Handleiding Schrijfvaardigheid

download Handleiding Schrijfvaardigheid

of 117

Transcript of Handleiding Schrijfvaardigheid

Handleiding Academische Vaardigheden

Theater-, Film- en Televisiewetenschappen Universiteit Utrecht

Jan Hein Furne (redactie)

de auteurs Utrecht, opleiding Theater-, Film- en Televisiewetenschappen - Universiteit Utrecht, 2005

2

INHOUDSOPGAVE Voorwoord

EFFECTIEF STUDEREN 1. Studieplanning: maken en handhaven ..............................................6

INFORMATIE VERWERKEN 2. Effectief lezen van wetenschappelijke literatuur ...............................10 2.1. Verschillende soorten wetenschappelijke publicaties...............................10 2.2. Verkennend lezen .............................................................................13 2.3. Begrijpend lezen................................................................................15 2.4. Kritisch lezen ...................................................................................18 3. Actief luisteren en participeren ........................................................20 3.1. Actief luisteren in hoorcolleges ............................................................20 3.2. Actief participeren in werkcolleges .......................................................27

SCHRIJVEN VAN ACADEMISCHE TEKSTEN 4. Schrijven van korte academische teksten (150-300 woorden)..........29 4.1. Structureren en informatie verzamelen.................................................29 4.2. De eerste versie ...............................................................................33 4.3. De definitieve versie ..........................................................................39 5. Schrijven van middellange academische teksten (600-800woorden) 42 5.1. Algemene aanwijzingen ......................................................................42 5.2. Analyses van primaire bronnen ...........................................................44 5.3. Betogende teksten over theoretische uitgangspunten .............................48 5.4. Samenvattingen van wetenschappelijke teksten ....................................50

PRESENTEREN 6. Houden van een academische presentatie.........................................55 6.1. Inhoud vaststellen ............................................................................55 6.2. Structuur aanbrengen ........................................................................57 6.3. Uitschrijven van de presentatie ...........................................................60 6.4. (Audio-)visuele hulpmiddelen ..............................................................61 6.5. Presenteren .....................................................................................64 6.6. Vragen beantwoorden en discussie leiden ............................................68 6.7. Evaluatie .........................................................................................69

3

ONDERZOEK DOEN 7. Het schrijven van een probleemstelling volgens de Schijf van Vijf ..70 7.0. Inleiding ..........................................................................................70 7.1. Fenomeen | casus..............................................................................71 7.2. Motivatie | relevantie .........................................................................72 7.3. Theorien | modellen .........................................................................73 7.4. Aanpak | methode .............................................................................74 7.5. Vraagstelling | hypothese ...................................................................76 7.6. De Schijf van Vijf geen afvinklijstje ...................................................78 7.7. Bibliografie | Handboeken onderzoeksmethodes ....................................78 8. Zoeken en selecteren van wetenschappelijke literatuur ...................80 8.1. Voorbereiding....................................................................................80 8.2. Zoeken van literatuur.........................................................................81 8.3. Selecteren van literatuur ....................................................................87 9. Schrijven van academische werkstukken (4000-6000 woorden) ......92 9.1. Onderzoeksvoorstel ..........................................................................92 9.2. Historiografisch werkstuk ...................................................................98 9.3. Enkele formele richtlijnen ...................................................................102

FORMELE RANDVOORWAARDEN 10. Formele randvoorwaarden: de basis .............................................103 10.1. Opmaak en verzorging ....................................................................103 10.2. Foutloos Nederlands .........................................................................104 10.3. Typografische markering ..................................................................105 10.4. Oorspronkelijkheid en bronvermelding ...............................................106 11. Verwijzen naar wetenschappelijke literatuur .................................108 11.1 Verwijzen naar literatuur volgens het MLA-systeem...............................108 11.2 Opstellen van een literatuurlijst volgens het MLA-systeem .....................110 11.3 Opstellen van een literatuurlijst volgens het Chicago-systeem ................113 11.4 Verwijzen naar literatuur volgens het Chicago-systeem .........................114

4

Voorwoord Wat zijn academische vaardigheden? In de opleiding Theater-, Film- en Televisiewetenschappen verwerf je kennis over en inzicht in de centrale objecten van je studie: theater, film, televisie en nieuwe media in hun uiteenlopende verschijningsvormen en maatschappelijke contexten, zowel in heden als verleden. Om deze kennis en inzichten op een effectieve en succesvolle manier te kunnen verwerven, heb je specifieke vaardigheden (competenties) nodig. Enkele daarvan heb je al gedeeltelijk op de middelbare school verworven. De meeste zul je in het eerste studiejaar moeten ontwikkelen en in de rest van je studie voortdurend blijven verdiepen. Je kunt hierbij denken aan de academische vaardigheid om een probleemstelling te ontwikkelen en wetenschappelijke literatuur te zoeken. Maar k aan de vaardigheid om lastige wetenschappelijke teksten te lezen en het het maximale uit hoorcolleges en werkcolleges te halen. En dat is niet het enige. Om je studie succesvol af te ronden, zul je je verworven kennis en inzichten ook aan anderen moeten kunnen overdragen, zowel in schriftelijke als in mondelinge vorm, op een goed gestructureerde, heldere en overtuigende manier die van een afgestudeerd academicus mag worden verwacht. Samen met de verworven kennis en inzichten zullen bij uitstek dit soort academische vaardigheden je belangrijkste startkapitaal vormen om je straks op de arbeidsmarkt te onderscheiden.

Hoe deze handleiding te gebruiken? In deze handleiding vind je een aantal hoofdstukken die je in het eerste studiejaar, maar ook daarna, kunt bestuderen om je academische vaardigheden aan te scherpen en te verdiepen. In de praktijk zul je sommige hoofdstukken slechts n keer doorlezen. Andere hoofdstukken zul je steeds opnieuw raadplegen om er steeds weer andere tips uit te halen. In de laatste twee hoofdstukken vind je de formele randvoorwaarden en belangrijkste annotatieregels die je bij alle schriftelijk ingeleverde teksten moet volgen.

Verantwoording Aan de totstandkoming van deze handleiding hebben diverse docenten van binnen en buiten de opleiding bijgedragen. Hoofdstuk 2 en 3 zijn geschreven samen met Harald Hendrix (2) en Sigrid Merx (3). Hoofdstuk 1 en 6 zijn bewerkingen van instructies van Els Naaijkens (1) en Wil Hildebrand (6) en Marjan Willemsen (6). Hoofdstuk 7 is geschreven door Eggo Mller. De overige hoofdstukken zijn van de hand van ondergetekende. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn collegas voor hun bijdrage en plezierige samenwerking te bedanken. Mijn grootste dank gaat uit naar Harald Hendrix, verbonden aan de opleiding Italiaans. Ieder schrijvend aan een eigen studiehandleiding, hebben we onze teksten regelmatig vaak in de avondzon, onder het genot van een campari - aan elkaar getoetst. Zijn ideen, ervaringen en suggesties hebben deze handleiding aanzienlijk verrijkt.

Jan Hein Furne, augustus 2005.

5

Hoofdstuk 1. Effectief studeren: studieplanning - maken en handhaven Inleiding In de studie Theater-, Film- en Televisiewetenschap volg je meestal twee cursussen per blok, waarbij je elke week meerdere hoor- en/of werkcolleges moet bijwonen (in totaal meestal 4x2 of 5x2 contacturen per week). Vaak moet je voor elke bijeenkomst opdrachten of taken uitvoeren, zoals lezen van een portie handboekstof, beantwoorden van vragen of schrijven van een langer betoog. Daarnaast vinden er meestal drie keer per cursus toetsen plaats waarvoor je werkstukken moet schrijven, presentaties moet houden of tentamens moet maken. Je hebt in je universitaire studie een grote mate van vrijheid om je eigen tijd in te delen. Maar je moet binnen die tijd zelfstandig veel werk verzetten. Om te voorkomen dat al het werk zich opstapelt, moet je beschikken over een effectieve studieplanning. Bovendien moet je zelf de voorwaarden creren om je aan die studieplanning te kunnen houden. En deze zo nodig op eigen initiatief verbeteren.

Maken van effectieve studieplanning Een effectieve studieplanning is beknopt, concreet en uitdagend, maar bovenal haalbaar. Er zijn altijd talloze zaken die het je moeilijk, zo niet onmogelijk maken om je aan je voorgenomen planning te houden. Je komt allerlei valkuilen tegen, varirend van een onverwachte bezoeker tot een gecrashte computer of een verkeerde inschatting van de hoeveelheid werk. Toch mogen deze tegenslagen je nooit ontslaan van de plicht om je studie vanaf de eerste week van iedere cursus te stroomlijnen en te plannen. Als je je bewust bent hoe belangrijk een overzichtelijke en realistische planning is, heb je een belangrijke voorwaarde gecreerd voor het halen van deadlines voor de opdrachten en de toetsen. Hieronder volgen een paar vuistregels: Maak in de eerste week van elk blok een studieplanning voor het hele blok Gebruik hiervoor bijvoorbeeld een groot vel ruitjespapier waarop je alle dagen van het komende blok aangeeft en in n oogopslag kunt overzien. Noteer in je studieplanning alle colleges, eventuele viewings en tentamens. Noteer alle dagdelen (ochtenden, middagen, avonden) die je aan zelfstudie zult besteden, met zo specifiek mogelijke tijden. Geef een globale of precieze indicatie van welke dagdelen je aan welke taken zult besteden: voorbereiding van colleges, uitwerking van colleges, maken van opdrachten, voorbereiden van toetsen enz. Bouw altijd enige reserve in en pas je studieplanning in de loop van het blok waar nodig aan. Hoeveel dagdelen moet je ongeveer voor je studie reserveren? Studenten worden geacht 40 uur per week aan hun studie te besteden, inclusief contacturen. Dit wordt uitgedrukt in het aantal studiepunten dat binnen het zogenaamde European Credit Transfer System (ECTS) aan elke cursus wordt toegekend. Een cursus van 7,5 ECTS-studiepunt (kortweg aangeduid als 7,5 ECTS) staat daarbij gelijk aan 210 uur studie, wat bij een gemiddelde cursusduur van 10,5 weken neerkomt op gemiddeld 20 uur per week per cursus. Met twee cursussen per blok kom je dus op 40 uur per week. In de praktijk zal het vaak lastig zijn om deze 40 uur daadwerkelijk voor je studie vrij te maken. Stel daarom altijd een absoluut minimum vast, afhankelijk van je ambitieniveau en de snelheid waarmee je werkt. Reserveer in je studieplanning bijvoorbeeld een minimum van 30 of 35 uur en spreek met jezelf af dat je daar niet van zult afwijken. Plan je zelfstudie op je meest effectieve uren.

6

Bij een goede studieplanning gaat het vaak niet alleen om de kwantiteit van de studietijd, maar vooral om de kwaliteit van de tijd. De een studeert s ochtends beter, de ander s avonds of ergens in de namiddag. Probeer voor je zelf te ontdekken wat voor jou het meest gunstige moment is en plan deze dagdelen zoveel mogelijk in als studietijd. Probeer zoveel mogelijk te studeren op tijdstippen waarvan je weet dat je energiek en geconcentreerd zult werken. Hoeveel tijd moet je ongeveer reserveren voor de voorbereiding en uitwerking van colleges? Reserveer voor de voorbereiding van colleges in beginsel vier uur voorbereiding voor een college van twee uur, of zes uur voorbereiding voor een college van drie uur. Stem de geplande voorbereidingstijd echter zo goed mogelijk af op de omvang van de te lezen teksten, de te schrijven teksten enz. Reserveer voor het grondig lezen van wetenschappelijke literatuur ongeveer 5-10 paginas per uur. Reserveer voor het schrijven van teksten ongeveer 100-200 woorden per uur. Uiteraard zijn dit hele algemene indicaties. Ga zoveel mogelijk uit van je eigen tempo en ambitieniveau. Maar denk eraan: ook ervaren wetenschappers hebben veel tijd nodig om teksten grondig te lezen en schrijven soms niet meer dan 500 woorden per dag! Voor de uitwerking van je college-aantekeningen kun je uitgaan van n twee uur per college. Hoeveel tijd moet je ongeveer reserveren voor het maken van grote opdrachten, zoals werkstukken en mondelinge presentaties? De hierboven genoemde indicaties bieden een handreiking om zelf een realistische inschatting te maken van de totale hoeveelheid tijd die je voor grotere opdrachten nodig hebt. Vraag hierbij echter ook advies aan de docent. Plan je werkzaamheden voor grote opdrachten niet allemaal vlak voor de deadline, maar spreid ze uit en zorg dat je ruim op tijd begint. Voorkom dat je door last-minute werk gestresst raakt en prestaties levert die onder je eigen niveau liggen. Als je je werkzaamheden spreidt, neem je steeds even afstand van je werk: je kunt je gedachten dan rustig laten bezinken en komt dan vaak op onverwachte momenten op de beste nieuwe ideen. Hoeveel tijd moet je ongeveer reserveren voor het voorbereiden van tentamens? Voor het grondig bestuderen n samenvatten van tentamenliteratuur moet je rekenen op ongeveer vijf bladzijden per uur. Probeer op basis daarvan aan het begin van het blok een inschatting te maken van de totale hoeveelheid tijd die je voor de voorbereiding van het tentamen denkt nodig te hebben. Reserveer extra tijd voor het opzoeken van onduidelijkheden in handboeken en naslagwerken, en eventueel voor het overleg met medestudenten. Een tentamen vergt een systematische en constante voorbereiding. Met een overdosis studie in de week voor het tentamen zul je zelden of nooit een tentamen halen en mocht dan soms wel zo zijn, dan ben je de stof bijna altijd in no time vergeten. Wat heeft het dan eigenlijk voor zin? Reserveer daarom vanaf de eerste week voldoende tijd voor de voorbereiding van tentamens en blijf tijdens het hele blok actief met de stof bezig. Meestal kan er dan op het tentamen weinig mis gaan. Hou steeds een flinke marge aan Het is beter om taken ruim in te plannen en tijd over te houden om iets extras te doen, dan dat je te krap plant en tijd te kort komt. Je moet dan extra tijd vinden om iets te doen of af te maken en dat zorgt in een overvol rooster voor stress en ergernis. Als je eerder klaar bent dan gepland geeft dat je juist een goed gevoel.

7

Wees realistisch Het allerbelangrijkste van studieplanningen, week- en dagschemas is dat ze voor je zelf werken en realistisch zijn. Iedereen heeft wel dingen waarin zij of hij snel is en andere waarin zij of hij langzaam is: een absolute maatstaf hiervoor bestaat niet. Een tijdschema dat niet op jouw persoon is toegesneden en niet eerlijk weergeeft hoeveel tijd de dingen jou persoonlijk kosten is daarom geen goed schema. Als je op dit gebied problemen hebt, bespreek die dan altijd met je docenten en je tutor. Zij kunnen je helpen je tijd efficient in te delen, het plezier in je studie te vergroten en bovendien voldoende tijd over te houden voor ontspanning. Maak een weekschema Vertaal je studieplanning aan het begin van elke week in een weekschema, waarin al je activiteiten van dag tot dag overzichtelijk bij elkaar staan.

Handhaven van een effectieve studieplanning Een studieplanning is natuurlijk alleen effectief wanneer je je er ook werkelijk aan kunt houden. In het begin van je studie is het raadzaam om jezelf zo strikt mogelijk aan je eigen planning te houden. Je krijgt dan een goed inzicht in de tijd die je voor verschillende taken nodig hebt en je raakt gewend aan een goed, efficint en effectief werkritme. Op basis van dit zelfinzicht en dit werkritme kun je vervolgens in de loop van je studie de teugels wat laten vieren en geleidelijk wat soepeler met je studieplanningen omgaan. Het handhaven van een studieplanning is niet altijd gemakkelijk. Er komt altijd wel iets tussendoor en je bent vaak langer bezig met een opdracht dan je zelf had gepland. Er zijn een paar eenvoudige tips om jezelf af en toe tot de orde te roepen en tijd te winnen: Stel werk dat gedaan moet worden niet uit, maar voer het uit op het tijdstip dat je had ingepland. Als je geneigd bent tot treuzelen, verzuimen of uitstellen is er ergens iets mis. Of je bent niet gemotiveerd, of je hebt te veel of te moeilijke taken op je genomen. Wees niet te perfectionistisch, want dit leidt meestal tot teleurstelling of mislukking. Niemand is perfect, er zullen altijd mensen zijn die beter of slechter zijn dan jij. Stel daarom haalbare doelen. Leer nee te zeggen. Als zich onverwachte (en ook leuke) dingen voordoen die niet passen in je week- of dagindeling, moet je er van af zien en/of ze verschuiven naar een moment dat je wel uitkomt. Leer prioriteiten te stellen. Per dag valt vast te stellen wat echt urgent is en prioriteit heeft. Mocht je in tijdnood komen dan maak je een lijst van wat echt moet vr een bepaald moment, werk die lijst af en neem dat wat je niet af hebt gekregen en dat geen absolute prioriteit had mee in de planning voor de dag of de week daarna. Als je tijd over hebt (dat kan namelijk ook) doe dan dingen die zijn blijven liggen of werk alvast vooruit Combineer verschillende bezigheden. Tijdens afwassen, boodschappen doen, fietsen of wandelen kun je heel goed je hersens gebruiken en bestudeerde stof memoriseren.

Het kan gebeuren dat je er ondanks een serieuze studieplanning toch niet in slaagt om je daadwerkelijk aan je planning te houden en daardoor onder je niveau presteert of zelfs deadlines overschrijdt en toetsen niet haalt. Soms ligt dat aan oorzaken die je niet kunt benvloeden, zoals ziekte en dergelijke.

8

Wanneer je hierdoor studievertraging dreigt op te lopen, is het verstandig om contact op te nemen met de studieadviseur. Die kan dan samen met jou nagaan of er wellicht mogelijkheden zijn om studieverlenging aan te vragen. In veel gevallen ligt de oorzaak echter bij jezelf. Je werkt bijvoorbeeld te weinig, je werkt te chaotisch, je hebt het te druk met ander werk of met je sociale leven. Het is aan jezelf te bepalen waar de schoen wringt en wat je daaraan gaat doen. Om meer greep te krijgen op de manier waarop je je tijd besteedt, kun je bijvoorbeeld als volgt te werk gaan: Maak een persoonlijk weekrooster waarin je al je activiteiten (van slapen, eten tot werk en studie) opneemt: -het aantal uren slaap per nacht, vermenigvuldig met 7 = ........ -de tijd die je besteedt aan eten, inclusief voorbereidingen x 7 = ........ -het aantal uren per dag voor zorg x 7 = ........ -reistijd per dag x 5 = ........ -reistijd in het weekend ........ -aantal uren per week voor hobby, sport enz. ........ -aantal uren per week dat je buiten je studie werkt ........ -aantal uren dat je per week college volgt ....... -aantal uur per week voor sociale contacten (wees eerlijk!) ........ Tel nu het totaal op: totaal: ........ Zet deze optelsom af tegen het totaal aantal uren dat elk mens per week tot zijn beschikking heeft: 7 x 24 = 168 uur. Trek het totaal aantal uren dat je hebt berekend voor je vaste wekelijkse activiteiten hiervan af. En? Hoeveel tijd blijft er over? Dit is namelijk het aantal uren dat je jezelf gunt voor de eigenlijke individuele studie.1 Ga na of dit voldoende is, en zo nee, beslis dan in welke activiteiten je moet gaan snoeien om voldoende tijd aan je studie te kunnen besteden.

Wanneer je ondanks je goede voornemens en zelfreflectie toch regelmatig met de tijd in de knoop komt en wilt ontdekken waar dat aan ligt, dan is het van harte aan te bevelen om eens een workshop studieplanning/timemanagement of zelfmanagement en studeren of een cursus zelfmanagement en studeren te volgen aan het IVLOS, het Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden. De workshops duren slechts n dagdeel en kosten vijf euro. De cursus duurt zes dagdelen en kost vijftien euro. Studenten die aan deze workshops of cursussen hebben meegedaan, zijn daar meestal zeer enthousiast over. Zie voor meer informatie: http://www.ivlos.uu.nl/onderwijs/studievaardighed/4601main.html

1

Ontleend aan http://www.gmu.edu/gmu/personal/time.html

9

Hoofdstuk 2. Effectief lezen van wetenschappelijke literatuur

Inleiding Al eeuwenlang wordt wetenschappelijke kennis overgedragen via teksten, in papieren of - sinds enkele decennia - in digitale vorm. In de loop van je studie zul je daarom grote hoeveelheden wetenschappelijke teksten moeten lezen (ook wel secundaire literatuur genoemd). Soms zul je het idee hebben dat je wordt overspoeld door een vloedgolf aan teksten boordevol informatie, standpunten en discussies. Maar niet altijd is het nodig alle teksten even intensief te lezen. Dat hangt af van het doel dat je hiermee wilt bereiken. Op de middelbare school heb je al geleerd hoe je zakelijke teksten effectief kunt lezen en samenvatten. Op de universiteit zul je nu wetenschappelijke teksten moeten leren lezen die doorgaans omvangrijker, complexer en abstracter zijn, en meestal niet in het Nederlands, maar in het Engels zijn geschreven. In aansluiting op wat je op de middelbare school hebt geleerd zul je hiervoor zelf een efficinte leesstrategie moeten ontwikkelen. Dit hoofdstuk helpt je hierbij. Hieronder volgt eerst een globale schets van de belangrijkste soorten wetenschappelijke teksten die je in de loop van je studie zult tegenkomen. Vervolgens geven we enkele tips hoe je deze teksten op een efficinte manier kunt bestuderen. We maken daarbij een onderscheid tussen drie lees-strategien, die je - afhankelijk van wat je met de inhoud van de tekst beoogt te doen - kunt gebruiken: verkennend lezen, begrijpend lezen en kritisch lezen.

2.1. Verschillende soorten wetenschappelijke publicaties In de loop van je studie krijg je te maken met verschillende soorten wetenschappelijke publicaties. De belangrijkste daarvan zijn: handboeken, monografien, artikelen in wetenschappelijke tijdschriften, artikelen in bundels.

Elk van deze soorten publicaties heeft specifieke eigenschappen, die meestal samenhangen met het doel dat de auteur zich stelt. Hieronder worden de eigenschappen, de onderlinge verschillen en de voor- en nadelen van verschillende soorten publicaties kort aangestipt. Daarbij gaat het ook om de vraag: hoe kun je er achter komen of de publicatie van hoge kwaliteit is en hoe zie je of de tekst relevant is voor het eventuele onderzoek waar je zelf mee bezig bent? HANDBOEKEN zijn boeken die een zeer breed, samenhangend overzicht geven van een bepaald onderzoeksterrein, zoals de geschiedenis van het Europese theater in de twintigste eeuw. We spreken hierbij ook wel van een synthese. Deze boeken zijn meestal geschreven door gevestigde wetenschappers en gebaseerd op een zeer grote hoeveelheid specialistische wetenschappelijke literatuur. Handboeken zijn vaak expliciet bedoeld om studenten een introductie te geven in een bepaald wetenschapsdomein, zoals het geval is met Film Art. An introduction van David Bordwell en Kristin Thompson. Omdat dergelijke handboeken idealiter een synthese bieden van de meest recente stand van zaken in het wetenschappelijk onderzoek, worden zij vaak ook door specialistische onderzoekers gebruikt. Handboeken vormen vaak het onmisbare kader waarbinnen nieuw onderzoek kan worden gedaan. Daarom is het van belang dat je, wanneer je begint aan een eigen onderzoek, eerst de

10

meest relevante handboeken op dat onderzoeksgebied opzoekt en leert te gebruiken. MONOGRAFIEN zijn min of meer specialistische boeken over een relatief afgebakend onderwerp. Je kunt hierbij denken aan een boek over televisie in West-Europa in de jaren 1960 (nog altijd een breed onderwerp), of aan een boek over nieuws- en actualiteitenrubrieken op de West-Europese televisie in de jaren 1960 (al enigszins ingeperkt), maar ook aan een boek over de representatie van de Vietnam-oorlog in diezelfde nieuws- en actualiteitenrubrieken (specialistisch). Anders dan in het geval van handboeken zijn monografien meestal niet uitsluitend gebaseerd op secundaire literatuur, maar ook op onderzoek naar primaire bronnen. Hierbij moet je niet alleen denken aan bijvoorbeeld films, televisie-uitzendingen of games (we spreken hierbij van media-teksten), maar ook aan andere bronnen die nieuwe kennis en inzichten over een bepaald onderwerp kunnen genereren, zoals kranten, tijdschriften, fotos, bedrijfsnotulen of interviews. Een monografie kan gebaseerd zijn op bronnen die dikwijls worden geraadpleegd, maar is idealiter ook gebaseerd op bronnen die nog nooit door wetenschappers zijn bestudeerd (we spreken dan van oorspronkelijk bronnenonderzoek). Een goede monografie biedt op basis van primaire bronnen en secundaire literatuur niet zozeer een beschrijving van een specifiek onderwerp, maar vooral een betoog over dat onderwerp. Idealiter wordt in dit betoog een visie uiteengezet die niet alleen betrekking heeft op dat ene specifieke onderwerp, maar die ook een nieuwe interpretatie geeft van de bredere context waarin dat onderwerp past. Inzichten uit een zeer specialistische studie kunnen zo het vertrekpunt vormen voor nieuwe onderzoekers en door andere wetenschappers in nieuwe handboeken worden opgenomen.2 Het is van belang dat je monografien leert herkennen en op basis van de genoemde punten (brede of smalle afbakening; gebruikte literatuur en bronnen; betogend karakter en reikwijdte van de interpretatie) leert hoe je hun kwaliteit en hun relevantie voor jouw eigen onderzoek kunt beoordelen. ARTIKELEN IN WETENSCHAPPELIJKE TIJDSCHRIFTEN zijn grofweg onder te verdelen in 1. case studies, 2. programmatische artikelen, en 3. historiografische artikelen. De eerste categorie artikelen case studies over specifieke onderwerpen - is verreweg het omvangrijkst. Deze artikelen zijn gebaseerd op meer of minder oorspronkelijk bronnenonderzoek en presenteren idealiter aan de hand van een vraagstelling een interessante interpretatie over een meer of minder nauw afgebakend onderwerp. Een voorbeeld is: L. Dierks. Arnolt Bronnens Vatermord and the German youth of 1922 Theatre survey 39 (1998): 25-38. Soms zijn dit soort artikelen off-springs van een monografie, soms zijn het voorbereidingen voor een nieuwe monografie. Omdat artikelen relatief kort zijn, is het meestal gemakkelijker de visie, de these van de auteur te herkennen. Programmatische artikelen zijn artikelen waarin vanuit een theoretisch uitgangspunt (bijvoorbeeld aan de hand van een bepaald theoretisch begrip) een pleidooi wordt gehouden voor een nieuwe onderzoeksbenadering. Historiografische artikelen zijn publicaties waarin een overzicht wordt gegeven van de ontwikkeling en de stand van zaken in een bepaald onderzoeksveld: we noemen dit de 'state of art' of 'status quaestionis'. Het zal duidelijk zijn dat programmatische en historiografische artikelen voor elk onderzoek belangrijk zijn, omdat zij over het algemeen een helder overzicht van het onderzoeksveld bieden en hierin bovendien nadrukkelijk stelling nemen. Voorbeeld: E. Carter.

2

Een deel van deze monografien bestaat uit bewerkingen van proefschriften. Een proefschrift, ook wel dissertatie genoemd, is het resultaat van een omvangrijk onderzoek van ongeveer vier jaar waarmee jonge wetenschappers na hun doctoraal- of masteropleiding (drs. of MA) promoveren tot doctor (dr., PhD.). In het buitenland worden proefschriften doorgaans ingrijpend bewerkt voordat ze door een commercile uitgever worden uitgegeven. Nederlandse proefschriften worden daarentegen nogal eens direct uitgegeven in een zogenaamde handelseditie.

11

Review article. The new Third Reich film industry German history 17 (1999): 565-584. ARTIKELEN IN BUNDELS zijn grofweg onder te verdelen in 1. artikelen in congresbundels, en 2. artikelen in wat we handboek-bundels zullen noemen. Artikelen in congresbundels zijn uitgewerkte versies van lezingen die wetenschappers op congressen, symposia of studiedagen presenteren. Vaak wordt na afloop van een congres of symposium (of een deelsessie ervan), door de organisatoren van het congres een selectie gemaakt van de sprekers die hun lezingen mogen uitwerken tot een artikel. De organisatoren worden dan de redacteurs van de bundel en schrijven een inleiding waarin zij het overkoepelende thema van de verschillende artikelen introduceren, ook in historiografisch perspectief, en kort aangeven hoe de onderwerpen en de theses van de verschillende artikelen in onderling verband kunnen worden gezien. Artikelen in bundels kunnen, doordat ze direct in de context staan van andere artikelen over vergelijkbare onderwerpen, meer inzicht verschaffen dan gewone artikelen in tijdschriften. Doorgaans is het verschil echter niet zo heel groot. Sommige wetenschappers publiceren liever in tijdschriften dan in bundels, omdat tijdschriften in meer bibliotheken te vinden zijn en mede daardoor een hogere status dan bundels hebben. Bij de tweede categorie bundels, die we bij gebrek aan een algemeen erkende aanduiding maar handboek-bundels zullen noemen, ligt het initiatief meestal bij een uitgeverij die een of twee specialisten ofwel gevestigde all-round wetenschappers vraagt een bundel samen te stellen die net als een handboek aan studenten en andere niet-specialisten een introductie kan dienen voor een meer of minder breed afgebakend wetenschapsdomein. Het voordeel van artikelen in dit soort bundels is dat ze in kort bestek een overzicht kunnen geven van de standaardkennis (inclusief de historiografie) over een relatief breed afgebakend onderwerp van een nog veel breder onderzoeksterrein. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan een artikel dat in kort bestek een overzicht geeft van de belangrijkste aspecten van de Duitse cinema in de jaren 1920. Zon artikel kan gepubliceerd zijn in een handboek-bundel over Europese cinema van 1895 tot heden, maar ook bijvoorbeeld in een bundel over de Duitse cultuur in het Interbellum. Naast de genoemde typen literatuur zijn er nog verschillende andere soorten publicaties die voor wetenschappelijk onderzoek relevant zijn. Je kunt hierbij onder andere denken aan ENCYCLOPEDIEN, BIBLIOGRAFIEN en RECENSIES. In encyclopedien kun je niet alleen de standaardkennis over een bepaald onderwerp opzoeken, maar vaak ook een lijstje van belangrijke studies over dit onderwerp vinden. Bibliografien gebruik je uitsluitend om literatuur te vinden. Recensies gebruik je om je oordeel over handboeken, monografien en bundels aan te scherpen: zowel tijdens het zoekproces als tijdens de verwerking van de literatuur. Ten slotte zijn er POPULARISERENDE BOEKEN EN ARTIKELEN, waarin wetenschappers bepaalde onderwerpen behandelen voor een breed publiek. Het is belangrijk dat je deze publicaties leert onderscheiden van oorspronkelijk onderzoek. Soms kunnen populariserende publicaties juist omdat ze niet altijd even genuanceerd hoeven te zijn - echter wel degelijk een rol spelen in de discussie over een bepaald vraagstuk.

12

Readers In veel cursussen wordt gebruik gemaakt van zogenaamde readers. Hierin heeft de docent een verzameling van wetenschappelijke teksten opgenomen om te bestuderen. Meestal gaat het hier om artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften of bundels, maar soms ook om hoofdstukken uit monografien of handboeken. Stel jezelf bij het lezen van teksten in readers altijd de vraag met wat voor type publicatie je te maken hebt. (En verwijs in je eigen teksten nooit naar tekst X in de reader, maar altijd naar de oorspronkelijke titelbeschrijving die in de reader is opgenomen.)

13

2.2. Verkennend lezen Als je een wetenschappelijke tekst in zo weinig mogelijk tijd zo goed mogelijk wilt begrijpen, kun je de tekst meestal het best in twee fasen lezen. In de eerste, verkennende fase probeer je zo snel mogelijk een goede eerste indruk te krijgen van de kern van de tekst en de structuur waarin de tekst is opgebouwd. Wanneer je daarna de tekst grondig gaat doorlezen, heb je van meet af aan een redelijk goed beeld van wat je in de tekst kunt verwachten. Daardoor zul je de verschillende gedachtenstappen in de tekst meestal veel gemakkelijker kunnen volgen, begrijpen en onthouden, en na lezing van de tekst veel minder moeite hebben om de belangrijkste informatie en argumenten bondig samen te vatten. Bij het verkennend lezen van een boek of artikel ga je als volgt te werk: Noteer de bibliografische gegevens Noteer de naam van de auteur, de titel van het artikel of boek, enz. volgens de regels die je vindt in hoofdstuk 5. (Of neem de bibliografische gegevens over uit de studiehandleiding of de inhoudsopgave van de reader.) Lees de titel, de inleiding en de conclusie Probeer op basis hiervan vast te stellen: het onderwerp, inclusief afbakening naar tijd en plaats de vraagstelling de hoofdgedachte / hoofdthese Titel De titel van wetenschappelijke boeken of artikelen biedt vaak belangrijke informatie over het onderwerp en eventueel de hoofdgedachte van de tekst. Vaak bestaat de titel uit een hoofdtitel en ondertitel. De hoofdtitel is dan meestal bedoeld om de lezer te pakken, terwijl de ondertitel een bondige beschrijving biedt van het onderwerp en soms ook al een belangrijke aanwijzing geeft voor de hoofdgedachte. In veel titels vind je formuleringen als media and youth culture in 1960s Britain. Het woord and geeft bijna altijd aan dat het boek of artikel gaat over het verband tussen media en jeugdcultuur of de betekenis van media in jeugdcultuur. Inleiding De inleiding van wetenschappelijke boeken en artikelen bevat doorgaans: een pakkende opening, de formulering en afbakening van het onderwerp, een reflectie op eerder verricht onderzoek rond dit onderwerp, de vraagstelling van het onderzoek, de hoofdgedachte of hoofdthese, de belangrijkste argumenten of aspecten om deze hoofdthese te onderbouwen, uitspraken over de relevantie van het onderzoek, alsook de belangrijkste theoretische uitgangspunten en de gevolgde methode. Het komt geregeld voor dat de vraagstelling niet expliciet is geformuleerd, maar meer impliciet uit de inleiding kan worden afgeleid. Soms is de tekst meer beschrijvend dan betogend van karakter en is er van een vraagstelling of hoofdthese dus geen sprake. Wanneer de inleiding van een artikel of boek niet door middel van een kopje is aangegeven, moet je zelf bepalen waar die begint en waar die ophoudt. Onderstreep de zinnen of passages waarin (wellicht) het onderwerp, de vraagstelling of de hoofdgedachte van de tekst te vinden is. Conclusie In de conclusie van het boek of artikel vind je vaak opnieuw een bondige omschrijving van het onderwerp, de vraagstelling en vooral een bondige samenvatting van de hoofdgedachte of hoofdthese van de tekst. Dikwijls geeft de

14

auteur eerst een samenvatting van de geboden informatie en daarna pas de werkelijke conclusie waar hij of zij het hele stuk naartoe heeft gewerkt. Het komt voor dat de hoofdgedachte niet in n of twee zinnen expliciet is geformuleerd, maar meer impliciet uit de conclusie kan worden afgeleid. Ook hier geldt: soms is de tekst meer beschrijvend dan betogend van karakter en is er van een hoofdthese in de conclusie dus geen sprake. Wanneer de conclusie van een artikel of boek niet door middel van een kopje is aangegeven, moet je zelf bepalen waar die begint. Onderstreep de zinnen of passages waarin (wellicht) het onderwerp, de vraagstelling of de hoofdgedachte van de tekst te vinden is. Lees ook de flaptekst en de inhoudsopgave c.q. de paragraaftitels Bij een boek biedt de flaptekst vaak een beknopte samenvatting van het onderwerp, de vraagstelling en de hoofdthese van de studie. Als dit zo is ben je al een heel eind op weg. Soms is een dergelijke samenvatting opgenomen vr de titelpagina. De inhoudsopgave van een boek biedt vaak belangrijke informatie over de deelonderwerpen van de studie. Dit kan je helpen om een scherper beeld te krijgen van het onderwerp en eventueel ook de hoofdgedachte van de tekst. Bij een artikel is het verstandig om de paragraaftitels te bekijken. Deze bieden vaak belangrijke informatie over de deelonderwerpen van de publicatie. Dit kan je helpen om een scherper beeld te krijgen van het onderwerp en eventueel ook de hoofdgedachte van de tekst. Formuleer het onderwerp, de vraagstelling en de hoofdgedachte voluit Probeer op basis van de bovengenoemde tekstgedeelten in drie kernachtige zinnen te formuleren wat volgens jou het onderwerp, de vraagstelling en de hoofdgedachte van het boek of artikel is. Ligt de informatie die hierover in verschillende tekstgedeelten te vinden is, op n lijn? Zo nee, bepaal dan zelf welke uitspraken of passages volgens jouw eerste indruk het beste de lading dekken. Bepaal de tekstsoort en het beoogde publiek Op basis van bovengenoemde onderdelen kun je behalve het onderwerp, de vraagstelling en de hoofdgedachte meestal ook gemakkelijk een beeld vormen van de tekstsoort en het beoogde publiek. Is de tekst een verslag, een beschrijving, een overzicht, een betoog of een andere wetenschappelijke tekstsoort? Wat is het doel van de schrijver? Lezers informeren en dus bepaalde kennis overbrengen? Dan heb je waarschijnlijk te maken met een verslag, een beschrijving of een overzicht. Gaat het er om lezers van iets te overtuigen? En worden daarbij verschillende argumenten gebruikt? Denk dan aan een betoog. In de praktijk zijn teksten bijna nooit voor honderd procent beschrijvend of betogend. Maar probeer aan te geven welke karakteristiek dominant is in de tekst die je bekijkt. Denk vervolgens na over de vraag voor wie de tekst bedoeld is. Voor een algemeen publiek, voor de genteresseerde leek of voor vakgenoten die al dan niet beschikken over specialistische kennis van het behandelde onderwerp? Bekijk het middendeel van de tekst en lees hier en daar een openings- of slotalinea Probeer op basis hiervan en op basis van de hoofdstukindeling of paragraaftitels - een beeld te vormen van:

15

De tekststructuur De deelonderwerpen De argumentatiestructuur

Hoe is de tekst opgebouwd? Welke verschillende deelonderwerpen worden er in de tekst onder meer behandeld? Wat is op het eerste gezicht waarschijnlijk het verband tussen de verschillende hoofdstukken en/of paragrafen? Hoe verhouden de deelonderwerpen zich waarschijnlijk tot de hoofdgedachte van de tekst? Is er op het eerste gezicht al een argumentatiestructuur te ontdekken? Activeer je voorkennis, noteer vragen en motiveer jezelf Bedenk ten slotte wat je tot nu toe van het onderwerp afweet. Wat verwacht je dat deze tekst aan jouw kennis en inzicht zal toevoegen? Welke vragen hebben de inleiding en de conclusie tot nu toe bij je opgeroepen? Waar ben je het meest nieuwsgierig naar? Noteer dit kort in steekwoorden.

2.3. Begrijpend lezen Wanneer je een tekst goed wilt begrijpen en de erin vervatte informatie en inzichten zo goed mogelijk in je wilt opnemen om deze vervolgens zelf te kunnen overdragen en gebruiken, dan kun je niet volstaan met een verkennende lezing. Je zult de tekst dan nauwkeurig, zin voor zin, onder de loep moeten nemen. Bij begrijpend lezen gaat het erom dat je elk onderdeel van de tekst, elke stap in het betoog volledig begrijpt en in je eigen woorden kunt reproduceren. Je kunt je dus niet louter richten op de aspecten van de tekst die je zelf interessant of relevant vindt, maar je moet ook alle andere informatie en argumenten in je opnemen en kunnen weergeven. Zoals gezegd biedt de fase van het verkennend lezen een nuttig en zeker in het begin van je studie vaak noodzakelijk hulpmiddel om te zorgen dat je tijdens de fase van het begrijpend lezen snel tot de kern van de tekst kunt doordringen en zoveel mogelijk van de tekst opsteekt. Je hebt dan tenminste een idee waar de auteur ongeveer naartoe wil en zult daardoor de verschillende gedachtenstappen in de tekst meestal veel gemakkelijker kunnen volgen, begrijpen en onthouden en na lezing van de tekst veel minder moeite hebben om de belangrijkste informatie en argumenten bondig samen te vatten. In de fase van het begrijpend lezen lees je de tekst van zin tot zin. Je besteedt daarbij speciale aandacht aan de volgende punten: Stel bij elke paragraaf en elke alinea het onderwerp en de hoofdgedachte vast Een goed wetenschappelijk artikel of hoofdstuk uit een boek is gestructureerd in paragrafen die elk een deel van het overkoepelende onderwerp behandelen en een hoofdgedachte bevatten die een bijdrage levert aan de overkoepelende hoofdgedachte van de tekst. Een goede paragraaf is op zijn beurt weer opgebouwd uit alineas die elk een aspect of klein deelonderwerp behandelen van de paragraaf en/of een duidelijk herkenbare gedachtenstap in de argumentatie introduceren en uitwerken. Om een tekst grondig te lezen hoef je niets meer, maar ook niets minder, te doen dan per paragraaf en per alinea te proberen de essentie ervan voor jezelf samen te vatten, te begrijpen wat de logische relatie is met het voorgaande en het volgende, en vast te stellen waarom dit volgens de auteur een bijdrage levert aan het overkoepelende geheel.

16

Wees alert op openings- en slotalineas en kernzinnen Om de essentie van paragrafen en alineas te achterhalen, moet je extra aandacht besteden aan speciale gedeelten van de tekst. Voor de essentie van paragrafen moet je extra alert zijn op de inhoud van de openings- en slotalineas: vaak wordt daar het meest expliciet de kern van de paragraaf beschreven. Voor de essentie van alineas moet je vooral zoeken naar de kernzin van de alinea. Zoals je weet van de middelbare school staat deze vaak op de eerste, tweede of laatste plaats van de alinea. Zoek naar signaalwoorden en signaalzinnen Om te herkennen wat de logische relatie is tussen afzonderlijke alineas, is het belangrijk om alert te zijn op signaalwoorden en signaalzinnen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan bekende signaalwoorden als: ook, tevens, bovendien, daarnaast, alsook, niet alleen.. maar ook, ten eerste, ten tweede, behalve (nevenschikkende relatie); maar, echter, niettemin, toch, desondanks, enerzijds... anderzijds, met uitzondering van, anders dan, in tegenstelling tot, hoewel, behalve (tegenstellende relatie); bijvoorbeeld, zo, zoals, evenals (toelichting); aanvankelijk, eerst, voordat, om te beginnen, nadat, daarna, vervolgens, toen, ten slotte (chronologische relatie); doordat, omdat, want, omdat, aangezien, immers, namelijk, daardoor, daarom, dus, dan ook, ten slotte (causale relatie); om te, door te, opdat, door middel van, daarmee (doel/middel); kortom, met andere woorden (samenvatting). Niet elke alinea en elke paragraaf is voorbeeldig opgezet Wees tijdens het lezen ervan bewust dat niet alle alineas een duidelijk afgebakend deel van het betoog of overzicht behandelen en ook tussenkopjes van paragrafen niet altijd garant staan voor scherp afgebakende tekstgedeelten. Niet alle alineas hebben bovendien een kernzin en niet alle paragrafen hebben een expliciete openings- en slotalinea. Soms is dat een teken van de gebrekkige kwaliteit van de tekst, maar dat hoeft niet per se het geval te zijn. Stel je eigen oordeel uit Om een wetenschappelijke tekst goed te begrijpen, is het verstandig om je eigen oordeel over de kwaliteit van de informatie en argumenten in de tekst zo veel mogelijk uit te stellen. Probeer de tekst in eerste instantie zoveel mogelijk vanuit het perspectief van de auteur te lezen: Wat wil de auteur precies in deze alinea betogen? Waarom is dit volgens de auteur een onderbouwing van zijn hoofdthese? Het gaat er in deze fase niet om of je het met de auteur eens bent en of je zijn of haar argumenten overtuigend vindt. Pas in de fase van het kritisch lezen kom je hieraan toe, en je komt dan des te sterker uit de verf wanneer je heel precies hebt vastgesteld wat de auteur zelf wil betogen.

Markeren van kernwoorden, kernzinnen en kernpassages Markeer door middel van strepen in de kantlijn of onderstrepingen de kernwoorden, kernzinnen en eventuele kernpassages in een tekst. Markeer nooit meer dan plm. 10 % van de tekst. Ontwikkel een eigen tekensysteem waarmee je zo efficint mogelijk uitsluitend de essentile bouwstenen van een tekst kunt aangeven.

17

Aantekeningen maken Noteer tijdens het lezen de structuur en de belangrijkste onderwerpen en argumenten van de tekst. Dat bespaart je bij het verwerken van de tekst enorm veel tijd, terwijl je de tekst een stuk beter volgt en daardoor meteen beter begrijpt.

Zoek onbekende kernwoorden op in het woordenboek en puzzel op moeilijk begrijpbare kernzinnen Uit de bovenstaande strategie kun je afleiden dat het niet altijd nodig is om woorden die je niet kent in een woordenboek op te zoeken of elke zin die je niet begrijpt meerdere keren te herlezen tot je precies snapt wat er wordt bedoeld. Het is immers in principe voldoende als je de kern van de alineas en paragrafen begrijpt en in staat bent deze in heldere verwoordingen te reproduceren. Dat betekent dus wl dat je alle onbekende woorden moet opzoeken waarvan je het verwacht dat ze betrekking hebben op de kern van de tekst en waarvan je de betekenis niet uit de context kunt afleiden. Complexe of abstracte zinnen die je niet dadelijk begrijpt, maar waarvan je vermoedt dat ze de kern van alineas of paragrafen behandelen, mag je dus niet zomaar overslaan, maar moet je met geduld herlezen, aanstrepen en eventueel door medestudenten of je docent laten verhelderen tot je snapt wat de auteur daar precies bedoelt. Activeer je voorkennis en zoek eventueel aanvullende informatie Je begrip van een tekst is in hoge mate afhankelijk van je voorkennis van het onderwerp en de wetenschappelijke discussie die over dat onderwerp bestaat. Probeer die voorkennis altijd zoveel mogelijk te activeren: dat maakt het lezen altijd interessanter en zinvoller. In het begin van je studie moet je er soms in berusten dat je een tekst niet in al zijn details kunt begrijpen, omdat je eenvoudig de noodzakelijke achtergrondinformatie mist en niemand van je kan verwachten dat je daarover reeds beschikt. Soms moet je echter vaststellen dat je belangrijke achtergrondkennis mist die men wel degelijk van je zou mogen verwachten. Het gaat dan bijvoorbeeld om kennis uit cursussen die je reeds hebt afgesloten, maar ook algemene kennis. Wees in dergelijke gevallen niet passief en raadpleeg regelmatig een encyclopedie, een handboek of een internetsite om je algemene kennis te vergroten. Formuleer een antwoord op je eigen vragen Bekijk de vragen die je tijdens het verkennend lezen had geformuleerd en ga na of je ze op basis van de lezing van de hele tekst kunt beantwoorden. Koppel terug naar het centrale onderwerp, vraagstelling en conclusie van de tekst Herlees je notities, herlees de passages die je hebt onderstreept en vergelijk deze met de drie zinnen die na het verkennende lezen hebt geformuleerd. Pas deze zinnen zonodig aan en probeer de kern van de tekst in maximaal n alinea samen te vatten.

18

Op basis van deze leesstrategie kun je vervolgens een goed gestructureerde en informatieve samenvatting schrijven. Zie daarvoor hoofdstuk 5.4.

2.4. Kritisch lezen Bij het kritisch lezen staat de oordeelsvorming centraal. Het gaat nu niet langer uitsluitend om het begrijpen en kunnen reproduceren van de informatie die in wetenschappelijke literatuur wordt aangeboden. Nu gaat het om de vraag of de tekst die je leest een al dan niet overtuigende en belangrijke bijdrage vormt aan het wetenschappelijk debat. Je moet de tekst daarom kritisch benaderen en uitgaande van een beknopte samenvatting een bondig en goed onderbouwd oordeel kunnen formuleren over de wetenschappelijke kwaliteit van de tekst. Om dit te kunnen doen moet je als lezer natuurlijk wel flink beslagen ten ijs komen. Want elke kritiek en elk oordeel moet stoelen op argumenten die niet alleen voor jezelf maar ook voor andere lezers overtuigend zijn. Daarbij moet je denken aan twee typen argumenten: interne en externe. Bij het eerste type gaat het om het blootleggen van inconsistenties en onvolkomenheden in de tekst zelf. In dat geval leg je als lezer de vinger op gebreken, of laten we het in meer academische termen uitdrukken: op onovertuigende aspecten van een tekst. Dan kan het gaan om redeneringen die niet logisch zijn, of om stellingen die niet met voldoende bewijzen of argumenten worden onderbouwd. Maar het kan simpelweg ook gaan om fouten, bijvoorbeeld in de gehanteerde chronologie (iets wat vaker voorkomt dan je denkt). Voor het tweede type argumenten, de externe, moet je als lezer beschikken over kennis die je niet in de tekst zelf aantreft. Bij kritisch lezen is dat juist de crux: je moet afwegen of een tekst een juiste voorstelling van zaken geeft, en daartoe heb je een bredere kennis nodig dan die de tekst je biedt. Zo kun je alleen maar een overtuigend oordeel vellen over de waarde van een tekst binnen een wetenschappelijk debat als je zelf het een en ander van dat debat weet. Kritisch lezen doet dus een beroep op externe kennis, bijvoorbeeld op wat je als student al eerder in je studie hebt geleerd - je voorkennis - of dwingt je deze kennis bij te spijkeren, om zo een bepaalde tekst makkelijker kritisch te kunnen benaderen. Bij het kritisch lezen van een boek of artikel kun je de volgende vragen als richtsnoer nemen: Orintatie Wie is de auteur? Geldt hij als een (inter)nationale expert? Heeft hij al eerder op dit terrein gepubliceerd? Bij welke uitgeverij / in welk tijdschrift / in welke bundel is de tekst verschenen? Is dit een prestigieuze publicatie? Voor welk publiek is de tekst bedoeld? Wat zegt dat over de betrouwbaarheid van de informatie? Hoe recent is de tekst? Kan de informatie verouderd zijn? Is het onderwerp feitelijk of controversieel? Zijn er al recensies over deze tekst verschenen? Wat is de teneur hiervan?

Overtuigingskracht van de informatie en argumenten Op welke bronnen baseert de auteur zich? Op recent onderzoek? Op meerdere bronnen of maar n? Zijn de bronnen betrouwbaar? Is hij duidelijk in zijn bronverwijzing? Is er een deugdelijk notenapparaat? Laat de auteur alle mogelijke visies aan bod komen? Legt de auteur niet te veel de nadruk op n visie? Gaat de auteur in discussie met andere wetenschappers die eerder over dit onderwerp hebben geschreven? Hoe positioneert hij zich ten opzichte van de

19

'status questionis'? Maakt hij duidelijk in welk opzicht zijn onderzoek vernieuwend is? Wat is het standpunt of de stelling van de schrijver? Wordt dit expliciet geformuleerd? Wordt het voldoende beargumenteerd? Spelen verzwegen argumenten een rol? Zijn de argumenten feitelijk of niet-feitelijk? Zijn de feitelijke argumenten waar of aannemelijk? Zijn de niet feitelijke argumenten voldoende ondersteund met argumenten? Worden er voldoende tegenargumenten besproken en worden deze voldoende weerlegd? Bestaan er betere argumenten? Volgt de slotconclusie voldoende uit de argumentatie en komt deze overeen met de uitspraak in de inleiding?

Vergelijken met eigen voorkennis van de literatuur Wat voegt dit boek of artikel toe aan de oudere publicaties die jij over dit onderwerp hebt gelezen? Geeft de auteur een juiste voorstelling van de inhoud van deze publicaties en van de meerwaarde van zijn eigen tekst? Als je geen of weinig voorkennis van andere publicaties bezit, ben je tamelijk afhankelijk van de objectieve en subjectieve informatie van een auteur. Het zal je zeker overkomen dat je bij het lezen van een tekst merkt dat er iets niet in orde is. Maar wat er nu precies niet klopt ontgaat je. In zon geval is er maar n oplossing: je moet je voorkennis opbouwen door andere publicaties te raadplegen over hetzelfde onderwerp.

Formuleren van een kritisch oordeel Geef je oordeel over de tekst. Besteed zowel aandacht aan positieve als aan negatieve kanten. Onderbouw je oordeel met argumenten en werk deze nauwkeurig uit. Positioneer de tekst in het kader van het relevante wetenschappelijke debat. Geef aan welke aspecten nadere uitwerking / onderzoek behoeven, en hoe het debat aldus kan worden voortgezet. Formuleer zo mogelijk hypothesen voor toekomstig onderzoek.

20

Hoofdstuk 3. Effectief luisteren en participeren in hoor- en werkcolleges Inleiding De zelfstandige bestudering van wetenschappelijke literatuur vormt de basis van elke universitaire opleiding. Niettemin spelen momenten van mondelinge informatie-overdracht en uitwisseling van inzichten en standpunten in je leerproces een zeer belangrijke rol. In de universiteit maken we een onderscheid tussen hoorcolleges en werkcolleges. In sommige cursussen krijg je alleen hoorcolleges, in andere cursussen krijg je alleen werkcolleges, in weer andere werk je met een combinatie van beide werkvormen. Wat kun je allemaal doen om voor jezelf het maximale rendement uit deze verschillende collegevormen te halen?

Nota Bene: In de praktijk zul je niet bij elk afzonderlijk hoor- en werkcollege de tijd hebben of gemotiveerd zijn om de onderstaande aandachtspunten stap voor stap te volgen. Dat hoeft ook niet. Het gaat ons er om dat je een goede indruk kunt krijgen hoe je je vaardigheden op dit terrein kunt verbeteren. Lees de tekst daarom eens aandachtig door en streep passages aan die jou op dit moment nuttig lijken. Herlees de tekst over enkele maanden opnieuw, evalueer wat je in de tussentijd hebt geleerd en kijk of je nu andere tips aan de tekst kunt ontlenen.

3.1. Effectief luisteren en participeren in hoorcolleges De functie van hoorcolleges Hoorcolleges bieden je een logisch geordend overzicht van de belangrijkste kennis, inzichten en vaardigheden die je aan het eind van de cursus geacht wordt te beheersen. Ze bieden een samenvatting van de wetenschappelijke literatuur die je in de cursus moet bestuderen, verstrekken toelichting bij moeilijke begrippen en tekstpassages en leggen verbanden tussen verschillende onderdelen van de stof. Daarnaast schetsen ze de bredere context waarin de stof begrepen moet worden, plaatsen ze kritische kanttekeningen bij de literatuur en verstrekken ze aanvullingen hierop. Hoorcolleges behandelen niet alleen de hoofdpunten van de cursus, maar verschaffen je ook een logisch geordend referentiekader dat nodig is om zelfstandig nieuwe kennis en inzichten te verwerven en te verwerken. Ze helpen je om de stof van de cursus op een goed gedoseerde manier tot je te nemen en piekbelasting in toetsweken te voorkomen. Verschillende soorten hoorcolleges De precieze functie en inhoud van hoorcollegereeksen kan flink verschillen. Deze verschillen hebben belangrijke consequenties voor de voorbereiding en actieve participatie die van jou wordt verwacht. Het is daarom belangrijk hier bij elke nieuwe collegereeks stil te staan. De functie en inhoud van de hoorcolleges wordt in de eerste plaats bepaald door de tekstsoort van de wetenschappelijke literatuur die je in de cursus moet bestuderen Bij sommige cursussen wordt bijvoorbeeld n handboek voorgeschreven, waarvan je kennis door middel van een tentamen wordt getoetst. De hoorcolleges zijn dan meestal opgezet om de zelfstandige bestudering van dit handboek te ondersteunen. De hoorcolleges delen de stof in logische porties op, maken duidelijk wat de hoofd- en bijzaken zijn, lichten de hoofdzaken toe, maar voorzien het handboek tevens van kritisch commentaar en aanvullingen.

21

Andere cursussen gaan vergezeld van een speciaal voor de cursus samengestelde reader met wetenschappelijke artikelen en boekfragmenten van verschillende auteurs. De hoorcolleges vervullen dan over het algemeen een minder ondersteunende rol. De docent presenteert een door hem of haar zelf geconstrueerd overzicht van kennis en inzichten, dat als kapstok fungeert om de hoofdgedachte en het wetenschappelijke belang van de diverse teksten in de reader te kunnen herkennen en de teksten in onderling verband en in een bredere context te kunnen begrijpen. Bij weer andere cursussen staat een door de docenten zelf geschreven syllabus centraal. De teksten in de syllabus bieden een uitgebreide samenvatting van de hoorcollegestof of brengen daarin juist een verdere verdieping aan. In het laatste geval speelt het hoorcollege vooral een verwijzende functie bij het bestuderen van de syllabus, in het eerste geval biedt de syllabus vooral een hulpmiddel om het centrale betoog van het hoorcollege goed te begrijpen. De functie en opzet van de hoorcolleges is ook afhankelijk van het niveau van de cursus, van de prioriteiten die de docent stelt en zijn of haar persoonlijke stijl. In sommige hoorcolleges ligt de nadruk primair op de overdracht van kennis en inzichten, terwijl in andere hoorcolleges de nadruk ligt op de wijze waarop wetenschappers van inzichten verschillen en de wijze waarop je een eigen visie kunt leren ontwikkelen ten aanzien van de wetenschappelijke literatuur. Sommige hoorcollegereeksen worden door n docent gegeven, maar andere worden door een team van docenten verzorgd. In het tweede geval doen de hoorcolleges uiteraard een groter beroep op je vaardigheid om zelf de nodige verbanden tussen de verschillende colleges te leggen, ook al doen de verschillende docenten hun uiterste best om hun colleges zo logisch mogelijk op elkaar af te stemmen. Een goede voorbereiding Een hoorcollege is geen nrichtingsverkeer. Zowel docenten als studenten moeten zich inspannen om het hoorcollege te laten slagen. Dat vergt om te beginnen de nodige voorbereiding. Doorgaans zal de docent je verzoeken om ter voorbereiding op het hoorcollege bepaalde wetenschappelijke teksten te lezen, zodat je alvast een goede indruk hebt van de stof en je de informatie van het hoorcollege gemakkelijker kunt begrijpen en onthouden. De docent gaat ervan uit dat je dat hebt gedaan en stemt zijn of haar hoorcollege hier ook op af. Probeer de te bestuderen teksten zo strategisch mogelijk te lezen. Onderstreep de belangrijkste uitspraken in de tekst die je al bij eerste lezing goed begrijpt, zet vraagtekens bij passages of opmerkingen die je niet helemaal snapt, en noteer af en toe een vraag waar je in het hoor- of werkcollege antwoord op zou willen krijgen. Probeer je leesstrategie af te stemmen op de specifieke functie en vorm van het hoorcollege. Moet je de teksten vooral begrijpend lezen, moet je extra gespitst zijn op verbanden tussen de teksten, moet je kritische kanttekeningen proberen te plaatsen? Als je je op deze manier op het hoorcollege voorbereidt, zal het college veel effectiever voor je zijn. Je kunt tijdens het hoorcollege enerzijds checken of je de voor jou duidelijke onderdelen van de stof inderdaad goed hebt begrepen, maar ook extra aandachtig luisteren naar de uitleg van de stof die je niet helemaal duidelijk vond en betrokken meedenken met de verbanden die de docent legt en de kritische kanttekeningen die de docent plaatst. Pas wanneer je de teksten hebt voorbereid, kun je tijdens het college herkennen wanneer de docent iets vertelt dat je in de literatuur niet kunt nalezen. Je weet dan dat je even extra goed moet opletten en aantekeningen moet maken. Het vergt natuurlijk nogal wat discipline om de opgegeven teksten altijd voorafgaand aan het hoorcollege grondig te bestuderen. Als je daar een keertje niet aan toe komt, zorg dan in elk geval dat je de teksten verkennend hebt gelezen (zie hoofdstuk 2).

22

Effectief luisteren De informatie die op hoorcolleges mondeling wordt overgedragen heeft een fundamentele meerwaarde ten opzichte van de informatie die je in wetenschappelijke literatuur kunt aantreffen of in werkcolleges wordt uitgewisseld. Anders dan de specialistische literatuur en zelfs anders dan inleidende handboeken voor studenten, hebben de docenten de opbouw en inhoud in de hoorcolleges optimaal toegesneden op de voorkennis van de gemiddelde student aan deze specifieke opleiding. De hoorcolleges bieden veelal een onmisbare sleutel tot een goed begrip van de literatuur. Tegelijkertijd zijn hoorcolleges uiteraard veel beter gestructureerd dan in een werkcollege mogelijk of zelfs de bedoeling is. Hoorcolleges presenteren niet alleen een overzicht van elementaire kennis waarover vakgenoten al jaren of decennia beschikken, maar stellen docenten bovendien in staat om nieuwe inzichten te genereren die nog nergens zijn gepubliceerd. Het grote nadeel van hoorcolleges is dat het voor het luisterend publiek een enorme inspanning kost om de mondeling gepresenteerde informatie effectief te verwerken. Het louter aanhoren van hoorcolleges is natuurlijk gemakkelijk. Twee keer drie kwartier achtereen geconcentreerd luisteren, ordenen en verwerken van mondelinge informatie is echter van een heel andere orde. Het vereist een grote vaardigheid in het structureren, begrijpen, blijven volgen en vastleggen van gesproken, onzichtbare en snel voorbij vliedende informatie. In onze hedendaagse schrift- en beeldcultuur beschikt eigenlijk bijna niemand meer vanzelfsprekend over deze vaardigheid. Om het maximale rendement uit de hoorcolleges te behalen, is het daarom zinvol om uit te gaan van de gedachte dat je academische luistervaardigheid waarschijnlijk nog zwakker is ontwikkeld dan je lees- en schrijfvaardigheden. Probeer jezelf te motiveren je luistervaardigheid systematisch te gaan verbeteren. Het zij nog eens gezegd: om een hoorcollege effectief te kunnen bijwonen is het om te beginnen nodig om vooraf een zo goed mogelijk beeld te hebben wat het doel en de inhoud van het hoorcollege zal zijn en waar je bij het luisteren specifiek op zult moeten letten. Wat is dit voor een soort collegereeks? Vormen de colleges een handreiking bij een handboek of staan ze meer op zichzelf? Wat heeft dat voor consequenties voor de manier waarop ik moet luisteren, wat ik in n keer moet proberen te begrijpen, wat ik moet vasthouden en noteren? Maar ook: Waar gaat het specifieke college over waar ik nu naar toe ga? Wat staat daarover in het programma van de cursus? Wat heb ik begrepen van de literatuur die ik tevoren heb moeten bestuderen? Wat vond ik nog moeilijk? Waar zal ik dus zo dadelijk speciaal op moeten letten? Minstens even belangrijk is het om aan het begin van het hoorcollege heel scherp te luisteren naar de manier waarop de docent het thema of de centrale vraag van het college precies formuleert. Noteer dat thema of die vraag en houd deze gedurende het hoorcollege in je achterhoofd. Als de docent aan het begin van het college uitlegt hoe het college in grote lijnen is opgebouwd, noteer dit dan puntsgewijs en ga gedurende het college steeds na of je nog weet waar de docent nu precies is en waar hij of zij zo dadelijk nog op zal ingaan. Powerpointpresentaties en hand-outs Veel docenten ondersteunen hun hoorcolleges door middel van powerpointpresentaties of hand-outs. Deze hulpmiddelen zijn bedoeld als een handvat bij het luisteren. Ze tonen de structuur van het betoog van de docent en stellen jou in staat je te orinteren in het verhaal, zodat je beter kunt luisteren en snel de draad kunt oppikken wanneer je gedachten even zijn afgedwaald. Ze attenderen op belangrijke begrippen en stellingen, gebeurtenissen, jaartallen of namen, ze tonen een schema, een afbeelding of een citaat. Sommige docenten zetten de powerpointpresentatie of hand-out al voor het hoorcollege op de computerleeromgeving WebCT. Je kunt ze dan van tevoren

23

bekijken om een indruk te krijgen van de structuur van het college. Je kunt ze ook uitprinten en meenemen naar het college, zodat je ze tijdens het college als houvast kunt gebruiken bij het luisteren en van aantekeningen kunt voorzien. Het is belangrijk om je te realiseren dat de powerpointpresentaties en hand-outs slechts een hulpmiddel vormen bij het luisteren. Ze vormen op geen enkele manier een vervanging van de kennis en inzichten die de docent in het hoorcollege probeert over te brengen. Die kennis en inzichten schuilt immers niet in de gesoleerde begrippen, namen, grafieken of citaten, maar juist in de toelichting die de docent hierbij geeft en de verbanden die hij hierbij legt. Hou dus steeds je oren open en staar je niet blind op de hulpmiddelen. Hoofd- en bijzaken Een goede voorbereiding en de powerpointpresentatie of hand-out helpen je tijdens een hoorcollege belangrijk op weg om het betoog van de docent te kunnen volgen en de hoofd- en bijzaken te kunnen onderscheiden. Er zijn echter ook nog andere manieren om de hoofdzaken van een betoog te herkennen. Hoofdzaken kun je vaak herkennen aan hun vorm, aan het soort van kennis dat wordt gepresenteerd. Denk bijvoorbeeld aan: Belangrijke begrippen Definities en omschrijvingen Kenmerken en eigenschappen Categorien Redenen, oorzaken en gevolgen Theoretische uitgangspunten Argumenten en tegenargumenten Relevantie.

Al deze soorten informatie geven antwoord op kernvragen als wat, waarom, hoe en waartoe. Dit soort informatie is bijna altijd belangrijk. Wanneer je tijdens het hoorcollege alert bent op dit soort informatie, dan is het een stuk gemakkelijker om te bepalen wat hoofdzaak is en wat niet. Daarnaast is het belangrijk om alert te zijn op hoofdzaken die een meer feitelijk karakter dragen, zoals Belangrijke namen Belangrijke titels Geografische afbakeningen Belangrijke jaartallen.

Deze informatie, die antwoord geeft op de vragen wie, wat, waar en wanneer, is doorgaans een stuk eenvoudiger om te begrijpen, maar is meestal even belangrijk om als belangrijk te herkennen, te noteren en te onthouden. Wat precies de belangrijkste informatie is van een college, is mede afhankelijk van het soort hoorcollege dat je volgt. Probeer voor het college altijd te bedenken welke vorm de belangrijkste informatie kan aanemen. Ga je bijvoorbeeld naar een hoorcollege over de theorie van het dramaturgisch handelen in de collegereeks Verbeeldingsprincipes, dan kun je van tevoren voor jezelf vaststellen dat het in elk geval belangrijk is om te achterhalen hoe je deze theorie kernachtig kunt definiren en beschrijven, op welke vooronderstellingen deze theorie is gebaseerd, welke theoreticus met deze theorie bekend is geworden, wat de relevantie en toepassingsmogelijkheden van de theorie zijn, met welk voorbeeld jij de theorie zou kunnen uitleggen, en eventueel welke kritiek er op deze theorie is. Ga je in de reeks Inleiding Filmgeschiedenis naar een hoorcollege waarin onder meer aandacht zal worden besteed aan de film noir, dan kun je vooraf bedenken dat je extra alert moet zijn op: een definitie of omschrijving van de film noir en de belangrijkste gemeenschappelijke

24

kenmerken, maar ook op feitelijke zaken als enkele belangrijke films, enkele belangrijke regisseurs, enkele belangrijke jaartallen en de afbakening naar plaats. Tegelijkertijd weet je dat je zeker ook scherp moet opletten wanneer er iets wordt gezegd over de artistieke, economische, politieke, sociale en culturele omstandigheden die de opkomst van (en de veranderingen in) de film noir kunnen verklaren. Ten slotte kun je op je vingers uittellen dat je extra aandacht moet geven aan informatie die gaat over de eventuele verschillende standpunten die wetenschappers ten aanzien van de definitie, periodisering en verklaringen hebben ingenomen. Behalve het leren herkennen van hoofdzaken in een mondeling betoog, is het ook belangrijk om te bedenken hoe je bijzaken kunt herkennen. Bijzaken nemen in een hoorcollege meestal de vorm aan van een voorbeeld om een hoofdzaak uit te leggen of te illustreren of van een herhaling van wat een docent zojuist in net iets andere woorden formuleerde. Voorbeelden en herhalingen zijn handig om bij jezelf na te gaan of je de hoofdzaak inderdaad begrijpt. Maar je kunt er meestal net iets meer ontspannen naar luisteren. Wees er steeds alert op dat docenten in het college meestal veel hints geven over de status van datgene wat ze vertellen. Ze geven aan of ze iets belangrijk vinden of bijzaak, of je iets echt moet onthouden of dat het slechts een uitstapje betreft. Probeer extra alert te worden op dit soort signaalzinnen en signaalwoorden. Wees ook extra alert op signaalwoorden waarmee de docent in zijn of haar betoog aangeeft hoe de informatie die hij/zij gaat geven zich verhoudt tot wat zojuist is verteld (daarom, dus, namelijk, in tegenstelling tot, daartegenover, etcetera). Last but not least: het is niet alleen belangrijk om hoofdzaken in een mondeling betoog te herkennen, maar vooral om ze zo goed mogelijk te begrijpen. Neem in een hoorcollege de tijd om de informatie tot je te laten doordringen, mee te denken, en om steeds voor jezelf te bepalen: Begrijp ik wat er wordt gezegd? Zou ik het zelf kunnen reproduceren? Om het betoog tot je te laten doordringen en te begrijpen moet je flink wat aantekeningen maken, maar ook weer niet teveel. Aantekeningen maken Het maken van aantekeningen bij hoorcolleges is nuttig om na afloop de hoofdzaken van het college nog eens te kunnen nalezen en te verwerken, maar minstens evenzeer om te zorgen dat je juist tijdens het hoorcollege de aangeboden kennis en inzichten zo actief mogelijk tot je neemt. Een optimale opname en verwerking van kennis en inzichten komt pas tot stand wanneer je tijdens het college de juiste balans vindt tussen actief luisteren, begrijpen en meedenken enerzijds en je anderzijds inspant om de gedachtegang en kernpunten van het betoog ter plekke schriftelijk te reproduceren. In de praktijk betekent dit dat de aantekeningen die je van hoorcolleges maakt altijd het midden moeten houden tussen het bijna woordelijk opschrijven van wat er wordt gezegd en het noteren van louter steekwoorden. Het eerste is fysiek bijna onmogelijk voor wie geen steno kent, maar het leidt dikwijls ook tot slecht luisteren en daardoor meestal tot slecht begrip. Je luistert dan niet zozeer om mee te denken en na te gaan of je begrijpt wat er gezegd wordt, maar slechts om de zinnen te verstaan zodat je ze op kunt schrijven. Dit betekent dat je na het hoorcollege en vooral vlak voor de toets veel extra tijd verliest om na gaan of je eigenlijk wel begrijpt wat je eerder hebt opgeschreven. Wanneer je daarentegen louter steekwoorden noteert, laat je tijdens het college de kans onbenut om de stof actief te verwerken en verlies je na het hoorcollege en vlak voor de toets veel tijd om op te zoeken naar welke gedachtegang en argumenten al die losse steekwoorden verwijzen. Het zal duidelijk zijn dat het weinig zin heeft om je tijdens een hoorcollege te beperken tot het overschrijven van de powerpointpresentatie. Meestal plaatst de docent deze na het college zelfs op WebCT.

25

Hoe je precies een zinvolle balans vindt tussen het maken van teveel en te weinig aantekeningen, ligt voor iedere student anders. Je zult door middel van trial and error voor jezelf moeten uitvinden waar precies voor jou de meest effectieve balans ligt. Het spreekt voor zich dat je altijd aantekeningen maakt van de bovengenoemde hoofdzaken: belangrijke begrippen, definities en omschrijvingen, kenmerken en eigenschappen, categorien, redenen, oorzaken en gevolgen, theoretische uitgangspunten, argumenten en tegenargumenten, relevantie, alsook: belangrijke namen, belangrijke titels, geografische afbakeningen en belangrijke jaartallen. Hoe uitgebreid je dit alles noteert is aan jou. Als je maar zorgt dat je de hoofdzaken begrijpt en later zelfstandig kunt reproduceren. Het is uiteraard niet nodig om de gebruikte voorbeelden uitvoerig te beschrijven. Wel is het handig om de voorbeelden in steekwoorden zodanig te noteren, dat je in een later stadium zelf een voorbeeld bij de hand hebt om de kerngedachte die de docent met dit voorbeeld probeerde te illustreren uit te leggen. Stem je aantekeningen af op de literatuur die je hebt voorbereid. Wanneer de docent stof bespreekt die je al gelezen en begrepen hebt, kunnen je aantekeningen beperkt zijn. Je kunt je dan beter concentreren op de bespreking van de docent: door zorgvuldig te luisteren ben je eigenlijk al voor een tweede keer aan het leren. Wanneer de docent stof bespreekt waar je bij je voorbereiding al vragen over had, moet je natuurlijk extra opletten. Kijk of je de uitleg van de docent verhelderend vindt. Is dit het geval, schrijf deze uitleg dan op en maak in je aantekeningen een korte verwijzing naar de passage in de literatuur waar dezelfde stof besproken wordt. Thuis kun je dan beide nog eens rustig nalezen en met behulp van de uitleg van de docent nagaan of je dit onderdeel nu wel begrijpt. Wees ten slotte extra alert wanneer je herkent dat de docent stof bespreekt die niet in de literatuur aan de orde kwam. Is deze informatie belangrijk? Zo ja, leg deze informatie dan zo goed mogelijk vast: je kunt het straaks nergens anders meer terugvinden. Mocht je onverhoopt een keer een hoorcollege missen, zorg dan dat je van iemand aantekeningen overneemt waarvan je weet dat ze goed in elkaar zitten. Het is al moeilijk genoeg om met iemand anders zijn of haar aantekeningen te moeten werken. Vragen stellen en opmerkingen maken Vragen houden een hoorcollege levendig. Bijna iedere docent waardeert het zeer wanneer hij of zij niet twee uur slechts naar de eigen stem hoeft te luisteren. Vragen zijn ook stimulerend voor een docent; deze kunnen hem of haar op nieuwe ideen brengen of tot een andere uitleg dwingen. Geneer je daarom nooit om vragen te stellen. Maak echter wel onderscheid tussen welke vraag op welk moment gepast is. Meestal vraagt een docent aan het begin van het hoorcollege of er nog vragen zijn. Dit is het moment om de vragen die je hebt over het voorgaande hoorcollege te stellen. Als de docent expliciet vraagt of er nog vragen zijn over de stof die gelezen moest worden, is dit het moment om de vragen die je in je voorbereiding hebt genoteerd te stellen. Is dit niet het geval dan kun je wachten tot de betreffende stof in het college aan de orde komt. Vraag een docent iets opnieuw uit te leggen wanneer het je tijdens de uitleg niet helder is. De docent zal proberen in andere bewoordingen de stof te verhelderen. Wanneer iets onduidelijk blijft, kan het zinnig zijn om in de pauze of na een college even op de docent af te stappen en in alle rust nogmaals om uitleg te vragen. Een andere optie is een bezoek aan het spreekuur van de docent. Je hebt dan meer tijd om je vraag/vragen voor te leggen. Vragen stel je niet alleen als je iets niet begrijpt. Soms vraag je jezelf iets af naar aanleiding van de stof; je filosofeert door op wat er is gezegd, of je hebt je vraagtekens bij wat er gezegd is, of je hebt er wellicht kritiek op. Probeer jezelf af te vragen of het een geschikt moment is om je idee of bedenking direct te

26

uiten, of dat het beter is om met deze vraag te wachten tot het pauze is (schrijf in dit laatste geval je vraag op zodat je deze niet vergeet). Wanneer een vraag te ver afdwaalt van het betoog van de docent, of dit verstoort, verdient het de voorkeur te wachten. Wanneer je vraag of opmerking een belangrijke bijdrage is aan het betoog en ook voor medestudenten van waarde is het natuurlijk zinnig om je mond open te doen. Aantekeningen uitwerken Het uitwerken van aantekeningen van hoorcolleges vinden velen een vervelende klus. Het scheelt in een later stadium echter vaak klauwen met tijd. Wat zo logisch leek toen je het opschreef, kan je een dag later als totale geheimtaal voorkomen. Door je aantekeningen door te nemen, controleer je of je de stof echt begrepen hebt of niet. Dingen die ook bij nalezen onduidelijk blijven, kun je met medestudenten bespreken of tijdens het volgende college aan de docent vragen. Ook een aan de cursus verbonden werkcollege kan hier een goede plek voor zijn. Ga na of de structuur van je aantekeningen ook de structuur uit het hoorcollege weerspiegelt. Kun je aan de hand van je aantekeningen nagaan wat de stappen zijn geweest die de docent in zijn of haar betoog heeft gezet? Kun je uit je eigen aantekeningen opmaken wat hoofdzaak is en wat illustratief? Als die structuur nog niet helder is, maak die dan alsnog helder door dingen aan je aantekeningen toe te voegen of door te halen, te onderstrepen of te markeren. Sommigen vinden het prettig om hun aantekeningen opnieuw in het net te maken of in de computer in te voeren. Zo stroomlijnen zij hun aantekeningen en leren zij reeds automatisch de stof. Zorg dat je na ieder college controleert of je aantekeningen voor jou duidelijk zijn. Als je er vlak voor je toets achter komt dat dit niet het geval is, is het vaak te laat om de achterstand in te halen.

27

3.2 Effectief participeren in werkcolleges De functie van werkcolleges Tegenover de massaliteit van het hoorcollege staat de relatieve kleinschaligheid van het werkcollege. Een werkcollege is een bijeenkomst van een groep van maximaal 25 studenten onder leiding van een docent. In een hoorcollege is de docent verantwoordelijk voor de structuur, de inhoud en de diepgang van de informatie-overdracht. In een werkcollege bepaalt de docent weliswaar de structuur van het college, maar zijn de studenten in hoge mate verantwoordelijk voor de inhoud en de diepgang. Een werkcollege heeft, vaak naar aanleiding van opdrachten en discussie-onderwerpen, veel meer het karakter van een gesprek tussen de studenten, waarbij de werkgroepdocent sturend optreedt. Juist in die actieve participatie van studenten schuilt de didactische meerwaarde van deze onderwijsvorm. Een werkcollege is vaak opgebouwd rond opdrachten die iedereen heeft moeten voorbereiden. Deze opdrachten zijn er vaak op gericht de stof van het hoorcollege te verwerken en te verdiepen. Die verdieping krijgt vooral vorm in het leren omgaan met de stof. Het leren hanteren van de begrippen, de concepten, de denkwijzen, methoden en terminologie, het toepassen van de stof. Door de nadruk op de toepassing van kennis en inzichten hebben werkcolleges ook een duidelijke functie in de training van academische vaardigheden: mondelinge spreekvaardigheid, presentatie-vaardigheid, schrijfvaardigheid etcetera. Het bespreken en evalueren van de opdrachten aan de hand van vaak gezamenlijk opgestelde criteria neemt tijdens het werkcollege een belangrijke plaats in. Dit betekent in de praktijk ook dat je oefent met het geven van feedback op het werk van je medestudenten. Juist door het kritisch evalueren van het werk van anderen leer je ook je eigen werk scherper te beoordelen. Tijdens het werkcollege zul je geregeld in groepjes opdrachten moeten beoordelen en voorbereiden. Op dat moment train je ook je vaardigheden in constructief samenwerken. Het werkcollege biedt een geschikt moment om nog eens in te gaan op elementen uit de stof die in het hoorcollege aan de orde zijn gekomen, maar die voor jou toch nog wat verduidelijking behoeven. Je kunt dus je vragen over de hoorcollegestof in het werkcollege aan de orde stellen. Het werkcollege is ten slotte d plek bij uitstek waar ruimte is voor je eigen ideen, meningen, opvattingen en inzichten. Het werkcollege heeft tot functie om een uitwisseling van ideen en discussie te stimuleren. Het is aan jou zelf of die discussie ook echt op gang komt. Voorbereiding Het zal duidelijk zijn dat een werkcollege waarin je eigen inbreng zozeer centraal staat weinig zin heeft als je af en toe niet komt opdagen. De meeste werkcolleges kennen een aanwezigheidsplicht. Slechts onder zwaarwegende omstandigheden is het toegestaan om werkcolleges te missen. Afwezigheid zonder overtuigende reden leidt doorgaans tot aftrek van cursuspunten en in het ergste geval tot uitsluiting van de cursus. Minstens even vanzelfsprekend is het dat een werkcollege alleen slaagt als je de opdrachten en de stof gedegen voorbereidt. Het kan verleidelijk zijn om voor werkcolleges alleen die opdracht of dat deel van de stof voor te bereiden die jij en/of jouw groepje moeten presenteren. Doe dat niet, want als je de stof waar anderen zich op moeten richten niet goed voorbereidt, dan is het moeilijk om hen goede feedback te geven en kritische vragen te stellen. Jouw kritische feedback is voor je medestudenten van groot belang om zichzelf te kunnen verbeteren. Jij zelf verwacht van anderen immers ook dat ze zich in jouw presentatie verdiepen. Door de gehele stof voor te bereiden, plaats je de stof die jij moet presenteren bovendien in een bredere context. Dit geeft je de mogelijkheid hiernaar te

28

verwijzen, dwarsverbanden of tegenstellingen aan te tonen en je eigen presentatie hiermee meer diepgang te geven. Ga voor het werkcollege altijd even voor jezelf na of je vragen hebt bij de literatuur of de opdrachten, en noteer eventuele discussiepunten die je in het werkcollege aan de orde kunt stellen. Actief participeren Het succes van een werkcollege valt of staat met de actieve inzet van alle studenten. De basis daarvan ligt bij een goede voorbereiding, maar in het werkcollege draag je daaraan bij door in de eerste plaats te zorgen dat er nooit een lange stilte valt wanneer de docent een vraag in de groep gooit. Ontwikkel de durf om het voortouw te nemen, ook al ben je er nooit helemaal zeker van dat je het bij het rechte eind hebt. Aarzel nooit om te reageren op opmerkingen van medestudenten. Ondersteun hun standpunt, werp een tegenargument op, geef een mogelijke tip of stel een kritische vraag. Werp je vragen over de te bestuderen literatuur en de hoorcolleges in de groep en denk mee over de vragen van medestudenten. Natuurlijk participeert niet iedereen op dezelfde manier in het college. Er zullen studenten zijn die automatisch het voortouw nemen en studenten die zich wat meer op de achtergrond plaatsen. Dit laatste hoeft niet per definitie te betekenen dat een student niet betrokken is of zich niet heeft voorbereid. Ook een stille student kan genteresseerd luisteren en vragen hebben. Ben je een stille student, dan moet je je wel realiseren dat je behalve op de schriftelijke opdrachten, vaak mede beoordeeld wordt op je bijdrage aan het werkcollege. Wanneer je nooit je mond opendoet, kun je ook niet laten merken dat je interessante ideen hebt, belangrijke vragen of opmerkingen hebt. Stimuleer jezelf om af en toe van je te laten horen. Het kan helpen om van tevoren een aantal opmerkingen of vragen al op te schrijven. Ben je juist een student die altijd het hoogste woord voert, vraag je zelf dan regelmatig kritisch af of je andere mensen ook genoeg de ruimte geeft om hun opmerkingen kwijt te kunnen. Aantekeningen maken Bij werkcolleges maak je op een andere manier aantekeningen dan bij hoorcolleges. Hoorcolleges volgen een vooropgezet plan. Je luistert naar een verhaal met een duidelijke structuur en opbouw en probeert in je aantekeningen de rode lijn vast te leggen. Bij werkcolleges is die vooropgestelde rode lijn minder duidelijk aanwezig. Je aantekeningen dragen hier meer het karakter van notities. Wanneer de docent in het werkcollege toelichting geeft op de te maken opdrachten, dan zullen je aantekeningen vooral van praktische aard zijn: aan welke randvoorwaarden moet de opdracht voldoen, welke beoordelingscriteria moet ik in de gaten houden, wat voor tips krijg ik van de docent mee? Wanneer in het werkcollege klassikaal opdrachten worden besproken, noteer je vooral zaken als: wat heb ik goed, wat heb ik fout, wat dragen de docent en medestudenten aan ter verbetering? Ook wanneer presentaties van medestudenten worden nabesproken, is het nuttig om de belangrijkste kritische punten te noteren. Daar kun je een volgende keer je voordeel mee doen. Wanneer in het werkcollege moeilijke onderdelen van de stof opnieuw worden toegelicht of uitgediept noteer je deze uitleg zoals je in een hoorcollege zou doen. Als er tijdens werkgroepen discussies plaatsvinden over een bepaald onderwerp of vraag is het niet nodig die discussie zo precies mogelijk te noteren. Dat zit jouw actieve deelname aan die discussie alleen maar in de weg. Beter is het om interessante opmerkingen en inspirerende visies kort te noteren. Dat kan je bij het nalezen prikkelen om zelf nog eens op het onderwerp verder door te denken.

29

Hoofdstuk 4. Schrijven van korte academische teksten (150-300 woorden) Inleiding Al vanaf de eerste weken van je studie zul je regelmatig korte academische teksten schrijven waarin je in 150 tot 300 woorden een goed gestructureerd, helder geformuleerd en overtuigend antwoord moet geven op een opgegeven vraag. Het betreft nu eens opdrachten die je thuis kunt voorbereiden, dan weer tentamenvragen die je ter plekke moet beantwoorden. Het kan hierbij om verschillende soorten academische teksten gaan: 1. Informatieve teksten, waarin je kerngedachten van een wetenschappelijke tekst samenvat. 2. Informatieve/betogende teksten, waarin je kerngedachten van meerdere wetenschappelijke teksten samenvat en met elkaar in verband brengt. 3. Betogende teksten waarin je kerngedachten van n of meer wetenschappelijke teksten gebruikt om een eigen standpunt te onderbouwen. 4. Betogende teksten, waarin je aan de hand van begrippen en theoretische inzichten uit de literatuur n of meer aspecten van een bepaalde audiovisuele bron of een theatervoorstelling beschrijft en interpreteert. Op de middelbare school heb je de belangrijkste technieken van het schrijven van zakelijke teksten al uitvoerig geleerd en getraind. Aan de hand van het hieronder beschreven stappenplan kun je je eigen schrijfvaardigheden verder aanscherpen en verdiepen. Lees de volgende paginas door en gebruik de aanwijzingen om bewust te worden hoe je zelf doorgaans bij het schrijven van teksten te werk gaat en om ideen op te doen hoe je de kwaliteit van je teksten door een systematische aanpak kunt verbeteren. In de praktijk zul je niet altijd tijd of zin hebben om dit stappenplan bij het schrijven van je eigen teksten punt voor punt te volgen. Streef er dan in elk geval naar om dit af en toe wl te doen of besteed eens extra aandacht aan een bepaalde aanwijzing die je nuttig lijkt. Je zult zien dat je teksten daardoor snel aan kwaliteit zullen winnen en je een zeker gemak in het schrijven zult ontwikkelen. 4.1 Structureren en informatie verzamelen Een gedegen voorbereiding en ordening van je materiaal is - zlfs bij korte teksten - altijd het halve werk. Neem voordat je daadwerkelijk gaat schrijven daarom voldoende tijd (15 minuten?) om stil te staan bij wat er precies van je verwacht wordt, welke elementen je in je tekst moet verwerken en in welke volgorde je dat het beste kunt doen. Logischerwijs volg je hierbij de onderstaande stappen. Stel de verwachte tekstsoort vast, evenals de beoordelingscriteria Lees de opgegeven vraag en stel allereerst vast: Wat is dit voor soort vraag? Wat voor soort tekst (informatief, betogend etc.) wordt er op basis van deze vraag van mij verwacht? Welk doel moet ik in mijn tekst nastreven? Wat zijn de criteria op basis waarvan de tekst wordt beoordeeld? We geven enkele voorbeelden uit cursussen van de opleiding TFT (eerste jaar, blok 1):

30

1. Leg uit welk onderscheid Kazanskij maakt tussen de positie van de acteur in de film en de positie van de acteur in het theater. Licht deze verschillen toe door te verwijzen naar de eigenheid van het theater en de film als medium. Deze vraag vereist een bondige informatieve tekst waarin je de gedachtegang van een auteur (c.q. een tekst) zo duidelijk mogelijk reproduceert. De belangrijkste criteria voor de kwaliteit van jouw tekst zijn: 1. inzicht tonen in een abstracte of complexe gedachtegang van een auteur (eigenlijk grotendeels: leesvaardigheid tonen), 2. de analytische vaardigheid tonen om daarin bepaalde aspecten te onderscheiden (ana-lyse betekent letterlijk: uit elkaar trekken) en deze bijvoorbeeld te gebruiken voor een toelichting, 3. de schrijfvaardigheid tonen om je bevindingen kernachtig, goed gestructureerd, in heldere formuleringen en met voldoende toelichting aan een genteresseerde lezer overdragen.

2. Lindsay probeerde in 1915 al films in te delen in genres. Wat is het verschil met de indeling die Bordwell maakt? Deze vraag vereist een meer betogende tekst waarin je de gedachtegangen van twee auteurs (c.q. teksten) met elkaar vergelijkt. De belangrijkste criteria voor de kwaliteit van jouw tekst zijn: 1. inzicht tonen in de gedachtegang van beide auteurs (=ook leesvaardigheid), 2. de analytische vaardigheid tonen om zelfstandig overeenkomsten, verschillen en andere verbanden te leggen (=analytisch inzicht), 3. de schrijfvaardigheid tonen om deze kernachtig, goed gestructureerd, in heldere formuleringen en met voldoende toelichting aan een genteresseerde lezer overdragen.

3. Eens of oneens. De Hollywoodfilm is beter in staat om een illusie van een absolute wereld op te roepen dan het theater. Beargumenteer je keuze en bespreek daarin de kenmerken van een absolute (dramatisch verbeelde) werkelijkheid. Deze opdracht vereist een betogende tekst waarin je een persoonlijke stellingname presenteert in een bepaald wetenschappelijk debat en de lezer van jouw stellingname weet te overtuigen op grond van een systematische behandeling van voor- en tegenargumenten uit de wetenschappelijke literatuur en/of andere argumenten. De belangrijkste criteria voor de kwaliteit van jouw tekst zijn: 1. inzicht tonen in de ge