

heeft in plaats van twee. Deze aandoening

wordt ook wel monoventrikel genoemd.

Bovendien heeft hij een transpositie van

de grote vaten, die dus omgekeerd in het

lichaam zijn aangelegd. “Een deel van mijn

hart is niet goed ontwikkeld”, vertelt Paul.

“Daarbij mis ik ook de sinusknoop. Een

aantal maanden na mijn geboorte werd de

aangeboren hartafwijking ontdekt”, ver-

telt Paul. De sinusknoop zendt het kleine

elektrische stroompje uit dat er voor zorgt

dat het hart in een regelmatig ritme sa-

mentrekt en zo het bloed rondpompt. Om

het gemis van de sinusknoop op te lossen

heeft Paul een pacemaker. Het boezem-

fibrilleren is nu redelijk onder controle.

Zonder pacemaker heeft Pauls hart wel

een eigen ritme, maar dat is te laag en te

onregelmatig. Zonder pacemaker reageert

Pauls hart meteen door boezemfibrilleren,

zodat hij niet zonder de pacemaker kan.

Bij boezemfibrilleren klopt het hart in een

onregelmatig of verkeerd ritme.

Niet meer prikkenVoor Paul is het verstandig om bloedver-

dunners te gebruiken om het hart te ontlas-

ten en om te voorkomen dat er bloedprop-

jes ontstaan tijdens boezemfibrilleren. In

zijn geval zijn dat NOAC’s (Nieuwe Orale

Anti Coagulantia). “Voorheen gebruikte ik

andere bloedverdunners, maar dat had als

nadeel dat ik zelf moest prikken. Je bent

gebonden aan zelfmeting of de trombo-

sedienst. Dat vond ik dusdanig belastend

dat ik in goed overleg met mijn cardioloog

op een gegeven moment heb besloten om

over te stappen op NOAC’s. Het grootste

voordeel is dat ik me niet hoef te prikken,

voor mij een enorme verbetering van mijn

kwaliteit van leven. Ik wilde niet meer prik-

ken, dus de keuze was óf geen bloedver-

dunners, óf deze nieuwe middelen. En de

werking is volgens mij prima, het boezem-

fibrilleren is goed onder controle en ik voel

me daar prettig bij.”

ToekomstDe toekomst blijft een onderwerp van

speculatie, zowel voor de artsen als voor

Paul zelf. “Het best is om te proberen daar

niet teveel mee bezig te zijn. Zoals het nu

gaat, gaat het naar omstandigheden goed.

Ik heb niet te veel last van mijn hart. Dat

moet je koesteren.” Paul heeft het gevoel

dat de NOAC die hij gebruikt hem goed

helpt. “Het is een tijdje veel minder gegaan

met mijn gezondheid, maar nu- na een

paar operaties is mijn gezondheidstoe-

stand voor een tijd verbeterd. Het gaat al

een tijd best goed, gelukkig.”

Auteur: Cor Dol

Dr. Arif Elvan is cardioloog-elektrofysio-

loog in het Hartlongcentrum van Isala te

Zwolle. Eerder dit jaar gaf hij op een sym-

posium een lezing over de behandeling

van een veelvoorkomende hartritmestoor-

nis, boezemfibrilleren.

Deze ritmestoornis leidt tot een verhoogd

risico op het krijgen van een hersenbe-

roerte. Tijdens het symposium vertelde

een internist dat het moeizaam loopt in

de samenwerking tussen huisartsen en

medisch specialisten als het gaat om de

behandeling van mensen met boezem-

fibrilleren en met name het voorschrij-

ven van nieuwe antistollingsmiddelen.

“Tijdens het gebruik van deze nieuwe

middelen, NOAC’s, moeten patiënten

gecontroleerd worden op hun nierfunc-

tie. In Zwolle hebben we een regionale

commissie opgesteld, met een cardioloog,

neuroloog, internist, huisarts, apotheker,

orthopedisch chirurg, anesthesioloog en

laboratoriumarts. We hebben in goede

harmonie een aantal werkafspraken ge-

maakt en ik heb daarover verteld tijdens

mijn lezing. Tot mijn verbazing was de

reactie dat dit ook wel landelijk uitgerold

zou kunnen worden.”

InfrastructuurEen van de voordelen van de NOAC’s is

dat zelf prikken of controle bij de trom-

bosedienst niet meer nodig is. Maar niet

iedere patiënt met boezemfibrilleren komt

in aanmerking voor de nieuwe antistol-

lingsmiddelen. Tegelijkertijd geldt dat de

trombosedienst in Nederland goed geor-

ganiseerd is: er ligt een prima infrastruc-

tuur. “Die hoef je niet zomaar overboord

te gooien”, vindt dr. Elvan. “De trombo-

sedienst beschikt over de infrastructuur

en weet hoe patiënten benaderd kunnen

worden voor onderzoek. Daar willen we

graag gebruik van maken voor de controle

van de nierfunctie tijdens het gebruik van

NOAC’s. Die controle moet eens in de zes

maanden gebeuren, dat staat in de richt-

lijn.”

Controle nierfunctieNu wordt de nierfunctie gecontroleerd

door de laboratoriumarts van het zieken-

huis. De uitslagen van de nierfunctiecon-

trole gaan naar de openbare apotheek,

die bij de aflevering van herhalingsrecep-

ten controleert of de nierfunctie goed is.

Als die niet goed is, neemt de apotheker

contact op met de behandelend arts om in

overleg de dosering of de medicatie aan

te passen. “De trombosedienst zorgt dat

de nierfunctie wordt bepaald. Patiënten

die NOAC’s gebruiken worden centraal

geregistreerd, elke maand wordt in het

ziekenhuissysteem gezocht naar even-

tuele opnames van deze groep. Daarbij

wordt gekeken naar de opname-indicatie

en ontslagdiagnose. Dat leidt tot een au-

tomatische checkup en we kunnen kijken

hoe het is gesteld met het optreden van

complicaties bij het gebruik van NOAC’s.

Dat gebeurt overigens ook bij de oude

middelen.”

RisicogroepBelangrijkste is dat patiënten de best

mogelijk zorg en beste middelen krijgen.

“Het is belangrijk dat er een goede infra-

structuur is waarin deze middelen veilig

voorgeschreven kunnen worden. Door

gebruik te maken van de trombosedienst

voor controle op de nierfunctie wordt de

zorg volgens mij alleen maar beter voor

deze groep patiënten”, schetst dr. Elvan

het ideale beeld. “We praten hier wel over

het risico op het krijgen van een beroerte,

dus het verdient de nodige aandacht. Op

deze manier kunnen medisch specialisten,

huisartsen en de trombosedienst prima

samenwerken. “

Zwolse werkafspraken als voorbeeld Trombosedienst betrekken bij veilig voorschrijven nieuwe antistollingsmiddelen.

Meer informatie www.boezemfibrilleren.nl

Frans Paalman fotografie

Page 7: Hart&longen

7profiel

Meer informatie

Meer informatie is te vinden op

www.noac.nu en op

www.flevoziekenhuis.nl

Almere heeft geluk: de stad beschikt

over twee enthousiaste kaderhuisartsen

hart- en vaatziekten die vanaf het begin

actief betrokken zijn bij de introductie

van nieuwe antistollingsmiddelen (NO-

AC’s) in de praktijk. NOAC staat voor

Nieuwe Orale Anti Coagulantia. Anti-

stollingsmiddelen die worden gebruikt

door mensen met (verhoogde kans op)

trombose, vaak als gevolg van boezem-

fibrilleren. Cardioloog Nick Bijsterveld

van het Flevoziekenhuis in Almere is

blij met de betrokkenheid van de huis-

artsen, want de richtlijnen voor het voor-

schrijven van de NOAC’s door huisart-

sen en cardiologen liggen nogal uiteen.

Om elkaar dan in een samenwerking te

vinden toont de wederzijdse bereidwil-

ligheid aan.

Vanaf het begin“We hebben die samenwerking vanaf

het begin gezocht”, vertelt Bijsterveld.

“Om de NOAC’s in je regio te kunnen

voorschrijven moet je er namelijk voor

zorgen dat alles klopt. Er moet een lokaal

protocol zijn, waarin bijvoorbeeld staat

wat je moet doen als deze mensen ge-

opereerd worden. Dit protocol moet aan

allerlei eisen voldoen, maar we zijn er in

geslaagd om het snel te maken. Ieder-

een die betrokken is bij patiëntenzorg

was op de hoogte van het opzetten van

dit protocol.” Overigens was dat geen

kwestie van over één nacht ijs gaan. In

het Flevoziekenhuis zijn alle betrokken

specialisten en huisartsen uitgenodigd

voor een speciaal symposium over NO-

AC’s, georganiseerd door de cardioloog,

internist-vasculair geneeskundige en

apotheker. Online zijn bovendien bruik-

bare protocollen beschikbaar voor het

gebruik van de nieuwe middelen. Dat

viel in goede aarde.

Niet afwenden“De samenwerking zoals we die in Al-

mere hebben zou eigenlijk overal moe-

ten zijn, maar onder veel huisartsen in

het land is er terughoudendheid tegen

deze nieuwe middelen. Ze hebben er

weinig ervaring mee en in dit geval mo-

gen ze het nog niet voorschrijven. De

huisartsen in deze regio kijken daar an-

ders tegen aan. Zij vinden dat het ook

hún patiënten zijn en ze willen weten

wat ze moeten doen als die patiënt bij de

huisarts komt”, beschrijft Nick Bijster-

veld de prettige samenwerking. Boven-

dien geldt dat de huisartsen de NOAC’s

waarschijnlijk per 1 januari mogen con-

tinueren, dus herhaalrecepten mogen

schrijven. Dat betekent dat de huisarts

weer een deel van de verantwoordelijk-

heid op zich gaat nemen.

WerkdocumentDe samenwerking tussen de kaderart-

sen, de specialisten en apotheek heeft

ook vorm gekregen met een werkdocu-

ment. Eén van de kaderartsen heeft sa-

men met de specialisten van het Flevo-

ziekenhuis een protocol opgesteld om

patiënten met boezemfibrilleren zeven

dagen per week te kunnen verwijzen

naar het ziekenhuis, als de huisartsen

vinden dat er een indicatie is voor een

NOAC. Bijsterveld: “Zoals gezegd mag

een huisarts de NOAC’s niet zelf voor-

schrijven, maar als een patiënt in het

weekend komt of er is op de poli onver-

hoopt een wachttijd van enkele dagen,

dan moet je toch snel beslissen om een

patiënt een NOAC te kunnen geven. In

het werkdocument staat omschreven

dat wij deze patiënten na verwijzing de-

zelfde dag nog zien. Bij een goede in-

dicatie gaan we dan ook direct starten

met de NOAC. Het werkdocument wordt

verspreid onder huisartsen in Almere

om hen te informeren over deze moge-

lijkheid.”

noac.nuOm het specialisten en huisartsen mak-

kelijker te maken is vanuit het Flevozie-

kenhuis de website www.noac.nu opge-

zet. Deze site helpt artsen bij het goed

indiceren van NOAC’s. Nick Bijsterveld

heeft de site ontworpen. “Door een aan-

tal stappen te doorlopen kun je zien of

een patiënt voldoet aan de voorwaarden

om een NOAC voor te schrijven. De site

biedt binnenkort ook andere mogelijk-

heden en stappenplannen. Wat moet je

doen als je iemand met antistolling gaat

opereren? Het is afhankelijk van het

type operatie en het soort antistollings-

middel dat gebruikt wordt wanneer dat

middel gestopt en weer gestart kan wor-

den. Zo is de veiligheid geborgd en heeft

iedereen toegang tot deze informatie.”

TransmuraalDe huisarts behandelt veel patiënten

met boezemfibrilleren in de eigen prak-

tijk en verwijst niet altijd door naar de

cardioloog. Dit zijn met name de patiën-

ten van 65 jaar of ouder. ”We willen in

samenwerking met de kaderartsen pro-

beren de drempel te verlagen om deze

mensen toch eens door een cardioloog

te laten onderzoeken”, vertelt Bijster-

veld. “Juist bij de oudere patiënt kom

je vaker belangrijke oorzaken tegen

van het boezemfibrilleren, zoals hart-

klepafwijkingen of zuurstoftekort. Een

klepreparatie of dotterprocedure kan

de patiënt dan juist helpen. Mocht er bij

cardiologisch onderzoek geen andere

afwijkingen worden gevonden en de pa-

tiënt is goed ingesteld hoeft hij niet bij

de cardioloog onder controle te blijven.

Zo wordt zorg transmuraal. Hierbij is het

van belang dat de huisarts en specialist

overeenstemming hebben over het te

voeren beleid bij hun patiënt. Nu is die

zorg nog wat statisch, een patiënt loopt

óf bij de huisarts óf bij de specialist. Het

zou mooi zijn als we dat kunnen veran-

deren in transmurale zorg met eenvou-

diger heen- en terugverwijzen”, aldus

vasculair internist Marije ten Wolde.

Steeds meer patiëntenDe transmurale zorg krijgt in Almere

ook vorm door bezoek van specialisten

aan de huisartspraktijk. “De huisartsen

willen graag dat je met enige regelmaat

langskomt om patiënten te bespreken.

Het is op die manier niet altijd nodig om

een patiënt door te verwijzen naar het

ziekenhuis. Daarmee bespaar je boven-

dien de kosten van een extra zieken-

huisbezoek. Hier in Almere is de trans-

murale samenwerking van extra belang,

omdat de stad destijds gestart is met

heel veel jonge mensen die nu allemaal

ouder worden. Dat veroorzaakt een golf

aan ouderdom gerelateerde ziekten”,

aldus Ten Wolde. Het aantal patiënten

neemt op termijn in de complete zorglijn

toe. “Om deze groei te beteugelen stre-

ven we er via werkafspraken en trans-

murale samenwerkingsverbanden naar

om zo mogelijk patiënten in de eerste

lijn te behandelen. Dat is ook conform

de wens van de overheid.”

Toegang tot gegevensOok belangrijk voor een goede samen-

werking tussen specialist en huisarts is

een algemene toegang tot de gegevens

van de apotheek. In de regio Almere kan

een arts 24 uur per dag nagaan welke

geneesmiddelen een patiënt gebruikt.

Mocht een patiënt met een bloeding in

het ziekenhuis komen en zijn of haar

medicijnlijst niet bij zich hebben, ont-

staat een acuut probleem. Marije Ten

Wolde: “De algemene toegang maakt

het gemakkelijker en veiliger om deze

middelen voor te schrijven. En het maakt

het onderling communiceren een stuk

eenvoudiger. Eén systeem is dan heel

belangrijk, maar in feite geldt dat voor

alle geneesmiddelen. Door multidiscipli-

naire afspraken over de indicaties voor

gebruik van de NOAC’s en stappenplan-

nen hoe te handelen, bijvoorbeeld in het

geval van een bloeding, werk je minder

langs elkaar heen. Zo lever je betere

zorg.”

Samenwerking belangrijk bij introductie NOAC’sBetrokken huisartsen zijn belangrijk bij de introductie van nieuwe antistollingsmiddelen.

Dr. ten Wolde en dr. Bijsterveld, beide werkzaam in het Flevoziekenhuis te Almere.

Page 8: Hart&longen

8 van de redactie

Pulmonale Hypertensie (PH) is een onge-

neeslijke, progressieve ziekte waarbij de

bloeddruk in de longslagader te hoog is.

Toch zijn er medicijnen voor PH-patiënten,

die de kwaliteit van leven kunnen verho-

gen. De ziekte wordt onderverdeeld in vijf

grote groepen, die worden geclassificeerd

volgens de Dana Point Classificatie. “Er

schijnt een nieuwe classificatie aan te ko-

men; ik heb hem echter nog niet gezien”,

licht dr. Yvonne Heijdra, longarts in het

Radboudumc toe. “Deze manier van inde-

len geeft ook aan voor welke groepen be-

handelindicaties zijn.”

De vijf grote groepen zijn:

1. Pulmonale Arteriële Hypertensie.

2. Pulmonale Hypertensie als gevolg van

linkerhartziekte

3. Pulmonale Hypertensie als gevolg van

longziekte en/of zuurstofgebrek

4. Pulmonale Hypertensie als gevolg van

trombo-embolische processen, ook

wel CTEPH genoemd

5. Pulmonale Hypertensie met overige

oorzaken, waaronder sarcoidose.

SubgroepenDr. Heijdra: “Groep 1 wordt weer onderver-

deeld in een aantal subgroepen, uitgaande

van de oorzaak. Dat kan zijn idiopatisch

(door een onbekende oorzaak), erfelijk-

heid , als gevolg van het gebruik van me-

dicijnen (waaronder eetlustremmers) en

groepen die geassocieerd is met andere

ziekten, bijvoorbeeld reumatische aandoe-

ningen, HIV en levercirrose.”

Momenteel wordt de PH-medicatie gege-

ven voor de groepen 1 en 4. De onderver-

deling in groepen en subgroepen is voor

behandelaars van groot belang. “Op het

moment dat je een patiënt ziet, heb je deze

indeling in je hoofd en krijg je soms al een

idee welke kant het opgaat en welke be-

handeling mogelijk van toepassing is.”

PillenAls PH-patiënten vallen in groep 1 of 4

en daarnaast in de NYHA klasse II, III of

IV (zogenoemde kortademigheidsklasse)

wordt voor de behandeling gestart met pil-

len. “Dat zijn de endotheline antagonisten

of fosfodiesterase V-remmers. Deze mid-

delen doen iets op vaatverwijding.” De

middelen grijpen in op de processen die

een rol spelen bij de vernauwing en/of ver-

wijding van vaten. “En ze remmen de af-

wijkende groei van cellen in de vaatwand.

Het acute vaatverwijdende effect van de

middelen gaat vrij snel. Het effect om de

afwijkende groei van cellen te bestrijden

duurt veel langer. Een therapie moet dan

ook langer worden gevolgd, tot 12 weken,

om een eventueel effect vast te kunnen

stellen.” Medicijnen van het type prosta-

cycline agonisten worden intraveneus (in

een bloedvat) of subcutaan (onder de huid)

ingespoten of geïnhaleerd.

Voordelen inhalatietherapieDe inhalatietherapie heeft een aantal voor-

delen. De patiënt hoeft niet geprikt te wor-

den en ervaart minder lokale bijwerkingen

dan bij de subcutane vorm. “Je moet het

wel om de drie uur, zes keer per dag doen.

Een patiënt die inhalatietherapie krijgt

moet er dus om denken dat er regelmatig

geïnhaleerd moet worden. Het kost tijd.

Maar vooral oudere mensen vinden deze

manier van toediening van medicijnen

vaak makkelijker. We laten de patiënten

tegenwoordig zelf kiezen. Ik neig ertoe om

de inhalatietherapie meer te gebruiken bij

oudere patiënten. Vooral omdat zij vaak

opzien tegen de apparatuur (pompen) die

nodig zijn voor de intraveneuze of subcu-

tane toediening.

Monique van Born (nu 48) was pas 14 jaar

toen ze last kreeg van haar gewrichten

en uitslag kreeg in haar gezicht. Na een

heleboel ‘gedokter’ werd uiteindelijk ont-

dekt dat Monique SLE had. SLE staat voor

Systemische Lupus Erythematodes, een

auto-immuunziekte.

“Daar kreeg ik medicijnen voor en dat ging

op zich goed. De jaren verstreken met de

nodige pijntjes, maar ik heb op een nor-

male manier mijn school kunnen afmaken

en een normaal leven kunnen leiden. Ik

had regelmatig controles in het ziekenhuis

en er kwam wel vaak weer wat bij.” Toch

werd Monique op een gegeven moment

geconfronteerd met ernstigere aandoe-

ningen als het Syndroom van Sjögren, dat

de slijmvliezen uitdroogt. “Dat geeft veel

ongemak, maar beïnvloedt mijn leven niet

heel ernstig.” Monique heeft nu ook scle-

rodermie (verharding van het bindweefsel)

en de levensbedreigende ziekte Pulmonale

Hypertensie (PH). “Het is niet vreemd dat

iemand met een auto-immuunziekte er

andere auto-immuunziektes bij krijgt.”

InhalatietherapieDoor de sclerodermie zijn de longblaas-

jes in belangrijke mate verlittekend, zodat

Monique nu nog slechts een kleine longin-

houd heeft. Ze is 24 uur per dag verbonden

met een zuurstofapparaat en staat sinds

een jaar op de wachtlijst voor een long-

transplantatie. De Pulmonale Hypertensie

zorgt ervoor dat de druk in de bloedvaten in

de longen oploopt en het hart extra wordt

belast. De ziekte is ongeneeslijk en heeft

onbehandeld een prognose van slechts

enkele jaren. Medicijnen voor PH zijn erop

gericht om de vaten in de longen zoveel

mogelijk te verwijden. Monique gebruikt

dagelijks tabletten om de vaten te verwij-

den. “En een ander middel is een vloeistof,

dat ik via een apparaatje als het ware moet

inpuffen, om de drie uur. De ziekte lijkt

nu stabiel. Maar ook voor de andere aan-

doeningen gebruik ik medicijnen. Sinds

een aantal jaren krijg ik iedere drie weken

een infuus met medicijnen om het totale

beeld van aandoeningen rustig te houden.

Er wordt van alles aan gedaan om me een

beetje op de been te houden.” Monique

vindt het puffen of de inhalatietherapie in

de thuissituatie een goede manier van toe-

diening van medicijnen. Buitenshuis vindt

ze het minder, dan is het meer confronte-

rend. “Normaal gesproken ben ik daarmee

in tien minuten klaar, maar tegenwoordig

doe ik er veel langer over omdat bepaalde

onderdelen in de apparatuur zijn vernieuwd.

Ik doe er nu 35 minuten over. Dat is wel erg

lang. De lange inhalatietijd is waarschijnlijk

slechts tijdelijk.”

Dag tot dagMonique staat er niet alleen voor: er is een

compleet netwerk van familie en vrienden

die haar helpen. En ze blij met de artsen om

haar heen, die haar als mens behandelen

en meedenken. Totdat er hopelijk donatie-

longen komen is het voor Monique afwach-

ten. “Kijken hoe lang het goed gaat en hoe-

veel complicaties ik nog krijg. Maar ook als

ik nieuwe longen krijg, blijft het de vraag of

het goed gaat, er blijft altijd de kans op af-

stoting.” Ondanks de ernstige situatie van

Monique blijft ze positief en leeft van dag

tot dag. “Ik kan geen zinnig woord zeggen

over mijn levensverwachting. Mijn kwaliteit

van leven is zwaar beperkt, maar dat wil

niet zeggen dat ik niet gelukkig ben of niet

weet wat ik met mijn leven aan moet.”

Auteur: Cor Dol

Behandeling van pulmonale hypertensie Medicatie voor pulmonale hypertensie is gericht op verbetering van kwaliteit van leven. Er zijn verschillende mogelijkheden.

Wachten op nieuwe longenMonique heeft een aantal auto-immuunziektes, waaronder Pulmonale Hypertensie.

expertbijdrage

Dr. Yvonne Heijdra is longarts in het

Radboudumc te Nijmegen.

Page 9: Hart&longen

9expertbijdrage

Boezemfibrilleren is een hartritmestoornis

waarbij de boezems minder efficiënt wer-

ken omdat de frequentie van pompen niet

goed geregeld is. Hierbij ontstaat ook het

risico op bloedstolsels in de boezems van

het hart, met alle gevolgen van dien.

Om deze risico’s te beheersen wordt an-

tistollingstherapie voorgeschreven. De

sterkste manier om bloed te verdunnen

was vijftig jaar lang met vitamine k-anta-

gonisten, maar het middel laat zich lastig

instellen. Sinds kort bestaan de NOAC’s

(Nieuwe Orale Anti Coagulantia) als goed

alternatief. Inmiddels zijn drie NOAC’s op

de markt. Uitgebreide studies met deze

producten tonen aan dat ze, in vergelijking

met de aloude vitamine k-antagonisten,

even effectief zijn in het voorkomen van

stolsels, waarschijnlijk veiliger zijn en het

aantal hersenbloedingen reduceren, zonder

dat controles bij de thrombosedienst nodig

zijn. Toch zijn in Nederland huisartsen en

cardiologen het volgens hun onlangs aan-

gepaste richtlijnen niet met elkaar eens

over de toepassing van de NOAC’s, en dat

is een gemiste kans.

VerschillenDe cardiologen volgen de internationale

richtlijn (ESC Guideline) die door de Neder-

landse Vereniging van Cardiologie (NVVC)

wordt onderschreven. Deze richtlijn geeft

een prominente plaats aan het gebruik

van NOAC’s. In de NHG-richtlijn van de

huisartsen wordt echter zeer terughou-

dend gereageerd op het voorschrijven van

deze middelen. Cardioloog Ad Bakx van

het Amsterdamse Boven IJ Ziekenhuis:

“Huisartsen mogen de NOAC’s niet eens

voorschrijven volgens deze richtlijn. Andere

antistollingsmiddelen wel. Er is angst voor

nieuw, de opvatting in de richtlijn van de

huisartsen is dat de nieuwe middelen zich

nog moeten bewijzen. Maar er is volgens

mij niet zoveel tegen om de NOAC’s te ge-

bruiken, behalve dat het om een nieuw mid-

del gaat. Ziekenhuizen, huisartsen en am-

bulancediensten moet je vertrouwd maken

met het feit dat mensen deze middelen ge-

bruiken. Daar is vorig jaar een leidraad voor

ontwikkeld, zodat er een goed protocol ligt

en iedereen houvast heeft. Ik begrijp dat

het gefaseerd wordt ingevoerd. Maar op dit

moment is die in Nederland geïntroduceerd

en dan lijkt mij dat er geen reden meer is

om een verschil te maken tussen het voor-

schrijven door de eerste en tweede lijn.”

SamenwerkenDe terughoudendheid in de richtlijn voor

huisartsen zou kunnen leiden tot verwar-

ring en het onthouden van deze medicij-

nen aan sommige mensen. Terwijl er een

groot voordeel is, namelijk dat men zich

niet meer hoeft te laten controleren bij

een trombosedienst of door middel van

zelfmeting. “Ik zou daarnaast pleiten voor

een goede lokale afstemming in het beleid

tussen huisarts en cardioloog. Je moet het

uiteindelijk samen oplossen. Iedere patiënt

met boezemfibrilleren zou minstens een-

maal een echocardiogram moeten krijgen,

want daardoor wordt op eenvoudige wijze

een schat aan informatie verkregen.” Een

‘Dappere Dokter’ overweegt de patiënt voor

verdere behandeling terug te verwijzen

naar de huisarts, wat een enorme kosten-

besparing kan betekenen. Maar dat kan

nooit lukken als de huisarts geen NOAC’s

mag voorschrijven, kortom op dit gebied

dienen de richtlijnen van eerste en tweede

lijn op elkaar afgestemd te worden. Tijd

voor ontschotting van de zorg.

Richtlijnen rondom NOAC’s verschillenVolgens de richtlijnen van cardiologen en huisartsen zijn zij het niet eens over het gebruik van nieuwe antistollingsmiddelen.

advertentie

BovenIJ-cardioloog Ad Bakx, bekroond tot Dappere Dokter 2013.

Mijngezondheidsgids.nl is opgericht

voor iedereen die geïnteresseerd

is in gezondheid en zorg. Het

onafhankelijke kennisplatform biedt

informatie over gezondheid, lichaam,

geest, voeding en zorg.

OnafHankelijk kennisplatfOrM Over gezOndHeid

Meer informatie www.boezemfibrilleren.nl

Page 10: Hart&longen

10 expertbijdrage

Om boezemfibrilleren onder de duim te

krijgen wordt traditioneel veel gebruik

gemaakt van medicijnen, waarmee wordt

gepoogd de hartfrequentie wat rustiger te

houden. Anderzijds is behandeling er op

gericht om de kwaal te voorkomen, maar

de medicijnen hiervoor werken niet altijd

afdoende.

Gebruik is daarnaast dagelijks en dat

vraagt veel van patiënten. “We zien dan

ook dat in ontwikkeling van deze medicij-

nen de laatste tien jaar nauwelijks enige

vooruitgang is gekomen”, licht dr. Lucas

Boersma, electrofysioloog in het St. Anto-

nius Ziekenhuis in Utrecht/Nieuwegein

toe. De laatste tien jaar zijn er invasieve

ingrepen ontwikkeld zoals catheter-

ablatie en minimaal invasieve hartritme

chirurgie via een kijk-operatie. “Het aantal

behandelingen is sterk toegenomen en

de techniek is eveneens verbeterd. De ab-

laties krijgen een steeds grotere aanbeve-

ling in de richtlijnen voor behandeling.”

NOAC’sBoezemfibrilleren is op zichzelf niet direct

gevaarlijk, maar het vergroot de kans op

het ontstaan van bloedpropjes die een

beroerte kunnen veroorzaken. In 2012 is

een nieuw scoringssysteem aangenomen

waarmee het risico voor het optreden van

beroerte bij mensen met boezemfibrilleren

nauwkeuriger bepaald kan worden. Aan

de hand van dit nieuwe systeem worden

tegenwoordig eerder antistollingsmidde-

len voorgeschreven en ook van een zwaar-

der kaliber. Voorheen kon dit alleen met

Vitamine K-antagonisten onder INR con-

trole door de trombosedienst, maar sinds

een aantal jaar zijn er andere medicijnen

beschikbaar hiervoor. “De nieuwe antistol-

lingsmiddelen NOAC’s zijn uitgebreid ge-

test bij tienduizenden patiënten. Daaruit

blijkt dat ze minstens zo effectief zijn als

de Vitamine K-antagonisten. Over het al-

gemeen is met een NOAC de kans op ern-

stige bloedingen, met name hersenbloe-

ding, echter beduidend lager. De Europese

cardiologievereniging stelde in de richtlijn

van 2012 dan ook dat NOAC’s de voor-

keur zouden moeten krijgen. In Nederland

is deze richtlijn overgenomen, maar voor

patiënten die zonder problemen goed zijn

ingesteld op de oude middelen is er niet

direct aanleiding om op een NOAC over te

stappen. Therapietrouw blijft hoe dan ook

van groot belang.”

MaatwerkDe aanpak van boezemfibrilleren wordt

meer en meer tailor made. Voor elke nieu-

we patiënt wordt bekeken wat de beste

behandeling is en of antistollingsmiddelen

noodzakelijk zijn. In het nieuwe adagium

van overleg tussen arts en patiënt moet

de patiënt dan wel goed op hoogte zijn

van de keuzemogelijkheden. “Daar is nog

wel wat werk te doen. Huisartsen bijvoor-

beeld mogen de NOAC’s niet voorschrij-

ven, dus er zit verschil in de behandeling

van boezemfibrilleren door een huisarts en

een cardioloog. Huisartsen zijn er nu toe

geneigd om patiënten van 65 jaar en ou-

der met niet te veel klachten niet door te

sturen. Maar daarmee onthoud je veel pa-

tienten wel behandelingsmogelijkheden,

waaronder NOAC’s en een invasieve the-

rapie voor ritmestoornissen. Klachten zijn

immers subjectief en het is afhankelijk van

de huisarts of hij de klacht ernstig genoeg

vindt om de patiënt door te sturen naar de

cardioloog.” Dr. Boersma begrijpt de spa-

gaat waarin huisartsen soms zitten met

deze patiënten. “Daarom is het goed om

lokale en regionale afspraken te maken.

Bijvoorbeeld door protocollen te ontwikke-

len over hoe om te gaan met calamiteiten

rond bloedingen.”

Langdurige stress verhoogt de kans op

hart- en vaatziekten én hart- en vaatziek-

ten leveren vaak stress op. Dit staat in het

adviesrapport Stress en hart- en vaatziek-

ten waaraan drs. Jos van Erp, psycholoog

bij De Hart&Vaatgroep/Hartstichting,

heeft meegewerkt.

In dit onderzoek gaat het over de relatie

tussen hart- en vaatziekten en stress. Eén

van de adviezen in het rapport is om een

cursus stressmanagement aan te bieden

aan mensen met een hart- of vaataandoe-

ning (en hun partners) die na het afronden

van de medische behandeling nog veel

stress ervaren.

Stressmanagement“Stressmanagement kan enerzijds bestaan

uit het verminderen of hanteerbaar maken

van de belastende omstandigheden, zo-

als werkdruk. Anderzijds is het van belang

om de verhoogde spanning die ontstaat

door psychische en lichamelijke factoren,

zoals piekeren of angst en lichamelijke

spanningsklachten, aan te pakken. Dit kan

bijvoorbeeld door medicatie, een bewe-

gingsprogramma of een programma voor

spanningsregulatie,” vertelt Van Erp. “Tech-

nieken waarmee mensen leren om zich te

ontspannen kunnen gunstige uitkomsten

hebben op zowel lichamelijk als psychisch

gebied. Zo zijn patiënten, die hebben ge-

leerd zich te ontspannen, minder angstig

en hervatten zij vaker en eerder het werk.”

TrainingenDe Hart&Vaatgroep, de patiëntenvereni-

ging voor mensen met een hart- en vaat-

aandoening en hun naasten, hield een

enquête waaruit bleek dat er behoefte was

aan begeleiding op dit gebied en biedt

daarom stressmanagementtrainingen aan.

Deze zijn gebaseerd op de principes van de

mindfulness-methode. Dit betekent dat pa-

tiënten én hun partners leren om hun aan-

dacht te focussen op de directe ervaring in

het hier en nu. Zo groeien afleidende ge-

dachten en voorstellingen niet uit tot ramp-

scenario’s. Van Erp: “De training is gericht is

op het ontwikkelen van een stabiele basis.

Mensen leren stilstaan bij het moment en

laten zich hierdoor niet meer meesleuren

door allerlei gedachtes. Ook leren patiën-

ten om zich lichamelijk en geestelijk te ont-

spannen door ontspanningsoefeningen.

De mindfulnessbenadering zorgt ervoor

dat mensen spannende gedachten en ge-

voelens niet laten groeien, maar ze ook niet

uit de weg gaan. Dit laatste draagt bij aan

de acceptatie van veranderingen die het ge-

volg zijn van de ziekte. Verder leren we hen

ruimte te maken voor prettige, ontspannen

of waardevolle ervaringen. De ziekte van

mensen of die van hun partner veroorzaakt

vaak beperkingen, maar door samen te

zoeken naar positieve dingen, lukt het om

meer te genieten en je daar op te richten.”

Door wie en voor wieDeze training wordt door een ervaren psy-

choloog en een ervaringsdeskundige gege-

ven. De ervaringsdeskundige leeft net als

de patiënten met een hart- en of vaataan-

doening. De training is vooral bedoeld voor

mensen met een hart- of vaataandoening

(en hun partners) die na het verlaten van de

medische behandeling nog veel stress er-

varen. De cursus bestaat uit vijf bijeenkom-

sten van drie uur en wordt in het midden

van het land georganiseerd.

Vanaf medio december is het adviesrapport

Stress en hart- en vaatziekten te vinden op

www.hartenvaatgroep.nl. Heeft u interesse

in de stressmanagementcursus, neem dan

contact op met: [email protected].

Maatwerk gevraagd voor boezemfibrillerenDe behandeling van boezemfibrilleren wordt steeds meer individueel gericht. Antistolling blijft belangrijk.

Stress als oorzaak en gevolg van hart- en vaatziektenHet lijkt een kwestie van de kip en het ei: stress kan oorzaak én gevolg van hart- en vaatziekten zijn.

expertbijdrage

Dr. Lucas Boersma is cardioloog in het St.

Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein.

Page 11: Hart&longen

11profiel

Vanaf de start van het Thoraxcentrum

Twente (onderdeel van het Medisch Spec-

trum Twente) in 2004 is de nadruk gelegd

op hoogwaardige kwaliteit van de operatie-

ve behandeling en nazorg. “Door de erva-

ring die de startende chirurgen reeds had-

den opgedaan in de voorgaande jaren in

andere centra, is direct een bepaalde koers

gevaren in de uitvoering van onder andere

de bypass chirurgie”, aldus prof. dr. Jan

Grandjean, mede oprichter van het Thorax-

centrum Twente.

No touchHet Thoraxcentrum Twente staat sindsdien

bekend om het uitvoeren van deze opera-

ties met behulp van slagaders in plaats van

aders uit het been, en het doen van deze

operaties op het kloppend hart. Nu blijkt

ook uit de resultaten van deze groep ge-

opereerde patiënten dat zij het veel beter

doen dan patiënten die volgens de meer

conventionele manier zijn geopereerd in

Europa en de wereld. Met name de pati-

enten waarbij de aorta in zijn geheel niet

wordt aangeraakt, de zogenaamde ‘no-

touch’ techniek, lopen niet of nauwelijks ri-

sico op het krijgen van neurologische com-

plicaties. Bij de conventionele manier wordt

de hart-longmachine gebruikt en wordt een

canule in de aorta geplaatst. Hierna wordt

de aorta geklemd. Tevens wordt bij het ge-

bruik van een ader uit het been een andere

klem op de aorta geplaatst om een verbin-

ding tussen de ader en de aorta te kunnen

maken.

Resultaten publicerenDe eerst vierhonderd patiënten waarbij de

aorta niet is ‘aangeraakt’ zijn in het Tho-

raxcentrum Twente de afgelopen jaren

gevolgd en deze patiënten zijn alleen met

behulp van slagaders geopereerd. Hiervoor

werden slagaders uit de borstholte ge-

bruikt alsook slagaders uit vooral de linker

onderarm en zelfs uit de buik, die langs de

maag lopen. Aangezien in het lichaam de

slagaders vaak dubbel zijn aangelegd, kun-

nen ze ook zonder gevaar gebruikt worden

voor andere doeleinden. Het lichaam zorgt

zelf voor aanpassing van de doorbloeding

door de overgebleven slagaders. De resul-

taten worden binnenkort gepubliceerd in

het vermaarde Amerikaanse tijdschrift The

Annals of Thoracic Surgery. Na negen jaar

van gedegen werk en het vastleggen van

alle gegevens in een enorme databank,

komt nu de tijd om de resultaten te evalu-

eren en te vergelijken met resultaten die in

de wereld bekend zijn.

Ablatie voor boezemfibrillerenBoezemfibrilleren is de meest voorko-

mende hartritmestoornis. Het is een hart-

ritmestoornis waarbij het ritme volledig

onregelmatig en meestal versneld is. Boe-

zemfibrilleren kan invaliderende klachten

geven, maar is tevens gerelateerd aan stol-

selvorming wat herseninfarcten kan ver-

oorzaken. De longvenen, die uitmonden in

de linkerboezem, vormen een belangrijke

rol in de opwekking en instandhouding

van boezemfibrilleren. Het elektrisch iso-

leren van de longvenen van de rest van de

linkerboezem, ook wel longvenen isolatie

genoemd, vormt daarom de hoeksteen van

de niet-medicamenteuze behandeling van

boezemfibrilleren.

Weinig complicatiesIn het Thoraxcentrum Twente wordt sinds

een aantal jaren deze ablatie uitgevoerd,

waarbij gemiddeld zes patiënten per week

worden behandeld. Deze ingreep vindt

plaats via een ader in de lies. Het aantal

complicaties van deze nog steeds com-

plexe ingreep is zeer gering. Dit is te dan-

ken aan de uitgebreide ervaring van het ge-

hele elektrofysiologisch team en de goede

samenwerking met de afdeling anesthe-

siologie. Alle boezemfibrilleren ablaties

worden namelijk onder algehele narcose

uitgevoerd. Door de technische verbete-

ringen, met name in de beeldvorming, zijn

de resultaten sterk verbeterd. Intracardiale

echo en rotational angiografie (scan tijdens

de ablatie) zijn inmiddels standaard gewor-

den.

Cryo ablatieDe nieuwste introductie is die van cryo-

ablatie. Bij cryo-ablatie wordt de longvenen

isolatie niet door verhitting, maar door be-

vriezing van het weefsel tot stand gebracht.

De koude wordt toegediend met behulp

van een ballon die de pulmonaal vene (fi-

guur 1) tijdelijk afsluit. “De resultaten die

hiermee bereikt worden zijn uitstekend”,

aldus dr. Van Opstal, cardioloog-elektrofy-

sioloog. “Van de patiënten met niet lang-

durig boezemfibrilleren heeft 90% na één

jaar geen boezemfibrilleren meer.” De ide-

ale patiënt voor boezemfibrilleren ablatie is

relatief jong (jonger dan 65 jaar), heeft nog

niet al te lang boezemfibrilleren en een niet

vergrote linker hartboezem. De moeilijkst

te behandelen groep zijn patiënten met

langdurig boezemfibrilleren en een reeds

vergrote linker boezem. De resultaten van

de ‘klassieke’ longvenen isolatie, zoals

hierboven beschreven, zijn wereldwijd te-

leurstellend. Voor deze groep is een chirur-

gische of hybride (cardiologische ingreep

in combinatie met chirurgie) aanpak beter.

De chirurgische behandeling van atriumfi-

brilleren wordt binnen het Thoraxcentrum

Twente door een speciaal team uitgevoerd.

Afsluiting linker hartoorEén van de grote risico’s van boezemfibril-

leren is het ontstaan van een in het hart

gelegen stolsel, wat een herseninfarct kan

veroorzaken. De kans op stolselvorming

is het grootst in het linker hartoor (figuur

2). Om het risico op embolisatie te verla-

gen kan antistolling gegeven worden. Een

belangrijk nadeel van het gebruik van an-

tistolling is het optreden van bloedingen.

Sinds enige tijd is er een nieuwe techniek

beschikbaar om de kans op stolselvorming

te verkleinen, namelijk het afsluiten van het

linker hartoor met een speciaal ontworpen

apparaat. Dit kan via een ader in de lies

worden ingebracht. “Deze behandeling is

dus een alternatief voor patiënten met boe-

zemfibrilleren met een hoge kans op vor-

ming van stolsels én met (een hoge kans

op) complicaties van de gebruikte antistol-

ling”, vertelt dr. Stevenhagen, cardioloog-

elektrofysioloog.

Percutane aortaklepimplantatiesNa jaren van voorbereidingen en inten-

sieve training zijn we in 2013 gestart met

aortaklep implantaties via de lies (TAVI, zie

figuur 3 en 4) bij patiënten met een ern-

stige vernauwing, door verkalking, van de

aortaklep. Om in aanmerking te komen

voor een TAVI moet er sprake zijn van een

leeftijd boven de 80 jaar en een hoog risico

voor conventionele aortaklepchirurgie. Er

kan worden gekozen voor een transfemo-

rale-, direct aortale- of apicale benadering,

dus niet alleen via de lies, maar ook via een

klein ‘luikje’ in de borstkas. Dr. Gert van

Houwelingen, interventiecardioloog: “Iede-

re mogelijke kandidaat voor deze techniek

wordt van tevoren uitgebreid gescreend

door een speciaal ‘kleppen hartteam’, dat

bestaat uit een interventiecardioloog, car-

diothoracaal chirurg, beeldvormend cardio-

loog, thorax anesthesist/intensivist en een

radioloog. Deze techniek biedt een alterna-

tief om toch een aortaklep te implanteren

voor patiënten die anders een te hoog ri-

sico liepen voor conventionele aortaklep-

chirurgie.”

Kwaliteit werpt vruchten afNegen jaar lang de nadruk leggen op hoogwaardige kwaliteit van zorg. Dat moet resultaten geven.

Figuur 1

prof. dr. Jan Grandjean

dr. Jurren van Opstal

dr. Gert van Houwelingen

drs. Jeroen Stevenhagen

Figuur 3

Figuur 4

Figuur 2

Meer informatiehttps://www.mst.nl/thoraxcentrum

Page 12: Hart&longen

12 expertbijdrage

Het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis

(CWZ) in Nijmegen is actief als het gaat om

de multidisciplinaire aanpak van allerlei

aandoeningen aan de longen. “We vinden

als longartsen dat elke patiënt die mogelijk

gebaat is bij een multidisciplinaire aanpak,

deze ook moet krijgen. Hiervoor hebben

we nieuwe MDO’s [Multi Disciplinair Over-

leg] geïnitieerd en bestaande aangepast”,

vertelt longarts dr. Rob Janssen. Vanuit het

CWZ vindt veel overleg plaats met de huis-

artsen. “We hebben als longartsen onze

zorg zo goed mogelijk afgestemd op de

vraag van huisartsen en patiënten. Huis-

artsen zijn steeds beter in staat de regie te

voeren over COPD patiënten. Wij willen in-

spelen op deze trend. Het is belangrijk om

de zorg in het ziekenhuis aan te laten slui-

ten op de zorg die de huisarts levert.” Het

CWZ biedt bijvoorbeeld COPD-dagana-

lyse. Hierbij wordt een patiënt gedurende

een dagdeel in kaart gebracht met behulp

van longfunctie onderzoek en consult bij

de longverpleegkundige, longarts, fysio-

therapeut en andere paramedici. De zorg

blijft daarna meestal bij de huisarts. “We

nemen de zorg niet over, maar brengen de

COPD patiënt multidisciplinair in kaart.”

Anderhalve lijnszorgDoor de intensieve samenwerking ont-

stond de anderhalve lijnszorg. Dr. Julius

Janssen: “We willen meewerken om de

zorg voor de COPD patiënt zo dicht moge-

lijk bij huis te houden en toch de optimale

zorg te bieden. Als longarts zien we in

enkele huisartsenpraktijken de ‘ingewik-

kelde’ longpatiënt samen met de huisarts.

We voorkomen hier vaak mee dat de pati-

ent naar het ziekenhuis hoeft te komen. Of

hij hoeft dan alleen nog te komen voor bij-

voorbeeld een fietstest, wat een fysiothe-

rapeut graag heeft voordat een longreac-

tivatie gestart wordt.” COPD-patiënten die

worden opgenomen met een exacerbatie

(longaanval) komen in het CWZ in het

Zorgpad COPD terecht. Hierbij worden pa-

ramedici geconsulteerd en patiënten we-

kelijks besproken in het MDO COPD. Dr.

Rob Janssen: “Daarnaast hebben we in het

CWZ een multidisciplinaire poliklinische

longrevalidatie opgezet, waarin dezelfde

paramedici participeren.”

LongkankerVoor longkanker bestaat in het CWZ een

logistiek geoptimaliseerde keten van di-

agnostiek en behandeling, waarbij alle

nieuwe patiënten wekelijks in een MDO

worden besproken.

SlaapcentrumDe KNO-artsen, longartsen en neurologen

van het CWZ hebben samen het Slaapcen-

trum CWZ Nijmegen opgericht om slaap-

problemen multidisciplinair aan te pakken.

Voor het bepalen van de juiste behande-

ling van slaapapneu en snurken is vaak

zowel een goede analyse van de long- als

KNO-arts noodzakelijk. Daarnaast blijken

patiënten die verwezen worden met ver-

denking slaapapneu, soms een andere,

bijvoorbeeld neurologische slaapaandoe-

ning te hebben. Dan is het wel prettig dat

in het Slaapcentrum CWZ ook deze pati-

ent verder geholpen kan worden. Verder

participeren gecertificeerde tandartsen

uit de regio in het centrum voor het ver-

vaardigen van MRAs (anti-snurkbeugels).

Deze multidisciplinaire benadering van

slaapgeneeskunde is uniek voor de regio

Nijmegen.

Boodschappen doen, een lange wandeling

maken, met de kinderen dollen: het kost je

allemaal meer moeite als je COPD hebt.

Daarom is het slim om je beweegpatroon

aan te passen. Dan ga je efficiënt om met

je energie en kun je heel veel leuke dingen

gewoon blijven doen.

Het lijkt zo simpel. Even de trap oplopen

of naar je werk fietsen. Toch is dat voor

jou misschien niet zo vanzelfsprekend.

Als COPD-patiënt kosten zulke dingen je

namelijk veel energie. Zeker als je een ern-

stige vorm van COPD hebt.

Vervelende benauwdheidWie weet heb je daardoor het idee dat je

nu weinig meer kunt ondernemen. Of heb

je de neiging veel minder te gaan bewe-

gen, omdat dat nou net voor die vervelen-

de benauwdheid zorgt.

Het goede nieuws is dat je ook met COPD

een prima leven kunt leiden. Het is alleen

wel nodig om je tempo en dagindeling aan

te passen. Hiernaast vind je een paar tips

die je helpen om zo goed mogelijk met

COPD om te gaan.

Blijf in bewegingBeweging is erg belangrijk als je COPD

hebt. Hoe actiever je bent, hoe verder je

ademhalingsklachten kunnen verminde-

ren. Beweging zorgt namelijk voor een be-

tere conditie. En je spiercellen leren zo om

te gaan met minder zuurstof. Dat betekent

dat je met minder zuurstof meer kunt on-

dernemen.

In eerste instantie kan het je tegenvallen

om actiever te worden. Het betekent dat

je op korte termijn meer last krijgt van be-

nauwdheid. Maar na een paar weken zul je

merken dat je je beter voelt en dat de kort-

ademigheid vermindert.

30 minutenHoeveel je kunt bewegen, is moeilijk te

zeggen. Dat ligt aan je conditie en de ernst

van je aandoening. Het kan een idee zijn

om te gaan wandelen, zwemmen of fiet-

sen. Om eens langere wandelingen te

gaan maken met de hond. Of voortaan de

trap te nemen in plaats van de lift. Je hoeft

in ieder geval niet opeens heel intensief te

gaan sporten. Als je maar beweegt, op je

eigen manier en niveau. Andere geschikte

sporten zijn badminton, golf en yoga.

Het is een gezond uitgangspunt om mini-

maal een half uurtje per dag actief te zijn.

Je kunt dit langzaam opbouwen, begin

bijvoorbeeld met tien minuten per dag en

voeg hier steeds meer tijd aan toe. Vergeet

daarbij niet je medicijnen volgens voor-

schrift in te nemen, want daardoor krijg je

meer ademruimte waardoor je langer kunt

blijven bewegen.

Maak een dagindelingNog iets wat je kan helpen om zo min mo-

gelijk last te hebben van je beperkingen:

je leven wat strakker organiseren. Neem

bijvoorbeeld een half uurtje tot een uurtje

rust halverwege de dag. Dan kun je even

op adem komen en heb je de rest van de

dag meer energie. Als je wilt gaan winke-

len, doe dat dan niet op die razend drukke

zaterdagmiddag. Je kunt beter kiezen voor

een rustig moment.

Plan verder je activiteiten in op die mo-

menten waarop je je over het algemeen

het fitst voelt. Kortom: houd bij je dage-

lijkse bezigheden rekening met je eigen

fysieke grenzen.

Pas je omgeving aanOok aanpassingen in je huis kunnen

zorgen dat je minder klachten hebt. Zorg

bijvoorbeeld dat je overal gemakkelijk bij

kunt, zodat huishoudelijke klusjes minder

vermoeiend zijn. Omdat je luchtwegen ex-

tra gevoelig zijn, kun je stoffige ruimtes en

producten als sterke parfum maar beter

vermijden. Neem liever een douche dan

een bad, want in en uit bad klimmen vergt

veel energie.

Auteur: Chantal van der Leest van gezondheidsnet.nl

Multidisciplinaire aanpak van longziektenDe multidisciplinaire aanpak van longziekten werpt vruchten af. Het overleg strekt zich breed uit.

Energiek blijven met COPDHou je conditie op peil.

De maatschap longziekten van het CWZ.

profiel

Page 13: Hart&longen

13profiel

Hetty’s vader tobt al jaren met hart- en

vaatproblemen, waaronder een groter

wordend aneurysma (een plaatselijke

verwijding van een slagader). Haar vader,

patiënt bij een regionaal ziekenhuis, had

een goede band met zijn vaatchirurg op-

gebouwd. De vaatchirurg adviseerde een

operatie voor haar 87-jarige vader. On-

danks zijn andere hart- en vaataandoenin-

gen zou deze operatie volgens de vaatchi-

rurg geen problemen op moeten leveren.

Toch besloot Hetty verder te kijken dan

haar neus lang was en raadpleegde het

Vaatkeurmerk van De Hart&Vaatgroep, de

patiëntenvereniging voor mensen met een

hart- en vaataandoening.

KwaliteitscriteriaAnnemarie Auwerda, beleidsadviseur van

De Hart&Vaatgroep vertelt dat het Vaat-

keurmerk zich richt op de kwaliteit van

behandelingen van aandoeningen in de

slagaders van benen, bekken, buik, aorta

en hals. “Om in aanmerking te komen

voor het keurmerk moet het ziekenhuis

aan een aantal kwaliteitscriteria voldoen.

Deze criteria heeft De Hart&Vaatgroep

opgesteld in nauwe samenwerking met

de beroepsgroepen: vaatchirurgen, inter-

ventieradiologen, vasculair internisten en

vaatverpleegkundigen.”

Second opinionHetty: “Het bleek dat het regionale zieken-

huis wel een Vaatkeurmerk heeft, maar we

konden ook zien dat dit ziekenhuis veel

minder van dit soort operaties doet dan

het academische ziekenhuis in de buurt.

Het moeilijke was om mijn vader te over-

tuigen dat hij voor een second opinion

moest gaan, omdat hij dit vervelend vond

voor zijn behandelend arts. Gelukkig kon

ik het gesprek met de arts zo sturen dat

de arts er zelf over begon, waardoor mijn

vader ook overstag ging en we een af-

spraak konden maken in het academische

ziekenhuis. Wat schetste onze verbazing

na het eerste gesprek? De gespeciali-

seerde vaatchirurg in dit ziekenhuis was

bang voor complicaties. Bovendien had hij

vraagtekens bij de geconstateerde groei

en adviseerde een nieuw onderzoek na

een half jaar. Ik, maar zeker ook mijn va-

der, was blij dat we het Vaatkeurmerk heb

geraadpleegd en op grond daarvan een se-

cond opinion in een ander ziekenhuis heb

aangevraagd.”

AangescherptAuwerda vertelt dat het Vaatkeurmerk al

een paar jaar bestaat, maar dat begin de-

cember van dit jaar de kwaliteitscriteria

voor het Vaatkeurmerk zijn aangescherpt

en voorwaarden zijn toegevoegd. “Een van

de nieuwe criteria is dat een ziekenhuis

begeleide looptraining door een fysiothe-

rapeut moet aanbieden als eerste behan-

deloptie voor patiënten met etalagebenen.

Een andere verandering is de eis dat het in

elk ziekenhuis mogelijk moet zijn om af-

spraak en (niet-invasieve) onderzoeken op

één dag te doen; ook moet een ziekenhuis

meedoen aan de kwaliteitsvisitatie en kan

De Hart&Vaatgroep de conclusies van die

kwaliteitsvisitatie inzien. Verder zien pati-

enten of een ziekenhuis de spoed-vaatchi-

rurgie goed geregeld heeft: een Vaatkeur-

merk-ziekenhuis heeft dagelijks en in de

weekenden een endovasculair specialist

(=vaatchirurg e/o een interventieradio-

loog) beschikbaar voor acute vaatzorg. “

CheckHeeft u een vaatprobleem, een aandoe-

ning in de slagaders van benen, bekken,

buik, aorta en hals? En wordt u door uw

huisarts doorverwezen voor behandeling

in een ziekenhuis? Kijk dan eerst op www.

hartenvaatgroep.nl/kiesuwvaatzorg. Daar

kunt u bekijken welke ziekenhuizen bij u

in de buurt een Vaatkeurmerk hebben.

Vaatkeurmerk winst voor patiëntHoe weet je waar de kwaliteit van de behandeling van aandoeningen aan bloedvaten goed is?

advertentie

Rx Only

Brief Summary: Prior to using these devices, please review the Instructions for Use for a complete listing of indications, contraindications, warnings, precautions, potential adverse events and directions for use.

Unless otherwise noted, ™ indicates that the name is a trademark of, or licensed to, St. Jude Medical or one of its subsidiaries. ST. JUDE MEDICAL and the nine-squares symbol are trademarks and service marks of St. Jude Medical, Inc. and its related companies. © 2013 St. Jude Medical, Inc. All Rights Reserved.

The Nanostim™ leadless pacemaker is approved for CE Mark.

SJMprofessional.com

We are proud to introduce the NanostimTM leadless pacemaker, the world’s first,

commercially available leadless pacemaker. St. Jude Medical, the company that

delivered the world’s first cardiac pacemaker in 1958, is once again demonstrating

how we transform challenges into revolutionary healthcare solutions.

NO LEAD. NO POCKET. NO COMPROMISE.

Page 14: Hart&longen

14 van de redactie

Je hart en longen werken samenMaar wat als het mis gaat in die samenwerking?

Het hart, de bloedvaten en het bloed vor-

men een transportsysteem in ons lichaam.

De belangrijkste functie van dit systeem

is de lichaamscellen voorzien van zuurstof

en voedingstoffen en het verwijderen van

afvalstoffen. Het hart, de bloedvaten en

het bloed werken niet op zichzelf, maar in

samenhang met andere systemen van het

lichaam. De hoofdfunctie van het hart is

bloed door het lichaam pompen. Met het

bloed komen ook de cellen mee die ziekte-

verwekkers kunnen uitschakelen.

Samenwerking hart en longenIn de longen neemt het bloed zuurstof op. Je

hart pompt het zuurstofrijke bloed naar alle

cellen in het lichaam. Die hebben zuurstof

nodig om energie uit de voedingsstoffen

in het bloed te halen. Die energie hebben

ze nodig om te kunnen werken. Als cellen

werken, komt kooldioxide vrij als afvalstof.

Dat wordt via het bloed teruggevoerd naar

de longen. Daar adem je het uit. Maar wat

als het mis gaat in de samenwerking? Drs.

Michel Versteegh, voorzitter van de Neder-

landse Vereniging voor Thoraxchirurgie

(NVT) en thoraxchirurg in het LUMC: “De

meest voorkomende ziekte aan het hart is

kransslagadervernauwingen, een proces

waarbij cholesterolophopingen ontstaan

onder de binnenbekleding van de krans-

slagaders van het hart.”

BloedklonterDoor de vernauwingen in de bloedvaten

kan de bloedstroom worden belemmerd.

Als zich op zo’n vernauwing een bloedklon-

ter vasthecht, dan kan de opening van het

bloedvat plotseling verstopt worden. Met

een hartinfarct als gevolg.“ Als je krans-

slagaders zijn vernauwd, kan de cardioloog

een andere levenswijze en medicijnen voor-

schrijven. Als dat niet helpt, kan hij of zij een

dotter- of stentbehandeling geven of een

combinatie hiervan. Als dat allemaal niet

helpt, er meer dan één vernauwing te zien

is en de patiënt vaak pijn op de borst voelt,

komt een bypassoperatie in beeld.”

Landelijke registratieDe NVT, de Wetenschappelijke Vereniging

voor cardio-thoracaal chirurgen, werd op-

gericht met als doel ‘het bevorderen van de

ontwikkeling der thoraxchirurgie in de ruim-

ste zin van het woord’. Sinds januari 2007

registreren alle hartchirurgische centra van

Nederland de verrichtingen bij alle volwas-

sen patiënten in het landelijke registratie-

systeem van de NVT, inclusief de risico-ge-

wogen sterftecijfers. Dat is belangrijk voor

de kwaliteitsbewaking en -verbetering.“

Door zorgvuldige analyse van de gegevens

hebben we aangetoond dat het maken

van ranglijstjes niet zinvol is; op dat soort

lijstjes wisselen de centra in de opeenvol-

gende jaren voortdurend van plaats. Wel is

een landelijk gemiddelde sterfte berekend,

waaraan alle centra zich kunnen spiegelen.”

Toetsbaar“Het risicoclassificatiesysteem is geschikt

voor groepen van patiënten en niet voor de

individuele patiënt. Als de conditie van de

patiënt niet meegenomen wordt, dan heeft

het registreren van sterfte geen waarde.”

Voor de toekomst wil Versteegh graag met

beroepsgenoten ook tot criteria komen om

de keuze voor behandelingen te stroomlij-

nen en vast te leggen. “Bijvoorbeeld in het

geval van bypasschirurgie: bij welke pati-

ent wordt met slagadermateriaal omgeleid

en bij welke wordt het een combinatie met

adermateriaal uit het been? Of: onder welke

omstandigheden gaan we de hartklep re-

pareren in plaats van vervangen? Hierover

willen we afspraken maken en richtlijnen

opstellen om het toetsbaar te maken.”

TromboseOns systeem van bloedstolling is bedoeld

om bloedverlies bij verwondingen te voor-

komen. Als het systeem in werking treedt

zonder dat sprake is van een bloeding,

dan ontstaat in het bloedvat een bloedstol-

sel. Dit bloedstolsel noemen we trombose.

Trombose heeft tot gevolg dat het bloed-

vat, een ader of een slagader, ter plekke

of verderop in de bloedsomloop helemaal

of gedeeltelijk wordt afgesloten. Trombose

ontstaat doordat op het verkeerde moment

en op de verkeerde plaats bloedstolling

plaatsvindt.

LongembolieBij een longembolie zit een bloedvat naar

de longen toe of een bloedvat in de longen

verstopt. Daardoor komt er minder zuurstof

in het bloed terecht. De longslagader loopt

van het hart naar de longen. Onderweg

splitstde longslagader zich in steeds dun-

ner wordende takken. De longslagader ver-

voert bloed waar weinig zuurstof in zit naar

de kleinste vaten rondom de longblaas-

jes. Daar neemt het bloed zuurstof op. Het

zuurstofrijke bloed gaat vervolgens via de

longader naar het hart en wordt van daaruit

rondgepompt door het lichaam.“ De afslui-

ting bestaat vrijwel altijd uit een bloedstol-

sel elders uit het lichaam. Bijvoorbeeld als

iemand lange tijd bedlegerig is geweest,

dan kan een stolsel uit het bovenbeen los-

schieten naar de longen. Het vaatbed in de

longen neemt af, hierdoor krijgt de rechter-

hartkamer het moeilijker en functioneren de

longen minder.”

BloedverdunnersEen benauwd gevoel, pijn op de borst tijdens

het ademhalen, een verhoogde hartslag en

bloed ophoesten zijn veel voorkomende

symptomen bij een longembolie. Meestal

verdwijnt de longembolie met medicijnen.

Maar het risico bestaat dat zich nieuwe stol-

sels vormen. Dan krijgt de patiënt bloedver-

dunners. Om het risico op een longembolie

is te verkleinen wordt geadviseerd genoeg

te bewegen, niet te roken, een gezond ge-

wicht na te streven en voldoende water te

drinken.

BoezemfibrillerenBoezemfibrilleren is een veel voorkomende

hartritmestoornis, vooral op oudere leef-

tijd. Het komt vaker voor bij mannen dan

vrouwen. In Nederland hebben ongeveer

250.000 mensen boven de 55 jaar boe-

zemfibrilleren. Meer dan vijftien procent van

de 85-plussers heeft er last van. Het hart-

ritme en de snelheid van het kloppen van

het hart wordt aangestuurd door elektrische

prikkels, afgegeven door de sinusknoop in

het hart, in de rechterboezem. Bij boezemfi-

brilleren is sprake van een verstoring van de

prikkelgeleiding in het hart. Dit veroorzaakt

een onregelmatige samentrekking van de

boezems in het hart en een veranderde

bloedstroom.

Risicofactoren“Je hart pompt minder efficiënt en er kun-

nen stolsels ontstaan. Als medicatie niet

mogelijk is, kan de cardioloog het soms

via een katheter behandelen of anders de

hartchirurg via een operatie. Dat gebeurt

tegenwoordig op minimaal invasieve wijze.

”Naast leeftijd zijn er andere risicofacto-

ren voor het krijgen van boezemfibrilleren:

aanwezige hartproblemen, hoge bloeddruk,

diabetes, chronisch obstructief longlijden,

slaapapneu, schildklierafwijkingen en alco-

holgebruik. Als boezemfibrilleren in de fa-

milie voorkomt, vergroot dat ook het risico

om het te krijgen.“Afhankelijk van de per-

soonlijke situatie van de patiënt wordt een

behandeling gekozen”, aldus Versteegh.

Auteur: Annemiek de Waard

(tot 31-01-14)

5% kortingmet code:

CIGY141www.cigy.nl

Stoppen met roken begint met een Cigy

Met een e-sigaret wordt het een stuk eenvoudiger. De e-sigaret is een gezonder alternatief voor de gewone tabaksigaret. U heeft grip op uw nicotineverslaving zonder de overige schadelijke stoffen die in tabaksigaretten zitten te inhaleren. U komt van uw nicotineverslaving af door het nicotinegehalte langzaam te verlagen. Wereldwijd zijn er miljoenen mensen gestopt met roken dankzij de e-sigaret.Eenvoudiger kan niet. Lees meer op www.Cigy.nl en maak gebruik van de kortingcode: Cigy141Eenvoudiger kan niet. Lees meer op

Stoppen met roken moeilijk...

18

Neem een Cigy

www.cigy.nl

C

M

Y

CM

MY

CY

CMY

K

Page 15: Hart&longen

15profiel

profiel

Zelfmanagement bij tromboseDe trombosediensten zetten zich in voor zelfmanagement. Dat heeft de nodige voordelen.

Samenwerking in de zorg voor chronisch ziekenWaar vinden eerste en tweede lijn elkaar?

Welke knelpunten ervaar je in de zorg voor

chronisch zieken?

Klinisch psycholoog dr. Jan Vercoulen:

“Voor mensen met een chronische ziekte,

zoals COPD, is niet alleen medicatie maar

ook leefstijl erg belangrijk. Stoppen met

roken, meer bewegen, therapietrouw. Het

blijkt voor huisartsen lastig om deze leef-

stijlverandering bij patiënten te bewerk-

stelligen. Ondertussen blijven patiënten

wel komen met nieuwe of steeds heftigere

klachten. Er is sprake van exacerbaties en

rijzende frustratie. Patiënten lopen als het

ware vast in hun dagelijks leven.”

Hoe kunnen huisartsen en zorgspecialis-

ten samenwerken?

“Bij chronische ziekten ligt de focus vaak

op de aandoening. Maar het besef is dat

de patiënt ook klachten en beperkingen

ervaart die de kwaliteit van leven vermin-

deren. De ernst van de aandoening blijkt

nauwelijks gerelateerd te zijn aan deze

klachten en beperkingen, die worden na-

melijk vaak bepaald door gedrag. De sa-

menwerking tussen eerste en tweede lijn

bij gedragsverandering staat nog in de

kinderschoenen, maar heeft onze grote

aandacht.”

Wat gebeurt er op het UCCZ Dekkerswald?

“Het UCCZ is een expertisecentrum op het

gebied van chronische ziekten en onder-

steunt de huisarts met een analyse van de

patiënt door verschillende disciplines en

het opstellen van een uniek behandelad-

vies. De voorkeur gaat hierbij uit naar be-

handeling in de eerste lijn, met de huisarts

als hoofdbehandelaar. Maar in geval van

hoge complexiteit is een traject in de twee-

de lijn of een intensief revalidatietraject de

juiste keuze. Een team van acht discipli-

nes heeft veel expertise voor verbetering

van de fysieke aandoening, maar ook voor

adaptatie aan de ziekte en gedragsveran-

dering. Het resultaat is een betere kwaliteit

van leven.”

Welke vragen leven onder huisartsen?

Huisarts dr. Robbert Behr: “Het is goed

om een patiënt te kunnen verwijzen naar

tweede of derde lijn. Na behandeling en

verbetering kunnen patiënten weer be-

handeld worden in de eerste lijn. Zo ont-

staat een dynamisch transmuraal geheel.

Het is belangrijk om de therapie vanuit de

eerste en tweede lijn goed op elkaar af te

stemmen. Maar waar vinden we elkaar en

elkaars expertise? Om daar antwoord op

te krijgen organiseren we in 2014 geza-

menlijk korte scholingssessies op

Dekkerswald, vlakbij Nijmegen.”

Meer informatiewww.uccz.nl

[email protected] / 024-6859284

Al decennialang is de trombosedienst een

rots in de branding voor iedereen die anti-

stollingsmiddelen gebruikt. Veel van deze

mensen komen met regelmaat naar de

trombosedienst om zich te laten prikken en

hun bloedwaarden te laten bepalen. Even-

tueel kan dan de dosering antistollings-

middelen aangepast worden. Het grote

voordeel van deze manier van werken is

therapietrouw: door de spreekwoordelijke

stok achter de deur van de trombosedienst

zorgen velen er voor dat ze hun antistol-

lingsmiddelen volgens voorschrift inne-

men. Toch biedt de trombosedienst al ge-

ruime tijd zelfmanagement.

Meer gemeengoedHeidi van den Brink is directeur van de

trombosedienst van Star-MDC in Rotter-

dam. Zij ziet dat zelfmanagement in de ge-

zondheidszorg meer en meer gemeengoed

wordt. “Dat is niet voor niets. Grote onder-

zoeken tonen aan dat zelfmanagement bij

chronische patiënten leidt tot een grotere

betrokkenheid van de patiënt bij de behan-

deling. Binnen de trombosedienst bestaat

zelfmanagement eigenlijk al heel lang”,

vertelt ze. Mensen die antistollingsmidde-

len gebruiken, krijgen in dat geval na een

korte opleiding bij de trombosedienst een

soort mini-lab mee naar huis, waarmee ze

op heel eenvoudige wijze zelf hun bloed-

waarden kunnen bepalen. “Het is een een-

voudige manier van zelfmanagement. Maar

de patiënt communiceert over zijn of haar

aandoening met een professional via een

digitale manier en met een gezamenlijke

verantwoordelijkheid. Het is jammer dat

deze vorm van zelfmanagement zo matig

bekend is. Het loopt prima en ik geloof zelfs

dat we in Nederland op het gebied van zelf-

management veel van de trombosedien-

sten kunnen leren.”

Betere resultatenDe afgelopen jaren heeft de trombose-

dienst van Star-MDC nog meer ingezet op

zelfmanagement. “Puur omdat de medi-

sche resultaten beter zijn. Mensen die zelf

meten zijn door hun hoge mate van betrok-

kenheid beter ingesteld. Ongeveer 25 pro-

cent van onze patiënten doet nu aan zelf-

management”, vertelt Heidi van den Brink.

Dat percentage lijkt misschien laag, maar

het gaat hier vaak om oudere patiënten die

niet allemaal even handig op de digitale

snelweg navigeren. Opvallend is dat het

de professionals van de trombosediensten

zélf moeite kost om patiënten te overtui-

gen over zelfmanagement. “De vraag om

zelfmanagement moet vaak nog vanuit de

patiënt zelf komen. De professionals vin-

den het soms lastig om de verantwoorde-

lijkheid en zorg te delen, of zien het als een

bedreiging van hun werk in plaats van een

verschuiving. Gelukkig gaat dit steeds beter

en is het aantal patiënten dat aan zelfma-

nagement doet in een paar tijd meer dan

verdubbeld.”

Maatwerk vindenOndanks de bovengenoemde factoren

heeft Star-MDC onderzoek gedaan naar

factoren die van invloed zijn op wel of niet

zelf meten. Conclusie was dat de zelfma-

nagement-programma’s vooral waren ge-

bouwd rond het overdragen van medische

kennis. “Een beetje one size fits all”, noemt

Heidi van den Brink het. Maar uit het on-

derzoek van Star-MDC bleek die maat toch

niet iedereen te passen. Het resultaat is dat

het programma gewijzigd wordt in meer

maatwerk. Sommige patiënten hebben nu

eenmaal meer coaching, structuur en/of

planning nodig dan anderen. De verwach-

ting is dat dat zal helpen om het aantal zelf-

management-patiënten te doen toenemen.

“Mensen moeten even over het drempeltje.

En het geldt ook dat als ze hebben gezien

hoe makkelijk het werkt, ze over de streep

zijn.” Overigens wordt het zelfmanagement

ook in de ontwikkeling geremd door de

kosten, want een eigen mini-lab is vrij duur.

De eigen bijdrage van zorgverzekeringen is

verhoogd naar € 350,- en dat gaan patiën-

ten in de portemonnee voelen. Maar: “De

medische resultaten zijn beter, dat zou ver-

volgens moeten leiden tot minder compli-

caties en dus goedkopere zorg. Je zou het

dus als zorgverzekeraar eigenlijk moeten

belonen dat mensen aan zelfmanagement

gaan doen. Nu worden ze tegengehouden

door de kosten.”

Andere medicijnenOp dit moment wordt de infrastructuur van

de trombosediensten alleen gebruikt voor

antistollingsmiddelen en de controle daar-

op. Maar dat zou ook voor allerlei andere

geneesmiddelen ingezet kunnen worden.

“Patiënten die bij de trombosedienst lopen,

hebben vaak ook andere aandoeningen.

We zijn binnen onze organisatie aan het

kijken wat we nog meer voor deze patiën-

ten kunnen doen, of via zelfmanagement”,

vertelt Heidi van den Brink. “Dat zouden

ook de nieuwe antistollingsmiddelen kun-

nen zijn.”Heidi van den Brink is directeur van de trombosedienst van Star-MDC

Meer informatie

Star-MDC, waarbij MDC staat voor Me-disch Diagnostisch Centrum, bevat onder andere een huisartsenlaborato-rium. Daarmee wordt de eerstelijn onder-steund in de diagnostiek. De trombose-dienst die aan Star-MDC is verbonden is de grootste van Nederland.

Page 16: Hart&longen

16 expertbijdrage

advertentie

Longpas app Met de Longpas app kunnen mensen met astma of COPD op een laagdrempelige manier aan de conditie van hun longen werken.www.facebook.com/longpas

Longmagazine appInformatief e-magazine over longaandoeningenvoor mensen met astma of COPD. Praktischetips wat mensen zelf kunnen doen.www.longmagazine.nl

Digitale initiatieven voor mensen met astma of COPD en zorgverleners

Advertorial

health connects us all

Een Gezonde Praktijk

‘Een Gezonde Praktijk’is een ondersteuning van AstraZeneca bij bredere bedrijfsvoering en optimalisatie van de zorgpraktijk

Mensen met astma of

COPD kunnen 365 dagen

per jaar, begeleid door

de zorgverlener, aan

zelfmanagement doen.

Zo’n actieve rol geeft

meer controle over de

chronische aandoening1

en heeft een positief effect

op het managen van

verslechte ringen.

Het managen van long -

aanvallen (exacerbaties) is

cruciaal voor het verhogen

van de kwaliteit van leven

en het verlagen van de

zorgkosten.2

1 Zorgstandaard COPD, 2012.

www.longalliantie.nl/zorgstandaard-copd.

2 Nationaal Actieprogramma Chronische Longziekten,

www.longalliantie.nl.

AstraZeneca heeft een servicepakket ontwikkeld om het zorgproces te optimaliseren, genaamd 'Een Gezonde Praktijk’.Het uiteindelijke doel van 'Een Gezonde Praktijk’ is het bereiken van een duurzaam behandelresultaat en juist gebruik vanmedicijnen. Daarnaast levert ‘Een Gezonde Praktijk’, in samenwerking met andere zorgpartijen, een bijdrage aan innovatieen aan kwalitatief betere gezondheidszorg.

• Thema’s. Het servicepakket biedt toepassingen in alle fasen van de Zorgstandaarden en bestaat onder meer uit: juistediagnose, inhalatie-instructie/-technologie, zelfmanagement waaronder exacerbatiemanagement en ondersteuning vanintegrale zorg.

• Ondersteuning voor de praktijkvoering. Zo zijn voor ‘Een Gezonde Praktijk’ materialen ontwikkeld met als doel long-aanvallen te reduceren én te voorkomen, en bewegen (reactivatie) te bevorderen. De materialen maken het zorgverlenersmogelijk mensen met astma of COPD te ondersteunen, zodat zij hun chronische aandoening kunnen inpassen in hundagelijks leven en persoonlijke doelen kunnen realiseren.

Voor de naar schatting één miljoen

mensen met een chronische longziekte in

Nederland vormt inhalatiemedicatie een

belangrijk onderdeel van de dagelijkse

medicamenteuze zorg.

Inhalatiemedicatie is een gecombineerde

behandeling die bestaat uit het medica-

ment en een inhalator. Het succes van

deze behandeling hangt in belangrijke

mate af van een juiste wijze van inhaleren.

In de praktijk blijkt juist dat het goed inha-

leren moeilijk en dat het afhankelijk is van

verschillende factoren.

Verschillende instructiesEen van de oorzaken van de problemen

met goed inhaleren is dat in de praktijk

patiënten verschillende instructies kunnen

ontvangen over het gebruik van hun inha-

lator. Dit leidt tot een afname in de moti-

vatie en veroorzaakt verwarring. Hierdoor

ontvangen de patiënten niet alle voordelen

van de medicamententen. Daarom is het

belangrijk dat patiënten die inhalatiemedi-

catie nodig hebben juist én met regelmaat

geïnstrueerd worden. Om dit te bereiken

is het essentieel dat de verschillende be-

roepsgroepen die de patiënten instrueren

bekend zijn met de juiste inhalatieprotocol-

len en dat deze eenduidig zijn. Met andere

woorden: elke zorgverlener geeft dezelfde

instructies aan de patiënt en is hierin ge-

traind. Vervolgens is het van belang dat

patiënten juiste en op hun behoefte afge-

stemde informatie kunnen vinden.

Landelijke infrastructuurDaarom heeft de Long Alliantie Nederland

in het kader van het Nationaal Actiepro-

gramma Chronische Longziekten (NACL)

het initiatief genomen om de Landelijke in-

frastructuur eenduidige inhalatie instructie

te ontwikkelen. Er is een brede werkgroep

ingesteld met daarin afgevaardigden van

het Longfonds en uiteraard van de bij inha-

latie-instructie betrokken beroepsgroepen,

zoals een longarts, huisarts, longverpleeg-

kundige, praktijkverpleegkundige, kinder-

longarts, apotheker en longfunctie analist.

In nauwe samenwerking met Stichting In-

halatie Medicatie Instructie School (IMIS),

Kwaliteitskring NODE (namens de KNMP),

de Tjongerschans (namens de V&VN Long-

verpleegkundigen) en het Longfonds zijn

de eenduidige inhalatieprotocollen opge-

steld. De wetenschappelijke onderbouwing

is verzorgd door de afdeling Farmaceuti-

sche Technologie en Biofarmacie van de

Rijksuniversiteit Groningen. Vervolgens

zijn de inhalatieprotocollen geautoriseerd

binnen de LAN. Zorgverzekeraar VGZ heeft

meegedacht over hoe het gebruik van de

nieuwe instructies in te passen in de af-

spraken met de zorgverleners en heeft in-

houdelijk en financieel bijgedragen aan het

project.

Website in januariOm de Landelijke infrastructuur voor zowel

patiënt en zorgverlener en andere belang-

hebbenden toegankelijk te maken wordt

10 januari 2014 de website www.inhala-

torgebruik.nl gelanceerd. Op deze website

zijn de geautoriseerde inhalatieprotocol-

len en passende instructiefilms te vinden.

Kort daarop volgen de patiëntenmaterialen.

Het streven is om alle inhalatoren te voor-

zien van een eenduidig protocol, goede

instructiefilm en patiëntenmaterialen. De

ontwikkeling van de website www.inhala-

torgebruik.nl is oorspronkelijk een initiatief

van AstraZeneca, Boehringer Ingelheim

en GlaxoSmithKline geweest. Als lidorga-

nisaties van de LAN zijn gaandeweg de

handen ineen geslagen en is deze website

het middel geworden om de Landelijke in-

frastructuur eenduidige inhalatie instructie

voor alle belanghebbenden toegankelijk

te maken. De LAN adviseert iedereen die

met inhalatiemedicatie te maken heeft, de

website www.inhalatorgebruik.nl in hun da-

gelijkse werk te gebruiken en te adviseren

naar hun patiënten. Houd de website goed

in de gaten, want er worden met regelmaat

nieuwe protocollen en materialen gepre-

senteerd!

Goed inhaleren van medicatie van groot belangVoor mensen met een chronische longziekte is inhalatiemedicatie erg belangrijk.

Page 17: Hart&longen

17advertorial

advertentie

Giro 4312688

Dit is Lotte en haar hart klopt niet. Zij is namelijk één van de 25.000 kinderen met een aangeboren hartaf wijking. Per jaar krijgt zij er 1.500 lotgenootjes bij. Dat is in Nederland 1 op de 120 baby’s!

Kinderen als Lotte worden hun hele leven achtervolgd door risico-

volle openhartoperaties, zenuw slopende hartritme stoornissen, lange

ziekenhuisopnames en veel dagelijkse beperkingen.

Buitenspelen, sporten of gewoon naar school gaan is voor hen niet

vanzelfsprekend. ‘Gewoon kind zijn’ is bijna onmogelijk. Daarom

ondersteunen wij van Stichting Hartekind relevant wetenschappelijk

onderzoek en activi teiten die bijdragen aan hun dagelijkse kwaliteit

van leven. Op school, tijdens sport en bij het spelen.

Maar we kunnen dat niet alleen.

Daar hebben we ook jou bij nodig!

MIJN HART KLOPT NIET

advertorial

Ketenzorg met Lifenet® system

Een patient met een hartinfarct dient snel

in het ziekenhuis te worden behandeld,

misschien dient er zelfs een stent te wor-

den geplaatst in de kransslagader. Gege-

vens, zoals een 12 lead ECG, kunnen snel

en veilig via een LIFEPAK ® monitor/defi-

brillator bij de patient thuis worden verzon-

den naar een LIFENET® ontvangstsysteem

in het ziekenhuis en de dienstdoende car-

dioloog kan zelfs op zijn Iphone worden

geconsulteerd voor een diagnostisch 12

lead ECG.

Dat is LIFENET®SYSTEM, een uitgebreid

cloud-based netwerk, dat ambulance- en

ziekenhuisdata moeiteloos mobiliseert om

de efficiëntie binnen de zorgketen te ver-

beteren, zodat de zorgteams sneller kun-

nen beginnen met de behandeling, immers

iedere seconde telt. LIFENET®SYSTEM is

operationeel voor zowel ziekenhuizen en

ambulancediensten in o.a. de regio’s Am-

sterdam, Alkmaar, Leiden, Den Haag en

Eindhoven.

LIFENET®SYSTEM is een product van

Physio-Control die zich al meer dan 54 jaar

richt op de acute hulpverlening en is een

toonaangevende ontwikkelaar van pro-

ducten voor het monitoren of behandelen

van patiënten in medische noodsituaties.

Physio-Control maakt producten (o.a.

LIFEPAK AED’s, LIFEPAK monitoren/

defibrillatoren, LUCAS® thoraxcompressie

systeem) voor de gehele medische sector,

van ongeoefende hulpverleners tot pro-

fessionele hulpverleners zoals de Neder-

landse politie die op alle voertuigen een

LIFEPAK ®1000 AED bij zich hebben, en

van ambulancemedewerkers tot zieken-

huispersoneel. Al deze producten kunnen

worden afgestemd op de medische kennis

en ervaring van de hulpverlener en kunnen

bovendien worden aangepast aan datge-

ne wat de patiënt nodig heeft en aan de si-

tuatie waarin de patiënt zich bevindt, zodat

de overgang van de plaats van het ongeval

naar de ambulance en het ziekenhuis snel

en probleemloos verloopt.

Wij noemen deze ketenzorg patiënten-

zorg!

Meer informatie

Physio-Control Operations Netherlands B.V.

Benelux Sales Office:Galjoenweg 68 6222 NV Maastricht www.physio-control.nl

Een gezonde zuur-base evenwicht van het lichaam heeft een gunstige invloed op de gezondheidOndersteun uw lichaam in het verkrijgen van een verantwoorde zuur-base balans.

Uw zuur-base evenwichtEen gezonde zuur-base evenwicht van het

lichaam heeft een gunstige invloed op de

gezondheid.

Van nature heeft ons lichaam een licht alkalische (basische) zuurgraad. Om dit te behouden wordt een voedingspa-

troon aanbevolen met een basenoverschot.

De verhouding 80% basenvormende en 20%

zuurvormende voeding wordt algemeen

aangenomen als een goede verhouding.

Het gemiddelde westerse voedingspatroon

voorziet nog maar slechts in geringe mate

basenvormende voedingsstoffen. We eten

te veel verkeerde vetten, suikers, junkfood.

Bovendien bevat onze huidige voeding

steeds minder basenvormende mineralen.

Dit wordt mede veroorzaakt door verschra-

ling van landbouwgronden en door de wijze

waarop ons voedsel bewerkt wordt. Daar-

naast is verzuring een natuurlijk proces ten

gevolgen van stofwisseling en van het ouder

worden. Na het 40ste levensjaar wordt er

minder bicarbonaat door het lichaam aange-

maakt. Deze stof heeft het lichaam nodig om

zuren te neutraliseren. Er is nu grote kans op

verzuring van het lichaam. Er komen immers

meer zuren bij dan er geneutraliseerd wor-

den. En verzuring van het lichaam draagt

niet bij aan een gezonde zuur-base balans.

Geef uw zuur-base evenwicht een alkaline boost. Vayuvit pH-druppels is ter ondersteuning

van een gezonde zuur-base balans door

zuren te neutraliseren. Een zurenoverschot

zorgt voor verzuring en is onwenselijk. Bij

verzuring is ontzuren noodzakelijk. Ontzu-

ren gaat eenvoudig met Vayuvit pH-drup-

pels. 3 druppels toegevoegd aan een glas

water geeft u een glas sterk alkaline water

met een hoge pH-waarde, +pH9. Hiermee

ondersteunt u het lichaam opgebouwde zu-

ren te neutraliseren en nieuwe verzuring te-

gen te gaan. Een goede zuur-base balans is

onder meer voor behoud van sterk botten en

goed voor een soepele spier- en gewrichts-

functie.

Vayuvit pH-druppelsVayuvit pH-druppels bestaat uit de volgende

ingrediënten: Aqua Purificata RO, kalium-

bicarbonaat, kaliumhydroxide, natriumhy-

droxide, calcium, magnesium, selenium, zink

en meer dan 70 sporenelementen. 1 flesje

Vayuvit pH-druppels bevat 50ml (ca.1200

druppels) en gaat ca. 10 weken mee.

Nu met 10% korting.

Gebruik de kortingscode:

PM10(t/m 31 januri 2014)

VayuvitV®

alkaline water

Kortingscode alleen te gebruiken op: www.Vayuvit.nl

Page 18: Hart&longen

18 advertorial

advertentie

Blood Glucose Monitoring System

Blood Glucose Monitoring System

In Nederland zijn er naar schatting meer

dan 900.000 mensen met diabetes en

onder hen zijn er een groot aantal die één

of meerdere keren per dag maaltijdinsuline

gebruiken. Voor deze laatste groep gaat het

doseren van de dagelijkse insulinebehoef-

te vaak samen met lastige berekeningen.

Deze berekeningen zijn elke keer opnieuw

nodig om de juiste dosis maaltijdinsuline te

bepalen. Veel mensen hebben moeite met

deze berekeningen wat kan leiden tot een

onjuiste insulinedosering met mogelijk hy-

poglykemieën tot gevolg.

SchattingUit een onafhankelijk gepubliceerde studie

bleek dat slechts 41% van de insulineafhan-

kelijke patiënten op basis van

koolhydrateninname en bloedglucose-

waarde een aangepaste insulinedosering

kon berekenen.1 Onderzoekers concludeer-

den dat de meerderheid van deze groep

een schatting maakt van de benodigde

hoeveelheid insuline. Specifiek voor deze

grote groep patiënten heeft Abbott Diabe-

tes Care het FreeStyle InsuLinx systeem

ontwikkeld. Dit unieke systeem geeft een

advies over de juiste insulinedosering door

middel van een ingebouwde calculator en

een geïntegreerde bloedglucosemeter.

FreeStyle Insulinx wordt bediend met be-

hulp van een zeer eenvoudig touchscreen.

PositiefFreeStyle InsuLinx berekent het advies op

basis van onder andere de

bloedglucosewaarde en andere behandel-

gegevens die zijn ingesteld door de diabe-

tesverpleegkundige of praktijkondersteu-

ner. Het schatten van de juiste hoeveelheid

maaltijdinsuline behoort dankzij FreeStyle

InsuLinx tot de verleden tijd. De gebruikers-

ervaringen zijn tot nu toe erg positief. “Ik

was bijna vergeten dat ik diabetes heb.”

“Lastige berekeningen behoren nu tot het

verleden.” “Het is zo fijn dat hij het voor mij

uitrekent.” “Ik voel mij nu een stuk beter en

hypo’s heb ik sinds de start met FreeStyle

InsuLinx niet meer gehad.”

Juiste berekeningEerste ervaringsonderzoek met FreeStyle

InsuLinx laat een zelfde beeld zien: 95%

van de diabetesverpleegkundigen geeft

aan dat patiënten met FreeStyle InsuLinx

beter in staat zijn de juiste insulinedosering

te berekenen. Verder geeft 93% van de type

twee patiënten aan dat FreeStyle InsuLinx

een positief effect heeft op de kwaliteit van

leven.2

Bent u zelf diabetespatiënt, gebruikt u

minimaal één of meerdere keren per dag

maaltijdinsuline en heeft u ook moeite met

het voortdurend moeten berekenen van

de juiste dosering maaltijdinsuline, dan is

FreeStyle InsuLinx wellicht ook voor u een

ideale oplossing.

FreeStyle InsuLinx adviseert diabetespatiënten over juiste insulinedoseringHet berekenen van de juiste hoeveelheid toe te dienen insuline is lastig. Maar er is een oplossing.

Meer informatie

Voor alle informatie met betrekking tot

dit unieke systeem kunt u terecht bij

uw diabetesverpleegkundige of prak-

tijkondersteuner, zij helpen u graag

verder. Uiteraard kunt u ook contact

opnemen met de klantenservice van

Abbott Diabetes Care via het (gratis)

telefoonnummer 0800-0228828.

Daarnaast is alle informatie ook terug

te vinden op de website

www.freestyle-insulinx.nl.

Referenties

1. Cavanaugh K. et al.: Association of

numeracy and diabetes control.

Annals of Internal Medicine, Vol.148,

no.10 May 2008.

2. Gegevens beschikbaar Abbott Dia-

betes Care, FreeStyle InsuLinx EMEA

Observational Survey, November 2011.

Page 19: Hart&longen

19advertorial

advertorial

profiel

Van trombose tot kalknagelIn het mooie Limburg staat een sfeervolle privékliniek waar een aantal medisch specialisten intensief samenwerkt.

De “R” is weer in de maand. Tijd voor extra vitaminen!

De kliniek van dr. Dinanda Kolbach heeft

de krachten heeft gebundeld op het ge-

bied van dermatologie, (plastische) chi-

rurgie, spataderen, gynaecologie, huid- en

oedeemtherapie en is gespecialiseerd in

het behandelen van het post-trombotisch

syndroom. Trombose kan ontstaan na

medicatie, operatie, ongeval of spontaan.

De symptomen zijn vocht in het been, ver-

kleuringen van het been en uiteindelijk

een open been. Dr. Kolbach: “Trombose is

in de acute fase te behandelen met medi-

catie en therapeutisch elastische kousen,

die soms langere tijd gedragen moeten

worden. Die kousen zijn maatwerk en zelfs

in modetinten verkrijgbaar. Mensen die al

lange tijd rondlopen met een oedeem of

problemen hebben met hun kousen kun-

nen goed bij ons terecht.” Lymfoedeem

kan verschillende oorzaken hebben: erfe-

lijke belasting, langdurig bestaande spat-

aderen of als gevolg van een operatie of

bestraling bij kanker. Dikke armen of be-

nen zijn vaak het zichtbare gevolg. “In alle

gevallen is het zaak tijdig met de juiste oe-

deemtherapie te starten om de gevolgen

van de vochtophoping zo veel mogelijk te

beperken.”

KalknagelsEen hot item is het laseren van kalknagels.

De kliniek beschikt over een laserappa-

raat waarmee schimmelnagels effectief

kunnen worden bestreden. “Voorheen was

geen behandeling mogelijk of medicatie

die slecht is voor de lever. Wij bieden nu

een veilige behandeling met ons laserap-

paraat, waarbij de huid en nagel gespaard

blijft. We voorkomen hiermee medicatie.

Het wordt vergoed in onze kliniek als je een

verwijzing hebt van de huisarts.” De kliniek

vindt een persoonlijke benadering belang-

rijk. “Er heerst hier een vriendelijke en aan-

gename sfeer, huiskamerachtig met leuke

kleuren in plaats van klinisch wit. Of zoals

een bezoeker het verwoordde: ‘De kliniek

is als een warm bad, net of je thuiskomt’.

Je kunt hier terecht voor behandeling en

advies en het wordt ook nog vergoed als je

een verwijzing van de huisarts hebt. Ik zou

zeggen: kom langs en plak er een gezellig

dagje Maastricht aan vast!”

Wist u... dat de doorsnee mens van oktober

tot april bijna geen of zelfs geen vitamine

D aanmaakt en dat deze vitamine D bij-

draagt tot de instandhouding van normale

botten, tanden en werking van de spieren?

Wist u...dat Omega-3 vetzuren naast het

bijdragen aan de normale werking van het

hart eveneens bijdragen tot instandhou-

ding van de normale hersenfunctie?

Wist u.... dat door industrialisatie van onze

voeding wij niet genoeg bouwstoffen (vi-

taminen- en mineralen) tot ons nemen en

dat daarom het van belang is dat deze te-

korten dagelijks aangevuld worden?

Wist u.... dat gedurende de winterperiode

onze energiehuishouding onder invloed

van minder bewegen, minder zonlicht en

meer consumeren achterblijft ten opzichte

van de rest van het jaar?

Orthovitaal® is al meer dan 30 jaar leve-

rancier voor ál Uw vitamine- en voedings-

supplementen. Onze producten worden

geproduceerd conform HACCP- en/of

GMP kwaliteitsrichtlijnen en voldoen aan

de laatste EG wetgeving op dit vlak. Be-

zoek onze website en vind alles op het

gebied van gezondheid, lichaamsverzor-

ging en vitaliteit in de ruimste zin van het

woord. Voor al Uw persoonlijke vragen

staan wij U graag te woord en nemen de

tijd om samen met U te zoeken naar de

beste oplossing.

Bestel via onze website en maak kans op

een gratis “R” pakket bestaande uit:

- 1 pot Omega-3 visolie

- 1 pot Vitamine D3

- 1 pot Multi Energy

Meer informatieDr. Kolbach KliniekReinaartsingel 506218 AC [email protected]

Meer informatiewww.orthovitaal.nl

Meer informatieDiabetesvereniging Nederland Voluit leven met diabetes 033-463 05 [email protected] www.dvn.nl/zorgverzekeringen

Diabetes? 5 tips over uw zorgverzekeringDiabetesvereniging Nederland adviseert: kijk kritisch!

Mag ik volgend jaar mijn eigen bloedgluco-

semeter houden? Krijg ik de pedicure nog

vergoed? Dat zijn relevante vragen wanneer

u diabetes heeft. In 2014 gaat er veel veran-

deren op het gebied van zorgverzekeringen.

De hoogte van het eigen risico gaat omhoog,

het tarief van de basisverzekering gaat om-

laag, maar verzekeraars beperken de ver-

goedingen in het aanvullende pakket. Het is

verstandig goed te kijken naar uw zorgverze-

kering, zeker bij diabetes.

Keuzevrijheid“Diabetesvereniging Nederland (DVN) houdt

de ontwikkelingen rondom zorgverzekerin-

gen goed in de gaten”, legt directeur Olof

King uit. “De kwaliteit van de diabeteszorg is

voor ons het allerbelangrijkste. Keuzevrijheid

vinden we daarbinnen een groot goed voor

mensen met diabetes. Als zorgverzekeraars

die willen beperken, komen we in actie.” Di-

abetesvereniging Nederland raadt mensen

aan om kritisch te kijken naar het aanbod

van hun zorgverzekeraar voor 2014. Let voor-

al op welke diabeteshulpmiddelen u vergoed

krijgt, waar u behandeld wilt worden en wat u

aanvullend wilt verzekeren.

VoordeelDat dit geen eenvoudige klus is, geeft King

volmondig toe. Diabetesvereniging Neder-

land biedt daarom hulp. Op www.dvn.nl/

zorgverzekeringen vindt u informatie om te

gebruiken bij het kiezen van een geschikte

zorgverzekering. U kunt bijvoorbeeld uw hui-

dige zorgverzekering vergelijken met andere

aanbieders in de Zorgverzekeringvergelijker.

Daarnaast biedt DVN haar leden voordeel

via collectieve contracten met 7 grotere zorg-

verzekeraars. Wilt u overstappen naar een

nieuwe zorgverzekering, lees dan goed de

polisvoorwaarden door. En neem contact op

met de zorgverzekeraar als u vragen heeft.

BelangenbehartigingKomt u in het aanbod van zorgverzekerin-

gen negatieve veranderingen tegen voor

mensen met diabetes, meld deze dan bij het

Meldpunt Zorgverzekeringen op www.dvn.

nl/meldpunt. “Die meldingen kunnen wij ge-

bruiken in onze gesprekken met zorgverze-

keraars”, legt King uit. “Want bij veranderin-

gen in de zorg kun je natuurlijk niet om de

patiënt heen. Met uw ervaringen kunnen wij

nog beter de belangen behartigen van alle

mensen met diabetes!”

Page 20: Hart&longen