Moor Cock , Michael - Serie Elric - 3 - El Misterio Del Lobo Blanco
Harry Cock Omstreken Foto’s 1980 - 2006
description
Transcript of Harry Cock Omstreken Foto’s 1980 - 2006
Harry
Co
ck
Om
streken
De liefdevolle maar soms wat moeizame verhouding
tussen de mens en de dingen is een terugkerend thema
in de foto’s van Harry Cock.
Omstreken bevat een keuze uit de foto’s die hij de
afgelopen 25 jaar maakte in het Noorden van het land.
Sommige hielden zich jarenlang verstopt in zijn archief,
andere zijn eerder gepubliceerd, onder meer in de
Volkskrant en het tijdschrift Noorderbreedte waaraan hij
als medewerker verbonden is.
Een boek over burgers en buitenlui, het land en het
bouwen, de weg en het uitzicht. En over hoe alles altijd
weer op zijn pootjes terecht komt.
Met tekstbijdragen van Marcel Möring en Eddie Marsman.
Harry C
ock
Noorderlicht Noorderlicht
OmstrekenHarry Cock
Foto’s 1980 - 2006
Omstreken
Harry Cock OmstrekenFoto’s 1980 - 2006
Aurora Borealis © 2006 Groningen
Colofon
Beeldselectie en organisatieHarry Cock, Assen & Eddie Marsman, Groningen
i.s.m. Noorderlicht, Groningen
UitgaveStichting Aurora Borealis / Stichting Fotografie Noorderlicht
Akerkhof 12
9711 JB Groningen NL
tel + 31 50 3182227
www.noorderlicht.com
Het copyright van de tekstbijdragen berust bij de auteurs. Het copyright van de foto’s berust bij de fotograaf.
Niets uit deze uitgave publicatie mag op enigerlei wijze worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever
Ontwerp Hans Miedema [m;v ontwerper’s bno], Groningen
Technische verzorging en drukwerkbegeleiding
Noorderlicht, Groningen
Druk Tienkamp & Verheij, Groningen
Bindwerk Van Waarden, Zaandam
ISBN: 978-90-76703-29-9
[ISBN-10: 90-76703-29-9]
© Stichting Aurora Borealis 2006
Omstreken is verschenen bij de gelijknamige expositie in de
Noorderlicht Fotogalerie, Groningen, november 2006/januari 2007
De uitgave van dit boek is mede mogelijk gemaakt
door bijdragen van:
Harry Cock en Stichting Fotografie Noorderlicht
danken tevens de volgende personen en instellingen
Gemeente Assen, SKS Fysiotherapie, CBK Drenthe,
re-z ontwikkeling (Assen), Jurjen van der Meer,
Noorderbreedte, NOM (Groningen)
Eddie Marsman Omstreken
Het archief van Harry Cock ligt opgeslagen in zwartgrijze, ouderwetse, kantoorordners.
Per ordner de negatiefstroken, gestoken in dunne en lang niet altijd doorzichtige papieren
hoesjes. Kleinbeeldnegatieven uit de allervroegste jaren, iets grotere en meestal vierkante
varianten uit de jaren erna. Iets groter - maar nog altijd kleiner dan een kinderhand.
Op de rug van iedere ordner een jaartal, sommige jaartallen twee, drie keer. Onder de
jaartallen nu en dan een aanduiding. Een plaatsnaam, een onderwerp, soms enkele woor-
den.
Woorden als Reddende Alledaagsheid, het juk waarmee hij zichzelf jarenlang dwong dag
in dag uit minstens één foto te maken die er toe deed. Het maakte niet uit waarvan. Ge-
woon de deur uit, de straat op, aan het werk. Ambachtelijk zoiets, al lijkt dat woord steeds
minder te horen bij fotografie nu de camera een computer is en het vergrotingsapparaat
vervangen door een printer. Obsessief zou je het ook kunnen noemen: blijven kijken, blijven
kijken, blijven kijken naar wat iedereen natuurlijk ook wel kon zien maar hij nu eenmaal
anders. (Trouwens, heeft niet ieder ambacht zijn obsessieve kanten zoals iedere obsessie
iets ambachtelijks heeft?)
Wat betreft de negatieven: zwart-wit in de vroege jaren, kleur in de jaren erna. Althans in
grote lijnen, want ook in de vroege jaren was er wel eens kleur zoals er ook vandaag de dag
nog wel eens zwart-wit is.
Verder wat betreft de negatieven: soms achter iedere papieren hoes een vel met daarop
een verzamelafdruk van de voorgaande negatieven. Zeker bij de kleinste is een oogopslag
V
Eddie Marsman is journalist.
Hij schrijft veelvuldig over fotografie, onder meer in NRC Handelsblad.
nooit voldoende en is een loep nodig om te kunnen destilleren wat zich erop afspeelt. Maar
wat je ook ziet, zo overzichtelijk als op een afdruk -in een krant, in een boek, in een lijst- is
het nimmer.
Ook zijn er ordners met enkel negatieven en ordners met enkel van die verzamelafdruk-
ken of, in fotografentermen, contactafdrukken. Zwart-wit of kleur, ze zijn hetzelfde - uni-
form en nog zonder het inmiddels ook al ouderwetse doordrukken van de lichtste tinten
en het tegenhouden van al te veel duisternis, kortom; zonder de ambachtelijke -nee, obses-
sieve- accenten die wat wordt getoond weer afstemmen op wat oorspronkelijk werd gezien.
Zonder de vingerafdruk van de fotograaf dus.
Van de eerste tot de laatste ordner al met al een jaar of twintig.
Dan resten er nog een jaar of vijf, zes. Die zitten in de computer of ‘op schijf ’. Want de
fotograaf ging mee met zijn tijd, een tijd die zo zijn voordelen met zich mee bracht. Sneller
en gemakkelijker, zeg maar. Wat overigens niet wil zeggen dat sneller altijd gemakkelijker is,
laat staan dat sneller en gemakkelijker altijd voordelen met zich mee brengen.
Dit alles verder afgezien van de kartonnen dozen en de halfbakken mappen uit al die bij
elkaar opgetelde jaren. Met de jonge probeersels bijvoorbeeld; kijken wat je met een zaklan-
taarntje nog zichtbaar kunt maken op polaroid, de kant en klaar fotografie uit het predigi-
tale tijdperk. Met het nog wat stroeve leerlingenwerk aan de School voor Fotografie in Den
Haag - waar Ed van Wijk een van zijn docenten was, de te gemakkelijk vergeten fotograaf
van de naoorlogse wederopbouwjaren die hem ongetwijfeld moet hebben onderricht in de
ware aard van reddende alledaagsheid. Met nog weer andere omtrekkende bewegingen -
eventjes in de weer bij het Gemeentemuseum Den Haag, tijdelijk ‘invallende contractant’
bij de Drentse en Asser Courant.
Toen was het 1980 en begon hij, zoals dat dan heet, ‘voor zichzelf ’.
Die lijnen kun je trekken.
Ordners uit jaren die nu nog even dichtbij zijn hebben soms een kleurtje. Ook dat is weer
een lijntje. Ook daarin zie je verandering.
De ordners en de dozen staan op planken aan de muur en planken in de kast. Je zou ze
ook in een kring kunnen zetten. Omtrek, wie weet, een meter of vijfentwintig. Daarbinnen
bevindt zich dan de ruimte en daarin zit een fotografenbestaan.
Meer dan één mensenleven zit erin, in stukjes en beetjes, het ene iets groter, het andere
iets kleiner.
Assen, Amersfoort, Amsterdam, Antwerpen, Amerika en dat is nog maar het begin van
het alfabet.
De reddende foto’s. De foto’s die gemaakt werden in opdracht en waarvoor lang niet altijd
de eigen oogopslag werd ingeruild voor die van een opdrachtgever. De foto’s voor de Volks-
krant en voor Noorderbreedte, de foto’s voor deze en gene.
Kleine en grote gebeurtenissen, het verloop van de tijd.
De laatste gast onder de vlaggetjes van een tuinfeest, een gatgraver, een windzoeker, een
reddingsboei aan het balkon. De liefdevolle maar soms wat moeizame verhouding tussen
de mens en de dingen.
Archief, heet die ruimte.
Er zijn verbanden, overeenkomsten en verschillen tussen de ene ordner en de andere, tus-
sen de mappen en de dozen en foto’s die erin zitten. Maar hoe je het wendt of keert, iedere
keuze blijft een omtrekkende beweging, iedere zekerheid een suggestie.
Allemaal omstreken.
Dan, wat betreft omtrekkende bewegingen, ook dit: dat fotografie zijn precieze kanten
heeft maar dat ondertussen zelden met zekerheid is vast te stellen waar een foto precies
gemaakt is. Zoals ook het wanneer zich lang niet altijd zo nauwgezet laat bepalen. Er is in
de fotografie veel ongeveer.
In zijn algemeenheid: zou de Eiffeltoren erop staan dan mag je aannemen in Parijs te
zijn, zoals de Martinitoren Groningen is. Maar een voordeur, een stenen paaltje? Rue du
Général Lambert, Popkenstraat. En dat moet je maar net weten, zoals je ook maar net moet
VI VII
Er is wat voor te zeggen dat kunst louter zelfportretten voortbrengt. De grootste roman van
de twintigste eeuw, James Joyce’s Ulysses, is er één, de Guernica van Pablo Picasso, Victory Boogie Woogie van Mondriaan, Café Müller van Pina Bausch, Paul McCartney’s Penny Lane
(evenals de b-kant van die single John Lennons Strawberry Fields), het werk van Mahler en
Satie, Het verdriet van België van Hugo Claus en de schijnbaar onaangedane maar zo ont-
roerende installatie van Walter de Maria die de bedriegelijk koele titel A Computer Which Will Solve Every Problem in the World draagt.
Zelfs de kunstenaar die zuivere abstractie nastreeft kan zich niet los maken van zichzelf
en aangezien hij de maker is, is hij het werk en het werk hem. Het is onvoorstelbaar dat
Willem de Kooning de mystieke abstractie zou voortbrengen van Mark Rothko, net zoals
Harry Mulisch nooit een Claus zou kunnen schrijven en andersom. En James Joyce mag
dan ooit hebben gezegd dat hij alles met taal kon, James Joyce niet zijn kon hij niet. Het is
niet zo dat ‘Mann ist was mann isst’, zoals Marx apocrief zei, maar dat ‘Mann ist was mann
macht’.
Zelfs in de meest ‘technische’ van alle kunstvormen, die waarin de kunstenaar nauwe-
lijks nog invloed kan uitoefenen op het werk dat ontstaat als hij besluit het te maken, de
fotografie, is dat zichtbaar. De sluitertijd mag dan veel minder dan een seconde bestaan, en
wat er gedurende dat korte moment voor de lens gebeurt mag zich dan voor een belangrijk
deel onttrekken aan de invloed van de kunstenaar, in die zoveelhonderdste van een seconde
wordt niet alleen het negatief belicht maar ook de kunstenaar zelf, de persoon van de foto-
graaf, zijn leven, zijn houding, zijn werk, zijn ziel.
Marcel Möring Zelfportret in delenweten dat ze uitzicht bieden op die Eiffeltoren en Martinitoren.
Het aanzien van bouwsels, mensen, kleding en al die andere roerende en onroerende
goederen die een foto met enige opzet maar minstens zo vaak uit puur toeval bij elkaar kan
brengen - het verschaft naast zekerheid vooral de waan ervan. Om over de ware aard van
afgebeelde gebeurtenissen nog maar te zwijgen. Je merkt het alleen niet altijd, ook niet in de
krant waar foto’s nu eenmaal hangen aan een kop en leunen op een onderschrift.
Maar zo is het: foto’s laten ruimte voor twijfel en daarmee ook voor iets anders - de mo-
gelijkheid om nog eens met andere ogen te kijken naar wat je in een oogopslag meende te
zien.
In die ruimte is fotografie op z’n best, ook die van Harry Cock. En wat die ruimte betreft:
hij mag in de loop van vijfentwintig jaar dan veel gewerkt hebben voor ‘de krant’, nieuws
waait snel weg en dat is voor foto’s soms wel zo prettig.
Dan, wat die ruimte betreft, ook nog dit. Afgaande op de index zijn de foto’s in dit boek
gemaakt in het ‘Noorden’. Net als archief en net als foto, is ook dat woord een omtrekkende
beweging waarvan het werkelijkheidsgehalte berust op veel suggestie.
Omstreken, dat is telkens weer met andere ogen kunnen kijken.
VIII IX
Marcel Möring is schrijver.
In bijna alle vormen van kunst zijn pogingen gedaan om die persoonlijkheid uit het werk te
verwijderen. Maar zelfs de ongerichte ‘hipshot’ zegt ons veel over de maker. De toevallige,
‘onpersoonlijke’ techniek is niet veel anders dan écriture automatique, de methode die de
vroege surrealisten zo graag toepasten om de taal de taal te laten zijn.
Er is geen ontkomen aan: we zijn wat we maken, wat we maken is wat we zijn. En daar
is niets mis mee. Integendeel: wat wij zoeken in de kunst is altijd het particuliere, niet het
algemene; het lokale, in plaats van het globale; het persoonlijke, niet het gemeenschappe-
lijke. Kunst is een verhevigde pars pro toto: het deel is een afbeelding van het geheel, het
particuliere is een uitdrukking van het algemene, het lokale is de microscoop boven het
globale en in het persoonlijke worden de aberraties en de bijzonderheden van het gemeen-
schappelijke duidelijk.
1
Harry Cock heeft in de afgelopen dertig jaar gefotografeerd in Hongarije, de VS, Palestina
en Drenthe. Bij een flink aantal foto’s ben ik de meekijkende getuige geweest. Ik ken ‘De
Weg’, een prachtige serie bewogen foto’s die permanent te zien zou moeten zijn. Ik ken zijn
bijna wetenschappelijke verkenning van het Hollandse margelandschap. Ik ken zijn nacht-
foto’s en zijn dagboekwerk, zijn portretten en zijn bewerkte polaroids. Hoe verscheiden dat
werk ook is: het is allemaal uiterst persoonlijk. Zelfs zijn opdrachtfotografie. Ik wil niet
zeggen dat hij de afgelopen dertig jaar ook thuis had kunnen blijven om zijn eigen hoofd te
fotograferen, maar in zekere zin maakt het niet zoveel uit hoe en wat hij maakt, want wat
hij maakt dat is hij en wat hij is dat is wat hij maakt.
Daarom is het ook moeilijk om een scheiding aan te brengen tussen zijn in opdracht
gemaakte schrijversportretten, reportages voor bladen, het werk voor De Volkskrant en
zijn vele vrije werk. Natuurlijk, in het geval van die opdrachten is de keuze van het onder-
werp al min of meer bepaald. Maar eigenlijk doen de parameters er niet zoveel toe. Zijn
vrije werk bestaat ook voor een belangrijk deel uit opdrachten, alleen stelt hij ze dan zelf:
elke dag een dagboekfoto op het geliefde zes bij zes formaat van de Rolleiflex. Of: met
een bevriende schrijver een week lang door het grensgebied tussen Groningen, Drenthe en
Duitsland trekken.
1
Je hebt, volgens mij, kunstenaars die in de ruimte stappen die ontstaat door hun voorgan-
gers, zeg maar: de ruimte is voorbereid door de kunstgeschiedenis, die wordt aangegeven
door de pijl waarheen een eerdere ontwikkeling wijst. Dat zijn van die kunstenaars die werk
maken waarvan je onmiddellijk weet: ja, dat moest nu en op deze manier worden gemaakt,
je kon erop wachten. Dan zijn er kunstenaars die juist omkijken en teruggaan. Zij hebben
iets gezien dat nog niet is uitontwikkeld, een oudere vorm of een eerder gegeven waarin
ruimte voor verdere ontdekkingen zit. Je herkent hun werk en tegelijkertijd weet je dat ze
een leemte vullen die er al lang was, maar die wij met zijn allen niet hebben gezien. Ten
slotte zijn er de kunstenaars die zowel voor- als achteruit kijken, maar daar niet de ruimte
vinden waarin zij passen, waarin zij willen en kunnen werken. Het zijn eenlingen die weinig
behoefte hebben aan het groepsgevoel dat zo lijkt te horen bij het hevig contemporaine,
maar ze nemen ook geen genoegen met het lichtelijk kunsthistorische van de degenen die
achteruit kijken. Kunstenaars in de laatste categorie kiezen een vorm die een uitdrukking is
van hun persoonlijkheid, hun manier van leven, ze zijn eclectisch in hun keuze van technie-
ken, omnivoor in hun onderwerpkeuze en gastronoom als het om smaak gaat. Ja, natuurlijk
zijn alle kunstenaars dat in zekere zin, maar voor die eenlingen is er geen andere plaats waar
zij kunnen bestaan.
Harry Cock behoort tot die laatste categorie. Het kost niet veel moeite om zijn fotografi-
sche voorkeuren aan te wijzen, maar die zijn zo divers dat je er niet ver mee komt als je iets
over zijn werk wilt zeggen. In die zin is dit boek ook bedrieglijk. We missen namelijk veel.
X XI
En zelfs als we binnen de inhoudelijke grenzen van dit boek blijven, waren er nog minstens
drie of vier andere boeken te maken. Eén met alleen plattelandsfotografie. Een ander met
portretten. Een boek, misschien, met dagboekfoto’s.
Dit boek is vooral een serveerwagen met hors d’oeuvres, een capita selecta van een oeuvre
dat dertig jaar fotografie omspant (eigenlijk meer, want hij begon te fotograferen toen hij
nog in korte broek liep).
Wat zien we dan, als het niet thematisch, chronologisch, kunsthistorisch en godweetwat
is?
Een dichtbundel, misschien: atmosferisch, associatief en tegelijkertijd formeel en nar-
ratief. En net als een dichtbundel: intens persoonlijk. Ook al staan er geen zelfportretten in
dit boek (die heeft hij wel gemaakt), is het een zelfverkenning, één die uit bijna tientallen
fragmenten bestaat.
Soms lijken die foto’s iets te zeggen over ‘de absurditeit van het gewone leven’, ‘de kwets-
baarheid van de mens’ of ‘landschap en stedelijkheid’. Of, om abstracter te worden, over:
‘vorm en structuur’, ‘licht en donker’, ‘topografie versus impressie’, ‘de wenselijkheid of on-
wenselijkheid van de invloed van de fotograaf op de fotografie’. En daar gaan ze dan ook
wel over, maar meer nog over de fotograaf en hoe de wereld voor deze fotograaf is. Harry
Cock, dat is die foto van de hond die uit een circuswagen kijkt (een foto die in bezit is van
de schilder Bert de Vries, iets waarom ik hem al jaren benijd). Harry Cock is de foto van het
groepje spelende kinderen met dat keurige meisje in het midden, op de rug gezien, voeten
netjes naast elkaar, handen op de rug, een foto die wel honderd jaar oud lijkt. Hij is ook de
jongen die over het slib loopt met een rivierkreeft in zijn emmertje.
Dit boek is de voorsmaak van een groot en verscheiden oeuvre dat er op ligt te wachten
om verder ontsloten te worden. Het is voor velen de eerste kennismaking met het werk van
een fotograaf die zijn eigen weg gaat en door zijn omgeving te verkennen zichzelf en ons
onderzoekt. Ik ben er zeker van dat het naar meer smaakt.
XII
Index
13 Oldamt
15 Orvelte
17 Veenhuizen
18 Stavoren
19 Laaksum
21 Kloosterburen
22 Zwartemeer
23 Westerkwartier
25 Harkstede
26 Annen
27 Oldamt
29 Kornwerderzand
30 Nieuw-Dordrecht
31 Oenkerk
33 Aduard
35 Paesens Moddergat
36 Zuidlaren
37 Zeegse
38 Hooghalen
39 Kommerzijl
40 IJlst
41 Mirns
42 Meppel
44 Grolloo
45 Deventer
47 Peizerwold
49 Assen
51 Harlingen
52 Pikesyl
54 Ubbena
57 Zwolle
58 Oranjewoud
59 Groningen
60 Wijster
61 Assen
62 Drouwenerveen
63 Eelde
64 Nieuw-Beerta
67 Hoogeveen
69 Borger
70 Witten
72 Gasselternijveen
72 Gasselternijveen
73 Assen
74 Zwartemeer
76 Assen
76 Assen
77 Assen
78 Oranje
79 Oranje
80 Tjuchem
83 Westerkwartier
84 Witten
85 Smilde
86 Emmen
87 Eelde
89 Assen
90 Assen
91 Assen
93 Schipborg
95 Finsterwolde
Harry
Co
ck
Om
streken
De liefdevolle maar soms wat moeizame verhouding
tussen de mens en de dingen is een terugkerend thema
in de foto’s van Harry Cock.
Omstreken bevat een keuze uit de foto’s die hij de
afgelopen 25 jaar maakte in het Noorden van het land.
Sommige hielden zich jarenlang verstopt in zijn archief,
andere zijn eerder gepubliceerd, onder meer in de
Volkskrant en het tijdschrift Noorderbreedte waaraan hij
als medewerker verbonden is.
Een boek over burgers en buitenlui, het land en het
bouwen, de weg en het uitzicht. En over hoe alles altijd
weer op zijn pootjes terecht komt.
Met tekstbijdragen van Marcel Möring en Eddie Marsman.
Harry C
ock
Noorderlicht Noorderlicht
OmstrekenHarry Cock
Foto’s 1980 - 2006